ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1...

25
ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016

Transcript of ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1...

Page 1: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016

Page 2: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

1

Armoedemonitor gemeente Losser 2016

Een onderzoek naar de grootte en samenstelling van de minimapopulatie in de gemeente Losser.

Colofon Opdrachtgever Gemeente Losser Datum Juni 2017 Auteurs Bert van Putten Tessa Schoot Uiterkamp Databewerking Wim Zijlema KWIZ Stavangerweg 23 - 5 9723 JC Groningen 050 - 5252473 [email protected] Uitgave Deze publicatie is een uitgave van KWIZ. Het overnemen van cijfers en / of teksten is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd en / of openbaar gemaakt worden in welke vorm dan ook zonder voorafgaande toestemming van KWIZ.

Page 3: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

1

Inhoudsopgave Inleiding ......................................................................................................................................... 2 Samenvatting................................................................................................................................. 3 1. Minima in beeld ...................................................................................................................... 5

1.1. Kenmerken minimahuishoudens ........................................................................................ 5 1.2. Langdurige minima ............................................................................................................. 7

2. Kinderen in armoede ................................................................................................................. 9 3. Minimaregelingen .................................................................................................................... 11

3.1. Regelingen voor het minimabeleid ................................................................................... 11 3.2. Kwijtschelding gemeentelijke belastingen ........................................................................ 11 3.3. Bijzondere bijstand ........................................................................................................... 12 3.4. Individuele inkomenstoeslag ............................................................................................. 12 3.5. Collectieve zorgverzekering .............................................................................................. 13 3.6. Kortingsregeling ................................................................................................................ 13 3.7. Stichting Leergeld Losser ................................................................................................. 14 3.8. Cumulatief gebruik inkomensregelingen .......................................................................... 15 3.9. Gebruik Wsnp ................................................................................................................... 16

4. Het armoedebeleid in perspectief ........................................................................................... 17 4.1. Doelgroep armoedebeleid ................................................................................................ 17 4.2. Minimaregelingen ............................................................................................................. 17 4.3. Aanbevelingen .................................................................................................................. 18

Bijlage 1. Verantwoording ........................................................................................................... 20 Bijlage 2. Bevolkingskarakteristieken .......................................................................................... 22

Page 4: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

2

Inleiding

Gemeenten hebben de zorgplicht om de leefsituatie en het toekomstperspectief van kwetsbare burgers die in armoede verkeren, te verbeteren. Het armoedebeleid is ook in de gemeente Losser (22.000 inwoners) een actueel thema. Voor de herijking van het minimabeleid dat op de agenda staat, is inzicht nodig in de omvang en samenstelling van de doelgroepen en het bereik van de minimaregelingen. De gemeente heeft KWIZ daarom gevraagd een Armoedemonitor op te stellen. Dit rapport beschrijft de doelgroep voor het lokale armoedebeleid van de gemeente Losser en gaat in op het gebruik en het bereik van de inkomensondersteunende regelingen die de gemeente kent. De gegevens over de omvang en samenstelling van de doelgroep minimahuishoudens geven de situatie per 1 januari 2017 weer (peildatum minimapopulatie). Het gebruik van de regelingen is gemeten over twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum. In deze rapportage worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord:

1. Hoe groot is de doelgroep van het minimabeleid? 2. Wat zijn de achtergrondkenmerken van deze minimahuishoudens en hoe lang zijn zij al

aangewezen op een dergelijk inkomen? 3. Hoeveel kinderen in de leeftijd tot 18 jaar groeien op in huishoudens die tot de

minimapopulatie behoren? 4. Hoe groot is het gebruik en niet-gebruik van de inkomensondersteunende regelingen? 5. Wat zijn de achtergrondkenmerken van de groepen minimahuishoudens die van deze

regelingen gebruik maken?

Onderzoeksopzet Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van registratiegegevens van de verschillende lokale en landelijke regelingen die de gemeente uitvoert: de Participatiewet, minimaregelingen en kwijtschelding gemeentelijke belastingen. Met behulp van de Basisregistratie personen (BRP) zijn de gebruikersgegevens vervolgens op huishoudniveau gegroepeerd. Op deze manier ontstaat een samenhangend beeld over de omvang en samenstelling van de minimapopulatie, de mate van gebruik van regelingen.

Leeswijzer Na de samenvatting wordt in het eerste hoofdstuk de doelgroep van het minimabeleid (op huishoudniveau) beschreven aan de hand van een aantal kenmerken. In hoofdstuk twee gaan we nader in op kinderen die in een minimahuishouden opgroeien. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie een aantal minimaregelingen die de gemeente kent in beeld gebracht en gaan we nader in op het cumulatief gebruik van voorzieningen. Ook geven we weer hoeveel huishoudens in de Wsnp zitten. In het laatste hoofdstuk formuleren we een aantal conclusies en aanbevelingen. In bijlage 1 staat de verantwoording van het onderzoek beschreven en bijlage 2 geeft een aantal kenmerken van alle huishoudens in de gemeente weer.

Page 5: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

3

Samenvatting

In de gemeente Losser hebben op 1 januari 2017 544 huishoudens een inkomen tot 100 procent Wsm. Dit is 5,6 procent van alle 9.671 huishoudens in de gemeente en ligt ver onder het landelijk gemiddelde van 10 procent1. Onderstaand geven we een aantal kenmerken van de minimahuishoudens met een inkomen tot 100 procent Wsm weer.

De meerderheid van de minimahuishoudens heeft een bijstandsuitkering Van de minimahuishoudens heeft 58 procent een bijstandsuitkering, 16 procent ontvangt AOW en 26 procent komt rond van een ander hoofdinkomen zoals werk of WW.

Eenoudergezinnen meer kans op armoede Eenoudergezinnen behoren vaker tot de minimapopulatie dan andere huishoudens: van alle eenoudergezinnen leeft 29 procent op een inkomen tot 100 procent Wsm. Alleenstaanden vormen in absolute zin de grootste groep onder de minima, 47 procent valt in deze categorie. Dit beeld zien we bij de meeste andere gemeenten ook.

In Overdinkel is het aandeel minima hoger In de woonplaats Overdinkel ligt het aandeel minimahuishoudens hoger dan in de rest van de gemeente: 11 procent van alle huishoudens in Overdinkel heeft een minimuminkomen. In de woonplaats Losser is dat 5 procent.

Niet-westerse allochtone huishoudens zijn vaker minima dan autochtone huishoudens Van alle niet-westerse allochtone huishoudens in de gemeente moet bijna de helft rondkomen van een inkomen tot 100 procent Wsm. Onder westerse allochtone huishoudens is dit 7 procent en onder autochtone huishoudens is dit 4 procent. Nagenoeg in alle gemeenten waar KWIZ onderzoek heeft gedaan is het aandeel minima onder niet-westerse allochtone huishoudens hoger dan onder autochtone huishoudens.

Jongere huishoudens zijn het vaakst minima Onder huishoudens tot 27 jaar en tussen 27 en 45 jaar is het aandeel minima hoger dan onder oudere leeftijdscategorieën, respectievelijk 13 procent en 9 procent. Onder 65-plus huishoudens is het aandeel minima het laagst: 3 procent.

63 procent van alle minima is al drie jaar of langer minima In de gemeente moet 63 procent van alle minimahuishoudens tot 100 procent Wsm al drie jaar of langer van dit inkomen rondkomen. Dit ligt redelijk in lijn met de aandelen die we landelijk zien. Minima met een bijstandsuitkering zijn vaker langdurig aangewezen op een minimuminkomen dan minima met een andere inkomensbron.

7 procent van alle kinderen groeit op in een minimahuishouden Van de 4.372 kinderen die de gemeente telt, groeien er 305 op in een minimahuishouden met een inkomen tot 100 procent Wsm. Dit is 7 procent van alle kinderen in de gemeente. Landelijk ligt dit aandeel rond de 10 procent. Van alle kinderen uit een eenoudergezin, behoort ruim 32 procent tot de minima. In Overdinkel groeit 17 procent van de kinderen op in een minimahuishouden (dit zijn 139 kinderen).

