ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE...

27
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF EN RIJKSARCHIEF IN DE PROVINCIËN ARCHIVES GÉNÉRALES DU ROYAUME ET ARCHIVES DE L’ÉTAT DANS LES PROVINCES ARCHIEFBEHEERSPLANNEN EN SELECTIELIJSTEN TABLEAUX DE GESTION ET TABLEAUX DE TRI 24 ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE MAATSCHAPPIJ VOORBEREIDEND STUDIEDOSSIER VAN DE ARCHIEFSELECTIELIJST 2008 door Paul DROSSENS Brussel 2008

Transcript of ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE...

Page 1: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

ALGEMEEN RIJKSARCHIEF EN RIJKSARCHIEF IN DE PROVINCIËNARCHIVES GÉNÉRALES DU ROYAUME ET ARCHIVES DE L’ÉTAT DANS LES PROVINCES

ARCHIEFBEHEERSPLANNEN EN SELECTIELIJSTENTABLEAUX DE GESTION ET TABLEAUX DE TRI

24

ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE

MAATSCHAPPIJ

VOORBEREIDEND STUDIEDOSSIERVAN DE ARCHIEFSELECTIELIJST

2008

door

Paul DROSSENS

Brussel2008

Page 2: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden
Page 3: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

ARCHIEF VAN DE COMMISSIE BESCHERMING VAN DE MAATSCHAPPIJ

V OORBEREIDEND STUDIEDOSSIERVAN DE ARCHIEFSELECTIELIJST

2008

door

Paul DROSSENS

Brussel2009

Page 4: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden
Page 5: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

WOORD VOORAF

Bij het opstellen van deze archiefselectielijst heb ik hulp en medewerking gekregen van een aantal personen die ik hier graag even in de kijker wil plaatsen.

Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar dhr. Karel Velle, Algemeen Rijksarchivaris, en naar mevr. Rolande Depoortere, hoofd van de afdeling Toezicht, advisering en coördinatie van verwerving en selectie van het Rijksarchief. Zij vertrouwden mij deze opdracht toe, verleen-den mij de nodige begeleiding en ondersteuning, en stonden tenslotte in voor de evaluatie van de archiefselectielijst.

Tevens wens ik de secretaris en de medewerkers van het secretariaat van de commissies tot de bescherming van de maatschappij te Antwerpen en te Gent te bedanken voor de tijd die zij wilden vrijmaken voor een gesprek en het bereidwillig beantwoorden van al mijn vragen.

Paul Drossensmei 2008

5

Page 6: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

6

Page 7: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

INHOUDSTAFEL

WOORD VOORAF.................................................................................................................5

INHOUDSTAFEL...................................................................................................................7

LIJST VAN BRONNEN EN WERKEN.................................................................................9

LIJST VAN AFKORTINGEN..............................................................................................11

INLEIDING...........................................................................................................................13

Doel en structuur van de selectielijst........................................................................................13Hoe gaat u concreet te werk?...................................................................................................13

HISTORISCH-INSTITUTIONEEL KADER......................................................................15

Geschiedenis van de internering van geestesgestoorden in België............................................15Bevoegdheden, samenstelling en werking van de archiefvormer..............................................18Schematisch overzicht van de interneringsprocedure................................................................21

VORMING, BEHEER EN SELECTIE VAN ARCHIEF....................................................23

Principes en basisbegrippen van de archivistiek.......................................................................23Analyse van de archiefvorming................................................................................................24Beschrijving van de belangrijkste archiefreeksen.....................................................................24Het concept selectie.................................................................................................................25Selectie van het archief van de CBM.......................................................................................26

7

Page 8: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

8

Page 9: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

LIJST VAN BRONNEN EN WERKEN

GEDRUKTE BRONNEN

Belgisch Staatsblad.

Bulletin van het Bestuur Strafinrichtingen, I-XXXVIII, 1947-1984.

Recueil des circulaires, instructions et autres actes émanés du Ministère de la Justice ou relatifs à ce département. Verzameling van omzendbrieven, dienstvoorschriften en andere bescheiden door het Ministerie van Justitie uitgegeven of dit departement betreffende. Reeks 1: 1795-1813, Brussel, 1874-1893. Reeks 2: 1814-1830, Brussel, 1849-1851. Reeks 3: 1830-1973, Brussel/Nijvel, 1851-1984.

WERKEN

CASSELMAN J., ‘Internering: huidige situatie’, in CASSELMAN J., COSYNS P. e.a., Internering. Leuven, Garant, 1997, p. 39-61.

CASSELMAN J., ‘Wetsontwerp Onkelinx betreffende internering’, Panopticon, 2007, 4, p. 57-59.

COPPENS H., Archiefterminologie (AT2). Nederlandse versie van de Terminologie archi-vistique en usage aux Archives de l’Etat en Belgique (1994) aangevuld met lijsten van redactionele vormen, ontwikkelingsstadia en uiterlijke vormen uit Archiefterminologie (1990) en met verwijzing naar Archiefterminologie voor Vlaanderen en Nederland (2003). Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2004, 229 p. (Miscellanea Archivistica Manuale, 49).

COSYNS P., D’HONDT C., JANSSENS D., MAES E. en VERELLEN R., ‘Geïnterneerden in België. De cijfers’, Panopticon, 2007, 1, p. 46-61.

DEN TEULING A.J.M., Archiefterminologie voor Nederland en Vlaanderen, ’s Gravenshage, Stichting Archiefpublicaties, 2003, s.p.

GOETHALS J., Abnormaal en delinquent. De geschiedenis van het actueel functioneren van de wet tot de bescherming van de maatschappij. Antwerpen-Arnhem, Kluwer-Gouda Quint, 1991, 332 p.

GOETHALS J., ‘De internering. De aanpak van de ontoerekeningsvatbare delinquent’, in BOUVERNE-DE BIE M., KLOECK K., MEYVIS W., ROOSE R. en VANACKER J. (red.). Handboek Forensisch Welzijnswerk. Gent, Academia Press, 2002, p. 547-584.

GOETHALS J., ‘De wet tot bescherming van de maatschappij in een historisch perspectief’, in: CASSELMAN J., COSYNS P. e.a., Internering. Leuven, Garant, 1997, p. 11-38.

Justitie in cijfers 2006. Brussel, FOD Justitie, 2007, 49 p.

NEYS A. en PETERS T., ‘De geschiedenis van het gevangeniswezen’, in NEYS A., PETERS T., PIETERS F. en VANACKER J. (red.), Tralies in de weg. Het Belgische gevangeniswezen: historiek, balans en perspectieven, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1994, p. 1-49.

