B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE...

91
DE SPOEDBEHANDELING WORDT DOOR DE REGERING GEVRAAGD OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 51 VAN HET REGLEMENT. LE GOUVERNEMENT DEMANDE LURGENCE CONFORMÉMENT À LARTICLE 51 DU RÈGLEMENT. 3709 1730/001 1730/001 2015 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATURE KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2016 DOC 54 DOC 54 CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS SOMMAIRE Résumé ....................................................................... Exposé des motifs ....................................................... Avant-projet ................................................................. Analyse d’impact ......................................................... Avis du Conseil d’État ................................................. Projet de loi ................................................................. Annexe ........................................................................ INHOUD Samenvatting .............................................................. Memorie van toelichting .............................................. Voorontwerp ................................................................ Impactanalyse ............................................................. Advies van de Raad van State .................................... Wetsontwerp ............................................................... Bijlage.......................................................................... PROJET DE LOI WETSONTWERP tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers 3 4 20 24 32 36 43 Blz. Pages 21 mars 2016 21 maart 2016 3 4 20 28 32 36 43

Transcript of B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE...

Page 1: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

DE SPOEDBEHANDELING WORDT DOOR DE REGERING GEVRAAGD OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 51 VAN HET REGLEMENT.

LE GOUVERNEMENT DEMANDE L’URGENCE CONFORMÉMENT À L’ARTICLE 51 DU RÈGLEMENT.

3709

1730/0011730/001

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

DOC 54DOC 54

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE

BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS

SOMMAIRE

Résumé .......................................................................Exposé des motifs .......................................................Avant-projet .................................................................Analyse d’impact .........................................................Avis du Conseil d’État .................................................Projet de loi .................................................................Annexe ........................................................................

INHOUD

Samenvatting ..............................................................Memorie van toelichting ..............................................Voorontwerp ................................................................Impactanalyse .............................................................Advies van de Raad van State ....................................Wetsontwerp ...............................................................Bijlage ..........................................................................

PROJET DE LOIWETSONTWERP

tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en

de verwijdering van vreemdelingen

modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire,

le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers

34

2024323643

Blz. Pages

21 mars 201621 maart 2016

34

2028323643

Page 2: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

2 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Abréviations dans la numérotation des publications:

DOC 54 0000/000: Document parlementaire de la 54e législature, suivi du n° de base et du n° consécutif

QRVA: Questions et Réponses écritesCRIV: Version Provisoire du Compte Rendu intégral CRABV: Compte Rendu Analytique CRIV: Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le

compte rendu intégral et, à droite, le compte rendu analy tique traduit des interventions (avec les an-nexes)

PLEN: Séance plénière COM: Réunion de commissionMOT: Motions déposées en conclusion d’interpellations

(papier beige)

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants

Commandes: Place de la Nation 2

1008 BruxellesTél. : 02/ 549 81 60Fax : 02/549 82 74

www.lachambre.becourriel : [email protected]

Les publications sont imprimées exclusivement sur du papier certifi é FSC

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers

Bestellingen:Natieplein 21008 BrusselTel. : 02/ 549 81 60Fax : 02/549 82 74www.dekamer.bee-mail : [email protected]

De publicaties worden uitsluitend gedrukt op FSC gecertifi ceerd papier

Afkortingen bij de nummering van de publicaties:

DOC 54 0000/000: Parlementair document van de 54e zittingsperiode + basisnummer en volgnummer

QRVA: Schriftelijke Vragen en AntwoordenCRIV: Voorlopige versie van het Integraal Verslag CRABV: Beknopt VerslagCRIV: Integraal Verslag, met links het defi nitieve integraal verslag

en rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (met de bijlagen)

PLEN: Plenum COM: CommissievergaderingMOT: Moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)

N-VA : Nieuw-Vlaamse Alliantie PS : Parti Socialiste MR : Mouvement RéformateurCD&V : Christen-Democratisch en VlaamsOpen Vld : Open Vlaamse liberalen en democraten sp.a : socialistische partij andersEcolo-Groen : Ecologistes Confédérés pour l’organisation de luttes originales – GroencdH : centre démocrate HumanisteVB : Vlaams BelangPTB-GO! : Parti du Travail de Belgique – Gauche d’OuvertureDéFI : Démocrate Fédéraliste IndépendantPP : Parti Populaire

De regering heef t di t wetsontwerp op 21 maart 2016 ingediend.

Le gouvernement a déposé ce projet de loi le 21 mars 2016.

De “goedkeuring tot drukken” werd op 6 april 2016 door de Kamer ontvangen.

Le “bon à tirer” a été reçu à la Chambre le 6 avril 2016.

Page 3: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

31730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Dit wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwij-dering van vreemdelingen beoogt drie wijzigingen:

• Invoering van een beperkt verblijfsrecht voor erkende vluchtelingen gedurende de eerste vijf jaar verblijf, te rekenen vanaf de indiening van de asielaanvraag;

• Het in overeenstemming brengen van de bepa-lingen inzake gezinshereniging van familieleden van begunstigden van internationale bescherming met Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake de normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescher-ming genieten, voor een uniforme status voor vluch-telingen of voor personen die in aanmerking kopen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking);

• Invoering van een concrete rechtsbasis op grond waarvan de minister of zijn gemachtigde de moge-lijkheid heeft om na de opheffing of intrekking van de internationale beschermingsstatus, een einde te maken aan het verblijf van deze vreemdelingen en hen een verwijderingsmaatregel te geven.

Le présent projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers vise l’introduction de trois modifications:

• L’instauration d’un droit de séjour limité pour les réfugiés reconnus durant les cinq premières années de séjour, à compter de l’introduction de la demande d’asile;

• La mise en concordance des dispositions rela-tives au regroupement familial des membres de la fa-mille des bénéficiaires de la protection internationale avec la directive 2011/95/UE du Parlement européen et du Conseil du 13 décembre 2011 concernant les normes relatives aux conditions que doivent remplir les ressortissants des pays tiers ou les apatrides pour pouvoir bénéficier d’une protection internationale, à un statut uniforme pour les réfugiés ou les personnes pouvant bénéficier de la protection subsidiaire et au contenu de cette protection (refonte);

• La création d’une base juridique spécifique habi-litant le ministre ou son délégué, après l’abrogation ou le retrait du statut de protection internationale, à mettre un terme au séjour de ces étrangers et de prendre une mesure d’éloignement à leur encontre.

RÉSUMÉSAMENVATTING

Page 4: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

4 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemene inleiding

1. Beperkt verblijfsrecht voor erkende vluchtelingen

België was in 1951  mede de grondlegger van de Conventie van Genève betreffende de status van vluchtelingen. Daarin werd vastgelegd dat de onderte-kenende partijen iedereen beschermen die in eigen land niet beschermd wordt. Artikel 1 C (5) en (6) stipuleert dat indien de omstandigheden waardoor de persoon die de vluchtelingenstatus heeft aangevraagd niet meer van toepassing zijn, het Verdrag zelf dan ook niet meer van toepassing is op die persoon. Met andere woorden, de status van vluchteling wordt opgeheven. Dit staat ook zo in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Artikel 55/3 van die wet verwijst immers naar de bepalingen (Artikel 1 C) die stipuleren wanneer de vluchteling niet meer van die status kan genieten.

Dit wil dus zeggen dat erkende vluchtelingen niet au-tomatisch het recht op onbeperkt verblijf hebben in het land dat hen opvangt, in casu België. In dit wetsontwerp wordt het recht op verblijf voor vluchtelingen gedurende de eerste vijf jaar verblijf expliciet afhankelijk gemaakt van de situatie in het land van herkomst of het land waar zij hun gewone verblijfplaats hadden.

Na vijf jaar verblijf, te rekenen vanaf de indiening van de asielaanvraag die tot de erkenning van de vluchtelingenstatus heeft geleid, wordt dit beperkt verblijfsrecht omgezet in een onbeperkt verblijfsrecht tenzij de vluchtelingenstatus ondertussen na een indi-vidueel onderzoek door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd opgeheven of ingetrokken.

De Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake de normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidi-aire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) conformeert zich naar de bepalingen van de Conventie van Genève zoals hoger geschetst.

Artikel 13  van de richtlijn stelt dat een onderdaan van een derde land kan erkend worden als vluchteling om dezelfde redenen als vervat in de Conventie van Genève.

EXPOSÉ DES MOTIFS

Introduction générale

1. Droit de séjour limité pour les réfugiés reconnus

En 1951, la Belgique était l’un des pays co-fonda-teurs de la Convention de Genève relative au statut des réfugiés. Cette Convention stipule que les parties signataires doivent protéger toute personne qui n’est pas protégée dans son propre pays. L’article 1er C (5) et (6) prévoit que si les circonstances à la suite des-quelles elle a été reconnue comme réfugiée ont cessé d’exister, la Convention ne s’applique par conséquent plus à cette personne. En d’autres termes, le statut de réfugié est abrogé. C’est également ce que prévoit la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers. L’article 55/3 de cette loi renvoie en effet aux dispositions (Article 1er C) qui précisent dans quelles situations le réfugié ne peut plus bénéficier de ce statut.

Les réfugiés reconnus ne bénéficient donc pas automatiquement d’un droit de séjour illimité dans le pays qui les accueille: en l’occurrence, la Belgique. Le présent projet de loi lie explicitement le droit de séjour des réfugiés durant les cinq premières années de séjour à la situation du pays d’origine ou du pays dans lequel ils avaient leur résidence habituelle.

Après cinq ans de séjour, à compter de l’introduction de la demande d’asile qui a mené à la reconnaissance du statut de réfugié, ce droit de séjour limité est converti en un droit de séjour illimité, sauf si le statut de réfugié a entre-temps été abrogé ou retiré à la suite d’un examen individuel par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides.

La directive 2011/95/UE du Parlement européen et du Conseil du 13 décembre 2011 concernant les normes relatives aux conditions que doivent remplir les ressor-tissants des pays tiers ou les apatrides pour pouvoir bénéficier d’une protection internationale, à un statut uniforme pour les réfugiés ou les personnes pouvant bénéficier de la protection subsidiaire, et au contenu de cette protection (refonte) se conforme aux dispositions susvisées de la Convention de Genève.

L’article 13  de la directive prévoit qu’un ressortis-sant d’un pays tiers peut être reconnu comme réfugié pour les mêmes motifs que ceux contenus dans la Convention de Genève.

Page 5: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

51730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Ook hier wordt geen termijn gekoppeld aan de vluch-telingenstatus “as such”.

Artikel 24 van de richtlijn voorziet dat aan personen met de vluchtelingenstatus een verblijfstitel die ten minste drie jaar geldig is, moet worden verstrekt en dat deze kan worden verlengd, tenzij dwingende redenen van nationale veiligheid of openbare orde zich daarte-gen verzetten.

2. Gezinshereniging met begunstigden van

internationale bescherming

Familieleden van een vreemdeling die internationale bescherming geniet die zelf niet in aanmerking komen voor dergelijke bescherming, hebben het recht om bij deze vreemdeling te verblijven. Dit recht vloeit voort uit de artikelen 23 en 24 van Richtlijn 2011/95/EU. Artikel 23, lid 1, van de richtlijn stelt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat het gezin in stand kan worden gehouden. Artikel 23, lid 2, van de richtlijn stelt dat de lidstaten moeten waarborgen dat gezinsleden van de persoon die internationale bescherming geniet die zelf niet in aanmerking komen voor dergelijke bescherming, aanspraak kunnen maken op de in de artikelen 24 tot en met 35 genoemde voordelen (artikel 24 betreft de afgifte van een verblijfstitel), overeenkomstig de nationale pro-cedures en voor zover verenigbaar met de persoonlijke juridische status van het gezinslid.

Verblijf op basis van gezinshereniging voor familie-leden van een persoon die internationale bescherming geniet, dient bijgevolg te worden beschouwd als een toelating tot verblijf in de zin van artikel 10 en niet als een machtiging tot verblijf in de zin van artikel 10bis, ongeacht de aard van het verblijf van de gezinshereni-ger (verblijf van beperkte duur, verblijf van onbeperkte duur, vestiging…).

In dit wetsontwerp worden de bepalingen inzake gezinshereniging van familieleden van begunstigden van internationale bescherming in overeenstemming gebracht met Richtlijn 2011/95/EU.

3. Verwijderingsmaatregelen na opheffing of

intrekking van de internationale beschermingsstatus

Eenmaal de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de internationale be-schermingsstatus heeft opgeheven of ingetrokken, valt deze vreemdeling onder het toepassingsgebied van de algemene bepalingen van Titel I van de wet. Naargelang de verblijfsstatus waarover de vreemde-ling als begunstigde van internationale bescherming

Cette disposition n’associe pas non plus de délai au statut de réfugié “en tant que tel”.

L’article 24 de la directive prévoit qu’un titre de séjour valable pendant une période d’au moins trois ans doit être délivré aux bénéficiaires du statut de réfugié et que celui-ci est renouvelable, à moins que des raisons impérieuses de sécurité nationale ou d’ordre public ne s’y opposent.

2. Regroupement familial avec des bénéfi ciaires

de la protection internationale

Les membres de la famille d’un étranger bénéficiaire d’une protection internationale qui, individuellement, ne remplissent pas les conditions nécessaires pour obtenir cette protection, ont le droit de séjourner chez cet étranger. Ce droit découle des articles 23 et 24 de la directive 2011/95/UE. L’article 23, paragraphe 1er, de la directive prévoit que les États membres doivent veiller à ce que l’unité familiale puisse être maintenue. L’article 23, paragraphe 2, de la directive prévoit que les États membres doivent veiller à ce que les membres de la famille du bénéficiaire d’une protection internationale qui, individuellement, ne remplissent pas les conditions nécessaires pour obtenir cette protection puissent pré-tendre aux avantages visés aux articles 24 à 35 (l’article 24 concerne la délivrance d’un titre de séjour), confor-mément aux procédures nationales et dans la mesure où cela est compatible avec le statut juridique personnel du membre de la famille.

Le séjour sur la base du regroupement familial pour les membres de la famille d’un bénéficiaire d’une protection internationale doit dès lors être considéré comme une admission au séjour au sens de l’article 10 et non comme une autorisation de séjour au sens de l’article 10bis, quelle que soit la nature du séjour du regroupant (séjour à durée limitée, séjour à durée illimitée, établissement…).

Le présent projet de loi, met en concordance les dispositions relatives au regroupement familial des membres de la famille des bénéficiaires d’une protection internationale avec la directive 2011/95/UE.

3. Mesure d’éloignement après abrogation ou

retrait du statut de protection internationale

Une fois que le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides a abrogé ou retiré le statut de protection internationale, cet étranger relève du champ d’applica-tion des dispositions générales du Titre I de la loi. Selon le statut de séjour dont l’étranger dispose en tant que bénéficiaire d’une protection internationale au moment de l’abrogation ou du retrait de son statut de protection

Page 6: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

6 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

beschikt op het moment van de opheffing of intrekking van zijn internationale beschermingsstatus (hetzij een verblijfsrecht van beperkte of onbeperkte duur, hetzij een meer duurzaam verblijf zoals een machtiging tot vestiging of de status van langdurig ingezetene), zullen de mogelijkheden voor de minister of zijn gemachtigde om een einde te maken aan het verblijf en de aard van de verwijderingsmaatregel verschillend zijn.

3.1. In geval van opheffing van de internationale beschermingsstatus op basis van de artikelen 55/3 of 55/5 van de wet, kan de minister of zijn gemachtigde enkel tijdens het beperkt verblijf van de vreemdeling (dus tijdens de eerste 5 jaar verblijf, te rekenen vanaf de in-diening van de asielaanvraag) overgaan tot beëindiging van het verblijf en hem een bevel om het grondgebied te verlaten afgeven. De rechtsbasis is terug te vinden in het nieuw artikel 11, § 3, eerste lid, 1°, van de wet.

Eenmaal deze vreemdelingen als begunstigden van internationale bescherming reeds waren toegelaten tot een verblijf van onbeperkte duur of tot een meer duurzaam verblijf (vestiging of status van langdurig in-gezetene), voorziet de wet geen specifieke rechtsgrond om hun verblijf te beëindigen na de opheffing van de internationale beschermingsstatus. Het verblijf kan dan enkel worden beëindigd overeenkomstig de artikelen 20 en 21 van de wet.

3.2. In de gevallen waarin de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen op grond van de artikelen 55/3/1 en 55/5/1 van de wet over de “mogelijk-heid” beschikt om de internationale beschermingsstatus in te trekken, kan de minister of zijn gemachtigde enkel tijdens het beperkt verblijf van de vreemdeling overgaan tot beëindiging van het verblijf en hem een bevel om het grondgebied te verlaten afgeven. De rechtsbasis is terug te vinden in het nieuw artikel 11, § 3, eerste lid, 2°, van de wet.

Het betreft de volgende gevallen:

— bij intrekking van de vluchtelingenstatus omdat de vreemdeling een gevaar vormt voor de samenleving nadat hij definitief veroordeeld is voor een bijzonder ernstig misdrijf, of omdat er redelijke gronden bestaan om hem te beschouwen als een gevaar voor de nati-onale veiligheid (intrekking op basis van artikel 55/3/1, § 1, van de wet);

— bij intrekking van de subsidiaire beschermingssta-tus omdat de vreemdeling een of meerdere misdrijven heeft gepleegd die niet onder de uitsluitingsclausules van artikel 55/4, § 1, vallen en kunnen worden bestraft met een gevangenisstraf als ze in België waren ge-pleegd voor zover de vreemdeling zijn land van herkomst

internationale (soit un droit de séjour à durée limitée ou illimitée, soit un séjour plus durable comme une autori-sation d’établissement ou le statut de résident de longue durée), les possibilités pour le ministre ou son délégué de mettre un terme au séjour et la nature de la mesure d’éloignement seront différentes.

3.1. En cas d’abrogation du statut de protection inter-nationale sur la base des articles 55/3 ou 55/5 de la loi, le ministre ou son délégué peut, uniquement durant le séjour limité de l’étranger (soit les cinq premières années de séjour, à compter de l’introduction de la demande d’asile), mettre fin au séjour et lui délivrer un ordre de quitter le territoire. La base juridique se trouve dans le nouvel article 11, § 3, alinéa 1er, 1°, de la loi.

Une fois que ces étrangers ont été admis à un séjour illimité ou à un séjour plus durable en tant que bénéfi-ciaires d’une protection internationale (établissement ou statut de résident de longue durée), la loi ne prévoit pas de base juridique spécifique pour mettre un terme à leur séjour après l’abrogation du statut de protection internationale. Il peut dès lors uniquement être mis fin au séjour conformément aux articles 20 et 21 de la loi.

3.2. Dans les cas où le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides, en vertu des articles 55/3/1 et 55/5/1 de la loi dispose de la “faculté” de retirer le statut de protection internationale, le ministre ou son délégué peut mettre un terme au séjour de l’étranger et lui déli-vrer un ordre de quitter le territoire uniquement durant le séjour limité de l’étranger. La base juridique se trouve dans le nouvel article 11, § 3, alinéa 1er, 2°, de la loi.

Il s’agit des cas suivants:

— en cas de retrait du statut de réfugié parce que l’étranger constitue un danger pour la société après avoir été définitivement condamné pour une infraction particulièrement grave, ou parce qu’il y a des motifs raisonnables de le considérer comme un danger pour la sécurité nationale (retrait sur la base de l’article 55/3/1, § 1er, de la loi);

— en cas de retrait du statut de protection subsidiaire parce que l’étranger a commis une ou plusieurs infrac-tions qui ne relèvent pas du champ d’application des clauses d’exclusion de l’article 55/4, § 1er, et qui seraient passibles d’une peine de prison si elles avaient été commises en Belgique, pour autant que l’étranger n’ait

Page 7: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

71730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

alleen heeft verlaten om te ontsnappen aan straffen die voortvloeien uit die misdrijven (intrekking op basis van artikel 55/5/1, § 1, van de wet).

Eenmaal deze vreemdelingen als begunstigden van internationale bescherming reeds waren toegelaten tot een verblijf van onbeperkte duur of tot een meer duurzaam verblijf (vestiging of status van langdurig ingezetene), voorziet de wet geen specifieke rechts-grond om hun verblijf te beëindigen na intrekking van de internationale beschermingsstatus. Het verblijf kan dan enkel worden beëindigd overeenkomstig de artikelen 20 en 21 van de wet.

3.3. In de gevallen waarin de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen op grond van de artikelen 55/3/1 en 55/5/1 van de wet de “verplichting” heeft om de internationale beschermingsstatus in te trekken, kan de minister of zijn gemachtigde ten allen tijde het verblijf intrekken en hem een bevel om het grondgebied te verlaten afgeven.

Het betreft de volgende gevallen:

— bij intrekking van de internationale beschermings-status omdat de vreemdeling met toepassing van de artikelen 55/2 of 55/4 uitgesloten wordt of had moeten zijn (uitsluiting a posteriori op basis van de artikelen 55/3/1, § 2, 1°, of 55/5/1, § 2, 1°, van de wet);

— bij intrekking van de internationale beschermings-status omdat de beschermingsstatus werd verleend op grond van feiten die de vreemdeling verkeerd heeft weergegeven of achtergehouden, of op grond van valse verklaringen of van valse of vervalste documenten die doorslaggevend zijn geweest voor de verlening van de status of omdat het persoonlijk gedrag van de vreemde-ling er later op wijst dat hij (ab initio) geen vervolging vreest of geen reëel risico op ernstige schade loopt (intrekking op basis van de artikelen 55/3/1, § 2, 2° of 55/5/1, § 2, 2° van de wet).

De rechtsbasis is terug te vinden hetzij in het nieuw artikel 11, § 3, tweede lid, van de wet, indien de vreem-deling op het moment van de intrekking van zijn interna-tionale beschermingsstatus over een verblijfsrecht van beperkte of onbeperkte duur beschikt, hetzij in artikel 18, § 2, van de wet (vroeger § 3, vernummerd tot § 2 door de wet diverse bepalingen van XX/XX/XXXX), indien de vreemdeling op het moment van de intrekking van zijn internationale beschermingsstatus over een meer duurzaam verblijf beschikt (vestiging of status van lang-durig ingezetene).

quitté son pays d’origine que dans le but d’échapper à des peines résultant de ces infractions.(retrait sur la base de l’article 55/5/1, § 1er, de la loi).

Une fois que ces étrangers ont été admis à un séjour illimité ou à un séjour plus durable en tant que bénéfi-ciaires d’une protection internationale (établissement ou statut de résident de longue durée), la loi ne prévoit pas de base juridique spécifique pour mettre un terme à leur séjour après le retrait du statut de protection internationale. Il peut dès lors uniquement être mis fin au séjour conformément aux articles 20 et 21 de la loi.

3.3. Dans les cas où le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides, en vertu des articles 55/3/1 et 55/5/1 de la loi, a “l’obligation” de retirer le statut de protection internationale, le ministre ou son délégué peut à tout moment procéder au retrait du séjour de l’étranger et lui délivrer un ordre de quitter le territoire.

Il s’agit des cas suivants:

— en cas de retrait du statut de protection interna-tionale parce que l’étranger est ou aurait dû être exclu en application de l’article 55/2  ou 55/4  (exclusion a posteriori sur la base des articles 55/3/1, § 2, 1°, ou 55/5/1, § 2, 1°, de la loi);

— en cas de retrait du statut de protection internatio-nale parce que le statut de protection a été accordé sur la base de faits que l’étranger a présentés de manière altérée ou qu’il a dissimulés ou sur la base de fausses déclarations ou de documents faux ou falsifiés qui ont été déterminants pour l’octroi du statut ou parce que le comportement personnel de l ’étranger démontre ultérieurement l’absence de crainte (ab initio) de persé-cution dans son chef ou l’absence (ab initio) de risque réel de subir des atteintes graves dans son chef (retrait sur la base des articles 55/3/1, § 2, 2° ou 55/5/1, § 2, 2° de la loi).

La base juridique se trouve soit dans le nouvel article 11, § 3, alinéa 2, de la loi, si, au moment du retrait de son statut de protection internationale, l’étranger dispose d’un droit de séjour limité ou illimité, soit dans l’article 18, § 2, de la loi (anciennement § 3, renuméroté § 2 par la loi du XX/XX/XXXX portant des dispositions diverses), si l’étranger, au moment du retrait de son statut de pro-tection internationale, bénéficie d’un séjour plus durable (établissement ou statut de résident de longue durée).

Page 8: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

8 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

De Raad van State verleende haar advies met be-trekking tot dit wetsontwerp op 13  januari  2016  (met nummer 58. 758/4). Het ontwerp werd aangepast reke-ning houdende met dit advies van de Raad van State. Hiervoor kan verwezen worden naar de artikelsgewijze bespreking.

Kort samengevat had de Raad van State de volgende opmerkingen:

1) De Raad van State bevestigt dat noch het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen, noch richtlijn 2011/95/EU, bepaalt dat een Staat ertoe gehouden is een verblijfsrecht van onbepaalde duur toe te kennen aan vreemdelingen die erkend zijn als vluchteling. De beperking in de tijd van het verblijfsrecht mag echter niet leiden tot een beperking van de rechten waarop de personen die als vluchteling zijn erkend op grond van die status aanspraak zouden moeten kun-nen maken.

Deze opmerking wordt nader onderzocht en bespro-ken in de toelichting bij artikel 7 van het wetsontwerp.

2) De Raad van State stelt dat de verwijzing “overeen-komstig de bepalingen van deze wet” in de artikelen 49, § 3, en 49/2, § 5, van de wet de verplichting inhoudt om vooraleer een verwijderingsmaatregel wordt genomen, na te gaan of de betrokken vreemdeling geen aanspraak kan maken op een verblijfsrecht voor andere redenen die in de wet vastgelegd zijn. Deze opmerking wordt nader besproken in de toelichting bij artikel 7 van het wetsontwerp.

3) Bovendien wijst de raad van State er op dat de minister of zijn gemachtigde bij een beslissing tot beëin-diging van het verblijf na opheffing van de internationale beschermingsstatus, ook rekening moet houden met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven). Hoewel die bepaling geen absoluut recht op niet-uitzetting erkent, kunnen verwijderingsmaatre-gelen in bepaalde omstandigheden afbreuk doen aan het privé en gezinsleven van de betrokken persoon.

Aan deze opmerking van de Raad van State wordt gevolg gegeven door zowel in het nieuwe artikel 11, § 3, derde lid, (artikel 5 van het wetsontwerp) als in het nieuwe artikel 18, § 2, tweede lid, van de wet (artikel 6  van het wetsontwerp) een proportionaliteitstoets te voorzien. Wanneer de minister of zijn gemachtigde een beslissing tot beëindiging of intrekking van verblijf overweegt te nemen na opheffing of intrekking van de internationale beschermingsstatus, dient hij rekening te houden met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het

Le Conseil d’État a rendu son avis concernant le présent projet de loi le 13 janvier 2016 (avec le numéro 58. 758/4). Le projet a été adapté en tenant compte de cet avis du Conseil d’État. Il peut être renvoyé à cet égard au commentaire article par article.

En résumé, le Conseil d’État a formulé les observa-tions suivantes:

1) Le Conseil d’État confirme que ni la Convention de Genève relative au statut des réfugiés, ni la directive 2011/95/UE imposent à un État d’assurer un droit de séjour illimité aux étrangers reconnus comme réfugiés. Toutefois, la limitation dans le temps du droit de séjour ne doit pas conduire à une restriction des droits auxquels les personnes reconnues comme réfugiés devraient pouvoir prétendre en vertu de ce statut.

Cette observation sera examinée et discutée dans le commentaire de l’article 7 du projet de loi.

2) Le Conseil d’État souligne que la mention “confor-mément aux dispositions de la présente loi” aux articles 49, § 3, et 49/2, § 5, de la loi implique l’obligation, avant l’adoption d’une mesure d’éloignement, de vérifier si l ’étranger concerné ne peut pas prétendre à l’octroi d’un droit de séjour pour d’autres motifs prévus par la loi. Cette observation sera examinée plus en détail dans le commentaire de l’article 7 du projet de loi.

3) Le Conseil d’État souligne en outre qu’en cas de décision de mettre fin au séjour après l’abrogation du statut de protection internationale, le ministre ou son délégué doit également tenir compte de l’article 8 de la Convention européenne des droits de l’homme (droit au respect de la vie privée et familiale). Bien que cette disposition ne reconnaisse pas un droit absolu à la non expulsion, les mesures d’éloignement peuvent, dans certaines circonstances, porter atteinte à la vie privée et familiale de la personne concernée.

Il est donné suite à cette observation du Conseil d’État en prévoyant un contrôle de la proportionnalité, tant dans le nouvel article 11, § 3, alinéa 3 (article 5 du projet de loi) que dans le nouvel article 18 § 2, alinéa 2, de la loi (article 6 du projet de loi). Lorsque le ministre ou son délégué envisage de prendre une décision de fin de séjour ou de retrait de séjour après l’abrogation ou le retrait du statut de protection internationale, il doit prendre en considération la nature et la solidité des liens familiaux de l’intéressé, la durée de son séjour dans le Royaume ainsi que l’existence d’attaches familiales,

Page 9: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

91730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Rijk alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.

4) Tenslotte wijst de Raad van State er op dat wanneer de internationale beschermingsstatus wordt opgeheven of ingetrokken en er vervolgens een maatregel tot verwij-dering wordt genomen, er bij die verwijdering systema-tisch rekening moet worden gehouden met het absolute internationaalrechtelijke beginsel van non-refoulement (zie in dat verband artikel 21 van Richtlijn 2011/95/EU) en met de absolute gelding van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en van ar-tikel 3 van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 december 1984. De eerbiedi-ging van dit internationaalrechtelijk beginsel van non-refoulement bij verwijdering is reeds wettelijk verankerd in artikel 74/17 van de wet en wordt nogmaals, gevolg gevend aan opmerking van de Raad van State, expliciet vermeld in de artikelen 49, § 3, en 49/2, § 5, van de wet (artikelen 7 en 8 van het wetsontwerp).

Artikelsgewijze bespreking

Artikel 1

Deze bepaling is van louter juridisch-technische aard. Ze vloeit voort uit artikel 83 van de Grondwet, volgens welk elk wetsvoorstel of —ontwerp moet aangeven of het een materie zoals bedoeld in de artikelen 74, 77 of 78 van de Grondwet regelt.

Artikel 2

Dit artikel eerbiedigt de voorschriften van arti-kel 20  van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22  september  2003  inzake het recht op gezins-hereniging en van artikel 39  van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011  inzake de normen voor de erken-ning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) die stellen dat wanneer de lidstaten hun bepalingen in werking doen treden, de omzettingswetgeving een verwijzing naar deze richtlijn moet bevatten.

culturelles ou sociales avec son pays d’origine.

4) Enfin, le Conseil d’État indique que lorsque le statut de protection internationale est abrogé ou retiré, il convient de prendre systématiquement en compte, lors de l’adoption subséquente d’une mesure d’éloignement, le caractère absolu tant du principe de droit international de non-refoulement (voir à cet égard l’article 21 de la directive 2011/95/UE) que de l’article 3 de la Convention européenne de sauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales, de l’article 4 de la Charte des droits fondamentaux de l’Union européenne et de l’article 3 de la Convention contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants, adoptée par l’Assemblée générale des Nations Unies le 10 décembre 1984. Le respect de ce principe de droit international de non-refoulement lors de l’éloignement figure déjà à l’article 74/17 de la loi et, faisant suite à l’observation du Conseil d’État, est également repris explicitement aux articles 49, § 3, et 49/2, § 5 de la loi (articles 7 et 8 du projet de loi).

Commentaire article par article

Article 1

Cette disposition est de type purement juridico-tech-nique. Elle découle de l’article 83  de la Constitution selon lequel chaque proposition ou projet de loi doit indiquer si la règle est une matière visée aux articles 74, 77 ou 78 de la Constitution.

Article 2

Cet article vise à respecter les prescrits de l ’ar-ticle 20  de la directive 2003/86/CE du Conseil du 22  septembre  2003  relative au droit au regrou-pement familial et de l ’article 39  de la directive 2011/95/UE du Parlement européen et du Conseil du 13  décembre  2011  concernant les normes relatives aux conditions que doivent remplir les ressortissants des pays tiers ou les apatrides pour pouvoir bénéficier d’une protection internationale, à un statut uniforme pour les réfugiés ou les personnes pouvant bénéficier de la protection subsidiaire, et au contenu de cette protection (refonte) qui disposent que lorsque les États membres mettent en œuvre leurs dispositions, les actes de trans-position doivent contenir une référence à ladite directive.

Page 10: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

10 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Artikelen 3 en 4

Zoals hierboven uiteengezet onder punt 2  van de “Algemene inleiding” bij dit wetsontwerp hebben familieleden van een vreemdeling die internationale bescherming geniet die zelf niet in aanmerking komen voor dergelijke bescherming, het recht om bij deze vreemdeling te verblijven. Dit recht vloeit voort uit de artikelen 23 en 24 van Richtlijn 2011/95/EU. Artikel 23, lid 1, van de richtlijn stelt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat het gezin in stand kan worden gehouden. Artikel 23, lid 2, van de richtlijn stelt dat de lidstaten moeten waarborgen dat gezinsleden van de persoon die internationale bescherming geniet die zelf niet in aanmerking komen voor dergelijke bescherming, aan-spraak kunnen maken op de in de artikelen 24 tot en met 35 genoemde voordelen (artikel 24 betreft de afgifte van een verblijfstitel), overeenkomstig de nationale pro-cedures en voor zover verenigbaar met de persoonlijke juridische status van het gezinslid.

Verblijf op basis van gezinshereniging voor familie-leden van een persoon die internationale bescherming geniet, dient bijgevolg te worden beschouwd als een toelating tot verblijf in de zin van artikel 10 en niet als een machtiging tot verblijf in de zin van artikel 10bis, ongeacht de aard van het verblijf van de gezinshereniger (verblijf van beperkte duur, verblijf van onbeperkte duur, vestiging…). De artikelen 1/1 en 10 van de wet worden in dit wetsontwerp in die zin in overeenstemming gebracht met Richtlijn 2011/95/EU.

Bijgevolg wordt in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°, van de wet voorzien dat de voorwaarden inzake de aard van het verblijf (onbeperkt verblijf of vestiging) en, in voorkomend geval, de duur van het verblijf (wachttermijn van 12  maanden) waaraan de gezinshereniger moet voldoen op het moment dat zijn familieleden een aan-vraag gezinshereniging indienen, niet van toepassing zijn op de gezinshereniger die overeenkomstig artikel 49, § 1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, § § 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermings-status tot een verblijf (van beperkte of onbeperkte duur) in het Rijk is toegelaten.

Artikel 10, §  1, eerste lid, 7° wordt niet gewijzigd vermits voor deze categorie vreemdelingen geen voor-waarden inzake de aard of de duur van het verblijf wordt opgelegd aan de niet-begeleide minderjarige vreemde-ling die internationale bescherming in het Rijk geniet en zich wenst te herenigen met zijn ouders.

Articles 3 et 4

Ainsi que développé ci-dessus au point 2  de l’“Introduction générale” du présent projet de loi, les membres de la famille d ’un étranger bénéficiaire d’une protection internationale qui, individuellement, ne remplissent pas les conditions nécessaires pour obtenir cette protection, ont le droit de séjourner chez cet étranger. Ce droit découle des articles 23 et 24 de la directive 2011/95/UE. L’article 23, paragraphe 1er, de la directive prévoit que les États membres doivent veiller à ce que l’unité familiale puisse être maintenue. L’article 23, paragraphe 2, de la directive prévoit que les États membres doivent veiller à ce que les membres de la famille du bénéficiaire d’une protection internationale qui, individuellement, ne remplissent pas les conditions nécessaires pour obtenir cette protection puissent pré-tendre aux avantages visés aux articles 24 à 35 (l’article 24 concerne la délivrance d’un titre de séjour), confor-mément aux procédures nationales et dans la mesure où cela est compatible avec le statut juridique personnel du membre de la famille.

Le séjour sur la base du regroupement familial pour les membres de la famille d’un bénéficiaire d’une protection internationale doit dès lors être considéré comme une admission au séjour au sens de l’article 10 et non comme une autorisation de séjour au sens de l’article 10bis, quelle que soit la nature du séjour du regroupant (séjour à durée limitée, séjour à durée illimitée, établissement…). Dans le présent projet de loi, les articles 1/1 et 10 de la loi sont mis en concordance avec la directive 2011/95/UE.

Par conséquent, l’article 10, § 1er, alinéa 1er, 4° à 6°, de la loi, prévoit que les conditions relatives à la nature du séjour (séjour à durée illimitée ou établissement) et, le cas échéant, à la durée du séjour (délai d’attente de 12 mois) auxquelles le regroupant doit satisfaire au moment où les membres de sa famille introduisent une demande de regroupement familial, ne s’appliquent pas au regroupant qui, conformément à l’article 49, § 1er, alinéa 2 ou 3, ou à l’article 49/2, § § 2 ou 3, est admis au séjour (à durée limitée ou illimitée) dans le Royaume, en tant que bénéficiaire du statut de protec-tion internationale.

L’article 10, §  1er, alinéa 1er, 7°, n’est pas modifié puisque, pour cette catégorie d’étrangers, aucune condition relative à la nature et à la durée du séjour n’est imposée au mineur étranger non accompagné qui bénéficie d’une protection internationale dans le Royaume et qui souhaite être réuni avec ses parents.

Page 11: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

111730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Artikel 5

De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen kan de internationale beschermingssta-tus, met name de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus, opheffen op grond van de artikelen 55/3 of 55/5 van de wet of intrekken op grond van de artikelen 55/3/1 of 55/5/1 van de wet.

Wanneer de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de internationale be-schermingsstatus heeft opgeheven of ingetrokken of wanneer de vreemdeling afstand heeft gedaan van zijn status, kan de minister of zijn gemachtigde een einde maken aan het verblijf van de vreemdeling en hem verwijderen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, onverminderd het beginsel van non-refoulement (artikelen 49, § 3, en 49/2, § 5, van de wet).

Zoals hierboven uiteengezet onder punt 3  van de “Algemene inleiding” bij dit wetsontwerp zullen de mogelijkheden voor de minister of zijn gemachtigde om een einde te maken aan het verblijf en de aard van de verwijderingsmaatregel verschillend zijn, naarge-lang de verblijfsstatus waarover de vreemdeling als begunstigde van internationale bescherming beschikt op het moment van de opheffing of intrekking van zijn beschermingsstatus.

De rechtsgronden hiervoor worden nu samenge-bracht in de algemene bepalingen (Titel I van de wet) in plaats van, zoals voorheen, verspreid onder de algemene bepalingen (Titel I van de wet) enerzijds en de aanvullende en afwijkende bepalingen betreffende bepaalde categorieën van vreemdelingen (Titel II van de wet) anderzijds.

Nieuwe paragraaf 3, eerste lid, van artikel 11  van de wet voorziet de gevallen waarin de minister of zijn gemachtigde, tijdens het beperkt verblijf van de vreem-deling, een einde kan stellen aan het op basis van inter-nationale bescherming verkregen recht op verblijf van de vreemdeling en hem een bevel om het grondgebied te verlaten kan afgeven, met name:

• na een beslissing van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tot opheffing van de internationale beschermingsstatus op grond van de artikelen 55/3 of 55/5 van de wet;

• na een beslissing van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tot intrekking van de internationale beschermingsstatus op grond van artikel 55/3/1, § 1, of artikel 55/5/1, § 1.

Article 5

Le Commissaire général aux réfugiés et aux apa-trides, peut abroger le statut de protection internationale, à savoir le statut de réfugié ou le statut de protection subsidiaire, sur la base des articles 55/3 ou 55/5 de la loi ou le retirer sur la base des articles 55/3/1  ou 55/5/1 de la loi.

Lorsque le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides a abrogé ou retiré le statut de protection inter-nationale ou lorsque l’étranger a renoncé à son statut, le ministre ou son délégué peut mettre fin au séjour de l’étranger et l’éloigner conformément aux dispositions de la présente loi, sans préjudice du principe de non-refoulement (articles 49, § 3, et 49/2, § 5, de la loi).