1 Bron: CBS Statline

Page 6: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

4

Bereik minimaregelingen Onderstaande figuur geeft het bereik per inkomensondersteunende regeling in 2016 weer. Dit is het gebruik op huishoudniveau afgezet tegen de doelgroep.

Figuur S1. Bereik inkomensondersteunende regelingen

Het bereik van de kwijtschelding is met 70 procent vrij gemiddeld te noemen. Bij de meeste gemeenten zien we een bereik van 70 à 75 procent, waarbij een bereik van 80 procent maximaal te noemen is.

De individuele inkomenstoeslag heeft een bereik van 34 procent. Bij andere gemeenten met een referteperiode van drie jaar zien we meestal een bereik van 50 à 60 procent.

Het bereik van de collectieve zorgverzekering is met 22 procent voor het pakket tot 100 procent Wsm iets lager dan we bij de meeste andere gemeenten vinden. De laatste tijd zien we een bereik van ongeveer 30 procent. Vooral bij gemeenten die meerdere pakketten aanbieden zodat minima de keuze hebben tussen een goedkoper of een duurder pakket. In de gemeente Losser kunnen minima ook al uit meerdere pakketten kiezen.

Het bereik van de kortingsregeling is met 13 procent laag te noemen. In de meeste andere gemeenten zien we een bereik van 35 à 40 procent van een participatieregeling. Een reden hiervoor kan de eigen bijdrage zijn: dit werpt wellicht een drempel op voor mensen om van de regeling gebruik te maken. Overigens heeft de gemeente de regeling per 1 januari 2017 aangepast: vanaf dan is de regeling alleen nog bedoeld voor volwassenen en is de inkomensgrens opgerekt naar 110 procent Wsm.

Het bereik van Stichting Leergeld Losser met 41 procent goed te noemen. Bij de meeste andere gemeenten waar minima van Stichting Leergeld gebruik kunnen maken zien we een gemiddeld gebruik van 30 à 35 procent. En dit terwijl Stichting Leergeld Losser pas vanaf augustus 2016 operationeel is. Tegelijkertijd behandelt de stichting ook de aanvragen voor het Jeugdsport- en cultuurfonds, wat invloed heeft op de mate van gebruik. In de meeste andere gemeenten telt het gebruik van de fondsen niet mee bij dat van Stichting Leergeld.

Het gebruik van de bijzondere bijstand ligt in 2016 op 12 procent in de gemeente Losser. In de meeste andere gemeenten ligt het gebruik rond de 20 procent van de doelgroep. Dit is vaak wel afhankelijk van het gebruik van de overige voorzieningen: een hoger generiek gebruik leidt vaak tot een lager gebruik van de bijzondere bijstand. Het bereik van de overige voorzieningen is in Losser echter niet dusdanig hoog dat dat per definitie leidt tot een laag gebruik van de bijzondere bijstand.

70%

34%

22%

13%

41%

12%

Kwijtschelding

Individuele inkomenstoeslag

Collectieve zorgverzekering

Kortingsregeling

Stichting Leergeld Losser

Bijzondere bijstand

Page 7: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

5

1. Minima in beeld

In dit hoofdstuk beschrijven we de kenmerken van de minimapopulatie op 1 januari 2017 in de gemeente. Dit zijn alle huishoudens met een inkomen tot 100 procent van het Wettelijk sociaal minimum (Wsm). Dit was tot 1 januari de bovengrens van de meeste gemeentelijke inkomensvoorzieningen. In bijlage 2 staan de karakteristieken van de gehele bevolking van de gemeente beschreven.

1.1. Kenmerken minimahuishoudens

De volgende tabel bevat een overzicht van het aantal en aandeel minimahuishoudens in de gemeente op de peildatum van het onderzoek.

Huishoudens naar inkomen in Losser

Inkomenspercentage t.o.v. Wsm

Aantal Aandeel

Tot 100% 544 5,6% Overig 9.127 94,4% Totaal 9.671 100%

In de gemeente moet 5,6 procent van alle huishoudens in de gemeente rondkomen van een inkomen tot 100 procent Wsm, 544 huishoudens in getal. Dit aandeel ligt fors onder het landelijk gemiddelde van 10 procent.

Inkomensbron Als we de huishoudens met een inkomen tot 100 procent van het sociaal minimum uitsplitsen naar hoofdinkomen zien we de volgende verdeling.

Inkomensbron minima, inkomen tot 100%

Inkomensbron Aantal Aandeel Participatiewet 313 58% AOW 90 16% Ander inkomen 141 26% Totaal 544 100%

58 procent van alle minima met een inkomen tot 100 procent Wsm moet rondkomen van een bijstandsuitkering, in totaal gaat het om 313 huishoudens. Verder zijn er 90 minimahuishoudens waarvan het oudste gezinslid pensioengerechtigd is waar een AOW-inkomen binnenkomt. In de leeftijdsgroep tot de pensioenleeftijd treffen we 141 huishoudens met een ander hoofdinkomen aan waarvan we de hoogte kennen maar niet weten uit welke componenten dit bestaat. Het kan bijvoorbeeld gaan om een WW of WIA uitkering, een inkomen uit werk of een combinatie hiervan.

Page 8: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

6

Huishoudtype Het volgende overzicht geeft het huishoudtype van de minimahuishoudens weer.

Huishoudtype minima, inkomen tot 100%

Huishoudtype

Minimahuishoudens Aantal Aandeel

Alle huish. Aandeel minima

Alleenstaand 255 47% 29% 9% Eenoudergezin 86 16% 3% 29% Meerpersoons zonder kinderen 121 22% 46% 3% Meerpersoons met kinderen 82 15% 22% 4% Totaal 544 100% 100% 6%

**leeswijzer: van de 544 minimahuishoudens zijn 255 een alleenstaand huishouden. Dat is 47 procent. Onder alle huishoudens in de gemeente is 29 procent een alleenstaand huishouden. Als we de 255 alleenstaande minimahuishoudens afzetten tegen alle alleenstaande huishoudens in de gemeente dan zien we dat 9 procent van al deze huishoudens minima is. Onder eenoudergezinnen is dat aandeel 29 procent en in totaal is 6 procent van alle huishoudens minima.

Bijna de helft van alle minimahuishoudens is een alleenstaand huishouden. Dit komt overeen met de meeste andere gemeenten, vaak is ongeveer de helft van de minima alleenstaand. Meerpersoonshuishoudens zonder kinderen vormen met 22 procent ook een grote groep onder de minimahuishoudens. Als we de aantallen minimahuishoudens naar huishoudtype afzetten tegen de totale huishoudpopulatie zien we dat 29 procent van alle eenoudergezinnen in de gemeente tot de minima behoort. Onder alleenstaanden ligt dit aandeel op 9 procent. Meerpersoonshuishoudens zijn juist minder vaak minima.

Leeftijd De volgende tabel geeft een overzicht van de huishoudens op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden.

Leeftijdsopbouw minimahuishoudens, inkomen tot 100%

Leeftijdscategorie Minimahuishoudens Aantal Aandeel

Alle huish. Aandeel minima

Tot 27 jaar 30 6% 3% 13% 27 tot 45 jaar 182 33% 21% 9% 45 tot 65 jaar 242 44% 40% 6% 65 jaar en ouder 90 17% 36% 3% Totaal 544 100% 100% 6%

De leeftijdsopbouw onder de minimahuishoudens wijkt af van die van de gehele bevolking. Zo vinden we onder huishoudens tot 27 en tussen 27 en 45 jaar meer minima en onder 65-plussers juist minder minimahuishoudens.

Geografische spreiding In de volgende tabel de verdeling van minimahuishoudens naar woonplaats. De minima in De Lutte, Glane en Beuningen zijn bij elkaar opgeteld omdat in deze plaatsen weinig minima wonen.

Woonplaats minimahuishoudens, inkomen tot 100%

Woonplaats Minimahuishoudens Aantal Aandeel

Alle huish. Aandeel minima

Losser 314 58% 61% 5% Overdinkel 196 36% 18% 11% De Lutte, Glane, Beuningen 34 6% 21% 2% Totaal 544 100% 100% 6%

Bijna zes op de tien minimahuishoudens in de gemeente woont in Losser. Afgezet tegen alle huishoudens per woonplaats zien we in de laatste kolom dat het aandeel minima in Overdinkel met 11 procent hoger ligt dan in de andere woonplaatsen.

