Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van...

277
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen Dossier Nr: G-025

Transcript of Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van...

Page 1: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

Federaal Agentschapvoor de Veiligheid

van de Voedselketen

Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en

verzorgingsinstellingen

Dossier Nr: G-025

Page 2: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

Verantwoordelijke uitgever: Herman Diricks, Kruidtuinlaan 55, 1000 Brussel

Page 3: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 1

AUTOCONTROLEGIDS

VOOR DE SECTOR VAN DE

GROOTKEUKENS EN

VERZORGINGSINSTELLINGEN

Tweede versie

d.d. 15/10/2015

Page 4: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 2

Colofon Versie 1

Uitgave: VGRB1, HFDV2

Redactie: Dirk Lemaître, Luc Vanhaverbeke

Taalkundig nazicht Franstalige versie: Bea Collin

Illustraties: Vera Smeulders

Besteladres

VGRB T.a.v. Dirk Lemaître

Eikenberglaan 23 3020 Winksele

tel: 016 48 97 98 e-mail : [email protected]

Correspondentieadres

Facilitaire Dienst UZ Leuven T.a.v. Luc Vanhaverbeke

Herestraat 49 3000 Leuven

tel : 016 34 74 40 e-mail : [email protected]

Le guide est aussi disponible en français : voir ‘besteladres’.

Vertegenwoordigers Franstalige Gemeenschap

F.F.C.E.3

A l’attention de Rosine Tans Rue Laplace 40, 4100 Seraing

Tel : 04 338 78 20 e-mail : [email protected]

A.G.H.H.4

A l’attention de Guy Hebert Rue des Sorbiers 30, 4800 Verviers

tel : 02 764 37 55 e-mail : [email protected]

De gids is eveneens elektronisch beschikbaar op www.favv.be.

Bericht voor de gebruikers van deze gids.

De redacteurs van de gids hebben ernaar gestreefd in de mate van het mogelijke rekening te houden met alle van toepassing zijnde

reglementering. Deze is evenwel aan evolutie onderhevig. Het is dan ook zeer belangrijk dat de gebruiker van de gids deze evolutie opvolgt en de gewijzigde reglementering respecteert. Ingeval van

discussie over punten in de gids die voor interpretatie vatbaar zijn, is het de reglementering die primeert.

Wie deze gids als hulpmiddel voor de toepassing van de wet gebruikt

aanvaardt alle voorschriften vermeld in deze gids.

1 Vereniging voor Gemeenschapsrestaurateurs België

2 Hoofden Facilitaire Diensten van Verzorgingsinstellingen

3 Fédération Francophone des Cuisines d’Entreprises

4 Association des Gestionnaires Hôteliers en milieu Hospitalier

Page 5: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 3

INHOUD

DEEL 1

HOOFDSTUK 1 ALGEMEENHEDEN

1.1 Informatie omtrent deze gids

1.1.1 Toepassingsgebied

1.1.2 Het gebruik van de gids

1.1.3 Initiatiefnemers voor de gids

1.1.4 Gebruikte middelen

1.1.5 Verdeling van de gids en aanvullingen

1.2 Definities

1.3 Autocontrole

1.3.1 Autocontrolesysteem (ACS)

1.3.2 Inspectie en validatie van het ACS

1.4 Meldingsplicht

1.4.1 Wie moet wat melden?

1.4.2 Hoe melden?

1.4.3 Waar melden?

1.5 Traceerbaarheid

1.5.1 Aanvoerregister

1.5.2 Interne traceerbaarheid

1.5.3 Afvoerregister

1.5.4 Traceerbaarheid in de praktijk

1.5.5 Validatie van het ACS, externe controle

1.6 Versoepeling autocontrole

1.6.1 Wie komt voor de versoepeling in aanmerking?

1.6.2 GHP

1.6.3 GHP+ versoepelde HACCP

1.6.4 HACCP

1.7 Wetteksten

1.8 Lijst gebruikte afkortingen

1.9 Algemeen overzicht : CCP’s, PvA’s, WI’s, RF en NF

HOOFDSTUK 2 HYGIENE-EISEN

2.1 Hygiëne-eisen infrastructuur

2.1.1 Bedrijf

2.1.2 Gebouw

2.1.3 Productieflow, preventie kruisbesmetting

2.2 Hygiëne-eisen lokalen

2.2.1 Magazijnen

2.2.2 Koel en diepvriesruimtes

2.2.3 Broodkeuken

2.2.4 Ontpakkingsruimte

2.2.5 Lokaal groentevoorbereiding

2.2.6 Koude keuken

2.2.7 Warme en koude keuken

Page 6: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 4

2.2.8 Keuken voor speciale bereidingen

2.2.9 Vestiaires

2.2.10 Eetruimte

2.2.11 Toiletten

2.3 Hygiëne-eisen inrichting en uitrusting

2.3.1 Vloeren en trappen

2.3.2 Wanden, ramen, zonnewering

2.3.3 Ramen, vensterbanken, zonnewering

2.3.4 Deuren

2.3.5 Plafonds

2.3.6 Ventilatie

2.3.7 Verlichting

2.3.8 Leidingen

2.3.9 Lavabo’s, kraan, zeep, wegwerphanddoek, nagelborsteltje

2.3.10 Werkvlakken, tafels en apparaten

2.3.11 Snijplanken, roer- en schepmateriaal

2.3.12 Bereidingstoestellen

2.3.13 Bestek en porselein

2.4 Enkele specifieke hygiëne-eisen

2.4.1 Voedselallergie

2.4.2 Productgroepen

2.4.3 Kwaliteit van het water

2.4.4 Preventie chemische besmettingen

2.4.5 Kruisbesmetting voorkomen

2.4.6 Schoonmaakmateriaal

2.4.7 Bestrijding van ongedierte

2.4.8 Technisch onderhoud

2.4.9 Het meten van temperaturen

2.5 Persoonlijke hygiëne

2.5.1 Mogelijke gevaren

2.5.2 Hygiënisch bewustzijn en gedrag

2.5.3 Opleidingen en bijscholing

2.5.4 Beschermkleding, kokshanddoek, zakdoek

2.5.5 Handhygiëne

2.5.6 Gebruik van handschoenen

2.5.7 Haar, baard en snor

2.5.8 Medisch attest en ziekte

2.5.9 Verantwoordelijkheden

HOOFDSTUK 3 HACCP-SYSTEEM

3.1 HACCP-handboek en ACS

3.1.1 HACCP-handboek

3.1.2 Gedocumenteerd HACCP-kwaliteitssysteem

3.1.3 Zeven HACCP-principes

3.2 Tien stappen

3.2.1 stap 1: de oprichting van een HACCP-werkgroep

Page 7: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 5

3.2.2 stap 2: gegevens over grondstoffen, eindproducten, klanten

3.2.3 stap 3: opstellen van het productiestroomschema

3.2.4 stap 4: bepalen van gevaren en voorzorgsmaatregelen

3.2.5 stap 5: CCP’s bepalen met een risicoanalyse

3.2.6 stap 6: opstellen van normen, richt- en grenswaarden

3.2.7 stap 7: controles, metingen uitvoeren

3.2.8 stap 8: een bijsturingsplan uitwerken

3.2.9 stap 9: opstellen van een HACCP-handboek

3.2.10 stap 10: evalueren en eventueel bijsturen

HOOFDSTUK 4 PROCESSTAPPEN

4.1 Inleiding

4.2 Processtappen

4.2.1 Processtap 01 Aankoop van goederen

4.2.2 Processtap 02 Ontvangst goederen

4.2.3 Processtap 03 Goederenopslag, neutraal

4.2.4 Processtap 04 Goederenopslag, gekoeld

4.2.5 Processtap 05 Voorbereiding

4.2.6 Processtap 06 Koude bereiding

4.2.7 Processtap 07 Warme bereiding

4.2.8 Processtap 08 Koelen

4.2.9 Processtap 09 Koude opslag in de koude lijn

4.2.10 Processtap 10 Portionering

4.2.11 Processtap 11 Regeneratie

4.2.12 Processtap 12 Distributie

4.2.13 Processtap 13 Distributie via automaten

4.2.14 Processtap 14 Restverwerking

4.2.15 Processtap 15 Afruim en vaatwas

4.2.16 Processtap 16 Pottenwas

4.2.17 Processtap 17 Schoonmaak, onderhoud en desinfectie

4.2.18 Processtap 18 Afvalbehandeling

4.2.19 Processtap 19 Intern transport

4.2.20 Processtap 20 Extern transport

4.2.21 Processtap 21 Bereiding van flesvoeding

DEEL 2

HOOFDSTUK 5 BEHEERSFORMULIEREN

5.1 Algemeen overzicht CCP, PvA, NF, RF, WI

5.2 CCP’s met registratieformulieren

5.2.1 CCP.02.01 (RF.02.01): Controle ontvangst goederen

5.2.2 CCP.04.01 (RF.04.01): Temperatuur koelcel/koelkast

5.2.3 CCP.04.02 (RF.04.02): Temperatuur koelkast, versoepeling

5.2.4 CCP.04.03 (RF.04.03): Temperatuur diepvries

5.2.5 CCP.04.04 (RF.04.04): Temperatuur diepvries, versoepeling

5.2.6 CCP.07.01 (RF.07.01): Temperatuur bij bereiding in warme lijn

5.2.7 CCP.07.02 (RF.07.02): Temperatuur, kwaliteit frituurolie

Page 8: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 6

5.2.8 CCP.12.01 (RF.12.01): Serveertemperatuur bereide gerechten

5.2.9 CCP.19.01 (RF.19.01): Tijd/temperatuur intern transport

5.2.10 CCP.21.01 (RF.21.01): Temperatuur bij de opwarming van flessen

5.3 PvA’s (met registratieformulieren)

5.3.1 PvA.01.01 (RF.01.01): Algemene hygiëne-informatie leverancier

5.3.2 PvA.01.02 (RF.01.02): Formulier productinformatie

5.3.3 PvA.01.03 (NF.01.03): Aankoopspecificatie voorgebakken friet

5.3.4 PvA.01.04 (RF.01.04): Foutmeldingsformulier leverancier

5.3.5 PvA.01.05 (RF.01.05): Leveranciersrapport bij kwaliteitstekort

5.3.6 PvA.02.01 (RF.02.02): Tijd tussen ontvangst en koele berging

5.3.7 PvA.02.02 (RF.02.03): Aanvoerregister (versoepeling)

5.3.8 PvA.03.01 (NF.03.01): Temp. en tijd voor goederenopslag

5.3.9 PvA.04.01: Tijd/temperatuur bewaring risicoproducten

5.3.10 PvA.05.01 (NF.05.01): Temperaturen doorheen productieproces

5.3.11 PvA.07.01 (RF.07.03): Risico-analyse bij gerechtontwikkeling

5.3.12 PvA.07.02 (RF.07.04): Risico-analyse processtappen bij receptuur

5.3.13 PvA.08.01 (RF.08.01): Temperatuursverloop afkoelen producten

5.3.14 PvA.08.02 (RF.08.02): Controle werking thermometers

5.3.15 PvA.10.01: Tijd/temperatuur tussen bereiding en distributie

5.3.16 PvA.10.02: Temperatuur tijdens portioneren

5.3.17 PvA.10.03: Temperatuur serviesgoed koud portioneren en stockeren

5.3.18 PvA.11.01 (RF.11.01): Verloop tijd en temperatuur bij regeneratie

5.3.19 PvA.12.01 (RF.12.02): Temperatuur warme maaltijd op afdeling

5.3.20 PvA.14.01 (RF.14.01): Temperatuurverloop bij afkoelen producten

5.3.21 PvA.15.01 (RF.15.01): Temperatuur water machinale vaatwas

5.3.22 PvA.16.01: Temp. water pottenwas/handwas

5.3.23 PvA.17.01: Handen wassen en ontsmetten

5.3.24 PvA.17.02: Parameters schoonmaak

5.3.25 PvA.17.03: Resultaten reiniging, desinfectie

5.3.26 PvA.19.01 (RF.19.02): Temperatuur transportkarren

5.3.27 PvA.20.01 (RF.20.01): Afvoerregister

5.3.28 PvA.20.02 (RF.20.02): Tijd/temperatuur extern transport

5.3.29 PvA.21.01 (RF.21.02): Tijd/temperatuur bij de afkoeling van flessen

5.3.30 PvA.21.02 (RF.21.03): Tijd/temperatuur bij de bewaring van flessen

5.3.31 PvA.21.03 (RF.21.04): Tijd/temperatuur bij de consumptie van flessen

HOOFDSTUK 6 WERKINSTRUCTIES

6.1 Inleiding

6.2 Overzicht werkinstructies

6.2.1 WI.01.01: Organisatie van de aankoop

6.2.2 WI.02.01: Organisatie van de goederenontvangst

6.2.3 WI.03.01: Organisatie van de neutrale goederenopslag

6.2.4 WI.04.01: Organisatie van de gekoelde goederenopslag

6.2.5 WI.05.01: Organisatie van de voorbereiding

6.2.6 WI.05.02: Werkinstructie voor het ontdooien

6.2.7 WI.05.03: Werkinstructie pellen en opslaan (gepelde) eieren

Page 9: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 7

6.2.8 WI.05.04: Werkinstructie spoelen en snijden rauwkost

6.2.9 WI.05.05: Werkinstructie paneren van vlees of vis

6.2.10 WI.05.06: Werkinstructie gebruik van vlees- en kaassnijmachine

6.2.11 WI.05.07: Werkinstructie voor het snijden van kaas

6.2.12 WI.05.08: Gebruik van verse eieren

6.2.13 WI.06.01: Organisatie van de koude bereiding

6.2.14 WI.07.01: Organisatie van de warme bereiding

6.2.15 WI.07.02: Werkinstructie voor gebruik van de friteuse

6.2.16 WI.07.03: Werkinstructie diepgevroren brood en gebak

6.2.17 WI.07.04: Werkinstructie voor de productontwikkeling

6.2.18 WI.08.01: Organisatie van de afkoeling

6.2.19 WI.10.01: Organisatie van de portionering

6.2.20 WI.10.02: Portioneren broodmaaltijd

6.2.21 WI.10.03: Tijdschema voor portioneren warme gerechten

6.2.22 WI.10.04: Portioneren koude gerechten of componenten

6.2.23 WI.12.01: Organisatie van de distributie

6.2.24 WI.12.02: Serveren van schep-, softijs en milkshakes

6.2.25 WI.12.03: Serveren van bier en frisdrank, uit vat of fles

6.2.26 WI.12.04: Tapinstallatie bier, vruchtensappen, andere dranken

6.2.27 WI.14.01: Organisatie van de restverwerking

6.2.28 WI.15.01: Organisatie afruim en machinale vaatwas

6.2.29 WI.16.01: Organisatie pottenwas

6.2.30 WI.17.01: Organisatie schoonmaak, desinfectie en onderhoud

6.2.31 WI.17.02: Reinigings- en ontsmettingsplan toestellen

6.2.32 WI.17.03: Reinigings- en ontsmettingsplan van de ruimten

6.2.33 WI.17.04: Adviesdosering voor ontsmetting met chloor

6.2.34 WI.17.05: Technische onderhoudsprocedure apparatuur

6.2.35 WI.18.01: Organisatie van de afvalbehandeling

6.2.36 WI.19.01: Organisatie van het intern transport

6.2.37 WI.19.02: Voedingszorg op de afdeling

6.2.38 WI.20.01: Organisatie van het extern transport

BIJLAGE 1 ZIEKTEVERWEKKENDE MICRO-ORGANISMEN

BIJLAGE 2 CHECKLIST AUTOCONTROLESYSTEEM

BIJLAGE 3 ALGEMEEN OVERZICHT CCP, PVA, WI, RF, NF

Page 10: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen
Page 11: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 1

AUTOCONTROLEGIDS VOOR DE SECTOR VAN

DE GROOTKEUKENS EN

VERZORGINGSINSTELLINGEN

Deel 1

Hoofdstuk 1 ALGEMEENHEDEN

Inhoud

DEEL 1 ................................................................................................................................................ 1

HOOFDSTUK 1 ALGEMEENHEDEN ......................................................................................... 1

1.1 Informatie omtrent deze gids .......................................................................................... 2 1.1.1 TOEPASSINGSGEBIED ................................................................................................... 2 1.1.2 HET GEBRUIK VAN DE GIDS ........................................................................................ 3 1.1.3 INITIATIEFNEMERS VOOR DE GIDS ......................................................................... 4 1.1.4 GEBRUIKTE MIDDELEN .................................................................................................. 5 1.1.5 VERDELING VAN DE GIDS EN AANVULLINGEN .................................................... 5

1.2 Definities .................................................................................................................................. 6 1.3 Autocontrole ......................................................................................................................... 10

1.3.1 AUTOCONTROLESYSTEEM (ACS) ............................................................................. 10 1.3.2 INSPECTIE EN VALIDATIE VAN HET ACS .............................................................. 10

1.4 Meldingsplicht ...................................................................................................................... 11 1.4.1 WIE MOET WAT MELDEN? .......................................................................................... 11 1.4.2 HOE MELDEN? ................................................................................................................. 13 1.4.3 WAAR MELDEN? .............................................................................................................. 13

1.5 Traceerbaarheid .................................................................................................................. 14 1.5.1 AANVOERREGISTER ...................................................................................................... 15 1.5.2 INTERNE TRACEERBAARHEID ................................................................................... 15 1.5.3 AFVOERREGISTER ......................................................................................................... 16 1.5.4 TRACEERBAARHEID IN DE PRAKTIJK ..................................................................... 17 1.5.5 VALIDATIE VAN HET ACS, EXTERNE CONTROLE ............................................... 18

1.6 Versoepeling autocontrole .............................................................................................. 20 1.6.1 WIE KOMT VOOR DE VERSOEPELING IN AANMERKING? ............................... 20 1.6.2 GHP ..................................................................................................................................... 21 1.6.3 GHP+ VERSOEPELDE HACCP ..................................................................................... 22 1.6.4 HACCP ................................................................................................................................ 22

1.7 Wetteksten ............................................................................................................................ 22 1.8 Lijst gebruikte afkortingen .............................................................................................. 24 1.9 Algemeen overzicht : CCP’s, PvA’s, WI’s, RF en NF .............................................. 25

Page 12: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 2

1.1 Informatie omtrent deze gids

1.1.1 Toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van deze gids heeft betrekking op het

verstrekken van voedsel in de gemeenschapsrestauratie en verzorgingsinstellingen. Deze gids is ook bedoeld voor kleinere entiteiten en

zeer kleine ondernemingen (ZKO’s) die onder de voorwaarden van de ‘versoepeling’ vallen (zie hoofdstuk 1, punt 1.6).

De gids is van toepassing voor bedrijven die zowel rechtstreeks aan de consument (B2C) als via derden maaltijden (B2B) leveren. Een bedrijf dat

over verschillende vestigingseenheden is verspreid, moet elke vestiging kenbaar maken aan het FAVV en in elke vestiging over een gids beschikken.

De gids is van toepassing voor keukens, verbruikslokalen en refters van:

bedrijven;

onderwijsinstellingen (scholen, universitaire restaurants, …);

verzorgingsinstellingen (ziekenhuizen, rusthuizen, bejaardentehuizen);

beschutte werkplaatsen;

gevangenissen;

jeugdherbergen, dag-, vakantie-, opleidingscentra;

internaten;

(sport)-verenigingen;

feestzalen;

vliegtuig-, trein-, scheepvaartcatering;

traiteurs.

Opmerking in verband met ‘traiteurs’. Met uitzondering van zij die een activiteit als beenhouwer uitoefenen, dienen ‘traiteurs’ de Autocontrolegids van de HORECA-sector te volgen. Onder ‘traiteur’ verstaat het FAVV:

iemand die kant-en-klaargerechten maakt om ze af te halen of om ze aan huis te bezorgen. Een bedrijf dat maaltijden verstrekt aan

bedrijfsrestaurants, scholen, ziekenhuizen, rusthuizen, instellingen, … wordt hier als ‘traiteur’ aanzien en dient de voorschriften beschreven in deze gids te volgen.

Opmerking in verband met de groepsopvang voor baby’s en peuters:

sinds juni 2013 is er een aparte gids (G-041) beschikbaar voor deze sector. De groepsopvang voor baby’s en peuters valt dus niet onder het

toepassingsgebied van deze gids.

Processtappen

De activiteiten of processtappen die bij het beheer van een voedingsdienst geheel of gedeeltelijk aan bod komen zijn onder meer: aankoop, ontvangst

en opslag van goederen, voorbereiden, bereiden, portioneren, distribueren van voedsel. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan nevendiensten

zoals: restverwerking, afruim, afwas, pottenwas, schoonmaak en onderhoud, afvalbehandeling, intern en extern transport. Ook de persoonlijke hygiëne van de keukenmedewerkers komt uitvoerig aan bod.

Hoewel deze gids gebaseerd is op de laatst gepubliceerde verordeningen en

regelgeving, is het raadzaam – gezien de snel evoluerende inzichten omtrent voedselveiligheid – de publicaties van de betrokken instantie (het

FAVV) via de website (zie rubriek nuttige adressen) of andere media op de voet te volgen.

ZKO

Page 13: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 3

De in de gids beschreven aanbevelingen en richtlijnen zijn bedoeld zowel voor de verantwoordelijken als voor de medewerkers van

een voedingsdienst, welke ook de uitbatingvorm is, eigen beheer of contractcatering.

1.1.2 Het gebruik van de gids

Het doel van de gids is de wettelijke voorschriften zo goed mogelijk in de

praktijk om te zetten. In de respectievelijke wetteksten (zie hoofdstuk 1 punt 1.7) worden zelden concrete normen, grenswaarden, temperaturen of tijden weergegeven, frequenties van metingen, … aspecten die in de gids

wel terug te vinden zijn.

In het geval van contractcatering moeten de verantwoordelijkheden in verband met de implementatie en het naleven van het ACS duidelijk in de

samenwerkingsovereenkomst worden omschreven.

De gids is opgebouwd uit een theoretisch (deel 1) en een praktisch deel (deel 2). Het eerste deel wordt onder de vorm van een brochure ter

beschikking gesteld. Voorbeelden van registratieformulieren, meldingsformulieren, uitgewerkte kritische controlepunten, werkinstructies, e.d. worden in deel 2 behandeld. Dit laat de gebruiker toe de formulieren

zoveel als nodig te kopiëren en te gebruiken en daar waar nodig naar eigen behoefte aan te passen.

Zowel deel 1 als deel 2 maken deel uit van de eigenlijke Autocontrolegids.

In deel 1 worden enkele algemene aspecten behandeld zoals een

omschrijving van de begrippen die in de gids gebruikt worden, een opsomming van de wetteksten die van toepassing zijn bij het verstrekken

van maaltijden, een lijst van gebruikte afkortingen en een aantal nuttige adressen.

Verder wordt in dit deel aandacht besteed aan het voedselveiligheidsbeleid waarin algemene voorschriften in verband met de inrichting en de uitrusting

van de voedingsdienst worden behandeld. Ook de betrokkenheid van de bedrijfsleiding en de te volgen procedures bij het toepassen van een

voedselveiligheidsbeleid komen in dit deel uitvoerig aan bod. Tenslotte worden in deel 1 de zeven principes en de tien stappen die bij het opstellen van een HACCP-handboek van toepassing zijn beschreven, alsook een

beschrijving van de 20 processtappen die in een voedingsdienst kunnen voorkomen.

In deel 2 worden documenten ter beschikking gesteld om de autocontrole,

traceerbaarheid en meldingsplicht in de praktijk uit te werken. De hier aangehaalde formulieren zijn enkel als voorbeeld bedoeld.

De rode draad doorheen de gids, zowel in deel 1 als in deel 2, zijn de 20

processtappen, gaande van aankoopbeleid tot afvalverwijdering (zie hoofdstuk 4).

CCP, PvA, WI, ZKO

In de marge van de tekst zijn verwijzingen opgenomen: CCP (kritisch controlepunt), PvA (punt van aandacht), WI (werkinstructie) en ZKO (zeer

kleine ondernemingen).

In de gids worden 8 CCP’s beschreven (zie hoofdstuk 5) waarvan gebleken is dat dit aantal voor het merendeel van de keuken voldoende

CCP.02.01

Page 14: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 4

is om een HACCP-plan uit te werken. Aan ieder CCP is een RF

(registratieformulier) verbonden om de registratie van de gemeten resultaten te kunnen noteren.

Een situatie waar controle en/of aandacht wel vereist is (bijvoorbeeld

het onderhoud van een vleessnijmachine) maar waar niet altijd een registratie kan of moet gebeuren, wordt met een PvA aangeduid. In een

aantal gevallen is aan een PvA een WI of een RF gekoppeld. De nummering van de WI’s en RF’s komt overeen met de nummering van de twintig processtappen (zie hoofdstuk 4).

Zo is in één oogopslag duidelijk dat bijvoorbeeld de werkinstructies WI.05.04 en WI.19.01 respectievelijk betrekking hebben op de voorbereiding (processtap 5) en het intern transport van maaltijden

(processtap 19).

De verwijzing naar ZKO duidt er op dat dit onderdeel van de gids specifiek van toepassing is voor de keukens die onder het MB van de

versoepeling vallen.

Belangrijke opmerking i.v.m. voorbeelden

De voorbeelden die doorheen deze gids worden aangehaald gelden enkel ter

illustratie. In geen geval mogen ze als dusdanig worden gebruikt als toepassing voor het ACS van een keuken die de volledige HACCP moet

toepassen. Deze opmerking geldt evenwel niet voor keukens die onder de versoepeling vallen.

1.1.3 Initiatiefnemers voor de gids

De HFDV1 en de VGRB2 namen het initiatief voor het schrijven van de eerste

versie van deze gids.

De redactionele werkgroep van de gids bestond uit twee personen: Dirk Lemaître, voorzitter VGRB en lector aan de KHLeuven, departement Rega

en Luc Vanhaverbeke, hoofd facilitaire dienst UZ Leuven en ondervoorzitter HFDV.

Vanaf versie 2 van de gids worden de updates aangebracht door het FAVV.

1 Hoofden Facilitaire Diensten van Verzorgingsinstellingen

2 Vereniging van Gemeenschapsrestaurateurs van België

PvA.01.01

WI.01.01

ZKO

Page 15: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 5

1.1.4 Gebruikte middelen

De inhoud van deze gids is grotendeels gebaseerd op de inhoud van voorgaande gids: ‘Gids voor goede hygiënepraktijken bij de

voedselvoorziening in grootkeukens en verzorgingsinstellingen’, officieel goedgekeurd op 26 feb. 2001.

Bij de uitwerking van de gids werd rekening gehouden met de vigerende

wetgeving en de principes weergegeven in de Codex Alimentarius. Verder werd beroep gedaan op de informatie die door het FAVV ter beschikking wordt gesteld en een aantal wetenschappelijke publicaties, waaronder:

A simple guide to understanding and applying the HACCP concept. ILSI

Press (1997).

Chilled Food Association ‘best practice guidelines for the production ofchilled food’- UK.

HACCP A practical approach. S. Mortimore, Chapman & Hall London(1995).

HACCP-handleiding, geconcerteerde actie nr.7. F. Willocx. Flair (FoodLinked Agro Industrial Research). Europese Gemeenschap.

HACCP, een praktische handleiding. Keesing Noordervliet B.V. Houtem(1995).

HACCP, practicum. J. Debevere, K. Neyts . Vakgroep

Levensmiddelentechnologie en voeding R.U.Gent.

Handboek HACCP. E. Postmus, H.P. Guldemeester, Kluwer

Bedrijfsinformatie Deventer (1995).

Hygiënecode koelverse maaltijden Nederland (TNO).

Hygiënecode. Kaderkode voor de voedingsverzorging in instellingen in

de gezondheidszorg en ouderenzorg. VOVO Den Haag 1996, publicatie410.

Praktijkhandboek voedselveiligheid, WEKA.

Praktijkhandboek voor HACCP-implementatie. D. Lemaître, E.Wauters,VGR-B (1998).

Recommended International Code of Practice. General Principles ofFood Hygiene. Codex Alimentarius, CAC/RCP 1-1969, Rev 3 (1997).

Risk assessment within the HACCP-system. Donald et al. Food control(1991).

The Nation Advisory Committee on Microbiological Criteria for Foods(1992).

Verordening inzake levensmiddelenhygiëne nr. 852/2004 van het

Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004.

www.favv.be (home, beroepssectoren, autocontrole). Consulteer

hierbij verder de rubrieken: Algemeenheden, Wetgeving, Versoepeling voor kleine bedrijven, Certificerings- en keuringsinstellingen, Gidsen, Traceerbaarheid, Controletools, Aanvraag van een audit,

Grootkeukens, Andere documenten.

1.1.5 Verdeling van de gids en aanvullingen

De gedrukte versie van deze gids wordt door de VGRB, via FoCo² (Food

Consultancy and Coaching), tegen een minimale vergoeding voor de werkingskosten, verdeeld. De gids is eveneens gratis elektronisch

beschikbaar op de website van het FAVV: www.favv.be > beroepssectoren > autocontrole > autocontrolegidsen > gidsen voor autocontrole in de sector distributie (Bussiness to Consumer).

Page 16: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 6

1.2 Definities

Om de begrijpbaarheid van de gids te optimaliseren en duidelijke afspraken te maken wat met bepaalde begrippen bedoeld wordt, hebben we de

belangrijkste, in alfabetische volgorde, hieronder omschreven.

Assemblagelijn, ook wel ‘afwerkingskeuken’ genoemd. Hierbij worden de maaltijden geassembleerd zonder dat grondstoffen in de keuken gegaard

worden.

Autocontrolegids, het is een gids die als handleiding voor het toepassen van de wet van 14 november 2003 kan gebruikt worden en waarin de basisprincipes van de autocontrole, traceerbaarheid en meldingsplicht

beschreven staan. Wie een gevalideerde gids onderschrijft, dient zich aan de naleving ervan te houden. Een gids wordt per sector en door de sector

uitgewerkt (horeca, catering en verzorgingsinstellingen, voedingsindustrie, bakkers, frituristen, beenhouwers, ...).

Beheersen duidt op het onder controle hebben en houden van gevaren en

risico’s. Deze ‘onder-controle-toestand’ is bereikt wanneer de voorgeschreven richtlijnen worden gevolgd en de meetresultaten binnen de vooropgestelde normen vallen.

Besmetting kan zowel van fysische, chemische of microbiologische aard

zijn. Het betreft producten die bijvoorbeeld een ongeoorloofde hoeveelheid van ongewenste bestanddelen bevatten. In het kader van HACCP moet de

term besmetting dus ruimer gezien worden dan alleen maar een microbiologische besmetting.

Bijsturingsplan, hierin staan de corrigerende maatregelen en/of

correctieve acties beschreven wanneer meetresultaten afwijken van de grenswaarde. De corrigerende maatregelen of correctieve acties verschillen naargelang de meetresultaten binnen of buiten de voorgestelde

grenswaarden vallen.

Biologisch gevaar is afkomstig van bacteriën of andere ziekteverwekkende micro-organismen. De belangrijkste micro-organismen

die voedselvergiftiging of voedselbesmetting veroorzaken zijn o.m. Salmonella, Bacillus cereus, Clostridium perfringens, Staphylococcus aureus, Campylobacter, Shigella, Listeria, Escherichia coli, humaan

pathogene Yersinia, Clostridium botulinum, Norovirussen, Hepatitis A virus

Chemisch gevaar is afkomstig van bijvoorbeeld residuen van producten gebruikt bij de (vee)teelt, (hormonen, antibiotica, groeipromotoren,

herbiciden, pesticiden, fungiciden, nitraten e.d.); restanten van reinigingsmiddelen of ontsmettingsmiddelen; schadelijke stoffen ontstaan

door scheikundige reacties (geopend blik tomatenpuree waarvan de inhoud reageert met het metaal van het blik, verbrand voedsel, ...).

Controleren betekent het uitvoeren en registreren van metingen (het meten van temperatuur van voedingsmiddelen in frigo’s of de

kerntemperatuur van vlees tijdens de bereiding, het bepalen van de tijd hoe lang voedsel in een bulk warm wordt gehouden, het meten van de pH, ...);

het sensorisch vaststellen van een fysische toestand (het beoordelen van netheid, zuiverheid van handen of materialen, het omschrijven van kleur-, geur-, smaakeigenschappen van grondstoffen, ... ); het uitvoeren van

bacteriologische controles, …

Correctieve actie (CA) is een handeling die ondernomen wordt om een waargenomen afwijking ongedaan te maken. Bijvoorbeeld: het onmiddellijk

koelen of invriezen van een product waarvan de temperatuur gedurende

Page 17: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 7

een korte tijd boven de richtwaarde maar nog binnen de kritische

grenswaarde vertoefde.

Corrigerende maatregel (CM) is een beslissing die genomen wordt om de oorzaak van een waargenomen afwijking weg te nemen. Bijvoorbeeld:

het vervangen van verwarmingselementen in een bain-marie wanneer blijkt dat deze niet meer in staat zijn het water op de voorgeschreven

temperatuur aan te houden.

Desinfecteren of ontsmetten betekent het aantal aanwezige micro-organismen (bacteriën, schimmels, virussen of bacteriesporen) tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen en/of onomkeerbaar inactiveren. Bij

desinfectie kan een ontsmettingsmiddel of een hittemedium gebruikt worden.

Fysisch gevaar is de aanwezigheid van ongewenste en schadeberokkende

bestanddelen bijvoorbeeld afkomstig van glas- of aardewerkscherven, splinters van beenderen, metaaldeeltjes, nietjes, plastic, steentjes,

(hoofd)haren, (delen van) insecten, vreemde voorwerpen, roest, verfschilfers, hout,...

Geïdentificeerd gevaar is een toestand in het productieproces waar er zich een biologisch, chemisch of fysisch gevaar voordoet.

Gevaar is een biologisch, chemisch of fysisch agens aanwezig in een levensmiddel of de toestand van een levensmiddel die mogelijke schade kan berokkenen of nadelige gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de

consument.

Gevarenanalyse: een van de doelstellingen van het ACS is de gevaren te

beheersen door ze in de eerste plaats te voorkomen en de passende voorzorgsmaatregelen te nemen. Globaal worden drie soorten gevaren

onderscheiden: fysische, chemische en microbiologische. Onder meer de infrastructuur of omgeving, de aard van de grondstoffen, de processen

tijdens de voedselbereiding, reiniging en onderhoud kunnen aan de basis liggen van de gevaren. Om te bepalen in welke mate een gevaar een bedreiging betekent voor de gezondheid van de consument kan een

risicoanalyse worden gemaakt (zie begrip risicograad). Hierbij wordt rekening gehouden met de kans dat een gevaar zich voordoet en de ernst

van de aandoening die daarmee gepaard gaat.

Kleine entiteiten: zeer kleine ondernemingen (ZKO’s) zijn bedrijven die onder het MB versoepeling vallen (MB van 22 maart 2013). Voor meer bijzonderheden zie punt 1.6.

Koude lijn, ook wel ‘discontinue lijn’ of een ‘productie losgekoppeld van de bediening’ genoemd. Hierbij worden de maaltijden bereid, gekoeld, koud gestockeerd, geregenereerd en aan de consument geserveerd.

Kritisch controlepunt (CCP) is een punt, stap of procedure waarvan

tijdens de HACCP-analyse is vastgesteld dat beheersing ervan essentieel is om vanuit het oogpunt van voedselveiligheid het risico te elimineren of te

reduceren tot een aanvaardbaar niveau. Een CCP is derhalve een specifieke beheersmaatregel (in tegenstelling met een PvA dat een algemene beheersmaatregel is). Verificatie én validatie van een CCP is

nodig. Het is verplicht de registratieformulieren die bij de CCP’s (en bij de PvA) gebruikt worden twee jaar (zes maanden voor kleine entiteiten) te

bewaren als bewijs van een goed voedselveiligheidsbeleid.

Kritische grenswaarden zijn waarden waarbinnen de meetresultaten (temperatuur, tijd, kiemgetal, gewicht,... ) mogen schommelen. De in de

ZKO

Page 18: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 8

gids opgenomen kritische grenswaarden werden door de bevoegde

instanties goedgekeurd.

Kruisbesmetting doet zich voor wanneer vuil en proper (besmet en niet besmet) materiaal of producten in contact komen met elkaar (vuile handen

en bereid voedsel; besmet afval en bereid voedsel, …).

Melkkeuken: de plaats waar zuigelingenvoeding bereid en bewaard wordt in

de materniteit. Norm is een wettelijk vastgestelde waarde, bijvoorbeeld frituurolie niet

hoger verwarmen dan 180°C. In niet alle situaties zijn normen bepaald, vandaar dat ‘criteria’ of ‘richtwaarden’ worden gebruikt, bijvoorbeeld gerechten koelen tot 10°C binnen de 2 uur. Zo zijn de normen en

richtwaarden die bij de CCP’s worden gebruikt door het FAVV aanvaard en goedgekeurd. Om de eigen meetresultaten gemakkelijker met de norm of

richtwaarde te kunnen toetsen worden, daar waar relevant, normformulieren (NF) weergegeven.

Productgroepen bepalen de risicograad van grondstoffen. In functie van

het microbiologisch risico worden er vier groepen onderscheiden. De indeling is gebaseerd enerzijds op het al dan niet verhitten van de producten bij de industriële behandeling, dus voor ze in de keuken

aankomen, en anderzijds op basis van het al dan niet verhitten tijdens de bereiding in de keuken.

Productspecificaties zijn eigenschappen van een product die door de

verantwoordelijke worden opgesteld en specifiek zijn voor de voedingsdienst waar de producten worden aangewend. Bij levering is dit de referentie waaraan het product moet voldoen.

Punt van aandacht (PvA) is een beheersmaatregel, vastgelegd in procedures, waarmee risico’s kunnen worden beheerst. Het betreft algemene beheersmaatregelen waarbij een extra verificatie nodig is. Het is

een punt waar preventieve maatregelen (het opmaken van een werkinstructie, ongediertebestrijdingsplan, onderhoudsplan, plan voor

reiniging en desinfectie, …) genomen worden om het gevaar te beheersen. Derhalve kunnen sommige PvA’s ook geregistreerd worden (bijvoorbeeld PvA.02.01, tijd tussen ontvangst en koeling; PvA.19.01, temperatuur

transportkarren)

Reinigen, hieronder verstaan we in deze gids een voorwerp of oppervlak zuiver maken met behulp van (warm) water waaraan zeep, detergent of

enig ander product (bijvoorbeeld met enzymatische werking) is toegevoegd.

Risico, verwijst naar de belangrijkheid van een geïdentificeerd gevaar, gebaseerd op enerzijds de ernst van een gevaar en anderzijds de kans dat

dit gevaar zich voordoet.

Risicograad (RG), door de kans dat een gevaar of besmetting zich voordoet te combineren met de ernst van de gevolgen van het gevaar, wordt de risicograad bepaald, (zie hoofdstuk 3, punt 3.2.5).

Ruimte, lokaal, zone: een ruimte, lokaal is een fysiek afgescheiden geheel, een zone is dit niet. Een zone kan in een ruimte afgebakend worden door bijvoorbeeld tafel, toestellen of een ‘lijn’.

Spoelen, de term spoelen wordt hier gebruikt wanneer enkel drinkbaar

water gebruikt wordt (bijvoorbeeld het spoelen van groenten of fruit).

Te gebruiken tot (TGT), de TGT-datum is van toepassing op zeer bederfbare producten (vlees, vis, kip, voorgesneden groenten en koelverse

maaltijden). Tot en met die datum mag het product - op voorwaarde dat het bij de voorgeschreven temperatuur en omstandigheden werd bewaard

Page 19: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 9

en de verpakking niet werd geopend - gegeten worden. Daarna is het niet

meer betrouwbaar.

Ten minste houdbaar tot (THT), de THT-datum is van toepassing op minder bederfelijke producten (groenten in blik, koekjes en kruiden,

specerijen, bloem, …). Tot en met de vermelde datum is - op voorwaarde dat het product bij de voorgeschreven temperatuur en omstandigheden

werd bewaard en de verpakking niet werd geopend - de kwaliteit van het product gegarandeerd.

Toxine is een door bacteriën (Clostridia, Staphylococus aureus,...) of schimmels (mycotoxine van Aspergillus, Penicillium en Fusarium) gevormde

stof die schadelijk is voor de gezondheid. Een toxine wordt als een chemisch gevaar beschouwd.

Traceerbaarheidscode: informatie omtrent de aard, productiedatum,

houdbaarheid, aantal, … die op het etiket of leveringsdocument van producten meegeleverd wordt of zelf aangemaakt wordt.

Uiterste gebruiksdatum (UGD), is de datum die zelf op het product wordt

geplaatst na opening of verwijdering van de originele verpakking. Deze datum is steeds korter dan de initieel vermelde THT/TGT-datum.

Veiligheidsprocedures, dit zijn CCP’s of maatregelen die de veiligheid en salubriteit3 van voedingsmiddelen garanderen. Ze moeten: (1) geschikt en

in voldoende aantal uitgewerkt zijn, (2) specifiek en aangepast zijn aan de situatie, (3) vermeld staan in een schriftelijke documentatie, (4) toegepast en nageleefd worden.

Versoepeling: zie definitie ‘kleine entiteiten’ hierboven.

Voedingsdienst: het geheel van ruimten en lokalen waar voedsel

bereid en bedeeld wordt. De term omvat ook alle activiteiten (processtappen) die bij het verstrekken van voeding aan bod komen. Dit

kunnen onder meer zijn: de aankoop, ontvangst en opslag van goederen, het voorbereiden, bereiden, portioneren, regenereren, distribueren van

voedsel. Daarnaast behoren ook nevendiensten zoals: afruim, afwas, pottenwas, schoonmaak, afvalbehandeling, intern en extern transport, administratie tot het domein van een voedingsdienst.

Warme lijn, ook wel ‘continue lijn’ of een ‘productie vastgekoppeld aan de

bediening’ geheten. Hierbij worden de maaltijden bereid en onmiddellijk aan de consument geserveerd.

5+2: een combinatie van beide voorgaande systemen: 5 (week)dagen

warme lijn gecombineerd met 2 (weekend)dagen koude lijn.

3 Goede staat, gezonde toestand

ZKO

Page 20: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 10

1.3 Autocontrole

1.3.1 Autocontrolesysteem (ACS)

Onder autocontrole wordt het geheel van maatregelen bedoeld om de

voedselveiligheid in een voedingsdienst te waarborgen. De belangrijkste doelstelling van een ACS is alle mogelijke gevaren doorheen gans het

productieproces op een zinvolle en realiseerbare wijze te beheersen. In de eerste plaats betekent dit het uitwerken van een HACCP-plan waarin onder meer een voldoende aantal CCP’s uitgewerkt zijn (zie hoofdstuk 5, punt

5.2). De uitgewerkte CCP’s (representatief voor de voedingsdienst en in voldoende aantal aanwezig), aangevuld met specifieke werkinstructies

vormen de basis van het ACS.

Voor kleine entiteiten (zie hoofdstuk 1, punt 1.6) volstaat het de CCP’s en de PvA uit de gids te hanteren.

Het is niet de bedoeling om controle uit te voeren op alle voedingsmiddelen

of gerechten, zelfs niet binnen de producten van groep I (hoofdstuk 2, punt 2.4.2). Om de gevaren optimaal te beheersen is het daarom aangewezen dit voor kritische producten te doen. Bijzondere aandacht en controle moet

gaan naar zogenaamde risicogrondstoffen of hulpstoffen, zoals vlees en gevogelte, eieren, melk en zuivelproducten, vis en schaaldieren, …

Autocontrole houdt in dat er een eigen controlesysteem wordt uitgewerkt

dat beantwoordt aan de voorschriften die door het FAVV worden voorgeschreven.

1.3.2 Inspectie en validatie van het ACS

De inspectie in het kader van de toelating of erkenning (zie KB van 16.01.2006, hoofdstuk 1, punt 1.7) staat los van de validatie van een ACS.

Een toelating is van onbepaalde duur en dient dus niet verlengd te worden.

Een validatie gebeurt aan de hand van een audit van het ACS. Deze audit kan ofwel door het FAVV ofwel door een certificeringsinstelling uitgevoerd

worden. De aanwezigheid van een ACS is noodzakelijk om een toelating of erkenning te verkrijgen. De validatie is niet verplicht maar geeft wel verschillende voordelen.

Voordelen van een validatie:

een verminderde jaarlijkse heffing;

het verwerven van een certificaat (geldig voor drie jaar) en ‘smiley-

sticker’;

de garantie dat het ACS perfect functioneert;

het FAVV heeft meer vertrouwen in bedrijven met een gevalideerd

ACS, waardoor deze bedrijven minder geïnspecteerd worden door het FAVV.

Anderzijds, wie geen validatie laat uitvoeren betaalt een hogere heffing. Uiteraard moeten ook de kosten voor de validatie (zowel door het FAVV als

door een gecertificeerde instelling) in rekening gebracht worden.

Meer informatie, specifiek voor de sector van de gemeenschapsrestauratie, vindt u op de website van het FAVV (www.FAVV.be, beroepssectoren, autocontrole). Hier is overigens een voorbeeld van ‘generieke autocontrole

checklist’ opgenomen die door de inspecterende instanties als hulpmiddel wordt gebruikt bij de doorlichting van de voedingsdienst. Deze lijst is een

eerste aanzet voor het opstarten van de eigen autocontrole.

Zie verder in punt 1.5.5 voor meer informatie omtrent ‘validatie’.

Page 21: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 11

1.4 Meldingsplicht

De Wetgever heeft duidelijk de bedoeling om ervoor te zorgen dat oncontroleerbare crisissen kunnen voorkomen worden. Wanneer bij een

algemene voedselcrisis (of op kleinere schaal een voedselincident in een voedingsdienst) de gevaren tijdig worden vastgesteld, de betrokken

producten getraceerd en de betrokken partijen tijdig kunnen verwittigd worden, kan groter onheil voorkomen worden. Daarom is er in de nieuwe wetgeving sprake van de meldingsplicht.

1.4.1 Wie moet wat melden?

Elke exploitant die van oordeel is dat een product dat hij invoert, verwerkt,

produceert of verdeelt schadelijk kan zijn voor de gezondheid van de mens moet dit op passende wijze (zie verder) melden.

Zoals hoger beschreven kunnen er zich drie soorten gevaren voordoen:

chemische, bacteriële en fysische. Hoewel de wet vermeldt dat ‘ieder product dat schade kan berokkenen aan de gezondheid van mens, dier of plant’ moet gemeld worden, is het aangewezen ‘de plicht te melden’ met de

gepaste dosis gezond verstand toe te passen. Vooreerst heeft deze aanbeveling in de sector van de grootkeuken enkel betrekking tot het

mogelijk berokkenen van schade voor de mens. Verder moet bij iedere vaststelling de gebruiker en/of vaststeller oordelen of er daadwerkelijk een gevaar aanwezig is voor de volksgezondheid van de consumenten.

Kwaliteit en voedselveiligheid zijn twee verschillende begrippen. In de

betreffende richtlijn wordt duidelijk gesteld dat een product dat ernstige organoleptische kwaliteitstekorten vertoont, maar niet schadelijk is voor de

gezondheid, (bijvoorbeeld verhard product door uitdroging, verkleurd door contact met het licht, te zachte structuur door inwerking van suiker, …) geenszins een toestand is die moet gemeld worden.

Laat het gezond verstand primeren. Bij het al of niet melden aan het FAVV moet het gevaar, het risico en de mogelijke schade geval per geval geëvalueerd worden. Bijvoorbeeld het vinden van een balpen in een

verpakking is geen voorwendsel voor ‘melding’, terwijl de aanwezigheid van vele kleine steentjes dit wel is. De steentjes betekenen een mogelijk

verslikkings- of verstikkingsgevaar en door hun talrijke aanwezigheid is het risico vrij groot. Melden is noodzakelijk omdat andere verpakkingseenheden (elders geleverd) ook kunnen ‘besmet’ zijn, en de passende maatregelen

moeten getroffen worden om deze uit circulatie te nemen.

Wanneer afwijkingen worden vastgesteld zal, ook de leverancier verwittigd worden. Volgens elk degelijk kwaliteitssysteem zullen de leveranciers deze

bemerkingen ernstig nemen. Indien schriftelijk gemeld kan men ook een schriftelijke reactie eisen. Deze kan dan met de nodige commentaar bij de “externe klachten” worden bijgehouden in het HACCP-handboek.

De aanwijzingen die in deze gids gegeven worden in verband met potentiële gevaren van producten of toestanden zijn een geschikt hulpmiddel om te achterhalen welke gevaren verplicht moeten gemeld worden. Een product of

situatie kan een gevaar betekenen voor de gezondheid, maar door het nemen van passende (voorzorgs)maatregelen kan in veel gevallen het

gevaar onmiddellijk ongedaan gemaakt worden of herleid worden tot een aanvaardbaar niveau.

Page 22: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 12

Enkele voorbeelden:

wel melden: er worden via een labo-onderzoek te veel ziekteverwekkende bacteriën in kant en klare bereidingen

aangetroffen. Het gevaar kan hier moeilijk tot een aanvaardbaar niveau herleid worden en de kans is reëel dat alle bereidingen, deel

uitmakend van dat lot, besmet zijn en zich zelfs buiten de eigen keuken bevinden. Hier is een melding wel noodzakelijk en kan na een vlugge tracering erger voorkomen worden.

niet melden: er wordt een stuk plastic in blikgroenten gevonden.

Door het verwijderen van dit voorwerp, of beter nog het bewuste blik niet te gebruiken, is alle gevaar geweken. Wanneer deze vaststelling eerder de uitzondering dan de regel is, moet daar naar het FAVV toe

verder geen gevolg worden aan gegeven. Het is wel aan te raden onverwijld deze ‘vondst’ aan de betrokken leverancier door te geven.

Ernstige gevaren kunnen voor of na consumptie worden vastgesteld. In beide gevallen, zeker ingeval ziekteverwekkende bacteriën worden

vastgesteld, is de verantwoordelijke verplicht deze onmiddellijk te melden, zodat het FAVV snel de passende maatregelen kan treffen. Het ligt voor de

hand dat de verantwoordelijke telkens ook de leverancier op de hoogte brengt. Het al of niet melden wordt zeker niet door het advies of door de verklaring van de leverancier beïnvloed. Bij twijfel kan ook advies aan het

FAVV of gespecialiseerde diensten worden gevraagd.

De verantwoordelijke moet er zich terdege van bewust zijn dat indien hij verzaakt ernstige tekortkomingen met betrekking tot voedingsmiddelen te

melden, hij de volksgezondheid in gevaar brengt en door zijn passieve houding van ernstige nalatigheid kan beschuldigd worden.

Meldingsplicht en traceerbaarheid gaan hand in hand. Daarom is het

belangrijk bij een gevaar met groot gezondheidsrisico dat de identificatie van het product (traceerbaarheidscode, barcode, vermeldingen op het etiket, …) kan achterhaald worden. Wanneer deze belangrijke informatie

niet (meer) ter beschikking is, kan ook het lot niet meer getraceerd worden en juist dit wil de overheid met de meldingsplicht en traceerbaarheid

voorkomen. Bij het melden zal men ook steeds de getroffen maatregelen beschrijven.

Producten die een afwijking vertonen moeten verzameld worden en

voorzien van een duidelijke “gevaar”-markering. Ze moeten afzonderlijk bewaard worden zodat ze niet meer in de voedselketen kunnen terechtkomen.

Elke melding moet het resultaat zijn van een voorafgaande

evaluatie, geval per geval, van het risico voor de gezondheid.

Er moet niet gemeld worden, ook al is de meldingslimiet

overschreden, wanneer het gevaar in het bedrijf ontstaat en het product zich nog in het bedrijf bevindt en er corrigerende maatregelen kunnen genomen worden om het gevaar te

elimineren of verkleinen (bijvoorbeeld: sterilisatie of pasteurisatie).

Melding is echter wel verplicht indien de meldingslimieten voor

een ontvangen grondstof overschreden zijn. Het gecontamineerde lot zou immers ook aan andere klanten

geleverd kunnen zijn.

Page 23: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 13

1.4.2 Hoe melden?

In de bijlage van het MB van 22 jan 2004 (zie hoofdstuk 1, punt 1.7) zijn formulieren opgenomen die moeten gebruikt worden bij het melden aan het

FAVV.

Telefonisch contact is naast de andere communicatiekanalen de eerste belangrijke stap. Zoek uw contactpersoon op bij het FAVV (zie lijst

notificatiemeldpunten, punt 4.3) en houd het telefoonnummer bij de hand. Het is aan te raden hierbij het uur en de contactpersoon te noteren. Na het telefonisch contact moet het meldingsformulier ter bevestiging gefaxt of

gemaild worden naar de betrokken diensten.

Enkele voorbeelden:

een drankflesje of blikje veroorzaakt keelpijn bij een gebruiker

een yoghurtverpakking bevat glas

de smaak en kleur van tomatenpuree vertoont ernstige afwijkingen

Uit te voeren acties na vaststelling:

neem de gepaste acties om de gezondheid van de getroffen klant te vrijwaren (EHBO, dokter verwittigen, …);

haal dit product uit het aanbodkanaal (magazijn, buffet, koeling,

automaat,…);

haal dit product terug waar het werd geleverd (op verpleegeenheden, in afdelingskeukens, cafetaria);

blokkeer dit product, houd het apart, gooi het zeker niet weg;

verwittig meteen de provinciale controle-eenheid van het FAVV,

eerst telefonisch, vervolgens via het geijkt formulier (zie website FAVV, beroepssectoren, meldingsplicht);

verwittig de klanten via het meest efficiënte communicatiekanaal, spoor hen tevens aan om alle anomalieën

te melden;

verwittig de leverancier;

hou zoveel mogelijk stalen bij van dit lot;

maak een verslag op van de genomen maatregelen.

1.4.3 Waar melden?

Hieronder een lijst van notificatiemeldpunten. Zie ook website FAVV /beroepssectoren/meldingsplicht voor eventuele wijzigingen in de lijst.

PCE GSM E-mail

meldingen E-mail

voor info Faxnummers

LUIK 0478/87.62.13 Notif.LIE

@afsca.be

info.LIE

@afsca.be 04/224.59.01

LUXEMBURG 0478/87.62.12 Notif.LUX @afsca.be

info.LUX @afsca.be

061/21.00.79

NAMEN 0478/87.62.14 Notif.NAM @afsca.be

info.NAM @afsca.be

081/20.62.01

HENEGOUWEN 0478/87.62.15 Notif.HAI

@afsca.be

info.HAI

@afsca.be 065/40.62.10

Page 24: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 14

PCE GSM E-mail

meldingen E-mail

voor info Faxnummers

WAALS

BRABANT

0478/87.62.16 Notif.BRW

@afsca.be

info.BRW

@afsca.be 010/42.13.80

BRUSSEL 0478/87.62.22 Notif.BRU @afsca.be

info.BRU @afsca.be

02/211.91.85

VLAAMS BRABANT

0478/87.62.17 Notif.VBR @FAVV.be

info.VBR @FAVV.be

016/39.01.05

LIMBURG 0478/87.62.18 Notif.LIM

@FAVV.be

info.LIM

@FAVV.be 011/26.39.85

ANTWERPEN 0478/87.62.19 Notif.ANT @FAVV.be

info.ANT @FAVV.be

03/20.22.811

OOST-VLAANDEREN

0478/87.62.20 Notif.OVL @FAVV.be

info.OVL

@FAVV.be 09/210.13.13

WEST-

VLAANDEREN 0478/87.62.21

Notif.WVL

@FAVV.be

info.WVL

@FAVV.be 050/30.37.12

1.5 Traceerbaarheid

Wie?

De wetgever is duidelijk dat de traceerbaarheid ook geldt voor alle keukens

waar maaltijden worden bereid en verdeeld. Naast de primaire productie en de transformatie heeft de wetgever de grootkeukensector bij de ‘distributie’

ingedeeld. Ook wanneer men assembleert en alles aankoopt in het 5e gamma (kant-en-klaar afgewerkte maaltijden of componenten) blijft deze plicht gelden.

De volgende inrichtingen kunnen genieten van de versoepelingen op het vlak van traceerbaarheid:

Detailhandelszaken die levensmiddelen in de handel brengen en die:

(1) Ofwel enkel aan de eindverbruiker leveren (B to C)

(2) Ofwel maximaal 30% van hun omzet binnen een straal van 80 km

leveren aan andere inrichtingen

Wat?

De traceerbaarheid geldt vooral voor de inkomende goederen. Uiteraard

voor voedingswaren, maar ook voor verpakkingsmateriaal (folies, bakjes, …), kruiden, toevoegsels, e.d.

Belangrijk hierbij is duidelijke afspraken hierover te hebben met de

leveranciers, want zij hebben traceerbaarheidsplicht tot bij de klant waarop men verder kan bouwen. Hun eindproduct is ons beginproduct. Hoe degelijker de informatie van de leverancier, des te gemakkelijker zal de

traceerbaarheid in de keuken kunnen uitgewerkt worden. De keuze van de leveranciers is in dit verband dus uitermate belangrijk.

Drie niveaus

De betrokken regelgeving wijst op drie niveaus waarop tracering van

toepassing is: inkomende goederen (invoerregister), uitgaande goederen (afvoerregister) en het verband tussen in- en uitgaande

producten. Voor keukens die rechtstreeks leveren aan de consument (B2C) is enkel een ingaand register verplichtend. Een afvoerregister en intern register is nodig voor grootkeukens die aan derden leveren (B2B).

Page 25: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 15

B2C : enkele aanvoerregister

B2B : aanvoerregister

afvoerregister

verband tussen beide

1.5.1 Aanvoerregister

Voor het aanvoerregister moet men volgende gegevens bijhouden,

registreren en kunnen terugvinden:

aard van het product

identificatie van het product (traceerbaarheidscode)

hoeveelheid

ontvangstdatum

vestigingseenheid leverancier of oorsprong

Hoe?

Hieromtrent zijn geen wettelijke verplichtingen. In de praktijk kan men, door ordelijk klasseren van de leveringsbonnen of andere begeleidende documenten (elektronisch of manueel), bij een probleem deze informatie

snel terugvinden. Wel moet men zich ervan vergewissen dat de noodzakelijke informatie op die documenten terug te vinden is onder de

vorm van traceerbaarheidscodes of lotnummers eenduidig is. Zeker in grote instellingen met een complexe activiteit zal de passende organisatie moeten op punt gesteld worden om deze informatie snel te kunnen verzamelen.

Voor instellingen die onder de ‘versoepeling’ (zie hoofdstuk 1, punt

1.5 Wie?) vallen volstaan leveringsbonnen waarop bijvoorbeeld met de hand de nodige informatie wordt geschreven. Uiteraard kan ook het

voorgestelde formulier gebruikt worden.

1.5.2 Interne traceerbaarheid

Er moet ook intern kunnen getraceerd worden. Waar bevinden zich de producten of halffabricaten (bijvoorbeeld in de koeling, diepvries, magazijn, …). Dit kan door tijdens het ontpakken van producten de codes

bij de producten te laten, of via receptfiches waarop de productiedatum en/of traceerbaarheidscodes genoteerd worden. Er kan ook een

transparante eigen etikettering opgemaakt worden.

Ingeval geen degelijk intern traceerbaarheidssysteem voor handen is, zullen doorgaans meer producten dan nodig uit de voedselketen moeten gehaald worden. Bovendien loopt men het risico niet binnen de vereiste termijn (één

tot enkele uren) aan het FAVV de vereiste informatie te kunnen verstrekken.

Producten die gegarandeerd binnen de 24 uur verbruikt zullen worden en in

de passende omgeving bewaard worden, moeten niet - wanneer ze zeker nog dezelfde dag worden verbruikt en geen resten worden bijgehouden -

van een eigenhandig gemaakt label of etiket voorzien worden (bijvoorbeeld: koude schotels, pudding, fruitsla, …).

PvA.02.02

PvA.02.02

ZKO

Page 26: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 16

Vereiste informatie op het etiket:

benaming van de inhoud;

productiedatum;

houdbaarheidsdatum.

1.5.3 Afvoerregister

Ook voor producten, afgewerkte maaltijden die aan een andere vestiging of aan derden worden geleverd moeten de noodzakelijke

gegevens bijgehouden worden om te kunnen ‘traceren’. Deze zijn onder meer:

aard van het product (benaming);

identificatie van het product;

identificatie klant4 of vestigingseenheid van bestemming;

hoeveelheid;

leveringsdatum;

houdbaarheidsdatum.

Op die wijze kan de leverancier ook de traceerbaarheidsplicht tot bij de

klant realiseren. Het is belangrijk in een dergelijke situatie op een vlotte manier intern te kunnen traceren om het verband tussen aan- en afgevoerde producten te kunnen leggen.

Nuttig is om, wanneer gebruik gemaakt wordt van computerondersteunde

bestelsystemen, de gegevens bij te houden, bijvoorbeeld wie (individu of groep) heeft welk type maaltijd genomen. Ook indien dit op papier werd

besteld houdt men dit best bij (bv. 1 week). Zo kan men bij een incident sneller gaan terugvinden wat de mogelijke oorzaak is, en daarna via de getuigenschotel snel de nodige acties uitvoeren om de oorzaak van het

incident te detecteren.

Voor alle inrichtingen (ook voor zij die niet voldoen aan de criteria om te kunnen genieten van de versoepeling), volstaat bovendien, in het geval van

leveringen aan liefdadigheidsverenigingen en aan voedselbanken als afvoerregister de lijst van vestigingseenheden van

liefdadigheidsverenigingen en voedselbanken waaraan geleverd wordt.

4 Het betreft hier de persoon die het product koopt, niet het adres van de sociale zetel van de

onderneming.

PvA.20.01

Page 27: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 17

Doel?

Er kan een fout gebeurd zijn in het kweek-, productie of verwerkingsproces

van grondstoffen en wanneer deze wordt vastgesteld moet snel en accuraat de bron kunnen worden gedetecteerd alsook de plaatsen waar deze

producten werden verhandeld en geleverd. Op die manier kunnen deze schadelijke producten snel uit de handel worden genomen. Zoals hoger vermeld is de meldingsplicht onmiddellijk aan traceerbaarheid gerelateerd:

de leverancier moet ‘gevaarlijke producten’ melden aan het FAVV en de nodige maatregelen treffen (verwittigen van consumenten ingeval

producten reeds geleverd zijn, producten blokkeren, …) om verdere verspreiding te voorkomen.

1.5.4 Traceerbaarheid in de praktijk

Voor alle niveaus is de traceerbaarheidscode (een wettelijke verplichting voor betreffende leveringen) van kapitaal belang. Wanneer de

traceerbaarheidscode op een correcte en haalbare wijze in de interne keukenorganisatie kan worden ingebracht, is de traceerbaarheid voor een groot deel een feit. Het is daarom wenselijk de nodige afspraken te maken

met de leverancier om deze informatie in het keukenverwerkingsproces te kunnen inbrengen. Bij voorkeur gebeurt dit op een geautomatiseerde wijze,

maar indien dit niet kan is het eenvoudigst om gebruik te maken van leveringsbons waarop traceerbaarheidscode en/of productcodes aanwezig zijn. Deze informatie dient geruime tijd, minimum twee jaar na het

verstrijken van de periode van houdbaarheid of bij gebrek daaraan minimum twee jaar, bijgehouden en geklasseerd worden.

Voor bedrijven die onder de versoepeling voor traceerbaarheid vallen

geldt een periode van 6 maanden.

Informatie die op de basisverpakking is aangebracht is minder handig, vooral ook omdat die informatie vaak bij het ontpakken van de goederen

samen met het afval verdwijnt. Het overschrijven van de nummers/codes is tijdrovend en leidt tot mogelijke overschrijffouten.

Receptuur

Een nauwkeurig uitgeschreven receptuur is noodzakelijk om degelijk te kunnen traceren. Het ontbreken van recepturen in een grootkeuken

bemoeilijkt een doeltreffende traceerbaarheid.

Schadeclaim

Traceerbaarheid heeft ook een economisch aspect. Wanneer bijvoorbeeld een visbereiding uit de productie moet worden gehaald, is het belangrijk om op basis van de leveringsdocumenten de eventuele schade op de

veroorzaker (eventueel het verantwoordelijk bedrijf) ervan te kunnen verhalen. Wanneer kan aangetoond worden hoeveel eindgebruikers een

risico hebben opgelopen, kan men de (zelfs morele) schade bewijzen.

Klantgerichtheid

Daarnaast kunnen, indien geweten is wie de eindverbruikers zijn, deze op

de hoogte gebracht worden zodat preventieve maatregelen kunnen getroffen worden (eventueel huisartsbezoek). Anderzijds is het ook zeer

belangrijk snel de klant te kunnen geruststellen, bijvoorbeeld wanneer bij persberichten over een probleem kan gemeld worden dat de verwerkte grondstoffen niet van die bron kwamen.

ZKO

Page 28: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 18

Traceerbaarheid moet in 2 richtingen kunnen werken. Gebruikers van deze

gids zijn enkel verantwoordelijk voor de tracering ‘één stap voorwaarts’ (klant) en ‘één stap achterwaarts’ (leverancier).

LEVERANCIERS

FAVV

LEVERING/ONTVANGST

OPSLAG

PRODUCTIE

(STOCKAGE)

ASSEMBLAGE, DISTRIBUTIE, BEDIENING

KLANT

1.5.5 Validatie van het ACS, externe controle

Het FAVV heeft ervoor gekozen om de audits op het autocontrolesysteem

mogelijk door een externe inspectie- of certificeringsorganisme te laten uitvoeren. Dit kan alleen wanneer dit daartoe geaccrediteerd is door BELAC (of door een buitenlandse accreditatie-instelling die behoort tot het

multilaterale agreement (MLA)) en erkend is door het FAVV.

De validatie kan ook bij het FAVV aangevraagd worden en door het FAVV uitgevoerd worden.

Bij wijze van audits zal in de betrokken grootkeuken het opgezette

autocontrolesysteem bekeken en geëvalueerd worden.

Het basisdocument voor de audits is deze autocontrolegids.

Het certificaat afgeleverd bij een positieve audit, geldt voor een periode van drie jaar.

Het tijdsbestek dat minimaal voor een audit moet worden voorzien wordt

berekend in functie van het aantal voltijds equivalenten (VTE), zie tabel hieronder:

1-2 VTE 2 uren

3-4 VTE 3 uren

5-9 VTE 4 uren

10-19 VTE 5 uren

> 20 VTE 8 uren

P

R O

D U C

E R

E

N

T

R A

C E R

E

N

Page 29: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 19

De vermelde duur van de audit is de duurtijd, zonder de voorbereiding,

documentbeoordeling, rapportering, voorafgaandelijke bezoeken en administratieve handelingen.

Indien keukens samenwerken en een gemeenschappelijk HACCP-plan

hanteren voor alle vestigingen kunnen deze in bepaalde gevallen een reductie bekomen van het aantal mandagen. Voor meer details zie op de

website van het FAVV voor meer specificaties hieromtrent (www.FAVV >Beroepssectoren >Autocontrole >Aanvraag van een audit). Er is geen vermindering mogelijk voor de categorie < 5 VTE.

De minimale eisen die aan deze externen worden gesteld zijn dat:

zij geaccrediteerd zijn volgens de normen ISO 17020 voor de huidige gids;

de inspecteurs een hogere opleiding genoten die verband houdt met voedselveiligheid;

de inspecteurs een relevante beroepservaring hebben van minimum twee jaar en gekwalificeerd zijn als inspecteur of auditeur. De

inspecteurs volgen regelmatig gepaste opleidingen of bijscholingen;

zij de procedure PB 07 P 03 voor erkenning van certificerings- en

keuringsinstellingen van het FAVV moeten volgen;

In het kader van de ISO 17020-norm dient de instelling de volgende

aspecten uit te werken en toe te passen:

er dient een gedetailleerde inspectiemethode te worden uitgewerkt en gerespecteerd. Deze dient te worden gedocumenteerd en regelmatig

geëvalueerd op haar geschiktheid. Deze methode omvat onder andere informatie over de gebruikte evaluatietools, de auditcriteria, de mogelijke non-conformiteiten, de te nemen steekproef (omtrent de te

evalueren documenten, het aanwezige materiaal, …), de audittijd, …; er dient aantoonbaar gewaarborgd te worden dat alle aspecten van de

gids aan bod komen tijdens de audit.

Overgangsmaatregel:

De nieuwe versie van de gids treedt in werking drie maanden na de datum van publicatie van de goedkeuring deze nieuwe versie in het Belgisch

Staatsblad.

De audits die vóór de datum van inwerkingtreding uitgevoerd worden, mogen reeds uitgevoerd worden op basis van de nieuwe versie van de gids, voor zover alle betrokken partijen zich hier voldoende op hebben kunnen

voorbereiden. Alle audits die na deze datum uitgevoerd worden, moeten op basis van de nieuwe versie van de gids uitgevoerd worden.

Page 30: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 20

1.6 Versoepeling autocontrole

Bepaalde keukens kunnen genieten van een versoepeling van de regelgeving (Ministerieel besluit van 22 maart 2013 betreffende de

versoepelingen van de toepassingsmodaliteiten van de autocontrole en de traceerbaarheid in sommige inrichtingen in de voedselketen).