9

Page 10: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

PAQUAY J., ‘Enkele overwegingen aangaande de wet tot bescherming van de maatschappij’, Bulletin van het Bestuur Strafinrichtingen, XXXVII, 1983, 4, p.329-341.

ROTTHIER I., De gevangenisgids. Archiefgids betreffende de archieven van de Vlaamse penitentiaire inrichtingen. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2001, 196 p. (Miscellanea Archivis-tica Studia, 142).

SIRJACOBS I. en VANDEN BOSCH H., Les juridictions administratives en Belgique depuis 1795 – De administratieve rechtscolleges in België sinds 1795. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2006, 1196 p. (Studia, 114).

TUBEX H., ‘Internering: vooruitgang aan het tempo van de processie van Echternach’, Ad Rem. Tweemaandelijks tijdschrift van de orde van Vlaamse balies, III, 2004, p. 40-48 (themanummer gevangenissen).

VELLE K., Het openbaar ministerie in België (1796-1995). Organisatie, bevoegdheden en archiefvorming. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1995, 410 p. (Miscellanea Archivistica Studia, 66).

10

Page 11: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

LIJST VAN AFKORTINGEN

B.S. Belgisch Staatsblad

CBM Commissie tot Bescherming van de Maatschappij

HCBM Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij

KB Koninklijk Besluit

Rec. Recueil des circulaires, instructions et autres actes émanés du Ministère de la Justice ou relatifs à ce département / Verzameling van omzendbrieven, dienst-voorschriften en andere bescheiden door het Ministerie van Justitie uitgegeven of dit departement betreffende

WBM Wet tot Bescherming van de Maatschappij van 1 juli 1964

11

Page 12: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

12

Page 13: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

INLEIDING

Doel en structuur van de selectielijst

De voornaamste reden waarom archiefbescheiden worden opgemaakt, is een doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de bestuurshandelingen. Een zorgvuldig archiefbeheer bevordert de efficiënte werking van de dienst: stukken worden vlugger teruggevonden. Zelfs na de afhandeling van een zaak blijven bepaalde dossiers nog een tijdlang bruikbaar ter ondersteuning van nieuwe zaken, omdat het als model kan dienen of omdat het toekomstige beleid erop kan worden gebaseerd. In tweede instantie moeten overheidsorganen aan de hand van hun archieven aan politiek en burger verantwoording kunnen afleggen over hun handelen. Tot slot is het bewaren van archiefbescheiden op langere termijn noodzakelijk voor de wetenschappelijke studie van de maatschappij in het verleden. Archieven afkomstig van overheidsorganen moeten de studie mogelijk maken van het functioneren van de overheids-administratie en van haar impact op de maatschappij. Daarenboven bevatten de door de over-heid gevormde archieven informatie van algemeen cultureel belang.

De Archiefwet van 24 juni 1955 stipuleert dat vernietiging van archiefbescheiden (van overheidsorganen) niet is toegelaten zonder voorafgaande toelating van de Algemeen Rijks-archivaris of zijn gemachtigde. Het Rijksarchief bepaalt wat moet bewaard worden en wat kan vernietigd worden. Het is echter weinig praktisch om voor de vernietiging van eender welk document telkens opnieuw de toestemming van de Algemeen Rijksarchivaris te moeten vragen. De oplossing is een door het Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën goedgekeurde archiefselectielijst. Deze biedt een systematisch overzicht van alle archiefproducten waarvoor de archiefvormer verantwoordelijk is. Bij elke archiefreeks worden de administratieve bewaartermijn en de definitieve bestemming vermeld. Er wordt met andere woorden aangeduid welke documenten in aanmerking komen voor permanente bewaring en welke documenten vernietigd mogen worden wanneer ze hun administratief nut volledig verloren hebben.

De archiefselectielijst is bedoeld om de archiefvormer te helpen. Het is een basisinstrument voor een goed archiefbeheer en voor een efficiënt records management. Aangezien de archiefvormer al in een heel vroeg stadium van de archiefvorming – in feite zelfs nog vóór het ontstaan van de archiefbescheiden – weet welke reeksen voor permanente bewaring in aanmerking zullen komen, kan hij de voor archivering beschikbare menselijke en financiële middelen gerichter inzetten. Bovendien kan hij op basis van de archiefselectielijst overgaan tot de organisatie van periodieke vernietigingen. Op die manier wordt archiefruimte uitgespaard, blijft het te bewaren archief beter toegankelijk, kunnen stukken sneller teruggevonden worden en wordt vermeden dat belangrijke documenten verloren gaan.

Hoe gaat u concreet te werk?

Eens de administratieve bewaartermijn van een archiefreeks verstreken is, heeft het in principe geen zin meer om de bescheiden nog verder te bewaren.

Indien de definitieve bestemming vernietigen is, mag u tot de fysieke vernietiging overgaan. Vernietigen is het zodanig bewerken van informatiedragers dat de informatie die erop is vastgelegd op geen enkele wijze kan worden gereconstrueerd. Dit impliceert dus de versnippering of verbranding van papier, het verbrijzelen van optische schijven en het demagnetiseren (dus niet alleen het wissen met de delete-toets) van elektromagnetische informatiedragers zoals banden, diskettes en harde schijven. De te vernietigen archiefstukken mogen nooit zomaar worden meegegeven met het oud papier of met het gewone huisvuil. Zij

13

Page 14: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

bevatten vaak vertrouwelijke gegevens. Men moet de stukken versnipperen, met de hand of met behulp van een papiervernietiger. Voor de vernietiging van grote hoeveelheden archief kan men beroep doen op een gespecialiseerde firma, die na de vernietiging een attest aflevert.

U dient wel het Rijksarchief 45 dagen op voorhand op de hoogte te brengen, met vermelding van de aard van de stukken en de uiterste data. Wanneer het Rijksarchief niet reageert binnen de termijn van 30 dagen na ontvangst van de brief, houdt dit een stilzwijgende toestemming tot vernietiging in.

Indien de definitieve bestemming bewaren is, moeten de bescheiden permanent bewaard blijven. Dit kan eventueel door de administratie zelf gebeuren, maar deze moet er dan wel voor zorgen dat de documenten in een goede, geordende en toegankelijke staat bewaard worden. U kan de documenten ook overdragen aan het Rijksarchief, waar ze, mits inachtneming van de regels inzake privacy, raadpleegbaar zijn voor onderzoekers en voor de rechts- en bewijszoekende burger. Merken we ten slotte nog op u niet alleen moet instaan voor de bewaring van uw papieren archiefbescheiden, maar dat u ook de leesbaarheid van uw digitale bestanden op lange termijn moet kunnen garanderen. Het Rijksarchief bereidt momenteel richtlijnen voor betreffende het duurzaam bewaren van digitale bestanden.

