ARGUMENTEREN EN REDENEREN 09/04/2014actief die zich ook graag als zodanig presenteren. Op die manier...
Transcript of ARGUMENTEREN EN REDENEREN 09/04/2014actief die zich ook graag als zodanig presenteren. Op die manier...
ARGUMENTEREN EN
REDENEREN
09/04/2014 door
[Marije de Boer 525856]
[2COB] [Blok 7]
[Gwyn van der Giessen]
1
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING. ...................................................................................................................................................... 2
BETOOG. .......................................................................................................................................................... 3
TOELICHTING BETOOG. .................................................................................................................................... 4
THEMA; VRAAGSTELLING............................................................................................................................ 4
OVERZICHT VAN DE TWEE GROEPEN ARGUMENTEN (VOOR TEGEN) ....................................................... 4
ARGUMENTENLADDER PER GROEP + VERANTWOORDING VAN HET INVENTARISATIE- EN CONTROLEPROCES6
ARGUMENTENKAART MET BEIDE GROEPEN + VERANTWOORDING VAN HET INVENTARISATIE- EN
CONTROLEPROCES ....................................................................................................................................... 9
KWADRANT. .............................................................................................................................................. 10
BESCHRIJVING VAN DE KRITISCHE CONTROLE OP DE TEKST VAN DE COLUMN DOOR MEDESTUDENT OF ZELF
UITGEVOERD. ............................................................................................................................................ 11
CONCLUSIE. ................................................................................................................................................... 12
BIBLIOGRAFIE ............................................................................................................................................... 13
ARTIKEL OVER HET ONDERWERP VAN DE COLUMN/BETOOG ..................................................................... 13
POWERPOINT VAN JE WORKSHOP OVER EEN O VAN KRAAIJENVELD ......................................................... 17
2
INLEIDING.
Bij het project de strategie gaat het om de denkvaardigheden van de student verder te ontwikkelen.
Ook argumenteren en redeneren hoort hierbij. Door logisch redeneren kan ik helder mijn keuzes
beargumenteren. Hoe kan ik mijn keuze beargumenteerd verdedigen? Deze vraag moet je je
constant afvragen in dit blok. Na deze lessen kan de student hoofdzaken van bijzaken
onderscheiden, je weet wat een drogredenering is, je doorziet je eigen denkfouten en kan die van
een ander herkennen en je kan beter argumenteren.
Tijdens de 7 lessen is aan bod gekomen, gegeven door Gwyn van der Giessen, redeneringen te
beoordelen op helderheid en deugdelijkheid. Ook is aan bod gekomen de literatuur van Kees
Kraaijeveld & Suzanne Weusten. De lesstof ging vooral over de argumentatieladder, kritisch denken
en de vier o’s van Kraaijeveld. Elke week werden er een of twee workshops gegeven door een
projectgroep met een onderwerp wat te maken heeft met deze lessen. Dit waren onder andere:
observeren, ordenen, oordelen en overdenken en de psychische oorzaken van denkfouten.
De leerdoelen worden vervolgens in het blokboek als volgende verwoord:
• De student kan helder denken door bewust de aanpak observeren, ordenen, oordelen en
overdenken toe te passen (1.2.2.*).
•De student kan vaagheden in andermans denken en in het eigen denken herkennen en identificeren (observeren) (1.2.2.).
• De student kan het verschil tussen een stelling en een argument laten zien d.m.v. het opstellen van een argumentenladder (ordenen) (1.2.2.).
• De student kan op basis van een argumentenkaart een keuze maken (oordelen) (1.2.2.).
• De student kan denkfouten en drogredeneringen herkennen en eigen redeneringen hierop controleren (overdenken) (1.2.2.).
• De student kan in concrete situaties nagaan in hoeverre psychische mechanismen die helder denken tegenwerken een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van een mening (overdenken) (1.2.2.).
• De student kan hoofd- en bijzaken onderscheiden (1.2.2.).
•De student kan keuzes verantwoorden m.b.v. deugdelijke argumenten (1.2.2.).
De opbouw van dit verslag is als volgt: inleiding, dan mijn betoog, daarna komen de aanvullende
informatie zoals de argumentatieladder, verantwoording en mijn column en de
argumentenkwadrant en tot slot de bronnenlijst en de relevante bijlagen.
3
BETOOG.
Technologie maakt studenten lui.
In dit betoog bepleit ik dat technologie studenten lui maakt. Hiermee reageer ik op het standpunt
van de heer Herwis Claeyes die een online artikel heeft geschreven over of internet ons verslaafd en
dom maakt op 1 juli 2013. In dit artikel beargumenteerde de heer Claeyes dat door de investeringen
in ontwikkelingen van technologie en nieuwe media de resultaten van studenten zouden verbeteren
en meer gemotiveerd raken om naar school te gaan. Het maakt volgens de heer Claeyes niet uit door
de technologie op zich, maar hoe de studenten met deze technologie omgaan of zij er slimmer of
dommer van worden. De heer vervelde heeft als standpunt dat Twitter een goed medium is om in
contact te komen en te discussiëren met deskundigen uit het vakgebied en deze als bruikbare
bronnen kunt gebruiken.