Ainsi que développé ci-dessus au point 3  de l’“Introduction générale” du présent projet de loi, les possibilités pour le ministre ou son délégué de mettre un terme au séjour et la nature de la mesure d’éloigne-ment varient en fonction du statut de séjour dont dis-pose l’étranger en tant que bénéficiaire de la protection internationale au moment de l’abrogation ou du retrait de son statut de protection.

Les bases juridiques requises sont à présent réu-nies dans les dispositions générales (Titre I de la loi) plutôt que, comme auparavant, dispersées dans les dispositions générales (Titre I de la loi) , d’une part, et dans les dispositions complémentaires et dérogatoires relatives à certaines catégories d’étrangers (Titre II de la loi), d’autre part.

Le nouveau paragraphe 3, alinéa 1er, de l’article 11 de la loi prévoit les cas dans lesquels le ministre ou son délégué peut, durant le séjour limité de l’étranger, mettre fin au droit de séjour de l’étranger obtenu sur la base d’une protection internationale et lui délivrer un ordre de quitter le territoire, à savoir:

• à la suite d’une décision prise par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides d’abroger le sta-tut de protection internationale sur la base des articles 55/3 ou 55/5 de la loi;

• à la suite d’une décision prise par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides de retirer le sta-tut de protection internationale sur la base de l’article 55/3/1, § 1er, ou de l’article 55/5/1, § 1er.

Page 12: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

12 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Ter ui t voer ing van het regeerakkoord van 10 oktober 2014  (p. 153) wordt expliciet in artikel 11, § 3, eerste lid, 1°, van de wet voorzien dat de minister of zijn gemachtigde bij een eventuele beëindiging van het verblijf naar aanleiding van een beslissing van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tot opheffing van de internationale bescher-mingsstatus, rekening dient te houden met de mate van verankering van de vreemdeling in de samenleving. De beoordeling van de lokale verankering in België is een feitenkwestie die onderzocht wordt binnen de discreti-onaire beoordelingsbevoegheid van de minister of zijn gemachtigde. De minister of zijn gemachtigde maakt hierbij een afweging tussen verschillende elementen zoals de duur van het wettelijk verblijf in België en het bestaan van banden met België.

De Raad van State maakt in haar advies de op-merking dat de minister of zijn gemachtigde, naast de lokale verankering, ook rekening moet houden met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven) indien hij een einde maakt aan het verblijf na opheffing van de internationale beschermingsstatus. Artikel 13, § 3, derde lid, voorziet in een bepaling dat de minister of zijn gemachtigde, wanneer hij overweegt om een beslissing tot beëindiging of intrekking van verblijf te nemen na opheffing of intrekking van de internati-onale beschermingsstatus, rekening dient te houden met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het Rijk alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met het land van herkomst. Bijgevolg wordt aan de opmerking van de Raad van State tege-moet gekomen.

Een gelijkaardige bepaling werd opgenomen onder artikel 18, § 2, van de wet.

Nieuwe paragraaf 3, tweede lid, van artikel 11 van de wet voorziet de gevallen waarin de minister of zijn gemachtigde ten allen tijde, zowel tijdens het verblijf van beperkte duur als tijdens het verblijf van onbeperkte duur, het op basis van internationale bescherming ver-kregen recht op verblijf van de vreemdeling kan intrek-ken en hem een bevel om het grondgebied te verlaten kan afgeven, met name:

• na een beslissing van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tot intrekking van de internationale beschermingsstatus omdat hij uitgesloten wordt of had moeten zijn;

• na een beslissing van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tot intrekking van de internationale beschermingsstatus indien de status

En exécution de l ’accord de gouvernement du 10 octobre 2014 (p. 153), à l’article 11, § 3, alinéa 1er , 1°, de la loi, il est explicitement prévu que le ministre ou son délégué doit tenir compte du niveau d’ancrage de l ’étranger dans la société lorsqu’il est éventuel-lement mis fin au séjour à la suite d’une décision du Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides abro-geant le statut de protection internationale. L’évaluation de l’ancrage local en Belgique est une question de fait qui doit être examinée dans le cadre du pouvoir discré-tionnaire du ministre ou de son délégué. A cet effet, le ministre ou son délégué met en balance les différents éléments, tels que la durée du séjour légal en Belgique et l’existence d’attaches avec la Belgique.

Dans son avis, le Conseil d’État fait remarquer qu’en plus de l’ancrage local, le ministre ou son délégué doit également tenir compte de l’article 8 de la Convention européenne des droits de l’homme (droit au respect de la vie privée et familiale) s’il met un terme au séjour après l’abrogation du statut de protection internationale. L’article 13, § 3, alinéa 3, prévoit une disposition selon laquelle le ministre ou son délégué, s’il envisage de prendre une décision de fin de séjour ou de retrait de séjour après l’abrogation ou le retrait du statut de pro-tection internationale, doit prendre en considération la nature et la solidité des liens familiaux de l’intéressé, la durée de son séjour dans le Royaume, ainsi que l’exis-tence d’attaches familiales, culturelles ou sociales avec son pays d’origine. Par conséquent, il est tenu compte de la remarque du Conseil d’État.

Une disposition analogue a été reprise à l’article 18, § 2, de la loi.

Le nouveau paragraphe 3, alinéa 2, de l’article 11 pré-voit les cas dans lesquels le ministre ou son délégué peut, à tout moment, aussi bien pendant le séjour à durée limitée que pendant le séjour à durée illimitée, retirer le droit de séjour de l’étranger obtenu sur la base de la protection internationale et lui délivrer un ordre de quitter le territoire, à savoir:

• à la suite d’une décision du Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides de retirer le statut de protection internationale parce qu’il est ou aurait dû être exclu; ou

• à la suite d’une décision prise par le Commissaire général aux réfugiés et apatrides de retirer le statut de protection internationale si le statut a été reconnu ou

Page 13: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

131730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

werd erkend of toegekend op grond van feiten die hij verkeerd heeft weergegeven of achtergehouden, van valse verklaringen of van valse of vervalste documenten die doorslaggevend zijn geweest voor de erkenning of toekenning van de status; of

• na een beslissing van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tot intrekking van de internationale beschermingsstatus indien het persoonlijk gedrag van de vreemdeling er later op wijst dat hij (ab initio) geen vervolging vreest of geen reëel risico op ernstige schade loopt.

De laatste twee intrekkingsgronden worden be-schouwd als een vorm van fraude waardoor de nood aan bescherming nooit wordt geacht te hebben bestaan en de internationale beschermingsstatus indertijd ver-keerdelijk werd toegekend (intrekking internationale be-schermingsstatus “ex tunc”). De beperking in tijdspanne waarbinnen de minister of zijn gemachtigde in dit geval een bevel om het grondgebied te verlaten kon afgeven (met name enkel gedurende de eerste tien jaar verblijf, te rekenen vanaf het indienen van de asielaanvraag, zoals vroeger was voorzien in de oude artikelen 49, § 3, en 49/2, § 5, tweede lid, van de wet vóór de wijzi-ging van de wet van 10/08/2015) wordt in artikel 11 niet overgenomen zodat vreemdelingen die fraude hebben gepleegd om verblijf op basis van een internationale beschermingsstatus te bekomen op dezelfde manier worden behandeld als andere vreemdelingen die fraude hebben gepleegd om verblijf op basis van een andere grond te bekomen (art. 74/20 van de wet).

Nieuwe paragraaf 3, derde lid, van artikel 11  van de wet vormt de omzetting van artikel 17 van Richtlijn 2003/86/EG. Wanneer de minister of zijn gemachtigde een beslissing, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, overweegt te nemen, houdt hij rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het Rijk, alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.

Er moet ook worden onderstreept dat de in het eerste en tweede lid bedoelde beslissingen in alle gevallen volgen uit een individueel onderzoek, waarbij de be-langen tegen elkaar worden afgewogen. Daarbij wordt gelet op het eerbiedigen van de fundamentele rechten en vrijheden, waaronder de eerbiediging van het ge-zinsleven en het recht op bescherming tegen foltering en onmenselijke of onterende behandeling.

Tenslotte voorziet de nieuwe paragraaf 3, vierde lid, van artikel 11 van de wet de mogelijkheid om ook het recht op verblijf van de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°

octroyé sur la base de faits qu’il a présentés de manière altérée ou qu’il a dissimulés ou sur la base de fausses déclarations ou de documents faux ou falsifiés qui ont été déterminants pour la reconnaissance ou l’octroi du statut; ou

• à la suite d’une décision prise par le Commissaire général aux réfugiés et apatrides de retirer le statut de protection internationale lorsque le comportement per-sonnel de l’étranger démontre ultérieurement l’absence de crainte (ab initio) de persécution dans son chef ou l’absence (ab initio) de risque réel de subir des atteintes graves dans son chef.

Les deux derniers motifs de retrait sont considérés comme une forme de fraude par laquelle la nécessité d’une protection est réputée ne jamais avoir existé et c’est à tort que le statut de protection internationale a été accordé en son temps (retrait du statut de pro-tection internationale “ex tunc”). La limitation du délai dans lequel le ministre ou son délégué pouvait dans le cas d’espèce délivrer un ordre de quitter le territoire (à savoir uniquement au cours des 10 premières années de séjour, à compter de l’introduction de la demande d’asile, comme prévu précédemment dans les anciens articles 49, § 3, et 49/2, § 5, alinéa 2, de la loi avant la modification de la loi du 10/08/2015) n’est pas reprise dans l ’article 11  de sorte que les étrangers qui ont commis une fraude pour obtenir le séjour sur la base d’un statut de protection internationale sont traités de la même manière que les autres étrangers qui ont commis une fraude pour obtenir le séjour sur la base d’un autre motif (article 74/20 de la loi).

Le nouveau paragraphe 3, alinéa 3, de l ’article 11  transpose l’article 17  de la directive 2003/86/CE. Lorsque le ministre ou son délégué envisage de prendre une décision telle que visée aux alinéas 1er et 2, il prend en considération la nature et la solidité des liens familiaux de l’intéressé, la durée de son séjour dans le Royaume ainsi que l’existence d’attaches familiales, culturelles ou sociales avec son pays d’origine.”

Il convient également de souligner que les décisions visées aux alinéas 1er et 2 découlent dans tous les cas d’un examen individuel mettant en balance les intérêts. L’analyse porte également sur le respect des droits et des libertés fondamentales, y compris le respect de la vie familiale et le droit à la protection contre la torture et les traitements inhumains ou dégradants.

Enfin, le nouveau paragraphe 3, alinéa 4, de l’article 11 de la loi prévoit la possibilité de mettre fin au droit de séjour des membres de la famille visés à l’article 10,

Page 14: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

14 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

tot 7° bedoelde familieleden te beëindigen indien het recht op verblijf van de gezinshereniger op grond van het eerste of het tweede lid wordt beëindigd of ingetrok-ken na opheffing of intrekking van zijn internationale beschermingsstatus.

Artikel 6

De wijziging in artikel 18, § 2, van de wet (vroeger § 3, vernummerd tot § 2 door de wet diverse bepalingen van XX/XX/XXXX), lost een lacune op in de wet.

Huidig artikel 18, § 2, van de wet vormt de omzet-ting van artikel 9, lid 3bis, van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25  november  2003  betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, ingevoegd door Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van RL 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die inter-nationale bescherming genieten. Dit artikel voorziet de mogelijkheid voor de minister of zijn gemachtigde om een einde te maken aan het verblijf van een vreemdeling die de status van langdurig ingezetene heeft verworven als persoon die internationale bescherming geniet, wanneer de internationale beschermingsstatus werd ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3/1, § 2, of 55/5/1, § 2 van de wet.

Deze mogelijkheid ontbreekt echter in de wet indien de vreemdeling, als begunstigde van internationale be-scherming, een machtiging tot vestiging heeft verworven en de internationale beschermingsstatus vervolgens wordt ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3/1, § 2, of 55/5/1, § 2 van de wet.

Artikel 7

In paragraaf 1 van artikel 49 wordt nu bepaald dat de erkende vluchteling eerst toegelaten wordt tot een verblijf van beperkte duur. De verblijfstitel die deze toe-lating tot het verblijf vaststelt, is geldig gedurende vijf jaar. Na vijf jaar verblijf, te rekenen vanaf de indiening van de asielaanvraag, wordt de erkende vluchteling tot een verblijf van onbeperkte duur toegelaten tenzij de vluchtelingenstatus ondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3  of 55/3/1. Deze wijziging is volstrekt in overeenstemming met het Verdrag van Genève en artikel 24 van Richtlijn 2011/95/EU.

Het recht op de voordelen die hoofdstuk VII van Richtlijn 2011/95/EU aan elke vluchteling waarborgt,

§ 1er, alinéa 1er, 4° à 7° s’il a déjà été mis fin au droit de séjour du regroupant ou s’il a déjà été retiré sur la base de l’alinéa 1er ou 2, à la suite de l’abrogation ou du retrait de son statut de protection internationale.

Article 6

La modification de l’article 18, § 2, de la loi (ancien-nement § 3, renuméroté § 2 par la loi du XX/XX/XXXX portant des dispositions diverses), comble une lacune dans la loi.

L’actuel article 18, § 2, de la loi constitue la trans-position de l’article 9, paragraphe 3bis de la directive 2003/109/CE du Conseil du 25 novembre 2003 relative au statut des ressortissants de pays tiers résidents de longue durée, insérée par la directive 2011/51/UE du Parlement européen et du Conseil du 11 mai 2011 modi-fiant la directive 2003/109/CE, afin d’étendre son champ d’application aux bénéficiaires d’une protection interna-tionale. Cet article prévoit la possibilité pour le ministre ou son délégué de mettre fin au séjour d’un étranger qui a acquis le statut de résident de longue durée en tant que bénéficiaire d’une protection internationale, lorsque le statut de protection internationale a été retiré confor-mément aux articles 55/3/1, § 2, ou 55/5/1, § 2, de la loi.

La loi ne prévoit toutefois pas cette possibilité si l ’étranger, en tant que bénéficiaire d’une protection internationale, a obtenu une autorisation d’établisse-ment et que le statut de protection internationale est ensuite retiré conformément aux articles 55/3/1, § 2, ou 55/5/1, § 2 de la loi.

Article 7

Le paragraphe 1er de l’article 49 prévoit désormais que les réfugiés reconnus seront, dans un premier temps, autorisés à un séjour d’une durée limitée. Le titre de séjour qui constate cette autorisation est valable pendant cinq ans. Après cinq ans de séjour, à compter de la date d’introduction de la demande d’asile, le réfu-gié reconnu sera autorisé à un séjour illimité, à moins que le statut de réfugié ait entre-temps été suspendu ou retiré conformément aux articles 55/3 ou 55/3/1. Cette modification est pleinement conforme à la Convention de Genève et à l’article 24 de la directive 2011/95/UE.

Le droit aux avantages que le chapitre VII de la direc-tive 2011/95/UE garantit à chaque réfugié ne peut pas

Page 15: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

151730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

mag niet gekoppeld worden aan het regelmatig bezit van een verblijfstitel of aan de aard van de verblijfstitel maar vloeit rechtstreeks voort uit de toekenning van de vluchtelingenstatus zelf (zie ook Hof van Justitie, arrest C-373/13, van 24 juni 2015, punten 95-98).

De Raad van State heeft in haar advies er op gewe-zen dat de beperking in tijd van het verblijfsrecht van erkende vluchtelingen niet mag leiden tot een beperking van de rechten waarop deze personen op grond van hun vluchtelingenstatus aanspraak kunnen maken. Zo bijvoorbeeld schrijft Richtlijn 2011/95/EU voor dat perso-nen die internationale bescherming genieten inzake de toegang tot werk (art. 26), sociale voorzieningen (art. 29) en gezondheidszorg (art. 30) een aantal rechten moeten kunnen genieten die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor de onderdanen van de betrokken lidstaat.

Gevolg gevend aan de opmerking van de Raad van State werd, op basis van de door België genotifieerde omzettingsmaatregelen aan de Europese Commissie (http://eur-lex.europa.eu/search.html?DB_NATURAL_DIRECTIVE=2011,0095&DB_AUTHOR=BEL&qid=1457342883553&DTS_DOM=NATIONAL_LAW&type=advanced&lang=en&SUBDOM_INIT=MNE&DTS_SUBDOM=MNE ), nagegaan of de verschillende wet-gevingen in die aangelegenheden zo gesteld zijn dat zij inderdaad de mogelijkheid bieden om aan de erkende vluchtelingen rechten toe te kennen die vergelijkbaar zijn met de rechten die de Belgische onderdanen ge-nieten, en dit ongeacht de duur van hun verblijf. Uit dit onderzoek blijkt dat de Belgische wetgeving in overeen-stemming is met Richtlijn 2011/95/EU, zie onder meer:

• Artikel 2, eerste lid, 5° van het koninklijk besluit van 9  juni  1999  houdende de uitvoering van de wet van 30  april  1999  betreffende de tewerkstelling van bui-tenlandse werknemers; artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 3 februari 2003 tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit (omzetting van artikel 26, lid 1, van Richtlijn 2011/95/EU);

• Artikel 32 van het Besluit van 5 juni 2009 van de Vlaamse regering houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding; Decreet van 6  november  2008  ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, met inbegrip van de discri-minatie tussen vrouwen en mannen inzake economie, tewerkstelling en beroepsopleiding; Ordonnantie van 4  september  2008  betreffende de strijd tegen discri-minatie en de gelijke behandeling op het vlak van te-werkstelling (omzetting van artikel 26, lid 2, van Richtlijn 2011/95/EU);

être lié à la détention régulière d’un titre de séjour ou à la nature du titre de séjour, mais découle directement de l’octroi du statut de réfugié lui-même (voir également Cour de Justice, arrêt C-373/13, du 24 juin 2015, points 95-98).

Dans son avis, le Conseil d’État a souligné que la limitation dans le temps du droit de séjour des réfugiés reconnus ne doit pas entraîner une restriction des droits auxquels ces personnes peuvent prétendre sur la base de leur statut de réfugié. Ainsi, la directive 2011/95/UE prévoit notamment que les personnes bénéficiant d’une protection internationale en matière d’accès à l’emploi (art. 26), de protection sociale (art. 29) et de soins de santé (art. 30) doivent pouvoir bénéficier d’un certain nombre de droits équivalents à ceux prévus pour les ressortissants de l’État membre concerné.

Comme suite aux observations du Conseil d’État, il a été vérifié sur la base des mesures de transposition notifiées par la Belgique à la Commission européenne (http://eur-lex.europa.eu/search.html?DB_NATURAL_DIRECTIVE=2011,0095&DB_AUTHOR=BEL&qid=1457342883553&DTS_DOM=NATIONAL_LAW&type=advanced&lang=en&SUBDOM_INIT=MNE&DTS_SUBDOM=MNE) si les différentes législations qui sont d’application en ces matières sont rédigées de manière telle qu’elles permettent en effet d’octroyer aux réfugiés reconnus des droits comparables aux droits dont bénéficient les ressortissants belges, quelle que soit la durée de leur séjour. Cette étude montre que la législation belge est conforme à la directive 2011/95/UE, voir notamment:

• Article 2, alinéa 1er, 5°, de l ’arrêté royal du 9 juin 1999 portant exécution de la loi du 30 avril 1999 re-lative à l’occupation des travailleurs étrangers; article 1er, 4°, de l’arrêté royal du 3 février 2003 dispensant cer-taines catégories d’étrangers de l’obligation d’être titu-laires d’une carte professionnelle pour l’exercice d’une activité professionnelle indépendante (transposition de l’article 26, paragraphe 1er, de la directive 2011/95/UE);

• Article 32  de l ’arrêté du 5  juin  2009  du gou-vernement flamand portant organisation de l ’em-ploi et de la formation professionnelle; décret du 6 novembre 2008 relatif à la lutte contre certaines formes de discrimination, en ce compris la discrimination entre les femmes et les hommes en matière d’économie, d’emploi et de formation professionnelle; ordonnance du 4 septembre 2008 relative à la lutte contre la discri-mination et à l’égalité de traitement en matière d’emploi (transposition de l’article 26, paragraphe 2 de la directive 2011/95/UE);

Page 16: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

16 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

• Artikel 3, 3°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; artikelen 1 en 57 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijke welzijn; artikel 4 van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen (omzetting van artikel 29 van Richtlijn 2011/95/EU);

• Artikel 32 van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (omzetting van artikel 30 van Richtlijn 2011/95/EU)

In paragraaf 2 van artikel 49 wordt nu ook de moge-lijkheid voorzien voor de minister of zijn gemachtigde om gedurende het verblijf van beperkte duur aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen te vragen de vluchtelingenstatus op te hef-fen indien de vluchteling valt onder artikel 1C van het Verdrag van Genève. Een gelijkaardige mogelijkheid voor de minister of zijn gemachtigde was reeds voorzien in artikel 49/2, § 4, voor personen met de subsidiaire beschermingsstatus tijdens hun verblijf van beperkte duur. Opheffing van de vluchtelingenstatus gebeurt enkel na een individuele herbeoordeling van de status door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen.

Indien de vreemdeling tijdens dit heronderzoek van de geldigheid van zijn vluchtelingenstatus reeds vijf jaar in het Rijk verblijft vanaf de indiening van zijn asielaanvraag, en bijgevolg in aanmerking komt voor een verblijfsrecht van onbepaalde duur, wordt de toe-kenning van het onbeperkt verblijfsrecht opgeschort in afwachting van een definitieve beslissing.

Met deze schorsingstermijn wordt ook de be-handel ing van het beroep bi j de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen gedekt. Vermits de schor-singstermijn van één jaar, zoals voorzien is in het huidig artikel 49/2, § 4, vijfde lid, bij het heronderzoek van de geldigheid van de subsidiaire beschermingsstatus, niet overeenstemt met de werkelijke duur van de beroeps-procedure (hoewel in 2006 bij de oprichting van de Raad één jaar als uitgangspunt werd genomen) wordt deze termijn opgeheven en vervangen door de werkelijke duur van de beroepsprocedure.

Indien de geldigheidsduur van de verblijfstitel ver-strijkt tijdens dit heronderzoek, wordt deze verblijfstitel vernieuwd in afwachting van een definitieve beslissing.

Paragraaf 3 van artikel 49 (en paragraaf 5 van artikel 49/2) worden gewijzigd naar aanleiding van een opmer-king van de Raad van State.

• Article 3, 3°, de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l’intégration sociale; articles 1er et 57 de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d’action sociale; article 4 de la loi du 22 mars 2001 instituant la garantie de revenus aux personnes âgées (transposition de l’article 29 de la directive 2011/95/UE);

• Article 32  de la loi du 14  juillet  1994  relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994 (transposition de l’article 30 de la directive 2011/95/UE)

En outre, le paragraphe 2 de l’article 49 prévoit à présent la possibilité, pour le ministre ou son délégué, de demander, pendant le séjour à durée limitée, au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides d’abroger le statut de réfugié si le réfugié relève de l’article 1C de la Convention de Genève. Une possibilité similaire était déjà prévue dans l’article 49/2, § 4 pour le ministre ou son délégué, en ce qui concerne les bénéficiaires du statut de protection subsidiaire au cours de leur séjour à durée limitée. Le statut de réfugié est uniquement abrogé à la suite d’une réévaluation individuelle du statut par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides.

Si, lors de cette réexamen de la validité du statut de réfugié, l’étranger séjourne dans le Royaume depuis déjà cinq ans à compter de l’introduction de sa demande d’asile, et peut dès lors prétendre à un droit de séjour à durée illimitée, l’octroi du droit de séjour illimité est suspendu dans l’attente d’une décision définitive.

Ce délai de suspension permet également de cou-vrir le traitement du recours auprès du Conseil du Contentieux. Puisque le délai de suspension d’un an prévu dans l’actuel article 49/2, § 4, alinéa 5, lors du ré-examen de la validité du statut de protection subsidiaire ne correspond pas à la durée réelle de la procédure de recours (même si, en 2006, lors de la création du Conseil, un délai d’un an a été pris comme le point de départ) ce délai est supprimé et remplacé par la durée effective de la procédure de recours.

Si la durée de validité du titre de séjour expire pen-dant ce réexamen, ce titre de séjour est renouvelé dans l’attente d’une décision finale.

Le paragraphe 3 de l’article 49 (et le paragraphe 5 de l’article 49/2) de la loi sont modifiés à la suite d’une observation du Conseil d’État.

Page 17: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

171730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

In zijn advies heeft de Raad van State de zin “beslist de minister of zijn gemachtigde of de vreemdeling verwijderd kan worden overeenkomstig de bepalingen van deze wet”, die voorkomt in de huidige artikelen 49, § 3, en 49/2, § 5, van de wet zo geïnterpreteerd dat het bestuur verplicht is na te gaan, voorafgaand aan elke verwijderingsmaatregel, of de betrokkene aanspraak kan maken op een verblijfsrecht om andere redenen die door de wet zijn voorgeschreven.

Een dergelijke verplichting zou duidelijk verder gaan dan de verplichtingen die voortkomen uit de algemene beginselen van het administratief recht en zou het niet mogelijk maken voor het bestuur om efficiënt op te tre-den. Artikelen 49, § 3, en 49/2, § 5, dienen te worden geïnterpreteerd als uitsluitend bedoeld om een minimum aan rechtszekerheid en transparantie te garanderen, door de gevolgen aan te geven die zijn verbonden aan de beslissing van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tot opheffing of intrek-king van de internationale beschermingsstatus.

In dit geval heeft de beslissing van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen niet tot gevolg dat een einde wordt gemaakt aan het verblijf van de betrokkene, die de verblijfsstatus die hij heeft behoudt. Zo kan het dat de betrokkene tot een verblijf voor een beperkte of onbeperkte duur was toegelaten of de status van langdurig ingezetene of de vestiging heeft verkregen.

Alleen de minister, of, al naar het geval, zijn ge-machtigde, zal het verblijf van de betrokkene kunnen beëindigen en hem kunnen verwijderen krachtens de relevante wetsvoorschriften.

Afhankelijk van de situatie van de betrokkene zal het dus mogelijk zijn een einde aan het verblijf te maken op grond van artikel 11, § 3 (nieuw), artikel 18, § 2, of artikel 20. Zodra immers de betrokkene geen internationale bescherming meer geniet, zullen deze bepalingen op hem worden toegepast. De beslissing tot beëindiging van het verblijf en de beslissing tot ver-wijdering zullen worden genomen overeenkomstig de beginselen en procedureregels die het optreden van het bestuur beheersen. De betrokkene moet trouwens samenwerken met het bestuur en dus alle elementen aanvoeren die de voorgenomen beslissing zouden kunnen beïnvloeden of beletten, zoals de gegevens in verband met de duur van zijn verblijf, zijn gezinsleven of zijn gezondheidstoestand.

Om verwarring volledig uit te sluiten zijn de artikelen 49, § 3, en 49/2, § 5, van de wet, gewijzigd. Hun nieuwe formulering geeft beter het idee weer dat bij opheffing of intrekking of afstand doen van de internationale

Dans son avis, le Conseil d’État a interprété la phrase “le ministre ou son délégué décide si l’intéressé peut être éloigné conformément aux dispositions de la présente loi”, figurant dans les actuels articles 49, § 3, 49/2, § 5, de la loi, comme obligeant l’administration de vérifier préalablement à toute mesure d’éloignement que l’intéressé ne peut pas prétendre à l’octroi d’un droit de séjour pour d’autres motifs prévus dans la loi.

Or, une telle obligation irait bien au-delà des obli-gations qui découlent des principes généraux de droit administratif et ne permettrait pas à l’administration d’agir efficacement. Les articles 49, § 3, et 49/2, § 5, doivent être interprétés comme visant uniquement à assurant un minimum de sécurité juridique et de transparence en indiquant les conséquences qui sont attachées à la décision du Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides d’abrogation ou de retrait du statut de protection internationale.

Dans ce cas, la décision du Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides n’a pas pour effet de mettre fin au séjour de l’intéressé, lequel conserve le statut de séjour dont il bénéficie. Ainsi, il se peut que l’intéressé soit admis au séjour pour une durée limitée ou illimitée ou bien ait obtenu le statut de résident de longue durée ou d’établissement.

Seul le ministre ou, selon le cas, son délégué, pourra mettre fin au séjour de l’intéressé et l’éloigner confor-mément aux dispositions légales pertinentes.

En fonction de la situation de l’intéressé, il sera donc possible de mettre fin au séjour sur base de l’article 11, § 3 (nouveau), de l’article 18, § 2, ou bien de l’article 20. En effet, dès lors que l’intéressé ne bénéficiera plus de la protection internationale, ces dispositions trouveront à s’appliquer à lui. La décision de fin de séjour et la décision d’éloignement seront prises conformément aux principes et règles de procédure qui gouvernent l’action de l’administration. Par ailleurs, il appartient à l’intéressé de coopérer avec l’administration et donc de faire valoir tous les éléments qui sont de nature à influencer la décision envisagée ou à y faire obstacle, tels que ceux qui sont relatifs à la durée de son séjour, à sa vie familiale ou son état de santé.

Afin d’évacuer toute confusion, les articles 49, § 3, et l’article 49/2, § 5, de loi, ont été modifié. Leur nouvelle formulation traduit mieux l’idée que, en cas d’abroga-tion ou de retrait de la protection internationale ou en

Page 18: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

18 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

bescherming de betrokkene zijn verblijfsrecht behoudt, zolang de minister of zijn gemachtigde niet heeft beslist er een einde aan te maken.

Artikel 49, § 3, en artikel 49/2, § 5, leggen dus de link tussen de opheffing/intrekking van de internationale beschermingsstatus enerzijds en de mogelijkheden tot beëindiging van het verblijf en de verwijdering van de vreemdelingen na deze opheffing/intrekking van de status anderzijds.

Wanneer de internationale beschermingsstatus wordt opgeheven of ingetrokken en er vervolgens een maatregel tot verwijdering van het grondgebied wordt genomen, wijst de Raad van State er op dat bij de verwijdering systematisch rekening moet worden gehouden met het absolute internationaalrechtelijke beginsel van non-refoulement (zie in dat verband artikel 21 van Richtlijn 2011/95/EU) en met de absolute gelding van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, van artikel 4  van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en van artikel 3 van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of ont-erende behandeling of bestraffing, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 december 1984. De eerbiediging van dit inter-nationaalrechtelijk beginsel van non-refoulement bij verwijdering werd reeds ingeschreven in de wet, meer bepaald in artikel 74/17. Gevolg gevend aan opmerking van de Raad van State, wordt het nogmaals expliciet vermeld in de artikelen 49, § 3, en 49/2, § 5, van de wet.

De minister of zijn gemachtigde dient ook rekening te houden met het advies dat de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, in het kader van zijn beslissing tot intrekking van de internationale beschermingsstatus, met toepassing van de artikelen 55/3/1, § 3, of 55/5/1, § 3, van de wet, heeft verstrekt over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaat-regel met de artikelen 48/3 en 48/4 van de wet. Indien de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen in zijn advies heeft gesteld dat er een risico bestaat met betrekking tot de artikelen 48/3 en 48/4  (insluitingsclausules), kan de verwijdering enkel plaatsvinden wanneer de minister of zijn gemachtigde in een met redenen omklede beslissing omstandig aan-toont dat het advies van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen niet langer actueel is (artikel 74/17 van de wet).

cas renonciation à celle-ci, l ’intéressé conserve son droit séjour tant que le ministre ou son délégué n’a pas décidé d’y mettre fin.

L’article 49, § 3, et l’article 49/2, § 5, établissent donc le lien entre l’abrogation / le retrait du statut de protection internationale, d’une part, et les possibilités d’éloigne-ment des étrangers à la suite de cette abrogation / ce retrait du statut, d’autre part.

Lorsque le statut de protection internationale est abro-gé ou retiré, le Conseil d’État précise qu’il convient de prendre systématiquement en compte, lors de l’adoption d’une décision subséquente d’éloignement du territoire, le caractère absolu tant du principe de droit international du non-refoulement (voir à cet égard l’article 21 de la directive 2011/95/UE) que de l’article 3 de la Convention européenne de sauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales, de l’article 4 de la Charte des droits fondamentaux de l’Union européenne et de l’article 3 de la Convention contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants, adoptée par l’Assemblée générale des Nations Unies le 10 décembre 1984 Le respect de ce principe de droit international de non-refoulement lors de l’éloignement figure déjà dans la loi, plus précisément à l’article 74/17. Faisant suite à l’observation du Conseil d’État, il est également repris explicitement aux articles 49, § 3, et 49/2, § 5 de la loi.

Le ministre ou son délégué doit également tenir compte de l ’avis que le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides a remis dans le cadre de sa décision de retirer le statut de protection internationale, en vertu des articles 55/3/1, § 3, ou 55/5/1, § 3 de la loi, concernant la compatibilité d’une mesure d’éloignement avec les articles 48/3 et 48/4 de la loi (clauses d’inclu-sion). Au cas où le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides rend un avis indiquant qu’il existe un risque au regard des articles 48/3 et 48/4, l’éloignement ne peut avoir lieu que moyennant une décision motivée et circonstanciée du ministre ou de son délégué démon-trant que l’avis du Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides n’est plus actuel (article 74/17 de la loi).

Page 19: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

191730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Article 8

Les modifications à l ’article 49/2  sont de nature juridico-technique et visent à uniformiser les articles 49 et 49/2.

Le vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l’Intérieur,

Jan JAMBON

Le secrétaire d’État à l’Asile et la Migration,

Theo FRANCKEN

Artikel 8

De wijzigingen in artikel 49/2  zijn van juridisch-technische aard om de artikelen 49 en 49/2 op elkaar af te stemmen.

De vice-eersteminister en minister van Veiligheid en van Binnenlandse Zaken,

Jan JAMBON

De staatssecretaris voor Asiel en Migratie,

Theo FRANCKEN

Page 20: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

20 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

VOORONTWERP VAN WET

onderworpen aan het advies van de Raad van State

Voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot

het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2

Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging en van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 in-zake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescher-ming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescher-ming (herschikking).

Art. 3

In artikel 1/1, § 2, 4°, van de wet van 15 december 1980 be-treffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 19 december 2014, worden de woorden “en door de gezinsleden van de begunstigden van de subsidiaire beschermingsstatus” opgeheven.

Art. 4

In artikel 10, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen

bij de wet van 8  juli  2011  en gewijzigd bij de wetten van 19 maart 2014 en XX/XX/2015, worden de volgende wijzi-

gingen aangebracht:

1° in de bepaling onder 4°, de tweede zin, worden de woor-

den “of indien het familieleden betreft van een vreemdeling die erkend is als vluchteling of die de subsidiaire bescher-ming geniet” opgeheven en wordt deze zin aangevuld met de volgende zin:

“Deze voorwaarden met betrekking tot de aard van het ver-blijf en de duur van het verblijf zijn niet van toepassing indien het familieleden betreft van een vreemdeling die overeenkom-

stig artikel 49, § 1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, § § 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk is toegelaten:”;

AVANT-PROJET DE LOI

soumis à l’avis du Conseil d’État

Avant-projet de loi modifi ant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement

des étrangers

Article 1er

La présente loi règle une matière visée à l’article 74 de la Constitution.

Art. 2

La présente loi transpose partiellement la directive 2003/86/CE du Conseil du 22  septembre  2003  relative au droit au regroupement familial et la directive 2011/95/UE du Parlement Européen et du Conseil du 13  dé-cembre 2011 concernant les normes relatives aux conditions que doivent remplir les ressortissants des pays tiers ou les apatrides pour pouvoir bénéfi cier d’une protection internatio-nale, à un statut uniforme pour les réfugiés ou les personnes pouvant bénéfi cier de la protection subsidiaire, et au contenu de cette protection (refonte).

Art. 3

A l’article 1/1, § 2, 4°, de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, inséré par la loi du 19 décembre 2014, les mots “et par les membres de la famille des bénéfi ciaires de la protection subsidiaire” sont abrogés.

Art.4

A l’article 10, § 1er, alinéa 1er, de la même loi, remplacé par la loi du 8 juillet 2011 et modifi é par les loi du 19 mars 2014 et du XX/XX/2015, les modifi cations suivantes sont apportées:

1° au 4°, deuxième phrase, les mots “, ou s’il s’agit de membres de la famille d’un étranger reconnu réfugié ou bénéfi ciaire de la protection subsidiaire” sont abrogés et cette phrase est complétée par la phrase suivante:

“Ces conditions relatives au type de séjour et à la durée du séjour ne s’appliquent pas s’il s’agit de membres de la famille d’un étranger admis à séjourner dans le Royaume en tant que bénéfi ciaire du statut de protection internationale

conformément à l’article 49, § 1, alinéas 2 ou 3, ou à l’article 49/2, § § 2 ou 3:”;

Page 21: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

211730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

2° le 5°, alinéa 1er, est complété par une phrase, rédigée comme suit:

“Ces conditions relatives au type de séjour et à la durée du séjour ne s’appliquent pas s’il s’agit de membres de la famille d’un étranger admis à séjourner dans le Royaume en tant que bénéfi ciaire du statut de protection internationale conformément à l’article 49, § 1, alinéas 2 ou 3, ou à l’article 49/2, § § 2 ou 3.”;

3° le 6° est complété par une phrase, rédigé comme suit:

“Cette condition relative au type de séjour ne s’applique pas s’il s’agit d’un enfant handicapé célibataire âgé de plus de dix-huit ans d’’un étranger admis à séjourner dans le Royaume en tant que bénéfi ciaire du statut de protection internationale conformément à l’article 49, § 1, alinéas 2 ou 3, ou à l’article 49/2, § § 2 ou 3;”.

Art. 5

L’article 11 de cette même loi, remplacée par la loi du 8 juil-let 2011 et modifi ée par la loi du XX/XX/2015, est complétée par un paragraphe rédigé comme suit:

“§ 3. Le ministre ou son délégué peut décider dans l’un des cas suivants que l’étranger qui a été admis au séjour dans le Royaume pour une durée limitée en tant que bénéfi ciaire du statut de protection internationale, en vertu de l’article 49, § 1er, alinéa 2, ou de l’article 49/2, § 2, n’a plus le droit de séjourner dans le Royaume et lui délivrer un ordre de quitter le territoire:

1° lorsque le statut de protection internationale a été abrogé par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides conformément aux articles 55/3 ou 55/5. Le ministre ou son délégué tient compte du niveau d’ancrage de l’étranger dans

la société.

2° lorsque le statut de protection internationale a été retiré par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides conformément aux articles 55/3/1, § 1er ou § 2, 1°, ou 55/5/1, § 1er ou § 2 , 1°.

Le ministre ou son délégué peut à tout moment décider de retirer le séjour de l’étranger qui a été admis au séjour dans le Royaume pour une durée limitée ou illimitée en tant que bénéfi ciaire du statut de protection internationale en vertu de

l’article 49, § 1er, alinéa 2 ou 3, ou de l’article 49/2, § § 2 ou 3, et lui délivrer un ordre de quitter le territoire lorsque le statut de protection internationale a été retiré par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides conformément aux articles 55/3/1, § 2, 2°, ou 55/5/1, § 2, 2°.

Lorsque l’étranger visé aux alinéas 1er et 2 s’est fait accom-pagner ou rejoindre par un membre de la famille visé à l’article 10, § 1er, alinéa 1er, 4° à 7°, le ministre ou son délégué prend

2° in de bepaling onder 5° wordt het eerste lid aangevuld met een zin, luidend als volgt:

“Deze voorwaarden met betrekking tot de aard van het ver-blijf en de duur van het verblijf zijn niet van toepassing indien het familieleden betreft van een vreemdeling die overeenkom-stig artikel 49, § 1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, § § 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk is toegelaten.”;

3° de bepaling onder 6° wordt aangevuld met een zin, luidend als volgt:

“Die voorwaarde met betrekking tot de aard van het verblijf is niet van toepassing indien het een alleenstaand gehandicapt kind dat ouder is dan achttien jaar betreft van een vreemdeling die overeenkomstig artikel 49, § 1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, § § 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk is toegelaten;”.

Art. 5

Artikel 11  van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8  juli 2011 en gewijzigd bij de wet van XX/XX/2015, wordt aangevuld met een paragraaf, luidend als volgt:

“§ 3. De minister of zijn gemachtigde kan in één van de volgende gevallen beslissen dat de vreemdeling die op grond van artikel 49, § 1, tweede lid, of artikel 49/2, § 2, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf van beperkte duur in het Rijk werd toegelaten, niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven en hem een bevel geven om het grondgebied te verlaten:

1° wanneer de internationale beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd opgeheven overeenkomstig de artikelen 55/3 of 55/5. De minister of zijn gemachtigde houdt hierbij

rekening met de mate van verankering van de vreemdeling in de samenleving.