14

Page 15: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

HISTORISCH-INSTITUTIONEEL KADER

Geschiedenis van de internering van geestesgestoorden in België

Onder invloed van het positivisme en de sociaal verweer-doctrine kwamen vanaf het einde van de 19de eeuw een aantal complementaire wetten tot stand buiten het ‘klassieke’ Strafwetboek, zoals de wet op de voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling (1888), de wet op de landloperij (1891) en de wet op de kinderbescherming (1912).1 De triomf van de sociaal verweer-beweging kwam er echter met de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers.

Krachtzinnigen werden aan het begin van de 20ste eeuw krachtens art. 71 van het Strafwetboek ontslagen van vervolging en gecolloceerd in psychiatrische asielen. In de praktijk maakte men echter onderscheid tussen partieel en volledig toerekeningsvatbaren. Plegers van strafbare feiten die in een mindere mate gestoord waren, werden wel strafbaar gesteld en konden als verzachtende omstandigheid de verminderde toerekeningsvatbaarheid inroepen, met lichte straffen tot gevolg. Volledig ontoerekeningsvatbaren werden van strafvervolging ontslagen en werden gecolloceerd in asielen, maar bleken hier, op eenvoudig advies van de geneesheer, veel te snel in vrijheid gesteld te worden.2

Om aan deze situatie te verhelpen werden vanaf het begin van de jaren 1920 een aantal voorstellen geformuleerd om tot een nieuwe wet op abnormale wetsovertreders te komen, die uiteindelijk in 1930 werd gerealiseerd. Tegelijkertijd werd gezocht naar oplossingen binnen de grenzen van de bestaande strafwet. In de loop van 1921-1924 werden in een aantal gevangenis-sen psychiatrische afdelingen (de zgn. “annexe”) geopend, meer bepaald in de strafinrichtingen van Antwerpen, Gent, Leuven-Hulpgevangenis en Vorst. Volgens het bij Ministerieel Besluit uitgevaardigde reglement waren deze afdelingen bestemd voor de observatie en verpleging van gedetineerden die aan een geestesstoornis leden of ervan verdacht werden.3 De bezieler van deze psychiatrische afdelingen, dr. Louis Vervaeck, beschrijft ze als psychiatrische observatie-kwartieren. Een dergelijke afdeling bestond uit een zaal van 8 tot 10 bedden waarop twee isolatiekamers uitkwamen, een kleinere ruimte voor zieken en lokalen voor ‘hydrotherapie’.4

Met het oog op de inwerkingtreding van de wet van 9 april 1930 werden in de loop van 1930 nog psychiatrische afdelingen geopend in de strafinrichtingen te Bergen, Brugge, Charleroi, Luik en Merksplas.

De wet van 9 april 1930 stipuleerde dat een verdachte die verkeerde in een staat van krank-zinnigheid of in een ernstige staat van geestesstoornis of -zwakheid waardoor hij niet in staat is zijn daden te controleren, kon onderworpen worden aan beveiligingsmaatregelen. De wet voorzag in eerste instantie in de observatie van beklaagden en liet tevens toe tot internering (dwangverpleging) over te gaan wanneer een aantal voorwaarden waren vervuld. De uitvoering van de interneringsmaatregel werd toevertrouwd aan speciaal hiertoe in het leven geroepen commissies, die werden ingesteld bij de psychiatrische afdeling van de gevangenis. De bevoegdheden en werkingsmodaliteiten van deze commissies bij de psychiatrische afdelingen werden via een huishoudelijk reglement geregeld.5 De commissies hadden in essentie een viervoudige opdracht. Zij waren bevoegd voor de aanwijzing van de inrichting waar de verdach-ten geïnterneerd dienden te worden, ze beslisten over de overbrenging naar een andere

1 NEYS A. en PETERS T., ‘De geschiedenis van het gevangeniswezen’, in NEYS A., PETERS T., PIETERS F. en VANACKER J. (red.), Tralies in de weg. Het Belgische gevangeniswezen: historiek, balans en perspectieven, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1994, p. 19.2 GOETHALS J., Abnormaal en delinquent. De geschiedenis van het actueel functioneren van de wet tot de bescherming van de maatschappij. Antwerpen-Arnhem, Kluwer-Gouda Quint, 1991, p. 3-12.3 Ministerieel Besluit van 10 maart 1923 (Rec., 1923, 57-63).4 GOETHALS J., op. cit., p. 19.5 Ministerieel Besluit van 20 december 1930 (Rec., 1930, p. 273-277).

15

Page 16: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

inrichting en over de invrijheidstelling op proef of de definitieve invrijheidstelling. Tot slot verleenden ze aan de minister van Justitie een eensluidend advies inzake de internering van veroordeelden. De eigenlijke interneringsmaatregel vond plaats in ‘abnormalengestichten tot bescherming van de maatschappij’, die vanaf 1930 werden opgericht.6

Tegen de wet van 1930 kwam spoedig kritiek vanuit diverse hoeken. Juristen klaagden o.m. aan dat de verdediging van beklaagden onvoldoende was uitgebouwd. In de medische kringen nam men aanstoot aan het feit dat krankzinnigen en abnormalen aan hetzelfde behandelingsregime werden onderworpen. Reeds in 1935 werd een commissie geïnstalleerd om de wet te herzien, echter zonder resultaat. In de jaren 1950 werd een vaste commissie belast met de voorbereiding van een nieuw wetsontwerp. De conclusies van deze commissie en het bijhorende wetsontwerp werden in grote lijnen overgenomen in de nieuwe wet tot bescherming van de maatschappij van 1 juli 1964.7

Met de wet van 1964 bleven de beginselen van de wet uit 1930 in wezen behouden. Een aantal nieuwigheden werden geïntroduceerd. De nieuwe wet voorzag bijvoorbeeld in de oprichting van een penitentiair oriëntatiecentrum dat de commissies zou bijstaan bij het oriënteren van geïnterneerden naar de meest geschikt vorm van begeleiding en individuele behandeling. Het stelsel van de invrijheidsstelling op proef werd verstrengd, voornamelijk onder druk van de publieke opinie die hevig geschokt reageerde op de vrijlating van een aantal recidiverende geïnterneerden. De bijstand van de advocaat werd uitgebreid. De mogelijkheid tot opname in een privé-instelling werd mogelijk en de internering werd voortaan voor onbepaalde duur uitgesproken (voorheen hanteerde men interneringstermijnen van 5, 10 of 15 jaar). Om meer uniformiteit in de rechtspraak na te streven werd een beroepsinstantie gecreëerd: de Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij (HCBM). De wet wijzigde weinig aan de werking van de bestaande ‘psychiatrische commissies’, die wel een nieuwe benaming kregen. Voortaan sprak men van de commissies tot bescherming van de maatschappij.8