Ik vind dit een onzinnig verweer. Er zijn bovendien vier andere redenen voor mijn stelling namelijk:
aangezien dat 66% van de studenten in de les deze technologie voor sociale doeleinden gebruikt dan
dat z deze gebruiken voor de lesstof. Dit komt uit een onderzoek van de heer Blaas uit 2013. Uit een
ander onderzoek blijk dat jongere problematische internetgebruikers dubbel zoveel tijd spenderen
online dat hun leeftijdsgenoten. Zij voelen zich eenzamer, depressiever, minder zelfverzekerder en
minder gemotiveerd om naar school te gaan en hierdoor behalen zij ook lagere schoolresultaten.
Dan kunnen scholen blijven investeren maar als er niet wordt geleerd hoe studenten de technologie
moet gebruiken blijven deze cijfers stijgen. Tevens terug te komen op het argument van Vervelde,
Niet heel veel jongen twitteren met deskundigen uit het vakgebied.
De andere redenen zijn: de heer Nicolas Carr betoogt al jaren dat internet studenten oppervlakkiger
maakt en ons belet om diep na te denken over de leerstof. Deze zogenaamde internetstudent krijgen
hapklare informatie binnen via hun e-mail, Facebook berichten, smsjes, tweets en Youtube video’s.
Als je dit koppelt met het argument van de heer Baas dat 66% van de studenten technologie voor
sociale doeleinden gebruikt in plaats van de les, kun je begrijpen dat de aandacht voortdurend
verstrooid wordt en zo het overzicht verliezen. Deze snelle hapklare informatie zou een overkill zijn
voor de studenten.
Tenslotte ben ik zelf van mening dat studenten inderdaad luier worden door technologie.
Basiskennis zoals hoofdrekenen kunnen studenten niet meer zonder rekenmachine. Ook al konden
ze dit vroeger wel. Ze worden niet meer geprikkeld om na te denken. Ook denk ik dat studenten niet
meer naar lessen hoeven te gaan. Als ze iets willen weten voor verslagen of tentamens gaan ze naar
Google en zoeken het daar op. Dit gaat namelijk veel sneller dat naar een les toe te gaan. Dit
verklaard de naam internetstudent. Ik vind het een taak van leraren en scholen om studenten te
leren hoe ze om moeten gaan met technologie en nieuwe media. Zij moeten ook grenzen stellen en
afspraken maken over het gebruik van technologie tijdens de lessen.
Ik herhaal dus mijn stelling dat technologie jongeren lui maakt. Ik hoop dat u mijn visie niet alleen
deelt, maar ook bereid bent die uit te dragen, bijvoorbeeld de afspraken zou maken over
technologiegebruik tijdens de lessen.
4
TOELICHTING BETOOG.
In dit hoofdstuk staan de definities, argumenten, de argumentatie ladder en kwadrant.
THEMA; VRAAGSTELLING
; definitie(s) van begrip(pen) – met verantwoording van controle + Perspectief – verantwoording van de keuze erbij
Mijn keuze probleem is dat studenten door technologie lui worden. Dit probleem doet zich op alle
scholen voor waar jongeren bezig zijn met een studie.
Mijn vraagstelling wordt: worden studenten echt lui door de technologieën van nu?
Technologie;’’ Technologie is het systeem waarbij wetenschap en kennis doelgericht worden gebruikt
voor de ontwikkeling van innovatieve methodes, organisatievormen en technieken om aan bepaalde
fysieke en niet-fysieke doelstellingen te voldoen’’. (Geertsma, 2013)
Studenten: iemand die studeert, m.n. aan een universiteit of hogeschool. (Van Dale Uitgevers, 2014)
Lui:’’ afkerig van inspanning of werk: liever lui dan moe; een luie stoel gemakkelijke’’ (Van Dale
uitgevers, 2014)
Mijn standpunt is dat ik vind dat technologie studenten lui maakt. Ik ben dus voor. Mijn argumenten
staan bij het volgende hoofdstuk.
OVERZICHT VAN DE TWEE GROEPEN ARGUMENTEN (VOOR TEGEN)
‘’Breng de in de bronteksten gevonden argumenten vanuit het gekozen perspectief in twee groepen onder: de voorargumenten resp. tegenargumenten. Stel vast of ze wel ter zake zijn. Cluster de argumenten binnen iedere groep zoveel mogelijk. Vermeld bij ieder argument de bron / autoriteit. Eigen argumenten apart noteren en afzonderlijk toelichten’’.
Voor Tegen
Studenten lijken zich steeds minder goed te kunnen concentreren en zijn sneller afgeleid, vooral bij lessen die meerdere lesuren duren. (Evers, 2013-2014) Deze doet niet ter zake want het gaat over motivatie en niet de technologie.
Er wordt veel geld besteed aan ontwikkelingen op het gebied van technologie en nieuwe media in het onderwijs, mede als aanjager van studiemotivatie en het verbeteren van studieresultaten. (Evers, 2013-2014) Deze is wel bruikbaar, want hier hebben ze het over investeringen om de resultaten te verbeteren.
Onderzoek binnen Saxion toont ook aan dat 66% van de studenten hun smartphone, tablet of laptop tijdens de colleges gebruiken voor sociale doeleinden, zoals bijvoorbeeld Facebook (Baas, 2013) Goed bruikbaar en uit onderzoek.
‘’Na het internet is social media misschien wel het gaafste dat de journalistiek van de technologie gekregen heeft’’, zegt hij. ‘’Er moet alleen wel op de juiste manier gebruik van worden gemaakt.’’ (Vervelde, 2013) Niet echt bruikbaar, dit geldt misschien alleen voor de journalistiek.
