Basis Formular i Um
-
Upload
robin-subts -
Category
Documents
-
view
55 -
download
3
Transcript of Basis Formular i Um
BIJLAGE 1 GROOTHEDEN, SYMBOLEN EN EENHEDEN VOLGENS
HET S.I.- EENHEDENSTELSEL
De grondgrootheden zijn in het vetjes gedrukt.
GrootheidSymbo
olEenheid
Symbo
ol
Afgeleide
eenheden
Lengte meter mpositie s meter mGolflengte meter mTijd t seconde sMassa m kilogram kg
Oppervlakte S, A m2
Volume V m3
Snelheid v m/sVersnelling a m/s2
Kracht F newton N kg.m/s2
Gewicht G newton NEnergie E joule J N.m = kg.m2/s2
Entropie S joule JEnthalpie H joule JInwendige energie U joule JVermogen P watt W J/s = kg.m2/s3
Dichtheid kg/m3
Druk p pascal Pa N.m2 = kg/m.s2
Temperatuur T Kelvin K
Temperatuur* graden Celcius
°C
Stroomsterkte I ampère ASpanning U volt V W/AWeerstand R ohm V/AResistiviteit .m V.m/ALading Q coulomb C A.sMagnetische flux weber Wb V.s
Magnetische inductie
B tesla T Wb/m2 = V.s/m2
Hoeveelheid stof n mol mol
Lichtsterkte I candela cd
Frekwentie f hertz Hz 1/s
Veerconstante k N/m
rendement
BIJLAGE 2 LIJST VAN DE VOORVOEGSELS
Veelvouden Onderdelen
101 da deca 10-1 d deci
* Geen S.I-eenheid
102 h hecto 10-2 c centi
103 k kilo 10-3 m milli
106 M mega 10-6 micro
109 G giga 10-9 n nano
1012 T tera 10-12 p pico
1015 P peta 10-15 f femto
1018 E exa 10-18 a atto
1021 Z zetta 10-21 Z zepto
1024 Y yotta 10-24 y yocto
BIJLAGE 3 OMREKENINGSTABELLEN
1 min 60 s 1 dm3 1 l (lirter)
1 uur 3600 s 1 cm3 1 ml
1 dag 8,640 . 104 s 1 rad 57,30 °
1 jaar 3,156 . 107 s 1 kWh 3,6 . 106 J
1 km/h 0,2778 m/s (°C) + 273 T (K)
1 m/s 3,6 km/h
BIJLAGE 4 FORMULARIUM 5DE JAAR
BIJLAGE 5 FORMULARIUM
BIJLAGE 6 NUMERIEKE VOORVOEGSELS
Facto
r
Naam Facto
r
Naam Facto
r
Naam
1 Mono- of hen- 1
10 Deca- 20 Iocasa- 2
2 Di- of do- 1 11 Undeca- 30 Triaconta-
3 Tri- 12 Dodeca- 40 Tetraconta
-
4 Tetra- 13 Trideca- 50 Pentaconta
-
5 Penta- 14 Tetradeca- 60 Hexaconta-
6 Hexa- 15 Pentadeca
-
70 Heptacont
a-
7 Hepta- 16 Hexadeca- 80 Octaconta-
8 Octa- 17 Heptadec
a-
90 Nonaconta-
9 Nona- 18 Octadeca-
19 Nonadeca-
1 In voorvoegsels groter dan 11 wordt het cijfer 1 weergegeven met hen- en het cijfer 2
met do-; bijvoorbeeld henicosa- (21), dononaconta- (92).
2 De beginletter ‘i’ van iocasa- wordt weggelaten na een numerieke term, die op een
klinker eindigt, bijvoorbeeld docasa- (22), tricosa- (23).