Dit wil echter niet zeggen dat deze instellingen vrijgesteld zijn om de

mogelijke gevaren in verband met voedselveiligheid niet te moeten beheersen. Integendeel zelfs, vaak wordt in deze instellingen voedsel bereid en verhandeld voor bijzonder kwetsbare groepen (kleuters, peuters,

kinderen, bejaarden, zieken,…) en is het optimaal bewaken van de gevaren een absolute noodzaak.

1.6.1 Wie komt voor de versoepeling in aanmerking?

Een grootkeuken die geen levensmiddelen bewerkt of verwerkt, kan

steeds genieten van de versoepelingen.

Een grootkeuken die wel levensmiddelen bewerkt of verwerkt, kan van de versoepeling genieten indien de inrichting voldoet aan één van de volgende voorwaarden:

(1) Versoepeling, indien enkel aan de eindverbruiker wordt geleverd

(B to C) of (2) Versoepeling, indien naast leveringen aan de eindverbruiker,

eveneens geleverd wordt aan andere inrichtingen B to B), maar de leveringen B to B zijn beperkt, meer bepaald: a) maximaal 30% van hun omzet binnen een straal van 80 km of

b) maximaal twee inrichtingen bevoorraden die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in punten (1) en (2) a) en die behoren

tot dezelfde operator als deze die levert, (3) Versoepeling, indien naast leveringen aan de eindverbruiker,

eveneens geleverd wordt aan andere inrichtingen B to B), waarbij deze leveringen niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in punt (2), maar er worden slechts 2 voltijds equivalenten

tewerkgesteld.

Indien een inrichting kan genieten van de versoepeling dan blijven deze versoepelingen eveneens geldig indien deze inrichtingen naast

levensmiddelen eveneens voorverpakte diervoeders aan de eindverbruiker leveren.

De versoepelingen op het vlak van HACCP zijn nog eens schematisch

weergegeven in de onderstaande figuur.

ZKO

ZKO

Page 31: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 21

1.6.2 GHP

GHP voorafgaand aan de HACCP hebben betrekking op:

het ontwerp en infrastructuur en uitrusting;

het hanteren van levensmiddelen, met inbegrip van het verpakken, vervoeren en opslaan;

de behandeling en het beheer van afval van levensmiddelen;

de bestrijding van schadelijke dieren, de aanwezigheid van een ongediertebestrijdingplan;

de procedures voor reinigen en ontsmetten;

de kwaliteit van het gebruikte water;

de beheersing van de koude keten en/of de warme keten en het

registreren en het beheer van non-conformiteiten;

de gezondheid van het personeel voor zover deze van invloed is op de veiligheid van de voedselketen;

de lichaamshygiëne en elkeen die in aanraking komt met levensmiddelen;

de opleiding van het personeel.

Page 32: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 22

1.6.3 GHP+ versoepelde HACCP

Bovenop de GHP voorafgaand aan de HACCP, moeten door deze vestigingseenheden volgende principes worden nageleefd:

de gevaren, de identificatie van CCP’s en de corrigerende acties mogen

vooraf worden vastgelegd in het kader van een gids;

de kritische grenzen mogen worden vastgelegd op basis van de betreffende reglementaire normen en/of aanwezigheid van normen, op basis van sensorische waarnemingen en/of van een gids;

in verband met de bewakingsprocedures mag de verplichting om registratie van de uitgevoerde controles bij te houden worden beperkt

tot de registratie van de non-conformiteiten. Niettemin moet het geheel van de analyseresultaten bewaard worden overeenkomstig

volgend punt;

de registraties van de uitgevoerde controles moeten bewaard worden

tot 6 maanden na afloop van de minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum of, bij ontstentenis daarvan, gedurende ten minste 6

maand.

de documentatie met betrekking tot het HACCP-systeem mag worden

vervangen door een gids.

1.6.4 HACCP

Hier gelden, naast de GHP, de zeven principes en het tienstappenplan zoals

beschreven in hoofdstuk 3, punt 3.2 van deze gids. Er moet een volledige gevarenanalyse van het ganse productieproces opgemaakt worden.

Kleine en zeer kleine ondernemingen dienen enkel de CCP’s en PvA die

in bijlage 1 met de vermelding ‘versoepeling’ zijn opgenomen te gebruiken. Er moet dus zelf geen gevarenanalyse worden uitgevoerd.

1.7 Wetteksten

Naast het inachtnemen van de hieronder vermelde wetteksten is het aangewezen de wijzigingen en aanvullende wetteksten op de voet te

volgen. Dit kan bijvoorbeeld via volgende informatiekanalen:

Website van het Belgisch Staatsblad: www.staatsblad.be

In verband met de Europese wetgeving: www.europa.eu.int/eur-lex

Website van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de

Voedselketen: www.FAVV.be

De huidige vigerende wetteksten die onder de bevoegdheid van het FAVV vallen zijn onder meer:

KB van 13 juli 2014 betreffende levensmiddelenhygiëne.

KB van 17 juli 2014 tot vaststelling van de bepalingen inzake de mededeling van bepaalde stoffen en producten die allergieën of

intoleranties veroorzaken voor niet-voorverpakte levensmiddelen

Ministerieel besluit van 22 maart 2013 betreffende de versoepelingen

van de toepassingsmodaliteiten van de autocontrole en de traceerbaarheid in sommige inrichtingen in de voedselketen.

KB van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door

het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

ZKO

Page 33: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 23

KB van 22 december 2005 betreffende de hygiëne van levensmiddelen

van dierlijke oorsprong.

KB van 13 december 2005 tot het verbieden van het roken in openbare plaatsen.

KB van 3 juli 2005 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof bestemd om met voedingsmiddelen in aanraking te komen

Verordening nr. 852/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne

Verordening nr. 853/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke

hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong

Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking

van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG

Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordening

(EG) nr. 1924/2006 en Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn

87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG

van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie.

MB van 22 januari 2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen.

KB van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en

traceerbaarheid in de voedselketen

KB van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op

werknemers

KB van 14 januari 2002 betreffende de kwaliteit van voor menselijke

consumptie bestemd water dat in voedingsmiddeleninrichtingen verpakt wordt of dat voor fabricage en/of het in de handel brengen van

voedingsmiddelen wordt gebruikt.

KB van 13 september 1999 betreffende de etikettering van

voorverpakte voedingsmiddelen.

MB van 28 januari 1993 betreffende de temperatuurcontrole van diepvriesproducten.

KB van 5 december 1990 betreffende diepvriesproducten

KB van 22 januari 1988 betreffende het gebruik van eetbare oliën en

voedingsvetten bij het frituren van voedingsmiddelen.

KB van 3 januari 1975 betreffende voedingswaren en -stoffen die gelden als schadelijk verklaard

KB van 17 maart 1971 tot onderwerping aan medisch toezicht van al de personen die door hun werkzaamheid rechtstreeks met voedingswaren of -stoffen in aanraking komen en die deze waren

kunnen verontreinigen of besmetten (BS 30.04.1971)

Page 34: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 24

1.8 Lijst gebruikte afkortingen

< ≤ kleiner dan, kleiner of gelijk aan

> ≥ groter dan, groter of gelijk aan

B2B Business to Business

B2C Business to Consumer

BS Belgisch Staatsblad

CA Correctieve Actie

CCP Kritisch ControlePunt

CE Conformité Européenne, Conform de Europese Richtlijnen

CFU Kolonievormende eenheden

CI CertificeringsInstelling

CM Corrigerende Maatregel

DV DiepVries

EHBO Eerste Hulp Bij Ongevallen

FAVV Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

FDA Food and Drug Administration

FEFO First Expired First Out

FIFO First In First Out

VTE Voltijds (full-time) Equivalenten

GMP Good Manufactering Practice (beheersmaatregel)

GN GastroNorm

HACCP Hazard Analysis and Critical Control Point

IQF Individually Quick Frozen

ISO International Standard Organisation

KB Koninklijk Besluit

MB Ministerieel Besluit

NF NormFormulier

N/RW Norm of RichtWaarde

OPB OngediertePreventie- en Bestrijdingsplan

PCE Provinciale Controle Eenheid

PFD Portable Document Format

pH Zuurtegraad

ppm parts pro million (delen per miljoen), 1 ppm = 1 deel in 1.000.000, of 10.000 keer minder dan 1 %.

PvA Punt van Aandacht

R/D Reiniging/Desinfectie

RF RegistratieFormulier

RV Relatieve Vochtigheid

RVS RoestVrijStaal

RW RichtWaarde

T° Temperatuur

TD Technische Dienst

TGT Te Gebruiken Tot

THT Tenminste Houdbaar Tot

UGD Uiterste GebruiksDatum

WI WerkInstructie

ZKO Zeer Kleine Onderneming

Page 35: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 25

1.9 Algemeen overzicht : CCP’s, PvA’s, WI’s, RF en NF

Nr Processtap CCP PvA WI Omschrijving RF/NF

01 Aankoop goederen

PvA.01.01 Algemene hygiëne-informatie leverancier RF.01.01

PvA.01.02 Formulier productinformatie RF.01.02

PvA.01.03 Aankoopspecificaties voorgebakken friet NF.01.03

PvA.01.04 Foutmeldingsformulier leverancier RF.01.04

PvA.01.05 Leveranciersrapport bij kwaliteitstekort RF.01.05

WI.01.01 Organisatie van de aankoop

02 Ontvangst goederen

CCP.02.01 Controle ontvangst goederen RF.02.01

PVA.02.01 Tijd tussen ontvangst en koele berging RF.02.02

Versoepeling PVA.02.02 Aanvoerregister RF.02.03

WI.02.01 Organisatie van de goederenontvangst

03 Opslag, neutraal

PvA.03.01 Richttemperatuur voor goederenopslag NF.03.01

WI.03.01 Organisatie neutrale goederenopslag

04 Opslag, gekoeld

CCP.04.01 Temperatuur koelcellen RF.04.01

Versoepeling CCP.04.02 Temperatuur koelcellen RF.04.02

CCP.04.03 Temperatuur diepvries RF.04.03

Versoepeling CCP.04.04 Temperatuur diepvries RF.04.04

PVA.04.01 Tijd/temperatuur bewaring risicoproducten

WI.04.01 Organisatie gekoelde goederenopslag

Page 36: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 26

Nr Processtap CCP PvA WI Omschrijving RF/NF

05 Voorbereiding

Versoepeling PvA.05.01 Temp. doorheen het ganse productieproces NF.05.01

WI.05.01 Organisatie van de voorbereiding

WI.05.02 WI voor het ontdooien

WI.05.03 WI pellen en opslaan (gepelde) eieren

WI.05.04 WI spoelen en snijden rauwkost

WI.05.05 WI paneren van vlees of vis

WI.05.06 WI gebruik van de vlees-, kaassnijmachine

WI.05.07 WI voor het snijden van kaas

WI.05.08 WI gebruik van verse eieren

06 Koude bereiding

WI.06.01 Organisatie van de koude bereiding

07 Warme bereiding

CCP.07.01 Temperatuur bij bereiding in warme lijn RF.07.01

CCP.07.02 Temperatuur en kwaliteit frituurolie RF.07.02

PvA.07.01 Risicoanalyse ontwikkelen gerechten RF.07.03

PvA.07.02 Risicoanalyse processtappen in receptuur RF.07.04

WI.07.01 Organisatie van de warme bereiding

WI.07.02 WI voor gebruik van de friteuse

WI.07.03 WI diepgevroren brood en gebak

WI.07.04 WI voor de productontwikkeling

08 Koelen

PVA.08.01 Temperatuurverloop afkoelen producten RF.08.01

PvA.08.02 Controle op werking van thermometers RF.08.02

Page 37: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 27

Nr Processtap CCP PvA WI Omschrijving RF/NF

WI.08.01 Organisatie van de afkoeling

09 Opslag, koude lijn

10 Portionering

PVA.10.01 Tijd/temperatuur van bereiding tot distributie

PVA.10.02 Temperatuur tijdens portioneren

PVA.10.03 Temp. serviesgoed koud portioneren, opslag

WI.10.01 Organisatie van de portionering

WI.10.02 Portioneren broodmaaltijd

WI.10.03 Tijdschema portioneren warme gerechten

WI.10.04 Portioneren koude gerechten

11 Regeneratie

PVA.11.01 Verloop tijd en temperatuur regeneratie RF.11.01

12 Distributie (distributieband en dientoog)

CCP.12.01 Serveertemp. koude, warme gerechten RF.12.01

PVA.12.01 Temperatuur warme maaltijd op afdeling RF.12.02

WI.12.01 Organisatie van de distributie

WI.12.02 Serveren van schepijs en milkshakes

WI.12.03 Serveren bier (uit vat of fles), frisdranken

13 Distributie via automaten

14 Restverwerking

PVA.14.01 Temperatuursverloop afkoeling resten RF.14.01

WI.14.01 Organisatie van de restverwerking

15 Afruim en vaatwas

PVA.15.01 Temperatuur water machinale vaatwas RF.15.01

Page 38: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 28

Nr Processtap CCP PvA WI Omschrijving RF/NF

WI.15.01 Afruim en machinale vaatwas

16 Pottenwas

PVA.16.01 Temp. water pottenwas/manuele afwas

WI.16.01 Organisatie pottenwas

17 Schoonmaak (reiniging en desinfectie)

PVA.17.01 Handen wassen en ontsmetten

PVA.17.02 Parameters schoonmaak

PVA.17.03 Resultaten reiniging, desinfectie

WI.17.01 Schoonmaak, desinfectie en onderhoud

WI.17.02 R/D keuken-, bereidingsmateriaal

WI.17.03 Reiniging/desinfectie van de ruimten

WI.17.04 Adviesdosering ontsmetting met chloor

WI.17.05 Technische onderhoud apparatuur

18 Afvalbehandeling

WI.18.01 Organisatie van de afvalbehandeling

19 Intern transport

CCP.19.01 Tijd/temp. gerechten tijdens intern transport RF.19.01

PVA.19.01 Temp. transportwagens intern transport RF.19.02

WI.19.01 Organisatie intern transport

WI.19.02 Voedingszorg op de afdeling

20 Extern transport

PVA.20.01 Afvoerregister RF.20.01

PVA.20.02 Temperatuur gerechten extern transport RF.20.02

WI.20.01 Organisatie extern transport

Page 39: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 1 Algemeenheden 29

Nr Processtap CCP PvA WI Omschrijving RF/NF

21 Flesvoeding

CCP.21.01 Tijd bij de opwarming van flessen tot 37°C RF.21.01

PvA.21.01 Tijd/temperatuur bij de afkoeling van flessen RF.21.02

PvA.21.02 Tijd/temperatuur bij de bewaring van flessen RF.21.03

PvA.21.03 Tijd/temperatuur bij consumptie van flessen RF.21.04

Page 40: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen
Page 41: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 1

AUTOCONTROLEGIDS VOOR DE SECTOR VAN DE

GROOTKEUKENS EN VERZORGINGSINSTELLINGEN

Hoofdstuk 2 HYGIENE-EISEN

Inhoud

HOOFDSTUK 2 HYGIENE-EISEN ...................................................................................................... 1

2.1 Hygiëne-eisen infrastructuur ...................................................................................................... 3 2.1.1 BEDRIJF .......................................................................................................................................... 3 2.1.2 GEBOUW ........................................................................................................................................ 3 2.1.3 PRODUCTIEFLOW, PREVENTIE KRUISBESMETTING...................................................... 4

2.2 Hygiëne-eisen lokalen ................................................................................................................... 4 2.2.1 MAGAZIJNEN ................................................................................................................................ 4 2.2.2 KOEL EN DIEPVRIESRUIMTES ............................................................................................... 5 2.2.3 BROODKEUKEN ........................................................................................................................... 5 2.2.4 ONTPAKKINGSRUIMTE ............................................................................................................. 5 2.2.5 LOKAAL GROENTEVOORBEREIDING.................................................................................... 6 2.2.6 KOUDE KEUKEN........................................................................................................................... 6 2.2.7 WARME EN KOUDE KEUKEN ................................................................................................... 6 2.2.8 KEUKEN VOOR SPECIALE BEREIDINGEN .......................................................................... 7 2.2.9 VESTIAIRES .................................................................................................................................. 7 2.2.10 EETRUIMTE ............................................................................................................................... 7 2.2.11 TOILETTEN ................................................................................................................................ 7

2.3 Hygiëne-eisen inrichting en uitrusting .................................................................................... 8 2.3.1 VLOEREN EN TRAPPEN ............................................................................................................. 8 2.3.2 WANDEN, RAMEN, ZONNEWERING ..................................................................................... 8 2.3.3 RAMEN, VENSTERBANKEN, ZONNEWERING .................................................................... 8 2.3.4 DEUREN .......................................................................................................................................... 9 2.3.5 PLAFONDS ..................................................................................................................................... 9 2.3.6 VENTILATIE ................................................................................................................................... 9 2.3.7 VERLICHTING ............................................................................................................................... 9 2.3.8 LEIDINGEN .................................................................................................................................. 10 2.3.9 LAVABO’S, KRAAN, ZEEP, WEGWERPHANDDOEK, NAGELBORSTELTJE .............. 10 2.3.10 WERKVLAKKEN, TAFELS EN APPARATEN .................................................................... 11 2.3.11 SNIJPLANKEN, ROER- EN SCHEPMATERIAAL ............................................................ 11 2.3.12 BEREIDINGSTOESTELLEN ................................................................................................. 11 2.3.13 BESTEK EN PORSELEIN ..................................................................................................... 12

2.4 Enkele specifieke hygiëne-eisen ............................................................................................. 12 2.4.1 VOEDSELALLERGIE .................................................................................................................. 12 2.4.2 PRODUCTGROEPEN .................................................................................................................. 15 2.4.3 KWALITEIT VAN HET WATER ............................................................................................... 16 2.4.4 PREVENTIE CHEMISCHE BESMETTINGEN ....................................................................... 17 2.4.5 KRUISBESMETTING VOORKOMEN ...................................................................................... 18 2.4.6 SCHOONMAAKMATERIAAL .................................................................................................... 19 2.4.7 BESTRIJDING VAN ONGEDIERTE ....................................................................................... 19

Page 42: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 2

2.4.8 TECHNISCH ONDERHOUD ..................................................................................................... 20 2.4.9 HET METEN VAN TEMPERATUREN ...................................................................................... 21

2.5 Persoonlijke hygiëne .................................................................................................................... 21 2.5.1 MOGELIJKE GEVAREN ............................................................................................................. 22 2.5.2 HYGIËNISCH BEWUSTZIJN EN GEDRAG .......................................................................... 22 2.5.3 OPLEIDINGEN EN BIJSCHOLING ........................................................................................ 23 2.5.4 BESCHERMKLEDING, KOKSHANDDOEK, ZAKDOEK .................................................... 24 2.5.5 HANDHYGIËNE ........................................................................................................................... 24 2.5.6 GEBRUIK VAN HANDSCHOENEN ......................................................................................... 26 2.5.7 HAAR, BAARD EN SNOR ......................................................................................................... 26 2.5.8 MEDISCH ATTEST EN ZIEKTE .............................................................................................. 26 2.5.9 VERANTWOORDELIJKHEDEN ................................................................................................ 27

Page 43: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 3

2.1 Hygiëne-eisen infrastructuur

2.1.1 Bedrijf

De inplanting van de keuken moet zodanig gekozen worden dat schadelijke

invloeden van buitenaf tot een minimum beperkt worden. Ook de keuken zelf mag geen hinder veroorzaken (bijvoorbeeld geur- of lawaaihinder) voor nabijgelegen gebouwen.

Er mogen geen besmettingsbronnen in de onmiddellijke omgeving aanwezig zijn en de nodige maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat ongedierte in het keukencomplex kan binnendringen.

2.1.2 Gebouw

Een keukeninrichting is ingedeeld in verscheidene ruimtes en zones. Naar de

letter van de wet moeten dit geen afzonderlijke ruimtes zijn. Gezien echter het potentieel risico voor besmetting tussen de verschillende zones (vuile/schone) of rauw/afgewerkte producten, is het aangewezen deze zones zo veel mogelijk van

elkaar te scheiden. Indien dit niet kan gerealiseerd worden, moet een ‘scheiding in de tijd’ zeker toegepast worden.

Het opmaken van een grondplan van de voedingsdienst laat toe zich een

duidelijk beeld te vormen van onder meer deze scheidingen. Het wordt aanbevolen het grondplan met de diverse zones en de diverse stromen (rauwe

producten, afgewerkte producten, personeel, afwas, afval, …) in het HACCP-handboek op te nemen.

De meest voorkomende zones zijn:

personeelsruimtes: vestiaires, toiletten, personeelscafetaria, …

ontvangst- en opslagruimtes: loskade, magazijn voeding en niet-voeding,

frigo’s voor: ongespoelde groenten en fruit, gespoelde groenten en fruit, vlees en gevogelte, vis, zuivelproducten en eieren, bereide gerechten,

diepvries voor vlees, vis en varia;

voorbereidingsruimtes, “mise-en-place”: ontpakkingsruimte,

groetenvoorbereiding, (snijden, wassen, spoelen), aardappelschilafdeling;

bereidingsruimtes: koude keuken, warme keuken, keuken voor speciale bereidingen, broodkamer, dessertkeuken;

portioneerruimtes en opslagruimtes voor afgewerkte producten: frigo half- en afgewerkte producten, portioneerruimte;

afdelingskeukens en decentrale eetzalen;

bedrijfsrestaurant en/of cafetaria: buffetzone, zitplaatsen, afruimzone;

vaatwas: machinale en/of manuele vaatwas, pottenwas, opslag

vaatwasproducten;

opslag schone vaat en opslag transportkarren;

schoonmaaklokaal: stockage van schoonmaakproducten en

schoonmaakmaterialen;

opslag leeggoed;

opslag afval;

………

Page 44: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 4

Het onderhoud van de lokalen en de erin aanwezige installaties dient op een

passende wijze te gebeuren en zal met de geëigende registratieformulieren kunnen aangetoond worden.

2.1.3 Productieflow, preventie kruisbesmetting

Het ontwerp, de indeling en de afmetingen van de lokalen, alsook de uitrusting en inrichting ervan zijn zodanig opgevat dat ze ‘goede hygiënische praktijken’

toelaten. Doorheen het ganse productieproces moet voorkomen worden dat voedingsmiddelen verontreinigd worden door onder meer:

personeel;

andere voedingsmiddelen of grondstoffen;

ongedierte;

uitrusting;

materialen;

water;

lucht;

externe bronnen van verontreiniging.

Om dit te voorkomen moet het productieproces logisch worden opgebouwd door

bijvoorbeeld de productieflow ‘van vuil naar proper’ te laten verlopen. Het uittekenen van de product- en productieflow brengt deze stroom duidelijk in kaart.

Om kruisbesmetting te voorkomen mogen werkbanken, tafels, apparaten, gereedschap, recipiënten en alle andere voorwerpen die met rauwe voedingsmiddelen in aanraking zijn geweest, NIET in aanraking komen met

bereide voedingsmiddelen, tenzij deze vooraf grondig gereinigd en gedesinfecteerd werden.

2.2 Hygiëne-eisen lokalen

Orde en netheid zijn fundamentele basisvoorwaarden voor een goede hygiëne van de lokalen.

2.2.1 Magazijnen

Vloeren en wanden bestaan uit goed afwasbare materialen.

De rekken zijn bij voorkeur demonteerbaar, afwasbaar. Ze worden (om

veiligheidsredenen) bij voorkeur vastgemaakt aan de muur. Om het reinigen onder de rekken mogelijk te maken moet voldoende ruimte gelaten worden

onder het onderste schap (minimaal 15 cm). Gefragmenteerde leggers zijn aan te raden.

Producten staan niet rechtstreeks op de grond.

De vochtigheidsgraad is voldoende laag (bij voorkeur 30-40 % relatieve

vochtigheid), dit voorkomt schimmel- en condensvorming.

Een degelijke verluchting is vereist. In openstaande ramen zijn horren geplaatst.

Page 45: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 5

2.2.2 Koel en diepvriesruimtes

Vloeren en wanden bestaan uit goed afwasbare materialen.

De rekken zijn goed afwasbaar en gemakkelijk te demonteren (gefragmenteerde leggers).

De temperatuur wordt nauwlettend opgevolgd via een continue of manuele

registratie, waarbij voor deze laatste een losse thermometer wordt gebruikt. In koelruimtes van meer dan 10 m3 (voorzien van een automatische

temperatuursregistratie) treedt er een alarmsysteem in werking wanneer de temperatuur te hoog oploopt.

Voor diepvriesruimtes van meer dan 10 m3 is automatische registratie van de temperatuur verplicht. Voor alle andere diepvriescellen wordt een

manuele opvolging en registratie ten zeerste aanbevolen.

Rauwe en bereide levensmiddelen worden in afzonderlijke zones in de koelruimte en afgedekt gestockeerd. Bij

plaatsgebrek worden bereide waren bovenaan en rauwe producten onderaan geplaatst (verticale scheiding) of

worden rauwe en bereide producten gescheiden naast elkaar geplaatst (horizontale scheiding). De koelinstallaties zijn voldoende krachtig en bedrijfszeker zodat de

voorgeschreven temperaturen kunnen aangehouden worden.

De koel- en diepvriesruimtes zijn ordelijk en overzichtelijk,

waarin het “first in first out” (FIFO) principe wordt toegepast. Indien van toepassing moet het “first expired first out” (FEFO of eerst vervallen producten eerst

gebruiken) bij prioriteit worden toegepast.

Plaats nooit producten rechtstreeks op de vloer van de frigo of diepvries en zorg er voor dat alles afgedekt is.

2.2.3 Broodkeuken

In de broodkeuken worden verschillende soorten brood verdeeld, bewerkt en

eventueel gesmeerd. Hier worden in hoofdzaak producten uit groep III (zie punt 2.4.2) verhandeld, ze worden steeds verpakt en gekoeld bewaard.

2.2.4 Ontpakkingsruimte

In deze ruimte wordt de verpakking (karton, hout, plastic, blik, …) verwijderd. Geleverde grondstoffen worden zoveel mogelijk in ‘keuken-eigen’ recipiënten

overgebracht, dit om te vermijden dat verpakkingsmateriaal, transportmateriaal oorzaak zouden zijn van kruisbesmetting. Zorg ervoor dat bij het uitpakken of overgieten de informatie nodig voor de traceerbaarheid mee op de eigen

verpakking wordt overgedragen.

Waar mogelijk worden hiervoor recipiënten met verschillende kleuren gebruikt (bijvoorbeeld rood voor vlees, bruin voor brood, groen voor groenten, …).

Het verwijderde verpakkingsmateriaal wordt zo snel mogelijk weggebracht.

CCP.04.01

CCP.04.03

Page 46: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 6

2.2.5 Lokaal groentevoorbereiding

In deze ruimte is het belangrijk een duidelijke scheiding tussen vuile en schone zone te realiseren, zowel wat betreft grondstoffen, materialen als personeel. Het

uittekenen van een grondstoffen-, afvalstroom op het grondplan geeft een duidelijk beeld van deze bewegingen weer.

Ook hier is het wenselijk verschillende snijplanken, recipiënten, wasbakken of

materiaal voor ‘vuil en schoon’ te gebruiken (gebruik bijvoorbeeld niet dezelfde wasbak voor het spoelen van de groenten en het uitgieten van zeepsop) en is het opstellen van een goede werkplanning noodzakelijk.

De groentekuis heeft bij voorkeur een temperatuur lager dan 18ºC. Kan dit niet

gerealiseerd worden, dan moeten de groenten en koel te bewaren producten zonder onderbreking verwerkt worden.

2.2.6 Koude keuken

In de koude keuken worden o.a. slaatjes, koude schotels, belegde broodjes, koude desserts bereid en verdeeld.

De koude keuken is bij voorkeur gekoeld tot een temperatuur van 15 tot 18°C. Kan dit niet gerealiseerd worden, dan worden de bereidingen binnen de kortst mogelijke tijd bereid en terug in de koeling geplaatst. Er wordt uiterst hygiënisch

gewerkt omdat het vaak producten uit groep I betreft.

2.2.7 Warme en koude keuken

De keuken vormt een afgesloten geheel.

Klanten, personeel en bewoners ondervinden geen geur- of lawaaihinder van de keukenactiviteiten.

De toegang is strikt beperkt tot bevoegde personen. Ingeval het betreden van de

keuken toch noodzakelijk is voor een goed verloop van de dienst, kunnen vloermarkeringen worden aangebracht tot waar de toegang voor ‘keukenvreemden’ toegelaten is. Beschermkleding dient ter beschikking worden

gesteld (hoofddeksel, overjas, eventueel schoenbeschermers) voor bezoekers die de lokalen wensen te betreden.

De lokalen worden niet als doorgang gebruikt. Het sluiten van de keuken is vaak

de enige mogelijkheid om onbevoegden uit de keuken te weren.

In het keukencomplex volgen de levensmiddelen en de materialen een eenrichtingsstroom van vuile zones naar schone zones zonder elkaar te kruisen.

De stroom van het kookproces gaat van niet-bereid naar bereid. Teken deze

stroom uit op het grondplan, waarop een duidelijk onderscheid moet te zien zijn tussen de vuile en schone zones, alsook tussen zones van bereid en niet-bereid voedsel.

Het scheiden van vuil en proper wordt zowel op ruimtelijk als op werkorganisatorisch vlak doorgevoerd.

De keuken is voldoende ruim voor de taken die er worden uitgevoerd.

De keuken biedt de faciliteiten om hygiënisch te kunnen werken.

In de keuken gebeuren geen andere activiteiten dan het bereiden, portioneren en

distribueren van voedsel.

WI.06.01

Page 47: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 7

2.2.8 Keuken voor speciale bereidingen

Hieronder wordt onder meer verstaan de bereiding van dieetmaaltijden, die bij

voorkeur deel uitmaakt van de gewone maaltijdproductie. Indien aparte, kleinere hoeveelheden worden bereid (bijvoorbeeld dieetmaaltijden, gemixte maaltijden,… ) hanteert men dezelfde strenge normen en richtwaarden als in de

gewone productie.

Vooral maal- en pureermachines verdienen extra aandacht: enkel afspoelen volstaat niet, ze worden grondig gereinigd (bij voorkeur in de vaatwasmachine

gewassen) en ontsmet en nadien grondig nagespoeld.

Ook de temperatuurbeheersing in deze afdeling en de snelheid van werken is hier belangrijk. De extra manipulaties voor de speciale bereidingen, veelal

bedoeld voor kwetsbare consumenten, verhogen immers het besmettingsrisico.

Flesvoeding dient bereid te worden in een daarvoor voorziene ruimte. Vermits deze voeding voor zwakke en kwetsbare consumenten wordt bereid gelden hier de strengste hygiënevoorzorgsmaatregelen. Sondevoeding wordt bij voorkeur

aangekocht, waardoor de besmettingsgevaren tot een minimum beperkt worden. De bereiding geschiedt zo kort mogelijk bij het consumptiemoment (zie

processtap 21).

2.2.9 Vestiaires

Vestiaires bevinden zich buiten de eigenlijke keuken.

Vestiaires zijn voorzien van opbergkastje, handenwasgelegenheid en – indien mogelijk - voldoende doucheruimte.

Werkkleding en persoonlijke kleding worden van elkaar gescheiden. Contact

tussen vuile en propere of persoonlijke kleding wordt vermeden.

2.2.10 Eetruimte

Het is verboden te eten in de keukenruimte. Het keukenpersoneel maakt

hiervoor gebruik van een afzonderlijke eetruimte.

2.2.11 Toiletten

De toiletten staan niet rechtstreeks in verbinding met de keuken. Ze zijn bij voorkeur uitsluitend voor het keukenpersoneel bestemd en zijn in voldoende

aantal aanwezig.

Ze zijn minstens door een gang of sas gescheiden van de productie- en opslagruimtes waar onverpakte levensmiddelen aanwezig zijn.

Ze zijn uitgerust met een goed spoelsysteem, onberispelijk schoon, goed onderhouden en degelijk verlucht.

Er is een lavabo, voorzien van warm en koud water en vloeibare zeep, aanwezig in de onmiddellijke nabijheid van de toiletvoorzieningen. De handen moeten op hygiënische wijze gedroogd kunnen worden.

Er hangt een bericht, KB 22/12/05, (of pictogram): ‘handen wassen na

toiletgebruik is verplicht’. In hoofdstuk 2, onder punt 2.5.5 (handhygiëne) staat

Page 48: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 8

beschreven hoe de handen op een doeltreffende wijze gewassen dienen te

worden.

2.3 Hygiëne-eisen inrichting en uitrusting

2.3.1 Vloeren en trappen

De vloeren zijn goed reinigbaar en bestaan uit hard, ondoordringbaar antislipmateriaal dat zuur- en loogbestendig is. De vloeren zijn effen, in goede

staat en vrij van spleten.

Een vloer uit tegels moet aan dezelfde eisen als hierboven beschreven voldoen. Er zijn geen losse of beschadigde tegels aanwezig. De voegen zijn zo klein

mogelijk en ondoordringbaar voor water (er werd waterwerend voegsel gebruikt).

De scheiding tussen vloer en muur is bij voorkeur afgerond om vuilophoping te

vermijden en een gemakkelijke reiniging toe te laten.

De trappen moeten aan dezelfde zoals hierboven beschreven voorwaarden voldoen en goed kunnen worden schoongemaakt. Ze zijn voorzien van een antisliplaag en een trapleuning.

2.3.2 Wanden, ramen, zonnewering

De wanden bestaan uit ondoordringbaar materiaal, zijn vrij van spleten en

beschadigingen (dit zijn ideale verblijfplaatsen voor insecten), vrij van plaatsen waar vocht of vuil zich ophoopt (micro-organismen kunnen zich hierin optimaal

ontwikkelen). Tegelwanden moeten aan dezelfde voorwaarden voldoen als de vloeren.

Overgangen tussen wand en vloer, tussen wand en plafond zijn steeds afgerond, dit om ze goed te kunnen reinigen.

De wanden hebben bij voorkeur een lichte kleur, waardoor vuil gemakkelijker zichtbaar wordt.

2.3.3 Ramen, vensterbanken, zonnewering

Deze zijn vervaardigd uit harde, afwasbare materialen, vrij van spleten en beschadigingen. Indien de ramen kunnen geopend worden, zijn ze bij voorkeur

voorzien van verwijderbare horren.

Om overmatige hitte door rechtstreekse zonnestralen te voorkomen worden kleine vensters voorzien of wordt zonne-inslag door een goede zonnewering

voorkomen. Zonnewering wordt bij voorkeur aan de buitenkant geplaatst.

Gordijnen in stof zijn niet aan te raden in een keuken, tenzij ze degelijk kunnen gewassen worden.

Tijdens de bereiding en distributie zijn de buitenramen dicht, wat besmetting door de buitenlucht voorkomt.

Om te voorkomen dat er zich overmatig stof en vuil ophoopt of dat er ‘vergeten’ zaken op geplaatst worden, is het wenselijk dat vensterbanken in de productieruimten schuin worden gemonteerd.

Page 49: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 9

2.3.4 Deuren

De deuren zijn goed reinigbaar en bestaan uit hard, ondoordringbaar materiaal. Kunststof of roestvrij metaal is hiervoor beter geschikt dan hout.

Automatische deuren of klapdeuren zijn, waar mogelijk, te verkiezen boven de

‘traditionele’ deuren, hierdoor worden temperatuurschommelingen tot een minimum beperkt.

Klinken en handgrepen zijn gemakkelijk te reinigen. Omdat ze vaak besmet zijn,

moeten ze zeker in het reinigings- en desinfectieplan worden opgenomen.

2.3.5 Plafonds

De plafonds zijn goed reinigbaar. Een effen oppervlak is in dit opzicht het

eenvoudigst te reinigen. De aard van het gebruikte materiaal moet condens-, roest- en schimmelvorming voorkomen.

2.3.6 Ventilatie

Een centraal afzuigsysteem met roosters in het plafond of afzuigkappen,

verzekeren de noodzakelijke luchtafvoer. Inblaasventilatoren zijn van filters voorzien.

Alle filters zijn uitneembaar en onderhoudsvriendelijk. Het onderhoud van de ventilatie- en afvoersystemen, inclusief de air-conditionering, moet doeltreffend

gebeuren en geregistreerd worden.

Ventilatie- en afvoersystemen hebben een voldoende capaciteit om overmatige warmte, vocht en dampen efficiënt te kunnen afvoeren. Automatische

klimaatsregeling (air-conditionering) verhoogt het werkcomfort en houdt de temperatuur constant.

Afvoersystemen, filters en schachten worden op geregelde basis onderhouden,

wat zowel vanuit hygiënisch standpunt als vanuit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is.

Draaiende, verplaatsbare ventilatoren zijn tijdens de bereiding en distributie van

maaltijden verboden, ze vergroten het risico op fysische en microbiële besmetting van het voedsel.

2.3.7 Verlichting

De verlichting (dag- of kunstlicht) en de lichtsterkte in de lokalen is aan de werkzaamheden aangepast. Volgende lichtintensiteit in de diverse lokalen wordt

aanbevolen:

500 Lux voor voorbereiding, bereiding en controleplaatsen;

250 Lux voor bediening en uitgiftebuffet;

110 Lux voor magazijnen en gangen.

Page 50: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 10

Lampen in productieafdelingen zijn voorzien van een waterdichte, afwasbare

kunststof kap. Hierdoor wordt vermeden dat bij breuk glasscherven in de voeding terechtkomen. Waar nodig zijn de kappen ook warmtebestendig.

2.3.8 Leidingen

Toevoer- en afvoerleidingen vertonen geen lekken, ze zijn bij voorkeur in de

muur verwerkt of op voldoende afstand van de muur bevestigd waardoor ze goed afwasbaar zijn. Zo niet worden extra ruimtes gecreëerd waar vuil zich kan ophopen, insecten zich kunnen verschuilen en micro-organismen zich kunnen

vermenigvuldigen.

Afvoersystemen zijn zo geplaatst en ontworpen dat ze geen gevaar vormen voor besmetting en geen ongewenste geuren verspreiden.

Stopcontacten en schakelaars zijn waterdicht, zodat ze samen met de wanden

kunnen worden gereinigd (in het reinigings- en desinfectieplan op te nemen).

2.3.9 Lavabo’s, kraan, zeep, wegwerphanddoek, nagelborsteltje

In elk lokaal van de voedingsdienst waar levensmiddelen worden verhandeld of bereid zijn er één of meer lavabo’s voorzien.

Deze lavabo’s dienen uitsluitend voor het wassen van de handen en niet voor het spoelen van levensmiddelen, om er de handvaatwas in te doen of als

emmerlediging.

De lavabo’s worden goed onderhouden en zijn voorzien van:

stromend, drinkbaar warm én koud water, voldoend aan de wettelijke voorschriften1;

een verdeler met vloeibare zeep, (stukzeep is verboden);

wegwerphanddoekjes, papier voor éénmalig gebruik, handdoekrollen;

nagelborsteltje (aanbevolen) in een ontsmettende oplossing;

hygiënisch (pedaal)vuilnisbakje voor wegwerphanddoekjes.

Handdoeken worden slechts éénmaal gebruikt (wegwerpdoekjes of papier op

rollen). Het gebruik van warme luchtblazers wordt ten stelligste afgeraden, in het bijzonder op plaatsen waar voedingsmiddelen onverpakt of onafgedekt aanwezig zijn, aangezien het risico op kruisbesmetting reëel is.

De zeepverdeler wordt bij voorkeur bediend met arm, pols of elektronisch.

Handbediende kranen zijn nog toegelaten op voorwaarde dat ze hygiënisch

bediend worden (een wegwerpdoekje gebruiken om de kraan dicht te draaien). De voorkeur gaat naar elektronische, elleboog-, knie-of voetkranen Bij

verbouwingen is het verplichtend niet-handbediende kranen te installeren.

Het nagelborsteltje mag geen bron van kruisbesmetting zijn. Bij voorkeur is het uit kunststof en ligt het in een ontsmettingsvloeistof die dagelijks wordt

vervangen.

1 zie punt 2.4.3 voor meer details

PvA.17.01

Page 51: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 11

2.3.10 Werkvlakken, tafels en apparaten

Tafels en werkvlakken zijn corrosiebestendig, vervaardigd uit goed afwasbare

gladde materialen die geen giftige stoffen, geur, kleur of smaak overbrengen.

Tafels mogen onderaan voorzien zijn van een legger maar deze moet voldoende hoog zijn (min. 15 cm) zodat er gemakkelijk kan onder gereinigd worden.

De werkvlakken en apparaten hangen bij voorkeur aan de muur om de vloer

goed te kunnen reinigen. Indien dit niet kan, staan ze op blokkeerbare wielen. Voor vaste tafels zijn eventuele spleten tussen tafel en wand afgewerkt of opgevuld met een waterafstotend product.

2.3.11 Snijplanken, roer- en schepmateriaal

Snijplanken, roer- en schepmateriaal zijn van kunststof of niet-absorberend

materiaal en van goede kwaliteit. Gezien houten snijplanken zelden aan deze voorwaarde (niet-absorberend) voldoen zijn ze niet aangewezen voor gebruik in de keuken. Indien ze wel aan de voorwaarden voldoen, is er geen bezwaar om

houten planken in de keuken te gebruiken. Ze worden na elk gebruik grondig gereinigd (en eventueel ontsmet).

Als (houten) snijplanken na verloop van tijd verkleurd of beschadigd zijn, dienen

ze bijgeschaafd of vervangen te worden.

Het wordt sterk aanbevolen afzonderlijke snijplanken te voorzien voor het versnijden van rauwe producten (bijvoorbeeld hakken van peterselie) en bereide

producten (bijvoorbeeld versnijden van gebraden kip). Om een goed onderscheid te maken tussen de verschillende snijplanken kunnen gekleurde planken gebruikt worden.

Tussentijds reinigen van de snijplanken tijdens de productie gebeurt zo vaak als nodig (bij een nieuwe opdracht, na een pauze, …). Na gebruik worden de snijplanken, het roer- en schepmateriaal steeds grondig gereinigd en wordt het

thermisch of chemisch ontsmet. Na de werkzaamheden en de eindreiniging worden deze materialen zo droog mogelijk en niet opeengestapeld opgeborgen.

Een rek waarin de planken los van elkaar geplaatst worden is aan te bevelen.

2.3.12 Bereidingstoestellen

Toestellen (zowel voor koude als voor warme bereidingen) zijn bij voorkeur

vervaardigd uit corrosiebestendig materiaal en degelijk onderhouden. Ander materiaal is enkel toegestaan als kan worden aangetoond dat het goed

afwasbaar is en geen residu’s nalaat in de voeding.

Bij vaste kookketels mag na het reinigen geen vocht in de ketels achterblijven. Aftapkranen verdienen extra aandacht: ze zijn demonteerbaar en worden

dagelijks grondig gereinigd en hebben een minimum aan hoeken.

Apparatuur die niet courant gebruikt wordt is stofvrij afgeschermd.

Page 52: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 12

2.3.13 Bestek en porselein

Het bestek is vervaardigd uit corrosiebestendig materiaal en is goed onderhouden.

Het gebruikte porselein vertoont geen barsten of beschadigingen. Beschadigd of

versleten materiaal wordt uit circulatie genomen.

Wegwerpbestek wordt afgedekt of in de verpakking gestockeerd.

2.4 Enkele specifieke hygiëne-eisen

2.4.1 Voedselallergie

Het aantal personen dat allergisch reageert op voedsel gaat de laatste jaren alsmaar in stijgende lijn. Wetenschappers schatten dat ongeveer 1 tot 7 % van

de volwassen bevolking in Europa allergisch reageert op bepaalde voedingsmiddelen. Bij kinderen, gezien hun nog niet volledig ontwikkeld

afweersysteem, ligt dit cijfer nog hoger (5-10 %). Uit de resultaten van de in België recent gehouden Voedselconsumptiepeiling worden deze cijfers bevestigd.

Niet alle symptomen van voedselovergevoeligheid zijn het gevolg van een

voedselallergie. Sommige personen verdragen geen melk omdat ze het melksuiker niet of slecht verteren (lactose-intolerantie), andere personen hebben een afkeer voor mosselen (voedselaversie). Dit heeft niets met voedselallergie te

maken, al kunnen melk en mosselen wel een voedselallergie veroorzaken.

Een voedselallergie is een reactie van het lichaam op een allergeen. Een allergeen is een eiwitbestanddeel dat aanwezig is in voedsel en in het lichaam

een specifieke antistof hiertegen aanmaakt. Het zijn deze antistoffen die verantwoordelijk zijn voor een zeer uiteenlopende waaier van klachten zoals: huiduitslag, jeuk, misselijkheid, vochtopstapeling, verstopte luchtwegen,

hoofdpijn, buikpijn, diarree, … In sommige gevallen kan de reactie zo hevig zijn dat het lichaam in shock verkeert (anafylactische shock). Dit is een zeer ernstige

toestand die de dood tot gevolg kan hebben.

Wetgeving

In het KB van 13 september 1999 (gewijzigd met het KB van 13 februari 2005) betreffende de etikettering van voorverpakte levensmiddelen staan de modaliteiten van de verplichte vermeldingen op de verpakking beschreven. In

het gewijzigd KB zijn twee belangrijke wijzigingen aangebracht:

De 25 %-regel wordt ongedaan gemaakt. Vroeger moesten grondstoffen of samengestelde ingrediënten die minder dan 25 % deel uitmaakten van

een product niet op de verpakking vermeld worden. Daar had een persoon die een gekende allergie had voor bepaalde eiwitbestanddelen geen enkele boodschap aan. Met uitzondering van een aantal producten is deze 25 %-

regel herleid tot de 0 %-regel.

De producent is momenteel ook verplicht ingrediënten en hun afgeleide producten die tot de top-14-risicogroep behoren op de verpakking te

Page 53: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 13

vermelden2. In de praktijk blijken deze grondstoffen in 90 % van de

gevallen verantwoordelijk te zijn voor de allergische reactie bij gevoelige personen. Het betreft volgende ingrediënten: glutenbevattende granen

(tarwe, rogge, gerst, haver, spelt, kamut), vis, schaaldieren, eieren, aardnoten, soja, melk (inclusief lactose), schaalvruchten (amandelen, hazel-, wal-, cashew-, pecan-, para-, pistache-, macadamianoten),

selderij, mosterd, sesamzaad, lupine, weekdieren en sulfieten.

Daarnaast beschrijft het KB van 17 juli 2014 tot vaststelling van de bepalingen inzake de mededeling van bepaalde stoffen en producten die allergieën of intoleranties veroorzaken voor niet-voorverpakte

levensmiddelen hoe men de consument moet informeren over de mogelijke aanwezigheid van allergenen in niet-voorverpakte producten.

Allergenen in de praktijk Hoe moeten keukenverantwoordelijken en –medewerkers in de dagdagelijkse praktijk omgaan met de problematiek van voedselallergenen?

Iemand die zelf zijn/haar voedsel bereidt, kan, dankzij de gedetailleerde en

verplichte vermelding op de verpakking, maximaal rekening houden met ‘te mijden’ grondstoffen. Gebruikt deze persoon een maaltijd buitenshuis, zou hij/zij

dezelfde garantie moeten kunnen krijgen in verband met de aan- of afwezigheid van bepaalde grondstoffen. In de praktijk blijkt dat ongeveer een derde van de

allergische reacties voorkomen bij het gebruik van maaltijden buitenshuis en dat het voorkomen van een anafylactische shock in 97 % van de gevallen bij een buitenshuis genomen maaltijd voorkomt. Er ligt

met andere woorden een belangrijke verantwoordelijkheid bij de medewerkers in een grootkeuken om – tot in het kleinste detail – de samenstelling van de

gerechten te kennen.

Wettelijke verplichtingen (KB van 17 juli 2014)

Op het etiket van voorverpakte levensmiddelen is men verplicht de allergenen of

producten die intoleranties kunnen veroorzaken en aanwezig zijn in het product, te vermelden. Bij de verkoop van niet-voorverpakte levensmiddelen, zoals

maaltijden in een grootkeuken, moet de consument eveneens geïnformeerd kunnen worden over de eventuele aanwezigheid van deze stoffen in een product.

2 Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25

oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten,

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1924/2006 en Verordening (EG) nr. 1925/2006

van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG

van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de

Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen

2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van

de Commissie.

Page 54: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 14

Men kan er voor kiezen deze informatie schriftelijk mee te delen, maar u kan de

informatie ook mondeling overbrengen.

Als de informatie mondeling meegedeeld zal worden moet u aan volgende wettelijke vereisten voldoen:

1) Werk een interne procedure uit die garandeert dat de informatie correct

kan worden meegedeeld en implementeer deze. De procedure moet op papier of elektronisch beschikbaar zijn en gemakkelijk toegankelijk zijn

voor het personeel. 2) Zorg er voor dat het personeel opgeleid is en de interne procedure kent. 3) Breng een makkelijk zichtbare en duidelijk leesbare vermelding aan waarin

u uw cliënteel verzoekt om zich tot het personeel te wenden indien men informatie wenst over de allergenen en stoffen die intoleranties kunnen

veroorzaken. Meer informatie hierover kan gevonden worden in de omzendbrief met betrekking tot allergeneninformatie van het FAVV

(www.FAVV.be>professionelen> levensmiddelen>etikettering van levensmiddelen>omzendbrief van 13 december 2014).

Andere aanbevelingen

Bewust zijn van de problematiek in verband met voedselallergie.

Weten hoe – zeker wanneer acuut gevaar (shock) dreigt – op een

passende wijze moet gereageerd worden.

Goed hygiënisch handelen door bijvoorbeeld kruisbesmetting tijdens de

bereiding of distributie te voorkomen. Al bevatten bepaalde gerechten niet een ‘top-14-ingrediënt’ kan het er toch in aanwezig zijn als gevolg van een

kruisbesmetting (‘besmetting’ door een snijplank, schep-, meng-, snij-, meng- of verpakkingsmateriaal, …)

Op de hoogte zijn van de risicogrondstoffen (top 14) maar ook beseffen dat er nog tientallen andere grondstoffen bestaan die ook allergische

reacties kunnen veroorzaken.

Een melding van een consument: “ik ben allergisch voor …” ernstig nemen

en dit niet als ‘aanstellerij’ van de consument/klant aanzien.

Informatie aan keukenmedewerkers moet een ‘verplicht onderdeel’

uitmaken van de bij wet voorgeschreven opleiding in verband met voedselveiligheid.

Er bestaat geen medicatie tegen allergie (wel tegen de symptomen die een allergie veroorzaakt). De enige afdoende preventieve maatregel die kan

genomen worden om een allergische reactie te voorkomen is het allergie veroorzakende levensmiddelen niet in te nemen!

Meer informatie omtrent deze materie is te vinden op de website van het FAVV onder de rubriek ‘beroepssectoren’.

Page 55: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 15

2.4.2 Productgroepen

Het fysisch, chemisch of microbiologisch besmettingsgevaar van suiker of zout is veel minder groot dan dat van verse vis of gemalen vlees. Vandaar dat een

indeling in productgroepen wordt voorgesteld. De indeling is gebaseerd op een al dan niet voldoende verhitting (minimaal 80°C gedurende 10 min. of vergelijkbaar) van de LVM, maar ook op basis van hun wateractiviteit,

eiwitgehalte of zuurtegraad.

Productgroepen In de keuken niet of

onvoldoende verhit

In de keuken

voldoende verhit

Industrieel niet of onvoldoende verhit

Groep I Groep II

Industrieel voldoende

verhit Groep III Groep IV

Het weze duidelijk dat producten uit groep I het grootste risico voor microbieel bederf inhouden en dat producten uit groep IV het minste microbiologisch risico inhouden. Levensmiddelen uit groep I, zoals bijvoorbeeld groenten en fruit of

kruiden en specerijen, zijn minder risicovol omdat ze respectievelijk wel waterrijk maar niet eiwitrijk zijn (groenten, fruit) of niet waterrijk en niet eiwitrijk

(kruiden, specerijen).

Enkele voorbeelden

Groep I

Filet américain, gerookte vis, verse vis die rauw gegeten wordt, zakouski’s, saignant gebakken vlees, verse zuivelproducten (vb. yoghurt),

groenten voor salades (4de gamma), grote stukken vlees, kruiden, rauwkost, samengestelde salades, schaal- en schelpdieren, specerijen, vers fruit,

vleeswaren, rauwe eieren, eierenbereidingen zoals mayonaise, omelet, zacht gekookte eieren, sabayon, Hollandse saus, eidooier toegevoegd aan pureeaardappelen, …

Groep II

Aardappelen, rauwe deegwaren, graanproducten, te koken groenten, kruiden,

specerijen, peulvruchten, bakkerijgrondstoffen, poeders, schaal- en schelpdieren (indien voldoende verhit in de keuken), verse vis, vlees, wild, pluimvee, hard

gekookte eieren, volledig doorbakken spiegeleieren,…

WI.05.08

Page 56: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 16

Brood, zoet beleg (confituur, choco, siroop, ..), vruchtenmoes, fruit in blik,

industrieel gebak, koekjes, gepasteuriseerde producten, gesteriliseerde producten, nagerechten, vetstoffen, zuivelproducten.

Groep IV

Aardappelpureevlokken, bindmiddelen, blik- en diepvriesgroenten voor warme bereidingen, deegwaren, UHT3 melk bijvoorbeeld gebruikt voor pudding of

bechamelsaus, paneermeel, soepen/sauzen in blik, bereide warme gerechten.

Een product uit groep IV (dat zowel industrieel als in de keuken voldoende verhit wordt, bijvoorbeeld gesteriliseerde melk gebruikt voor de bereiding van pudding)

is bacteriologisch veiliger dan een product dat in geen van beide gevallen voldoende verhit wordt (bijvoorbeeld zacht gekookte eieren). Uiteraard moet de

bereide pudding in de passende omstandigheden bewaard worden om nieuwe besmettingen te voorkomen.

Naast de factor temperatuur zijn ook andere criteria zoals eiwit-, suiker-, zout-, alcoholgehalte, alsook de wateractiviteit (aw) of zuurtegraad (pH), … bepalend

voor de houdbaarheid en veiligheid van een product. Zo houdt een gezouten ham, in zuur opgelegde haring, … minder risico in dan gekookte ham of verse

haring.

2.4.3 Kwaliteit van het water

Voor om het even welke activiteit in de voedingsdienst (ook voor onderhoud) moet drinkbaar water worden gebruikt. Gezien leidingwater steeds van drinkwaterkwaliteit is, wordt het gebruik van leidingwater ten zeerste

aanbevolen.

Dit geldt onder meer ook voor:

Het water dat gebruikt wordt bij de voorbereiding, bereiding, onderhoude.d.;

het ijs dat wordt gebruikt (ook voor bewaring of afkoelen vanlevensmiddelen). Het ijs wordt zodanig bewaard dat het tegen mogelijke

besmetting beschermd wordt;

de stoom die rechtstreeks in contact komt met voeding.

Voor leidingwater dat bij de operator geen behandeling ondergaat (opslag,

verwarming, chloreren, ozonisatie, filtratie, ontkalken, verzachten, UV-behandeling, inverse osmose, …) moet de operator zelf geen analyses uitvoeren.

Het opvragen van de wateranalyseresultaten is niet meer noodzakelijk voor het FAVV.

Wanneer leidingwater wordt gebruikt dat bij de operator wel een behandeling ondergaat (zie hierboven), moeten één of meerdere volledige analyses worden

uitgevoerd.

Ingeval ander water dan leidingwater (bijvoorbeeld putwater dat voldoet aan de eisen van drinkwaterkwaliteit) wordt gebruikt, moet dit regelmatig gecontroleerd

3 Ultra Hoge Temperatuur

Groep III

Page 57: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 17

worden door erkende laboratoria door middel van microbiologische en chemische

analyses.

Op de website van het FAVV (WWW.FAVV.be, beroepssectoren, eetwaren, waterkwaliteit in de voedingssector) vindt u de nodige informatie in verband met

de kwaliteit van het drinkwater (nota van 16/02/2007 betreffende de controle op de kwaliteit van water in de levensmiddelensector, en het KB van 14/01/2002).

Wanneer in de keuken toch ondrinkbaar water beschikbaar is (bijvoorbeeld

bedoeld als bluswater, voor het onderhoud van vuilbakcontainers, buitenkoer, …), moet dit gemakkelijk van drinkbaar water kunnen onderscheiden worden. Het mag zeker niet met de drinkwaterleiding verbonden worden. Breng in de

onmiddellijke nabijheid van elk uitrustingsstuk waar ondrinkbaar water kan worden afgetapt en op een duidelijke zichtbare en onuitwisbare wijze het

opschrift ‘ONDRINKBAAR WATER’ aan.

2.4.4 Preventie chemische besmettingen

Aangaande het veilig en verantwoord omgaan met chemische stoffen in de

industrie werd in 2001 een witboek gepubliceerd door de Europese Commissie waarna vervolgens in 2003 een voorstel tot ontwerpverordening ingediend werd.

Het betreft de registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH). Het is hierbij de bedoeling de gevaren van chemische stoffen te kennen

alsook ervoor te zorgen dat de gepaste maatregelen genomen worden opdat er aan het gebruik van chemische stoffen geen of verwaarloosbare risico’s verbonden zijn voor milieu en de volksgezondheid.

Concreet kunnen in dit verband door een voedingsdienst volgende

voorzorgsmaatregelen worden genomen:

gebruik in de voedingsdienst enkel reinigings- en ontsmettingsmiddelen die toegelaten zijn (zie verwijzing lijst in 2.4.6);

voorkom dat reinigings- en ontsmettingsmiddelen met voeding in contact komen;

reinig en/of ontsmet in afwezigheid van voedingsmiddelen of wanneer ze

degelijk zijn afgeschermd;

stockeer chemische of niet voor de voeding bestemde producten in een

afzonderlijke, droge en goed verluchte ruimte;

voorkom kruisbesmettingen van chemische producten via

werkoppervlakken, toestellen, … met voedingsmiddelen;

zorg ervoor dat smeermiddelen niet met voedingsmiddelen in contract komen en dat ze het label ‘food-grade’ (goedgekeurd voor gebruik in voedingssector) dragen;

hergebruik nooit verpakkingsmateriaal van chemicaliën voor het

verpakken van levensmiddelen;

gebruik enkel toegelaten additieven of hulpstoffen;

verwerk geen en verwijder onmiddellijk rotte appelen (gevaar voor palutine);

verwerk geen en verwijder onmiddellijk (gevaar voor aflatoxines)

beschimmelde granen (maïs, rijst), noten (pinda’s, pistachenoten) peulvruchten;

Page 58: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 18

voorkom dat frituurgerechten te hoog

verhit worden (gevaar voor acrylamide);

bedenk dat bepaalde chemische componenten van nature of door pollutie in levensmiddelen kunnen aanwezig zijn (gifstoffen in

champignons; solanine in aardappelen of aubergine; histamine in wijn, vis of kaas;

mycotoxines in granen of noten; zware metalen zoals lood, kwik, cadmium in vis; dioxines en/of PCB’s in eieren, vlees of vis) of doorheen het

industriële productieproces er in terecht gekomen zijn (hormonen en antibiotica in vlees; nitriet in

vlees; sulfiet op geschilde aardappelen).

2.4.5 Kruisbesmetting voorkomen

Alle materialen die met voedingswaren in aanraking komen of zich in de

productie- en distributieruimtes bevinden moeten in perfecte staat zijn. Ze vormen geen bron van besmetting en kunnen goed onderhouden worden.

Het gedrag en de aandacht die door het personeel wordt besteed aan het hygiënisch werken is van cruciaal belang.

In de lokalen is het gebruik van tabak verboden. Het rookverbod moet duidelijk zichtbaar aanwezig zijn.

Overdadige versieringen, bloemen of planten (ook vervaardigd uit kunststof) kunnen aanleiding geven tot stofophoping en zijn verboden in een keuken. Alle

procedures en werkinstructies, bijvoorbeeld in verband met het reinigen en onderhoud van gereedschap, die een maximale veiligheid garanderen zijn in een

reinigings- en ontsmettingsplan uitgewerkt.

Enkele punten waaraan bijzondere aandacht moet worden besteed:

enkel wat nodig is voor de productie bevindt zich in de keuken;

rekken en recipiënten voor kruiden, suiker, … worden stofvrij opgeborgen en zijn goed afwasbaar;

voorraden van detergenten en ontsmettingsmiddelen bevinden zich niet in de productieruimtes;

voorwerpen vreemd aan de wezenlijke voorbereiding van voedingsmiddelen zijn niet in de productieruimtes aanwezig;

vaatdoeken of schuursponsjes worden niet gebruikt tijdens het productieproces, tenzij voor eenmalig gebruik;

het gebruik van detergenten of ander toegelaten chemische stoffen wordt tijdens de bereiding en distributie achterwege gelaten;

koks en keukenmedewerkers dragen geen koksdoek aan de lende, deze

zijn verboden, tenzij voor het vastnemen van heet keukenmateriaal;

grondstoffen, materialen en recipiënten die gebruikt worden bij de

maaltijdproductie worden stofvrij (of afgedekt) weggeplaatst;

recipiënten waarin (afgewerkt) voedsel wordt gebracht worden vooraf afdoende gereinigd;

het proeven van maaltijden gebeurt steeds met schoon eetgerei of eenmalig te gebruiken bestek, zeker nooit met de vingers;

CCP.07.02

Page 59: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 19

flessen, blikken, verpakkingen, … worden nooit boven de kookpot

geopend, dit om te vermijden dat scherven, vuil of ongewenste voorwerpen in de voeding terechtkomen;

verpakkingen worden niet in de keuken geopend, wel bij voorkeur in een ontpakkingsruimte;

wegwerpspuitzakken verdienen de voorkeur op herbruikbare. Worden deze

laatste toch gebruikt, dan worden ze doeltreffend machinaal gewassen en gedroogd: niet op elkaar gestapeld of geplooid, wel opengespreid om het snel drogen te bevorderen. Wordt de inhoud slechts gedeeltelijk gebruikt,

dan bewaart men deze – niet langer dan één dag - in de koeling;

gedurende de productie worden de temperaturen van bereiding en opslag

gerespecteerd. contact met vuil wordt vermeden door een goede werkplanning en organisatie;

bij bewerkingen zoals mixen en malen wordt extra aandacht aan het hygiënisch werken besteed;

wondjes en ontstekingen aan de handen en voorarmen worden afgedekt

met een pleister in een opvallende kleur.

2.4.6 Schoonmaakmateriaal

Het schoonmaakmateriaal wordt in een aparte ruimte opgeborgen. Het wordt

sterk aanbevolen schoonmaakmateriaal voor sanitair en voor oppervlakken die met voeding in contact komen, duidelijk identificeerbaar te maken (bijvoorbeeld door verschillende kleur of type) en afzonderlijk te gebruiken om overdracht van

kiemen vanuit sanitaire zones te voorkomen.

Onderhoudsmateriaal bestaat uit kunststof of corrosiebestendig materiaal. Materiaal zoals dweilen, aftrekkers, borstels, sponsen e.d. wordt steeds goed

gespoeld, chemisch of thermisch ontsmet en snel gedroogd. Hang deze materialen bij voorkeur op of berg ze omgekeerd op.

Er is een uitgietbak voor het reinigen van schoonmaakmateriaal aanwezig. Deze

is voorzien van koud en warm water en wordt enkel voor deze doeleinden gebruikt.

Indien ontsmettingsmiddelen gebruikt worden, zijn enkel deze die erkend zijn door de bevoegde instanties toegelaten. Op de website

http://www.environment.fgov.be/Roots/tasks/products/biocides is een lijst beschikbaar met de namen van de in een voedingsdienst toegelaten

ontsmettingsmiddelen.

2.4.7 Bestrijding van ongedierte

De nodige (voorzorgs)maatregelen worden getroffen om insecten en ander

ongedierte uit de lokalen te weren. In de keuken en in de omgeving ervan wordt iedere toestand die vliegen, knaagdieren, insecten, spinnen, e.a. aantrekt

vermeden.

Ongedierte kan voorkomen worden door:

aanlooproutes op te sporen en schuilplaatsen weg te werken;

zeer goede reiniging van de lokalen en aangrenzende ruimtes;

vuilnisbakken en containers zoveel mogelijk gesloten te houden;

Page 60: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 20

gepland en preventief ongedierte te bestrijden in de productieruimten,

errond en erbuiten (bijvoorbeeld vuilverzamelplaatsen);

niets onafgedekt te laten staan;

verwijderbare horren te voorzien aan ramen en deuren.

Er moet steeds een ongediertebestrijdingsplan in de voedingsdienst aanwezig

zijn, waarop onder meer de lokalisatie van de vallen en lokazen vermeld zijn.

De toegepaste bestrijdingsmiddelen mogen noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks een gevaar vormen voor verontreiniging van de

voedingsmiddelen. De gebruikte verdelgingsproducten moeten wettelijk toegelaten zijn. De bestrijding wordt uitgevoerd door bevoegde personen die een

grondige kennis hebben van zowel producten, dosering en te volgen procedures als van alle mogelijke gevaren.

Scheikundige bestrijdingsmiddelen worden in afzonderlijke ruimten – waar geen voedingsmidden aanwezig zijn - opgeslagen.

Indien ongediertebestrijding niet door een externe firma gebeurt, is er een

ongediertebestrijdingplan aanwezig. Hierin worden onder meer alle locaties waar vallen en gif geplaatst werden precies vermeld. Je kan ook de tijdstippen en door

wie de vallen worden gecontroleerd e.d. aanvullen in het plan, maar dit is niet verplicht.

De keuken kan worden uitgerust met UV-lampen die insecten aantrekken en

doden. Bedenk dat de levensduur van deze lampen beperkt is en ze dienen vervangen te worden zoals aangegeven door de leverancier. Deze worden goed onderhouden, in de aanvliegroutes geplaatst, niet boven werktafels of

kookrecipiënten gehangen. Klevende vliegenvangers dienen doeltreffend geplaatst te worden.

Wanneer voor de ongediertebestrijding een externe firma wordt ingeschakeld, is

het verplicht een schriftelijk bewijs daarvan te kunnen voorleggen.

2.4.8 Technisch onderhoud

Het is wenselijk over een technisch onderhoudsprogramma van toestellen en apparatuur in de voedingsdienst te beschikken zodat de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen getroffen worden.

Er wordt voor gezorgd dat het technisch onderhoud niet tijdens de uren van

voedselbereiding wordt gepland. Van de externe en interne onderhoudsploegen wordt verwacht dat ze op de hoogte zijn van de te nemen hygiënische

voorzorgsmaatregelen.

Indien herstellingen toch moeten gebeuren tijdens de keukenactiviteiten gelden alle hygiënevoorschriften ook voor dit personeel.

WI.17.05

Page 61: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 21

2.4.9 Het meten van temperaturen

Het meten van de temperatuur kan ofwel door:

automatische, continue meting en registratie;

manuele registratie door aflezing van de display van koelcel of diepvries;

gebruik te maken van een handbediende thermometer.

Een continue registratie biedt als voordeel dat de temperatuur(schommelingen)

tijdens het ganse productieproces beschikbaar is. Op voorwaarde dat de resultaten ook dagelijks bekeken worden en indien nodig onmiddellijk geremedieerd, is dit een uitstekende werkwijze.

Het aflezen van de temperatuur op een display (schermpje) zegt wel iets over de

binnentemperatuur van de ijskast of diepvries zelf, maar is daarom niet altijd de weergave van temperatuur van de erin aanwezige voedingsmiddelen. De display

kan stuk zijn, vervuild zijn, of de sonde kan niet correct functioneren. Een meting van de kerntemperatuur van de producten is daarom aangewezen.

Het is niet altijd mogelijk de kerntemperatuur van producten te meten (diepvriesproducten, vacuüm verpakte LVM, …). Het meten van de temperatuur

door middel van een met gedenatureerde of zuivere alcohol gevuld buisje kan hiervoor een oplossing zijn. Plaats het buisje op een representatieve en veilige

plaats in de koelcel of diepvries.

De aanwezigheid van minstens één – bij voorkeur digitale – thermometer is een verplichting in de voedingsdienst. Thermometers voorzien van een

infraroodstraal werken wel vlugger en bieden minder gevaar voor kruisbesmetting, maar kunnen niet polyvalent gebruikt worden of niet de kerntemperatuur van alle producten meten.

Voorzorgsmaatregelen

schaf een thermometer aan die een voldoende meetbereik heeft die zowel kan gebruikt worden om de temperatuur van de diepvries (minimaal -30°C) als van hete frituurolie te meten (tot 250°C);

kies een thermometer met gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten

sonde;

reinig en ontsmet de sonde na iedere meting (bijvoorbeeld met een

alcoholdoekje);

controleer geregeld (maandelijks) of de thermometer nog de juiste

temperatuur aangeeft;

laat geregeld (jaarlijks) kalibreren;

hou de formulieren met temperatuursregistratie minstens twee jaar bij

(versoepeling zes maanden) en noteer daarop telkens ook de datum van de temperatuurscontrole;

plaats de initialen of naam van de persoon die meet op de formulieren.

2.5 Persoonlijke hygiëne

Onder persoonlijke hygiëne verstaan we enerzijds de lichaams- en handhygiëne.

Het lichaam, en in eerste instantie de handen, zijn een steeds aanwezige bron van microbiologische besmetting. Anderzijds wordt met persoonlijke hygiëne ook

bedoeld de hygiëne van werkkleding en arbeidslinnen.

