Basisstudies 4 - RhemaprintDe tekenen en wonderen die Jezus deed, vormden een concrete bevestiging...

39

Transcript of Basisstudies 4 - RhemaprintDe tekenen en wonderen die Jezus deed, vormden een concrete bevestiging...

Basisstudies 4Peter Bronsveld

• Het Koninkrijk Gods• Wonderen en tekenen• Handoplegging• Wereldsgezindheid• De gave van het geven• Voorbede

WWW.RHEMAPRINT.NL

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

Bronsveld, Peter

Basisstudies / Peter BronsveldGorinchem: Kracht van Omhoog4: Het Koninkrijk Gods, wonderen en tekenen, handoplegging, wereldsgezindheid,de gave van het geven, voorbedeMet lit.opg.ISBN 90-6261-524-4SISO 255 UDC 242Trefw.: geloofsleven.

het koninkrijk GodsWie moeite doet om na te gaan wat deboodschap is geweest, die de evangelie-verkondigers van het NieuweTestament gebracht hebben, ontdektonmiddellijk één ding: zij brachten deboodschap van het ‘Koninkrijk Gods’.

Jezus en het KoninkrijkDe Meester zelf koos voor zijnverkondiging de komst van hetKoninkrijk als zijn voornaamsteonderwerp:• ‘En nadat Johannes was

overgeleverd, ging Jezus naarGalilea om het evangelie Gods teprediken, (en Hij zeide): De tijd isvervuld en het Koninkrijk Gods isnabijgekomen. Bekeert u en geloofthet evangelie’ (Marcus 1:14 en 15).

In feite deed Jezus niet anders dan deboodschap van het Koninkrijk Godsprediken, gedurende de drie jaren datHij rondreisde in het gehele land Israël:• ‘Ook aan de andere steden moet Ik

het evangelie van het KoninkrijkGods verkondigen, want daartoeben Ik uitgezonden’ (Lucas 4:43).

Toen Jezus na zijn opstandingregelmatig aan zijn discipelenverscheen, vormde opnieuw hetKoninkrijk Gods het belangrijkstethema van hun gesprekken:• ‘....aan wie Hij Zich ook na zijn

lijden met vele kentekenen levendheeft vertoond, veertig dagen langhun verschijnende en tot hensprekende over al wat hetKoninkrijk Gods betreft’(Handelingen 1:3).

De eerste christenen en hetKoninkrijkGeen wonder, dat de ‘prediking van hetKoninkrijk Gods’ in de tijd van deeerste gemeente, de belangrijksteopdracht van Jezus' volgelingenvormde. Zo predikte een evangelist alsFilippus dezelfde boodschap:• ‘Toen zij echter geloof schonken

aan Filippus, die het evangelie vanhet Koninkrijk Gods en van denaam van Jezus Christus predikte,heten zij zich dopen, zowel mannenals vrouwen’ (Handelingen 8:12).

Ook een apostel als Paulus koos zich‘de prediking van het Koninkrijk’ alsbelangrijkste opdracht voor zijnbediening - tot aan het einde van zijnloopbaan toe. Op zijn laatste‘zendingsreis’ nam hij afscheid van degemeenten die hij stichtte met dewoorden:• ‘En nu, zie, ik weet, dat gij allen,

onder wie ik rondgereisd heb metde prediking van het Koninkrijk,mijn aangezicht niet meer zien zult’(Handelingen 20:25).

De aard van het KoninkrijkSpreken we van het Koninkrijk Gods,dan is het niet moeilijk te beseffen wiede Koning van dit rijk is: God zelf,

samen met zijn Zoon, wie alle machtgegeven werd in hemel en op aarde. Zoherkende de apostel Johannes in eenvisioen Jezus als zijn Koning:• ‘En Hij heeft op zijn kleed en op

zijn dij geschreven de naam:Koning der koningen en Here derheren’ (Openbaring 19:16).

Jezus zelf is de Koning in ditKoninkrijk Gods. Geen Koning echterzonder troon, van waar hij zijnheerschappij uitoefent. Ook KoningJezus beschikt over een troon. Hij namdeze in bij zijn ‘Hemelvaart’:• ‘Nu Hij dan door de rechterhand

Gods verhoogd is en de belofte desHeiligen Geestes van de Vaderontvangen heeft, heeft Hij dituitgestort, wat gij en ziet en hoort.Want David is niet opgevaren naarde hemelen, maar hij zegt zelf: DeHere heeft gezegd tot mijn Here:Zet U aan mijn rechterhand, totdatIk uw vijanden gemaakt heb tot eenvoetbank voor uw voeten’(Handelingen 2:33-35).

De troon van David waarop Jezus Zichzette, bevindt zich in de hemel; het isde troon van God zelf! Jezus' troon isniet van deze wereld, zoals ook zijnKoninkrijk niet van deze wereld is. Van

deze bovenaardse dimensie van GodsKoninkrijk getuigde Jezus al eerdertegenover zijn rechter Pilatus:• ‘Pilatus dan keerde terug in het

gerechtsgebouw en riep Jezus enzeide tot Hem: Zijt Gij de Koningder joden? Jezus antwoordde: MijnKoninkrijk is niet van deze wereld;indien mijn Koninkrijk van dezewereld geweest was, zouden mijndienaars gestreden hebben, opdatik niet aan de joden zou wordenovergeleverd; nu echter is mijnKoninkrijk niet van hier’ (Johannes18:33 en 36).

Het Koninkrijk dat Jezus en zijnvolgelingen verkondigden, was nietpolitiek of nationaal maar geestelijkvan aard:• ‘En op de vraag der Farizeeën,

wanneer het Koninkrijk Godskomen zou, antwoordde Hij hun enzeide: Het Koninkrijk Gods komtniet zo, dat het te berekenen is; ookzal men niet zeggen: zie, hier is hetof daar! Want zie, het KoninkrijkGods is bij u’ (Lucas 17:20 en 21).

De tekenen van het KoninkrijkGods Koninkrijk is geestelijk van aard.De komst van het Koninkrijk Gods isdan ook niet in de zichtbare wereld

waar te nemen. Het wordt gevestigd inde onzienlijke wereld, wanneer Jezusdaar zijn heerschappij uitoefent. Maarhet valt wel te herkennen aan hetgeenGods heerschappij in mensenlevenspraktisch uitwerkt. Jezus getuigdedaarvan:• ‘Indien Ik door de Geest Gods de

boze geesten uitdrijf, dan is hetKoninkrijk Gods over u gekomen’(Matteüs 12:28).

Als Johannes de Doper zich afvraagt ofde boodschap van de komst van GodsKoninkrijk wel in Jezus is vervuld, danwijst de Heer hem op de uitwerkingvan zijn prediking in levens vanmensen:• ‘En Jezus antwoordde en zeide tot

hen: Gaat heen en boodschaptJohannes wat gij hoort en ziet:blinden worden ziende en lammenwandelen, melaatsen wordengereinigd en doven horen en dodenworden opgewekt en armenontvangen het evangelie' (Matteüs11:4 en 5).

Later zou ook de apostel Petrus wijzenop de uitwerking van Jezus'verkondiging als Gods Gezalfde. DoorJezus' bediening vestigde God zijnKoninkrijk.

‘God heeft Hem met de Heilige Geesten met kracht gezalfd. Hij isrondgegaan, weldoende en genezendeallen, die door de duivel overweldigdwaren; want God was met Hem’(Handelingen 10:38).

Bevrijd voor het KoninkrijkDe heerschappij die God door middelvan zijn Koninkrijk uitoefent, wordtopenbaar waar de macht van devijanden van dit Koninkrijk - satan enzijn engelen - wordt verbroken. Zemanifesteert zich ook waar mensenbevrijd worden en zich vrijwillig onderGods heerschappij voegen. GeenKoninkrijk immers zonder onderdanen:• ‘Hij heeft ons verlost uit de macht

der duisternis en overgebracht inhet Koninkrijk van de Zoon zijnerliefde’ (Kolossenzen 1:13).

Geboren in het KoninkrijkOm onderdaan in Gods Koninkrijk tekunnen zijn, moet men daar (geestelijk)in geboren worden. Door bekering engeloof geeft de mens God gelegenheidhem innerlijk tot leven te wekken,zodat hij zich Gods heerschappijbewust kan worden, en een plaats inzijn rijk mag innemen.• ‘Ons (heeft Hij), hoewel wij dood

waren door de overtredingen mede

levend gemaakt met Christus, enheeft ons mede opgewekt en onsmede een plaats gegeven in dehemelse gewesten in ChristusJezus’ (Efeziërs 2:5 en 6).

Wie zich tot God keert, mag een totalelevensverandering ondergaan, waardoorGods Koninkrijk realiteit voor hemwordt:• ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u,

tenzij iemand wederom geborenwordt, kan hij het Koninkrijk Godsniet zien. Voorwaar, voorwaar, Ikzeg u, tenzij iemand geboren wordtuit water en Geest, kan hij hetKoninkrijk Gods niet binnengaan’(Johannes 3:3 en 5).