5
Jongere problematische internetgebruikers spenderen dubbel zoveel tijd online dan hun leeftijdsgenoten. Ze voelen zich meer eenzaam en depressiever, minder zelfzeker, gaan minder graag naar school en behalen ook lagere schoolresultaten. (Federaal Wetenschapsbeleid, 2013) Bruikbaar, gevolg is verslaving.
‘’Wel kan je op een medium als Twitter ontzettend goed discussiëren en ook nog eens op hoog niveau. Er zijn daar veel deskundigen actief die zich ook graag als zodanig presenteren. Op die manier kun je heel bruikbare bronnen vinden.’’ (Vervelde, 2013) Wel bruikbaar, maar niet veel studenten discussiëren met deskundigen via Twitter.
Nicolas Carr betoogt reeds enkele jaren dat internet ons oppervlakkiger maakt en ons belet om ‘diep’ na te denken. Door de overkill aan hapklare informatie, e-mails, Facebook berichten, smsjes, tweets en Youtube video’s wordt onze aandacht voortdurend verstrooid en verliezen we alle overzicht. (Claeys, 2013) Bruikbaar, de macht van social media
‘’Neem bijvoorbeeld de groepen. Er is van alle sporten, hobby’s, artiesten of wat dan ook wel een groep op Facebook te vinden. Als je daar een oproepje in plaatst, is de kans groot dat je een representatieve vindt.’’ (Vervelde, 2013) Bruikbaar, de voordelen van Facebook.
Een ander gevolg zou kunnen zijn dat ons geheugen achteruit gaat. We proberen immers te veel informatie te verwerken waardoor er slechts weinig in het langetermijngeheugen terecht komt en er dus geen kennis wordt opgebouwd. (Carr, 2013) Bruikbaar, we onthouden steeds minder.
Het is niet door veel te twitteren dat onze gedachtestroom plots verandert in pakketjes van maximaal 140 karakters. (Claeys, 2013) Bruikbaar, het is om hoe we er mee omgaan.
Technologie op zich ontmenselijkt niet, maakt niet dommer of slimmer, maakt je niet beter of slechter. Waarover het gaat is hoe we ermee omspringen. Computertechnologie en internet zijn onontbeerlijk geworden om de exponentiële groei van kennis en informatie (waar het zelf aan bijdraagt) te bevatten, te ordenen, te doorzoeken en te gebruiken. (Claeys, 2013) Ook hier gaat het om hoe mensen met technologie omgaan, dus bruikbaar.
De sfeer in de klas en de onzekerheid van studenten verklaren dus hoe het komt dat studenten zich soms zo op de achtergrond houden en ongeïnteresseerd lijken. Dit is niet omdat het ze niks kan schelen, maar omdat ze niet steeds iets durven te zeggen. (kennislink, 2013)
Ook bruikbaar, dit verklaard de ’luiheid’ bij sommige studenten.
6
Eigen argumenten
Voor Tegen
Hoofdrekenen kunnen de meeste studenten niet meer, daar hebben ze rekenmachines voor. Gevolg van technologie.
Internet verbreedt het leven. Dit is ook een gevolg van technologie.
Ook tijdens de les hoeven ze geen pen en papier meer mee te nemen, ze gebruiken daarvoor hun tablet. Hoe studeren studenten nu?
Doordat je sommige taken niet meer zelf hoef te doen heb ik meer tijd om nuttige zaken te doen. Voordeel van technologie.
Je hebt zo veel data binnen enkele seconde in bereik, Studenten hoeven amper meer na te denken. Data binnen enkele seconden.
Er zijn nog genoeg studenten die de technologie niet gebruiken. Bruikbaar, omdat sommige studenten anders met technologie omgaan.
Studenten hoeven eigenlijk niet meer naar de les te gaan, als ze iets willen weten over de lesstof kijken ze op Google. Gevolg van Google.
ARGUMENTENLADDER PER GROEP + VERANTWOORDING VAN HET
INVENTARISATIE- EN CONTROLEPROCES
‘’ Bepaal door ordening de hiërarchie van de gevonden voorargumenten resp. tegenargumenten ten
opzichte van elkaar m.b.v de argumentenladder’’. We beginnen met de vraag: wat zijn de
argumenten voor en tegen of technologie studenten lui maakt?
Voor Tegen
Onderzoek binnen Saxion toont ook aan dat 66% van de studenten hun smartphone, tablet of laptop tijdens de colleges gebruiken voor sociale doeleinden, zoals bijvoorbeeld Facebook (Baas, 2013) Goed bruikbaar en uit onderzoek.
Er wordt veel geld besteed aan ontwikkelingen op het gebied van technologie en nieuwe media in het onderwijs, mede als aanjager van studiemotivatie en het verbeteren van studieresultaten. (Evers, 2013-2014) Deze is wel bruikbaar, want hier hebben ze het over investeringen om de resultaten te verbeteren.
Jongere problematische internetgebruikers spenderen dubbel zoveel tijd online dan hun leeftijdsgenoten. Ze voelen zich meer eenzaam en depressiever, minder zelfzeker, gaan minder graag naar school en behalen ook lagere schoolresultaten. (Federaal Wetenschapsbeleid, 2013) Bruikbaar, gevolg is verslaving.