2° wanneer de internationale beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3/1, § 1 of § 2, 1°, of 55/5/1, § 1, of § 2, 1°.

De minister of zijn gemachtigde kan ten allen tijde beslis-sen om het verblijf van de vreemdeling die op grond van artikel 49, § 1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, § § 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermings-

status tot een verblijf van beperkte of onbeperkte duur in het Rijk werd toegelaten, in te trekken en hem een bevel geven om het grondgebied te verlaten wanneer de internationale

beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd ingetrokken overeen-komstig de artikelen 55/3/1, § 2, 2°, of 55/5/1, § 2, 2°.

Wanneer de in het eerste en tweede lid bedoelde vreemde-

ling werd vergezeld of vervoegd door een in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 7° bedoeld familielid, houdt de minister of

Page 22: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

22 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

zijn gemachtigde rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, de duur van zijn verblijf in het Rijk, het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van oorsprong.

Onverminderd de toepassing van paragraaf 2, kan de mi-nister of zijn gemachtigde ook een einde stellen aan het recht op verblijf van de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 7° bedoelde familieleden indien het recht op verblijf van de vreemdeling die vervoegd werd, op grond van het eerste of het tweede lid wordt beëindigd of ingetrokken.”

Art. 6

In artikel 49 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wet van 10 augus-tus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° In de eerste zin van paragraaf 1 worden de woorden “van beperkte duur” ingevoegd tussen de woorden “tot een verblijf” en “in het Rijk toegelaten”;

2° Paragraaf 1 wordt aangevuld met twee leden, luidende:

“De verblijfstitel die de toelating tot een verblijf van beperkte duur vaststelt, is geldig gedurende vijf jaar.

Na vijf jaar, te rekenen vanaf de indiening van de asiel-aanvraag, wordt de erkende vluchteling tot een verblijf van onbeperkte duur toegelaten tenzij de vluchtelingenstatus ondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3 of 55/3/1.” ;

3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt vóór de eerste zin, een zin toegevoegd, luidende:

“De minister of zijn gemachtigde kan, gedurende het verblijf van beperkte duur van de vreemdeling, te allen tijde

aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de vluchtelingenstatus op te heffen over-

eenkomstig artikel 57/6, eerste lid, 4°.”;

4° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden “een beslissing tot intrekking” vervangen door de woorden “een beslissing tot opheffing of intrekking” en worden de woorden

“de intrekking van dit statuut” vervangen door de woorden “de opheffing of intrekking van dit statuut”.

5° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende:

“De toekenning van het onbeperkt verblijfsrecht zoals voorzien in paragraaf 1, derde lid, wordt in voorkomend ge-val geschorst in afwachting van een defi nitieve beslissing. Indien de geldigheidsduur van de in paragraaf 1, tweede lid,

bedoelde verblijfstitel verstrijkt tijdens het heronderzoek van de geldigheid van de internationale beschermingsstatus, wordt deze verblijfstitel vernieuwd in afwachting van een

defi nitieve beslissing.”

en considération la nature et la solidité des liens familiaux de l ’intéressé, la durée de son séjour sur le territoire, du Royaume, l ’existence d’attaches familiales, culturelles ou sociales avec son pays d’origine.

Sans préjudice de l’application du paragraphe 2, le ministre ou son délégué peut également mettre fi n au droit de séjour des membres de la famille visés à l’article 10, § 1er, alinéa 1er, 4° à 7, s’il a été mis fi n au droit de séjour de l’étranger qui a été rejoint ou s’il a été retiré sur la base de l’alinéa 1er ou 2.”

Art. 6

A l ’article 49  de la même loi, remplacé par la loi du 15 septembre 2006 et modifi é par la loi du 10 août 2015, les modifi cations suivantes sont apportées:

1° Dans la première phrase du paragraphe 1er, les mots “pour une durée limitée” sont insérés entre les mots “admis au séjour” et “dans le Royaume”;

2° Le paragraphe 1er est complété par deux alinéas, rédigés comme suit:

“Le titre de séjour qui constate l’admission au séjour pour une durée limitée est valable pour une durée de cinq ans.

A l’expiration d’une période de cinq ans à compter à partir de la date de l’introduction de la demande d’asile, le réfugié reconnu est admis au séjour pour une durée illimitée, à moins que le statut de réfugié ait entre-temps été abrogé ou retiré en vertu des articles 55/3 ou 55/3/1.”;

3° dans le paragraphe 2, alinéa 1er, une phrase rédigé comme suit est insérée avant la première phrase:

“Le ministre ou son délégué peut, au cours du séjour limité

de l ’étranger, à tout moment demander au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides d’abroger le statut de

réfugié, conformément à l’article 57/6, alinéa 1er, 4°.”;

4° dans le paragraphe 2, alinéa 4, les mots “une décision de retrait” sont remplacés par les mots “une décision d’abro-

gation ou de retrait” et les mots “au retrait de ce statut” sont remplacés par les mots “à l’abrogation ou au retrait de ce statut”;

5° le paragraphe 2  est complété par un alinéa, rédigé comme suit:

“Dans l’attente d’une décision défi nitive, l’octroi d’un droit

de séjour d’une durée illimitée prévu au paragraphe 1er, alinéa 3, est, le cas échéant, suspendu. Lorsque la durée de vali-dité du titre de séjour visé au paragraphe 1er, alinéa 2, expire

pendant le réexamen de la validité du statut de protection internationale, ce titre de séjour est renouvelé dans l’attente d’une décision défi nitive.”

Page 23: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

231730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Art. 7

A l’article 49/2 de la même loi, inséré par la loi du 15 sep-tembre  2006  et remplacé par les lois du 8  mai  2013  et 10 août 2015, les modifi cations suivantes sont apportées:

1° le paragraphe 2 est complété par les mots “, à moins que le statut de protection subsidiaire ait été, entretemps, abrogé ou retiré en vertu des articles 55/5 ou 55/5/1.”;

2° le paragraphe 3 est complété par les mots “, à moins que le statut de protection subsidiaire ait été, entre-temps, abrogé ou retiré en vertu des articles 55/5 ou 55/5/1.”

3° le paragraphe 4, alinéa 5 est remplacé par ce qui suit:

“L’octroi du droit de séjour illimité prévu au paragraphe 3 est, le cas échéant, suspendu, dans l’attente d’une décision défi nitive. Lorsque la durée de validité du titre de séjour visé au paragraphe 2 expire pendant le réexamen de la validité du statut de protection internationale, ce titre de séjour est renouvelé dans l’attente d’une décision défi nitive.”.

Art. 7

In artikel 49/2  van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15  september  2006  en gewijzigd bij de wetten van 8 mei 2013 en 10 augustus 2015, worden de volgende wij-zigingen aangebracht:

1° de tweede paragraaf wordt aangevuld met de woor-den “tenzij de subsidiaire beschermingsstatus ondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/5 of 55/5/1.”;

2° de derde paragraaf wordt aangevuld met de woorden “tenzij de subsidiaire beschermingsstatus ondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/5 of 55/5/1”;

3° paragraaf 4, vijfde lid, wordt vervangen als volgt:

“De toekenning van het onbeperkte verblijfsrecht zoals voorzien in paragraaf 3, wordt in voorkomend geval geschorst in afwachting van een defi nitieve beslissing. Indien de gel-digheidsduur van de in paragraaf 2, bedoelde verblijfstitel verstrijkt tijdens het heronderzoek van de geldigheid van de internationale beschermingsstatus, wordt deze verblijfstitel vernieuwd in afwachting van een defi nitieve beslissing.”.

Page 24: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

24 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Koninklijk besluit tot indiening van een ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende detoegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - (v1) - 30/11/2015 10:26

Geïntegreerde impactanalyse

Beschrijvende fiche

A. AuteurBevoegd regeringslid

Jan Jambon en Theo Francken

Contactpersoon beleidscel

Naam : Peter Mendonck

E-mail : [email protected]

Tel. Nr. : 022061423

Overheidsdienst

Binnenlandse Zaken

Contactpersoon overheidsdienst

Naam : Vinciane Hoefnagels

E-mail : [email protected]

Tel. Nr. : 02/7939217

B. OntwerpTitel van de regelgeving

Koninklijk besluit tot indiening van een ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering vanvreemdelingen.

Korte beschrijving van het ontwerp van regelgeving met vermelding van de oorsprong (verdrag, richtlijn,samenwerkingsakkoord, actualiteit, …), de beoogde doelen van uitvoering.

Dit ontwerp beoogt de wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot hetgrondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, meer concreet debepalingen met betrekking tot de vluchtelingenstatus. Hiermee wordt de gedeeltelijke omzetting vanrichtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voorde erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationalebescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerkingkomen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking)voorzien.Het doel van dit ontwerp is tweeledig: enerzijds wordt de verblijfstitel van erkende vluchtelingen, dewelkenu van onbepaalde duur is, beperkt gemaakt. De verblijfstitel die deze toelating tot het verblijf vaststelt, isgeldig gedurende vijf jaar. Na vijf jaar verblijf, te rekenen vanaf de indiening van de asielaanvraag, wordtde erkende vluchteling tot een verblijf van onbeperkte duur toegelaten tenzij de vluchtelingenstatusondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3 of 55/3/1. Dit is het gevolgvan het conditionele karakter van de vluchtelingenstatus zoals voorzien in de Conventie van Genève,artikel 1 C (5) en (6), hetgeen ingeschreven werd in de vreemdelingenwet met het artikel 55/3.Anderzijds wordt de rechtsbasis voor de minister of zijn gemachtigde uitbreiden om een einde te stellenaan het op basis van de vluchtelingenstatus verkregen verblijf van de vreemdeling en om een bevel omhet grondgebied te verlaten af te geven indien, de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en deStaatlozen tijdens het verblijf van beperkte duur, een beslissing tot opheffing of intrekking van devluchtelingenstatus op grond van artikel 57/6, eerste lid, 4° of 6°, van de wet neemt. De minister of zijngemachtigde zal ook de opheffing van de vluchtelingenstatus kunnen vragen aan deCommissaris-generaal tijdens het verblijf van beperkte duur en dit wanneer de vluchteling valt onderartikel 1 C van de Conventie van Genève.

Page 25: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

251730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Koninklijk besluit tot indiening van een ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende detoegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - (v1) - 30/11/2015 10:26

Impactanalyses reeds uitgevoerd:

Ja Nee

C. Raadpleging over het ontwerp van regelgevingVerplichte, facultatieve of informele raadplegingen

Het advies van de Raad van State zal gevraagd worden.

D. Bronnen gebruikt om de impactanalyse uit te voerenStatistieken, referentiedocumenten, organisaties en referentiepersonen

Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normenvoor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationalebescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerkingkomen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking)

Page 26: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

26 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Koninklijk besluit tot indiening van een ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende detoegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - (v1) - 30/11/2015 10:26

Welke impact heeft het ontwerp van regelgeving op deze 21 thema’s?

1. KansarmoedebestrijdingPositieve impact Negatieve impact Geen impact

2. Gelijke kansen en sociale cohesiePositieve impact Negatieve impact Geen impact

3. Gelijkheid van vrouwen en mannen

1. Op welke personen heeft het ontwerp (rechtstreeks of onrechtstreeks) een impact en wat is de naargeslacht uitgesplitste samenstelling van deze groep(en) van personen?

Er zijn personen betrokken. Personen zijn niet betrokken.

Beschrijf en meld de % vrouwen-mannen aan:

Deze maatregel heeft zowel op mannen als op vrouwen betrekking. Er wordt geen onderscheid gemaakttussen de geslachten.

2. Identificeer de eventuele verschillen in de respectieve situatie van vrouwen en mannen binnen dematerie waarop het ontwerp van regelgeving betrekking heeft.

Er is geen verschil in de situatie van mannen en vrouwen.

Vink dit aan indien er verschillen zijn.

4. GezondheidPositieve impact Negatieve impact Geen impact

5. WerkgelegenheidPositieve impact Negatieve impact Geen impact

6. Consumptie- en productiepatronenPositieve impact Negatieve impact Geen impact

7. Economische ontwikkelingPositieve impact Negatieve impact Geen impact

8. InvesteringenPositieve impact Negatieve impact Geen impact

9. Onderzoek en ontwikkelingPositieve impact Negatieve impact Geen impact

10. Kmo's

1. Welke ondernemingen zijn rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken?

Er zijn ondernemingen (inclusief kmo's) betrokken. Ondernemingen zijn niet betrokken.

Page 27: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

271730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Koninklijk besluit tot indiening van een ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende detoegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - (v1) - 30/11/2015 10:26

Leg uit waarom:

Het verblijfsrecht van erkende vluchtelingen wordt van onbeperkte duur naar beperkte duur, zijnde vijfjaar, teruggebracht. Deze aanpassing aan de Vreemdelingenwet heeft geen betrekking opondernemingen.

11. Administratieve lastenOndernemingen of burgers zijn betrokken. Ondernemingen of burgers zijn niet betrokken.

12. EnergiePositieve impact Negatieve impact Geen impact

13. MobiliteitPositieve impact Negatieve impact Geen impact

14. VoedingPositieve impact Negatieve impact Geen impact

15. KlimaatveranderingPositieve impact Negatieve impact Geen impact

16. Natuurlijke hulpbronnenPositieve impact Negatieve impact Geen impact

17. Buiten- en binnenluchtPositieve impact Negatieve impact Geen impact

18. BiodiversiteitPositieve impact Negatieve impact Geen impact

19. HinderPositieve impact Negatieve impact Geen impact

20. OverheidPositieve impact Negatieve impact Geen impact

21. Beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling

1. Identificeer de eventuele rechtstreekse of onrechtstreekse impact van het ontwerp op deontwikkelingslanden op het vlak van: voedselveiligheid, gezondheid en toegang tot geneesmiddelen,waardig werk, lokale en internationale handel, inkomens en mobilisering van lokale middelen (taxatie),mobiliteit van personen, leefmilieu en klimaatverandering (mechanismen voor schone ontwikkeling), vredeen veiligheid.

Impact op ontwikkelingslanden. Geen impact op ontwikkelingslanden.

Leg uit waarom:

Er is geen impact

Page 28: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

28 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Arrêté royal de présentation d’un projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour,l’établissement et l’éloignement des étrangers. - (v1) - 30/11/2015 10:26

Analyse d'impact intégrée

Fiche signalétique

A. AuteurMembre du Gouvernement compétent

Jan Jambon et Theo Francken

Contact cellule stratégique

Nom : Peter Mendonck

E-mail : [email protected]

Téléphone : 022061423

Administration

SPF Intérieur

Contact administration

Nom : Vinciane Hoefnagels

E-mail : [email protected]

Téléphone : 02/7939217

B. ProjetTitre de la règlementation

Arrêté royal de présentation d’un projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès auterritoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers.

Description succincte du projet de réglementation en mentionnant l'origine réglementaire (traités,directive, accord de coopération, actualité, …), les objectifs poursuivis et la mise en œuvre.

Ce projet vise à modifier la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement etl'éloignement des étrangers, plus spécifiquement, les dispositions relatives au statut de réfugié. Il prévoitainsi la transposition partielle de la directive 2011/95/UE du Parlement européen et du Conseil du 13décembre 2011 concernant les normes relatives aux conditions que doivent remplir les ressortissants despays tiers ou les apatrides pour pouvoir bénéficier d’une protection internationale, à un statut uniformepour les réfugiés ou les personnes pouvant bénéficier de la protection subsidiaire et au contenu de cetteprotection (refonte).Ce projet poursuit un double objectif : d'une part, le séjour des réfugiés reconnus, qui est actuellement àdurée illimitée, devient limité. Le titre de séjour fixant cette autorisation de séjour est valable cinq ans.Après un séjour de cinq ans à compter de l’introduction de la demande d'asile, le réfugié reconnu estadmis au séjour illimité, sauf si le statut de réfugié a entre-temps été abrogé ou retiré conformément auxarticles 55/3 ou 55/3/1. Cette mesure résulte de la nature conditionnelle du statut de réfugié prévu dans laConvention de Genève à l'article 1C (5) et (6), qui a été repris dans l’article 55/3 de la loi du 15 décembre1980.D’autre part, la base juridique est étendue pour permettre au ministre ou à son délégué de mettre unterme au séjour de l’étranger obtenu sur la base du statut de réfugié et de délivrer un ordre de quitter leterritoire si, durant le séjour limité, le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides prend la décisiond’abroger ou de retirer le statut de réfugié en vertu de l'article 57/6, alinéa 1er, 4° ou 6 °, de la loi.En outre, au cours du séjour limité, le ministre ou son délégué pourra également demander auCommissaire général aux réfugiés et aux apatrides d’abroger le statut de réfugié si le réfugié relève del'article 1C de la Convention de Genève.

Analyses d'impact déjà réalisées :

Oui Non

Page 29: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

291730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Arrêté royal de présentation d’un projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour,l’établissement et l’éloignement des étrangers. - (v1) - 30/11/2015 10:26

C. Consultations sur le projet de réglementationConsultation obligatoire, facultative ou informelle

L'avis du Conseil d'Etat sera demandé.

D. Sources utilisées pour effectuer l’analyse d’impactStatistiques, documents, institutions et personnes de référence

La Directive 2011/95/UE du Parlement Européen et du Conseil du 13 décembre 2011 concernant lesnormes relatives aux conditions que doivent remplir les ressortissants des pays tiers ou les apatridespour pouvoir bénéficier d’une protection internationale, à un statut uniforme pour les réfugiés ou lespersonnes pouvant bénéficier de la protection subsidiaire, et au contenu de cette protection (refonte)

Page 30: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

30 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Arrêté royal de présentation d’un projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour,l’établissement et l’éloignement des étrangers. - (v1) - 30/11/2015 10:26

Quel est l’impact du projet de réglementation sur ces 21 thèmes ?

1. Lutte contre la pauvretéImpact positif Impact négatif Pas d'impact

2. Égalité des chances et cohésion socialeImpact positif Impact négatif Pas d'impact

3. Égalité des femmes et des hommes

1. Quelles personnes sont (directement et indirectement) concernées par le projet et quelle est lacomposition sexuée de ce(s) groupe(s) de personnes ?

Des personnes sont concernées. Aucune personne n’est concernée.

Décrivez et indiquez le % femmes-hommes :

Cette mesure vise aussi bien les hommes que les femmes sans discrimination de sexe.

2. Identifiez les éventuelles différences entre la situation respective des femmes et des hommes dans lamatière relative au projet de réglementation.

Il n'y a aucune différence.

S'il existe des différences, cochez cette case.

4. SantéImpact positif Impact négatif Pas d'impact

5. EmploiImpact positif Impact négatif Pas d’impact

6. Modes de consommation et productionImpact positif Impact négatif Pas d’impact

7. Développement économiqueImpact positif Impact négatif Pas d’impact

8. InvestissementsImpact positif Impact négatif Pas d’impact

9. Recherche et développementImpact positif Impact négatif Pas d’impact

10. PME

1. Quelles entreprises sont directement et indirectement concernées ?

Des entreprises (dont des PME) sont concernées. Aucune entreprise n'est concernée.

Page 31: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

311730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Arrêté royal de présentation d’un projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour,l’établissement et l’éloignement des étrangers. - (v1) - 30/11/2015 10:26

Expliquez pourquoi :

Le droit de séjour illimité des réfugiés reconnus devient donc un droit de séjour limité, à savoir 5 ans.Cette adaptation de la loi sur les étrangers ne concerne pas les entreprises.

11. Charges administrativesDes entreprises/citoyens sont concernés. Les entreprises/citoyens ne sont pas concernés.

12. ÉnergieImpact positif Impact négatif Pas d’impact

13. MobilitéImpact positif Impact négatif Pas d'impact

14. AlimentationImpact positif Impact négatif Pas d’impact

15. Changements climatiquesImpact positif Impact négatif Pas d’impact

16. Ressources naturellesImpact positif Impact négatif Pas d’impact

17. Air intérieur et extérieurImpact positif Impact négatif Pas d’impact

18. BiodiversitéImpact positif Impact négatif Pas d’impact

19. NuisancesImpact positif Impact négatif Pas d'impact

20. Autorités publiquesImpact positif Impact négatif Pas d’impact

21. Cohérence des politiques en faveur du développement

1. Identifiez les éventuels impacts directs et indirects du projet sur les pays en développement dans lesdomaines suivants : sécurité alimentaire, santé et accès aux médicaments, travail décent, commerce local etinternational, revenus et mobilisations de ressources domestiques (taxation), mobilité des personnes,environnement et changements climatiques (mécanismes de développement propre), paix et sécurité.

Impact sur les pays en développement. Pas d'imapct sur les pays en développement.

Expliquez pourquoi :

Pas d'impact

Page 32: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

32 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATENR. 58. 758/4

van 13 januari 2016

Op 22  december  2015  is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, toegevoegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een “koninklijk besluit tot indiening van een ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 15 de-cember 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen”.

Het voorontwerp is door de vierde  kamer onderzocht op 13 januari 2016. De kamer was samengesteld uit Pierre Liénardy, kamervoorzitter, Martine Baguet en Bernard Blero, staatsraden, Christian Behrendt en Jacques Englebert, as-sessoren, en Colette Gigot, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Laurence Vancrayebeck, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Liénardy.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 13 januari 2016.

*Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeen-komstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het vooront-werp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het voorontwerp aan-leiding tot de volgende opmerkingen.

ONDERZOEK VAN HET VOORONTWERP

1. Artikel 6 van het voorliggende voorontwerp van wet strekt ertoe artikel 49 van de wet van 15 december 1980 “betref-fende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging

en de verwijdering van vreemdelingen” te wijzigen zodat vreemdelingen die beschouwd worden als vluchtelingen in de zin van deze wet, niet meer onmiddellijk toegelaten wor-den tot een verblijf van onbeperkte duur op het grondgebied, maar in een eerste fase een vergunning voor beperkt verblijf

ontvangen die geldt voor een periode van vijf jaar.1

Zoals vermeld in de memorie van toelichting, bepalen noch het Verdrag van Genève betreffende de vluchtelingen, noch richtlijn  2011/95/EU van het Europees Parlement en

de Raad van 13  december  2011  “inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen

1 Waarna de vreemdeling, indien zijn vluchtelingenstatus niet opgeheven (ex nunc) of ingetrokken (ex tunc) is, toegelaten wordt

tot een verblijf van onbeperkte duur.

AVIS DU CONSEIL D’ÉTATN° 58. 758/4

du 13 janvier 2016

Le 22  décembre  2015, le Conseil d ’État, section de législation, a été invité par le Secrétaire d’État à l’Asile et la Migration, adjoint au ministre de la Sécurité et de l’Intérieur à communiquer un avis, dans un délai de trente jours, sur un “arrêté royal de présentation d’un projet de loi modifi ant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l ’établissement et l’éloignement des étrangers”.

L’avant-projet a été examiné par la quatrième  chambre le 13  janvier  2016. La chambre était composée de Pierre Liénardy, président de chambre, Martine Baguet et Bernard  Blero, conseillers d ’État, Christian Behrendt et Jacques Englebert, assesseurs, et Colette Gigot, greffier.

Le rapport a été présenté par Laurence Vancrayebeck, auditrice.

La concordance entre la version française et la version néerlandaise a été vérifi ée sous le contrôle de Pierre Liénardy.

L’avis, dont le texte suit, a été donné le 13 janvier 2016.

Comme la demande d’avis est introduite sur la base de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 2°, des lois coordonnées sur le Conseil d’État, la section de législation limite son examen au fondement juridique de l’avant-projet, à la compétence de l’auteur de l’acte ainsi qu’à l’accomplissement des for-malités préalables, conformément à l’article 84, § 3, des lois coordonnées précitées.

Sur ces trois points, l’avant-projet appelle les observations suivantes.

EXAMEN DE L’AVANT-PROJET

1. L’article 6  de l’avant-projet de loi à l ’examen tend à

modifi er l’article 49 de la loi du 15 décembre 1980 “sur l”accès au territoire, le séjour, l ’établissement et l’éloignement des étrangers’ afi n que les étrangers considérés comme réfugiés au sens de cette loi ne soient plus immédiatement admis à séjourner de manière illimitée sur le territoire, mais dans un

premier temps, reçoivent un titre de séjour limité, valable pour une durée de cinq ans 1.

Comme le mentionne l’exposé des motifs, ni la Convention de Genève relative aux réfugiés ni la directive  2011/95/UE du Parlement Européen et du Conseil du 13  dé-

cembre 2011 “concernant les normes relatives aux conditions que doivent remplir les ressortissants des pays tiers ou les

1 Après quoi, si le statut de réfugié n’a pas été abrogé (ex nunc) ou retiré (ex tunc), l ’étranger est admis au séjour pour une durée

illimitée.

Page 33: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

331730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchteling of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking)” (hierna “richtlijn 2011/95/EU” genoemd) dat een staat ertoe gehouden is een verblijfsrecht van onbepaalde duur toe te kennen aan vreemdelingen die erkend zijn als vluchteling.

In dat opzicht levert de ontworpen bepaling geen moei-lijkheden op. Er dient daarentegen aandacht te worden besteed aan de gevolgen van die beperking in de tijd van het verblijfsrecht. Zo zou een beperking van de verblijfsduur niet mogen leiden tot een beperking van de rechten waarop de personen die als vluchteling zijn erkend op grond van die status aanspraak zouden moeten kunnen maken. Zo bijvoorbeeld schrijft richtlijn 2011/95/EU meer bepaald voor dat erkende vluchtelingen inzake de toegang tot werk, sociale voorzieningen of gezondheidszorg een aantal rechten moeten kunnen genieten die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor de onderdanen van de betrokken lidstaat.2 Wat dat be-treft moet worden nagegaan of de verschillende wetgevingen in die aangelegenheden zo gesteld zijn dat ze inderdaad de mogelijkheid bieden om aan de erkende vluchtelingen rechten toe te kennen die vergelijkbaar zijn met de rechten die de Belgische onderdanen genieten, en dit ongeacht de duur van hun verblijf.

2. Artikel 5 van het voorontwerp van wet strekt ertoe arti-kel 11 van de wet van 15 december 1980 aan te vullen met een paragraaf 3 die preciseert in welke gevallen de minister of zijn gemachtigde:

1° kan beslissen dat een vreemdeling die als begunstigde van een internationale beschermingsstatus (ofwel vluchte-lingenstatus, ofwel subsidiairebeschermingsstatus) tot een verblijf van beperkte duur op het grondgebied is toegelaten, niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven en hem een bevel kan geven om het grondgebied te verlaten;

2° te allen tijde kan beslissen om het verblijf van de vreem-deling die als begunstigde van een internationale bescher-

mingsstatus tot een verblijf van beperkte of onbeperkte duur is toegelaten, in te trekken en hem een bevel kan geven om

het grondgebied te verlaten;

3° een einde kan stellen aan het verblijf van de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 7°, bedoelde familieleden.

Uit de bespreking van artikel 5 blijkt dat deze bepaling ertoe strekt om de verschillende gevallen waarin de minister of zijn gemachtigde een einde kan stellen aan het verblijf of aan

het verblijfsrecht van een vreemdeling die de internationale beschermingsstatus genoot, en hem bijgevolg een bevel om het grondgebied te verlaten kan afgeven, samen te brengen onder de algemene bepalingen van de wet (Titel I) in plaats van ze, zoals voorheen, onder te brengen in de aanvullende

en afwijkende bepalingen betreffende bepaalde categorieën van vreemdelingen (Titel II).

2 Zie inzonderheid de artikelen 26, 29 en 30 van richtlijn 2011/95/EU.

apatrides pour pouvoir bénéfi cier d”une protection internatio-nale, à un statut uniforme pour les réfugiés ou les personnes pouvant bénéfi cier de la protection subsidiaire, et au contenu de cette protection (refonte)’ (ci-après la directive 2011/95/UE) imposent à un État d’assurer un droit de séjour illimité aux étrangers reconnus comme réfugiés.

À cet égard, la disposition en projet ne pose pas de diffi-cultés. Il convient par contre d’être attentif aux conséquences liées à cette limitation du droit de séjour dans le temps. Ainsi, une limitation de la durée du séjour ne pourrait pas avoir pour effet de diminuer le niveau des droits dont doivent pouvoir bénéfi cier les personnes qui sont reconnues réfugiées en raison de ce statut. Ainsi, la directive  2011/95/UE prévoit notamment qu’en matière d’accès à l ’emploi, de protec-tion sociale ou d’accès aux soins de santé, les personnes reconnues réfugiées doivent pouvoir bénéfi cier d’un certain nombre de droits équivalents à ceux dont bénéfi cient les ressortissants de l’État membre concerné 2. Il conviendra à cet égard de vérifi er que les différentes législations en ces matières sont rédigées de manière telle qu’elles permettent bien de conférer aux réfugiés reconnus, sans considération pour la durée de leur séjour, des droits équivalents à ceux dont bénéfi cient les ressortissants belges.

2. L’article  5  de l ’avant-projet de loi tend à compléter l’article 11 de la loi du 15 décembre 1980 par un paragraphe 3, qui précise les hypothèses dans lesquelles le ministre ou son délégué peut:

1° décider qu’un étranger qui a été admis sur le territoire pour une durée limitée en tant que bénéfi ciaire du statut de protection internationale (soit statut de réfugié, soit statut de protection subsidiaire) n’a plus le droit de séjourner dans le Royaume et lui délivrer un ordre de quitter le territoire;

2° décider à tout moment de retirer le séjour de l’étranger admis au séjour pour une durée limitée ou illimitée en tant

que bénéfi ciaire du statut de protection internationale et lui délivrer un ordre de quitter le territoire;

3° mettre fi n au séjour des membres de la famille visés à l’article 10, § 1er, alinéa 1er, 4° à 7°.

Il ressort du commentaire de l’article 5 que cette disposi-tion vise à rassembler dans les dispositions générales de la loi (titre I) les différents cas dans lesquels le ministre ou son délégué peut mettre fi n au séjour ou retirer le droit de séjour

d’un étranger qui bénéfi ciait du statut de protection interna-tionale et lui délivrer en conséquence un ordre de quitter le territoire, plutôt que, comme auparavant, les prévoir dans

les dispositions complémentaires et dérogatoires relatives à certaines catégories d’étrangers (titre II).

2 Voir notamment les articles 26, 29 et 30 de la directive 2011/95/UE.

Page 34: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

34 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Ook al zijn thans sommige van die gevallen al vastgelegd, ze zijn anders geformuleerd. Zo bijvoorbeeld bepalen zowel artikel 49, § 3, als artikel 49/2, § 5, die niet worden gewijzigd bij het voorliggende voorontwerp, dat wanneer de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de vluch-telingenstatus of de subsidiairebeschermingsstatus heeft opgeheven of ingetrokken wanneer de betrokkene afstand heeft gedaan van zijn status, “de minister of zijn gemachtigde [beslist] of de vreemdeling verwijderd kan worden overeen-komstig de bepalingen van deze wet”.

Die verwijzing naar “de bepalingen van deze wet” houdt de verplichting in om, vooraleer een verwijderingsmaatregel te nemen, na te gaan of de betrokken vreemdeling geen aan-spraak kan maken op een verblijfsrecht voor andere redenen die in de wet vastgelegd zijn.3 Hoe dan ook moet, zoals de afdeling Wetgeving heeft opgemerkt in haar advies 57. 124/4, gegeven op 16 maart 2015,

“ten slotte in elk specifi ek geval waarbij een van beide statussen van internationale bescherming wordt geweigerd of waarbij aan die status een einde wordt gemaakt met te-rugwerkende kracht (“intrekking” of “vernietiging”) of zonder terugwerkende kracht (“beëindiging” of “weigering tot verlen-ging”) wanneer vervolgens een beslissing wordt genomen tot verwijdering van of tot uitzetting, systematisch rekening worden gehouden met het absolute internationaalrechtelijke beginsel van non-refoulement4 en met de absolute gelding van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rech-ten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna het “EVRM” genoemd)5, van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna het “Handvest” genoemd), en van artikel 3 van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 december 1984 (hierna het “Verdrag tegen foltering” genoemd).”6

3 De beslissing tot verwijdering is in artikel 1, 6°, van de wet van

15 december 1980 immers gedefinieerd als “de beslissing die de illegaliteit van het verblijf van een vreemdeling vaststelt en een terugkeerverplichting oplegt”.

4 Voetnoot 3 van het geciteerde advies: Zie in dat verband artikel

21 (“Bescherming tegen refoulement”) van richtlijn 2011/95/EU.

5 Voetnoot 4 van het geciteerde advies: Zie betreffende het abso-lute karakter van dat recht inzonderheid: EHRM 12 april 2005,

Chamaïev e.a. t/ Georgië en Rusland, §  375; EHRM (Grote

Kamer) 28  februari  2008, Saadi  t/  Italië, §  §  124-133; EHRM (beslissing) 30 maart 2009, Ould Dah t/ Frankrijk; EHRM 3 de-cember 2009, Daoudi t/ Frankrijk, § 64; EHRM (Grote Kamer)

21  januari  2011, M.S.S. t/ België en Griekenland, §  §  218 en

223; EHRM 22 september 2011, H.R. t/ Frankrijk, § 49; EHRM 13 oktober 2011, Husseini t/ Zweden, § 78; EHRM (Grote Kamer) 23 februari 2012, Hirsi Jamaa e.a. t/ Italië, § 122.

6 Advies 57 124/4, gegeven op 16 maart 2015 over een voorontwerp dat geleid heeft tot de wet van 10 augustus 2015 “tot wijziging

van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van

vreemdelingen om beter rekening te houden met de bedreigingen voor de samenleving en de nationale veiligheid in de aanvragen tot internationale bescherming” (Parl.St. Kamer, 2014-2015,

nr. 1197/1, 39 en 40).

Si actuellement, certaines de ces hypothèses sont effec-tivement déjà prévues, leur rédaction est toutefois différente. Ainsi, tant l’article 49, § 3, que l’article 49/2, § 5, qui ne sont pas modifi és par l ’avant-projet à l ’examen, prévoient que lorsque le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides a abrogé ou retiré le statut de réfugié ou celui de protection subsidiaire lorsque l’intéressé a renoncé à son statut, “le ministre ou son délégué décide si l’intéressé peut être éloigné conformément aux dispositions de la présente loi”.

Ce renvoi “aux dispositions de la présente loi” impose qu’avant toute mesure d’éloignement, il soit vérifi é que l’étran-ger concerné ne peut pas prétendre à l’octroi d’un droit de séjour pour d’autres motifs prévus dans la loi 3. En tout état de cause, comme la section de législation l’a observé dans son avis 57. 124/4 donné le 16 mars 2015,

“Enfi n, dans chaque cas d’espèce dans lequel l’un des deux statuts de la protection internationale est refusé ou dans lequel il est mis fi n à ce statut, avec (“retrait” ou “annulation”) ou sans effet rétroactif (“cessation” ou “refus de renouvelle-ment”), il convient de prendre systématiquement en compte, lors de l ’adoption d’une décision subséquente d’éloigne-ment ou d’expulsion du territoire, le caractère absolu tant du principe de droit international du non-refoulement 4 que de l’article 3 de la Convention européenne de sauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales (ciaprès “CEDH”) 5, de l’article 4 de la Charte des droits fondamentaux de l’Union européenne (ci-après “CDFUE”) [et] de l’article 3 de la Convention contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants, adoptée par l’Assemblée générale des Nations Unies le 10 décembre 1984 (ci-après “Convention torture”)” 6.

3 La décision d’éloignement est en effet définie par l ’article 1er, 6°,

de la loi du 15 décembre 1980 comme “la décision constatant l ’illégalité du séjour d’un étranger et imposant une obligation de retour”.

4 Note de bas de page 3 de l’avis cité: Voir à cet égard l’article

21 (“Protection contre le refoulement”) de la directive 2011/95/UE.

5 Note de bas de page 4 de l’avis cité: Sur le caractère absolu de ce droit, voir notamment: Cour eur. D.H., 12 avril 2005, Chamaïev

e.a. c/Géorgie et Russie, par. 375; Cour eur. D.H. (gde ch.),

28  février  2008, Saadi c/Italie, paragraphes 124  à 133; Cour eur. D.H. (décision), 30 mars 2009, Ould Dah c/ France; Cour eur. D.H., 3 décembre 2009, Daoudi c/France, par. 64; Cour eur.

D.H. (gde ch.), 21 janvier 2011, M.S.S. c/Belgique et Grèce, par.

218 et 223; Cour eur. D.H., 22 septembre 2011, H.R. c/France, par. 49; Cour eur. D. H., 13 octobre 2011, Husseini c/Suède, par. 78; Cour eur. D.H. (gde ch.), 23 février 2012, Hirsi Jamaa e.a. c/

Italie, par. 122.6 Avis 57 124/4 donné le 16 mars 2015 sur un avant-projet devenu

la loi du 10 août 2015 “modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur

l”accès au territoire, le séjour, l ’établissement et l ’éloignement des étrangers en vue d’une meilleure prise en compte des

menaces contre la société et la sécurité nationale dans les demandes de protection internationale’ (Doc. parl., Chambre, 2014-2015, n° 1197/1, pp. 39 et 40).

Page 35: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

351730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Het ontworpen artikel 11, § 3, 1°, van de wet van 15 de-cember 1980, zou zoals het is geredigeerd, op dat punt pro-blemen kunnen opleveren. Dat artikel biedt de minister of zijn gemachtigde immers de mogelijkheid om aan de vreemdeling wiens internationale beschermingsstatus zou zijn opgeheven overeenkomstig artikel 55/3 of artikel 55/5, een bevel om het grondgebied te verlaten af te geven, met als enige voorwaarde dat hij hierbij rekening houdt “met de mate van verankering van de vreemdeling in de samenleving”.

Zoals hiervoor vermeld, kan die bepaling niet zo worden uitgelegd dat ze toelaat dat een bevel om het grondgebied te verlaten wordt afgegeven zonder dat vooraf is nagegaan of de betrokkene geen verblijfsrecht kan genieten voor een andere reden die in de wet vastgelegd is.

Met betrekking tot de voorwaarde dat rekening gehouden wordt met de mate van verankering van de vreemdeling in de samenleving, wordt in de bespreking van het artikel voorts verduidelijkt dat het gaat om een feitenkwestie die onderzocht wordt binnen het kader van de beoordelingsbevoegdheid van de minister of zijn gemachtigde en dat hierbij een afweging gemaakt wordt tussen verschillende elementen zoals de duur van het wettelijk verblijf in België en het bestaan van banden met België.

Wat dat betreft, moet rekening worden gehouden met artikel  8  van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hoewel die bepaling geen absoluut recht op niet-uitzetting erkent, blijkt dat verwijderingsmaatregelen in be-paalde omstandigheden afbreuk kunnen doen aan het privé en gezinsleven van de betrokken personen.7

Artikel 5 behoort dienovereenkomstig te worden herzien.

3. In het opschrift van het voorontwerp van wet dienen de woorden “Koninklijk besluit tot indiening van een ontwerp van wet” vervangen te worden door de woorden “Voorontwerp van wet”.

De griffier, De voorzitter,

Colette GIGOT Pierre LIÉNARDY

7 Zie J. Jaumotte, “Le droit des étrangers: les derniers développe-ments en droit européen — la jurisprudence récente de la CJUE

et de la Cour eur. d. h.”, in S. Bodart (ed.), Le droit des étrangers, Bruxelles, Bruylant, 2012, pp. 29 tot 33.

L’article 11, § 3, 1°, en projet de la loi du 15 décembre 1980, tel qu’il est formulé, pourrait poser des difficultés à cet égard. En effet, il permet au ministre ou à son délégué de délivrer un ordre de quitter le territoire à l’étranger dont le statut de protection internationale aurait été abrogé conformément aux articles 55/3 ou 55/5, sous la seule réserve de “tenir compte du niveau d’ancrage de l’étranger dans la société”.

Comme mentionné plus haut, cette disposition ne pourrait pas être interprétée comme autorisant la délivrance d’un ordre de quitter le territoire sans avoir vérifi é au préalable si l ’intéressé ne peut pas bénéfi cier d’un droit de séjour pour un autre motif prévu par la loi.