Page 9: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

7

Etniciteit De volgende tabel geeft een overzicht van de huishoudens op basis van de etniciteit van de oudste persoon in het huishouden.

Etnische achtergrond minimahuishoudens, inkomen tot 100%

Etniciteit Minimahuishoudens Aantal Aandeel

Alle huish. Aandeel minima

Autochtoon 296 55% 80% 4% Westers allochtoon 111 20% 17% 7% Niet-westers allochtoon 137 25% 3% 44% Totaal 544 100% 100% 6%

Bijna de helft van de minima, 45 procent, is van allochtone afkomst. Afgezet tegen alle huishoudens in de gemeente zijn met name niet-westerse allochtone huishoudens oververtegenwoordigd onder de minima: 44 procent van alle niet-westerse allochtone huishoudens heeft een inkomen tot 100 procent Wsm. Onder autochtone huishoudens is dit aandeel met 4 procent fors lager. Ook bij andere gemeenten waarvoor KWIZ armoede onderzoek doet is het aandeel minima onder niet-westerse allochtone huishoudens veel hoger dan onder autochtone huishoudens. De verhouding tussen het aandeel autochtonen en allochtonen varieert per gemeente, van vier keer zo veel tot wel vijftien keer zo veel. De verhouding in de gemeente Losser valt daar binnen.

1.2. Langdurige minima

In deze paragraaf gaan we nader in op de achtergrondkenmerken van de groep die we langdurige minima noemen. Dit zijn huishoudens die drie jaar of langer aangewezen zijn op een inkomen tot maximaal 100 procent van het geldende sociale minimum. De volgende tabel bevat een overzicht van de verdeling naar duur op het inkomen.

Langdurigheid minimahuishoudens, inkomen tot 100%

Duur minimuminkomen Aantal Aandeel Korter dan 1 jaar 99 18% 1 tot 3 jaar 104 19% 3 jaar en langer 341 63% Totaal 544 100%

63 procent van de minima moet drie jaar of langer rondkomen van een inkomen tot 100 procent. Dit aandeel ligt in lijn met wat we bij andere gemeenten vinden. Van alle 9.671 huishoudens die de gemeente telt heeft 3,5 procent drie jaar of langer een dergelijk inkomen.

Inkomensbron Als we de huishoudens die drie jaar of langer een minimuminkomen hebben uitsplitsen naar hoofdinkomen zien we de volgende verdeling.

Inkomensbron langdurige minima, inkomen tot 100%

Inkomensbron Langdurige minima

Aantal Aandeel Alle

minima Aandeel

langdurig Participatiewet 194 57% 58% 62% AOW 82 24% 16% 91% Ander inkomen 65 19% 26% 46% Totaal 341 100% 100% 63%

Van alle huishoudens met een bijstandsuitkering is ongeveer drie op de vijf al langer dan drie jaar afhankelijk van een dergelijke uitkering. Het aandeel langdurige minima onder huishoudens met een AOW-uitkering ligt, logischerwijs, het hoogst (91 procent). Deze oudere minima hebben door hun leeftijd geen kans meer op inkomensverbetering door werkaanvaarding. We treffen zowel de kleinste aantallen als aandelen aan in de groep minima met een ander inkomen.

Page 10: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

8

Huishoudtype Het volgende overzicht geeft het huishoudtype van de langdurige minimahuishoudens weer.

Huishoudtype langdurige minima, inkomen tot 100%

Huishoudtype Langdurige minima

Aantal Aandeel Alle

minima Aandeel

langdurig Alleenstaand 198 58% 47% 78% Eenoudergezin 44 13% 16% 52% Meerpersoons zonder kinderen 61 18% 22% 51% Meerpersoons met kinderen 38 11% 15% 46% Totaal 341 100% 100% 63%

Alleenstaanden vormen, zowel in getal als ook afgezet tegen alle minima, de grootste groep onder de langdurige minima. Dit houdt voor een deel verband met de grote groep AOW’ers die langdurig op het minimum leven. Huishoudens met kinderen zijn minder vaak langdurig op een minimuminkomen aangewezen dan huishoudens zonder kinderen.

Leeftijd Op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden ziet de leeftijdsverdeling onder langdurige minima er als volgt uit.

Leeftijdsopbouw langdurige minima, inkomen tot 100%

Leeftijdscategorie Langdurige minima

Aantal Aandeel Alle

minima Aandeel

langdurig Tot 27 jaar 3 1% 6% 11% 27 tot 45 jaar 78 23% 33% 43% 45 tot 65 jaar 167 49% 44% 69% 65 jaar en ouder 82 24% 17% 91% Totaal 341 100% 100% 63%

Oudere minimahuishoudens zijn vaker langdurig dan jongere minimahuishoudens.

Etnische achtergrond Op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden ziet de verdeling naar etnische achtergrond onder langdurige minima er als volgt uit.

Etnische achtergrond langdurige minima, inkomen tot 100%

Etniciteit Langdurige minima

Aantal Aandeel Alle

minima Aandeel

langdurig Autochtoon 177 52% 55% 60% Westers allochtoon 61 18% 20% 55% Niet-westers allochtoon 102 30% 25% 75% Totaal 341 100% 100% 63%

Afgezet tegen alle minima in de gemeente, moeten allochtone huishoudens vaker langdurig rondkomen van een minimuminkomen dan autochtone huishoudens.

Page 11: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

9

2. Kinderen in armoede

In dit hoofdstuk besteden we specifiek aandacht aan kinderen in de leeftijd tot 18 jaar die opgroeien in een minimahuishouden tot 100 procent Wsm. In onderstaande tabel staat het aantal kinderen in (minima)huishoudens in de gemeente.

Aantal kinderen in (minima)huishoudens

Categorie Aantal Alle kinderen 4.372 Kinderen in minimahuishoudens tot 100% 305 Aandeel kinderen in minimahuishoudens 7,0%

Van de 4.372 kinderen die in de gemeente Losser wonen, groeien er 305 op in een huishouden met een inkomen tot 100 procent van het sociaal minimum: dat is 7 procent van alle kinderen in de gemeente. Landelijk ligt dat rond de 10 procent. Minimagezinnen zijn gemiddeld net zo groot als niet-minimagezinnen: gemiddeld wonen er 1,8 kinderen.

Leeftijd Naar leeftijd maken we onderscheid in kinderen tot 4 jaar, van 4 tot 12 jaar (basisschoolleeftijd) en 12 tot 18 jaar (voortgezet onderwijs).

Leeftijdsopbouw kinderen in (minima)huishoudens

Leeftijdscategorie Minimakinderen

Aantal Aandeel Alle kinderen

Aantal Aandeel Aandeel minima

Tot 4 jaar 46 15% 712 16% 6% 4 tot 12 jaar 152 50% 1.908 44% 8% 12 tot 18 jaar 107 35% 1.752 40% 6% Totaal 305 100% 4.372 100% 7%

Kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar groeien naar verhouding iets vaker op in een minimahuishouden dan kinderen in een andere leeftijdscategorie. Al zijn de verschillen klein.

Inkomensbron

Inkomensbron kinderen in minimahuishoudens

Inkomensbron Minimakinderen Aantal Aandeel

Participatiewet 200 66% Ander inkomen 105 34% Totaal 305 100%

Naar bron van inkomen zien we dat 66 procent van de minimakinderen opgroeit in een huishouden met een bijstandsuitkering en 34 procent van de kinderen in een huishouden met een ander inkomen. Dit komt overeen met de verdeling die we bij de meeste andere gemeenten zien.

Page 12: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

10

Huishoudtype De volgende tabel geeft de verdeling naar huishoudtype weer.

Huishoudtype kinderen in (minima)huishoudens

Huishoudtype Minimakinderen

Aantal Aandeel Alle kinderen

Aantal Aandeel Aandeel minima

Eenoudergezin 151 50% 476 11% 32% Meerpersoons met kinderen

154 50% 3.896 89% 4%

Totaal 305 100% 4.372 100% 7%

Van alle kinderen die opgroeien in een eenoudergezin leeft 32 procent in een minimahuishouden. Van de kinderen die opgroeien in een gezin met twee ouders, is dat aandeel 4 procent. Ook in andere gemeenten is het aandeel kinderen dat opgroeit in een minimahuishouden veel groter dan in meerpersoonshuishoudens.