BIJLAGE 7 NAAMGEVING ORGANISCHE CHEMIE
FAMILIE OF VERBINDINGSKLASSE FORMULE - FUNCTIONELE
GROEP
NAAM
CARBONZUUR
ethaanZUUR
(waterstofethanoaat,
methaancarbonzuur)
CARBONZUURESTER methylpropanOAAT
ALDEHYDE ethanAL
KETONEN butanON
Primair ALCOHOL 1-butanOL
(1- hydroxybutaan)
secundair ALCOHOL
2-butanOL
(2-hydroxybutaan)
Tertiair ALCOHOL 2-methyl-2-propanOL
ETHERS CH3-CH2-O-CH3 methOXYethaan
(methylethylether)
HALOGEENHOUDENDE KWS
(X = F, Cl, Br, I)
NAAM HALOGEENethaan
Primair AMINE methylAMINE
(aminomethaan)
secundair symmetrisch AMINE dimethylAMINE
secundair asymmetrisch
AMINE
N-methyl ethylAMINE
(N-methylaminoethaan)
tertiair symmetrisch AMINE trimethylAMINE
tertiair asymmetrisch AMINE N-methyl, N-ethyl,
propylAMINE
(N-methyl, N-ethyl
aminopropaan)
Ongesubstitueerd AMIDE ethaanAMIDE
éénmaal gesubstitueerd
AMIDE
N-methyl ethaanAMIDE
tweemaal gesubstitueerd
AMIDE
N-methyl, N-ethyl
ethaanAMIDE
BIJLAGE 8 IDENTIFICATIEREACTIES
Te identificeren Identificatie-oplossing Uitslag positieve test
zuren blauw lakmoes rood
basen rood lakmoes blauw
Fe2+ K3Fe(CN)6 1% blauwe kleur
Fe3+ KSCN 1% bloedrode kleur
Ag+ NaCl 1% wit neerslag
Ca2+ (NH4+)2(COO-)2 3%
ammoniumoxalaat
wit neerslag
Cu2+ NH3 6 mol/l blauwe kleur
Cl- AgNO3 0,1 mol/l wit neerslag
SO42- Ba(OH)2 verzadigd of BaCl2 1 % wit neerslag
I2 zetmeel donkerpaarse kleur
CO2 kalkwater witte troebeling
S2- loodacetaat-papier bruine tot zwarte kleur
H2O blauw CoCl2-papier roodkleuring
NH3-gas HClconc witte rook
NH4+
Nessler-reagens
NH4+-opl. + NaOH 1 mol/l
filtreerpapier bevochtigd met
Nessler-reagens boven opl.
houden
bruine-zwarte neerslag
(tot 0,25 g NH4+/l in
drinkwater aantoonbaar)
reducerende
suikers
(glucose,
fructose, ...)
Fehling-reagens rood-bruin neerslag
Haines-reagens rood-bruin neerslag
Tollens-reagens zilverspiegel
glucose clinisticks paarskleuring
sucrose inverteren met zuur + Fehling
reagens (ev. Haines- of Tollens-
rood-bruin neerslag
reagens)
zetmeel lugol donkerpaarse kleur
aldehyden
Schiff-reagens dieppaarse kleur
Fehling-reagens rood-bruin neerslag
(soms koperspiegel)
Tollens-reagens zilverspiegel
eiwitten
biureetreactie
(3 ml eiwitopl. + 3 dr. 0,5 mol/l
CuSO4 + 3 ml 3mol/l NaOH)
violette kleur
albusticks
(aantonen van albuminen)
groene kleur
xanthoproteïnetest
(eiwit + HNO3 conc)
gele kleur
vetten
Sudan (III) oranje kleur
vlekkentest op bruin papier blijvende vetvlekken
emusietest
Breng in een droge reageerbuis
4 ml isopropanol (ev. propanol)
en 1 à 2 dr. slaolie (of andere
lipide). Schudden + 4 ml water.
melkwitte emulsie
BIJLAGE 9 LABO CHEMIE – INLEIDENDE BEGRIPPEN
De tabel van Mendeljev bestaat uit twee grote groepen:
links van het trapje vind je de metalen terug; rechts van het trapje vind je de niet-metalen terug.Verder wordt de tabel van Mendeljev of het periodiek systeem der elementen ook nog
ingedeeld volgens groepen (kolommen) en perioden (rijen):
groepen hebben betrekking op de elementen die evenveel valentie-elektronen hebben;
perioden hebben betrekking op de elementen die evenveel schillen hebben.
