Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen...

89
Archeologiebeleid gemeente Castricum Deel I Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum Deel II Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Transcript of Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen...

Page 1: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum

Deel II Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Page 2: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

2

Page 3: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 3

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum

Deel II Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Rapportnummer: V634

Projectnummer: V08/1211

ISSN: 1573 - 9406

Status en versie: Definitief 2.1

In opdracht van: Gemeente Castricum

Auteurs: Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie

M. Alkemade, R.M. van Heeringen, K. Klerks

Plaats en Datum: Amersfoort, 28 juli 2011

Vestigia BV

Spoorstraat 5

3811 MN Amersf oort

telef oon 033 277 92 00

f ax 033 277 92 01

inf o@v estigia.nl

Page 4: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 4

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

Page 5: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

5

INHOUD

Afkortingen .......................................................................................................................... 9

Leeswijzer .......................................................................................................................... 11

Projectgegevens ................................................................................................................ 12

Samenvatting ..................................................................................................................... 13

1. Naar een gemeentelijk archeologiebeleid .................................................... 17

1.1 De aanleiding ..................................................................................................................................................... 17

1.2 Belangenafweging .............................................................................................................................................. 17

1.3 Bijzondere omstandigheden ........................................................................................................................... 18

1.4 Opzet .................................................................................................................................................................... 18

2 Kaders en gemeentelijke opgave ................................................................... 21

2.1 Archeologische monumentenzorg (AMZ) .................................................................................................. 21

2.2 Het Verdrag van Malta ................................................................................................................................... 21

2.3 De ‘geest van Malta’ ........................................................................................................................................ 22

2.4 Implementatie van Malta: de gemeentelijke opgave .............................................................................. 22

2.5 Wisselwerking met rijk en provincie ............................................................................................................ 23

2.5.1 Het rijk ....................................................................................................................................................... 23

2.5.2 De provincie .............................................................................................................................................. 24

2.5.3 Rijks- en provinciale projecten en beleid ........................................................................................... 25

3 Castricum ondergronds: voorraad archeologie ............................................ 27

3.1 Aard van het bodemarchief ........................................................................................................................... 27

3.2 Rol van de amateurarcheologie ..................................................................................................................... 28

3.3 Kwaliteit van de informatie ............................................................................................................................ 28

3.4 Belangrijke vindplaatsen .................................................................................................................................. 29

Hollands Duinreservaat (PWN; 2001-2002) ..................................................................................................... 29

Limmen-De Krocht (2003-2004) .......................................................................................................................... 30

Akersloot-Klein Dorregeest (2004) ........................................................................................................................ 30

Castricum-Zanderij (2004) ...................................................................................................................................... 30

(buiten de gemeentegrens) Uitgeest 2004 ......................................................................................................... 31

4 Visie en ambitie (omgang met bodemarchief) ............................................. 33

4.1 Uitgangspunten .................................................................................................................................................. 33

4.2 Gemeentelijk selectiebeleid ............................................................................................................................. 34

5 Uitvoering en actiepunten .............................................................................. 37

5.1 Consequenties voor de gemeentelijke organisatie .................................................................................... 37

5.2 Consequenties voor de burger (initiatiefnemer) ........................................................................................ 38

Page 6: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

6

5.3 Kosten en financiële risico’s voor de gemeente ........................................................................................ 39

5.4 Kosten en financiële risico’s voor de burger (initiatiefnemer) ............................................................... 41

6 De totstandkoming van de beleidskaart ....................................................... 45

6.1 Productdefinitie (beleidskaart en toelichting) ............................................................................................ 45

6.2 Opzet van de toelichting ................................................................................................................................. 46

6.3 Problematiek ....................................................................................................................................................... 47

6.4 Methode ............................................................................................................................................................... 47

6.5 Plangebied en onderzoeksgebied ................................................................................................................. 48

6.6 Lithostratigrafie ................................................................................................................................................... 48

6.7 Woord van dank ............................................................................................................................................... 49

7 De geolandschappelijke kaart (kaartbijlagen1 t/m 6) .................................. 51

7.1 Inleiding ................................................................................................................................................................ 51

7.2 Samenstelling ...................................................................................................................................................... 51

7.3 Bronnen ................................................................................................................................................................ 52

7.4 Geolandschappelijke eenheden ..................................................................................................................... 53

7.4.1 Indelingscriteria ......................................................................................................................................... 53

7.4.2 Hoofdlandschappen ................................................................................................................................ 54

7.5 Legenda (zie bijlage 7) .................................................................................................................................... 55

8 Archeologische inventarisatiekaart (kaartbijlagen 7a en 7b) ...................... 57

8.1 Doel en opbouw kaart ..................................................................................................................................... 57

8.2 Kaartbijlage 7a: waarnemingen en vindplaatsen ..................................................................................... 57

8.2.1 Legenda en bronnen ............................................................................................................................... 57

8.2.2 Achterliggende informatie (catalogi) .................................................................................................. 58

8.3 Kaartbijlage 7b: onderzoek ............................................................................................................................ 59

8.3.1 Legenda en bronnen ............................................................................................................................... 59

8.3.2 Achterliggende informatie (catalogi) .................................................................................................. 59

8.4 Selectie van recent onderzoek: sleutelsites ................................................................................................ 59

8.4.1 Castricum-Oosterbuurt (1995-1996) ................................................................................................ 60

8.4.2 Hollands Duinreservaat (PWN; 2001-2002) ................................................................................. 60

8.4.3 Limmen-De Krocht (2003-2004) ....................................................................................................... 60

8.4.4 Akersloot-Klein Dorregeest (2004) .................................................................................................... 61

8.4.5 Castricum-Zanderij (2004) ................................................................................................................... 61

9 Landschapsontwikkeling en archeologische verwachting (kaartbijlage 8-15)

63

9.1 Inleiding ................................................................................................................................................................ 63

Page 7: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

7

9.2 Landschappelijke ontwikkelingsfasen en bewoningsgeschiedenis (kaartbijlagen 8-14) ................ 63

9.2.1 Kaartbijlage 8 ........................................................................................................................................... 64

9.2.2 Kaartbijlage 9 ........................................................................................................................................... 64

9.2.3 Kaartbijlage 10 ........................................................................................................................................ 64

9.2.4 Kaartbijlage 11 ........................................................................................................................................ 65

9.2.5 Kaartbijlage 12 ........................................................................................................................................ 65

9.2.6 Kaartbijlage 13 ........................................................................................................................................ 65

9.2.7 Kaartbijlage 14 ........................................................................................................................................ 66

9.3 Kaartbijlage 15: offerplaatsen door de tijd heen ..................................................................................... 66

10 Archeologische waarden- en verwachtingenkaart (kaartbijlage 16) ........... 69

10.1 Doel en opzet .................................................................................................................................................... 69

10.2 Opbouw (legenda-eenheden) en toelichting .............................................................................................. 69

10.2.1 Verwachtingszones .................................................................................................................................. 69

10.2.2 Archeologische waarden ........................................................................................................................ 70

10.2.3 Sleutelsites ................................................................................................................................................. 70

10.2.4 Verstoringen ............................................................................................................................................... 71

10.3 Legenda-eenheden ............................................................................................................................................ 71

10.4 Verticale verwachting (afbeelding 1) ........................................................................................................... 72

10.5 Toelichting op de archeologische waarden- en verwachtingenkaart .................................................. 72

11 De maatregelenkaart (kaartbijlage 17) ......................................................... 75

11.1 Opbouw en gebruik ........................................................................................................................................... 75

11.2 Legenda ................................................................................................................................................................ 75

11.3 Selectiebeleid en maatregelen ....................................................................................................................... 76

11.3.1 Uitgangspunten ........................................................................................................................................ 76

11.3.2 Onderzoekseisen en ontheffingscriteria ............................................................................................ 77

11.4 Maïsteelt en archeologiebeleid (kaartbijlage 18) ..................................................................................... 80

11.5 Meldingsplicht, toevalsvondsten en gemeentelijk risico-management ................................................ 80

12 Literatuur ......................................................................................................... 81

13 Lijst van afbeeldingen, tabellen, tekstbijlagen, kaartbijlagen ...................... 87

Afbeelding 1 Landschappelijk zonering ten behoeve van de maatregelenkaart

Tabel 1 Terreinen behoud en beheer

Tabel 2 AMK-terreinen per landschappelijke zone

Bijlage 1 Archeologische perioden

Bijlage 2 Begrippenlijst

Bijlage 3 Rijks- en provinciale projecten

Bijlage 4 De AMZ-procedure

Bijlage 5 Lithostratigrafie van het Oer-IJ-gebied

Page 8: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

8

Bijlage 6 Legenda-eenheden en beschrijving geolandschappelijke kaart

(kaartbijlage 6)

Bijlage 7 Catalogus ARCHIS-waarnemingen

Bijlage 8 Catalogus amateurwaarnemingen

Bijlage 9 Catalogus gewaardeerde vindplaatsen/AMK-terreinen

Bijlage 10 Catalogus onderzoeksmeldingen ARCHIS

Bijlage 11 Catalogus onderzoeken AKI (Archeologische Kennisinventarisatie

Oer-IJ, Amsterdams Archeologisch Centrum, 2004)

Bijlage 12 Catalogus onderzoeken (RAAP, 2005)

Bijlage 13 Catalogus terreinen van archeologische waarde aangedragen door

de Archeologische Regio Werkgroep Oer-IJ, afd. Limmen

Bijlage 14 Planregels

Kaartbijlage 1 Topografische kaart

Kaartbijlage 2 Geologische kaart

Kaartbijlage 3 Geomorfologische kaart

Kaartbijlage 4 Bodemkaart

Kaartbijlage 5 Actueel Hoogtebestand (AHN)

Kaartbijlage 6 Geolandschappelijke kaart

Kaartbijlage 7a Archeologische inventarisatiekaart: AMK-terreinen,

provinciale monumenten en Archis-waarnemingen

Kaartbijlage 7b Archeologische inventarisatiekaart: onderzoeken en

onderzoeksmeldingen

Kaartbijlage 8 Verwachtingenkaart 4500 BP (met waarnemingen) Kaartbijlage

9 Verwachtingenkaart 3450 BP (met waarnemingen) Kaartbijlage 10

Verwachtingenkaart 2950 BP (met waarnemingen) Kaartbijlage 11

Verwachtingenkaart 2700 BP (met waarnemingen) Kaartbijlage 12

Verwachtingenkaart 2450 BP (met waarnemingen) Kaartbijlage 13

Verwachtingenkaart 1950 BP (met waarnemingen)

Kaartbijlage 14 Verwachtingenkaart 950 BP / 1000 AD (met

waarnemingen)

Kaartbijlage 15 Verwachtingenkaart specifiek: offerplaatsen diachroon

Kaartbijlage 16 Gemeentelijke waarden- en verwachtingenkaart

Kaartbijlage 17 Maatregelenkaart (zie ook afbeelding 1)

Kaartbijlage 18 ‘Maïskaart’ gemeente Castricum

Page 9: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

9

Afkortingen

AMK Archeologische Monumentenkaart

AMZ Archeologische monumentenzorg

Archis Archeologisch Informatiesysteem (landelijke database)

Awb Algemene wet bestuursrecht

Bro Besluit ruimtelijke ordening

IKAW Indicatieve Kaart Archeologische Waarden

m.e.r milieu effec t rapportage

KNA Kwaliteitsnorm Ned erlandse Archeologie

mv maaiveld ( –mv = beneden maaiveld)

OCenW Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

ODB Objectendatabank van de RCE

RACM Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (nu RCE)

RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

RDMZ Rijksdienst voor de Monumentenzorg (nu RCE)

RGD Rijks Geologische Dienst

ROB Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (nu RCE)

Wamz Wet op de archeologische monumentenzorg (2007)

Wro Wet ruimtelij ke ord ening (2008)

Page 10: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 10

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

Page 11: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 11

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

Leeswijzer

Het onderhavige document bevat de inhoudelijke (Deel I) en ruimtelijke (Deel II) onderbouwing

van de beleidsnota Archeologie.

Deel I Inhoudelijke onderbouwingvan het archeologiebeleid

Hierin geeft de gemeente aan hoe zij in het kader van een goede ruimtelijke ordening het behoud

en beheer van het archeologische bodemarchief zal integreren in het ruimtelijke beleid van de

gemeente, inclusief visie op het gemeentelijk bodemarchief, ambities en actiepunten.

Deel II Ruimtelijke onderbouwing: toelichting op de archeologischebeleidskaart

De beleidskaart bestaat uit een samenhangend pakket van kaarten en een toelichting op de

totstandkoming, bronnen en , die tezamen de noodzakelijke subinformatie bevatten waarop de gemeente haar keuzes voor omgang met “bekende en te verwachten archeologische

monumenten” (artikel 38a Monumentenwet) in het kader van de ruimtelijke ordening

onderbouwt en motiveert. Alle kaarten zijn opgenomen als kaartbijlagen.

Page 12: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Page 13: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

12

Projectgegevens

Projectgegevens

Projectnaam Archeologiebeleid gemeente Castricum

Opdrachtgever

Adres

Gemeente Castricum

Postbus 1301

1900 BH Castricum

Contactpersoon, tel. Mw. A. van Breugel (06 25 75 61 55)

Uitvoerder

Projectleider

Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie

Dr. R.M. van Heeringen

Bureauonderzoek en kaarten:

Beleid

Dr. R.M. van Heeringen (archeologie)

Drs. K. Klerks (fysische geografie)

drs. M. Alkemade

Bevoegd gezag

Adres

Gemeente Castricum

Postbus 1301

1900 BH Castricum

Contactpersoon bevoegd gezag, H.C.P. Venema; tel.: 0251-661326

Gemeentelijke beleidskaart Dit document

Documentatie Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie

Provincie, gemeente en plaats plangebied Provincie Noord-Holland, gemeente Castricum (gemeentelijk grondgebied)

Locatie/toponiem Gehele grondoppervlak van de gemeente

Kaartbladnummer (topo 1:25.000) 19W

RD-hoekcoördinaten van het plangebied NW 100.00/513.00

ZW 100.00/504.50

NO 114.00/512.00

ZO 114.00/504.50

CIS-code1 n.v.t.

KLIC-melding n.v.t.

Oppervlakte plangebied Ca. 60 km2

Huidig grondgebruik Variabel

Bodemverstoringen in verleden Variabel

Geplande bestemming plangebieden n.v.t.

Diepte bodemingrepen Variabel

Uitvoering booronderzoek n.v.t.

1 Landelijk onderzoekmeldingsnummer in de landelijke archeologische database Archis, dat door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

(RCE) wordt uitgegeven na de verplichte aanmelding van archeologisch onderzoek.

Page 14: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

13

Samenvatting Het onderhavige document bevat de inhoudelijke (Deel I) en ruimtelijke (Deel II) onderbouwing

van de beleidsnota Archeologie Castricum.

Voor gemeenten is het belangrijk om een doeltreffend en transparant archeologiebeleid te kunnen

voeren. Dit vloeit voort uit het Verdrag van Malta (of Valletta) dat door Nederland in 1992 werd

ondertekend en op 1 september 2007 via de Wet op de archeologische monumentenzorg

(Wamz) in de Monumentenwet is geïmplementeerd. Sedert die datum zijn gemeenten op basis van

artikel 38a van de herziene Monumentenwet verplicht om bij het vaststellen van

bestemmingsplannen en beheersverordeningen “rekening te houden met de in de grond

aanwezige dan wel te verwachten monumenten”. Het bevoegd gezag inzake de omgang met het

bodemarchief is daarbij voor een groot deel gedecentraliseerd naar gemeentelijk niveau. De wet

gaat hierbij uit van het ‘veroorzaker betaalt’ principe. Dit betekent dat gebruikers en eigenaren

van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor

archeologisch vooronderzoek, behoud of opgraving. Gecombineerd met de Wet ruimtelijke

ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is behoud en beheer van het

bodemarchief daarmee integraal verankerd in de gemeentelijke besluitvorming over gebruik en

inrichting van de ruimte.

Bij de invulling van het gemeentelijk archeologiebeleid zal Castricum zich concentreren op haar

kerntaak: de vereiste integratie van archeologie in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

De gemeente kiest daarbij voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van heldere

voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de archeologisch meest waardevolle delen van het

gemeentelijk bodemarchief, zodanig dat de archeologische zorgplicht in overeenstemming is met

andere publieke taken en ambities (landbouw, ruimtelijke ontwikkeling, woningbouw,

monumenten, etc.) maar ook met private belangen. Deel I bevat daarvoor de inhoudelijke

toelichting en onderbouwing. Behalve een effectieve en doelmatige invulling van de rol van

bevoegd gezag, onderschrijft Castricum daarin het rijks- en provinciale streven naar behoud van

archeologische waarden in de bodem (‘behoud in situ’). In de zorg voor bekende en te

verwachten archeologische waarden benadrukt Castricum voorts de betekenis van het duingebied

als potentiële ‘schatkamer’ van bijzondere archeologische vondsten, en zal zij waar mogelijk ook

aandacht hebben voor de opsporing van soms lastig traceerbare vindplaatsen, zoals bijvoorbeeld

rituele deposities (offerplaatsen) uit de prehistorie en premoderne tijd.2

Om de rol van bevoegd gezag effectief en doelmatig te vervullen is op gemeentelijk schaalniveau

een archeologische beleidskaart ontwikkeld (zie Deel II). Voor het gehele grondgebied van

Castricum (inclusief zeegebied) is daarbij op basis van bureauonderzoek3 een analyse gemaakt van

het gemeentelijke bodemarchief (bekende en te verwachten archeologische waarden; kaartbijlage

16), die vervolgens is vertaald in zeven beleidscategorieën op de maatregelenkaart (kaartbijlage

17). Op deze wijze wordt inzichtelijk gemaakt waar archeologisch (voor)onderzoek nodig is bij

ruimtelijke planvorming en bodemingrepen, en zo ja welke onderzoekeisen en ontheffingen daarbij

gelden. Deze zullen middels dubbelbestemmingen worden vastgelegd in de gemeentelijke

bestemmingsplannen.

2 Zie verder blz 29, 36, en 51-57 van deze nota. 3 Conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1 (zie www.sikb.nl).

Page 15: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

14

Om te voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen niet onevenredig wordt belast met kosten voor

archeologie wordt in artikel 41a van de Monumentenwet gesteld dat ingrepen van 100 m² of

minder niet onder de werking van de Monumentenwet vallen. In het betreffende artikel wordt

daaraan toegevoegd dat de gemeenteraad een afwijkende oppervlakte kan vaststellen. Dit geeft

gemeenten de ruimte om de beleidsmatige omgang met het bodemarchief in te vullen afhankelijk

van de plaatselijke situatie. Met de opstelling van de beleidskaart en toelichting op het beleid (Deel

I en II) maakt Castricum op gemotiveerde en verantwoorde wijze gebruik van deze wettelijke

beleidsruimte en vult deze daadwerkelijk in.

Bij het voorschrijven van archeologisch (voor)onderzoek in de verschillende beleidscategorieën

(terreinen en zones) is Castricum uitgegaan van een zo effectief mogelijke inzet op archeologie, en

de eisen van een ‘normaal’ ruimtegebruik en ruimtelijke ontwikkelingen. Daarvoor is conform de

in Deel I genoemde uitgangspunten van het gemeentelijk beleid een regeling opgesteld waarbij

bodemingrepen worden vrijgesteld van archeologisch (voor)onderzoek zolang deze niet dieper

gaan dan 40 cm beneden maaiveld en binnen een bepaalde oppervlakte blijven. In andere gevallen

wordt van de initiatiefnemer gevraagd vast te (laten) stellen wat de gevolgen zijn van de geplande

bodemingrepen voor het bodemarchief en het rapport daarvan te overleggen aan het bevoegd

gezag. Vervolgens besluit het bevoegd gezag of nader onderzoek nodig is, en zo ja in welke vorm,

danwel planaanpassing of vrijgave van het gebied.

Dit resulteert in de volgende regeling:

• Categorie 1 (archeologische waarde): Provinciale archeologische monumenten: alle

bodemingrepen zijn vergunningplichtig (behoud in situ).