Ook met de wet van 1964 bleven veel knelpunten inzake internering behouden en met de jaren stapelde de kritiek op het systeem zich op. Een greep uit de knelpunten: de inobservatiestelling wordt nauwelijks toegepast en de expertise die ter vervanging wordt aangeboden, is vaak van mindere kwaliteit; de kans op internering verschilt aanzienlijk naargelang het rechtsgebied; de werking van de commissies tot bescherming van de maatschappij laat te wensen over als gevolg van een inadequate samenstelling, een gebrek aan uniformiteit en een tekort aan middelen en mankracht; de rechtspositie van de geïnterneerden is onvoldoende uitgebouwd en de behandelingsmogelijkheden in de psychiatrische afdelingen van de gevangenissen zijn quasi nihil.9

In het nabije verleden is aan de wet van 1964 dan ook meermaals gesleuteld. Zo werd in 1995 een artikel 20bis ingevoegd waarin bepaald werd dat de invrijheidstelling van een geïnterneerde die een minderjarige seksueel misbruikt heeft slechts mogelijk is na voorafgaand advies van een gespecialiseerde dienst.10 Een andere innovatie werd ingevoerd bij wet van 10 februari 1998.11

6 Koninklijk Besluit van 15 december 1930 (Rec., 1930, p. 253-255).7 Wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers (B.S., 17/07/1964).8 GOETHALS J., ‘De wet tot bescherming van de maatschappij in een historisch perspectief’, in: CASSELMAN J., COSYNS P. e.a., Internering. Leuven, Garant, 1997, p. 23-29; SIRJACOBS I. en VANDEN BOSCH H., Les juridictions administratives en Belgique depuis 1795 – De administratieve rechtscolleges in België sinds 1795. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2006, p. 1074.9 CASSELMAN J., ‘Internering: huidige situatie’, in: CASSELMAN J., COSYNS P. e.a., Internering. Leuven, Garant, 1997, p. 53-56.10 Wet van 13 april 1995 betreffende het seksueel misbruik ten aanzien van minderjarigen (B.S., 25/04/1995).11 Wet van 10 februari 1998 tot wijziging van de Wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maat-schappij tegen abnormalen en de gewoontemisdadigers teneinde de advocaat van de geïnterneerde het recht tot te kennen beroep in te stellen tegen de beslissing van de commissie tot bescherming van de

16

Page 17: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

Voortaan was niet enkel cassatieberoep mogelijk, maar kon de geïnterneerde via zijn advocaat ook beroep aantekenen bij de HCBM tegen de afwijzing door de CBM van een vraag tot invrijheidstelling. Ingevolge artikel 16 van de wet van 5 maart 1998 werden in het opschrift van de wet van 1964 de plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten toegevoegd; de wet heet sindsdien: ‘Wet tot Bescherming van de Maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten’.12 Met de wet van 7 mei 1999 werd een ambtenaar van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie belast met begeleiding van en toezicht op de invrijheidgestelde bij het naleven van opgelegde voorwaarden.13 In 1999 werd bij KB een Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum (POKO) opgericht met als doel klinisch gevalsonderzoek uit te voeren bij beklaagden in voorhechtenis, geïnter-neerden en veroordeelde gedetineerden met het oog op de uitwerking van een aangepaste behandeling.14 De oprichting van deze instelling is echter dode letter gebleven (en zal dit ongetwijfeld ook blijven aangezien een dergelijk centrum in de nieuwe interneringswet niet meer is opgenomen).

In de nasleep van de Dutroux-affaire werd eind september 1996 een commissie Internering (de zogenaamde commissie-Delva) opgericht met als voornaamste taken een toekomstvisie te ontwikkelen met betrekking tot de WBM, alle praktische en juridische problemen te inventari-seren en voorstellen uit te werken om de doeltreffendheid van de wetgeving en van de opvolging van de internering te verbeteren. In april 1999 werd het eindverslag openbaar gemaakt. Aan de ondervoorzitter van de commissie Internering werd gevraagd de internerings-wet te herschrijven in functie van de gefomuleerde aanbevelingen. Een eerste werkdocument werd in april 2001 aan de minister van Justitie overhandigd.15 Het duurde uiteindelijk nog een aantal jaren vooraleer het geheel uitmondde in een nieuwe interneringswet. De wet betreffende de internering van personen met een geestesstoornis kwam uiteindelijk tot stand op 21 april 2007.16 Ze zal uiterlijk op 1 januari 2012 in werking treden.

De nieuwe interneringswet voorziet een professionalisering van de uitvoering van de beslissing tot internering. Vanaf de inwerkingtreding van de wet zijn de strafuitvoeringsrechtbanken bevoegd voor alle beslissingen die betrekking hebben op de uitvoering van de internering. De commissies tot bescherming van de maatschappij worden opgeheven. Andere krachtlijnen van de nieuwe interneringswet zijn: de notie geestesstoornis vervangt het begrip geestesziekte; er worden voorzieningen getroffen voor slachtoffers van misdrijven gepleegd door geïnterneerden; men voorziet een verplichte multidisciplinaire psychiatrische expertise; veroordeelden bij wie tijdens de detentie een geestesstoornis wordt vastgesteld, kunnen op verzoek van de directeur van de strafinrichting door de strafuitvoeringsrechtbank worden geïnterneerd en er worden

maatschappij die een verzoek om invrijheidstelling afwijst (B.S., 18/03/1998).12 Wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964 (B.S., 2/04/1998).13 Wet van 7 mei 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Strafwetboek, van het Wetboek van strafvordering, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering, van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964 (B.S., 29/06/1999).14 Koninklijk Besluit van 19 april 1999 tot instelling van een Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum met het statuut van wetenschappelijke inrichting van de staat (B.S., 8/05/1999).15 GOETHALS J., ‘De internering. De aanpak van de ontoerekeningsvatbare delinquent’, in: BOU-VERNE-DE BIE M., KLOECK K., MEYVIS W., ROOSE R. en VANACKER J. (red.). Handboek Forensisch Welzijnswerk. Gent, Academia Press, 2002, p. 572-578; TUBEX H., ‘Internering: vooruit-gang aan het tempo van de processie van Echternach’, Ad Rem. Tweemaandelijks tijdschrift van de orde van Vlaamse balies, III, 2004, p. 46.16 Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (B.S., 13/07/2007).