BIJLAGE 10 CHEMISCHE BINDINGEN
Bij een chemische binding vindt er altijd een uitwisseling of een gemeenschappelijk
stellen van elektronen plaats:
uitwisseling van elektronen gebeurt bij een ionbinding. Dit is een verbinding tussen een niet-metaal en een metaal. Hierbij zorgt ieder element ervoor dat hij een edelgasconfiguratie bekomt. Het totaal afgestane aantal elektronen moet hierbij gelijk zijn aan het totaal opgenomen aantal elektronen.
gemeenschappelijk stellen van elektronen gebeurt bij een atoombinding of een covalente binding. Dit is een verbinding tussen twee niet-metalen of tussen waterstof en een niet-metaal. Bij een covalente binding moet de som van de oxidatietrappen1 gelijk zijn aan nul.
Een andere methode om een onderscheid te maken tussen een ionbinding en een atoom of covalente binding is kijken naar het verschil in EN-waarde2 tussen de verschillende elementen. Is dit verschil groter dan 1,66 (1,7), dan spreekt men van een ionbinding; in het andere geval heeft men met een atoombinding te maken.
1 oxidatietrap: de lading die een atoom zou krijgen wanneer de verschuiving van de
bindingselektronen volledig zou zijn.
2 EN-waarde of elektronegatieve waaarde: maat voor de kracht waarmee een atoom zijn
bindingselektronen naar zich toetrekt.
BIJLAGE 11 BINDINGSGROEPEN
Chemische bindingen kunnen ingedeeld worden volgens vier grote groepen:
oxiden, basen, zuren, zouten.
Oxiden ontstaan door een verbinding tussen een niet-metaal of een metaal met
zuurstof.
basevormende oxiden bevatten een metaal. zuurvormende oxiden bevatten een niet-metaal.
Basen of Hydroxiden (hydro-oxiden: OH) ontstaan door een verbinding tussen een
metaal en de éénwaardig negatief geladen hydroxidegroep of OH-groep. Hun pH is
groter dan 7.
Zuren ontstaan door een verbinding tussen een positief waterstofion en een negatieve
zuurrest (niet-metaal of niet-metaal verbonden aan zuurstof). De pH is kleiner dan 7. We
onderscheiden twee soorten zuren:
binaire zuren bevatten enkel waterstof en een niet-metaal; ternaire zuren of oxozuren bevatten waterstof, een centraal niet-metaal en
zuurstof.
Zouten bestaan uit een positief metaalion en een negatieve zuurrest of een
negatief niet-metaalion.
BIJLAGE 12 SOORTEN REACTIES
ZUUR + BASE ZOUT + WATER
ZUURVORMEND OXIDE + BASE ZOUT + WATER
ZUUR + BASEVORMEND OXIDE ZOUT + WATER
ZUURVORMEND OXIDE + WATER ZUUR
BASEVORMEND OXIDE + WATER BASE
ZOUTVORMEND OXIDE + BASEVORMEND OXIDE ZOUT
ZOUT + ZUUR ANDER ZOUT + ANDER ZUUR
ZOUT + BASE ANDER ZOUT + ANDERE BASE
BIJLAGE 13 BENADERINGSREGELS EN WETENSCHAPPELIJKE
SCHRIJFWIJZE: THEORIE
a) nauwkeurigheid
Wanneer metingen uitgevoerd worden in het labo is het belangrijk om ergens in die meting aan te
duiden met welk toestel er gemeten werd, om de nauwkeurigheid van het toestel te kennen.