• Categorie 2 (archeologische waarde): AMK-terreinen (bekende vindplaatsen, inclusief de

historische kernen van Castricum, Limmen, Bakkum en Akersloot): geen verplichting tot

archeologisch vooronderzoek bij ingrepen tot een diepte van 40 cm onder maaiveld, mits

het plangebied niet groter is dan 100 m2;

• Categorie 3 (archeologische verwachtingszone 1/8: duinen) geen verplichting tot

archeologisch vooronderzoek bij ingrepen tot het niveau van 4 meter +NAP, mits het

plangebieden niet groter is dan 100 m2;

• Categorie 4: (archeologische verwachtingszones 2 t/m 11): geen verplichting tot

archeologisch vooronderzoek bij ingrepen tot een diepte van 40 cm onder maaiveld, mits

het plangebied niet groter is dan 500 m2;

• Categorie 5 (archeologische verwachtingszone 12: water en overige meerbodems): geen

verplichting tot archeologisch vooronderzoek;

• Categorie 6 (archeologische verwachtingszone 13: Noordzee, Alkmaardermeer, Stierop):

noodzaak vooronderzoek in overleg met Rijksdienst Cultureel Erfgoed;

• Categorie 7: (terreinen waar geen bodemarchief meer aanwezig is): geen verplichting tot

archeologisch vooronderzoek.

Page 16: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 15

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

DEEL I

ARCHEOLOGIEBELEID CASTRICUM – INHOUDELIJKE ONDERBOUWING

Page 17: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie 16

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

Page 18: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

17

1. Naar een gemeentelijk archeologiebeleid

1.1 De aanleiding

In de ondergrond van het gemeentelijk grondgebied liggen unieke archeologische waarden. Dit

zgn. ‘bodemarchief’ is van groot maatschappelijk belang, omdat het voor het grootste deel van

onze geschiedenis de enige bron van informatie is. Tegelijkertijd is dit bodemarchief kwetsbaar

voor allerhande ingrepen en vormen van gebruik die nu eenmaal verband houden met wonen,

werken en recreëren. Deze functies kunnen op gespannen voet staan met de archeologische

zorgplicht van de gemeente.

Voor gemeenten is het belangrijk om een doeltreffend en transparant archeologiebeleid te kunnen

voeren. Een en ander vloeit voort uit het Verdrag van Malta (of Valletta) dat door Nederland in

1992 werd ondertekend en op 1 september 2007 via de Wet op de archeologische

monumentenzorg (Wamz) in de Monumentenwet is geïmplementeerd. Sedert die datum zijn

gemeenten op basis van artikel 38a van de herziene Monumentenwet verplicht om bij het

vaststellen van bestemmingsplannen en beheersverordeningen (en de bestemming van gronden)

“rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”. Het

bevoegd gezag inzake de omgang met het bodemarchief is daarbij voor een groot deel

gedecentraliseerd naar gemeentelijk niveau.

De uitvoering van de Monumentenwet en de integratie van archeologie in ruimtelijke

ordeningsprocessen is daarmee een primair gemeentelijke opgave geworden. De wet gaat hierbij

uit van het ‘veroorzaker betaalt’ principe. Dit betekent dat gemeenten voorwaarden kunnen

stellen aan de omgang met het bodemarchief en de burger, afhankelijk van de archeologische

verwachting, geconfronteerd kan worden met kosten voor onderzoek en behoud.

Conform de Monumentenwet wordt in Nederland archeologisch vooronderzoek verplicht gesteld

bij een grondroerende activiteit in plangebieden met een oppervlak van 100 m2 of groter. De wet

biedt gemeenten echter beleidsruimte om daarin haar eigen afwegingen te maken.

Afhankelijk van de omvang van het eigen bodemarchief, de ruimtelijke ontwikkelingsdruk en de

eigen ambitie met betrekking tot het archeologisch erfgoed kunnen gemeenten hiervoor

verschillende instrumenten inzetten en de toepassing daarvan organisatorisch en procedureel in

de eigen organisatie inbedden.

1.2 Belangenafweging

Het is dus aan de gemeente, in haar rol van bevoegd gezag, om afstemming en overeenstemming

te bereiken tussen de onderscheiden behoeften van de archeologie en de ruimtelijke ordening. De

zorg voor het gemeentelijk bodemarchief is daarmee een beleidsveld waarin, net als op andere

beleidsterreinen, keuzes gemaakt moeten worden. Wat moet behouden worden en wat niet?

Wordt er opgegraven of beschermd? Wat kunnen archeologische waarden bijdragen aan de lokale

of regionale identiteit? Hoe die belangenafweging uitvalt, is uiteindelijk een kwestie van

Page 19: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

18

democratische besluitvorming binnen de gemeente. Archeologie is dan ook onderdeel van een

integrale afweging waarin aspecten als kosten en maatschappelijk draagvlak eveneens meewegen.

1.3 Bijzondere omstandigheden

Voor de besluitvorming over de omgang met het bodemarchief is het van wezenlijk belang dat het

gemeentelijk beleid is gebaseerd op betrouwbare en hoogwaardige informatie over het

bodemarchief. Bijzonder is dat we voor de gemeente Castricum kunnen beschikken over een

grote hoeveelheid gegevens:

• De geschiedenis van de verlanding van het Oer-IJ is de afgelopen decennia intensief

onderzocht door geologen. De vele archeologische opgravingen die mede dankzij de

inzet van actieve amateurarcheologen in de regio hebben plaatsgevonden hebben

daaraan een belangrijke bijdrage geleverd.

• Ten tweede is voor het gebied in 2004 een archeologische kennisinventarisatie uitgevoerd

door de Universiteit van Amsterdam.4

• Ten derde fungeert het Oer IJ gebied als pilotgebied voor het praktisch vormgeven van

het behoud- en beheerbeleid van de rijks- en provinciale overheid ten aanzien van

archeologische terreinen.5

Al deze informatie is gebruikt om op gemeentelijk niveau een gedetailleerd inzicht te ontwikkelen

van de landschappelijke opbouw van de gemeentelijke ondergrond in relatie tot de

bewoningsgeschiedenis en beleidsmatige omgang met het gemeentelijk bodemarchief. De

opstelling van de beleidskaart Castricum levert daarmee tevens een bijdrage aan de behoefte aan

regionale detaillering van de Nederlandse kustgenese, zoals geformuleerd in de Nederlandse

Onderzoeksagenda Archeologie (NOA).

Voorts wordt er op gewezen dat de gemeente voor het buitengebied van de gemeente Castricum

(exclusief de Woude, het duingebied en het zeegebied) sinds 2005 beschikt over een

archeologische verwachtings- en advieskaart, opgesteld door RAAP Archeologisch Adviesbureau.6

Op deze kaart is het buitengebied van de gemeente onderverdeeld in zones met een hoge,

middelhoge en lage verwachting. Bij de ontwikkeling van een gemeentedekkend archeologiebeleid

heeft de gemeente met betrekking tot deze kaart niet alleen aangegeven dat deze moeten worden

aangevuld tot het hele grondgebied van de gemeente (inclusief zeegebied), maar daarbij ook

opdracht gegeven tot een gemeentelijke kaart die in de ambtelijke praktijk beter bruikbaar is.

Bovenstaande punten tezamen hebben zich vertaald in de methodisch-inhoudelijke aanpak bij de

totstandkoming van de beleidskaart. Dit wordt nader toegelicht in deel II, hoofdstuk 6.

1.4 Opzet

Deel I bevat de inhoudelijke onderbouwing van de beleidsnota Archeologie.

In de volgende hoofdstukken worden achtereenvolgens de wettelijke en beleidsmatige context

geschetst waarbinnen de gemeente Castricum haar archeologiebeleid formuleert (hoofdstuk 2). In

4 Lange et al. 2004. 5 O.a.: Eerden 2004; Klein et al. 2004. Zie ook par. 2.5.2 en bijlage 3 van dit document. 6 Soonius 2005.

Page 20: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

19

hoofdstuk 3 wordt het gemeentelijk bodemarchief gekarakteriseerd. In hoofdstuk 4 worden de

visie en ambities van de gemeente op de omgang met het bodemarchief gepresenteerd. In

hoofdstuk 5 tenslotte wordt de realisatie van het beleid vertaald in uitvoeringspunten.

Deel II (beleidskaart en toelichting) vormt de ruimtelijke uitwerking en onderbouwing van het

gemeentelijk beleid.

Page 21: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

20

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Page 22: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

21

2 Kaders en gemeentelijke opgave

2.1 Archeologische monumentenzorg (AMZ) De laatste decennia is de beleidsmatige aandacht voor het bodemarchief sterk gegroeid en

spreken we in dat kader van archeologische monumentenzorg (AMZ). Vanwaar deze toegenomen

aandacht? De laatste honderd jaar is het tempo waarin wij de grond onder onze voeten roeren zo

enorm toegenomen, dat het gevaar bestaat dat het bodemarchief uitgeput raakt. Of het nu de

moderne landbouw is, verlaging van grondwaterstanden, natuurontwikkeling of de nieuwbouw van

woningen, industrie en infrastructuur: vrijwel al deze ingrepen gaan gepaard met verstoring of

vernietiging van bodemlagen die archeologische resten bevatten.

Om het bodemarchief voor het nageslacht te bewaren en ook in de toekomst nog te kunnen

raadplegen, wordt in de AMZ geprobeerd de resten van het verleden zo goed mogelijk te

behouden, te ontzien en te beheren. De term ‘archeologische monumentenzorg’ (AMZ) geeft de

kern daarvan goed weer: ‘archeologie’ is inmiddels niet meer synoniem met wetenschappelijk

onderzoek en opgraving, maar bestrijkt het hele terrein van behoud en beheer van archeologische

waarden en verwachtingen. Alleen als het niet anders kan, wordt een vindplaats opgegraven. Deze

opgave geldt niet alleen voor archeologen, maar is ook en vooral bedoeld voor overheden en al

diegenen die zich in Nederland bezighouden met ruimtelijk inrichting.

2.2 Het Verdrag van Malta

In 1992 ondertekende Nederland het Europese Verdrag inzake de bescherming van het

archeologische erfgoed – kortweg ‘het Verdrag van Malta’ (of Valletta). Sindsdien is het

uitgangspunt van het (rijks)beleid dat archeologische waarden volwaardig meetellen in beslissingen

over de ruimtelijke inrichting van ons land.

Het uitgangspunt van ‘Malta’ is dat de restanten van vroegere samenlevingen, die overal in de

bodem verborgen liggen, als gemeenschappelijk Europees erfgoed beschermd en beheerd moeten

worden.7 Om de zorg voor archeologische waarden te garanderen geeft het Verdrag aan dat:

• archeologische waarden van meet af aan in de plannen voor ruimtelijke inrichting

moeten worden meegewogen; • archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard moeten blijven (‘behoud

in situ’);

• initiatiefnemers van bodemverstorende activiteiten verplicht kunnen worden om de

kosten van archeologisch vooronderzoek te dragen en – als behoud in de bodem niet

mogelijk is – verantwoordelijk zijn voor de kosten van een opgraving. Dit is het zgn.

‘veroorzakerprincipe’ ofwel ‘de veroorzaker betaalt’.8

7 Voor de verdragstekst, zie o.a. www.erfgoednederland.nl

8 De reden hiervoor is dat wie economisch (of anderszins) belang heeft bij de verstoring van de bodem, ook financieel geprikkeld moet

worden om het bodemarchief te ontzien.

Page 23: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

22

Vanuit de gedachte dat het historisch besef van de eigen leefomgeving een belangrijke kwaliteit is,

legt het verdrag daarnaast nadruk op het beleefbaar en beschikbaar maken van de resultaten van

archeologisch onderzoek aan het publiek.

2.3 De ‘geest van Malta’

In Nederland ontstond na het ondertekenen van het Verdrag een praktijk die men de ‘geest van

Malta’ is gaan noemen. In afwachting van de implementatie van het verdrag in de wetgeving werd

bij het gebruik van het bestaande ruimtelijke instrumentarium de archeologie steeds vaker als één

van de af te wegen belangen opgenomen. Zo werd bij infrastructurele rijksprojecten al sinds 1987

standaard archeologisch onderzoek gedaan (bijv. de Betuwelijn) en voorzagen provincies vanaf de

jaren negentig via hun streekplannen in kaders voor de toetsing van het archeologische belang.

Voor een eerste inzicht in de ligging van archeologische zones werd voor beleidsmatig gebruik de

landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Per provincie

werden de bekende archeologische vindplaatsen geinventariseerd op de door rijk een provincie

opgestelde Archeologische Monumentenkaart (AMK).

Vooruitlopend op de implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving werd

in 2001 besloten tot een ingrijpende reorganisatie van het archeologische bestel. Om te voorzien

in de sterk veranderde vraag naar archeologische expertise (door o.a overheden, beleidsmakers,

planologen, lanschapsarchitecten, projectontwikkelaars, terreineigenaren, etc.) werd de

opgravingsvergunning geliberaliseerd en ontstond een ‘archeologische markt’ van uitvoerende

(opgravings-)bedrijven, specialistisch onderzoek en adviesbureau’s. Om de kwaliteit in dit bestel te

borgen werd door rijk en het archeologische veld een systeem van kwaliteitsborging opgezet

(Erfgoedinspectie, Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, Beroepsregister, Nationale

Onderzoeksagenda Archeologie).

2.4 Implementatie van Malta: de gemeentelijke opgave In Nederland speelt het grootste deel van de ruimtelijke ontwikkeling zich af op gemeentelijk

niveau. Daarom is er in ons land voor gekozen om gemeenten een sleutelrol te laten spelen bij de

uitvoering van het Verdrag van Malta. Met de inwerkingtreding van de Wamz en de herziening van

de Monumentenwet 1988 is de besluitvorming over de omgang met het bodemarchief met ingang

van 1 september 2007 voor het grootste deel naar gemeentelijk niveau gedecentraliseerd, waarbij

het instrument bestemmingsplan centraal staat. Het sluitstuk van deze ontwikkeling voltrok zich

met de introductie van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening (Wro) per 1 juli 2008 waarmee de

interbestuurlijke toezichtsverhoudingen op het gebied van de ruimtelijke ordening veranderden.

Omdat provincies geen bestemmingsplannen meer goedkeuren is daarmee een einde gekomen

aan het hierboven beschreven archeologische interimbeleid ‘in de geest van Malta’ dat rijk en

provincie, vooruitlopend op de herziening van de Monumentenwet, hebben gevoerd. De

uitvoering van de Monumentenwet en de integratie van archeologie in ruimtelijke

ordeningsprocessen is daarmee een primair gemeentelijke opgave geworden. De definitieve

integratie van archeologie en ruimtelijke ordening op gemeentelijk niveau komt tot uitdrukking in

het Besluit Ruimtelijke Ordening waarin wordt gesteld dat de toelichting (van het

bestemmingsplan) dient te bevatten ‘’een beschrijving van de wijze waarop met de in de grond

aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden”(Bro art. 3.1.6 sub 2a).

Page 24: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

23

De gemeentelijke opgave op basis van de Wamz/herziene Monumentenwet 1988 kan als volgt

worden samengevat:

- Gemeenten houden bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening met de mogelijke

aanwezigheid van archeologische waarden en verwachtingen (Monumentenwet art. 38a).

- In het bestemmingsplan wordt vastgelegd welke gevolgen de gemeente verbindt aan de

aanwezigheid van archeologische waarden of verwachtingen bij bodemverstorende

activiteiten. Op die manier weet de potentiële verstoorder op voorhand waar hij aan toe

is wanneer hij plannen maakt voor een bepaalde locatie.

- Via een stelsel van voorschriften en aanlegvergunningen wordt aangegeven welke

voorwaarden de gemeente verbindt aan ruimtelijke ingrepen in gebieden met een

archeologische verwachting.

- de gemeente ziet toe op de naleving van de vergunningsvoorschriften (handhaving)

- de gemeente is verantwoordelijk voor, en aanspreekbaar op, haar archeologische

beslissingen en keuzes.

Om te voorkomen dat kleine ruimtelijke ingrepen niet onevenredig worden belast met (kosten

voor) archeologie wordt in artikel 41a van de Monumentenwet gesteld dat ingrepen van 100 m²

of minder niet onder de werking van de Monumentenwet vallen. In het betreffende artikel wordt

daaraan echter toegevoegd dat de gemeenteraad een afwijkende oppervlakte kan vaststellen. Deze

mogelijkheid tot bijstelling van de 100m2-grens (zowel naar boven als beneden) biedt voor

gemeenten de mogelijkheid voor maatwerk, afhankelijk van de plaatselijke situatie.9 Voorwaarde is

dat het gemeentelijke ontheffingsbeleid archeologisch-inhoudelijk is onderbouwd en vastgesteld in

een gemeentelijke beleidsnota en/of beleidskaart.

2.5 Wisselwerking met rijk en provincie

Ondanks dat bevoegd gezag inzake behoud en beheer van het bodemarchief voor het overgrote

deel naar gemeentelijk niveau is gedecentraliseerd, kan de gemeente bij de besluitvorming over

ruimtelijke projecten op gemeentelijk grondgebied ook te maken krijgen met de formele

bevoegdheden van het rijk en de provincie. Deze worden hieronder besproken.

NB: het bodemarchief van Castricum (en omstreken) speelt daarnaast een rol in het eigenstandig

beleid en in projecten van het rijk en de provincie Noord-Holland. Zie hiervoor hoofdstuk 3 en

bijlage 3.

2.5.1 Het rijk

Voor alle ingrepen op van rijkswege beschermde archeologische terreinen treedt het rijk (in

dezes de Rijksdienst Cultureel Erfgoed/RCE) op als bevoegd gezag. Dat betekent dat voor alle

bodemingrepen op deze terreinen een monumentenvergunning van de RCE vereist is. In de

gemeente Castricum zijn geen rijksbeschermde archeologische terreinen aanwezig.

Daarnaast kan de gemeente ook in de volgende context worden geconfronteerd met het rijk c.q.

de RCE:

9 Mede omdat archeologisch (voor)onderzoek bij bodemingrepen met een zeer klein oppervlak levert niet altijd zinvolle informatie

oplevert, tenzij het gaat om een al bekende vindplaats of in de historische binnenstad. In dat geval kan zelfs een ingreep van minder dan

100m2 schade toebrengen aan het bodemarchief.

Page 25: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

24

• bij projecten die conform de (herziene) Wet Milieubeheer mer-plichtig zijn. Hierbij treedt

de RCE op als wettelijk adviseur voor de Commissie voor de milieueffectrapportage;

• bij besluiten op grond van de Tracéwet. Het rijk treedt hier op als bevoegd gezag; • bij rijksinpassingsplannen;

• bij projecten waarbij de RCE optreedt als adviseur van haar convenantspartners zoals

bijvoorbeeld Rijkswaterstaat, Dienst Landelijk Gebied, Defensie en Staatsbosbeheer. In

haar rol van bevoegd gezag is en blijft de gemeente echter volwaardig gesprekspartner in

de besluitvorming over de AMZ. Een goede afstemming tussen de betrokken partijen is

hierbij het devies.

2.5.2 De provincie

Vooruitlopend op de invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving hebben de

provincies op basis van convenanten met het rijk een voortrekkersrol gespeeld in de integratie

van archeologie in de ruimtelijke ordening op gemeentelijk niveau. Conform ‘de geest van Malta’

werden daartoe archeologische kaders en instrumenten ontwikkeld met het oog op het

provinciaal beleid en de (toen nog) toekomstige taken van gemeenten. Een belangrijk instrument

vormden de provinciale archeologische monumentenkaarten (AMK) die werden gebruikt voor de

toetsing van provinciale plannen, gemeentelijke bestemmingsplannen en artikel 19 procedures, dat

wil zeggen binnen het kader van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening. In Noord-Holland

werd de provinciale AMK in 2000 verdiept middels de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-

Holland (CHW).10

Een belangrijke provinciale taak is het in stand houden van een depot voor bodemvondsten. Dit

is gevestigd in het Huis van Hilde bij het station van Castricum. In het nieuwe depot wordt

veel besteed aan de publieksontsluiting.