En outre, en ce qui concerne la condition de tenir compte du niveau d’ancrage de l’étranger dans la société, le commen-taire de l’article précise qu’il s’agit d’une question de fait qui doit être examinée dans le cadre du pouvoir discrétionnaire du ministre ou de son délégué et qu’à cet effet, sont mis en balance les différentes éléments, tels que la durée du séjour légal en Belgique et l’existence d’attaches avec la Belgique.

Il conviendra à cet égard de tenir compte de l’article 8 de la Convention européenne des droits de l’homme. Si cette dis-position ne reconnaît pas un droit absolu à la non expulsion, il résulte que, dans certaines circonstances, des mesures d’éloignement peuvent porter atteinte à la vie privée et fami-liale des personnes concernées 7.

L’article 5 sera réexaminé en conséquence.

3. Dans l’intitulé de l’avant-projet de loi, il convient de remplacer les mots “Arrêté royal de présentation d’un projet” par le mot “Avant-projet”.

Le greffier, Le président,

Colette GIGOT Pierre LIÉNARDY

7 Voir J. Jaumotte, “Le droit des étrangers: les derniers dévelop-pements en droit européen — la jurisprudence récente de la

CJUE et de la Cour eur. d. h.”, in S. Bodart (coord.), Le droit des étrangers, Bruxelles, Bruylant, 2012, pp. 29 à 33.

Page 36: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

36 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

WETSONTWERP

FILIP,

KONING DER BELGEN,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,Onze Groet

Op de voordracht van de vice-eersteminister en mi-nister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ:

De vice-eersteminister en minister van Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie zijn ermee belast in Onze naam bij de Kamer van volksvertegenwoordigers het ontwerp van wet in te dienen waarvan de tekst hierna volgt:

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2

Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzet-ting van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging en van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidi-aire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking).

Art. 3

In a r t i ke l 1/1, §   2 , 4°, van de wet van 15  december  1980  betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwij-dering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 19 december 2014, worden de woorden “en door de gezinsleden van de begunstigden van de subsidiaire beschermingsstatus” opgeheven.

PROJET DE LOI

PHILIPPE,

ROI DES BELGES,

À tous, présents et à venir,SALUT

Sur la proposition du vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l’Intérieur et du Secrétaire d’État à l’Asile et la Migration,

NOUS AVONS ARRÊTÉ ET ARRÊTONS:

Le vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l’Intérieur et le Secrétaire d’État à l’Asile et la Migration sont chargés de présenter en notre nom à la Chambre des représentants le projet de loi dont la teneur suit:

Article 1er

La présente loi règle une matière visée à l’article 74 de la Constitution.

Art. 2

La présente loi transpose partiellement la directive 2003/86/CE du Conseil du 22  septembre  2003  rela-tive au droit au regroupement familial et la directive 2011/95/UE du Parlement Européen et du Conseil du 13  décembre  2011  concernant les normes relatives aux conditions que doivent remplir les ressortissants des pays tiers ou les apatrides pour pouvoir bénéficier d’une protection internationale, à un statut uniforme pour les réfugiés ou les personnes pouvant bénéficier de la protection subsidiaire, et au contenu de cette protection (refonte).

Art. 3

A l’article 1/1, § 2, 4°, de la loi du 15 décembre 1980 sur l ’accès au territoire, le séjour, l ’établissement et l ’éloignement des étrangers, inséré par la loi du 19 décembre 2014, les mots “et par les membres de la famille des bénéficiaires de la protection subsidiaire” sont abrogés.

Page 37: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

371730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Art. 4

In artikel 10, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, vervan-gen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wetten van 19 maart 2014 en XX/XX/2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in de bepaling onder 4°, de tweede zin, worden de woorden “of indien het familieleden betreft van een vreemdeling die erkend is als vluchteling of die de sub-sidiaire bescherming geniet” opgeheven en wordt deze zin aangevuld met de volgende zin:

“Deze voorwaarden met betrekking tot de aard van het verblijf en de duur van het verblijf zijn niet van toepas-sing indien het familieleden betreft van een vreemdeling die overeenkomstig artikel 49, §  1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, § § 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk is toegelaten:”;

2° in de bepaling onder 5° wordt het eerste lid aan-gevuld met een zin, luidend als volgt:

“Deze voorwaarden met betrekking tot de aard van het verblijf en de duur van het verblijf zijn niet van toepas-sing indien het familieleden betreft van een vreemdeling die overeenkomstig artikel 49, §  1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, § § 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk is toegelaten.”;

3° de bepaling onder 6° wordt aangevuld met een zin, luidend als volgt:

“Die voorwaarde met betrekking tot de aard van het verblijf is niet van toepassing indien het een alleen-staand gehandicapt kind dat ouder is dan achttien jaar betreft van een vreemdeling die overeenkomstig artikel 49, § 1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, § § 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk is toegelaten;”.

Art. 5

Artikel 11  van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wet van XX/XX/2016, wordt aangevuld met een paragraaf, luidend als volgt:

“§ 3. De minister of zijn gemachtigde kan in één van de volgende gevallen beslissen dat de vreemdeling die op grond van artikel 49, § 1, tweede lid, of artikel 49/2, § 2, als begunstigde van een internationale bescher-mingsstatus tot een verblijf van beperkte duur in het

Art.4

A l’article 10, § 1er, alinéa 1er, de la même loi, rem-placé par la loi du 8  juillet 2011 et modifié par les loi du 19 mars 2014 et du XX/XX/2016, les modifications suivantes sont apportées:

1° au 4°, deuxième phrase, les mots “, ou s’il s’agit de membres de la famille d’un étranger reconnu réfugié ou bénéficiaire de la protection subsidiaire” sont abrogés et cette phrase est complétée par la phrase suivante:

“Ces conditions relatives au type de séjour et à la durée du séjour ne s’appliquent pas s’il s’agit de membres de la famille d’un étranger admis à séjourner dans le Royaume en tant que bénéficiaire du statut de protection internationale conformément à l’article 49, § 1, alinéas 2 ou 3, ou à l’article 49/2, §§ 2 ou 3:”;

2° le 5°, alinéa 1er, est complété par une phrase, rédigée comme suit:

“Ces conditions relatives au type de séjour et à la durée du séjour ne s’appliquent pas s’il s’agit de membres de la famille d’un étranger admis à séjourner dans le Royaume en tant que bénéficiaire du statut de protection internationale conformément à l’article 49, § 1, alinéas 2 ou 3, ou à l’article 49/2, §§ 2 ou 3.”;

3° le 6° est complété par une phrase, rédigé comme suit:

“Cette condition relative au type de séjour ne s’ap-plique pas s’il s’agit d’un enfant handicapé célibataire âgé de plus de dix-huit ans d’’un étranger admis à séjourner dans le Royaume en tant que bénéficiaire du statut de protection internationale conformément à l’article 49, § 1, alinéas 2 ou 3, ou à l’article 49/2, §§ 2 ou 3;”.

Art. 5

L’article 11 de cette même loi, remplacée par la loi du 8 juillet 2011 et modifiée par la loi du XX/XX/2016, est complétée par un paragraphe rédigé comme suit:

“§ 3. Le ministre ou son délégué peut décider dans l’un des cas suivants que l’étranger qui a été admis au séjour dans le Royaume pour une durée limitée en tant que bénéficiaire du statut de protection internationale, en vertu de l’article 49, § 1er, alinéa 2, ou de l’article 49/2,

Page 38: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

38 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Rijk werd toegelaten, niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven en hem een bevel geven om het grondgebied te verlaten:

1° wanneer de internationale beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd opgeheven overeenkomstig de artikelen 55/3 of 55/5. De minister of zijn gemachtigde houdt hierbij rekening met de mate van verankering van de vreemdeling in de samenleving.

2° wanneer de internationale beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3/1, § 1, of 55/5/1, § 1.

De minister of zijn gemachtigde kan ten allen tijde beslissen om het verblijf van de vreemdeling die op grond van artikel 49, § 1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, § § 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf van beperkte of onbeperkte duur in het Rijk werd toegelaten, in te trek-ken en hem een bevel geven om het grondgebied te verlaten wanneer de internationale beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3/1, § 2, of 55/5/1, § 2.

Wanneer de minister of zijn gemachtigde een beslis-sing, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, over-weegt te nemen, houdt hij rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het Rijk, alsmede met het be-staan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.

Onverminderd de toepassing van paragraaf 2, kan de minister of zijn gemachtigde ook een einde stellen aan het recht op verblijf van de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 7° bedoelde familieleden indien het recht op verblijf van de vreemdeling die vervoegd werd, op grond van het eerste of het tweede lid wordt beëindigd of ingetrokken.”

Art. 6

Artikel 18, §  2, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 25 april 2007 en gewijzigd door de wetten van 19 maart 2014 en XX/XX/2016, wordt vervangen als volgt:

“§ 2. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die, als begunstigde van internati-onale bescherming, gemachtigd werd zich in het Rijk te vestigen op grond van artikel 14  of die de status van langdurig ingezetene heeft verworven op grond

§ 2, n’a plus le droit de séjourner dans le Royaume et lui délivrer un ordre de quitter le territoire:

1° lorsque le statut de protection internationale a été abrogé par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides conformément aux articles 55/3 ou 55/5. Le ministre ou son délégué tient compte du niveau d’ancrage de l’étranger dans la société.

2° lorsque le statut de protection internationale a été retiré par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides conformément aux articles 55/3/1, § 1er, ou 55/5/1, § 1er.

Le ministre ou son délégué peut à tout moment décider de retirer le séjour de l’étranger qui a été admis au séjour dans le Royaume pour une durée limitée ou illimitée en tant que bénéficiaire du statut de protection internationale en vertu de l’article 49, § 1er, alinéa 2 ou 3, ou de l’article 49/2, §§ 2 ou 3, et lui délivrer un ordre de quitter le territoire lorsque le statut de protection internationale a été retiré par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides conformément aux articles 55/3/1, § 2, ou 55/5/1, § 2.

Lorsque le ministre ou son délégué envisage de prendre une décision telle que visée aux alinéas 1er et 2, il prend en considération la nature et la solidité des liens familiaux de l’intéressé, la durée de son séjour dans le Royaume ainsi que l’existence d’attaches familiales, culturelles ou sociales avec son pays d’origine.”

Sans préjudice de l’application du paragraphe 2, le ministre ou son délégué peut également mettre fin au droit de séjour des membres de la famille visés à l’article 10, § 1er, alinéa 1er, 4° à 7, s’il a été mis fin au droit de séjour de l’étranger qui a été rejoint ou s’il a été retiré sur la base de l’alinéa 1er ou 2.”

Art. 6

L’article 18, § 2, de la même loi, remplacé par la loi du 25 avril 2007 en modifié par les lois du 19 mars 2014 et XX/XX/2016, est remplacé par ce qui suit:

“§ 2. Le ministre ou son délégué peut décider que l’étranger qui a été autorisé à s’établir dans le Royaume sur la base de l’article 14 ou qui a acquis le statut de résident de longue durée sur la base de l’article 15bis, en tant que bénéficiaire de la protection internationale,

Page 39: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

391730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

van artikel 15bis, niet meer het recht heeft in het Rijk te verblijven en/of deze status verliest wanneer de internationale beschermingsstatus ingetrokken werd overeenkomstig de artikelen 55/3/1, § 2, of 55/5/1, § 2.

Wanneer de minister of zijn gemachtigde een be-slissing tot beëindiging van verblijf zoals bedoeld in het eerste lid, overweegt te nemen, houdt hij rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het Rijk, alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.”

Art. 7

In artikel 49 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 15  september  2006  en gewijzigd bij de wet van 10  augustus  2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° In de eerste zin van paragraaf 1 worden de woor-den “van beperkte duur” ingevoegd tussen de woorden “tot een verblijf” en “in het Rijk toegelaten”;

2° Paragraaf 1  wordt aangevuld met twee leden, luidende:

“De verblijfstitel die de toelating tot een verblijf van beperkte duur vaststelt, is geldig gedurende vijf jaar.

Na vijf jaar, te rekenen vanaf de indiening van de asiel-aanvraag, wordt de erkende vluchteling tot een verblijf van onbeperkte duur toegelaten tenzij de vluchtelin-genstatus ondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3 of 55/3/1.” ;

3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt vóór de eerste zin, een zin toegevoegd, luidende:

“De minister of zijn gemachtigde kan, gedurende het verblijf van beperkte duur van de vreemdeling, te allen tij-de aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de vluchtelingenstatus op te heffen overeenkomstig artikel 57/6, eerste lid, 4°.”;

4° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden “een beslissing tot intrekking” vervangen door de woorden “een beslissing tot opheffing of intrekking” en worden de woorden “de intrekking van dit statuut” vervangen door de woorden “de opheffing of intrekking van dit statuut”.

n’a plus le droit de séjourner dans le Royaume et/ou perd ce statut lorsque le statut de protection interna-tionale a été retirée conformément aux articles 55/3/1, § 2, ou 55/5/1, § 2.

Lorsque le ministre ou son délégué envisage de prendre une décision de fin de séjour telle que visée à l’alinéa 1er, il prend en considération la nature et de la solidité des liens familiaux de l’intéressé, la durée de son séjour dans le Royaume ainsi que l’existence d’attaches familiales, culturelles ou sociales avec son pays d’origine.”

Art. 7

A l’article 49 de la même loi, remplacé par la loi du 15 septembre 2006 et modifié par la loi du 10 août 2015, les modifications suivantes sont apportées:

1° Dans la première phrase du paragraphe 1er, les mots “pour une durée limitée” sont insérés entre les mots “admis au séjour” et “dans le Royaume”;

2° Le paragraphe 1er est complété par deux alinéas, rédigés comme suit:

“Le titre de séjour qui constate l’admission au séjour pour une durée limitée est valable pour une durée de cinq ans.

A l’expiration d’une période de cinq ans à compter à partir de la date de l’introduction de la demande d’asile, le réfugié reconnu est admis au séjour pour une durée illimitée, à moins que le statut de réfugié ait entre-temps été abrogé ou retiré en vertu des articles 55/3 ou 55/3/1.”;

3° dans le paragraphe 2, alinéa 1er, une phrase rédigé comme suit est insérée avant la première phrase:

“Le ministre ou son délégué peut, au cours du séjour limité de l’étranger, à tout moment demander au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides d’abroger le statut de réfugié, conformément à l’article 57/6, alinéa 1er, 4°.”;

4° dans le paragraphe 2, alinéa 4, les mots “une décision de retrait” sont remplacés par les mots “une décision d’abrogation ou de retrait” et les mots “au retrait de ce statut” sont remplacés par les mots “à l’abrogation ou au retrait de ce statut”;

Page 40: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

40 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

5° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende:

“De toekenning van het onbeperkt verblijfsrecht zoals voorzien in paragraaf 1, derde lid, wordt in voorkomend geval geschorst in afwachting van een definitieve beslis-sing. Indien de geldigheidsduur van de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde verblijfstitel verstrijkt tijdens het heronderzoek van de geldigheid van de internationale beschermingsstatus, wordt deze verblijfstitel vernieuwd in afwachting van een definitieve beslissing.”

6° in paragraaf 3 worden de woorden “beslist de mi-nister of zijn gemachtigde of de vreemdeling verwijderd kan worden overeenkomstig de bepalingen van deze wet” vervangen door de woorden “kan de minister of zijn gemachtigde een einde maken aan het verblijf van de vreemdeling en hem verwijderen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, onverminderd het beginsel van non-refoulement.”

Art. 8

In artikel 49/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wetten van 8 mei 2013 en 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de tweede paragraaf wordt aangevuld met de woorden “tenzij de subsidiaire beschermingsstatus ondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeen-komstig de artikelen 55/5 of 55/5/1.”;

2° de derde paragraaf wordt aangevuld met de woor-den “tenzij de subsidiaire beschermingsstatus ondertus-sen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/5 of 55/5/1”;

3° paragraaf 4, vijfde lid, wordt vervangen als volgt:

“De toekenning van het onbeperkte verblijfsrecht zo-als voorzien in paragraaf 3, wordt in voorkomend geval geschorst in afwachting van een definitieve beslissing. Indien de geldigheidsduur van de in paragraaf 2, be-doelde verblijfstitel verstrijkt tijdens het heronderzoek van de geldigheid van de internationale beschermings-status, wordt deze verblijfstitel vernieuwd in afwachting van een definitieve beslissing.”

4° in paragraaf 5 worden de woorden “beslist de mi-nister of zijn gemachtigde of de vreemdeling verwijderd kan worden overeenkomstig de bepalingen van deze wet” vervangen door de woorden “kan de minister of

5° le paragraphe 2 est complété par un alinéa, rédigé comme suit:

“Dans l’attente d’une décision définitive, l’octroi d’un droit de séjour d’une durée illimitée prévu au paragraphe 1er, alinéa 3, est, le cas échéant, suspendu. Lorsque la durée de validité du titre de séjour visé au paragraphe 1er, alinéa 2, expire pendant le réexamen de la validité du statut de protection internationale, ce titre de séjour est renouvelé dans l’attente d’une décision définitive.”

6° dans le paragraphe 3, les mots “le ministre ou son délégué décide si l ’intéressé peut être éloigné conformément aux dispositions de la présente loi” sont remplacés par les mots “le ministre ou son délégué peut mettre fin au séjour de l’étranger et l’éloigner conformé-ment aux dispositions de la présente loi, sans préjudice du principe de non-refoulement.”

Art. 8

A l ’article 49/2  de la même loi, inséré par la loi du 15  septembre  2006  et remplacé par les lois du 8 mai 2013 et 10 août 2015, les modifications suivantes sont apportées:

1° le paragraphe 2 est complété par les mots “, à moins que le statut de protection subsidiaire ait été, entretemps, abrogé ou retiré en vertu des articles 55/5 ou 55/5/1.”;

2° le paragraphe 3 est complété par les mots “, à moins que le statut de protection subsidiaire ait été, entre-temps, abrogé ou retiré en vertu des articles 55/5 ou 55/5/1.”

3° le paragraphe 4, alinéa 5 est remplacé par ce qui suit:

“L’octroi du droit de séjour illimité prévu au para-graphe 3 est, le cas échéant, suspendu, dans l’attente d’une décision définitive. Lorsque la durée de validité du titre de séjour visé au paragraphe 2 expire pendant le réexamen de la validité du statut de protection inter-nationale, ce titre de séjour est renouvelé dans l’attente d’une décision définitive.”

4° dans le paragraphe 5, les mots “le ministre ou son délégué décide si l ’intéressé peut être éloigné conformément aux dispositions de la présente loi” sont remplacés par les mots “le ministre ou son délégué peut

Page 41: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

411730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

zijn gemachtigde een einde maken aan het verblijf van de vreemdeling en hem verwijderen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, onverminderd het beginsel van non-refoulement.”

Gegeven te Brussel, 18 maart 2016

FILIP

VAN KONINGSWEGE:

De vice-eersteminister en de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,

Jan JAMBON

De staatssecretaris voor Asiel en Migratie,

Theo FRANCKEN

mettre fin au séjour de l’étranger et l’éloigner conformé-ment aux dispositions de la présente loi, sans préjudice du principe de non-refoulement.”

Donné à Bruxelles, le 18 mars 2016

PHILIPPE

PAR LE ROI:

Le vice-premier ministre et ministre de la Sécurité et de l’Intérieur,

Jan JAMBON

Le secrétaire d’État à l’Asile et la Migration,

Theo FRANCKEN

Page 42: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

42 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Page 43: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

431730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

BIJLAGEN ANNEXES

Page 44: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

44 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

Art.

1.

Deze

w

et

rege

lt ee

n aa

ngel

egen

heid

al

s be

doel

d in

ar

tikel

74

van

de G

rond

wet

.

Deze

bep

alin

g is

geen

om

zett

ing

van

een

Euro

pese

rich

tlijn

.

Art.

2.

Deze

w

et

voor

ziet

in

de

gede

elte

lijke

om

zett

ing

van

richt

lijn

2003

/86/

EG v

an d

e Ra

ad

van

22 s

epte

mbe

r 20

03 in

zake

het

re

cht

op g

ezin

sher

enig

ing

en v

an

richt

lijn

2011

/95/

EU

van

het

Euro

pees

Par

lem

ent

en d

e Ra

ad

van

13

dece

mbe

r 20

11

inza

ke

norm

en

voor

de

er

kenn

ing

van

onde

rdan

en v

an d

erde

lan

den

of

staa

tloze

n al

s pe

rson

en

die

inte

rnat

iona

le

besc

herm

ing

geni

eten

, voo

r een

uni

form

e st

atus

vo

or

vluc

htel

inge

n of

vo

or

pers

onen

die

in a

anm

erki

ng k

omen

vo

or s

ubsid

iaire

bes

cher

min

g, e

n vo

or d

e in

houd

van

de

verle

ende

be

sche

rmin

g (h

ersc

hikk

ing)

.

Art.

20, l

id 2

, ric

htlij

n 20

03/8

6/EG

W

anne

er

de

lidst

aten

de

ze

bepa

linge

n aa

nnem

en, w

ordt

in d

ie

bepa

linge

n ze

lf of

bij

de o

ffici

ële

beke

ndm

akin

g er

van

naar

de

ze

richt

lijn

verw

ezen

. De

reg

els

voor

de

ze v

erw

ijzin

g w

orde

n va

stge

stel

d do

or d

e lid

stat

en.

Art.

39,

lid

1,

twee

de

alin

ea,

richt

lijn

2011

/95/

EU

Wan

neer

de

lid

stat

en

die

bepa

linge

n va

stst

elle

n, w

ordt

in d

e be

palin

gen

zelf

of b

ij de

offi

ciël

e be

kend

mak

ing

daar

van

naar

dez

e ric

htlij

n ve

rwez

en. I

n de

bep

alin

gen

wor

dt

teve

ns

verm

eld

dat

verw

ijzin

gen

in

best

aand

e w

ette

lijke

en

be

stuu

rsre

chte

lijke

be

palin

gen

naar

de

bij d

eze

richt

lijn

inge

trok

ken

richt

lijn,

ge

lden

al

s ve

rwijz

inge

n na

ar d

e on

derh

avig

e ric

htlij

n.

De

rege

ls vo

or

die

verw

ijzin

g en

de

form

uler

ing

van

die

verm

eldi

ng w

orde

n va

stge

stel

d do

or d

e lid

stat

en.

Page 45: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

451730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

Art.

3.

In a

rtik

el 1

/1,

§2,

4°,

van

de w

et

van

15 d

ecem

ber 1

980

betr

effe

nde

de t

oega

ng t

ot h

et g

rond

gebi

ed,

het

verb

lijf,

de

vest

igin

g en

de

ve

rwijd

erin

g va

n vr

eem

delin

gen,

in

gevo

egd

bij

de

wet

va

n 19

de

cem

ber

2014

, w

orde

n de

w

oord

en “

en d

oor

de g

ezin

slede

n va

n de

be

guns

tigde

n va

n de

su

bsid

iaire

be

sche

rmin

gsst

atus

” op

gehe

ven.

Deze

bep

alin

g is

geen

om

zett

ing

van

een

Euro

pese

rich

tlijn

.

Art.

4.

In a

rtik

el 1

0, §

1, e

erst

e lid

, va

n de

zelfd

e w

et, v

erva

ngen

bij

de w

et

van

8 ju

li 20

11 e

n ge

wijz

igd

bij d

e w

ette

n va

n 19

m

aart

20

14

en

XX/X

X/20

15,

wor

den

de v

olge

nde

wijz

igin

gen

aang

ebra

cht:

in

de

bepa

ling

onde

r 4°

, de

tw

eede

zin

, w

orde

n de

woo

rden

“o

f in

dien

het

fam

iliel

eden

bet

reft

va

n ee

n vr

eem

delin

g di

e er

kend

is

als

vluc

htel

ing

of d

ie d

e su

bsid

iaire

be

sche

rmin

g ge

niet

” op

gehe

ven

en

wor

dt d

eze

zin

aang

evul

d m

et d

e vo

lgen

de zi

n:

“Dez

e vo

orw

aard

en m

et b

etre

kkin

g to

t de

aar

d va

n he

t ve

rblij

f en

de

duur

van

het

ver

blijf

zijn

nie

t va

n to

epas

sing

indi

en h

et f

amili

eled

en

betr

eft

van

een

vree

mde

ling

die

over

eenk

omst

ig

artik

el

49,

§1,

twee

de o

f der

de li

d, o

f art

ikel

49/

2,

§§2

of 3

, al

s be

guns

tigde

van

een

in

tern

atio

nale

be

sche

rmin

gsst

atus

Art.

12, l

id 2

, ric

htlij

n 20

03/8

6/EG

2.

In a

fwijk

ing

van

artik

el 8

mog

en

de l

idst

aten

ten

aan

zien

van

een

vluc

htel

ing

niet

ei

sen

dat

hij

gedu

rend

e ee

n be

paal

de p

erio

de

op

hun

gron

dgeb

ied

heef

t ve

rble

ven

voor

dat

zijn

gezin

slede

n zic

h bi

j hem

kun

nen

voeg

en.

Page 46: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

46 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

tot

een

verb

lijf

in

het

Rijk

is

toeg

elat

en :”

in

de b

epal

ing

onde

r 5°

wor

dt

het

eers

te l

id a

ange

vuld

met

een

zin

, lui

dend

als

volg

t :

“Dez

e vo

orw

aard

en m

et b

etre

kkin

g to

t de

aar

d va

n he

t ve

rblij

f en

de

duur

van

het

ver

blijf

zijn

nie

t va

n to

epas

sing

indi

en h

et f

amili

eled

en

betr

eft

van

een

vree

mde

ling

die

over

eenk

omst

ig

artik

el

49,

§1,

twee

de o

f der

de li

d, o

f art

ikel

49/

2,

§§2

of 3

, al

s be

guns

tigde

van

een

in

tern

atio

nale

be

sche

rmin

gsst

atus

to

t ee

n ve

rblij

f in

he

t Ri

jk

is to

egel

aten

.”

de

bepa

ling

onde

r 6°

w

ordt

aa

ngev

uld

met

een

zin

, lui

dend

als

volg

t: “D

ie v

oorw

aard

e m

et

betr

ekki

ng

tot

de a

ard

van

het

verb

lijf

is ni

et

van

toep

assin

g in

dien

he

t ee

n al

leen

staa

nd g

ehan

dica

pt k

ind

dat

oude

r is

dan

acht

tien

jaar

bet

reft

va

n ee

n vr

eem

delin

g di

e ov

eree

nkom

stig

ar

tikel

49

, §1

, tw

eede

of d

erde

lid,

of a

rtik

el 4

9/2,

§§

2 of

3,

als

begu

nstig

de v

an e

en

inte

rnat

iona

le

besc

herm

ings

stat

us

tot

een

verb

lijf

in

het

Rijk

is

toeg

elat

en;”

Page 47: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

471730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

Art.

5.

Artik

el

11

van

deze

lfde

wet

, ve

rvan

gen

bij

de w

et v

an 8

jul

i 20

11 e

n ge

wijz

igd

bij

de w

et v

an

XX/X

X/20

15, w

ordt

aan

gevu

ld m

et

een

para

graa

f, lu

iden

d al

s vol

gt:

Ҥ3.

De

m

inist

er

of

zijn

gem

acht

igde

kan

in

één

van

de

volg

ende

gev

alle

n be

sliss

en d

at d

e vr

eem

delin

g di

e op

gr

ond

van

artik

el 4

9, §

1, tw

eede

lid,

of a

rtik

el

49/2

, §2

, al

s be

guns

tigde

van

een

in

tern

atio

nale

be

sche

rmin

gsst

atus

to

t ee

n ve

rblij

f va

n be

perk

te d

uur

in h

et R

ijk w

erd

toeg

elat

en,

niet

m

eer h

et re

cht h

eeft

om in

het

Rijk

te

ver

blijv

en e

n he

m e

en b

evel

ge

ven

om

het

gron

dgeb

ied

te

verla

ten

: 1°

w

anne

er

de

inte

rnat

iona

le

besc

herm

ings

stat

us

door

de

Co

mm

issar

is-ge

nera

al

voor

de

Vl

ucht

elin

gen

en

de

Staa

tloze

n w

erd

opge

heve

n ov

eree

nkom

stig

de

ar

tikel

en

55/3

of

55

/5.

De

min

ister

of z

ijn g

emac

htig

de h

oudt

hi

erbi

j re

keni

ng m

et d

e m

ate

van

vera

nker

ing

van

de v

reem

delin

g in

de

sam

enle

ving

. 2°

w

anne

er

de

inte

rnat

iona

le

besc

herm

ings

stat

us

door

de

Co

mm

issar

is-ge

nera

al

voor

de

Vl

ucht

elin

gen

en

de

Staa

tloze

n w

erd

inge

trok

ken

over

eenk

omst

ig

Art.

14,

lede

n 1,

3 e

n 4,

ric

htlij

n 20

11/9

5/EU

1. M

et b

etre

kkin

g to

t ve

rzoe

ken

om in

tern

atio

nale

bes

cher

min

g di

e zij

n in

gedi

end

na

de

inw

erki

ngtr

edin

g va

n Ri

chtli

jn

2004

/83/

EG,

trek

ken

de l

idst

aten

de

do

or

een

rege

rings

-, ad

min

istra

tieve

, re

chte

rlijk

e of

qu

asi-r

echt

erlij

ke

inst

antie

ve

rleen

de v

luch

telin

gens

tatu

s va

n ee

n on

derd

aan

van

een

derd

e la

nd

of e

en s

taat

loze

in,

beë

indi

gen

zij

deze

of

w

eige

ren

zij

deze

te

ve

rleng

en

indi

en

hij

volg

ens

de

crite

ria

van

artik

el

11

geen

vl

ucht

elin

g m

eer i

s.

(…)

3.

De

lidst

aten

tr

ekke

n de

vl

ucht

elin

gens

tatu

s va

n ee

n on

derd

aan

van

een

derd

e la

nd o

f st

aatlo

ze

in,

beëi

ndig

en

deze

of

w

eige

ren

deze

te v

erle

ngen

indi

en,

nada

t he

m d

e vl

ucht

elin

gens

tatu

s is

verle

end,

do

or

de

betr

okke

n lid

staa

t wor

dt v

astg

este

ld d

at:

a) h

ij op

gro

nd v

an a

rtik

el 1

2 va

n de

vlu

chte

linge

nsta

tus

uitg

eslo

ten

is of

had

moe

ten

zijn;

b)

hi

j fe

iten

verk

eerd

he

eft

wee

rgeg

even

of

he

eft

acht

erge

houd

en,

of

valse

do

cum

ente

n he

eft

gebr

uikt

, en

dit

door

slagg

even

d is

gew

eest

voo

r de

verle

ning

va

n de

vl

ucht

elin

gens

tatu

s.

4. D

e lid

stat

en k

unne

n de

doo

r een

re

gerin

gs-,

adm

inist

ratie

ve,

Page 48: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

48 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

de a

rtik

elen

55/

3/1,

§1,

of

55/5

/1,

§1.

De

min

ister

of

zij

n ge

mac

htig

de

kan

ten

alle

n tij

de b

eslis

sen

om h

et

verb

lijf

van

de v

reem

delin

g di

e op

gr

ond

van

artik

el 4

9, §

1, tw

eede

of

derd

e lid

, of a

rtik

el 4

9/2,

§§2

of 3

, al

s be

guns

tigde

va

n ee

n in

tern

atio

nale

be

sche

rmin

gsst

atus

to

t ee

n ve

rblij

f va

n be

perk

te o

f on

bepe

rkte

duu

r in

het

Rijk

wer

d to

egel

aten

, in

te

trek

ken

en

hem

ee

n be

vel

geve

n om

he

t gr

ondg

ebie

d te

ver

late

n w

anne

er

de

inte

rnat

iona

le

besc

herm

ings

stat

us

door

de

Co

mm

issar

is-ge

nera

al

voor

de

Vl

ucht

elin

gen

en

de

Staa

tloze

n w

erd

inge

trok

ken

over

eenk

omst

ig

de a

rtik

elen

55/

3/1,

§2,

of

55/5

/1,

§2.

rech

terli

jke

of

quas

i-rec

hter

lijke

in

stan

tie

aan

een

vluc

htel

ing

verle

ende

st

atus

in

trek

ken,

be

ëind

igen

of

w

eige

ren

te

verle

ngen

wan

neer

: a)

er

goed

e re

dene

n be

staa

n om

he

m te

bes

chou

wen

als

een

geva

ar

voor

de

veili

ghei

d va

n de

lid

staa

t w

aar h

ij zic

h be

vind

t;

b) h

ij ee

n ge

vaar

vor

mt

voor

de

sam

enle

ving

va

n di

e lid

staa

t, om

dat

hij

defin

itief

ver

oord

eeld

is

voor

een

bijz

onde

r ern

stig

misd

rijf.

(…)

Art.

19,

lede

n 1,

2 e

n 3,

ric

htlij

n 20

11/9

5/EU

1.

Met

bet

rekk

ing

tot

verz

oeke

n om

inte

rnat

iona

le b

esch

erm

ing

die

zijn

inge

dien

d na

de

in

wer

king

tred

ing

van

Rich

tlijn

20

04/8

3/EG

, tr

ekke

n de

lid

stat

en

de

door

ee

n re

gerin

gs-,

adm

inist

ratie

ve,

rech

terli

jke

of

quas

i-rec

hter

lijke

in

stan

tie

verle

ende

su

bsid

iaire

be

sche

rmin

gsst

atus

va

n ee

n on

derd

aan

van

een

derd

e la

nd o

f ee

n st

aatlo

ze

in,

beëi

ndig

en

zij

deze

of

w

eige

ren

zij

deze

te

ve

rleng

en

indi

en

hij

volg

ens

de

Page 49: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

491730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

crite

ria v

an a

rtik

el 1

6 ni

et la

nger

in

aanm

erki

ng k

omt

voor

sub

sidia

ire

besc

herm

ing.

2.

De

lidst

aten

kun

nen

de d

oor e

en

rege

rings

-, ad

min

istra

tieve

, re

chte

rlijk

e of

qu

asi-r

echt

erlij

ke

inst

antie

ve

rleen

de

subs

idia

ire

besc

herm

ings

stat

us

van

een

onde

rdaa

n va

n ee

n de

rde

land

of

een

staa

tloze

intr

ekke

n, b

eëin

dige

n of

wei

gere

n te

ver

leng

en in

dien

hij,

na

dat

hem

de

su

bsid

iaire

be

sche

rmin

gsst

atus

was

ver

leen

d,

had

moe

ten

wor

den

uitg

eslo

ten

van

subs

idia

ire

besc

herm

ing

over

eenk

omst

ig a

rtik

el 1

7, li

d 3.

3.

De

lid

stat

en

trek

ken

de

subs

idia

ire b

esch

erm

ings

stat

us v

an

een

onde

rdaa

n va

n ee

n de

rde

land

of

sta

atlo

ze in

, beë

indi

gen

deze

of

wei

gere

n de

ze te

ver

leng

en in

dien

: a)

hij,

nad

at h

em d

e su

bsid

iaire

be

sche

rmin

gsst

atus

is v

erle

end,

op

gron

d va

n ar

tikel

17,

lede

n 1

en 2

, va

n su

bsid

iaire

be

sche

rmin

g ui

tges

lote

n is

of h

ad m

oete

n zij

n;

b)

hij

feite

n ve

rkee

rd

heef

t w

eerg

egev

en

of

heef

t ac

hter

geho

uden

, of

va

lse

docu

men

ten

heef

t ge

brui

kt, e

n di

t do

orsla

ggev

end

is ge

wee

st v

oor d

e ve

rleni

ng

van

de

subs

idia

ire

besc

herm

ings

stat

us.

(…)

W

anne

er

de

min

ister

of

zij

n ge

mac

htig

de e

en b

eslis

sing,

zoa

ls Ar

t. 17

, ric

htlij

n 20

03/8

6/EG

In

ge

val

van

afw

ijzin

g va

n ee

n ve

rzoe

k,

intr

ekki

ng

of

niet

-

Page 50: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

50 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

bedo

eld

in h

et e

erst

e en

tw

eede

lid

, ove

rwee

gt t

e ne

men

, hou

dt h

ij re

keni

ng

met

de

aa

rd

en

de

hech

thei

d va

n de

gez

insb

and

van

de b

etro

kken

e, m

et d

e du

ur v

an

zijn

verb

lijf i

n he

t Rijk

, alsm

ede

met

he

t be

staa

n va

n fa

mili

eban

den

of

cultu

rele

of s

ocia

le b

ande

n m

et z

ijn

land

van

her

kom

st.

verle

ngin

g va

n ee

n ve

rblij

fstit

el,

alsm

ede

in

geva

l va

n ee

n ve

rwijd

erin

gsm

aatr

egel

te

gen

de

gezin

sher

enig

er o

f le

den

van

dien

s ge

zin h

oude

n de

lids

tate

n te

rdeg

e re

keni

ng

met

de

aa

rd

en

de

hech

thei

d va

n de

gez

insb

and

van

de b

etro

kken

per

soon

en

met

de

duur

van

zijn

ver

blijf

in d

e lid

staa

t, al

smed

e m

et

het

best

aan

van

fam

ilieb

ande

n of

cu

lture

le

of

soci

ale

band

en m

et z

ijn l

and

van

herk

omst

.

Onv

erm

inde

rd d

e to

epas

sing

van

para

graa

f 2, k

an d

e m

inist

er o

f zijn

ge

mac

htig

de o

ok e

en e

inde

ste

llen

aan

het

rech

t op

ver

blijf

van

de

in

artik

el 1

0, §

1, e

erst

e lid

, 4°

tot

bedo

elde

fam

iliel

eden

ind

ien

het

rech

t op

ve

rblij

f va

n de

vr

eem

delin

g di

e ve

rvoe

gd w

erd,

op

gron

d va

n he

t eer

ste

of h

et tw

eede

lid

w

ordt

be

ëind

igd

of

inge

trok

ken.

Art.

16, l

id 3

, ric

htlij

n 20

03/8

6/EG

3.

De

lid

stat

en

kunn

en

de

verb

lijfs

titel

va

n ee

n ge

zins

lid

intr

ekke

n of

wei

gere

n te

ver

leng

en

wan

neer

er

een

eind

e ko

mt

aan

het

verb

lijf

van

de g

ezin

sher

enig

er

en h

et g

ezin

slid

nog

geen

rec

ht

heef

t op

ee

n au

tono

me

verb

lijfs

titel

kra

chte

ns a

rtik

el 1

5.

Art.

6.

Artik

el 1

8, §

2, v

an d

ezel

fde

wet

, ve

rvan

gen

door

de

wet

van

25

april

20

07 e

n ge

wijz

igd

door

de

wet

ten

van

19 m

aart

201

4 en

XX/

XX/2

016,

w

ordt

ver

vang

en a

ls vo

lgt:

Ҥ

2.

De

min

ister

of

zij

n ge

mac

htig

de k

an b

eslis

sen

dat

de

vree

mde

ling

die,

als

begu

nstig

de

van

inte

rnat

iona

le

besc

herm

ing,

ge

mac

htig

d w

erd

zich

in h

et R

ijk te

ve

stig

en o

p gr

ond

van

artik

el 1

4 of

Art.

9,

lid

3bis

, ric

htlij

n 20

03/1

09/E

G,

inge

voeg

d do

or

richt

lijn

2011

/51/

EU

3 bi

s. D

e lid

stat

en k

unne

n ee

n op

gr

ond

van

inte

rnat

iona

le

besc

herm

ing

verk

rege

n st

atus

van

la

ngdu

rig

inge

zete

ne

intr

ekke

n in

dien

de

in

tern

atio

nale

be

sche

rmin

g is

inge

trok

ken

of

beëi

ndig

d of

ind

ien

is ge

wei

gerd

de

ze t

e ve

rleng

en, o

vere

enko

mst

ig

artik

el 1

4, li

d 3,

en

artik

el 1

9, li

d 3,

va

n Ri

chtli

jn 2

004/

83/E

G.

Mac

htig

ing

tot

vest

igin

g =

natio

naal

ver

blijf

ssta

tuut

Page 51: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

511730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

die

de

stat

us

van

lang

durig

in

geze

tene

he

eft

verw

orve

n op

gr

ond

van

artik

el 1

5bis,

nie

t m

eer

het

rech

t he

eft

in

het

Rijk

te

ve

rblij

ven

en/o

f dez

e st

atus

ver

liest

w

anne

er

de

inte

rnat

iona

le

besc

herm

ings

stat

us

inge

trok

ken

wer

d ov

eree

nkom

stig

de

artik

elen

55

/3/1

, §2,

of 5

5/5/

1, §

2.