Het is niet door veel te twitteren dat onze gedachtestroom plots verandert in pakketjes van maximaal 140 karakters.Technologie op zich ontmenselijkt niet, maakt niet dommer of slimmer, maakt je niet beter of slechter. Waarover het gaat is hoe we ermee omspringen. (Claeys, 2013) Bruikbaar, het is om hoe we er mee omgaan.
7
Nicolas Carr betoogt reeds enkele jaren dat internet ons oppervlakkiger maakt en ons belet om ‘diep’ na te denken. Door de overkill aan hapklare informatie, e-mails, facebook berichten, smsjes, tweets en youtube video’s wordt onze aandacht voortdurend verstrooid en verliezen we alle overzicht. (Claeys, 2013) Bruikbaar, de macht van social media
‘’Wel kan je op een medium als Twitter ontzettend goed discussiëren en ook nog eens op hoog niveau. Er zijn daar veel deskundigen actief die zich ook graag als zodanig presenteren. Op die manier kun je heel bruikbare bronnen vinden.’’ (Vervelde, 2013) Wel bruikbaar, maar niet veel studenten twitteren met deskundigen.
Een ander gevolg zou kunnen zijn dat ons geheugen achteruit gaat. We proberen immers te veel informatie te verwerken waardoor er slechts weinig in het langetermijngeheugen terecht komt en er dus geen kennis wordt opgebouwd. (Carr, 2013) Hoofdrekenen kunnen de meeste studenten niet meer, daar hebben ze rekenmachines voor. Bruikbaar, we onthouden steeds minder.
De sfeer in de klas en de onzekerheid van studenten verklaren dus hoe het komt dat studenten zich soms zo op de achtergrond houden en ongeïnteresseerd lijken. Dit is niet omdat het ze niks kan schelen, maar omdat ze niet steeds iets durven te zeggen. (kennislink, 2013) Ook bruikbaar, dit verklaard de ’luiheid’ bij sommige studenten.
Eigen argumenten
Voor
Hoofdrekenen kunnen de meeste studenten niet meer, daar hebben ze rekenmachines voor. Data binnen enkele seconden.
Studenten hoeven eigenlijk niet meer naar de les te gaan, als ze iets willen weten over de lesstof kijken ze op Google.
Gevolg van Google. ‘’De argumentatieladder is een hulpmiddel om argumenten mee te ordenen en stellingen te onderscheiden van de onderliggende argumentatie. Zodra je teksten analyseert met de argumentenladder, merk je dat vaak hele stukken van een redenering impliciet blijven. Je hebt dan voor jezelf nog een heel verhaal nodig om van een argument een stapje hoger op de ladder te komen. Dit betekent dat in zo’n redenering verborgen argumenten verstopt zitten.’’ (Weusten, 2014) Stelling: technologie maakt studenten lui Argument: Er wordt veel geld besteed aan ontwikkelingen op het gebied van technologie en nieuwe media in het onderwijs, mede als aanjager van studiemotivatie en het verbeteren van studieresultaten. Verborgen argument: iets waar veel geld aan besteedt wordt betekent automatisch dat het goed is voor de studenten. Stelling: technologie maakt studenten lui Argument: Onderzoek binnen Saxion toont ook aan dat 66%
8
van de studenten hun smartphone, tablet of laptop tijdens de colleges gebruiken voor sociale doeleinden, zoals bijvoorbeeld Facebook Verborgen argument: maakt het doordat je op Facebook zit in de les je lui? Stelling: technologie maakt studenten lui Argument: Nicolas Carr betoogt reeds enkele jaren dat internet ons oppervlakkiger maakt en ons belet om ‘diep’ na te denken. Door de overkill aan hapklare informatie, e-mails, Facebook berichten, smsjes, tweets en Youtube video’s wordt onze aandacht voortdurend verstrooid en verliezen we alle overzicht. Verborgen argument: doordat de aandacht van de studenten verstrooid is maakt ze dat ook automatisch lui? Stelling: technologie maakt studenten lui Argument: Hoofdrekenen kunnen de meeste studenten niet meer, daar hebben ze rekenmachines voor. Verborgen argument: Doordat je door technologie sommige dingen niet zelf meer hoeft te doen, ben je lui?
9
ARGUMENTENKAART MET BEIDE GROEPEN + VERANTWOORDING VAN HET
INVENTARISATIE- EN CONTROLEPROCES
Bij ‘tegen’ heb ik het argument dat er veel geld wordt besteed aan technologie om studieresultaten te verbeteren. Het is echter niet door de technologie dat je studenten luier worden maar hoe ze met deze ontwikkelingen om gaan wat het gedrag veranderd. Deze meningen zijn van deskundigen en vandaar staan zij in deze categorie Dit is ook een denkfout erna dus erdoor, want, er wordt veel geld besteed aan technologie en erdoor komt het hoe studenten met technologie omgaan. Ook is er een tegen argument dat door een medium zoals Twitter je wel snel in contact komt en kunt discussiëren met deskundigen die daar actief op zijn, en die je als bruikbare bronnen kun gebruiken. Dit is vanuit het standpunt van Vervelde. Bij ‘voor’ is er een autoriteit er bijgehaald, want uit onderzoek blijkt dat jongeren veel technologische ontwikkelingen (smartphone en tablet) te gebruiken voor andere doeleinden dan bezig zijn met de lessen. En uit een ander onderzoekt blijkt dat jongeren zich meer eenzamer voelen door het internet gebruik. Andere ‘voor’ argumenten zijn die van de leraren. Dit is ook een autoriteit. Nicolas Carr zegt dat we steeds minder diep na denken en dat er een overkill is aan hapklare informatie en daardoor het
10
overzicht verliezen. En door de overkill aan hapklare informatie hoeven studenten niets meer te onthouden en zo geen kennis meer wordt opgebouwd. Dit kan een voorbeeld zijn voor hellend vlak, doordat er veel hapklare data bestaat onthouden studenten niets meer. Bij mijn eigen argumenten voor deze stelling heb ik gebruikt: ‘’ Hoofdrekenen kunnen de meeste studenten niet meer, daar hebben ze rekenmachines voor’’. Dit is een geval van geen bewijs. Wie zegt dat de meeste studenten dit niet meer kunnen? En een ander argument is: ‘’Studenten hoeven eigenlijk niet meer naar de les te gaan, als ze iets willen weten over de lesstof kijken ze op Google’’.