In veel Noordhollandse gemeenten, waaronder Castricum, wordt de provinciale advieskaart –

vaak in combinatie met de landelijke IKAW - op gemeentelijk niveau gehanteerd als

toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkeling (bouw- en aanlegvergunning) en als basis voor

bestemmingsplannen.

Inmiddels is de relatie tussen gemeenten en provincie in de systematiek van de archeologische

monumentenzorg en ruimtelijke ordening wezenlijk veranderd (Wet op de Archeologische

Monumentenzorg 2007; Wet ruimtelijke ordening 2008). Met het wegvallen van de provinciale

toets wordt de provinciale inbreng in de gemeentelijke archeologie in veel provincies momenteel

heroverwogen. Provincies dienen hun vigerende archeologiebeleid om te vormen van ‘toetsing

achteraf’ naar een pro-actief beleid (stimulerend-vooraf). Dat laatste is overigens van meet af aan

een belangrijke insteek geweest bij het beleid van de provincie Noord-Holland.

De provincie treedt in het kader van de archeologie alleen nog op als bevoegd gezag bij de afgifte

van ontgrondingsvergunningen, bij provinciale projecten en bij provinciale inpassingsplannen. Wel

heeft zij de mogelijkheid om bij de voorbereiding van bestemmingsplannen zienswijzen in te

dienen, onder andere wat betreft de borging van het archeologische belang in de gemeente.

Voor gemeenten is van belang dat provincies via de nieuwe Wro beschikken over het instrument

van de aanwijzing van ‘archeologische attentiegebieden’: terreinen waar belangrijke archeologische

waarden aanwezig zijn die naar de mening van de provincie in het vigerende bestemmingsplan nog

geen of onvoldoende planologische bescherming genieten. Deze dienen door de betreffende

gemeente binnen een door Provinciale Staten gestelde termijn in het bestemmingsplan te worden

10 Bexkens et al. 2000; Haartsen 2002.

Page 26: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

25

vastgelegd. De meeste provincies hebben aangegeven dat ze niet, danwel zeer terughoudend

gebruik zullen maken van deze bevoegdheid.

2.5.3 Rijks- en provinciale projecten en beleid

Behalve de formele bevoegdheden van rijk en provincie zijn deze overheidslagen ook in niet-

formele zin van belang voor de gemeente. In Castricum is sprake van een langlopende traditie in

de financiering en uitvoering van rijks- en provinciale projecten op het gebied van kennisvorming,

behoud en beheer van archeologische vindplaatsen. Zie hiervoor hoofdstuk 3 en bijlage 3.

Page 27: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

26

Page 28: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

27

3 Castricum ondergronds: voorraad archeologie11

3.1 Aard van het bodemarchief

Castricum is rijk aan archeologische vindplaatsen. Dit bodemarchief is sterk gerelateerd aan de

aanwezigheid van enkele oude strandwallen, maar vooral van het voormalige Oer-IJ: het estuarium

(getijdengebied) dat tussen 2500 v. Chr. tot omstreeks het begin van de jaartelling actief was in

het gebied tussen Heemskerk en Alkmaar.12 Het eeuwenlange proces van getijdenwerking leverde

een dynamisch landschap op dat voortdurend aan verandering onderhevig was. Dit bepaalde in

verschillende perioden ook de bewoningsmogelijkheden voor de mens. Gebieden die in de ene

periode geschikt waren voor bewoning, werden in andere perioden weer verlaten als gevolg van

overstroming en sedimentatie. Desondanks waren deze ‘wetlands’ zeer aantrekkelijk voor de

mens vanwege de biologische rijkdom, de aanwezigheid van zoet water en mogelijkheden voor

jacht en visvangst. De zandige ruggen en vlakten waren daarnaast geschikt voor premoderne

akkerbouw; kwelders en strandvlakten boden goede mogelijkheden voor het weiden van vee. Al

met al heeft dit een complex, gelaagd bodemarchief opgeleverd waarin archeologische

overblijfselen van menselijke bewoning en gebruik door de tijd heen bewaard (kunnen) zijn

gebleven.

Op basis van geologische informatie wordt aangenomen dat het strandwallenlandschap vanaf de

vorming van de strandwal van Akersloot omstreeks 3000 v. Chr. geschikt was voor bewoning en

daarom continu bewoond is geweest. Dit is aan de hand van bekende informatie (nog) niet

aangetoond. Voor de gehele periode voorafgaand aan de Midden-/Late IJzertijd is er sprake van

een kennislacune over de aard en intensiteit van bewoning op het huidige gemeentelijke

grondgebied. De opgravingen in Akersloot (Klein Dorregeest) hebben wel aangetoond dat het

gebied bewoond werd: het onderzoek bracht de zeldzame sporen aan het licht van een

nederzetting uit de Klokbekercultuur (2400-1900 v. Chr.; zie ook par. 3.3).

Vanaf de Late IJzertijd/begin van de jaartelling en in de Romeinse tijd neemt de archeologische

informatie over de bewoningsgeschiedenis spectaculair toe in Castricum. De periode 450-1250

AD (Laat-Romeinse tijd/Vroege Middeleeuwen en Volle Middeleeuwen) is daarentegen weer

slecht vertegenwoordigd - hetgeen overigens een algemeen beeld is voor Nederland. Vanaf ca

1250 (Late Middeleeuwen) groeit de hoeveelheid vindplaatsen en waarnemingen enorm als gevolg

van de grootschalige ontginningsactiviteiten en de ingebruikname van het landschap door de mens.

Toen in de loop van de Romeinse tijd het Oer-IJ dichtslibde en het zeegat zich sloot, kwam er een

einde aan de grote landschappelijke dynamiek en werd de landschappelijke situatie op een groot

deel van het gemeentelijk grondgebied ‘vastgelegd’. Tijdens de Middeleeuwen bleef wel de wind

aan zet middels duinvorming (Jonge Duinen), overstuiving en winderosie, maar vanaf de Late

Middeleeuwen was het met name de mens die de bepalende factor vormde. Door ontginning,

11 Als context en onderbouwing van het gepresenteerde archeologiebeleid bevat dit hoofdstuk een functionele toelichting op de aard

van het gemeentelijk bodemarchief, inclusief de wetenschappelijke waarde en de kwaliteit. Voor publieksvriendelijke samenvattingen van archeologie en bewoningsgeschiedenis van Castricum en omstreken, zie bijv. Dekkers et al. 2006 en de (door de gemeente

Castricum mede-gesponsorde) website Schatten Onder je Voeten (www.schattenonderjevoeten.nl ). Voor een ‘ingang’ op de bewoningsgeschiedenis per landschapsfase wordt verwezen naar de beschrijving van kaartbijlagen 8 t/m 14 (Deel II: Toelichting op de archeologische beleidskaart, hoofdstuk 9). 12 Zie voor de geologische ligging o.a.: Westerhoff 1987.

Page 29: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

28

waterbeheer, bedijking, turfwinning, klink en oxidatie van veen, maar ook door bebouwing,

afgraving en modern grond- en ruimtegebruik in de Nieuwe Tijd kreeg het landschap zijn huidige

aanzien.

3.2 Rol van de amateurarcheologie

Vanaf 1967 heeft specifiek voor het Castricumse grondgebied de Stichting Werkgroep Oud-

Castricum haar sporen verdient met het tastbaar maken van het rijke bodemarchief. Door de

Werkgroep zijn talloze bijdragen geschreven in landelijke en regionale periodieken zoals

Westerheem, de archeologische kroniek in het tijdschrift Holland, en vanaf 1978 het Jaarboek

Werkgroep Oud-Castricum. In 2006 zijn de resultaten van de verrichtingen van de werkgroep

samengevat in het verhaal Castricummers in de Oer-IJ delta. Het archeologisch verleden van

Castricum.13 West-Nederland is in de jaren vijftig van de vorige eeuw de bakermat van de

Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN). Onder auspiciën van de AWN

functioneert vanaf 2004 de Archeologische Regio Werkgroep Oer-IJ.14 Het is dus vanzelfsprekend

dat de amateurarcheologie met betrekking tot grondgebied van de huidige gemeente Castricum

van oudsher een belangrijke ‘speler’ is. Hierbij kan worden opgemerkt dat de huidige generatie

amateurarcheologen niet alleen inhoudelijk gedreven zijn, maar dat zij ook de ambitie hebben om

een actieve rol te spelen in het nieuwe archeologische bestel zoals dat met de introductie van

‘Malta’ vorm heeft gekregen.

3.3 Kwaliteit van de informatie

Dankzij de lange onderzoekstraditie en de wisselwerking tussen (amateur)archeologen, geologen

en fysisch-geografen verkeren we voor Castricum in de bijzondere omstandigheid dat er een

grote hoeveelheid archeologische gegevens en hoogwaardig geolandschappelijk en cartografisch

materiaal beschikbaar is. Dankzij deze gegevens is het proces van ‘verkweldering’ en verlanding in

kaart gebracht en gecombineerd met gegevens over de leefwijze van de mens in dit zeer

dynamische landschap.

Dit betekent echter niet dat de archeologische kennis naar huidige maatstaven voldoende groot

en evenwichtig is. Opvallend is de ongelijke spreiding van archeologische informatie

(waarnemingen, vindplaatsen en onderzoek) binnen het gemeentelijk grondgebied (zie deel II:

kaartbijlagen 7a en 7b). De meeste informatie is afkomstig uit het centrale deel van de gemeente,

in tegenstelling tot de beperkte onderzoeksintensiteit en –kennis in het duin- en kustgebied en de

veenlandschappen. Dit weerspiegelt ook daadwerkelijk de archeologische rijkdom van de centrale

zone. Het betekent echter niet dat in de ‘lege’ gebieden in het verleden dus niet gewoond is en er

dus geen verwachting is op archeologie. Dat er uit het centrale deel van de gemeente veel meer

archeologische informatie bekend is, is te wijten aan het gegeven dat de archeologische lagen hier

dicht aan maaiveld liggen, en het gebieden/zones betreft die vanwege hun gunstige kenmerken

langdurig en bewoond en gebruikt werden en worden (waardoor de kans dat zij bij

bodembewerking en bodemingrepen aan het licht komen groot is). De ‘archeologische leegte’ aan

de westkant van het gemeentelijk grondgebied is te verklaren uit het feit dat de archeologische

lagen hier zijn afgedekt met jongere sedimentatielagen, zoals de Jonge Duinen die vanaf de

13 Mooij 2006; www.oudcastricum.com.

14 www.oer-ij.nl; daarbinnen is ook een afdeling Limmen actief.

Page 30: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

29

Middeleeuwen zijn gevormd en hier bovendien weinig ruimtelijke ontwikkeling heeft

plaatsgevonden.

Mede gezien de kwetsbaarheid van de archeologische waarden in de Oer-IJ regio (met hun ligging

aan of vlak onder maaiveld en intensief agrarisch gebruik) zijn veel archeologische terreinen in en

rond Castricum opgenomen in onderzoeks- en beheersprojecten, gefinancierd en/of uitgevoerd

door instanties als de Rijksdienst, de Nederlandse Organsatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

(NWO), de provincie Noord-Holland, de Universiteit van Amsterdam (zie verder bijlage 3).

De archeologie en bewoningsgeschiedenis van het Oer IJ-gebied is daarnaast al jarenlang een van

de prioritaire aandachtsgebieden van de provincie Noord-Holland. Uniek voor Nederland is de

aanwijzing van archeologische terreinen als provinciaal monument. De eerste daarvan was het 28

ha grote terrein Kronenburg in Castricum, dat in 2003 werd aangewezen. In 2009 volgden de

aanwijzing van de Geest van Heemstede en Bakkum-Bleumerweg (tabel 2). Deze terreinen

worden hieronder besproken.

3.4 Belangrijke vindplaatsen

In Castricum bevindt zich een aantal archeologische terreinen met hoogwaardige sporen en

resten uit verschillende archeologische perioden en landschappen. Deze terreinen zijn illustratief

voor de archeologische betekenis van het gemeentelijk bodemarchief van Castricum. Vanwege de

betekenis van deze sleutelsites voor het gemeentelijk archeologiebeleid komen zij ook aan de

orde in deel II. Daarnaast worden de drie provinciale archeologische monumenten besproken die

zich in Castricum bevinden (Kronenburg, Bleumerweg-Bakkum en Geest van Heemstede). Dit

betreft terreinen waarvan de provincie (op basis van vooronderzoek) heeft vastgesteld dat de

aanwezige archeologische waarden van dusdanig belang zijn voor de wetenschap, dat behoud van

daarvan noodzakelijk is – conform het provinciale en rijksbeleid van ‘behoud in situ’.

Castricum-Oosterbuurt (1995-1996)

Opgravingen ten zuiden van Castricum (Oosterbuurt) hebben bewoningssporen blootgelegd uit

de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen.15 De nederzetting uit de periode van ca. 260 tot

330 na Chr. bestond uit tenminste twee boerderijen met bijgebouwen en een klein grafveld. In de

onmiddellijke nabijheid werden ook aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een

nederzetting uit de vierde eeuw n.Chr (Laat-Romeinse tijd). Uit deze periode stamt ook het graf

van een vrouw: nadat van de schedel het gezicht werd gereconstrueerd kreeg zij in 2006 de naam

‘Hilde’.16

Hollands Duinreservaat (PWN; 2001-2002)

Tijdens de sloop van acht pompstations in het Noord-Hollands Duinreservaat in de winter van

2001-2002 zijn door geologen en archeologen waarnemingen gedaan en profielen opgetekend.17

Binnen de gemeentegrenzen van Castricum liggen vijf locaties (zie kaartbijlage 16: vijfmaal nr. 2).18

De profielen tonen aan dat op plaatsen waar het estuarium in de loop van de IJzertijd opgevuld

raakte, dat wil zeggen vooral aan de zuid- en noordkant, vrijwel onmiddellijk bescheiden

duinvorming optrad. Archeologisch betekenisvolle lagen bevinden zich tussen 0,5 m – NAP tot 3,2

m + NAP. Ze dateren uit de periode tussen de Midden-IJzertijd tot in de Vroege Middeleeuwen.

15 Hagers & Sier 1999; Haartsen 2002, 28. 16 Dekkers et al. 2006, 122-125. 17 Vos 2002; Vos, in voorbereiding. 18 Van zuid naar noord betreft het: WRK, Sec G, Pomp, Sec D, Sec C.

Page 31: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

30

Limmen-De Krocht (2003-2004)

In 2003 en 2004 vond in Limmen grootschalig nederzettingsonderzoek plaats door het

AAC/Projectenbureau van de UvA. Op de flank van de strandwal werden langs een voormalige

weg de resten teruggevonden van diverse middeleeuwse boerderij-erven uit de 9e tot in de 13e

eeuw. Hiermee is voor het eerst een ruimer inzicht ontstaan in de ontwikkeling van een

middeleeuwse plattelandsnederzetting in het West-Nederlandse strandwallengebied. Mogelijk

zetelde in een van de huizen een lokale heer en kunnnen we spreken van een centrale hof. De

aanwezigheid van een begraving uit de 8ste eeuw en de restanten van de activiteiten van een

edelsmid zijn mogelijk aanwijzingen voor een zich ontwikkelende sociale hiërarchie in de loop van

de Vroege Middeleeuwen.19

Akersloot-Klein Dorregeest (2004)

De ontdekking en het daaropvolgende onderzoek van de vindplaats Akersloot-Klein Dorregeest is

een treffend voorbeeld hoe snel en adequaat handelen bij onverwachte vondsten tot belangrijke

nieuwe kennis kan leiden. Het betreft sporen van een nederzetting uit de Klokbekercultuur (2400-

1900 v. Chr.) die in 2004 aan het licht kwamen tijdens de bouw van een particuliere woning. Door

de goede samenwerking tussen amateurarcheologen,20 de provincie Noord-Holland,

opgravingsbedrijf Hollandia Archeologie (Zaandijk), TNO-NITG en de rijksdienst RCE konden de

sporen tijdig worden gedocumenteerd. De vindplaats ligt in stratigrafisch verband aan de oostrand

van de strandwal Uitgeest-Akersloot-Boekel. In het Laat-Neolithicum zal de locatie in

landbouwkundig opzicht gunstig zijn geweest. De strategische ligging in de prehistorie wordt nog

eens onderstreept door de ontdekking van een geul loodrecht op de strandwal direct ten

noorden van de vindplaats.

Tijdens het booronderzoek zijn ook latere sporen van bewoning (IJzertijd) in het geulsediment

aangetroffen. Radioactieve koolstofmetingen hebben duidelijk gemaakt dat de kleilaag waarmee

het geulsediment werd afgedekt (en daarmee geconserveerd) dateert uit de Vroege

Middeleeuwen.21

Dat juist hier een goed geconserveerde vindplaats aan het licht kwam is niet toevallig. De

strandwallen waren een aantrekkelijke plaats voor bewoning door de prehistorische mens. De

toppen van de strandwallen zijn in Noord-Holland echter veelal verstoord door bewoning vanaf

de Middeleeuwen en door intensieve bloembollenteelt. De sporen die aan het licht kwamen

wijzen erop dat aan de randen van de strandwallen, dieper in de ondergrond, kans bestaat dat

bodemlagen en archeologische sporen nog niet zijn aangetast. De gedocumenteerde

laagopeenvolging van Klein Dorregeest kon met behulp van radioactieve koolstof- (14C-) en OSL-

metingen absoluut worden gedateerd.22 De ligging ten opzichte van het grondwater heeft er voor

gezorgd dat botanisch materiaal ook in onverkoolde vorm bewaard is gebleven.

Castricum-Zanderij (2004)

Onderzocht zijn cultuurlagen uit de Late IJzertijd en/of Romeinse tijd en de Vroege/Late

Middeleeuwen. De locatie bevindt zich op ‘stormoverslag gronden’ die in de laatste actieve fase

van het mariene getijdensysteem zijn afgezet achter de toenmalige lage strandwallen in het

mondingsgebied van het Oer IJ.23 Tot in de 2e eeuw na Chr. overstroomde de zee het gebied

tijdens extreme hoogwaterstand. Karakteristiek voor de locatie is dat de cultuurlagen uit de pre-

19 Dijkstra et al. 2006. 20 R. Duindam en M. van Raaij van de Archeologische Regiowerkgroep Oer-IJ. 21 Müller et al. 2008. 22 Vos 2005. 23 Vos 2007.

Page 32: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

31

en protohistorie zijn afgedekt met (en daarmee geconserveerd) door een ca. 1,5 m dikke laag

stuifzand (Jonge Duinen/Laag van Den Haag).

Akersloot-Buurtweg (2010)

Vanwege de voorgenomen nieuwbouw van een aantal villa’s was een archeologisch

proefsleuvenonderzoek noodzakelijk. Uit het historisch onderzoek en de verkennende boringen

in 2006 was naar voren gekomen dat de locatie zich in de nabijheid bevond van een historisch

bewoningslint langs het Kerkmeer. De locatie ligt bovendien op de flank van de oudste strandwal

van Noord-Holland. In de proefsleuven zijn zowel bewoningssporen gevonden uit de Late

Middeleeuwen als de IJzertijd. Bijzonder uit de ze laatste periode was de vondst van een waterkuil,

waarin op de bodem een aantal complete aardwerken potten was geplaatst. De inhoud ervan

wordt nog nader onderzocht, maar in een ervan bevond zich in ieder geval een ijzerslak.24

(buiten de gemeentegrens) Uitgeest 2004

In 2004 werd bij graafwerkzaamheden in verband met de reconstructie van het stationsgebied in

Uitgeest een acht meter lange kano gevonden op een diepte van vijf meter. Het vaartuig is circa

2500 jaar oud (Midden-IJzertijd; 606 v.Chr.) en gemaakt van een uitgeholde boomstam.25 De

vondst is een goede illustratie van de prehistorische levenswijze in het waterrijke kustgebied,

waarbij de kano van belang was als vervoermiddel en tijdens de jacht en visvangst.