Page 62: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 22

Tot slot zijn er een aantal (onhygiënische) gewoonten waarmee rekening moet

worden gehouden en risico’s kunnen inhouden zoals bijvoorbeeld foute handelingen, niet aangepaste werkkleding of onhygiënisch gedrag. Ze moeten

kost wat kost afgeleerd worden.

Het roken is overal, uiteraard ook in werklokalen, bij wet verboden.

2.5.1 Mogelijke gevaren

Fysische besmetting is een risico, weliswaar in verband met persoonlijke hygiëne, niet van eerste orde maar toch niet zonder belang. Enkele voorbeelden van fysische besmetting: het verlies van haren in de gerechten; nagelbijten en

verlies van stukjes nagel boven de spijzen; loshangende knopen welke boven de bereidingen definitief los én zoek geraken; oorringen, steentjes uit juwelen, klein

schrijfmateriaal uit borstzakken dat bij het vooroverleunen ‘wegglipt’ enz…

Chemische besmetting is evenmin een risico van eerste orde maar toch kan ook hier niet aan worden voorbijgegaan. Enkele voorbeelden: het onvoldoende spoelen na het wassen van de handen zodat residu’s van het detergent in het

voedsel terechtkomen; het gebruiken van ongeschikte handwas- of handontsmettingsmiddelen; het gebruik van nagellak welke afschilfert;

overdosering van spoelmiddel bij machinale vaatwas, enz.

Microbiologische besmetting is, i.v.m. de persoonlijke hygiëne, ongetwijfeld het belangrijkste risico. Besmetting door de handflora welke schadelijk kan zijn

(sommige mensen zijn drager van stafylococcen) en kruisbesmetting kan veroorzaken na behandeling van vuile of rauwe producten zonder passende handreiniging. Besmetting vanuit de te zelden verschoonde werkkleding of via

deze kleding wanneer men er de handen, al of niet gewassen, aan afveegt. Besmetting van de spijzen door fout gedrag, zoals handen niet wassen na

toiletgebruik, neuspeuteren, in de handen niezen of hoesten, ringen en/of juwelen dragen, enz.

2.5.2 Hygiënisch bewustzijn en gedrag

Elk personeelslid, waar ook in de voedselproductie ingeschakeld, moet op de hoogte zijn van de basisregels voor een onberispelijke persoonlijke hygiëne en

deze ook toepassen.

Zie toe op het correct dragen van de werkkleding. In geen geval wordt eigen kleding boven de werkkleding gedragen.

Organiseer de omkleedvoorzieningen zo dat de zuivere werkkleding niet in

contact komt met de burgerkleding van het personeel. Kleedkastjes met dubbel, gescheiden compartiment kunnen hierbij worden gebruikt. De dagelijks zuivere werkkleding kan ook bij aanvang van de taak worden verstrekt of uit een

centrale berging genomen.

Zich bewust zijn van het belang van een goede persoonlijke hygiëne: het aanmeten van een goede attitude (“goede gewoontes”, een goede lichaams- en

handhygiëne, zuivere werkkleding en arbeidslinnen) doorheen het hele productieproces is van cruciaal belang.

Elke handelswijze die contaminatie van voedingsmiddelen kan veroorzaken, moet

vermeden worden.

Page 63: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 23

Enkele gedragregels die één ieder dient te respecteren:

een onberispelijke persoonlijke lichaamshygiëne hebben;

een goede mondhygiëne onderhouden;

altijd handen wassen bij aanvang van het werk;

de handen niet afvegen aan werkkleding;

niet proeven met de vingers of vingers aflikken;

niet nagelbijten of neuspeuteren tijdens het werk;

steeds proeven met een propere lepel;

nooit in de potten komen met de vingers;

geen wonden aanraken tijdens het werk;

wonden afdekken met een goed zichtbare (bijvoorbeeld blauwe kleur)

klever;

niet niezen of hoesten boven levensmiddelen;

nooit blazen op bereidingen om ze af te koelen;

neus niet aan de handen afvegen, maak gebruik van papieren wegwerpzakdoekjes (geen stoffen zakdoeken);

niet krabben;

vermijd het aanraken van neus, haren, oren en gezicht tijdens het werken (indien wel: handhygiëne);

nooit roken in de keuken (pictogram aanwezig in de keuken);

geen kauwgom kauwen of spuwen tijdens het werk;

niet eten tijdens het werk in de keuken;

nooit gebruik maken van stoffen handdoeken voor het afvegen van handen, het afvegen van een bordrand of het afvegen van een werkvlak;

maak gebruik van wegwerphanddoeken;

bij ziekte of drager van ziektekiemen steeds aan de verantwoordelijke melden en de gepaste maatregelen treffen.

2.5.3 Opleidingen en bijscholing

Al het personeel moet bewust gemaakt worden van zijn rol en verantwoordelijkheid betreffende de bescherming van voedingsmiddelen.

Iedereen die voedsel bereidt, bedient of verhandelt moet – bij wet verplicht –

een aangepaste opleiding krijgen. De modaliteiten voor deze opleiding worden door de verantwoordelijke bepaald.

Keukenmedewerkers beschikken over de noodzakelijke kennis en vaardigheden

die het mogelijk maken om voedingsmiddelen ‘veilig’ te behandelen.

Elk personeelslid wordt bij aanvang het best opgeleid en begeleid door het diensthoofd. Deze opleiding omvat enerzijds de reglementen en afspraken binnen de keuken en anderzijds de richtlijnen betreffende HACCP (bijvoorbeeld lezen en

voor ‘gelezen’ ondertekende werkinstructies).

Opleidingen worden regelmatig (bij voorkeur eenmaal per jaar) herhaald. Het is absoluut noodzakelijk dat de verantwoordelijke zijn medewerkers op de

werkvloer voordurend bijstuurt, opvolgt en motiveert om hygiënisch te handelen.

Een periodieke beoordeling van de doeltreffendheid van trainingen en instructies is aanbevolen.

Page 64: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 24

2.5.4 Beschermkleding, kokshanddoek, zakdoek

Handelingen in verband met handdoeken en zakdoeken moeten hygiënisch verlopen, het is daarom niet toegelaten:

de handdoek aan het middel te bevestigen of te laten rondslingeren op het

aanrecht. Wanneer de handdoek voor verschillende handelingen gebruikt wordt, zoals het afvegen van de handen, recipiënten, aanrecht,

materialen, zweet, het opnemen van warme voedingsmiddelen e.d. wordt hij een perfect transportmiddel voor bacteriën waardoor een kruisbesmetting ontstaat. Voor alle bovenvermelde handelingen is papier

een goed alternatief, behalve voor bescherming tegen warmte.

de klassieke stoffen zakdoek te gebruiken. Het is beter

wegwerpzakdoekjes of een papierrol ter beschikking te stellen.

Beschermkleding

Iedereen die in de keuken werkt (ook al is het occasioneel of voor korte duur) draagt de kleding die aangepast is aan de aard van de werkzaamheden. De verantwoordelijken geven hierbij het goede voorbeeld. De kleding is bij de

aanvang van het werk onberispelijk proper, wordt correct gedragen en wordt - telkens wanneer nodig - vervangen. Dagelijks vervangen van werkkleding is

noodzakelijk, daarom moet er voldoende kleding aanwezig zijn.

Een aangepaste werkkleding voor keukenactiviteiten bestaat uit:

een witte schort of koksvest;

een koksbroek;

een voorbinder;

een hoofddeksel dat de propere haren volledig afgeschermt;

aangepaste schoenen die afwasbaar zijn en voorzien van een antislipzool. Deze worden enkel en alleen gebruikt binnen de werkomgeving;

een bodywarmer, diepvriespak en handschoenen indien nodig.

De gebruikte stof is bij voorkeur licht van kleur zodat bevuiling duidelijk opvalt. De kleding is vervaardigd uit een stof die een thermische of chemische

ontsmetting tijdens het wasproces goed doorstaat.

Bij het verlaten van het gebouw, tijdens werkonderbrekingen of lunchpauzes dienen de werkschoenen en werkkleding door persoonlijk schoeisel en kleding te worden geruild.

2.5.5 Handhygiëne

Een goede handhygiëne is van essentieel belang in de voedingsdienst. Handen

worden frequent gewassen. Verduidelijken waarom en hoe dit moet gebeuren mag niet nagelaten worden.

Enkele basisvoorwaarden om een goede handhygiëne te kunnen uitvoeren:

nagels dienen kort geknipt te zijn, zuiver te zijn en vrij van nagellak;

er mogen geen kunstnagels gedragen worden;

er mogen geen uurwerken, armbanden of andere juwelen (ook trouwring) gedragen te worden, ze zijn een bron van besmetting en bemoeilijken een

goede handhygiëne;

Page 65: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 25

wondjes of huidbeschadigingen worden afgedekt met een bij voorkeur

gekleurde, niet-vochtdoorlatende pleister. Indien nodig handschoenen dragen of een vingercondoom. De opvallende kleur van de pleister is

wenselijk om deze gemakkelijk te kunnen terugvinden wanneer die in het voedsel terecht komt. Het vereiste EHBO-materiaal is hiervoor ter beschikking in de voedingsdienst.

Handen dienen altijd gewassen te worden:

voor aanvang van de dienst;

na iedere pauze;

na ieder toiletbezoek;

na het snuiten van de neus;

na hoesten of niezen;

na aanraken van mogelijk besmette voorwerpen;

na het aanraken van geld;

bij elke nieuwe taak die wordt aangevat;

na het verwerken van rauwe producten zoals vlees, vis, kip;

bij aanvang van de werkzaamheden aan de portioneerband;

bij aanvang van handelingen aan de ‘schone kant’ van de afwasband;

na handelingen aan de vuile kant van de afwasband;

bij het aanraken van voedsel dat na verwerking niet of onvoldoende verhit wordt;

voor het aantrekken van handschoenen en na het uittrekken ervan;

na het manipuleren van vuil, afval, leeggoed.

Handen, polsen en voorarmen hygiënisch wassen gebeurt als volgt:

kraan opendraaien zonder deze te besmeuren;

de handen bevochtigen onder stromend warm water;

inzepen met zeep uit een verdeler (bij voorkeur via ellebooghendel);

handen, polsen en voorarmen gedurende minstens 30 seconden inwrijven,

met bijzondere aandacht voor de ruimten tussen de vingers;

gebruik bij voorkeur een nagelborsteltje;

handen onder stromend water overvloedig spoelen;

handen drogen met wegwerphanddoekjes;

kraan dichtdraaien (indien geen automatische kranen of kranen met elleboogbediening aanwezig zijn, de kraan dichtdraaien met het

afdroogdoekje.).

Na het beëindigen van de dagtaak kan eventueel een handcrème worden

gebruikt, dit om huidirritatie te voorkomen. Een handcrème gebruiken wanneer nog levensmiddelen moeten worden aangeraakt moet (omwille van reuk- en

smaakoverdracht) vermeden worden. Tevens moet men bedacht zijn op mogelijke huidaandoeningen. Bij problemen dient de arbeidsgeneesheer geraadpleegd te worden.

Indien er vuil onder de nagels aanwezig is, dienen deze geschrobd te worden.

Nagelborsteltjes worden hiervoor ter beschikking gesteld (zie ook 2.3.9).

WI.17.01

Page 66: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 26

2.5.6 Gebruik van handschoenen

Bereid of risicovoedsel wordt met proper materiaal (tangen, lepels, vorken) aangeraakt (bijvoorbeeld bij de distributie, om voedsel te mengen, ..). Wanneer

rechtstreeks contact noodzakelijk is worden wegwerphandschoenen gebruikt of wordt het voedsel met zuivere handen aangeraakt. Vooral wanneer voedsel bereid wordt voor kwetsbare consumenten (zieken, bejaarden, kinderen,...)

verdient dit punt extra aandacht.

Zorg ervoor dat afgewerkt of verhit voedsel niet met dezelfde handschoenen vastgenomen wordt waarmee ook rauwe producten werden aangeraakt. Het

regelmatig vervangen van de handschoenen is nodig: zeker bij het verlaten van de werkzone (voor toiletbezoek, pauze, ...), bij het veranderen van taak of

product, of bij het hervatten van het werk.

Handschoenen geven - indien ze niet oordeelkundig worden gebruikt - een schijnveiligheid. Ze mogen geenszins een voorwendsel zijn om een correcte handhygiëne te verwaarlozen. Handschoenen worden ook gedragen als

bescherming bij handwonden.

Met of zonder handschoenen blijft een perfecte handhygiëne van essentieel belang.

2.5.7 Haar, baard en snor

Het hoofdhaar is bij voorkeur kort geknipt of anders is het samengebonden en

opgestoken.

In verzorgingsinstellingen is het hoofddeksel verplicht bij productie en distributie van de patiëntenmaaltijden. Aanbevolen wordt deze hygiënemaatregel in iedere voedingsdienst toe te passen. Het hoofddeksel bedekt en omsluit de volledige

haardos.

Verantwoordelijken zien erop toe dat de hoofddeksels correct worden gedragen. De voornaamste redenen hiervoor zijn:

beletten dat haren in het voedsel terechtkomen en zo voedsel fysisch en

microbieel besmetten (elke persoon verliest per dag 80 à 100 haren). Zelfs verzorgde, dagelijks gewassen haren bevatten miljoenen bacteriën;

door het hoofddeksel wordt het onbewust aanraken van de haren tijdens de voedselbereiding en portionering vermeden;

het hoofddeksel belet dat haarschilfertjes (die iedereen in meer of mindere

mate verliest) in het voedsel terechtkomen.

Baard en snor verhogen bovenvermelde gevaren en indien toch gedragen,

moeten ze kort en verzorgd zijn.

2.5.8 Medisch attest en ziekte

Keukenmedewerkers die rechtstreeks met voedsel in contact komen en ziek zijn

of een gezonde kiemdrager zijn, worden tijdelijk de toegang tot bereiding en distributie ontzegd. De keukenmedewerker moet iedere toestand die een potentieel gevaar betekent voor microbiologische besmetting van het voedsel

(terugkomst na verblijf in zuiderse landen, diarree, …) aan de verantwoordelijke melden.

Page 67: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 2 Hygiëne eisen 27

Het diensthoofd dient alert te zijn voor besmettingsrisico. Deze zal, na eventueel

overleg met een arbeidsgeneesheer, de gepaste maatregelen treffen. Dit geldt voor keukenpersoneel:

dat het werk hervat na een langdurige ziekte;

dat enige tijd in zuiderse of tropische landen verbleef;

lijdend aan kleine aandoeningen (verkoudheid, darmaandoeningen, diarree, …);

met huidaandoeningen (eczeem, huiduitslag, …).

Alle personeelsleden ondergaan verplicht een medisch onderzoek bij aanwerving en daarna een driejaarlijks medisch onderzoek bij de arbeidsgeneesheer. De betrokken wetgeving vermeldt in dit verband een aantal aandoeningen die

speciale aandacht vergen. Ook tijdelijk tewerkgesteld personeel in de voedingsdienst (interim, jobstudent, stagiaire, …) moet verplicht een medisch

onderzoek ondergaan.

Voor personeel met een verkoudheid, griep, infecties, maag of darmklachten, huiduitslag worden de passende voorzorgsmaatregelen getroffen. Voor zieke

personen of gekende gezonde kiemdragers biedt het dragen van een mondmasker niet de nodige bescherming, ze moeten de toegang tot de keuken, distributie van maaltijden ontzegd worden. De controlerende arts moet alert zijn

voor en het belang van de persoonlijke hygiëne van het personeel onderkennen.

2.5.9 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijke ziet toe op de naleving van de persoonlijke hygiëne en de hygiëne van de werkkleding.

Hij interpreteert en stuurt bij wanneer vereist.

Het hygiënetoezicht op de werkvloer kan hij delegeren aan de chef-kok, de

distributieverantwoordelijke, de schoonmaakverantwoordelijke, enz. voor de medewerkers die onder zijn toezicht werken.

Er wordt iemand verantwoordelijk gesteld voor het uitsorteren van het vuile

linnen; de interne linnenwas of de contacten met de externe wasserij; het controleren op zuiverheid van het linnen; het opbergen van proper linnen; het uitvoeren van de nodige herstellingen aan de kleding; de controle om

loshangende knopen, …

Page 68: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen
Page 69: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 3 HACCP 1

AUTOCONTROLEGIDS VOOR DE SECTOR VAN DE

GROOTKEUKENS EN VERZORGINGSINSTELLINGEN

Hoofdstuk 3 HACCP-SYSTEEM

Inhoud

HOOFDSTUK 3 HACCP-SYSTEEM ....................................................................................................................... 1

3.1 HACCP-HANDBOEK EN ACS ......................................................................................................................... 1 3.1.1 HACCP-handboek .............................................................................................................................. 1 3.1.2 Gedocumenteerd HACCP-kwaliteitssysteem ..................................................................................... 2 3.1.3 Zeven HACCP-principes ...................................................................................................................... 3

3.2 TIEN STAPPEN ............................................................................................................................................ 4 3.2.1 stap 1: de oprichting van een HACCP-werkgroep .............................................................................. 4 3.2.2 stap 2: gegevens over grondstoffen, eindproducten, klanten ........................................................... 4 3.2.3 stap 3: opstellen van het productiestroomschema ........................................................................... 4 3.2.4 stap 4: bepalen van gevaren en voorzorgsmaatregelen ................................................................... 5 3.2.5 stap 5: CCP’s bepalen met een risicoanalyse ..................................................................................... 6 3.2.6 stap 6: opstellen van normen, richt- en grenswaarden ..................................................................... 7 3.2.7 stap 7: controles, metingen uitvoeren ............................................................................................... 8 3.2.8 stap 8: een bijsturingsplan uitwerken ............................................................................................... 8 3.2.9 stap 9: opstellen van een HACCP-handboek ...................................................................................... 8 3.2.10 stap 10: evalueren en eventueel bijsturen .................................................................................... 8

3.1 HACCP-handboek en ACS

In het HACCP-systeem worden alle gegevens, documenten, procedures met betrekking tot het voedselveiligheidsbeleid in een voedingsdienst gebundeld. De registratieformulieren dienen twee jaar te worden bijgehouden (bij versoepeling,

6 maanden). Het kan een lijvig document worden dat bij voorkeur in verschillende delen wordt opgesplitst.

Het strekt tot aanbeveling twee delen te onderscheiden:

enerzijds een “HACCP-handboek” waarin alle basisinformatie is in

opgenomen en

anderzijds een “gedocumenteerd HACCP-kwaliteitssysteem” waarin de

concrete uitwerking van het HACCP-gebeuren is in opgenomen.

Hieronder een niet limitatieve opsomming van elementen die in HACCP-handboek en in het gedocumenteerd HACCP-kwaliteitssysteem kunnen worden ondergebracht.

3.1.1 HACCP-handboek

een omschrijving van de opdracht van de voedingsdienst, met onder meer

de specificaties van de doelgroep waarvoor maaltijden worden bereid;

Page 70: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 3 HACCP 2

beleidsverklaringen van de leiding betreffende voedselveiligheid;

een grondplan van de voedingsdienst met uitgetekende flows van

bijvoorbeeld goederen, afgewerkte producten, afval, personeel,…;

een beschrijving van de processtappen en de specifieke gevaren die in

betrokken voedingsdienst mogelijk zijn;

uitgeschreven procedures om de autocontrole, traceerbaarheid en

meldingplicht in de praktijk toe te passen;

een overzicht of samenvatting van de uitgewerkte veiligheidsprocedures (CCP’s);

de uitwerking van een crisisplan ingeval zich een voedselincident voordoet;

het personeelsorganigram waarop bevoegdheden en verantwoordelijkheden

worden aangeduid;

het ongediertepreventie- en bestrijdingsplan (OPB);

een overzicht van referentiedocumenten, normen, richtwaarden, afspraken,

… met verwijzing naar de locatie in het documentatiesysteem.

3.1.2 Gedocumenteerd HACCP-kwaliteitssysteem

verslagen, denkoefeningen van HACCP-bijeenkomsten;

verbeteringsplannen;

detailuitwerking van de veiligheidsprocedures (CCP’s);

informatiebrochures ten behoeve van de medewerkers betreffende voedselveiligheid;

een overzicht van training en opleiding van het personeel;

voorbeelden en een voorraad aan registratie-, norm-, en

beheersformulieren;

verslagen van interne controleaudits;

leveranciersspecificaties (leverancierslijst, selectiecriteria leveranciers);

attesten en certificaten van leveranciers;

lastenboeken en productspecificaties;

de menucyclus, indien van toepassing, en technische bereidingsfiches;

meet-, registreer- en controlemiddelen en procedures;

de resultaten van temperatuurs- en tijdsmetingen;

een losbladig, aan te vullen systeem van concrete werkinstructies gekoppeld aan de processtappen;

het onderhouds- en desinfectieplan met omschrijving van de gebruikte producten;

de lijst van de in de voedingsdienst toegelaten ontsmettingsmiddelen;

attesten van waterkwaliteit;

controleformulieren van meettoestellen;

technische onderhoudsfiches;

het afvalbeheerssysteem;

nuttige informatie en gegevens (wetteksten, algemene documentatie);

een lijst met nuttige adressen van overheids- en controlediensten;

….

Page 71: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 3 HACCP 3

3.1.3 Zeven HACCP-principes

Het is duidelijk dat het opstellen van één uniform HACCP-systeem, toepasselijk voor iedere vorm van voedingsdienst onmogelijk is. In functie van de aard van

de eetdeelnemers (zieken, kinderen, bejaarden, gezonde volwassenen, ….) zal het HACCP-beleid anders moeten worden ingevuld.

De uitwerking van een HACCP-plan impliceert de toepassing van de zeven

universele basisprincipes. Het in de praktijk uitwerken van deze principes kan bijvoorbeeld door handelingen te verrichten nodig om de punten vermeld in bovenstaande lijst te realiseren.

De zeven principes die in de HACCP-literatuur omschreven worden zijn:

1. Identificeren van de mogelijke en reële gevaren in het productieproces en bepalen welk maatregelen kunnen genomen

worden om deze gevaren te beheersen.

2. Bepalen van de CCP’s. Dit kan gebeuren door de risicograad van een product of toestand te bepalen, op basis van ernst en kans (zie

stap 5 HACCP-plan). Hierdoor wordt bepaald of het product of toestand als een CCP, PvA, dan wel als een beheersmaatregel (GMP) moet worden aanzien.

3. Opzoeken van de normen, en kritische grenswaarden waarbinnen afwijkingen toegelaten zijn. Het meetresultaat moet met een norm of richtwaarde kunnen vergeleken worden en de afwijking ten

aanzien van deze norm of richtwaarde moet ook worden bepaald.

4. Uitwerken van een controlesysteem om de CCP’s te beheersen. Hierin wordt verduidelijkt hoe de gevaren zullen beheerst worden

om ze te elimineren of te herleiden tot een aanvaardbaar niveau.

5. Uitwerken van een bijsturingplan bij afwijkende meetresultaten. Corrigerende maatregelen (CM) en correctieve acties (CA) zijn nodig

wanneer blijkt dat de meetresultaten afwijken van de vooropgestelde normen en richtwaarden.

6. Uitwerken van een controleplan, bedoeld om na te gaan of de genomen HACCP-maatregelen doeltreffend werken en of ze

voldoende veiligheid bieden voor de gezondheid van de consument.

7. Bundelen van formulieren en meetresultaten in een map. Om diverse redenen is het wenselijk het bewijs te kunnen voorleggen

dat daadwerkelijk en op permanente basis de gevaren beheerst worden.

Page 72: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 3 HACCP 4

3.2 Tien stappen

3.2.1 stap 1: de oprichting van een HACCP-werkgroep

laat door de directie een beleidsverklaring opstellen waarin de doelstelling

van het voedselveiligheidsbeleid is opgenomen;

stel een multidisciplinair team samen dat de HACCP-werkgroep zal vormen

of stel een verantwoordelijke voor het naleven van het ACS aan;

omschrijf duidelijk de opdracht van de werkgroep;

alle betrokkenen partijen (directie, keukenpersoneel, hoofd voedingsdienst,

diëtiste, econoom, hygiënist, bedrijfsarts, onderhoudspersoneel,... ) moeten vertegenwoordigd zijn in de werkgroep;

alle leden van de werkgroep staan tijdens de besprekingen op gelijke voet;

stel een coördinator en een verslaggever aan en omschrijf duidelijk hun respectievelijke taken;

leg de HACCP-principes grondig uit aan de werkgroep;

vergader regelmatig en efficiënt;

stel doelstellingen voorop;

begin al na enkele maanden met het (laten) uitvoeren van een beperkt aantal metingen;

vraag een erkenning en ondersteuning van de directie;

om doeltreffend te kunnen werken moet de werkgroep de nodige logistieke en financiële ondersteuning krijgen van de directie (meetapparatuur,

elementair hygiënecontrolemateriaal, computer, vergaderruimte, …);

maak duidelijke afspraken omtrent de tijdsbesteding aan het ACS die al dan

niet onderdeel uitmaakt van de normale werktijd, ... .

3.2.2 stap 2: gegevens over grondstoffen, eindproducten, klanten

De HACCP-werkgroep:

verzamelt alle nodige gegevens zoals: de opdracht van de voedingsdienst,

grondstoffenspecificaties, productietechnieken, eisen gesteld aan het eindproduct, eisen van de eindverbruikers, specifieke eisen van

risicogroepen (kinderen, bejaarden, zieken,...);

centraliseert de gegevens in een overzichtelijke en gemakkelijk hanteerbaar

systeem.

3.2.3 stap 3: opstellen van het productiestroomschema

De HACCP-werkgroep:

omschrijft de stappen van het gehele productieproces;

bepaalt welke, wanneer en eventueel hoe lang grond- en hulpstoffen in het productieproces aanwezig (zullen) zijn. In principe is dit niet langer dan de

minimale houdbaarsdatum, in ieder geval niet langer dan de uiterste consumptiedatum, dit wordt dan de uiterste gebruiksdatum (zie definities

hoofdstuk 1 punt 1.2);

omschrijft de gebruikte apparatuur en inrichting van de voedingsdienst;

omschrijft onderhouds-, reinigings- en ontsmettingsprocedures;

tekent de vuile en propere goederenstroom uit en dit zowel van materiaal, goederen als van personeel;

brengt de afvalstroom in kaart;

Page 73: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 3 HACCP 5

toetst al deze schema’s aan de realiteit.

3.2.4 stap 4: bepalen van gevaren en voorzorgsmaatregelen

De HACCP-werkgroep:

bepaalt de relevante microbiologische, chemische en fysische gevaren waaraan levensmiddelen kunnen blootgesteld worden, en

bepaalt - met zin voor realiteit - de waarschijnlijkheid dat het gevaar zich zal voordoen. De vooropgestelde gevaren zijn ook in functie van de in stap

2 omschreven eindverbruiker. Voor risicogroepen (zieken, kleuters, peuters, bejaarden) zullen andere potentiële gevaren gelden dan voor gezonde volwassenen;

start met de meest plausibele risico’s die het grootste gevaar inhouden;

bepaalt de stappen in het productieproces die aanleiding kunnen geven tot een verhoogd besmettingsgevaar;

werkt voorzorgsmaatregelen uit die mogelijke gevaren zullen vermijden of verkleinen tot een aanvaardbaar niveau (keuze van betrouwbare

leveranciers, organoleptische controle op inkomende goederen, het bewaren van grondstoffen bij de juiste temperatuur, voldoende verhitten tijdens de

bereiding, correct de regels van persoonlijke hygiëne naleven, rigoureuze scheiding van vuile en propere producten of materialen naleven, op de

juiste manier ontdooien, frituurolie niet hoger dan 180°C verhitten,...);

bepaalt hoe en wie deze voorzorgsmaatregelen zal controleren.

Enkele voorbeelden van toestanden die een mogelijk gevaar (risico) inhouden tijdens het productieproces en die als hulpmiddel voor het HACCP-team kunnen

gebruikt worden om de potentiële gevaren te bepalen. Hieronder een voorbeeld ter illustratie. Het mag in geen geval als dusdanig gebruikt worden voor de

toepassing van een ACS in een bepaald bedrijf, instelling of organisatie.

Type Gevaar Mogelijke gevaren bij ontvangst van grondstoffen

Microbiologisch vermenigvuldiging van micro-organismen veroorzaakt door overschreden houdbaarheidsdata;

besmetting door micro-organismen

veroorzaakt door beschadigde verpakking;

vermenigvuldiging van micro-organismen

veroorzaakt door een overschrijding van de temperatuur (temperatuur niet correct bij levering, te lange wachttijd op

kamertemperatuur).

Fysisch besmetting door vreemde voorwerpen zoals glasscherven (bijvoorbeeld gebroken lamp).

Chemisch uitlaatgassen van de vrachtwagens.

Enkele aandachtspunten:

aankoop: grondstoffen aangekocht bij een onbetrouwbare leverancier of onvoldoende gegevens om in het ACS te verwerken;

levering: grondstoffen die vervuild zijn, besmet zijn met pathogene micro-organismen of aan een te hoge temperatuur worden geleverd;

WI.07.04

Page 74: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 3 HACCP 6

stockering: ontwikkeling van micro-organismen door een niet aangepaste

diepvries- of koelkasttemperatuur, sterke bevuiling van grondstoffen;

voorbereiding: niet aangepast ontdooiproces, aanwezige metaalresten bijhet openen van blikken;

bereiding: kruisbesmetting tussen enerzijds rauwe producten, personeel,vuil gereedschap, vuile werkvlakken, onzuivere toestellen en anderzijds

gekookt of bereid voedsel; onaangepaste tijd/temperatuurschema’s tijdenshet kook- bak- of braadproces waardoor eventueel warmtestabiele toxineskunnen gevormd worden, onvoldoende hoge kerntemperatuur tijdens de

bereiding;

distributie: kruisbesmetting, ontwikkeling van bacteriën bij het

warmhouden, niet snel genoeg koelen waardoor micro-organismen zichkunnen ontwikkelen of toxines gevormd worden, te lang warmhouden van

voedsel bij onaangepaste temperatuur;

afwas: residuen van was- of spoelmiddel op het vaatwerk, te lage

spoeltemperatuur;

reiniging en onderhoud: onmogelijkheid om toestellen goed te reinigen ofte ontsmetten, onvoldoende naspoelen van werkoppervlakken of toestellen;

afvalverwijdering: ongunstige stockeringsomstandigheden, gevaar voorkruisbesmetting door kruising van vuil/proper.

3.2.5 stap 5: CCP’s bepalen met een risicoanalyse

Om te oordelen of een processtap, toestand of product als een CCP moet worden behandeld kan met behulp van onderstaande matrix de risicograad (RG) worden bepaald.

Beschouw : RG 1 tot 3 als een beheersmaatregel (GMP)

RG 4 als een PvA en

RG 5 tot 7 als een CCP

Bepaal de risicograad van een proces, handeling of activiteit op basis van een inschatting van de ernst van een gevaar en de kans dat dit zich voordoet.

Ernst

Kans - - - + + +

- - RG 1 GMP

RG 2 GMP

RG 3 GMP

RG 4 PvA

- RG 2 GMP

RG 3 GMP

RG 4 PvA

RG 5 CCP

+ RG 3 GMP

RG 4 PvA

RG 5 CCP

RG 6 CCP

+ + RG 4 PvA

RG 5 CCP

RG 6 CCP

RG 7 CCP

PvA.07.01

PvA.07.02

Page 75: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 3 HACCP 7

Inschatten

van de kans Het gevaar komt

- - Zeer klein praktisch nooit voor (1 x per jaar, of minder)

- Klein zelden voor (1 x om de 3 maand, of minder)

+ Reëel af en toe voor (1 x per maand, of minder)

+ + Groot zeer regelmatig voor (1 x per week, of minder)

Inschatten

van de ernst

Het gevaar leidt tot een ziekte, aandoening of verwonding

die

- - Uiterst gering

zo goed als geen gevolgen heeft voor de

gezondheid van de consument

- Matig vrij onschuldig is en zeer beperkt blijft

+ Ernstig ernstige schade berokkent

+ + Zeer

ernstig levensbedreigend is

3.2.6 stap 6: opstellen van normen, richt- en grenswaarden

de norm is een wettelijk aanvaarde meetwaarde, de richtwaarde is

een uit de literatuur gevonden waarde. De te behalen normen enrichtwaarden zijn in deze gids opgenomen. Ontbrekende waarden en/of

richtwaarden kunnen in de literatuur gevonden worden of door eendeskundige worden bepaald;

een grenswaarde is een meetresultaat dat afwijkt van de norm en degrens vormt tussen het aanvaardbare en onaanvaardbare. Resultaten die

onder of boven de grenswaarden vallen zijn onaanvaardbaar;

kritische grenswaarden worden bepaald voor o.m. tijd van blootstelling,

kiemgetal, vochtgehalte, gewicht, temperaturen, hoeveelheid aanvaardbareresiduen,...;

de kritische grenswaarden worden door een bevoegd persoon bepaald diegoed op de hoogte is van de mogelijke gevolgen wanneer meetresultaten of

parameters afwijken van de norm;

kritische grenswaarden moeten opgesteld worden op basis van de

voorgeschreven wettelijke bepalingen;

een meetresultaat dat afwijkt van de norm, maar nog binnen de kritischegrenswaarden valt, is aanvaardbaar;

niet-objectief meetbare gegevens, waarvan kritische grenswaarden moetenworden bepaald (kleur-, geur- of smaakeigenschappen, consistentie, ... )moeten duidelijk op voorhand worden omschreven.

PvA.01.01

Page 76: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 3 HACCP 8

3.2.7 stap 7: controles, metingen uitvoeren

De HACCP-werkgroep:

bepaalt en verduidelijkt hoe moet gemeten worden;

bepaalt hoe dikwijls zal gecontroleerd worden (dagelijks, wekelijks, maandelijks);

duidt aan wie de controles uitvoert;

werkt een systeem uit waarbij afwijkende meetresultaten (buiten de kritische grenswaarden) onmiddellijk kunnen worden vastgesteld en

bijgestuurd;

bepaalt de verantwoordelijkheid voor de beoordeling van meetresultaten;

legt procedures en verantwoordelijkheden vast in verband met ‘doorgeven’

of ‘niet-doorgeven’.

3.2.8 stap 8: een bijsturingsplan uitwerken

De HACCP-werkgroep:

werkt een bijsturingsplan uit dat nodig is wanneer meetresultaten buiten de

vooropgestelde kritische grenswaarden vallen;

omschrijft de handelingen die ertoe moeten leiden dat de meetresultaten

opnieuw binnen de kritische grenswaarden komen;

stelt corrigerende maatregelen (CM) en correctieve acties (CA) op ingeval afwijkingen optreden (bijvoorbeeld productieproces onmiddellijk stoppen (CA), oorzaak van de afwijkingen onmiddellijk opzoeken (CM), afgekeurde

producten samenbrengen (CA), beslissen of die nog kunnen gebruikt worden (CM), apparatuur opnieuw op punt stellen (CM).

3.2.9 stap 9: opstellen van een HACCP-handboek

De HACCP-werkgroep:

verzamelt alle formulieren met de meetresultaten, alsook de verslagen van de werkgroepbijeenkomsten zolang als nodig, in een overzichtelijk en door

iedereen gemakkelijk te raadplegen handboek;

legt het handboek voor aan de bevoegde ambtenaren bij gelegenheid van

een audit van de voedingsdienst.

3.2.10 stap 10: evalueren en eventueel bijsturen

De HACCP-werkgroep:

evalueert voortdurend het systeem en stuurt bij daar waar er zich lacunes

voordoen of wanneer er zich fundamentele wijzigingen in het productieproces voordoen. Evalueren kan bijvoorbeeld door: interne audits

(op basis van in bijlage opgenomen checklist, jaarlijks uit te voeren), externe audits bij leveranciers, trends in de afwijkende meetresultaten onderzoeken, opleidingsbehoeften voor het personeel bepalen, validering

van de gebruikte kritische grenswaarden, klachtenanalyse, ...

ziet na of alle gevaren inderdaad onder controle zijn, hiervoor kunnen bijvoorbeeld microbiologische tests worden uitgevoerd;

ziet na of het vooropgestelde HACCP-plan naar behoren uitgevoerd wordt;

houdt het HACCP-handboek up-to-date.

Page 77: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 1

AUTOCONTROLEGIDS VOOR DE SECTOR VAN DE

GROOTKEUKENS EN

VERZORGINGSINSTELLINGEN

Hoofdstuk 4 PROCESSTAPPEN

Inhoud

HOOFDSTUK 4 PROCESSTAPPEN .................................................................................................... 1

4.1 Inleiding .............................................................................................................................................. 2 4.2 Processtappen .................................................................................................................................. 2

4.2.1 PROCESSTAP 01 AANKOOP VAN GOEDEREN ................................................................... 2 4.2.2 PROCESSTAP 02 ONTVANGST GOEDEREN ....................................................................... 4 4.2.3 PROCESSTAP 03 GOEDERENOPSLAG, NEUTRAAL ......................................................... 7 4.2.4 PROCESSTAP 04 GOEDERENOPSLAG, GEKOELD ........................................................... 8 4.2.5 PROCESSTAP 05 VOORBEREIDING .................................................................................... 12 4.2.6 PROCESSTAP 06 KOUDE BEREIDING ................................................................................ 13 4.2.7 PROCESSTAP 07 WARME BEREIDING ............................................................................... 17 4.2.8 PROCESSTAP 08 KOELEN ...................................................................................................... 23 4.2.9 PROCESSTAP 09 KOUDE OPSLAG IN DE KOUDE LIJN................................................ 25 4.2.10 PROCESSTAP 10 PORTIONERING .................................................................................. 27 4.2.11 PROCESSTAP 11 REGENERATIE ..................................................................................... 30 4.2.12 PROCESSTAP 12 DISTRIBUTIE ....................................................................................... 31 4.2.13 PROCESSTAP 13 DISTRIBUTIE VIA AUTOMATEN .................................................... 35 4.2.14 PROCESSTAP 14 RESTVERWERKING ............................................................................ 36 4.2.15 PROCESSTAP 15 AFRUIM EN VAATWAS ...................................................................... 37 4.2.16 PROCESSTAP 16 POTTENWAS ......................................................................................... 40 4.2.17 PROCESSTAP 17 SCHOONMAAK, ONDERHOUD EN DESINFECTIE .................... 42 4.2.18 PROCESSTAP 18 AFVALBEHANDELING ........................................................................ 46 4.2.19 PROCESSTAP 19 INTERN TRANSPORT ......................................................................... 49 4.2.20 PROCESSTAP 20 EXTERN TRANSPORT ........................................................................ 51 4.2.21 PROCESSTAP 21 BEREIDING VAN FLESVOEDING ................................................... 53

Page 78: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 2

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de verscheidene procesfasen in het totaalgebeuren van maaltijdbereiding en -verstrekking besproken. De voedingszorg bestrijkt

inderdaad de stappen van aankoop tot en met afvalverwijdering.

Elke paragraaf opent met een omschrijving van de processtap. Aansluitend worden de mogelijke gevaren (risico’s op fysische, chemische of

microbiologische contaminatie of verontreiniging), voor zover ze realistisch gezien in deze fase kunnen voorkomen, aangekaart.

Vervolgens worden, onder de titel ‘aandachtspunten’, aspecten uitgediept die, in het kader van de hygiënebewaking, extra aandacht verdienen. Eventueel wordt

hier verwezen naar punten van aandacht (PvA)

In sommige gevallen zijn bepaalde aandachtspunten dermate belangrijk dat ze in een kritisch controlepunt (CCP) worden ondergebracht. Het zijn punten die

essentieel zijn voor het goed hygiënisch beheer van een voedingsdienst.

Aandachtspunten die geen CCP zijn worden in een werkinstructie (WI) nader omschreven. Zie hiervoor hoofdstuk 6

Een overzicht van alle CCP’s, PvA’s en WI is opgenomen in bijlage 1.

Bemerk dat de nummering van de werkinstructies in overeenstemming is met

de nummering van de betrokken processtap. Zo hebben bijvoorbeeld alle werkinstructies met de nummering ‘17’ (WI.17.01; WI.17.02; WI.17.03;

WI.17.04) betrekking op ‘schoonmaak, desinfectie en onderhoud’ of processtap 17. Dit vergemakkelijk het terugvinden en ordenen van de werkinstructies die eventueel zelf door de keukenverantwoordelijke worden opgesteld.

4.2 Processtappen

4.2.1 Processtap 01 Aankoop van goederen

Omschrijving van de processtap

Het aankoopbeleid ligt in belangrijke mate aan de basis van de productie van veilig voedsel. Bij de keuze van

leveranciers is de prijs al te vaak doorslaggevend als beslissing tot aankoop. Niettemin ligt hier de eerste voorwaarde om in het

verdere productieproces veilig te kunnen handelen. Ook in het licht van de productaansprakelijkheid is dit een beslissende fase.

Een perfecte hygiëne bij de levering is een onmiskenbaar deel van het totale veiligheidsconcept. De verhouding prijs/kwaliteit moet dan ook in al zijn aspecten worden doorgelicht.

Mogelijke gevaren

Onvoldoende hygiënebewustzijn bij leveranciers. Om als goedkoopste

op de markt te bewegen, kunnen leveranciers soms een loopje nemen met de hygiëneregels. Het respecteren ervan heeft nu eenmaal een prijskaartje en de concurrentiestrijd is hard.

Onvoldoende oog voor persoonlijke hygiëne (vuile handen, hoesten of

niezen boven producten) of producten te lang op een ongeoorloofde plaats laten staan (te warm, stofferige omgeving, …) kunnen levensmiddelen in belangrijke mate microbiologisch verontreinigen.

WI.01.01

PvA.01.01

PvA.01.02

Page 79: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 3

Onvoldoende deskundigheid bij de inkoper. De inkoper moet permanent op

de hoogte blijven van het marktaanbod, nieuwe producten, nieuwe conditioneringsvormen, nieuwe producenten, nieuwe grossiers, enz. De

mate van deskundigheid en bedrijfsbetrokkenheid van de aankoopverantwoordelijke bepaalt welke risico’s in deze fase worden beheerst en hoe dit geschiedt.

Belangrijkste fouten zijn bijvoorbeeld:

inkoper laat de laagste prijs primeren en dit ten koste van kwaliteit en

hygiëne-eisen;

te bureaugebonden inkoper: hij moet leveranciers bezoeken, regelmatig

contact hebben met de ontvanger van de goederen en de magazijnier en moet zeker ook vertrouwd zijn met de keukenwerking en het eindproduct.

Hij moet regelmatig overleggen met de keukenverantwoordelijke en de processtappen kennen.

inkoper met selectieve belangstelling: in het geval de aankoop door slechts één persoon gebeurt, is het nodig dat deze een brede interesse heeft, zeker

voor de voedselveiligheid.

Betrek steeds de inkoper bij kwaliteitsoverleg en HACCP-opleidingen.

Aandachtspunten

Vooraleer er wordt overgegaan tot samenwerking moet de leverancier de

nodige garanties, eventuele vergunningen kunnen voorleggen. Ook resultaten van hygiënetesten binnen het toeleverend bedrijf en van de geleverde producten zijn een controlemiddel. Een (onaangekondigd) bezoek aan het

bedrijf, leverancier is zeer nuttig: ter plaatse kan vastgesteld worden hoe het hygiënepeil is in de onderneming en hoe een leverancier zijn

voedselveiligheidssysteem toepast. Naast de kwaliteit van de geleverde producten moet de aard van de gebruikte verpakkingen en de milieubelasting ervan bekeken worden.

De kwaliteit van producten uit groep I vergt speciale aandacht. Bijvoorbeeld:

rauwkostgroenten, filet americain, enz. Vermeld in de productspecificaties duidelijk de geëiste hygiëneaspecten. De kwaliteit van producten uit de andere

groepen vragen eveneens de nodige aandacht. Bijvoorbeeld: salades, gepasteuriseerde vleeswaren. Stel ook hier precieze aankoopspecificaties vast en omschrijf de modaliteiten van levering.

Voedingsmiddelen vervat in blik zijn schadelijk en moeten vernietigd worden:

wanneer het blik verroest is of lekken vertoont;

wanneer het blik door deuken of andere defecten op dusdanige wijze

beschadigd is dat het doordringbaar wordt voor gassen, vloeistoffen of micro-organismen;

wanneer de vlakke wanden van het blik bol staan.

Formuleer in de productspecificatie bepaalde precieze hygiëne-eisen. Deze kunnen bijvoorbeeld de toegelaten mate van vervuiling (% of aantal steentjes, zand, insecten, …) betreffen, een microbiële norm (steekproefsgewijs,

bijvoorbeeld een keer per jaar onaangekondigd gecontroleerd op een staal), het al of niet toestaan van kneuzingen, zuiverheid en aard en wijze van verpakken.

Hou bij het bepalen van de “houdbaarheidsduur na levering” rekening met de

(verwachte) tijd dat het product nog in de voedingsdienst zal worden gestockeerd vóór verbruik.

PvA.01.05

PvA.01.03

Page 80: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 4

Processtap 1

AANKOOP VAN GOEDEREN samengevat

Maak een juiste leverancierskeuze

Maak correcte afspraken o.a. in verband met leveringen

Heb bijzondere aandacht voor hun hygiëneaanpak

Waak over de deskundigheid van de inkoper

Verdedig kwaliteit boven de laagste prijs

Leg de lat hoog volgens de risicogroep

4.2.2 Processtap 02 Ontvangst goederen

Omschrijving van de processtap

Aan de receptie worden de goederen, zowel voedings- als niet-voedingsmiddelen, aangeleverd. Het betreft zowel grondstoffen welke voor directe verwerking naar warme of

koude bereiding worden doorgeleverd als goederen die in droog of gekoeld magazijn gestockeerd worden.

De aard en hoeveelheid van de geleverde goederen

wordt vergeleken met de bestelbon.

In regel zal een magazijnier de leveringen ontvangen. Hierbij neemt hij alle maatregelen vereist voor een perfecte hygiëne in acht (verder in dit werk

uiteengezet). Buiten de werkuren (bijvoorbeeld ’s morgens vroeg) zal de keukenverantwoordelijke vaak die taak op zich nemen volgens omschreven instructies.

Mogelijke gevaren

Fysische verontreinigingen kunnen de grondstoffen bezoedelen.

Bijvoorbeeld ongedierte op verse groenten, stof en insecteneieren op broodmanden, stukjes plastic, hout of metaal,…

Chemische verontreinigingen kunnen eveneens de grondstoffen hebben

besmet. Zelden zal de magazijnier dit merken. Het is een gevaar dat vooral door goede aankoopspecificaties moet worden ondervangen. Toch zal de magazijnier aandachtig zijn voor afwijkende geur of kleur die chemische verontreinigingen

kunnen verraden.

De mogelijke aanwezigheid van microbiologische verontreinigingen kan soms door afwijkende geur of consistentie vastgesteld worden. Afwijkende

temperatuur is eveneens een indicatie voor verhoogd risico. Alleen (steekproefsgewijs) controle op stalen, vooral voor producten uit groep I (laten) uitvoeren kan uitsluitsel geven.

Het is duidelijk dat ook in de ontvangstfase nog verontreinigingen kunnen

worden aangebracht. Door foute organisatie of onhygiënisch werken kunnen aanwezige verontreinigingen ook in omvang toenemen (plaats daarom geleverde

waren nooit rechtstreeks op de grond, ook al zijn ze degelijk verpakt).

Als voorbeeld van ‘toegebrachte’ chemische verontreiniging: het tellen van vleesporties temidden onzuiver materiaal of al rokend dit werk verrichten.

Als voorbeeld van fysische verontreiniging: het afscheuren van een exemplaar

van de geniete leveringsbons boven de visporties waarbij het nietje ‘zoek raakt’.

WI.02.01

PvA.01.04

Page 81: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 5

Het te lang wachten om gekoelde producten in frigo te plaatsen als voorbeeld

van het in omvang toenemen van microbiologische verontreiniging. Of boven het voedingsmiddel hoesten of niezen als gratis toemaatje bij de goederen…

Aandachtspunten

De verantwoordelijke voor de goederenreceptie moet bij ontvangst van voedingswaren alle regels volgen van goede persoonlijke hygiëne zoals

omschreven voor keukenpersoneel. Bind bij een vervuilende taak een voorhangschort voor. Ook handhygiëne is belangrijk: gebruik bij voorkeur

eenmalige handschoenen wanneer bij tellen of wegen onverpakte eetwaren (bijvoorbeeld vlees) worden aangeraakt.

Maak de receptieruimte en de opslagruimte voor leeggoed en al het in deze

lokalen gebruikt vast en rollend materiaal bijtijds schoon. Neem dit op in het reinigings- en ontsmettingsplan. Reinig en ontsmet dagelijks de oppervlakken die rechtstreeks met de voeding in aanraking komen (temperatuurmeter,

weegschaal, tafels, ...).

Na controle op basis van de productspecificaties worden de goederen in ontvangst genomen.

Controleer bij levering van de goederen

veiligheids- en kwaliteitsaspecten:

leveringsomstandigheden: uur, staat van vrachtwagen en persoonlijke hygiëne van de chauffeur

(bijvoorbeeld kleding, niet roken, handhygiëne,...);

etikettering en leveringsbon (vervaldata,

traceerbaarheidscode(s), …);

ingrediënteninformatie: zie na of er een etiket

aanwezig is met de ingrediëntensamenstelling, dit om na te gaan of er gegevens betreffende allergenen

beschikbaar zijn;

conformiteit met productspecificaties;

algemene hygiëne van product en verpakking;.

temperatuur (indien relevant);

zintuiglijk waarneembare kenmerken (kleur, geur,...);

kwantiteit: wegen, tellen, ... ;

kwaliteit: merk, klasse, kaliber, ...

Het is verplicht om minstens steekproefsgewijs een ingangscontrole uit te voeren. Bij een steekproefsgewijze ingangscontrole bepaal je zelf op basis van

een inschatting van de risico’s met welke frequentie je de controle uitvoert (jij blijft verantwoordelijk voor de producten die je aanvaardt). Zorg er wel voor dat je alle leveranciers afdekt.

Vermijd dat levering- en verpakkingsmateriaal van de leverancier in de zuivere zones van de productie komt. Overslag in of via schone zones gebeurt door het keukenpersoneel. Gebruik bij voorkeur ontpakkingszones. Indien toch leverings-

en verpakkingsmateriaal in de keuken komt, is dit zuiver en in goede hygiënische toestand en houdt het geen besmettingsrisico in.

Controleer steekproefsgewijs de temperatuur van de producten waarop

een ‘bewaartemperatuur’ vermeld staat (minimum één product per levering). Behalve wanneer anders vermeld in de wet zijn de vermelde temperatuurslimieten enkel van toepassing voor onderstaande productgroepen.

Zie NF.03.01 (hoofdstuk 5, punt 5.3.8) voor een meer gedetailleerde lijst van producten.

PvA.01.01

CCP.02.01

CCP.02.01

PvA.03.01

Page 82: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 6

Controleer bij levering steekproefsgewijs de etikettering op de

verpakking van producten.

Verplichte vermeldingen bij voorverpakte goederen (zie KB 13-09-1999 betreffende etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen) zijn onder meer:

de verkoopsbenaming; de lijst met ingrediënten; de hoeveelheid bepaalde ingrediënten of categorieën van ingrediënten; de datum van minimale

houdbaarheid en/of uiterste verbruiksdatum; de bijzondere bewaar- en gebruiksvoorwaarden; naam of handelsnaam en het adres van de fabrikant of de verpakker of van een in de Europese gemeenschap gevestigde verkoper; de

netto hoeveelheid. In art.8 §2 van het vermelde KB staan de voorschriften vermeld in verband met stukverpakking.

Dit is bijzonder waardevolle informatie om de interne traceerbaarheid op punt te

stellen.

Zorg voor een sluitend intern controlesysteem en stockeer de producten volgens de "first in first out" (FIFO) en/of “first expired, first out” (FEFO) methode. Aangeleverde producten die zelf worden gekoeld of diepgevroren worden snel en

doeltreffend gekoeld, afgedekt of verpakt en voorzien van een etiket waarop onder meer de aard van het product, de uiterste verbruiksdatum, de aanbevolen

bewaartemperatuur wordt vermeld. Een inventaris van deze producten wordt bijgehouden in een logboek (een document waarin alle in- en uitgaande

producten en opmerkingen worden genoteerd).

Aandachtspunten

Verse waren, vlees en vis: versheid wordt vooral sensorisch beoordeeld

(geur, kleur, textuur, glans, kleverigheid, aanwezigheid van abnormale hoeveelheden vocht, beschadigingen,..)

Groenten en fruit: let op de kwaliteit van het volledige lot (ligt bovenaan geen

andere kwaliteit dan onderaan). De goederen zijn vrij van overtollig vocht, rot, schimmels en beschadigingen door ongedierte. Als leveringsvoorwaarde wordt geëist dat fruit en groenten vrij zijn van insecten.

Diepvriesproducten: leveringstemperatuur, vochtkringen op de verpakking, ijs- en kristalvorming op de levensmiddelen, vervormde of beschadigde verpakking, losgevroren producten die aaneengeklit zijn: dit wijst op

voorafgaande ontdooiing.

Zuivelproducten: vuile, gescheurde en slecht gesloten verpakking, bolstaande verpakkingen, aangetaste korsten van kaas, abnormale schimmelvorming,

textuur, geur of kleur.

Bereide vleeswaren: gekreukte, doorprikte of vuile verpakking, abnormale geur en kleur, water en vet in abnormale omstandigheden en schimmelvorming.

Conserven en semi-conserven: geprikte, gedeukte, bolstaande, lekkende,

verroeste of geoxideerde blikken. Semi-conserven hebben een minder lange bewaartijd en worden in de koeling bewaard (bijvoorbeeld vis in bokaal, ansjovis, sommige vleessoorten in blik verpakt).

Droge producten: beschadigde of vuile verpakking, abnormale geur of kleur,

samengeklitte poeders, niet-homogene inhoud.

Aarzel niet bij twijfel en na overleg met betrokkenen om goederen die niet conform zijn met de productspecificaties te weigeren. Duid hiervoor

de passende verantwoordelijkheden aan binnen de voedingsdienst. Een staal van de teruggestuurde goederen kan voor labo-onderzoek worden bijgehouden.

Vul een formulier “non-conformiteit” in (RF.01.04) en geef een dubbel mee met

CCP.02.01

PvA.01.04

Page 83: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 7

de teruggestuurde goederen. Eventueel kan men vooraf met leveranciers

afspreken hoe niet-conforme goederen worden vernietigd.

Betrek de ontvanger van de goederen bij de opleidingen HACCP die georganiseerd worden.

Processtap 2

ONTVANGST GOEDEREN samengevat

Zorg er voor dat de afspraken met leverancier in verband met levering gekend zijn door het personeel dat goederen moet ontvangen

Controleer en registreer bij levering van goederen

Pas FIFO en FEFO methode toe

Weiger niet-conforme goederen, vul non-conformiteit-document in

Zorg voor (HACCP)opleiding van personen die goederen ontvangen

4.2.3 Processtap 03 Goederenopslag, neutraal

Omschrijving van de processtap

Na de in processtap 2 vermelde controles worden de ontvangen grondstoffen opgeslagen. De neutrale producten - als

bijvoorbeeld bloem, suiker, deegwaren, conserven, materiaal voor eenmalig gebruik, detergenten - in het zogenaamde droge

magazijn.

Het voedingsmiddelenmagazijn moet droog (30-40 % relatieve vochtigheid) en bij voorkeur donker zijn. De

temperatuur is de omgevingstemperatuur, bij voorkeur fris, richtwaarde 15 tot

25°C.

Mogelijke gevaren

Foute productkennis: zo moet de magazijnier conserven weten te onderscheiden van halfconserven. Deze laatste horen in de koeling. Droge producten en

bijvoorbeeld chocolade daarentegen worden nooit, ook niet voor beperkte periode, in frigo gestapeld. De magazijnier zal zijn kennis hieromtrent voortdurend op peil houden. Indien nodig vraagt hij advies aan de

keukenverantwoordelijke. Schoonmaakmiddelen kunnen mogelijks door de aard van de verpakking verward worden met voedingsmiddelen, stockeer ze daarom

in een fysiek afgescheiden zone in de stockageruimte of beter nog in een afzonderlijke ruimte.

Overschrijden van de voorgeschreven bewaartemperatuur: vele producten dragen een aanbeveling betreffende de opslag. Dikwijls

beperkt tot ‘droog bewaren’, bewaren in een droog magazijn is hier voldoende; bij de vermelding ‘koel bewaren’ is een opslagtemperatuur van maximaal 7°C

vereist.

Niet respecteren van de FIFO of FEFO: het vraagt discipline om ordelijk te werken en bij levering steeds de oudste of snelst vervallen producten vooraan te

plaatsen.

Ongedierte: insecten (mieren, kakkerlakken, vliegen, wespen enz.) en knaagdieren (ratten, muizen) kunnen in het magazijn huizen. Binnenkomend

WI.03.01

PvA.03.01

Page 84: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 8

langs niet-afgedichte kieren, openstaande ramen (horren plaatsen) of met de

goederen.

Aandachtspunten

Sla geen voedingswaren, hoe kort de tijdspanne ook, in een vochtige en warme (keuken)zone op.

Stockeer geen voedingsmiddelen rechtstreeks op de grond.

Respecteer en controleer regelmatig de vervaldata.

Bewaar eetwaren, papierwaren en non-food zo veel mogelijk afzonderlijk (eigen

opslagruimte of fysiek apart), voor schoonmaakproducten is dit een verplichting.

Vervoer, bij uitlevering uit magazijn, producten met verschillend besmettingsrisico niet op hetzelfde rollend materiaal (bijvoorbeeld: geen verse

sla op diepvriesproducten, geen brood onder schoonmaakmiddelen).

Verwittig onverwijld de verantwoordelijke wanneer een onregelmatigheid wordt bemerkt. Bijvoorbeeld: over-datum-product, bijna vervallen product, defecte thermometer, sporen van ongedierte.

Respecteer de handhygiënevoorschriften, kleding moet aangepast zijn aan het

werken met voeding (bijvoorbeeld voorhangschort ter beschikking).

Processtap 3

GOEDERENOPSLAG NEUTRAAL samengevat

Hou de temperatuur en vochtigheidsgraad in de magazijnen zo laag

mogelijk

Magazijnier heeft de juiste productkennis

Werk ordelijk

Respecteer FIFO/FEFO principe en vervaldata

Heb aandacht voor ongedierte

Scheid opslag en vervoer omwille van verschillend besmettingsrisico

Let op de persoonlijke hygiëne van het personeel

4.2.4 Processtap 04 Goederenopslag, gekoeld

Omschrijving van de processtap

Na controle op kwantiteit en kwaliteit worden de ontvangen grondstoffen opgeslagen. Producten die koel of diepgevroren

worden geleverd dienen, voor zover ze niet onmiddellijk in de productieruimten worden verwerkt, in koelcel of diepvries

gestockeerd.

In normformulier NF.03.01 is de aanbevolen bewaartermijn, plaats en temperatuur van bewaring van enkele courant

gebruikte producten weergegeven. Deze aanbevelingen gelden enkel indien er geen voorschriften op het etiket staan. Voor de producten die niet in deze lijst voorkomen gelden de specifieke bewaarvoorschriften zoals

vermeld op de verpakking.

Belangrijke opmerkingen

De aangegeven bewaartijden zijn richtingaangevend. Hou in de eerste plaats rekening met de vermeldingen die op de verpakking

PvA.03.01

Page 85: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 9

vermeld staan, ook al staan deze in tabel NF.03.01. Hou verder rekening

met de kwaliteit van de producten (uitzicht, geur, kleur, smaak, textuur, …) op basis waarvan de bewaartermijn eventueel moet ingekort worden.

Eenmaal de verpakking geopend is, vervalt de originele houdbaarheidsdatum. Zorg ervoor dat wanneer de oorspronkelijke

verpakking vervangen wordt, een aangepaste vermelding (houdbaarheidsdatum, aard van het product, …) op de afdekfolie of het

deksel wordt aangebracht. Er kan eventueel gebruik gemaakt worden van gekleurde etiketten die aangeven ‘tot welke dag’ kan bewaard worden.

Mogelijke gevaren

Foute productkennis: producten in verkeerde opslag stockeren (bijvoorbeeld diepvriesbroodjes in de koeling, ongespoelde groenten in

vlees-/visfrigo,..)

Microbiële ontwikkeling na de goederenontvangst: door niet snel genoeg in de koeling te stoppen. Om die reden moeten eieren koel bewaard worden.

Chemische of fysische verontreiniging van de geleverde goederen: mogelijk

bij niet-afgedekte voedingswaren. Kruisbesmetting door gemengde manipulatie van rauwe/vuile en voorbereide, zuivere grondstoffen kan ook optreden.

Aandachtspunten

Sta kritisch bij het gebruik van kunststofstroken om warmteverlies uit de koelcel te vermijden. Deze stroken kunnen oorzaak zijn van kruisbesmetting omdat ze

voortdurend contact maken met binnenrijdende karren, kleding en handen van personeel, verpakking, eventueel onafgedekte (!) spijzen, enz. Het gebruik ervan moet dus weloverwogen zijn en het onderhoud ervan dient zeker in het

reinigings- en ontsmettingsplan opgenomen te worden. Geef duidelijke instructie dat de deur zo snel mogelijk terug moet gesloten worden. Voorzie automatische

deuren of een alarmsignaal indien de deur te lang open blijft.

Het keukenpersoneel gebruikt bij onderbreken van een ‘zuivere taak’, een voorhangschort voor beperkt magazijnwerk. Ververs de werkkleding indien ze

verontreinigd is.

Aandacht voor de handhygiëne bij het halen van grondstoffen uit het magazijn tijdens het verwerken van voeding.

Reinig tussentijds het rollend materiaal, wanneer het vervuild is door gebruik.

Stockeer de gekoelde en diepgevroren producten bij de juiste

temperatuur. Behalve wanneer anders vermeld in de wet zijn de in het NF.03.01 vermelde temperatuurslimieten van toepassing.

Gebruik de laagste optimale temperatuur als norm ingeval goederen van verscheidene groepen samen gestockeerd worden.

Sla te koelen goederen onmiddellijk (binnen de 15 min.) op in de daartoe

bestemde ruimtes. Het respecteren van de ‘FIFO’ of ‘FEFO’ impliceert dat de oudste of eerst vervallende producten eerst worden verwerkt. De producten

roteren goed en de voorraden zijn in verhouding tot het verbruik en/of de beschikbare stockeerruimte.

WI.07.03

PvA.03.01

PvA.02.01

Page 86: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 10

Let erop dat de bewaarduur en vervaldagen goed

leesbaar blijven.

Dek alle onverpakte producten bij stockage in de koelruimte af. Verwijder overtollige (kartonnen)

verpakking. Plaats nooit producten rechtstreeks op de vloer.

Controleer wekelijks de voorraad in de koelruimten. Hoe

vaak temperatuursmetingen moeten worden uitgevoerd is niet wettelijk bepaald. Aanbevolen wordt om de temperatuur van de koelcellen voor kritische producten

dagelijks te controleren (verse vis, vlees, zuivelproducten, bereide gerechten, gekoelde

gerechten, warm of koud getransporteerde maaltijden, …).

Registreer (manueel of continu) de temperatuur van de gestockeerde producten op de meest ongunstige plaats.

Neem de passende maatregelen (onmiddellijk verwerken, eventueel vernietigen van de producten, intensief bijkoelen) ingeval de luchttemperatuur in de vries- en koelcellen aanzienlijk verschilt van de kerntemperatuur van de producten. In

voorkomend geval kan de kerntemperatuur het best gemeten worden door de sonde van de thermometer enige tijd tussen twee diepvriesverpakkingen te

steken of door gebruik te maken van gedenatureerde alcohol zoals hieronder beschreven.

Automatische metingen en geïntegreerde, langs buiten afleesbare, thermometers zijn in de regel luchttemperatuurmetingen. Handmatige metingen

met een sondethermometer zijn altijd kerntemperatuurmetingen.

De kerntemperatuur verschaft de betrouwbaarste informatie over de koelingstoestand van al geruime tijd bewaarde producten. De luchttemperatuur

zegt dan weer iets meer over de temperatuur die aan het oppervlak van opgeslagen producten zou kunnen heersen.

Blijkt deze luchttemperatuur niet conform te zijn, kan overgegaan worden tot

het meten van de kerntemperatuur van de diepvriesproducten. De combinatie van dagelijks aflezen van vaste luchttemperatuurthermometers en ingeval van twijfel aangevuld met kerntemperatuurcontrolemetingen wordt dan ook

aanbevolen.

Zorg ervoor dat door het perforeren van de (diepvries)producten bij het meten van de kerntemperatuur geen kruisbesmetting veroorzaakt wordt. Daarom is

voor dit soort meting het gebruik van plastic flesjes gedenatureerde alcohol, die permanent in de koeling (en diepvries) op een representatieve plaats blijven

staan, het handigst. Bovendien wordt op deze manier kruisbesmetting via thermometersondes beperkt.

Hou de temperatuursmetingen van de diepvries- en koelcellen voldoende lang (minimum twee jaar of zes maand voor bedrijven die onder de versoepeling

vallen) bij. Ze kunnen waardevol zijn om eventuele productaansprakelijkheid af te wijzen of als algemeen bewijs van een goed voedselveiligheidsbeleid.

Wees alert voor de ontdooicyclus van de koelelementen in de

diepvriesruimte. Technische interventies (automatisch of manueel) bij het ontdooien van de installaties kunnen voor temperatuursfluctuaties zorgen. Hou

deze temperatuurschommelingen in het oog via de registratieformulieren en grijp onmiddellijk in wanneer er zich al te langdurige afwijkingen voordoen.

CCP.04.01

CCP.04.01

Page 87: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 11

Bewaar geen medische of verpleegkundige middelen in frigoruimtes, tenzij ze

degelijk verpakt zijn en in een afzonderlijk, afgesloten compartiment gehouden worden (bijvoorbeeld koel te bewaren brandwondenzalf).

Zorg dat er bij overschrijding van de vereiste temperatuur een voldoende lang

aanhoudend alarmsignaal (licht of geluid) aanwezig is.

Sensibiliseer het personeel om de deuren snel te sluiten en ze niet meer dan nodig te openen.

Voorzie een min-max thermometer: dit is een onontbeerlijk hulpinstrument om

eventuele temperatuurschommelingen vast te stellen. Door dubbel meten (2 verschillende thermometers) én kern van het product en omgevingstemperatuur kan men goed de schommelingen evalueren.

Maak de koelruimten, leggers en beschermroosters van de koelelementen in de diepvries-, koelcel zo vaak als nodig schoon (vastgelegd in het reinigings- en ontsmettingsplan). Ontsmet ook regelmatig koel- en vriescellen,

minstens eenmaal per maand voor koelcellen, minstens twee maal per jaar voor vriescellen.

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Controleer, tenzij een permanent registratiesysteem is voorzien, dagelijks op hetzelfde tijdstip de temperaturen van alle koel- en vriescellen.

Mogelijke oorzaken van afwijkende temperaturen:

de cel is voor één of andere verrichting vrij langdurig geopend geweest;

er is een belangrijke hoeveelheid goederen aan hogere temperatuur dan

deze van de cel ingebracht;

de ontdooicyclus van het koelelement is bezig;

de cel is defect.

Registreer bij afwijkende temperatuur 1 uur later opnieuw de temperatuur. Beslis ‘ad hoc’ op basis

van een risicoanalyse in welke mate de producten nog veilig kunnen verwerkt worden dan wel of ze

onherroepelijk vernietigd moeten worden. Bij gekende duur van de ontdooicyclus mag deze tijdsspanne aangepast worden. Wijkt de temperatuur dan nog af,

verwittig de verantwoordelijke die de gepaste maatregelen neemt en eventueel de bevoegde technici

verwittigt.

Meet op geregeld tijdstip de tijdsduur dat gekoelde en diepgevroren producten na ontvangst in de receptiezone, dus buiten koeling, staan. Indien deze tijdsduur de 15 minuten overschrijdt, overlegt de verantwoordelijke met de

magazijnier hoe de wegplaatsing kan worden versneld. Indien noodzakelijk past hij de werkplanning aan.

Processtap 4

STOCKAGE GOEDEREN, GEKOELD samengevat

Garandeer de juiste temperatuur bij stockage

Voorzie bij voorkeur op alle koel- en vriescellen een alarmsysteem bij

afwijkende temperatuur

WI.17.03

CCP.04.01

CCP.04.03

CCP.02.01

Page 88: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 12

Zorg voor een goede rotatie van producten in stock

Stockage rechtstreeks op de vloer is verboden

Pas het first in first out of first expired first out principe toe

4.2.5 Processtap 05 Voorbereiding

Omschrijving van de processtap

Deze fase (spoelen en eventueel versnijden van groeten) is mede in het licht van mogelijke kruisbesmetting, zeer

belangrijk. Groenten worden gespeld met water van drinkwaterkwaliteit (indien het water behandeld wordt, bijvoorbeeld met natriumhypochloriet, moet die in de lijn zijn

met de nota “Waterkwaliteit in de levensmiddelensector” van het FAVV.