Meten we bijvoorbeeld de breedte van een blokje met een meetlat die een leerkracht aan het bord
gebruikt, een gewone lat die iedere leerling in z’n bezit heeft of met een schuifpasser gebruikt door
een laborant (Figuur 1) .
Figuur 1 Meten met verschillende meetinstrumenten
Ook al kan de breedte van het blokje niet veranderd zijn als we met een ander toestel meten, toch
zal ieder een andere waarde bekomen, waarden die weliswaar dicht bij elkaar liggen, maar toch
fundamenteel verschillend zijn.
Zo heeft de leerkracht als breedte voor het blokje benaderend 1 cm gemeten, de leerling meet al
1,2 cm of 12 mm en de laborant 1,23 cm of 12,3 mm.
Daar waar de leerkracht nog maar in staat is om per 1 cm te meten, is de leerling al in staat per
tiende van een cm te meten en de laborant al per honderdste.
De graad van nauwkeurigheid of kortweg nauwkeurigheid is dus voor elk meettoestel verschillend.
Deze nauwkeurigheid zien we ook terug in de wijze waarop het getal genoteerd wordt.
Hoe nauwkeuriger het meettoestel dat we gebruiken, hoe beter we conclusies uit proeven kunnen
trekken.
b) metingen in zelfde eenheid
Willen we deze metingen gemakkelijk met elkaar vergelijken, dan is het belangrijk dat we deze
telkens in dezelfde eenheid zetten, bijvoorbeeld de centimeter. Dan bekomen we respectievelijk 1
cm, 1,2 cm en 1,23 cm.
Veronderstel eens dat een ander blokje “exact” 1 cm is, dan hadden we nog altijd drie
verschillende metingen, namelijk 1 cm, 1,0 cm en 1,00 cm.
Bij metingen is het aantal cijfers na de komma dus belangrijk, ook al zijn het nullen! Deze duiden
immers de nauwkeurigheid aan. Ontzettend veel nullen na de komma zetten, zou beduiden dat je
wel met een heel erg nauwkeurig – en dus bijgevolg ook heel duur – toestel meet.
c) S.I.-eenhedenstelsel
Willen we deze metingen uitwisselen met andere personen, misschien buitenlanders, dan is het
zeer belangrijk dat de eenheid goed vermeld is. Volgend voorbeeld toont dit aan.
Zo'n fout is precies de ondergang van de Climate Orbitor (Figuur 2) geworden. Toen de satelliet de
atmosfeer van Mars naderde, moesten de motoren even worden aangezet om hem in de juiste
baan rond de planeet te brengen. Het bedrijf Lockheed Martin Astronautics, dat de satelliet samen
met Nasa had gebouwd, had tijdens de vlucht vier keer koerscorrecties aan het uitvoerende team
van Nasa doorgegeven. De vereiste krachtstoot voor die correcties drukte Lockheed uit in de
Engelse maat 'zoveel pond-seconde'. Het team dat de correcties naar de satelliet stuurde, meende
echter dat de getalletjes de standaardeenheid 'zoveel Newton-seconde' inhielden. De vier
koerscorrecties hadden de Climate Orbitor daarom bij aankomst bij Mars zo'n 100 kilometer dichter
bij het planeetoppervlak gebracht dan de bedoeling was.
Waarschijnlijk is de satelliet te pletter geslagen; feit is dat de vluchtleiding het contact op 23
september 1999 voorgoed verloor.
Figuur 2 Mars Climate Orbiter (illustratie NASA)
Ook al hanteerden ze vroeger soms dezelfde eenheden, ze waren daarom niet altijd even groot. Zo
kon een kilogram bij de ene handelaar soms meer wegen dan bij een andere handelaar. Soms
hadden ze zelfs twee van die kilogrammen bij zich: één om aan te kopen (de zwaarste) en één om
te verkopen (de lichtste). Vandaar ook het spreekwoord “met twee maten meten”.