Provinciaal archeologisch monument Kronenburg

Boerderij Kronenburg markeert het centrum van het voormalige mondingsgebied van het Oer-IJ.

Door intensief onderzoek in de onmiddellijke nabijheid, maar ook op het terrein zelf, is bekend

dat zich hier diverse inheemse nederzettingen bevinden uit de Late IJzertijd, Romeinse tijd en

Vroege Middeleeuwen (ca. 200 v.Christus – ca. 900 n.Chr.). De aanwezigheid van Kronenburg

zelf, in combinatie met de verschillende archeologische resten maken duidelijk dat het hier een

zone betreft met een langdurige strategische ligging. Het provinciaal monument is in dat opzicht

van grote betekenis als bron van kennis over de kolonisatie van het kustgebied vanaf de IJzertijd,

en niet in de laatste plaats in het licht van de discussie over de herkomst en geschiedenis van de

Friezen of Frisii – de bewoners van het in Romeinse ogen onbewoonbare of op zijn minst

onaantrekkelijke kustgebied tussen Rijn en Weser.

Provinciaal archeologisch monument Geest van Heemstede Het terrein, met een grootte van 14,3 ha, ligt ten zuiden van de spoorlijn tussen Castricum en Uitgeest, ten oosten van de Heemstederweg. Direct onder de bouwvoor is een middeleeuwse

akkerlaag aangetroffen en op een diepte van ca. 50 cm een cultuurlaag uit de Romeinse tijd.

Provinciaal archeologisch monument Bakkum-Bleumerweg

Het betreft een nederzettingsterrein, gelegen in de top van de kwelderwalafzettingen (tussen 0 en

100 cm onder het maaiveld). Vooronderzoek bracht aan het licht dat zich hier een opeenvolging

van huisplaatsen bevindt die (op basis van het aangetroffen aardewerk) vermoedelijk dateren uit

de Vroege Middeleeuwen. Gegevens uit deze periode zijn zowel historisch als archeologisch zeer

schaars, maar van grote betekenis voor de beantwoording van vragen over de

bewoningsgeschiedenis van het Nederlandse kustgebied, het vraagstuk van de door de Romeinen

genoemde Frisii (Friezen) en –in algemene zin- de geschiedenis van Nederland na de val van het

Romeinse Rijk.

24 Leijnse 2010; zie ook Kleij 2007. 25 Koehler 2005; Nieuwsbrief Vereniging Oud-Uitgeest 11, nr.2 (november 2005).

Page 33: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

32

Page 34: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

33

4 Visie en ambitie (omgang met bodemarchief) 4.1 Uitgangspunten

De herziene Monumentenwet geeft gemeenten de nodige beleidsruimte bij het vormgeven van de

taken op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Het gemeentelijk grondgebied van

Castricum wordt intensief gebruikt voor bewoning, infrastructuur, bedrijventerreinen,

weidegrond, bollenteelt, maïsteelt, natuurgebied, etc. De activiteiten binnen en buiten de

bebouwde kom vormen een risico voor archeologisch erfgoed, maar gelijktijdig bieden ze

mogelijkheden voor onderzoek naar het verleden, het in stand houden van monumenten en een

betekenisvolle inrichting van de ruimte.

Karakteristiek voor het bodemarchief van Castricum is de complexe stapeling van landschappen.

Onder het huidige maaiveld bevinden zich landschappen uit diverse landschappelijke fasen en

perioden boven elkaar, met verschillende archeologische verwachtingen (trefkans, complextype,

periode). Een van de grootste dilemma’s betreft de archeologische sporen en vondsten die in of

vlak onder de bouwvoor liggen en dus kwetsbaar zijn voor degradatie (afgraving, verploeging,

verlaging grondwaterpeil, etc). Dit is op vele plaatsen in Castricum het geval.

Uitgangspunt in Castricum is het behouden van archeologische waarden in de grond (behoud in

situ). Castricum onderschrijft daarmee het rijks- en provinciaal beleid en de geest van de Wet op

de Archeologische Monumentenzorg (Wamz).

De gemeente Castricum erkent daarbij:

• de wetenschappelijke betekenis van het Castricumse bodemarchief en het belang dat

daaraan wordt gehecht door wetenschap/universiteit, rijk, provincie en

amateurarcheologen;

• de kwetsbaarheid van dit bodemarchief voor (met name) agrarische activiteiten en hoe

hiermee om te gaan vanuit het belang van ruimtelijke ontwikkeling en normaal agrarisch

gebruik.

Bij de invulling van het gemeentelijk archeologiebeleid concentreert Castricum zich allereerst op

de wettelijk vereiste integratie van archeologie in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

De gemeente kiest daarbij voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van heldere

voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de archeologisch meest waardevolle delen van het

gemeentelijk bodemarchief, zodanig dat de archeologische zorgplicht in overeenstemming is met

andere publieke taken en ambities (landbouw, ruimtelijke ontwikkeling, woningbouw,

monumenten, etc.) maar ook met private belangen.

De gemeentedekkende archeologische beleidskaart, inclusief de onderliggende kaarten en de

toelichting (deel II) vormt de ruimtelijke onderbouwing van het gemeentelijke beleid inzake de

omgang met het bodemarchief en de afweging van de verschillende in het geding zijnde belangen.

Op basis van de beleidskaart kan al bij de voorbereiding van bodemingrepen rekening worden

houden met de aanwezigheid van verwachte of bekende archeologische vindplaatsen. In een zo

vroeg mogelijk stadium van planvorming vindt vervolgens archeologisch vooronderzoek plaats, om

vast te stellen wat de gevolgen van de geplande bodemingrepen zijn voor het bodemarchief. In

haar rol van bevoegd gezag voert de gemeente een effectieve regie op doel en middelen via de

Page 35: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

34

zgn. AMZ-procedure en aanpak zoals beschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 26 en

de VNG-Handreiking Gemeentelijke Archeologische Monumentenzorg.27 Bij haar besluitvorming

gaat de gemeente uit van kansrijke situaties (de potentiële kenniswinst die te behalen valt).

Selectiebesluiten en inhoudelijke sturing van vervolgonderzoek worden gebaseerd op de informatie

van de waarden- en verwachtingenkaart (kaartbijlage 16), inclusief de onderliggende kaarten en de

toelichting.28

Castricum beschikt daarmee over een combinatie van beleid en beleidsinstrumenten waarmee een

maatschappelijk aanvaardbare balans wordt aangebracht tussen ruimtelijke en economische

ontwikkeling enerzijds en een zorgvuldig beheer van het gemeentelijk bodemarchief anderzijds.

Voor de uitvoering daarvan is organisatorisch een helder onderscheid aangebracht tussen het

interne, procesmatige deel van de AMZ-procedure (te verrichten door een gemeentelijk

beleidsmedewerker) en momenten waarop archeologische advies of expertise (van buiten)

gewenst of noodzakelijk is.

Uiteraard zal de archeologische kennis met de jaren toenemen en zal nieuw beleid worden

ontwikkeld. Voor een evaluatie van deze nota wordt gedacht aan een periode in de orde van

grootte van t ien jaar.

4.2 Gemeentelijk selectiebeleid

De planologische maatregelen op de beleidskaart zijn zodanig gekozen dat archeologisch-kansrijke

situaties onder het gemeentelijk archeologiebeleid komen te vallen. Onder kansrijk wordt

verstaan: daar waar kan worden gemotiveerd dat door nader archeologisch (voor)onderzoek

voldoende kenniswinst kan worden geboekt.29 Het archeologiebeleid voorziet hiermee in

ruimtelijke maatregelen naar rato van het verstorend effect op het bodemarchief, in combinatie

met de verwachte opbrengst van onderzoek in een plangebied. Dit voorkomt dat ruimtelijke

plannen onnodig met archeologisch onderzoek worden belast.

Er is voor gekozen de onderzoeksplicht te relateren aan het ‘plangebied’ en niet aan de omvang

van de (uiteindelijke) feitelijke verstoring omdat op het moment van indienen van een ruimtelijk

initiatief niet altijd de exacte locatie van de feitelijke verstoringen van het bodemarchief al

inzichtelijk zijn. Dit hangt bijvoorbeeld samen met de methode van het graven van een bouwput,

de aanleg ondergrondse infrastructuur (riolering ed.), wijzigingen bij de uitvoering, etc.

Dit resulteert in de onderzoekseisen, diepte- en oppervlakteontheffingen, zoals weergegeven in de

tabel op de volgende pagina.

Bij de bepaling van de noodzaak tot het verrichten van archeologisch vooronderzoek

onderstreept Castricum het archeologische potentieel van het duingebied, waarover nog weinig

bekend is (zie Deel II, par. 10.4). Het uitgangspunt is dat elke (kansrijke) aanleiding hier moet

worden aangegrepen om gegevens over de landschappelijke opbouw en bewoningsgeschiedenis te

verzamelen. Dat geldt niet alleen voor eventuele ruimtelijke ontwikkelingen, maar ook voor

26 Zie www.sikb.nl 27 Alkemade, Hessing & Kaptein 2009. 28 In par. 11.3.2 van de Toelichting op de beleidskaart is per zone aangegeven welke (combinatie van) onderzoeksmethoden en -

technieken het meest effectief is in termen van kenniswinst. 29 Bijvoorbeeld: onderzoek van een Romeinse cultuurlaag over een oppervlak van 100 m2 zal in Castricum over het algemeen hooguit

een nieuwe ‘waarneming’ opleveren. Voor daadwerkelijke kennisvermeerdering is een groter onderzoeksoppervlak nodig. Dit betekent

dat de onderzoeksverplichting van 100 m2 naar boven kan worden bijgesteld. Daar staat tegenover dat een enkele boring in het

duingebied veel nieuwe informatie kan opleveren over de diepte en aard van de archeologische niveau’s, aangezien er in het duingebied

sprake is van een archeologische kennislacune.

Page 36: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

35

bodemingrepen in het kader van onderhoud, waterwinning, waterbeheer, natuurontwikkeling en

natuurbeheer. Hiermee wordt aangesloten bij de aanbevelingen in de Nationale

Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA).

Legenda waarden- en

verwachtingenkaart

Beleidscategorie

maatregelenkaart

Ontheffingscriteria

Waard

en

Provinciale archeologische

monumenten

Categorie 1 Ontheff ingsoppervlak: geen

Ontheff ingsdiepte: geen

AMK-terreinen/ gew aardeerde

vindplaatsen (w aaronder

historische kernen Castricum,

Limmen, Bakkum en Akersloot)

Categorie 2 Onderzoeksverplichting indien

plangebied groter is dan 100 m2

en diepte bodemingreep meer

dan 40 cm -mv

Verw

ach

tin

gen

Zone 1/8: duinenlandschap Categorie 3 Onderzoeksverplichting indien

plangebied groter is dan 100 m2

en bodemingreep dieper gaat

dan 4 m +NA P (Indien het

maaiveld reeds lager ligt dan 4

+NA P geldt diepte bodem-

ingreep meer dan 40 cm – mv)

Zone 2: strandw allen

Categorie 4

Onderzoeksverplichting indien

plangebied groter is dan 500 m2

en diepte bodemingreep meer

dan 40 cm -mv

Zone 3: strandvlakten

Zone 4: overstoven

strandw allen/strandvlakte met veen

Zone 5: Oer-IJ getijdengebied

Zone 6: kw elderlandschap op

strandw allen

Zone 7: kw elderlandschap op veen

Zones 9, 10, 11:

veenlandschappen

Zone 12: w ater en overige

meerbodems

Categorie 5 Geen beperkingen

Zone 13: de Noordzee,

Alkmaardermeer, Stierop

Categorie 6 Vooronderzoek in overleg met

Rijksdienst Cultureel Erf goed

Verstoord/opgegraven (geen

verw achting meer)

Categorie 7 Geen beperkingen

Voor alle andere verwachtingszones is uitgegaan van één, uniforme planologische maatregel die

naar de mening van de gemeente een goede waarborg is voor het archeologisch-inhoudelijke

belang (kansrijke omvang archeologisch vooronderzoek) die ook in maatschappelijke zin haalbaar

en werkbaar is (kosten, regeldruk, handhaving).

Er is geen onderscheid gemaakt tussen planologische maatregelen in bebouwd en onbebouwd

gebied. In paragraaf 10.2.4 van de Toelichting is vastgesteld dat bebouwing en agrarische

activiteiten niet per definitie hoeven te hebben geleid tot definitief verlies van archeologische

informatie. De gemeentelijke beleidskaart bevat geen specifieke verwachting noch planologische

maatregelen voor ‘jonge archeologie’, dat wil zeggen archeologische/cultuurhistorische resten uit

de jonge bewoningsgeschiedenis (Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd) zoals de mogelijke

Page 37: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

36

aanwezigheid (buiten de AMK) van (verdichtingen van) restanten van historisch/geografische of

bouwkundige structuren of objecten in de bodem die als aparte verwachtingszone of terrein van

archeologische waarde bestempeld kunnen worden (gedacht kan worden aan oude molenlocaties,

gehuchten, gebouwen/boerderijen).30 Uit de 20e eeuw zijn resten van de Atlantikwall relevant.31

Castricum erkent evenwel de waarde van deze jonge archeologie: zowel vanuit wetenschappelijk

oogpunt, als vanuit aspecten als behoud van de historische identiteit en ruimtelijke kwaliteit van

de leefomgeving waaraan de archeologie een bijdrage kan leveren.32 De planologische maatregelen

zijn echter zodanig gekozen dat ook het onderzoek naar deze elementen is gewaarborgd.33 Of er

behoefte is aan een meer gedetailleerde inventarisatie en invulling is een aspect dat aan de orde

kan komen bij de genoemde evaluatie van beleid en beleidskaart.

Tot slot is op de beleidskaart Castricum een specifieke verwachting op de aanwezigheid van

rituele deposities en offerplaatsen in het landschap van de Oer-IJ-regio opgenomen (kaartbijlage 15

en par. 10.3). Ook in beleidsmatige zin wordt daarmee aandacht gevraagd voor kansen om

onderzoek te verrichten naar premoderne opvattingen over gebruik en betekenis van het

landschap. De beleidskaart Castricum is daarmee een unicum. Bij planvorming zal per geval

moeten worden bekeken wat de meest geschikte onderzoeksmethode en/of -techniek is om

daarover informatie te verzamelen.34

30 Zie bijvoorbeeld: Kleij 2007. 31 Deze restanten staan op de nominatie voor opname als monument op de gemeentelijke moumentenlijst. 32 In deze context wijst de gemeente op het belang van lokale initiatieven en kennis op het gebied van de amateurarcheologie en

geschiedenis, zoals de Archeologische Werkgroep Oer-IJ, de Werkgroep Oud-Castricum, de Stichting Oud Limmen en de Historische

Vereniging Oud-Akersloot. 33 De historische kernen van Castricum, Limmen, Bakkum en Akersloot zijn zgn AMK-terreinen met een ontheffingsdrempel van

100m2; de planologische maatregelen in de overige verwachtingszones zijn zodanig (500 m2) dat ook de meeste andere ‘jong-

archeologische fenomenen (bewoningslinten, ontginningsbases, etc.) in het kader van archeologisch vooronderzoek nader kunnen

worden onderzocht. 34 De gemeente kan er middels toetsing van PvA’s voor inventariserend veldonderzoek en het opstellen/toetsen van PvE voor gravend

onderzoek voor zorgen dat dit nog veelal onderbelichte aspect in de onderzoeksopzet en -methode expliciet wordt ‘meegenomen’.

Page 38: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

37

5 Uitvoering en actiepunten 5.1 Consequenties voor de gemeentelijke organisatie

Voor de uitvoering van het gemeentelijk beleid wordt de gemeentelijke organisatie ingericht op

het nemen van transparante en rechtmatige besluiten om bij aanvragen voor bodemingrepen en

ruimtelijke ontwikkelingen het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere

(publieke en/of private) belangen.

Hieruit vloeien de volgende taken en actiepunten voort:

• Na vaststelling van de archeologische beleidskaart en beleidsnota wordt het gemeentelijke

beleid planologisch verankerd in nieuw op te stellen en te wijzigen bestemmingsplannen,

beheersverordeningen en projectbesluiten. Hiermee wordt voldaan aan de eis dat

gemeenten bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening houden met “de in de

grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten” binnen het plangebied;

• De gemeenteraad stelt de principes van het gemeentelijk AMZ-beleid bij verordening vast

conform Monumentenwet art. 38 en naar analogie van de Model-Erfgoedverordening van

de VNG.35 Dit biedt tevens de mogelijkheid om – althans bij wijze van tijdelijke oplossing36

- de planologische maatregelen op de vastgestelde archeologische beleidskaart

gemeentedekkend verbindend verklaren;37

• De organisatie wordt ingericht op het doorlopen van een transparante, efficiënte en

kwalitatieve AMZ-procedure (zie bijlage 4);

• Indien het beleid en de instrumenten zijn vastgesteld, en binnen de gemeentelijke

organisatie geïmplementeerd en omgezet zijn in werkprocessen, kan een groot deel van

de lopende werkzaamheden worden verricht door een niet-archeologisch geschoolde

beleidsmedewerker. Voor de gevallen waarin archeologische expertise noodzakelijk is,

laat de gemeente zich adviseren door een ter zake kundige archeoloog;38

• De organisatie wordt ingericht op het voldoen aan de rol van de gemeente als

opdrachtgever van ruimtelijke ontwikkelingen (gemeente als veroorzaker). Om het aspect

archeologie succesvol te implementeren worden alle betrokken afdelingen op de hoogte

gebracht van het gemeentelijk archeologiebeleid en de consequenties daarvan ten aanzien

van bodemingrepen en ruimtelijke planvorming. Hiervoor staat na de vaststelling van de

nota door de Raad een interne cursus op het programma, waarbij ook een praktische

handreiking voor de omgang met archeologie bij vergunningaanvragen en ruimtelijke

plannen worden uitgereikt. Ook wordt nog een richtlijn opgesteld met de gemeentelijke

eisen voor archeologisch vooronderzoek;

• De actuele versie van de gemeentelijke beleidskaart wordt intern toegankelijk gemaakt via

het gemeentelijk bodem- of vastgoedinformatiesysteem en voor anderen via de

gemeentelijke website;

35 Zie Alkemade, Hessing en Kaptein 2009. 36 In deze mogelijkheid voorziet de Model Erfgoedverordening van de VNG (zie Alkemade et al. 2009, deel 3). 37 Een verordening biedt voorts de mogelijkheid om gemeentelijke archeologische monumenten aan te wijzen; de status van de gemeentelijke archeologische beleids- of waardenkaart; de rol van de monumentencommissie; toezicht en handhaving; stimulerings- ,

subsidiemaatregelen en eventuele noodfondsconstructies voor particulieren; eventuele aanvullende maatregelen op het gebied van de archeologische zorg, zoals de instelling van een detectorverbod in archeologische gebieden (via de APV). 38 Verschillende mogelijke scenario’s voor het beroep doen op specifieke archeologische deskundigheid zijn verwoord in het Beslisdocument Archeologische Monumentenzorg dat in het kader van de voorbereiding van deze nota voor de gemeente is opgesteld (intern document, zie Alkemade 2009).

Page 39: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

38

aan

tal

• De gemeente voert een actief communicatiebeleid op het gebied van archeologie

(loketfunctie), zodat de consequenties van haar beleid van meet af aan helder zijn voor

grondeigenaren en gebruikers.

• Bij de verlening van vergunningen voor grondverstorende activiteiten zal door de

gemeente Castricum als sluitstuk op het proces van de gemeentelijke Archeologische

Monumentenzorg en overeenkomstig artikel 53 van de Monumentenwet de tekst worden

opgenomen: Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan

deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende

zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen. Indien van toepassing worden de

vondsten of sporen per omgaande gemeld bij de gemeente. (voor toelichting, zie Deel B, par.

11.5).