17

Page 18: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

nieuwe uitvoeringsmodaliteiten geïntroduceerd in de vorm van beperkte hechtenis en elektro-nisch toezicht.17

In de periode sinds het van kracht worden van de wet tot bescherming van de maatschappij op 1 januari 1931 tot 31 december 1985 werden in totaal zo’n 19800 verdachten geïnterneerd. Jaarlijks werden in deze periode gemiddeld 360 personen geïnterneerd.18 In de periode 1994-2003 lag het gemiddelde rond de 333 personen.19 In september 2004 telde men in België 3306 geïnterneerden waarvan 40% was toegewezen aan een inrichting waar de interneringsmaatregel werd uitgevoerd en 60% vrij was op proef.20

Bevoegdheden, samenstelling en werking van de archiefvormer21

Algemeen

De werking van de internering is sinds de wet van 1930 fundamenteel weinig veranderd. De internering kan worden opgelegd aan daders waarvan bewezen is dat ze een wanbedrijf of misdaad hebben gepleegd, die op het ogenblik van de feiten én van de berechting ontoere-keningsvatbaar zijn en die op het ogenblik van berechting verkeren in een staat van sociale gevaarlijkheid. Een internering kan worden uitgesproken door een onderzoeksgerecht (raadkamer of kamer van inbeschuldigingstelling) en door een vonnisgerecht (correctionele rechtbank of hof van beroep). Hierna valt de geïnterneerde onder de bevoegdheid van de CBM die bepaalt hoe de maatregel wordt uitgevoerd (zie illustratie met schematisch overzicht van de interneringsprocedure).

Aantal en bevoegdheidsgebied

Artikel 12 van de WBM bepaalt dat de commissies tot bescherming van de maatschappij hun zetel hebben in de strafinrichting waar een psychiatrische annexe werd opgericht. Momenteel zijn er acht commissies. De Nederlandstalige commissies bevinden zich in de strafinrichtingen van Antwerpen, Gent en Leuven-Hulp. De Franstalige commissies bevinden zich in de gevan-genissen van Jamioulx (bij Charleroi), Lantin (bij Luik), Bergen en Namen. Een tweetalige commissie zetelt in de gevangenis van Vorst.

De CBM te Antwerpen is bevoegd voor de provincies Antwerpen en Limburg, de CBM te Gent voor de provincies Oost- en West-Vlaanderen en de CBM te Leuven voor het gerechtelijk arrondissement Leuven. De CBM te Namen is verantwoordelijk voor de provincies Namen en Luxemburg, de CBM te Lantin voor de provincie Luik, de CBM te Jamioulx voor het gerechtelijk arrondissement Charleroi en de CBM te Bergen voor de gerechtelijke arrondisse-menten Bergen en Doornik. De CBM te Vorst is bevoegd voor de gerechtelijke arrondissemen-ten Brussel-Halle-Vilvoorde en Nijvel.

Het aanknopingspunt tot bepalen van de territoriale bevoegdheid van de CBM, is de plaats waar het (hoofd)misdrijf gepleegd is. Een geïnterneerde kan echter wel een aanvraag indienen om onder de bevoegdheid van een andere CBM terecht te komen.

17 Beknopt verslag van de plenaire vergadering van de Kamer van Volksvertegenwoordigers op 1 maart 2007, p. 35-36 (PLEN 267); persbericht van de ministerraad van 21 december 2006 inzake de hervor-ming van de wet ter bescherming van de maatschappij.18 GOETHALS J., op. cit., p. 170.19 Justitie in cijfers 2006. Brussel, FOD Justitie, 2007, p. 32.20 COSYNS P., D’HONDT C., JANSSENS D., MAES E. en VERELLEN R., ‘Geïnterneerden in België. De cijfers’, Panopticon, 2007, 1, p. 49.21 Dit hoofdstuk is voornamelijk gebaseerd op CASSELMAN J., art. cit., p. 39-61.

18

Page 19: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

Samenstelling

De CBM bestaat uit drie leden, aangevuld door één ambtenaar-secretaris. De voorzitter is een werkend of een ere-magistraat. Hij wordt bijgestaan door een advocaat en een geneesheer. Elk van de drie leden beschikt over één of meerdere plaatsvervangers. De voorzitter wordt aangewezen door de eerste voorzitter van het Hof van Beroep. De advocaat wordt aangewezen door de minister van Justitie. De minister neemt als basis voor deze beslissing twee lijsten van drie namen voorgedragen door enerzijds de procureur des Konings en anderzijds de de stafhouder van de Orde van Advocaten. De geneesheer en de secretaris worden eveneens aangewezen door de minister van Justitie.

Werkwijze

De CBM vergadert één- tot tweemaal per maand. Aan de zittingen van de commissie nemen ook de procureur des konings van het gerechtelijk arrondissement waar de psychiatrische afdeling is gevestigd én de raadsman van de geïnterneerde verplicht deel. De directeur of de geneesheer van de inrichting waar de geïnterneerde verblijft, woont eveneens de vergadering bij, evenals gedelegeerden van reclasserings- of voogdijdiensten. De WBM laat toe dat nog andere personen de vergaderingen bijwonen opdat de commissie een maximum aan informatie kan inwinnen.

De zittingen hebben plaats achter gesloten deuren. De advocaat is meestal de eerste die door het CBM gehoord wordt. Onder meer de medische verslagen (psychiatrische onderzoeken) worden met hem besproken, al dan niet in het bijzijn van zijn cliënt. Nadat vervolgens de geïnterneerde in aanwezigheid van zijn advocaat door het CBM gehoord werd en de procureur des Konings zijn advies gegeven heeft, mag de advocaat voor zijn cliënt pleiten. Hierna nemen de drie leden van de CBM in aanwezigheid van de secretaris een beslissing. Het resultaat hiervan wordt (mondeling) meegedeeld aan de aanwezigen. De geïnterneerde en diens advocaat worden daarna officieel op de hoogte gebracht van de genomen beslissing.

Bevoegdheden

De CBM is bevoegd voor de aanwijzing van de instelling waar de internering zal plaatsvinden en kan oordelen over de definitieve invrijheidstelling of invrijheidstelling op proef (en de herroeping ervan), de overbrenging naar een andere instelling en de toekenning van beperkte vrijheid, uitgangspermissie en verlof. Wanneer de CBM niet over alle gegevens beschikt om een beslissing te nemen, kan deze worden uitgesteld tot een volgende zitting. Tot slot kan de CBM indien nodig een voorlopig bewindvoerder aanstellen en een eensluidend advies verlenen aan de minister van Justitie inzake de administratieve internering van een veroordeelde.