Wan

neer

de

m

inist

er

of

zijn

gem

acht

igde

ee

n be

sliss

ing

tot

beëi

ndig

ing

van

verb

lijf

zoal

s be

doel

d in

he

t ee

rste

lid

, ov

erw

eegt

te

ne

men

, ho

udt

hij

reke

ning

m

et

de

aard

en

de

he

chth

eid

van

de g

ezin

sban

d va

n de

bet

rokk

ene,

met

de

duur

van

zij

n ve

rblij

f in

het R

ijk, a

lsmed

e m

et

het

best

aan

van

fam

ilieb

ande

n of

cu

lture

le o

f soc

iale

ban

den

met

zijn

la

nd v

an h

erko

mst

.”

Art.

17, r

icht

lijn

2003

/86/

EG

In

geva

l va

n af

wijz

ing

van

een

verz

oek,

in

trek

king

of

ni

et-

verle

ngin

g va

n ee

n ve

rblij

fstit

el,

alsm

ede

in

geva

l va

n ee

n ve

rwijd

erin

gsm

aatr

egel

te

gen

de

gezin

sher

enig

er o

f le

den

van

dien

s ge

zin h

oude

n de

lids

tate

n te

rdeg

e re

keni

ng

met

de

aa

rd

en

de

hech

thei

d va

n de

gez

insb

and

van

de b

etro

kken

per

soon

en

met

de

duur

van

zijn

ver

blijf

in d

e lid

staa

t, al

smed

e m

et

het

best

aan

van

fam

ilieb

ande

n of

cu

lture

le

of

soci

ale

band

en m

et z

ijn l

and

van

herk

omst

.

Art.

7.

In

artik

el

49

van

deze

lfde

wet

, ve

rvan

gen

bij

de

wet

va

n 15

se

ptem

ber 2

006

en g

ewijz

igd

bij d

e w

et v

an 1

0 au

gust

us 2

015,

wor

den

de

volg

ende

w

ijzig

inge

n aa

ngeb

rach

t: 1°

In d

e ee

rste

zin

van

par

agra

af 1

w

orde

n de

woo

rden

“va

n be

perk

te

duur

” in

gevo

egd

tuss

en

de

woo

rden

“to

t ee

n ve

rblij

f” e

n “i

n

Art.

24,

lid

1,

eers

te

alin

ea,

richt

lijn

2011

/95/

EU

1.

Zo

spoe

dig

mog

elijk

na

dat

inte

rnat

iona

le

besc

herm

ing

is ve

rleen

d en

zo

nder

da

t af

breu

k w

ordt

ged

aan

aan

artik

el 2

1, li

d 3,

ve

rstr

ekke

n de

lid

stat

en

aan

pers

onen

m

et

de

vluc

htel

inge

nsta

tus

een

verb

lijfs

titel

die

ten

min

ste

drie

jaar

ge

ldig

is

en k

an w

orde

n ve

rleng

d,

tenz

ij dw

inge

nde

rede

nen

van

natio

nale

ve

iligh

eid

of

open

bare

Page 52: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

52 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

het R

ijk to

egel

aten

”;

Para

graa

f 1

wor

dt

aang

evul

d m

et tw

ee le

den,

luid

ende

: “D

e ve

rblij

fstit

el d

ie d

e to

elat

ing

tot

een

verb

lijf

van

bepe

rkte

duu

r va

stst

elt,

is ge

ldig

ged

uren

de v

ijf

jaar

. N

a vi

jf ja

ar,

te r

eken

en v

anaf

de

indi

enin

g va

n de

as

iela

anvr

aag,

w

ordt

de

erke

nde

vluc

htel

ing

tot

een

verb

lijf

van

onbe

perk

te d

uur

toeg

elat

en

tenz

ij de

vl

ucht

elin

gens

tatu

s on

dert

usse

n w

erd

opge

heve

n of

in

getr

okke

n ov

eree

nkom

stig

de

artik

elen

55/

3 of

55/

3/1.

” ;

3° in

par

agra

af 2

, eer

ste

lid, w

ordt

ór

de

eers

te

zin,

een

zin

toeg

evoe

gd, l

uide

nde:

“D

e m

inist

er o

f zij

n ge

mac

htig

de

kan,

ge

dure

nde

het

verb

lijf

van

bepe

rkte

duu

r van

de

vree

mde

ling,

te

alle

n tij

de a

an d

e Co

mm

issar

is-ge

nera

al v

oor

de V

luch

telin

gen

en

de

Staa

tloze

n vr

agen

de

vl

ucht

elin

gens

tatu

s op

te

he

ffen

over

eenk

omst

ig

artik

el

57/6

, ee

rste

lid,

4°.”

; 4°

in

pa

ragr

aaf

2,

vier

de

lid,

wor

den

de

woo

rden

“e

en

besli

ssin

g to

t int

rekk

ing”

ver

vang

en

door

de

woo

rden

“ee

n be

sliss

ing

orde

zich

daa

rteg

en v

erze

tten

. (…

)

Page 53: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

531730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

tot

ophe

ffing

of

in

trek

king

” en

w

orde

n de

woo

rden

“de

intr

ekki

ng

van

dit s

tatu

ut”

verv

ange

n do

or d

e w

oord

en

“de

ophe

ffing

of

in

trek

king

van

dit

stat

uut”

. 5°

pa

ragr

aaf

2 w

ordt

aa

ngev

uld

met

een

lid,

luid

ende

: “D

e to

eken

ning

van

het

onb

eper

kt

verb

lijfs

rech

t zo

als

voor

zien

in

para

graa

f 1,

der

de l

id,

wor

dt i

n vo

orko

men

d ge

val

gesc

hors

t in

af

wac

htin

g va

n ee

n de

finiti

eve

besli

ssin

g.

Indi

en

de

geld

ighe

idsd

uur

van

de

in

para

graa

f 1,

tw

eede

lid

, be

doel

de

verb

lijfs

titel

ve

rstr

ijkt

tijde

ns

het

hero

nder

zoek

va

n de

ge

ldig

heid

va

n de

in

tern

atio

nale

be

sche

rmin

gsst

atus

, w

ordt

de

ze

verb

lijfs

titel

ve

rnie

uwd

in

afw

acht

ing

van

ee

n de

finiti

eve

besli

ssin

g.”;

in

pa

ragr

aaf

3 w

orde

n de

w

oord

en “

besli

st d

e m

inist

er o

f zijn

ge

mac

htig

de

of

de

vree

mde

ling

verw

ijder

d ka

n w

orde

n ov

eree

nkom

stig

de

bepa

linge

n va

n de

ze

wet

” ve

rvan

gen

door

de

w

oord

en “

kan

de m

inist

er o

f zij

n ge

mac

htig

de e

en e

inde

mak

en a

an

het

verb

lijf

van

de v

reem

delin

g en

he

m

verw

ijder

en

over

eenk

omst

ig

de

bepa

linge

n va

n de

ze

wet

,

Art.

21, r

icht

lijn

2011

/95/

EU

1.

De

lidst

aten

ee

rbie

dige

n he

t be

gins

el v

an n

on-r

efou

lem

ent

met

in

acht

nem

ing

van

hun

inte

rnat

iona

le v

erpl

icht

inge

n.

2. W

anne

er d

it op

gro

nd v

an d

e in

lid

1

geno

emde

in

tern

atio

nale

ve

rplic

htin

gen

niet

ve

rbod

en

is,

mog

en d

e lid

stat

en e

en a

l dan

nie

t fo

rmee

l er

kend

e vl

ucht

elin

g ui

tzet

ten

of te

rugl

eide

n w

anne

er:

Page 54: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

54 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

onve

rmin

derd

he

t be

gins

el

van

non-

refo

ulem

ent.”

a) e

r go

ede

rede

nen

best

aan

om

hem

te b

esch

ouw

en a

ls ee

n ge

vaar

vo

or d

e ve

iligh

eid

van

de l

idst

aat

waa

r hij

zich

bevi

ndt;

of

b) h

ij ee

n ge

vaar

vor

mt

voor

de

sam

enle

ving

va

n di

e lid

staa

t, om

dat

hij

defin

itief

ver

oord

eeld

is

voor

een

bijz

onde

r ern

stig

misd

rijf.

3.

De

lid

stat

en

mog

en

de

verb

lijfs

titel

van

een

vlu

chte

ling

op

wie

lid

2

van

toep

assin

g is,

in

trek

ken,

beë

indi

gen

of w

eige

ren

te v

erle

ngen

of t

e ve

rstr

ekke

n.

Art.

8.

In a

rtik

el 4

9/2

van

deze

lfde

wet

, in

gevo

egd

bij

de

wet

va

n 15

se

ptem

ber 2

006

en g

ewijz

igd

bij d

e w

ette

n va

n 8

mei

20

13

en

10

augu

stus

20

15,

wor

den

de

volg

ende

wijz

igin

gen

aang

ebra

cht:

de

twee

de

para

graa

f w

ordt

aa

ngev

uld

met

de

woo

rden

“te

nzij

de s

ubsid

iaire

bes

cher

min

gsst

atus

on

dert

usse

n w

erd

opge

heve

n of

in

getr

okke

n ov

eree

nkom

stig

de

ar

tikel

en 5

5/5

of 5

5/5/

1.”;

de

de

rde

para

graa

f w

ordt

aa

ngev

uld

met

de

woo

rden

“te

nzij

de s

ubsid

iaire

bes

cher

min

gsst

atus

on

dert

usse

n w

erd

opge

heve

n of

in

getr

okke

n ov

eree

nkom

stig

de

ar

tikel

en 5

5/5

of 5

5/5/

1”;

3° p

arag

raaf

4,

vijfd

e lid

, w

ordt

Art.

24, l

id 2

, ric

htlij

n 20

11/9

5/EU

2.

Zo

sp

oedi

g m

ogel

ijk

nada

t in

tern

atio

nale

be

sche

rmin

g is

verle

end,

ver

stre

kken

de

lidst

aten

pe

rson

en

met

de

su

bsid

iaire

be

sche

rmin

gsst

atus

en

hu

n ge

zinsle

den

een

verle

ngba

re

verb

lijfs

titel

die

ten

min

ste

één

jaar

ge

ldig

is e

n te

n m

inst

e tw

ee ja

ar in

ge

val

van

verle

ngin

g,

tenz

ij dw

inge

nde

rede

nen

van

natio

nale

ve

iligh

eid

of o

penb

are

orde

zic

h da

arte

gen

verz

ette

n.

Page 55: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

551730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

ON

TWER

P VA

N W

ET T

OT

WIJ

ZIG

ING

VAN

DE

WET

VAN

15

DEC

EMB

ER 1

980

BET

REF

FEN

DE

DE

TOEG

ANG

TO

T H

ET G

RO

ND

GEB

IED

,HET

VER

BLI

JF,D

E VE

STIG

ING

EN

DE

VER

WIJ

DER

ING

VAN

VR

EEM

DEL

ING

EN

10 M

ARS

2016

A RTI

KEL

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G T E

KST

VAN

DE

AKTE

VAN

O

MZE

TTIN

G A R

TIKE

L VA

N D

E RI

CHTL

IJN

TEKS

T VA

N D

E RI

CHTL

IJN

COM

MEN

TAAR

verv

ange

n al

s vol

gt:

“De

toek

enni

ng

van

het

onbe

perk

te

verb

lijfs

rech

t zo

als

voor

zien

in p

arag

raaf

3,

wor

dt i

n vo

orko

men

d ge

val

gesc

hors

t in

af

wac

htin

g va

n ee

n de

finiti

eve

besli

ssin

g.

Indi

en

de

geld

ighe

idsd

uur

van

de

in

para

graa

f 2,

bed

oeld

e ve

rblij

fstit

el

vers

trijk

t tij

dens

het

her

onde

rzoe

k va

n de

ge

ldig

heid

va

n de

in

tern

atio

nale

bes

cher

min

gsst

atus

, w

ordt

dez

e ve

rblij

fstit

el v

erni

euw

d in

afw

acht

ing

van

een

def

initi

eve

besli

ssin

g. ”

in

pa

ragr

aaf

5 w

orde

n de

w

oord

en “

besli

st d

e m

inist

er o

f zijn

ge

mac

htig

de

of

de

vree

mde

ling

verw

ijder

d ka

n w

orde

n ov

eree

nkom

stig

de

bepa

linge

n va

n de

ze

wet

” ve

rvan

gen

door

de

w

oord

en “

kan

de m

inist

er o

f zij

n ge

mac

htig

de e

en e

inde

mak

en a

an

het

verb

lijf

van

de v

reem

delin

g en

he

m

verw

ijder

en

over

eenk

omst

ig

de

bepa

linge

n va

n de

ze

wet

, on

verm

inde

rd

het

begi

nsel

va

n no

n-re

foul

emen

t.”.

Art.

21, l

id 1

, ric

htlij

n 20

11/9

5/EU

1.

De

lid

stat

en

eerb

iedi

gen

het

begi

nsel

van

non

-ref

oule

men

t m

et

inac

htne

min

g va

n hu

n in

tern

atio

nale

ver

plic

htin

gen.

Page 56: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

56 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

PRO

JET

DE L

OI M

ODI

FIAN

T LA

LO

I DU

15

DÉCE

MBR

E 19

80 S

UR

L’ACC

ÈS A

U T

ERRI

TOIR

E, L

E SÉ

JOU

R, L

’ÉTA

BLIS

SEM

ENT

ET L

’ÉLO

IGN

EMEN

T DE

S ÉT

RAN

GER

S

14 D

ECEM

BRE

2015

AR

TICL

E D

E L’A

CTE

DE

TRAN

SPO

SITI

ON

TE

XTE

DE

L’ACT

E D

E TR

ANSP

OSI

TIO

N

ARTI

CLE

DE

LA D

IREC

TIVE

TE

XTE

DE

LA D

IREC

TIVE

CO

MM

ENTA

IRES

Ar

t. 1e

r. La

pré

sent

e lo

i rè

gle

une

mat

ière

vi

sée

à l’a

rtic

le

74

de

la

Cons

titut

ion.

Cett

e di

spos

ition

ne

cons

titue

pas

la

tr

ansp

ositi

on

d’un

e di

rect

ive

euro

péen

ne.

Art.

2.

La

prés

ente

lo

i tr

ansp

ose

part

ielle

men

t la

di

rect

ive

2003

/86/

CE

du

Cons

eil

du

22

sept

embr

e 20

03 r

elat

ive

au d

roit

au

regr

oupe

men

t fa

mili

al

et

la

dire

ctiv

e 20

11/9

5/U

E du

Par

lem

ent

Euro

péen

et

du

Co

nsei

l du

13

cem

bre

2011

co

ncer

nant

le

s no

rmes

re

lativ

es

aux

cond

ition

s qu

e do

iven

t re

mpl

ir le

s re

ssor

tissa

nts

des

pays

tie

rs o

u le

s ap

atrid

es p

our

pouv

oir

béné

ficie

r d’

une

prot

ectio

n in

tern

atio

nale

, à

un

stat

ut

unifo

rme

pour

le

s ré

fugi

és o

u le

s pe

rson

nes

pouv

ant

béné

ficie

r de

la

pr

otec

tion

subs

idia

ire, e

t au

con

tenu

de

cett

e pr

otec

tion

(ref

onte

).

Art.

20,

alin

éa

2,

dire

ctiv

e 20

03/8

6/CE

. Lo

rsqu

e le

s Ét

ats

mem

bres

ad

opte

nt c

es d

ispos

ition

s, c

elle

s-ci

co

ntie

nnen

t un

e ré

fére

nce

à la

pr

ésen

te

dire

ctiv

e ou

so

nt

acco

mpa

gnée

s d’

une

telle

fére

nce

lors

de

leur

pub

licat

ion

offic

ielle

. Le

s m

odal

ités

de c

ette

fére

nce

sont

ar

rêté

es

par

les

État

s mem

bres

.

Art.

39,

para

grap

he 1

er,

alin

éa 2

, di

rect

ive

2011

/95/

UE

Lors

que

les

État

s m

embr

es

adop

tent

ces

disp

ositi

ons,

cel

les-

ci

cont

ienn

ent

une

réfé

renc

e à

la

prés

ente

di

rect

ive

ou

sont

ac

com

pagn

ées

d’un

e te

lle

réfé

renc

e lo

rs d

e le

ur p

ublic

atio

n of

ficie

lle.

Elle

s co

ntie

nnen

t ég

alem

ent

une

men

tion

préc

isant

qu

e le

s ré

fére

nces

fai

tes,

dan

s le

s di

spos

ition

s lé

gisla

tives

, ré

glem

enta

ires

et

adm

inist

rativ

es

en v

igue

ur,

à la

dire

ctiv

e ab

rogé

e pa

r la

pr

ésen

te

dire

ctiv

e s’

ente

nden

t co

mm

e fa

ites

à la

pr

ésen

te d

irect

ive.

Les

mod

alité

s de

ce

tte

réfé

renc

e et

la

fo

rmul

atio

n de

cet

te m

entio

n so

nt

Page 57: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

571730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

PRO

JET

DE L

OI M

ODI

FIAN

T LA

LO

I DU

15

DÉCE

MBR

E 19

80 S

UR

L’ACC

ÈS A

U T

ERRI

TOIR

E, L

E SÉ

JOU

R, L

’ÉTA

BLIS

SEM

ENT

ET L

’ÉLO

IGN

EMEN

T DE

S ÉT

RAN

GER

S

14 D

ECEM

BRE

2015

AR

TICL

E D

E L’A

CTE

DE

TRAN

SPO

SITI

ON

TE

XTE

DE

L’ACT

E D

E TR

ANSP

OSI

TIO

N

ARTI

CLE

DE

LA D

IREC

TIVE

TE

XTE

DE

LA D

IREC

TIVE

CO

MM

ENTA

IRES

ar

rêté

es p

ar le

s Éta

ts m

embr

es.

Art.

3.

A l’a

rtic

le 1

/1, §

2, 4

°, d

e la

loi d

u 15

déc

embr

e 19

80 s

ur l

’acc

ès a

u te

rrito

ire, l

e sé

jour

, l’é

tabl

issem

ent

et

l’élo

igne

men

t de

s ét

rang

ers,

in

séré

par

la

loi

du 1

9 dé

cem

bre

2014

, le

s m

ots

« et

pa

r le

s m

embr

es

de

la

fam

ille

des

béné

ficia

ires

de

la

prot

ectio

n su

bsid

iaire

» so

nt a

brog

és.

Cett

e di

spos

ition

ne

cons

titue

pas

la

tr

ansp

ositi

on

d’un

e di

rect

ive

euro

péen

ne.

Art.

4.

A l’a

rtic

le 1

0, §

1er, a

linéa

1er

, de

la

mêm

e lo

i, re

mpl

acé

par

la lo

i du

8 ju

illet

201

1 et

mod

ifié

par l

es lo

i du

19 m

ars

2014

et

du X

X/XX

/201

5,

les

mod

ifica

tions

su

ivan

tes

sont

ap

port

ées :

au

4°, d

euxi

ème

phra

se, l

es m

ots

« ,

ou s

'il s

'agi

t de

mem

bres

de

la

fam

ille

d'un

ét

rang

er

reco

nnu

réfu

gié

ou

béné

ficia

ire

de

la

prot

ectio

n su

bsid

iaire

»

sont

ab

rogé

s et

ce

tte

phra

se

est

com

plét

ée p

ar la

phr

ase

suiv

ante

:

« Ce

s co

nditi

ons

rela

tives

au

type

de

séj

our e

t à la

dur

ée d

u sé

jour

ne

s’ap

pliq

uent

pa

s s’

il s’

agit

de

mem

bres

de

la

fa

mill

e d’

un

étra

nger

adm

is à

séjo

urne

r da

ns le

Ro

yaum

e en

tan

t qu

e bé

néfic

iaire

du

st

atut

de

pr

otec

tion

inte

rnat

iona

le

conf

orm

émen

t à

l’art

icle

49,

§1,

alin

éas

2 ou

3, o

u à

l’art

icle

49/

2, §

§2 o

u 3

: »

2° le

5°,

alin

éa 1

er, e

st c

ompl

été

par

une

phra

se, r

édig

ée c

omm

e su

it :

Art.

12,

para

grap

he 2

, di

rect

ive

2003

/86/

CE

2. P

ar d

érog

atio

n à

l'art

icle

8,

les

État

s m

embr

es n

'impo

sent

pas

au

réfu

gié

d'av

oir

séjo

urné

sur

leu

r te

rrito

ire p

enda

nt u

n ce

rtai

n te

mps

av

ant

de s

e fa

ire r

ejoi

ndre

par

des

m

embr

es d

e sa

fam

ille.

Page 58: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

58 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

PRO

JET

DE L

OI M

ODI

FIAN

T LA

LO

I DU

15

DÉCE

MBR

E 19

80 S

UR

L’ACC

ÈS A

U T

ERRI

TOIR

E, L

E SÉ

JOU

R, L

’ÉTA

BLIS

SEM

ENT

ET L

’ÉLO

IGN

EMEN

T DE

S ÉT

RAN

GER

S

14 D

ECEM

BRE

2015

AR

TICL

E D

E L’A

CTE

DE

TRAN

SPO

SITI

ON

TE

XTE

DE

L’ACT

E D

E TR

ANSP

OSI

TIO

N

ARTI

CLE

DE

LA D

IREC

TIVE

TE

XTE

DE

LA D

IREC

TIVE

CO

MM

ENTA

IRES

«

Ces

cond

ition

s re

lativ

es a

u ty

pe

de s

éjou

r et à

la d

urée

du

séjo

ur n

e s’

appl

ique

nt

pas

s’il

s’ag

it de

m

embr

es

de

la

fam

ille

d’un

ét

rang

er a

dmis

à sé

jour

ner

dans

le

Roya

ume

en t

ant

que

béné

ficia

ire

du

stat

ut

de

prot

ectio

n in

tern

atio

nale

co

nfor

mém

ent

à l’a

rtic

le 4

9, §

1, a

linéa

s 2

ou 3

, ou

à l’a

rtic

le 4

9/2,

§§2

ou

3. »

le

es

t co

mpl

été

par

une

phra

se, r

édig

é co

mm

e su

it :

« Ce

tte

cond

ition

rel

ativ

e au

typ

e de

jour

ne

s’

appl

ique

pa

s s’

il s’

agit

d’un

en

fant

ha

ndic

apé

célib

atai

re â

gé d

e pl

us d

e di

x-hu

it an

s d’

’un

étra

nger

ad

mis

à sé

jour

ner

dans

le R

oyau

me

en ta

nt

que

béné

ficia

ire

du

stat

ut

de

prot

ectio

n in

tern

atio

nale

co

nfor

mém

ent

à l’a

rtic

le 4

9, §

1,

alin

éas

2 ou

3,

ou à

l’ar

ticle

49/

2,

§§2

ou 3

; »

Art.

5.

L’ar

ticle

11

de

ce

tte

mêm

e lo

i, re

mpl

acée

par

la

loi

du 8

jui

llet

2011

et

m

odifi

ée

par

la

loi

du

XX/X

X/20

15, e

st c

ompl

étée

par

un

para

grap

he ré

digé

com

me

suit

: «

§3.

Le m

inist

re o

u so

n dé

légu

é pe

ut

déci

der

dans

l’u

n de

s ca

s su

ivan

ts q

ue l

’étr

ange

r qu

i a

été

adm

is au

séj

our

dans

le

Roya

ume

pour

une

dur

ée li

mité

e en

tant

que

néfic

iaire

du

stat

ut d

e pr

otec

tion

Art.

14,

para

grap

hes

1, 3

et

4,

dire

ctiv

e 20

11/9

5/U

E

1. E

n ce

qui

con

cern

e le

s dem

ande

s de

pr

otec

tion

inte

rnat

iona

le

intr

odui

tes

aprè

s l’e

ntré

e en

vi

gueu

r de

la d

irect

ive

2004

/83/

CE,

les

État

s m

embr

es

révo

quen

t le

st

atut

de

réfu

gié

octr

oyé

par

une

auto

rité

gouv

erne

men

tale

, ad

min

istra

tive,

jud

icia

ire o

u qu

asi

judi

ciai

re à

un

ress

ortis

sant

d’u

n pa

ys

tiers

ou

à

un

apat

ride,

y

met

tent

fin

ou

re

fuse

nt

de

le

reno

uvel

er

lors

que

le

réfu

gié

a

Page 59: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

591730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

PRO

JET

DE L

OI M

ODI

FIAN

T LA

LO

I DU

15

DÉCE

MBR

E 19

80 S

UR

L’ACC

ÈS A

U T

ERRI

TOIR

E, L

E SÉ

JOU

R, L

’ÉTA

BLIS

SEM

ENT

ET L

’ÉLO

IGN

EMEN

T DE

S ÉT

RAN

GER

S

14 D

ECEM

BRE

2015

AR

TICL

E D

E L’A

CTE

DE

TRAN

SPO

SITI

ON

TE

XTE

DE

L’ACT

E D

E TR

ANSP

OSI

TIO

N

ARTI

CLE

DE

LA D

IREC

TIVE

TE

XTE

DE

LA D

IREC

TIVE

CO

MM

ENTA

IRES

in

tern

atio

nale

, en

vert

u de

l’ar

ticle

49

, §1

er,

alin

éa 2

, ou

de

l’art

icle

49

/2,

§2,

n’a

plus

le

dr

oit

de

séjo

urne

r da

ns l

e Ro

yaum

e et

lui

livre

r un

or

dre

de

quitt

er

le

terr

itoire

: 1°

lor

sque

le

stat

ut d

e pr

otec

tion

inte

rnat

iona

le a

été

ab

rogé

par

le

Com

miss

aire

gén

éral

aux

réf

ugié

s et

au

x ap

atrid

es

conf

orm

émen

t au

x ar

ticle

s 55

/3

ou

55/5

. Le

m

inist

re

ou

son

délé

gué

tient

co

mpt

e du

ni

veau

d'

ancr

age

de

l'étr

ange

r dan

s la

soci

été.

lor

sque

le

stat

ut d

e pr

otec

tion

inte

rnat

iona

le a

été

ret

iré p

ar l

e Co

mm

issai

re g

énér

al a

ux r

éfug

iés

et

aux

apat

rides

co

nfor

mém

ent

aux

artic

les 5

5/3/

1, §

1er, o

u 55

/5/1

, §1

er.

Le m

inist

re o

u so

n dé

légu

é pe

ut à

to

ut m

omen

t dé

cide

r de

ret

irer

le

séjo

ur d

e l'é

tran

ger q

ui a

été

adm

is au

séj

our

dans

le

Roya

ume

pour

un

e du

rée

limité

e ou

illi

mité

e en

ta

nt q

ue b

énéf

icia

ire d

u st

atut

de

prot

ectio

n in

tern

atio

nale

en

vert

u de

l'ar

ticle

49,

§1er

, al

inéa

2 o

u 3,

ou

de

l'art

icle

49/

2, §

§ 2

ou 3

, et l

ui

déliv

rer

un

ordr

e de

qu

itter

le

te

rrito

ire

lors

que

le

stat

ut

de

prot

ectio

n in

tern

atio

nale

a

été

retir

é pa

r le

Com

miss

aire

gén

éral

au

x ré

fugi

és

et

aux

apat

rides

co

nfor

mém

ent

aux

artic

les

55/3

/1,

cess

é de

bén

éfic

ier

de c

e st

atut

en

vert

u de

l’ar

ticle

11.

(…

) 3.

Les

Éta

ts m

embr

es r

évoq

uent

le

stat

ut

de

réfu

gié

de

tout

re

ssor

tissa

nt

d’un

pa

ys

tiers

ou

ap

atrid

e, y

met

tent

fin

ou r

efus

ent

de l

e re

nouv

eler

, s’

ils é

tabl

issen

t, ap

rès

lui a

voir

octr

oyé

le s

tatu

t de

fugi

é, q

ue:

a) le

réf

ugié

est

ou

aura

it dû

êtr

e ex

clu

du s

tatu

t de

réf

ugié

en

vert

u de

l’ar

ticle

12;

b)

des

alté

ratio

ns o

u om

issio

ns d

e fa

its

dont

il

a us

é,

y co

mpr

is l’u

tilisa

tion

de fa

ux d

ocum

ents

, ont

jo

ué u

n rô

le d

éter

min

ant

dans

la

déci

sion

d’oc

troy

er

le

stat

ut

de

réfu

gié.

4.

Le

s Ét

ats

mem

bres

pe

uven

t ré

voqu

er l

e st

atut

oct

royé

à u

n ré

fugi

é pa

r un

e au

torit

é go

uver

nem

enta

le,

adm

inist

rativ

e,

judi

ciai

re

ou

quas

i ju

dici

aire

, y

met

tre

fin

ou

refu

ser

de

le

reno

uvel

er,

a)

lors

qu’il

ex

iste

des

mot

ifs

raiso

nnab

les

de

le

cons

idér

er

com

me

une

men

ace

pour

la

curit

é de

l’É

tat

mem

bre

dans

le

quel

il se

trou

ve;

b) lo

rsqu

e, a

yant

été

con

dam

né e

n de

rnie

r re

ssor

t po

ur

un

crim

e pa

rtic

uliè

rem

ent

grav

e, il

con

stitu

e un

e m

enac

e po

ur la

soc

iété

de

cet

État

mem

bre.

(…

)

Page 60: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

60 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

PRO

JET

DE L

OI M

ODI

FIAN

T LA

LO

I DU

15

DÉCE

MBR

E 19

80 S

UR

L’ACC

ÈS A

U T

ERRI

TOIR

E, L

E SÉ

JOU

R, L

’ÉTA

BLIS

SEM

ENT

ET L

’ÉLO

IGN

EMEN

T DE

S ÉT

RAN

GER

S

14 D

ECEM

BRE

2015

AR

TICL

E D

E L’A

CTE

DE

TRAN

SPO

SITI

ON

TE

XTE

DE

L’ACT

E D

E TR

ANSP

OSI

TIO

N

ARTI

CLE

DE

LA D

IREC

TIVE

TE

XTE

DE

LA D

IREC

TIVE

CO

MM

ENTA

IRES

§2

, ou

55/5

/1, §

2.

Art.

19,

para

grap

hes

1, 2

et

3,

dire

ctiv

e 20

11/9

5/U

E

1. E

n ce

qui

con

cern

e le

s dem

ande

s de

pr

otec

tion

inte

rnat

iona

le

intr

odui

tes

aprè

s l’e

ntré

e en

vi

gueu

r de

la d

irect

ive

2004

/83/

CE,

les

État

s m

embr

es

révo

quen

t le

st

atut

co

nfér

é pa

r la

pr

otec

tion

subs

idia

ire q

ui a

été

acc

ordé

par

un

e au

torit

é go

uver

nem

enta

le,

adm

inist

rativ

e, j

udic

iaire

ou

quas

i ju

dici

aire

à u

n re

ssor

tissa

nt d

’un

pays

tie

rs

ou

à un

ap

atrid

e,

y m

ette

nt

fin

ou

refu

sent

de

le

re

nouv

eler

, lo

rsqu

e l’i

ntér

essé

a

cess

é d’

être

une

per

sonn

e po

uvan

t bé

néfic

ier

de

la

prot

ectio

n su

bsid

iaire

en

vert

u de

l’ar

ticle

16.

2.

Le

s Ét

ats

mem

bres

pe

uven

t ré

voqu

er l

e st

atut

con

féré

par

la

prot

ectio

n su

bsid

iaire

oct

royé

par

un

e au

torit

é go

uver

nem

enta

le,

adm

inist

rativ

e, j

udic

iaire

ou

quas

i ju

dici

aire

à u

n re

ssor

tissa

nt d

’un

pays

tie

rs

ou

à un

ap

atrid

e,

y m

ettr

e fin

ou

re

fuse

r de

le

re

nouv

eler

lor

squ’

il s’

avèr

e, a

près

l’o

ctro

i du

sta

tut

conf

éré

par

la

prot

ectio

n su

bsid

iaire

, qu

e l’i

ntér

essé

aur

ait

dû ê

tre

excl

u de

s pe

rson

nes

pouv

ant b

énéf

icie

r de

la

prot

ectio

n su

bsid

iaire

acc

ordé

e en

ve

rtu

de l’

artic

le 1

7, p

arag

raph

e 3.

3.

Les

Éta

ts m

embr

es r

évoq

uent

le

stat

ut

conf

éré

par

la

prot

ectio

n su

bsid

iaire

de

to

ut

ress

ortis

sant

d’

un

pays

tie

rs

ou

apat

ride,

y

met

tent

fin

ou

re

fuse

nt

de

le

reno

uvel

er si

:

Page 61: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

611730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

PRO

JET

DE L

OI M

ODI

FIAN

T LA

LO

I DU

15

DÉCE

MBR

E 19

80 S

UR

L’ACC

ÈS A

U T

ERRI

TOIR

E, L

E SÉ

JOU

R, L

’ÉTA

BLIS

SEM

ENT

ET L

’ÉLO

IGN

EMEN

T DE

S ÉT

RAN

GER

S

14 D

ECEM

BRE

2015

AR

TICL

E D

E L’A

CTE

DE

TRAN

SPO

SITI

ON

TE

XTE

DE

L’ACT

E D

E TR

ANSP

OSI

TIO

N

ARTI

CLE

DE

LA D

IREC

TIVE

TE

XTE

DE

LA D

IREC

TIVE

CO

MM

ENTA

IRES

a)

apr

ès l

’oct

roi

de c

e st

atut

, il

s’av

ère

que

la p

erso

nne

conc

erné

e es

t ou

aur

ait

dû ê

tre

excl

ue d

es

pers

onne

s po

uvan

t bén

éfic

ier

de la

pr

otec

tion

subs

idia

ire e

n ve

rtu

de

l’art

icle

17,

par

agra

phes

1 e

t 2;

b) d

es a

ltéra

tions

ou

omiss

ions

de

faits

do

nt

il a

usé,

y

com

pris

l’util

isatio

n de

faux

doc

umen

ts, o

nt

joué

un

rôle

dét

erm

inan

t da

ns l

a dé

cisio

n d’

octr

oyer

le

st

atut

co

nfér

é pa

r la

pr

otec

tion

subs

idia

ire.

(…)

Lo

rsqu

e le

min

istre

ou

son

délé

gué

envi

sage

de

pren

dre

une

déci

sion

telle

que

visé

e au

x al

inéa

s 1er

et

2,

il pr

end

en c

onsid

érat

ion

la n

atur

e et

la s

olid

ité d

es li

ens

fam

iliau

x de

l’i

ntér

essé

, la

dur

ée d

e so

n sé

jour

da

ns

le

Roya

ume

ains

i qu

e l’e

xist

ence

d’

atta

ches

fa

mili

ales

, cu

lture

lles

ou

soci

ales

av

ec

son

pays

d’o

rigin

e.

Art.

17, d

irect

ive

2003

/86/

CE

Les

État

s m

embr

es

pren

nent

men

t en

con

sidér

atio

n la

nat

ure

et la

sol

idité

des

lien

s fa

mili

aux

de

la

pers

onne

et

sa

du

rée

de

résid

ence

dan

s l'É

tat m

embr

e, a

insi

que

l'exi

sten

ce

d'at

tach

es

fam

ilial

es,

cultu

relle

s ou

so

cial

es

avec

son

pay

s d'

orig

ine,

dan

s le

s ca

s de

rej

et d

'une

dem

ande

, de

re

trai

t ou

de

non-

reno

uvel

lem

ent

du t

itre

de s

éjou

r, ai

nsi

qu'e

n ca

s d'

adop

tion

d'un

e m

esur

e d'

éloi

gnem

ent

du

regr

oupa

nt

ou

des m

embr

es d

e sa

fam

ille.

Sa

ns p

réju

dice

de

l’app

licat

ion

du

para

grap

he 2

, le

min

istre

ou

son

délé

gué

peut

éga

lem

ent m

ettr

e fin

au

dro

it de

séj

our

des

mem

bres

de

la f

amill

e vi

sés

à l’a

rtic

le 1

0, §

1er,

alin

éa 1

er, 4

° à 7

, s’il

a é

té m

is fin

au

droi

t de

séj

our

de l'

étra

nger

qui

a

été

rejo

int o

u s’

il a

été

retir

é su

r la

ba

se d

e l’a

linéa

1er

ou

2. »

Art.

16,

para

grap

he 3

, di

rect

ive

2003

/86/

CE

3.

Les

État

s m

embr

es

peuv

ent

retir

er o

u re

fuse

r de

ren

ouve

ler

le

titre

de

séjo

ur d

'un

mem

bre

de la

fa

mill

e lo

rsqu

e le

jour

du

re

grou

pant

tou

che

à so

n te

rme

et

que

le m

embr

e de

la

fam

ille

ne

béné

ficie

pas

enc

ore

d'un

dro

it au

tit

re d

e sé

jour

aut

onom

e en

ver

tu

de l'

artic

le 1

5.

Art.

6.

L’ar

ticle

18,

§2,

de

la m

ême

loi,

Art.

9, p

arag

raph

e 3b

is,

dire

ctiv

e 3

bis.

Les

État

s m

embr

es p

euve

nt

L’au

toris

atio

n d’

étab

lisse

men

t = u

n

Page 62: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

62 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

PRO

JET

DE L

OI M

ODI

FIAN

T LA

LO

I DU

15

DÉCE

MBR

E 19

80 S

UR

L’ACC

ÈS A

U T

ERRI

TOIR

E, L

E SÉ

JOU

R, L

’ÉTA

BLIS

SEM

ENT

ET L

’ÉLO

IGN

EMEN

T DE

S ÉT

RAN

GER

S

14 D

ECEM

BRE

2015

AR

TICL

E D

E L’A

CTE

DE

TRAN

SPO

SITI

ON

TE

XTE

DE

L’ACT

E D

E TR

ANSP

OSI

TIO

N

ARTI

CLE

DE

LA D

IREC

TIVE

TE

XTE

DE

LA D

IREC

TIVE

CO

MM

ENTA

IRES

re

mpl

acé

par l

a lo

i du

25 a

vril

2007

en

mod

ifié

par

les

lois

du 1

9 m

ars

2014

et

XX/X

X/20

16, e

st r

empl

acé

par c

e qu

i sui

t :

« §2

. Le

min

istre

ou

son

délé

gué

peut

déc

ider

que

l’é

tran

ger

qui

a ét

é au

toris

é à

s’ét

ablir

da

ns

le

Roya

ume

sur

la b

ase

de l’

artic

le 1

4 ou

qui

a a

cqui

s le

stat

ut d

e ré

siden

t de

lon

gue

duré

e su

r la

bas

e de

l’a

rtic

le

15bi

s,

en

tant

qu

e bé

néfic

iaire

de

la

pr

otec

tion

inte

rnat

iona

le, n

’a p

lus

le d

roit

de

séjo

urne

r da

ns l

e Ro

yaum

e et

/ou

perd

ce

stat

ut lo

rsqu

e le

sta

tut

de

prot

ectio

n in

tern

atio

nale

a

été

retir

ée c

onfo

rmém

ent

aux

artic

les

55/3

/1, §

2, o

u 55

/5/1

, §2.

2003

/109

/CE,

in

séré

pa

r la

di

rect

ive

2011

/51/

UE

retir

er

le

stat

ut

de

résid

ent

de

long

ue d

urée

en

cas

de r

évoc

atio

n ou

de

fin

de

la

pr

otec

tion

inte

rnat

iona

le o

u de

ref

us d

e la

re

nouv

eler

, en

vert

u de

l’ar

ticle

14,

pa

ragr

aphe

3,

et d

e l’a

rtic

le 1

9,

para

grap

he

3,

de

la

dire

ctiv

e 20

04/8

3/CE

, si

ce

stat

ut

de

résid

ent

de

long

ue

duré

e a

été

obte

nu s

ur la

bas

e de

la p

rote

ctio

n in

tern

atio

nale

.

stat

ut d

e sé

jour

nat

iona

l

Lo

rsqu

e le

min

istre

ou

son

délé

gué

envi

sage

de

pren

dre

une

déci

sion

de f

in d

e sé

jour

tel

le q

ue v

isée

à l’a

linéa

1er

, il

pren

d en

co

nsid

érat

ion

la n

atur

e et

de

la

solid

ité

des

liens

fa

mili

aux

de

l’int

éres

sé,

la d

urée

de

son

séjo

ur

dans

le

Ro

yaum

e ai

nsi

que

l’exi

sten

ce

d’at

tach

es

fam

ilial

es,

cultu

relle

s ou

so

cial

es

avec

so

n pa

ys d

’orig

ine.