Het volk van het KoninkrijkWie door de wedergeboorte deel gaatuitmaken van Gods Koninkrijk, zalontdekken dat hij in dat rijk niet deenige onderdaan is - samen metanderen vormt hij het volk van deKoning:• ‘Gij zijt waardig de boekrol te

nemen en haar zegels te openen;want Gij zijt geslacht en Gij hebthen voor God gekocht met uwbloed, uit elke stam en taal en volken natie; en Gij hebt hen voor onzeGod gemaakt tot een koninkrijk en

tot priesters, en zij zullen alskoningen heersen op de aarde’(Openbaring 5:9 en 10).

Als onderdanen van Gods Koninkrijkzullen Gods kinderen zich dan ookbewust moeten zijn van degezamenlijke taak die zij in dat rijkvervullen. Individualisme is ditKoninkrijk vreemd:• ‘....en Hij heeft ons tot een

koninkrijk, tot priesters voor zijnGod en Vader gemaakt’(Openbaring 1:6).

Kennis van het KoninkrijkWie door de wedergeboorte de realiteitvan Gods Koninkrijk is gaan zien enervaren, mag nu ook rekenen opgeestelijk inzicht in de wetten die voorhet leven onder Gods heerschappij vankracht zijn. God wil hem de nodigegeestelijke wijsheid en kennisschenken, waarmee hij als waardigonderdaan van dat rijk kan leven:• ‘En de discipelen kwamen en

zeiden tot Hem: Waarom spreektGij tot hen in gelijkenissen? Hijantwoordde hun en zeide: Omdathet u gegeven is de geheimenissenvan het Koninkrijk der hemelen tekennen, maar hun is dat nietgegeven’ (Matteüs 13:10 en 11).

• ‘Daarom is iedere schriftgeleerde,die een discipel geworden is vanhet Koninkrijk der hemelen, gelijkaan een heer des huizes, die uit zijnvoorraad nieuwe en oude dingentevoorschijn brengt’ (Matteüs13:52).

De kracht van het KoninkrijkHoewel het Koninkrijk van God zichniet in uiterlijke zaken manifesteert, ishet toch aanwezig met een geestelijkevitaliteit die steeds verder in dezewereld doorwerkt:• ‘Sinds de dagen van Johannes de

Doper tot nu toe breekt hetKoninkrijk der hemelen zich baanmet geweld en geweldenaarsgrijpen ernaar’ (Matteüs 11:12).

• ‘Het Koninkrijk Gods bestaat nietin eten en drinken, maar inrechtvaardigheid, vrede enblijdschap, door de Heilige Geest’(Romeinen 14:17).

Verdrukking om het KoninkrijkWaar God met zijn Koninkrijk doormiddel van zijn kinderen in dezewereld het rijk van satan isbinnengedrongen om dit terneer tewerpen en zijn heerschappij tevestigen, lijden Gods dienstknechten

vaak verdrukkingen terwille van datKoninkrijk:• ‘....zodat wij zelf over u roemen bij

de gemeenten Gods, vanwege uwvolharding en uw geloof onder al

uw vervolgingen en deverdrukkingen, die gij doorstaat: eenbewijs van het rechtvaardige oordeelGods, dat gij het Koninkrijk Godswaardig geacht zijt, voor hetwelk gijook lijdt’ (2 Tessalonicenzen 1:4 en5).

De overwinning van het KoninkrijkUiteindelijk echter zal de aanwezigheidvan Gods Koninkrijk in deze wereldzegevieren, en zullen zijn onderdanenals koningen met Hem heersen:• ‘Of weet gij niet, dat de heiligen de

wereld zullen oordelen? Weet gijniet, dat wij over engelen oordelenzullen?’ (1 Korintiërs 6:2 en 3).

• ‘Indien wij volharden, zullen wijook met Hem als koningen heersen’(2 Timoteüs 2:12).

wonderen en tekenenDe komst van het KoninkrijkWaarom wonderen en tekenen? Zijvormen even zovele bewijzen voor dekomst van het Koninkrijk Gods. Zosprak Jezus van de bevrijding vanbezetenen:• ‘Indien Ik door de Geest Gods de

boze geesten uitdrijf, dan is hetKoninkrijk Gods over u gekomen’(Matteüs 12:28).

De tekenen en wonderen die Jezusdeed, vormden een concretebevestiging van het evangelie dat Hijpredikte. Toen volgelingen vanJohannes de Doper bij Hem kwamenmet de vraag of Hij de verwachteMessias was, wees Hij op wonderen entekenen:

• ‘Gaat heen en boodschapt Johanneswat gij gezien en gehoord hebt:Blinden worden ziende, lammenwandelen, melaatsen wordengereinigd en doven horen, dodenworden opgewekt, armenontvangen het evangelie’ (Lucas7:22).

MedewerkersReeds tijdens zijn eigen bedieningmaakte Jezus zijn volgelingen duidelijkdat ook zij, net als Hij, bij deverkondiging van het evangeliewonderen en tekenen zouden mogenverwachten:• ‘Toen riep Hij de twaalven samen

en gaf hun macht en gezag over alleboze geesten en om zieken tegenezen. En Hij zond hen uit om

het Koninkrijk Gods te verkondigenen genezingen te doen’ (Lucas9:1,2).

Het verrichten van wonderen entekenen werd niet tot de twaalfapostelen beperkt, ook anderen werdengeroepen om Jezus' medewerkers tezijn:• ‘Daarna wees de Here nog

tweeënzeventig aan en Hij zond hentwee aan twee voor Zich uit naaralle steden en plaatsen, waar Hijzelf komen zou. En Hij zeide tothen: .... als gij in een stad komt,waar men u ontvangt, eet wat uwordt voorgezet, en geneest dezieken, die er zijn, en zegt tot hen:Het Koninkrijk Gods is nabij ugekomen... En de tweeënzeventigzijn teruggekeerd met blijdschap enzeiden: Here, ook de boze geestenonderwerpen zich aan ons in uwnaam’ (Lucas 10:1,2,8,9,17).

Opdracht aan alle gelovigenWonderen en tekenen zouden ook deelmogen uitmaken van de beleving van alGods kinderen:• ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie

in Mij gelooft, de werken, die Ikdoe, zal hij ook doen, en grotere

nog dan deze, want ik ga tot deVader’ (Johannes 14:12).

• ‘Als tekenen zullen deze dingen degelovigen volgen: in mijn naamzullen zij boze geesten uitdrijven,in nieuwe tongen zullen zij spreken,slangen zullen zij opnemen, enzelfs indien zij iets dodelijksdrinken, zal het hun geen schadedoen; op zieken zullen zij dehanden leggen en zij zullen genezenworden’ (Marcus 16,17,18).

De eerste christenenDe ervaring van de eerste christenenkwam volkomen overeen met hetgeenJezus gezegd had over de tekenen diezij zouden doen:• ‘Doch zij gingen heen en predikten

overal, terwijl de Here medewerkteen het woord bevestigde door detekenen, die erop volgden’ (Marcus16:20).

Ook de apostel Paulus onderkende hetbelang van wonderen en tekenen in zijnbediening:• ‘Ik zal het niet wagen van iets

anders te spreken dan van hetgeenChristus door mij bewerkt heeft,om heidenen tot gehoorzaamheid tebrengen door woord en daad, doorkracht van tekenen en wonderen,

door de kracht desGeestes’(Romeinen 15:18,19).

• ‘Ook ben ik, toen ik tot u kwam,broeders, niet met schittering vanwoorden of wijsheid u hetgetuigenis van God komen brengen.Want ik had niet besloten iets teweten onder u, dan Jezus Christusen die gekruisigd. Ook kwam ik inzwakheid, met veel vrezen enbeven tot u; mijn spreken en mijnprediking kwam ook niet metmeeslepende woorden vanwijsheid, maar met betoon vangeest en kracht’ (1 Korintiërs 2:1-4).

Wonderen en tekenen vormden onderde eerste christenen een goddelijkebevestiging van de waarheid van hetevangelie:• ‘Hoe zullen wij dan ontkomen,

indien wij geen ernst maken metzulk een heil, dat allereerstverkondigd is door de Here, en doorhen, die het gehoord hebben, opbetrouwbare wijze ons isovergeleverd, terwijl ook Godgetuigenis daaraan geeft doortekenen en wonderen en velerleikrachten en door de Heilige Geesttoe te delen naar zijn wil’(Hebreeën 2:3,4).

Bewijs van zendingWonderen en tekenen dienen om Jezus'aanspraken op het goddelijke karaktervan zijn zending kracht bij te zetten, engeloof te wekken:• ‘Maar, opdat gij moogt weten, dat

de Zoon des mensen macht heeft opaarde zonden te vergeven - zeideHij tot de verlamde: Tot u zeg Ik,sta op, neem uw matras op en ganaar uw huis’ (Marcus 2:10,11).