Beroepsmogelijkheid

Het parket kan steeds hoger beroep, 'verzet' genaamd, instellen tegen de beslissing van invrijheidstelling op proef of de definitieve invrijheidstelling door het CBM. De zaak wordt in dat geval geschorst en aanhangig gemaakt bij de HCBM.

Aanvankelijk kon de geïnterneerde geen beroep aantekenen tegen de beslissing van de CBM. Sinds 1968 is echter voorzien in de mogelijkheid tot instelling van cassatieberoep, weliswaar enkel tegen beslissingen met betrekking tot de invrijheidstelling.22 Wanneer het Hof van Cassatie een beslissing van de CBM verbreekt, wordt de zaak terugverwezen naar dezelfde commissie, die evenwel anders dient samengesteld te zijn.23

22 Ministeriële Omzendbrief van 19 juni 1968 (Bulletin van het Bestuur Strafinrichtingen, XXII, 1968, 4, p. 219).23 SIRJACOBS I. en VANDEN BOSCH H., op. cit., p. 1078.

19

Page 20: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

De advocaat van de geïnterneerde kan sinds 1998 eveneens hoger beroep instellen bij de HCBM tegen een negatieve beslissing tot invrijheidstelling (definitief of op proef).24

24 Wet van 10 februari 1998 tot wijziging van de Wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maat-schappij tegen abnormalen en de gewoontemisdadigers teneinde de advocaat van de geïnterneerde het recht tot te kennen beroep in te stellen tegen de beslissing van de commissie tot bescherming van de maatschappij die een verzoek om invrijheidstelling afwijst (B.S., 18/03/1998).

20

Page 21: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

Schematisch overzicht van de interneringsprocedure25

25 CASSELMAN J., art. cit., p. 43.

21

Page 22: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

22

Page 23: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

VORMING, BEHEER EN SELECTIE VAN ARCHIEF

Principes en basisbegrippen van de archivistiek

Het archief

Archiefbescheiden zijn documenten die, ongeacht hun drager, hun datum of hun materiële vorm, opgemaakt of ontvangen worden door een organisatie, een persoon of een groep personen in uitoefening van haar of zijn functies of activiteiten, en die naar hun aard bestemd zijn om te berusten onder deze organisatie, persoon of groep personen. Het betreft dus om het even welk document, zowel op papier als op een magnetische, optische, elektronische of andere drager. Briefwisseling, e-mails, computerbestanden, webpagina’s, film- en geluidsbanden, kaarten en plannen zijn allemaal archiefbescheiden. Het Belgisch Staatsblad, boeken en gedrukte tijdschriften fungeren als documentatie en behoren niet tot het archief.

Archiefreeksen

Archiefreeksen of -series zijn groepen van documenten of dossiers die onder één noemer worden gebracht omdat ze een gemeenschappelijk element hebben, doorgaans van formele aard, en gerangschikt worden op basis van eenzelfde chronologisch, alfabetisch, numeriek of alfanumeriek criterium. Voorbeeld: de personeelsdossiers, de ontvangen omzendbrieven, de opsluitingsdossiers.

De archiefvormer

Een archiefvormer is een zelfstandig handelend orgaan, persoon of groep personen die archief-bescheiden ontvangt, opmaakt en bewaart uit hoofde van zijn/haar activiteiten of in uitvoering van de hem/haar opgedragen taken.

De levenscyclus van het archief

Archief kent een hele levenscyclus, die niet eindigt wanneer het archief het kantoor van de bevoegde ambtenaar verlaat. In essentie onderscheidt men drie fasen in de levensloop van archiefdocumenten: de dynamische, semi-statische en statische fase.

In de dynamische fase hebben de archiefdocumenten in eerste plaats een administra-tieve functie. De stukken worden regelmatig gebruikt en bevinden zich binnen handbereik van de ambtenaar, hetzij in zijn eigen kantoor, hetzij in een archiefruimte in de onmiddellijke nabijheid. De ordening en bewaring is voornamelijk afgestemd op de individuele ambtenaar. Wanneer het dossier wordt afgesloten loopt de dynamische fase naar zijn einde. Na het afsluiten van het dossier kan het nog enige tijd onder de hoede van de behandelende ambtenaar blijven.

De semi-statische fase is een tussenperiode. De dossiers zijn wel afgesloten maar de termijn van juridische en administratieve verantwoordelijkheid is nog niet verstreken. Het is aangewezen bescheiden die semi-statisch zijn geworden uit de bureaus te halen en naar de archiefruimte over te brengen. Het dynamische deel blijft op die manier overzichtelijk.

De statische fase begint bij het verstrijken van de administratief-juridische bewaar-termijn. In deze fase primeert de culturele en historisch-wetenschappelijke waarde van de archiefbescheiden. De archiefbescheiden die geselecteerd werden ter vernietiging, worden in deze fase effectief vernietigd. De archiefbescheiden die voor permanente bewaring in aanmerking komen, blijven over en komen in aanmerking voor overdracht naar het Rijksarchief.

23

Page 24: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

Analyse van de archiefvorming

De archieven van de commissies tot bescherming van de maatschappij worden bewaard in de strafinrichting waaraan zij verbonden zijn. De meeste archieven bevinden zich nog integraal ter plaatse. Slechts een beperkt aantal commissies ging in het verleden over tot overdracht naar het Rijksarchief. De statische archieven (tot ca. 1970) van de commissies tot bescherming van de maatschappij te Antwerpen26, Gent27 en Leuven28 werden in de periode 1999-2001 overgebracht naar het Rijksarchief te Beveren en hier geïnventariseerd.

Het dynamische archief van de CBM wordt op het secretariaat bewaard. De dossiers van geïnterneerden worden in de dynamische fase chronologisch geordend op datum van eerste verschijning voor de CBM (aan de hand van een numerieke code die toen werd toegekend). Bij de definitieve invrijheidstelling van een geïnterneerde wordt het dossier geordend op datum van invrijheidstelling en doorgaans, omwille van plaatsgebrek op het secretariaat, direct naar de archiefruimte overgebracht.

Bij de inwerkingtreding van de nieuwe interneringswet (normaliter begin 2012) worden de zaken die bij de commissies tot bescherming van de maatschappij aanhangig zijn en de dossiers van de geïnterneerden die op proef in vrijheid zijn gesteld, ingeschreven op de algemene rol van de bevoegde strafuitvoeringsrechtbank (art. 155 § 1). De dossiers van de CBM moeten door de secretaris van de CBM aan de griffier van de SUR toegezonden worden (art. 155 § 7).

Beschrijving van de belangrijkste archiefreeksen

De voornaamste reeksen die worden gecreëerd door de CBM zijn de notulen en de dossiers van de geïnterneerden.