5.2 Consequenties voor de burger (initiatiefnemer)

Een belangrijke verandering als gevolg van de invoering van de Wet op de Archeologische

Monumentenzorg (Wamz) is de introductie van het veroorzakerprincipe. Door de implementatie

van het archeologiebeleid krijgt dit principe ook in Castricum binnen Ruimtelijke ordening- en

vergunningprocedures zijn verankering. Initiatiefnemers (dit kunnen zijn particulieren, bedrijven of

overheden, waaronder de gemeente zelf) van een project met bodemroerende activiteiten kunnen

bij de aanvraag van een vergunning (omgevingsvergunning, bouwvergunning, sloopvergunning) of

het opstellen, wijzigen of het aanvragen van een vrijstelling van een bestemmingsplan te maken

krijgen met nadere onderzoekseisen.39 Diezelfde initiatiefnemer is in beginsel verplicht de kosten

van het benodigde archeologische onderzoek voor zijn rekening te nemen. In feite handelt de

gemeente al sinds 2005 volgens dit beginsel, alleen bestond er nog geen goed afgebakend kader op

basis waarvan de besluitvorming over wel of geen onderzoek kon plaatsvinden. Met de nota en de

beleidskaart is nu in deze leemte voorzien.

Castricum aantal archeologische onderzoeken

per periode

35

30

25

20

15

10

5

0

39 Wanneer er wel of geen archeologisch onderzoek dient plaats te vinden en welke eisen in welke gevallen gelden, wordt vastgelegd in

de Erfgoedverordening en in het betreffende bestemmingsplan.

Page 40: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

39

aa

nta

l

Als gevolg van de toegenomen aandacht voor archeologie en de geleidelijke introductie van het

veroorzaker-betaaltprincipe is het aantal uitgevoerde archeologische (voor)onderzoeken in

Castricum in het laatste decennium gestegen. Het bovenstaande diagram, dat ontleend is aan de

centrale registratie van dit soort onderzoeken in ARCHIS, laat zien dat met 30 onderzoeken de

piek daarin in 2008 al lijkt te zijn bereikt. Dit is overigens inclusief de onderzoeken waarvoor de

gemeente zelf als opdrachtgever fungeerde.

De stabiliserende en dalende trend in de laatste jaren volgt het landelijke beeld. De conjuncturele

afname van bouwprojecten, maar zeker ook het effect van systematisch hanteren van beleids- en

verwachtingskaarten maken samen dat er allang niet meer sprake is van een ongebreidelde groei.

Overigens bestaat het overgrote deel (circa 85%) van de uitgevoerde archeologische onderzoeken

in Castricum tot op heden uit de betrekkelijk eenvoudige vooronderzoeken (bureaustudies en

booronderzoeken). Deze zijn ook de minst kostbare vormen van onderzoek. Het totaal aantal

proefsleuven en opgravingen bedroeg in de afgelopen 20 jaar in de gemeente niet meer dan 15,

dus minder dan 1 per jaar.

Castricum aantal archeologische onderzoeken 1981-

2010

80

60

40 Reeks1

20

0

soorten onderzoek

5.3 Kosten en financiële risico’s voor de gemeente

De gemeente Castricum is dus enerzijds bevoegd gezag, maar in veel gevallen ook zelf

initiatiefnemer van bodemverstorende activiteiten. In beide rollen kan de gemeente

geconfronteerd worden met kosten en/of financiële risico’s.

Zelf uitvoeren van archeologisch onderzoek

Bij eigen bodemverstorende projecten komen de eventuele kosten voor archeologisch

(voor)onderzoek ten laste van het betreffende project. Zij worden opgenomen in de

projectbegrotingen en planning van het betreffende project.

Een bijzonder aandachtspunt betreft het gemeentelijk grondbeleid. In het geval dat de gemeente

namelijk grond uitgeeft ten behoeve van ruimtelijke ontwikkeling zijn er met betrekking tot het

financiële risico en de opbrengst twee scenario’s denkbaar:

Page 41: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

40

• De gemeente levert de grond vrij van archeologische restricties aan. In dat geval dient de

gemeente eerst zelf het noodzakelijke archeologische onderzoek uit te voeren. De

kosten daarvan worden verdisconteerd in de grondexploitatie. In de praktijk betekent dit

meestal het “opruimen” van alle archeologie en staat eigenlijk haaks op de

beleidsdoelstelling van behoud in situ.

• De gemeente levert de grond inclusief de eventuele archeologie. De gemeente legt het

archeologisch risico daarmee bij de koper van de grond. Deze zal dit willen

verdisconteren in de grondprijs. In dat geval is tijdens de uitvoering meer maatwerk

mogelijk. De initiatiefnemer zal onnodige kosten voor archeologische opgravingen

immers proberen te mijden.

Algemene uitspraken over een voorkeursscenario zijn moeilijk te doen. De gemeente zal van geval

tot geval de afweging maken.

Risico op onvoorziene kosten in het geval van toevalsvondsten

Na implementatie van het archeologiebeleid worden de archeologische risico’s in het planproces

consequent meegewogen. De kans dat na het doorlopen van het archeologisch

monumentenzorgproces buiten de kaders van het eventuele geplande onderzoek nog zogenaamde

toevalsvondsten worden gedaan is buitengewoon klein, maar kan nooit helemaal worden

uitgesloten. Een initiatiefnemer die alle voorgeschreven onderzoeken heeft uitgevoerd, kan

vervolgens meestal niet meer aansprakelijk worden gesteld voor extra kosten of vertraging als

gevolg van zo’n onverwachte vondst. Ook kunnen zich nog situaties voordoen waarbij

toevalsvondsten worden gedaan buiten vergunningplichtige grondroerende werkzaamheden,

bijvoorbeeld bij regulier bodemgebruik.

Overigens hoeft niet elke toevalsvondst tot vervolgonderzoek aanleiding te geven. Dat gebeurt

alleen maar als er sprake is van een vondst van ongekende importantie. Zo’n situatie heeft zich in

Castricum nog niet voorgedaan. Mocht dit in de komende jaren toch gebeuren, dan zullen de

kosten ten laste worden gebracht van de algehele reserve.

Risico op planschade- en excessieve kostenclaims

Het opnemen van aanvullende eisen met betrekking tot de bescherming van archeologische

waarden in bestemmingsplannen kan in theorie leiden tot planschade voor de betreffende

grondeigenaar. Of er in concrete gevallen feitelijk sprake is van aantoonbare (plan)schade,

wanneer hooguit sprake is van een onderzoekseis, is overigens de vraag. Wel kan er in theorie

schade ontstaan, wanneer op archeologische gronden een vergunning geweigerd wordt. In de

praktijk doet zo’n situatie zich echter vrijwel nooit voor, immers na uitvoering van het onderzoek

of andere maatregelen wordt de vergunning altijd verleend.

In Nederland bestaat op dit moment nog nauwelijks ervaring met schadevergoedingen of –claims

vanwege de archeologie. Ook jurisprudentie moet nog gevormd worden. Het reële risico is

daarom niet in te schatten.

In zeer uitzonderlijke gevallen kan zich een situatie voor gaan doen dat de kosten van

archeologische maatregelen tot een zodanige kostenstijging leiden dat daardoor de bouw- of

exploitatiebegroting negatief wordt. Zo’n situatie doet zich overigens eerder voor bij relatief

kleine dan bij de grotere bouw- en ontwikkelingsprojecten. In voorkomende gevallen van

excessieve archeologiekosten kan de gemeente een beroep op het rijk doen voor een bijdrage in

de extra archeologiekosten (meestal zijn dit opgravingskosten) van de initiatiefnemer. De

voorwaarde van het rijk is echter dat bij toekenning de gemeente ook bijdraagt, en wel

Page 42: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

41

minimaal tot een hoogte van 1 euro per inwoner van de gemeente. Een dergelijke situatie heeft

zich in Castricum nog niet voorgedaan.

5.4 Kosten en financiële risico’s voor de burger (initiatiefnemer)

Initiatiefnemers van een project met bodemverstorende activiteiten kunnen bij

vergunningaanvragen of bestemmingsplanwijzigingen geconfronteerd worden met nadere

voorwaarden ten aanzien van de archeologie. In gebieden aangemerkt op de archeologische

beleidskaart met een verhoogde verwachting wordt dan gevraagd om een onderzoeksrapport

waaruit blijkt dat in het plan geen archeologische resten zijn te verwachten, of dat de

voorgenomen inrichting hieraan geen schade toebrengt. Dit betekent dat hij/zij een vorm van

archeologisch vooronderzoek moet (laten) verrichten. De uitvoering en kosten hiervan zijn voor

rekening van de initiatiefnemer.

Op basis van de ervaringsscijfers uit de gemeente van de laatste jaren mag ervan worden uitgegaan

dat dit in de gemeente gemiddeld ongeveer 15-25 keer per jaar voorkomt.

De kosten voor de betreffende initiatiefnemer zijn sterk afhankelijk van de grootte van het

plangebied, de aard van de bodemverstorende werkzaamheden, en de aard en dichtheid van de

archeologie, indien die tenminste wordt aangetroffen. Om een beeld te geven van de orde van

grootte wordt in onderstaande tabel een indicatie gegeven van de gangbare marktprijzen voor

verschillende soorten archeologisch onderzoek. Zoals eerder is aangegeven zijn de duurdere

vormen van onderzoek alleen bij hoge uitzondering noodzakelijk. Door zich via de archeologische

beleidskaart op tijd op de hoogte te stellen van de archeologische risico’s en voorwaarden en

deze in zijn exploitatie en planning op te nemen, kan de initiatiefnemer de kosten beheersbaar

maken en onnodige kosten en vertraging minimaliseren.

Hieronder staan enkele schattingen van ebdragen in welke richting die zouden kunnen uitpakken.

Het zijn echter slechts schattingen. De kosten kunnen erg wisselen en hangen van meerdere

factoren af. De gemeente ontleent hieraan geen verantwoordelijkheid.

Soort onderzoek Kosten minimaal

(bij plangebied < 1 ha)

Kosten gemiddeld

(bij plangebied 1 – 5 ha)

Bureauonderzoek € 800,00 € 2500,00

Inventariserend

veldonderzoek dmv boringen

€ 1500,00 € 4000,00

Waarderend onderzoek dmv

proefsleuven

€ 8000,00 € 75000

Opgraving € 40.000,00 € > 150.000,00

Archeologische begeleiding € 1200,00 - € 1800,00 per dag € 1200,00 -€ 1800,00 per dag

Page 43: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

42

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Page 44: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

43

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

DEEL II RUIMTELIJKE ONDERBOUWING (BELEIDSKAART EN TOELICHTING)

Page 45: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

44

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Page 46: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

45

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

6 De totstandkoming van de beleidskaart

6.1 Productdefinitie (beleidskaart en toelichting)

Deel II vormt de ruimtelijke vertaling van deel I. Hierin staat de beleidskaart centraal die is

ontwikkeld voor het gehele grondgebied van de gemeente. Daarvoor zijn de verschillende

informatiebronnen die relevant zijn voor de ontwikkeling van het gemeentelijk archeologiebeleid

gewogen en geanalyseerd. Voor het gehele grondgebied van de gemeente Castricum (inclusief

zeegebied) is daarbij op basis van bureauonderzoek40 een analyse gemaakt van het gemeentelijke

bodemarchief (bekende en te verwachten archeologische waarden) die vervolgens is vertaald naar

beleidscategorieën op de maatregelenkaart.

De beleidskaart bestaat uit een samenhangend pakket van kaarten, die tezamen de noodzakelijke

subinformatie bevatten waarop de gemeente haar keuzes voor omgang met “aanwezige en te

verwachten archeologische waarden” (Monumentenwet artikel 38a) onderbouwt en motiveert.

Deze kaarten tezamen, inclusief alle onderliggende informatie en deelkaarten, worden aangeduid

met de verzamelterm ‘beleidskaart’. Met de opstelling van de gemeentelijke beleidskaart krijgt de

gemeente de beschikking over een uitvoeringsinstrument dat, in het kader van een goede

ruimtelijke ordening, voor alle betrokkenen helder maakt hoe de zorg voor het bodemarchief

wordt geïntegreerd in het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Gezien de archeologische rijkdom van de gemeente, en de bijzondere omstandigheid dat in de

Oer-IJ regio decennialang intensief geolandschappelijk en geo-archeologisch onderzoek is verricht,

is er voor Castricum een grote hoeveelheid hoogwaardige geo-archeologische en

geolandschappelijke gegevens beschikbaar. De (geo)archeologische onderzoeken in de

Assendelverpolder en Broekpolder (gem. Beverwijk en Heemskerk) hebben belangrijke informatie

opgeleverd over de landschapscondities in de periode vanaf het Neolithicum tot het heden.41 In

de opgravingsputten konden de afzettingen van het Oer-IJ goed bestudeerd en - bovenal -

gedateerd worden. Dankzij deze gegevens is de verlanding van het Oer-IJ in kaart gebracht en

tegelijk gecombineerd met gegevens over de leefwijze van de mens in dit zeer dynamische

landschap. Een belangrijk geologisch onderzoeksresultaat in de regio was voorts het uitbrengen

van het kaartblad Alkmaar (19W).42 Voor het kaartbeeld en de toelichting op de

geolandschapelijke kaart (kaartbijlage 6) en de paleogeografische reconstructies (kaartbijlagen 8 t/m

14) is gebruik gemaakt van de beschrijvingen en de shapefiles die welwillend beschikbaar werden

gesteld door P. Vos (Deltares).

Daarmee heeft het verrichte bureauonderzoek – en dus deze toelichting – een zware

geolandschappelijke en cartografische component. De toelichting beschrijft de totstandkoming van

het archeologische verwachtingsmodel en de vertaling daarvan in ruimtelijk beleid. De tekst en

indeling is zodanig dat deze kan fungeren als ruimtelijke onderbouwing van het archeologiebeleid

in het kader van de ruimtelijke ordening.

40 Conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1 (zie www.sikb.nl). 41 Vos, 1983; Brandt e.a., 1987; Therkorn e.a., 1997; Vos 1998; De Wolf 2000; Kooistra, 2000; Meijer 2000; Therkorn 2000; Vos 2000. 42 Westerhoff et al. 1987.

Page 47: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

46

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

6.2 Opzet van de toelichting

De archeologische beleidskaart is opgebouwd uit meerdere kaarten (kaartlagen). Deze

corresponderen met evenzovele stappen in de analyse en afweging van beschikbare informatie ten

behoeve van het te ontwikkelen gemeentelijk archeologiebeleid en de ruimtelijke relevantie

daarvan. In de toelichting worden van elke stap de bronnen, analyse, selectie en motivatie

toegelicht. De gevolgde stapsgewijze aanpak is daarbij leidend:

• Stap 1: Voor het verkrijgen van inzicht in het bodemarchief en het opstellen van een

archeologisch verwachtingsmodel is inzicht in de opbouw van de ondergrond een eerste

vereiste. Hiervoor is een grote hoeveelheid gegevens en cartografisch materiaal vertaald

in een geolandschappelijke kaart (kaartbijlage2-6);

• Stap 2: voor het gehele grondgebied is vervolgens een inventarisatie gemaakt van alle tot

nu toe bekende archeologische informatie (vindplaatsen, onderzoeken,

waarnemingen/vondsten). Kaartbijlage7a en 7b: Archeologische inventarisatiekaart;

• Stap 3: ter voorbereiding op de gemeentedekkende archeologische verwachtingenkaart

wordt het complexe geolandschappelijke profiel onderverdeeld in archeologisch-relevante

landschappen op zeven momenten in de tijd tussen 2500 v. Chr. en 1000 na Chr. (4500

BP – 950 BP). Kaartbijlagen 8-14.

Daaraan is toegevoegd een kaart met geschikte zones voor rituele activiteiten door de tijd

heen, gebaseerd op het proefschrift van Kok. Kaartbijlage 15;

• Stap 4: op basis van gegevens uit de voorgaande stappen (kaartlagen), in combinatie met

gegevens over recente bebouwing en verstoring, is een realistische, gebiedsdekkende

archeologische verwachting voor het gemeentelijke grondgebied opgesteld. Daarvoor zijn

dertien archeologische verwachtingszones gedefinieerd en gecombineerd met de bekende

archeologische waarden. Tezamen levert dit de Archeologischewaarden- en

verwachtingenkaart (kaartbijlage16) op. De complexe gelaagde opbouw van de

verschillende verwachtingszones is schematisch weergegeven in afbeelding1;

• Stap 4: voor de maatregelenkaart zijn de zones en terreinen van de waarden- en

verwachtingenkaart vertaald in zeven archeologische beleidscategorieën, met elk een

eigen planologisch beschermingsregime (Kaartbijlage17: Archeologische

maatregelenkaart). Hiermee maakt de gemeente duidelijk hoe het archeologische belang

wordt meegewogen in het ruimtelijk beleid van de gemeente.

In de toelichting is geen overzicht van de bewoningsgeschiedenis op het gemeentelijk grondgebied

van Castricum opgenomen. Volstaan wordt met de verwijzing naar de literatuurlijst waarin veel

relevante gebiedsgebonden literatuur is opgenomen, alsmede publieksvriendelijke

samenvattingen.43 Voor een ‘ingang’ op de bewoningsgeschiedenis per landschapsfase wordt

verwezen naar de beschrijving van kaartbijlagen 8 t/m 14 (paleogeografische reconstructies) in

hoofdstuk 9. Verwezen wordt ook naar Deel I, hoofdstuk 3: ten behoeve van het beleid wordt

daar de potentie van het gemeentelijk bodemarchief besproken (aard en kwaliteit).

43 Bijv. Dekkers et al. 2006; Cordfunke 2006.

Page 48: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

47

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

6.3 Problematiek De beoordeling of er bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake is van een archeologische verwachting

en dus of er archeologisch (voor)onderzoek nodig is, gebeurde in Castricum de afgelopen jaren

op basis van de landelijke IKAW (lndicatieve Kaart Archeologische Waarden; schaal van 1:50.000)

en de door rijk en provincie opgestelde Archeologische Monumentenkaart (AMK). Dit

kaartmateriaal is echter te globaal als toetsingsinstrument op gemeentelijk niveau. In zijn

algemeenheid is de landelijke schaal te grof en bevat het geen informatie over terreinen binnen de

gemeente die reeds verstoord, onderzocht of opgegraven zijn.

Sinds 2005 heeft de gemeente de beschikking over een archeologische waarden- en

verwachtingenkaart van het buitengebied van de gemeente (exclusief De Woude en het

duingebied), opgesteld door RAAP Archeologisch Adviesbureau.44 Op deze kaart is het

buitengebied van de gemeente onderverdeeld in zones met een hoge, middelhoge en lage

archeologische verwachting. Uitgangspunt daarbij was de vondst- of waarnemingsdichtheid: hoe

hoger de dichtheid aan archeologische gegevens, hoe hoger de toegekende verwachting. Door de

zeer hoge informatiedichtheid op vele plaatsen in het buitengebied leverde deze methode een

kaart op met een complexe lappendeken van terreinen met hoge, middelhoge en lage

verwachting. Een beperking was dat de kaart alleen uitspraken doet over twee archeologische

perioden (Late IJzertijd/Romeinse tijd en Middeleeuwen). Ondanks het gedegen werk dat werd

verricht was de verwachtingenkaart buitengebied daarmee beperkt bruikbaar en bovendien lastig

hanteerbaar binnen de gemeentelijke organisatie. Bij de opstelling van de gemeentedekkende

archeologische beleidskaart verzocht de gemeente Castricum daarom om de opstelling van een

omvattende kaart, die voor de beleidsmatige praktijk bovendien hanteerbaar is.

In paragraaf 6.4 wordt uiteengezet hoe Vestigia daarbij te werk is gegaan.