Geografische spreiding De volgende tabel geeft de verdeling naar woonplaats weer.

Woonplaats kinderen in (minima)huishoudens

Woonplaats Minimakinderen

Aantal Aandeel Alle kinderen

Aantal Aandeel Aandeel minima

Losser 154 51% 2.505 57% 6% Overdinkel 139 46% 815 19% 17% De Lutte, Glane, Beuningen

12 3% 1.052 24% 1%

Totaal 305 100% 4.372 100% 7%

Net als onder alle minimahuishoudens in de gemeente is ook het aandeel kinderen dat opgroeit in een minimahuishouden het grootst in Overdinkel. In De Lutte, Glane en Beuningen groeien nauwelijks kinderen op in een minimahuishouden.

Etnische achtergrond De volgende tabel geeft de verdeling naar etnische achtergrond weer.

Etnische achtergrond kinderen in (minima)huishoudens

Etniciteit Minimakinderen

Aantal Aandeel Alle kinderen

Aantal Aandeel Aandeel minima

Autochtoon 156 51% 3.857 88% 4% Westers allochtoon 46 15% 295 7% 16% Niet-westers allochtoon 103 34% 220 5% 47% Totaal 305 100% 4.372 100% 7%

Afgezet tegen alle kinderen zien we dat niet-westerse allochtone kinderen veel vaker opgroeien in een minimahuishouden dan kinderen met een andere etnische achtergrond. Bijna de helft van de kinderen met een dergelijke achtergrond woont in een huishoudens met een minimuminkomen.

Page 13: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

11

3. Minimaregelingen

Inwoners van de gemeente Losser met een laag inkomen kunnen een beroep doen op diverse regelingen om hun lasten te verlichten of het maatschappelijk participeren te versterken. In dit hoofdstuk gaan we nader in op het gebruik en bereik onder de doelgroep van verschillende inkomensondersteunende voorzieningen. Daarnaast beschrijven we de kenmerken van de huishoudens die van deze regelingen gebruik maken. Het gebruik is gemeten over 2016.

3.1. Regelingen voor het minimabeleid

In deze paragraaf beschrijven we een aantal inkomensondersteunende regelingen die lokaal worden uitgevoerd. Deze regelingen hebben inkomensgrenzen die zijn afgeleid van het wettelijke sociale minimum dat voor ieder huishoudtype geldt. De volgende tabel geeft deze grenzen in procenten op basis van de situatie in het jaar 2016 weer.

Inkomensgrenzen regelingen in 2016 en omvang doelgroep

Regeling Inkomensgrens Doelgroep Regelgeving Kwijtschelding 100% 544 landelijk/gemeentelijk Bijzondere bijstand 100% 544 landelijk/gemeentelijk Individuele inkomenstoeslag 100% 259 landelijk/gemeentelijk Collectieve zorgverzekering 100% / 130% 544 gemeentelijk Kortingsregeling 100% 544 gemeentelijk Stichting Leergeld 110% 155 gemeentelijk

Onder de landelijke voorzieningen voor het minimabeleid vallen de kwijtschelding, de bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag. Voor elk van deze voorzieningen kunnen, binnen bepaalde grenzen, lokale uitvoeringsregels gelden. In de gemeente Losser kunnen minima als zij aan de daarvoor geldende criteria voldoen ook een beroep doen op vier lokale voorzieningen2.

3.2. Kwijtschelding gemeentelijke belastingen

Huishoudens kunnen kwijtschelding aanvragen voor de afvalstoffenheffing, rioolheffing en hondenbelasting. De doelgroep voor de kwijtschelding bestaat uit huishoudens met een inkomen op of rond het voor dat huishoudtype geldende sociale minimum3.

Gebruik en bereik kwijtschelding

Categorie Doelgroep 544 Gebruik kwijtschelding 379 Percentage bereik 70%

In 2016 is aan 379 huishoudens kwijtschelding verstrekt, dit is 70 procent van de doelgroep. Dit ligt in lijn met wat we bij andere gemeenten vinden: meestal ligt het bereik rond de 70 tot 75 procent.

Kenmerken huishoudens die gebruik maken van de kwijtschelding

Minimahuishoudens met overige inkomensbron maken iets vaker gebruik van de kwijtschelding dan andere minima;

Huishoudens met kinderen maken vaker gebruik van de kwijtschelding dan huishoudens zonder kinderen;

2 Sinds augustus 2016 kunnen minima in de gemeente ook gebruikmaken van Stichting Leergeld. Voor dit onderzoek hebben we daar echter geen gegevens van ontvangen. 3 De kwijtschelding kent andere vermogensnormen dan de rest van de minimaregelingen. Omdat we echter geen gegevens hebben over het vermogen van minima kijken we puur naar het inkomen (100 procent Wsm).

Page 14: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

12

huishoudens van allochtone afkomst maken vaker gebruik van de kwijtschelding dan huishoudens van autochtone afkomst.

3.3. Bijzondere bijstand

Het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Losser is erop gericht om mensen die bijzondere noodzakelijke kosten hebben en deze niet zelf kunnen betalen, te ondersteunen. De gemeente beoordeelt wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden. Huishoudens met een inkomen tot 100 procent Wsm krijgen alle noodzakelijke extra uitgaven volledig vergoed. Voor huishoudens met een hoger inkomen wordt draagkracht berekend. Omdat niet bekend is hoeveel huishoudens draagkracht hebben, gaan we voor zowel de doelgroep bepaling als het gebruik uit van een inkomen tot 100 procent Wsm.

Gebruik en bereik bijzondere bijstand

Categorie Doelgroep 544 Gebruik bijzondere bijstand 63 Percentage bereik 12%

In 2016 hebben 63 huishoudens één of meerdere verstrekkingen gehad vanuit de bijzondere bijstand, ofwel 12 procent van de doelgroep. Het gebruik van de bijzondere bijstand ligt in veel andere gemeenten rond de 20 à 25 procent. Het gebruik in de gemeente Losser is dus aan de lage kant.

Kenmerken huishoudens die gebruik maken van de bijzondere bijstand

Minimahuishoudens met AOW-uitkering maken het minst vaak gebruik van de bijzondere bijstand;

Huishoudens met kinderen maken vaker gebruik van de bijzondere bijstand dan huishoudens zonder kinderen;

huishoudens van autochtone afkomst maken het vaakst gebruik van de bijzondere bijstand.

3.4. Individuele inkomenstoeslag

De individuele inkomenstoeslag is bedoeld als inkomensondersteuning voor mensen die langdurig afhankelijk zijn van een minimuminkomen. In Losser behoort iedereen tussen de 21 jaar en pensioengerechtigde leeftijd, die gedurende een periode van drie jaar een inkomen heeft tot maximaal de bijstandsnorm, tot de doelgroep4. Verder geldt als voorwaarde voor toekenning dat er geen perspectief op inkomensverbetering door werkaanvaarding (meer) mag zijn.

Gebruik en bereik individuele inkomenstoeslag

Categorie Doelgroep 259 Gebruik individuele inkomenstoeslag

87

Percentage bereik 34%

In totaal hebben 87 huishoudens gebruikgemaakt van de individuele inkomenstoeslag. Afgezet tegen de doelgroep is dit een bereik van 34 procent. Gemiddeld ligt het bereik van de individuele inkomenstoeslag bij andere gemeenten tussen de 50 en 60 procent.

4 Vanwege kleine afrondingsverschillen is de inkomensgrens gesteld op 101% Wsm.

Page 15: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

13

Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de individuele inkomenstoeslag

Huishoudens met een bijstandsuitkering maken vaker gebruik van de individuele inkomenstoeslag dan huishoudens met een andere inkomensbron. Dit is een algemeen beeld bij de individuele inkomenstoeslag;

afgezet tegen de doelgroep, maken meerpersoonshuishoudens zonder kinderen vaker gebruik van de toeslag dan andere huishoudens;

allochtone minima maken wat vaker gebruik van de individuele inkomenstoeslag dan autochtone minima.