Vlees-, vis-, groenten- en fruitconserven worden van hun verpakking ontdaan. Diepgevroren grondstoffen worden ontdooid. Uitgezonderd voor brood(jes) mag men levensmiddelen nooit ontdooien bij kamertemperatuur

of in bain marie.

Bij het ontdooien plaatst men de diepvriesproducten (in hun verpakking of ontpakt) in de koelkast, met recipiënt eronder om dooivocht op te

vangen. Indien men snel wil ontdooien, dan kan dat in de microgolfoven. Daar waar mogelijk kan het ontdooiproces vermeden worden door levensmiddelen

onmiddellijk in de productie te gebruiken (bijvoorbeeld diepvriesgroenten voor soep). Verwerk ontdooide (en gekoelde) producten binnen de 24 uur. Opnieuw invriezen is niet toegestaan.

Binnen deze fase definiëren wij het blancheren van groenten of het garen

(braiseren, braden, stoven) van vlees of vis voor verdere verwerking. Omdat hier verhittingstechnieken bij te pas komen worden dergelijke processen

evenwel onder het hoofdstuk ‘bereiding’ behandeld.

Mogelijke gevaren

Fysische verontreinigingen kunnen onvoldoende verwijderd worden of, in deze fase, ongewild aan het product worden toegevoegd, bijvoorbeeld: onvoldoende verwijdering van zand bij slecht spoelen van de groenten. Men kan ook

besmetten met minuscule stukjes blik van de conserven bij onzorgvuldig openen. Stukken van de verpakking kunnen in de bereiding terechtkomen:

metalen clips, plastic enz..

Chemische verontreinigingen kunnen in hoofdzaak optreden door groentespoeling in een, na schoonmaak, onvoldoende nagespoelde wasbak.

Microbiologische verontreinigingen treden in eerste instantie op door kruisbesmetting. Niet ordentelijk werken en vuile en schone producten op

hetzelfde oppervlak, met hetzelfde materiaal of met niet tussentijds gewassen handen behandelen, is de oorzaak. Toename van microbiologische groei -

eventueel tot boven de gevarengrens - is mogelijk door onvoldoende terugbrengen van de aanvangsbesmetting en/of door de schoongemaakte

goederen te lang buiten koeling te bewaren.

Aandachtspunten

Plaats onreine recipiënten met groenten, vlees en dergelijke, op een

keukenwagen en niet op een werktafel.

WI.05.02

Page 89: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 13

Hou vuile en reeds gereinigde voedingswaren steeds gescheiden, dus: nooit

zuivere groenten/vlees/vis op een onrein werkoppervlak. Tussentijds: reinigen en ontsmetten (zie processtap 17).

Was na behandeling van rauwe of vuile producten steeds de handen.

Gebruik voor zuivere producten zuivere messen, snijplanken, enz.

Reinig en ontsmet de keukenwagens waarop onzuivere verpakkingen hebben

gestaan: indien ze voor tussentijds ander zuiver gebruik vereist zijn; op het einde van de voorbereidende taak; was nadien de handen.

Gebruik de cutter volgens werkinstructie1

Leg in de tafelweegschaal, alvorens te wegen, een eenmalige folie van voldoende grootte. Het pak folie moet zeer hygiënisch (bijvoorbeeld in

voorbehouden lade) worden weggeborgen. Neem nooit een folie met vochtig gelikte vingertoppen.

Ontdooi diepgevroren voedingsmiddelen zoals beschreven in betreffende

werkinstructie.

Open blikken bij voorkeur in een ‘ontpakkingsruimte’. Maak stoffige blikken vóór het openen goed proper. Reinig en ontsmet de blikopener regelmatig. Let er

vooral op dat er geen metaaldeeltjes in de voeding terechtkomen.

Volg voor het spoelen en versnijden de opgestelde werkinstructie.

Processtap 5

VOORBEREIDING samengevat

Ontdooi diepvriesproducten in de koelkast

Zorg voor een scheiding tussen vuil en proper

Gebruik zuiver materiaal

Ontpak bij voorkeur in een aparte ruimte

4.2.6 Processtap 06 Koude bereiding

Omschrijving van de processtap

Onder koude bereiding worden handelingen verstaan zoals het

bereiden van koude schotels of broodjes maar ook het maken van koude, snel klare convenience desserts en koude sauzen.

Soms betreft het een samenvoegen van eerder bereide en

afgekoelde componenten met rauwe producten of sauzen (bijvoorbeeld ham- of vissalade).

Mogelijke gevaren

Microbiologische verontreinigingen vormen hier het grootste gevaar. Het

verwerken van ‘over-datum-grondstoffen’ kan een eerste aanleiding zijn. Het toepassen van een gebrekkige persoonlijke- of handhygiëne kan een besmetting

1 Gezien de diversiteit en eigenheid van toestellen zijn een aantal WI’s hier niet opgenomen, aan de

verantwoordelijke om zelf een WI op te maken (bijvoorbeeld op basis van voorbeelden WI.05.02 of WI.05.07).

WI.05.xx

WI.05.02

WI.05.04

WI.06.01

Page 90: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 14

op de spijzen aanbrengen. Het werken bij te hoge omgevingstemperatuur kan

een bacteriegroei in sterke mate stimuleren.

Niet respecteren van de vervaldatum: zolang de verpakking niet is geopend, geldt de vermelde datum op de verpakking. Geopende verpakking kort en goed

verpakt bewaren, dit om kruisbesmetting te voorkomen.

De verantwoordelijke bepaalt hoelang iets kan bewaard worden. Op de verpakking van aangesneden voedingsmiddelen wordt telkens een nieuwe

houdbaarheidsdatum aangebracht die consequent gerespecteerd wordt. Bijzondere aandacht moet besteed worden aan o.a. pastei, ham, leverbereidingen, rosbief, ... .

Aandachtspunten

Algemeen

zorg ervoor dat de koude keten niet onderbroken wordt;

zie toe op een correcte persoonlijke hygiëne (zie hoofdstuk 2, punt 2.5);

gebruik zuiver werkgerei en eventueel wegwerphandschoenen: vóór elke nieuwe bewerking vervangt men de handschoenen en wordt het gerei

afdoend afgewassen of er wordt ander, zuiver, materiaal genomen;

maak de werkoppervlakken onmiddellijk na de koude bereiding proper;

wees alert voor het gebruik van rauwkost op koude schotel, op broodjes of

als garnituur;

rauwkost wordt grondig gespoeld, versneden op zuivere snijplank of met de groentesnijder;

wegens de kans op een aanvangsbesmetting vragen sommige rauw gebruikte producten (bijvoorbeeld peterselie, ajuin, sojakiemen) extra aandacht. Deze producten worden met extra zorg proper gemaakt en

gespoeld, en nooit langer dan 24 u bewaard.

Producten die specifieke aandacht vragen:

Eieren

in verband met kans op besmetting met Salmonella enteritidis moet

aan eierbereidingen die niet of onvoldoende verhit worden (mayonaise, chocolademousse, zachtgekookt ei, sabayon, Hollandse saus, eidooier in puree, binding in sausen (liaison)…) bijzondere aandacht worden

besteed;

serveer bij voorkeur hardgekookte eieren en pel ze volgens

werkinstructie;

eieren niet langer dan zeven dagen in koeling bewaren (max. 7°C) of aankoop van gepelde eieren (uiterste verbruiksdatum: zie etiket, bewaard aan max. 7°C);

gerechten waar verse, niet-verhitte eieren zijn in verwerkt, worden

onmiddellijk in de koeling geplaatst.

Vlees en vis

zie werkinstructie gebruik snijmachine;

THT/TGT-datum zorgvuldig controleren;

gebruik een afzonderlijke snijmachine voor fijne vleeswaren en voor kaas; haal pas vlak voor de versnijding de waren uit de koeling;

plaats het ingepakt stuk op de werktafel, verwijder de verpakking, plaats op de snijplank of snijtoestel en snijd het nodige aantal porties zonder

onderbreking;

verdeel de porties en pak ze in om uitdroging en besmetting te voorkomen;

WI.05.08

WI.05.03

WI.05.08

WI.05.06

WI.05.07

Page 91: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 15

doe een tussenreiniging bij verandering van productsoort;

plaats de waren zo snel mogelijk terug in de koeling;

pak nog bruikbare etensresten hygiënisch in en dateer ze voor stockering;

vernieuw de verpakking bij het opnieuw stockeren van reeds deels verbruikte stukken na de versnijding.

Filet americain

indien bereid aangekocht: zelf niet meer verder bewerken en de strengste hygiënische normen respecteren;

indien zelf bereid: Zorg voor een onberispelijke persoonlijke hygiëne en gebruik alleen materieel en een gehaktmolen of cutter die goed

onderhouden, gereinigd en gedesinfecteerd zijn. Gebruik enkel zeer vers vlees en bewaar het vlees niet te lang en zo koud mogelijk. Als aanbeveling

geldt dat gehakt vlees van pluimvee ten hoogste drie dagen nadat de dieren zijn geslacht, bereid moet worden en in het geval van andere dieren ten hoogste zes dagen nadat de dieren zijn geslacht. Wanneer het gaat om

uitgebeend en vacuümverpakt rund- en kalfsvlees wordt een maximumtermijn van 15 dagen tussen slachten en gehaktbereiding

aanbevolen. De temperatuurstijging tijdens het malen en mengen moet zo gering mogelijk zijn. De temperatuur van het gehakt mag niet hoger zijn dan 4 °C, hoewel tijdens de bereiding een overschrijding tot 7°C

getolereerd wordt. Maak steeds gebruik van hygiënisch onberispelijke additieven en toegelaten ingrediënten.

transporteren op max.2°C, (maximum 24 uur);

bereide filet américain bestemd voor broodjes of koude schotels moet na opening (van de verpakking indien voorverpakt) binnen de 24 uur verbruikt

zijn.

Eigen salades

diepvries: ontdooid als voorzien in werkinstructie;

vers: na bereiding afgekoeld volgens werkinstructie en max. 24 uur

in frigo (max.4°C) bewaard;

controleer nauwgezet de zuiverheid van verwerkingsapparatuur;

meng nooit producten met blote handen onder sauzen, gebruik zuivere, eenmalige handschoen of nette spatel;

heb aandacht voor het mogelijk oplopen van temperatuur bij machinaal

mengen;

verbruik deze salades direct of voorzie ze van een UGD datum.

Aangekochte salades

indien geen bewaartemperatuur op etiket vermeld, opslaan bij max. 4°C;

THT/TGT-datum respecteren.

Bereiding van sauzen

gebruik in koude sauzen nooit rauwe eieren maar gepasteuriseerde eiproducten;

controleer bij de bereiding van eigen sauzen of bij de bewerking met aangekochte sauzen de reinheid van het gebruikte materiaal.

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Rauwkost, al of niet versneden, gebruikt bij koude schotels of broodjes mag niet ouder zijn dan 24 uur (tenzij datering op gesloten verpakking anders aangeeft)

en moet uit koeling (max. 4°C) komen.

WI.05.02

WI.08.01

Page 92: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 16

Vlees (of vis) bestemd voor koude schotels of

broodjes en vooraf zelf gesneden mag niet ouder dan 24 uur versneden zijn, tenzij vacuüm

verpakt. Het moet gedateerd verpakt zijn en in koeling (max. 4°C) zijn opgeslagen.

Bereide filet américain bestemd voor broodjes of

koude schotels, moet binnen de 24 uur gebruikt zijn. Hij dient opgeslagen bij max. 4, liefst 2°C.

Hanteer hoge hygiënenormen bij aankoop, bewaring en bewerking van vlees of vis bestemd

voor niet-verhitte bereiding, als bijvoorbeeld carpaccio. Sta hier niet de minste afwijking toe.

Controleer de datum van de producten

(rauwkost, salades, vooraf versneden toespijs, eigen bereidingen) welke worden gebruikt. Indien deze datum vervallen is, verwijder de

producten.

Controleer de temperatuur van de koelkast waaruit de producten komen. Wijkt de oppervlaktetemperatuur af, meet dan de

kerntemperatuur van de grondstof. Is deze temperatuur hoger dan 7°C voor grondstoffen van risicogroep I en 10°C voor grondstoffen van groepen II III en

IV, vernietig dan de producten. Dit laatste geldt enkel voor producten die moeten gekoeld worden (bijvoorbeeld een geopende doos UHT-melk of soep).

Gebruik geen producten welke onverpakt of onafgedekt in de koeling staan. Is

dit toch het geval, informeer of ze de dag zelf zijn toebereid. Is dit niet het geval, vernietig ze.

Controleer kleur, geur en consistentie van alle producten, ook deze binnen datum. Overleg bij elke verdachte eigenschap met de chef-kok of

verantwoordelijke. Ingeval van twijfel zal het product niet gebruikt worden en wordt de leverancier verwittigd.

Processtap 6

KOUDE BEREIDING samengevat

Respecteer de externe en interne vastgelegde vervaldata

Voorzie een aangepaste temperatuur in de koude keuken

Pas een strikte hygiëne toe

Let in het bijzonder op zuiver werkgerei

Herken producten met hoog risico

CCP.04.01

Page 93: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 17

4.2.7 Processtap 07 Warme bereiding

Omschrijving van de processtap

De warme bereiding is de essentie van de keuken. Het betreft

bereidingen van soepen, sauzen, voor- en hoofdgerechten, warme nagerechten en diverse kleine hapjes (bijvoorbeeld voor aperitief) en snacks. Het strekt tot aanbeveling alle gerechten

op receptenfiches bij te houden.

De grondstoffen zijn van zeer diverse aard: vlees, vis, eieren, groenten, fruit, zuivel en samengestelde - vaak convenience -

producten.

De bereidingstechnieken kunnen ingedeeld worden op basis van het gebruikte warmtemedium. Water (stoom), olie, water én olie, lucht (of een combinatie van

deze media) kunnen worden aangewend. In de praktijk betekent dit: koken, koken onder druk, stomen, pocheren, blancheren, bakken, bakken in frituurolie, braden, stoven, smoren (braiseren), glaceren, gratineren, bereiden in microgolf

(d.m.v. straling), e.d.

Het onderscheid is van belang omdat bij de technieken waar water als warmtemedium wordt gebruikt ca. 100°C wordt bereikt; terwijl de andere

technieken doorgaans het dubbele van deze temperatuur realiseren. Dit heeft zijn weerslag op de bereikte kerntemperatuur van het product, de snelheid en

doeltreffendheid waarmee micro-organismen vernietigd worden.

De mate van complexiteit van de bereiding is evenzo, vanuit het standpunt hygiënebewaking, van wezenlijk belang. Bij het braden van biefstuk zullen slechts de kerntemperatuur en de tijd de kritische parameters zijn. Bij de

bereiding van éénpansgerechten of bijvoorbeeld een gegratineerde visschelp met champignons zullen meerdere punten, die reeds van bij de voorbereiding, ja

zelfs van in de inkoopfase moeten worden bewaakt, aan de orde zijn.

De bereide producten worden ofwel aansluitend gedistribueerd ofwel na deskundige terugkoeling opgeslagen voor later (koud of warm) gebruik.

Mogelijke gevaren

Fysische verontreinigingen zullen in deze procesfase niet frequent optreden. Toch moet aandacht gaan naar bijvoorbeeld het volledig verwijderen van de

verpakking. Metalen deeltjes in/op braadkippen, een mogelijk slordig afgesneden hoekrestje van de plastiek zak van diepvriesgroenten, enz. Bij

vergaande slordigheid kunnen ook loszittende apparatuuronderdelen in de spijzen geraken.

Microbiologische verontreinigingen vormen in deze fase het grootste gevaar. In het bijzonder wanneer eiwitrijke producten worden verwerkt (vlees, vis,

gevogelte of zuivel).

De belangrijkste oorzaken van microbiologische besmetting en/of ongewenste microbiologische groei zijn:

kruisbesmetting (handen);

gecontamineerde grondstoffen;

het niet bereiken van de kerntemperatuur (60°C);

een onvoldoende lange verhittingstijd;

een te trage afkoeltijd.

Page 94: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 18

Chemische verontreinigingen kunnen optreden

door het instellen van te hoge temperatuur (frituurolie boven de 180°C) bij het ondeskundig reinigen

(naspoelen) van de friteuse of bij niet frequent vervangen van het vet. Ook bij het onvoldoende zuiver houden van

een grill (verkolingsresten) of onoordeelkundig handelen (vlam bij barbecue) kunnen schadelijke chemische stoffen gevormd worden. Ook (dampen van) restanten van

ovenreinigers en andere sterke reinigings- of ontkalkingmiddelen behoren tot de risico’s.

Acrylamide2 is een kankerverwekkende chemische stof die zich ontwikkelt in

levensmiddelen bij een verhitting boven 100°C, zoals vb. bakken, frituren,

roosteren, braden,… Ze ontstaat tijdens het bruinkleuren van verhitte producten die zowel koolhydraten (zetmeel en/of suikers) als eiwitten (of proteïnen) bevatten. Voorbeelden van zulke producten zijn knäckebröd, chips en andere

zoutjes, frieten, koekjes, koffie, cornflakes, toast,... Het vochtgehalte van de producten tijdens de bereiding heeft ook een invloed op de vorming van

acrylamide: hoe hoger het vochtgehalte is, hoe minder acrylamide er gevormd wordt. Zo zal er tijdens koken, stoven en stomen geen acrylamide ontstaan.

Acrylamide zal bij het frituren al ontstaan vanaf een vet/olietemperatuur van

120°C. Vanaf een temperatuur van 175ºC zal de ontwikkeling van acrylamide echter zeer sterk toenemen. Om de vorming van acrylamide zo veel mogelijk te vermijden wordt daarom aangeraden te frituren bij max. 175°C (de wettelijke

max. temperatuur is 180°C).

Hoe langer aardappelen opgeslagen worden in ongunstige opslagomstandigheden (< 6°C), hoe meer acrylamide er zal ontstaan tijdens het

frituren. Aardappelen die lang opgeslagen werden in dergelijke ongunstige omstandigheden of gekiemd zijn, kunnen daarom best gebruikt worden om gekookt te worden aangezien er tijdens deze bereidingswijze geen acrylamide

ontstaat. Er wordt tevens

aangeraden om de aardappelen na het schillen en snijden een uur in koud water te leggen. Zo zal er een deel van de suikers die mee verantwoordelijk zijn voor

de vorming van acrylamide oplossen in het water. Er wordt daarom ook best gewerkt met aardappelen met een laag suikergehalte.

Ook bij het bakken van brood en andere bakkerijproducten dient aandacht besteed te worden aan de mogelijke vorming van acrylamide. De oventemperaturen moeten zodanig ingesteld zijn dat voor geen enkele van de

producten een zichtbare verbranding of extreem bruin-zwarte verkleuring optreedt na het bakken van het deeg.

Ammonium bicarbonaat, een rijsmiddel dat gebruikt wordt in de bereiding van

o.a. koekjes en ontbijtgranen, heeft een belangrijke invloed op de vorming van acrylamide. Het gebruik van dit rijsmiddel zal de vorming van acrylamide aanzienlijk verhogen en wordt bijgevolg sterk afgeraden.

2 Op de website van de Europese Commissie

(http://ec.europa.eu/food/food/chemicalsafety/contaminants/acrylamide_en.htm) kan u brochures over enkele

specifieke producten terugvinden waarin verduidelijkt wordt hoe u de vorming van acrylamide kan beperken.

CCP.07.02

Page 95: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 19

Aandachtspunten

Handhaaf gedurende voldoende lange tijd een hoge kerntemperatuur. Hierdoor worden microbiologische gevaren tot een minimum herleid. De meeste micro-

organismen sterven af bij een temperatuur van 80°C die 10 min. wordt aangehouden. Bij hogere temperatuur volstaat een minder lange verhitting. Kennis van de kerntemperaturen bij het opstellen van de kookprocedures is dus

van het grootste belang. Bepaalde vleessoorten (gebraad, rosbief, steak) die omwille van

bereidingswijze (bleu, rosé, à point) die kerntemperaturen niet halen of culinaire bereidingen (hollandaise-, bearnaisesaus, sabayon, …) die bereid

worden op een lagere temperatuur vragen extra zorg. Daarom is het uiterst belangrijk dat tijdens de opslag

en de voorbereiding zeer strenge hygiënische voorzorgsmaatregelen nageleefd worden en dat de bereidingen op het laatste moment uitgevoerd en

onmiddellijk geserveerd worden. Het spreekt voor zich dat dergelijke bereidingen alleen worden bereid

met zeer verse kwaliteitsproducten.

Laat zo weinig mogelijk tijd tussen de bereiding en de bediening verlopen in warme lijn.

Zorg dat ‘doorprikt’ vlees (verhoogde kans op microbiologische verontreiniging)

voldoende lang verhit wordt tot in de kern. Ook aan met keukengerei aangeprikte stukken extra aandacht schenken.

Meet bij grotere kookketels met wandverhitting de kerntemperatuur bovenaan in

het midden van de ketel. Omroeren van bereidingen is wenselijk om een homogene temperatuursverdeling te bereiken.

Gebruik voor het meten van temperaturen van producten bereid in ovens bij

voorkeur een ingebouwde kernsonde.

Vermijd tijdens het bakken, koken of braden dat rauw voedsel met bereid voedsel in contact komt.

Schenk in de warme keuken bijzondere aandacht aan snijapparatuur, maal- en mixmachines en dit zowel voor wat de temperatuurbeheersing tijdens de

uitvoering van de taken als voor wat de reiniging betreft.

Vermijd het gebruik van de klassieke keukenhanddoek – die al te vaak voor de meest diverse handelingen gebruikt wordt. Linnen handdoeken kunnen

eventueel wel voor het vastnemen van warme recipiënten gebruikt worden. Het vastnemen van warme recipiënten gebeurt altijd met zuivere handdoeken of

ovenhandschoenen die degelijk kunnen gewassen worden.

Gebruik van frituurolie

Neem de nodige maatregelen opdat de temperatuur van de frituurolie

de 180°C niet overschrijdt. Controleer regelmatig de werking van de thermostaten in de friteuses. Dit kan bijvoorbeeld door het meten van de

vettemperatuur met een handthermometer.

Filter na de dienst de frituurolie.

De aanwezigheid van een koude zone onder de weerstanden is aan te bevelen, deze verhindert dat resten verbranden en toxische stoffen gevormd worden. Bij

oververhitting van het vet of onvoldoende filtreren, kunnen schadelijke stoffen ontstaan.

CCP.07.01

CCP.07.02

Page 96: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 20

Vervang na een aantal bakuren het vet volledig en reinig bij die

gelegenheid de friteuse grondig. Hoe vaak het vet moet worden vervangen hangt af van de resultaten van de vetcontroles (zie ook WI.07.02).

Dit kan met eenvoudige tests of meters die in de handel of bij de leverancier verkrijgbaar zijn, waarmee kan bepaald worden wanneer het vet aan vervanging toe is. Heb wel aandacht voor de doeltreffendheid en betrouwbaarheid van deze

testsets, die overigens niet ‘verplichtend’ te gebruiken zijn.

Correct gebruik van friteuse, zie werkinstructie.

Keuken in warme lijn

Bij het gekoppeld koken, de warme lijn, worden de gerechten bereid en warm gehouden tot aan de distributie en consumptie.

De gerechten in warme lijn worden door warmteondersteuning of goede

isolatie boven de 60°C gehouden. Het tijdstip van bereiding wordt zo dicht mogelijk bij het distributie- of consumptiemoment gepland. Lange bewaartijden bij hoge temperatuur benadelen de kwaliteit, de organoleptische

eigenschappen en de voedingswaarde van het voedsel.

Bij verbruik van maaltijden bedoeld voor specifieke groepen (bijvoorbeeld kinderen, bejaarden, psychiatrische patiënten, …) kan de serveertemperatuur

lager zijn dan 60°C, toestand die maximaal 30 minuten mag worden aangehouden.

Dek na het koken, bakken of braden de gerechten volledig af om warmteverlies

en kruisbesmetting te voorkomen.

Dessertbereidingen

Schenk, zowel tijdens als na de bereiding van warme en koude dessertbereidingen, bijzondere aandacht aan het hygiënisch handelen. Vaak zijn

het producten die omwille van hun consistentie moeilijk binnen de aanbevolen tijd kunnen gekoeld worden en zijn ze als individuele porties vaak moeilijk af te dekken.

Volg rigoureus de hygiënische voorschriften tijdens de bereiding,

verdeling en stockering. Kerntemperatuur, koeling, afdekken en handhygiëne zijn bij de bereiding van nagerechten in het algemeen en

zuivelproducten en/of eieren in het bijzonder, zeer cruciaal.

Verstrekking van kiemarme voeding

In ziekenhuizen wordt soms voor bepaalde patiënten kiemarme voeding bereid.

Een aantal gerechten of bereidingen uit het normale aanbod, bijvoorbeeld niet-doorbakken vlees, gehaktsoorten, sla, versneden charcuterie, koude

bereidingen, ... worden niet geserveerd. Door middel van microbiologische testen (validatie van de gerechten) of garanties van de leverancier kan vastgesteld worden welke producten aan de gewenste eisen voldoen. Bij eigen

bereiding is het belangrijk om met thermisch ontsmette materialen te werken, alles voldoende lang te laten doorkoken tot kort voor de consumptie.

Behandel kiemarm bereid voedsel zo weinig mogelijk, er worden bijvoorbeeld

geen afwerkingen (toevoegen van garnituur of kruiden, versnijdingen) meer op toegepast.

Het keukenpersoneel dat instaat voor de bereiding van deze maaltijden neemt

de hoogst mogelijke hygiënische voorzorgsmaatregelen in acht door onder meer een mondmasker, hoofddeksel, handschoenen, zuivere kleding te dragen.

Vraag advies aan de verantwoordelijke ziekenhuishygiënist en laat regelmatig de

maaltijden bacteriologisch controleren.

CCP.07.02

WI.07.02

PvA.10.01

CCP.07.01

WI.05.08

Page 97: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 21

Bemonsteringsplan, getuigenschotel

In een niet-ziekenhuiskeuken is het niet noodzakelijk een bemonsteringsplan bij te houden. De getuigenschotel biedt de mogelijkheid om bij vermoeden van

voedselintoxicaties analyses te laten uitvoeren.

In ziekenhuizen in Vlaanderen is het verplicht een getuigenschotel of monstermaaltijd bij te houden. Voor andere verzorgingsinstellingen of

bedrijfskeukens is het ook sterk aan te raden dit te doen. Monstermaaltijden kunnen van groot belang zijn in verband met bewijslast, autocontrole, interne traceerbaarheid en meldingsplicht.

Ga als volgt te werk:

neem onmiddellijk na de bereiding, of op het einde van de distributie, een

kleine hoeveelheid (minimum 50 gr.) van alle bereide gerechten (in de verzorgingsinstellingen) en van risico-ingrediënten (in grootkeukens);

gebruik hiervoor zuiver bestek en een zuiver recipiënt (plastic bakje of zakje) dat goed kan worden afgesloten;

codeer de monsters en houd ze minimaal 72 uur in een koelkast. Ingeval de

monstermaaltijden langer dan deze tijd worden bijgehouden (bv. een week) is het noodzakelijk de monstermaaltijden, na een periode van 72 uur in de koelkast, in te vriezen;

vernietig na deze tijd de getuigenschotels.

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Controleren of de kerntemperatuur (60°C) wordt bereikt.

Naargelang het product in de kern een hogere ‘beginbesmetting’ draagt, zal dit criterium strenger worden bewaakt. Bijvoorbeeld: gehakte vleesproducten

zoals blinde vinken, hamburgers.

Vleessoorten die omwille van hun bereiding (bleu, rosé, à point) niet de vereiste kerntemperatuur kunnen (mogen) bereiken, vragen extra aandacht.

Voedsel welk (uit koeling) wordt geregenereerd zal binnen de 30 minuten

na uit koeling halen worden verhit. Het moet zó

worden verhit dat het zo snel mogelijk een kerntemperatuur van 60°C bereikt, zeker binnen het uur.

Gebruik de meest ‘veilige’ ingrediënten.

Zo zal, indien het gerecht niet meer voldoende lange tijd wordt doorverhit, als garnituur eerder beroep worden gedaan op in conserven of diepvries

geconditioneerde producten (bijvoorbeeld gehaktballetjes in tomatensoep).

Algemeen gesteld, houden levensmiddelen uit risicogroep II in deze warme bereidingsfase het grootste risico in.

Producten met sterk verhoogd risico zijn ook alle gehaktbereidingen (hamburgers, gehakte steaks, braadworsten, blinde vinken). Niet enkel de

‘klassieke’ bereidingen maar ook - en door de hoge natuurlijke besmetting in de eerste plaats - de gehaktbereidingen van gevogelte, dragen grote risico’s. Zo: kippenworst, kippenburger, enz.

In dezelfde ‘bacteriologische logica’ moet ook het gebruik van met de

vleesvermalser doorprikt spiervlees sterk ontraden worden. De bacteriën welke

CCP.07.01

PvA.11.01

Page 98: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 22

zich aan de oppervlakte van het vlees bevinden worden door de naalden in het

vlees gebracht; deze naalden kunnen bovendien bron zijn van kruisbesmetting.

Sommige risico’s kunnen door de productkeuze worden geëlimineerd. Het risico op kruis- en nabesmetting wordt sterk verminderd door geen hele kippen te

kopen, te braden en dan met de hand te portioneren maar door meteen borsten of bouten aan te schaffen. De kans op fysische verontreiniging door botsplinters

wordt onbestaande indien we voor de gevoelige verbruikersgroep van bejaarden geen varkensrib op het menu plaatsen maar varkensoesters.

Vermijden van nabesmetting, bijvoorbeeld door portioneren van het bereid product, materiaal niet schoon te maken of handhygiëne niet te respecteren.

Handhaven van min. 60°C tot het moment

van consumptie, óf deskundig terugkoelen (tot 4 à 7°C) en nadien op zo kort mogelijke tijd en

aan voldoend hoge temperatuur (min. 60°C) regenereren van de gerechten.

Verhitten en terugkoelen moet zo snel mogelijk

gebeuren (van 3°C tot 60°C binnen het uur; van 60°C tot 10°C binnen de twee uur, tot 3°C binnen de 12 uur) . De kritische temperatuurzone van

15-50°C moet, in beide richtingen, zo vlug mogelijk worden doorlopen. Dit geldt zeker voor vlees-, vis- en melkproducten, alsook eiergerechten.

De aandachtspunten en CCP’s worden voor bepaalde gerechtgroepen en voor

bepaalde bereidingstechnieken in volgend hoofdstuk besproken.

Meet en bewaak bij elke bereiding de temperatuur. Instrument: de kerntemperatuurmeter op de steamers, de thermostaat van de friteuses, de

handsteekthermometer bij controle van bijvoorbeeld gebakken, gestoofde en gekookte bereidingen en van afgekoelde gerechten.

Bewaak de bereidingsduur. De verhittingsduur moet inderdaad worden beheerst gezien de kerntemperatuur gedurende voldoende lange tijd moet worden

gehandhaafd. Instrumenten: tijdsinstelling van toestel, keukenklok. De gewoonte moet wel worden aangenomen de tijd bij het begin van de bereiding

en/of bij het registreren van de kerntemperatuur te ‘noteren’. Hierop verder gaande wordt de eindtijd bepaald.

Verhitting tot een kerntemperatuur van 75 à 80°C pasteuriseert in feite het

product en doodt alle vegetatieve pathogene micro-organismen. Sporen (bijvoorbeeld van Clostridium botulinum) worden bij deze temperatuur niet vernietigd. Bij sommige voedingsmiddelen zal het niet wenselijk zijn tot

dergelijke temperatuur te verhitten. Hetzelfde effect kan niettemin worden bekomen door gedurende een langere periode op lagere kerntemperatuur te

verwarmen. Onderstaande tabel, op de richtlijnen van het USDA3 voor de warmtebehandeling van Salmonella gebaseerd, legt het verband tussen tijd en temperatuur.

3 USDA: United States Departement of Agriculture. Landbouwdepartement V.S.

CCP.12.01

WI.08.01

Page 99: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 23

Temperatuur,°C Pasteurisatietijd

80 1 seconde

75 2 seconden

70 10 seconden

65 1 minuut

60 6 minuten

55 60 minuten

Stel visueel vast of:

het gebruikt gerei zuiver is;

tussentijds, wanneer nodig, de handen worden gewassen;

tussentijds, wanneer nodig, de werkoppervlakken worden gereinigd en, zo nodig, ontsmet.

Volg de specifieke controleprocedures voor de friteuse.

Processtap 7

WARME BEREIDING samengevat

Deel de producten in volgens risico (groep I, II, III, IV)

Gebruik geen rauwe eieren tenzij verhit

Leef goede procedure voor spoelen van groenten na

Ontpak en ontdooi diepvriesproducten op correcte wijze

Heb aandacht voor bewerkingsapparatuur

Garandeer voldoende hoge kerntemperaturen

Respecteer de principes van persoonlijke hygiëne (handen wassen,

handschoenen wanneer nodig, haarkapje, ….)

Onderken de problematiek van kiemarme voeding

Draag een mondmasker bij de bereiding van steriele maaltijden

Reinig tussentijds

Volg de temperatuur tijdens het volledig productproces

Besteed extra aandacht aan dessertbereidingen

Hou een getuigenschotel bij

4.2.8 Processtap 08 Koelen

Omschrijving van de processtap

Na de warme bereiding worden de gerechten ofwel warm

gehouden en aansluitend gedistribueerd, ofwel snel afgekoeld.

Snelkoeling van voeding gebeurt door een actief gekoelde luchtstroom, of door middel van stikstof

(snelkoelers, blast freezer, blast chiller) of door gebruik te maken van ijswater.

Dit afkoelproces kan in verschillende context gebeuren:

de spijzen worden afgekoeld én koud geconsumeerd (bijvoorbeeld

puddingen, gebak, koude deegwaren);

WI.07.02

WI.08.01

Page 100: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 24

de spijzen worden in het systeem van ‘ontkoppeld koken’ afgekoeld; nadien

worden ze geregenereerd. De afkoeling gebeurt óf in bulk, waarbij de bereiding in grotere recipiënten wordt gedaan, óf geportioneerd, waarbij de

bereiding warm in individuele porties wordt verdeeld en dan gekoeld;

eigen diepvriesproductie. De keuken bereidt bepaalde producten of

gerechten welke worden ingevroren. Bijvoorbeeld: systematische productie van (eigen) kaaskroketten, pizza’s, enz.

Mogelijke gevaren

Fysische en chemische verontreinigingen zullen in het afkoelproces zelf niet aan de orde zijn. Wel kan bij de voorbereidende uitschephandeling van de gerechten

via onzuiver uitschepgerei of via onverzorgde personeelshygiëne besmetting worden ingebracht. Wanneer vóór koeling wordt geportioneerd in eenmalig

gerei, kan ook hier oorzaak liggen van contaminatie.

Microbiologische verontreinigingen zullen hier dus in eerste instantie aan de orde zijn. Door onvoldoende hygiëne en door foute tijd- en temperatuurbewaking.

Aandachtspunten

indien de portionering in individuele verstrekkingen de koeling voorafgaat, zie dan processtap 10, portioneren en de bijhorende werkinstructies;

verzorg bij het uitscheppen in bulkeenheden de persoonlijke hygiëne;

bedek steeds de hoofdharen zodat geen haar of huidschilfers in de spijzen terecht komen;

was afdoende de handen alvorens het uitscheppen aan te vatten;

maak gebruik van éénmalige handschoenen;

draag volmaakt schone werkkleding;

geef aandacht aan de reiniging van de werkruimte, de materialen, de

gebruikte recipiënten;

controleer de temperatuurmeters van de snelkoelcel jaarlijks.

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Controleer, tenzij bij vaste stukken als bijvoorbeeld vlees, de maximale laagdikte van het uitgeschepte voedsel. Deze mag max. 7-8 cm bedragen.

Controleer of de vereiste terugkoelsnelheid wordt gerealiseerd.

Kerntemperatuur Koeltijd Middel

van 60°C naar

10°C max. 2 uur Snelkoeler

tot 3°C max. 12 uur Conventionele

koelruimte

WI.08.01

Page 101: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 25

Controleprocedures

Nazien of het afkoelproces direct aansluit op het einde van de bereiding.

Bewaken van de producttemperatuur tijdens het inkoelen door:

de startinstelling van de snelkoelapparatuur te inspecteren;

de temperatuur in de productkern met digitale thermometer te meten.

Bewaken van de laagdikte, mede door gastronormschalen van gepaste diepte

(en niet dieper) te voorzien en er op toe te zien dat ze bij de start van het afkoelproces:

in propere toestand beschikbaar zijn;

in voldoende aantal aanwezig zijn op de plaats van aanwending.

Controleer jaarlijks de juistheid van de gebruikte thermometers. Dit kan door deze ofwel in zuiver ijs(water) te houden of in zuiver kokend water,

waarbij respectievelijk 0°C en 100°C dient afgelezen te worden.

Processtap 8 KOELEN samengevat

Koel producten/maaltijden zo snel mogelijk

Bewaak de laagdikte

Controleer tijd en temperatuur tijdens koelen

Respecteer persoonlijke hygiëne

Controleer minstens jaarlijks de temperatuurmeters

4.2.9 Processtap 09 Koude opslag in de koude lijn

Omschrijving van de processtap

Bij het ontkoppeld koken (of de koude lijn) worden de gerechten bereid en snel afgekoeld. Daarna wordt het voedsel opgeslagen

tot op het moment van distributie.

De stockagetemperatuur van de bereide gerechten of extern aangekochte gerechten ligt tussen 2 en 4°C.

Het regenereren of heropwarmen tot minimaal 70 à 75°C

vóór de consumptie gebeurt centraal of decentraal. De regeneratie gebeurt zo dicht mogelijk bij het consumptiemoment en dit in een zo kort mogelijke tijd.

De tijd tussen productie en consumptie van eigen bereidingen wordt duidelijk omschreven in functie van de situatie en wordt regelmatig gecontroleerd. Deze tijd mag nooit langer zijn dan drie dagen, zelfs voor eigen vacuümverpakte

componenten.

Ga over tot het aanbrengen van een intern etiket wanneer het product de dag zelf niet verbruikt wordt maar wel later nog kan worden gebruikt.

Mogelijke gevaren

Microbiële ontwikkeling is het grootste gevaar dat in frigo’s opgeslagen producten lopen. Microbiële besmetting of verdere bacteriële groei wordt in de

hand gewerkt door:

onvoldoende afkoeling voor opslag;

foute insteltemperatuur van de koelcel;

RF.08.02

PvA.10.03

PvA.11.01

Page 102: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 26

deuren te lang open laten, massaal beladen van de koelcel;

te lange opslagduur;

onafgedekt stockeren.

Chemische of fysische verontreiniging doordat de bereide producten niet of slecht afgedekt zijn, is mogelijk. Indien de opslagfrigo niet exclusief voor de bereidingen wordt voorbehouden, is kruisbesmetting via rauwe of

halfafgewerkte producten mogelijk. Deze besmetting kan zowel microbiologisch als fysisch en chemisch, inclusief ongewenste geuropname zijn.

Aandachtspunten

Neem bij het wegbergen van afgekoelde componenten of gerechten een zeer strikte persoonlijke (handen, kleding) hygiëne in acht.

Dek de bereidingen voor opslag hygiënisch af met folie of deksel.

Breng de correcte productiecode met datumaanduiding (UGD) op het product aan. Tenzij er, bijvoorbeeld door een iets hogere aanvangsbesmetting dan gewenst of door een kleine, rechtgezette, fout bij de verhitting, aanleiding is een

kortere bewaarduur te voorzien.

Plaats de gerechten op één en dezelfde plaats in de koelcel.

Handhaaf het FIFO (first-in/first-out) of het FEFO (first expired/first-out) principe bij de uitgifte uit de opslagfrigo.

Maak de bewaarcel volgens schema schoon.

Zie toe op correcte, periodieke ontsmetting, bijzonder van de rekken.

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Controleer, tenzij een permanent registratiesysteem is voorzien, dagelijks op

hetzelfde tijdstip de temperaturen van de bewaarkoelcel(len).

Indien de geregistreerde temperatuur afwijkt, is de mogelijke oorzaak:

de cel is voor één of andere verrichting vrij langdurig geopend geweest;

er is een belangrijke hoeveelheid goederen aan hogere temperatuur dan deze van de cel ingebracht;

de ontdooicyclus van het koelelement is bezig;

het koelsysteem van de cel is defect.

Registreer bij afwijkende temperatuur 1 uur later opnieuw de temperatuur. Bij

gekende duur van de ontdooicyclus mag deze tijdspanne aangepast worden. Wijkt de temperatuur dan nog af, verwittig de verantwoordelijke die de gepaste corrigerende maatregelen of correctieve acties neemt (verwittigen van bevoegde

technici (CM), producten vernietigen (CA), producten onmiddellijk verbruiken (CA), koelproces intensifiëren (CM)).

Controleer dagelijks of de bewaardatum van de opgeslagen bereidingen niet

overschreden is, daarom is de vermelding van datum steeds noodzakelijk.

Verricht best de controle vroeg op de werkdag. Zodoende kan de chef-kok nog tijdig maatregelen treffen.

WI.17.03

CCP.04.01

Page 103: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 27

Processtap 9

KOUDE OPSLAG IN KOUDE LIJN samengevat

Respecteer de voorgeschreven temperaturen

Pas het FIFO en FEFO-principe toe

Heb bijzondere aandacht voor persoonlijke hygiëne

Zorg dat de koude keten niet onderbroken wordt

Dek alle bereidingen af

Voorzie bereidingen die langer dan 24 u bewaard worden van een etiket

4.2.10 Processtap 10 Portionering

Omschrijving van de processtap

Deze processtap betreft hoofdzakelijk de portionering in de keuken van de

verzorgingsinstelling met (grotendeels) maaltijdverbruik op kamer.

Hier wordt dan ook in eerste instantie bedoeld het verdelen van de bereidingen in het kader van het ‘ontkoppeld koken’ of de

‘koude lijn.

In tweede instantie wordt hier bedoeld het warm portioneren meteen gevolgd door (eventueel) warm transport en distributie. Dergelijk proces situeert zich binnen het gekoppeld

kookproces, ook de ‘warme lijn’ genoemd.

In derde orde wordt hier het portioneren van de broodmaaltijd aangekaart. Een verrichting die in de verzorgingsrestauratie in het kader

van ontbijt en avondmaal courant is en waar soms te weinig aandacht wordt aan besteed. Vaak wordt immers bij deze broodmaaltijden een toespijs of dessert

geserveerd dat in de hoogste risicogroep zit.

Mogelijke gevaren

Fysische verontreinigingen zullen, in deze processtap, veelal hun oorsprong

vinden bij een onvoldoende persoonlijke of kledinghygiëne van het personeel belast met de portionering.

Microbiologische verontreinigingen: tijdens het portioneren is zowel een

besmetting (bijvoorbeeld onvoldoende handhygiëne, niezen, niet zuivere hulpmiddelen..), als een ongewenste vermenigvuldiging van bacteriën mogelijk door te hoge temperatuur.

Aandachtspunten

Algemeen

verzorg de persoonlijke hygiëne (haren, mondmasker bij verkoudheid, handen, enz.);

hou de tijd- en temperatuursvoorschriften rigoureus in de hand;

hanteer risicovoedsel nooit met de blote hand. Draag handschoenen wanneer rechtstreeks contact onvermijdbaar is;

geef aandacht aan de reiniging van de werkruimte, de materialen, het gebruikte serviesgoed en de portioneerband;

zie toe op de scheiding van koude en al dan niet geregenereerde, warme gerechten of componenten;

WI.10.02

PvA.10.02

Page 104: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 28

neem, bij herverhitting in bulk, de spijzen pas vlak voor verhitting uit

koeling;

hou, op keukentemperatuur, geen ‘reserve’ voor de volgende charge klaar;

haal bij portionering van de spijzen in afgekoelde toestand deze zo laat

mogelijk uit de koeling, verwijder het beschermend deksel of de afdekfolieslechts op het ogenblik (en naargelang) het recipiënt voor verdeling wordt

gebruikt.

Warme portionering in het ‘gekoppeld’ systeem

Juiste instelling en temperatuur van apparaten.

Duidelijk systeem van coderen, zodat elke dienschotel snel en efficiënt kanworden afgewerkt.

Temperatuur van koude gerechten wordt beheerst. Zonodig door

chargegewijze uit koeling te halen.

Verantwoordelijke voor het portioneerproces is gekend, hij ziet toe op de

juiste handelswijze.

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Warme portionering in het ‘gekoppeld’ of ‘ontkoppeld’ systeem

In het gekoppeld systeem zal de warme portionering aansluiten op de bereiding. De distributie zal zich, na

het intern transport, beperken tot het letterlijk distribueren of verdelen van de maaltijden naar de

eindverbruikers (consumenten, bewoners, patiënten, …).

In het ontkoppeld systeem zal de warme portionering volgen na regeneratie van de in bulk

gekoelde en opgeslagen componenten.

Het warm portioneren (in de instellingskeuken geïntegreerd in de

distributie) kent in het gekoppeld systeem volgende kritische punten:

juiste aanvangstijd: zo kort mogelijk voor belading van de transportkarren;

rustige doch efficiënte portioneermethode rekening houdend met snelheidvan uitvoering (afkoeling) en hygiëne;

temperatuurbewaking van de spijzen: de temperaturen zullenomwille van het risico op temperatuurverlies tijdens het aansluitend

transport en verdere verdeling over de kamers, wenselijkerwijze een 10-talgraden hoger liggen dan bij buffetdistributie;

snelle afdekking van componenten en maaltijden met deksel of bovenblad.

Vóór het uitscheppen is het voor de meeste voedingswaren aan te bevelen een

temperatuur van minimum 80 tot 85°C te handhaven. Hiervoor gebruikt men ook steeds voorverwarmde borden. Deze qua temperatuur vrij strenge

richtwaarde is gegroeid vanuit de vrees om de temperatuur van 60°C op het ogenblik van de distributie niet te halen. In de praktijk wordt vaak te vroeg met de bereiding gestart en te vroeg uitgeschept, waardoor de vereiste temperatuur

nooit kan gehandhaafd blijven.

Koude portionering in het ontkoppeld systeem

Bewaken of tijdens koude portionering de gerechten een temperatuur van ≤7°C. blijven behouden.

Chargegewijze de producten voor koude portionering uit koeling halen.

Na koud portioneren kan meteen in de centrale keuken of via de

transportwagens worden geregenereerd óf de heropwarming kan aanstonds bij

WI.10.04

WI.10.01

PvA.10.02

PvA.11.01

Page 105: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 29

aankomst op de afdelingskeuken gebeuren. In dit laatste geval beperkt men zich

er op toe zien niet te portioneren op servies dat pas uit de vaatwasmachine komt, dit kan immers voor opwarming van het gerecht zorgen.

Indien de (koud geportioneerde) gerechten niet meteen worden geregenereerd

maar nog enige tijd centraal of op de afdeling worden opgeslagen, zal men portioneren op serviesgoed van 2 à 3, maximum 7°C. Dit opdat ook de

buitenzijde van het gerecht beneden de kritische temperatuur ( 7°C) zou blijven.

Portioneren broodmaaltijd

Zie voor de praktische organisatie de specifieke werkinstructie.

CCP’s zijn vanzelfsprekend de portioneertemperaturen van koude en warme componenten.

Enkele voorbeelden van limietbewaartijden in koude lijn:

koude schotels maximum 1 dag;

vlees- en visbereidingen 2 à 3 dagen;

te verhitten plantaardige bereidingen 3 tot maximaal 4 dagen.

Vacuüm bereide maaltijden

Vacuüm bereide maaltijden - niet te verwarren met maaltijden die klassiek

bereid worden en vacuüm verpakt worden - vereisen een professionele, op wetenschappelijke basis geschoolde aanpak. De pasteurisatie moet

gegarandeerd zijn.

Voorzie de voedingsmiddelen van een label met productspecificaties, productiedatum, houdbaarheid, bewaartemperatuur, ... .

In principe gelden voor het vacuümkoken dezelfde hygiënemaatregelen

(scheiding vuil/proper, persoonlijke hygiëne, temperatuursgaranties, …) als voor het ‘klassiek koken’. Een wezenlijk verschil is de vacuümverpakking, waardoor met een bijkomend risico van ontwikkeling van anaërobe bacteriën rekening

moet gehouden worden.

Controleprocedures

Meet en bewaak bij elke bereiding de temperatuur van de bulkgerechten, zowel bij de koude als warme portionering. Hiertoe wordt 10 minuten voor het portioneren en halfweg de verrichting de temperatuur gemeten.

Controleer de tijdsduur waarbij koude gerechten aan de verdeelband

staan.

Stel visueel vast of:

het gebruikte portioneergerei zuiver is;

tussentijds wanneer nodig de handen worden gewassen;

aan kleine accidenten (bijvoorbeeld morsen) op een passende wijze gevolg wordt gegeven (bijvoorbeeld onmiddellijk reinigen).

Processtap 10

PORTIONEERRUIMTE samengevat

Respecteer een strikte hygiëne

Distribueer maaltijden zo snel als mogelijk

WI.10.02

PvA.10.02

WI.10.04

Page 106: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 30

Onderbreek de koude en warme lijn niet

Volg temperatuur en tijd op door passende metingen

Respecteer de bewaringstermijnen

Haal producten chargegewijs uit de koeling voor koude portionering

Bedenk dat vacuüm bereidingen een nog strengere aanpak vergen

4.2.11 Processtap 11 Regeneratie

Omschrijving van de processtap

Regeneratie, zijnde het terug op temperatuur brengen, kan in verscheidene omstandigheden gebeuren. Hieronder dient in de eerste

plaats het opnieuw verhitten van bereide gerechten of maaltijden binnen het ontkoppeld bereidingssysteem en na koelopslag te verstaan. Ook afgekoelde

restverwerking valt hier onder.

Dit regenereren kan op verschillende plaatsen geschieden: in de centrale keuken, in de satelliet- of afdelingskeuken of door de gebruikers zelf.

Het regenereren kan voorafgaan aan het portioneren. Hierbij wordt dan ‘in bulk’ geregenereerd en aansluitend warm geportioneerd.

Het zal meestal echter op het portioneren volgen waarbij de

geïndividualiseerde portie wordt geregenereerd.

Het regenereren kan via apparatuur als de convectieoven of combisteamer gebeuren. Kleine hoeveelheden kunnen ook, mits aangepast serviesmateriaal,

via de microgolfoven worden herverhit.

Regenereren kan ook door speciaal daartoe uitgeruste transportkarren (techniek van infraroodstraling, inductie, contact, hete lucht). Belangrijk is de

verhittingstijd en temperatuur correct in te stellen. Een geluids- of lichtsignaal zal melden wanneer de ingestelde temperatuur is bereikt.

Mogelijke gevaren

Microbiologische contaminatie vormt in deze fase het grootste gevaar. In eerste instantie de groei van micro-organismen door een foute regeneratietechniek.

Daarnaast de eventuele vorming van toxines door de aanwezige en in aantal toenemende bacteriën.

Aandachtspunten

Chemische of fysische na- of kruisbesmetting van het opgewarmde

voedsel moet worden uitgesloten. Een grote mate van reinheid van de gebruikte hulpmiddelen, een correcte personeelshygiëne en een efficiënte en hygiënische werkwijze zullen deze vormen van contaminatie voorkomen.

Bij centraal regenereren moet er over worden gewaakt dat het transport onmiddellijk aansluit op de regeneratie.

De starttemperatuur voor regeneratie is ≤ 7°C

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Kritische controlepunten zijn de regeneratietemperatuur en de regeneratieduur. Een minimum kerntemperatuur van 60°C moet in het

PvA.11.01

PvA.14.01

PvA.10.03

PvA.11.01

PvA.11.01

Page 107: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 31

voedsel worden bereikt. Deze temperatuur moet binnen de 60 minuten worden

gerealiseerd.

Zeer belangrijk is dat schotels, gerechtcomponenten of bulkrecipiënten slechts uit koeling worden gehaald naargelang de regeneratieapparatuur ze kan

verwerken. Vermijd dat de gekoelde producten wachtend op kamertemperatuur staan.

Controleer de houdbaarheidsdatum van de te regenereren producten.

Meet steekproefsgewijze de kerntemperatuur van het opgewarmde voedsel.

Controleer periodiek de juiste werking en correct temperatuurbereik van de

apparatuur.

CM/CA

Bij de vaststelling dat gekoelde schotels of componenten bij kamertemperatuur wachten op regeneratie, deze onmiddellijk terug in koeling laten plaatsen. Producten die langer dan 30 minuten op keukentemperatuur werden gehouden,

moeten als afval worden aanzien.

Bij meten van onvoldoende kerntemperatuur na regeneratie: bijstellen van regeneratieduur of -temperatuur.

Bij registreren van onvoldoende kerntemperatuur bij bulkregeneratie: de

laagdikte van het afgekoelde product controleren en wanneer 7-8 cm wordt overschreden de uitschepinstructies bijstellen. Wanneer grote vleesstukken

worden aangetroffen de inkoopspecificaties en -controles bijstellen. Bijvoorbeeld maximale dikte van varkensgebraad.

Processtap 11

REGENERATIE samengevat

Hou de starttemperatuur van de gerechten vóór

regeneratie zo laag mogelijk

Regenereer zo snel mogelijk

Meet de kerntemperatuur na regeneratie

4.2.12 Processtap 12 Distributie

Omschrijving van de processtap

Met ‘distributie’ bedoelen we het serveren aan de klant. In de bedrijfscatering zullen portionering en distributie vaak op elkaar

aansluiten (de zogenaamde warme lijn), althans voor de warme gerechten. Koude gerechten als puddingen of koude schotels

worden vooraf geportioneerd en tussentijds in koelcel opgeslagen.

In de keukens met ‘gekoppeld systeem’ of ‘warme lijn’ zal tussen portionering en distributie, zijnde bezorging aan de

maaltijdgebruiker/patiënt, vaak een transport plaats grijpen.

In de (verzorgingsinstelling)keuken met ‘ontkoppeld systeem’ of ‘koude lijn’ zullen tussen bereiding en distributie meerdere stappen liggen. Te weten:

portionering, snelkoeling, opslag en regeneratie. Deze fasen werden in de vorige paragrafen besproken.

WI.12.01

Page 108: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 32

Kleine bijgerechten als soep en supplementen kunnen in een buffetopstelling

voor de klant beschikbaar zijn.

Mogelijke gevaren

Microbiologische verontreinigingen zijn, in deze fase, het meest te vrezen.

Bij het handhaven van een te lage of te hoge kerntemperatuur van de warme respectievelijk koude gerechten, is verdere bacteriële ontwikkeling

mogelijk. Dit kan precies de laatste fatale groei-opstoot voor de microbenkolonie betekenen. Vooral wanneer van dergelijke gerechten, vóór distributie op foute temperatuur opgeslagen, nadien resten worden verwerkt kan deze laatste

opstoot noodlottig worden.

De tijdsduur waaraan vooral koude gerechten aan afwijkende temperatuur opgesteld staan is eveneens een zorgvuldig te controleren factor.

Afwijking van de norm of richtwaarde

In deze processtap is het belangrijk om de norm <7° en >60°C aan te

houden. Voor sommige consumenten in de zorgsector wijkt men daarvan

noodgedwongen van af, bijvoorbeeld fruitpap voor baby’s, soep voor psychiatrische patiënten of bejaarden. Te koude gerechten

(<7°C) zullen niet gegeten worden of aan te warme gerechten (<60°C) verbrandt men

zich. De comforttemperatuur ligt hier tussen kamertemperatuur (21°C) en lichaamstemperatuur (37°C).

In deze uitzonderingsgevallen kan men voor korte tijd (maximaal één uur) afwijken van de temperatuursnorm. Het is cruciaal dat in dit geval de processtap regelmatig qua temperatuursevolutie wordt gemeten en dat de CM/CA gekend

zijn en toegepast worden. Voeding die langer dan één uur in deze uitzonderingstemperatuur verbleef, mag, zelfs na bewaring in de ijskast, niet

opnieuw gebruikt worden voor latere consumptie.

Aandachtspunten

Let op een goede persoonlijke, hand- en materiaalhygiëne.

Gebruik waar nodig wegwerphandschoenen.

Maak een goede werkplanning i.v.m. bijtijds voorverwarmen en/of voorkoelen van recipiënten en borden.

Volg de temperatuurhandhaving van bains-marie (80-90°C) en gekoelde opslagmiddelen nauwlettend op.

Vermijd het vermengen van schone en niet-schone taken (geen

geldverhandeling door wie serveertaken doet).

Distributie via zelfbedieningsbuffet

Voeding kan niet onbeperkt op een temperatuur hoger dan 60°C bewaard worden. Er moet een maximum tijdsduur vastgesteld worden door de

verantwoordelijke. Het is aan te raden voedsel niet langer dan twee uur bij distributietemperatuur (60°C) te houden.

Niet-verbruikte levensmiddelen worden niet hergebruikt.

Gekoelde levensmiddelen worden in een koelbuffet aangeboden bij een temperatuur van 7°C.

PvA.10.01

CCP.12.01

WI.12.01

Page 109: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 33

Zorg bij zelfbediening door de klant (bijvoorbeeld saladbar) voor een degelijke

koeling, hygiënisch schepmateriaal (tangen, lepels, …) en ook voor een maximale afscherming van de gerechten door ademvensters. Niet afgedekte

koude gerechten kunnen 2 à 3 uur bewaard worden, afgedekte gerechten 24 uur.

Vermijd het vermengen van schone en vuile taken: bijvoorbeeld geld ontvangen,

afruimen, vaatwas manipuleren, vuil verwijderen,... én maaltijden serveren. Een goede organisatie en bewuste handhygiëne zijn hier nodig.

Maaltijdverstrekking op een (verpleeg)afdeling

De afdelingskeuken van een ziekenhuis, instelling of bedrijfsrestaurant is uitgerust om voeding op een hygiënische en efficiënte wijze te

regenereren, te distribueren en eventueel op te slaan. Hier gelden dezelfde hygiëneregels zoals beschreven in processtappen 7 tot en met 11.

De werktafels, vloer en muren van deze afdelingskeuken zijn vervaardigd uit materialen die effen zijn en ondoordringbaar voor vocht en vet. De materialen

zijn afwasbaar en worden goed onderhouden. Handwasgelegenheid is ter plaatse voorzien.

Gebruik geen vaatdoeken of sponsjes tenzij voor éénmalig gebruik.

Op de afdelingskeuken kunnen de maaltijden verder verdeeld, geregenereerd,

verwerkt en /of gekoeld opgeslagen worden tot op het ogenblik van consumptie.

Vaatwas gebeurt bij voorkeur machinaal. Indien dit manueel gebeurt moet de grootste zorg besteed worden aan goed afdrogen en droog stockeren.

Handdoeken worden vaak vervangen en na gebruik behandeld als vuil linnen. Ze worden gewassen op hoge temperaturen die thermische desinfectie garanderen.

Let op het volgende:

vermijd het kruisen van vuil en proper;

werk bij het manipuleren van plateaus met voeding zeer hygiënisch;

was vóór aanvang van de maaltijdbedeling grondig de handen;

maak werktafels en apparatuur geregeld schoon en desinfecteer indien

nodig;

houd geen voeding bij op kamertemperatuur;

controleer de temperatuur van de koelkasten;

stockeer geen voedsel met hoog risico op de afdeling, de plaatselijkeverantwoordelijke ziet toe op de correcte naleving hiervan;

registreer steekproefsgewijs de temperatuur bij vertrek van de plateaus enaankomst bij de consument;

registreer geregeld de verlopen tijd en temperatuur bij serveren enbediening;

voorzie de mogelijkheid tot langere bewaring voor consumenten die later

eten;

bewaar ‘wachtmaaltijden’ bij een temperatuur van ofwel 7°C, ofwel

60°C;

scheid het uitvoeren van verzorgende taken en maaltijddistributie;

dek de voeding af tot bij de consument.

PvA.12.01

WI.19.02

PvA.12.01

Page 110: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 34

gerechten:

Gerechten

koel geëtaleerde desserts

koude schotels: vaste component als vis,

vlees, ei (uit koelvitrine)

alle warme gerechtcomponenten op een klaar bord aan het einde van de verdeelband

alle gerechtcomponenten in warmkast of als dusdanig gebruikt toestel ‘in reserve’

CM/CA

Koude gerechten met te hoge temperatuur

Stel de temperatuurknop van het betreffend opslagtoestel aanstonds bij.

Indien koude gerechten langer dan 2 uur uit de koeling staan: verwijder ze,

tenzij ze meteen kunnen worden gebruikt. Sla ze in geen geval voor bewaring op. Wees extra aandachtig in geval van gevoelige producten zoals vb. rauw

vlees en gerookte vis.

Warme gerechten aan te lage temperatuur

Hebben de gerechten (inzonder vlees-, vis- of eibereiding ) een

kerntemperatuur < 50°C: vernietig ze, tenzij de bereiding of regeneratie maximaal één uur voor de meting gebeurde. Handel in dat geval zoals hieronder

beschreven.

Wordt tussen 50 en 60°C gemeten: herverhit de gerechten via sauteuse, combi-steamer, convectieoven, enz. of, wanneer het om beperkt aantal gaat, via de microgolfoven.

Stel de temperatuur/duur van bereiding in de keuken bij en/of verhoog de temperatuurinstelling van warmkast of bain-marie.

Wordt tussen 60 en 70°C gemeten: stel de temperatuur/duur van bereiding in de keuken bij en/of verhoog de temperatuurinstelling van warmkast of bain-

marie.

Gebruik nooit een bain-marie om gerechten op te warmen.

Processtap 12

DISTRIBUTIE samengevat

Hou dezelfde hygiënenormen aan zoals bij de bereiding

Onderken het gevaar bij gebruik van vaatdoeken en sponsen

Hou geen voorraden bij op de afdeling

Leef goede hygiënepraktijken bij machinaal afwassen na

Respecteer de voorschriften voor het bewaren van voeding op de afdeling

Dek alle voeding maximaal af

Controleer de temperatuur van het voedsel tot bij de consument

WI.10.03

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Meet minstens één maal per dienst de temperatuur van volgende CCP.12.01

Page 111: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 35

4.2.13 Processtap 13 Distributie via automaten

Omschrijving van de processtap

Distributie via automaten wint aan belang: enerzijds wil de

klant op verschillende uren iets eten of drinken, anderzijds is de winstgevendheid van die exploitatievorm ook aanleiding tot de groei.

Hier kan de consument frisdranken, warme dranken, snacks, gekoelde gerechten, brood, roomijs e.d. verkrijgen. De voeding die via automaten ter beschikking wordt gesteld moet altijd

ingepakt zijn.

Mogelijke gevaren

Via automaten verstrekte voeding kan risico I producten bevatten (bijvoorbeeld sla in driehoekboterhammetjes, roomijs,..). Microbiologisch gevaar is reëel indien de bewaartemperaturen niet worden gerespecteerd. Ook tijdens het

transport naar en het vullen van de automaat moet de temperatuur beheerst worden. Tevens is er een groot gevaar wanneer vervallen producten worden

aangeboden.

Indien de automaat de ingestelde temperatuur niet haalt gedurende enkele minuten moet het toestel blokkeren tot de exploitant het probleem kan evalueren en beslissen. Automaten die gebruikt worden om diepvriesgerechten

te verdelen, blokkeren bij een temperatuur hoger dan -15°C., automaten voor gekoelde voedingswaren bij een temperatuur hoger dan 7°C

Aandachtspunten

Vervaldata van de aangeboden producten: voor bereide gerechten, brood e.d. voorziet men deze producten met duidelijke etikettering volgens de wetgeving .

Let erop dat ook blikjes en zeker lightproducten een vervaldag hebben; bij kleine verkoopsaantallen is overschrijden van die data niet denkbeeldig.

Netheid van de automaat (intern, extern, slangetjes en verbindingen in

bijvoorbeeld een koffie-, choco- of soepautomaat) en periodiek onderhoud zijn essentieel.

Temperatuur binnen de automaat (voor voedingswaren ): een aantal

snoepautomaten hebben een beperkte koeling (15°) en dit opdat chocoladeproducten niet zouden smelten. Het is niet toegelaten om in deze automaten belegde broodjes en andere producten van hoger risico te verdelen

vermits ze de geëiste bewaartemperatuur niet halen. Bij het vullen worden de vervaldata van de nog aanwezige producten nagekeken in functie van de

snelheid van verkoop. Bij twijfel worden producten verwijderd.

Handhygiëne is bij automatenvulling een aandachtspunt: het gaat om ingepakte voeding maar de persoon zal tevens geld manipuleren en vaak ook onderhoud

doen. Tussentijds handen wassen is verplicht.

Indien in de nabijheid van automaten een microgolfoven ter beschikking wordt gesteld zal men deze dagelijks nakijken en onderhouden.

Op de automaat moeten op een goed zichtbare plaats de naam of bedrijfsnaam,

het adres in België en, desgevallend, het telefoonnummer van de persoon of het bedrijf die verantwoordelijk zijn voor de goede werking en het onderhoud van het toestel vermeld zijn.

zodat klanten onregelmatigheden kunnen melden.

Automaat blokkeert bij temperatuursfout.

Automaten voor voeding worden geregeld grondig gereinigd.

Page 112: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 36

Processtap 13

DISTRIBUTIE VIA AUTOMATEN samengevat

Heb aandacht voor vervaldata

Maak een periodiek reinigings- en desinfectieplan voor automaten op

Controleer of automaten blokkeren bij te hoge temperatuur

Respecteer persoonlijke en handhygiëne

4.2.14 Processtap 14 Restverwerking

Omschrijving van de processtap

Hoewel uit hygiënisch maar ook uit economisch standpunt gepoogd wordt om bestelling, productie en

verbruik zo gelijk mogelijk te krijgen, zal men vaak geconfronteerd worden met restverwerking. Het kan gaan om warme maaltijdcomponenten, koude schotels, broodjes,

bijgerechten als soep of een snackproduct, nagerechten.

Mogelijke gevaren

Chemische verontreinigingen zullen vrij zelden optreden. Toch kan een slechte organisatie, zoals de schoonmaak aanvatten voor alle voeding is weggestapeld,

ervoor zorgen dat schoonmaakmiddel in de voedingsrest terecht komen. Dit moet in alle geval worden vermeden.

Microbiologische verontreinigingen vormen de grootste bedreiging: het bewaren van resten welke bacteriologisch niet meer als ‘veilig’ kunnen worden

beschouwd; een foute tijd-/temperatuursbeheersing bij afkoeling; in onzuivere recipiënten of met onzuiver gerei opslaan of afkoelen.

In welke mate resten mogen of kunnen worden gerecupereerd zal in belangrijke

mate afhangen van de gebruikersgroep. In de ziekenhuiskeuken zal, met de zeer kwetsbare consumenten, niet het geringste risico worden genomen. In

ieder geval mag voedsel dat van tafel of patiëntenkamers terugkomt niet hergebruikt worden, dit moet als afval beschouwd worden.

Overigens zal in instellingen als hospitaal, bejaardentehuis een nauwkeurige procedure moeten worden gehanteerd inzake restbewaring. Gedacht moet

worden aan de maaltijd of het nagerecht dat niet aanstonds wordt gebruikt omdat de verbruiker afwezig is of geen eetlust heeft. Het tot in de late

namiddag op de kamer houden van een bij het middagmaal verstrekt dessert is niet zonder risico’s.

Aandachtspunten

Gerechten die langer dan 30 minuten bij een temperatuur lager dan 50°C werden gehouden moeten als ‘onbruikbaar’ worden verklaard.

De chef-kok en eventuele distributieverantwoordelijke(n) zien er op toe dat de

voedselresten zijn opgeruimd vóór om het even welke schoonmaaktaak wordt begonnen.

De chef-kok ziet er op toe dat de producthistoriek, als in de werkinstructie

uiteengezet, stipt wordt geïnterpreteerd.

PvA.14.01

WI.14.01

WI.14.01

Page 113: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 37

De chef-kok ziet er op toe dat koude producten (als desserts) meteen van de

koelvitrine in de frigo worden geplaatst. De koude keten mag niet worden onderbroken.

Vóór het personeel de eigen middagpauze aanvat, ziet de chef-kok er op toe dat

alle bereidingen welke zich nog in bereidingstoestel (steamer, kookketel, enz.) of warmkast bevinden ‘in koelproces zijn geplaatst’. Of hij geeft de gepaste

instructies opdat doorwerkend personeel dit tijdens de pauze uitvoert.

Plaats, bij beschikbaarheid van een snelkoelcel, de restanten meteen na de dienst in de cel. Stel deze in werking.

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Dit CCP is besproken in processtap 8 maar is hier eveneens van toepassing.

Controleer bij het einde van de dagtaak of alle recipiënten met voedselresten in de koeling (ook desserts!) zijn afgedekt. Noteer productnaam, inkoeldatum

(UGD) en/of traceerbaarheidscode en vervaldatum (zelf te bepalen) op de resten.

Processtap 14

RESTVERWERKING samengevat

Bestel en bereid correcte hoeveelheden om resten te vermijden

Definieer wat kan worden bijgehouden en, onder welke voorwaarden,

hoe lang

Koel warme resten zo snel mogelijk

Breng duidelijke etikettering aan, zowel in frigo als diepvries

4.2.15 Processtap 15 Afruim en vaatwas

Omschrijving van de processtap

De afruim van de distributieresten kwam in processtap

restverwerking aan bod. Hier komt het aspect afruim van eetborden en van verdeelrecipiënten aan bod.