6.4 Methode

Voor de opstelling van een gemeentedekkende archeologische verwachting voor Castricum is

uitgegaan van een integrale, landschapsgerichte benadering, in plaats van een onderverdeling in

hoge, middelhoge of lage verwachting. De indeling in zones met een hoge, middelhoge of lage

verwachting op basis van de dichtheid van waarnemingen en bekende vindplaatsen aan maaiveld is

methodisch en statistisch gezien niet juist: in holocene sedimentatiegebieden, met hun stapeling

van oudere landschappen, is de ‘waardering’ in termen van hoog/laag gebaseerd op de

archeologische sporen aan of dicht onder maaiveld, maar blijven de oudere niveaus’, die op

grotere diepte zijn te verwachten, buiten beschouwing. In Castricum bevinden zich diep in de

ondergrond belangrijke archeologische niveau’s, die afgedekt zijn door jongere lagen (bijvoorbeeld

dikke lagen duinzand). Gemeentelijke verwachtingskaarten voor holocene sedimentatiegebieden

zijn op deze punten momenteel sterk in ontwikkeling.45

Bij de opstelling van de beleidskaart Castricum is het gemeentelijk grondgebied op basis van

geolandschappelijke analyse en paleogeografische reconstructies onderverdeeld in dertien

gebieden/zones met een samenhangende landschapsontwikkeling en (dus) bodemprofiel en

archeologische verwachting. Binnen elke zone kan op basis daarvan worden uitgegaan van een

overeenkomstige bewoningsgeschiedenis en dus archeologische verwachting. De complexe

44 Soonius 2005. 45 Voor een zgn. ‘verwachtingskaart-in-lagen’, zie bijv. de kaarten die momenteel worden opgesteld voor negen van de twaalf

gemeenten in de provincie Zeeland (Brugman, Van Heeringen & Schrijvers, in voorbereiding).

Page 49: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

48

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

opeenvolging van archeologische landschappen in horizontale en verticale zin, is vertaald in een

schematische doorsnede van het gemeentelijk bodemarchief (afbeelding 1). Van belang te

vermelden is dat dit de relatieve opeenvolging van archeologisch-relevante lagen betreft; bij gebrek

aan harde gegevens (geologische boringen) is de absolute diepte van de verschillende niveau’s hier

de onbekende factor. Om deze reden is de opstelling van een ‘verwachtingskaart-in-lagen’ voor

Castricum (en omgeving) niet mogelijk. Lokaal/regionaal geologisch onderzoek middels boringen is

dan ook een belangrijk punt voor de toekomst (zie ook par. 6.6 en 7.1).

Als onderlegger voor de gemeentedekkende archeologische verwachting (kaartbijlage 16;

hoofdstuk 10) is de geolandschappelijke kaart vertaald in zeven paleografische reconstructies die

een overzicht gegeven van het landschap op zeven momenten in de tijd tussen 2500 v.Chr en

1000 na Chr., gekoppeld aan de archeologisch-relevante perioden. Deze kaartbeelden zijn

voorzien van de beschikbare archeologische informatie, waardoor een inzicht ontstaat in de

verspreiding en dichtheid van archeologische vindplaatsen en waarnemingen per periode. Dit

levert een eerste beeld op van de voorkeuren die de prehistorische mens aan de dag legde voor

bepaalde landschappelijke eenheden in dit dynamische kustlandschap.Ter verdieping van deze

‘harde economische ’ benadering van het landschap is een kaart toegevoegd die een diachroon

inzicht biedt in mogelijke locaties voor offerplaatsen en rituele deposities, op basis van het

onderzoek van Kok naar de perceptie van het landschap door de premoderne mens in de Oer-IJ

regio.46

De waarden- en verwachtingenkaart is tot slot vertaald in de maatregelenkaart (kaartbijlage 17),

waarin de verschillende verwachtingszones zijn vertaald in beleidscategorieën waaraan

planologische maatregelen zijn gekoppeld. Na vaststelling door de gemeente geldt de

maatregelenkaart als gemeentelijke beleidskaart.

6.5 Plangebied en onderzoeksgebied

Het plangebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Castricum, dat wil zeggen de in

2002 gefuseerde gemeenten Castricum, Akersloot en Limmen, inclusief de kernen Bakkum en De

Woude.

De gemeente Castricum telt 34.750 inwoners47 en omvat 4958 hectare land, 543 hectare

binnenwater en 492 buitenwater (zee). De gemeente grenst in het noorden aan de gemeenten

Bergen, Heiloo en Alkmaar, in het oosten aan de gemeente Schermer, Graft-De Rijp en Uitgeest,

in het zuiden aan de gemeente Heemskerk en in het westen aan de Noordzee (kaartbijlage 1). De

gemeente maakt deel uit van de samenwerkingsregio Kennemerland. Het plangebied staat

afgebeeld op kaartblad 19W van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000); de RD-

hoekcoördinaten zijn NW 100.00/513.00, ZW 100.00/504.50, NO 114.00/512.00 en ZO

114.00/504.50.

Het onderzoeksgebied omvat de gehele Oer-IJ regio, met name voor wat betreft de analyse van

de geolandschappelijke informatie.

6.6 Lithostratigrafie

46 Kok 2008. 47 Gegevens gemeentelijke website www.castricum.nl (peildatum 30 juni 2008; bron: CBS).

Page 50: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

49

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Met name de het laatste decennium is duidelijk geworden dat de geologische ontwikkeling in de

holocene sedimentatiegebieden binnen de Nederlandse kustzone (waartoe het Oer-IJ gebied

behoort) grote variatie vertoont, afhankelijk van verschillen in o.a. de vorm van de

oorspronkelijke pleistocene ondergrond, het sedimentaanbod, het kombergend vermogen, de

open dan wel gesloten kustligging, getijdenamplitude, etc. Met het oog daarop is het gangbare,

uniforme model van trans- en regressiefasen (afzettingen van Calais I t/m IV en Duinkerke 0 t/m III)

verlaten.

Omdat de oude classificatie van de voormalige Rijks Geologische Dienst (RGD) is komen te

vervallen en er op laagniveau geen alternatieve stratigrafie is ontwikkeld, is voor de Oer-IJ regio

een nieuwe lithostratigrafische laagindeling samengesteld, die in dit document wordt gehanteerd.

Deze laagindeling vult de nieuwe lithostratigrafische indeling van Nederland in dat opzicht aan. De

gebruikte laagindeling is echter informeel (dat wil zeggen: niet officieel gepubliceerd). In bijlage 5

wordt de oude lithostratigrafische indeling vergeleken met de gehanteerde nieuwe terminologie.

6.7 Woord van dank

Bij de totstandkoming van de beleidskaart voor de gemeente Castricum is van de volgende

personen en instanties een gewaardeerde bijdrage ontvangen (in alfabetische volgorde): J. van den

Akker (Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland, Landelijke Werkgroep Archeologie

Onder Water); J. op de Beeck (Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Amersfoort); R. Duindam

(Archeologische Regio Werkgroep Oer-IJ); R. van Eerden (provincie Noord-Holland), H. de

Leeuw (gemeente Castricum), R. Marcelis (gemeente Castricum); E. Mooij (Stichting Werkgroep

Oud-Castricum); A.D.C. Otte-Klomp (RCE, Amersfoort); M. van Raaij (Archeologische

Regiowerkgroep Oer-IJ); J. Stam (Historische Vereniging Oud-Akersloot); H.C.P. Venema

(gemeente Castricum), P. Vos (Deltares, Utrecht); W. van der Wensch (RCE, Amersfoort).

Page 51: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

50

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Page 52: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

51

7 De geolandschappelijke kaart (kaartbijlagen1 t/m 6)

7.1 Inleiding

De term bodemarchief verwijst naar de sporen en resten van de menselijke

bewoningsgeschiedenis die in de ondergrond bewaard zijn gebleven. Om het gemeentelijk

bodemarchief te kunnen begrijpen is kennis van de bodemopbouw en ontstaansgeschiedenis van

het landschap (hoe het in de loop der tijd door natuurlijke en menselijke krachten is

getransformeerd) essentieel. Het deltamilieu is van nature dynamisch en stelt de archeoloog voor

allerlei stratigrafische vraagstukken die niet alleen binnen de eigen discipline kunnen worden

opgelost. De archeologie van West-Nederland is derhalve sterk multi- en interdisciplinair gericht:

er zijn dwarsverbanden met de geologie, de biologie, de dendrochronologie en de archeometrie

(o.a.14C-dateringen). Het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel voor de gemeenten

in de holocene sedimentatiegebieden van Laag-Nederland kan dus niet worden beperkt tot

antropogene fenomenen (bekende vindplaatsen en waarnemingen). Er bestaat een grote behoefte

aan geolandschappelijke detailstudies en regionale/lokale cartografische uitwerkingen. 48

Tot enkele jaren geleden werd de vorming van het holocene kustlandschap in hoofdzaak verklaard

door de combinatie van twee externe - gebiedsonafhankelijke - factoren: de postglaciale, relatieve

zeespiegelstijging en de fluctuaties daarin. Daarbij werd er van uit gegaan dat de schommelingen in

de zeespiegelstijging in het hele Nederlandse kustgebied een cyclische opeenvolging van trans- en

regressieve fasen veroorzaakte. Dit resulteerde in een uniform model van Calais en Duinkerke-

afzettingen. De laatste jaren is echter met recht gepleit voor een bredere procesmatige

benadering van de holocene kustgenese: de ontwikkeling van de verschillende (Nederlandse)

kustregio’s wordt nu opgevat als het resultaat van de wisselwerking tussen de relatieve

zeespiegelstijging, de vorm van de ondergrond (pleistocene rivierdalen), de aanvoer van sediment

en - vanaf de laatste fase van het Holoceen - het ingrijpen van de mens. De aanvoer van sediment

wordt op haar beurt weer bepaald door drie factoren die meestal een lokale en regionale variatie

laten zien: de beschikbaarheid van sediment, de horizontale en verticale ruimte voor afzetting en

het transportmechanisme. Van dit procesmatige model is gebruik gemaakt bij de samenstelling van

de geolandschappelijke kaart van Castricum.

7.2 Samenstelling

Een geolandschappelijke kaart is een kaart waarop de - aan maaiveld liggende - geologische

landschappen worden weergegeven. Onder geologische landschappen worden de verschillende

afzettingsmilieus verstaan waarin sedimenten worden gevormd. Deze verschillende

afzettingsmilieus worden ook wel sedimentaire facies genoemd. Geologische landschappen zijn in

het kustgebied bijvoorbeeld, duinen, strandvlakten, wadplaten en getijdenkreken in kwelders. De

geolandschappelijke kaart geeft de situatie aan van de laatste periode van actieve sedimentatie in

48 Voor de bespreking daarvan in de context van de Nederlandse (geo-)archeologie wordt verwezen naar de hoofdstukken in de

Nederlandse Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA), www.noaa.nl, met name Deeben et al.; Van Heeringen & Koot; Bazelmans et al.

Page 53: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

52

een gebied. Transportmedia, die de geologische landschapsvormen genereren, zijn water en wind.

Ook ijs behoort daartoe. Tijdens de Saale IJstijd zijn bijvoorbeeld de stuwwalcomplexen van

Nederland ontstaan. De geologische landvormen (legenda-eenheden) op de geolandschappelijke

kaart hoeven niet uit dezelfde geologische afzettingsperioden te stammen. Het is bijvoorbeeld

mogelijk dat een oud (verland) getijdensysteem voor een deel opnieuw overstroomd wordt, zodat

aan het oppervlak getijdenafzettingen voorkomen uit twee geologische perioden. Ook kunnen

over een ouder getijdensysteem kustduinen afgezet zijn die veel jonger zijn dan de onderliggende

getijafzettingen.

De geolandschappelijke kaart heeft een sterke verwantschap met een geomorfologische kaart.

Het verschil is dat bij de geolandschappelijke kaart het afzettingsmilieu van de aan het oppervlak

voorkomende afzettingen centraal staat en niet de landvormen (of reliëf). De morfologie vervult

echter wel een belangrijke rol bij de samenstelling van de geolandschappelijke kaart. De

landvormen geven veelal de begrenzing van geolandschappelijke eenheden aan; bijvoorbeeld

kreekruggen of intergetijde zandplaten. Om deze reden zijn de data van het Actueel

Hoogtebestand Nederland (AHN) essentieel voor de begrenzing van de diverse afzettingsmilieus

op de kaart die morfologisch zichtbaar zijn. Landschapsovergangen die niet duidelijk morfologisch

zichtbaar zijn (bijvoorbeeld de overgang van het kweldergebied naar het veenlandschap) zijn

bepaald aan de hand van de beschikbare geologische- en bodemkaarten van het gebied (zie par.

7.3). Behalve de geologische en bodemkaarten zijn ook de geolandschappelijke gegevens die

verkregen zijn uit de grotere opgravingen (o.a. in de Assendelverpolders 1980 - 1983; en de

Broekpolder 1999 - 2001) een zeer belangrijke gegevensbron voor de tijd-afzettingsmilieu

bepaling van de aan en onder het maaiveld voorkomende sedimenten.49 Het zijn de ‘ankerpunten’

waar vanuit de directe omgeving wordt geïnterpreteerd, in combinatie met AHN, geologische

gegevens en informatie van de bodemkaart.

Tot slot speelt ook expert-judgement een rol bij het samenstellen van de kaart. Vooral in

gebieden waar de oppervlaktemorfologie verstoord is door recente en subrecente bebouwing,

zijn de begrenzingen van de geolandschappelijke hoofdeenheden mede bepaald aan de hand van

het geologisch inzicht in het Oer-IJ gebied.

7.3 Bronnen

De geolandschappelijke kaart is het resultaat van de analyse van geologisch, geomorfologisch en

bodemkundig kaartmateriaal, dat voor Castricum op gemeentelijk schaalniveau nader is

gedetailleerd op basis van een aantal specifieke bronnen. Gebruikt zijn achtereenvolgens :

• Topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000; bladen Castricum (19C) en Haarlem

(25A) (zie kaartbijlage 1);

• Geologische kaart 19W, schaal 1:50.000.50 Gebruikt zijn de grens tussen het

kweldergebied en het veenlandschap in de Uitgeesterbroek Polders, veenvoorkomens in

de ondergrond van het strandvlakte landschap, en de begrenzing van het getijdengebied en

het strandwallen- en duinengebied op blad 19W (zie kaartbijlage 2)

• Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, blad Alkmaar (19) – blad Lelystad (20,

gedeeltelijk) (zie kaartbijlage 3; Stichting voor Bodemkartering 1979). Gebruikt zijn de

vormeenheden van de duinen.

49 Onder andere opgravingen in de Assendelverpolders 1980 - 1983 en de Broekpolder 1999 – 2001. 50 Westerhoff et al. 1987.

Page 54: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

53

Op detailniveau is het kaartbeeld gecontroleerd en nader ingevuld met geolandschappelijke

elementen uit de volgende bronnen:

• AHN bestand opgenomen in 2004 (Meetkundige Dienst Rijkswaterstaat); met een

horizontale resolutie van 5 x 5 m en een hoogtenauwkeurigheid van 5 cm (kaartbijlage 5).

Gebruikt zijn de morfologische patronen in het intergetijdengebied, kwelderwallen,

inversieruggen in het kweldergebied en omgrenzing recente en subrecente infrastructuur

gearceerde gebied op de kaart);

• Vereenvoudigde geologische kaart van Haarlem en omgeving, schaal 1:50.000.51 Gebruikt

zijn de begrenzingen van het getijdengebied, en strandwallen- en duinengebied op blad

25W;

• Geologische kaart van de Assendelver Polders.52 Gebruikt is de grens tussen

kweldergebied en veenlandschap in de Assendelverpolders;

• Bodemkaart van Noord-Kennemerland, Zuidelijk Blad, schaal 1:25.000 begrenzing

strandwallen tussen Limmen en Dorregeest;53

• Bodemkundige Verkenningskaart, Provincie Noord-Holland (Zuidelijk deel), schaal

1:50.000 (1953/1954). Gebruikt zijn de veentypen in het veengebied in de omgeving van

Krommenie en Assendelft;

• Paleogeografische kaarten van het Oer-IJ estuarium 2500, 1000 v. Chr. en 100 en 900 na

Chr.54 Kaarten zi jn gebruikt bij de bepaling van de genese van de aan maaiveld

voorkomende afzettingen;

• Archeologische Kaart van Nederland, Blad Hollands Noorderkwartier, ca. 1350 na Chr.,

schaal 1:50.000. (ROB 1987). Gebruikt zijn de gereconstrueerde dijklijnen van 1350 n.Chr.

7.4 Geolandschappelijke eenheden

7.4.1 Indelingscriteria

De geolandschappelijke indeling van de Oer-IJ regio berust in belangrijke mate op de paleo-

getijhoogten (gemiddeld laagwater, gemiddeld hoogwater en extreem hoogwater resp. maximaal

stormvloedniveau) en dan met name de paleo-getijhoogten tijdens de laatste fase van de vorming

(afzetting) van de landschappen die aan en nabij het oppervlak liggen en de oppervlaktemorfologie

bepaald hebben. Op basis van de relatieve hoogte ten opzichte van gemiddeld hoog water (deze

bepaalt immers de duur en frequentie van overspoeling) een onderverdeling n gemaakt tussen

terrestrische landschappen en getijdenlandschappen:

Terrestrische landschappen zijn landschappen die zich ontwikkelden boven het maximale

stormvloedniveau. Dit zijn de veenlandschappen en duinlandschappen in het kustgebied, die in het

verleden niet onder water kwamen te staan tijdens perioden van Extreem Hoog Water (EHW).55

Zandstranden en zandige strandvlakten, zonder of met zeer schaarse begroeiing, vormen zich aan

de kust in de getijdenzone tussen het GLW- en EHW-niveau. De strandwallen zijn langgerekte,

flauw ontwikkelde terreinverheffingen die in hoofdzaak bestaan uit zand. Deze ruggen zijn

gevormd door de golfwerking in de kustzone. Veelal zijn hierop lage duinen tot ontwikkeling

51 De Jong 1995. 52 Vos 1983. 53 De Roo 1953. 54 Vos & Soonius 2004. 55 Vos & Van Heeringen (1997) verstaan onder Extreem Hoog Water (EHW) het maximale stormvloedniveau dat gemiddeld eens in de

20 jaar voorkomt.

Page 55: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

54

gekomen (de ‘Oude Duinen),56 waarvan de top tot boven het EHW niveau reikt. De strandwallen

en lagere delen tussen de wallen worden in deze studie het strandwallen- en

strandvlaktelandschap genoemd. Het duinlandschap bestaat uit reliëfrijke (hoge) duinen, die

ontstaan zijn in de Nederlandse kustzone vanaf de Vroege Middeleeuwen (de ‘Jonge Duinen).57

Het oppervlak van het veenlandschap lag in de prehistorie aanzienlijk hoger dan tegenwoordig,

namelijk tot een aantal meters boven NAP.58 Als gevolg van de antropogene ontginningen en

ontwatering die plaatsvond vanaf de Middeleeuwen is het veenoppervlak nu sterk gedaald, tot 1 à

2 m onder NAP. Door de hoge ligging bleven de centrale delen van het veengebied in de

prehistorie gevrijwaard tegen overstromingen vanuit de Oer-IJ regio. Wel werden de

veenrandgebieden in die tijd overstroomd tijdens periode van verhevigde mariene activiteit.

De gebieden die tijdens hoogwater wel overstroomden worden geclassificeerd als

getijdenlandschappen. Deze kunnen op basis van de overspoelingsfrequentie nader onderverdeeld

worden:

- De afzettingsmilieus beneden de Gemiddeld Laag Water (GLW) behoren tot het

subgetijdenlandschap. Daaronder vallen de Noordzee, het zeegat en de grote

getijdengeulen die niet tijdens laagwater droogvallen.

- Het getijdengebied tussen het niveau van Gemiddeld Laag Water (GLW) en Gemiddeld

Hoog Water (GHW) wordt gerekend tot het intergetijdenlandschap. Hiertoe behoren de

zandige wadplaten (zandwadden) en kleiige wadvlakten (slikken).

- Het getijdengebied dat boven het Gemiddeld Hoog Water (GHW) ligt en alleen wordt

overstroomd tijdens springtij en stormvloeden wordt het supragetijdenlandschap genoemd.