3.5. Collectieve zorgverzekering

De gemeente biedt minima de mogelijkheid om deel te nemen aan de Collectieve Zorgverzekering voor Minima bij Menzis. Menzis geeft korting op de premie en gemeente draagt ook bij aan de premiekosten. Deelnemers kunnen kiezen uit drie pakketten. De pakketten Garant Verzorgd 1 en Garant Verzorgd 2 zijn toegankelijk voor minima met een inkomen tot 100 procent Wsm en het meest uitgebreide pakket (pakket 3) is toegankelijk voor huishoudens tot 130 procent Wsm. Dit pakket is vooral interessant voor mensen met chronisch hoge zorgkosten. De volgende tabel geeft het gebruik van beide pakketten weer.

Gebruik collectieve zorgverzekering

Pakket GV 1 en 2: inkomen tot 100% Wsm 117 GV 3: inkomen tot 130% Wsm 114 Totaal 226

In 2016 waren 117 huishoudens met een inkomen tot 100 procent collectief verzekerd en 114 huishoudens hadden het pakket afgesloten dat toegankelijk was voor minima tot 130 procent Wsm. In totaal hebben 226 huishoudens gebruik gemaakt van de collectieve zorgverzekering. In vijf huishoudens waren dus verschillende pakketten afgesloten. Omdat we de doelgroep tot 130 procent Wsm niet volledig in beeld hebben zetten we het gebruik af tegen de 544 huishoudens met een inkomen tot 100 procent Wsm. Dit is ook de primaire doelgroep voor het armoedebeleid.

Gebruik en bereik collectieve zorgverzekering tot 100% Wsm

Categorie Doelgroep 544 Gebruik collectieve zorgverzekering tot 100% Wsm 117 Percentage bereik 22%

In 2016 heeft 22 procent van de doelgroep met een inkomen tot 100 procent Wsm gebruikgemaakt van de collectieve zorgverzekering. In totaal gaat het om 117 huishoudens. Bij de meeste andere gemeenten vinden we tegenwoordig een bereik van 30 procent. Het bereik in de gemeente Losser ligt daar dus iets onder.

Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de collectieve zorgverzekering

Huishoudens met een bijstandsuitkering maken het vaakst gebruik van de collectieve zorgverzekering, gevolgd door AOW-huishoudens;

meerpersoonshuishoudens maken het vaakst gebruik van de verzekering;

van alle niet-westerse allochtone minima is bijna de helft collectief verzekerd. Onder autochtone minima is dat aandeel veel lager.

3.6. Kortingsregeling

Via de kortingsregeling kunnen minima met een inkomen tot 100 procent Wsm een bijdrage krijgen voor de kosten van sportieve, culturele of educatieve activiteiten. Bijvoorbeeld voor lidmaatschap van een vereniging, deelname aan een cursus of een abonnement op de bibliotheek. De vereniging of instelling dient wel door de gemeente gesubsidieerd te worden.

Page 16: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

14

Voor de meeste activiteiten geldt een bijdrage van 75 procent. Minima kunnen daarnaast ook een vergoeding ontvangen voor bepaalde studiekosten voor het voortgezet onderwijs, zoals schoolreisjes of excursies.

Gebruik en bereik kortingsregeling

Categorie Doelgroep 544 Gebruik kortingsregeling 68 Percentage bereik 13%

In totaal hebben 68 huishoudens gebruikgemaakt van de kortingsregeling in 2016. Dit is 13 procent van de doelgroep. In de meeste gemeenten vinden we voor een participatieregeling een bereik van ongeveer 30 procent. Het bereik van de kortingsregeling in de gemeente Losser is dus laag te noemen. Een reden voor dit lagere bereik kan de eigen bijdrage zijn. Het is mogelijk dat een aantal mensen geen gebruikmaakt van de regeling omdat ze zelf nog een deel van de activiteiten moeten betalen. Wellicht kunnen ze dit niet of wordt het aanvragen hierdoor te ingewikkeld.

Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de kortingsregeling

Huishoudens met een bijstandsuitkering maken het vaakst gebruik van de regeling;

gezinnen met kinderen maken vaker gebruik van de kortingsregeling dan gezinnen zonder kinderen;

huishoudens van niet-westers allochtone afkomst maken vaker gebruik van de regeling dan huishoudens van een andere afkomst.

3.7. Stichting Leergeld Losser

Stichting Leergeld Losser wil sociale uitsluiting van kinderen voorkomen. Daarom biedt de stichting financiële ondersteuning aan kinderen van 4 tot en met 17 jaar die opgroeien in een huishouden met een inkomen tot maximaal 110 procent Wsm. Hierdoor krijgen deze kinderen de kans om mee te doen aan binnen- en buitenschoolse activiteiten. Stichting Leergeld biedt bijvoorbeeld hulp in de vorm van directe betaling van contributies voor sportclubs, zwemlessen, schoolreisjes, kunstzinnige vorming et cetera. De stichting is operationeel vanaf 1 augustus 2016. Stichting Leergeld behandelt ook de aanvragen voor het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds. De volgende tabel geeft het aantal kinderen weer dat in 2016 gebruik heeft gemaakt van Stichting Leergeld Losser, evenals het aantal huishoudens waarin zij wonen. We zetten dit gebruik op huishoudniveau af tegen alle huishoudens met kinderen van 4 tot en met 17 jaar en een inkomen tot 100 procent Wsm. Omdat we de doelgroep tot 110 procent niet goed in beeld hebben geven we alle huishouden met een inkomen tot 100 procent weer die binnen de doelgroep vallen.

Gebruik en bereik Stichting Leergeld tot 100% Wsm

Categorie Doelgroep huishoudens 155 Gebruik St. Leergeld huishoudens 64 Gebruik St. Leergeld kinderen 75 Percentage bereik huishoudens 41%

Page 17: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

15

In 2016 hebben 75 kinderen gebruikgemaakt van Stichting Leergeld Losser. Deze 75 kinderen wonen (naar schatting) in 64 huishoudens5. Afgezet tegen de doelgroep van minimahuishoudens met kinderen is dat een bereik van 41 procent.

Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van St. Leergeld6

Naar inkomensbron zijn er geen verschillen;

afgezet tegen de doelgroep maken meerpersoonshuishoudens met kinderen vaker gebruik van Stichting Leergeld dan eenoudergezinnen;

niet-westerse allochtone huishoudens hebben vaker gebruikgemaakt van de stichting dan huishoudens met een andere afkomst.

3.8. Cumulatief gebruik inkomensregelingen

In deze paragraaf geven we weer of en in hoeverre minimahuishoudens gebruik maken van meerdere regelingen. Een huishouden kan theoretisch gezien van zes voorzieningen gebruik maken. Omdat het recht op een regeling afhankelijk is van een groot aantal verschillende criteria komt dit in de praktijk nauwelijks voor.

Cumulatief gebruik minimaregelingen, huishoudens tot 100%

Aantal regelingen Aantal Aandeel 0 91 17% 1 229 42% 2 143 26% 3 60 11% 4 of 5 21 4% Totaal 544 100%

De tabel laat zien dat 17 procent van alle minimahuishoudens (91 in getal) in 2016 van geen enkele inkomensondersteunende regeling gebruik heeft gemaakt. Dit aandeel niet-gebruikers ligt redelijk in lijn met wat we bij de meeste andere gemeenten zien, gemiddeld ligt het aandeel niet-gebruikers rond de 20 procent. De meeste minima hebben van één regeling gebruikgemaakt en 26 procent heeft twee regelingen gebruikt in 2016. Een kleine groep van 4 procent (21 huishoudens) heeft gebruikgemaakt van vier of vijf regelingen.