De met de afruim verweven schoonmaakhandelingen komen in

een latere processtap aan de orde.

Inzake de afwas komt hier de machinale vaatwas ter sprake. Zowel de afwas via bandmachine als via eventueel

pottenwastoestel. De handafwas wordt in volgende processtap nog verder toegelicht.

Mogelijke gevaren

Chemische verontreinigingen kunnen in deze fase voorkomen in zover dat, door overdosering of door slecht naspoelen, restanten van detergenten in te hoge

concentratie op het servies kunnen achterblijven. Een te royale dosering van het naglansproduct kan eveneens tot ongewenste residu’s aanleiding geven.

Microbiologische verontreinigingen zullen, behoudens indien met zwaar vervuild water wordt afgewassen, in regel niet aan het wasgoed worden toegevoegd. Wel

kan het etensafval slecht van borden en recipiënten worden verwijderd. De micro-organismen, na vaatwas eventueel in sporenvorm in de aangekoekte

resten aanwezig, kunnen dan woekeren. Bij (voor-) bereiding of distributie zullen ze dan het verse voedsel infecteren.

Page 114: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 38

Aandachtspunten voor de AFRUIM

ga nooit van de afruimzone naar een propere zone tenzij mits tussendoor de handen te wassen en de voorhangschort te hebben

verwisseld;

plaats bij het afruimen met een transportkar al het resterende voedsel en

materiaal in de kar en maak deze dicht;

breng de karren zo vlug mogelijk naar de vaatwasafdeling;

verwijder het voedsel dat niet werd geconsumeerd;

vermijd dat vuil en proper (materiaal en taken) elkaar kruisen;

transporteer geen medisch en /of verpleegafval (spuiten, pleisters en verbanden, …) samen met de maaltijdplateaus;

zorg ervoor dat de transportwagens met vuil materiaal en etensresten zo snel mogelijk de verstrekkingsplaatsen verlaten en onmiddellijk in de

centrale afwaskeuken worden leeggemaakt;

sorteer het afval zoveel mogelijk aan de bron en verwijder het regelmatig

uit de afwaszone;

reinig en desinfecteer geregeld de voedseltransportwagens zodat ze zich in een goede hygiënische staat bevinden. Na reiniging worden ze bij voorkeur in een afzonderlijk lokaal geplaatst.

Afruimen in buffetsysteem:

Het afruimen gebeurt gescheiden van het buffet. Dit kan via stapelrekken, via

een transportband of door manuele sortering.

Aandachtspunten voor de VAATWAS

Algemeen

de vuile vaat komt niet in of door de propere zones van de keuken. indien onmogelijk zal men dit scheiden in de tijd. De propere vaat wordt direct in

een propere zone geplaatst;

machinale vaatwas: bij een bandvaatmachine steekt iemand langs één kant

de vuile vaat in, een tweede persoon neemt langs de andere kant de schone vaat eruit. Het personeel dat de vaat in de machine steekt blijft gescheiden

van het personeel dat de vaat uit de machine neemt. Indien dit niet mogelijk is, moeten de regels van de handhygiëne strikt gevolgd worden;

stel de temperatuur van de verschillende was-, spoel- en droogzones optimaal in (zie tabel verder);

zorg voor voldoende contacttijd tussen water en vaat;

de droogzone maakt de vaat volledig droog, zodat manueel afdrogen niet meer hoeft. Hoe minder manuele actie hoe minder risico op kruisbesmetting;

in de was- en naspoelzone is de temperatuur voldoende hoog om de meeste

micro-organismen te doden;

zorg voor een doeltreffend meldsysteem indien producten leeg zijn of er

zich defecten aan de machine voordoen (bijvoorbeeld ingestelde temperaturen worden niet bereikt);

controleer de vaatwasmachine geregeld op de juiste temperatuur en de goede waswerking. Dit kan gebeuren in samenwerking met de

detergentenleverancier die geregeld de afwasresultaten komt inspecteren.

Enkele opmerkingen:

stel procedures op i.v.m. het verversen van water en doeltreffend reinigen

van de vaatwasmachine;

WI.15.01

WI.15.01

PvA.15.01

PvA.15.01

Page 115: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 39

zorg ervoor dat vuil en proper vaatwerk van elkaar gescheiden worden;

voorzie in de afruimzone en de vaatwas handwasgelegenheid;

wanneer in de koude lijn gewerkt wordt, is het aanbevolen het proper porselein koel op te slaan.

Waar de vaatwas manueel gebeurt, zijn volgende punten belangrijk:

één of meerdere personen verwijderen vuil, spoelen voor en wassen af;

één of meerdere personen spoelen na en drogen af;

hou de temperatuur van het waswater zo hoog als door de handen kan verdragen worden;

vervang handdoeken na gebruik;

hou vuile en schone taken van elkaar gescheiden;

stel procedures (WI’s) op i.v.m. het verversen van het water;

plaats het eetgerei droog weg en op een droge plaats.

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Controleer visueel bij aanvang de temperatuur van de bandvaatwasmachine.

Proceszone Temperatuur

voorspoelzone <35 à 40°C

waszone 55 à 65°C

naspoelzone >85 à 90°C

Controleer na elk hervullen van de machine of de ingestelde temperaturen terug worden bereikt.

De temperatuurvoelers voor water en hete lucht en de sondes van het

doseersysteem van reinigings- en droogmiddel moeten minstens jaarlijks worden gecontroleerd.

CM/CA

Kijk na of een van de redenen tot slechte waskwaliteit vermeld in de werkinstructie voor de vaatwasmachine niet aan de orde is.

Laat, bij afwijking, de temperaturen door de technische dienst correct afregelen.

Wanneer de serviesstukken minder warm/heet aanvoelen dan gebruikelijk of wanneer ze minder droog uit de machine komen, zet het toestel af, zoek en verhelp (zo mogelijk) het euvel.

Processtap 15

AFRUIM en VAATWAS samengevat

Hou karren tijdens transport goed afgesloten

Voorkom kruising van vuil en proper

Voer geen vreemd materiaal op de karren mee

Reinig en ontsmet karren correct

Parkeer geen vuile karren in de schone zone

Scheid afruim van de uitgiftebuffetten

Scheid vuil en proper goed van elkaar af

Maak duidelijk onderscheid tussen vuile en schone zones

Beperk de manipulatie van voedsel tot een minimum

PvA.10.03

PvA.16.01

PvA.15.01

WI.15.01

Page 116: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 40

Stel juiste temperaturen van de vaatwasmachine in

Garandeer een optimale droging

Reinig de vaatwasmachine regelmatig

Wees alert voor chemisch gevaar van afwasproducten

Voorzie bij manuele vaatwas proper water en schone handdoeken

Leef de handhygiëne optimaal na

Werk procedures voor pottenwas uit, zie toe op de naleving ervan

4.2.16 Processtap 16 Pottenwas

Omschrijving van de processtap

Enerzijds omvat de pottenwas of ‘plonge’ de afwas van het zwaardere keukenmateriaal als potten, grote kloppers,

vuilbakken en alle losse elementen van de apparatuur. Onder deze laatste categorie vallen én de diverse gastronormschalen én machinestukken van kloppermenger, cutter, snijmachine,

enz. Wanneer de grootte van deze stukken, de aard van het materiaal (aluminium, enz.), de constructie en het gewicht het toelaat, worden ze bij

voorkeur in de bandwasmachine of pottenwastoestel gereinigd.

Anderzijds betreft de plonge de schoonmaak van alle kook-, bak- en braadapparatuur (kookketels, steamer, frituur, enz.) en van de toestellen ingezet bij de voorbereiding of koude bereiding (kloppermenger, cutter, wolf,

snijmachine, enz.). Kortom alle toestellen betrokken bij de keuken (voor-) bereiding.

Mogelijke gevaren

Fysische verontreinigingen kunnen optreden door slechte materiaalzorg of onzorgvuldig handelen. Slechte materiaalzorg door met versleten hulpmiddelen

te werken. Onzorgvuldig handelen door bij het terug monteren van de apparatuur bepaalde stukken fout of onvoldoende te bevestigen.

Chemische verontreinigingen kunnen optreden door onvoldoende spoelen na

reiniging of door werken met onzuiver materiaal.

Microbiologische verontreinigingen kunnen woekeren in aanklevend of aangehard voedselrestant welk bij de vaat niet is verwijderd. Ze kunnen ook

door slecht onderhouden schoonmaakmateriaal aan de vaat worden toegevoegd.

Aandachtspunten

Tracht voorafgaand aan de reiniging steeds het aandrogen van vuil en resten te

vermijden door het materiaal in te weken. Neem er voldoende tijd voor, want het vergemakkelijkt de reiniging en reduceert het risico op restvuil na de reiniging.

Hou bij de toepassing van de methodiek rekening met de vier elementen van de Sinner-cirkel:

chemische werking: kies een aangepast detergent én in de gepaste dosering;

mechanische werking: gebruik de gepaste borstels en schuurpads van

geschikte ruwheid. Verkies het gebruik van zachte borstels en doeken boven schuurpads en krabbers, want elke kras die hiermee gemaakt wordt

PvA.16.01

WI.16.01

Page 117: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 41

is een aanhechtingspunt voor vuil en een schuilplaats voor micro-

organismen bij het volgend gebruik van het voorwerp;

tijd: geef het waswater de tijd van inwerken;

temperatuur: stel de optimale werkingstemperatuur in en dit in functie

van het gebruikte detergent (raadpleeg hiervoor de betreffende documentatie of toeleveraar).

Naast deze vier elementen mogen ander elementen niet uit het oog verloren worden:

detergent niet overdoseren, niet mengen en overvloedig naspoelen;

ontsmet de materialen welke in direct contact komen met de eetwaren na voorafgaande reiniging. Doe dit slechts voor materiaal welk onvoldoende

heet kan worden nagespoeld of voor zwaar risicomateriaal4;

gebruik enkel ‘voor voeding toegelaten’ ontsmettingsmiddelen,(zie hoofdstuk 2, punt 2.4.6).

Schoonmaakmateriaal:

kies voor degelijk materiaal en vernieuw het bij de eerste slijtage;

reinig én ontsmet het dagelijks (alle linnen als vaatdoek en handdoek, schuursponjes bij voorkeur via linnenwasmachine);

gebruik zo mogelijk geen handdoeken, zo niet ververs ze minstens dagelijks.

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Controle op de efficiëntie van de pottenwas.

Controleer of de plongeur waar vereist twee bakken (was- én spoelwater) gebruikt.

Controleer de visuele zuiverheid van was- en spoelwater (in vaatbak en

emmers). Laat waswater verversen indien het schuim verdwenen is of het water zwaar is vervuild. Ververs het spoelwater indien er een betekenisvolle

hoeveelheid schuim op zit en/of er een substantiële hoeveelheid vuil aanwezig is.

Processtap 16

POTTENWAS samengevat

Gebruik zuiver en degelijk wasmateriaal

Respecteer de vier factoren bij het wasproces

Stel de optimale temperatuur in van het waswater

Gebruik zo zuiver mogelijk water

Stel de temperatuur van het spoelwater zo hoog mogelijk in

4 Snijplanken, messen en schijven van snijdapparatuur en maalapparatuur, spuitzakken, milkshake- en

ijsroomtoestellen.

PvA.16.01

WI.01.01

Page 118: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 42

4.2.17 Processtap 17 Schoonmaak, onderhoud en desinfectie

Omschrijving van de processtap

Schoonmaak

Wanneer alle voedsel en voedselresten aan de kant zijn en de afval is verwijderd, wordt overgegaan tot de schoonmaak. De schoonmaak van apparatuur en groot

keukenmateriaal werd onder processtap 16, pottenwas, besproken.

Schoonmaken is het proces van het verwijderen van zichtbaar vuil zoals

etensresten, vetaanslag en rookaanslag, stof in en aan een gebouw op horizontale en verticale oppervlakken. Hiervoor wordt (warm) water met een

geschikt reinigingsmiddel gebruikt.

Afhankelijk van het te reinigen materiaal moet een juiste verhouding worden gevonden tussen de factoren tijd, mechanische actie, chemische actie en temperatuur zonder de materialen aan te tasten. Daarenboven is de

staat van het schoonmaakmateriaal en het gebruik van de juiste producten ook cruciaal voor het resultaat.

Desinfectie

Hoewel een grondige machinale reiniging (met thermische ontsmetting in voldoende heet water) reeds de meeste micro-organismen doodt en verwijdert,

kan het toch aangewezen zijn om bepaalde zaken in de keuken te desinfecteren. Dit geldt in het bijzonder voor toestellen die koud blijven of niet meer verhit

worden (bijvoorbeeld: snijmachines, snijmessen, oppervlakken en snijplanken die in contact komen met levensmiddelen, sondes, mengers, ...).

Het eventueel ontsmetten met chemische middelen gebeurt na reiniging.

Een bewijs van ontsmettende werking van de gebruikte producten moet door de leverancier voorgelegd kunnen worden. De effectiviteit van de werking en de dosering moet geregeld gecontroleerd worden.

Schoonmaak én desinfectie

Reinigen én desinfecteren in een en dezelfde behandeling wordt ontraden. Uit

testen is gebleken dat deze behandeling vaak weinig effectief is. De voorkeur moet gegeven worden aan een stapsgewijze behandeling: eerst reinigen en nadien desinfecteren.

Reinigen en ontsmetten is onder meer aangewezen voor:

diepvries- en koelruimte;

materialen (handgrepen van deuren, kasten, laden, vuilbakken,

telefoonhoorn, lichtschakelaar, scharen, blikopener, …);

waterkranen;

sterk microbiologisch vervuild materiaal (afvoergoten, toiletten, vuilbakken,

…);

schoonmaakmateriaal en -apparatuur;

oppervlakken en machines die in rechtstreeks contact komen met voedsel en niet verhit worden (vleessnijmachine, cutter, vleesmolen,

vleesvermalser, klopper/mengelaar, weegschalen, verdeelband, …);

oppervlakken en objecten die in intens contact komen met de handen;

handen van personeel bij risicohandelingen (zoals het met consumptieklaar

voedsel in aanraking komen).

Behoudens het ontsmetten tussen de bewerkingen door (het tussentijds

desinfecteren) is er ook het ontsmetten na de dagtaak.

WI.17.01

PvA.17.02

WI.16.01

WI.17.02

WI.17.01

PvA.17.03

WI.17.05

Page 119: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 43

Mogelijke gevaren

Fysische gevaren komen o.a. voort uit het gebruik van versleten materiaal. Borstelharen, sponsstukjes, linnendraden enz. kunnen op het gereinigd

materiaal achter blijven en op deze wijze in de voeding terechtkomen.

Chemische gevaren worden in eerste instantie veroorzaakt door residu’s van detergenten of ontsmettingsmiddelen. Ook kruisbesmetting kan voorkomen

ingeval detergenten samen met voedingsmiddelen gestockeerd worden, daarom verplicht afzonderlijk te stockeren.

Te hoog doseren van het product en/of onvoldoende naspoelen moeten hier met de vinger worden gewezen. Chemisch gevaar is ook mogelijk door gebruik van

door de bevoegde autoriteit niet erkende desinfecteermiddelen (zie toelatingsnummer op het etiket).

op de website van het FAVV wordt naar een link5 verwezen (FOD) waar een lijst

met erkende ontsmettingsproducten gepubliceerd is waarvan de werking, bij correcte dosering en toepassing, gegarandeerd is.

Ook het gebruik van niet-erkende smeermiddelen voor het onderhoud van dié

apparatuuronderdelen welke rechtstreeks met voeding in contact (kunnen) komen (bijvoorbeeld bij een snijmachine) kan een gevaar vormen. De gebruikte smeermiddelen moeten ‘foodgrade’ zijn.

Microbiologische gevaren zijn mogelijk voor zover de schoonmaak

onvakkundig gebeurt. Het opensmeren van vervuiling (bijvoorbeeld werken met vervuild water) of het onvolledig verwijderen van de aanwezige vervuiling

kunnen hier oorzaak zijn. Het gebruik van een ongeschikt ontsmettingsmiddel of een onvoldoende lange contacttijd kunnen evenzo een rol spelen.

Schenk ook aandacht aan het gebruik van gepaste beschermkleding

(handschoenen, bril, masker) bij het werken met agressieve (zowel zure als alkalische) detergenten.

Aandachtspunten

bij bouw of verbouwing van het keukencomplex zal met een aantal eisen i.v.m. optimale schoonmaak worden rekening gehouden. Zo moeten

ventilatiefilters goed toegankelijk zijn. Ze moeten (verplicht) regelmatig schoongemaakt worden (frequentie is verplicht opgenomen in het reinigings- en ontsmettingsplan) en zo nodig vervangen;

pas nooit droge vloerreiniging toe in de keuken- of buffetruimten of in de

koelcel. Droog borstelen moet dus vervangen worden door manuele of mechanische, natte reiniging;

kies een goed ontsmettingsmiddel;

bleekwater of javel, zijnde een hypochlorietzout in een oplossing van actief

chloor van 6 (tot 10) %, kan een keuze zijn. Bleekwater 12° uit de handel: 520 ml oplossing + 480 ml water. Bleekwater geconcentreerd 47°-50°: 150

ml oplossing + 850 ml water;

een verse hypochlorietoplossing met een concentratie aan actief

chloor van 100 ppm (delen per miljoen) kan, mits een contacttijd van min. 5 minuten wordt gerespecteerd, een schoon oppervlak goed

ontsmetten. Wanneer echter sprake is van een bevuild oppervlak of negatieve factoren aanwezig zijn als bijvoorbeeld kortere contacttijd, lage

5 www.health.fgov.be; klik op Milieu/Chemische stoffen/Biociden

WI.17.04

Page 120: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 44

temperatuur of hardnekkige micro-organismen of sporen, kan een

concentratie tot zelfs 2000 ppm vereist zijn;

negatief aan bleekwater is: de scherpe geur, het eventueel achterlaten van vlekken of het doen verbleken van oppervlakken, het bijtend zijn voor de handen en het corrosief zijn voor vele metalen, het negatief effect op het

milieu. Het wordt onwerkzaam gemaakt door organisch vuil. Daarom dus steeds eerst reinigen en dan pas ontsmetten. Ook bij een temperatuur

hoger dan 30°c verliest bleekwater grotendeels zijn actieve werking, daarom steeds oplossen in koud water. Maak zelf geen mengsels van reinigingsmiddelen of reinigingsmiddel met ontsmettingsproduct. Er kunnen

door chemische reactie giftige dampen ontstaan. Meng slechts als het volgens de aanwijzingen op het etiket kan en strikt volgens de instructies

op de betreffende etikettering;

doseer met de voorziene doseerapparatuur en overdoseer nooit;

lees aandachtig de verpakking of de technische fiche van de reinigingsproducten;

hou uw assortiment detergenten en ontsmettingsmiddelen beperkt. De

gebruikte reinigingsproducten worden gekozen op basis van de vuilsoorten en worden correct gedoseerd. Doseerapparatuur is hierbij een noodzaak.

In omzeggens elke keuken zullen, benevens de producten nodig voor de machinale vaat, onderstaande producten volstaan.

Producttype Toepassing

1. Sanitairreiniger Reiniging ganse toiletruimte

2. Vloerreiniger, licht alkalisch Keukenvloer

3. Neutrale vloerreiniger Alle andere werkvloeren

4. Allesreiniger (eventueel met quaternaire

ammoniumverbindingen)

Alle wanden en oppervlakken die niet direct met voeding in contact

komen

5. Detergent, sterk alkalisch Ovens, friteuses, ventilatiefilters

6. Ontsmettingsmiddel

(bijvoorbeeld chloortablet)

Ontsmetting oppervlakken en

materialen welke rechtstreeks met voeding in contact komen en niet

door vaatwasmachine kunnen

7. Handafwasmiddel (huidvriendelijk)

Handafwas, pottenwas

8. Vloeibare handzeep (reukloos) Handhygiëne

9. Handdesinfectans Ontsmetting van handen na besmettende handeling en vóór

handcontact met voeding

10. Ontkalker keukenapparatuur Gebruikt voor koffiezetapparaten, combisteamers, …

11. Sanitair ontkalker, zure pH Verwijdering kalkaanzetting. Periodiek gebruik

12. Glasreiniger Gebruikt voor buffetten, glas of plexi en blinkende oppervlakken

Page 121: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 45

Reinigings- en ontsmettingsplan

Om hygiënisch te werken is een planmatige aanpak nodig: de verantwoordelijke, in samenwerking met zijn ploeg, stelt per lokaal een reinigings- en

ontsmettingsplan op met vermelding van of verwijzing naar de reinigings- en ontsmettingsprocedures (werkinstructies). Dit houdt o.m. in: wat, welke toestellen, waarmee, hoe, wanneer en hoe frequent gereinigd wordt.

Het is aangeraden een logboek met registratie van uitgevoerde activiteiten bij te houden. Dit is geen verplichting.

Goede werkwijze:

demonteer toestellen indien mogelijk (noodzakelijk voor mixers, blenders, keukenrobots, snijmachines, …);

verwijder het grof vuil;

spoel met water het meeste zichtbare vuil weg;

reinig met een gepast product in aangepaste concentratie, rekening

houdend met de 4 factoren uit de cirkel van Sinner;

laat reinigingsproducten voldoende lang inwerken;

spoel grondig na om detergentresten te verwijderen, vooral voor

oppervlakken die rechtstreeks in contact komen met levensmiddelen (laatste naspoeling met heet water om afdrogen te kunnen beperken);

werk van ‘minder vuil naar zeer vuil’ en van ‘boven naar onder’;

laat bij voorkeur drogen aan de lucht, gebruik trekkers of wissers voor oppervlakken en indien nodig droog met propere doeken of papier;

borstel een keuken nooit (is verboden): het opdwarrelend stof houdt besmettingsrisico’s in;

plaats schoonmaakmaterialen op een karretje zodat efficiënt en veilig kan gewerkt worden;

gebruik eventueel verschillend schoonmaakgerei (of van verschillende kleur) voor: (voor-)bereidings- en distributieruimten, werkoppervlakken,

bereidings- en distributietoestellen; opslagruimtes e.d, sanitaire ruimtes.

Tijdens het reinigen van de vloeren worden de materialen die zich op de grond bevinden nooit op de reeds gereinigde werkvlakken geplaatst: dit leidt tot herbevuiling of herbesmetting.

De vloer wordt afgetrokken of met een waterzuiger droog gemaakt. Best niet

nadweilen.

Naast de reeds vermelde punten zal hier vaak een desinfectie aangewezen zijn bij de eindreiniging. Ook de tussenreiniging verdient aandacht.

Onderhoud - bedoeld wordt het technisch onderhoud - zal door gekwalificeerd

personeel gebeuren. Tenzij bij hoogdringend herstel, geschiedt het wanneer de keukenwerkzaamheden volledig achter de rug zijn.

Gebruik voor het technisch onderhoud van onderdelen in mogelijk contact met

de voeding daartoe erkende smeermiddelen.

Wanneer bepaalde toestelonderdelen, welke in contact komen met de voeding, voor het onderhoud worden gedemonteerd: ontsmet ze en hermonteer ze na de

handen te hebben gewassen.

Laat op het kantoor van de chef-kok een nota op welke plaats en aan welke toestellen werd gewerkt. Op deze wijze kan de betrokken zone vóór de keuken haar werkzaamheden hervat worden gereinigd en ontsmet.

Tevens moet er een lijst bestaan met het periodiek onderhoud dat gepland

wordt en uitgevoerd. Dit maakt deel uit van de HACCP-documenten.

Page 122: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 46

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Controleer geregeld:

de staat van het schoonmaakmateriaal;

door tijdsmeting: de toegepaste contacttijden bij ontsmetting.

Controleer geregeld (bijvoorbeeld maandelijks) de effectiviteit van het

ontsmettingsproces door bacteriologisch onderzoek met bijvoorbeeld dipslides6 of rodacplaatjes7. De resultaten van de bacteriologische zelfcontrole

(dipslides, rodacplaatjes) worden vergeleken met de door de producent voor die specifieke kweekbodem ingesloten richtwaarde. Indien het resultaat de richtwaarde overtreft, wordt:

de betrokken schoonmaak- of desinfectie-instructie herwerkt;

het desinfectiemiddel qua concentratie of zo nodig qua keuze aangepast;

de zuiverheid van het schoonmaakmateriaal onderzocht en zo nodig bijgestuurd;

het uitvoerend personeel opnieuw en zorgvuldig opgeleid.

Eventueel kan men microbiologische analyses (laten) uitvoeren. De bacteriologische kwaliteit van koud of warm bereid voedsel,

werkoppervlakken, snijplanken, telefoonhoorn, deurklinken, handen, … is een uitstekende maatstaf voor het al dan niet hygiënisch werken in de voedingsdienst. Het is wenselijk hiervoor beroep te doen op personen die over

een goede expertise van deze technieken beschikken.

Processtap 17

REINIGING EN DESINFECTIE samengevat

Werk doelgericht

Stel een volledig reinigings- en ontsmettingsplan op

Gebruik enkel erkende en toegelaten ontsmettingsproducten

Controleer de effectiviteit van de gebruikte producten

Pas de stelregel ‘eerst reinigen, dan desinfecteren’ toe

4.2.18 Processtap 18 Afvalbehandeling

Omschrijving van de processtap

Bij de bereiding van voedsel komen allerhande afvalstoffen vrij, zowel organisch8 als anorganisch9 van aard. Door het toenemend gebruik van schoonmaakmiddelen,

eenmalig gerei en ook koelvloeistoffen, wordt dit afval steeds

6 Rechthoekig plaatje, tweezijdig bekleed met kweekbodem voor mo, bevestigd aan dekseltje welk in

dopkokertje schroeft. Uit te broeden in broedstoof.

7 Kweekbodem voor mo in zogeheten Petrischaal. Uit te broeden in broedstoof.

8 Organisch: stof waaruit dieren en planten zijn samengesteld of die door deze organismen wordt voortgebracht;

koolstofverbindingen bevattend.

9 Anorganisch: niet-organisch, niet tot planten- of dierenrijk behorend; geen koolstofverbindingen bevattend.

PvA.17.03

WI.17.02

WI.18.01

Page 123: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 47

meer belastend voor het milieu. Vanuit deze optiek zullen we dus enerzijds (o.a.

door selectieve aankoop) het afvalvolume trachten te beperken en anderzijds, waar mogelijk en zinvol, het afval selectief verzamelen.

Inzake de afvalbehandeling is een hygiënisch gedrag eveneens aan de

orde. We zullen op alle niveaus kruiscontaminatie moeten vermijden. Deze kan optreden via onze handen of werkkleding, via de materialen of door,

qua afruimtijd en/of afruimroute, onzorgvuldige planning.

Contracten

Indien het afvalbeheer door een externe firma gebeurt, moet er een plan

aanwezig zijn waarop de tijdstippen van ophaling zijn vermeld. Het is essentieel dat regelmatige controles de optimale werking van ophaling kunnen bevorderen.

Soorten afval

Bedrijfsafval omvat afvalstoffen vergelijkbaar met huishoudelijke afval:

papier en karton, folies,…;

organisch keukenafval: dit omvat het afval van de productie van voeding alsook de resten van geserveerde maaltijden. Dit afval wordt verzameld in

GFT containers met deksel;

glas afkomstig van lege, gereinigde flessen of bokalen (gebroken of intact),

gebroken porselein, gebroken drinkglazen, …;

metaalschroot en elektrische schroot;

frituuroliën;

restfractie;

gevaarlijk afval: TL-lampen en spaarlampen, kwikhoudend afval, batterijen en accu’s, spuitbussen, inktcassettes, oliehoudend afval (poetsdoeken, filters), frituurolie, overig gevaarlijk afval.

Mogelijke gevaren

Fysische en chemische verontreiniging van de voeding of van de werkmaterialen

is mogelijk wanneer de afvalzakken fout worden gemanipuleerd. Een lege detergentfles kan, bij fout transport van de vuilzak, de laatste druppen verliezen

op een oppervlak of materiaal. Afvalelementen kunnen in voedingsrecipiënten of bereidingsapparatuur terecht komen.

Microbiologische verontreiniging is op verschillende wijzen mogelijk. Door foute ‘behandeling’, door verlies van organisch afval op oppervlakken waar nadien

verdere bacterieontwikkeling in floreert, door verspreiding via de lucht (merkbaar door geurontwikkeling) bij te lang en/of te warm opslaan van het

afval in of aanpalend aan de keuken, door ongedierte welk wordt aangetrokken, enz.

Aandachtspunten

voorzie de afvalemmers of -statieven van een deksel voorzien van voetbediening;

sluit de vuilniszakken voor het verwijderen op afdoende wijze;

vervoer de afvalbakken of –zakken in regel slechts wanneer alle voeding weggeborgen is, bijvoorbeeld tijdens het onderhoud van de keuken en

lokalen na de dienst. Op deze wijze wordt een scheiding in tijd aangehouden;

doe met dezelfde werkkleding na afvalbehandeling geen ‘zuivere’ taak meer of hang vóór de afvalmanipulatie, een voorhangschort om. Doe deze na de afvalbehandeling in de linnenwas;

WI.18.01

Page 124: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 48

was na de vuilbehandeling onmiddellijk de handen aan de dichtstbijzijnde

handwasbak. Wanneer u nog een zuivere taak aanvat, ontsmet ze dan;

afval wordt bij voorkeur verzameld in waterdichte wegwerpzakken;

selecteer maximaal (glas, karton/papier, blik, voedingsresten,…) en gebruik

duidelijke herkenbare recipiënten;

ontdoe glas van deksels, stoppen en omwikkelingen;

gebruik statieven (met wegwerpzakken) die afwasbaar zijn en (in

productieruimtes) voorzien zijn van een deksel of enig ander doeltreffend systeem dat kruisbesmetting door afval voorkomt. Het deksel dient steeds met voetbediening te zijn. Deksels dienen dagelijks gereinigd te worden.

Waar vuilnisbakken/containers worden gebruikt:

reinig en ontsmet deze regelmatig;

doe dit dagelijks voor de vuilbakken/containers die in de keuken komen;

verwijder afval zo snel mogelijk uit de productieruimtes. Ophopen van het afval is niet toegelaten;

verwijder vuilniszakken en –bakken onmiddellijk na de dienst uit de keuken.

Afval mag geen propere zones doorkruisen! Indien dit door de aard van de werkzaamheden niet kan voorkomen worden, dan gebeurt het transport van het vuil op een ander tijdstip dan de productie.

Het lokaal voor stockage van afval is op voldoende afstand van de

keukenruimte. Dit voorkomt ongewenste geuren of het aantrekken van insecten of ongedierte. De containers zijn bij voorkeur afgesloten.

Aparte recuperatie van voedingsafval voor dieren is niet meer toegelaten door

de wetgeving.

Leeggoed

Leeggoed wordt niet in de keuken opgestapeld.

Voorzie een afgezonderde plaats voor het stockeren van het leeggoed.

Spoel het leeggoed uit vooraleer het te stockeren.

Processtap 18

AFVALVERWIJDERING samengevat

Sorteer en selecteer vuil

Schenk aandacht aan de hygiëne van vuilnisbakken en –zakken

Vermijd risico’s op kruisbesmetting

Verwijder vuil zo snel als mogelijk

Vermijd kruising van vuil en proper

Stockeer het afval niet in de nabijheid van de keuken

Stockeer het leeggoed buiten de keuken

Page 125: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 49

4.2.19 Processtap 19 Intern transport

Omschrijving van de processtap

Dit proces omvat het vervoer van voedsel vanuit de keuken

binnen het bedrijf of de instelling. Het betreft zowel het transport van warme en koude gerechten als van onbereide producten (bijvoorbeeld fruit) of industrieel bereide gerechten

(bijvoorbeeld fruityoghurt).

Mogelijke gevaren

Fysische, chemische en microbiologische nabesmetting kan gebeuren door fout of niet afdekken van de gerechten, fout of

niet sluiten van de transportwagens, geen scheiding van rauwe en bereide van

schone en vuile producten. Verder kan een verkeerde routing waarbij vuile zones worden gekruist of bijvoorbeeld het ongeoorloofd vervoer van

detergenten, medicamenten, afval of vuil linnen in voedseltransportwagens, vuile laadruimten, … oorzaak van nabesmetting zijn. Transporteren van vuil en proper in dezelfde laadruimte moet vermeden worden.

Groei van micro-organismen en/of toxinevorming door micro-organismen kan gebeuren bij een te lange transportduur en dus ongewenste afkoeling of heropwarming. Verder ook bij onvolledige isolatie van de gerechtporties of

van de bulkverpakking; bij opslag van koude gerechten in het verwarmde compartiment of samen met warme gerechten. Tenslotte ingeval van

onvoldoende voorverwarming of koeling van de transportmiddelen.

Aandachtspunten

let op de persoonlijke lichaams- en kledingverzorging van het

personeel belast met laden en vervoer van de transportwagens;

leg de transportroute en de tijden voor het maaltijdvervoer precies vast;

plan de distributie en consumptie van de maaltijden zodanig dat deze

onmiddellijk aansluit op de ontvangst ervan;

volg geregeld het temperatuurverloop van de maaltijden of

maaltijdcomponenten, zowel warme als koude, van verzending tot ontvangst (of consumptie);

waak over de zuiverheid van de laadruimte of transportrecipiënten;

voorzie voor het personeel dat instaat voor het transport ook een opleiding in verband met de hygiëne-eisen die voor hen van toepassing zijn.

Distributie via intern transport

In de meeste verzorgingsinstellingen worden maaltijden kort na het portioneren in afgesloten voedselverdeelkarren naar de verschillende afdelingen

gedistribueerd. Bij vervoer met voedselverdeelkarren wordt bij voorkeur voor karren met isolerende wanden en deuren geopteerd of voor karren voorzien van

warmteondersteunende elementen. Met eutectische platen of ingebouwde koelsystemen kan koude ondersteund worden. Dit hangt af van de tijden nodig voor de distributie. De gebruikte materialen voor de constructie van deze karren

zijn waterafstotend en geurloos.

WI.19.01

WI.19.01

PvA.10.01

Page 126: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 50

Producten die bij omgevings- of kamertemperatuur

kunnen getransporteerd worden, moeten van de buitenlucht afgeschermd worden om kruisbesmetting te

voorkomen.

Voedselverdeelkarren worden het best afgeleverd aan de afdelingskeuken, waar een verantwoordelijke na

ontvangst overneemt. Het is belangrijk dat onbevoegden de inhoud van de kar niet kunnen aanraken.

Dezelfde principes gelden voor intern transport in de bedrijfsrestauratie.

Tenslotte wordt hier nog aangestipt dat het zeer zinvol is

de gebruikers te wijzen op de gevaren van het langer bewaren van restjes voor latere consumptie.

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Om de temperatuur van het voedsel op ≥60°C, respectievelijk ≤4/7°C te kunnen garanderen tot bij de eindverbruiker, is het wenselijk het

warme compartiment (water van bain-marie, lucht in warmhoudcompartiment) tot 85 à 100°C te verwarmen en het koude tot ≤ 4°C te koelen.

Meet de temperatuur van het warme of koude compartiment van de

transportwagens vóór belading.

Plaats bij de warme of koude maaltijd eventueel een draagbare temperatuurregistratie (bijvoorbeeld logger). Via aangepaste software kan het

temperatuurverloop worden uitgeprint en geëvalueerd.

Temperatuur transportkarren

Aard Temp. (°C) CM/CA

Warm vervoer min. 85 thermostaat hoger instellen

warmteaccu’s vroeger of hoger verhitten

Gekoeld vervoer

max. 4

thermostaat lager instellen

koelplaat eerder in diepvries leggen of bijkomende koelplaat plaatsen

Temperatuur voedsel

Aard Temp. (°C) CM/CA

Warme spijzen

min. 60

thermostaat wagen hoger instellen

warmteaccu’s vroeger of hoger verhitten

inbrengtemperatuur maaltijden: > 80°C

zo niet: stuur uitportioneren bij.

Koude spijzen max. 410

max. 7

thermostaat wagen bijstellen

koudere of meer koelplaten

inbrengtemperatuur: < 7°C

10 gehakt vlees, maximaal 4°C

CCP.19.01

Page 127: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 51

zo niet: stuur temperatuur van koud portioneren bij

controleer frigotemperatuur, stel bij.

Processtap 19

INTERN TRANSPORT samengevat

Let op de persoonlijke hygiëne van het transportpersoneel

Voorzie een aangepaste opleiding voor het transportpersoneel

Stippel route en timing van het transport doeltreffend uit

Schakel wachttijden (gevarenzone qua temperatuur) volledig uit

Meet de temperatuursevolutie tijdens het transport

4.2.20 Processtap 20 Extern transport

Omschrijving van de processtap

Dit proces omvat het vervoer van voedsel vanuit de keuken naar

buitenshuis gelegen verbruikseenheden. Het betreft zowel het transport van warme en koude gerechten als van onbereide

producten (als bijvoorbeeld fruit) of industrieel bereide gerechten (bijvoorbeeld fruityoghurt).

Mogelijke gevaren

Fysische, chemische en microbiologische nabesmetting kan gebeuren

door fout of niet afdekken van de gerechten, fout of niet sluiten van de transportwagens, geen scheiding van rauwe en bereide van schone en vuile

producten, bevuilde of besmette laadruimte, …

Verder kan een verkeerde routing, waarbij te lange transporttijden optreden, oorzaak zijn van ongeoorloofde temperaturen van de gerechten of producten.

Groei van micro-organismen en/of toxinevorming door micro-organismen kan

gebeuren bij een te lange transporttijd en dus ongewenste afkoeling of opwarming van koude gerechten/producten; ondoende isolatie van de gerechtporties of van de bulkverpakking; bij opslag van koude gerechten in het

verwarmde compartiment of samen met warme gerechten. Tenslotte ingeval van onvoldoende voorverwarming of koeling van de transportmiddelen.

Transporteren van vuil en proper in dezelfde laadruimte moet zoveel mogelijk

vermeden worden.

Aandachtspunten

let op de persoonlijke lichaams- en kledingverzorging van het personeel belast met laden en vervoer van de transportwagens of maaltijden;

leg de transportroute en de tijden voor het maaltijdvervoer precies vast;

zorg dat de tijd tussen ontvangst van de gerechten of producten en de

consumptie ervan zo kort mogelijk is;

volg geregeld het temperatuurverloop van de maaltijden of maaltijdcomponenten, zowel warme als koude, van verzending tot ontvangst (of consumptie);

waak over de zuiverheid van de laadruimte of transportrecipiënten;

WI.20.01

Page 128: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 52

voorzie voor het personeel dat instaat voor het transport ook een opleiding

in verband met de hygiëne-eisen die voor hen van toepassing zijn.

Maaltijdbedeling via extern transport

De vrachtwagens dienen bij voorkeur exclusief voor transport van voeding. Het personeel dat het transport verzorgt, moet ook in het HACCP-scholingsprogramma worden ingeschakeld.

Het inzetten van het transportmiddel voor ander dan voedingstransport is enkel toegestaan wanneer zorgvuldige afspraken rond reinigingsprocedures en controle van de reinheidsgraad ‘bij teruggave’ kunnen geschieden.

De binnenruimte van de vrachtwagen is goed afwasbaar en wordt zeer

regelmatig gereinigd en of ontsmet.

Alle gerechten, producten, … worden afgedekt.

Het extern maaltijdtransport naar de individuele verbruiker vraagt speciale omkadering. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan de centrale keuken van een

bejaardentehuis welke middagmalen vervoert naar de thuis wonende bejaarden.

Het zal wenselijk zijn in schriftelijke, eenvoudige bewoordingen de verbruiker gebruikswenken te geven. O.a. moet gedacht worden aan volgende

aanbevelingen:

Wanneer in warme lijn wordt gewerkt:

de maaltijd zo snel mogelijk na ontvangst gebruiken;

het hoofdgerecht afgedekt laten tot zo lang de soep of voorgerecht is

geconsumeerd;

eventuele koude componenten direct na ontvangst en dit tot gebruik in

koeling te plaatsen;

wanneer (bijvoorbeeld om reden van besparing of bij weekeinde) voor twee

dagen wordt besteld: hoe te bewaren en te regenereren.

Wanneer in koude lijn wordt gewerkt:

hoe de maaltijden regenereren;

voorzie een koude opslag tot gebruik.

In beide formules:

strikte handhygiëne naleven;

hoe de eventuele, lege recipiënten te reinigen. In ieder geval dienen ze centraal nog te worden afgewassen.

Tenslotte wordt hier nog aangestipt dat het zeer zinvol is de gebruikers te

wijzen op de gevaren van het langer bewaren van restjes voor latere consumptie.

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Om de temperatuur van het voedsel (≥60°C en/of ≤4/7°C) tot bij de eindverbruiker te garanderen, is het wenselijk het warme compartiment tot

85°C te verwarmen en het koude tot 4°C te koelen.

Meet de temperatuur van het warme of koude compartiment van de transportwagens vóór belading.

Plaats bij de warme of koude maaltijd eventueel een draagbare

temperatuurregistratie (bijvoorbeeld logger). Via aangepaste software kan het temperatuurverloop worden uitgeprint en geëvalueerd.

WI.20.01

WI.07.01

WI.19.02

Page 129: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 53

Temperatuur van de transportcompartimenten

Aard N/RW (°C) CM/CA

Warm vervoer min. 85

thermostaat hoger instellen

warmteaccu’s vroeger of hoger verhitten

Gekoeld

vervoer max. 4

thermostaat bijstellen

koelplaat eerder in diepvries leggen of

bijkomende koelplaat plaatsen

Temperatuur van het voedsel

Aard N/RW (°C) CM/CA

Warme spijzen

min. 60

thermostaat wagen hoger instellen

warmteaccu’s vroeger of hoger verhitten

inbrengtemperatuur maaltijden: >

80°C

zo niet: stuur uitportioneren bij.

Koude spijzen max. 411

max. 7

thermostaat wagen bijstellen

koudere of meer koelplaten

inbrengtemperatuur: < 7°C,

zo niet: stuur temperatuur van koud portioneren bij

controleer frigotemperatuur, stel bij.

Processtap 20 EXTERN TRANSPORT samengevat

Let op de persoonlijke hygiëne van het transportpersoneel

Voorzie een aangepaste opleiding voor het transportpersoneel

Stippel route en timing van het transport doeltreffend uit

Schakel wachttijden (gevarenzone qua temperatuur) volledig uit

Meet de temperatuursevolutie tijdens het transport

4.2.21 Processtap 21 Bereiding van flesvoeding

Omschrijving van de processtap

11 gehakt vlees, maximaal 4°C

Page 130: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 54

Flesvoeding voor zuigelingen vormt een extra aandachtspunt in ziekenhuizen :

naast de algemeen reeds vermelde risicofactoren van voedingswaren komen hier nog volgende moeilijkheden bij :

de bereiding kan niet steeds gebeuren op lage temperaturen;

poeders lossen soms niet op in water onder 7°C;

de flesjes worden onvoldoende opgewarmd, meestal slechts tot maximum 37 ° C;

de verhouding tijd-temperatuur en de eventuele bewaring indien het kind moeilijk eet.

Niettemin kan, met het respecteren van enkele belangrijke punten, het risico voldoende worden beperkt.

We maken onderscheid volgens de verschillende plaatsen waar deze voeding wordt gestockeerd, bereid en/of verstrekt:

melkkeuken

neonatologie (prematuren)

materniteit

pediatrie, zuigelingenafdeling

In deze gids beperken we ons tot de melkkeuken waar maaltijden worden voorbereid of bereid en eventueel gestockeerd. De 3 andere plaatsen vallen

onder de verantwoordelijkheid van de ziekenhuishygiëniste en het verpleegkundig departement, uiteraard volgens de strengste hygiëne eisen in dit

werk vermeld.

Binnen de zuigelingenvoeding onderscheiden we:

poedermelk die wordt bereid met flessenwater

kant-en-klare flesjes

moedermelk, bewaard en verstrekt via flesjes

Deze laatste zullen we in deze gids niet verder bespreken.

Mogelijke gevaren

Fysische, chemische en microbiologische nabesmetting kan vooral gebeuren door foute bereiding van de flessen.

Groei van micro-organismen en/of toxinevorming door micro-organismen kan

gebeuren bij een te trage opwarming of afkoeling, onvoldoende opwarmen van de flessen (< 37°C), te lange bewaring, bewaring bij een te hoge temperatuur, …

Aandachtspunten

onderhoud een strenge persoonlijke hygiëne (hoofddeksel, masker,

handschoenen of ontsmette handen)

besteed extra aandacht aan het hygiëneplan en onderhoud

zorg steeds voor een goede reiniging van de flessen en het materiaal dat

gebruikt wordt voor de bereiding van de flessen

zorg voor een duidelijke etikettering

voer regelmatige temperatuur- en tijdsmetingen uit

ontvangst van de goederen: zorg ervoor dat deze tot minstens 6 maanden na de ontvangst houdbaar zijn

bewaar de grondstoffen volgens de voorschriften van de producent of bij een temperatuur <= 20°C

bewaar poeders maximum 1 maand na de opening bij een temperatuur <= 20°C

Water:

Page 131: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 4 Processtappen 55

let erop dat het gebruikte water op het moment van de bereiding van de

flessen nog minstens 6 maanden houdbaar is

het gebruikte water moet geschikt zijn voor de bereiding van babyvoeding (gebruik bij voorkeur mineraalarm, niet-bruisend flessenwater)

het water moet opgeslagen worden bij <= 7°C

bereid de flessen in een daarvoor voorziene ruimte bij <= 20°C en doe dit

zo kort mogelijk voor de consumptie

heropwarming van flessen is uitgesloten!

bewaar getuigenschotels gedurende 3 dagen in de koelkast

CCP’s, controleprocedures en CM/CA

Om de veiligheid van de flesvoeding te garanderen tot bij de consumptie en

groei van micro-organismen, in het bijzonder Cronobacter sakazakii (Enterobacter sakazakii), te voorkomen of minimaliseren dient de temperatuur en tijd in de verschillende stadia vanaf de bereiding tot de consumptie

gecontroleerd te worden. Speciale aandacht moet gaan naar volgende stadia: opwarming

van de bereide flessen, afkoeling en bewaring van de bereide flessen en

consumptie van de bereide flessen.

De flessen moeten voor consumptie binnen de 30 minuten opgewarmd worden tot min. 37°C en deze opwarming mag max. 30 minuten voor de

consumptie plaatsvinden. Indien de flessen zich gedurende meer dan 30 minuten bij een temperatuur lager dan 37°C bevinden, moeten ze vernietigd worden. De consumptie mag max. 30 minuten in beslag nemen. De temperatuur

van de flesvoeding moet daarbij tussen kamertemperatuur en 37°C liggen.

Indien de flessen niet onmiddellijk na de bereiding opgewarmd en geconsumeerd worden, mogen ze max. gedurende 24 uur bewaard

worden. De temperatuur mag tijdens de bewaring niet hoger zijn dan 5°C. Aangezien de flessen bereid worden bij max. 20°C, moeten zij voor de bewaring

afgekoeld worden. Deze afkoeling mag max. 2 uur in beslag nemen.

Processtap 21

BEREIDING VAN FLESVOEDING samengevat

Let op de persoonlijke hygiëne

Bereid de flessen in een daarvoor voorziene ruimte

Meet de tijd en temperatuur van de flessen tijdens de bereiding, tussen

de bereiding en consumptie, tijdens de afkoeling en opslag

PvA.21.03

PvA.21.02

PvA.21.01

CCP.21.01

Page 132: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen
Page 133: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 1

AUTOCONTROLEGIDS VOOR DE SECTOR VAN DE

GROOTKEUKENS EN VERZORGINGSINSTELLINGEN

Deel 2

Hoofdstuk 5 BEHEERSFORMULIEREN

Inhoud

DEEL 2 .................................................................................................................................................................... 1

HOOFDSTUK 5 BEHEERSFORMULIEREN ................................................................................................. 1

5.1 Algemeen overzicht CCP, PvA, NF, RF, WI ....................................................................................... 3 5.2 CCP’s met registratieformulieren .......................................................................................................... 5

5.2.1 CCP.02.01 (RF.02.01): CONTROLE ONTVANGST GOEDEREN ............................................... 9 5.2.2 CCP.04.01 (RF.04.01): TEMPERATUUR KOELCEL/KOELKAST ............................................. 12 5.2.3 CCP.04.02 (RF.04.02): TEMPERATUUR KOELKAST, VERSOEPELING ............................... 13 5.2.4 CCP.04.03 (RF.04.03): TEMPERATUUR DIEPVRIES ................................................................ 14 5.2.5 CCP.04.04 (RF.04.04): TEMPERATUUR DIEPVRIES, VERSOEPELING .............................. 15 5.2.6 CCP.07.01 (RF.07.01): TEMPERATUUR BIJ BEREIDING IN WARME LIJN ....................... 16 5.2.7 CCP.07.02 (RF.07.02): TEMPERATUUR, KWALITEIT FRITUUROLIE .................................. 18 5.2.8 CCP.12.01 (RF.12.01): SERVEERTEMPERATUUR BEREIDE GERECHTEN ........................ 19 5.2.9 CCP.19.01 (RF.19.01): TIJD/TEMPERATUUR INTERN TRANSPORT .................................. 21 5.2.10 CCP.21.01 (RF.21.01): TIJD BIJ DE OPWARMING VAN FLESSEN TOT 37°C ............ 22

5.3 PvA’s (met registratieformulieren) .................................................................................................... 23 5.3.1 PVA.01.01 (RF.01.01): ALGEMENE HYGIËNE-INFORMATIE LEVERANCIER ................... 27 5.3.2 PVA.01.02 (RF.01.02): FORMULIER PRODUCTINFORMATIE ............................................... 29 5.3.3 PVA.01.03 (NF.01.03): AANKOOPSPECIFICATIE VOORGEBAKKEN FRIET ..................... 31 5.3.4 PVA.01.04 (RF.01.04): FOUTMELDINGSFORMULIER LEVERANCIER ................................ 32 5.3.5 PVA.01.05 (RF.01.05): LEVERANCIERSRAPPORT BIJ KWALITEITSTEKORT .................. 33 5.3.6 PVA.02.01 (RF.02.02): TIJD TUSSEN ONTVANGST EN KOELE BERGING....................... 34 5.3.7 PVA.02.02 (RF.02.03): AANVOERREGISTER (VERSOEPELING) ......................................... 35 5.3.8 PVA.03.01 (NF.03.01): TEMP. EN TIJD VOOR GOEDERENOPSLAG .................................. 36 5.3.9 PVA.04.01: TIJD/TEMPERATUUR BEWARING RISICOPRODUCTEN ................................... 38 5.3.10 PVA.05.01 (NF.05.01): TEMPERATUREN DOORHEEN PRODUCTIEPROCES ............... 39 5.3.11 PVA.07.01 (RF.07.03): RISICO-ANALYSE BIJ GERECHTONTWIKKELING .................. 43 5.3.12 PVA.07.02 (RF.07.04): RISICO-ANALYSE PROCESSTAPPEN BIJ RECEPTUUR ......... 44 5.3.13 PVA.08.01 (RF.08.01): TEMPERATUURSVERLOOP AFKOELEN PRODUCTEN ............. 45 5.3.14 PVA.08.02 (RF.08.02): CONTROLE WERKING THERMOMETERS ................................... 46 5.3.15 PVA.10.01: TIJD/TEMPERATUUR TUSSEN BEREIDING EN DISTRIBUTIE ................... 47 5.3.16 PVA.10.02: TEMPERATUUR TIJDENS PORTIONEREN ......................................................... 47 5.3.17 PVA.10.03: TEMPERATUUR SERVIESGOED KOUD PORTIONEREN EN STOCKEREN 47 5.3.18 PVA.11.01 (RF.11.01): VERLOOP TIJD EN TEMPERATUUR BIJ REGENERATIE ........ 48 5.3.19 PVA.12.01 (RF.12.02): TEMPERATUUR WARME MAALTIJD OP AFDELING ................ 49 5.3.20 PVA.14.01 (RF.14.01): TEMPERATUURVERLOOP BIJ AFKOELEN PRODUCTEN ........ 50 5.3.21 PVA.15.01 (RF.15.01): TEMPERATUUR WATER MACHINALE VAATWAS ..................... 51 5.3.22 PVA.16.01: TEMP. WATER POTTENWAS/HANDWAS........................................................... 52 5.3.23 PVA.17.01: HANDEN WASSEN EN ONTSMETTEN ................................................................ 52

Page 134: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 2

5.3.24 PVA.17.02: PARAMETERS SCHOONMAAK .............................................................................. 52 5.3.25 PVA.17.03: RESULTATEN REINIGING, DESINFECTIE ........................................................ 52 5.3.26 PVA.19.01 (RF.19.02): TEMPERATUUR TRANSPORTKARREN ......................................... 53 5.3.27 PVA.20.01 (RF.20.01): AFVOERREGISTER ............................................................................ 54 5.3.28 PVA.20.02 (RF.20.02): TIJD/TEMPERATUUR EXTERN TRANSPORT ............................. 55 5.3.29 PVA.21.01 (RF.21.02): TIJD/TEMPERATUUR BIJ DE AFKOELING VAN FLESSEN .... 56 5.3.30 PVA.21.02 (RF.21.03): TIJD/TEMPERATUUR BIJ DE BEWARING VAN FLESSEN ..... 57 5.3.31 PVA.21.03 (RF.21.04): TIJD/TEMPERATUUR BIJ DE CONSUMPTIE VAN FLESSEN . 58

Page 135: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 3

In dit hoofdstuk vindt de gebruiker een aantal formulieren. Ze zijn bedoeld om de tot nu toe eerder theoretische beschouwingen in praktijk te brengen. Hoe vaak deze

registratieformulieren moeten worden ingevuld hangt van de noodwendigheden van de dienst af. Bepaalde registraties zullen maar sporadisch moeten gebeuren (leveranciersinformatie), terwijl ander best dagelijks worden ingevuld

(temperatuursregistratie).

Hou de ingevulde registratie- en beheersformulieren gedurende 2 jaar (bij versoepeling 6 maanden) bij zodat ze bij controle door bevoegde

ambtenaren onmiddellijk kunnen worden voorgelegd als bewijs van goed beheer van de voedselveiligheid.

Er zijn twee soorten formulieren opgenomen:

normformulieren (NF)

registratieformulieren (RF)

5.1 Algemeen overzicht CCP, PvA, NF, RF, WI

Hieronder is – bij wijze van voorbeeld - een lijst van CCP, PvA, NF, RF en WI

opgenomen die bruikbaar zijn voor het grootste deel van de grootkeukens. Het aantal CCP’s dat in een ACS moet opgenomen worden is niet wettelijk bepaald. CCP’s dienen

relevant en in voldoende aantal aanwezig te zijn.

CCP

Wie zelf een CCP aanmaakt, dient zelf verantwoorde richtwaarden en kritische grenswaarden te bepalen of gebruik te maken van de beschikbare normen. De

normen, richtwaarden en grenswaarden die hier bij de 7 uitgewerkte CCP’s worden gehanteerd werden door ‘de cel valdidatie gidsen’ en ‘het wetenschappelijk comité’ van het FAVV goedgevonden.

Bij ieder CCP hoort in principe een registratieformulier (RF), vermeld bij de

respectievelijke CCP’s in onderstaande tabel. Door elektronisch over de verschillende referentieformulieren te beschikken (zie CD-rom) kunnen deze naar eigen behoeften

of lay-out aangepast worden. Hoe vaak deze formulieren moeten worden ingevuld, hangt af van de noodwendigheden (nieuwe leverancier, gewijzigde productietechniek, na defect van koeling, nieuwe apparatuur, …).

PvA

Doorheen de gids zijn 31 PvA’s opgenomen met, daar waar relevant, een registratiformulier. Het staat de gebruiker vrij bepaalde PvA’s als CCP’s, bij wijze van voorbeeld, in hun ACS op te nemen.

NF

In de normformulieren (NF) zijn normen, richtwaarden en grenswaarden opgenomen die door het FAVV werden goedgekeurd. De formulieren dienen twee jaar (respectievelijk 6 maanden ingeval van versoepeling) te worden

bijgehouden.

RF

Om het opstellen van een ACS en de documentatie te vergemakkelijken zijn bij wijze van voorbeeld een aantal registratieformulieren (RF) in de gids opgenomen. Ze zijn

elektronisch beschikbaar op bijgevoegde Cd-rom en kunnen naar de individuele situatie worden aangepast.

ZKO

ZKO

Page 136: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 4

WI

Werkinstructies moeten als een ‘monitoring’ van een activiteit of beheersing van een gevaar aanzien worden. Ook deze moeten naar de individuele situatie aangepast

worden.

Frequentie van de metingen

Het is aan te bevelen de temperatuurcontrole, de controle bij ontvangst van goederen regelmatig, bij voorkeur dagelijks of telkens wanneer de situatie zich voordoet, uit te

voeren. De frequentie van de overige metingen moet getuigen van een goed voedselveiligheidsbeheer of moet aantonen dat de gevaren optimaal beheerst worden.

De nummering van de CCP’s, PvA’s, WI, NF en RF verwijst naar de betreffende

processtap. Zo hebben CCP.07.01, PvA.07;01 en RF.07.01 betrekking op de processtap ‘07 warme bereiding’. Verder in dit hoofdstuk worden de CCP’s en PvA in detail behandeld.

Informatief

Voor de bedrijven/instellingen die niet onder de voorwaarden van de versoepeling vallen, zijn de voorgestelde formulieren louter informatief. Ze kunnen wel als voorbeeld gebruikt worden, maar moeten aangepast worden aan de

specifieke situatie van het bedrijf of instelling.

Versoepeling

Alle hieronder opgenomen CCP’s zijn, indien relevant, ook voor ZKO’s van toepassing.

De versoepeling bestaat er in dat de CCP’s uit de gids letterlijk mogen worden overnemen.

De formulieren dienen zes maanden te worden bijgehouden.

ZKO

Page 137: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 5

5.2 CCP’s met registratieformulieren

Nr Processtap CCP Omschrijving RF

01 Aankoop goederen

02 Ontvangst goederen CCP.02.01 Controle bij ontvangst goederen RF.02.01

03 Goederenopslag, neutraal

04 Goederenopslag, gekoeld CCP.04.01 Temperatuur koelcellen RF.04.01

Versoepeling CCP.04.02 Temperatuur koelcellen RF.04.02

CCP.04.03 Temperatuur diepvries RF.04.03

Versoepeling CCP.04.04 Temperatuur diepvries RF.04.04

05 Voorbereiding

06 Koude bereiding

07 Warme bereiding CCP.07.01 Temperatuur bij bereiding in warme lijn RF.07.01

CCP.07.02 Temperatuur, kwaliteit frituurolie RF.07.02

08 Koelen

09 Koude opslag, koude lijn

10 Portionering

11 Regeneratie

12 Distributie, dientoog CCP.12.01 Serveertemperatuur koude en warme gerechten RF.12.01

13 Distributie via automaten

14 Restverwerking

15 Afruim en vaatwas

16 Pottenwas

17 Schoonmaak, desinfectie

18 Afvalbehandeling

19 Intern transport CCP.19.01 Temperatuursverloop gerechten tijdens transport RF.19.01

20 Extern transport

21 Flesvoeding CCP.21.01 Tijd bij het opwarmen van flesvoeding tot 37°C RF.21.01

Page 138: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 6

CCP Controlepunt Norm of

richtwaarde Kritische

grenswaarden Correctieve

Actie Corrigerende

Maatregel

CCP.02.01

RF.02.01

Controle bij

ontvangst goederen

Zie RF.02.01 Zie RF.02.01

CCP.04.01

RF.04.01

CCP.04.02

RF.04.02

Temperatuur

koelcellen

1 à 4°C risicogroep I: <7°C

groepen II, III, IV: <10°C (tenzij andere

temperatuurvoor-schriften op etiket

vermeld staan)

producten in goed werkende

frigo plaatsen

risicoproducten uit groep I (vlees, vis) > 4°C

vernietigen.

uit groep II,III,IV > 10°C. vernietigen, tenzij voor LVM

waarvoor geen koeling vereist is

TD verwittigen.

Wachten tot frigotemp. < 4°C om LVM terug te

plaatsen.

CCP.04.03

RF.04.03

CCP.04.04

RF.04.04

Temperatuur

diepvries

-18°C -15°C

kortstondig > -15°C ingeval de ontdooicyclus bezig

is.

indien producten tekens van

ontdooiing vertonen in koeling verder ontdooien en

onmiddellijk bereiden;

TD onmiddellijk verwittigen.

ijsroom > -13°C: binnen

24 u verbruiken of vernietigen;

controleren 2 u na

herstelling

CCP.07.01

RF.07.01

Bereidingstem-

peratuur van warm bereide gerechten

min. 75°C

kerntemperatuur

vóór warm portioneren + vervoer: 80 à 90°C

min. 60°C

Bijzondere aandacht

voor gefarceerde producten waar 75°C vereist is.

Voor bereidingen bleu, rosé, à point

is 50 à 55°C toegestaan

Verder verhitten of

thermostaat hoger stellen

CCP.07.02

RF.07.02

Temperatuur

bij frituren

afbakken 175-180°C

rookpunt > 170°C

max. 180°C1 reageer op elke

ongewenste geur, kleur, viscositeit,

1 Zie KB van 22 januari 1988 betreffende het gebruik van eetbare oliën en voedingsvetten bij het frituren van voedingsmiddelen.

Page 139: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 7

CCP Controlepunt Norm of

richtwaarde Kritische

grenswaarden Correctieve

Actie Corrigerende

Maatregel

controleer maandelijks

werking thermostaat.

CCP.12.01

RF.12.01

Serveertem-peratuur

koel geëtaleerde desserts: 2 à 3°C.

koude schotels: (vis, vlees, ei): 2 à 3°C.

warme gerechten of componenten op

bord aan het einde verdeelband:

°>60°C.

alle gerechten of componenten in warmkast (min.

60°C) houden

kerntemp.: max. 7°C

kerntemp.: max. 7°C

kerntemp.: min.

70°C (gezien tijd tussen bediening en consumptie)

kerntemp.: min. 80°C

koude gerechten onvoldoende gekoeld stel

knop van opslagtoestel bij

1 uur bij > 20°C vernietig

product

warme gerechten: indien langer dan 30 minuten bij <

50°C vernietigen; tussen 50 en 60°C herverhit de

producten en/of verhoog temperatuur warmkast

bereiding korter bij distributie brengen en/

of temp. van warmkast verhogen

CCP.19.01

RF.19.01

Temperatuur-verloop van gerechten

tijdens transport

warme gerechten: >60°C (maximaal 4 uur)

Koude gerechten: <

7°C (maximaal 2-3 uur)

Risicoproducten:

gehakt vlees 4°C,

vis tussen 0 en 2°C

min. 60°C

max. 10°C

max. 7°C

max. 4°C

bijwarmen in ontvangstkeuken

inlaadtemp. gerechten verhogen tot < 80°C.

is inlaadtemperatuur > 7°C kouder portioneren en/of

bijstellen frigotemperatuur.

CCP.21.01

RF.21.01

Tijd bij de opwarming van flessen tot 37°C

<= 30 minuten max. 30 minuten indien langer dan 30 minuten bij <37°C

vernietigen

indien korter dan 30 minuten bij <37°C bijwarmen of de

controleer de werking van de thermostaat en

stel deze, indien nodig, bij;

in geval van defect aan de thermostaat of het

toestel gebruikt voor de

Page 140: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 8

CCP Controlepunt Norm of

richtwaarde Kritische

grenswaarden Correctieve

Actie Corrigerende

Maatregel

thermostaat verhogen opwarming: zorg voor

een herstelling van het defect

Page 141: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 9

5.2.1 CCP.02.01 (RF.02.01): Controle ontvangst goederen

Wat indien de meetresultaten afwijken van de norm, richtwaarde? Wanneer, in

overleg met de verantwoordelijke, geen maatregelen kunnen worden genomen om de risico’s weg te nemen, worden de goederen geweigerd.

Valt een resultaat in de grijze zone dan worden de goederen meteen geweigerd en als retour meegegeven.

Er wordt aangeraden de temperatuur bij elke levering te registreren, maar de

temperatuur kan net als alle andere parameters steekproefsgewijs gemeten worden.

Datum Uur

Leverancier: Docnr.2

1. Temperatuur N/RW 3 °C Meting CM/CA4

diepgevroren waar -18, max.-15

roomijs -18, max.-15

gekoelde waren

vis, schaal-/schelpdieren 0 - 2, max.4

mosselen 4 à 6 max.10

niet-voorverpakte vis in/op ijs -2; max.4

vlees, -bereiding, bereide salades 1 à 4, max.7

vers gevogelte max.4

gehakt, verkleind vlees max.2

vacuüm-/bereide gerechten, verse

kroketten

1 à 4, max.5

verse + gepasteuris. zuivel, gepeldeeieren

1 à 4, max.7

vers gebak 1 à 4, max.7

voorgesneden groenten, aardappelen max.7

yoghurt, verse kaas, zachte kazen, max.7

harde kazen 12, max.20

alle voedingsmiddelen met de

vermelding ‘koel te bewaren’ (zonderspecifieke temp.)

max.7

2 Nummer van vervoerdocument, leveringsbon of factuur

3 Norm of richtwaarde

4 Corrigerende maatregelen: verwijs met gebruik van een cijfer, bijvoorbeeld ‘(1)’, naar punt 6 van dit formulier.

Page 142: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 10

2. Etikettering vermeldt (indien vereist) CM/CA

bewaarvoorschrift ja neen

vermelding ingrediënten ja neen

THT/TGT5-datum: aangebracht + voldoende lange

tijd

ja neen

datum THT/TGT gemanipuleerd? ja neen

productiedatum ja neen

netto hoeveelheid ja neen

3. Staat van verpakking CM/CA

algemeen

bevuild ja neen

gescheurd ja neen

geopend ja neen

nat ja neen

verzegeling/sluiting verbroken ja neen

diepvries

vochtkringen ja neen

ijs-/kristalvorming ja neen

IQF6 behouden ja neen

zuivel & (half-)conserven

bolstaand ja neen

geprikt, gedeukt, lekkend, geoxydeerd ja neen

4. Sensorisch CM/CA

vers vlees/vis

geur bedorven, verdacht ja neen

kleur onfris/oneigenlijk ja neen

kleverig ja neen

groenten/fruit

onfris ja neen

schimmels ja neen

aantasting door ongedierte of parasieten ja neen

vochtig/nat ja neen

insecten aanwezig ja neen

droge producten, bereide sauzen

kleur oneigenlijk voor product ja neen

geur oneigenlijk voor product ja neen

niet-homogene inhoud ja neen

vocht ja neen

5 THT/TGT: tenminste houdbaar tot/te gebruiken tot

6 IQF: Individually quick frozen of ‘los gevroren’ . Producten mogen niet aan elkaar geklit zijn. Dit wijst erop dat ze

(gedeeltelijk) ontdooid zijn geweest.

Page 143: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 11

schimmels ja neen

insecten aanwezig ja Neen

5. Hygiëne bij levering N/RW Meting CM/CA

Vrachtwagen

temperatuur laadruimte

koelwagen max. 47

diepvrieswagen max.-15

zichtbare verontreiniging

laadruimte ja neen

Chauffeur

rokend ja neen

verzorgde kleding ja neen

6. Verwijzing Corrigerende Maatregel /Correctieve Actie (CM/CA)

Verwijzing naar cijfer in de laatste kolom, CM/CA kan bijvoorbeeld zijn:

het product aanstonds verhitten

de verpakking meteen verwijderen

vooralsnog een datum (leveringsdatum) aanbrengen

leverancier verwittigen

het product weigeren en terugsturen

Verwijzing Corrigerende maatregel, correctieve actie

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

7 Zuivel: max. 7°C.

Page 144: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 12

5.2.2 CCP.04.01 (RF.04.01): Temperatuur koelcel/koelkast

Koelcel/koelkast:

Norm tussen 1 en 4°C

Kritische grenswaarden

risicogroep I max. 7°C (vlees, vis) risicogroepen II,III,IV max. 10°C (voor LVM

waarvoor koeling vereist)

Maatregelen bij afwijking: producten in frigo < 4°C plaatsen.

Temp. producten meten: groep I: > 7°C vernietigen, voor risicoproducten uit groep I: > 4°C vernietigen; groepen II, III, IV: > 10°C vernietigen TD verwittigen. Pas wanneer temp. koelcel na herstelling < 4°C: producten

terug in frigo plaatsen.

Datum Uur Temp. Maatregelen bij afwijking Controle

door

Page 145: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 13

5.2.3 CCP.04.02 (RF.04.02): Temperatuur koelkast, versoepeling

Resultaat van een meting of stand thermostaat. Plaats initialen en tijdstip in het overeenkomstig vakje, zie ook RF.01.04

Bij temperatuur onder of boven limiet, tegencontrole met handthermometer uitvoeren. Bij afwijkingen steeds foutmelding invullen!