Tot dit landschap behoren de kweldergebieden, die weer verder onderverdeeld kunnen

worden in kwelderwallen, kweldervlakten (of kommen), en kwelderkreken met daarlangs

oeverwallen.

7.4.2 Hoofdlandschappen

Het bovenstaande resulteert in de indeling van vier ‘hoofdlandschappen’ op de

geolandschappelijke kaart:

1. Duinen-, strandwallen- en strandvlaktelandschap (I)

2. Getijdenlandschap van het Oer-IJ (II)

3. Veenlandschappen (III)

4. Overige landschaptypen (IV)

Het duinen-, strandwallen- en strandvlakte landschap (I) omvat alle landschaptypen waar strand- en

duinafzettingen aan of nabij het maaiveld voorkomen. Het strandwallen- en strandvlaktenlandschap

is in hoofdzaak gevormd voor de IJzertijd (voor 750 v. Chr). Het strandwallen- en

strandvlaktenlandschap ligt tussen Uitgeest-Dorregeest en Limmen; en ter hoogte van Heemskerk

en Beverwijk. Geografisch gezien ligt dit oude prehistorisch landschap bevindt ten noorden en

zuidwesten van het getijdelandschap van het Oer-IJ.

Aan de westkant van het studiegebied worden zowel het getijde landschap van het Oer-IJ als de

strandwallen- en strandvlaktelandschap bij Beverwijk/Heemskerk en Limmen afgedekt door het

duinlandschap (‘Jonge Duinen’) dat vanaf de Middeleeuwen is gevormd.

56 Jelgersma et al. 1970. 57 Jelgersma et al. 1970. 58 Vos 1983.

Page 56: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

55

Het getijdenlandschap van het Oer-IJ (II) bevindt zich rond de lijn Castricum–Assum–Wijkertunnel.

Het Oer-IJ is verland in de Late IJzertijd (rond 300 -200 v. Chr). De landschaptypen die op de

geolandschappelijke kaart zijn aangegeven, zijn in die tijd gevormd. Het getijdenlandschap is

onderverdeeld in het voormalige waddengebied (intergetijde gebied; en het voormalige

kwelderlandschap. Het verlande waddenlandschap (of ‘binnen delta landschap’ cf. De Roo, 1953)

ligt in de Castricummerpolders en de kweldergebieden liggen in de Broekpolder (duinwaartse

zijde) en in de Assendelver- en Uitgeesterbroek polders (veenwaartse zijde). De kwelders die aan

de zijde van de duinen en strandwallen zijn gevormd, liggen ‘gefundeerd’ op zandige afzettingen,

terwijl de kwelderafzettingen aan de veenwaartse zijde op een dikke laag veen liggen en daardoor

zakkingsgevoelig zijn. Door de ontwatering is het kwelderklei op veengebied, net als het

veengebied zelf, sterk gedaald. In deze gebieden ligt het maaiveld nu 1 à 2 meter onder NAP

terwijl het maaiveld van de ‘gefundeerde’ kweldergebieden aan de duinzijde boven NAP liggen.

Waar de ondergrond in het kwelderlandschap op veen heterogeen is (dikke zandige

geulafzettingen naast een dun kleiig kwelderdek), heeft differentiële zakking plaatsgevonden. De

relatief zandige kweldergeulafzettingen – waarvan de geul ingesneden is tot in de dieper liggende

getijdenafzettingen van het Laagpakket van Wormer - zijn door de ontwatering van het gebied

veel minder ingeklonken dan het naast gelegen klei-op-veengebied. Het gevolg van deze

differentiële zetting is dat de kweldergeulen afzettingen met de bij behorende oeverwakken nu

hoger liggen dan de naast liggende komafzettingen van de kwelder. Deze kwelderkreekruggen

worden ook wel ‘inversieruggen’ genoemd omdat het reliëf van de geul na de verlanding is

omgedraaid, van laag (geul) naar hoog (rug). Vanwege deze reliëfomkering wordt het

kwelderlandschap-op-veen ook wel het ‘inversielandschap’ genoemd. In het ‘gefundeerde

kwelderlandschap’ heeft een dergelijke omdraaiing van het reliëf niet plaatsgevonden. Daar zijn de

dichtgeslibde kwelderkreken vaak nog als laagten te herkennen. Hetzelfde geldt voor de

voormalige getijdengeulen in het intergetijdengebied in de Castricummerpolder.

Het veenlandschap (III) bevindt zich aan de oostkant van het kaartblad, in het gebied rond

Assendelft, Krommenie en Marken-Binnen. Locaal kan het veen bedekt zijn met een dunne laag

Middeleeuwse klei (0 – 30 cm). Het veen is meestal 1.5 tot 2 m dik. De veenvorming is begonnen

in deze regio rond 2500 v. Chr en de veenvorming is doorgegaan tot aan de middeleeuwse

ontginningen. Door de ontwatering is het veen na de ontginningen sterk geklonken en is de top

van het oorspronkelijke veen verdwenen door oxidatie (vergaan van het veen door blootstelling

aan de lucht).

De overige landschappen (IV) die op de kaart worden weergegeven, bestaan uit vier elementen:

droogmakerijen, meren en kanalen (water), historische bouwwerken, en recente en subrecente

landschapselementen (bebouwde kom en infrastuctuur). Dit zijn landschapselementen die vanaf de

Late Middeleeuwen tot de tegenwoordige tij door de mens (direct of indirect) zijn gemaakt.

7.5 Legenda (zie bijlage 7)

De beschrijving van alle legenda-eenheden op de geolandschappelijke kaart is opgenomen in

bijlage 7. Hier wordt van elke legenda-eenheid de samenstelling van de ondergrond

(lithostratigrafie), de ruimtelijke variatie en de morfologie (reliëf) besproken.

Page 57: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

56

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Page 58: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

57

8 Archeologische inventarisatiekaart (kaartbijlagen 7a en 7b)

8.1 Doel en opbouw kaart

De Oer-IJ regio, waarvan Castricum deel uitmaakt, is een archeologisch rijk gebied waar van

oudsher grote belangstelling voor bestaat, zowel van professionele onderzoekers (o.a. de

Universiteit van Amsterdam en Rijksdienst) als amateur-archeologen (o.a. Werkgroep Oer-IJ,

Stichting Oud-Castricum, Stichting Oud-Limmen, Historische Vereniging Oud-Akersloot). Dit

heeft geresulteerd in een grote dichtheid van vondstlocaties en onderzoeken.

De archeologische inventarisatiekaart geeft een zo volledig en actueel mogelijk beeld van wat er

aan archeologie in Castricum, Limmen en Akersloot bekend is (peildatum 2009). De belangrijkste

bron is de landelijke archeologische database Archis die beheerd wordt door de Rijksdienst voor

het Cultureel Erfgoed (RCE), aangevuld met andere bronnen die hieronder worden genoemd.

Alle archeologische informatie is geprojecteerd op de topografische kaart van de gemeente

(kaartbijlage 1). Van belang is dat de archeologische inventarisatiekaart een momentopname

(peildatum 2009) is; in principe komt er elk jaar nieuwe archeologische informatie bij of vallen er

terreinen af.59

Vanwege de grote informatiedichtheid op het grondgebied van Castricum is de archeologische

inventarisatiekaart opgesplitst in twee delen, die hieronder worden besproken.60

8.2 Kaartbijlage 7a: waarnemingen en vindplaatsen

8.2.1 Legenda en bronnen

Kaartbijlage 7a geeft alle locaties in de gemeente weer waarover archeologische informatie

bekend is: van zgn. ‘waarnemingen’ tot bekende vindplaatsen. Opvallend is de grote dichtheid van

gegevens in het centrale deel van het gemeentelijk grondgebied, in tegenstelling tot die in het

duin- en kustgebied en het oostelijke veengebied.

De kaart omvat de volgende informatie (legenda-eenheden):

• Archis-waarnemingen: deze categorie omvat zowel alle ‘losse vondsten’ (objecten en

sporen zonder verdere context)61 die voor het gemeentelijk grondgebied staan

geregistreerd in Archis, als oudere (niet nader onderzochte of gepubliceerde) gegevens en

veldwaarnemingen door professionele of amateurarcheologen (veldkartering, proefputten,

oude opgravingen).

• Terreinen waar de aanwezigheid van archeologische resten feitelijk is vastgesteld. Het

betreft gebieden met (geclusterde) waarnemingen van waardevolle sporen archeologie die

zich nog in de bodem bevinden. Deze zijn door de provincie en RCE onderverdeeld in

59 Geadviseerd wordt om de inventarisatiekaart op regelmatige basis (bijv. elke vier jaar) up-to-date te brengen. Bij nieuwe inzichten of

bestuurlijk-politieke ontwikkelingen kan worden besloten ook het aanhangende beleid (en begeleidende beleidskaart) aan te passen. 60 NB: vanwege de informatiedichtheid zijn kaartbijlagen 7a en 7b voor een groter formaat opgemaakt. 61 De vondst van archeologische voorwerpen en sporen is meldingsplichtig conform de Monumentenwet.

Page 59: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

58

terreinen van ‘zeer hoge waarde’, ‘hoge waarde’, ‘van waarde’ en ‘van betekenis’ en

worden AMK-terreinen genoemd.62 Deze terreinen zijn op de inventarisatiekaart

voorzien van hun Archisnummer (kaartbijlage 8, onderstreepte nummers). De

bijbehorende informatie is opgenomen in bijlage 9.

• Als aparte legenda-eenheid zijn opgenomen de drie AMK-terreinen die door de provincie

Noord-Holland zijn aangewezen als provinciaal archeologisch monument: Kronenburg,

Geest van Heemstede en Bleumerweg. De status van provinciaal archeologisch monument

is uniek voor Nederland;63

• Als aparte legenda-eenheid zijn opgenomen de door de Archeologische Regio Werkgroep

Oer-IJ, afdeling Limmen aangedragen terreinen. De waarde en begrenzing moet nog door

de archeologisch adviseur worden beoordeeld. Op basis daarvan zal de gemeente een

besluit nemen over de exacte omvang en hun formele status. De bijbehorende informatie

is opgenomen in bijlage 13;

• Waarnemingen amateurs: dit betreft waarnemingen van lokale amateurarcheologen die

niet in Archis geregistreerd staan;

• Scheepswrakken: voor informatie over het zeegebied Castricum is contact gezocht met

de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het Wrakkenregister vermeldt voor het

zeegebied Castricum twee niet-gewaardeerde scheepsposities (2229 en 2237).64 Archis

vermeldt voorts de vondst van één scheepswrak (nr. 46817). De verwachting op

scheepsvondsten in het zeegebied van de gemeente Castricum is lastig in te schatten. Aan

een gedetailleerdere voorspelling wordt door de RCE gewerkt.65

8.2.2 Achterliggende informatie (catalogi)

Van alle locaties op kaartbijlage 7a is de achterliggende informatie opgenomen in catalogi die voor

dit document zijn opgesteld:

• bijlage 7: catalogus Archiswaarnemingen

• bijlage 8: catalogus amateurwaarnemingen

• bijlage 9: catalogus gewaardeerde vindplaatsen/archeologische terreinen (Archis/AMK

Noord-Holland)

• bijlage 13: catalogus terreinen Werkgroep Oer-IJ, afdeling Limmen66

De catalogi in de bijlagen 7 en 9 zijn gegenereerd vanuit de Archis-database. De Monumentenwet

(par. 7) kent een meldingsplicht voor archeologische objecten en sporen waarvan de burger

“weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden” dat deze van belang zijn voor de archeologische

monumentenzorg. Na melding bij de provincie of rijksdienst vindt dan registratie plaats in de

Archis2-database. Alle locaties die geregistreerd staan in Archis zijn op de kaart voorzien van hun

Archis-meldingsnummer, die de ingang vormt voor de catalogus.

62 AMK: Archeologische Monumentenkaart. In de zienswijze van de Archeologische Regio Werkgroep Oer-IJ is en wordt de AMK niet

(voldoende) bijgehouden. Voorgesteld wordt deze problematiek in overleg tussen de gemeente, de provincie en het rijk nader aan de

orde te stellen. 63 Kronenburg was in 2003 het eerste archeologische terrein dat door de provincie Noord-Holland werd aangewezen als provinciaal

monument. De bescherming van de aanwezige archeologische waarden op de provinciale monumenten geschiedt door bindende

afspraken met de eigenaar over duurzaam beheer. De beperking van de gebruikswaarde van de grond die hieruit voortvloeit wordt

door de provincie vergoed door een eenmalige vergoeding van 50% van de marktwaarde van de grond. 64 Wrakkenregister. Nederlands Continentaal Plat en Westerschelde, Koninklijke Marine, Dienst der Hydrografie 2006. 65 Deeben et al. 2002.

66 De exacte omvang en status moet nog door de gemeente worden vastgesteld, zie paragraaf 8.2.1.

Page 60: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

59

8.3 Kaartbijlage 7b: onderzoek

8.3.1 Legenda en bronnen

Kaartbijlage 7b geeft alle lopend en verricht onderzoek op gemeentelijk grondgebied weer.

Duidelijk is de grote onderzoeksintensiteit. Dit betreft zowel ‘Malta-gerelateerd’ archeologisch

vooronderzoek (dat wil zeggen in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen) als wetenschappelijk-

geëntameerd universitair onderzoek. In de legenda is onderscheid gemaakt tussen de

verschillende vormen/stappen van onderzoek in het kader van de AMZ-procedure (van bureau-

onderzoek tot niet-destructief veldonderzoek, archeologische begeleiding en definitieve opgraving,

zie bijlage 10).

Een groot deel van de informatie op kaartbijlage 7b is afkomstig uit de landelijke database Archis

en betreft verschillende vormen van onderzoek dat de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden in het

kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Veel archeologische verkenningen en onderzoeken zijn in

het verleden echter uitgevoerd zonder uitvoerige verslaglegging en/of registratie in Archis. Veel

kleinschalig onderzoek is dan ook alleen raadpleegbaar in de vorm van vermeldingen of korte

verslagen, met name in de archeologische kroniek die elk jaar verschijnt in het tijdschrift Holland

en de Jaarboeken van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum. Deze onderzoeksgegevens zijn op

kaart 7b gegenereerd via de database van de Archeologische Kennisinventarisatie Oer-IJ (AAC,

2004)67 en de informatie die in 2005 door RAAP werd geïnventariseerd in het kader van de

verwachtingenkaart voor het buitengebied Castricum. 68 Onderzoeken die niet in Archis staan

geregistreerd zijn in kaartbijlage 7b weergegeven met aparte volgnummers. In de digitale versie

van kaartbijlage 7b zijn de gegevens van de onderzoeken van RAAP en AAC in ArcView aan de

onderzoeksgebieden gekoppeld. 8.3.2 Achterliggende informatie (catalogi)

Van alle locaties op kaartbijlage 7b is de achterliggende informatie opgenomen in catalogi die voor

dit document zijn opgesteld:

• bijlage 10: catalogus onderzoeksmeldingen in Archis • bijlage 11: catalogus onderzoeken Archeologische Kennisinventarisatie Oer-IJ (2004)69

• bijlage 12: catalogus onderzoeken RAAP (2005)70

De informatie in de catalogus correspondeert met de nummering van de onderzoeken op kaart

7b.

8.4 Selectie van recent onderzoek: sleutelsites

In deze technische toelichting is geen overzicht van de bewoningsgeschiedenis op het gemeentelijk

grondgebied van Castricum opgenomen. Volstaan wordt hier met een verwijzing naar de

literatuurlijst waarin veel relevante gebiedsgebonden literatuur is opgenomen.

Hieronder volgt wel selectie van enkele recente spraakmakende onderzoeken die de aard van het

bodemarchief, de archeologierijkdom en de bewoningsgeschiedenis van de gemeente illustreren

67 Lange et al. 2004. 68 De meeste verwijzingen zijn opgenomen in Soonius et al. 2005. 69 Lange et al. 2004. 70 Soonius et al. 2005.

Page 61: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

60

en die tevens worden opgevat als ‘sleutelsites’ voor toekomstig onderzoek binnen de gemeente.

Het betreft grootschalig onderzoek waarover opgravingsrapporten beschikbaar zijn.71 Vanwege de

betekenis van deze sleutelsites voor het gemeentelijk archeologiebeleid komen zij ook aan de

orde bij de bespreking van de waarden- en verwachtingenkaart (hoofdstuk 10 en kaartbijlage 16)

en de maatregelenkaart (hoofdstuk 11; kaartbijlage 17).

8.4.1 Castricum-Oosterbuurt (1995-1996)

Opgravingen in 1995-1996 ten zuiden van Castricum (Oosterbuurt) hebben bewoningssporen

blootgelegd uit de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen.72 De nederzetting uit de periode

van ca. 260 tot 330 na Chr. bestond uit tenminste twee boerderijen met bijgebouwen en een klein

grafveld. In de onmiddellijke nabijheid werden ook aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid

van een nederzetting uit de vierde eeuw n.Chr (Laat-Romeinse tijd). Uit deze periode stamt ook

het graf van een vrouw: nadat van de schedel het gezicht werd gereconstrueerd kreeg zij in 2006

de naam ‘Hilde’.73

8.4.2 Hollands Duinreservaat (PWN; 2001-2002)

Tijdens de sloop van acht pompstations in het Noord-Hollands Duinreservaat in de winter van

2001-2002 zijn door geologen en archeologen waarnemingen gedaan en profielen opgetekend.74

Binnen de gemeentegrenzen van Castricum liggen vijf locaties (zie kaartbijlage 16: vijfmaal nr. 2).75

De profielen tonen aan dat op plaatsen waar het estuarium in de loop van de IJzertijd opgevuld

raakte, dat wil zeggen vooral aan de zuid- en noordkant, vrijwel onmiddellijk bescheiden

duinvorming optrad. De strandafzettingen liggen op een hoogte van 0,5 – NAP tot 0,5 m + NAP.

Aan de zuidzijde ontstaat voorafgaande aan de bewoning in de Midden-IJzertijd in max. 400 14C-

jaren een dikte van maximaal een meter duinzand (tot op ca. 0,5 m NAP). Aan het einde van de

Vroege Middeleeuwen werden tot een hoogte van 3,2 m NAP humeuze lagen gevormd. Alleen in

het centrum van het zeegat (ter hoogte van het voormalige Pompgebouw) vormde zich pas in de

Vroege Middeleeuwen direct op het mariene sediment een veenlaag.

Archeologisch betekenisvolle lagen bevinden zich tussen 0,5 m – NAP tot 3,2 m + NAP. De lagen

hebben een ouderdom die loopt vanaf de Midden-IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen.

8.4.3 Limmen-De Krocht (2003-2004)

In 2003 en 2004 vond in Limmen grootschalig nederzettingsonderzoek plaats door het

AAC/Projectenbureau van de UvA. Op de flank van de strandwal werden langs een voormalige

weg de resten teruggevonden van diverse middeleeuwse boerderij-erven uit de 9e tot in de 13e

eeuw. Hiermee is voor het eerst een ruimer inzicht ontstaan in de ontwikkeling van een

middeleeuwse plattelandsnederzetting in het West-Nederlandse strandwallengebied. Mogelijk

zetelde in een van de huisplaatsen een lokale heer en betreft het daarmee een centrale hof. De

aanwezigheid van een begraving uit de 8ste eeuw en de restanten van de activiteiten van een

edelsmid zijn mogelijk ook aanwijzingen voor de zich ontwikkelende sociale hiërarchie in de loop

van de Vroege Middeleeuwen.76

71 Omdat in deze opgravingsrapporten ook veel lokale kennis is opgenomen is daarmee ook een belangrijk deel van de ‘grijze’

literatuur (korte verslagen, kronieken, amateurtijdschriften) ontsloten. 72 Hagers & Sier 1999; Haartsen 2002, 28. 73 Dekkers et al. 2006, 122-125. 74 Vos 2002; Vos, in voorbereiding. 75 Van zuid naar noord betreft het: WRK, Sec G, Pomp, Sec D, Sec C. 76 Dijkstra et al. 2006.