Kenmerken niet-gebruikers Een nadere analyse van de 91 huishoudens die van geen enkele regeling gebruik hebben gemaakt geeft het volgende beeld:

van alle huishoudens met een bijstandsuitkering maakt 22 procent van geen enkele regeling gebruik. Onder huishoudens met een ander hoofdinkomen is 3 procent een niet-gebruiker en onder AOW’ers is dit 21 procent;

huishoudens zonder kinderen maken vaker van geen enkele regeling gebruik dan huishoudens met kinderen;

minimahuishoudens ouder dan 45 jaar behoren vaker tot de niet-gebruikers van minima jonger dan 45 jaar;

autochtone minimahuishoudens maken vaker van geen enkele regeling gebruik dan allochtone minimahuishoudens.

Aantal inkomensondersteunende regelingen in minimahuishoudens Gemiddeld maken de minimahuishoudens in Losser in 2016 gebruik van 1,4 regelingen. Tussen de huishoudens is echter enig verschil te constateren in het gemiddeld gebruik. De volgende figuur maakt dit duidelijk.

5 Het aantal huishoudens betreft een schatting op basis van de verhouding kinderen / huishoudens die we vinden bij de gebruikers van het Jeugdsportfonds. Voor dit onderzoek beschikken we alleen over de data van het Jeugdsportfonds en niet van alle aanvragen van Stichting Leergeld Losser. 6 Op basis van de kenmerken van de gebruikers van het Jeugdsportfonds. We gaan er vanuit dat de kenmerken van alle gebruikers van Stichting Leergeld gelijk zijn aan het deel dat van het Jeugdsportfonds gebruikmaakt.

Page 18: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

16

Figuur 3.8.1. Gemiddeld aantal regelingen naar kenmerken huishoudens

De figuur laat zien dat huishoudens met kinderen gemiddeld van meer regelingen gebruikmaken van huishoudens zonder kinderen;

Huishoudens met een bijstandsuitkering maken gemiddeld van meer regelingen gebruik dan huishoudens met een andere inkomensbron;

Huishoudens tot 27 jaar en huishoudens van 65 jaar en ouder blijven achter in hun gebruik bij jongere huishoudens;

Tenslotte is te zien dat niet-westerse allochtone huishoudens van gemiddeld meer regelingen gebruikmaken dan huishoudens met een andere etnische achtergrond. Bij het gebruik per regeling werd al duidelijk dat het bereik onder niet-westerse allochtone huishoudens relatief gezien het hoogst is (op de bijzondere bijstand na, daar is het bereik het hoogst onder autochtone huishoudens).

Sommige huishoudens kunnen van meer regelingen gebruik maken dan andere omdat ze op meer regelingen recht hebben. Dit heeft uiteraard invloed op het gemiddelde gebruik.

3.9. Gebruik Wsnp

Onderstaande tabel geeft het aantal huishoudens weer dat in 2016 in een WSNP-traject zat. Wanneer een minnelijk traject niet mogelijk is kan een aanvraag worden gedaan voor toelating tot de WSNP (het wettelijk traject).

Huishoudens in een WSNP-traject

Inkomen Wsnp huishoudens Aantal Aandeel

Totaal aantal huishoudens

Aandeel Wsnp

Tot 100% Wsm 18 58% 544 3,3% Overig 13 42% 9.127 0,1% Totaal 31 100% 9.671 0,3%

In totaal zaten 31 huishoudens in 2016 in een lopend Wsnp-traject. Dat is 0,3 procent van alle huishoudens in de gemeente. 18 huishoudens zijn als minimahuishouden in beeld: ze ontvangen bijstand of maken gebruik van een of meerdere regelingen.

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5

AlleenstaandEenoudergezin

Meerpersoons zonder kinderenMeerpersoons met kinderen

ParticipatiewetAOW

Overig inkomen

tot 27 jaar27 tot 45 jaar45 tot 65 jaar

65 jaar en ouder

AutochtoonWesterse allochtoon

Niet-westerse allochtoon

Page 19: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

17

4. Het armoedebeleid in perspectief

Dit afsluitende hoofdstuk start met een weergave van de doelgroep van het armoedebeleid in de gemeente Losser. Een aantal groepen minima wordt hierin nader belicht. Vervolgens gaan we in op het gebruik van verschillende minimaregelingen.

4.1. Doelgroep armoedebeleid

De totale doelgroep van het armoedebeleid in de gemeente Losser bestaat uit 544 huishoudens. Dit zijn huishoudens met een inkomen lager of gelijk aan 100 procent van het wettelijk sociaal minimum. Deze huishoudens beslaan 5,6 procent van alle huishoudens in de gemeente. 313 huishoudens (58 procent) hebben een bijstandsuitkering, 90 zijn er pensioengerechtigd en ontvangen AOW en 141 minimahuishoudens komen rond van een andersoortige inkomensbron zoals werk of WW.

Kenmerken Bijna de helft van de minimahuishoudens is alleenstaand. Het zijn echter de eenoudergezinnen die, net als in andere gemeenten, een kwetsbare groep vormen: bijna een op de drie van alle eenoudergezinnen in de gemeente heeft een inkomen tot 100 procent Wsm. Ook onder huishoudens van niet-westerse allochtone afkomst is het aandeel minima hoog: 44 procent van deze huishoudens is een minimahuishouden. Onder autochtone huishoudens is dit 4 procent. Naar woonplaats is het aandeel minimahuishoudens in Overdinkel een stuk hoger dan in de rest van de gemeente: 11 procent van de huishoudens in Overdinkel heeft een minimuminkomen. Twee derde van de huishoudens zit al drie jaar of langer op dit inkomen. Dit aandeel ligt in lijn met wat we in de meeste andere gemeenten zien.

Kinderen In 168 minimahuishoudens groeien ook kinderen op: 305 kinderen in de leeftijd tot 18 jaar. Dit is 7 procent van alle kinderen in de gemeente. Kinderen in een eenoudergezin hebben meer kans op armoede dan kinderen die opgroeien in een gezin met twee ouders: 32 procent tegenover 4 procent. Ook in gezinnen van niet-westers allochtone afkomst is het aandeel kinderen hoger dan gemiddeld: 47 procent van de kinderen uit een dergelijk gezin groeit op in een minimahuishouden.

4.2. Minimaregelingen

De volgende tabel geeft het bereik van verschillende inkomensondersteunende regelingen weer.

Gebruik en bereik regelingen

Regeling Gebruik Doelgroep Bereik Kwijtschelding 379 544 70% Individuele inkomenstoeslag 87 259 34% Collectieve zorgverzekering (pakket tot 100% Wsm)

117 544 22%

Kortingsregeling 68 544 13% Stichting Leergeld Losser 64 155 41% Bijzondere bijstand 63 544 12%

Page 20: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

18

Het bereik van de kwijtschelding is met 70 procent vrij gemiddeld te noemen. Bij de meeste gemeenten zien we een bereik van 70 à 75 procent, waarbij een bereik van 80 procent maximaal te noemen is.

De individuele inkomenstoeslag heeft een bereik van 34 procent. Bij andere gemeenten met een referteperiode van drie jaar zien we meestal een bereik van 50 à 60 procent.

Het bereik van de collectieve zorgverzekering is met 22 procent voor het pakket tot 100 procent Wsm iets lager dan we bij de meeste andere gemeenten vinden. De laatste tijd zien we een bereik van ongeveer 30 procent. Vooral bij gemeenten die meerdere pakketten aanbieden is het bereik de laatste tijd toegenomen. Dit komt omdat minima daar de keuze hebben tussen een goedkoper of een duurder pakket. In Losser kunnen minima ook al uit meerdere pakketten kiezen.

Het bereik van de kortingsregeling is met 13 procent laag te noemen. In de meeste andere gemeenten zien we een bereik van 35 à 40 procent van een participatieregeling. Een reden hiervoor kan de eigen bijdrage zijn: dit werpt wellicht een drempel op voor mensen om van de regeling gebruik te maken. Overigens heeft de gemeente de regeling per 1 januari 2017 aangepast: vanaf dan is de regeling alleen nog bedoeld voor volwassenen en is de inkomensgrens opgerekt naar 110 procent Wsm.

Het bereik van Stichting Leergeld Losser met 41 procent goed te noemen. Bij de meeste andere gemeenten waar minima van Stichting Leergeld gebruik kunnen maken zien we een gemiddeld gebruik van 30 à 35 procent. En dit terwijl Stichting Leergeld Losser pas vanaf augustus 2016 operationeel is. Tegelijkertijd behandelt de stichting ook de aanvragen voor het Jeugdsport- en cultuurfonds, wat invloed heeft op de mate van gebruik. In de meeste andere gemeenten telt het gebruik van de fondsen niet mee bij dat van Stichting Leergeld.