KWADRANT.
Argumenten voor / tegen
Standpunt: Ik vind dat studenten door technologie lui worden.
Argumenten voor van jezelf:
1 Hoofdrekenen kunnen de meeste studenten niet meer, daar hebben ze rekenmachines voor. (hoofdrekenen)(groepsdenken) (weging 7) 2 Studenten hoeven eigenlijk niet meer naar de les te gaan, als ze iets willen weten over de lesstof kijken ze op Google. (geen les nodig)(bevestigingsfout) (weging 8)
De uit vorige kwadrant volgende
tegenargumenten:
1. Heel veel studenten kunnen dit nog wel, er wordt nu gepraat over alle studenten. (weging 6)
2 Studenten leren genoeg van docenten, en niet
alleen de leerstof maar ook de toepassing
hiervan. (weging 7)
Argumenten tegen van opponent:
1. Dus als er veel geld aan wordt besteed betekent dit ook automatisch dat het idee werkt? (weging 5) 2. Onderzoek binnen Saxion toont ook aan dat 66% van de studenten hun smartphone, tablet of laptop tijdens de colleges gebruiken voor sociale doeleinden, zoals bijvoorbeeld Facebook (Baas, 2013) (afleiding)(functionele attributiefout) Ligt dat wel aan de studenten?
(weging 7)
De uit vorige kwadrant volgende argumenten
voor het standpunt:
1 Er wordt veel geld besteed aan ontwikkelingen op het gebied van technologie en nieuwe media in het onderwijs, mede als aanjager van studiemotivatie en het verbeteren van studieresultaten. (Evers, 2013-2014) (kost veel geld)(erna, erdoor) (weging 9) 2 Het is niet door veel te twitteren dat onze gedachtestroom plots verandert in pakketjes van maximaal 140 karakters. Technologie op zich ontmenselijkt niet, maakt niet dommer of slimmer, maakt je niet beter of slechter. Waarover het gaat is hoe we ermee omspringen. (Claeys, 2013)(hoe je er mee omgaat) (erna, dus erdoor) (weging 8)
11
3 Wie zegt dat studenten willen discussiëren met
deskundigen op Twitter? (weging 6)
3 ‘’ wel kan je op een medium zoals Twitter
ontzettend goed discussiëren en ook nog een op
een hoog niveau. Er zijn daar veel deskundigen
actief die zich ook graag als zodanig presenteren.
Op die manier kun je veel bruikbare bronnen
vinden’’ (Vervelde, 2013)(Discussiëren) (weging
6)
Geef een weging aan alle argumenten van 1-10. Tel groene en roze kwadrant op: welke heeft de
meeste standpunten: ben je veranderd van standpunt? Roze 38 en groen 33.
Wat veranderde je standpunt? Welk argument was hierin doorslaggevend?
Mijn standpunt veranderde niet. ik ben nog steeds voor. Dit komt door het argument uit het
onderzoek dat 66% technologie voor sociale doeleinden wordt gebruikt in de les.
Is dit een nuttig document? Waarom wel/niet?
Ja, het liet mij goed en scherp zien wat voor argumenten er waren.
BESCHRIJVING VAN DE KRITISCHE CONTROLE OP DE TEKST VAN DE
COLUMN DOOR MEDESTUDENT OF ZELF UITGEVOERD.
In mijn column zijn er de volgende denkfouten: Ik zeg bijvoorbeeld dat veel studenten niet twitteren met deskundige, alleen dit is een argument zonder bewijs. Wie zegt dat studenten dit niet doen? Een andere is een hellend vlak. In het argument van Nicolas Carr staat doordat studenten niet meer diep hoeven nadenken, dat de student ook niets meer onthoudt. En nog een psychische oorzaak van denkfout ik dat er studenten staat. Hiermee suggereer je dat alle studenten op deze manier werken en daarom lui zijn. Dit is groepsdenken.
12
CONCLUSIE.