Maand:…………………………………………………………………….……Jaar:…………………..…

Dag 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31

>9°C

8°C

7°C

6°C

5°C

4°C

3°C

2°C

1°C

0°C

-1°C

Datum Mogelijke oorzaak van afwijking Corrigerende actie

Page 146: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 14

5.2.4 CCP.04.03 (RF.04.03): Temperatuur diepvries

Diepvries

Norm min. - 18°C

Kritische grenswaarde - 15°C

Ontdooicyclus lopend? Controleer na 1 uur of op einde cyclus opnieuw. T°

producten meten: ijsroom > 15 vernietigen. Andere producten: buitenzijde tekens van ontdooiing? in koelcel opslaan en volledig laten ontdooien. Daarna

onmiddellijk verwerken. Kan dit niet vernietigen. TD verwittigen. Binnen 2 uur na herstelling opnieuw controleren.

Datum Uur Temp. Maatregelen bij afwijking Controle

door

Page 147: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 15

5.2.5 CCP.04.04 (RF.04.04): Temperatuur diepvries, versoepeling

Maand: Jaar: Initialen in vakjes plaatsen

dag 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31

>-14

-15

-16

-17

-18

-19

-20

-21

-22

-23

-24

<-25

Datum Mogelijke oorzaak van afwijking Corrigerende actie

Page 148: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 16

5.2.6 CCP.07.01 (RF.07.01): Temperatuur bij bereiding in warme lijn

Datum Dag

Gerecht Onmiddellijk na bereiding Distributie

N/RW8 °C Tijd Controle

door N/RW °C Tijd

Controle

door

Soep:

……………………………………

……………………………………

> 90

……………

……………

……………

……………

……………

……………

> 80

……………

……………

……………

……………

……………

……………

Eiwitcomponent:

……………………………………

……………………………………

……………………………………

> 75

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

> 70

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

Zetmeelcomponent:

……………………………………

……………………………………

……………………………………

> 90

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

> 75

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

Groentencomponent:

……………………………………

……………………………………

……………………………………

> 90

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

> 75

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

Saus:

……………………………………

……………………………………

> 90

………………

………………

………………

………………

………………

………………

> 75

………………

………………

………………

………………

………………

………………

Nagerecht warm:

……………………………………

> 90

………………

………………

………………

> 75

………………

………………

………………

8 norm of richtwaarde

Page 149: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 17

Datum Dag

Gerecht Onmiddellijk na bereiding Distributie

N/RW8 °C Tijd Controle

door N/RW °C Tijd

Controle door

…………………………………… ……………… …………… ……………… ……………… ……………… ………………

Nagerecht koud:

……………………………………

…………………………………

2 à 3

………………

………………

………………

………………

………………

……………

2 à 3, max. 7

………………

………………

………………

………………

………………

………………

Verwijzing Mogelijke oorzaak CM/CA

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

Page 150: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 18

5.2.7 CCP.07.02 (RF.07.02): Temperatuur, kwaliteit frituurolie

Datum Tijdstip T° Tijdstip T° CM/CA (vervangen olie) Controle

door

Page 151: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 19

5.2.8 CCP.12.01 (RF.12.01): Serveertemperatuur bereide gerechten

Datum Dag

Gerecht Onmiddellijk na bereiding Distributie (na 30 min., norm 60°C/7°C)

N/RW °C Tijd Controle

door N/RW °C Tijd

Controle

door

Soep:

……………………………………

……………………………………

> 90

………………

………………

………………

………………

………………

………………

> 85

………………

………………

………………

………………

………………

………………

Eiwitcomponent:

……………………………………

……………………………………

……………………………………

> 80

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

> 80

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

Zetmeelcomponent:

……………………………………

……………………………………

……………………………………

> 90

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

> 85

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

………………

Groentencomponent:

……………………………………

……………………………………

> 90

………………

………………

………………

………………

………………

………………

> 85

………………

………………

………………

………………

………………

………………

Saus:

……………………………………

……………………………………

> 90

………………

………………

………………

………………

………………

………………

> 85

………………

………………

………………

………………

………………

………………

Page 152: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015- Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 20

Datum Dag

Gerecht Onmiddellijk na bereiding Distributie (na 30 min., norm 60°C/7°C)

N/RW °C Tijd Controle

door N/RW °C Tijd

Controle door

Nagerecht warm:

……………………………………

> 90

………………

………………

………………

> 85

………………

………………

………………

Nagerecht koud:

……………………………………

2 à 3

………………

………………

………………

2 à 3,

max. 7

………………

………………

………………

Verwijzing Mogelijke oorzaak CM/CA

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

Page 153: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 21

5.2.9 CCP.19.01 (RF.19.01): Tijd/temperatuur intern transport

Afdeling Ontbijt Temp.

(°C)

Warme

maaltijd

Temp.

(°C)

Koudema

altijd

Temp.

(°C)

Vertrek vanuit keuken

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

Aankomst op de afdeling

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

afd. ….. u u u

Page 154: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 22

5.2.10 CCP.21.01 (RF.21.01): Tijd bij de opwarming van flessen tot 37°C

Lokaal:

Norm <= 30 minuten

Kritische grenswaarden

max. 30 minuten

Maatregelen bij afwijking: indien langer dan 30 minuten vooraleer 37°C behaald

wordt vernietigen; indien korter dan 30 minuten bij <37°C bijwarmen of thermostaat verhogen

Datum Uur Temp. Maatregelen bij afwijking Controle

door

Page 155: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 23

5.3 PvA’s (met registratieformulieren)

Processtap PvA RF/NF Omschrijving

01 Aankoop goederen PvA.01.01 RF.01.01 Algemene hygiëne-informatie leverancier

01 Aankoop goederen PvA.01.02 RF.01.02 Formulier productinformatie

01 Aankoop goederen PvA.01.03 NF.01.03 Aankoopspecificaties voorgebakken friet

01 Aankoop goederen PvA.01.04 RF.01.04 Foutmeldingsformulier leverancier

01 Aankoop goederen PvA.01.05 RF.01.05 Leveranciersrapport bij kwaliteitstekort

02 Ontvangst goederen PvA.02.01 RF.02.02 Tijd tussen ontvangst en wegbergen koele berging

02 Ontvangst goederen PvA.02.02 RF.02.03 Aanvoerregister

03 Opslag, neutraal PvA.03.01 NF.03.01 Richttemperatuur voor goederenopslag

04 Opslag, gekoeld PvA.04.01 Tijd/temperatuur bewaring risicoproducten

05 Voorbereiding PvA.05.01 NF.05.01 Temperatuur doorheen het ganse productieproces

07 Warme bereiding PvA.07.01 RF.07.03 Risicoanalyse ontwikkelen gerechten

07 Warme bereiding PvA.07.02 RF.07.04 Risicoanalyse processtappen in receptuur

08 Koelen PvA.08.01 RF.08.01 Temperatuurverloop tijdens afkoelen van producten

08 Koelen PvA.08.02 RF.08.02 Controle op werking van thermometers

10 Portionering PvA.10.01 Tijd/temperatuur van bereiding tot distributie

10 Portionering PvA.10.02 Temperatuur tijdens portioneren

10 Portionering PvA.10.03 Temperatuur serviesgoed koud portioneren, opslag

11 Regeneratie PvA.11.01 RF.11.01 Verloop tijd en temperatuur bij regeneratie

12 Distributie, dientoog PvA.12.01 RF.12.02 Temperatuur warme maaltijd op afdeling

13 Restverwerking PvA.14.01 RF.14.01 Temperatuursverloop bij afkoeling resten

14 Afruim en vaatwas PvA.15.01 RF.15.01 Temperatuur water machinale vaatwas

Page 156: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 24

Processtap PvA RF/NF Omschrijving

15 Pottenwas PvA.16.01 Temperatuur water pottenwas/manuele afwas

16 Schoonmaak PvA.17.01 Handen wassen en ontsmetten

16 Schoonmaak PvA.17.02 Parameters schoonmaak

16 Schoonmaak PvA.17.03 Resultaten reiniging, desinfectie

18 Intern transport PvA.19.01 RF.19.02 Temperatuur transportwagens intern transport

19 Extern transport PvA.20.01 RF.20.01 Afvoerregister

20 Extern transport PvA.20.02 RF.20.02 Temperatuur gerechten extern transport

21 Flesvoeding PvA.21.01 RF.21.02 Tijd/temperatuur bij de afkoeling van flessen

21 Flesvoeding PvA.21.02 RF.21.03 Tijd/temperatuur bij de bewaring van flessen

21 Flesvoeding PvA.21.03 RF.21.04 Tijd/temperatuur bij consumptie van flessen

PvA N/RW Kritische

grenswaarden CM/CA

PvA.02.01

RF.02.02

Tijd tussen ontvangst en wegbergen van

koel- & diepvriesproducten

max.15 min. bij 20°C

bij hoger buitentemp., max. 15 min.

geen tolerantiemarge aanstonds wegplaatsen

evt. werkplanning magazijnier of keukenmedewerker

aanpassen.

PvA.08.01

RF.08.01

Snelheid koelproces kerntemp. na 2 uur: 10°C, na 12 uur 3°C

laagdikte: max. 7-8 cm

controleer na 90 min.

> 25°C: intensifieer

koelen

< 25°C en > 20°C: verder koelen

< 20°C: in koeling

consumptie op dag zelf:

na 4 uur 10°C.

koelproces intensifiëren

product vooralsnog in

snelkoelcel brengen.

in GN overstorten en intens omscheppen.

roeren onder stromend, koud

water met evt. ijsblokjes.

PvA.11.01

RF.11.01

Regeneratieduur en –temperatuur

kerntemp.: min.75°C in 50 minuten

min. 60°C

max. 40 minuten

tijd en temp. bijstellen.

indien laagdikte > 7-8 cm of

Page 157: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 25

PvA N/RW Kritische

grenswaarden CM/CA

te grote vleesstukken:

aanpassen.

regeneratie via transportkar: bijtijds voorverwarmen.

PvA.12.01

RF.12.02

Temperatuur warme

maaltijd op afdeling

koud ≤ 7°C

warm ≥ 60°C

≥ 10°C bijkoelen in

ijskast

> 10 retour keuken

<60°C bijverwarmen

in microgolf, oven, pan,

laadtemperatuur gerechten

lager instellen

laadtemperatuur gerechten hoger instellen

PvA.14.01

RF.14.01

Temperatuurverloop bij afkoelen producten

kerntemperatuur:

na 2 uur: 10°C

na 12 uur: 3°C

laagdikte: max. 7-8 cm

controleer na 90 min:

> 25°C: intensifieer koelen

< 25°C en > 20°C: laat

proces verder lopen

< 20°C: in koeling

koelproces intensifiëren:

product vooralsnog in snelkoelcel brengen.

in GN overstorten en intens

omscheppen.

roeren onder stromend, koud water (ijsblokjes)

PvA.15.01

RF.15.01

Temperaturen machinale vaatwas

voorspoel: 35-40°C

waszone: 55-65°C

naspoeling: 85-90°C

voorspoel: max. 45°C

waszone: min. 45°C

naspoeling: borden moeten droog zijn.

verwittig TD.

was intussen aan lagere snelheid af

bij ernstige afwijkingen,

stop het proces tot herstel.

PvA.19.01

RF.19.02

Temperaturen transportwagens

intern transport

warmwagen/compartiment: 85°C

koelwagen/

compartiment: max. 4°C

min. 60°C

max.10°C

thermostaat hoger instellen

warmteaccu’s vroeger/hoger verhitten

thermostaat bijstellen

koelplaat eerder in diepvries of

extra platen gebruiken.

PvA.20.02

RF.20.02

Temperatuur

gerechten extern transport

warm: min 60°C

koud: risicoproducten

(gehakt, …) max. 4°C;

min. 60°C

max. 7°C

thermostaat hoger instellen;

warmteaccu’s vroeger of hoger

verhitten

Page 158: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 26

PvA N/RW Kritische

grenswaarden CM/CA

andere max. 7°C max.10°C

thermostaat lager instellen;

koelplaat eerder in diepvries

leggen of bijkomende koelplaat plaatsen

PvA.21.01

RF.21.02

Tijd/temperatuur bij

de afkoeling van flessen

binnen de 2 uur afkoelen

tot <= 5°C

controleer na 90 min:

> 8°C: intensifieer koelen

<= 8°C en > 5°C: laat proces verder lopen

<= 5°C: plaats de

flessen in de koeling

koelproces intensifiëren;

flesvoeding vernietigen indien onvoldoende gekoeld na 2 uur

PvA.21.02

RF.21.03

Tijd/temperatuur bij

de bewaring van flessen

koud: <= 5°C, max. 24u

warm: >= 37°C, max. 30

minuten

geen tolerantiemarge koud: thermostaat lager

instellen; werking van het opslagtoestel nakijken

warm: thermostaat hoger instellen; werking van het

warmhoudtoestel nakijken

flesvoeding vernietigen na te lange bewaring of bewaring bij

een foute temperatuur

PvA.21.03

RF.21.04

Tijd/temperatuur bij consumptie van

flessen

temperatuur tussen kamertemperatuur en

37°C

consumptie tot max. 30 minuten na opwarming

geen tolerantiemarge flesvoeding vernietigen bij een overschrijding van de tijd of

een te lage temperatuur;

nooit heropwarmen!

Page 159: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 27

5.3.1 PvA.01.01 (RF.01.01): Algemene hygiëne-informatie leverancier

1. Administratieve gegevens Datum

1.1. Bedrijfsnaam

1.2. Contactpersoon

1.3. Straat, huisnummer

1.4. Postnummer

1.5. Gemeente

1.6. Telefoon

1.7. Fax

1.8. Telex/e-mail

2. Kwaliteitssystemen

2.1. Heeft u een kwaliteitscertificaat of heeft u

een kwaliteitssysteem in werking? Zo ja: het welk? (ISO, HACCP, …)

ja / neen *

………………………………….

2.2. Bent u bezig een systeem te implementeren?

Zo ja: het welk? Wanneer is de finalisatie voorzien?

ja / neen *

…………………………………

2.3. Wordt op de verpakking, of via de bijgevoegde documenten (leveringsbon, …) de passende informatie verstrekt die ons toelaat

onze interne traceerbaarheid op punt te stellen? Zo ja: welke informatie ?

ja / neen *

…………………………………

3. Analyses

3.1. Laat u regelmatig microbiologische analyses uitvoeren op uw producten? Zo ja: intern?

extern? intern & extern?

ja / neen *

ja / neen *

ja / neen * ja / neen *

3.2. Is het extern labo geaccrediteerd? ja / neen *

3.3. Bent u bereid ons regelmatig externe analyseresultaten te bezorgen?

Met welke regelmaat?

ja / neen *

………………………………….

3.4. Als u grossier of transporteur bent: vraagt u de analyseresultaten bij uw

leveranciers/fabrikanten op? Zo ja: bent u bereid ze ons te bezorgen?

ja / neen *

ja / neen *

4. Preventieve maatregelen

4.1. Neemt u maatregelen om besmettingen van fysische aard te voorkomen?

O.a. (indien relevant):

procedure glasbreuk?

metaaldetectie?

weren van omverpakking in productieruimten (paletten, kartons, touw)

andere? De welke?

ja / neen *

ja / neen *

ja / neen *

ja / neen *

…………………………………

………………………………….

Page 160: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 28

4.2. Neemt u maatregelen om de chemische kwaliteit te garanderen?

Zo ja: de welke?

ja / neen *

………………………………….

4.3. Zijn uw producten voorzien van een code

die productrecall mogelijk maakt?

ja / neen *

4.4. Houdt u bij welke productiecodes u aan ons

levert?

ja / neen*

5. Vervoer

5.1. Geschiedt het vervoer met eigen

transportmiddelen of externe?

eigen / extern *

5.2. Is de temperatuur tijdens het vervoer geconditioneerd?

ja / neen*

5.3. Wordt het temperatuurverloop tijdens het vervoer permanent geregistreerd?

ja / neen *

5.4. Bewaart u de uitprint van dit

temperatuurverloop? Hoe lang?

Krijgen wij, desgewenst, inzage van deze

registraties?

ja / neen *

………………………………….

ja / neen *

6. Klachtenprocedure & bezoek

6.1. Heeft u een klachtenprocedure? ja / neen *

6.2. Zo ja:

Contactpersoon?

………………………………….

6.3. Mogen wij onaangekondigd een werkbezoek aan uw bedrijf brengen?

ja / neen *

*: Schrappen wat niet past.

Page 161: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 29

5.3.2 PvA.01.02 (RF.01.02): Formulier productinformatie

Ter aanvulling op de gevraagde informatie kan u de eigen technische fiches

toevoegen. U gelieve ze dan wel te dateren.

Naam leverancier:

Productnaam:

Eventuele productcode:

Eventuele traceerbaarheidscode:

Algemene productbeschrijving en

gebruiksdoel:

…………………………………………………..

…………………………………………………..

…………………………..……………………..

Ingrediënten (afnemende volgorde)

…………………………………………………..

…………………………………………………..

…………………………………………………...

Verpakking:

Aard (bijvoorbeeld doos, bokaal, zak, enz.):

Materiaal (bijvoorbeeld polyethyleen, enz.):

Inhoud in volume:

Inhoud in gewicht:

Bruto:

evt. uitgelekt , netto:

Gewijzigde atmosfeer? Welke?:

Specificaties waaraan het product volgens de wet of volgens uw eisen

moet voldoen:

Organoleptische:

…………………………………………..

…………………………………………..

…………………………………………..

Page 162: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 30

Fysico-chemisch:

…………………………………………..

…………………………………………..

…………………………………………..

…………………………………………..

Microbiologisch (normen):

…………………………………………..

…………………………………………..

…………………………………………..

Opslagvereisten:

Temperatuur :

Bewaaromstandigheden :

Maximale bewaartijd:

Vereisten voor aangebroken verpakking:

temperatuur:

Oververpakken:

vereist?: ja / neen *

waarin?:

Maximale bewaartijd:

*: Schrappen wat niet past

Page 163: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 31

5.3.3 PvA.01.03 (NF.01.03): Aankoopspecificatie voorgebakken friet

Omschrijving:

aardappelstaafjes gesneden in maat 10x10 mm

voorgebakken in 100 % plantaardig vet.

Toleranties bruinverkleuring en glazigheid:

lichte afwijking: 1 stuks/kg

middelmatige afwijking: 4 à 10 stuks/kg

zware afwijking: ≥ 10 stuks/1 kg

schilrest, rotplek, blauw-, zwart- of grijsverkleuring:

doorsnede > 12 mm: max. 2/10 kg

doorsnede 6 - 12 mm: max. 3/kg

doorsnede 3 - 6 mm: max. 25/kg

Afmetingen:

minimaal 65 gewichtsprocent > 5 mm

maximaal 2 gewichtsprocent < 2,5 mm

maximaal 15 te kleine stukjes per kg

Page 164: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 32

5.3.4 PvA.01.04 (RF.01.04): Foutmeldingsformulier leverancier

Datum:

……….…..….….

Foutmelding over

Leverancier …………………………………

Toestel ………………….……………………

Product ………………………………………

Fout melding door:

………………………………

Aard probleem: Beschrijving probleem: CM/CA Vrijgave

Temperatuur

Hoeveelheid

Tijd/tijdstip

Houdbaarheid

Verpakking

Soort/type product

Slechte werking

Defect

Niet conform

De maatregel kan genomen worden door de foutmelder zelf of door een ander bevoegd persoon. Bij ernstige fout m.b.t. het product wordt het product preventief geblokkeerd. Vrijgave door een bevoegd persoon wordt geregistreerd en afgetekend.

Page 165: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 33

5.3.5 PvA.01.05 (RF.01.05): Leveranciersrapport bij kwaliteitstekort

Verantwoordelijke

Datum

Leverancier

Product (en)

______________________________________________

______________________________________________

Afwijking *

Temperatuur

Etikettering

Informatie voor traceerbaarheid

Staat van verpakking

Sensorisch

Voertuig/Chauffeur

Als gevolg van de hoger met ‘*’ aangemerkte, ernstige kwaliteitsafwijking(en):

worden de goederen u hierbij retour gezonden

gelieve u zich onverwijld met ons bedrijf in verbinding te stellen

Chef-kok ……………………………………………………………………………………………….

Kopie: Hoofd Restaurant

Boekhouding

Page 166: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 34

5.3.6 PvA.02.01 (RF.02.02): Tijd tussen ontvangst en koele berging

Datum Product Tijdstip van

levering

Tijdstip van

berging CM/CA

Controle

door

Page 167: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 35

5.3.7 PvA.02.02 (RF.02.03): Aanvoerregister (versoepeling)

Ontvang

st datum

Aard

product Leverancier Aantal T°

Lotnummer

Andere referentie Houdbaar tot

Controle

door Opmerking

Opm Mogelijke oorzaak CM/CA

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

Page 168: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 36

5.3.8 PvA.03.01 (NF.03.01): Temp. en tijd voor goederenopslag

In de eerste plaats gelden de temperaturen zoals aangegeven op de

verpakking door de leverancier. Bij gebrek daaraan gelden onderstaande kerntemperaturen en tijden.

Voedingsmiddelen Stockeer

plaats N/RW (°C) Bewaar-

termijn

Vleeswaren:

versneden vleeswaar vacuüm verpakt

Koeling 1 à 4 max. 4 zie THT/TGT

intern onversneden vleeswaar Koeling 1 à 4 max. 4 2 à 3 dagen

extern onversneden vleeswaar Koeling 1 à 4 max. 4 2 à 3 dagen

vleesconserven magazijn 15 à 25 max.1 jaar

Vlees

vers vlees Koeling 1 à 4 max. 7 1 – 2 dagen

gehakt, gemalen, orgaan- Koeling 1 à 2 max. 2 1 dag

vers gevogelte Koeling 1 à 2 max. 4 1 – 2 dagen

diepvries varken, vet (lam) diepvries - 18 max. -15 3 maanden

diepvries rund, mager (kalf) diepvries - 18 max. -15 6 maanden

Salades: vis, vlees, gevogelte, Koeling 1 à 4 zie THT/TGT

Vis

vers, op ijs Koeling 0 à 2 1 - 3 dagen

verse vis verpakt Koeling 1 à 4 1 - 3 dagen

schaal- en weekdieren Koeling 4 à 6 max. 10

diepvries diepvries - 18 6 maanden

volconserven magazijn 15 à 25 max.1 jaar

halfconserven (haringfilets) Koeling 1 à 4 max. 7 zie THT/TGT

Aardappelproducten

frieten voorgebakken, vers Koeling 1 à 4 max. 7 1 -3 dagen

frieten voorgebakken, verpakt Koeling 1 à 4 max. 7 THT/TGT

frieten voorgebakken, diepvr. diepvries - 18 3 maanden

aardappelkroket, vers Koeling 1 à 4 1 à 2 dagen

aardappelkroket, diepvries diepvries - 18 3 maanden

Groenten

vers koele berging 4 – 5 dagen

vacuüm/gasverpakking Koeling 1 à 4 1 à 2 dagen

diepvries diepvries - 18 max. 6 mnd

Fruit

vers koeling 5 - 14 1 week

Snacks

vers koeling max. 4 1 à 2 dagen

diepvries diepvries - 18 max. 6 mnd

Zuivelproducten

kaas aangesneden, verpakt koeling 1 à 4 max.7 2 à 3 dagen

boter koeling 1 à 4 max. 7 3 weken

Page 169: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 37

In de eerste plaats gelden de temperaturen zoals aangegeven op de verpakking door de leverancier. Bij gebrek daaraan gelden onderstaande

kerntemperaturen en tijden.

Voedingsmiddelen Stockeerplaats N/RW (°C)

Bewaar-termijn

Diverse

eieren koeling max. 7 1-2 weken

margarine koeling 1 à 4 5 weken

diepvriesproducten, vet Diepvries -18, kort -15 3 maanden

diepvriesproducten, mager Diepvries -18, kort -15 6 maanden

consumptie-ijs, roomijs Diepvries -18, kort -15 2 maanden

verse of gepasteuriseerde

zuivelproducten, gebak met zuivel e/o ei

Koeling 1 à 4 max. 7 2-3 dagen

droog gebak Omgevingstemp. (15-25)

magazijnproducten Omgevingstemp. (15-25)

producten met vermelding ‘koel bewaren’

koeling 2 à 4 max. 7

belegde broodjes koeling 2 à 4 max. 7 1 dag

Page 170: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 38

5.3.9 PvA.04.01: Tijd/temperatuur bewaring risicoproducten

Bedoeld wordt: koude bewaring van rauwkost, versneden eiwitrijk beleg,

filet américain, gebak gevuld met zuivel- of eierbereidingen, verse vis

Norm/richtwaarde Kritische

grenswaarden CM/CA

rauwkost, beleg: ≤ 4°C

filet américain: ≤ 4°C,

gebak + zuivel: ≤. 4°C

verse vis: 0 à 2°C

producten verpakt

bewaren

max. 24 uur bewaren

dateren

max. 7°C

max. 7°C

max. 4°C

evt. in kookproces verwerken, of vernietigen.

werkplanning aanpassen: voorbereiden korter voor

verwerking plannen

snijden korter voor gebruik

filet américain: na 24 u doorbakken, afkoelen,

verwerken

bestelhoeveelheid aanpassen

gebak: zo kort mogelijk

voor verbruik vullen

frigo defect: producttemp. > 5°C vernietigen.

Page 171: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 39

5.3.10 PvA.05.01 (NF.05.01): Temperaturen doorheen productieproces

In onderstaande tabel is een overzicht van de meest voorkomende temperaturen (warm/koud) en bewaartijden doorheen het ganse productieproces weergegeven.

Om een maximale voedselveiligheid te garanderen zijn in bepaalde gevallen de aanbevelingen strenger dan de wettelijke

voorschriften (koude gerechten maximaal 7°C, warme gerechten minimaal 60°C). Bijvoorbeeld: om de temperatuur van 60°C bij de klant/patiënt te kunnen garanderen wordt een temperatuur van 80-85°C aanbevolen vóór het uitscheppen van de maaltijden.

In een aantal uitzonderlijke gevallen kunnen de aangegeven temperaturen soepeler zijn dan de wettelijke voorschriften, (koude

gerechten maximaal 7°C, of warme gerechten minimaal 60°C). Bijvoorbeeld maaltijden voor psychiatrische patiënten (<60°C) of fruitpap voor peuters (>7°C).

In bepaalde gevallen zijn de weergegeven tijden (bijvoorbeeld bij snelkoelen en ontdooien) richtingaangevend om een idee te

krijgen hoeveel tijd het koel- of dooiproces in beslag neemt.

Processtap Aard producten Kern-,

omgevingstemperatuu

r

Tijd

Goederenontvangst

Tijd tussen ontvangst en koude stockering bij temperatuur van

max. 20°C max. 15 min.

Gekoelde opslag Zie gedetailleerde lijst NF.03.01

Voorbereiding Omgevingstemperatuur afwerken risicogebak bij voorkeur 12 - 14°C

Voorbereiding Ontdooitijd nodig om van -22°C tot -10°C te komen 12 uur

Voorbereiding Ontdooitijd nodig om van -22°C tot -5°C te komen 40 uur

Voorbereiding Ontdooitijd nodig om van -22°C tot -1°C te komen 72 uur

Voorbereiding Bewaartemperatuur en -tijd ontdooide producten eiwitrijk: max. 4°C eiwitarm: max. 7°C

24 uur

Page 172: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 40

Voorbereiding Inhoud spuitzak (slagroom, eiwitvulling, …) of spuitbus eiwitrijk: max. 4°C eiwitarm: max. 7°C

24 uur

Voorbereiding Geopende fles melk tijdens pauze, na serveertaak, … 1 à 4°C max. 7°C

Voorbereiding Bewaartemperatuur en -tijd gesneden vleeswaar, kaas,

snijresten, … max. 4°C 4 uur

Voorbereiding Bewaartemperatuur en -tijd verse en eigen bereide salades eiwitrijk: max. 4°C eiwitarm: max. 7°C

24 uur

Koude bereiding Omgevingstemperatuur koude keuken ≤ 18°C

Koude bereiding Temperatuur koude bereidingen en/of maaltijdcomponenten 4°C

Warme

bereiding Warme bereidingen en of maaltijdcomponent min. 60°C

Warme bereiding

Verhitten frituurolie max. 180°C

Koelen (in koude lijn)

Producten koelen tot 10°C in max. 2 uur

Koelen (in

koude lijn) producten koelen tot 3°C in max. 12 uur

Regeneratie Temperatuur koude gerechten vóór regeneratie max. 7°C

Regeneratie Temperatuur warme gerechten na regeneratie min. 70°C

Koude opslag (in koude lijn)

Opslagtemperatuur gerechten/maaltijdcomponenten 2 à 4°C

Portionering Omgevingstemperatuur portioneerruimte koude gerechten in

koude lijn bij voorkeur 12-14°C

Distributie, bediening

Temperatuur koud geportioneerde gerechten aan de verdeelband

max. 7°C

Page 173: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 41

Distributie, bediening

Temperatuur warme gerechten vóór het uitscheppen 80 tot 85°C

Distributie, bediening

Temperatuur warme maaltijdcomponenten op bord aan het einde van de verdeelband

min. 70°C

Distributie,

bediening

Minimale tijd om maaltijden/componenten op

consumptietemperatuur te brengen min. 60°C

binnen

1 uur

Distributie, bediening

Warme gerechten bij klant/patiënt min. 60°C

Distributie, bediening

Toegelaten tijd waarbij warme gerechten om uitzonderlijke redenen lager dan 60°C geserveerd worden: 1 uur

<60°C max. 1 uur

Distributie,

bediening Koude gerechten bij klant/patiënt max. 7°C

Distributie, bediening

Toegelaten tijd waarbij koude gerechten om uitzonderlijke redenen hoger dan 7°C geserveerd worden: 1 uur

>7°C max. 1 uur

Distributie, bediening

Koude schotels, belegde broodjes met eiwitcomponent als vis, vlees, ei, … in koelbuffet aan dientoog

max. 7°C

Distributie,

bediening

Temperatuur van ‘in reserve’ gehouden warme of koude bereide

componenten 80°C/4°C

Distributie, bediening

Warme gerechten langer dan 1 uur aan temperatuur van ≥ 60°C blootgesteld verwijderen of onmiddellijk consumeren

≥ 60°C 1 uur

Distributie, bediening

Koude gerechten langer dan 1 uur aan een temperatuur ≥ 15°C blootgesteld verwijderen, of onmiddellijk consumeren

≥ 15°C 1 uur

Distributie,

bediening Temperatuur lowerator9, water bain-marie bij aanvang dienst 80-90°C

Restverwerking Producten koelen tot 10°C binnen de 2 uur van 55 tot 10°C max. 2 uur

Restverwerking Producten koelen tot 3°C binnen de 12 uur van 10 tot 3°C max. 12 uur

9 (bord)lowerator, (mobiel)toestel, voorzien van een stevige veer waarop borden worden geplaatst

Page 174: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 42

Afruim, vaatwas Machinale vaatwas, temperatuur water voorspoelzone 35 à 40°C

Afruim, vaatwas Manuele afwas, temperatuur waswater (handwarm) max. 50°C.

Afruim, vaatwas Manuele afwas, temperatuur spoelwater (zo warm als mogelijk) min. 65°C

Pottenwas Machinale vaatwas, temperatuur water waszone 55 à 65°C

Schoonmaak, desinfectie,

Machinale vaatwas, temperatuur water naspoelzone 80 à 85°C

Schoonmaak Schoonmaak, temperatuur water (met reinigingsmiddel) 40 à 45°

Afval Bewaartemperatuur organisch afval bij stockering van meerdere dagen

7-10°C

Intern transport Binnentemperatuur karren bij aanvang van warm transport, 80 - 90°C

Distributie, bediening

Temperatuur (water) bain-marie bij aanvang van dientoogdistributie

80 - 90°C

Distributie via automaten

Temperatuur waarbij automaten voor gekoelde producten blokkeren

7°C

Distributie via

automaten Temperatuur automaten gekoelde producten 4°C

Distributie via automaten

Temperatuur waarbij automaten voor diepvriesproducten blokkeren

-15°C

Distributie via

automaten Temperatuur automaten diepvriesproducten -18°C

Page 175: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 43

5.3.11 PvA.07.01 (RF.07.03): Risico-analyse bij gerechtontwikkeling

Gerecht, productnaam: …………………………………………………………………………………………………………………….…………….

Risico-analyse van de ingrediënten in de receptuur: ………………………………………………………………………………….…………

Grondstoffen V10 Nieuw Risico’s Maatregelen CCP of

PvA11 Nieuw

CCP/PvA

J/N M C F Aankoopspecificatie T°eisen ontvangst,

opslag

10 V, DV, C, FC, DR: vers, diepvries, conserve, halfconserve, droog

11 Met nummer verwijzen naar bestaand of nieuw te maken CCP of PvA

Page 176: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 44

5.3.12 PvA.07.02 (RF.07.04): Risico-analyse processtappen bij receptuur

Voorbereiding van gerecht: omschrijving, incl. gebruikte

apparatuur

----------------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------------

CCP of PvA

--------

--------

--------

--------

nieuw CCP of

PvA

--------

--------

--------

--------

Bereiding van gerecht:

omschrijving, incl. bereidingstijd en -temperatuur, incl. gebruikte apparatuur

----------------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------------

---------------------------------------------------------------------------------

--------

--------

--------

--------

--------

--------

--------

--------

Zijn er bij eventuele afkoeling, regeneratie of vervoer (nieuwe) risico’s? Welke?

----------------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------------

--------

--------

--------

--------

--------

--------

Opmerking

In RF.07.03 (normformulier risico-analyse) worden de risico’s die zich op niveau van de grondstoffen kunnen voordoen geanalyseerd. Door gepaste maatregelen inzake aankoop en/of opslag kunnen deze worden beheerst. Door het uitwerken van de

gepaste aankoopspecificatie én het eventueel kiezen voor een andere conserveringsvorm dan aanvankelijk gepland, kunnen de risico’s op niveau van het gerecht uitgesloten/verminderd worden. Door passende temperatuurbehandeling bij levering en opslag worden de risico’s eveneens beheerst.

Volgens de vereisten van de eigen organisatie kan/zal de verbruiker verdere instellingseigen registratieformulieren ontwikkelen.

Page 177: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 45

5.3.13 PvA.08.01 (RF.08.01): Temperatuursverloop afkoelen producten

Dag en

datum Naam product/schotel Na 2 uur Na 12 uur CM/CA bij afwijking Controle door

Richtwaarde 10°C 3°C

Page 178: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 46

5.3.14 PvA.08.02 (RF.08.02): Controle werking thermometers

Datum Nr. van

thermometer Plaats/ gebruik

RW: 0°C in ijswater

RW: 100°C in kokend

water

Page 179: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 47

5.3.15 PvA.10.01: Tijd/temperatuur tussen bereiding en distributie

N/RW Kritische

grenswaarden CM/CA

min. 70°C kerntemp..

vóór warm portioneren + vervoer > 80°C

min. 60°C

op hoger temp. bereiden

thermostaat bewaartoestel

bereiden korter bij distributie

brengen of afkoelen en regenereren

(voorkeurstechniek bij bijvoorbeeld rundergebraad)

5.3.16 PvA.10.02: Temperatuur tijdens portioneren

N/RW Kritische

grenswaarden CM/CA

bulkgekoelde gerechten

kerntemp. 2 à 3°C

warm geportioneerd kerntemp. > 80 à 85°C

max. 7°C

min. 60°C

in charges uit koeling halen /

portioneren in koude keuken.

max. hoeveelheid voor 20 min. portioneren uit ketel/toestel,

zo nodig product herverhitten.

5.3.17 PvA.10.03: Temperatuur serviesgoed koud portioneren en stockeren

N/RW Kritische

grenswaarden CM/CA

2 à 3°C max. 7°C servies nooit gebruiken direct na vaatwas.

zo nodig in koelcel opslaan.

Page 180: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 48

5.3.18 PvA.11.01 (RF.11.01): Verloop tijd en temperatuur bij regeneratie

Datum Tijdstip Temp. Tijdstip Temp. CM/CA Controle door

Page 181: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 49

5.3.19 PvA.12.01 (RF.12.02): Temperatuur warme maaltijd op afdeling

Afdeling: ……………………………………

Datum: ……………………..

Ontvangst om : ……………………………uur

N/RW,°C Ontvangsttemp

12. CM/CA

Bediening gestart

om………………uur

Soep: > 60

Voorgerecht: <7 of

> 60

Vlees-, vis, eicomponent: > 60 °C

Groente: > 60

Saus: < 7of> 60

Aardappel, rijst, deegwaar: > 60 °C

Eenpansgerecht: > 60 °C

Koude schotel: < 7 °C

Nagerecht13: < 7 °C

Andere:

12 De temperatuur in de ‘grijze’ vakken betreft kritische producten.

13 Indien koeling vereist

Page 182: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 50

5.3.20 PvA.14.01 (RF.14.01): Temperatuurverloop bij afkoelen producten

Datum product tijdstip

meting1 T°

tijdstip

meting2 T°

tijdstip

meting3 T° CM/CA door

Page 183: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 51

5.3.21 PvA.15.01 (RF.15.01): Temperatuur water machinale vaatwas

Noteer eens per maand de temperaturen van het water

Datum tijdstip T° voorwas T°

hoofdwas T° spoeling CM/CA

Controle

door

Page 184: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 52

5.3.22 PvA.16.01: Temp. water pottenwas/handwas

N/RW Kritische

grenswaarden CM/CA

waswater: 45-50°C

spoelwater: > 65°C

min. 42°C

min. 57°C

ververs waswater.

ververs spoelwater.

Gebruik evt. korf om vaat uit heet spoelwater te

halen.

5.3.23 PvA.17.01: Handen wassen en ontsmetten

N/RW Kritische

grenswaarden CM/CA

aantal wegwerphanddoeken/pp/d >4

aantal porties zeepverdeler/pp./d >4

4 = minimale handenwas nl. begin

dagtaak, na middagmaal + 2 maal na pauzes.

verdelers bijtijds bijvullen

nauwere controle,

affichage, enz.

5.3.24 PvA.17.02: Parameters schoonmaak

N/RW Kritische

grenswaarden CM/CA

waswater > 35°C

spoelwater > 70°C

contacttijd desinfectie

materiaal met chloor à 100 ppm > 5 minuten

onberispelijke staat

materiaal

min. 32°C

min. 65°C

schoonmaakmateriaal zelf >

10 minuten, chloor à 150 ppm

geen losse vezels of haren; geen vasthechtende

vervuiling.

waswater verversen.

spoelwater verversen.

opnieuw desinfecteren.

materiaal wegwerpen.

5.3.25 PvA.17.03: Resultaten reiniging, desinfectie

N/RW Kritische

grenswaarden CM/CA

Voor enting van dipslide

of petrifilm op contactoppervlak:

< 1 CFU14/cm2: uitstekend

2-5 CFU/cm2: goed

6-45 CFU/cm2: herdoen van

R/D noodzakelijk

46-80 CFU/cm2: direct nieuwe R/D

> 80 CFU/cm2: zie CM/CA

bijsturen schoonmaak- en

desinfectieplan / productkeuze.

controleren dosering

ontsmettingsmiddel en contacttijd.

attent zijn op

nabesmetting.

14 CFU of Kolonievormende eenheden

Page 185: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 53

5.3.26 PvA.19.01 (RF.19.02): Temperatuur transportkarren

Datum Tijdstip T° warm

compartiment

T° koud

compartiment CM/CA

Controle

door

Page 186: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 54

5.3.27 PvA.20.01 (RF.20.01): Afvoerregister

Datum levering

Aard product

Klant Aantal Temp. Lotnummer

Andere referentie

Houdbaar tot

Controle door

Opm.

Opm Mogelijke oorzaak CM/CA

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

Page 187: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 55

5.3.28 PvA.20.02 (RF.20.02): Tijd/temperatuur extern transport

Datum Gerecht of product W (warm) K (koud)

W/K Bij vertrek Bij aankomst

Opm. Controle

door Uur Temp. Uur Temp.

Opm. Mogelijke oorzaak CM/CA

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

Page 188: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 56

5.3.29 PvA.21.01 (RF.21.02): Tijd/temperatuur bij de afkoeling van flessen

Dag en

datum Identificatie fles

T° na 2 uur

(<=5°C) CM/CA bij afwijking Controle door

Page 189: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 57

5.3.30 PvA.21.02 (RF.21.03): Tijd/temperatuur bij de bewaring van flessen

Datum Tijdstip van

meting

Identificatie

fles

Bewaard sinds

(tijdstip)

(koud: max. 24u

warm: max. 30 min.)

(koud: <= 5°C

warm: >= 37°C)

CM/CA Controle

door

Page 190: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 5 Beheersformulieren 58

5.3.31 PvA.21.03 (RF.21.04): Tijd/temperatuur bij de consumptie van flessen

Dag en

datum Identificatie fles

T° bij aanvang van

de consumptie

(kamertemperatuur – 37°C)

Duur van de

consumptie

(max. 30 minuten)

CM/CA bij afwijking Controle door

Page 191: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 1

AUTOCONTROLEGIDS VOOR DE SECTOR VAN

DE GROOTKEUKENS EN

VERZORGINGSINSTELLINGEN

Hoofdstuk 6 WERKINSTRUCTIES

Inhoud

HOOFDSTUK 6 WERKINSTRUCTIES..................................................................................... 1

6.1 Inleiding ................................................................................................................................... 2 6.2 Overzicht werkinstructies .................................................................................................. 2

6.2.1 WI.01.01: ORGANISATIE VAN DE AANKOOP ........................................................ 3 6.2.2 WI.02.01: ORGANISATIE VAN DE GOEDERENONTVANGST ............................ 5 6.2.3 WI.03.01: ORGANISATIE VAN DE NEUTRALE GOEDERENOPSLAG ............... 7 6.2.4 WI.04.01: ORGANISATIE VAN DE GEKOELDE GOEDERENOPSLAG .............. 9 6.2.5 WI.05.01: ORGANISATIE VAN DE VOORBEREIDING ....................................... 11 6.2.6 WI.05.02: WERKINSTRUCTIE VOOR HET ONTDOOIEN ................................... 13 6.2.7 WI.05.03: WERKINSTRUCTIE PELLEN EN OPSLAAN (GEPELDE) EIEREN. 15 6.2.8 WI.05.04: WERKINSTRUCTIE SPOELEN EN SNIJDEN RAUWKOST ............. 16 6.2.9 WI.05.05: WERKINSTRUCTIE PANEREN VAN VLEES OF VIS ........................ 17 6.2.10 WI.05.06: WERKINSTRUCTIE GEBRUIK VAN VLEES- EN

KAASSNIJMACHINE .................................................................................................................... 18 6.2.11 WI.05.07: WERKINSTRUCTIE VOOR HET SNIJDEN VAN KAAS ............... 20 6.2.12 WI.05.08: GEBRUIK VAN VERSE EIEREN ......................................................... 21 6.2.13 WI.06.01: ORGANISATIE VAN DE KOUDE BEREIDING ............................... 22 6.2.14 WI.07.01: ORGANISATIE VAN DE WARME BEREIDING .............................. 23 6.2.15 WI.07.02: WERKINSTRUCTIE VOOR GEBRUIK VAN DE FRITEUSE ........ 24 6.2.16 WI.07.03: WERKINSTRUCTIE DIEPGEVROREN BROOD EN GEBAK ....... 27 6.2.17 WI.07.04: WERKINSTRUCTIE VOOR DE PRODUCTONTWIKKELING ...... 31 6.2.18 WI.08.01: ORGANISATIE VAN DE AFKOELING .............................................. 32 6.2.19 WI.10.01: ORGANISATIE VAN DE PORTIONERING ...................................... 34 6.2.20 WI.10.02: PORTIONEREN BROODMAALTIJD .................................................. 36 6.2.21 WI.10.03: TIJDSCHEMA VOOR PORTIONEREN WARME GERECHTEN ... 37 6.2.22 WI.10.04: PORTIONEREN KOUDE GERECHTEN OF COMPONENTEN ...... 38 6.2.23 WI.12.01: ORGANISATIE VAN DE DISTRIBUTIE ........................................... 39 6.2.24 WI.12.02: SERVEREN VAN SCHEP-, SOFTIJS EN MILKSHAKES .............. 41 6.2.25 WI.12.03: SERVEREN VAN BIER EN FRISDRANK, UIT VAT OF FLES..... 43 6.2.26 WI.12.04: TAPINSTALLATIE BIER, VRUCHTENSAPPEN, ANDERE

DRANKEN ....................................................................................................................................... 46 6.2.27 WI.14.01: ORGANISATIE VAN DE RESTVERWERKING ............................... 48 6.2.28 WI.15.01: ORGANISATIE AFRUIM EN MACHINALE VAATWAS ................. 49 6.2.29 WI.16.01: ORGANISATIE POTTENWAS ............................................................. 52 6.2.30 WI.17.01: ORGANISATIE SCHOONMAAK, DESINFECTIE EN

ONDERHOUD ................................................................................................................................. 55 6.2.31 WI.17.02: REINIGINGS- EN ONTSMETTINGSPLAN TOESTELLEN ........... 57 6.2.32 WI.17.03: REINIGINGS- EN ONTSMETTINGSPLAN VAN DE RUIMTEN . 61 6.2.33 WI.17.04: ADVIESDOSERING VOOR ONTSMETTING MET CHLOOR ...... 64 6.2.34 WI.17.05: TECHNISCHE ONDERHOUDSPROCEDURE APPARATUUR ...... 65

Page 192: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 2

6.2.35 WI.18.01: ORGANISATIE VAN DE AFVALBEHANDELING ........................... 66 6.2.36 WI.19.01: ORGANISATIE VAN HET INTERN TRANSPORT .......................... 68 6.2.37 WI.19.02: VOEDINGSZORG OP DE AFDELING ............................................... 70 6.2.38 WI.20.01: ORGANISATIE VAN HET EXTERN TRANSPORT ......................... 73

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk treft u een aantal werkinstructies aan welke het HACCP-handelen en ACS concreet vorm geven. e u, bij de lectuur van deze gids

aan dit hoofdstuk gekomen, lees dan niet alle werkinstructies na elkaar ! Of de idee van het vele werk schrikt u af, óf het lijkt u toch wat te veel van het goede. Selecteer de instructies naargelang van de vordering van uw HACCP-

implementatie. Toets ze aan uw concrete keukensituatie en pas ze, waar nodig, aan.

6.2 Overzicht werkinstructies

De hieronder opgenomen werkinstructies mogen voor de kleine ondernemingen die onder de voorwaarden van het MB van 25 oktober 2005

vallen (versoepeling) als dusdanig gebruikt worden. Deze instelling moeten met andere woorden zelf geen procedures of werkinstructies opstellen, maar kunnen deze uit de gids gebruiken.

Voor de bedrijfs- of instellingskeukens die niet onder de bedoelde

voorwaarden vallen, zijn de werkinstructies louter informatief. Ze dienen aangepast te worden aan de specifieke situatie van de bedrijfs- of

instellingskeuken.

Page 193: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 3

6.2.1 WI.01.01: Organisatie van de aankoop

Licht een nieuwe leverancier door i.v.m. de hygiënegaranties die hij biedt.

Gebruik hiertoe een gestandaardiseerd formulier.

Laat bij ingebruikneming van een ‘nieuw’ product een ‘formulier productinformatie’ invullen. Gebruik dit ook om producten met elkaar te

vergelijken.

Maak met de leverancier o.a. omtrent het volgende afspraken.

De kwaliteitseisen waaraan de producten moeten voldoen (aankoopspecificaties). Vooral voor producten uit risicogroepen I en III zal het contract met de leverancier met zorg moeten worden opgemaakt.

Voorbeeld van een aankoopspecificatie: Zie NF.01.03 De manier waarop de producten moeten worden geleverd, dit zowel voor wat de hygiëne betreft als voor wat de kwaliteit aangaat.

Vraag de leverancier van verse, gekoelde of diepgevroren goederen dat hij

de temperatuur waaraan hij de levering garandeert standaard op het vervoerdocument zet.

De procedure van bestelling. Op welk ogenblik van de dag/week dient te

worden besteld? Wordt besteld per telefoon of per fax? In welke hoeveelheden kan er worden besteld? (bijvoorbeeld bak sla, ook per krop?)

Het tijdstip van levering.

Overleg met de leverancier en met de chef-kok welke van navolgende

maatregelen mogelijk zijn om te vermijden dat een afgekeurde zending tot problemen in de menu-uitvoering leidt. Levering ’s nachts bieden voor de uitwerking van een goed ACS geen enkele waarborg en moeten vermeden

worden.

Dermate vroeg aanleveren dat een noodlevering bijtijds kan worden uitgevoerd.

Voldoende voorraad vormen voor één dag (indien het product zulks

toelaat).

Meer dan één leverancier aanhouden.

Vraag de leverancier hoe hij invulling geeft aan de wettelijke hygiëneregels.

Vraag of hij bereid is informatie te geven over de hygiënische aspecten van zijn producten en inzicht in zijn fabricatie- en leveringswijze. Laat hem een

en ander schriftelijk bevestigen.

Vraag de leverancier of een onverwacht werkbezoek aan zijn bedrijf mag worden gebracht. Doe dit dan ook af en toe.

Koop altijd producten die zo vers mogelijk zijn. Informeer, in eerste

instantie, bij de chef-kok over de benodigde hoeveelheden. Stem de inkoop af op het verbruik. Dagverse producten als gesneden groenten, geschilde

aardappels en gebak moeten op de dag zelf kunnen verwerkt worden. Hou van magazijnproducten in regel een voorraad aan voor maximum één maand. Uitzonderingen als de aanschaf van wijn en een te voorziene

productschaarste kunnen een afwijking van deze regel rechtvaardigen.

Levering zonder ontvangst (bijvoorbeeld ’s nachts)

Laat door de leverancier enkele zaken noteren, zoals:

kerntemperatuur van de producten;

uur van levering;

temperatuur van de koelcel, diepvries;

temperatuur van de koelwagen.

PVA.01.05

PvA.01.02

PvA.01.04

Page 194: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 4

Voorzie hiervoor een passend formulier.

Voorbeeld van aankoopspecificatie zie NF.01.03

Organoleptisch

Na afbakken van een hoeveelheid van 500 gram frieten in 5 liter olie gedurende 2 minuten op 180°C, heeft het product een zacht zoete geur,

krokant uiterlijk en zuivere aardappelsmaak. Max. 1 verbrand stukje per kg.

Verpakking

De doos moet vrij zijn van scheuren en andere beschadigingen. Ze moet schoon en droog zijn. De codering dient duidelijk leesbaar te zijn.

Transport

Voor ‘koel te bewaren producten’ moet de temperatuur tijdens het vervoer

permanent op 1 à 4°C gehandhaafd worden°.

Houdbaarheid

De frieten moeten geleverd worden met een minimale houdbaarheid van 5 dagen (bij een bewaartemperatuur van 1 à 4 C).

PvA.01.03

Page 195: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 5

6.2.2 WI.02.01: Organisatie van de goederenontvangst

Sta de leverancier nooit toe tijdens de productie-uren in de keuken te

komen.

Plaats ontvangen goederen zo snel mogelijk in de voorziene opslagruimten. Gekoelde of diepgevroren producten staan maximaal 15 minuten buiten

koeling/ diepvries. Bij hoge buitentemperatuur dient deze tijdsduur nog te worden ingekort.

Plaats nooit voedingsmiddelen op de grond maar op een magazijnwagen.

Reinig geregeld en direct na elke zichtbare verontreiniging (bijvoorbeeld bloedplas) de balansvloer. Ontsmet hem zo nodig. Gebruik bij erg vervuilde

verpakking of vervuild product een papier als onderlegger.

Verwijder het leverings- en verpakkingsmateriaal wanneer dit niet vereist is voor goede wegstapeling. Doe dit meteen in de receptieruimte of in een

speciale ontpakkingsruimte. Voer het af naar de container of naar de stapelplaats voor bakken. Zichtbaar vervuild verpakkingsmateriaal wordt

steeds verwijderd.

Breng brood en broodjes steeds over in bedrijfseigen bakken. Dit om het risico op de inbreng van kakkerlak(eitjes) in de eigen keukenruimten te beperken.

Waak erover bij het zelf aanhalen van producten (depannering, onverwachte cliënteelopkomst, enz.) dat het transport zo weinig mogelijk risico’s meebrengt. Zorg er bijvoorbeeld voor de koelketen niet te

onderbreken.

Controleer:

aan de hand van bestelbon én leveringsbon (met vermelding van traceerbaarheidscode nodig voor de interne traceerbaarheid) of

factuur: hoeveelheid (stuks , totaalgewicht) en eventueel het gewicht per portie;

leveringsuur;

toestand van verpakking;

of een eventueel vacuüm gehandhaafd is;

correcte etikettering;

sensorische kwaliteit (kleur, geur, smaak, vastheid, enz.);

hygiëne van vervoermiddel;

persoonlijke netheid van de chauffeur;

temperatuur van laadruimte van het voertuig;

temperatuur van de goederen.

Aanwezigheid van alle traceerbaarheidscodes van de geleverde producten zowel op de producten zelf als op het leveringsdocument of de factuur.

Gebruik bij de controle een gestandaardiseerd formulier.

Doe op de daarin uitgewerkte wijze controle bij elke nieuwe leverancier. Controleer wanneer het in de wekelijkse planning door de

verantwoordelijke (bijvoorbeeld de chef-kok) aangegeven staat.

Gebruik een leveranciersrapport wanneer de goederen dermate afwijken dat de leverancier hiervan in kennis moet worden gesteld. Dit al of niet met

weigering van de goederen. Dit document wordt in tweevoud ingevuld en steeds ondertekend door de verantwoordelijke (chef-kok) of zijn

plaatsvervanger.

Mits voldoende vertrouwd met de hygiënenormen kan ook het gebruik van volgende stempel een handige oplossing bieden.

PvA.01.01

PvA.01.05

Page 196: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 6

Huize Ten Bos

Ontvangstcontrole

OK

temperatuur …C te meten

verpakking

etikettering

sensorisch kleur, geur, onfris, ongedierte, enz.

vervoer hygiëne van laadruimte en chauffeur

aanvaard J/N passende doorhalen

De stempel wordt, bij aanvaarding van de goederen, aangebracht op de kopie van het vervoerdocument of factuur welke bij de klant blijft. Op deze

wijze kan steeds, ook door de bevoegde ambtenaren, worden nagegaan of de goederen afdoende zijn gecontroleerd.

Bij retour zenden van de goederen blijft, vanzelfsprekend, bij de klant geen

document. De stempel kan dan worden gedrukt op origineel of kopie van de leverancier. Zo kan deze meteen kennis nemen van de reden van niet

aanvaarding. Formulier RF.01.05 wordt, met deze handelwijze, overbodig.

Raadpleeg bij twijfel omtrent aard of kwaliteit van het product de verantwoordelijke. Hij beslist en plaatst, zo nodig, een spoedbestelling.

Page 197: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 7

6.2.3 WI.03.01: Organisatie van de neutrale goederenopslag

Plaats nooit goederen weg op de grond.

Als er oudere voorraad van betreffend product is, plaats deze dan korter binnen bereik dan de nieuwe producten (FIFO). Als de oudere voorraad toch een langere houdbaarheid heeft, wordt het aangeleverde product vooraan

aangevuld (FEFO)

Controleer bij wegplaatsing of aan de buitenzijde van de verpakking vermeld is wat er zich in bevindt en wat de hoeveelheid is? Zo neen, voorzie

de producten van een sticker met deze informatie.

Is op de verpakking van bederfbare producten een uiterste houdbaarheidsdatum (THT/TGT) aangegeven? Zo niet, voorzie de producten

van een klever met de ontvangstdatum.

Zorg dat de vermelding van productnaam en bewaarduur na stapeling goed zichtbaar blijft.

Verwijder alle dozen en verpakkingen die ook maar de geringste

beschadiging vertonen (i.v.m. ongedierte), bevuild of vochtig zijn.

Verwijder de verpakking meteen van als ze aangebroken wordt. Plaats de resterende stuks los, ordelijk en met etiket en THT/TGT goed zichtbaar op het rek. Aangebroken verpakkingen horen dus niet in het magazijn.

Vermeld op de verpakking van zelfbereide producten als bijvoorbeeld droge pasteitjes, vruchten op alcohol, enz.: naam, bereidingsdatum en (als die afwijkt) verpakkingsdatum en uiterste vervaldatum (THT/TGT). In functie

van mogelijk transport naar andere vestiging of interne traceerbaarheid is een traceerbaarheidscode (bijvoorbeeld bereidingsdatum + receptnummer)

aangewezen.

Gevaarlijke stoffen

Bewaar gevaarlijke stoffen (pesticiden, ongediertebestrijdings-, reinigings- en ontsmettingsmiddelen) in een aparte afgesloten ruimte (of kast).

Bewaar deze stoffen in de originele verpakking, voorzien van de volgende

informatie:

productnaam;

werking/gebruiksaanwijzing;

gevarensymbool;

maatregelen bij verkeerd gebruik.

Verstrek deze stoffen alleen aan goed opgeleid personeel.

Bewaar geen geneesmiddelen in het eetwarenmagazijn of in de koeling voor voeding. Ze horen in een EHBO-kist, een EHBO-lokaal of (indien koeling

vereist is) in een daartoe speciaal voorziene kleine koelkast.

Werkwijzen voor de droge keukenvoorraad (dagvoorraad).

Ontdoe de producten, voor ze de productieruimte binnen te brengen, zo mogelijk van hun oververpakking in de ontpakkingszone.

Plaats de producten meteen op hun definitieve plaats, niet bijvoorbeeld

tussentijds op een zuivere werktafel.

Plaats de droge keukenvoorraad niet in directe nabijheid van steamers, kookketels, enz. Veeleer dus op een zo koel mogelijke en alleszins droge plaats.

Werkvoorraden van bloem, suiker, zout, enz. worden minimum 30 cm van

de vloer geplaatst. Het gebruik van verrijdbare silo’s en kruidenwagens kan hier worden overwogen.

Page 198: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 8

Doe, wanneer dit is voorzien, het product meteen in zijn, afsluitbaar

gebruiksrecipiënt. Indien dit leeg is reinig het alvorens te vullen.

Werp eventuele verpakkingsafval meteen in de correcte afvalbak.

Page 199: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 9

6.2.4 WI.04.01: Organisatie van de gekoelde goederenopslag

Gekoelde opslag

Plaats gekoelde en diepgevroren producten binnen de 15 minuten na ontvangst in de bestemde opslagruimte.

Sla geen in karton of in ander vochtopslorpend materiaal verpakte

producten in koeling op. Verwijder vooraf deze verpakking. Dit is niet altijd mogelijk. Bijvoorbeeld: in omsluitend kistje of karton verpakte kazen, eieren kunnen bijvoorbeeld wel met volledige verpakking in de koeling

geplaatst worden.

Verwijder steeds elke verpakking die ook maar de geringste beschadiging vertoont (bijvoorbeeld door ongedierte), bevuild of vochtig is. Controleer bij

wegplaatsing of aan de buitenzijde van de verpakking vermeld is wat er zich in bevindt en wat de hoeveelheid is? Zo neen, voorzie de producten van een sticker of klever met deze informatie.

Is op de verpakking van bederfbare producten een uiterste houdbaarheidsdatum (THT/TGT) aangegeven? Zo niet, breng een sticker of klever met de ontvangstdatum aan.

Plaats oudere voorraad van een product korter binnen bereik dan de

geleverde nieuwe producten (FIFO).

Plaats nooit goederen op de grond.

Zorg dat, voor een optimale luchtcirculatie, de directe omgeving van de verdamper vrij wordt gehouden.

Zorg dat de vermelding van productnaam en bewaarduur na stapeling goed

zichtbaar blijft.

Vermeld op de verpakking van zelfbereide producten: naam, bereidingsdatum en (als die afwijkt) verpakkings- en uiterste bewaardatum.

Dek bereide eetwaren in de koeling steeds met plastiek folie of met een

sluitend deksel af.

Beperkingen

Ananas, bananen, aubergine, komkommer en tomaten worden best bewaard bij 10 à 13°C.

Sla rauwe en bereide producten apart op.

Stockeer gesneden groenten, wanneer een THT/TGT-termijn van drie dagen

wordt nagestreefd, op een temperatuur van 2 à 4°C. Indien opslag in zelfde koelruimte als afgewerkte producten onvermijdelijk is worden de vuile

producten steeds onderaan geplaatst.

Bewaar brood ongekoeld of in diepvries. Nooit in koeling.

Zie er op toe dat producten als light-confituur na openen steeds in koeling worden opgeslagen.

Bewaar, tenzij vacuüm verpakt, geen sterk ruikende producten als ui en

prei in de koeling.

Specifiek voor diepvries

Voorkom vriesbrand door de goederen luchtdicht af te sluiten.

Plaats in een diepvriescel of -kist alleen producten aan een temperatuur hoger dan -15°C wanneer deze geschikt is voor invriezen.

Technische ondersteuning

Verwittig onverwijld de verantwoordelijke wanneer een onregelmatigheid

wordt bemerkt. Bijvoorbeeld: over-datum-product, defecte thermometer, sporen van ongedierte.

Overweeg een onderhoudscontract voor de koel- en vriessystemen.

Page 200: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 10

Meet en registreer de temperatuur van de koeling(en)

Controleer geregeld (1-2 maal per jaar) eigenhandig de juistheid van de temperatuuraanwijzing van de gebruikte thermometers. Dit kan door gebruik te maken van

ijswater of kokend water

CCP.04.01

NF.08.02

Page 201: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 11

6.2.5 WI.05.01: Organisatie van de voorbereiding

Ongespoelde groenten en fruit

Verwijder voldoende de buitenste bladeren en de beschadigde delen. Dit

heeft een belangrijke daling van het kiemgetal tot gevolg.

Spoel groenten en fruit bestemd voor rauw gebruik (koude schotels, garnituren, broodjes, nagerecht) meermaals en zorgvuldig.

Doe het groenten- en verpakkingsafval meteen in de ervoor voorziene

afvalemmer.

Versnijd de groenten voor warme en koude bereiding, indien met de hand, met zuivere, scherpe messen en op de ervoor bestemde snijplank.

Berg gereinigde en/of versneden groenten meteen en tot zo kort mogelijk

voor gebruik in koeling.

Vlees, vis en eieren

Doe eventuele verpakking meteen in de juiste afvalemmer.

Ontdooi vlees of vis volgens werkinstructie.

Berg ontdooid en/of behandelde vis of vlees, indien niet aansluitend verwerkt, tussentijds op in de koeling.

Paneer vlees of vis volgens werkinstructie.

Marineer steeds onder gekoelde omstandigheden, ook wanneer het om

een zure marinade gaat. Dek het recipiënt waarin wordt gemarineerd af.

Pel eieren volgens de werkinstructie.

Vleesbewerking

Het versnijden, verkleinen of vermalen van vlees komt, vandaag de dag, in de (groot) keuken niet meer frequent voor. Een aantal richtlijnen kan

niettemin dienstig zijn.

Verwerk vlees bij een omgevingstemperatuur van max. 12°C.

Voor zover verscheidene vleessoorten dienen versneden te worden:

neem bij voorkeur voor elke vleessoort eigen snijplank, mes, enz.

of reinig en ontsmet het gerei tussen elke vleessoort;

Indien dit niet mogelijk is, hou een vaste volgorde van behandelen aan;

rund- en lamsvlees;

kalfsvlees;

paardenvlees;

varkensvlees;

gevogelte.

Dit i.v.m. de zwaardere natuurlijke besmetting van bijvoorbeeld kip en kalkoen t.o.v. biefstuk.

Wanneer (occasioneel) gehakt wordt gedraaid:

zorg, i.v.m. het oplopen van de temperatuur door het draaiproces, dat het vlees een begintemperatuur heeft van 0 à 1°C;

verwerk slechts vleessnippers in het gehakt indien:

deze snijlingen tijdens hun productie niet langer dan 30 minuten

buiten koeling hebben gelegen;

het snijproces waarbij ze zijn ontstaan gebeurd is een ruimte met een omgevingstemperatuur van max. 12°C;

de vleessnippers opgevangen zijn in een propere, gereinigde én ontsmette vleesbak;

de consumptie van het gehakt van deze snippers binnen de 24 uur geschiedt;

WI.05.04

WI.05.02

WI.05.05

WI.05.03

PvA.04.01

Page 202: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 12

beter is de snijlingen meteen in dunne laag in te vriezen;

recupereer geen snippers bij de bereiding van filet americain. Dit

product, bestemd voor onverhit gebruik, moet vervaardigd worden van vers rundvlees.

Conserven

Spoel blikken die stofferig zijn voor het openen af.

Open de conserven in één beweging erover wakend dat geen metaalsnippers in de inhoud terecht komen.

Zorg dat het deksel niet in de inhoud valt.

Controleer steeds na het openen de binnenzijde van het blik. Als deze roest

of verkleuringen vertoont mag de inhoud niet worden gebruikt.

Plaats, indien veel conserven dienen geopend, de blikken terug in hun karton op een keukenwagen. Voer deze kartons (met de lege conserven),

aanstonds na de taak af.

Doe één enkel blik meteen in de geëigende afvalemmer.

Bewaar een restant nooit in zijn blik. Onder invloed van de zuurstof kan de inhoud reageren met het materiaal van het blik en toxische chemische

stoffen vormen.

Page 203: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 13

6.2.6 WI.05.02: Werkinstructie voor het ontdooien

Bevroren producten worden van elke verpakking, inclusief de plastiek folie

(uitgezonderd bij geforceerd ontdooien onder stromend water), ontdaan.

Vele soorten voedsel kunnen direct nadat ze uit de diepvries komen, worden gekookt of gesteamd. Bijvoorbeeld: groenten, aardappelkroketten, enz.

Bij gebruik van de friteuse wordt er wel op gelet dat de vereiste

kerntemperatuur voldoend lange tijd wordt gehandhaafd.

Grotere stukken als gevogelte, braadstukken, blokgevroren vlees- of visproducten moeten wel vooraf worden ontdooid. Door onvoldoende ontdooiing wordt het moeilijk de vereiste kerntemperatuur te bereiken.

Indien op de verpakking een ontdooiprocedure is vermeld moet die altijd worden gevolgd.

Bevroren vlees- of visstukken worden in frigo op max. 10°C ontdooid. Voor de ontdooitijd kan men zich via volgende tabel een idee vormen. Het is

geenszins de bedoeling de frigo op 10°C te brengen voor het ontdooiproces, de temperatuur is enkel bedoeld als tijdaanwijzing voor het ontdooiproces.

Ontdooitijd (kerntemperatuur is > 0°C ) voor een braadkip van 1,1 kg

10°C 12 uur

5°C 40 uur

1°C 72 uur

Bevroren gehakte vleesporties (worsten, hamburgers, gehakte steaks)

worden, wegens risico op verdere ontwikkeling van hun reeds hoge besmettingsgraad, vóór bereiding nooit ontdooid.

Indien de verpakkingsfolie aan of tussen de porties kleeft worden ze, niet

langer dan nodig om de folie los te kunnen maken, op 0 à 4°C geplaatst,. Ze worden op niet te hevige temperatuur (om carbonisatie van de

buitenzijde te vermijden) verhit, zodat een kerntemperatuur van min. 60°C kan worden bereikt.

Hiertoe worden ze, bij bakken in de sauteuse, vrij snel gekeerd zo dat de hitte optimaal kan indringen. Bereiding in de convectieoven (of

combisteamer) is de beste techniek. De oven wordt voorverwarmd op 300°C. De bevroren hamburgers of steaks worden, gelegd op grill, in 15

minuten op 170°C afgebakken. Ze worden verdeeld in een GN-schaal met inlegrooster.

Verhitting van gehaktbereidingen moet alleszins zo kort mogelijk voor de consumptie gebeuren. Indien dit niet kan moet overwogen worden de

producten na verhitting in snelkoelcel te koelen en ze vlak voor serveren, eventueel in vacuümverpakking, te regenereren.

WI.07.02

Page 204: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 14

Ontdooiprocedure:

De te ontdooien producten worden op een rooster gelegd welke op zulke wijze boven een recipiënt wordt geplaatst dat het ontdooivocht afzonderlijk wordt opgevangen. Bijvoorbeeld: een geperforeerde ondiepe GN-1 schaal

1/1 in een diepere GN-schaal.

Na ontdooiing wordt het ontdooivocht onmiddellijk in een stortbak

weggegoten. Het wordt bijgevolg nooit in welke voedselbereiding ook gebruikt.

Deze stortbak wordt aansluitend met heet water gespoeld en ontsmet.

Ontdooide producten worden tot gebruik in koelcel (max.4°C) bewaard en

uiterlijk binnen de 24 uur verwerkt.

Niet verwerkte producten worden, tenzij na complete doorverhitting (tijd en temperatuur bewaken), niet terug ingevroren. Door de celbeschadiging zijn

de producten minder resistent geworden.

Kleine hoeveelheden kunnen in de microgolf ontdooid worden. Doe dit niet te drastisch om (over-)verhitting aan het oppervlak te voorkomen.

Hermetisch verpakte eetwaren kunnen onder koud stromend water worden

ontdooid.

Alle materiaal (bijvoorbeeld GN-schalen) gebruikt bij de ontdooiing wordt grondig gereinigd en ontsmet. Indien mogelijk in de bandwasmachine

waarbij ontsmetting afdoende door de warmte gebeurt.