Al in 1789 werd er in Parijs door een commissie van de Franse Academie van Wetenschappen het
plan gelanceerd om de lengte van de meridiaan over Parijs te meten en als eenheid van lengte het
tienmiljoenste deel van een aardkwadrant te nemen. Beetje per beetje werden ook de andere
eenheden zeer strikt gedefinieerd.
Zo kon er een algemeen geldend systeem ingevoerd worden die het gebruik van die verschillende
eenheden een halt kon toeroepen.
Op 11 oktober 1960 tenslotte werd het Système International des Unités, kortweg SI ingevoerd(als
bijlage).
Voor iedere grootheid werd een geschikte eenheid voorgesteld en deze eenheid is tegenwoordig op
zijn beurt zeer rigoureus gedefinieerd. Op deze wijze konden wetenschappers over de hele wereld
gemakkelijk metingen met elkaar uitwisselen en vergelijken.
d) verschillende schrijfwijzen
Voor de lengte werd de meter als standaardeenheid opgenomen. Zo moeten onze meetwaarden nu
in meter worden genoteerd in plaats van cm. Hiervoor zijn er een aantal mogelijkheden.
kommagetal
Het getal wordt als zuiver kommagetal geschreven. Op deze manier zie je duidelijk voor welk deel
van de eenheid elk cijfer in het getal staat. Vb 1,2 cm is ook nog 0,012 m. We hebben dus 0 tienden
van een meter, 1 honderdste van een meter of 1 cm en 2 duizendste van een meter of 2 mm. Pas
op dat je de eventuele naloopnullen niet vergeet bij de omzetting.
exponentiële schrijfwijze
Bij deze schrijfwijze worden de getallen als een machtsgetal geschreven. Als macht gebruiken we
hier enkel veelvouden van drie. Zo wordt 1,2 cm hier geschreven als 0,12 × 10-3 m (en niet als
1,2 × 10-2 m).
wetenschappelijke schrijfwijze
In de wetenschappelijke van getallen worden de getallen telkens als een machtsgetal geschreven.
Het voorgetal bestaat telkens uit één cijfers gevolgd door een komma, waarna de rest van het getal
komt. Hier wordt 1,2 cm wel degelijk geschreven als 1,2 × 10-2 m. Deze schrijfwijze wordt het
meest gebruikt en raden wij dus ook aan.
andere schrijfwijze
De andere schrijfwijzen zijn een combinatie van vorige en worden niet gebruikt. Deze schrijfwijze
bestaat erin de meetwaarde over te nemen maar in de plaats van het voorvoegsel (centi, milli,…)
z’n macht te zetten (10-2, 10-3,…). De voorvoegsels met hun machten vind je terug als bijlage.
Voor de volledigheid vind je hieronder een tabel met enkele meetgegevens en hun verschillende
schrijfwijzen.
meting kommaget
al
exponentiee
l
Wetenschappelij
k
ander
1 cm 0,01 m 0,1 × 10-3 m 1 × 10-2 m
1,2 cm 0,012 m 0,12 × 10-3
m
1,2 × 10-2 m
1,23 cm 0,0123 m 0,123 × 10-3
m
1,23 × 10-2 m
124 cm 1,24 m 1,24 × 100
m
1,24 × 100 m 124 × 10-2 m
0,125 cm 0,00125 m 1,25 × 10-3
m
1,25 × 10-3 m 0,125 × 10-2
m
0,0130
cm
0,000130
m
130 × 10-6
m
1,30 × 10-4 m 0,0130 × 10-2
m
tabel 1 verschillende schrijfwijzen voor een meting
Het gemakkelijkst is om te vertrekken aan de hand van de andere schrijfwijze en je rekentoestel in
de wetenschappelijke schrijfwijze zetten. Na invoer in het toestel volgens de andere schrijfwijze
bekom je na het drukken op enter of het ‘is gelijk aan’-teken onmiddellijk de wetenschappelijke
schrijfwijze.