De notulen van de zittingen van de CBM (met de beslissingen die tijdens deze zittingen zijn genomen) worden als aparte reeks bewaard. Een afschrift van het verslag van de zitting wordt ook in het dossier van de betreffende geïnterneerde gestoken en wordt toegezonden aan het parket (de dienst strafuitvoering én slachtofferonthaal), het justitiehuis en de psychosociale dienst van de gevangenis.

Bij de CBM-dossiers is het opvallend dat er geen uniformiteit bestaat tussen de diverse commis-sies onderling op het vlak van dossierindeling. Elke CBM hanteert een eigen, gepersonaliseerd dossier. In een bepaalde CBM bestaat dit dossier uit een voorgedrukte dossieromslag en uit voorgedrukte subdossiers. Een andere CBM hanteert een variant op het opsluitingsdossier van gedetineerden en maakt gebruik van gekleurde subdossiers waarop handmatig wordt vermeld welke bescheiden erin thuishoren.

26 BAERT J. en BUYCK J., Inventarissen van de archieven van de gevangenis te Antwerpen (1856-1979), van het interneringscentrum te Antwerpen (1944) en van de commissie ter bescherming van de maatschappij te Antwerpen (1930-1973). Overdrachten 1999. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1999, 34 p. (Inventarissen Rijksarchief Beveren, 42).27 BUYCK J., Inventarissen van de archieven van het interneringscentrum te Gent (1944-1946), van het interneringscentrum te Geraardsbergen (1944-1945), van het interneringscentrum te Lokeren (1944-1948) en van de commissie tot bescherming van de maatschappij (1933-1969). Overdrachten 1999. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1999, 33 p. (Inventarissen Rijksarchief Beveren, 48)28 VELLE K. (red.), Inventaris van de archieven van de parketten van de Procureur des Konings te Antwerpen (1920-1980 en 1801-1987), (…) en van de commissie tot de bescherming van de maat-schappij te Leuven (1921-1981). Diverse overdrachten. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2002, 478 p. (Inventarissen Rijksarchief te Beveren, 71).

24

Page 25: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

Hoewel de dossierindeling weliswaar varieert van CBM tot CBM, is de inhoud echter gelijklo-pend. Grosso modo bevatten de dossiers van de commissie tot bescherming van de maatschappij volgende bescheiden:29

- beslissingen van de CBM;- beschikking tot internering; uiteenzetting der feiten die aanleiding hebben gegeven tot

de internering; informatie inzake het gerechtelijk verleden; inlichtingen van de gemeen-telijke overheid; processen-verbaal en andere documenten die betrekking hebben op de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de wederinternering;

- deskundig verslag en geneeskundige rapporten betreffende de geestestoestand van de geïnterneerde tijdens zijn verblijf in een inrichting voor sociaal verweer;

- bescheiden inzake reclassering;- briefwisseling;- rapporten van maatschappelijke begeleiding;- bescheiden inzake slachtofferonthaal.

Op de CBM-dossiers bestaat een toegang in de vorm van een steekkaartsysteem. Deze papieren ‘fichier’ geraakte in de jaren 1995-begin 2000 in onbruik en werd vervangen door een Access-programma. De steekkaarten (in papieren en later in digitale vorm) vermelden ongeveer dezelf-de informatie als deze aanwezig op de dossierkaft (alle relevante data en een samenvatting van de beslissingen van de CBM).

Tijdens de dynamische fase fungeren ook de zittingsrollen als toegang op de dossiers. Eens het dossier is afgesloten en het wordt geordend op datum van invrijheidstelling van de geïnter-neerde verliest de zittingsrol deze toegangsfunctie.

Bepaalde commissies bewaren de medische dossiers met de bevindingen van de psychiater tijdens de dynamische fase apart. Normaliter wordt dit dossier tijdens de semi-statische fase in het dossier van de geïnterneerde gestoken.

Het concept selectie

Selectie is de intellectuele en materiële procedure die erin bestaat de permanent te bewaren archiefbescheiden af te zonderen van deze die voor vernietiging in aanmerking komen.

Het waarderen van archiefreeksen op basis waarvan een definitieve bestemming (bewaren of vernietigen) wordt toegekend, gebeurt doorgaans op grond van inhoudelijke criteria. Dit houdt een waardebepaling in van de handelingen van de overheid en in principe van elke neerslag van die handelingen. Documenten met een grote bewijswaarde of informatiewaarde worden onmiddellijk bewaard, documenten die de neerslag vormen van routinematige handelingen worden meestal aan een nadere selectie onderworpen of gewoon vernietigd. Bij de waardering van de informatie wordt ook rekening gehouden met het zgn. bewaarniveau. In de AT2 (79) wordt hieronder verstaan: ‘Het niveau of onderdeel van een organisatie, waar de archiefbescheiden in hoofdzaak zijn behandeld of waar de archiefbescheiden met bewijskracht naar buiten zijn gevormd, en waar bijgevolg de archiefbescheiden moeten bewaard worden’.30

Een variant op deze definitie wordt gehanteerd in Archiefterminologie voor Nederland en Vlaanderen (119): ‘Bestuurlijk, organisatorisch of administratief niveau van een archiefvormer van welke bij de selectie van archiefbestanddelen met dezelfde inhoud als de archiefbestand-delen van andere archiefvormers binnen of buiten dezelfde organisatie die archiefbestanddelen blijvend worden bewaard, terwijl de overeenkomstige archiefbestanddelen van de andere archiefvormers worden vernietigd’.31 In een overheidsorganisatie komt het regelmatig voor dat dezelfde informatie op meerdere plaatsen wordt bewaard, zij het niet altijd in dezelfde vorm. De 29 Ik baseer me hiervoor op de dossierindeling van de CBM te Gent.30 COPPENS H., Archiefterminologie (AT2). Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2004, p. 44.

25

Page 26: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

informatie wordt bij voorkeur op die plaats bewaard waar de informatie hetzij het volledigst, hetzij het best toegankelijk is, zodat elders bewaarde ontwerpen en afschriften kunnen worden vernietigd. In het bewaarbeleid houdt men ten slotte ook rekening met de ouderdom van de stukken en met vernietigingen die in het verleden mogelijk hebben plaatsgevonden.