Elk eventueel morsen van dooiwater op vloer of rekken wordt aanzien als een ernstig besmettingsrisico. Onmiddellijk wordt de vlek weggenomen en, indien het geen vloer betreft, wordt het oppervlak aansluitend ontsmet.

Het kuisgerei wordt, tenzij eerst ontsmet, voor geen andere toepassing

meer gebruikt.

1 GN = Gastronorm. Maten in mm: GN1/1=530 x 325 mm

Page 205: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 15

6.2.7 WI.05.03: Werkinstructie pellen en opslaan (gepelde) eieren

Neem een zuivere, gereinigde en ontsmette plastiek emmer met deksel

voorbehouden voor dit gebruik.

Plaats hem, bijtijds opdat hij op moment van gebruik max. 4°C heeft, gevuld met koud water in koelcel. Voeg 200 ml (1 koffiekop) keukenazijn en

100 gram (1/2 koffiekop) zout toe, telkens per 10 liter water.

Was grondig de handen én ontsmet ze of gebruik eenmalige handschoenen.

Pel in de koude keuken de gewenste hoeveelheid, hardgekookte en onder koud stromend water afgekoelde, eieren.

Doe ze in de emmer water zodanig dat ze volledig onder staan.

Sluit de emmer en breng de datum erop aan.

Bewaar de eieren maximum 5 dagen (120 uren).

Neem, bij behoefte, niet meer dan de gewenste hoeveelheid eieren met een

(plastiek) tang of ander hygiënisch schepmateriaal uit de emmer. Sluit hem opnieuw.

Page 206: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 16

6.2.8 WI.05.04: Werkinstructie spoelen en snijden rauwkost

Werkruimte

Verricht de werkzaamheden in de koude keuken.

Bezit de instelling geen koude keuken, voer dan deze werkzaamheden uit op een ogenblik dat de omgevingstemperatuur zo laag mogelijk is. Dit

moment moet wel zo kort mogelijk aan de bereiding voorafgaan.

Zuiverheid werkmateriaal

Controleer, voor de aanvang van de werkzaamheid, de koude keuken op reinheid. Inspecteer bijzonder de properheid van werkvlakken en spoel-/wasbak. Corrigeer zo nodig aan de hand van het schoonmaakschema.

Controleer de benodigde apparatuur, snijplanken en klein materiaal. Corrigeer zo nodig of neem zuiver gerei.

Gebruik steeds scherpe messen.

Kwaliteit producten

Verwerk geen producten of productdelen die muf ruiken, een

productvreemde kleur hebben, door ongedierte zijn aangetast of tekenen van bederf (slijmerig, verlept, schimmel, enz.) vertonen.

Haal de producten in charges uit de koelcel of koele opslagplaats. Stel deze charges af op wat in 30 minuten kan worden verwerkt.

Werkorganisatie

Plaats geen kratten of dozen op het werkoppervlak.

Houd schone en vuile producten en materialen goed gescheiden.

Was de grondstoffen tenminste tweemaal in koud water. Indien niet elke zichtbare verontreiniging verwijderd is dient frequenter gewassen te

worden.

Groenten en fruit bestemd voor rauw gebruik kunnen ook gespoeld worden in een oplossing van 60 à 80 ppm hypochloriet per liter water. Een contacttijd van minstens 30 seconden en grondig naspoelen met koud water

is aanbevolen.

Deze techniek wordt ook in de diepvriesindustrie toegepast. Hij kan, mits strikt wordt toegezien op het naspoelen en het spoelproces met

chloor gevalideerd is, efficiënt zijn.

Een alternatief voor hypochloriet is een concentratie van 5 gram citroenzuur per liter water met een contacttijd van minimum 10 minuten. Goed

naspoelen.

Centrifugeer de producten of laat ze in een vergiet uitlekken.

Snij groenten en fruit volgens de snijmaat aangegeven in de receptuur.

Doe de gesneden producten in een schone (gastronorm-)bak, dek deze af en plaats onmiddellijk in koelcel.

Spoel ook het fruit welk als tafelfruit aan de klant wordt aangeboden en met

schil kan worden geconsumeerd.

WI.17.04

Page 207: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 17

6.2.9 WI.05.05: Werkinstructie paneren van vlees of vis

Toelichting

Paneren is een voorbewerking waarbij vlees, vis of zelfbereide kroketten worden bekleed met een dun laagje paneermeel. Eventueel wordt hiertoe ook broodkruim of fijngewreven beschuit gebruikt. Paneren beschermt het

vlees of de vis enerzijds tegen uitdroging, anderzijds levert het na bakken of frituren een krokant, goudbruin korstje. Soms wordt het in grootkeuken

toegepast om iets minder fraai ogend vlees op te waarderen, bijvoorbeeld bij varkensspieringlapjes

Werkprocedures

Om het paneerlaagje goed te laten hechten worden de stukken eerst door

losgeslagen ei of wit van ei gehaald. Vervolgens worden ze in het paneermeel gewenteld.

Om tegen te gaan dat, bij ietwat op voorhand paneren, het paneerlaagje

door uit het product tredende sappen terug ‘verweekt’, kan het product (voor het door het ei te wentelen) door bloem worden gehaald.

Aandachtspunten

Paneer de producten zo kort mogelijk voor bakken of frituren.

Laat het te paneren product tot aan de paneerhandeling in koeling staan.

Zorg dat, wanneer u diepgevroren producten paneert, deze eerst volledig

ontdooid en ‘uitgelekt’ zijn.

Paneer in de koude keuken.

Gebruik perfect schone recipiënten om het losgeslagen ei of het wit van ei en het paneermeel (en eventueel de bloem) in te brengen.

Draag bij het behandelen van de vlees- of visproducten eenmalige

handschoenen.

Gebruik bij voorkeur gepasteuriseerde eiproducten.

Schat de benodigde hoeveelheid bloem, ei of wit van ei en paneermeel zo correct mogelijk in. Beter onder- dan overschatten, zuiver product kan

steeds worden toegevoegd.

Recupereer onder geen beding het restant aan ei, bloem of paneermeel, na de verrichting over in de werkrecipiënten.

Berg de gepaneerde producten tot verbruik in koeling.

Page 208: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 18

6.2.10 WI.05.06: Werkinstructie gebruik van vlees- en

kaassnijmachine

De bereidingswijze van vleeswaren heeft invloed op het aantal bacteriën in en op deze vleeswaren. Gare vleesproducten als gekookte ham bevatten minder bacteriën dan rauwe. Ook de verpakking speelt een rol. Op verpakte

vleeswaren komen in principe minder bacteriën voor dan op onverpakte. Tenslotte speelt de conserveringsvorm een rol. Op vleeswaren in blik komen

minder bacteriën voor dan op gewoon verpakte vleeswaar.

Door de verscheidenheid in besmettingsomvang kan, als bij het snijden van vleeswaren een verkeerde snijvolgorde wordt aangehouden,

kruisbesmetting optreden. De aanbevolen snijvolgorde begint vanzelfsprekend met de producten met het kleinste aantal bacteriën. Het snijden wordt besloten met de vleeswaar met de hoogste graad van

besmetting.

Snijvolgorde: 4 groepen

verhitte vleeswaren in blik of ondoorlaatbare darm. Voorbeeld: kookworsten, type hespenworst;

verhitte vleeswaren in gas- en vochtdoorlatende natuur- en kunstdarm. Voorbeeld: charcuterie van het type bloedworst;

onverpakte en vacuümverpakte verhitte vleeswaren. Voorbeeld:

gekookte ham, kalkoen- en kipproducten, speksoorten, rundergebraad, gebraden gehaktsoorten;

rauwe gepekelde en/of gerijpte en gedroogde vleesproducten. Voorbeeld: rauwe ham, salami, rookvlees, rauw spek.

Aandachtspunten bij het snijden

Begin steeds met een zuivere snijmachine.

Indien de ‘keukenvraag’ het ononderbroken snijden van diverse vleeswaren vereist, begin dan te snijden met de producten uit de laagste risicogroep.

Maak de machine schoon en desinfecteer alle elementen welke in contact komen met de vleeswaar:

als deze vervuild is door bijvoorbeeld het verwerken van rundergebraad;

wanneer na een vleeswaar in een hoge risicogroep een product van

lager risico wordt versneden;

indien er geen kaassnijmachine is, voor en na het snijden van

broodkaas.

Een kaassnijmachine is evenwel én vanuit hygiënisch oogpunt

(kruisbesmetting) én vanuit technisch oogpunt (o.a. sleet snijmes) sterk te verkiezen.

Gebruik de snijmachine in de koude keuken (15 à max. 18°C).

Was zorgvuldig de handen en gebruik bij voorkeur eenmalige

handschoenen.

Leg een zuivere en ontsmette kunststofschaal naast de snijmachine om de sneden op te leggen.

Leg, indien wegen vereist is, op het weegplateau van de weegschaal een

eenmalige folie.

Bewaar gesneden vleeswaar (en snijresten) maximum 24 uur na versnijden, in plastiek folie verpakt, in de koeling (< 4°C).

Verwerk een aangesneden vlees of kaas binnen de week. Uitzondering

gemaakt voor leversoorten, pastei, pekelvlees en rundergebraad welke binnen de 48 uur dienen te worden verwerkt.

PvA.04.01

WI.05.07

Page 209: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 19

Dateer de in film (tegen uitdroging) verpakte aangesneden vleeswaren en

kazen.

Vernieuw, na verder versnijden van een aangesneden vleeswaar of kaas, de plastiek folie. Werp de oude folie meteen weg.

Hou de verscheidene, al of niet versneden, vleeswaren apart.

Page 210: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 20

6.2.11 WI.05.07: Werkinstructie voor het snijden van kaas

Waar kaas contaminatie door o.a. schimmels kan aanbrengen, is het af te

raden kaas op de vleessnijmachine te versnijden. Maak bij voorkeur gebruik van een aparte kaassnijmachine met voorverwarmd mes.

Door de verscheidenheid in besmettingsomvang kan, indien bij het snijden

van kazen een verkeerde snijvolgorde wordt aangehouden, kruisbesmetting optreden. De aanbevolen snijvolgorde begint met de kazen met het kleinste aantal micro-organismen. Het snijden wordt besloten met de kaas met de

hoogste graad van besmetting.

Snijvolgorde voor met de hand of met de machine versnijden: 4 groepen

gepasteuriseerde kazen;

de harde kazen: eerst de ‘zuivere’ harde kazen dan de ‘fantasie’ harde kazen (bijvoorbeeld: netelkaas);

de rauwmelkse kazen (bijvoorbeeld: rauwmelkse camembert, reblochon, pont-l’évêque, bepaalde geitenkazen);

de schimmelkazen (bijvoorbeeld: gorgonzola, roquefort).

Aandachtspunten bij het snijden

Verwijder de eventuele oververpakking van de te versnijden kazen buiten de versnijdingsruimte. Indien voorhanden liefst in de ontpakkingszone.

Begin steeds met een zuivere snijmachine of met zuivere messen en

snijplanken.

Indien de ‘keukenvraag’ het ononderbroken snijden van diverse kazen vereist of bijvoorbeeld bij het voorbereiden van een kaasplank, begin dan te snijden met de producten uit de laagste risicogroep.

Snij de kazen in de koude keuken (15 à max. 18°C).

Was vooraf zorgvuldig de handen en gebruik bij voorkeur eenmalige handschoenen.

Leg een zuivere en ontsmette kunststofschaal naast de snijmachine of bij de

snijplank om de sneden of porties op te leggen.

Maak harde kazen welke een tijdje in de opslag hebben gelegen voor het snijden proper. Gebruik hiertoe éénmalig papier en zuiver water.

Indien de kaas op het snijoppervlak schimmels vertoont, verwijder een snede van minstens 1 cm.

Snij zachte rauwmelkse kazen met aparte messen en op aparte snijplanken. Zorg dat ze voor het portioneren niet langer dan 30 minuten buiten koeling staan. Snij ook schimmelkazen met aparte messen en op aparte snijplank.

Leg, indien wegen vereist is, op het weegplateau van de weegschaal een

eenmalige folie.

Bewaar versneden kaas (en snijresten) maximum één week na versnijden in plastiek folie verpakt in de koeling (< 4°C).

Verwerk een aangesneden kaas binnen de week.

Dateer hiertoe de met zuivere film (tegen uitdroging) verpakte

aangesneden kazen.

Vernieuw, na verder versnijden van een aangesneden kaas, de plastiek folie. Werp de oude folie meteen weg.

Hou de verscheidene, al of niet versneden, kazen apart.

Reinig en ontsmet messen, snijmachine(s) en snijplanken voor ze voor een

andere kaassoort worden gebruikt. Reinig ook na het beëindigen van de taak. Maak, voor de losse elementen, hierbij zoveel mogelijk van de

vaatwasmachine gebruik.

Page 211: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 21

6.2.12 WI.05.08: Gebruik van verse eieren

Eieren kunnen met Salmonella enteritidis besmet zijn. Bij een temperatuur

lager dan vijf graden wordt de vermenigvuldiging van de bacterie sterk afgeremd en boven de 70°C wordt ze vernietigd.

Voorbereidende werkzaamheden

Bewaar de eieren in de koelkast, niet langer dan 7 dagen.

Controleer de houdbaarheids- en/of verpakkingsdatum. Een pakstation dient enkel bij ‘extra’ eieren de legdatum te vermelden, derhalve wordt de

legdatum niet op ieder ei aangebracht.

Gebruik geen verse eieren waarvan de houdbaarheidsdatum overschreden is. Vernietig deze eieren.

Gebruik geen eieren waarvan de schaal gebroken is of sterk vervuild

(bijvoorbeeld bloedresten, resten van uitwerpselen, …). Vernietig deze eieren.

Gebruik eventueel wegwerphandschoenen voor het scheiden van de eieren.

Verwerking van de eieren

Voorzie, indien mogelijk, een werkvlak in de keuken dat uitsluitend gebruikt

wordt voor het scheiden van de eieren.

Plaats de gescheiden eieren die niet onmiddellijk gebruikt worden in een afgedekt recipiënt onmiddellijk in de koeling. Bewaar deze niet langer dan

48 uren.

Plaats bereidingen waarin verse eieren zijn verwerkt en geen verdere hittebehandeling ondergaan (bijvoorbeeld mayonaise, tiramisu, chocoladeschuim, vismousse, platte kaas, …) onmiddellijk in de koeling.

Wanneer de eierbereidingen voor kwetsbare groepen bedoeld zijn, (kleuters, peuters, zwangere vrouwen, zieken, bejaarden, …) kan overwogen worden met gepasteuriseerde vloeibare of andere (poeder,

diepvries, …) eiproducten te werken.

Na de taak

Verwijder de eierschalen onmiddellijk.

Was en ontsmet het werkvlak telkens na gebruik.

Was en ontsmet de handen alvorens een nieuwe taak aan te vatten.

Werp, indien gebruikt, de wegwerphandschoenen weg.

Page 212: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 22

6.2.13 WI.06.01: Organisatie van de koude bereiding

Voorbereidende werkzaamheden

Bereid de koude bereidingen in de daartoe voorziene ruimte bij een temperatuur van 15 à maximum 18°C.

Kijk na of de benodigde recipiënten (borden, kommen) en het gebruikt gerei

(werkmessen, vorken) zuiver zijn.

Werk met wegwerpservies als volgt: plaats het karton op een keukenkar die na de taak grondig wordt gereinigd en controleer de zuiverheid van het eenmalig materiaal. Sluit, na gebruik, correct de verpakking.

Haal de grondstoffen zo kort mogelijk voor de verwerking en in niet grotere

hoeveelheid dan voor 30 arbeidsminuten uit de koeling.

Werp eventuele verpakking meteen in de correcte afvalemmer.

Werkorganisatie

Hou onbereide en bereide producten steeds goed gescheiden.

Gebruik noch hetzelfde oppervlak noch hetzelfde gerei om vuile en (voor-)

bereide producten te bewerken.

Reinig en ontsmet tussen opeenvolgende, verschillende taken, de werkoppervlakken.

Gebruik bij voorkeur eenmalige handschoenen bij de bereiding van koude

schotels en broodjes en voor het ter hand nemen van een rauw product.

Plaats de in een tijdspanne van 30 minuten bereide koude schotels tussentijds in de koeling.

Apparatuur: gebruik volgens instructie:

de klopper-menger;

de vleessnijmachine;

de kaassnijmachine.

Na de taak

Plaats de rest van de grondstoffen, dadelijk na voleindiging van de taak, in

de (koude) berging.

Breng het gebruikte, kleine gerei naar de waszone.

Was de handen alvorens, na onzuiver werk in de koude bereiding, bij de warme bereiding in de keuken een nieuwe taak op te nemen.

WI.05.06

WI.05.07

Page 213: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 23

6.2.14 WI.07.01: Organisatie van de warme bereiding

Voorbereidende werkzaamheden

Verzorg de handhygiëne en persoonlijke hygiëne, zie hoofdstuk 2 punt 2.5.

Haal de grondstoffen zo kort mogelijk voor de verwerking uit de koeling.

Organiseer het werk zo dat kruisbesmetting wordt vermeden. Hou on-en bereide producten steeds volmaakt gescheiden. Gebruik noch hetzelfde

oppervlak noch hetzelfde gerei om vuile en bereide producten te bewerken.

Heeft er toch kruisbesmetting plaats gehad, verwijder dan (tenzij het nog afdoende wordt doorverhit) het besmet product. Bijvoorbeeld: rauwe kip komt in contact met gewassen krulandijvie. Verwijder de krulandijvie.

Proef de bereiding bij voorkeur met eenmalig gerei welk, na het proeven, wordt weg geworpen. Bij gebruikmaking van duurzaam servies wordt dit, na elke proefhandeling, meteen in de vaat gedaan.

Werkorganisatie

Vermijd het doorprikken van vlees om de evolutie van bak- of braadproces na te gaan. Hierdoor worden micro-organismen in het bereide product gebracht.

Vermijd rechtstreeks contact met de vlam. Bijvoorbeeld bij barbecue,

roosteren, gratineren. Door dergelijk contact ontstaan in de eetwaren schadelijke, chemische verbindingen.

Bewaak, om dezelfde reden, de temperatuur van de frituurolie. Deze mag

nooit boven de 180°C oplopen.

Was de handen alvorens na onzuiver werk (bijvoorbeeld plaatsen van rauwe kippen in braadsleden) een zuivere taak (bijvoorbeeld portioneren van

dezelfde, bereide kippen) aan te vatten.

Zie er ook op toe dat personeel voor het, komend van de voorbereiding (bijvoorbeeld uien schillen), bij portioneren e.d. komt assisteren, de handen wast.

Reinig en ontsmet tussen opeenvolgende, verschillende taken, de werkoppervlakken.

Verhit gemalen vlees- en viscomponenten steeds door en door. Doe dit ook met gefarceerde gerechten.

Neem de vleesstukken voor het braden niet te groot. Een braadstuk van 3

kg vraagt een verhitting gedurende 2,5 tot 3 uur aan 175 à 200°C vooraleer de kern een temperatuur van 100°C heeft bereikt. Bestel de rosbief dus in

stukken van 1,5 à max. 2 kg.

Bereid stukken vlees (als rundergebraad) welke koud geserveerd worden, maximaal één dag van te voren. Koel ze correct af en stockeer, afgedekt,

op ten hoogste 4°C.

Na de taak

Plaats de rest van de grondstoffen, afgekoeld als omschreven in de

werkinstructie, dadelijk na beëindiging van de taak in de koude berging.

Breng het gebruikte gerei naar de waszone.

WI.08.01

Page 214: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 24

6.2.15 WI.07.02: Werkinstructie voor gebruik van de friteuse

Gevaren

Op niveau van de olie/het vet: vorming van schadelijke chemische verbindingen bij oververhitting van de frituurolie of de frituurolie of bij te lang gebruik.

Op niveau van het gefrituurd product: groei van ziekteverwekkende micro-organismen of vorming van toxines welke een onvoldoend hoge of een te korte verhitting overleven.

Maatregelen

Gebruik vet of olie welke bestand is tegen verhitting.

Vul de friteuse tot de aangewezen vullijn.

Frituur frieten af op ten hoogste 180°C. Het kan, i.v.m. brandvoorkoming, overigens nuttig zijn een veiligheidszekering afspringend op bijvoorbeeld 200°C op de friteuse te laten monteren.

Bak andere producten dan frieten (bijvoorbeeld snacks) af aan de door de fabrikant aangewezen temperatuur.

Controleer wekelijks de werking van de thermostaat door de temperatuur van de olie met een thermometer (geen glazen!) na te meten. Laat zo nodig

bijstellen of vervangen.

Zet, als de friteuse tijdens de dienst enige tijd niet wordt gebruikt, de thermostaat lager (bijvoorbeeld 90°C).

Voorzie, zo mogelijk, friteuses met snel opwarmingsvermogen en zo

beperkt mogelijke inhoud. Dit laat toe na 1 of 2 bakbeurten de olie van elke 2 frituurketels in één ketel te brengen en de tweede van nieuwe olie te

voorzien. Op deze wijze bekomt men na 2 à 4 bakbeurten nog ¼ van de aanvankelijke hoeveelheid olie. Deze kan, na een laatste gebruik en dan bij voorkeur voor gepaneerde, diepgevroren of visproducten, met gering verlies

verwijderd worden. Enige bijkomende controle is, mits dergelijke procedure correct wordt toegepast, overbodig.

Controleer, bij grotere friteuses, met een of andere (kleuren-)test of

meettoestel geregeld de kwaliteit van de olie.

Vermijd het frituren van bevroren producten met aanhangend ijs. Indien het product het toelaat, ontdooi dergelijke producten vooraf.

Frituur nooit een te grote hoeveelheid product in één beurt.

Bij verse frieten is een vulling van het mandje 3 à 4 lagen dik een goed

gebruik.

Bij diepgevroren frieten wordt dit best op 2 à 3 lagen gesteld.

Bij kroketten van ca. 35 gram (aardappelkroket e.a.) op 2 lagen.

Bij grotere snacks als loempia’s enz. op slechts 1 laag.

Een goede vuistregel is: één deel baksel op 6 à 7 delen vet.

Gebruik olie gebruikt voor het frituren van vis niet meer voor het frituren van enig ander voedsel.

Filtreer na elk gebruik de olie/het vet. Laat het, om reden van veiligheid, wel tot ca. 65°C te laten afkoelen.

Vul nooit gebruikte olie/vet bij.

Vervang, indien nodig (zie inhoud friteuse) de olie die niet meer van de gewenste kwaliteit is. Richt u daarbij op het schema van volgende bladzijde.

Droog, na reiniging, de friteuse zeer grondig alvorens nieuwe olie/vet in te brengen.

Dek, wanneer ze niet wordt gebruikt, de friteuse met een deksel af.

Page 215: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 25

Zo kan het fout gaan bij het frituren

Symptomen Oorzaak? Heb aandacht voor…

of mogelijke actie

Te snel vetbederf te hoge temperatuur

te lang verhitten

bakresten niet verwijderd

resten detergent in friteuse

vermenging van vetten

vet niet geheel vernieuwd. Nooit bijvullen !

Sterk schuimen te veel vocht in

product

te veel product per baksel

onbruikbaar vet (fijn

schuim) ( kleurtest)

friteuse na schoonmaak

onvoldoende gedroogd

vetvermenging

detergentresten

natte of met ijs omgeven

producten afbakken

Rookontwikkeling te hoge temperatuur

defecte thermostaat

onbruikbaar vet (kleur-test)

gebruik van vet met te laag rookpunt2

vervuilde friteuse

Vetverkleuring te hoge temperatuur

verontreiniging door bakwaren, kruiden,

enz.

onbruikbaar vet (kleur-test)

niet frequent zeven

ongeschikte frietaardappelen

Slechte geur te hoge temperatuur

verbrande resten

onbruikbaar vet (kleur-test)

niet frequent zeven

ongeschikte frituurolie

Slechte smaak te hoge temperatuur

verbrande resten

onbruikbaar vet

(kleur-test)

ongeschikt vet

niet frequent zeven

vet steeds volledig

vernieuwen

Slecht bruinen te korte baktijd

te veel product per

bakbeurt

foute temperatuur

te vochtige bakwaren

onbruikbaar vet (kleurtest)

Te hoog vetverbruik te hoge of te lage onvoldoende laten afdruipen

2 Het rookpunt is de temperatuur waarbij tegen een donkere achtergrond een blauwe rook zichtbaar

wordt. Bij vers frituurvet gebeurt dit tussen 215 - 230°C.

Page 216: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 26

Symptomen Oorzaak? Heb aandacht voor…

of mogelijke actie

baktemperatuur

te veel product per bakbeurt

te lange bakduur

te vochtige bakwaren

Beschadiging aan

verwarmingselementen

bezinksel niet

verwijderd

blokvet voor gebruik niet

smelten

Algemene aandachtspunten

verwijder regelmatig alle vuil in friteuse (op de bodem, randen, …);

laat geen residuen van detergenten in de friteuse;

maak volledig droog na het reinigen;

vervang alle vet ineens, (niet systematisch bijvullen);

zeef telkens wanneer nodig het vet/olie;

droog de te bakken producten goed af;

gebruik enkel geschikte frituurolie;

warm vast vet langzaam op (zeker bij hangende verwarmingselementen)

Page 217: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 27

6.2.16 WI.07.03: Werkinstructie diepgevroren brood en gebak

Toelichting

In menige instellingskeuken worden zogenaamde bake-off broodproducten gebruikt.

Onder ‘bake-off’ wordt verstaan het afbakken van nog niet gebakken of

gedeeltelijk voorgebakken brood, broodjes, koeken, taartbodems en gebak. Al dan niet bevroren, want de producten kunnen naast in diepvries ook onder lang houdbare gasverpakking worden aangeboden.

Hier wordt enkel ingegaan op de hygiënemaatregelen te nemen bij de

behandeling van dergelijke diepgevroren producten. Bij gebruik van gasverpakte alternatieven zullen, op de met de ontdooifase verbonden

risico’s na, dezelfde voorzorgen moeten worden getroffen.

Het gamma wordt wel breder genomen dan alleen de bake-off. Ook enkel voor consumptie nog te ontdooien producten komen hier aan bod. Voor

zover het koeken of gebak(jes) betreft die na ontdooiing nog verder (koud) dienen gevuld of gegarneerd, kan gesproken worden van make-off producten.

Toeleveringsvoorwaarden

Voor gekoelde en diepgevroren producten moeten eisen gesteld worden aan

de aflevertemperatuur.

De temperatuurnorm voor diepvriesaflevering wordt gesteld op -18°C°. Vooral voor met banketbakkersroom of slagroom gevulde producten en voor

diepgevroren snacks als pizza’s of aperitiefhapjes moet hier strikt de hand aan worden gehouden. Om technische reden ook voor het gamma

voorgebakken voorgerezen producten. Een te grote temperatuurschommeling beschadigt onherstelbaar het volume (voorkomen) van deze voorgerezen producten.

De verpakking moet ongeschonden en zuiver zijn. Bake-off producten zijn

vrij breekbaar. Deuken in het overkarton leiden vaak tot productbeschadiging.

De houdbaarheidsdatum mag, rekening houdend met de vermoedelijke

opslagduur in de eigen diepvries, niet te kort liggen.

Bewerking

De werkprocedures moeten er op gericht zijn kruisbesmetting en vermenigvuldiging van de aanwezige kiemen te voorkomen.

Het afwerken van gebak

Hier moet onderscheid worden gemaakt tussen het afwerken van gebak

welk risico-ingrediënten bevat en het afwerken van ‘droog’ gebak.

Risico-ingrediënten zijn slag-, boter- en banketbakkersroom, puddingen, enz. Voorbeelden van dergelijk gebak: eclairs, gegarneerde biscuit,

tompoes. Dit gebak wordt ook wel eens ‘nat’ gebak genoemd.

Voorbeelden van droog gebak, zijnde gebak met ingrediënten van beperkter risico, zijn: confituurtaartjes, frangipane, droge koeken.

Afwerken van risicogebak

Werk risicogebak, na eventuele ontdooiing, steeds bij een

omgevingstemperatuur van maximaal 12°C af.

Als dit niet mogelijk is:

verricht de werkzaamheden aansluitend en zo snel mogelijk;

hou de benodigde grondstoffen maximaal 30 minuten buiten koeling en werk, zo nodig, hiertoe in charges.

Page 218: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 28

Gebruik bij voorkeur gepasteuriseerde of UHT slagroom. Bewaar de

opgeklopte slagroom tot gebruik in koeling (max. 7°C).

Verwerk slagroom zo vers mogelijk. Maak elke dag verse.

Plaats gegarneerd risicogebak onmiddellijk op de juiste plaats in koeling

(2 à 4°C, max. 7°C) of in diepvries.

Gebruik slechts goed gereinigd én ontsmet materiaal en gereedschap.

Gebruik bij voorkeur wegwerpspuitzakken welke nooit met de mond mogen

worden opengeblazen.

Reinig én ontsmet spuitkoppen na elk gebruik en berg ze stofvrij op een zuivere plaats op. De spuitmonden mogen geen spoor van roest, verwering

of afschilfering vertonen.

Hou volle spuitzakken zo lang mogelijk in de koeling en plaats ze na gebruik, indien niet volledig leeg, onmiddellijk opnieuw in de koeling.

Gebruikte spuitzakken moeten dagelijks gereinigd worden. Was ze grondig,

ontsmet ze, laat ze los van elkaar drogen en hou ze bij voorkeur in de koelkast.

Reinig én ontsmet werkoppervlakken en materiaal welk in contact zijn gekomen met rauw of ontdooid deeg alvorens er risicovol gebak mee in

aanraking komt.

Was ook de handen grondig na verwerking van rauw of ontdooid deeg.

Bake-off broodjes en snacks en, op ontdooiing na, consumptieklare producten

Afgezien van de diepgevroren deegplakken welke (bij het transport) erg

breekbaar zijn en net als verse deeg, tijdens de bewerking in koele, tochtvrije omgeving moeten rusten kan onderscheid gemaakt worden in:

1. Te ontdooien en af te bakken

Broodjes als pistolets, harde broodjes (‘flutten’), halve stokbroden en

stokbroden, zowel wit als grof. Sommige producten zijn gegarneerd met sesamzaad, maanzaad, enz. Andere zijn van buitenlandse origine. Zo

bijvoorbeeld de Ciabata, Kaiserbrood, enz.

De ontdooitijd ligt rond de 15 minuten, de afbaktemperatuur in voorverwarmde oven rond de 210°C. De afbaktijd (op rooster) is 15 à 20 minuten.

Voor zover de broodjes worden verpakt wordt, omwille van het behoud van de krokante korst, nooit een plastiek zak of folie gebruikt.

Verder zijn er :

koffiekoeken als croissants, suisses, enz. ;

klein gebak als carré confituur, appelflap;

snacks als worstenbroodjes en pizza’s, minisnacks als aperitiefhapjes.

Deze producten moeten, afhankelijk van grootte en gewicht, in 15 tot 45

minuten worden ontdooid. Bij voorkeur in koelkast. Voor producten welke nog moeten rijzen tijdens de ontdooiing ligt de tijd eerder op 75 à 120

minuten. Voorbeelden van nog te rijzen producten zijn: rolkoek, boterkoek, croissant, chocoladebroodje en worstenbroodje.

De afbaktijd ligt veelal op 15 à 17 minuten bij een afbaktemperatuur, in voorverwarmde hete luchtoven, van 200°C.

Producten als carré confituur of croissants worden gebeurlijk nog met ei

bestreken. Hierbij moet, omwille van het risico op kruiscontaminatie, absolute voorkeur worden gegeven aan gepasteuriseerd eiproduct.

Page 219: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 29

Producten als de aperitiefhapjes (17 à 20 gram) of minipizza’s kunnen

zonder voorafgaandelijke ontdooiing worden afgebakken. Hieraan dient de voorkeur te worden gegeven.

Alle afgebakken risicogebak3 welk niet warm wordt opgediend, dient in

koeling (2-4°C, max. 7°C) te worden bewaard en van daaruit geserveerd. Vanzelfsprekend moet het gebak eerst tot 20°C afkoelen. Daartoe haalt

men het uit de oven en plaatst het open op een onverwarmd oppervlak.

De presentatie gebeurt in koelvitrine. Het gebak mag tot de dag na bereiding nog worden aangeboden. Nadien wordt eventueel restant vernietigd.

Indien warm verdeeld moet, tot serveren, de temperatuur op min. 60°C worden gehandhaafd.

2. Te ontdooien en, eventueel, af te garneren

Gebak als Berlijnse bollen, donuts, slagroomsoes(jes), (mini-)eclairs zijn

veelal enkel te ontdooien. Afhankelijk van het gewicht en de aard van de eventueel aanwezige vulling bedraagt de ontdooitijd van 10-15 (mini-eclairs, Berlijnse bollen) tot 90 minuten (grote eclairs). In vele gevallen

wordt aanbevolen onder (zuivere!) plastiek folie te ontdooien. Liefst steeds in koelcel.

De eventuele afwerking kan bestaan uit, bijvoorbeeld , het vullen met

banketbakkersroom waarbij voorkeur moet gegeven worden aan het werken met een convenience product (bereidklare poeder). Artikels als kleine soesjes zullen dan weer enkel met poedersuiker worden bestrooid. Gebruik

hierbij vanzelfsprekend een zuivere en volmaakt droge zeef.

Het gegarneerd gebak dient in koeling (2-4°C, max. 7°C) te worden bewaard en van daaruit geserveerd. De presentatie gebeurt in koelvitrine.

Het gebak mag tot de dag na bereiding nog worden aangeboden. Nadien wordt eventueel restant vernietigd.

Producten als afgebakken (mini-)sandwiches en chocoladebollen zullen

enkel te ontdooien zijn. Bij voorkeur in frigo. Vaak wordt ook hier aanbevolen onder zuivere plastiek folie te ontdooien. De ontdooitijd situeert zich rond 15 minuten.

Taarten als bavaroislongeurs en klassiek gebak als de appel-, abrikozen-,

kersentaart moeten ook voor consumptie nog enkel in koelcel worden ontdooid. Om uitdroging te voorkomen en koelkastgeuren te vermijden is

het aan te bevelen in de verpakking te ontdooien. De ontdooitijd ligt in de orde van 3 à 4 uur. Vooraf geportioneerd bedraagt hij ca. 20 minuten per

portie.

Bavarois dient in koeling (2-4°C, max. 7°C) te worden bewaard en van daaruit geserveerd. De presentatie gebeurt in koelvitrine. De longeur mag tot de dag na bereiding nog worden aangeboden. Nadien wordt eventueel

restant vernietigd.

3 Met room-, crème-, vlees- of visvulling.

Page 220: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 30

3. Ready to bake producten

Een recente trend is het aanbod in diepgevroren vorm van gebakproducten welke voorgebakken en zo nodig voorgerezen zijn. De voorbaktijd wordt zo ingesteld dat deze producten:

in diepgevroren toestand kunnen worden afgebakken;

op dezelfde baktemperatuur (175 à 185°C) en met dezelfde baktijd (22 à 25 minuten).

Concreet worden de producten gelijk in de oven geplaatst. Dit gebeurt omwille van de optimale warmteverdeling liefst met een volle (eventueel

geassorteerde) oven. De eerste halve minuut wordt er gestoomd of water verneveld. Na 10 minuten baktijd wordt de dampsleutel (pas) geopend en

dient, bij krachtige convectieoven, de temperatuur met 10°C te worden verlaagd.

Distributie

Alvorens een brood of aanverwant product eventueel wordt verpakt moet

het voldoende afgekoeld zijn. Is het nog ietwat warm dan wordt de papieren zak niet gesloten.

Gevoelige producten als eclairs, tompoes, worstenbroodjes, enz. worden niet met de handen maar met een gebakschep of -tang aangeraakt.

Page 221: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 31

6.2.17 WI.07.04: Werkinstructie voor de productontwikkeling

Toelichting

Verschillende redenen kunnen aanleiding geven tot ontwikkeling van nieuwe producten/gerechten.

De wens de klantenkring te vergroten of door het geregeld variëren van het

aanbod elke dag opnieuw te ‘verleiden’.

De fabrikant of leverancier biedt een nieuw ontwikkeld product aan, bijvoorbeeld een nieuwe snack.

De aanschaf van een nieuw apparaat geeft de mogelijkheid een nieuw gamma producten aan te boren of een bestaand gamma uit te breiden.

Het nieuwe product kan risico’s met zich brengen die nog niet eerder voorkwamen in het bedrijf. Bijvoorbeeld de introductie van softijs of schaaldieren.

Te nemen maatregelen/te stellen vragen

Brengt een nieuwe grondstof inderdaad nieuwe risico’s mee? Informeer daarvoor bij de fabrikant/leverancier omtrent:

de aard van het product (kwetsbaarheid, opnemen geuren en smaken, besmettingsgraad en -aard, enz.);

de bewaarvoorschriften en de bewaarduur;

eventuele bereidings- en receptsuggesties.

Werkt de fabrikant/leverancier volgens het HACCP-principe?.

Gebruik bij de ontwikkeling van een nieuw gerecht/keukenproduct zoveel mogelijk methoden en technieken waarvan de hygiëne reeds beheerst wordt.

Gebruik zoveel mogelijk ingrediënten waarvan de ‘gedragingen’ reeds gekend zijn en betrek ze van een leverancier wiens hygiënisch handelen reeds werd ervaren.

Bestudeer of het (voor-)bereidings- en distributieproces van het nieuwe

gerecht of product vergelijkbaar is met één van de basisschema’s of met reeds bestaande bereidingen. Noteer de afwijkingen hierop. Onderzoek of

het hier om CCP’s gaat.

Bereid een eerste proefversie gescheiden (in de tijd) van de productie van de klassieke gerechten en besteed aandacht aan risicohandelingen en –

situaties. Noteer deze en analyseer of het om PvA’s of CCP’s gaat.

Bepaal, in overleg met de medewerkers en zo nodig met externe adviseurs, of de herkende risico’s aanvaardbaar en beheersbaar zijn. Omschrijf de maatregelen hiertoe.

Indien het om een nieuw apparaat gaat:

controleer of het voorzien is van een CE-teken; onderzoek of het in zijn gebruik aanpassing in de dagelijkse werkplanning vraagt;

bestudeer of het met de in gebruik zijnde producten, materialen en technieken schoon te houden is.

Page 222: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 32

6.2.18 WI.08.01: Organisatie van de afkoeling

Toelichting

Algemeen

Bij de (voor-)bereiding van gerechten of componenten die gegaard worden, zoals gekookte groenten en aardappelen, gebraiseerde vleesstukken of

puddingen, worden de meeste bacteriën gedood.

Het is een veel voorkomende foute toepassing de componenten niet genoeg terug te koelen vóór ze in de frigo te plaatsen. Ze dus te vroeg/te warm in

koeling te zetten. In de koeling koelt de buitenkant af maar isoleert daardoor de warme kern. Het product blijft dan te lang in de gevaarlijke

temperatuurzone waardoor de nog aanwezige bacteriën zich uitstekend kunnen vermenigvuldigen.

Denk bijvoorbeeld aan de verzuring van erwten- of tomatensoep of -saus indien bij het afkoelen niet regelmatig wordt geroerd.

Bovendien kan het in koeling brengen van te warme spijzen condensvorming op wanden, materiaal en in frigo opgeslagen producten te weeg brengen, met schimmelvorming tot gevolg. De temperatuur van de

bewaarcel en van de er in opgeslagen spijzen kan ongewenst oplopen.

Daarom is het van belang snel terug te koelen voor in koeling te plaatsen.

Die koeling moet versneld of geforceerd gebeuren zodat de temperatuur van de spijzen in twee uur van tot 10°C is teruggebracht en binnen de 12

uur tot 3°C.

Binnen een systeem

De afkoelprocedure is er een van de sleutelfases in het keukenproces. Professioneel afkoelen is steeds een noodzaak.

Ook wanneer de grootkeuken een eigen ‘diepvriesprogramma’ heeft zal

het afkoelproces een gewichtige fase zijn. Gezien het om belangrijke hoeveelheden product kan gaan en gezien de gewenste bewaarduur, is het

ook hier noodzakelijk professioneel af te koelen. Te meer om de diepvriescel, door uitbrenging van een aanzienlijke producthoeveelheid op te hoge temperatuur, niet te belasten. Een eigen snelvriezer zal immers

zelden tot de uitrusting van de keuken behoren.

Koelprocedures

Algemeen

Spreid vaste stoffen in een laag van max. 7 cm in schone schalen en schep geregeld om met volmaakt schoon gerei. Op deze wijze wordt de warmte

versneld uit het product gewerkt. Aan te raden is de gevulde schaal op een rooster te plaatsen zodat ook langs de bodem versneld warmteverlies kan

plaats vinden.

Zorg dat voedselresten in porties, als vlees- of visstukken, los van elkaar liggen om af te koelen.

Koel vloeibare bereidingen (bijvoorbeeld puddingen), zo mogelijk, tot ze

juist nog aftapbaar zijn versneld af in de kookketel met mantelkoeling en roerwerk.

Plaats vloeistoffen als soepen en sauzen in een pan in een spoelbak met koud water. Laat het water zachtjes stromen. Roer met een lepel regelmatig

de inhoud van de pan om. Gaat de koeling op deze wijze toch te langzaam (controle met steekthermometer), voeg wat ijsblokjes en wat zout aan het

water toe. Het zout onderkoelt het water.

Controleer na het terugkoelen de kerntemperatuur van het product. Als

deze temperatuur 20°C is kan het product in koeling worden gezet.

WI.08.01

PvA.08.01

WI.08.01

PvA.08.01

Page 223: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 33

Eén à 2 uur nadien moet het afgekoeld product, met plastic folie of met een

deksel, afgedekt worden. Deze handelwijze geldt voor sporadisch afkoelen van kleinere (rest-) hoeveelheden en bij afwezigheid van een snelkoelcel.

Productnaam én afkoeldatum worden op/bij het product genoteerd.

Binnen 2 uur moet het product zijn teruggekoeld tot 10°C. Binnen 12 uur

tot 3°C. Bij de keuze van de temperatuurinstelling van de koelcel zal daar, vanzelfsprekend, mee rekening gehouden worden.

Binnen een systeem

Geforceerd afkoelen door intens roeren, al of niet met gebruik van

stromend, koud water zal hier niet volstaan. De keuken met een ontkoppeld kookproces en de instelling met een (vrij) belangrijk eigen

invriesprogramma kunnen niet buiten de snelkoeler.

Plaats vaste en vloeibare verhitte producten in de snelkoeler. Breng hiertoe het product in een (gastronorm-) schaal in een dikte van max. 7-8 cm.

Vloeibare producten kunnen eventueel via een verticaal geregeld sealtoestel vooraf in vacuümzak gedicht worden. Volg de gebruiksaanwijzing van de snelkoeler.

De producten worden, in de vereiste laagdikte (7-8 cm), in één operatie

meteen teruggekoeld tot 2 à 3°C. Pas dan worden ze in de bewaarcel geplaatst. Dit om temperatuurschommelingen van reeds koude of bevroren

gerechten in de bewaarcel zo veel mogelijk te voorkomen.

Na de taak

Na het uitscheppen voor afkoeling worden de verontreinigde werkvlakken en (indien meteen individueel is geportioneerd) de portioneerband, schoon

gemaakt en ontsmet. Het gebruikt uitschepgerei wordt, bij voorkeur via de bandvaatwasmachine, gewassen.

De snelkoelcel wordt na elk gebruik gereinigd. Deur, deurklink en binnenzijde worden periodiek in aparte handeling ontsmet.

Op het afkoelen sluit de koude opslag aan.

Page 224: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 34

6.2.19 WI.10.01: Organisatie van de portionering

Toelichting

De spijzen en gerechtcomponenten worden na bereiding afgekoeld.

In de instellingskeuken kan dan vóór gebruik zowel in gekoelde toestand als na regeneratie worden geportioneerd. De gekoeld geportioneerde spijzen

kunnen centraal of in de afdelingskeuken worden verhit.

Eventueel kan ook centraal worden geregenereerd en op de afdelingskeuken worden geportioneerd.

Werkprocedures

Of nu voor dan wel na de regeneratie wordt geportioneerd, strikte zorg

moet worden besteed aan de hygiëne. Meer bepaald:

zet steeds de hoofdbedekking op zodat geen haar of huidschilfers in de spijzen terecht komen;

was afdoende de handen alvorens het verdelen aan te vatten;

maak gebruik van eenmalige handschoenen;

draag volmaakt schone werkkleding;

gebruik zuiver opschepmateriaal;

waak erover dat de verdeelband correct gereinigd is.

Bij de koude portionering

Portioneer bij een omgevingstemperatuur van bij voorkeur 12 à 14°C. De maximum toelaatbare temperatuur is 18°C.

Haal de koel bewaarde gerechten zeer kort voor het portioneren uit de frigo. Haal ook geen grotere hoeveelheid uit koeling dan binnen 15 minuten kan

worden uitgeportioneerd.

Plaats de geportioneerde en samengestelde maaltijden in voorverwarmde verdeelwagens waarin ze binnen de 30 minuten worden opgewarmd tot

minimum 60°C. Of vervoer ze in koelwagens op max. 7°C naar de afdelingen alwaar ze in een tijdspanne van 30 minuten worden

geregenereerd tot min. 60°C.

Bij de warme portionering

Stel minstens 60 minuten voor de portionering in werking:

de bain-mariewagens op stand: 80 à 90°C;

de borden- en serviesverwarmers op stand: 80 à 85°C.

Volg, met inachtneming van deze temperatuurnormen en -richtwaarden,

eventueel de gebruiksrichtlijnen van het ‘hospitaalverdeelsysteem’ (Temprite, e.a.)

Verwarm de GN-bakken en schalen voor de warme portionering eveneens

voor tot een temperatuur van 80°C.

Portioneer het eten direct na regeneratie.

Zorg dat de warme gerechten tijdens het uitscheppen een temperatuur hebben van 80-85°C, indien centraal wordt geportioneerd. Indien na warm vervoer op de afdeling wordt geportioneerd moeten de spijzen bij

aankomst een temperatuur 60°C hebben.

Hou, tijdens het portioneren, de gerechten niet langer dan 30 minuten warm. Zo nodig moeten de gerechten in charges worden verhit. Dit met het

oog op de kwaliteit, met name smaak, uiterlijk en voedingswaarde.

Dek, tussen de uitschepverrichtingen, de gerechten zoveel mogelijk af.

WI.10.03

Page 225: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 35

Na de taak

Resten van nog niet geregenereerde producten kunnen terug tot vervaldatum in koeling opgeslagen voor zover:

het recipiënt nog niet is aangebroken;

de bedekking (folie, deksel) niet is verwijderd;

de temperatuur niet is opgelopen tot > 7°C;

de gebruiksdatum nog niet is verstreken.

Resten van geregenereerde producten worden maximum 60 minuten op temperatuur van min. 70°C gehouden. Indien zich in die tijd geen

verbruiker, eventueel personeelslid, aandient worden ze verwijderd.

De verdeelband, bains-marie en alle gebruikt uitschepmateriaal worden correct schoon gemaakt en ontsmet. Voor het klein materiaal wordt hiertoe

bij voorkeur de bandvaatwas- of pottenwasmachine gebruikt.

Page 226: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 36

6.2.20 WI.10.02: Portioneren broodmaaltijd

Toelichting

In de meeste instellingen zullen dagelijks twee broodmaaltijden worden aangeboden: het ontbijt en avondmaal. Gebruikelijk worden deze broodmaaltijden op een dienblad geportioneerd.

Veel aandachtspunten en kritische punten zijn bij het portioneren van de broodmaaltijd dezelfde als bij de warme maaltijd.

Correct ingestelde warmhoudapparatuur voor de warme componenten.

Bewaking van de koellijn voor de koude gerechten.

Correcte portiegrootte en juist navolgen van de instructies op de bandkaart.

Werkprocedures

Vul bijtijds (en zo nodig) de bains-marie voor de warme componenten met

heet water. Stel de toestellen in op 80 à 90°C.

Vul de stapelautomaten (= lowerators) met serviesgoed nodig voor de warme gerechten. Stel ze in op 80 à 85°C.

Plaats het juiste, correct schoongemaakt, portioneermateriaal aan de

verschillende gerechtposten.

Vul de bain-marie-inzetbakken slechts zeer kort voor het begin van de band. Plaats er een deksel op.

Hou warme gerechten tijdens het portioneren max. 30 minuten warm.

Zorg dat koude componenten niet langer dan 15 minuten uit koeling

zijn. Haal ze hiertoe, zo nodig, in charges uit frigo.

Gebruik voor het nemen van koude componenten als brood, vleeswaren en kaas koud serviesgoed. Zie toe dat het bestek niet pas van de vaat komt.

Vermijd direct handcontact met onverpakte componenten. Gebruik hiervoor

tangen en ander materiaal.

Hou geregeld de getuigenlampjes van alle warmhoudtoestellen in het oog. Laat ingrijpen bij defect.

Verzorg handhygiëne en werkkleding. Draag bij voorkeur eenmalige

handschoenen en, alleszins, een de hoofdharen omvattend hoofddeksel.

Beperk, tijdens de portioneerverrichtingen, praten tot het strikt noodzakelijke.

De bandcoördinator oefent controle uit en grijpt meteen in waar nodig.

Na de taak

Richt u voor de restverwerking in eerste instantie naar de desbetreffende

instructie.

Verpak eventueel restant aangesneden charcuterie of kaas in een nieuwe folie. Plaats het hiertoe op een zuivere schotel, dateer en zet onmiddellijk in

de koeling (2 à 3°C).

Maak de verdeelband, bains-marie en alle gebruikt uitschepmateriaal correct schoon en ontsmet ze. Voor het klein materiaal wordt hiertoe bij voorkeur de bandvaatwas- of pottenwasmachine gebruikt.

WI.10.03

WI.03.01

Page 227: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 37

6.2.21 WI.10.03: Tijdschema voor portioneren warme gerechten

Ingevuld en ‘geafficheerd’ is deze werkinstructie een werkrooster.

Verrichting Tijdstip

Voorbereiden uur

bain-mariewagens eventueel met water vullen en aanzetten volgens bedieningsvoorschrift (80-90°C)

serviesstapelaars inschakelen (80-85°C)

aanbrengen van distributiecodering op bain-mariewagens

klaarleggen van portioneermateriaal

meten en opschrijven temperatuur bain-marie-water4

warme gerechten in bain-mariewagens laden.

Eerste charge:

Portioneren

uitserveren eerste charge

bijvullen warme gerechten, tweede charge

uitserveren tweede charge

Afruimen

bains-marie en serviesstapelaars (lowerators) uitschakelen

kookresten verwerken. Terugkoelen volgens WI.08.01

portioneermateriaal en bains-marie naar vaat brengen

wagens en portioneerband volgens schoonmaakinstructie

reinigen

portioneerzone/-ruimte volgens reinigingsschema schoonmaken

4 Indien bain-marie-type met water als warmtemedium.

Page 228: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 38

6.2.22 WI.10.04: Portioneren koude gerechten of componenten

Voorbereiding

Producten zijn ingekoeld volgens de correcte procedure:

juiste laagdikte (max. 7-8 cm);

i.v.m. kwaliteitsverlies door vorming van condensvocht, afgedekt

tijdens het afkoelproces (uitgezonderd: gekookte aardappels);

in een zuivere snelkoelcel;

correcte hygiëne van personeel en materiaal.

Bewaken van de temperatuur van het serviesmateriaal. In geen geval komt dit rechtstreeks van de vaatwasmachine, zo nodig wordt het voorgekoeld.

Werkorganisatie

Bij koud portioneren de temperatuur in de werkruimte (12 à 14°C) bewaken. Desgevallend portioneren in de koude keuken.

Bewaken van de (koude) producttemperatuur door de producten zo laat

mogelijk en in charges uit de opslagkoelcel te halen.

Dagelijks steekproefsgewijze de temperatuur van de geportioneerde, koude gerechten meten. De meetresultaten

registreren (niet verplichtend voor de kleine en ZKO’s).

De koude gerechten of componenten zo snel

mogelijk in de neutrale of, bij voorkeur, gekoelde transportwagens(-secties) plaatsen.

Toezien op de scheiding van koude en warme gerechten in de voedseltrans-portwagens.

Inspecteren van de temperatuurinstelling van de wagens of voorgekoelde

compartimenten, steekproefsgewijze meten van de temperatuur van de in de wagen geplaatste gerechten.

Ingeval van temperatuurafwijkingen de procedure corrigeren.

CCP.12.01

PvA.18.02

Page 229: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 39

6.2.23 WI.12.01: Organisatie van de distributie

Voorbereidende werkzaamheden

Doe bij het begin van de dienst, zo nodig, een hoofddeksel aan en voorzie een paar eenmalige handschoenen. Was altijd eerst de handen.

Leg het gepast (volgens portiegrootte) uitschepgerei klaar en controleer het

op zuiverheid.

Stel minstens 60 minuten voor de distributie in werking:

de bain-mariewagens, indien hiertoe voorzien, gevuld met water van minstens 85°C, op stand: 80 à 90°C;

de bordenverwarmers op stand: 80 à 85°C;

de koelvitrines en andere buffetkoeling op stand van max. 7°C.

Verwarm de bakken en schalen voor de warme distributie voor tot een

temperatuur van 80°C.

Controleer of de temperatuur van de warmkast (evt. combisteamer), waarin gerechten tot serveren warm worden gehouden, minimaal 80-85°C is. Dit

op elke legger (niveau). Plaats nooit gerechtenschalen boven op de warmkast.

Hou koude en warme componenten tot samenstelling van de schotel gescheiden.

Werkorganisatie

Hou de kerntemperatuur van koude gerechten op maximaal 7°C. Koude gerechten behelzen: koude schotels, de producten van de zelfbediening / saladebar, koude sauzen als mayonaise en aanverwante, desserts,

broodjes, koude dranken. Voor de sauzen kan bijvoorbeeld een recipiënt met gekoelde eutectische5 plaat worden gebruikt.

Laat koude gerechten die niet in een koelvitrine of in een gekoeld toogvak

kunnen worden gepresenteerd (max. 7°C) niet langer dan een half uur bij kamertemperatuur staan. Distribueer ze in charges.

Vul ook de rauwkost om de 30 minuten bij. Doe dit op zulke wijze dat een

eventuele klein restant boven op de verse rauwkost komt te liggen en dus eerst wordt genomen.

Serveer schepijs en milkshake volgens de werkinstructie.

Dek, tussen de uitschepverrichtingen, de gerechten zoveel mogelijk af.

Dek alle bereide componenten welke in reserve worden gehouden, wanneer

gastrotechnisch verantwoord, af en bewaar ze op de gepaste temperatuur (koud: 4°C, warm: 80°C).

Zorg dat de warme gerechten tijdens het uitscheppen een temperatuur

hebben van 80 à 85°C.

5 Eutectische plaat of recipiënt: is voorzien van vloeistof welke koude opslaat. Wordt in diepvries

geplaatst waar het de koude accumuleert. Bij gebruik nadien geeft het langzaam de koude af aan het, in

het recipiënt of bij de plaat geplaatst, product. Op deze wijze wordt het product langer op koude

temperatuur gehouden.

WI.12.02

WI.10.04

Page 230: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 40

Kijk gedurende het ganse distributie-/portioneringsproces geregeld of het

verklikkinglampje van de bain-marie en bordenlowerator brandt.

Vul de supplementen-bain-marie pas bij als hij voor 9/10 leeg is.

Dresseer de gerechten op voorverwarmde borden of schalen met een minimale temperatuur van 80°C.

Portioneer liefst in charges wanneer het proces meer dan een half uur in beslag neemt. Plaats dus niet alle bereidingen in één keer in de gastro-normbakken. Ideaal is wanneer voorafgaand in de keuken ook zo veel

mogelijk in charges wordt geproduceerd. Dit valt zeker voor vlees/vis/eieren en voor gekookte aardappels te overwegen.

Vanzelfsprekend zonder meer voor gefrituurde gerechten.

Meng geen schone en vuile taken als afruimen, vaat manipuleren, vuil verwijderen. Was grondig de handen mocht u tussendoor toch een vuile taak doen.

Sluit voor de bier- of frisdranktapinstallatie bij de drankenleverancier een contract af voor het reinigen van de leidingen.

Na de taak

Ruim de warme distributietoog meteen af. Plaats de distributieresten welke kunnen worden gerecupereerd direct op kamertemperatuur en neem pas

dan zelf de middagpauze. Of, beter nog, start onmiddellijk het intensief afkoelproces.

Ruim de gerechten van de koude distributie meteen af indien ze niet in

gepaste koelomstandigheden (< 7°C) staan. Bevinden ze zich in koeltoog of koelvitrine dan kan gebeurlijk vóór deze afruim eerst zelf het middagmaal

worden gebruikt.

WI.12.03

Page 231: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 41

6.2.24 WI.12.02: Serveren van schep-, softijs en milkshakes

Schep- en/of softijs

IJs van normale opslag wordt geschept bij een temperatuur van -18°C. Hoe meer opslag (lucht) het ijs heeft gekregen aan hoe lagere temperatuur het schepbaar is.

Idealiter wordt het schepijs, geserveerd binnen max. 6 uur, hiertoe in een op -9°C of lager afgesteld schepmeubel uitgezet.

Een oplossing is ook de ijsbak even boven de maximale vullijn van de vriesbak te plaatsen.

Tenslotte kan de ijsbak ook 15 minuten voor bediening uit de diepvries

worden gezet.

In alle, maar vooral in het laatste, geval is het aan te raden het ijs te kopen in een verpakking (1 / 2,5 / 5 liter) aangepast aan het te voorzien verbruik.

Op scheptemperatuur gebracht ijs mag niet meer terug (dieper) worden ingevroren. Eventueel restant wordt zo snel mogelijk, eventueel in

milkshakes, verbruikt.

Behandeling en keuze van de ijsschepper

Idealiter wordt de ijsschepper in een emmertje met koud, stromend water

gezet.

Een mogelijkheid is ook de ijsschepper te plaatsen in een emmertje met koud water, bij voorkeur verrijkt met ijsblokjes. Het water wordt ververst

telkens het ijs ontdooid is of de verontreiniging te groot is.

In geen geval wordt de ijsschepper in warm/heet water gezet of eronder gehouden.

Kies steeds een ijsschepper van degelijke kwaliteit (vervaardigd uit niet

corrosief materiaal). Een model met handveer en schraapring vergt extra aandacht bij het onderhoud. Meer bepaald kan de niet zichtbare zijde van de schraapring

vervuiling verbergen.

Verkies de roldipper met glycerine. Dit is een ijsschep uit één stuk gevuld met glycerine die de handwarmte opneemt, wat het scheppen van het ijs

vergemakkelijkt. De schoonmaak er van is ook makkelijker uit te voeren.

Na de serveertaak of, bij permanente bediening, na elke pauze doch minimum om de 2 uur, wordt de ijsschepper met heet water en detergent

gereinigd, ontsmet en overvloedig in heet water gespoeld. Niet met handdoek maar door de spoelwarmte gedroogd.

Garnituren

Diepgevroren vruchtenpasta’s bijvoorbeeld worden ontdooid als voorzien in

de werkinstructie. Indien verpakt in plastiek zak worden ze overgedaan in een afsluitbare doos. Het serveren wordt zó georganiseerd dat deze ontdooide diepvriesproducten beneden de 4°C blijven. Bijvoorbeeld door

plaatsing in ingebouwde buffetfrigo of koelvitrine. Dagelijks wordt voor deze pasta’s een zuivere scheplepel genomen.

Vruchtenconserven worden voor opening zo nodig ontstoft. Het fruit wordt

bewaard in een afsluitbaar recipiënt. Tijdens de pauze en na de bediening wordt het restant in koelcel bewaard. De vork of lepel wordt dagelijks ververst.

Vers fruit wordt voortdurend in koeling bewaard en binnen de 24 uur verbruikt.

WI.12.02

Page 232: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 42

Bij sauzen in spuitfles worden fles en spuitopening constant proper

gehouden. De voorkeur gaat naar een merk met afsluitdop. Voor gebruiksduur en opslagvoorwaarden van de geopende fles: zie het etiket.

Slagroom kan uit spuitzak of spuitbus worden aangebracht. Hij wordt

voortdurend in koeling (max. 4°C) bewaard.

Koekjes allerhande worden droog opgeslagen. De doos wordt na de dienst zorgvuldig afgesloten.

Milkshakes

Voor de behandeling van ijs, siropen, diepvriesvruchten(-moes) en vers fruit worden de aanbevelingen gegeven voor schepijs opgevolgd.

De geopende fles melk wordt tijdens de pauzes en na de serveertaak in koeling (< 4°C) bewaard.

Reëel gevaar is de behandeling van de mixerbeker. Frequente praktijk is dat er zich telkens een bodemrest in bevindt waarop men verder werkt.

Idealiter werkt men met een dubbele set mixerbekers. Na elke milkshake wordt de gebruikte mengbeker in heet water (min. 75°C) uitgespoeld en door de spoelwarmte gedroogd.

Mogelijk is ook de in gebruik zijnde beker(s) tussen het gebruik op te slaan

in koeling (max. 4°C) en ze bij elke pauze met detergent te wassen, te ontsmetten, in heet water te spoelen en te laten drogen.

De mixerstaven worden bij elke pauze en minstens om de 2 uur gereinigd,

ontsmet en gespoeld.

De voorkeur gaat naar individueel verpakte zuigrietjes. Alleszins worden de in gebruik zijnde rietjes stofvrij opgeslagen en wordt de grotere voorraad

(in karton) met zorg afgesloten.

Onderhoud, temperatuur

Het onderhoud van de gebruikte toestellen en (schep)materiaal is bijzonder belangrijk. Reinig de toestellen en gebruikte materialen daarom dagelijks.

Demonteer zo nodige hiervoor de toestellen.

Controleer nauwlettend de temperatuur van de vloeistoffen (aangemaakte poeders in melk/water, vloeistoffen, …). Hou deze bij de aanbevolen temperatuur van 4°C met een maximaal toegelaten grens van 7°C.

Allergenen

De problematiek in verband met allergenen blijft bij het gebruik van soft-, schepijs en milkshakes uiterst belangrijk. Voor meer informatie omtrent deze problematiek verwijzen we naar hoofdstuk 2, punt 2.4.1.

Page 233: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 43

6.2.25 WI.12.03: Serveren van bier en frisdrank, uit vat of fles

Deze werkinstructie is niet bedoeld als

een volledige HACCP-studie dienstig voor de caféhouder. Lezers welke dergelijke dienstverlening aanbieden

kunnen zich wenden tot de gespecialiseerde bierhandel voor de

volledige, sectorspecifieke, HACCP-gids, in het bijzonder de gids van Horecasector.

Met deze instructie beogen we enkel

de grootste risicopunten aan te stippen voor de grootkeuken of de restauranthouder die bij gelegenheid,

occasioneel of als ondergeschikte activiteit bieren en/of frisdranken

aanbiedt.

Naast enige punten van aandacht

eigen aan het bier tappen, stippen we aandachtspunten aan geldig voor elke vorm van drankverstrekking.

Volgende gevaren worden uitbesteed:

Gevaar Beheersing

Besmetting van het bier in de vaten, bij de levering. Koop van een kwaliteitsbrouwerij.

Koop via een (om de kwaliteit van service) erkende verdeler.

Vraag om voorlegging van de HACCP-maatregelen die de

gevarenbeheersing aantonen.

Besmetting van het bier in de fles. Koop via een (om de kwaliteit van service) erkende verdeler.

Controleer de THT/TGT (bijzonder bij ‘levende’ bieren).

Microbiologische, fysische of chemische besmetting van

het bier via de leidingen wegens o.a.:

slechte of onvolledige reinigings- en/of naspoelprocedure;

gebrekkige reinigings- of naspoelinstallatie;

gebruik van verkeerde reinigingsmiddelen;

aanwezigheid van onderhoudsproducten als vet of olie.

Laat het volledig onderhoud en nazicht, ca. om de 2 maand,

doen door gekwalificeerde technici.

Vraag hen om een onderhoudsrapport en berg dit in het hygiënehandboek, onder de rubriek Technisch Onderhoud.

Page 234: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 44

Volgende voorzorgen moeten op niveau van de uitbating worden genomen:

Gevaar Voorzorgen, PvA CM/CA

Chemische of fysische

verontreiniging vanaf de toog.

De tapinstallatie zo plaatsen dat in de

onmiddellijke omgeving van het getapt bier geen vreemde voorwerpen of detergenten kunnen worden neergezet.

Gespoelde bierglazen omgekeerd opslaan.

De oppervlakken rond de tapinstallatie regelmatig schoon maken.

Enige afstand voorzien tussen de tap

(en de getapte of uit fles geschonken glazen) en de toogopbouw.

Verontreinigde drank uitgieten.

Fysische verontreiniging door glasscherven.

Ontvangstcontrole bij levering van glazen.

Visuele controle bij reinigen, spoelen en vullen van het glas.

Bij flesdranken: gebruik van een goede capsuletrekker.

Visuele controle van de flessenhals na openen.

Bij minste twijfel drank uitgieten.

Elk beschadigd drinkglas meteen in de glasemmer gooien.

Microbiologische verontreiniging van tapbier door gebruik van

besmet C02 om het vat onder druk te zetten. Vaak is de reden de aanwezigheid van besmet

bier in de koolzuurleidingen.

Oorzaak: gebrekkige terugslagklep op de tapkop. Gebruik daarom een tapkop

met kwaliteitslabel.

Correct onderhoud en controle van tapkop. Reiniging en ontsmetting van CO2.-leidingen door erkende technici.

Kijk, op onderhoudsrapport, na of tapkop en CO2-leidingen vakkundig

gecontroleerd en onderhouden zijn.

Voer zo nodig de onderhoudsfrequentie op.

Gebruik de leidingen tot correctie

niet verder, laat de tapkop herstellen / vernieuwen.

Microbiologische of chemische

besmetting vanuit het drinkglas.

Reinig bierglazen in gepaste

reinigingsoplossing. Spoel in een gescheiden spoelbak grondig na.

Zet het vuil glas apart, reinig het

opnieuw.

Ververs zo nodig regelmatig de

Page 235: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 45

Gevaar Voorzorgen, PvA CM/CA

Ververs spoel- en reinigingswater regelmatig. Voedt de spoelbak met

voortdurend lopend water.

Was de frisdrankglazen in gepast reinigingswater. Spoel heet na. Droog

zo nodig met schone, pluisvrije doek. De frisdrankglazen kunnen ook in een

glazenwasmachine gereinigd worden.

Indien, bij massale cliënteelopkomst, de hygiëne van de glazen niet kan gewaarborgd worden, overweeg dan het

gebruik van eenmalige glazen.

reinigingoplossing en/of het spoelwater.

Page 236: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 46

6.2.26 WI.12.04: Tapinstallatie bier, vruchtensappen, andere dranken

Om bederf te vermijden van bier dat gedurende langere tijd heeft stilgestaan in de bierleidingen of bij aantasting van de bier tapinstallatie door bierresten, moet u

zorgen voor een regelmatig onderhoud van de tapinstallatie en moeten er bepaalde hygiëneregels gerespecteerd worden (bier tapinstallatie).

Voorzorgsmaatregelen

Zorg in de bierkelder voor een installatie waarmee u de tapkop van de bierleiding kunt

aansluiten op de drinkwaterleiding.

Biervaten (en frisdrankvaten) mogen alléén met samengeperste koolstofdioxide of stikstof of mengsels van beiden getapt worden. Deze inerte gassen moeten aan bepaalde zuiverheidcriteria (foodgrade) voldoen, die vereist zijn voor gassen die in

contact komen met levensmiddelen. De producenten van deze gassen dienen de nodige garanties te verstrekken dienaangaande (foodgrade). Flessen koolzuurgas of

stikstofgas of een mengsel van beiden:

max. temperatuur voor opslaan: 32°C

bescherming tegen de zonnestralen is te voorzien bij het opslaan buiten

de flessen dienen aan de muur bevestigd te worden.

De tapkranen moeten uitwendig minstens éénmaal per dag grondig worden gekuist met een detergent vermengd met drinkwater. Na deze ontsmetting dient te worden

nagespoeld met koud drinkwater zodat alle resten van detergenten zijn verdwenen. De ganse tapinstallatie dient volgens gebruik, maar minstens éénmaal per trimester

grondig te worden gedesinfecteerd. Dit algemeen onderhoud dient te worden vastgelegd in een daarvoor bij te houden register, dat dient voorgelegd te worden bij steekproefsgewijze controle. De vatenkop dient telkens grondig gespoeld te worden

tussen elk vat.

Na dit algemeen onderhoud dient te worden nagespoeld met drinkwater tot alle residuen van detergenten of desinfecteermiddelen totaal verdwenen zijn. Na het

beëindigen van de activiteit dienen de bierleidingen onder water te worden gezet en wordt het gascircuit afgesloten.

Leidingen die langer dan twee weken niet gebruikt gaan worden, moeten na reiniging

met drukgas, worden droog geblazen en voor ingebruikname weer worden gespoeld.

Laat de tapkoppen niet rondslingeren in de bierkelder maar zorg ervoor dat ze ofwel aangesloten zijn op een biervat ofwel op de drinkwaterleiding.

Reinig geregeld de tapkoppen.

De tapinstallatie moet minimaal één maal per trimester gedesinfecteerd worden.