• ‘Indien Ik de werken mijns Vaderniet doe, gelooft Mij niet, dochindien Ik ze doe en gij Mij toch nietgelooft, gelooft dan de werken,opdat gij weten en erkennen moogt,dat de Vader in Mij is en Ik in deVader’ (Johannes 10:37,38).

• ‘... Jezus, de Nazoreeër, een man uvan Godswege aangewezen doorkrachten, wonderen en tekenen, dieGod door Hem in uw middenverricht heeft...’ (Handelingen2:22).

Goddelijk gezagWonderen en tekenen verlenen deboodschap van het evangelie goddelijkgezag:• ‘En zij stonden versteld over zijn

leer, want Hij leerde hen alsgezaghebbende, en niet als deschriftgeleerden.... En allen werden

zeer verbaasd, zodat zij elkandervroegen, zeggende: Wat is dit? Eennieuwe leer met gezag! Ook deonreine geesten geeft Hij bevelenen zij gehoorzamen Hem!’ (Marcus1:22,27).

De eerste christenen beseften datwonderen en tekenen vrijmoedigheidscheppen voor de verkondiging:• ‘En nu, Here, let op hun dreigingen

en geef uw dienstknechten met allevrijmoedigheid uw woord tespreken, doordat Gij uw handuitstrekt tot genezing, en dattekenen en wonderen geschiedendoor de naam van uw heiligeknecht Jezus’ (Handelingen4:29,30).

• ‘En door de handen der apostelengeschiedden vele tekenen enwonderen onder hetvolk’(Handelingen 5:12).

Een levende HeerWonderen en tekenen leveren eenbewijs voor de opstanding van JezusChristus, zijn bovennatuurlijk ingrijpentoont aan dat Hij werkelijk leeft:• ‘En met grote kracht gaven de

apostelen hun getuigenis van deopstanding des Heren Jezus, en er

was grote genade over hen allen...’(Handelingen 4:33).

• ‘En de Leidsman ten leven hebt gijgedood, maar God heeft Hemopgewekt uit de doden, waarvanwij getuigen zijn. En op het geloofin zijn naam heeft zijn naam deze,die gij ziet en kent, sterk gemaakt;en het geloof door Hem heeft hemdit volkomen herstel gegeven in ualler tegenwoordigheid’(Handelingen 3:15,16).

AantrekkingskrachtWonderen en tekenen zullen mensenonder het gehoor van het evangeliebrengen, en hun harten openen:• ‘En Hem volgde een grote schare,

omdat zij de tekenen zagen, die Hijaan zieken verrichtte’ (Johannes6:2).

• ‘En toen de scharen Filippushoorden en de tekenen zagen, diehij deed, hielden zij zich eenparigaan hetgeen door hem gezegd werd.Want van velen, die onreinegeesten hadden, gingen deze onderluid geroep uit en vele verlamdenen kreupelen werden genezen’(Handelingen 8:6,7).

Jezus verheerlijktWonderen en tekenen brengen de menstot verheerlijking van de naam vanJezus:• ‘En hij greep hem bij de

rechterhand en richtte hem op, enterstond werden zijn voeten enenkels stevig, en hij sprong op enstond en liep heen en weer en hijging met hen de tempel binnen,lopende en springende en Godlovende.... De God van Abraham enIsaak en Jakob, de God onzervaderen, heeft zijn knecht Jezusverheerlijkt’ (Handelingen3:7,8,13).

• ‘.... allen verheerlijkten God omhetgeen er geschied was; want demens, aan wie dit teken dergenezing verricht was, was bovende veertig jaar’ (Handelingen4:21,22).

De gaven van de GeestWie wonderen en tekenen wil zien, zalzich voor alles open moeten stellenvoor de gaven, die Gods Geest aan elkvan zijn kinderen mee wil delen:• ‘Maar aan een ieder wordt de

openbaring van de Geest gegeventot welzijn van allen. Want aan deeen wordt door de Geest gegeven....geloof door dezelfde Geest en aan

de ander gaven van genezingendoor die ene Geest; aan de eenwerking van krachten...’ (1Korintiërs 12:7-10).

OntplooiingOok al heeft men bepaaldeGeestesgaven ontvangen, dan nog zalmen ze ook moeten leren gebruiken enontwikkelen:• ‘Veronachtzaam de gave in u niet,

die u krachtens een profetenwoordgeschonken is onder handopleggingvan de gezamenlijke oudsten.Behartig deze dingen, leef erin,opdat aan allen blijke, dat gijvooruitgaat’ (1 Timoteüs 4:14,15).

VrijheidWillen wonderen en tekenen onderGods kinderen openbaar worden, danzal er in hun bijeenkomsten een sfeervan openheid voor detegenwoordigheid van de Heer en deleiding van Gods Geest moeten zijn:• ‘De Here nu is de Geest; en waar de

Geest des Heren is, is vrijheid. Enwij allen, die met een aangezicht,waarop geen bedekking meer is, deheerlijkheid des Herenweerspiegelen, veranderen naarhetzelfde beeld van heerlijkheid tot

heerlijkheid, immers door de Here,die Geest is’ (2 Korintiërs 3:17,18).

GeloofWie wonderen en tekenen wil ervaren,zal moeten vertrouwen dat de krachtdaartoe door Gods Geest reeds inprincipe in hem aanwezig is, en datdeze bereid is op zijn gebed en geloofhet ‘onmogelijke’ mogelijk te maken:• ‘Hem nu, die blijkens de kracht,

welke in ons werkt, bij machte isoneindig veel meer te doen dan wijbidden of beseffen, Hem zij deheerlijkheid in de gemeente,(Efeziërs 3:20,21).

VrijmoedigheidHet evangelie van het Koninkrijk zalgepredikt moeten worden, vanuit eenvrijmoedig vertrouwen dat de Heerdoor tekenen en wonderen mee wilwerken:• Zij verkeerden daar dan geruime

tijd, vrijmoedig sprekende invertrouwen op de Here, diegetuigenis gaf aan het woord zijnergenade en tekenen en wonderendoor hun handen deed geschieden’(Handelingen 14:3).

• ‘Want ik schaam mij het evangelieniet; want het is een kracht Gods totbehoud’ (Romeinen 1:16).

handopleggingHandoplegging neemt in het leven vaneen jonge christen een belangrijkeplaats in. Wie een goede basis voor zijngeloofsleven wil leggen, zal moetenweten wat deze ‘handeling’ inhoudt.Handoplegging behoort bij het ‘eersteonderwijs aangaande Christus’:• ‘Laten wij daarom het eerste

onderwijs aangaande Christus latenrusten en ons richten op hetvolkomene, zonder opnieuw hetfundament te leggen van bekeringvan dode werken en van geloof inGod, van een leer van dopen en vanoplegging der handen, vanopstanding der doden en van eeneeuwig oordeel’ (Hebreeën 6:1,2).

Als men iemand de handen oplegt,maakt men zich met dit gebaar één metde persoon waarvoor men bidt.

Wanneer de handen opgelegd worden,komen in de onzienlijke wereld dekrachten van de Heilige Geest inbeweging en manifesteren zich dewetten van Gods Koninkrijk. Het isdoor deze wetten dat Gods zegen in hetleven van de gelovige werkzaam wordt:• ‘Want de wet van de Geest des

levens heeft u in Christus Jezusvrijgemaakt van de wet der zondeen des doods’ (Romeinen 8:2).

Door wie en voor wie?Wie mogen de handopleggingtoepassen? In principe is dit ‘gebaar’het voorrecht van elke gelovige. Het isniet toevallig dat Jezus zijn discipelenbij zijn afscheid de opdracht gafhanden op te leggen en daar grotebeloften van heling en herstel aanverbond:

• ‘Als tekenen zullen deze dingen degelovigen volgen: in mijn naamzullen zij boze geesten uitdrijven,in nieuwe tongen zullen zij spreken,slangen zullen zij opnemen, enzelfs indien zij iets dodelijksdrinken, zal het hun geen schadedoen; op zieken zullen zij de handenleggen en zij zullen genezenworden’ (Marcus 16:17,18).

Mag men iedereen zonder meer dehanden opleggen? De apostel Paulusgeeft vanuit zijn praktijkervaring aan,dat een dienstknecht van de Heer indeze de nodige terughoudendheid dientte betrachten. Men kan wel bereid zijnvoor de ander onder handopleggingGods genade af te bidden, maar dezezal daar klaar voor moeten zijn:• ‘Wie in zonde leven, moet gij in

aller tegenwoordigheid bestraffen,opdat ook de overigen ontzaghebben. Ik betuig u voor God envoor Christus Jezus en voor deuitverkoren engelen, dat gij daaraande hand houdt, zonder vooroordeelen zonder iets te doen uitvooringenomenheid. Leg niemandoverijld de handen op, heb ookgeen deel aan de zonden vananderen, houd u rein’ (1 Tim.5:20-22).