Conclusie: Tevreden met de column/betoog? Wat heb je geleerd van de training over ‘helder denken’? Tips voor de docent. Ik ben erg tevreden met mijn betoog. Het is ook iets wat ik vind en ik denk dat dit nog een groter probleem kan worden in de toekomst. Ik heb vooral geleerd tijdens te lessen dat ik mijn argumenten goed met onderbouwen en ook in verslagen. Ik ben namelijk kritischer geworden met wat ik typ. Ook denk ik beter na als ik iets beargumenteerd moet opschrijven. Ik denk dan bijvoorbeeld aan of in deze zin geen denkfouten zitten. Tips voor de docent:
- De workshops georganiseerd door medestudenten waren leuk en leerzaam, ik zou deze in deze training houden. Ook de andere voorbeelden en oefeningen waren leerzaam.
- Ik zou wel in het begin goed duidelijk op papier zetten wat precies in het verslag moet en wat er van de student verwacht wordt. Dat was nu een beetje laat.
13
BIBLIOGRAFIE
Claeys, H. (2013, Juli 1). Maakt het internet ons verslaafd en dom? Opgehaald van online-hulpverlening:
http://www.online-hulpverlening.be/blog/2013/mentale-gezondheid/maakt-het-internet-ons-verslaafd-
en-dom/
Evers, F. A. (2013-2014). Technologie en nieuwe media in het hoger onderwijs van generatie Y. Universiteit
Utrecht , Utrecht, Nederlands.
Federaal Wetenschapsbeleid. (2013, juni 26). internetverslaving-belgen-kaart-gebracht. Opgehaald van
eoswetenschap: http://eoswetenschap.eu/artikel/internetverslaving-belgen-kaart-gebracht
Geertsma, P. (2013, November 20). wat-is-technologie-en-hoe-kan-technologie-worden-gedefinieerd.
Opgehaald van kennisbank: http://www.technischwerken.nl/kennisbank/techniek-kennis/wat-is-
technologie-en-hoe-kan-technologie-worden-gedefinieerd/
kennislink. (2013, Juni 5). de-student-van-tegenwoordig. Opgehaald van kennislink:
http://www.kennislink.nl/publicaties/de-student-van-tegenwoordig
Van Dale uitgevers. (2014). Lui. Opgehaald van Van dale:
http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=lui&lang=nn#.UzG18Pl5OSo
Van Dale Uitgevers. (2014). Student. Opgehaald van Van Dale:
http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=student&lang=nn#.UzG1Wfl5OSo
Vervelde, D. (2013, Oktober 10). social-media-maakt-jonge-journalisten-lui. Opgehaald van nieuwsredactie:
http://www.nieuwsredactie.net/2013/10/10/social-media-maakt-jonge-journalisten-lui/
Weusten, K. k. (2014). De gids voor helder denken. De argumentenfabriek.
ARTIKEL OVER HET ONDERWERP VAN DE COLUMN/BETOOG
MAAKT HET INTERNET ONS VERSLAAFD EN DOM?
July 1, 2013 by Herwig Claeys 1 Comment
Het viel te verwachten. Na jaren van hallelujah berichten over de zegeningen van het internet, laat een
tegenbeweging sinds 2010 van zich horen. Onderzoekers, opiniemakers, medici, psychologen en pedagogen
buitelen over elkaar heen om ons te wijzen op de risico’s en de gevaren van internet, online communicatie en
sociale netwerken. We geraken blijkbaar verslaafd aan internet, meer nog, we worden er zelfs dommer van.
Nog maar pas werden de resultaten van het CLICK onderzoek bekend gemaakt waarbij ‘internetverslaving’ in
België in kaart gebracht wordt. Verder verscheen het boek ‘Digitale dementie’ van Manfred Spitzer, een
verderzetting van kritieken die voordien reeds door Nicolas Carr verwoord werden, maar dan radicaler en
gericht op jongeren…
14
CLICK-project
Het CLICK-project werd uitgevoerd in opdracht van Belspo (Federaal Wetenschapsbeleid) en geeft aan dat 1 op
de 20 Belgen symptomen van internetverslaving vertoont. Bij jongeren tussen 12 en 17 jaar zou dit cijfer
oplopen tot 1 op 10. Concreet scoren 1% van de volwassenen en 3% van de jongeren zeer hoog op de
Compulsive Internet Use Scale (CIUS), wat wijst op verslaving.
Jongere problematische internetgebruikers spenderen dubbel zoveel tijd online dan hun leeftijdsgenoten. Ze
voelen zich meer eenzaam en depressiever, minder zelfzeker, gaan minder graag naar school en behalen ook
lagere schoolresultaten. Hun ouders zijn ook vaker alleenstaand of gescheiden. In vergelijking met de
volwassenen is vooral gamegedrag problematisch bij jongeren, terwijl overmatige gebruik van sociale
netwerksites op de tweede plaats komt. Bij volwassenen is dit net omgekeerd.