Een bijzondere vorm van selectie is schoning. Het is een procedure die erin bestaat stukken of objecten af te zonderen die: niet tot het archief horen (documentatie, zoals het Belgisch Staatsblad), overbodig geworden zijn (identieke dubbels, fotokopieën, blanco-formulieren, een niet terzake doende versie van een tekst), een louter tijdelijk belang hebben (ontvangstmeldin-gen) of schadelijk zijn (metalen papierklemmen, ordners of classeurs, plastieken kaften). Het doel van schonen is het reduceren van het bewaarde volume. Bovendien wordt ook de ‘goede staat’ van het permanent te bewaren archief veiliggesteld. Het schonen van dossiers kan continu of periodiek plaatsvinden. Bij het continu schonen worden telkens men een dossier in handen krijgt de verouderde stukken verwijderd. Dit vraagt echter veel meer tijd dan het periodiek schonen zodat er, ondanks alle goede bedoelingen, dikwijls weinig van terechtkomt. Meestal wordt er periodiek geschoond, op een rustig moment. Schonen kan best in een zo vroeg mogelijk stadium gebeuren, bijvoorbeeld onmiddellijk na het sluiten van een dossier. Schonen dient alleszins te gebeuren vóór het verlaten van het kantoor. Hoe groter de kennis van de dossiervorming, des te sneller het schonen verloopt en met het minste risico op fouten. Schonen wordt enkel toegepast op dossiers die voor permanente bewaring in aanmerking komen of dossiers met een betrekkelijk lange bewaartermijn. Het is weinig zinvol te schonen in dossiers die op termijn integraal mogen vernietigd worden. In tegenstelling tot het integraal vernietigen van bescheiden is voor het schonen geen toestemming van het Rijksarchief vereist.

Selectie van het archief van de CBM

De notulen van de CBM en de bijhorende vergaderstukken komen integraal in aanmerking voor bewaring. Aan de hand van deze bescheiden kan de werking van de commissie worden gereconstrueerd en blijft de neerslag van alle beslissingen die dit orgaan heeft genomen, bewaard.

De interneringsdossiers komen eveneens integraal in aanmerking voor bewaring. Hiervoor kunnen een aantal argumenten worden aangehaald.

Vanuit functioneel oogpunt kan de interneringsprocedure opgesplitst worden in enerzijds een beslissingsfase (beslissing tot internering) en anderzijds een uitvoeringsfase (uit-voering van de interneringsbeslissing). De dossiers die gevormd worden door de onderzoeks- of vonnisgerechten die de internering opleggen, worden integraal bewaard.32 Logischerwijs kan men hieruit concluderen dat ook de dossiers inzake de uitvoering van de internering in aanmer-king komen voor integrale bewaring. De argumenten waarmee destijds de integrale bewaring van de interneringsdossiers op het niveau van de correctionele rechtbank werd bepleit, zijn in ieder geval ook van toepassing op de CBM-dossiers, meer bepaald: ‘(…) de grote detailrijkdom van de dossiers die voor menig sociaal-wetenschappelijk (kwalitatief) onderzoek in aanmerking komen en omdat het hier gaat om dossiers gevormd in het kader van de toepassing van een specifieke, complexe en soms ook gecontesteerde wetgeving’.33

In het voorgaande hoofdstuk werd reeds melding gemaakt van het belang van het bepalen van het bewaarniveau bij archiefselectie. Vooraleer een definitief waardeoordeel te vellen over een bepaalde serie is het steeds noodzakelijk rekening te houden met gelijkaardige

31 DEN TEULING (A.J.M.). Archiefterminologie voor Nederland en Vlaanderen, ’s Gravenshage, Stichting Archiefpublicaties, 2003. 32 Zie codes HB035 en COR18 in de selectielijst van de rechterlijke macht (Ministeriële omzendbrief van 8 februari 2002).33 VELLE K., De selectie van de archieven van de correctionele griffies in België. Enkele beschou-wingen en aanbevelingen. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2000, p. 54.

26

Page 27: ARCHIEF VAN DE COMMISSIE TOT BESCHERMING VAN DE ...arch.arch.be/docs/surv-toe/TT-SL/fed/CBM_VS_2009_DEF.pdfmaatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers. Krachtzinnigen werden

informatie die op andere bestuurlijke of administratieve niveaus aanwezig is. In dit kader is het relevant te wijzen op een gelijkaardige reeks dossiers die op het niveau van het parket wordt bijgehouden. De dienst strafuitvoering van het parket houdt voor elke geïnterneerde een administratief dossier bij waarin alle stukken betreffende de inobservatiestelling en de uitvoering van de interneringsmaatregel terecht komen.34 Deze reeks wordt momenteel integraal bewaard conform de selectielijst van de rechterlijke macht (code PK097).35 De integrale bewa-ring van de CBM-dossiers kan eventueel aanleiding zijn om deze selectiebeslissing te herzien.

Op het niveau van de justititiehuizen houdt men een reeks dossiers ‘internering’ bij inzake de opvolging en begeleiding van de geïnterneerden. Deze dossiers bevatten verslagen van maatschappelijke onderzoeken, briefwisseling met de voorzitter van de CBM, psychiatri-sche verslagen, e.d.m. Deze reeks wordt na het verstrijken van de administratief-juridische bewaartermijn integraal vernietigd (code JH26 in de selectielijst van de justitiehuizen).36 Bij het nemen van deze selectiebeslissing werd ervan uitgegaan dat de dossiers van de CBM integraal bewaard zouden blijven en dat bijgevolg dubbelbewaring kan vermeden worden.

Los van het bewaarniveau spelen ook andere factoren. Een belangrijke motivatie om bepaalde reeksen die inhoudelijk interessant zijn, zoals bijvoorbeeld de opsluitingsdossiers en morele dossiers van gedetineerden, toch te selecteren en steekproefsgewijs te bewaren, is de grote omvang van de reeks. Dit argument speelt in mindere mate bij de selectie van de dossiers van de CBM aangezien de omvang hiervan binnen de perken blijft. We baseren ons hiervoor op de reeds overgedragen archieven aan het Rijksarchief en de reeksen die we bij onze bezoeken aan strafinrichtingen in kaart hebben gebracht. In het Rijksarchief te Beveren berusten de interneringsdossiers van de CBM te Gent (1950-1968), de CBM te Antwerpen (1930-1970) en de CBM te Leuven (1930-1970). De omvang van de overgebrachte interneringsdossiers bedraagt voor deze commissies respectievelijk 15, 18 en 9 strekkende meter. De omvang van de afgesloten dossiers (1970-begin 2007) die nog in de strafinrichting berusten, bedraagt voor de CBM te Gent en te Antwerpen bij benadering telkens circa 60 strekkende meter.

34 VELLE K., Het openbaar ministerie in België (1796-1995). Organisatie, bevoegdheden en archief-vorming. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1995, p. 303-305.35 Ministeriële omzendbrief van 8 februari 2002, p. 96.36 Ministeriële omzendbrief van 25 februari 2005, p. 12.

27