GenezingOplegging der handen tot genezingbehoorde tot de methode van Jezus.Menigmaal legde Hij zieken de handenop:• ‘En Hij kon daar geen enkele kracht

doen; alleen genas Hij enige ziekendoor handoplegging. En Hijverwonderde Zich over hunongeloof’ (Marcus 6:5,6).

Blijkbaar was de ‘handoplegging’waarbij Gods genade direct via zijnZoon doorstroomde, de enige wijzewaarop Hij deze ongelovigen nogbereiken en overtuigen kon.Desondanks bleven deze mensen bijhun ongeloof. Gewoonlijk diendeJezus' aanraking tot ondersteuning vanhet gezagswoord dat Hij uitsprak; zoalsbij de reiniging van een melaatse:• ‘En Hij strekte de hand uit en

raakte hem aan en zeide: Ik wil het,word rein. En terstond werd hij reinvan zijn melaatsheid’ (Mattheüs8:3).

Opmerkelijk is de beschrijving die deverschillende evangelisten geven vande genezing van de schoonmoeder vanPetrus. Bij Lucas ligt het accent op hetfeit dat Hij de ziekte als eenweerstrevende, demonische macht

bestrafte. Marcus zegt nadrukkelijk datJezus haar de handen oplegde.Blijkbaar kan dit samen gaan:• ‘De schoonmoeder van Simon nu

was bevangen door zware koorts enzij riepen zijn hulp voor haar in. EnHij ging aan het hoofdeinde staanen bestrafte de koorts en dezeverliet haar. Onmiddellijk stond zijop en diende hen’ (Lucas 4:38,39).

• ‘En Hij kwam naderbij, vatte haarhand en richtte haar op. En dekoorts verliet haar en zij diendehen’ (Marcus 1:31).

Ook onder de eerste christenen namhandoplegging tot genezing eenbelangrijke plaats in:• ‘En door de handen der apostelen

geschiedden vele tekenen enwonderen onder het volk’(Handelingen 5:12).

BevrijdingEr zijn ziektemachten die het lichaamaantasten, maar ook zondemachten diehet zielenleven vervormen. Jezuskwam om de mens van beide tebevrijden. Als Hij door de satangekwelden die tot Hem kwamen dehanden oplegde, werden deze machtengedwongen te wijken:

• ‘Toen de zon onderging, brachtenallen, die zieken hadden, lijdendeaan allerlei kwalen, dezen tot Hem.Hij legde ieder van hen afzonderlijkde handen op en genas hen. Vanvelen voeren ook boze geesten uit,roepende en zeggende: Gij zijt deZoon van God’ (Lucas 4:40,41).

Als Lucas in de Handelingen beschrijfthoe er door de handen der apostelenvele wonderen en tekenen verrichtwerden, noemt hij in één adem zowelzieken als gebondenen die door dezehandeling bevrijding ontvingen:• ‘En ook de menigte uit de steden

rondom Jeruzalem stroomde toe enbracht zieken en door onreinegeesten gekwelden mede. En zijwerden allen genezen’(Handelingen 5:16).

Ontmoet Jezus een vrouw die gebondenis door een geest van zwakheid, danspreekt Hij een woord van bevrijdingover haar uit en legt haar de handen op:• ‘Toen Jezus haar zag, sprak Hij

haar toe en zeide tot haar: Vrouw,gij zijt verlost van uw zwakheid; enHij legde haar de handen op, enterstond richtte zij zich op en zijverheerlijkte God.... Maar de Hereantwoordde hem en zeide .... Moest

deze vrouw, die een dochter vanAbraham is, welke de satan, zie,achttien jaar gebonden had, nietlosgemaakt worden van deze bandop de sabbatdag?’ (Lucas13:12,15,16).

Doop in de GeestJezus is de Doper met de Heilige Geesten vele gelovigen ontvangen dezeervaring door hun persoonlijk geloof.Wij lezen evenwel ook hoe de eerstechristenen elkaar de handen oplegdentot het verkrijgen van deze zegen:• ‘Toen nu de apostelen te Jeruzalem

hoorden, dat Samaria het woordGods had aanvaard, zonden zij tothen Petrus en Johannes, die, daaraangekomen, voor hen baden, datzij de Heilige Geest mochtenontvangen. Toen legden zij hun dehanden op en zij ontvingen deHeilige Geest. En toen Simon zag,dat door de handoplegging derapostelen de Geest werd gegeven,bood hij hun geld aan’(Handelingen 8:14,15,17,18).

Ook Paulus ontving onderhandoplegging, vlak na zijn bekering,de doop in de Heilige Geest. Godtoonde Ananias - een broeder uit degemeente te Damascus - in een visioen,

dat hij gebruikt zou worden om onderhandoplegging met Paulus voor dezezegen te bidden:• ‘En de Here zeide tot hem: Sta op

en ga naar de straat, die de Rechteheet, en vraag ten huize van Judasnaar iemand uit Tarsus, genaamdSaulus, want zie, hij is in gebed enhij heeft in een gezicht een man,genaamd Ananias, zienbinnenkomen en Hem de handenopleggen, opdat hij weer zien kon.En Ananias ging heen en kwam inhet huis, en hij legde hem dehanden op en zeide: Saul, broeder,de Here heeft mij gezonden, opdatgij weer zoudt zien en met deHeilige Geest vervuld worden’(Handelingen 9:11,12,17).

Ook Paulus zelf paste oplegging derhanden toe bij het gebed om de volheidvan de Geest voor twaalf dopelingen inEfeze:• ‘Toen Paulus hun de handen

oplegde, kwam de Heilige Geestover hen, en zij spraken in tongenen profeteerden’ (Handelingen19:6).

BedieningBij de oplegging der handen wordt eenzegen overgedragen. Men wordt op

deze wijze in aanraking gebracht metde kracht Gods. In het bijzondergelovigen die tot een geestelijk ambtgeroepen zijn, zullen door dehandoplegging een speciale toerustingvoor dit geestelijk ambt mogenontvangen. De eerste gemeente heeft degewoonte gekend om de gelovigen, dieeen bepaalde bediening ontvingen opdeze wijze toe te rusten. Zo koos degemeente in Jeruzalem een aantal‘diakenen’:• ....hen stelden zij voor de apostelen,

die, na gebeden te hebben, hun dehanden oplegden’ (Handelingen6:6)

Ook Timotheüs, die het werk van eenevangelist en leraar deed, waren debanden opgelegd door de gezamenlijkeoudsten en ook nog door Paulus zelf:• ‘Veronachtzaam de gave in u niet,

die u krachtens een profetenwoordgeschonken is onder handopleggingvan de gezamenlijke oudsten’ (1Timotheüs 4:14).

• ‘Om die reden herinner ik u eraan,de gave Gods aan te wakkeren, diedoor mijn handoplegging in u is.Want God heeft ons niet gegeveneen geest van lafhartigheid, maarvan kracht, van liefde en vanbezonnenheid’ (2 Timotheüs 1:6,7).

Ook bij de ‘inzegening’ van de eerstezendelingen werden de handenopgelegd:• ‘En terwijl zij vastten bij de dienst

des Heren, zeide de Heilige Geest:Zondert Mij nu Barnabas en Saulusaf voor het werk, waartoe Ik hengeroepen heb. Toen vastten enbaden zij, en legden hun de handenop en lieten hen gaan’(Handelingen13:2,3).

OpdrachtRuim veertig dagen na de geboorte vanJezus, trokken zijn ouders naarJeruzalem om daar hun kind ‘de Herevoor te stellen’ of, zoals enkelevertalingen hebben, ‘om Hem op tedragen aan de Heer’. Toen zij detempel binnenkwamen ‘om met Hem tedoen overeenkomstig de wet’ensceneerde de hemelse Vader zelf eenopdrachtdienst door de godvruchtigeSimeon juist op dat moment eveneensdaar te brengen:• ‘En hij kwam door de Geest in de

tempel. En toen de ouders het kindJezus binnenbrachten om met Hemte doen overeenkomstig degewoonte der wet, nam ook hij hetin zijn armen en hij loofdeGod’(Lucas 2:27,28).

Ook Jezus Zelf heeft tijdens zijn levenvele malen de kinderen op deze wijzegezegend onder handoplegging:• ‘Toen werden kinderen tot Hem

gebracht, opdat Hij hun de handenzou opleggen en bidden ..... En Hijlegde hun de handen op en vertrokvan daar (Mattheüs 19:13,15).

• ‘En zij brachten de kinderen totHem, opdat Hij ze zou aanraken....En Hij omarmde ze en hun dehanden opleggende, zegende Hijze’ (Marcus 10:13,16).

Zoals Jezus de kinderen zegende, onderhandoplegging, zo mogen gelovigeouders hetzelfde bij hun kinderen doen.Op deze wijze brengen zij het klimaatvan Gods Koninkrijk met zijn vrede,gerechtigheid en blijdschap in deHeilige Geest over hun nageslacht enbeschermen zo hun kinderen tegen deaanvallen van het rijk der duisternis.

wereldsgezindheidWereldsgezindheid! De bijbel spreektvan ‘liefde voor de tegenwoordigewereld’:• ‘Demas heeft mij uit liefde voor de

tegenwoordige wereld verlaten’ (2Timotheüs 4:10).