Probleem bij de rapportage van dergelijke onderzoeken in de pers is dat er vaak oorzakelijke verbanden gelegd
worden (of toch minstens gesuggereerd), terwijl dat niet zo vanzelfsprekend is. Veroorzaakt veelvuldig
internetgebruik depressie en vereenzaming of zijn het net depressieve en eenzame mensen die overmatig
gebruik gaan maken van internet? Of is er sprake van een wisselwerking? Uit andere onderzoeken blijkt dan
weer dat vereenzaamde mensen vaak aangeven dat ze baat vinden bij het gebruik van sociale netwerksites,
o.a. omdat dit soms een tussenstap betekent tot het leggen van offline contacten…
Meer over het CLICK-project: persbericht BELSPO en een artikel in EOS
Het verstrooide brein
Nicolas Carr betoogt reeds enkele jaren dat internet ons oppervlakkiger maakt en ons belet om ‘diep’ na te
denken. Door de overkill aan hapklare informatie, e-mails, facebook berichten, smsjes, tweets en youtube
video’s wordt onze aandacht voortdurend verstrooid en verliezen we alle overzicht. Een ander gevolg zou
kunnen zijn dat ons geheugen achteruit gaat. We proberen immers te veel informatie te verwerken waardoor
er slechts weinig in het langetermijngeheugen terecht komt en er dus geen kennis wordt opgebouwd. Andere
gevolgen volgens Carr zijn een verlaging van de productiviteit en creativiteit. Carr heeft natuurlijk een punt
wanneer we geen rem zouden zetten op de mogelijkheid om eindeloos rond te surfen en te reageren op alle
binnenkomende boodschappen. Want internet ‘never sleeps’.
Nicolas Carr beschikt gelukkig wel over een gevoel voor humor en is niet onverdeeld negatief over online
toepassingen. Hij ziet er ook vele voordelen in, wanneer het op een goede manier gebruikt wordt. Verder vond
hij het zelf een leuk idee om zijn denbeelden uit THE SHALLOWS (2010) vertaald te zien in een cartoon versie.
Digitale dementie
Manfred Spitzer, hoogleraar en psychiater, komt met zijn boek DIGITALE DEMENTIE een heel stuk fanatieker
uit de hoek dan Nicolas Carr. Met zo’n titel kan je natuurlijk scoren wanneer je tegelijkertijd verwijst naar
allerlei wetenschappelijke onderzoeken. Volgens hem zijn computers ronduit schadelijk voor de zich
ontwikkelende hersenen van jongeren en zijn iPads voor kleuters niets anders dan ‘kindermishandeling’ (De
Standaard,Knack).
Spitzer strooit gul in het rond met harde stellingen. Kinderen leren niets van online toepassingen,
hun hersenenverschrompelen, hun geheugenfuncties gaan achteruit, ze vereenzamen en kunnen geen
sociale contacten meer aangaan en ze worden onherroepelijk verslaafd.
Hieronder de Brandpunt reportage ‘Het gewiste geheugen’ met een interview.
15
Niets nieuws onder de zon
Het is eigenlijk niet zo verwonderlijk dat nieuwe media aanleiding geven tot paniekreacties en het
teruggrijpen naar ‘de goede oude tijd’ van pen en papier. Zelfs Nicolas Carr maakt zich deze bedenkingen in
zijn bekende blogartikel ‘Is Google making us stupid?’.
Plato (of was het Socrates) sprak al vermanende woorden over het op schrift stellen van kennis. Dat zou ons
geheugen ondermijnen. De boekdrukkunst werd door sommigen ook niet al te enthousiast onthaald. Het zou het
gepeupel op verkeerde ideeën kunnen brengen en hen afleiden van hun taken. Begin jaren 60 van vorige eeuw
kon onze dorpspastoor heftig van leer trekken tegen de opkomst van het beeldverhaal. Het maakt lui en ons
geheugen ging erbij inschieten (alweer). Over televisie en video werden eveneens banbliksems afgeroepen. Toch
bleek de mensheid nog in staat om vanuit zijn luie (televisie)zetel computers te ontwikkelen en het internet op
poten te zetten. De laatste stap naar de definitieve ondergang…
Het plastische brein
Om hun stellingen te onderbouwen verwijzen Carr en Spitzer naar wetenschappelijke onderzoeken over de
werking van onze hersenen. Als we voortdurend bezig zijn met oppervlakkigheden, dan worden onze hersenen
ook oppervlakkig is hun redenering. Volgens hen zullen de nieuwe media ons daarom dommer maken. Onze
hersenen blijken inderdaad niet statisch te zijn, maar passen zich aan door het opnemen en verwerken van
nieuwe informatie en ervaringen (wat neuroplasticiteit genoemd wordt). Dit betekent echter niet dat alle
basisverwerkingsmogelijkheden van ons brein volledig verbouwd worden of verdwijnen door bepaalde
ervaringen.
De impact van digitale media is waarschijnlijk veel kleiner dan sommigen ons willen doen geloven. Het is niet
door veel te twitteren dat onze gedachtestroom plots verandert in pakketjes van maximaal 140 karakters. En
het blijkt evenmin te kloppen dat het tegelijkertijd gebruiken van allerlei online toepassingen onze
mogelijkheid tot ‘multitasken’ zou doen toenemen. Hoe graag we dat laatste ook zouden willen, er zijn
grenzen aan neuroplasticiteit. Zowel in positieve, als in negatieve zin.
Overigens lijkt onze intelligentie er niet echt op achteruit te gaan, terwijl Spitzer beweert dat de dementering
reeds een feit is. Toch blijken kinderen wereldwijd steeds beter te scoren op IQ tests. Dit fenomeen staat
bekend als het ‘Flynn effect’, waardoor IQ tests regelmatig terug moeten genormeerd worden. Na een korte
stagnering of achteruitgang rond 2005, blijkt het Flynn effect momenteel terug in stijgende lijn te gaan.