Het gebruik van de bijzondere bijstand ligt in 2016 op 12 procent in de gemeente Losser. In de meeste andere gemeenten ligt het gebruik rond de 20 procent van de doelgroep. Dit is vaak wel afhankelijk van het gebruik van de overige voorzieningen: een hoger generiek gebruik leidt vaak tot een lager gebruik van de bijzondere bijstand. Het bereik van de overige voorzieningen is in Losser echter niet dusdanig hoog dat dat per definitie leidt tot een laag gebruik van de bijzondere bijstand.

4.3. Aanbevelingen

Minimaregelingen De kortingsregeling heeft een laag bereik. De gemeente zou hier meer bekendheid aan kunnen geven. Temeer omdat de regeling per 1 januari 2017 is veranderd: de inkomensgrens is verhoogd naar 110 procent Wsm en de regeling is alleen nog bedoeld voor volwassenen. Verder is het ook belangrijk dat kinderen en ouders op de hoogte zijn van de mogelijkheden die Stichting Leergeld en het Jeugdsportfonds & Jeugdcultuurfonds hen brengen. Verenigingen, scholen en de sociale teams kunnen daar een rol in spelen. De gemeente heeft per 1 januari de grenzen van de meeste regelingen verruimd naar 110 procent Wsm. Monitor of ook minima met een inkomen tussen 100 en 110 procent Wsm nu gebruikmaken van de regelingen en zorg dat zij deze ook kennen. De gemeente geeft in de Nota Armoedebeleid 2016 aan dat ze het bereik van de bestaande regelingen wil vergroten door het voeren van een actieve en gerichte communicatie. Uiteraard is van belang om te monitoren of dit ook tot het gewenste effect leidt.

Inzetten op kinderen in armoede Het is van groot belang om kinderen in de opvoeding en op school financiële voorlichting te geven. Dit kan door de samenwerking te zoeken met de scholen, de sociale teams en de schulddienstverlening. In 2016 groeien 305 kinderen op in een minimahuishouden. Dit zijn niet alleen kinderen in een bijstandsgezin: een op de drie van deze kinderen groeit namelijk op in een huishouden met een overig inkomen, bijvoorbeeld een inkomen uit de WW, een klein baantje of uit ondernemerschap zoals een ZZP’er. Het kan goed zijn dat in gezinnen waar

Page 21: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

19

iemand werkt, of heeft gewerkt, andere normen heersen over geld dan in gezinnen waar een bijstandsuitkering binnen komt. De gemeente geeft in de Nota Armoedebeleid 2016 ook al aan meer in te willen zetten op preventie. Bijvoorbeeld via MoneyWays, een lesprogramma waarin op laagdrempelige wijze met jongeren gesprekken over geld worden gevoerd.

Bestrijding kinderarmoede door een armoederegisseur Landelijk blijkt dat de bestrijding van armoede niet altijd effectief is. De SER pleit voor een armoederegisseur in iedere gemeente, met als belangrijke taak de werkende minima in beeld te krijgen. Verder kan de armoederegisseur de vaak ingewikkelde aanvraagprocedures voor voorzieningen verbeteren. Ook scholen zijn belangrijk voor het signaleren van armoede. Leerkrachten zijn vaak de eerste buitenstaanders die de effecten bij kinderen opmerken. Ook moeten scholen kinderen leren met geld om te gaan én de eigen bijdrage van ouders beheersbaar houden. Stimuleren maatschappelijke samenwerkingsverbanden De gemeente heeft in het kader van armoedebestrijding de samenwerking gezocht met diverse partijen in de gemeente die te maken hebben met armoede en schulden. De coördinator uitvoering minimabeleid heeft hierin een grote rol. De gemeente kan hierin de verbindende schakel zijn door regelmatig netwerkmomenten te ondersteunen of organiseren. De gemeente organiseert sinds 2016 ook al jaarlijks een themabijeenkomst over armoede met intermediairs. Kijk of alle partijen hierin vertegenwoordigd zijn en zorg in die bijeenkomst(en) voor concrete afspraken en doelen zodat het echt ergens toe leidt. Een andere mogelijkheid is een stimuleringsfonds in te stellen voor maatschappelijke initiatieven. Hieronder een aantal voorbeelden van dergelijke fondsen die in andere gemeenten bestaan.

Een fonds voor initiatieven van kernraden, sportverenigingen, sociaal-culturele instellingen en inwoners met een maatschappelijk doel. Bedoeld om maatschappelijke initiatieven te stimuleren die de betrokkenheid van burgers bij elkaar of de kern vergroten, bijvoorbeeld door het realiseren en onderhouden van voorzieningen in de openbare ruimte of de culturele en/of sportieve participatie te stimuleren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen incidentele subsidies voor evenementen en stimuleringssubsidies voor stimulering van bepaalde activiteiten.

Een fonds dat subsidies geeft voor goede ideeën die bijdragen aan de samenleving. Het is de bedoeling dat mensen vrijwillig iets organiseren en het fonds richt zich specifiek op jongeren tussen de 13 en 25 jaar. Voorbeelden zijn koken met de buurt of een dagje op stap met ouderen.

Budget voor creatieve en innovatieve ideeën van inwoners. Plannen en ideeën die een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een mooie en leefbare omgeving komen in aanmerking voor een financiële ondersteuning. Het idee dient bij te dragen aan blijvende verandering.

Fonds voor maatschappelijke initiatieven. Bedoeld voor inwoners, organisaties en/of ondernemers die het initiatief willen nemen om iets met en voor elkaar te doen.

Page 22: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

20

Bijlage 1. Verantwoording

Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van registratiegegevens van de verschillende lokale en landelijke regelingen die de gemeente uitvoert. Daarbij gaat het om de volgende voorzieningen: Participatiewet, minimaregelingen en kwijtschelding gemeentelijke belastingen. Alle bron gegevens zijn via encryptie versleuteld aangeleverd zodat ze niet te herleiden zijn tot individuele natuurlijke personen. Onderstaand beschrijven we de wijze waarop het onderzoeksbestand is aangemaakt.

Stap 1 In de eerste bewerkingsstap wordt de informatie uit de genoemde registratiebronnen aan het actuele BRP bestand (dat ook is versleuteld) gekoppeld. Op deze wijze wordt inzichtelijk welke personen gebruikmaken of gebruik hebben gemaakt van welke voorziening.

Stap 2 In stap 2 wordt aan de hand van de BRP een analysebestand op huishoudniveau gemaakt. We onderscheiden 4 huishoudtypes: alleenstaanden, eenoudergezinnen, meerpersoonshuishoudens met kinderen en meerpersoonshuishoudens zonder kinderen. De operationele definities van deze begrippen treft u verderop in deze verantwoording aan.

Stap 3 Het feitelijke gebruik van voorzieningen in het jaar voorafgaand aan het peilmoment van de BRP wordt op huishoudniveau vastgesteld. Indien één persoon binnen het huishouden gebruik heeft gemaakt van een bepaalde voorziening, wordt dit toegerekend naar het hele huishouden.