Wereldsgezindheid is: zó in hetnatuurlijke bestaan opgaan, dat ereigenlijk voor God geen plaats meer is:• ‘Hebt de wereld niet lief en hetgeen

in de wereld is. Indien iemand dewereld liefheeft, de liefde desVaders is niet in hem’ (1 Johannes2:15).

God verlangt naar onze onverdeeldeaandacht en toewijding. Aan ons dekeus Hem deze te schenken:• ‘Overspeligen, weet gij niet, dat de

vriendschap met de wereld

vijandschap tegen God is? Wie duseen vriend der wereld wil zijn,wordt metterdaad een vijand vanGod. Of meent gij, dat hetschriftwoord zonder reden zegt: Degeest, die Hij in ons deed wonen,begeert Hij met jaloersheid?’(Jakobus 4:4,5).

Zelfzucht en demonieWie zijn verlangens uitsluitend richt opzijn natuurlijke bestaan, komt met zijn‘liefde voor de wereld’ automatischonder het beslag van de satan:• ‘Ook u, hoewel gij dood waart door

uw overtredingen en zonden,waarin gij vroeger gewandeld hebtovereenkomstig de loop dezerwereld, overeenkomstig de overstevan de macht der lucht, van degeest, die thans werkzaam is in de

kinderen der ongehoorzaamheid....’(Efeziërs 2:1,2).

• ‘Indien gij echter bittere naijver enzelfzucht in uw hart hebt, beroemtu dan niet en liegt niet tegen dewaarheid. Dat is niet de wijsheid,die van boven komt, maar zij isaards, ongeestelijk,duivels....’(Jakobus 3:14,15).

Wie uitsluitend voor déze wereld leeft,moet zich bewust worden dat hij leeftvoor een wereld waarvan de satan deoverste is (Johannes 14:30):• ‘Wij weten, dat wij uit God zijn en

de gehele wereld in het boze ligt’ (1Johannes 5:19).

Morele verwordingDe mens werd geschapen om vanuit degemeenschap met God zijn natuurlijkbestaan in te richten naar diensbedoelingen. Waar dit ontbreekt, komtelk mens van kwaad tot erger:• ‘Waar naijver en zelfzucht heerst,

daar is wanorde en allerlei kwadepraktijk’ (Jakobus 3:16).

• ‘Dit zeg ik dan en betuig ik in deHere, dat gij niet langer moogtwandelen zoals ook de heidenenwandelen, in de ijdelheid van hundenken, verduisterd in hunverstand, vervreemd van het leven

Gods om de onwetendheid, die inhen heerst, om de verharding vanhun hart. Zij hebben zich immers inhun verdoving overgegeven aan delosbandigheid om gretig winst teslaan uit allerlei onreinheid’(Efeziërs 4:17-19).

• ‘Want er is tijd genoegvoorbijgegaan met het volbrengenvan de wil der heidenen, toen gijwandeldet in allerlei losbandigheid,begeerten, dronkenschap, brassen,drinken en onzedelijke afgoderij.Daarom bevreemdt het hen, dat giju niet met hen stort in diezelfdepoel van liederlijkheid, en zijbelasteren u’ (1 Petrus 4:3,4).

• ‘Weet wel, dat er in de laatstedagen zware tijden zullen komen:want de mensen zullen zelfzuchtigzijn, geldgierig, pochers, vermetel,kwaadsprekers, aan hun oudersongehoorzaam, ondankbaar,onheilig, liefdeloos, trouweloos,lasteraars, onmatig, onhandelbaar,afkerig van het goede, verraderlijk,roekeloos, opgeblazen, met meerliefde voor genot dan voor God, diemet een schijn van godsvrucht dekracht daarvan verloochendhebben’ (2 Timotheüs 11-5).

BevrijdingWie in deze wereld onder het beslagvan de boze leeft, heeft bevrijdingnodig. De claim die de satan op zijnnatuurlijk bestaan heeft, moetverbroken worden:• ‘....de Here Jezus Christus, die

Zichzelf gegeven heeft voor onzezonden, om ons te trekken uit detegenwoordige boze wereld, naar dewil van onze God en Vader’(Galaten 1:4).

• ‘Door deze zijn wij met kostbare enzeer grote beloften begiftigd, opdatgij daardoor deel zoudt hebben aande goddelijke natuur, ontkomen aanhet verderf, dat door de begeerte inde wereld heerst’ (2 Petrus 1:4).

Door Jezus' kruisdood verloor deaantrekkingskracht die de wereld op demens uitoefent aan betekenis:• ‘Maar ik moge ervoor bewaard

blijven te roemen anders dan in hetkruis van onze Here Jezus Christus,door wie de wereld mij gekruisigdis en ik der wereld’ (Galaten 6:14).

ToewijdingDe Heer biedt bevrijding van deoverheersing van de wereld in het levenvan zijn kinderen. Zij zelf echter zullenheel bewust moeten zoeken naar een

levensstijl waarin deze vrijheid wordtuitgewerkt:• ‘Want de genade Gods is

verschenen, heilbrengend voor allemensen, om ons op te voeden, zodatwij, de goddeloosheid en dewereldse begeerten verzakende,bezadigd, rechtvaardig engodvruchtig in deze wereld leven’(Titus 2:11,12).

Van Gods kinderen wordt eendagelijkse keus gevraagd aangaande dewijze waarop zij leven willen in dezewereld:• ‘Geliefden, ik vermaan u als

bijwoners en vreemdelingen, dat giju onthoudt van de vleselijkebegeerten, die strijd voeren tegenuw ziel’ (1 Petrus 2:11).

• ‘Daar Christus dan naar het vleesgeleden heeft, moet ook gij uwapenen met dezelfde gedachte,dat, wie naar het vlees geledenheeft, onttrokken is aan de zonde,om niet meer naar de begeertenvan mensen, maar naar de wil vanGod de tijd, die nog rest in hetvlees, te leven’ (1 Petrus 4:1,2).

• ‘Doet de Here Jezus Christus aanen wijdt geen zorg aan het vlees,zodat begeerten worden opgewekt’(Romeinen 13:14).

• ‘En wordt niet gelijkvormig aandeze wereld, maar wordt hervormddoor de vernieuwing van uwdenken, opdat gij moogtonderkennen wat de wil van God is,het goede, welgevallige envolkomene’ (Romeinen 12:2).

‘Wereldvreemd’ leven?Het geheim van het leven van Godskinderen is dat zij de juiste prioriteitenweten te stellen. In deze overgave aande bedoelingen van de Heer vinden zijhet ware leven - geluk en harmonie inhun natuurlijk bestaan:• ‘Wie zijn leven liefheeft, maakt dat

het verloren gaat, maar wie zijnleven haat in deze wereld, zal hetbewaren ten eeuwigen leven’(Johannes 12:25).

God heeft als een goede Vader hetbeste met zijn kinderen voor. Leven zijbinnen de beperkingen die Hij hun voorhun eigen bestwil stelt, dan komen zeaan niets te kort:• ....God, die ons alles rijkelijk ten

gebruike geeft, om wél te doen, rijkte zijn in goede werken, vrijgevigen mededeelzaam’ (1 Timotheüs6:17b,18).

Waar het de satan niet gelukt Godskinderen door ‘liefde tot de wereld’ teoverheersen, zet hij hen soms aan, hetleven in deze wereld op een vrome,maar ongezonde manier te verachten:• ‘Indien gij met Christus afgestorven

zijt aan de wereldgeesten, waartoelaat gij u, alsof gij in de wereldleefdet, geboden opleggen: raakniet, smaak niet, roer niet aan; datalles zijn dingen, die door hetgebruik teloorgaan. zoals het gaatmet voorschriften en leringen vanmensen. Dit toch is, al staat het ineen roep van wijsheid met zijneigendunkelijke godsdienst, zijnnederigheid en zijn kastijding vanhet lichaam, zonder enige waarde(en dient slechts) tot bevredigingvan het vlees’(Kolossenzen2:20-23).

SoberheidGods kinderen overschatten de waardevan het natuurlijke leven niet, zijonderschatten dat evenmin:• ‘Dit bedoel ik, broeders: de tijd is

kort. Tenslotte, laten zij, die eenvrouw hebben, zijn als zondervrouw; die wenen, als weenden zijniet; die blijde zijn, als waren zijniet blijde; die kopen, als zoudenzij er niets van behouden; die van

de wereld gebruik maken, alszouden zij haar niet ten einde toegebruiken. Want het uiterlijk vandeze wereld is bezig te verdwijnen’(1 Korintiërs 7:29-31).

• ‘Alles is mij geoorloofd, maar nietalles is nuttig. Alles is mijgeoorloofd, maar ik zal mij doorniets laten knechten. Het voedsel isvoor de maag en de maag voor hetvoedsel, en God zal zowel het eenals het ander teniet doen. Maar hetlichaam is niet voor de hoererij,doch voor de Here, en de Here voorhet lichaam’ (1 Korintiërs 6:12,13).