»

Art.

17, d

irect

ive

2003

/86/

CE

Les

État

s m

embr

es

pren

nent

men

t en

con

sidér

atio

n la

nat

ure

et la

sol

idité

des

lien

s fa

mili

aux

de

la

pers

onne

et

sa

du

rée

de

résid

ence

dan

s l'É

tat m

embr

e, a

insi

que

l'exi

sten

ce

d'at

tach

es

fam

ilial

es,

cultu

relle

s ou

so

cial

es

avec

son

pay

s d'

orig

ine,

dan

s le

s ca

s de

rej

et d

'une

dem

ande

, de

re

trai

t ou

de

non-

reno

uvel

lem

ent

du t

itre

de s

éjou

r, ai

nsi

qu'e

n ca

s d'

adop

tion

d'un

e m

esur

e d'

éloi

gnem

ent

du

regr

oupa

nt

ou

des m

embr

es d

e sa

fam

ille.

Art.

7.

A l’a

rtic

le

49

de

la

mêm

e lo

i, re

mpl

acé

par

la

loi

du

15

sept

embr

e 20

06 e

t m

odifi

é pa

r la

lo

i du

10

ao

ût

2015

, le

s

Art.

24, p

arag

raph

e 1er

, alin

éa 1

er,

dire

ctiv

e 20

11/9

5/U

E 1.

Dès

que

pos

sible

apr

ès q

u’un

e pr

otec

tion

inte

rnat

iona

le

a ét

é oc

troy

ée,

les

État

s m

embr

es

déliv

rent

au

x bé

néfic

iaire

s du

Page 63: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

631730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

PRO

JET

DE L

OI M

ODI

FIAN

T LA

LO

I DU

15

DÉCE

MBR

E 19

80 S

UR

L’ACC

ÈS A

U T

ERRI

TOIR

E, L

E SÉ

JOU

R, L

’ÉTA

BLIS

SEM

ENT

ET L

’ÉLO

IGN

EMEN

T DE

S ÉT

RAN

GER

S

14 D

ECEM

BRE

2015

AR

TICL

E D

E L’A

CTE

DE

TRAN

SPO

SITI

ON

TE

XTE

DE

L’ACT

E D

E TR

ANSP

OSI

TIO

N

ARTI

CLE

DE

LA D

IREC

TIVE

TE

XTE

DE

LA D

IREC

TIVE

CO

MM

ENTA

IRES

m

odifi

catio

ns

suiv

ante

s so

nt

appo

rtée

s :

Dans

la

pr

emiè

re

phra

se

du

para

grap

he 1

er, l

es m

ots «

pou

r une

du

rée

limité

e »

sont

ins

érés

ent

re

les

mot

s «

adm

is au

séj

our »

et

« da

ns le

Roy

aum

e »

; 2°

Le

para

grap

he 1

er e

st c

ompl

été

par

deux

alin

éas,

réd

igés

com

me

suit

: «

Le t

itre

de s

éjou

r qu

i co

nsta

te

l’adm

issio

n au

jour

po

ur

une

duré

e lim

itée

est

vala

ble

pour

une

du

rée

de c

inq

ans.

A

l'exp

iratio

n d'

une

pério

de d

e ci

nq

ans à

com

pter

à p

artir

de

la d

ate

de

l'int

rodu

ctio

n de

la

de

man

de

d'as

ile,

le

réfu

gié

reco

nnu

est

adm

is au

séj

our

pour

une

dur

ée

illim

itée,

à m

oins

que

le s

tatu

t de

fugi

é ai

t en

tre-

tem

ps é

té a

brog

é ou

ret

iré e

n ve

rtu

des

artic

les

55/3

ou

55/

3/1.

» ;

dan

s le

par

agra

phe

2, a

linéa

1er

, un

e ph

rase

réd

igé

com

me

suit

est

insé

rée

avan

t la

prem

ière

phr

ase

: «

Le

min

istre

ou

son

délé

gué

peut

, au

co

urs

du

séjo

ur

limité

de

l’é

tran

ger,

à to

ut

mom

ent

dem

ande

r au

Com

miss

aire

gén

éral

au

x ré

fugi

és

et

aux

apat

rides

d’

abro

ger

le

stat

ut

de

réfu

gié,

stat

ut d

e ré

fugi

é un

titr

e de

séj

our

vala

ble

pend

ant

une

pério

de d

’au

moi

ns t

rois

ans

et r

enou

vela

ble,

à

moi

ns q

ue d

es r

aiso

ns im

périe

uses

de

séc

urité

nat

iona

le o

u d’

ordr

e pu

blic

ne

s’

y op

pose

nt,

et

sans

pr

éjud

ice

de

l’art

icle

21

, pa

ragr

aphe

3.

(…)

Page 64: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

64 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

PRO

JET

DE L

OI M

ODI

FIAN

T LA

LO

I DU

15

DÉCE

MBR

E 19

80 S

UR

L’ACC

ÈS A

U T

ERRI

TOIR

E, L

E SÉ

JOU

R, L

’ÉTA

BLIS

SEM

ENT

ET L

’ÉLO

IGN

EMEN

T DE

S ÉT

RAN

GER

S

14 D

ECEM

BRE

2015

AR

TICL

E D

E L’A

CTE

DE

TRAN

SPO

SITI

ON

TE

XTE

DE

L’ACT

E D

E TR

ANSP

OSI

TIO

N

ARTI

CLE

DE

LA D

IREC

TIVE

TE

XTE

DE

LA D

IREC

TIVE

CO

MM

ENTA

IRES

co

nfor

mém

ent

à l’a

rtic

le

57/6

, al

inéa

1er

, 4°.

» ;

dan

s le

par

agra

phe

2, a

linéa

4,

les

mot

s “u

ne d

écisi

on d

e re

trai

t »

sont

rem

plac

és p

ar le

s m

ots

« un

e dé

cisio

n d’

abro

gatio

n ou

de

re

trai

t » e

t le

s m

ots

« au

ret

rait

de

ce s

tatu

t » s

ont

rem

plac

és p

ar l

es

mot

s «

à l’a

brog

atio

n ou

au

retr

ait

de c

e st

atut

» ;

5° l

e pa

ragr

aphe

2 e

st c

ompl

été

par u

n al

inéa

, réd

igé

com

me

suit

: «

Dans

l’a

tten

te

d’un

e dé

cisio

n dé

finiti

ve,

l’oct

roi

d’un

dr

oit

de

séjo

ur d

’une

dur

ée i

llim

itée

prév

u au

par

agra

phe

1er, a

linéa

3, e

st, l

e ca

s éc

héan

t, su

spen

du.

Lors

que

la

duré

e de

val

idité

du

titre

de

séjo

ur

visé

au

para

grap

he 1

er,

alin

éa 2

, ex

pire

pen

dant

le

réex

amen

de

la

valid

ité

du

stat

ut

de

prot

ectio

n in

tern

atio

nale

, ce

titr

e de

séj

our

est

reno

uvel

é da

ns l’

atte

nte

d’un

e dé

cisio

n dé

finiti

ve.

» ;

6° d

ans

le p

arag

raph

e 3,

les

mot

s «

le m

inist

re o

u so

n dé

légu

é dé

cide

si

l’int

éres

peut

êt

re

éloi

gné

conf

orm

émen

t au

x di

spos

ition

s de

la

pré

sent

e lo

i » so

nt re

mpl

acés

par

le

s m

ots

«

le

min

istre

ou

so

n dé

légu

é pe

ut m

ettr

e fin

au

séjo

ur

de

l’étr

ange

r et

l’é

loig

ner

conf

orm

émen

t au

x di

spos

ition

s de

la

pré

sent

e lo

i, sa

ns p

réju

dice

du

Art.

21, d

irect

ive

2011

/95/

UE

1. L

es É

tats

mem

bres

res

pect

ent

le

prin

cipe

de

no

n-re

foul

emen

t en

ve

rtu

de

leur

s ob

ligat

ions

in

tern

atio

nale

s.

2. L

orsq

ue c

ela

ne l

eur

est

pas

inte

rdit

en v

ertu

des

obl

igat

ions

in

tern

atio

nale

s vi

sées

au

pa

ragr

aphe

1,

les

État

s m

embr

es

peuv

ent

refo

uler

un

réfu

gié,

qu’

il so

it ou

ne

soit

pas

form

elle

men

t

Page 65: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

651730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

PRO

JET

DE L

OI M

ODI

FIAN

T LA

LO

I DU

15

DÉCE

MBR

E 19

80 S

UR

L’ACC

ÈS A

U T

ERRI

TOIR

E, L

E SÉ

JOU

R, L

’ÉTA

BLIS

SEM

ENT

ET L

’ÉLO

IGN

EMEN

T DE

S ÉT

RAN

GER

S

14 D

ECEM

BRE

2015

AR

TICL

E D

E L’A

CTE

DE

TRAN

SPO

SITI

ON

TE

XTE

DE

L’ACT

E D

E TR

ANSP

OSI

TIO

N

ARTI

CLE

DE

LA D

IREC

TIVE

TE

XTE

DE

LA D

IREC

TIVE

CO

MM

ENTA

IRES

pr

inci

pe d

e no

n-re

foul

emen

t. ».

reco

nnu

com

me

tel:

a)

lors

qu’il

y a

des

raiso

ns s

érie

uses

de

con

sidér

er q

u’il

est u

ne m

enac

e po

ur la

séc

urité

de

l’Éta

t m

embr

e où

il se

trou

ve; o

u

b) lo

rsqu

e, a

yant

été

con

dam

né e

n de

rnie

r re

ssor

t po

ur

un

crim

e pa

rtic

uliè

rem

ent

grav

e, il

con

stitu

e un

e m

enac

e po

ur la

soc

iété

de

cet

État

mem

bre.

3.

Le

s Ét

ats

mem

bres

pe

uven

t re

fuse

r d’

octr

oyer

un

tit

re

de

séjo

ur à

un

réfu

gié

qui e

ntre

dan

s le

ch

amp

d’ap

plic

atio

n du

pa

ragr

aphe

2,

le

voqu

er,

y m

ettr

e fin

ou

re

fuse

r de

le

re

nouv

eler

. Ar

t. 8.

A

l’art

icle

49/

2 de

la

mêm

e lo

i, in

séré

par

la

loi

du 1

5 se

ptem

bre

2006

et

rem

plac

é pa

r le

s lo

is du

8

mai

20

13

et

10

août

20

15,

les

mod

ifica

tions

su

ivan

tes

sont

ap

port

ées :

le

para

grap

he 2

est

com

plét

é pa

r le

s m

ots

« ,

à m

oins

que

le

stat

ut d

e pr

otec

tion

subs

idia

ire a

it ét

é, e

ntre

tem

ps,

abro

gé o

u re

tiré

en

vert

u de

s ar

ticle

s 55

/5

ou

55/5

/1. »

; 2°

le

para

grap

he 3

est

com

plét

é pa

r le

s m

ots

« ,

à m

oins

que

le

stat

ut d

e pr

otec

tion

subs

idia

ire a

it ét

é, e

ntre

-tem

ps, a

brog

é ou

ret

iré

en

vert

u de

s ar

ticle

s 55

/5

ou

55/5

/1. »

;

Art.

24,

para

grap

he 2

, di

rect

ive

2011

/95/

UE

2. D

ès q

ue p

ossib

le a

près

qu’

une

prot

ectio

n in

tern

atio

nale

a

été

octr

oyée

, le

s Ét

ats

mem

bres

livre

nt

aux

béné

ficia

ires

du

stat

ut

conf

éré

par

la

prot

ectio

n su

bsid

iaire

et a

ux m

embr

es d

e le

ur

fam

ille

un t

itre

de s

éjou

r va

labl

e pe

ndan

t un

e pé

riode

d’a

u m

oins

un

an

et r

enou

vela

ble

pour

une

riode

d’a

u m

oins

deu

x an

s, à

m

oins

que

des

rai

sons

impé

rieus

es

de s

écur

ité n

atio

nale

ou

d’or

dre

publ

ic n

e s’

y op

pose

nt.

Page 66: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

66 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

PRO

JET

DE L

OI M

ODI

FIAN

T LA

LO

I DU

15

DÉCE

MBR

E 19

80 S

UR

L’ACC

ÈS A

U T

ERRI

TOIR

E, L

E SÉ

JOU

R, L

’ÉTA

BLIS

SEM

ENT

ET L

’ÉLO

IGN

EMEN

T DE

S ÉT

RAN

GER

S

14 D

ECEM

BRE

2015

AR

TICL

E D

E L’A

CTE

DE

TRAN

SPO

SITI

ON

TE

XTE

DE

L’ACT

E D

E TR

ANSP

OSI

TIO

N

ARTI

CLE

DE

LA D

IREC

TIVE

TE

XTE

DE

LA D

IREC

TIVE

CO

MM

ENTA

IRES

le

para

grap

he 4

, al

inéa

5 e

st

rem

plac

é pa

r ce

qui s

uit :

«

L’oc

troi

du

droi

t de

séjo

ur il

limité

pr

évu

au p

arag

raph

e 3

est,

le c

as

éché

ant,

susp

endu

, da

ns l

’att

ente

d’

une

déci

sion

défin

itive

. Lo

rsqu

e la

dur

ée d

e va

lidité

du

titre

de

séjo

ur v

isé a

u pa

ragr

aphe

2 e

xpire

pe

ndan

t le

rée

xam

en d

e la

val

idité

du

st

atut

de

pr

otec

tion

inte

rnat

iona

le,

ce t

itre

de s

éjou

r es

t re

nouv

elé

dans

l’at

tent

e d’

une

déci

sion

défin

itive

. » ;

dan

s le

par

agra

phe

5, le

s m

ots

« le

min

istre

ou

son

délé

gué

déci

de

si l’i

ntér

essé

pe

ut

être

él

oign

é co

nfor

mém

ent

aux

disp

ositi

ons

de

la p

rése

nte

loi »

sont

rem

plac

és p

ar

les

mot

s «

le

m

inist

re

ou

son

délé

gué

peut

met

tre

fin a

u sé

jour

de

l’é

tran

ger

et

l’élo

igne

r co

nfor

mém

ent

aux

disp

ositi

ons

de

la p

rése

nte

loi,

sans

pré

judi

ce d

u pr

inci

pe d

e no

n-re

foul

emen

t. ».

Art.

21,

para

grap

he 1

er,

dire

ctiv

e 20

11/9

5/U

E 1.

Les

Éta

ts m

embr

es r

espe

cten

t le

pr

inci

pe

de

non-

refo

ulem

ent

en

vert

u de

le

urs

oblig

atio

ns

inte

rnat

iona

les.

Page 67: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

671730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Huidige wet van 15/12/1980(met wijzigingen Wet Diverse Bepalingen)

Wetsontwerp tot wijziging van wet van 15/12/1980(Gecoördineerde versie) (met wijzigingen Wet Diverse Bepalingen + wijzigingen van dit wetsontwerp)

Artikel 1/1 Artikel 1/1

§ 1. Op straffe van niet-ontvankelijkheid van de in paragraaf 2 bedoelde aanvraag voor machtiging of toelating tot het verblijf betaalt de vreemdeling een retributie die de administratieve kosten dekt.

Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad stelt de Koning het bedrag van de retributie en de wijze waarop ze wordt geïnd vast.

Elk jaar wordt het bedrag aangepast volgens de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

§ 2. De aanvragen voor machtiging en toelating tot het verblijf bedoeld in paragraaf 1 zijn de aanvragen die zijn ingediend op grond van:

1° artikel 9, met uitzondering van de aanvragen ingediend door de begunstigden van de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije getekend op 12 september 1963;

2° artikel 9bis;

3° artikel 10 met uitzondering van de aanvragen ingediend door de begunstigden van de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije getekend op 12 september 1963 en door de gezinsleden van de begunstigden van de status van vluchteling of de subsidiaire beschermingsstatus;

4° artikel 10bis met uitzondering van de aanvragen ingediend door de begunstigden van de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije getekend op 12 september 1963 en door de gezinsleden van de begunstigden van de subsidiaire beschermingsstatus;

5° artikel 19, § 2, met uitzondering van de aanvragen ingediend door de begunstigden van de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije getekend op 12 september 1963 en door de begunstigden van de status van vluchteling en hun gezinsleden;

6° artikel 40ter met uitzondering van de aanvragen ingediend door de familieleden van een Belg die zijn recht op vrij verkeer, overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft uitgeoefend;

7° artikel 58;

8° artikel 61/7;

9° artikel 61/11;

10° artikel 61/27.

§ 1. Op straffe van niet-ontvankelijkheid van de in paragraaf 2 bedoelde aanvraag voor machtiging of toelating tot het verblijf betaalt de vreemdeling een retributie die de administratieve kosten dekt.

Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad stelt de Koning het bedrag van de retributie en de wijze waarop ze wordt geïnd vast.

Elk jaar wordt het bedrag aangepast volgens de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

§ 2. De aanvragen voor machtiging en toelating tot het verblijf bedoeld in paragraaf 1 zijn de aanvragen die zijn ingediend op grond van:

1° artikel 9, met uitzondering van de aanvragen ingediend door de begunstigden van de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije getekend op 12 september 1963;

2° artikel 9bis;

3° artikel 10 met uitzondering van de aanvragen ingediend door de begunstigden van de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije getekend op 12 september 1963 en door de gezinsleden van de begunstigden van de status van vluchteling of de subsidiaire beschermingsstatus;

4° artikel 10bis met uitzondering van de aanvragen ingediend door de begunstigden van de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije getekend op 12 september 1963 en door de gezinsleden van de begunstigden van de subsidiaire beschermingsstatus;

5° artikel 19, § 2, met uitzondering van de aanvragen ingediend door de begunstigden van de associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije getekend op 12 september 1963 en door de begunstigden van de status van vluchteling en hun gezinsleden;

6° artikel 40ter met uitzondering van de aanvragen ingediend door de familieleden van een Belg die zijn recht op vrij verkeer, overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft uitgeoefend;

7° artikel 58;

8° artikel 61/7;

9° artikel 61/11;

10° artikel 61/27.

Page 68: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

68 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Artikel 10 Artikel 10

§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikelen 9 en 12, zijn van rechtswege toegelaten om meer dan drie maanden in het Rijk te verblijven :

1° de vreemdeling wiens recht op verblijf erkend wordt door een internationaal verdrag, door een wet of door een koninklijk besluit;

2° de vreemdeling die de door het Wetboek van de Belgische nationaliteit voorziene voorwaarden om de Belgische nationaliteit te herkrijgen vervult, zonder dat vereist is dat hij zijn hoofdverblijfplaats al sedert minstens twaalf maanden in België heeft, noch dat hij een verklaring met het oog op het herkrijgen van de Belgische nationaliteit moet doen;

3° de vrouw die de Belgische nationaliteit verloren heeft door haar huwelijk of ingevolge het verwerven van een vreemde nationaliteit door haar echtgenoot;

4° de volgende familieleden van een vreemdeling diesedert minimaal twaalf maanden toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of sedert minimaal twaalf maanden gemachtigd is om er zich te vestigen. Die termijn van twaalf maanden vervalt indien de echtelijke band of het geregistreerde partnerschap reeds bestond voor de vreemdeling die vervoegd wordt, in het Rijk aankwam of indien zij een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben, of indien het familieleden betreft van een vreemdeling die erkend is als vluchteling of die desubsidiaire bescherming geniet :

- de buitenlandse echtgenoot of de vreemdeling waarmee een geregistreerd partnerschap gesloten werd dat als gelijkwaardig beschouwd wordt met het huwelijk in België, die met hem komt samenleven, op voorwaarde dat beiden ouder zijn dan eenentwintig jaar. Deze minimumleeftijd wordt echter teruggebracht tot achttien jaar wanneer, naargelang het geval, de echtelijke band of dit geregistreerd partnerschap, reeds bestond vóór de vreemdeling die vervoegd wordt, in het Rijk aankwam;

- hun kinderen, die met hen komen samenleven alvorens zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en alleenstaand zijn;

- de kinderen van de vreemdeling die vervoegd wordt, van diens echtgenoot of van de geregistreerde partner bedoeld in het eerste streepje, die met hen komen samenleven alvorens zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en alleenstaand zijn, voor zover de vreemdeling die vervoegd wordt, zijn echtgenoot of de bedoelde geregistreerde partner over het recht vanbewaring beschikt en de kinderen ten laste zijn van hem of diens echtgenoot of deze geregistreerde

§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikelen 9 en 12, zijn van rechtswege toegelaten om meer dan drie maanden in het Rijk te verblijven :

1° de vreemdeling wiens recht op verblijf erkend wordt door een internationaal verdrag, door een wet of door een koninklijk besluit;

2° de vreemdeling die de door het Wetboek van de Belgische nationaliteit voorziene voorwaarden om de Belgische nationaliteit te herkrijgen vervult, zonder dat vereist is dat hij zijn hoofdverblijfplaats al sedert minstens twaalf maanden in België heeft, noch dat hij een verklaring met het oog op het herkrijgen van de Belgische nationaliteit moet doen;

3° de vrouw die de Belgische nationaliteit verloren heeft door haar huwelijk of ingevolge het verwerven van een vreemde nationaliteit door haar echtgenoot;

4° de volgende familieleden van een vreemdeling die sedert minimaal twaalf maanden toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of sedert minimaal twaalf maanden gemachtigd is om er zich te vestigen. Die termijn van twaalf maanden vervalt indien de echtelijke band of het geregistreerde partnerschap reeds bestond voor de vreemdeling die vervoegd wordt, in het Rijk aankwam of indien zij een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben, of indien het familieleden betreft van een vreemdeling die erkend is als vluchteling of die de subsidiaire bescherming geniet. Deze voorwaarden met betrekking tot de aard van het verblijf en de duur van het verblijf zijn niet van toepassing indien het familieleden betreft van een vreemdeling die overeenkomstig artikel 49, §1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, §§2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk istoegelaten :

- de buitenlandse echtgenoot of de vreemdeling waarmee een geregistreerd partnerschap gesloten werd dat als gelijkwaardig beschouwd wordt met het huwelijk in België, die met hem komt samenleven, op voorwaarde dat beiden ouder zijn dan eenentwintig jaar. Deze minimumleeftijd wordt echter teruggebracht tot achttien jaar wanneer, naargelang het geval, de echtelijke band of dit geregistreerd partnerschap, reeds bestond vóór de vreemdeling die vervoegd wordt, in het Rijk aankwam;

- hun kinderen, die met hen komen samenleven alvorens zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en alleenstaand zijn;

- de kinderen van de vreemdeling die vervoegd wordt, van diens echtgenoot of van de geregistreerde partner bedoeld in het eerste streepje, die met hen komen samenleven alvorens zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en alleenstaand zijn, voor zover de vreemdeling die vervoegd wordt, zijn echtgenoot of de bedoelde geregistreerde partner over het recht van bewaring beschikt en de kinderen ten laste zijn van hem of diens echtgenoot of deze geregistreerde

Page 69: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

691730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

partner en, indien het recht van bewaring wordt gedeeld, op voorwaarde dat de andere houder van het recht van bewaring zijn toestemming heeft gegeven;

5° de vreemdeling die door middel van een wettelijk geregistreerd partnerschap verbonden is met een vreemdeling die sedert minimaal twaalf maanden toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of sedert minimaal twaalf maanden gemachtigd is om er zich te vestigen, evenals de kinderen van deze partner, die met hen komen samenleven alvorens zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en alleenstaand zijn, voor zover hij over het recht van bewaring beschikt en de kinderen te zijnen laste zijn en, indien het recht van bewaring wordt gedeeld, op voorwaarde dat de andere houder van het recht van bewaring zijn toestemming heeft gegeven. Die termijn van twaalf maanden vervalt indien de echtelijke band of het geregistreerde partnerschap reeds bestond voor de vreemdeling die vervoegd wordt, in het Rijk aankwam of indien zij een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben.

De in het eerste lid vermelde partners moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :

a) bewijzen een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele partnerrelatie te onderhouden.

Het duurzaam en stabiel karakter van deze relatie is aangetoond :

- indien de partners bewijzen gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken op legale wijze in België of een ander land te hebben samengewoond;

- ofwel indien de partners bewijzen dat zij elkaar sedert ten minste twee jaar, voorafgaand aan de aanvraag, kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via briefwisseling ofelektronische berichten met elkaar contact onderhielden en dat zij elkaar in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag drie maal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen;

- ofwel indien de partners een gemeenschappelijk kind hebben;

b) met elkaar komen samenleven;

c) beiden ouder zijn dan eenentwintig jaar;

d) ongehuwd zijn en geen duurzame en stabiele partnerrelatie hebben met een andere persoon;

e) geen personen zijn bedoeld in artikelen 161 tot 163 van het Burgerlijk Wetboek;

partner en, indien het recht van bewaring wordt gedeeld, op voorwaarde dat de andere houder van het recht van bewaring zijn toestemming heeft gegeven;

5° de vreemdeling die door middel van een wettelijk geregistreerd partnerschap verbonden is met een vreemdeling die sedert minimaal twaalf maanden toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of sedert minimaal twaalf maanden gemachtigd is om er zich te vestigen, evenals de kinderen van deze partner, die met hen komen samenleven alvorens zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en alleenstaand zijn, voor zover hij over het recht van bewaring beschikt en de kinderen te zijnen laste zijn en, indien het recht van bewaring wordt gedeeld, op voorwaarde dat de andere houder van het recht van bewaring zijn toestemming heeft gegeven. Die termijn van twaalf maanden vervalt indien de echtelijke band of het geregistreerde partnerschap reeds bestond voor de vreemdeling die vervoegd wordt, in het Rijk aankwam of indien zij een gemeenschappelijk minderjarig kind hebben. Deze voorwaarden met betrekking tot de aard van het verblijf en de duur van het verblijf zijn niet van toepassing indien het familieleden betreft van een vreemdeling die overeenkomstig artikel 49, §1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, §§2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk is toegelaten.

De in het eerste lid vermelde partners moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :

a) bewijzen een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele partnerrelatie te onderhouden.

Het duurzaam en stabiel karakter van deze relatie is aangetoond :

- indien de partners bewijzen gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken op legale wijze in België of een ander land te hebben samengewoond;

- ofwel indien de partners bewijzen dat zij elkaar sedert ten minste twee jaar, voorafgaand aan de aanvraag, kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via briefwisseling of elektronische berichten met elkaar contact onderhielden en dat zij elkaar in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag drie maal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen;

- ofwel indien de partners een gemeenschappelijk kind hebben;

b) met elkaar komen samenleven;

c) beiden ouder zijn dan eenentwintig jaar;

d) ongehuwd zijn en geen duurzame en stabiele partnerrelatie hebben met een andere persoon;

e) geen personen zijn bedoeld in artikelen 161 tot 163 van het Burgerlijk Wetboek;

Page 70: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

70 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

f) ten aanzien van geen van beiden is een definitieve beslissing genomen tot weigering van de voltrekking van het huwelijk op basis van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek.

De minimumleeftijd van de partners wordt teruggebracht tot achttien jaar, wanneer zij het bewijs leveren dat zij, vóór de aankomst van de vreemdeling die vervoegd wordt in het Rijk, reeds ten minste een jaar samengewoond hebben;

6° het alleenstaand gehandicapt kind dat ouder is dan achttien jaar, van een vreemdeling die toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of gemachtigd is om er zich te vestigen, of van zijn echtgenoot of van zijn partner zoals bedoeld in punt 4° of 5°, voor zover het kind een attest overlegt dat uitgaat van een door de Belgische diplomatieke of consulaire post erkende arts dat aantoont dat het omwille van zijn handicap niet in zijn eigen behoeften kan voorzien;

7° de ouders van een vreemdeling die erkend werd als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of die de subsidiaire bescherming geniet, voor zover zij met hem komen samenleven en op voorwaarde dat hij jonger is dan achttien jaar en het Rijk binnengekomen is zonder begeleiding van een krachtens de wet verantwoordelijke meerderjarige vreemdeling en vervolgens niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke persoon gestaan heeft, of zonder begeleiding werd achtergelaten nadat hij het Rijk is binnengekomen.

Het eerste lid, 4°, is niet van toepassing op de echtgenoot van een polygame vreemdeling, indien een andere echtgenoot van die persoon reeds in het Rijk verblijft.

De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de gevallen waarbij een partnerschap, dat geregistreerd werd op basis van een vreemde wet, moet beschouwd worden als gelijkwaardig met een huwelijk in België.

De bepalingen met betrekking tot de kinderen zijn van toepassing, tenzij een internationaal verdrag, dat België bindt, meer voordelige bepalingen bevat.

§2. De in § 1, eerste lid, 2° en 3° bedoelde vreemdelingen moeten het bewijs aanbrengen dat ze beschikken over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen ten behoeve van zichzelf en om te voorkomen dat ze ten laste van de openbare overheden vallen.

De in § 1, eerste lid, 4° tot 6°, bedoelde vreemdelingen moeten het bewijs aanbrengen dat de vreemdeling die vervoegd wordt over behoorlijke huisvesting beschikt die toelaat het familielid of de familieleden, die

f) ten aanzien van geen van beiden is een definitieve beslissing genomen tot weigering van de voltrekking van het huwelijk op basis van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek.

De minimumleeftijd van de partners wordt teruggebracht tot achttien jaar, wanneer zij het bewijs leveren dat zij, vóór de aankomst van de vreemdeling die vervoegd wordt in het Rijk, reeds ten minste een jaar samengewoond hebben;

6° het alleenstaand gehandicapt kind dat ouder is dan achttien jaar, van een vreemdeling die toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of gemachtigd is om er zich te vestigen, of van zijn echtgenoot of van zijn partner zoals bedoeld in punt 4° of 5°, voor zover het kind een attest overlegt dat uitgaat van een door de Belgische diplomatieke of consulaire post erkende arts dat aantoont dat het omwille van zijn handicap niet in zijn eigen behoeften kan voorzien. Die voorwaarde met betrekking tot de aard van het verblijf is niet van toepassing indien het een alleenstaand gehandicapt kind dat ouder is dan achttien jaar betreft van een vreemdeling die overeenkomstig artikel 49, §1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, §§2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk is toegelaten;

7° de ouders van een vreemdeling die erkend werd als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of die de subsidiaire bescherming geniet, voor zover zij met hem komen samenleven en op voorwaarde dat hij jonger is dan achttien jaar en het Rijk binnengekomen is zonder begeleiding van een krachtens de wet verantwoordelijke meerderjarige vreemdeling en vervolgens niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke persoon gestaan heeft, of zonder begeleiding werd achtergelaten nadat hij het Rijk is binnengekomen.

Het eerste lid, 4°, is niet van toepassing op de echtgenoot van een polygame vreemdeling, indien een andere echtgenoot van die persoon reeds in het Rijk verblijft.

De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de gevallen waarbij een partnerschap, dat geregistreerd werd op basis van een vreemde wet, moet beschouwd worden als gelijkwaardig met een huwelijk in België.

De bepalingen met betrekking tot de kinderen zijn van toepassing, tenzij een internationaal verdrag, dat België bindt, meer voordelige bepalingen bevat.

§2. De in § 1, eerste lid, 2° en 3° bedoelde vreemdelingen moeten het bewijs aanbrengen dat ze beschikken over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen ten behoeve van zichzelf en om te voorkomen dat ze ten laste van de openbare overheden vallen.

De in § 1, eerste lid, 4° tot 6°, bedoelde vreemdelingen moeten het bewijs aanbrengen dat de vreemdeling die vervoegd wordt over behoorlijke huisvesting beschikt die toelaat het familielid of de familieleden, die

Page 71: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

711730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

gevraagd heeft of hebben om zich bij hem te komen voegen, te herbergen en die voldoet aan de voorwaarden die gesteld worden aan een onroerend goed dat wordt verhuurd als hoofdverblijfplaats zoals bepaald in artikel 2 van Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 2 van het Burgerlijk Wetboek en over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's in België voor hem en zijn familieleden dekt. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop de vreemdeling bewijst dat het onroerend goed voldoet aan de gestelde voorwaarden.

De vreemdeling bedoeld in § 1, eerste lid, 4° en 5°, moet het bewijs aanbrengen dat de vreemdeling die vervoegd wordt beschikt over toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen zoals bepaald in § 5 om zichzelf en zijn gezinsleden te onderhouden en omte voorkomen dat zij ten laste van de openbare overheden vallen. Deze voorwaarde is niet van toepassing indien de vreemdeling zich enkel laat vervoegen door de leden van zijn familie bedoeld in § 1, eerste lid, 4°, tweede en derde streepje.

De vreemdeling bedoeld in § 1, eerste lid, 6°, moet het bewijs aanbrengen dat de vreemdeling die vervoegd wordt beschikt over toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen zoals bepaald in § 5 ten behoeve van zichzelf en van zijn familieleden en om te voorkomen dat zij ten laste van de openbare overheden vallen.

Het tweede, derde en vierde lid zijn niet van toepassing op de in § 1, eerste lid, 4° tot 6° bedoelde familieleden van een als vluchteling erkende vreemdeling en van een vreemdeling die de subsidiaire bescherming geniet indien de bloed- of aanverwantschapsbanden of het geregistreerd partnerschap al bestonden vooraleer de vreemdeling het Rijk binnenkwam en voor zover de aanvraag tot verblijf op basis van dit artikel werd ingediend in de loop van het jaar na de beslissing tot erkenning van de hoedanigheid van vluchteling of de toekenning van de subsidiaire bescherming van de vreemdeling die vervoegd wordt.

De minister of zijn gemachtigde kan, door middel van een met redenen omklede beslissing, echter eisen dat de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde documenten worden overgelegd indien de gezinshereniging mogelijk is in een ander land, waarmee de vreemdeling die vervoegd wordt of diens familielid een bijzondere band heeft, waarbij rekening gehouden wordt met de feitelijke omstandigheden, de aan de gezinshereniging gestelde voorwaarden in dat ander land en de mate waarin de betrokken vreemdelingen deze voorwaarden kunnen vervullen.

Alle in § 1 bedoelde vreemdelingen moeten bovendien het bewijs aanbrengen dat zij niet lijden aan een van de ziekten die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen en die worden opgesomd in de bijlage bij deze wet.

§ 3. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 11, § 2, kan een vreemdeling die met toepassing van § 1, eerste lid, 4° of 5°, toegelaten werd tot een verblijf in

gevraagd heeft of hebben om zich bij hem te komen voegen, te herbergen en die voldoet aan de voorwaarden die gesteld worden aan een onroerend goed dat wordt verhuurd als hoofdverblijfplaats zoals bepaald in artikel 2 van Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 2 van het Burgerlijk Wetboek en over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's in België voor hem en zijn familieleden dekt. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop de vreemdeling bewijst dat het onroerend goed voldoet aan de gestelde voorwaarden.

De vreemdeling bedoeld in § 1, eerste lid, 4° en 5°, moet het bewijs aanbrengen dat de vreemdeling die vervoegd wordt beschikt over toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen zoals bepaald in § 5 om zichzelf en zijn gezinsleden te onderhouden en om te voorkomen dat zij ten laste van de openbare overheden vallen. Deze voorwaarde is niet van toepassing indien de vreemdeling zich enkel laat vervoegen door de leden van zijn familie bedoeld in § 1, eerste lid, 4°, tweede en derde streepje.

De vreemdeling bedoeld in § 1, eerste lid, 6°, moet het bewijs aanbrengen dat de vreemdeling die vervoegd wordt beschikt over toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen zoals bepaald in § 5 ten behoeve van zichzelf en van zijn familieleden en om te voorkomen dat zij ten laste van de openbare overheden vallen.

Het tweede, derde en vierde lid zijn niet van toepassing op de in § 1, eerste lid, 4° tot 6° bedoelde familieleden van een als vluchteling erkendevreemdeling en van een vreemdeling die de subsidiaire bescherming geniet indien de bloed- of aanverwantschapsbanden of het geregistreerd partnerschap al bestonden vooraleer de vreemdeling het Rijk binnenkwam en voor zover de aanvraag tot verblijf op basis van dit artikel werd ingediend in de loop van het jaar na de beslissing tot erkenning van de hoedanigheid van vluchteling of de toekenning van de subsidiaire bescherming van de vreemdeling die vervoegd wordt.

De minister of zijn gemachtigde kan, door middel van een met redenen omklede beslissing, echter eisen dat de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde documenten worden overgelegd indien de gezinshereniging mogelijk is in een ander land, waarmee de vreemdeling die vervoegd wordt of diens familielid een bijzondere band heeft, waarbij rekening gehouden wordt met de feitelijke omstandigheden, de aan de gezinshereniging gestelde voorwaarden in dat ander land en de mate waarin de betrokken vreemdelingen deze voorwaarden kunnen vervullen.

Alle in § 1 bedoelde vreemdelingen moeten bovendien het bewijs aanbrengen dat zij niet lijden aan een van de ziekten die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen en die worden opgesomd in de bijlage bij deze wet.

§ 3. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 11, § 2, kan een vreemdeling die met toepassing van § 1, eerste lid, 4° of 5°, toegelaten werd tot een verblijf in

Page 72: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

72 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

de hoedanigheid van echtgenoot of ongehuwde partner, na de inwerkingtreding van de huidige bepaling, zich slechts beroepen op het recht om zich te laten vervoegen op basis van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap indien hij kan bewijzen dat hij gedurende twee jaar regelmatig in het Rijk heeft verbleven.

§ 4. Paragraaf 1, eerste lid, 1° en 4° tot 6° is niet van toepassing op de familieleden van de vreemdeling die gemachtigd is in België te verblijven om er te studeren of die toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van beperkte duur ingevolge deze wet of ingevolge de bijzondere omstandigheden eigen aan de betrokkene of ingevolge de aard of de duur van zijn activiteiten in België.

§ 5. De stabiele en toereikende bestaansmiddelen bedoeld in § 2, derde lid, moeten ten minste gelijk zijn aan honderdtwintig procent van het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 3° van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratieen zoals geïndexeerd volgens artikel 15 van deze wet.

Bij het beoordelen van deze bestaansmiddelen :

1° wordt rekening gehouden met hun aard en regelmatigheid;

2° worden de middelen verkregen uit de aanvullende bijstandsstelsels, met name het leefloon en de aanvullende gezinsbijslag, alsook de financiële maatschappelijke dienstverlening en de gezinsbijslagen niet in aanmerking genomen;

3° worden de inschakelingsuitkering en de overbruggingsuitkering niet in aanmerking genomen en wordt de werkloosheidsuitkering enkel in aanmerking genomen voor zover de vreemdeling bij wie men zich voegt, kan bewijzen dat hij actief werk zoekt.

de hoedanigheid van echtgenoot of ongehuwde partner, na de inwerkingtreding van de huidige bepaling, zich slechts beroepen op het recht om zichte laten vervoegen op basis van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap indien hij kan bewijzen dat hij gedurende twee jaar regelmatig in het Rijk heeft verbleven.

§ 4. Paragraaf 1, eerste lid, 1° en 4° tot 6° is niet van toepassing op de familieleden van de vreemdeling die gemachtigd is in België te verblijven om er te studeren of die toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van beperkte duur ingevolge deze wet of ingevolge de bijzondere omstandigheden eigen aan de betrokkene of ingevolge de aard of de duur van zijn activiteiten in België.

§ 5. De stabiele en toereikende bestaansmiddelen bedoeld in § 2, derde lid, moeten ten minste gelijk zijn aan honderdtwintig procent van het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 3° van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratieen zoals geïndexeerd volgens artikel 15 van deze wet.

Bij het beoordelen van deze bestaansmiddelen :

1° wordt rekening gehouden met hun aard en regelmatigheid;

2° worden de middelen verkregen uit de aanvullende bijstandsstelsels, met name het leefloon en de aanvullende gezinsbijslag, alsook de financiële maatschappelijke dienstverlening en de gezinsbijslagen niet in aanmerking genomen;

3° worden de inschakelingsuitkering en de overbruggingsuitkering niet in aanmerking genomen en wordt de werkloosheidsuitkering enkel in aanmerking genomen voor zover de vreemdeling bij wie men zich voegt, kan bewijzen dat hij actief werk zoekt.