Betekent dit dat we echt slimmer worden? Daar is nogal wat discussie over. Het zal waarschijnlijker zijn dat
vaardigheden voor abstract denken en ruimtelijke oriëntatie toenemen. Vaardigheden die beter aansluiten bij
opdrachten in een IQ test. Verbale vaardigheden en woordenschat blijken daarentegen slechts minimaal te
stijgen in Europa en de VS. Meer hierover in dit blogartikel van Hilmar Schmundt naar aanleiding van James
Flynn’s laatste boek ‘Are We Getting Smarter? Rising IQ in the Twenty-First Century’.
Mediawijsheid
Natuurlijk is het mogelijk dat we verloren lopen op de digitale snelweg en gemakkelijk worden afgeleid door
berichten en ‘eye-catchers’. Maar dat geldt toch ook voor ons dagelijkse leven? We worden voortdurend
omringd door ‘verleidingen’ die plezier op korte termijn beloven. Daar moeten we mee leren omgaan.
Eigenaardig genoeg houdt Spitzer een pleidooi tégen het bijbrengen van mediawijsheid aan kinderen en
jongeren. Volgens hem moet digitale toegang voor hen gewoon verboden worden, want altijd schadelijk.
Zoals vaak lijkt de waarheid eerder in het midden te liggen. Het is een feit dat digitale toepassingen toegang
geven tot enorme bronnen van informatie en amusement. Maar er is zo’n veelheid aan informatie en
toepassingen dat jongeren (en volwassenen) best wat geholpen worden om die veelheid te filteren en er op
16
een goede manier gebruik van te maken. Terecht staat de term ‘digital natives’ ter discussie. Kinderen en
jongeren blijken niet zo handig en mediawijs te zijn, zoals vele volwassenen onterecht denken. In Nederland
werd dit o.a. aangetoond in het rapport ‘Einstein bestaat niet’ (zie ook dit artikel).
Hoe we jongeren met digitale media laten omgaan hangt ook in grote mate af van hun leeftijd en
ontwikkeling. Dimitri Christiakis, van het Seattle Children’s Research Institute, onderzoekt al langer de invloed
van de media op kinderen en geeft van daaruit adviezen aan ouders en opvoeders. Zijn werkwijze en ideeën
komen goed tot uiting in onderstaande video.
Zijn tablets in het onderwijs een zegen?
Dat valt nog te bezien. Leerkrachten die er nu reeds ervaring mee opdoen, laten verstaan dat het een goed (en
zelfs leuk) hulpmiddel kan zijn, maar dat het geen pedagogisch wondermiddel is. In een recent onderzoek
door Stef Van Gorp (Thomas Moore hogeschool) blijkt dat 72% van de leerlingen bij het rekenen meer fouten
maakt op een tablet dan op papier. Dergelijk eenmalig onderzoek is natuurlijk nog lang geen reden om tablets
af te schrijven in de klas. De meeste scholen die er gebruik van maken in hun lessen blijven positief.
In Nederland gaat men overigens van start met enkele scholen die de iPad centraal gaan stellen in hun
onderwijs. Verder wordt ook flexibiliteit een kernbegrip: de scholen zullen elke werkdag van het jaar open zijn
vanaf 6u30 tot 18u30 en kinderen kunnen voor glijdende uren kiezen. Heel toepasselijk worden deze scholen
‘Steve Jobs scholen’ genoemd. Saskia van Uffelen gaf haar opinie in De morgen.
Wat het hoger onderwijs betreft heeft pedagoog Pedro De Bruyckere zo zijn bedenkingen. Volgens hem kunnen
digitale hulpmiddelen zeker een kwalitatieve bijdrage leveren, maar ze worden beter niet ingezet als
lapmiddel om ongeïnteresseerde studenten bij de les te houden. In zijn blogartikel ‘Andere tijden, andere
studenten, ander onderwijs?’ komt hij tot de conclusie dat er vooral goede lesgevers nodig zijn die kunnen
inspireren, ‘ouderwets’ of ‘vooruitstrevend’…
Kunnen computers geen kwaad?
Technologie op zich ontmenselijkt niet, maakt niet dommer of slimmer, maakt je niet beter of slechter.
Waarover het gaat is hoe we ermee omspringen. Computertechnologie en internet zijn onontbeerlijk geworden
om de exponentiële groei van kennis en informatie (waar het zelf aan bijdraagt) te bevatten, te ordenen, te
doorzoeken en te gebruiken. Steven Pinker (hoogleraar psychologie Harvard) komt alleszins tot dezelfde
conclusie in zijn artikel ‘Mind over Mass Media’, en kan dat zelfs in een zwierige stijl verwoorden. Zijn blog is
een antwoord op, of een nuancering van, de zorgelijke stellingen van Nicolas Carr.
In het artikel ‘Computers kunnen geen kwaad’ geeft Patti Valkenburg, hoogleraar Jeugd en Media universiteit
Amsterdam, op haar beurt een genuanceerde reactie op het boek van Manfred Spitzer. Enerzijds maakt ze
terechte kanttekeningen bij de wetenschappelijke argumentatie van Spitzer. Anderzijds geeft ze aan dat we
als ouders en opvoeders alert moeten blijven en onze kinderen ‘strategieën moeten bijbrengen om zichzelf te
beschermen tegen de talloze verleidingen die ons beloningssysteem in ons brein stimuleren’. Met andere
woorden: hen leren omgaan met frustraties en teleurstellingen. Dat was vroeger ook al zo…
17
POWERPOINT VAN JE WORKSHOP OVER EEN O VAN KRAAIJENVELD