Kortom, heel het natuurlijke bestaanvan de gelovige dient onder het beslagvan Gods Geest te komen:• ‘Of gij dus eet of drinkt, of wat ook

doet, doet het alles ter ere Gods’ (1Korintiërs 10:31).

OverwinnenOp drie basisbehoeften van de mensdoet de wereld voortdurend een appèl:op zijn behoefte om zijnlichamelijkheid te beleven, op debehoefte om over bezittingen tebeschikken, en op de behoefte om indeze wereld respect af te dwingen. Opzichzelf zijn deze behoeften nietverkeerd, maar zij zullen ons tot zonde

worden, wanneer wij ons leven er doorlaten overheersen:• ‘Hebt de wereld niet lief en hetgeen

in de wereld is. Indien iemand dewereld liefheeft, de liefde desVaders is niet in Hem. Want al watin de wereld is: de begeerte desvlezes, de begeerte der ogen en eenhovaardig leven, is niet uit deVader, maar uit de wereld’ (1Johannes 2:15,16).

Zo hoort bijvoorbeeld de sexuelebeleving Gods kinderen niet teoverheersen:• ‘Onthoudt dat elkander niet, tenzij

met onderling goedvinden (en) vooreen bepaalde tijd, om u te wijdenaan het gebed, maar om daarnaweder samen te komen, opdat nietde satan u verzoeke wegens uwgemis aan zelfbeheersing’ (1Korintiërs 7:5).

Ook de zorg om het aardse bezit hoorteen ondergeschikte plaats in te nemen:• ‘Maakt u dan niet bezorgd,

zeggende: Wat zullen wij eten, ofwat zullen wij drinken, ofwaarmede zullen wij ons kleden?Want naar al deze dingen gaat hetzoeken der heidenen uit. Want uw

hemelse Vader weet dat gij dit allesbehoeft’ (Mattheüs 6:31,32).

Evenzo zal de mentaliteit van Godsvolk gekenmerkt worden door -nederigheid in plaats van een hovaardigleven’:• ‘Omgordt U allen jegens elkander

met nederigheid, want Godwederstaat de hoogmoedigen, maarde nederigen geeft Hij genade.Vernedert u dan onder de machtigehand Gods, opdat Hij u verhoge tezijner tijd’ (1 Petrus 5:5,6).

Voor hen die zo willen leven, geldt:• ‘De wereld gaat voorbij en haar

begeren, maar wie de wil van Goddoet, blijft tot in eeuwigheid’ (1Johannes 2:17).

de gave van het gevenGod is goed. Wie zou het wagendaaraan te twijfelen? De vraag isechter: hoe openbaart die goddelijkegoedheid zich dan? Op velerlei wijzen,Maar één springt er toch duidelijk uit:God gééft!• ‘Iedere gave die goed en elk

geschenk dat volmaakt is, daalt vanboven neder, van de Vader derlichten, bij wie geen verandering isof zweem van ommekeer' (Jacobus1:17).

De Heer wil dat zijn kinderen op Hembeginnen te lijken. Dat zij leren tegeven, te vergeven, te zegenen, zoalsHij dat doet:• ‘Hebt uw vijanden lief en bidt voor

wie u vervolgen, opdat gij kinderenmoogt zijn van uw Vader, die in dehemelen is.... Gij dan zult volmaakt

zijn, gelijk uw hemelse Vadervolmaakt is’ (Matteüs 5:44, 48).

Zonder deze bereidheid om in hetgeven ‘navolgers Gods’ te worden, zijnonze religieuze inspanningen vanweinig waarde. Vandaar dat de ‘rijkejongeling’ die heel zijn leven de wet inal haar onderdelen onderhouden had,kreeg te horen:• ‘Indien gij volmaakt wilt zijn, ga

heen, verkoop uw bezit en geef hetaan de armen, en gij zult een schatin de hemelen hebben, en kom hier,volg Mij’ (Matteüs 19:21).

De oerzondeIn feite ligt één van de motieven tot dezondeval in de zucht naar bezit. Nietdat het verkeerd zou zijn over dingende vrije beschikking te hebben, maar

verkeerd is alles te willen bezitten,koste wat het kost.

Vanuit zijn ongebreidelde bezitsdrangbleek de mens nu bereid degemeenschap met God op het spel tezetten:• ‘En de vrouw zag, dat de boom

goed was om van te eten, en dat hijeen lust was voor de ogen.... en zijnam van de vrucht en at’ (Genesis3:6).

Vanaf die dag zou de ‘1ust der ogen’,de begeerte om zich te koesteren aanhet verworven bezit en de status die ditmet zich meebrengt, de helemaatschappij beheersen:• ‘Want al wat in de wereld is: de

begeerte des vlezes, de begeerte derogen en een hovaardig leven, is nietuit de Vader, maar uit de wereld.En de wereld gaat voorbij en haarbegeren, maar wie de wil van Goddoet, blijft tot in eeuwigheid’ (1Johannes 2:16,17).

Waar de mens in het Oude Testamentnu de weg tot God weer terug begint tevinden, blijkt deze bereid de waardevan zijn bezit te relativeren door tegéven. Abraham - en hij is tenslotte devader der gelovigen - is daar het

klassieke voorbeeld van. Metblijdschap deelt hij zijn bezit met Godsdienstknecht die hem zegent:• ‘En Melchizédek, de koning van

Salem, bracht brood en wijn; hij nuwas een priester van God, deAllerhoogste.... en hij (Abraham)gaf Hem van alles de tienden’(Genesis 14:18,20).

Wie geeft, erkent dat God de Gever vanal het goede is, en dat zijn bezit slechtseen pand vertegenwoordigt dat Hemwerd toevertrouwd:• ‘De Here, uw God, zal u zegenen in

heel uw oogst en in al het werkuwer handen, zodat gij waarlijkvrolijk kunt zijn.... Maar hij zal danniet met lege handen voor hetaangezicht des Heren verschijnen:ieder naar zijn vermogen, naar dezegen die de Here, uw God, ugegeven heeft’ (Deuteronomium16:15,17).

Geven is gééstelijkOok in het Nieuwe Testament geldt ditgoddelijke principe van het geven.Gods kinderen laten daarbij tevens ziendat zij naar hogere dingen zoeken, naarde gééstelijke waarden voor hungeloofsleven:

• ‘Verkoopt uw bezittingen omaalmoezen te geven. Maakt ubeurzen, die niet oud worden, eenschat, die nooit opraakt, in dehemelen, waar geen dief bij komten geen mot ze schaadt. Want waaruw schat is. daar zal ook uw hartzijn’ (Lucas 12:33,34).

De houding van Gods kinderentegenover geld en goed heeft - hoevreemd dit ook mag klinken - veel methun gééstelijke instelling te maken.Wie ‘geestelijke gaven’ ontvangen wil,zal bereid moeten zijn ‘natuurlijkegaven’ te schenken:• ‘Wie in zeer weinig onrechtvaardig

is, is ook in veel onrechtvaardig.Indien gij dus niet getrouw geweestzijt ten aanzien van deonrechtvaardige Mammon, wie zalu dan het ware goedtoevertrouwen?’ (Lucas 16:10,11).

Waarachtige overgave aan de Heer leidtaltijd tot praktische toewijding aan denaaste: die twee gaan samen. inverband met hun bereidheid om definanciële zorg voor de armen inJeruzalem op zich te nemen, getuigtPaulus over de gemeenten inMacedonië:

• ‘Zij deden, dat getuig ik, wat zijkonden, ja meer dan dat, en zijvroegen, met alle aandrang, uiteigen beweging van ons de gunst,deel te mogen nemen aan hetdienstbetoon voor de heiligen, enzij gaven zich - zoals wij niethadden durven verwachten - eerstaan de Here en door de wil vanGod ook aan ons’ (2 Corinthiërs8:3-5).

Gode welgevallige offersHet Nieuwe Verbond kent geen bij dewet geregelde tempeldienst. Maar tochis er ook in de gemeente van JezusChristus sprake van ‘offers’ die uitinggeven aan dankbaarheid en aanbiddingin het hart van Gods kinderen: offersGode welgevallig, hun gaven.• ‘Alles is aangezuiverd, nu ik van

Epafroditus het door u gezondeneontvangen heb, een welriekend, eenaangenaam, Gode welgevalligoffer’ (Filippenzen 4:18).

Niet alleen de gave zelf, maar ook degesteldheid van het hart bepaalt daarbijde waarde van het offer dat we aanHem opdragen:• ‘Een ieder doe, naardat hij zich in

zijn hart heeft voorgenomen, nietmet tegenzin of gedwongen, want

God heeft de blijmoedige geverlief’ (2 Corinthiërs 9:7).