Artikel 11 Artikel 11

§ 1. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die verklaart dat hij zich in een van de in artikel 10 bepaalde gevallen bevindt, in een van de volgende gevallen niet het recht heeft het Rijk binnen te komen of in het Rijk te verblijven :

1° de vreemdeling voldoet niet of niet meer aan de voorwaarden van artikel 10;

2° de vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd wordt, onderhouden niet of niet meer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven;

3° met uitzondering van afwijkingen, die worden bepaald bij een internationaal verdrag, bevindt de vreemdeling zich in een van de gevallen bepaald in artikel 3, 5° tot 8°, of hij lijdt aan één van de ziekten die een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren en die worden opgesomd in de bijlage bij deze wet;

§ 1. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die verklaart dat hij zich in een van de in artikel 10 bepaalde gevallen bevindt, in een van de volgende gevallen niet het recht heeft het Rijk binnen te komen of in het Rijk te verblijven :

1° de vreemdeling voldoet niet of niet meer aan de voorwaarden van artikel 10;

2° de vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd wordt, onderhouden niet of niet meer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven;

3° met uitzondering van afwijkingen, die worden bepaald bij een internationaal verdrag, bevindt de vreemdeling zich in een van de gevallen bepaald in artikel 3, 5° tot 8°, of hij lijdt aan één van de ziekten die een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren en die worden opgesomd in de bijlage bij deze wet;

Page 73: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

731730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

4° de vreemdeling of de persoon die hij vervoegt heeft valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of onwettige middelen gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest om te worden toegelaten tot een verblijf, of het staat vast dat het huwelijk, het partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven.

In het geval van de familieleden van een erkende vluchteling of van een vreemdeling die de subsidiaire bescherming geniet, met wie de bloed- of aanverwantschapsbanden al bestonden vóór hij het Rijk betrad, mag de beslissing niet uitsluitend worden gebaseerd op het ontbreken van de officiële documenten die de bloed- ofaanverwantschapsbanden aantonen, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht of de internationale overeenkomsten betreffende dezelfde materie.

In voorkomend geval vermeldt de beslissing debepaling van artikel 3 die werd toegepast.

In het geval de beslissing genomen wordt op basis van het eerste lid, 2° of 4°, artikel 74/20 of artikel 74/21,kunnen de kosten van repatriëring verhaald worden op de vreemdeling of de persoon die hij vervoegd heeft.

§ 2. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die op grond van artikel 10 toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk in een van de volgende gevallen niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven :

1° de vreemdeling voldoet niet meer aan een van de in artikel 10 bepaalde voorwaarden;

2° de vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd werd, onderhouden niet of niet meer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven;

3° de vreemdeling, die toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk in de hoedanigheid van geregistreerde partner op grond van artikel 10, § 1, 4° of 5°, of de vreemdeling die vervoegd werd, is in het huwelijk getreden of heeft een wettelijk geregistreerd partnerschap met een andere persoon;

4° de vreemdeling of de persoon die hij vervoegt, heeft valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of onwettige middelen gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor de erkenning van het recht op verblijf, of het staat vast dat het huwelijk, het partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven.

De op het punt 1°, 2° of 3° gebaseerde beslissing mag enkel getroffen worden gedurende de eerste vijf jaar na de afgifte van de verblijfstitel of, in de gevallen bedoeld in artikel 12bis, §§ 3 of 4, na de afgifte van het document dat bewijst dat de aanvraag werd ingediend.

4° de vreemdeling of de persoon die hij vervoegt heeft valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of onwettige middelen gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest om te worden toegelaten tot een verblijf, of het staat vast dat het huwelijk, het partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven.

In het geval van de familieleden van een erkende vluchteling of van een vreemdeling die de subsidiaire bescherming geniet, met wie de bloed- of aanverwantschapsbanden al bestonden vóór hij het Rijk betrad, mag de beslissing niet uitsluitend worden gebaseerd op het ontbreken van de officiële documenten die de bloed- of aanverwantschapsbanden aantonen, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht of de internationale overeenkomsten betreffende dezelfde materie.

In voorkomend geval vermeldt de beslissing de bepaling van artikel 3 die werd toegepast.

In het geval de beslissing genomen wordt op basis van het eerste lid, 2° of 4°, artikel 74/20 of artikel 74/21,kunnen de kosten van repatriëring verhaald worden op de vreemdeling of de persoon die hij vervoegd heeft.

§ 2. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die op grond van artikel 10 toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk in een van de volgende gevallen niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven :

1° de vreemdeling voldoet niet meer aan een van de in artikel 10 bepaalde voorwaarden;

2° de vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd werd, onderhouden niet of niet meer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven;

3° de vreemdeling, die toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk in de hoedanigheid van geregistreerde partner op grond van artikel 10, § 1, 4° of 5°, of de vreemdeling die vervoegd werd, is in het huwelijk getreden of heeft een wettelijk geregistreerd partnerschap met een andere persoon;

4° de vreemdeling of de persoon die hij vervoegt, heeft valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of onwettige middelen gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor de erkenning van het recht op verblijf, of het staat vast dat het huwelijk, het partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven.

De op het punt 1°, 2° of 3° gebaseerde beslissing mag enkel getroffen worden gedurende de eerste vijf jaar na de afgifte van de verblijfstitel of, in de gevallen bedoeld in artikel 12bis, §§ 3 of 4, na de afgifte van het document dat bewijst dat de aanvraag werd ingediend.

Page 74: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

74 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

De minister of diens gemachtigde kan met het oog op een verlenging of vernieuwing van de verblijfstitel, controles verrichten of laten verrichten om na te gaan of de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden van artikel 10. Hij kan op elk moment specifieke controles verrichten of laten verrichten in geval dat er gegronde vermoedens zijn van fraude of dat het huwelijk, het partnerschap of de adoptie tot stand is gekomen om voor de betrokken persoon toegang tot of verblijf in het Rijk te verkrijgen.

De minister of zijn gemachtigde kan, op basis van heteerste lid, 1°, 2°, of 3° geen einde maken aan het verblijf van de vreemdeling die aantoont het slachtoffer te zijn geweest tijdens het huwelijk of het partnerschap van een feit als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek. In de andere gevallen houdt de minister of zijn gemachtigde in het bijzonder rekening met de situatie van personen die het slachtoffer zijn van geweld in de familie, die niet langer een gezinscel vormen met de persoon die zij vervoegden en die bescherming nodig hebben. In deze gevallen brengt hij de betrokken persoon op de hoogte van zijn beslissing om geen einde te stellen aan zijn verblijf, op basis van het eerste lid, 1°, 2° of 3°.

Bij de beslissing om een einde te stellen aan het verblijf op basis van het eerste lid, 1°, 2° of 3°, houdt de minister of zijn gemachtigde rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokken persoon en met de duur van zijn verblijf in het Rijk, alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.

Indien de beslissing genomen wordt op basis van heteerste lid, 2° en 4°, het artikel 74/20 of het artikel 74/21, kunnen de kosten van repatriëring verhaald worden op de vreemdeling of de persoon die hijvervoegd heeft.

De minister of diens gemachtigde kan met het oog op een verlenging of vernieuwing van de verblijfstitel, controles verrichten of laten verrichten om na te gaan of de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden van artikel 10. Hij kan op elk moment specifieke controles verrichten of laten verrichten in geval dat er gegronde vermoedens zijn van fraude of dat het huwelijk, het partnerschap of de adoptie tot stand is gekomen om voor de betrokken persoon toegang tot of verblijf in het Rijk te verkrijgen.

De minister of zijn gemachtigde kan, op basis van het eerste lid, 1°, 2°, of 3° geen einde maken aan het verblijf van de vreemdeling die aantoont het slachtoffer te zijn geweest tijdens het huwelijk of het partnerschap van een feit als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek. In de andere gevallen houdt de minister of zijn gemachtigde in het bijzonder rekening met de situatie van personen die het slachtoffer zijn van geweld in de familie, die niet langer een gezinscel vormen met de persoon die zij vervoegden en die bescherming nodig hebben. In deze gevallen brengt hij de betrokken persoon op de hoogte van zijn beslissing om geen einde te stellen aan zijn verblijf, op basis van het eerste lid, 1°, 2° of 3°.

Bij de beslissing om een einde te stellen aan het verblijf op basis van het eerste lid, 1°, 2° of 3°, houdt de minister of zijn gemachtigde rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokken persoon en met de duur van zijn verblijf in het Rijk, alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.

Indien de beslissing genomen wordt op basis van heteerste lid, 2° en 4°, het artikel 74/20 of het artikel 74/21, kunnen de kosten van repatriëring verhaald worden op de vreemdeling of de persoon die hij vervoegd heeft.

§3. De minister of zijn gemachtigde kan in één van de volgende gevallen beslissen dat de vreemdeling die op grond van artikel 49, §1, tweede lid, of artikel 49/2, §2, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf van beperkte duur in het Rijk werd toegelaten, niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven en hem een bevel geven om het grondgebied te verlaten :

1° wanneer de internationale beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd opgeheven overeenkomstig de artikelen 55/3 of 55/5. De minister of zijn gemachtigde houdt hierbij rekening met de mate van verankering van de vreemdeling in de samenleving.

2° wanneer de internationale beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3/1, §1, of 55/5/1, §1.

De minister of zijn gemachtigde kan ten allen tijde beslissen om het verblijf van de vreemdeling die

Page 75: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

751730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

op grond van artikel 49, §1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, §§2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf van beperkte of onbeperkte duur in het Rijk werd toegelaten, in te trekken en hem een bevel geven om het grondgebied te verlaten wanneer de internationale beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3/1, §2, of 55/5/1, §2.

Wanneer de minister of zijn gemachtigde een beslissing, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, overweegt te nemen, houdt hij rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het Rijk, alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.

Onverminderd de toepassing van paragraaf 2, kande minister of zijn gemachtigde ook een einde stellen aan het recht op verblijf van de in artikel 10, §1, eerste lid, 4° tot 7° bedoelde familieleden indien het recht op verblijf van de vreemdeling die vervoegd werd, op grond van het eerste of het tweede lid wordt beëindigd of ingetrokken.

Artikel 18 Artikel 18§ 1. Onder voorbehoud van artikel 19 is de geldigheidsduur van de machtiging tot vestiging en van de status van langdurig ingezetene onbeperkt.De Koning bepaalt de geldigheidsduur van het document dat de machtiging tot vestiging vaststelt en van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene.

§ 2. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die gemachtigd werd zich in het Rijk te vestigen op grond van artikel 14 of die de status van langdurig ingezetene heeft verworven op grond van artikel 15bis, niet meer het recht heeft er te verblijven en/of deze status verliest als hij valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten heeft gebruikt of fraude heeft gepleegd of andere onwettige middelen heeft gebruikt die van doorslaggevend belang geweest zijn voor de erkenning van het recht op verblijf of om de machtiging tot verblijf te bekomen, om de machtiging tot vestiging te bekomen of om de status van langdurig ingezetene te verwerven.

§ 2 3. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die de status van langdurig ingezetene heeft verworven als persoon die internationale bescherming geniet niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven en/of deze status verliest wanneer de internationale bescherming ingetrokken werd omdat de vreemdeling op basis van de artikelen 55/2 of 55/4, §§ 1 of 2, uitgesloten wordt of uitgesloten had moeten zijn, of wanneer ze is ingetrokken omdat de vreemdeling feiten verkeerd heeft weergegeven of heeft achtergehouden, valse verklaringen heeft afgelegd of valse of vervalste documenten heeft gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor de toekenning van de internationale bescherming.

§ 1. Onder voorbehoud van artikel 19 is de geldigheidsduur van de machtiging tot vestiging en van de status van langdurig ingezetene onbeperkt.De Koning bepaalt de geldigheidsduur van het document dat de machtiging tot vestiging vaststelt en van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene.

§ 2. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die gemachtigd werd zich in het Rijk te vestigen op grond van artikel 14 of die de status van langdurig ingezetene heeft verworven op grond van artikel 15bis, niet meer het recht heeft er te verblijven en/of deze status verliest als hij valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten heeft gebruikt of fraude heeft gepleegd of andere onwettige middelen heeft gebruikt die van doorslaggevend belang geweest zijn voor de erkenning van het recht op verblijf of om de machtiging tot verblijf te bekomen, om de machtiging tot vestiging te bekomen of om de status van langdurig ingezetene te verwerven.

§ 2. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die de status van langdurig ingezetene heeft verworven als persoon die internationale bescherming geniet niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven en/of deze status verliest wanneer de internationale bescherming ingetrokken werd omdat de vreemdeling op basis van de artikelen 55/2 of 55/4, §§ 1 of 2, uitgesloten wordt of uitgesloten had moeten zijn, of wanneer ze is ingetrokken omdat de vreemdeling feiten verkeerd heeft weergegeven of heeft achtergehouden, valse verklaringen heeft afgelegd of valse of vervalste documenten heeft gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor de toekenning van de internationale bescherming.

Page 76: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

76 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

§2. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die, als begunstigde van internationale bescherming, gemachtigd werd zich in het Rijk te vestigen op grond van artikel 14 of die de status van langdurig ingezetene heeft verworven op grond van artikel 15bis, niet meer het recht heeft in het Rijk te verblijven en/of deze status verliest wanneer de internationale beschermingsstatus ingetrokken werd overeenkomstig de artikelen 55/3/1, §2, of 55/5/1, §2.

Wanneer de minister of zijn gemachtigde een beslissing tot beëindiging van verblijf zoals bedoeld in het eerste lid, overweegt te nemen, houdt hij rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het Rijk, alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.

Artikel 49 Artikel 49

§ 1. Als vluchteling in de zin van deze wet wordt beschouwd en tot een verblijf in het Rijk toegelaten :

1° de vreemdeling die krachtens de internationale akkoorden van vóór het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchteling, en van de Bijlagen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951, in België de hoedanigheid van vluchteling bezat vóór de inwerkingtreding van de wet van 26 juni 1953 houdende goedkeuring van genoemd verdrag;

2° de vreemdeling die als vluchteling is erkend door de Minister van Buitenlandse Zaken of door de internationale overheid waaraan de minister zijn bevoegdheid heeft overgedragen;

3° de vreemdeling die als vluchteling wordt erkend door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen;

4° de vreemdeling die als vluchteling is erkend door de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen;

5° de vreemdeling die als vluchteling wordt erkend door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen;

6° de vreemdeling die, nadat hij als vluchteling werd erkend terwijl hij zich op het grondgebied bevond van een andere Staat, verdragsluitende partij bij het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, door de minister of diens gemachtigde tot verblijf of vestiging in het Rijk is toegelaten, op voorwaarde dat zijn hoedanigheid van vluchteling bevestigd wordt door de overheid bedoeld in 2° of 3°.

§ 1. Als vluchteling in de zin van deze wet wordt beschouwd en tot een verblijf van beperkte duur in het Rijk toegelaten :

1° de vreemdeling die krachtens de internationale akkoorden van vóór het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchteling, en van de Bijlagen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951, in België de hoedanigheid van vluchteling bezat vóór de inwerkingtreding van de wet van 26 juni 1953 houdende goedkeuring van genoemd verdrag;

2° de vreemdeling die als vluchteling is erkend door de Minister van Buitenlandse Zaken of door de internationale overheid waaraan de minister zijn bevoegdheid heeft overgedragen;

3° de vreemdeling die als vluchteling wordt erkend door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen;

4° de vreemdeling die als vluchteling is erkend door de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen;

5° de vreemdeling die als vluchteling wordt erkend door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen;

6° de vreemdeling die, nadat hij als vluchteling werd erkend terwijl hij zich op het grondgebied bevond van een andere Staat, verdragsluitende partij bij het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, door de minister of diens gemachtigde tot verblijf of vestiging in het Rijk is toegelaten, op voorwaarde dat zijn hoedanigheid van vluchteling bevestigd wordt door de overheid bedoeld in 2° of 3°.

De verblijfstitel die de toelating tot een verblijf van beperkte duur vaststelt, is geldig gedurende vijf jaar.

Na vijf jaar, te rekenen vanaf de indiening van de asielaanvraag, wordt de erkende vluchteling tot een verblijf van onbeperkte duur toegelaten tenzij de vluchtelingenstatus ondertussen werd

Page 77: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

771730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3 of 55/3/1.

§ 2. Tijdens de eerste tien jaar verblijf, te rekenen vanaf de datum van de indiening van de asielaanvraag, kan de minister of zijn gemachtigde ten allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de vluchtelingenstatus die aan een vreemdeling werd erkend, in te trekken overeenkomstig artikel 55/3/1, § 2, 1° en 2°.

De minister of zijn gemachtigde kan te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de vluchtelingenstatus die aan een vreemdeling werd erkend, in te trekkenovereenkomstig artikel 55/3/1, § 1.

De minister of zijn gemachtigde zendt onverwijld aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen elk element in zijn bezit over dat een beslissing tot intrekking op basis van artikel 55/3/1 zou kunnen rechtvaardigen. Behoudens uitdrukkelijke aanwijzing in die zin, vormt het overzenden van dergelijke elementen geen vraag tot intrekking van het statuut in de zin van het tweede lid.

De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen neemt in geval van toepassing van het eerste of het tweede lid binnen een termijn van zestig werkdagen een beslissing tot intrekking van de vluchtelingenstatus of hij informeert de betrokkene en de minister of zijn gemachtigde dat niet wordt overgegaan tot de intrekking van dit statuut.

§2. De minister of zijn gemachtigde kan, gedurende het verblijf van beperkte duur van de vreemdeling, te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de vluchtelingenstatus op te heffen overeenkomstig artikel 57/6, eerste lid, 4°. Tijdens de eerste tien jaar verblijf, te rekenen vanaf de datum van de indiening van de asielaanvraag, kan de minister of zijn gemachtigde ten allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de vluchtelingenstatus die aan een vreemdeling werd erkend, in te trekken overeenkomstig artikel 55/3/1, § 2, 1° en 2°.

De minister of zijn gemachtigde kan te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de vluchtelingenstatus die aan een vreemdeling werd erkend, in te trekken overeenkomstig artikel 55/3/1, § 1.

De minister of zijn gemachtigde zendt onverwijld aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen elk element in zijn bezit over dat een beslissing tot intrekking op basis van artikel 55/3/1 zou kunnen rechtvaardigen. Behoudens uitdrukkelijke aanwijzing in die zin, vormt het overzenden van dergelijke elementen geen vraag tot intrekking van het statuut in de zin van het tweede lid.

De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen neemt in geval van toepassing van het eerste of het tweede lid binnen een termijn van zestig werkdagen een beslissing tot opheffing of intrekking van de vluchtelingenstatus of hij informeert de betrokkene en de minister of zijn gemachtigde dat niet wordt overgegaan tot de opheffing of intrekking van dit statuut.

De toekenning van het onbeperkt verblijfsrecht zoals voorzien in paragraaf 1, derde lid, wordt in voorkomend geval geschorst in afwachting van een definitieve beslissing. Indien de geldigheidsduur van de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde verblijfstitel verstrijkt tijdens het heronderzoek van de geldigheid van de internationale beschermingsstatus, wordt deze verblijfstitel vernieuwd in afwachting van een definitieve beslissing. ”

§ 3. Wanneer de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de vluchtelingenstatus heeft opgeheven of ingetrokken of wanneer de betrokkene afstand heeft gedaan van zijn status, beslist de minister of zijn gemachtigde of de vreemdeling verwijderd kan worden overeenkomstig de bepalingen van deze wet.

§ 3. Wanneer de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de vluchtelingenstatus heeft opgeheven of ingetrokken of wanneer de betrokkene afstand heeft gedaan van zijn status, kan de minister of zijn gemachtigde een einde maken aan het verblijf van de vreemdeling en hem verwijderen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, onverminderd het beginsel van non-refoulement.

§ 4. De erkenning van de vluchtelingenstatus vervalt van rechtswege indien de vluchteling Belg is geworden.

§ 4. De erkenning van de vluchtelingenstatus vervalt van rechtswege indien de vluchteling Belg is geworden.

Page 78: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

78 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Artikel 49/2 Artikel 49/2

§ 1. Als genieter van de subsidiaire beschermingsstatus wordt beschouwd en tot een verblijf van beperkte duur in het rijk toegelaten : de vreemdeling aan wie de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de status bepaald in artikel 48/4 toekent.

§ 1. Als genieter van de subsidiaire beschermingsstatus wordt beschouwd en tot een verblijf van beperkte duur in het rijk toegelaten : de vreemdeling aan wie de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de status bepaald in artikel 48/4 toekent.

§ 2. De verblijfstitel die de toelating tot een verblijf van beperkte duur vaststelt, is geldig gedurende één jaar en in geval van verlenging, geldig gedurende twee jaar.

§ 2. De verblijfstitel die de toelating tot een verblijf van beperkte duur vaststelt, is geldig gedurende één jaar en in geval van verlenging, geldig gedurende twee jaar tenzij de subsidiaire beschermingsstatus ondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/5 of 55/5/1.

§ 3. Na vijf jaar, te rekenen vanaf de indiening van de asielaanvraag wordt de vreemdeling aan wie de subsidiaire beschermingsstatus is toegekend tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk toegelaten.

§ 3. Na vijf jaar, te rekenen vanaf de indiening van de asielaanvraag wordt de vreemdeling aan wie de subsidiaire beschermingsstatus is toegekend tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk toegelatentenzij de subsidiaire beschermingsstatus ondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/5 of 55/5/1.

§ 4. De minister of zijn gemachtigde kan, gedurende het verblijf van beperkte duur van de vreemdeling, te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de subsidiaire beschermingsstatus die aan een vreemdeling werd toegekend, op te heffen overeenkomstig artikel 57/6, eerste lid, 4°. De minister of zijn gemachtigde kan, tijdens de eerste tien jaar van het verblijf van de vreemdeling, te rekenen vanaf de datum van de indiening van de asielaanvraag, te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de subsidiaire beschermingsstatus die aan de vreemdeling werd toegekend, in te trekken overeenkomstig het artikel 55/5/1.

In afwijking van het eerste lid kan de minister of zijn gemachtigde te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de subsidiaire beschermingsstatus in te trekken die werd toegekend aan een vreemdeling die uitgesloten wordt of had moeten zijn overeenkomstig artikel 55/4, § 1 of § 2.

De minister of zijn gemachtigde zendt onverwijld aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen elk element in zijn bezit over dat eenbeslissing tot intrekking op basis van artikel 55/5/1 zou kunnen rechtvaardigen. Behoudens uitdrukkelijke aanwijzing in die zin, vormt het overzenden van dergelijke elementen geen vraag tot intrekking van het statuut in de zin van het tweede lid. De minister of zijn gemachtigde zendt tevens onverwijld aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen elk element in zijn bezit over dat een beslissing tot uitsluiting op basis van artikel 55/4, § 2 zou kunnen rechtvaardigen.

De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen neemt in geval van toepassing van het eerste of het tweede lid binnen een termijn van zestig werkdagen een beslissing tot intrekking of opheffing van de subsidiaire beschermingsstatus of informeert

§ 4. De minister of zijn gemachtigde kan, gedurende het verblijf van beperkte duur van de vreemdeling, te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de subsidiaire beschermingsstatus die aan een vreemdeling werd toegekend, op te heffen overeenkomstig artikel 57/6, eerste lid, 4°. De minister of zijn gemachtigde kan, tijdens de eerste tien jaar van het verblijf van de vreemdeling, te rekenen vanaf de datum van de indiening van de asielaanvraag, te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de subsidiaire beschermingsstatus die aan de vreemdeling werd toegekend, in te trekken overeenkomstig het artikel 55/5/1.

In afwijking van het eerste lid kan de minister of zijn gemachtigde te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de subsidiaire beschermingsstatus in te trekken die werd toegekend aan een vreemdeling die uitgesloten wordt of had moeten zijn overeenkomstig artikel 55/4, § 1 of § 2.

De minister of zijn gemachtigde zendt onverwijld aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen elk element in zijn bezit over dat een beslissing tot intrekking op basis van artikel 55/5/1 zou kunnen rechtvaardigen. Behoudens uitdrukkelijke aanwijzing in die zin, vormt het overzenden van dergelijke elementen geen vraag tot intrekking van het statuut in de zin van het tweede lid. De minister of zijn gemachtigde zendt tevens onverwijld aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen elk element in zijn bezit over dat een beslissing tot uitsluiting op basis van artikel 55/4, § 2 zou kunnen rechtvaardigen.

De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen neemt in geval van toepassing van het eerste of het tweede lid binnen een termijn van zestig werkdagen een beslissing tot intrekking of opheffing van de subsidiaire beschermingsstatus of informeert

Page 79: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

791730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

de betrokkene en de minister of zijn gemachtigde dat niet wordt overgegaan tot de intrekking of opheffing van dit statuut.

De toekenning van het onbeperkte verblijfsrecht zoals voorzien in § 3, wordt in voorkomend geval gedurende een jaar geschorst in afwachting van een definitieve beslissing.

de betrokkene en de minister of zijn gemachtigde dat niet wordt overgegaan tot de intrekking of opheffing van dit statuut.

De toekenning van het onbeperkte verblijfsrecht zoals voorzien in paragraaf 3, wordt in voorkomend geval geschorst in afwachting van een definitieve beslissing. Indien de geldigheidsduur van de in paragraaf 2, bedoelde verblijfstitel verstrijkt tijdens het heronderzoek van de geldigheid van de internationale beschermingsstatus, wordt deze verblijfstitel vernieuwd in afwachting van een definitieve beslissing.

5. Wanneer de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de subsidiaire beschermingsstatus heeft opgeheven of ingetrokken of wanneer de betrokkene afstand heeft gedaan van zijn status, beslist de minister of zijn gemachtigde of de vreemdeling verwijderd kan worden overeenkomstig de bepalingen van deze wet.

5. Wanneer de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de subsidiaire beschermingsstatus heeft opgeheven of ingetrokken of wanneer de betrokkene afstand heeft gedaan van zijn status, kan de minister of zijn gemachtigde een einde maken aan het verblijf van de vreemdeling en hem verwijderen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, onverminderd het beginsel van non-refoulement.

§ 6. De subsidiaire bescherming vervalt van rechtswege indien de persoon die subsidiaire bescherming geniet, Belg is geworden.

§ 6. De subsidiaire bescherming vervalt van rechtswege indien de persoon die subsidiaire bescherming geniet, Belg is geworden.

Page 80: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

80 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Loi du 15/12/1980(avec modifications Loi Dispositions Diverses)

Projet de loi modifiant la loi du 15/12/1980(version coordonnée)(avec modifications Loi Dispositions Diverses + modifications de ce projet de loi)

Article 1/1 Article 1/1

§ 1er. Sous peine d'irrecevabilité de la demande d'autorisation ou d'admission au séjour visée au paragraphe 2, l'étranger s'acquitte d'une redevance couvrant les frais administratifs.

Le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, le montant de la redevance ainsi que les modalités de sa perception.

Chaque année, le montant est adapté en fonction de l'évolution de l'indice des prix à la consommation.

§ 2. Les demandes d'autorisation et d'admission au séjour visées au paragraphe 1er sont les demandesintroduites sur la base de:

1° l'article 9 à l'exception des demandes introduites par les bénéficiaires de l'accord créant une association entre la Communauté économique européenne et la Turquie signé le 12 septembre 1963;

2° l'article 9bis;

3° l'article 10 à l'exception des demandes introduites par les bénéficiaires de l'accord créant une association entre la Communauté économique européenne et la Turquie signé le 12 septembre 1963 et par les membres de la famille des bénéficiaires du statut de réfugié ou du statut de protection subsidiaire;

4° l'article 10bis à l'exception des demandes introduites par les bénéficiaires de l'accord créant une association entre la Communauté économique européenne et la Turquie signé le 12 septembre 1963 et par les membres de la famille des bénéficiaires de la protection subsidiaire;

5° l'article 19, § 2, à l'exception des demandes introduites par les bénéficiaires de l'accord créant une association entre la Communauté économique européenne et la Turquie signé le 12 septembre 1963 et par les bénéficiaires du statut de réfugié et les membres de leur famille;

6° l'article 40ter à l'exception des demandes introduites par les membres de la famille d'un Belge qui a exercé son droit à la liberté de circulation,conformément au Traité sur l'Union Européenne et au Traité sur le fonctionnement de l'Union Européenne;

7° l'article 58;

8° l'article 61/7;

9° l'article 61/11;

10° l'article 61/27.

§ 1er. Sous peine d'irrecevabilité de la demande d'autorisation ou d'admission au séjour visée au paragraphe 2, l'étranger s'acquitte d'une redevance couvrant les frais administratifs.

Le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, le montant de la redevance ainsi que les modalités de sa perception.

Chaque année, le montant est adapté en fonction de l'évolution de l'indice des prix à la consommation.

§ 2. Les demandes d'autorisation et d'admission au séjour visées au paragraphe 1er sont les demandes introduites sur la base de:

1° l'article 9 à l'exception des demandes introduites par les bénéficiaires de l'accord créant une association entre la Communauté économique européenne et la Turquie signé le 12 septembre 1963;

2° l'article 9bis;

3° l'article 10 à l'exception des demandes introduites par les bénéficiaires de l'accord créant une association entre la Communauté économique européenne et la Turquie signé le 12 septembre 1963 et par les membres de la famille des bénéficiaires du statut de réfugié ou du statut de protection subsidiaire;

4° l'article 10bis à l'exception des demandes introduites par les bénéficiaires de l'accord créant une association entre la Communauté économique européenne et la Turquie signé le 12 septembre 1963 et par les membres de la famille des bénéficiaires de la protection subsidiaire;

5° l'article 19, § 2, à l'exception des demandes introduites par les bénéficiaires de l'accord créant une association entre la Communauté économique européenne et la Turquie signé le 12 septembre 1963 et par les bénéficiaires du statut de réfugié et les membres de leur famille;

6° l'article 40ter à l'exception des demandes introduites par les membres de la famille d'un Belge qui a exercé son droit à la liberté de circulation, conformément au Traité sur l'Union Européenne et au Traité sur le fonctionnement de l'Union Européenne;

7° l'article 58;

8° l'article 61/7;

9° l'article 61/11;

10° l'article 61/27.

Page 81: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

811730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Article 10 Article 10

§ 1er. Sous réserve des dispositions des articles 9 et 12, sont de plein droit admis à séjourner plus de trois mois dans le Royaume :

1° l'étranger dont le droit de séjour est reconnu par un traité international, par une loi ou par un arrêté royal;

2° l'étranger qui remplit les conditions prévues par le Code de la nationalité belge pour recouvrer la nationalité belge, sans qu'il soit requis qu'il ait sa résidence principale en Belgique depuis au moins douze mois et sans qu'il doive faire une déclaration de recouvrement de la nationalité belge;

3° la femme qui, par son mariage ou à la suite de l'acquisition par son mari d'une nationalité étrangère, a perdu la nationalité belge;

4° les membres de la famille suivants d'un étranger admis ou autorisé, depuis au moins douze mois, à séjourner dans le Royaume pour une durée illimitée, ou autorisé, depuis au moins douze mois, à s'y établir. Ce délai de douze mois est supprimé si le lien conjugal ou le partenariat enregistré préexistait à l'arrivée de l'étranger rejoint dans le Royaume ou s'ils ont un enfant mineur commun, ou s'il s'agit de membres de la famille d'un étranger reconnu réfugié ou bénéficiaire de la protection subsidiaire :

- son conjoint étranger ou l'étranger avec lequel il est lié par un partenariat enregistré considéré comme équivalent à un mariage en Belgique, qui vient vivre avec lui, à la condition que les deux personnes concernées soient âgées de plus de vingt et un ans. Cet âge minimum est toutefois ramené à dix-huit ans lorsque le lien conjugal ou ce partenariat enregistré, selon le cas, est préexistant à l'arrivée de l'étranger rejoint dans le Royaume;

- leurs enfants, qui viennent vivre avec eux avant d'avoir atteint l'âge de dix-huit ans et sont célibataires;

- les enfants de l'étranger rejoint, de son conjoint ou du partenaire enregistré visé au premier tiret, qui viennent vivre avec eux avant d'avoir atteint l'âge de dix-huit ans et sont célibataires, pour autant que l'étranger rejoint, son conjoint ou ce partenaire enregistré en ait le droit de garde et la charge et, en cas de garde partagée, à la condition que l'autre titulaire du droit de garde ait donné son accord;

5° l'étranger lié par un partenariat enregistré conformément à une loi à un étranger admis ou autorisé, depuis au moins douze mois, à séjourner dans le Royaume pour une durée illimitée ou autorisé à s'y établir depuis au moins douze mois, ainsi que les enfants de ce partenaire, qui viennent vivre avec eux avant d'avoir atteint l'âge de dix-huit ans et sont

§ 1er. Sous réserve des dispositions des articles 9 et 12, sont de plein droit admis à séjourner plus de trois mois dans le Royaume :

1° l'étranger dont le droit de séjour est reconnu par un traité international, par une loi ou par un arrêté royal;

2° l'étranger qui remplit les conditions prévues par le Code de la nationalité belge pour recouvrer la nationalité belge, sans qu'il soit requis qu'il ait sa résidence principale en Belgique depuis au moins douze mois et sans qu'il doive faire une déclaration de recouvrement de la nationalité belge;

3° la femme qui, par son mariage ou à la suite de l'acquisition par son mari d'une nationalité étrangère, a perdu la nationalité belge;

4° les membres de la famille suivants d'un étranger admis ou autorisé, depuis au moins douze mois, à séjourner dans le Royaume pour une durée illimitée, ou autorisé, depuis au moins douze mois, à s'y établir. Ce délai de douze mois est supprimé si le lien conjugal ou le partenariat enregistré préexistait à l'arrivée de l'étranger rejoint dans le Royaume ou s'ils ont un enfant mineur commun, ou s'il s'agit de membres de la famille d'un étranger reconnu réfugié ou bénéficiaire de la protection subsidiaire. Ces conditions relatives au type de séjour et à la durée du séjour ne s’appliquent pas s’il s’agit de membres de la famille d’un étranger admis à séjourner dans le Royaume en tant que bénéficiaire du statut de protection internationale conformément à l’article 49, §1, alinéas 2 ou 3, ou à l’article 49/2, §§2 ou 3 :

- son conjoint étranger ou l'étranger avec lequel il est lié par un partenariat enregistré considéré comme équivalent à un mariage en Belgique, qui vient vivre avec lui, à la condition que les deux personnes concernées soient âgées de plus de vingt et un ans. Cet âge minimum est toutefois ramené à dix-huit ans lorsque le lien conjugal ou ce partenariat enregistré, selon le cas, est préexistant à l'arrivée de l'étranger rejoint dans le Royaume;

- leurs enfants, qui viennent vivre avec eux avant d'avoir atteint l'âge de dix-huit ans et sont célibataires;

- les enfants de l'étranger rejoint, de son conjoint ou du partenaire enregistré visé au premier tiret, qui viennent vivre avec eux avant d'avoir atteint l'âge de dix-huit ans et sont célibataires, pour autant que l'étranger rejoint, son conjoint ou ce partenaire enregistré en ait le droit de garde et la charge et, en cas de garde partagée, à la condition que l'autre titulaire du droit de garde ait donné son accord;

5° l'étranger lié par un partenariat enregistré conformément à une loi à un étranger admis ou autorisé, depuis au moins douze mois, à séjourner dans le Royaume pour une durée illimitée ou autorisé à s'y établir depuis au moins douze mois, ainsi que les enfants de ce partenaire, qui viennent vivre avec eux avant d'avoir atteint l'âge de dix-huit ans et sont

Page 82: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

82 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

célibataires, pour autant qu'il en ait le droit de garde et la charge et, en cas de garde partagée, à la condition que l'autre titulaire du droit de garde ait donné son accord. Ce délai de douze mois est supprimé si [le lien conjugal ou] le partenariat enregistré préexistait à l'arrivée de l'étranger rejoint dans le Royaume ou s'ils ont un enfant mineur commun.

Les partenaires mentionnés à l'alinéa 1er doivent répondre aux conditions suivantes :

a) prouver qu'ils entretiennent une relation de partenaire durable et stable dûment établie.

Le caractère durable et stable de cette relation est établi :

- si les partenaires prouvent qu'ils ont cohabité de manière légale en Belgique ou dans un autre pays et ininterrompue pendant au moins un an avant la demande;

- ou si les partenaires prouvent qu'ils se connaissent depuis au moins deux ans avant la demande et qu'ils fournissent la preuve qu'ils ont entretenu des contacts réguliers par téléphone, par courrier ordinaire ou électronique, qu'ils se sont rencontrés trois fois durant les deux années précédant la demande et que ces rencontres comportent au total 45 jours ou davantage;

- ou si les partenaires ont un enfant commun;

b) venir vivre ensemble;

c) être tous deux âgés de plus de vingt et un ans;

d) être célibataires et ne pas avoir de relation de partenaire durable et stable avec une autre personne;

e) ne pas être une des personnes visées aux articles 161 à 163 du Code civil;

f) n'avoir fait ni l'un ni l'autre l'objet d'une décisiondéfinitive de refus de célébration du mariage sur basede l'article 167 du Code civil.

L'âge minimum des partenaires est ramené à dix-huit ans lorsqu'ils apportent la preuve d'une cohabitation d'au moins un an avant l'arrivée de l'étranger rejoint dans le Royaume.

6° l'enfant handicapé célibataire âgé de plus de dix-huit ans d'un étranger autorisé ou admis à séjourner dans le Royaume pour une durée illimitée ou autorisé à s'y établir, ou de son conjoint ou partenaire au sens du point 4° ou 5°, pour autant qu'il fournisse une attestation émanant d'un médecin agréé par le poste diplomatique ou consulaire belge indiquant qu'il se trouve, en raison de son handicap, dans l'incapacité de subvenir à ses propres besoins;

célibataires, pour autant qu'il en ait le droit de garde et la charge et, en cas de garde partagée, à la condition que l'autre titulaire du droit de garde ait donné son accord. Ce délai de douze mois est supprimé si le lien conjugal ou le partenariat enregistré préexistait à l'arrivée de l'étranger rejoint dans le Royaume ou s'ils ont un enfant mineur commun. Ces conditions relatives au type de séjour et à la durée du séjour ne s’appliquent pas s’il s’agit de membres de la famille d’un étranger admis à séjourner dans le Royaume en tant que bénéficiaire du statut de protection internationale conformément à l’article 49, §1, alinéas 2 ou 3, ou à l’article 49/2, §§2 ou 3.

Les partenaires mentionnés à l'alinéa 1er doivent répondre aux conditions suivantes :

a) prouver qu'ils entretiennent une relation de partenaire durable et stable dûment établie.

Le caractère durable et stable de cette relation est établi :

- si les partenaires prouvent qu'ils ont cohabité de manière légale en Belgique ou dans un autre pays et ininterrompue pendant au moins un an avant la demande;

- ou si les partenaires prouvent qu'ils se connaissent depuis au moins deux ans avant la demande et qu'ils fournissent la preuve qu'ils ont entretenu des contacts réguliers par téléphone, par courrier ordinaire ou électronique, qu'ils se sont rencontrés trois fois durant les deux années précédant la demande et que ces rencontres comportent au total 45 jours ou davantage;

- ou si les partenaires ont un enfant commun;

b) venir vivre ensemble;

c) être tous deux âgés de plus de vingt et un ans;

d) être célibataires et ne pas avoir de relation de partenaire durable et stable avec une autre personne;

e) ne pas être une des personnes visées aux articles 161 à 163 du Code civil;

f) n'avoir fait ni l'un ni l'autre l'objet d'une décision définitive de refus de célébration du mariage sur base de l'article 167 du Code civil.

L'âge minimum des partenaires est ramené à dix-huit ans lorsqu'ils apportent la preuve d'une cohabitation d'au moins un an avant l'arrivée de l'étranger rejoint dans le Royaume.