Zorg voor een correct onderhoud van de tapinstallatie, hetzij door een

onderhoudscontract af te sluiten met een gespecialiseerde firma, hetzij door zelf een procedure voor onderhoud te schrijven en uit te voeren. Registreer de datum van ieder uitgevoerd onderhoud.

Glazen kunnen machinaal of met de hand gereinigd worden. Zorg in dit laatste geval voor een dubbele spoelbak, de ene gevuld met koud water waaraan detergent toegevoegd wordt en voorzien van een glazenspoelborstel, de andere gevuld met

zuiver koud water en uitgerust met een overloop zodat er tijdens het spoelen van de glazen doorlopend vers water bijgevuld wordt. Ververs regelmatig het water van beide

spoelbakken. De glazenspoelborstel dient ook regelmatig vervangen te worden.

Page 237: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 47

Hygiëneregels

Voor de ondernemingen die beschikken over tapinstallaties van vruchtensappen of

andere dranken, of materialen voor de productie van fruitsappen of dranken (sapcentrifuge…), moeten er bepaalde hygiëneregels gerespecteerd worden (tapinstallaties van vruchtensappen en andere dranken):

Voorzie de installaties enkel van drinkbaar water.

Reinig geregeld de tapkoppen.

Reinig de leiding met drinkbaar water bij elke wisseling van drank en minstens één maal per dag bij sluiting van het etablissement.

Zorg voor een onderhoudsplan voor het materiaal.

Reinig en ontsmet het productiemateriaal dagelijks (sapcentrifuge,…).

Glazen kunnen machinaal of met de hand gereinigd worden. Zorg in dit laatste geval voor een dubbele spoelbak, de ene gevuld met koud water waaraan detergent toegevoegd wordt en voorzien van een glazenspoelborstel, de andere

gevuld met zuiver koud water en uitgerust met een overloop zodat er tijdens het spoelen van de glazen doorlopend vers water bijgevuld wordt. De

glazenspoelborstel dient regelmatig vervangen te worden. Ververs regelmatig het water van beide spoelbakken.

Page 238: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 48

6.2.27 WI.14.01: Organisatie van de restverwerking

Bepaalde ‘resten’ kunnen nog verwerkt of gebruikt worden (bijvoorbeeld overschotten bij maaltijdbedeling aan de distributie- of dientoog, producten die niet bij de klant kwamen en koel bewaard bleven,

bijvoorbeeld ontbijtbuffet, producten uit wagens met koeling, …), andere resten zijn dit niet (bv. overschotten die van eettafel terugkomen).

Respecteer correct de voorschriften voor de afruim, gegeven bij de

distributiefase.

Interpreteer correct de producthistoriek.

Worden steeds weg geworpen:

producten welke van tafel terugkomen;

koude producten welke langer dan 30 minuten aan een temperatuur hoger dan 15°C zijn blootgesteld;

warme producten welke aan het einde van de dienst (bijvoorbeeld bij een zelfbediening die langer dan een uur aanhoudt) een temperatuur

hebben van minder dan 50°C;

warme gerechten welke niet de dag zelf zijn bereid maar tussentijds

gekoeld en voor de dienst geregenereerd zijn;

bereide broodjes, tenzij door het personeel aansluitend op de dienst

geconsumeerd;

Alle gerechten tentoongesteld voor de verkoop die niet werden afgedekt.

Verwijder, om mogelijke besmetting te voorkomen, al deze restanten zo snel mogelijk uit de keuken.

Voer de instructie voor het afkoelen van gerechten correct uit.

Vóór het snelkoelen kunnen resten worden gevacuümeerd. Deze techniek

laat een hygiënische verpakking, inclusief aanbrengen van datum en benaming, toe. Door de verpakking is contaminatie door andere producten uitgesloten.

Wanneer het echter om restverwerking gaat - en niet om vacuümkoken in een daartoe uitgeruste keuken - mag het vacumeren niet aanzien worden als een bewaarduur verlengende techniek.

Getuig inzake restverwerking van een juiste beroepsingesteldheid.

De zorg voor correcte restverwerking moet - hoe moeilijk ook - voorgaan op

de drang om, direct aansluitend op de dienst, de eigen maaltijd te gebruiken.

Wel kan, bij te voorziene belangrijke resthoeveelheid, naar het einde van de

dienst toe reeds met het koelproces gestart worden. Zo zullen waar mogelijk de producten reeds worden afgekoeld en in frigo geplaatst voor de

middagpauze aanvangt.

Vanzelfsprekend zal er over worden gewaakt dat buiten de koelcel staande afkoelende producten alleszins in de gepaste schalen (max. 7-8 cm dikte) staan en in geen geval op een warm oppervlak maar bij voorkeur

op een rooster.

WI.12.01

WI.08.01

WI.08.01

Page 239: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 49

6.2.28 WI.15.01: Organisatie afruim en machinale vaatwas

Voorbereidende werkzaamheden

Zet het gerei, indien niet aansluitend op het gebruik afgewassen, in een weekmiddel.

Kijk alvorens de machine in bedrijf wordt gesteld:

of zich in de verschillende zeven nog voedselresten bevinden en

verwijder ze indien nodig;

of alle stukken (spoelarmen, wasgordijnen, filters, enz.) op hun plaats

zijn.

Kijk of de afloopkranen gesloten zijn, vul de machine en schakel ze in.

Controleer:

de temperaturen en/of de programma-instelling bij de (potten-) wasmachine; de goede werking van de droogblazers;

of in de recipiënten met was- en droogmiddel (vloeibaar of poedervormig) nog voorraad is;

of in de toevoerleidingen van de detergenten geen luchtbellen aanwezig zijn.

Bij de meeste toestellen zullen beide voorgaande aspecten via elektronische bewaking (met licht- of geluidssignaal) worden beheerd.

Werkorganisatie

Ontkliek de borden en recipiënten via de aparte afvalemmers voor voeding, papier en non-food.

Maak bij het ontklieken en ledigen gebruik van een pottenlikker of halve maan teneinde zo weinig mogelijk voedselrest op het materiaal te laten. Dit

beïnvloedt positief de kwaliteit van het waswater.

Gebruik de eventuele inzetkorven op correcte manier.

Plaats het serviesgoed zó dat het water overal bij kan komen.

Plaats maximaal 12 stuks ongesorteerd bestek per beker.

Indien er een voorraad vuile vaat staat was dan, na de vulling van de

baden, het glaswerk eerst af.

Pas de bandsnelheid aan de vervuiling aan. Afhankelijk van de vervuilingsgraad vereist de vaat in de wasfase een contacttijd van 60 à 90 seconden.

Zet alle beschadigd of gebroken gerei apart en verwijder het.

Meng nooit vuile en propere vaat of werkzaamheden. Medewerkers welke aan de afruimband en aan de inzetzijde van de vaatwasmachine staan werken niet tussentijds aan de uitneemzijde, de wegstapeling van het

gewassen servies of de droging met de hand.

Gebruik slechts wanneer nodig handdoeken om af te drogen. Controleer ze vooraf op zuiverheid. Vervang na iedere afwasbeurt de gebruikte

vaatdoeken. Het is sterk aanbevolen de vaatdoeken na elke wasbeurt te wassen.

Laat het hete materiaal zo mogelijk aan de lucht drogen of droog met

papier.

Was al de kleine keukenapparatuur, voor zover deze bestand is tegen de hoge temperatuur en de alkaliteit van de wasproducten, bij voorkeur in de machine af. Kleine apparatuur betreft bijvoorbeeld snijplanken, messen,

verwijderbare onderdelen van snijmachine, cutter, enz.

Page 240: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 50

Na de taak

Plaats de schone vaat zo mogelijk direct weg op de correcte plaats in een schone zone. Doe het hierbij nodige vervoer vanzelfsprekend op een reeds gereinigde transportwagen.

Verwijder de handdoeken onmiddellijk na de wasbeurt.

Maak de vaatwasmachine schoon volgens schema opgegeven door de producent.

Laat op de voorziene tijden een technisch nazicht van de machine uitvoeren, inclusief een controle van de waterhardheid.

Enkele veel voorkomende defecten aan vaatwasmachine en aan de

gewassen vaat

Zonder volledig te zijn, want elke vaatwasmachine heeft zijn eigen technische kenmerken, geeft onderstaande tabel enkele veel voorkomende

oorzaken van mindere vaatkwaliteit.

Page 241: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 51

De vaat komt losliggend op de vingerband uit de machine.

Oorzaak: de druk op het servies uit

onderste wasarmen is groter dan die uit de bovenste.

Verstoppingen in onderste en/of bovenste waskoppen. Oorzaak: o.a.

tandenstokers, koordjes van blinde vinken. (roerstaafjes geschrapt, nochtans een veel voorkomende

oorzaak van verstopping in de afwasmachine…)

De wasstangen zijn slecht gemonteerd.

Slechte plaatsing van vaat tussen de

bandvingers of kapotte vingers.

Wasgordijnen zijn slecht bevestigd.

Spanning transportband is bij te stellen.

De vaat is niet proper. Slechte plaatsing in korven of op band.

Onvoldoende detergentgebruik. Bus leeg, voelers defect, afloop open?

Bandsnelheid te hoog.

Aangekoekt vuil: voorweken is nodig of

te hoge voorwastemperatuur.

Bijvoorbeeld door normale wateroverloop vanuit was- en naspoelzone terwijl echter de afloop

(gedeeltelijk) verstopt zit.

Een obstructie binnen de machine. Bijvoorbeeld: losliggende dienschotel

op waskoppen.

De vaat is niet droog. Onvoldoende droogmiddel gebruikt.

Temperatuur naspoeling is te laag.

Sproeikoppen van spoeling uitgesleten.

Ze dienen te ‘vernevelen’.

Droogblazer: defect of fase uitgevallen.

Uitlooptijd niet gerespecteerd.

Er is overdreven schuimvorming. Verstopte overloop of afvoer, verstopte zeven.

Gordijnen zijn niet geplaatst.

Productdosering is ontregeld.

Borden zijn onvoldoende ontkliekt.

Page 242: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 52

6.2.29 WI.16.01: Organisatie pottenwas

Voorbereidende werkzaamheden

Een voorziening voor de pottenwas moet minstens bestaan uit twee voldoende grote vaatbakken. Ze zijn vervaardigd uit corrosiebestendig materiaal en voorzien van aflopende afdruipbladen. De afloop is uitgerust

met een opstaand, gebogen evacuatierooster.

Kunststofborstels, kraanborstels, schuurpad en padhouder, schuursponzen en vaatdoeken zijn vereiste hulpmiddelen.

Gebruik geen roestgevoelig materiaal (bijvoorbeeld ijzer sponzen).

Het detergent

heeft een goede ontvettende werking;

heeft een goed vuiloplossend en vuildragend vermogen;

heeft voldoende ‘reserve’ d.i. oefent gedurende lange tijd zijn activiteit uit;

wordt in zijn werking niet beïnvloed door de aanwezigheid van kalk;

schuimt matig (met stevig schuim);

wordt makkelijk bij spoeling verwijderd;

laat, na spoeling, smaak noch geur achter;

is handvriendelijk voor de pottenwasser.

Vul de wasbak met water van een temperatuur van max. 50°C. Bij hogere temperatuur stollen de eiwitten.

Vul de spoelbak met klaar water aan een temperatuur van minimum 65°C.

Werkorganisatie

Doseer het detergent in de aangegeven hoeveelheid.

Verwijder voor het wassen het grof vuil met behulp van een bordenlikker of bij middel van papier.

Week, indien de aard van het materiaal dit toelaat, de vaat voor, nl.:

wanneer de vaatwas uitgesteld (bijvoorbeeld ’s anderendaags)

gebeurt;

wanneer de vervuiling is aangezet of bij afkoeling meer gaat hechten

aan het oppervlak (bijvoorbeeld bij sauzen).

Gebruik hiertoe desnoods een passend weekmiddel. Volg voorgeschreven

dosering en watertemperatuur. Veelal zal een inweektijd van 15 minuten bij een watertemperatuur van 35 à 45°C voldoende zijn.

Besteed speciale aandacht aan apparatuur waarin melkproducten worden

bewerkt. Hanteer volgende werkwijze:

spoel eerst met lauw (zeker niet te heet) water de resten weg;

reinig;

spoel met heet water na;

ontsmet vóór gebruik;

spoel na met water.

Onderhoud snijplanken als volgt:

borstel de plank met waswater met gepast detergent;

spoel;

WI.17.04

ontsmet de plank in gejaveliseerd water (1 tas bleekwater 12° per 10 liter of gelijkwaardige dosering chloortablet);

respecteer een contacttijd van 15 à 20 minuten;

spoel met heet water;

Page 243: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 53

laat de plank bij voorkeur vrijstaand (niet opeen stapelen!) opdrogen

of droog eventueel na met een wegwerphanddoek;

schaaf, na herhaald gebruik bij zowel de houten als de kunststof snijplank de inkervingen uit.

Ververs het waswater telkens het minder dan handwarm aanvoelt en/of alle schuim verdwenen is. Ververs steeds na een werkonderbreking

(bijvoorbeeld maaltijd, koffiepauze).

Laat de vaat vertikaal, zo mogelijk geplaatst in roosterrek, uitlekken.

Probeer niet te moeten afdrogen. Bij heet spoelwater droogt de vaat door de opgeslagen hitte. Neem dus zo warm mogelijk spoelwater en gebruik

bijvoorbeeld een spaan om de vaat uit de spoelbak te halen of gebruik een inzetkorf. Indien afdrogen toch noodzakelijk is gebruik bij voorkeur wegwerphanddoeken, alleszins zeer zuivere vaat- of handdoeken.

Was eventuele afvalbakken slechts af op het einde van de wasbeurt als alle

vuile vaat is verwerkt en de propere vaat volledig aan kant staat. Ontsmet de afvalbakken met 1 liter bleekwater 12° per 10 liter water. Een vaatdoek,

gebruikt voor de droging, wordt aansluitend in de wasmand gedaan.

Werk systematisch: scheid vuile en propere vaat.

Werkwijze voor het onderhoud van de vaste apparatuur

Onderhoud de kookketels, sauteuses en andere vaste apparaten waarvoor geen specifieke richtlijnen zijn opgegeven met:

een emmer waarin heet toebereid sop (detergent van pottenwas);

een borstel, kraanborstel (voor de kookketels), schuurpad met padhouder (voor de sauteuses) en vaatdoek;

een emmer klaar, heet spoelwater met eigen, zuivere vaatdoek. Dit

voor zover aan het toestel zelf geen voorziening van warm water is.

Deze spoelemmer is van een andere kleur dan de wasemmer. De vaatdoek,

bij voorkeur, eveneens.

Let bij de kookketels en eventueel ook bij de sauteuses bijzonder op de schoonmaak van de kookrand (aanzetting).

Maak voor de schoonmaak van zwaar vervette sauteuses een zo nodig

sterker gedoseerd sop. Laat enige tijd inwerken met, zo nodig, instelling van de temperatuur op 70°C.

Wanneer voor onderhoud van kookketel of toestel een borstel op steel

wordt gebruikt, voorzie indien mogelijk een aluminium steel. Hou de inplanting van de steel in de borstel alleszins perfect schoon en ontsmet dagelijks de borstel-steel-combinatie.

Maak de toestellen schoon volgens het ‘schema materiaalonderhoud’.

Richt u naar de betrokken werkinstructie voor het onderhoud van:

de snijmachine;

de friteuse;

de grill;

de steamer.

Na de taak

Plaats de propere vaat buiten elk contaminatierisico, zo mogelijk meteen op zijn plaats.

Reinig en ontsmet systematisch de wasbakken, de afdruipbladen, het

lekrooster, de kranen, de eventuele waterspuit en het evacuatierooster.

Ontsmetting: 1 glas bleekwater 12° per emmer water of gelijke dosering chloortablet.

WI.17.02

WI.17.04

Page 244: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 54

Maak op het einde van de dagtaak het gerei voor de pottenwas in schoon

sop zuiver. Zo: de borstels, vaatdoeken, enz. Zet het gerei in een emmer met water met desinfectans (1 glas bleekwater 12° per emmer of gelijke

dosering chloortablet). Vervang na iedere afwasbeurt de gebruikte vaatdoeken. Het is sterk aanbevolen de vaatdoeken na elke wasbeurt te

wassen. Spoel na minimum 20 minuten het gedesinfecteerd gerei overvloedig uit.

Vernieuw bijtijds het schoonmaakmateriaal.

Borstels en tuitenborstels (voor kookketelkranen): bij het minste haarverlies.

Vaatdoeken: bij het eerste uitrafelen.

Sponzen: bij structuurverlies van de spons (loskomend metaaldraad).

Page 245: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 55

6.2.30 WI.17.01: Organisatie schoonmaak, desinfectie en onderhoud

Voorbereidende werkzaamheden

Neem, vóór aanvang van het reinigen, de noodzakelijke maatregelen indien er gevaarlijke of elektrische apparatuur in de ruimte aanwezig is.

Controleer of alle voeding weggeborgen is.

Werkorganisatie

Maak correct gebruik van correcte hulpmiddelen.

Doe, telkens na het einde van de dagtaak, de katoenen dweil in de

linnenwas. Hij dient uitgekookt. Was hem tussen elk gebruik in een goed sop. Neem voor gebruik in koelcel of diepvries telkens een pas gewassen

dweil.

Verkies borstels van kunststof (bijvoorbeeld polyamide). Hou de borstelharen permanent zuiver en vrij van inhangende vervuiling. Was ze zo mogelijk in de bandwasmachine. Weer het gebruik van borstels met dierlijk

haar of van borstels met een houten steel.

Gebruik slechts dat type mop of zwabber waarvan de kop kan worden verwijderd, gereinigd en uitgekookt. Reinig na gebruik de mop grondig,

plaats hem min. 20 minuten in een ontsmettende oplossing en laat hem drogen. Laat hem evenwel nooit staan in de oplossing. Geef geregeld de

mop mee met de kookwas.

Hou vloertrekkers, inclusief hun (niet houten) steel in perfect zindelijke staat. Verkies vloertrekkers met waterkering6 en vernieuw bijtijds de rubbers. Ontsmet dagelijks trekker en steel.

Bezig emmers van versterkt nylon of polyetheen. Wanneer de emmer te

zware inkervingen vertoont, vernieuw hem.

Gebruik een waterzuiger onder geen beding ook als stofzuiger. Houd het ganse apparaat inclusief het stroomsnoer perfect schoon met bijzondere

aandacht evenwel voor de zuigmond.

Ontkoppel de schrob- en afzuigfunctie wanneer de keukenvloer met een schrobzuigautomaat wordt schoon gemaakt. Schrob bijgevolg eerst de vloer

en zuig in een volgende handeling af. Zo niet wordt onvoldoende contacttijd bereikt.

Maak voor schoonmaak van verticale vlakken gebruik van een detergent

met zo hoog mogelijk viscositeit (eventueel een gel) om de contacttijd te verhogen. Gebruik zo nodig voor de mechanische actie een schuurpad op padhouder (type doodle-bug) en voor het spoelen een inwashoes en

ruitentrekker. Voor vlakken boven reikhoogte wordt alles gemonteerd op een uitschuifbare telescoopstang.

Gebruik bij het schoonmaken een reinigingsmiddel dat past bij de aard van

vervuiling. Werk steeds volgens de gebruiksaanwijzing. Handwarm water met een temperatuur van 40 à 45°C is, tenzij anders aangegeven, goed.

6 Metalen dwarslat op de kop van de trekker. Verhindert overlopen van water.

Page 246: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 56

Maak schoon volgens vaste werkvolgorde:

verwijder het grove vuil;

spoel alles voor (voorspoelbeurt);

laat aangekoekt vuil eerst weken en spoel het weg met lauw water van 35 à max. 40°C (i.v.m. het voorkomen dat de eiwitten stollen);

reinig het object met het een adequaat reinigingsmiddel en aangepast

reinigingsmateriaal

spoel ruim na met water dat een temperatuur heeft van min. 80°C, of

desinfecteer met een desinfectiemiddel volgens instructie op etiket;

trek, indien het een horizontaal oppervlak betreft, eventueel droog met

een ruitentrekker;

laat drogen of droog met een schone doek die eenmalig wordt gebruikt.

Werk systematisch. De ruimte en zijn inventaris wordt van boven naar beneden gekuist. Dus eerst plafond, dan afzuigkanalen, bovenzijde

apparatuur, tafeloppervlakken en, tenslotte, de vloer. Verticale oppervlakken worden van beneden naar boven ingezet en gespoeld. Ze worden droog getrokken (bijvoorbeeld met ruitentrekker) of gedroogd van

boven naar beneden.

Ontsmet al het materieel dat met de voeding in contact komt en niet in de vaatwasmachine kan worden afgewassen als volgt:

maak schoon als hoger aangegeven;

na spoeling met zuiver water, desinfecteer met een desinfectiemiddel (lees op het etiket aangeduide concentratie en contacttijd);

spoel ruim na met water;

laat het materieel aan de lucht drogen, eventueel op een RVS7-afdruiprek.

De staat van de werkkleding is bij een schoonmaakverrichting niet zonder

belang. Een op een tafel staande snijmachine reinigen en ontsmetten met een sterk bevuilde schort, kan niet. De besmetting op de schort aanwezig, wordt dan op tafelrand en -blad verspreid. Ververs vóór dergelijke

handeling de werkkleding of hang een, liefst wegwerp-, voorhangschort voor.

Na de taak

Reinig en ontsmet op het einde van de dagtaak de schoonmaakmiddelen.

Berg ze weg in een apart lokaal of goed geventileerde kast. Indien ze nog nat of vochtig zijn stapel ze niet tegen elkaar en maak droging mogelijk.

Borstels en trekkers worden hiertoe, bij voorkeur, opgehangen.

7 Roestvrij staal.

Page 247: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 57

6.2.31 WI.17.02: Reinigings- en ontsmettingsplan toestellen

Onderwerp Extra aandacht Na

gebruik

Kraan,

borstel, schuur-

pad

Sop Apart

ont-smetten

Na-spoelen

Sop +

ont-smetting

smiddel

Bijzonderheden

Aardappelschilmachine 8

-schijven

-pitgoot

uit elkaar halen

Bain-marie -inzetbakken

-binnenkant

-buitenkant

vaatmachine

ruwe spons

Band (afruim-

& portioneer)

even laten draaien

Broodsnij-machine

-binnenkant

-buitenkant

uitborstelen

wekelijks met licht sop

Combisteamer -GN-kar

-binnenkant

-buitenkant

nevelspuit

nevelspuit

9

kar in

combisteamer

ovenreiniger, beschermkleding

Cutter10

-binnenkant

-buitenkant

uit elkaar halen

Fornuis -kookblad

8 : Stroom eerst uitschakelen.

9 = gebruik i.p.v. sop eventueel ovenreiniger

10 Bij voorkeur in koude keuken plaatsen.

Page 248: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 58

Onderwerp Extra aandacht Na

gebruik

Kraan, borstel,

schuur-pad

Sop Apart

ont-smetten

Na-

spoelen

Sop + ont-

smettingsmiddel

Bijzonderheden

-oven/grill

-buitenkant

evt.

ovenreiniger

Friteuse -mandjes

-binnenkant

-buitenkant

evt. ovenreiniger

Groentensnij-machine

-schijven

-toevoeropening

-buitenkant

evt. door vaatwasmachine

Hakblok65

Snijplank

Roerspaan

pottenwas of

vaatwasmachine

Ijsblokjes-

machine

-buitenkant

periodiek

ontkalken

Klopper-menger

-werkstukken

-buitenkant

pottenwas of vaatwasmachine

Koffie/thee-

apparatuur

-binnenkant

-aftapkranen

-buitenkant

spoelen

periodiek ontkalken, grondig

spoelen

demonteren

Kookketels -aftapkranen

-deksels

-buitenkant

-roerwerk, zeef

demonteren

binnenrand !

demonteren,

pottenwas

Mixer

-mixerwerk

demonteren, in

pottenwas

Page 249: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 59

Onderwerp Extra aandacht Na

gebruik

Kraan, borstel,

schuur-pad

Sop Apart

ont-smetten

Na-

spoelen

Sop + ont-

smettingsmiddel

Bijzonderheden

-buitenzijde Schroeven terug

goed vast zetten

Slagroom-apparaat

-spuitkop Ontsmetten na én voor gebruik

Spoelbakken -kranen

-afvoerrooster

Tafelblik-opener

-mesje

Transport-wagens

-binnenzijde

-buitenzijde

-handgrepen

1/week

wielen zuiver houden

evt. verwarm- of

koelelementen demonteren

Vaatwas-

machine -bestekbakjes

-afvoerrooster

-pompzeven

-sluitgordijnen

Vacuüm-

machine65

-binnenzijde

-buitenzijde

-handgreep

demonteren, goed

drogen

Vleesmolen (Wolf) 65

-onderdelen

-binnenkant

-buitenkant

uit elkaar halen

Vleessnij-machine65

-plakkenvanger

-mes

-buitenzijde

uit elkaar halen

Page 250: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 60

Onderwerp Extra aandacht Na

gebruik

Kraan, borstel,

schuur-pad

Sop Apart

ont-smetten

Na-

spoelen

Sop + ont-

smettingsmiddel

Bijzonderheden

Warmkast -binnenkant

-buitenkant

Werkvlakken

Page 251: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 61

6.2.32 WI.17.03: Reinigings- en ontsmettingsplan van de ruimten

Ruimte Extra aandacht Dagelijks

Wekelijks

Perio

diek11 Spuit

en Type detergent Bijzonderheden

Koelcel handgrepen (klink)

deuren

afvoer dooiwater

wanden

vloer

rekken

rubber dichtingstrips

plafond

sop + desinfectie

sop + desinfectie

sop + desinfectie

voorkeur: schuim of gel

vloerreiniger

sop + desinfectie

sop + desinfectie

voorkeur: schuim of gel

klink en zone rondom

verticale vlakken met inwashoes + trekker

contacttijd!

bij wekelijkse en

periodieke kuis: frigo ledigen. Goed laten

drogen voor weer voedsel in te zetten.

diepvries: na

ontdooiing.

plafond: opgelet verlichting.

Magazijnen handgrepen (klink)

deuren

muren

vloer

rekken/schappen

plafond

sop + desinfectie

sop + desinfectie

: allesreiniger

vloerreiniger

: allesreiniger

Droog

klink en zone rondom

inwashoes + trekker

van boven naar onder

droog borstelen indien geen

onverpakte goederen

11 Periodiek: afhankelijk van de graad van vervuiling. In de praktijk vaak maandelijks.

Page 252: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 62

Ruimte Extra aandacht Dagelijks

Wekelijks

Periodiek

Spuiten

Type detergent Bijzonderheden

Sanitaire ruimten

handgrepen (klink, doortrek, bril)

deuren

closetpot

wasbakken

wanden

vloer

plafond

sop + desinfectie

sop + desinfectie

sop + desinfectie

sop + desinfectie

sop + desinfectie

vloerreiniger

sop + desinfectie.

of specifieke sanitairreiniger

i.p.v. sop + desinfectie

zorg voor kranen!

!! verlichting!

Vuilbakken Deksel sop + desinfectie

Goederen-liften

handgrepen (klink)

deur

wanden

vloer

plafond

sop + desinfectie

sop + desinfectie

algemeen reiniger

vloerreiniger

allesreiniger

klink en zone rondom

geen tapijt in goederenlift!

!! verlichting!

Page 253: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 63

Ruimte Extra aandacht Dagelijks

Wekelijks

Periodiek

Spuiten

Type detergent Bijzonderheden

Werk-

ruimten

afvoergoten

afvoerputten

handgrepen

kranen

wanden

ramen

stortbak vuil water

vloer

handwasbakken

productwasbakken

plafond

sop + desinfectie

sop + desinfectie

sop + desinfectie

sop + desinfectie

voorkeur: schuim of gel

sop

sop + apart ontsmetten

ontvettende vloerreiniger

sop + apart ontsmetten

sop + apart ontsmetten

sop + desinfectie.

uit elkaar halen

inwashoes + trekker

opgelet voor verlichting

Buffetten buffet(onder)-kasten verticale vlakken

buffetkast binnenzijde

vloer

plafond

sop + desinfectie. Handvaten: dagelijks

sop + desinfectie

ontvettende vloerreiniger

sop + desinfectie

- opgelet voor verlichting

Page 254: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 64

6.2.33 WI.17.04: Adviesdosering voor ontsmetting met chloor

Dosering Materialen Javel

(3,6 %)

Bleekwater

actief chloor

Chloor- tablet12

per 1 l water per 10 liter per 10 liter

Zeer zwak

glazen, tassen vaatwas

metalen

voorwerpen

fragiele voorwerpen

koffielepel

2 soeplepels

tablet

Zwak potten,

waterkaraffen

1 koffielepel

glas

tablet

Normaal Courante ontsmetting

van oppervlakken

(hout, glas, plastiek, tegels, enz.)

Snijmateriaal

mengmateriaal

ijsscheppers

vaatgerei

(borstels, vaatdoek, spons)

vaatbak

1 soeplepel

1 glas

1 tablet

Sterk

Vloeren

erg vervuilde stockeringsoppervla

kken

voertuigen

2 soeplepels

liter

1 tablet

Zeer sterk

Vuilbakken

stankafsluiters

sanitair

sterk besmette

oppervlakken

glas

1 liter

2 tabletten

Opgelet:

Reinig vervuilde materialen/oppervlakken eerst, alvorens ze te

ontsmetten.

Respecteer, bij de ontsmetting, een contacttijd van minimum 5

minuten.

Meng chloor nooit met zuren !

12 1 tablet/10 liter = 150 ppm (delen per miljoen) natriumdichloorisocyanuraat.

Page 255: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 65

6.2.34 WI.17.05: Technische onderhoudsprocedure apparatuur

Apparaat Frequentie Uitvoerder13 Registratie

Bewaarkoelcel Halfjaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Bewaardiepvries-cel

Jaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Koelvitrines Jaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Snelkoelcel Jaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Kookketel Jaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Terugkoelketel Jaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Friteuse Jaarlijks Installateur Logboek TD + klever

(Combi-)steamer Jaarlijks Installateur Logboek TD + klever

(Convectie-)oven Jaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Bains-marie

(wagens en dientogen)

Jaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Serviesstapelaars (lowerators)

Jaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Regenereer-

wagens

Halfjaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Voedseltransport-wagens

Halfjaarlijks Technische dienst

Logboek TD + klever

Portioneerband Jaarlijks Technische dienst

Logboek TD + klever

Vacumeer-machine

Jaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Vaatwasmachine Halfjaarlijks Installateur Logboek TD + klever

Werkwijze

De toestellen worden technisch nagezien met speciale aandacht voor verhittings- of koelelementen. Thermometers en temperatuurvoelers of

-sondes worden geijkt.

Na het technisch nazicht en de eventueel uitgevoerde herstellingen of

vervangingen wordt, met vermelding van naam van uitvoerder en datum van verrichting, verslag genoteerd in het technisch logboek.Op een makkelijk bereikbare plaats van het toestel, maar beschermd

tegen water en verontreiniging, wordt een zelfklever met datum van de controle aangebracht.

13 Afhankelijk van de deskundigheid en uitrusting van de eigen technische dienst betreft het hier deze

dienst of de leverancier/installateur.

Page 256: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 66

6.2.35 WI.18.01: Organisatie van de afvalbehandeling

Sorteer waar zinvol en mogelijk het afval voor. Deze scheiding heeft inderdaad alleen zin als er mogelijkheden zijn het afval per fractie in te leveren.

Welke afvalsoorten kunnen in de keuken worden onderscheiden?

‘Onbruikbare’ oliën en vetten die apart worden opgeslagen en door vetverwerkende bedrijven kunnen worden opgehaald.

Organisch afval zijnde vaste en vloeibare etensresten zoals groenten- en fruitafval, eischalen, enz. Dit kan als composteerbaar worden omschreven.

Glaswerk zonder waarborg, als flessen en potten.

Papier en karton. Enerzijds als (over-) verpakking gebruikt, anderzijds van keukenrollen, servetten, eventueel frietbakjes, enz.

Kunststof. Van zakken en verpakkingsmateriaal en gebruikt in de

keuken (bijvoorbeeld cellofaan rond broodjes), detergentflessen.

Metalen. Aluminium van eenmalige ovenschaaltjes, lood van de

wijnfles.

Klein chemisch afval als (energiezuinige) lampen, spuitbussen,

batterijen.

Geef, om dergelijk bedrijfsintern selectief inzamelen waar te maken:

duidelijk aan welke soorten afval moeten worden gescheiden; de afvalbakken of -statieven hun plaats daar waar het afval vrijkomt; een aparte vuilzakkleur voor elke afvalsoort.

Bewaak dat de verzamelrecipiënten voor afval nooit voor meer dan 4/5 vol

zijn. Op deze wijze wordt vermeden dat het afval naast het recipiënt terecht komt en dat te omslachtige en vervuilende manipulaties moeten gebeuren

om de eventuele afvalzak te sluiten.

Sluit de afvalzakken vóór ze door de keuken te verplaatsen.

Laat een vast aangesteld persoon doorheen de dag én op het einde van de dagtaak alle te ledigen vuilniszakken manipuleren. Dit kan de plongeur zijn. Hij zal dan ook centraal de afsluitstrippen of koordjes bewaren om aldus te

vermijden dat ze in de voeding terecht komen.

Reinig én ontsmet dagelijks de deksels van de afvalrecipiënten.

Was dagelijks de vuilnisbakken welke, eventueel zonder wegwerpzak, in (voor-) bereidingsruimten worden gebruikt én ontsmet ze. De vuilnisbakken

gebruikt in vuile zones worden eveneens dagelijks gereinigd, zeker indien er geen zak in wordt aangebracht. Indien de vuilnisbakken van de propere

zone merkbaar onderscheiden worden van deze uit de vuile zone, kan ontsmetting van de vuilbakken uit vuile zones beperkt worden tot periodieke ontsmetting.

Stockeer het organisch afval zo koel mogelijk. Idealiter is hier een gekoelde,

goed afwasbare (vloer én wanden) ruimte voor voorzien.

Plaats de, van goed sluitend deksel voorziene, verzamelcontainer(s) op voldoende afstand van de keukenruimten.

Hou orde en netheid rond de verzamelcontainer(s) welke, tussen de

stortingen, gesloten blijven.

Reinig periodiek de containers door ze bijvoorbeeld uit te spuiten en, bij enige reukontwikkeling, te ontsmetten (chloor).

Verwijder de verpakking zo snel mogelijk uit de keukenruimten. Scheid

retourglas van wegwerpglas. Voer het wegwerpglas op geregelde tijdstippen naar de glascontainer.

Page 257: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 67

Spoel lege waarborgmelkflessen en stapel ze, samen met lege drankflesjes.

Vuile groentebakken worden op afgesproken plaats gestapeld.

Was kaas-, vis- en vleesbakken af in de vaatwasmachine en stapel ze als aangeduid in een intern aangemaakte instructie.

Page 258: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 68

6.2.36 WI.19.01: Organisatie van het intern transport

Voorbereidende werkzaamheden

Schakel de warme transportwagens bijtijds in zo dat een inwendige temperatuur van min. 80°C à 90°C wordt gehandhaafd.

Schakel op tijd de eventueel gekoelde wagens in of plaats een eutectische

(= koel-) plaat in wagen of compartiment.

Werkorganisatie

Scheid zorgvuldig rauw en bereid, vuil en proper, verhit en gekoeld. Vervoer de warme maaltijden in correct gesloten individuele of bulkrecipiënten.

Vervoer de koude maaltijden of componenten in niet-verwarmde wagens of

compartimenten. Indien het omwille van de transportduur is vereist, dienen deze voorgekoeld of van een koelplaat voorzien te zijn.

Vervoer noch warme, noch koude maaltijden of componenten in niet afgesloten compartimenten.

Controleer en registreer geregeld het temperatuurverloop van de spijzen tijdens het transport (bijvoorbeeld bij aanvang van de route en op het einde ervan).

Laat, indien mogelijk, in de satelliet- of afdelingskeuken de plaatselijke

verantwoordelijke aftekenen voor correcte (o.a. temperatuur) receptie.

Vervoer het retourservies of -materiaal in afgesloten wagens naar de afwaskeuken of afwaszone.

Warme resten worden voor recuperatie retour vervoerd voor zover:

niet in koude lijn wordt gewerkt, d.w.z. dat de spijzen niet

geregenereerd zijn; het spijzen betreft die maximum 60 minuten op ten minste 60°C hebben vertoefd;

de resten aan minimum 60°C worden vervoerd en meteen bij aankomst in de hoofdkeuken worden gekoeld.

Is aan deze voorwaarden niet voldaan dan moeten de resten als afval

worden aanzien.

De te recupereren resten moeten volledig gescheiden van alle gebruikt materiaal en alle andere etensresten worden vervoerd.

Gekoelde producten worden voor recuperatie retour vervoerd voor zover:

het niet om bereide broodjes gaat;

het gerechten betreft (als koude schotels) welke niet langer dan 30 minuten aan een temperatuur boven de 15°C zijn blootgesteld;

het gaat om in de verdeelkeuken correct afgekoelde, in warme lijn geproduceerde, warme gerecht(-component-)en;

het retourvervoer aan max. 7°C gebeurt.

Bij aankomst in de hoofdkeuken worden de resten onmiddellijk verder afgekoeld tot max. 4°C.

Is aan deze voorwaarden niet voldaan dan kunnen de resten net zo goed

aan de temperatuur waarop ze zich bevinden worden vervoerd. Ze moeten als afval worden beschouwd.

De te recupereren resten moeten volledig gescheiden van alle gebruikt

materiaal en alle andere etensresten worden vervoerd.

Na de taak

Houd de transportwagen in- en uitwendig perfect schoon.

Sluit, eens terug in de keuken, soepel aan met:

afkoelen van recupereerbare warme resten;

dateren en wegbergen van koele resten en/of nog te koelen

PvA.19.01

WI.08.01

Page 259: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 69

bruikbare warme resten;

ontklieken van de borden;

verwijderen van organische en anorganische (bijvoorbeeld servetten) afval;

eventueel in de week zetten van het eetgerei of meteen afwassen.

Page 260: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 70

6.2.37 WI.19.02: Voedingszorg op de afdeling

Het kader

Of het transport intern dan wel extern is zal soms minder duidelijk zijn. Met name wanneer de instelling bestaat uit een aantal afdelingen gehuisvest in paviljoenen verspreid over de campus, kan de vraag naar de aard van het

transport worden gesteld. Te meer indien het vervoer binnen het instellingsterrein op gemotoriseerde wijze gebeurt. Hoe dan ook zullen op

de afdeling een aantal punten moeten worden ter harte genomen.

In verband met de (interne)traceerbaarheid is het wenselijk, zeker voor afdelingen met een vrij grote zelfstandigheid (eigen beperkte voorraad,

eigen kookinfrastructuur (bijvoorbeeld bedoeld als ‘therapeutisch koken’) er een afvoerregistratie op na te houden (zie hoofdstuk 1, punt 1.5.3).

Organisatie van de voedingszorg

Vaak worden, om gastrotechnische reden, producten als frieten op de

afdeling bereid. De friteuse zal met dezelfde zorg moeten worden beheerd als in de centrale keuken.

Daarbij moet niet noodzakelijk een test worden gehanteerd. Als vaste regel kan na een 6-tal bereidingen de olie worden ververst. Deze verversingen

worden op een gedateerde steekkaart bijgehouden.

Verder wordt aan niet meer dan 180°C gefrituurd en wordt, na elk bakproces en afkoeling van de olie, het frituurbad afgedekt.

Koude resten (als nagerechten) worden soms in frigo opgeslagen.

Daarnaast bevat de koelkast dikwijls producten als fruitsap, melk en boter- of margarineporties.

Bij het beheer van de koelkast zal:

op de warmste plaats een, halfjaarlijks geijkte, thermometer worden

aangebracht;

de temperatuur (2 à 3°C, max. 7°C) dagelijks worden gemeten en op

steekkaart genoteerd;

alles afgedekt en gedateerd worden weggeborgen;

voor verse bereidingen als vla, vers sinaasappelsap, gebak, enz. een

maximale bewaarduur van 24 uur worden aangehouden;

een strikte scheiding van rauwe en bereide, vuile en schone producten

worden gehanteerd;

een regelmatige en correcte schoonmaak toegepast worden.

Op de afdeling of leefeenheid wordt vaak kleine vaat gedaan van

bijvoorbeeld ontbijt of tussentijdse verstrekking. De hierbij gebruikte, vaak huishoudelijke, vaatwasmachine zal deskundig worden beheerd.

Dit betekent concreet:

eventueel voorspoelen van sterk vervuilde of aangedroogde vaat;

bij elke wasbeurt detergent en naglansmiddel inbrengen;

correcte plaatsing van het vaatwerk in de machine;

indien afdrogen vereist is, dagelijks nieuwe handdoeken gebruiken;

ontkalktabletten aanbrengen, tenzij het apparaat op centraal ontkalkt

water is aangesloten.

Het spreekt voor zich dat op niveau van de verdeel- of afdelingskeuken o.a.

aandacht moet besteed worden aan:

de hand-, lichaams- en kledinghygiëne van het bij de maaltijdbediening betrokken personeel;

Page 261: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 71

voedingswaren afgedekt en volmaakt gescheiden van geneesmiddelen

en detergenten wegbergen;

ongediertebestrijding en weren van (vliegende) insecten (hor).

Indien op de afdeling automaten staan zal o.a. aandacht gaan naar:

de THT/TGT van de aangeboden producten;

indien relevant: de temperatuurcontrole van met name min. 60°C voor

warme, max. 7°C voor gekoelde en -18 tot min. -15°C voor diepvriesautomaten;

de geregelde reiniging en, indien vereist, ontsmetting.

De maaltijdzorg

Bij ontvangst van de aangevoerde maaltijd zal een steekproefsgewijze controle op de temperaturen worden uitgevoerd. Het is weinig zinvol de temperatuur van de soep of van sauzen te controleren. In eerste instantie

vraagt de temperatuur van vlees, vis of eibereiding controle. Verder kan aandacht worden besteed aan de temperatuur van bijvoorbeeld

aardappelpuree of aan de (koude) temperatuur van nagerechten.

Koude gerechten welke niet onmiddellijk worden geserveerd en niet in een koelwagen of samen met/in een isotherm middel zijn opgeslagen, plaatst men dadelijk in de eigen koeling.

De warmwagens of thermossen blijven gesloten tot vlak voor het serveren.

Het komt geregeld voor dat voor één of meerdere gebruikers het vlees op de afdeling wordt verkleind. Dit zal gebeuren op een gereinigde én ontsmette snijplank en met een gereinigd en ontsmet mes. Het geschiedt

onmiddellijk voor het serveren. Indien omwille van het groot aantal gebruikers met kauwproblemen, het vlees door het versnijden aanzienlijk

(< 50°C) afkoelt, zal men het in bijvoorbeeld een microgolfoven kort terug opwarmen.

Het verdient aanbeveling dat:

indien technisch mogelijk vleesverkleining in de centrale keuken

gebeurt;

wanneer voor de desinfectie op niveau van de afdeling niet alle

garanties aanwezig zijn, gerei als een snijplank in de centrale vaatwas wordt gereinigd en met de maaltijd vanuit de centrale keuken

aangeleverd.

De tafel waaraan de bewoners van de eenheid de maaltijd gebruiken of de

bijzettafel waarop de individuele patiënt de maaltijd krijgt aangeboden, zal schoon worden gehouden. Linnen servetten welke gebeurlijk worden ter

hand gesteld worden dagelijks verschoond.

Wanneer in de afdelings- of leefeenheidkeuken de kleine vaat plaats vindt, zal dit niet gebeuren zo lang er in deze keuken nog onafgedekte voeding staat. Eventueel kan de vuile vaat tot zo lang op een wagentje buiten de

keuken worden verzameld.

Benevens de steekkaarten aangestipt voor friteuse en frigo, kan een en ander worden geregistreerd op een aangepast formulier.

Naar de (kamer-)bewoners toe zal er op worden toegezien dat:

na 30 minuten niet verbruikte koude gerechten (als desserts), tot op

het ogenblik van het gewenste verbruik, in koeling worden geborgen;

bezoekers op de hoogte zijn van de inspanningen welke i.v.m. de hygiëne worden geleverd en er in hun koopgedrag van eetwaren rekening mee houden.

Page 262: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 72

Koken als therapie

In bepaalde leefsituaties, als bijvoorbeeld in de psychiatrische zorg, is het niet ongebruikelijk dat de bewoners/patiënten (mee) bepaalde maaltijden bereiden. Het betreft dan vaak tussentijds verstrekkingen of

broodmaaltijden.

Enige speciale aanbevelingen, inzake hygiënebewaking, kunnen hier gegeven worden.

Maak liefst geen gebruik van producten uit groep I. Gebruik dus bij

voorkeur grondstoffen uit de risicogroepen II, III en IV.

Bijvoorbeeld: bereid geen rauwkostsalade maar maak gebruik van een conserve als zigeunersalade of van voorgekookte, enkel nog te ontdooien,

diepvries groenten. Maak ook geen gebruik van vleesproducten als filet americain.

Vanzelfsprekend kunnen dergelijke risicocomponenten wel vanuit de

centrale keuken worden betrokken terwijl op de afdeling de minder gevoelige elementen van de maaltijd worden klaar gemaakt.

Besteed bijzondere zorg aan de hygiënemaatregelen hoger onder ‘organisatie van de voedingszorg’ (zie inleiding van deze werkinstructie)

uiteengezet. Zie er bijvoorbeeld op toe dat de bewoners/ patiënten en/of vrijwilligers de handen wassen voor de bereiding aan te vatten

Laat de voor de bereiding nodige grondstoffen aanleveren door de

voedingsdienst

Page 263: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 73

6.2.38 WI.20.01: Organisatie van het extern transport

Voorbereidende werkzaamheden

Waak over zorgvuldig scheiding van rauw en bereid, vuil en proper, verhit en gekoeld.

Doe de routing van de vrachtwagen volgens een zo kort mogelijk (in tijd) traject.

Schakel de eventueel voorverwarmde transportwagens of containers

bijtijds in zo dat een inwendige temperatuur van min. 85°C wordt gehandhaafd.

Schakel de eventueel gekoelde wagens bijtijds in of leg de eutectische (koel-) plaat bijtijds in wagen of compartiment zo dat een temperatuur van max. 7°C

wordt bereikt.

Schakel een eventuele koelgroep van de vrachtwagen bijtijds in zo dat een temperatuur van max. 7°C wordt bereikt.

Zie er op toe dat de traceerbaarheidscodes én aanwezig zijn, én voldoende

degelijk op het transportmateriaal zijn aangebracht dat ze tijdens het transport niet verloren gaan.

Werkorganisatie

Vervoer de warme maaltijden in correct gesloten individuele of bulkrecipiënten.

Vervoer de koude maaltijden of componenten in niet-verwarmde

transportwagens of compartimenten. Indien omwille van de transportduur vereist worden de wagens voorgekoeld of van een koelplaat voorzien.

Producten die bij omgevings- of kamertemperatuur kunnen getransporteerd

worden moeten goed verpakt of afgedekt zijn om kruisbesmetting te voorkomen.

Controleer en registreer geregeld het temperatuurverloop van de spijzen tijdens het transport.

Vervoer het retourservies of -materiaal in afgesloten wagens naar de

afwaskeuken of afwaszone.

Warme resten worden voor recuperatie retour vervoerd voor zover:

niet in koude lijn wordt gewerkt, d.w.z. dat de spijzen niet geregenereerd zijn; het spijzen betreft die maximum 60 minuten op ten minste 60°C

hebben vertoefd;

de resten aan minimum 60°C worden vervoerd en meteen bij aankomst in

de hoofdkeuken worden gekoeld.

ze volledig gescheiden van alle gebruikt materiaal en alle andere

etensresten worden vervoerd.

Indien deze voorwaarden niet zijn vervuld, worden de resten óf in de verbruikskeuken óf bij vervoer behandeld als afval.

Gekoelde producten worden voor recuperatie retour vervoerd voor zover:

het niet om bereide broodjes gaat;

het gerechten betreft (als koude schotels) welke niet langer dan 30 minuten

aan een temperatuur boven de 15°C zijn blootgesteld;

het gaat om in de verdeelkeuken correct afgekoelde, in warme lijn

geproduceerde, warme gerecht(-component-)en;

het retourvervoer aan max. 7°C gebeurt.

Bij aankomst in de hoofdkeuken worden de resten onmiddellijk verder afgekoeld

tot max. 4°C.

PvA.19.01

Page 264: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 - Hoofdstuk 6 Werkinstructies 74

Indien aan deze voorwaarden niet is voldaan worden de resten óf in de

verbruikskeuken óf bij vervoer behandeld als afval.

Na de taak

Hou de containers en transportwagens in- en uitwendig perfect schoon..

Maak het laadcompartiment van de vrachtwagen dagelijks schoon. Reinig en ontsmet de laadruimte minstens wekelijks (en zo nodig vaker) met een

gecombineerd reinigingsmiddel.

Sluit, eens terug in de keuken, soepel aan met:

afkoelen van recupereerbare warme resten;

zo nodig dateren en wegbergen van koele resten;

ontklieken van de borden;

verwijderen van organische en anorganische (bijvoorbeeld servetten) afval;

eventueel in de week zetten van het eetgerei of meteen afwassen

WI.08.01

Page 265: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 1 1

AUTOCONTROLEGIDS VOOR DE SECTOR VAN DE

GROOTKEUKENS EN VERZORGINGSINSTELLINGEN

Inhoud

BIJLAGE 1 ZIEKTEVERWEKKENDE MICRO-ORGANISMEN ............................................................ 2

BIJLAGE 2 ALGEMEEN OVERZICHT CCP, PVA, WI, RF, NF ............................................................ 9

Page 266: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 1 2

Bijlage 1 Ziekteverwekkende micro-organismen

Voorbeelden van de meest voorkomende ziekteverwekkende micro-organismen, de voedingsmiddelen waarin ze teruggevonden

worden en hun groeivoorwaarden. (Modern Food Microbiology. James M. Jay. Chapman & Hall New-York. ISBN 0-442-00733-7)

Organisme Natuurlijke

habitat

Voorkomen in voedings-

middelen (niet

limiterende lijst)

Groei

temperatuur (°C)

Te ondernemen controlemaatregelen

Symptomen

Salmonella

spp.

(Salmonella

Enteritidis en Typhimurium

zijn de meest voorkomende

serotypes bij voedsel-intoxificaties)

Hun natuurlijke

habitat is het darmkanaal van mens en dier

(gevogelte, grote en kleine

huisdieren, wilde dieren en vogels).

Water, bodem,

insecten

Komen dikwijls voor ter hoogte van de

geslachtsorganen van legkippen.

Eieren, eischalen

Rauw kippen-,

runds- en varkensvlees

Rauwe melk

MIN

5,1

OPT

37

MAX

45-

47

Respecteren van strikte

hygiëneregels (productie en personeel)

De producten

systematisch terug in de koeling plaatsen na gebruik

Korte tijd tussen bereiding

en consumptie.

Een voedselinfectie vereist

de inname van een hoog aantal bacteriën.

Diarree, braken, hevige

buikpijn, hoofdpijn, koorts en spierpijn.

De symptomen vertonen zich 12 tot 48 na inname

van het voedsel en duren enkele dagen.

Kans op sterven is zeer

laag voor gezonde mensen, maar een hospitalisatie kan

soms nodig zijn omwille van dehydratatie.

Deze infecties zijn ernstig bij oudere mensen,

zuigelingen en bij mensen met een verzwakte

immuniteit.

Campylo-bacter jejuni

Grond, water, mest, faeces

Rauwe melk, drinkwater,

MIN

32

OPT

42-

MAX

47

Algemene hygiëne

Handen wassen

Incubatieperiode: 48 uren tot 1 week.

Page 267: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 1 3

Organisme Natuurlijke

habitat

Voorkomen in voedings-

middelen (niet limiterende lijst)

Groei temperatuur

(°C)

Te ondernemen

controlemaatregelen Symptomen

gevogelte, rauw vlees

45 Voedingsmiddelen zorgvuldig klaarmaken: pasteurisatie

Besmettelijke diarree die soms kan gepaard gaan met bloed, slijm en etter,

hevige buikpijn.

Kiem die bekend is als een van de oorzaken van

reizigersdiarree.

Deze kiem kan dunne darmontsteking

veroorzaken bij kinderen voornamelijk jonger dan 5 jaar.

Listeria mono-cytogenes

Grond, planten, groenten, mens,

afvalwater, waterdieren, menselijke en

dierlijke uitwerpselen

Alom-

tegenwoordig, dus ook in de meeste

productieruimtes (vochtig, koel)

Rauwe melk, zachte en

halfzachte kaas, rauw vlees, charcuterie,

roomijs, salades, koolsla, andere

groenten, andere rauwe groenten, gerookte zalm

MIN

0

OPT

25-30

MAX

45

Groenten grondig wassen

Correct klaarmaken van het vlees.

Rauwe producten

gescheiden bewaren van gekookte of te consumeren producten.

Koelkast regelmatig reinigen en ontsmetten.

Zwangere vrouwen en personen met

verminderde weerstand moeten de gevoelige

voedingsmiddelen zoals rauwe melk, rauw vlees, gerookte vis,

gepasteuriseerde vleesproducten, …

Bij gezonde personen meestal geen invloed op

het verdedigingsmechanisme van het lichaam.

Abortus bij zwangere

vrouwen

Hersenvliesontsteking, endocarditis en

bloedvergiftiging bij oudere of verzwakte personen.

Incubatieperiode: 8 dagen

tot 3 maanden.

Page 268: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 1 4

Organisme Natuurlijke

habitat

Voorkomen in voedings-

middelen (niet limiterende lijst)

Groei temperatuur

(°C)

Te ondernemen

controlemaatregelen Symptomen

vermijden

Staphylo-coccus aureus

Dier en mens (neus, keel,

geïnfecteerde verwondingen,

steenpuisten, ...)

Wordt overgedragen door de voeding

tijdens niet hygiënische

handelingen door personen die drager zijn van

de kiem.

Mastitis

Deze pathogeen kan

hitteresistente toxines vormen in

levensmiddelen.

Hesp, kalkoen, kippen-, runds- en

varkensvlees, vis, melk, kaas, room,

patés, eiproducten, patisserie, banketbakkersroo

m, ijs, sauzen, mayonaise,

aardappelsalade, andere producten die veel

manipulaties ondergaan

MIN

7-11

OPT

37

MAX

48

Persoonlijke hygiëne (handen wassen, dragen

van een mondmasker, enz.) bij de manipulatie

van voedingsmiddelen.

Correcte technieken voor de koeling en opslag.

Het voorkómen hangt hoofdzakelijk af van goede

opslagcondities (vooral van de temperatuur).

Vermijden dat voedingsmiddelen te lang

bij omgevingstemperatuur blijven.

Hygiëne bij de behandeling van

melkproducten en kazen op basis van room.

Braken, diarree alsook buikkrampen vertonen zich

na een korte incubatieperiode (2 tot 6

uren).

Escherichia coli O157:H7

Omgeving: grond, water,

faeces, mest

Melk en melkproducten,

rauw vlees, drinkwater, niet gepasteuriseerd

appelsap

MIN

2,5

OPT

30-37

MAX

45,5

Algemene en persoonlijke hygiëne (handen zeer

grondig wassen).

Correcte bereiding van het vlees.

Goedaardige symptomen analoog aan deze van

griep.

Maar ook buikpijn, waterige diarree in het

begin, vervolgens zeer bloederig, door complicatie kan zich het haemolytisch

uremisch syndroom

Page 269: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 1 5

Organisme Natuurlijke

habitat

Voorkomen in voedings-

middelen (niet limiterende lijst)

Groei temperatuur

(°C)

Te ondernemen

controlemaatregelen Symptomen

ontwikkelen met nierinsufficiëntie en de dood tot gevolg.

De bacterie is pathogeen voor iedereen, maar jonge kinderen en oudere

mensen zijn meer bedreigd met een eventueel

overlijden.

Bacillus cereus

(sporenvormer)

Grond, stof, water

Gekookte rijst, saus op basis van

maïsbloem, andere voedingsmiddelen rijk aan zetmeel,

kruiden, gekookt vlees, rauwe en

gepasteuriseerde melk, groenten, soepen, noten

MIN

(4-) 10

OPT

30

MAX

49

Juiste technieken voor de bereiding, het koelen en

de opslag.

Juiste reiniging en ontsmetting

Bepaalde

voedselintoxicanten (produceren toxines ) zoals Bacillus cereus zijn

in staat sporen te vormen en kunnen op die manier

extreme omgevingsomstandigheden waaronder ook

verhitting overleven. Beheersing van deze

groep vereist ofwel een sterke verhitting (bv. sterilisatie) of zodanige

productomstandigheden (vb. goede koeling) dat de

sporen niet kunnen

Twee types toxines kunnen gevormd worden.

Voor het eerste toxine

bedraagt de incubatietijd 6 tot 16 uren alvorens de

symptomen, zoals hevige diarree gepaard met braken, zich voordoen.

Voor het tweede toxine

(het cereulide-toxine) bedraagt de incubatietijd 1

tot 6 uren alvorens het optreden van misselijkheid en braken. Dit toxine is

zeer hitteresistent.

Page 270: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 1 6

Organisme Natuurlijke

habitat

Voorkomen in voedings-

middelen (niet limiterende lijst)

Groei temperatuur

(°C)

Te ondernemen

controlemaatregelen Symptomen

kiemen en ontwikkelen

Clostridium botulinum

(sporenvormer)

Grond, zoetwater sediment, planten

Alom-

tegenwoordig

Slecht gesteriliseerde

artisanale conserven

(groenten, vlees, gevogelte en vis)

Huisbereide hespen

Gerookte vacuümverpakte

vis

Slecht gesteriliseerde

conserven

(proteolytisch: P

niet proteoytisch: NP)

MIN

3,3 (NP)

10 (P)

OPT

30-37

MAX

48

Juiste sterilisatie

Bepaalde voedselintoxicanten

(produceren toxines of gifstoffen) zoals

Clostridium botulinum zijn in staat sporen te vormen en kunnen op die manier

extreme omgevings-omstandigheden

waaronder ook verhitting overleven. Beheersing van deze groep vereist ofwel

een sterke verhitting zoals een sterilisatie of zodanige

productomstandigheden (vb. goede koeling) dat de sporen niet kunnen

kiemen.

Incubatieperiode van 18 tot 96 uren.

De symptomen beginnen

met hoofdpijn, verlamming van de spieren en een

zekere vermoeidheid.

De toxines tasten de hersenzenuwen aan en provoceren een

geleidelijke, algemene en symmetrische verlamming.

Meestal fatale afloop.

In de lichtere vorm, wordt

troebel zicht waargenomen, men

spreekt van dubbelzicht.

Clostridium

perfringens

(sporenvormer)

Bacterie die

Algemeen aanwezig in het milieu (bodem,

stof, rioolwater, oppervlak van

planten, …).

Voedingsmiddelen

die veel eiwitten of zetmeel bevatten

(vlees, vis, gedroogde

groenten, rijst, pasta, sauzen, …)

MIN

10

OPT

40 tot 45

MAX

50

Uitgestelde maaltijden

moeten warm gehouden of snel afgekoeld worden en koud te bewaard tot

aan de consumptie. Gooi de etensresten in de

borden en pannen die op kamertemperatuur werden bewaard weg.

Ernstige

buikkrampen, zeer winderige diarree.

Humaan Vliegen na Licht gekookt of MIN OPT MAX Bereid vleesbereidingen, Enterocolitis, acute

Page 271: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 1 7

Organisme Natuurlijke

habitat

Voorkomen in voedings-

middelen (niet limiterende lijst)

Groei temperatuur

(°C)

Te ondernemen

controlemaatregelen Symptomen

pathogene Yersinia

contact met kadavers van besmette dieren.

Ontlasting van katten, honden

vogels, ratten, schapen,

konijnen, paarden en elke plaats die met

hun uitwerpselen kan besmet zijn

(bodem, rivier, …). Zieke/gezonde

mensen die drager zijn

(ontlasting).

gebakken varkensvlees en rundvlees,

gevogelte, vis, eieren

(indien onvolledig gekookt), water

0 28 tot 29

44 zoals varkensgehakt, met een kerntemperatuur van 80°C.

Verbruik huisbereide gerechten die in de

koelkast worden bewaard, binnen de 24 uur.

Verwijder medewerkers die een besmettelijke infectie, zoals yersiniose,

hebben opgelopen uit de keuken. Laat ze pas

het werk hervatten na medisch advies. Plaats horren in de

keukenramen.

vloeibare diaree of waterige, slijmerige diarree (kinderen),

buikkrampen, koorts met hoofdpijn,verlies van

eetlust en/of braken. Complicaties:

Bloedvergiftiging, huidzweren, artritis, …

Cronobacter

sakazakii (Enterobacter sakazakii)

insecten

(vliegen), ontlasting (mensen en

dieren), de omgeving

Baby- en

opvolgmelk in poedervorm

MIN

5,5

Maak zuigflessen klaar

vlak voor het verbruik. Warm flesvoeding nooit opnieuw op.

Zorg er voor dat de zuigflessen en het

materiaal voor de bereiding schoon zijn. Steriliseer de flesjes.

Maak de zuigflessen klaar op een apart, schoon en

ontsmet werkvlak. Zorg er voor dat de

Meningitis,

bloedvergiftiging, necrotiserende enterocolitis.

Page 272: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 1 8

Organisme Natuurlijke

habitat

Voorkomen in voedings-

middelen (niet limiterende lijst)

Groei temperatuur

(°C)

Te ondernemen

controlemaatregelen Symptomen

persoon die de zuigflesjes klaarmaakt, aangepaste en schone kleding

draagt en vooraf de handen wast.

Hepatitis A virus

Geïnfecteerd zeewater door afvalwater,

geïnfecteerde personen (direct

of indirect contact). De infectiehaard is

bijna exclusief menselijk.

Zeevruchten en rauwe schaaldieren,

rauwe groenten, voedingsmiddelen

gemanipuleerd door geïnfecteerde personen

Respecteren van de goede hygiënepraktijken (goede persoonlijke hygiëne,

regelmatig handen wassen). Een vaccinatie

tegen Hepatitis A voor risicopersonen.

Keelpijn en zwelling van de lymfeklieren. De urine wordt donker en het wit

van de ogen wordt geelachtig.

In het geval van een hoge

infectie kunnen er pijn in de spieren, vermoeidheid en soms gewrichtspijnen

optreden.

Norovirus Stoelgang en braaksel van

geïnfecteerde personen en

oppervlakten geïnfecteerd door

dragers van het virus.

Schaaldieren, salades, water

Persoonlijke hygiëne, vooral handhygiëne en

hygiënisch gedrag.

Frequentste symptomen : braken, diarree en soms

maagkrampen.

Minder frequente symptomen : gematigde

koorts, rillingen, hoofdpijn, pijnlijke spieren,

misselijkheid en vermoeidheid.

Duur van de ziekte:1 tot 2 dagen

Page 273: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 2 9

Bijlage 2 Algemeen overzicht CCP, PvA, WI, RF, NF

Nr Processtap CCP PvA WI Omschrijving RF/NF

01 Aankoop goederen

PvA.01.01 Algemene hygiëne-informatie leverancier RF.01.01

PvA.01.02 Formulier productinformatie RF.01.02

PvA.01.03 Aankoopspecificaties voorgebakken friet NF.01.03

PvA.01.04 Foutmeldingsformulier leverancier RF.01.04

PvA.01.05 Leveranciersrapport bij kwaliteitstekort RF.01.05

WI.01.01 Organisatie van de aankoop

02 Ontvangst goederen

CCP.02.01 Controle ontvangst goederen RF.02.01

PVA.02.01 Tijd tussen ontvangst en koele berging RF.02.02

Versoepeling PVA.02.02 Aanvoerregister RF.02.03

WI.02.01 Organisatie van de goederenontvangst

03 Opslag, neutraal

PvA.03.01 Richttemperatuur voor goederenopslag NF.03.01

WI.03.01 Organisatie neutrale goederenopslag

04 Opslag, gekoeld

CCP.04.01 Temperatuur koelcellen RF.04.01

Versoepeling CCP.04.02 Temperatuur koelcellen RF.04.02

CCP.04.03 Temperatuur diepvries RF.04.03

Versoepeling CCP.04.04 Temperatuur diepvries RF.04.04

Page 274: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 2 10

Nr Processtap CCP PvA WI Omschrijving RF/NF

PVA.04.01 Tijd/temperatuur bewaring risicoproducten

WI.04.01 Organisatie gekoelde goederenopslag

05 Voorbereiding

Versoepeling PvA.05.01 temperatuur doorheen het ganse productieproces NF.05.01

WI.05.01 Organisatie van de voorbereiding

WI.05.02 WI voor het ontdooien

WI.05.03 WI pellen en opslaan (gepelde) eieren

WI.05.04 WI spoelen en snijden rauwkost

WI.05.05 WI paneren van vlees of vis

WI.05.06 WI gebruik van de vlees-, kaassnijmachine

WI.05.07 WI voor het snijden van kaas

WI.05.08 WI gebruik van verse eieren

06 Koude bereiding

WI.06.01 Organisatie van de koude bereiding

07 Warme bereiding

CCP.07.01 Temperatuur bij bereiding in warme lijn RF.07.01

CCP.07.02 Temperatuur en kwaliteit frituurolie RF.07.02

PvA.07.01 Risicoanalyse ontwikkelen gerechten RF.07.03

PvA.07.02 Risicoanalyse processtappen in receptuur RF.07.04

WI.07.01 Organisatie van de warme bereiding

WI.07.02 WI voor gebruik van de friteuse

Page 275: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 2 11

Nr Processtap CCP PvA WI Omschrijving RF/NF

WI.07.03 WI diepgevroren brood en gebak

WI.07.04 WI voor de productontwikkeling

08 Koelen

PVA.08.01 Temperatuurverloop afkoelen producten RF.08.01

PvA.08.02 Controle op werking van thermometers RF.08.02

WI.08.01 Organisatie van de afkoeling

09 Opslag, koude lijn

10 Portionering

PVA.10.01 Tijd/temperatuur van bereiding tot distributie

PVA.10.02 Temperatuur tijdens portioneren

PVA.10.03 Temperatuur serviesgoed koud portioneren, opslag

WI.10.01 Organisatie van de portionering

WI.10.02 Portioneren broodmaaltijd

WI.10.03 Tijdschema portioneren warme gerechten

WI.10.04 Portioneren koude gerechten

11 Regeneratie

PVA.11.01 Verloop tijd en temperatuur regeneratie RF.11.01

12 Distributie (distributieband, dientoog)

CCP.12.01 Serveertemperatuur koude, warme gerechten RF.12.01

PVA.12.01 Temperatuur warme maaltijd op afdeling RF.12.02

WI.12.01 Organisatie van de distributie

Page 276: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 2 12

Nr Processtap CCP PvA WI Omschrijving RF/NF

WI.12.02 Serveren van schepijs en milkshakes

WI.12.03 Serveren bier (uit vat of fles), frisdranken

WI.12.04 Tapinstallatie bier, vruchtensappen, dranken

13 Distributie via automaten

14 Restverwerking

PVA.14.01 Temperatuursverloop afkoeling resten RF.14.01

WI.14.01 Organisatie van de restverwerking

15 Afruim en vaatwas

PVA.15.01 Temperatuur water machinale vaatwas RF.15.01

WI.15.01 Afruim en machinale vaatwas

16 Pottenwas

PVA.16.01 Temperatuur water pottenwas/manuele afwas

WI.16.01 Organisatie pottenwas

17 Schoonmaak, reiniging en desinfectie

PVA.17.01 Handen wassen en ontsmetten

PVA.17.02 Parameters schoonmaak

PVA.17.03 Resultaten reiniging, desinfectie

WI.17.01 Schoonmaak, desinfectie en onderhoud

WI.17.02 Reiniging/desinfectie keuken-, bereidingsmateriaal

WI.17.03 Reiniging/desinfectie van de ruimten

WI.17.04 Adviesdosering ontsmetting met chloor

Page 277: Autocontrolegids voor de sector van de - AFSCA-FAVV · Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen

G-025 versie 2 d.d. 15/10/2015 – Bijlage 2 13

Nr Processtap CCP PvA WI Omschrijving RF/NF

WI.17.05 Technische onderhoud apparatuur

18 Afvalbehandeling

WI.18.01 Organisatie van de afvalbehandeling

19 Intern transport

CCP.19.01 Tijd/Temp. gerechten tijdens intern transport RF.19.01

PVA.19.01 Temperatuur transportwagens intern transport RF.19.02

WI.19.01 Organisatie intern transport

WI.19.02 Voedingszorg op de afdeling

20 Extern transport

PVA.20.01 Afvoerregister RF.20.01

PVA.20.02 Temperatuur gerechten extern transport RF.20.02

WI.20.01 Organisatie extern transport

21 Flesvoeding

CCP.21.01 Tijd bij de opwarming van flessen tot 37°C RF.21.01

PvA.21.01 Tijd/temperatuur bij de afkoeling van flessen RF.21.02

PvA.21.02 Tijd/temperatuur bij de bewaring van flessen RF.21.03

PvA.21.03 Tijd/temperatuur bij de consumptie van flessen RF.21.04