Kanalen van zegenHet voorrecht om te geven schenkt deHeer zijn kinderen om hen te leren opHem te vertrouwen voor hun materieelwelzijn:• ‘Weest niet bezorgd over uw leven,

wat gij zult eten of drinken, of overuw lichaam, waarmede gij het zultkleden.... Zoekt eerst ZijnKoninkrijk en Zijn gerechtigheid endit alles zal u bovendiengeschonken worden’ (Matteüs6:25,33).

God zegent zijn kinderen, opdat zij ophun beurt een zegen kunnen zijn: doorte geven!• ‘Wie karig zaait, zal ook karig

oogsten, en wie mildelijk zaait, zalook mildelijk oogsten.... Hij nu diezaad verschaft aan de zaaier enbrood tot spijze, zal u uw zaaiselverschaffen en vermeerderen, enhet gewas uwer gerechtigheid doenopschieten, terwijl gij in allesverrijkt wordt tot alleonbekrompenheid, welke door onzebemiddeling dankzegging aan Godbewerkt’ (2 Corinthiërs 9:6,10,11).

God is een goede God. Hij schenkt onsvoldoende om zelf een bestaan tehebben en daarvan ook nog aananderen door te geven:• ‘Hun, die rijk zijn in de

tegenwoordige wereld, moet gijbevelen niet hooghartig te zijn, enhun hoop gevestigd te houden nietop onzekere rijkdom, doch op God,die ons alles rijkelijk ten gebruikegeeft, om wél te doen, rijk te zijn ingoede werken, vrijgevig enmededeelzaam’ (1 Timotheüs6:17,18).

Aandacht voor elkaarGods gevende goedheid gaat naar onsuit. Vandaar dat Hij ook aandachtschenkt aan onze materiële behoeften.De Heer verwacht nu dat ook zijnkinderen leren aandacht voor elkaar tehebben:• ‘Laten wij dus, daar wij de

gelegenheid hebben, doen wat goedis voor allen, maar inzonderheidvoor onze geloofsgenoten’ (Galaten6:10).

• ‘Wie nu in de wereld een bestaanheeft en zijn broeder gebrek zietlijden, maar zijn binnenste voorhem toesluit, hoe blijft de liefdeGods in Hem?’ (1 Johannes 3:17).

• ‘En vergeet de weldadigheid en demededeelzaamheid niet, want inzulke offers heeft God eenwelbehagen’ (Hebreeën 13:16).

God geeft, dat is zijn wezen. Vandaardat Hij ook ‘Geestesgaven’ schenkt,waardoor Hij zijn zegeningen voorgeest, ziel en lichaam doorgeeft:genezing, profetie, wijsheid, kennis....Maar ook ons materieel welzijn heeftzijn aandacht, vandaar dat er ook eenGeestesgave (!) van het ‘geven’ bestaat:• ‘Wij hebben nu gaven,

onderscheiden naar de genade, dieons gegeven is: .... wie meedeelt, ineenvoud...., wie barmhartigheidbewijst, in blijmoedigheid’(Romeinen 12:6,8).

Geven voor Gods KoninkrijkEen van de heerlijkste voorrechten vanGods kinderen is om met hun materiëlemogelijkheden zich in te zetten voor deverkondiging van het evangelie:• ‘Weet gij niet, dat zij, die in het

heiligdom de dienst verrichten, vanhet heiligdom eten, en zij, die hetaltaar bedienen, hun deel ontvangenvan het altaar? Zo heeft de Hereook voor de verkondigers van hetevangelie de regel gesteld, dat zij

van het evangelie leven’ (1Corinthiërs 9:13,14).

Hetzelfde principe is van toepassing ophen die zich in de gemeente aan eenherderlijke taak wijden:• ‘De oudsten, die goede leiding

geven, komt dubbel eerbewijs toe(letterlijk: honorarium), vooral hun,die zich belasten met prediking enonderricht. immers de Schrift zegt:Gij zult een dorsende os nietmuilbanden, en: De arbeider is zijnloon waard’ (1 Timotheüs 5:17 en18).

• ‘Indien wij het zijn, die voor u hetgeestelijke gezaaid hebben, is hetdan te veel, dat wij van u hetstoffelijke zouden oogsten? Indienanderen deel hebben aan debevoegdheid over u, wij niet veelmeer? (1 Corinthiërs 9:7,11,12).

De praktijkHoe dient het geven nu in de praktijk teworden verwezenlijkt? Voor alles zalhet spontaan moeten gaan.... enblijmoedig! Maar toch zijn er enkeleuitgangspunten aan te geven: Godskinderen zullen de discipline en hetgeloof op moeten brengen om zo nodigverplichtingen op zich te nemen:

• ‘Ik achtte het dus noodzakelijk debroeders op te wekken, van te vorentot u te gaan en uw vroegertoegezegde milde gave vooral ingereedheid te brengen, zodat zijklaar ligt als een milde gave en nietals een afgeperste gift’ (2Corinthiërs 9:5).

Een tweede principe is dat er regelmaaten balans in ons geven zal moeten zijn:• ‘Elke eerste dag der week legge

ieder naar vermogen thuis iets weg,en hij spare dit op, opdat er nieteerst na mijn komst inzamelingenmoeten gehouden worden’ (1Corinthiërs 16:2).

Dankbaarheid en verbondenheidWaar Gods kinderen elkaars nooddelen en samen deverantwoordelijkheid voor Gods werkop zich nemen door te geven, ontstaateen heerlijke onderlinge verbondenheiden dankbaarheid:• ‘Want het dienstbetoon met deze

ondersteuning draagt niet alleen bijtot de behoeften der heiligen, maarhet is ook overvloedig door veledankzeggingen aan God. Want doordit duidelijk blijk van hulpbetoonprijzen zij God om uw gehoorzaambelijden van het evangelie van

Christus en om uw onbekrompendelen met hen en met allen, terwijlzij ook in hun gebed het verlangennaar u uitspreken om debuitengewone genade Gods, die opu rust’ (2 Corinthiërs 9:12,15).

voorbedeWat is voorbede? Iemand tegemoettreden met een verzoek voor derden.Bidden doen we voor onszelf.Voorbede doen we voor anderen. Alswe bidden komt God ons tegemoet inonze persoonlijke nood. Wanneer wevoorbede doen, dagen we God uit ietsvoor anderen te doen.

Waarom voorbede?Bij God zelf leeft het verlangen, dat webij Hem zullen komen voor het belangvan anderen. Doen wij voorbede, dangeeft dat Hem gelegenheid om ons zijngoedheid, zijn liefde en trouw te tonen.God zelf roept dan ook tot voorbedeop:• ‘Bidt Jeruzalem vrede toe: mogen

wie u liefhebben, rust genieten;vrede zij binnen uw muur, rust inuw burchten. Om mijn broeders en

mijn vrienden wil ik zeggen: vredezij in u; om het huis van de Here,onze God, wil ik het goede voor uzoeken’ (Psalm 122:6-9).

God zoekt mensen die bereid zijn omter wille van anderen voorbede te doen,op de bres te staan:• ‘Ik heb onder hen gezocht naar

iemand, die een muur zou kunnenoptrekken en voor mijn aangezichtop de bres zou kunnen staan tenbehoeve van het land, zodat Ik hetniet zou verwoesten, maar Ik hebhem niet gevonden’ (Ezechiël22:30).

Niemand minder dan Jezus zelfstimuleerde zijn discipelen om zich eente maken met de nood van de mensen

om hen heen en voorbede te doen voorde leniging van die nood:• ‘Toen Hij de scharen zag, werd Hij

met ontferming over hen bewogen,daar zij voortgejaagd en afgematwaren, als schapen die geen herderhebben. Toen zeide Hij tot zijndiscipelen: De oogst is wel groot,maar arbeiders zijn er weinig. Bidtdaarom de Heer van de oogst, datHij arbeiders uitzende in zijn oogst’(Matteüs 9:36-38).

Geen wonder, dat ook de grote apostelPaulus zijn lezers vaak opriep omvoorbede voor elkaar en voor hem tedoen:• ‘En bidt daarbij met aanhoudend

bidden en smeken bij elkegelegenheid in de Geest, daartoewakende met alle volharding ensmeking voor alle heiligen; ookvoor mij, dat mij bij het openen vanmijn mond het woord geschonkenworde, om vrijmoedig hetgeheimenis van het evangeliebekend te maken’ (Efeziërs 6:18 en19)

• ‘Ik vermaan u dan allereerstsmekingen, gebeden, voorbeden endankzeggingen te doen voor allemensen, voor koningen en allehooggeplaatsten, opdat wij een stil

en rustig leven mogen leiden in allegodsvrucht en waardigheid... Ik wildan, dat de mannen op iedere plaatsbidden met opheffing van heiligehanden, zonder toorn en twist’ (1Timoteüs 2:1,2 en 8).