6° l'enfant handicapé célibataire âgé de plus de dix-huit ans d'un étranger autorisé ou admis à séjourner dans le Royaume pour une durée illimitée ou autorisé à s'y établir, ou de son conjoint ou partenaire au sens du point 4° ou 5°, pour autant qu'il fournisse une attestation émanant d'un médecin agréé par le poste diplomatique ou consulaire belge indiquant qu'il se trouve, en raison de son handicap, dans l'incapacité de subvenir à ses propres besoins. Cette condition relative au type de séjour ne s’applique pas s’il

Page 83: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

831730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

7° le père et la mère d'un étranger reconnu réfugié au sens de l'article 48/3 ou bénéficiant de la protection subsidiaire, qui viennent vivre avec lui, pour autant que celui-ci soit âgé de moins de dix-huit ans et soit entré dans le Royaume sans être accompagné d'un étranger majeur responsable de lui par la loi et n'ait pas été effectivement pris en charge par une telle personne par la suite, ou ait été laissé seul après être entré dans le Royaume.

L'alinéa 1er, 4°, n'est pas applicable au conjoint d'unétranger polygame lorsqu'un autre conjoint de celui-ci séjourne déjà dans le Royaume.

Le Roi fixe, par arrêté royal délibéré en Conseil des ministres, les cas dans lesquels un partenariat enregistré sur la base d'une loi étrangère doit être considéré comme équivalent à mariage en Belgique.

Les dispositions relatives aux enfants s'appliquent à moins qu'un accord international liant la Belgique ne prévoie des dispositions plus favorables.

§ 2. Les étrangers visés au § 1er, alinéa 1er, 2° et 3°, doivent apporter la preuve qu'ils disposent de moyens de subsistance stables, suffisants et réguliers pour subvenir à leurs propres besoins et ne pas devenir une charge pour les pouvoirs publics.

Les étrangers visés au § 1er, alinéa 1er, 4° à 6°, doivent apporter la preuve que l'étranger rejoint dispose d'un logement suffisant pour pouvoir recevoir le ou les membres de sa famille qui demandent à le rejoindre et qui répond aux conditions posées à un immeuble qui est donné en location à titre de résidence principale, comme prévu à l'article 2 du Livre III, Titre VIII, Chapitre II, Section 2, du Code civil, ainsi que d'une assurance maladie couvrant les risques en Belgique pour lui-même et les membres de sa famille. Le Roi fixe, par arrêté royal délibéré en Conseil des Ministres, la manière dont l'étranger prouve que l'immeuble répond aux conditions posées.

L'étranger visé au § 1er, alinéa 1er, 4° et 5°, doit en outre apporter la preuve que l'étranger rejoint dispose de moyens de subsistance stables, réguliers et suffisants tels que prévus au § 5 pour subvenir à ses propres besoins et à ceux des membres de sa famille et pour éviter qu'ils ne deviennent une charge pour les pouvoirs publics. Cette condition n'est pas applicable si l'étranger ne se fait rejoindre que par les membres de sa famille visés au § 1er, alinéa 1er, 4°, tirets 2 et 3.

L'étranger visé au § 1er, alinéa 1er, 6°, doit apporter la preuve que l'étranger rejoint dispose de moyens de subsistance stables, réguliers et suffisants tels queprévus au § 5 pour subvenir à ses propres besoins et à ceux des membres de sa famille et pour éviter qu'ils ne deviennent une charge pour les pouvoirs publics.

s’agit d’un enfant handicapé célibataire âgé de plus de dix-huit ans d’’un étranger admis à séjourner dans le Royaume en tant que bénéficiaire du statut de protection internationale conformément à l’article 49, §1, alinéas 2 ou 3, ou à l’article 49/2, §§2 ou 3 ;

7° le père et la mère d'un étranger reconnu réfugié au sens de l'article 48/3 ou bénéficiant de la protection subsidiaire, qui viennent vivre avec lui, pour autant que celui-ci soit âgé de moins de dix-huit ans et soit entré dans le Royaume sans être accompagné d'un étranger majeur responsable de lui par la loi et n'ait pas été effectivement pris en charge par une telle personne par la suite, ou ait été laissé seul après être entré dans le Royaume.

L'alinéa 1er, 4°, n'est pas applicable au conjoint d'un étranger polygame lorsqu'un autre conjoint de celui-ci séjourne déjà dans le Royaume.

Le Roi fixe, par arrêté royal délibéré en Conseil des ministres, les cas dans lesquels un partenariat enregistré sur la base d'une loi étrangère doit être considéré comme équivalent à mariage en Belgique.

Les dispositions relatives aux enfants s'appliquent à moins qu'un accord international liant la Belgique neprévoie des dispositions plus favorables.

§ 2. Les étrangers visés au § 1er, alinéa 1er, 2° et 3°, doivent apporter la preuve qu'ils disposent de moyens de subsistance stables, suffisants et réguliers pour subvenir à leurs propres besoins et ne pas devenir une charge pour les pouvoirs publics.

Les étrangers visés au § 1er, alinéa 1er, 4° à 6°, doivent apporter la preuve que l'étranger rejoint dispose d'un logement suffisant pour pouvoir recevoir le ou les membres de sa famille qui demandent à le rejoindre et qui répond aux conditions posées à un immeuble qui est donné en location à titre de résidence principale, comme prévu à l'article 2 du Livre III, Titre VIII, Chapitre II, Section 2, du Code civil, ainsi que d'une assurance maladie couvrant les risques en Belgique pour lui-même et les membres de sa famille. Le Roi fixe, par arrêté royal délibéré en Conseil des Ministres, la manière dont l'étranger prouve que l'immeuble répond aux conditions posées.

L'étranger visé au § 1er, alinéa 1er, 4° et 5°, doit en outre apporter la preuve que l'étranger rejoint dispose de moyens de subsistance stables, réguliers et suffisants tels que prévus au § 5 pour subvenir à ses propres besoins et à ceux des membres de sa famille et pour éviter qu'ils ne deviennent une charge pour les pouvoirs publics. Cette condition n'est pas applicable si l'étranger ne se fait rejoindre que par les membres de sa famille visés au § 1er, alinéa 1er, 4°, tirets 2 et 3.

L'étranger visé au § 1er, alinéa 1er, 6°, doit apporter la preuve que l'étranger rejoint dispose de moyens de subsistance stables, réguliers et suffisants tels que prévus au § 5 pour subvenir à ses propres besoins et à ceux des membres de sa famille et pour éviter qu'ils ne deviennent une charge pour les pouvoirs publics.

Page 84: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

84 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

Les alinéas 2, 3 et 4 ne sont pas applicables aux membres de la famille d'un étranger reconnu réfugié et d'un étranger bénéficiant de la protection subsidiaire visés au § 1er, alinéa 1er, 4° à 6°, lorsque les liens de parenté ou d'alliance ou le partenariat enregistré sont antérieurs à l'entrée de cet étranger dans le Royaume et pour autant que la demande de séjour sur la base de cet article ait été introduite dans l'année suivant la décision reconnaissant la qualité de réfugié ou octroyant la protection subsidiaire à l'étranger rejoint.

Le ministre ou son délégué peut cependant exiger, par une décision motivée, la production des documents visés aux alinéas 2, 3 et 4 lorsque le regroupement familial est possible dans un autre pays avec lequel l'étranger rejoint ou le membre de sa famille a un lien particulier, en tenant compte des circonstances de fait, des conditions fixées dans cet autre pays en ce qui concerne le regroupement familial et de la mesure dans laquelle les étrangers concernés peuvent réunir celles-ci.

Tous les étrangers visés au § 1er doivent en outre apporter la preuve qu'ils ne sont pas atteints d'une des maladies pouvant mettre en danger la santé publique, énumérées dans l'annexe à la présente loi.

§ 3. Sous réserve de l'application de l'article 11, § 2, lorsqu'un étranger a lui-même été admis à séjourner en application du § 1er, alinéa 1er, 4° ou 5°, en qualité de conjoint ou de partenaire non marié, après l'entrée en vigueur de la présente disposition, le droit de venir le rejoindre sur la base d'un mariage ou d'un partenariat enregistré, ne peut être invoqué que lorsqu'il peut faire la preuve de deux ans de séjour régulier dans le Royaume.

§ 4. Le § 1er, alinéa 1er, 1° et 4° à 6°, n'est pas applicable aux membres de la famille de l'étranger autorisé à séjourner en Belgique pour y faire des études ou autorisé à y séjourner pour une durée limitée, fixée par la présente loi ou en raison de circonstances particulières propres à l'intéressé ou en rapport avec la nature ou de la durée de ses activités en Belgique.

§ 5. Les moyens de subsistance stables et suffisantsvisés au § 2, alinéa 3, doivent être au moins équivalents à cent vingt pour cent du montant visé à l'article 14, § 1er, 3° de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale et tel qu’indexé selon l’article 15 de ladite loi.

L'évaluation de ces moyens de subsistance :

1° tient compte de leur nature et de leur régularité;

2° ne tient pas compte des moyens provenant de régimes d'assistance complémentaires, à savoir le revenu d'intégration et le supplément d'allocations familiales, ni de l'aide sociale financière et des allocations familiales;

3° ne tient pas compte des allocations d’insertion professionnelle ni de l'allocation de transition et tient uniquement compte de l'allocation de chômage pour

Les alinéas 2, 3 et 4 ne sont pas applicables aux membres de la famille d'un étranger reconnu réfugié et d'un étranger bénéficiant de la protection subsidiaire visés au § 1er, alinéa 1er, 4° à 6°, lorsque les liens de parenté ou d'alliance ou le partenariat enregistré sont antérieurs à l'entrée de cet étranger dans le Royaume et pour autant que la demande de séjour sur la base de cet article ait été introduite dans l'année suivant la décision reconnaissant la qualité de réfugié ou octroyant la protection subsidiaire à l'étranger rejoint.

Le ministre ou son délégué peut cependant exiger, par une décision motivée, la production des documents visés aux alinéas 2, 3 et 4 lorsque le regroupement familial est possible dans un autre pays avec lequell'étranger rejoint ou le membre de sa famille a un lien particulier, en tenant compte des circonstances de fait, des conditions fixées dans cet autre pays en ce qui concerne le regroupement familial et de la mesure dans laquelle les étrangers concernés peuvent réunir celles-ci.

Tous les étrangers visés au § 1er doivent en outre apporter la preuve qu'ils ne sont pas atteints d'une des maladies pouvant mettre en danger la santé publique, énumérées dans l'annexe à la présente loi.

§ 3. Sous réserve de l'application de l'article 11, § 2, lorsqu'un étranger a lui-même été admis à séjourner en application du § 1er, alinéa 1er, 4° ou 5°, en qualité de conjoint ou de partenaire non marié, après l'entrée en vigueur de la présente disposition, le droit de venir le rejoindre sur la base d'un mariage ou d'un partenariat enregistré, ne peut être invoqué que lorsqu'il peut faire la preuve de deux ans de séjour régulier dans le Royaume.

§ 4. Le § 1er, alinéa 1er, 1° et 4° à 6°, n'est pas applicable aux membres de la famille de l'étranger autorisé à séjourner en Belgique pour y faire des études ou autorisé à y séjourner pour une durée limitée, fixée par la présente loi ou en raison de circonstances particulières propres à l'intéressé ou en rapport avec la nature ou de la durée de ses activités en Belgique.

§ 5. Les moyens de subsistance stables et suffisantsvisés au § 2, alinéa 3, doivent être au moins équivalents à cent vingt pour cent du montant visé à l'article 14, § 1er, 3° de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale et tel qu’indexé selon l’article 15 de ladite loi.

L'évaluation de ces moyens de subsistance :

1° tient compte de leur nature et de leur régularité;

2° ne tient pas compte des moyens provenant de régimes d'assistance complémentaires, à savoir le revenu d'intégration et le supplément d'allocations familiales, ni de l'aide sociale financière et des allocations familiales;

3° ne tient pas compte des allocations d’insertion professionnelle ni de l'allocation de transition et tient uniquement compte de l'allocation de chômage pour

Page 85: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

851730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

autant que l’étranger rejoint puisse prouver qu'il cherche activement du travail.

autant que l’étranger rejoint puisse prouver qu'il cherche activement du travail.

Article 11 Article 11

§ 1er. Le ministre ou son délégué peut décider que l'étranger qui déclare se trouver dans un des cas prévus à l'article 10 n'a pas le droit d'entrer ou de séjourner dans le Royaume, dans un des cas suivants:

1° l'étranger ne remplit pas ou ne remplit plus les conditions de l'article 10;

2° l'étranger et l'étranger rejoint n'entretiennent pas ou plus de vie conjugale ou familiale effective;

3° sauf dérogations prévues par un traité international, l'étranger se trouve dans un des cas prévus à l'article 3, 5° à 8°, ou est atteint d'une des maladies pouvant mettre en danger la santé publique, énumérées à l'annexe à la présente loi;

4° l'étranger ou la personne qu'il rejoint a utilisé des informations fausses ou trompeuses ou des documents faux ou falsifiés, ou a recouru à la fraude ou à d'autres moyens illégaux de caractère déterminant, afin d'être admis au séjour, ou il est établi que le mariage, le partenariat ou l'adoption ont été conclus uniquement pour lui permettre d'entrer ou de séjourner dans le Royaume.

Dans le cas des membres de la famille d'un réfugié reconnu ou d'un étranger bénéficiant de la protection subsidiaire dont les liens de parenté ou d'alliance sont antérieurs à l'entrée de celui-ci dans le Royaume, la décision ne peut pas être fondée uniquement sur le défaut de documents officiels prouvant le lien de parenté ou d'alliance conformes à l'article 30 de la loi du 16 juillet 2004 portant le Code de droit international privé ou aux conventions internationales portant sur la même matière.

La décision indique, le cas échéant, la disposition de l'article 3 qui est appliquée.

Dans le cas où la décision a été prise sur la base de l’alinéa 1er, 2° ou 4°, de l’article 74/20 ou de l’article 74/21, les frais de rapatriement peuvent être récupérés auprès de l'étranger ou de la personne rejointe.

§ 2. Le ministre ou son délégué peut décider que l'étranger qui a été admis à séjourner dans le Royaume sur la base de l'article 10 n'a plus le droit de séjourner dans le Royaume, dans un des cas suivant :

1° l'étranger ne remplit plus une des conditions de l'article 10;

2° l'étranger et l'étranger rejoint n'entretiennent pas ou plus une vie conjugale ou familiale effective;

3° l'étranger, admis à séjourner dans le Royaume en tant que partenaire enregistré sur la base de l'article 10, § 1er, 4° ou 5°, ou l'étranger qu'il a rejoint, s'est marié avec une autre personne ou est lié à une autre personne par un partenariat enregistré conformément à une loi;

§ 1er. Le ministre ou son délégué peut décider que l'étranger qui déclare se trouver dans un des cas prévus à l'article 10 n'a pas le droit d'entrer ou de séjourner dans le Royaume, dans un des cas suivants:

1° l'étranger ne remplit pas ou ne remplit plus les conditions de l'article 10;

2° l'étranger et l'étranger rejoint n'entretiennent pas ou plus de vie conjugale ou familiale effective;

3° sauf dérogations prévues par un traité international, l'étranger se trouve dans un des cas prévus à l'article 3, 5° à 8°, ou est atteint d'une des maladies pouvant mettre en danger la santé publique, énumérées à l'annexe à la présente loi;

4° l'étranger ou la personne qu'il rejoint a utilisé des informations fausses ou trompeuses ou des documents faux ou falsifiés, ou a recouru à la fraude ou à d'autres moyens illégaux de caractère déterminant, afin d'être admis au séjour, ou il est établi que le mariage, le partenariat ou l'adoption ont été conclus uniquement pour lui permettre d'entrer ou de séjourner dans le Royaume.

Dans le cas des membres de la famille d'un réfugié reconnu ou d'un étranger bénéficiant de la protection subsidiaire dont les liens de parenté ou d'alliance sont antérieurs à l'entrée de celui-ci dans le Royaume, la décision ne peut pas être fondée uniquement sur le défaut de documents officiels prouvant le lien de parenté ou d'alliance conformes à l'article 30 de la loi du 16 juillet 2004 portant le Code de droit international privé ou aux conventions internationales portant sur la même matière.

La décision indique, le cas échéant, la disposition de l'article 3 qui est appliquée.

Dans le cas où la décision a été prise sur la base de l’alinéa 1er, 2° ou 4°, de l’article 74/20 ou de l’article 74/21, les frais de rapatriement peuvent être récupérés auprès de l'étranger ou de la personne rejointe.

§ 2. Le ministre ou son délégué peut décider que l'étranger qui a été admis à séjourner dans le Royaume sur la base de l'article 10 n'a plus le droit de séjourner dans le Royaume, dans un des cas suivant :

1° l'étranger ne remplit plus une des conditions de l'article 10;

2° l'étranger et l'étranger rejoint n'entretiennent pas ou plus une vie conjugale ou familiale effective;

3° l'étranger, admis à séjourner dans le Royaume en tant que partenaire enregistré sur la base de l'article 10, § 1er, 4° ou 5°, ou l'étranger qu'il a rejoint, s'est marié avec une autre personne ou est lié à une autre personne par un partenariat enregistré conformément à une loi;

Page 86: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

86 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

4° l'étranger ou la personne qu'il rejoint a utilisé des informations fausses ou trompeuses ou des documents faux ou falsifiés, ou a recouru à la fraude ou à d'autres moyens illégaux, qui ont été déterminants pour la reconnaissance du droit de séjour, ou il est établi que le mariage, le partenariat ou l'adoption ont été conclus uniquement pour lui permettre d'entrer ou de séjourner dans le Royaume.

La décision fondée sur le point 1°, 2° ou 3° ne peut être prise qu'au cours des cinq premières années suivant la délivrance du titre de séjour ou, dans les cas visés à l'article 12bis, §§ 3 ou 4, suivant la délivrance du document attestant que la demande a été introduite.

Le ministre ou son délégué peut procéder ou faire procéder à des contrôles en vue de la prorogation ou du renouvellement du titre de séjour, afin de vérifier si l'étranger remplit les conditions de l'article 10. Il peut à tout moment procéder ou faire procéder à des contrôles spécifiques lorsqu'il existe des présomptions fondées de fraude ou lorsque le mariage, le partenariat ou l'adoption a été conclu pour permettre à la personne concernée d'entrer ou de séjourner dans le Royaume.

Le ministre ou son délégué ne peut mettre fin au séjour sur la base de l'alinéa 1er, 1°, 2° ou 3°, si l'étranger prouve avoir été victime au cours du mariage ou du partenariat d'un fait visé aux articles 375, 398 à 400, 402, 403 ou 405 du Code pénal. Dans les autres cas, le ministre ou son délégué prend particulièrement en considération la situation des personnes victimes de violences dans leur famille, qui ne forment plus une cellule familiale avec la personne qu'elles ont rejointe et nécessitent une protection. Dans ces cas, il informera la personne concernée de sa décision de ne pas mettre fin à son séjour sur la base de l'alinéa 1er, 1°, 2° ou 3°.

Lors de sa décision de mettre fin au séjour sur la base de l'alinéa 1er, 1°, 2° ou 3°, le ministre ou son délégué prend en considération la nature et la solidité des liens familiaux de la personne concernée et la durée de son séjour dans le Royaume, ainsi que l'existence d'attaches familiales, culturelles ou sociales avec son pays d'origine.

Si la décision est prise sur la base de l’alinéa 1er, 2° ou 4°, de l’article 74/20 ou de l’article 74/21, les frais de rapatriement peuvent être récupérés auprès de l'étranger ou de la personne qu'il a rejointe.

4° l'étranger ou la personne qu'il rejoint a utilisé des informations fausses ou trompeuses ou des documents faux ou falsifiés, ou a recouru à la fraude ou à d'autres moyens illégaux, qui ont été déterminants pour la reconnaissance du droit de séjour, ou il est établi que le mariage, le partenariat ou l'adoption ont été conclus uniquement pour lui permettre d'entrer ou de séjourner dans le Royaume.

La décision fondée sur le point 1°, 2° ou 3° ne peut être prise qu'au cours des cinq premières annéessuivant la délivrance du titre de séjour ou, dans les cas visés à l'article 12bis, §§ 3 ou 4, suivant la délivrance du document attestant que la demande a été introduite.

Le ministre ou son délégué peut procéder ou faire procéder à des contrôles en vue de la prorogation ou du renouvellement du titre de séjour, afin de vérifier si l'étranger remplit les conditions de l'article 10. Il peut à tout moment procéder ou faire procéder à des contrôles spécifiques lorsqu'il existe des présomptions fondées de fraude ou lorsque le mariage, le partenariat ou l'adoption a été conclu pour permettre à la personne concernée d'entrer ou de séjourner dans le Royaume.

Le ministre ou son délégué ne peut mettre fin au séjour sur la base de l'alinéa 1er, 1°, 2° ou 3°, si l'étranger prouve avoir été victime au cours du mariage ou du partenariat d'un fait visé aux articles 375, 398 à 400, 402, 403 ou 405 du Code pénal. Dans les autres cas, le ministre ou son délégué prend particulièrement en considération la situation des personnes victimes de violences dans leur famille, qui ne forment plus une cellule familiale avec la personne qu'elles ont rejointe et nécessitent une protection. Dans ces cas, il informera la personne concernée de sa décision de ne pas mettre fin à son séjour sur la base de l'alinéa 1er, 1°, 2° ou 3°.

Lors de sa décision de mettre fin au séjour sur la base de l'alinéa 1er, 1°, 2° ou 3°, le ministre ou son délégué prend en considération la nature et la solidité des liens familiaux de la personne concernée et la durée de son séjour dans le Royaume, ainsi que l'existence d'attaches familiales, culturelles ou sociales avec son pays d'origine.

Si la décision est prise sur la base de l’alinéa 1er, 2° ou 4°, de l’article 74/20 ou de l’article 74/21, les frais de rapatriement peuvent être récupérés auprès de l'étranger ou de la personne qu'il a rejointe.

§3. Le ministre ou son délégué peut décider dans l’un des cas suivants que l’étranger qui a été admis au séjour dans le Royaume pour une durée limitée en tant que bénéficiaire du statut de protection internationale, en vertu de l’article 49, §1er, alinéa 2, ou de l’article 49/2, §2, n’a plus le droit de séjourner dans le Royaume et lui délivrer un ordre de quitter le territoire :

1° lorsque le statut de protection internationale a été abrogé par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides conformément aux articles 55/3 ou 55/5. Le ministre ou son délégué

Page 87: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

871730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

tient compte du niveau d'ancrage de l'étranger dans la société.

2° lorsque le statut de protection internationale a été retiré par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides conformément aux articles 55/3/1, §1er, ou 55/5/1, §1er.

Le ministre ou son délégué peut à tout moment décider de retirer le séjour de l'étranger qui a été admis au séjour dans le Royaume pour une durée limitée ou illimitée en tant que bénéficiaire du statut de protection internationale en vertu de l'article 49, §1er, alinéa 2 ou 3, ou de l'article 49/2, §§ 2 ou 3, et lui délivrer un ordre de quitter le territoire lorsque le statut de protection internationale a été retiré par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides conformément aux articles 55/3/1, §2, ou 55/5/1, §2.

Lorsque le ministre ou son délégué envisage de prendre une décision telle que visée aux alinéas 1er

et 2, il prend en considération la nature et la solidité des liens familiaux de l’intéressé, la durée de son séjour dans le Royaume ainsi que l’existence d’attaches familiales, culturelles ou sociales avec son pays d’origine. »

Sans préjudice de l’application du paragraphe 2, le ministre ou son délégué peut également mettre fin au droit de séjour des membres de la famille visés à l’article 10, §1er, alinéa 1er, 4° à 7, s’il a été mis fin au droit de séjour de l'étranger qui a été rejoint ou s’il a été retiré sur la base de l’alinéa 1er ou 2.

Article 18 Article 18

§ 1er. Sous réserve des dispositions de l'article 19, la durée de validité de l'autorisation d'établissement et du statut de résident de longue durée est illimitée.Le Roi fixe la durée du titre qui constate l'autorisation d'établissement et du permis de séjour de résident de longue durée - UE.

§ 2. Le ministre ou son délégué peut décider que l'étranger qui a été autorisé à s'établir dans le Royaume sur la base de l'article 14 ou qui a acquis le statut de résident de longue durée sur la base de l'article 15bis, n'a plus le droit d'y séjourner et/ou perd ce statut, lorsque cet étranger a utilisé des informations fausses ou trompeuses ou des documents faux ou falsifiés, ou a recouru à la fraude ou à d'autres moyens illégaux, qui ont été déterminants pour la reconnaissance du droit de séjour ou pour obtenir l'autorisation de séjour, pour obtenir l'autorisation d'établissement ou pour l'acquisition du statut de résident de longue durée.

§ 3 2. Le ministre ou son délégué peut décider que l'étranger qui a obtenu le statut de résident de longue durée en tant que bénéficiaire de la protection internationale n’a plus le droit de séjourner dans le Royaume et/ou perd ce statut lorsque la protection internationale a été retirée parce que l’étranger est exclu ou aurait dû être exclu sur la base des articles 55/2 ou 55/4, §§ 1er ou 2, ou lorsqu'elle a été retirée parce que l'étranger a présenté des faits de manière

§ 1er. Sous réserve des dispositions de l'article 19, la durée de validité de l'autorisation d'établissement et du statut de résident de longue durée est illimitée.Le Roi fixe la durée du titre qui constate l'autorisation d'établissement et du permis de séjour de résident de longue durée - UE.

§ 2. Le ministre ou son délégué peut décider que l'étranger qui a été autorisé à s'établir dans le Royaume sur la base de l'article 14 ou qui a acquis le statut de résident de longue durée sur la base de l'article 15bis, n'a plus le droit d'y séjourner et/ou perd ce statut, lorsque cet étranger a utilisé des informations fausses ou trompeuses ou des documents faux ou falsifiés, ou a recouru à la fraude ou à d'autres moyens illégaux, qui ont été déterminants pour la reconnaissance du droit de séjour ou pour obtenir l'autorisation de séjour, pour obtenir l'autorisation d'établissement ou pour l'acquisition du statut de résident de longue durée.

§ 3 2. Le ministre ou son délégué peut décider que l'étranger qui a obtenu le statut de résident de longue durée en tant que bénéficiaire de la protection internationale n’a plus le droit de séjourner dans le Royaume et/ou perd ce statut lorsque la protection internationale a été retirée parce que l’étranger est exclu ou aurait dû être exclu sur la base des articles 55/2 ou 55/4, §§ 1er ou 2, ou lorsqu'elle a été retirée parce que

Page 88: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

88 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

altérée ou les a dissimulés, a fait de fausses déclarations ou a utilisé des documents faux ou falsifiés qui ont été déterminants dans l'octroi de la protection internationale.

l'étranger a présenté des faits de manière altérée ou les a dissimulés, a fait de fausses déclarations ou a utilisé des documents faux ou falsifiés qui ont été déterminants dans l'octroi de la protection internationale.

§2. Le ministre ou son délégué peut décider que l’étranger qui a été autorisé à s’établir dans le Royaume sur la base de l’article 14 ou qui a acquis le statut de résident de longue durée sur la base de l’article 15bis, en tant que bénéficiaire de la protection internationale, n’a plus le droit de séjourner dans le Royaume et/ou perd ce statut lorsque le statut de protection internationale a été retirée conformément aux articles 55/3/1, §2, ou 55/5/1, §2.

Lorsque le ministre ou son délégué envisage de prendre une décision de fin de séjour telle que visée à l’alinéa 1er, il prend en considération la nature et de la solidité des liens familiaux de l’intéressé, la durée de son séjour dans le Royaume ainsi que l’existence d’attaches familiales, culturelles ou sociales avec son pays d’origine.

Article 49 Article 49

§ 1er. Sont considérés comme réfugiés au sens de la présente loi et admis au séjour dans le Royaume :

1° l'étranger qui, en vertu des accords internationaux antérieurs à la Convention internationale relative au statut des réfugiés, et des Annexes, signées à Genève, le 28 juillet 1951, possédait en Belgique la qualité de réfugié avant l'entrée en vigueur de la loi du 26 juin 1953 portant approbation de ladite convention ;

2° l'étranger auquel la qualité de réfugié a été reconnue par le Ministre des Affaires étrangères oupar l'autorité internationale à laquelle le Ministre a délégué sa compétence;

3° l'étranger auquel la qualité de réfugié est reconnue par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides ;

4° l’étranger auquel la qualité de réfugié a été reconnue par la commission permanente de recoursdes étrangers ;

5° l’étranger auquel la qualité de réfugié est reconnue par le Conseil du Contentieux des étrangers ;

6° l'étranger qui, après avoir été reconnu commeréfugié alors qu'il se trouvait sur le territoire d'un autre Etat partie contractante à la Convention internationale relative au statut des réfugiés, a été autorisé par le ministre ou son délégué, à séjourner ou à s'établir dans le Royaume, à condition que sa qualité de réfugié soit confirmée par l'autorité visée au 2° ou 3°.

§ 1er. Sont considérés comme réfugiés au sens de la présente loi et admis au séjour pour une durée limitée dans le Royaume :

1° l'étranger qui, en vertu des accords internationaux antérieurs à la Convention internationale relative au statut des réfugiés, et des Annexes, signées à Genève, le 28 juillet 1951, possédait en Belgique la qualité de réfugié avant l'entrée en vigueur de la loi du 26 juin 1953 portant approbation de ladite convention ;

2° l'étranger auquel la qualité de réfugié a été reconnue par le Ministre des Affaires étrangères ou par l'autorité internationale à laquelle le Ministre a délégué sa compétence;

3° l'étranger auquel la qualité de réfugié est reconnue par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides ;

4° l’étranger auquel la qualité de réfugié a été reconnue par la commission permanente de recours des étrangers ;

5° l’étranger auquel la qualité de réfugié est reconnue par le Conseil du Contentieux des étrangers ;

6° l'étranger qui, après avoir été reconnu comme réfugié alors qu'il se trouvait sur le territoire d'un autre Etat partie contractante à la Convention internationale relative au statut des réfugiés, a été autorisé par le ministre ou son délégué, à séjourner ou à s'établir dans le Royaume, à condition que sa qualité de réfugié soit confirmée par l'autorité visée au 2° ou 3°.

Le titre de séjour qui constate l’admission au séjour pour une durée limitée est valable pour une durée de cinq ans.

Page 89: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

891730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

A l'expiration d'une période de cinq ans à compter à partir de la date de l'introduction de la demande d'asile, le réfugié reconnu est admis au séjour pour une durée illimitée, à moins que le statut de réfugié ait entre-temps été abrogé ou retiré en vertu des articles 55/3 ou 55/3/1.

§ 2. Le ministre ou son délégué peut, au cours des dix premières années de séjour à compter à partir de la date de l'introduction de la demande d'asile, à tout moment demander au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides de retirer le statut de réfugié reconnu à un étranger, conformément à l'article 55/3/1, §2,1° et 2°.

Le ministre ou son délégué peut à tout moment demander au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides de retirer le statut de réfugié reconnu à un étranger, conformément à l'article 55/3/1, § 1er.

Le ministre ou son délégué transmet sans délai au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides tout élément en sa possession susceptible de justifier une décision de retrait sur la base de l'article 55/3/1. Sauf indication expresse en ce sens, la transmission de tels éléments ne constitue pas une demande de retrait de statut au sens de l'alinéa 2.

En cas d'application de l'alinéa 1er ou de l'alinéa 2 et dans un délai de soixante jours ouvrables, leCommissaire général aux réfugiés et aux apatrides rend une décision de retrait du statut de réfugié ou informe l'intéressé et le ministre ou son délégué qu'il n'est pas procédé au retrait de ce statut.

§2. Le ministre ou son délégué peut, au cours du séjour limité de l’étranger, à tout moment demander au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides d’abroger le statut de réfugié, conformément à l’article 57/6, alinéa 1er, 4°. Le ministre ou son délégué peut, au cours des dix premières années de séjour à compter à partir de la date de l'introduction de la demande d'asile, à tout moment demander au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides de retirer le statut de réfugiéreconnu à un étranger, conformément à l'article 55/3/1, §2,1° et 2°.

Le ministre ou son délégué peut à tout moment demander au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides de retirer le statut de réfugié reconnu à un étranger, conformément à l'article 55/3/1, § 1er.

Le ministre ou son délégué transmet sans délai au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides tout élément en sa possession susceptible de justifier une décision de retrait sur la base de l'article 55/3/1. Sauf indication expresse en ce sens, la transmission de tels éléments ne constitue pas une demande de retrait de statut au sens de l'alinéa 2.

En cas d'application de l'alinéa 1er ou de l'alinéa 2 et dans un délai de soixante jours ouvrables, le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides rend une décision d’abrogation ou de retrait du statut de réfugié ou informe l'intéressé et le ministre ou son délégué qu'il n'est pas procédé à l’abrogation ou au retrait de ce statut.

Dans l’attente d’une décision définitive, l’octroi d’un droit de séjour d’une durée illimitée prévu au paragraphe 1er, alinéa 3, est, le cas échéant, suspendu. Lorsque la durée de validité du titre de séjour visé au paragraphe 1er, alinéa 2, expire pendant le réexamen de la validité du statut de protection internationale, ce titre de séjour est renouvelé dans l’attente d’une décision définitive.

§ 3. Lorsque le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides a abrogé ou retiré le statut de réfugié ou lorsque l'intéressé a renoncé à son statut, le ministre ou son délégué décide si l'intéressé peut être éloigné conformément aux dispositions de la présente loi.

§ 3. Lorsque le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides a abrogé ou retiré le statut de réfugié ou lorsque l'intéressé a renoncé à son statut, le ministre ou son délégué peut mettre fin au séjour de l’étranger et l’éloigner conformément aux dispositions de la présente loi, sans préjudice du principe de non-refoulement.

§ 4. La reconnaissance du statut de réfugié prend fin de plein droit si le réfugié est devenu belge.

§ 4. La reconnaissance du statut de réfugié prend fin de plein droit si le réfugié est devenu belge.

Article 49/2 Article 49/2

§ 1er. Est considéré comme bénéficiant de la protection subsidiaire et admis au séjour pour unedurée limitée dans le Royaume : l'étranger auquel le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides ou

§ 1er. Est considéré comme bénéficiant de la protection subsidiaire et admis au séjour pour une durée limitée dans le Royaume : l'étranger auquel le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides ou

Page 90: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

90 1730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

le Conseil du contentieux des étrangers accorde le statut prévu à l'article 48/4.

le Conseil du contentieux des étrangers accorde le statut prévu à l'article 48/4.

§ 2. Le titre de séjour qui constate l'admission au séjour pour une durée limitée est valable pour une durée d'un an, prorogeable et en cas de prorogation, valable pour deux ans.

§ 2. Le titre de séjour qui constate l'admission au séjour pour une durée limitée est valable pour une durée d'un an, prorogeable et en cas de prorogation, valable pour deux ans, à moins que le statut de protection subsidiaire ait été, entretemps, abrogé ou retiré en vertu des articles 55/5 ou 55/5/1.

§ 3. A l'expiration d'une période de cinq ans à compter à partir de la date de l'introduction de la demande d'asile l'étranger auquel ce statut a été reconnu est admis au séjour pour une durée illimitée.

§ 3. A l'expiration d'une période de cinq ans à compter à partir de la date de l'introduction de la demande d'asile l'étranger auquel ce statut a été reconnu est admis au séjour pour une durée illimitée, à moins que le statut de protection subsidiaire ait été, entre-temps, abrogé ou retiré en vertu des articles 55/5 ou 55/5/1.

§ 4. Le ministre ou son délégué peut, au cours du séjour limité de l'étranger, à tout moment demander au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides d'abroger le statut de protection subsidiaire accordé à l'étranger, conformément à l'article 57/6, alinéa 1er, 4°.

Le ministre ou son délégué peut, pendant les dix premières années de séjour de l'étranger, à compter de la date d'introduction de la demande d'asile, à tout moment, demander au Commissaire général auxréfugiés et aux apatrides de retirer le statut de protection subsidiaire octroyé à l'étrangerconformément à l'article 55/5/1.

Par dérogation à l'alinéa 1er, le ministre ou son délégué peut à tout moment demander auCommissaire général aux réfugiés et aux apatrides de retirer le statut de protection subsidiaire accordé à un étranger qui est ou qui aurait dû être exclu conformément à l'article 55/4, § 1er ou §2.

Le ministre ou son délégué transmet sans délai au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides tout élément en sa possession susceptible de justifier une décision de retrait sur la base de l'article 55/5/1. Sauf indication expresse en ce sens, la transmission de tels éléments ne constitue pas une demande de retrait du statut au sens de l'alinéa 2. Le ministre ou son délégué transmet également sans délai au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides tout élément en sa possession susceptible de justifier une décision d'exclusion sur base de l'article 55/4, § 2.En cas d'application de l'alinéa 1er ou de l'alinéa 2 et dans un délai de soixante jours ouvrables, leCommissaire général aux réfugiés et aux apatrides rend une décision de retrait ou d'abrogation du statut de protection subsidiaire ou informe l'intéressé et le ministre ou son délégué qu'il n'est pas procédé au retrait ou à l'abrogation de ce statut.

Dans l'attente d'une décision définitive, l'octroi d'un droit de séjour d'une durée illimitée prévu au §3 est, le cas échéant, suspendu, pendant un an au maximum.

§ 4. Le ministre ou son délégué peut, au cours du séjour limité de l'étranger, à tout moment demander au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides d'abroger le statut de protection subsidiaire accordé à l'étranger, conformément à l'article 57/6, alinéa 1er, 4°.

Le ministre ou son délégué peut, pendant les dix premières années de séjour de l'étranger, à compter de la date d'introduction de la demande d'asile, à tout moment, demander au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides de retirer le statut de protection subsidiaire octroyé à l'étranger conformément à l'article 55/5/1.

Par dérogation à l'alinéa 1er, le ministre ou son délégué peut à tout moment demander au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides de retirer le statut de protection subsidiaire accordé à un étranger qui est ou qui aurait dû être exclu conformément à l'article 55/4, § 1er ou §2.

Le ministre ou son délégué transmet sans délai au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides tout élément en sa possession susceptible de justifier une décision de retrait sur la base de l'article 55/5/1. Sauf indication expresse en ce sens, la transmission de tels éléments ne constitue pas une demande de retrait du statut au sens de l'alinéa 2. Le ministre ou son délégué transmet également sans délai au Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides tout élément en sa possession susceptible de justifier une décision d'exclusion sur base de l'article 55/4, § 2.En cas d'application de l'alinéa 1er ou de l'alinéa 2 et dans un délai de soixante jours ouvrables, le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides rend une décision de retrait ou d'abrogation du statut de protection subsidiaire ou informe l'intéressé et le ministre ou son délégué qu'il n'est pas procédé au retrait ou à l'abrogation de ce statut.

L’octroi du droit de séjour illimité prévu au paragraphe 3 est, le cas échéant, suspendu, dans l’attente d’une décision définitive. Lorsque la durée de validité du titre de séjour visé au paragraphe 2 expire pendant le réexamen de la validité du statut de protection internationale, ce titre de séjour est renouvelé dans l’attente d’une décision définitive.

Page 91: B K VAN CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS ...DOC 54 1730/001 5KAMER 3e ZITTING VAN DE 54e ZITTINGSPERIODE 2015 2016 CHAMBRE 3e SESSION DE LA 54e LÉGISLATUREOok hier wordt geen termijn gekoppeld

911730/001DOC 54

2015 C H A M B R E 3 e S E S S I O N D E L A 5 4 e L É G I S L A T U R EK A M E R 3 e Z I T T I N G V A N D E 5 4 e Z I T T I N G S P E R I O D E 2016

§ 5. Lorsque le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides a abrogé ou retiré le statut de protection subsidiaire ou lorsque l'intéressé a renoncé à son statut, le ministre ou son délégué décide si l'intéressé peut être éloigné conformément aux dispositions de la présente loi.

§ 5. Lorsque le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides a abrogé ou retiré le statut de protection subsidiaire ou lorsque l'intéressé a renoncé à son statut, le ministre ou son délégué peut mettre fin au séjour de l’étranger et l’éloigner conformément aux dispositions de la présente loi, sans préjudicedu principe de non-refoulement.

§ 6. La protection subsidiaire prend fin de plein droit si son bénéficiaire est devenu belge.

§ 6. La protection subsidiaire prend fin de plein droit si son bénéficiaire est devenu belge.

Centrale drukkerij – Imprimerie centrale