e) nauwkeurigheid versus beduidende of kenmerkende cijfers
Bij het uitvoeren van berekeningen wordt er afhankelijk van het soort berekening enkele
benaderingsregels toegepast. Er bestaan hiervoor verschillende methoden, maar wij hanteren de
methode van de kenmerkende of beduidende cijfers en van de nauwkeurigheid.
nauwkeurigheid
Zoals eerder vermeld 15 wordt de nauwkeurigheid bepaald door de graad van de kleinste
schaalverdeling van het meettoestel. Zo kan je nauwkeurig zijn tot een tiende of een honderdste
van een meter.
beduidende of kenmerkende cijfers
Beduidende of kenmerkende cijfers (K.C.) is het aantal cijfers na het eerst van nul verschillend cijfer
in een getal. Voorloopnullen tellen met andere woorden niet mee voor de berekening van het
aantal kenmerkende cijfers. Naloopnullen zijn daarentegen des te belangrijker.
In tabel 2 vind je het aantal beduidende cijfers en de nauwkeurigheid van de metingen uit tabel 1
terug.
meting nauwkeurighe
id
Aantal kenmerkende
cijfers
1 cm 1 cm 1
1,2 cm 0,1 cm 2
1,23 cm 0,01 cm 3
124 cm 1 cm 3
0,125 cm 0,001 cm 3
0,0130
cm
0,0001 cm 3
tabel 2 nauwkeurigheid en beduidende cijfers
Verder kan je in tabel 1 zien dat de nauwkeurigheid en het aantal kenmerkende cijfers niet
veranderd als je een andere schrijfwijze gebruikt.
f) benaderingsregels voor som en verschil
In het labo weegt Jan op een elektronische balans 100 g suiker af tot op een honderdste van een
gram nauwkeurig, met andere woorden: 100,00 g.
Tine weegt op een Trebuchetbalans 50 g suiker af tot op 1 g nauwkeurig, met andere woorden
50 g.
Als we nu beide hoeveelheden suiker op de balans van Tine leggen bekomen we inderdaad 150 g,
en dit nog altijd tot op 1 g nauwkeurig.
Leggen we beide hoeveelheden suiker echter op de elektronische balans van Jan, dan is de kans
zeer klein dat we daar ook exact 150 g tot op 1 honderdste uitkomen: dus 150,00 g. Het zal veeleer
iets zijn in de trand van 149,67 g of 150,31 g, want Tine werkte niet zo nauwkeurig als Jan. Een
paar korreltjes meer of minder suiker op haar balans gaf geen zichtbare uitwijking van de balans.
Het eindresultaat zal dus altijd bepaald worden door het minst nauwkeurig toestel. Hiermee moeten
we dus rekening houden, daarom volgende algemeen geldende regel.
Bij een som of een verschil van gemeten grootheden is de rang van het laatste kenmerkend cijfer
dezelfde als het minst nauwkeurig meetresultaat.
v.b. 8,5 cm + 7 cm = 16 cm (en niet 15,5 cm)
Pas op! Bij een som of verschil van gemeten grootheden, moeten de grootheden altijd dezelfde
eenheid hebben.
g) benaderingsregels voor product en quotiënt
Ook bij product en quotiënt moeten benaderingsregels toegepast worden.
Veronderstel dat iemand de zijde van een vierkant meet. Hij bekomt hiervoor 0,1 m. De
oppervlakte van dit vierkant zou dus 0,1 m × 0,1 m= 0,01 m2 zijn. Het spreekt voor zich dat we hier
niet de benaderingsregels voor som of verschil kunnen toepassen, want dan zou er geen
realistische uitkomst zijn. 0,01 m2 schrijven als zijnde nauwkeurig tot op een tiende geeft immers
0,0 m2.