Statistisch kader In tegenstelling tot wat gangbaar is bij sociaal wetenschappelijk onderzoek is dit rapport gebaseerd op gegevens van de totale bevolkingspopulatie. Dat betekent dat de vermelde aantallen en percentages niet getoetst hoeven te worden op statistische betrouwbaarheid en altijd de feitelijke situatie weergeven. Operationele definitie huishouden Het bepalen van het soort en type huishouden gebeurt aan de hand van gegevens uit de bevolkingsadministratie en wel op de volgende wijze:

indien één persoon op een adres woont, is duidelijk dat er sprake is van een alleenstaande;

personen op één adres waartussen geregistreerde ouder-kindrelaties of echtrelaties bestaan worden tot een gezamenlijk huishouden gerekend;

indien er één minderjarige op een adres woont met een ouder-kindrelatie tellen we een eenoudergezin;

indien er meer minderjarige op een adres wonen waarbij één meerderjarige ouder is en er een ouder-kindrelatie bestaat met de andere meerderjarige (en/of minderjarige) tellen we een eenoudergezin;

als er vier of meer meerderjarigen op een adres wonen, gaan we ervan uit dat er meerdere huishoudens op dit adres gevestigd zijn;

indien er drie meerderjarigen zonder echtrelatie op één adres wonen, kijken we naar de gemiddelde leeftijd. Ligt die onder de 27 jaar dan rekenen we iedere persoon als een afzonderlijk (studenten)huishouden. Ligt deze boven de 27 jaar dan tellen we één meerpersoonshuishouden.

als er minimaal 20 personen op een gezamenlijk adres wonen, registreren we een institutioneel huishouden, tenzij de gemiddelde leeftijd van alle bewoners hoger is dan 65 jaar. Iedere bewoner wordt dan als afzonderlijk huishouden meegeteld (gehuwden tellen als één huishouden).

Page 23: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

21

Zelfstandig huishouden Een zelfstandig huishouden bestaat uit één of meer personen die alleen of samen in een woonruimte gehuisvest zijn en zelf in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien.

Institutioneel huishouden Tot de institutionele huishoudens behoren adressen met minimaal 20 personen, waarbij de gemiddelde leeftijd jonger is dan 65 jaar. Hiertoe behoren bijvoorbeeld opvangcentra, penitentiaire inrichtingen, kindertehuizen en internaten. In de bevolkingsoverzichten in deze rapportage zijn deze personen meegeteld. In de hoofdstukken waar de inkomensverdeling in termen van huishoudens wordt besproken blijven zij buiten beschouwing.

Besteedbaar inkomen (CBS) Besteedbaar inkomen is het bruto inkomen verminderd met de premies sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (zoals alimentatie) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting. Het bruto inkomen omvat winst uit onderneming, bruto inkomsten uit arbeid, inkomsten uit vermogen en bruto ontvangen overdrachten (zoals AOW, Anw, WAO/WIA, studiefinanciering, kinderbijslag en huursubsidie).

Inkomensbron In dit onderzoek worden de termen Participatiewet, AOW en ‘ander’ inkomen gebruikt. Voor de bijstandsgerechtigden (Participatiewet) is de inkomensbron direct vast te stellen. De AOW inkomensgrondslag is bepaald op basis van de leeftijd van de huishoudoudste. De 65+ huishoudens die tevens een aanvullende bijstandsuitkering ontvangen rekenen we eveneens tot deze categorie. Alle overige inkomens zijn vervolgens onder de noemer ‘ander’ inkomen gebracht. Wanneer het inkomen van een huishouden alleen bestaat uit AOW dan wordt het huishouden tot de minimapopulatie gerekend.

Berekening van de duur van het minimuminkomen De duur van de periode waarin een huishouden op het minimuminkomen leeft, wordt berekend aan de hand van een combinatie van gegevens uit verschillende bronnen. Een sluitende definiëring in termen van een volledig onafgebroken periode is niet altijd mogelijk. Indien de periode tussen het gebruik van de ene regeling en de andere maximaal 30 dagen is, wordt dit daarom toch als aaneengesloten periode gezien.

Wettelijk sociaal minimum Het wettelijk sociaal minimum is de actuele bijstandsnorm voor het betreffende huishoudtype. Deze normbedragen worden halfjaarlijks vastgesteld. Voor 65-plussers is de netto AOW-uitkering het normbedrag voor het wettelijke sociale minimum.

Etniciteit (CBS) Voor bepaling van etniciteit wordt gekeken naar het geboorteland van de ouder(s). Een allochtoon is iemand waarvan minimaal één van de ouders in het buitenland is geboren. Inwoners afkomstig uit Europa, Noord-Amerika, Australië, Japan en Indonesië worden als westerse allochtonen gezien.

Page 24: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

22

Bijlage 2. Bevolkingskarakteristieken

In deze bijlage worden de belangrijkste kenmerken van de bevolkingspopulatie in de gemeente Losser beschreven.

Alle huishoudens Onderstaande tabel geeft het aantal inwoners en huishoudens weer in de gemeente op 1 januari 2017

Tabel B2.1 Aantal huishoudens en inwoners Losser7

Categorie Aantal huishoudens 9.671 Aantal personen 22.444 Gemiddelde huishoudgrootte 2,3

In de gemeente Losser wonen 22.444 personen in 9.671 huishoudens. De gemiddelde huishoudgrootte komt daarmee uit op bijna 2,3 personen, iets hoger dan het landelijk gemiddelde van 2,2 personen.

Huishoudtype Naar huishoudtype zien we de volgende verdeling.

Tabel B2.2 Huishoudens naar type

Huishoudtype Aantal Aandeel Aandeel landelijk

Alleenstaand 2824 29% 37% Eenoudergezin 294 3% 7% Meerpersoons zonder kinderen 4426 46% 29% Meerpersoons met kinderen 2127 22% 27% Totaal 9671 100% 100%

De huishoudsamenstelling in Losser wijkt enigszins af van het landelijke beeld8. Zo zijn er in de gemeente meer meerpersoonshuishoudens zonder kinderen en minder alleenstaanden dan in de rest van het land.

Leeftijd De leeftijdsopbouw van de huishoudpopulatie, uitgaande van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden, staat weergegeven in tabel B2.3.

Tabel B2.3 Huishoudens naar leeftijd

Leeftijdscategorie Aantal Aandeel Landelijk Tot 27 jaar 238 3% 8% 27 tot 45 jaar 2044 21% 29% 45 tot 65 jaar 3911 40% 37% 65 jaar en ouder 3478 36% 25% Totaal 9671 100% 100%

De gemeente Losser is een vergrijzende gemeente; in ruim één op de drie huishoudens is de oudste persoon 65 jaar of ouder, tegenover een op de vier huishoudens landelijk. Ook het aandeel 45 tot 65-jarigen is in Losser iets hoger dan het landelijk gemiddelde. Dit betekent dat de vergrijzing de komende jaren nog sterker zal doorzetten.

7 Alle gegevens in de tabellen in deze monitor zijn gebaseerd op gemeentelijke registratiegegevens, tenzij anders aangegeven. Landelijke cijfers zijn afkomstig van het CBS. 8 De definitie die het CBS hanteert voor eenoudergezinnen wijkt af van de definitie die KWIZ gebruikt. Het CBS hanteert geen leeftijdscriterium bij het begrip eenoudergezin en telt dus ook ouder-kind relatie mee tussen volwassenen personen. KWIZ hanteert als criterium voor een eenoudergezin dat het jongste inwonende kind jonger dan 18 jaar is.

Page 25: ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016 · 2017-09-23 · Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017 1 Armoedemonitor gemeente Losser 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling

Armoedemonitor Gemeente Losser 14 juni 2017

23

Geografische spreiding Onderstaand de verdeling naar woonplaats.

Tabel B2.4 Huishoudens naar woonplaats

Woonplaats Aantal Aandeel Losser 5.917 61% Overdinkel 1.751 18% De Lutte, Glane, Beuningen 2.003 21% Totaal 9.671 100%

In Losser wonen verreweg de meeste huishoudens in de gemeente, 5.917 in getal.

Etnische achtergrond De volgende figuur geeft de etnische achtergrond van alle huishoudens in Losser weer, op basis van de etniciteit van de oudste persoon in het huishouden.

Figuur B2.5 Huishoudens naar etnische achtergrond

De meeste huishoudens in de gemeente zijn van autochtone afkomst. Vergeleken met de rest van Nederland wonen in de gemeente Losser weinig niet-westerse allochtone huishoudens. Landelijk ligt het aandeel autochtone huishoudens net als in Losser op 81 procent. Het aandeel westers allochtone huishoudens is in de gemeente Losser met 16 procent hoger dan het landelijk gemiddelde van 9 procent, en het aandeel niet-westerse allochtone huishoudens ligt met 3 procent juist een stuk lager dan het landelijk gemiddelde van 12 procent.

81%

16%3%

Etniciteit

Autochtoon

Westerse allochtoon

Niet-westerse allochtoon