Door voorbede veranderenomstandigheden. Maar niet alleen dat.Ook mensen worden er doorvernieuwd. Paulus geloofde dat.Vandaar dat hij voor zijn volgelingenvoorbede deed:• ‘Daarom houden ook wij sedert de

dag, dat wij dit gehoord hebben,niet op voor u te bidden en tevragen, dat gij met de rechtekennis van zijn wil vervuld moogtworden, in alle wijsheid engeestelijk inzicht, om de Herewaardig te wandelen, Hem in alleste behagen, in alle goed werkvrucht te dragen en op te wassen inde rechte kennis van God’(Kolossenzen 1:9 en 10).

Wanneer wij voorbede doen vanuit debewogenheid die Christus zelf ervaartover het lijden van de naaste, wanneerwe voor de ander bidden vanuit deleiding van Gods Geest, mogen we ookzeker zijn van de verhoring:

• ‘En wat gij ook vraagt in mijnnaam, Ik zal het doen, opdat deVader in de Zoon verheerlijktworde. Indien gij Mij iets vraagt inmijn naam, Ik zal het doen’(Johannes 14:13 en 14).

Voorbede in het Oude TestamentReeds in het Oude Testamentontmoeten we mensen die wisten wathet betekende om voorbede te doen. Zowas daar een Abraham, die voorbededeed voor de rechtvaardigen in de stadSodom die verwoest dreigde te worden:• ‘Het zij verre van U, aldus te

handelen, de rechtvaardige te dodenmet de goddeloze, zodat derechtvaardige zou zijn gelijk degoddeloze; verre zij het van U; zoude Rechter der ganse aarde geenrecht doen?’ (Genesis 18:25).

Zo zien we hoe een Mozes voorbededeed aangaande de afgoderij van hetvolk:• ‘De volgende dag zeide Mozes tot

het volk: Gij hebt een grote zondebegaan, maar nu zal ik opklimmentot de Here, misschien zal ik vooruw zonde verzoening bewerken’(Exodus 32:30).

• ‘Mozes knielde haastig ter aarde,boog zich neder en zeide: Indien ik

genade in uw ogen gevonden heb,Here, dan ga toch de Here in onsmidden, want het is een hardnekkigvolk, maar vergeef onzeongerechtigheden en onze zonden;neem ons als erfdeel in bezit’(Exodus 34:8 en 9).

Het voorbeeld van JezusJezus zelf heeft voorbede gedaan. Alsiemand de kracht van voorbedeonderkende, dan was Hij het wel. Hijdeed dan ook voorbede voor zijndiscipelen. Bekend is het‘Hogepriesterlijk gebed’ dat Hij aan heteind van zijn leven voor hen tot deVader opzond. Zo bad Hij dat zijnvolgelingen de bescherming en degemeenschap mochten ervaren, diegelegen is in zijn naam:• ‘Ik bid voor hen; niet voor de

wereld bid Ik U, maar voor hen, dieGij Mij gegeven hebt, want zij zijnvan U, en al het mijne is het uwe enhet uwe is het mijne, en Ik ben inhen verheerlijkt’ (Johannes 17:9 en10).

Jezus bad dat zijn volgelingenbeschermd zouden zijn tegen het kwaaddat in de wereld op hen af zou komen:• ‘Ik bid niet, dat Gij hen uit de

wereld wegneemt, maar dat Gij hen

bewaart voor de boze. Zij zijn nietuit de wereld, gelijk Ik niet uit dewereld ben. Heilig hen in uwwaarheid; uw woord is dewaarheid’ (Johannes 17:15-17).

Niet alleen zijn eigen discipelen, maarallen die door hen tot geloof zoudenkomen, worden in Jezus' voorbedeopgenomen:• ‘En ik bid niet alleen voor dezen,

maar ook voor hen, die door hunwoord in Mij geloven, opdat zijallen één zijn, gelijk Gij, Vader, inMij en Ik in U, dat ook zij in Onszijn’ (Johannes 17:20 en 21).

Jezus bad ook dat zijn volgelingen ietszouden gaan zien van de glorie en deheerlijkheid die over Hem komenzouden na zijn opstanding:• ‘Vader, hetgeen Gij Mij gegeven

hebt - Ik wil, dat, waar Ik ben, ookzij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheidte aanschouwen’ (Johannes 17:24).

Het voorbeeld van PaulusOok de apostel Paulus wist wat hetbetekende om voorbede te doen. Hijbesefte dat door zijn gebeden degemeente geestelijk verder zou komen:• ‘Daarom houd ook ik, gehoord

hebbende van uw geloof in de Here

Jezus en van uw liefde tot al deheiligen, niet op te danken, ugedenkende bij mijn gebeden, opdatde God van onze Here JezusChristus, de Vader der heerlijkheid,u geve de Geest van wijsheid en vanopenbaring om Hem recht tekennen...’ (Efeziërs 1: 15-17).

• ‘Om die reden buig ik mijn knieënvoor de Vader, naar wie allegeslacht in de hemelen en op deaarde genoemd wordt, opdat Hij ugeve, naar de rijkdom zijnerheerlijkheid, met kracht gesterkt teworden door zijn Geest in deinwendige mens, opdat Christusdoor het geloof in uw hartenwoning make’ (Efeziërs 3:14-17).

• ‘En dit bid ik, dat uw liefde nogsteeds meer overvloedig moge zijnin helder inzicht en allefijngevoeligheid, om teonderscheiden, waarop hetaankomt’ (Filippenzen 1:9 en 10).

• ‘Daarom houden ook wij sedert dedag, dat wij dit gehoord hebben,niet op voor u te bidden en tevragen, dat gij met de rechte kennisvan zijn wil vervuld moogt worden,in alle wijsheid en geestelijkinzicht, om de Here waardig tewandelen, Hem in alles te behagen,in alle goed werk vrucht te dragen

en op te wassen in de rechte kennisvan God’ (Kolossenzen 1:9 en 10).

• ‘Hiertoe bidden wij ook te allentijde voor u, dat onze God u deroeping waardig achte en metkracht alle welgevallen in het goedeen het werk des geloofs volmake,opdat de naam van onze Here Jezusin u verheerlijkt worde...’ (2Tessalonicenzen 1:11 en 12).

Bidden om een bedieningOok wist de apostel Paulus degemeente op te roepen om voor zijneigen bediening op de bres te staan invoorbede en gebed:• ‘Maar, broeders, ik vermaan u bij

onze Here Jezus Christus en bij deliefde des Geestes, om samen metmij te worstelen in den gebede voormij tot God, opdat ik behoed wordevoor de weerspannigen in Judea, endat mijn dienstbetoon voorJeruzalem gunstig wordeopgenomen door de heiligen’(Romeinen 15:30 en 3l).

• ‘Volhardt in het gebed, weestdaarbij waakzaam en dankt en bidttevens voor ons, dat God een deurvoor ons woord opene, om tespreken van het geheimenis vanChristus, ter wille waarvan ik ookgevangen zit. Dan zal ik het zó in

het licht stellen, als ik het behoor tespreken’ (Kolossenzen 4:2-4).

Paulus wist dat door de voorbede vande gemeente de macht en de invloedvan de vijand tegen het evangeliegebroken zou kunnen worden:• ‘Voorts, broeders, bidt voor ons,

dat het woord des Heren snellevoortgang hebbe en verheerlijktworde, evenals bij u, en dat wijbewaard blijven voor dewargeesten en slechte mensen;want trouw vindt men niet bijallen’ (2 Tessalonicenzen 3:1 en2).

De eerste gemeentenDe christenen van het eerste uur wistendat Gods kracht zich op voorbedeopenbaren kon. Zo werdengevangenisdeuren geopend door eenengel, en kon Petrus aan een wissedood ontsnappen:• ‘Petrus dan werd in de gevangenis

in bewaring gehouden, maar doorde gemeente werd voortdurend totGod voor hem gebeden’(Handelingen 12:5).

Voorbede kan een mens die in zondeverstrikt is geraakt tot bevrijding vanzijn gebondenheden brengen:

• ‘Als iemand zijn broeder zietzondigen, een zonde niet tot dedood, moet hij bidden en God zalhem het leven geven, hun namelijk,die zondigen niet tot de dood’ (1Johannes 5:16).

• ‘Wederom, voorwaar Ik zeg u, dat,als twee van u op de aarde ietseenparig zullen begeren, het hunzal ten deel vallen van mijn Vader,die in de hemelen is. Want waartwee of drie vergaderd zijn in mijnnaam, daar ben Ik in hun midden’(Matteüs 18: 19 en 20).

In oudtestamentische taal geeft Jesajazijn profetische oproep tot voorbedeweer. Zij geldt ook ons:• ‘Om Sions wil zal ik niet zwijgen en

om Jeruzalems wil zal ik nietrusten, totdat zijn heil opgaat alseen lichtglans en zijn verlossing alseen brandende fakkel... Op uwmuren, o Jeruzalem, heb Ikwachters aangesteld, die de gansedag en de ganse nacht nimmerzullen zwijgen. Gij, die de fiereindachtig maakt, gunt u geen rust.En laat Hem geen rust, totdat HijJeruzalem grondvest en het stelt toteen lof op aarde’ (Jesaja 62:1,6 en7).