Daarom wordt bij vermenigvuldiging of deling volgende benaderingsregel toegepast. Een product of
een quotiënt van gemeten grootheden heeft evenveel kenmerkende cijfers als het meetresultaat
met het kleinste aantal kenmerkende cijfers.
v.b. 12 m × 12 m = 1,4 × 102 m2 (en niet 144 m2)
Pas op! Bij een deling of vermenigvuldiging van gemeten grootheden, moeten ook de eenheden
mee gedeeld of vermenigvuldigd worden.
h) benaderingsregels voor andere bewerkingen
Deze eenvoudige vuistregels kunnen niet gebruikt worden bij bijzondere functies zoals de sin-, cos-,
tg- en cotg-functie. Ook bij worteltrekking zullen we deze niet gebruiken. Daarom maken we de
afspraak dat in de rekenvraagstukken waar dergelijke functies (of hun inverse) voorkomen, het
aantal kenmerkende cijfers beperkt wordt tot drie kenmerkende cijfers.
Ook constanten hebben kenmerkende cijfers. Schrijf je het getal π op als 3,14 dan heeft hij maar 3
kenmerkende cijfers. Gebruik je echter de waarde die in je rekentoestel zit dan heb je al vlug een
tiental kenmerkende cijfers (3,141592654…)
Telresultaten worden beschouwd als getallen met oneindig veel cijfers. Als je 10 leerlingen in een
klas zitten hebt, dan zit er daar geen fout op. Het zijn er exact 10 of 10,0000…. Bij een dergelijke
berekening hou je dus alleen rekening met de gemeten waarden.
i) Overzicht
Hieronder vind je nog eens beknopt weer waarop je moet letten.
Som of verschil
Hebben de waarden dezelfde eenheid?
Bepaal de nauwkeurigheid van de gemeten waarden, of van de gegevens indien dit metingen
waren. M.a.w. is de meting even nauwkeurig als het meettoestel.
Is het eindresultaat even nauwkeurig als het minst nauwkeurige meetresultaat?
Vermenigvuldiging of deling
Bepaal het aantal K.C. van de gemeten waarden, of van de gegevens indien dit metingen waren.
Heeft het eindresultaat evenveel K.C. als het meetresultaat met het minst aantal K.C.?
Heb je ook de eenheden met elkaar vermenigvuldigd?
Andere bewerkingen (sin, cos,…)
Neem standaard 3 K.C.
BIJLAGE 14 METINGEN
Bepaal de nauwkeurigheid van het meettoestel (vb 1/10 s) Hebben je meetresultaten dezelfde nauwkeurigheid (vb 1,0 s en niet 1 s) Staan je metingen in S..I.-eenheden Staan in de tabel enkel de waarden? Staan de grootheden, eenheden en eventueel de
exponent in de tabelkoppen?
BIJLAGE 15 GRAFIEKEN
Staat de titel er? Zijn de assen benoemd? Hebben ze een grootheid EN een eenheid? Is de horizontale as de onafhankelijk veranderlijke (hetgeen je zelf instelt of
verandert)? Is de verticale as de afhankelijk veranderlijke (hetgeen verandert als gevolg van de
onafhankelijke)? Staan op de assen enkel de intervalwaarden, en dus geen tussenwaarden? Staan alle punten op de grafiek, met hun hulplijnen? Behoort het punt (0,0) tot de grafiek? Is er een trendlijn (best passende) getekend door de punten? Staan de wiskundige besluiten op de grafiek? Is het wiskundig besluit gecontroleerd op tabelniveau? M.a.w. heb je de constante
berekend?
BIJLAGE 16 ENKELE SOORTEN GRAFIEKEN MET HUN
BESLUITEN
X
Y
.x
y
x~
Re
cte
y
chte
X
Y
.x
y
x~
2
2
cte
y
Parabool
X
Y
.
x
1~
ctexy
y
Hyperbool
BIJLAGE 17 PERIODIEK SYSTEEM VAN DE ELEMENTEN
Ia IIa IIIa IVa Va VIa VIIa O
1
1
H
1,0079 2,1
PERIODIEK SYSTEEM VAN DE
ELEMENTEN
2
He
4,00260
1
2
3
Li 6,941 1,0
4
Be
9,01,51218
5
B
10,81 2,0
6
C
12,011 2,5
7
N
14,0067 3,0
8
O
15,9994 3,5
9
F
18,9984 4,0
10
Ne
20,179
2
3
11
Na
22,9898 0,9
12
Mg
24,305 1,2
IIIb
IVb
Vb
VIb
VIIb
VIII
Ib
IIb
13
Al 26,9815
1,5
14
Si 28,0855
1,8
15
P
30,9737 2,1
16
S
32,06 2,5
17
Cl 35,453
3,0
18
Ar
39,948
3
4
19
K
39,0983 0,8
20
Ca
40,08 1,0
21
Sc
44,9559 1,3
22
Ti 47,88
1,5
23
V
50,9415 1,6
24
Cr
51,996 1,6
25
Mn
54,9380 1,5
26
Fe
55,847 1,8
27
Co
58,9332 1,8
28
Ni 58,69 1,8
29
Cu
63,546 1,9
30
Zn
65,38 1,6
31
Ga
69,72 1,6
32
Ge
72,59 1,8
33
As
74,9216 2,0
34
Se
78,96 2,4
35
Br
79,904 2,8
36
Kr
83,80
4
5
37
Rb
85,4678 0,8
38
Sr
87,62 1,0
39
Y
88,9059 1,3
40
Zr
91,22 1,4
41
Nb
92,9064 1,6
42
Mo
95,94 1,8
43
Tc
98,9062 1,9
44
Ru
101,07 2,2
45
Rh
102,905 2,2
46
Pd
106,42 2,2
47
Ag
107,868 1,9
48
Cd
112,41 1,7
49
In
114,82 1,7
50
Sn
118,69 1,8
51
Sb
121,75 2,1
52
Te
127,60 2,1
53
I 126,904
2,5
54
Xe
131,29
5
6
55
Cs
132,905 0,7
56
Ba
137,33 0,9
57 *
La
138,905 1,1
72
Hf
178,49 1,3
73
Ta
180,948 1,5
74
W
183,85 1,7
75
Re
186,207 1,9
76
Os
190,2 2,2
77
Ir
192,22 2,2
78
Pt
195,08 2,2
79
Au
196,966 2,4
80
Hg
200,59 1,9
81
Tl 204,383
1,8
82
Pb
207,2 1,8
83
Bi 208,980
1,9
84
Po
(209) 2,0
85
At
(210) 2,2
86
Rn
(222)
6
7
87
Fr
(223) 0,7
88
Ra
226,025 0,9
89 **
Ac
227,028 1,1
104
Unq
(261)
105
Unp
(262)
106
Unh
(263)
107
Uns
(261)
109
Une
metalen
niet-metalen
edelgassen
representatieve elementen
overgangselementen
zeldzame aardmetalen
* Lanthaniden
58
Ce
140,12 1,1
59
Pr
140,908 1,1
60
Nd
144,24 1,2
61
Pm
(145)
62
Sm
150,36 1,2
63
Eu
151,96
64
Gd
157,25 1,1
65
Tb
158,925 1,2
66
Dy
162,50 1,2
67
Ho
164,930 1,2
68
Er
167,26 1,2
69
Tm
168,934 1,2
70
Yb
173,04 1,1
71
Lu
174,967 1,2
6
atoomnummer
X massagetal
E.N. - waarde
** Actiniden
90
Th
232,038 1,3
91
Pa
231,035 1,5
92
U
238,028 1,7
93
Np
237,048 1,3
94
Pu
(244) 1,3
95
Am
(243) 1,3
96
Cm
(247)
97
Bk
(247)
98
Cf
(251)
99
Es
(252)
100
Fm
(257)
101
Md
(258)
102
No
(259)
103
Lr
(260)
7