Page 62: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

61

8.4.4 Akersloot-Klein Dorregeest (2004)

De ontdekking en het daaropvolgende onderzoek van de vindplaats Akersloot-Klein Dorregeest is

een treffend voorbeeld hoe snel en adequaat handelen bij onverwachte vondsten tot belangrijke

nieuwe kennis kan leiden. Door de goede samenwerking tussen amateurarcheologen,77 de

provincie Noord-Holland, opgravingsbedrijf Hollandia Archeologie (Zaandijk), TNO-NITG en de

RCE konden de sporen worden gedocumenteerd en de vindplaats in een breed wetenschappelijk

kader worden geplaatst. Het betreft sporen van een nederzetting uit de Klokbekercultuur (2400-

1900 v. Chr.) die in 2004 aan het licht kwamen tijdens de bouw van een particuliere woning. De

vindplaats ligt in stratigrafisch verband aan de oostrand van de strandwal Uitgeest-Akersloot-

Boekel en bevindt zich in de invloedssfeer van het voormalige Oer-IJ, het estuarium dat tussen

2500 v. Chr. tot omstreeks het begin van de jaartelling actief was in het gebied tussen Heemskerk

en Alkmaar.78

Dat juist op deze locatie een goed geconserveerde vindplaats aan het licht kwam is niet toevallig.

De strandwallen waren een aantrekkelijke plaats voor bewoning door de prehistorische mens. De

toppen van de strandwallen zijn in Noord-Holland veelal verstoord door bewoning vanaf de

Middeleeuwen en door intensieve bloembollenteelt. Juist aan de randen van de strandwallen,

dieper in de ondergrond, bestaat de kans dat bodemlagen en archeologische sporen nog niet zijn

aangetast. De gedocumenteerde laagopeenvolging van Klein Dorregeest kon met behulp van

radioactieve koolstof- (14C-) en OSL-metingen absoluut worden gedateerd.79 De ligging ten

opzichte van het grondwater heeft er voor gezorgd dat botanisch materiaal ook in onverkoolde

vorm bewaard is gebleven.

In het Laat-Neolithicum zal de locatie in landbouwkundig opzicht gunstig zijn geweest. De

strategische ligging in de prehistorie wordt nog eens onderstreept door de ontdekking van een

geul loodrecht op de strandwal direct ten noorden van de vindplaats.

Tijdens het booronderzoek zijn ook latere sporen van bewoning (IJzertijd) in het geulsediment

aangetroffen. Radioactieve koolstofmetingen hebben duidelijk gemaakt dat de kleilaag waarmee

het geulsediment werd afgedekt (en daarmee geconserveerd) dateert uit de Vroege

Middeleeuwen.80

8.4.5 Castricum-Zanderij (2004)

Onderzocht zijn cultuurlagen uit de Late IJzertijd en/of Romeinse tijd en de Vroege/Late

Middeleeuwen. De locatie bevindt zich op ‘stormoverslag gronden’ die in de laatste actieve fase

van het mariene getijdensysteem zijn afgezet achter de toenmalige lage strandwallen in het

mondingsgebied van het Oer IJ.81 Tot in de 2e eeuw na Chr. overstroomde de zee het gebied

tijdens extreme hoogwaterstand. Karakteristiek voor de locatie is dat de cultuurlagen uit de pre-

en protohistorie zijn afgedekt met (en daarmee geconserveerd) door een ca. 1,5 m dikke laag

stuifzand (Jonge Duinen/Laag van Den Haag).

77 R. Duindam en M. van Raaij van de Archeologische Regiowerkgroep Oer-IJ. 78 Voor de geologische ligging, zie o.a.: Westerhoff 1987. 79 Vos 2005. 80 Müller et al. 2008. 81 Vos 2007.

Page 63: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

62

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Page 64: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

63

9 Landschapsontwikkeling en archeologische verwachting (kaartbijlage 8-15) 9.1 Inleiding

De landschapsontwikkeling en de daaraan gekoppelde mogelijkheden en onmogelijkheden voor

bewoning kunnen worden gevisualiseerd met behulp van zeven paleogeografische kaartbeelden en

een specifieke verwachting op het voorkomen van offerplaatsen door de tijd heen.

De serie paleogeografische reconstructies van het landschap op zeven momenten in de tijd tussen

2500 v. Chr. en 1000 na Chr. (kaartbijlage 8 -14)82 illustreert de sterk wisselende mogelijkheden

voor bewoning en gebruik in het dynamische kustlandschap van Castricum. De kaartbeelden zijn

in feite momentopnamen in de complexe horizontale en verticale gelaagdheid zoals weergegeven

op de geolandschappelijke kaart (hoofdstuk 7 en kaartbijlage 6) . Door elk van deze landschappen

te voorzien van de archeologische informatie die uit de betreffende fase bekend is, ontstaat een

eerste inzicht in de locatiekeuze van de mens in de verschillende archeologische perioden,83

gerelateerd aan de landschappelijke mogelijkheden. Deze deelkaarten zullen in hoofdstuk 10

worden samengevat in een gemeentedekkende waarden- en verwachtingenkaart.

Voor zover daarover informatie beschikbaar is, is op deze kaartbeelden ook de loop van (zoetwater-)kreken weergegeven. Deze waren van groot belang voor de bewoningsmogelijkheden

in de omgeving en zullen daarom een keuzefactor zijn geweest bij de keuze van de locatie voor

bewoning.

Archeologische verwachtingsmodellen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de moderne aanname dat

de mens in het verleden zijn woonplaats uitkoos op basis van economische motieven, zoals de

mogelijkheid voor droog en veilig wonen en het verwerven van elementaire zaken zoals voedsel,

kleding, grondstoffen en werktuigen in de nabijheid (het ‘droge voeten’-model). Daarbij wordt

aangetekend dat dit een vereenvoudiging is van de werkelijkheid in het verleden. Zo hoeven

hoge/droge gebieden niet ‘vanzelfsprekend’ bewoond te zijn geweest; zij kunnen zelfs om bepaalde

(in onze ogen ‘niet economische’) redenen zijn gemeden. Hetzelfde geldt voor de

‘onaantrekkelijkheid’ van natte gebieden: om ons onbekende redenen kunnen daar door de mens

in het verleden zeer bewust allerlei activiteiten hebben plaatsgevonden, zoals in de studie van Kok

(2008) aannemelijk is gemaakt. Met het oog op deze kanttekening is aan de serie van zeven

kaarten een kaart waarin de verwachting op het diachroon voorkomen van rituele offerplaatsen

centraal staat (kaartbijlage 15). Deze kaart wordt nader besproken en toegelicht in paragraaf 9.3.

9.2 Landschappelijke ontwikkelingsfasen en bewoningsgeschiedenis (kaartbijlagen 8-14)

De genoemde reeks paleogeografische reconstructies geven de landschappelijke situatie weer op

zeven verschillende momenten over een periode van ongeveer 4500 jaar:

• kaartbijlage 8 (4450 BP; ca. 2500 v.Chr.): Laat-Neolithicum – Vroege Bronstijd - Midden

Bronstijd A;

82 De kaartbeelden zijn beschikbaar gesteld door Deltares. Het omliggende gebied is ook (op kleinere schaal) opgenomen in het

proefschrift van M. Kok (Kok 2008). De kaartbeelden bouwen voort op eerdere kaartbeelden gemaakt voor de Archeologische

KennisInventarisatie (AKI) van het Oer-IJ estuarium (Lange et al. 2004).

83 Voor de indeling in archeologische perioden, zie ook het overzicht in bijlage X.

Page 65: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

64

• kaartbijlage 9 (3400 BP; ca. 1500 v.Chr.): Midden-Bronstijd B;

• kaartbijlage 10 (2950 BP; 1000 v.Chr.): Late Bronstijd;

• kaartbijlage 11 (2700 BP; 750 v.Chr.): Vroege IJzertijd; • kaartbijlage 12 (2450 BP; 500 v.Chr.): Midden- en Late IJzertijd;

• kaartbijlage 13 (1950 BP begin jaartelling): Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen;

• kaartbijlage 14 (1000 na Chr.): Late Middeleeuwen.

9.2.1 Kaartbijlage 8

• Fase 1 (tot 4500 BP / 2500 v. Chr.)84: ontstaan van het Oer-IJ

Tussen 4000 en 2500 v. Chr. nam de stijging van de relatieve zeespiegel langs de

Nederlandse kust af. Het gevolg was dat de getijdengebieden in Holland en Zeeland

verlandden, doordat de netto ophoging van deze gebieden (door sedimentatie) groter was

dan de stijging van de zeespiegel. Door deze verlanding namen de getijdenvolumes van de

mariene bekkens in Holland en Zeeland af, breidden de veengebieden zich vanuit het

achterland uit, werden de getijdengeulen in de bekkens kleiner, en ontstond er een

gesloten kust met strandwallen en enkele zeegaten waarop rivieren uit het achterland

afwaterden. Het Oer-IJ-systeem was een van die zeegaten. Dit zeegat ontwikkelde zich

tijdens de verzanding van het oude zeegat van Haarlem. Ter hoogte van Beverwijk en

Heemskerk vormde zich een nieuwe getijdengeul die vanaf die tijd het achterliggende

gebied ging afwateren. Het zeegat van Haarlem werd daarmee overbodig en stoof

vervolgens volledig dicht.

9.2.2 Kaartbijlage 9

• Fase 2 (2500–1500 v. Chr.)85: Mariene activiteit langs de randen van de Oer-IJ geul en

veenvormingin het achterland

Getijdenafzettingen vormen zich in het hart van het Oer-IJ gebied. Als gevolg van latere

erosie is van deze afzettingen nog slechts een beperkt deel overgebleven (o.a.

kwelderafzettingen in de Broekpolder). Dit was het gevolg van latere geul-erosie in het

Oer-IJ. Deze erosie heeft een aanzienlijk deel van de oude Oer-IJ getijdenafzettingen

opgeruimd. Door de geïsoleerde ligging van de Assendelverpolder en de

Uitgeesterbroekpolder (ten opzichte van het hart van het Oer-IJ in die tijd) groeide daar

het veen hoog op en werd het alleen nog gevoed door regenwater (met een laag gehalte

aan nutriënten). Het gevolg was dat zich daar op grote schaal oligotroof veen ging

vormen.

9.2.3 Kaartbijlage 10

• Fase 3 (1500–1000 v. Chr.)86: Actieve mariene fase en noordwaartse opschuiving van het

mondingsgebied richtingCastricum-Uitgeest

Door de vergroting van de mariene activiteit in het Oer-IJ werden de extreem hoge

waterstanden (EHW) groter. Het gevolg was dat de randzone van het estuarium vaker

overspoeld werd waardoor zich op het veen een kleilaag ontwikkelde. Door incidentele

overstromingen van het veengebied in de Assendelverpolder en de

84 Müller et al. 2008, fase 1: vóór 2500 v. Chr. 85 Müller et al. 2008, fase 2: 2500-1500 v. Chr. 86 Müller et al. 2008, fase 3: 1500-1000 v. Chr.

Page 66: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

65

Uitgeesterbroekpolder breidde de rietveengordel zich daar uit over het oligotrofe veen.

Waarschijnlijk ontstonden in deze veengebieden afwateringskreken, die door afslag en

autocompactie (daling veen door kleiafzetting) steeds breder werden. Het gevolg daarvan

was dat daar brede komvorminge depressies ontstonden waarin de ostracodeklei tot

afzetting kwam. Deze depressies stonden permanent onder water.

9.2.4 Kaartbijlage 11

• Fase 4a (1000–700 v.Chr.)87: Aanloop naar de rustige mariene fase

Een estuarium met beperkte getijdenwerking in het achterland. De getijdeslag en de

extreme hoge waterstanden in het estuarium nemen af. De veenzone langs de flanken van

het Oer-IJ wordt niet meer overstroomd door voedselrijk water. Daardoor kon zich in

de oostelijke randzone van het Oer-IJ oligotroof veen op het rietveen vormen.

• Fase 4b (1000–700 v.Chr.)88: Rustige mariene fase

Delen van het oligotrofe randveen worden ontwaterd via natuurlijke kreken en gegraven

sloten. De oostelijke veenrandzone van het Oer-IJ is geschikt voor bewoning. Kwelders

aan de westkant lagen het grootste deel van het jaar droog. Rietkragen vormden zich

langs de randen van de hoofdgeul van het Oer-IJ en binnen het kwelderlandschap van de

Assendelverpolder en de Uitgeesterbroekpolder (het ‘rietstengelniveau’).

9.2.5 Kaartbijlage 12

• Fase 5 (650-550 v. Chr.)89: Actieve mariene fase

De toename van de mariene activiteit is mogelijk veroorzaakt door grotere

zoetwaterafvoer uit het Flevomeer- en Vechtgebied (ontstaan van de noordelijke riviertak

van de Rijn). Door de grotere waterafvoer uit het achterland werd het zeegat groter,

waardoor de getijdenwerking in het estuarium toenam. Door de toename van de getijslag

werd ook het getijde volume (komberging) groter. De toename van de getijslag werd

daarnaast ook vergroot door ‘autoloading processen’ (zakking door kleiafzetting op slap

veen) en door daling van het veen/klei gebied als gevolg van (antropogene) ontwatering in

de voorgaande bewoningsperiode van het veen. Door de toename van het getijvolume in

het Oer-IJ worden ook de geulen en de getijslag groter en stijgt het EHW niveau. Als

gevolg van het laatste proces wordt de randzone van het veen regelmatig overstroomd. 9.2.6 Kaartbijlage 13

• Fase 6 (550-450 v.Chr.)90: Omslag van een actieve naar een rustige mariene fase

Het effect van het opslibbingsproces in het estuarium wordt groter het proces van de

kombergingsvergroting. Door de verkleining van het getij volume werden de geulen en

kreken geleidelijk ondieper (verkleining natte doorsnede).

• Fase 7 (400–200 v. Chr.):91 Rustige mariene fase

Verdere afname van de mariene activiteit in het estuarium. Het proces van opslibbing en

dichtslibben van de getijdenkreken en geulen gaat door. Kwelderkreken waren nog wel

87 Müller et al. 2008, fase 4: 1000-800 v. Chr. 88 Müller et al. 2008, fase 5: 800–700 v.Chr. 89 Müller et al. 2008, fase 6: 700–600 v.Chr. 90 Müller et al. 2008, fase 7: 600–400 v.Chr. 91 Müller et al. 2008, fase 8: 400-200 v Chr.

Page 67: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

66

open, maar de getijdenwerking was beperkt (restgeul fase). Door het dichtslibben van de

geulsystemen werd de getijdenwerking in het estuarium geremd (toename

bodemweerstand) en als gevolg daarvan namen de getijde hoogten (GHW en EHW) af.

De rietveen-randzone werd niet meer overstroomd met voedselrijk water. In deze

veenzone begon - op de plaatsen die niet bewoond en niet kunstmatig ontwaterd werden

- de oligotrofe veenvorming. • Fase 8 (200– 0 v. Chr.):92 Fase van de incidentele stormvloeden

Het Oer-IJ estuarium raakt geïsoleerd van de zee. Kwelders worden nog slechts een

incidenteel tijdens grote stormvloeden overstroomd. Het zeegat voor de kust is vrijwel

gesloten. Alleen tijdens extreme stormen breekt de zee nog in het Oer-IJ gebied en

worden grote hoeveelheden zand van het mondings- en duinengebied het Oer-IJ in

gestuwd. Met uitzondering van de incidentele stormvloeden lagen de kwelders permanent

droog. Van getij werking in het estuarium was in deze periode nauwelijks meer sprake.

9.2.7 Kaartbijlage 14

• Fase 9 (0-200 na Chr.)93: Verlandingsfase

Het Oer-IJ is verland en geïsoleerd van de Noordzee. De strandwal voor de kust heeft

het Oer-IJ van de zee afgesloten en er is geen mariene invloed meer merkbaar in het

achterland van het Oer-IJ. Dit gebied is geheel verzoet en waterde af via het IJsselmeer

gebied naar zee.

• Fase 10 (200–400 na Chr.)94: Vernattingsfase door gebrekkige interne drainage

De ontwatering in het verlande estuarium verslechterde. In de lagere delen ontstaan

(ondiepe meren) en in het voormalige kweldergebied in Assendelft begon de

veenvorming.

• Fase 11 (400-1000 na Chr.): Op de hogere en drogere delen van het gebied na treedt

grootschalige veengroei op door de slechte afwateringssituatie in het Oer IJ-gebied.

Vanaf ca. 1000 (tot op heden) is de mens de dominante factor in de vormgeving van het landschap

(ontginning, bedijking, waterbeheer, bebouwing, intensivering landgebruik, etc.). 9.3 Kaartbijlage 15: offerplaatsen door de tijd heen

In de hierboven besproken kaartbeelden werd er van uit gegaan dat de bewoningsgeschiedenis

wordt gekenmerkt door de voorkeur van de mens voor hoge en dus droge zones, het zgn.

“droge-voeten-model” (zie par. 9.1). Archeologen worden er zich echter meer en meer van

bewust dat dit een modern economisch perspectief is. Bezien vanuit een premodern perspectief

dient er rekening mee te worden gehouden dat de mens gedurende een groot deel van de

bewoningsgeschiedenis bewust gebruik maakte van natte of moerassige plaatsen en zones voor

vormen van (in onze ogen) ‘niet-economisch’ gebruik, zoals rituele handelingen op natte of

moerassige plaatsen (rituele deposities, offerplaatsen, e.d.) in de periode voordat de kerstening

een einde maakte aan dergelijke premoderne praktijken.95 Bijzonder voor Castricum is dat voor

92 Müller et al. 2008, fase 9: 200– 0 v. Chr. 93 Müller et al. 2008, fase 10: 0-200 na Chr. 94 Müller et al. 2008, fase 11: 200–400 na Chr. 95 Hierbij wordt aangetekend dat de formele kerstening van de regio waarschijnlijk geen einde maakte aan rituele praktijken die in onze

ogen vaak worden gezien als ‘heidens’. We dienen er rekening mee te houden dat dergelijke rituelen en gebruiken door de mens

Page 68: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

67

dit aspect gebruik kan worden gemaakt van het onderzoek van M. Kok naar offerplaatsen in de

Oer-IJ regio (2500 v.Chr-450 n.Chr.).96. De verspreiding van dit type archeologische vindplaatsen

is door Kok gekoppeld aan de aanwezigheid van (voormalige) natte plaatsen en daarmee

gerelateerd aan de paleogeografische kaartbeelden. Op basis daarvan zijn op kaartbijlage 15 alle

natte gebieden/zones weergegeven die mogelijkerwijs van betekenis zijn geweest vanuit dit

premoderne perspectief op menselijk gedrag en locatiekeuze. Voor een uitgebreide bespreking

van het kaartbeeld en onderliggende theoretische overwegingen wordt verwezen naar genoemd

proefschrift.

Kaartbijlage 15 bevat de volgende legenda-eenheden:

• groen: mogelijke aanwezigheid van kleine, nog niet nader gelokaliseerde natte gebieden,

kans op offerplaatsen uit alle perioden;

• donkerblauw: bekende natte gebieden nabij of tussen de strandwallen en oude duinen kans

op offerplaatsen uit alle perioden;

• lichtblauw: grote natte gebieden, strandvlakten, tussen strandwallen. Kans op offerplaatsen

uit alle perioden, met name langs de ‘randen’;

• lichtpaars: gebied langs de Oer IJ-geulen. Kans op offerplaatsen vanaf de Late IJzertijd;

• paars: Oer IJ-geulen. Kans op offerplaatsen vanaf de Late IJzertijd; • donkerroze: kreeksystemen. Kans op offerplaatsen vanaf de Midden-IJzertijd, dit geldt

vooral wanneer er al aanwijzingen voor menselijke activiteit is;

• rood: kreken in venige gebieden (strandvlakten). Kans op offerplaatsen vanaf de Midden- IJzertijd.

Het kaartbeeld maakt duidelijk dat de verspreiding van waterlopen en (voormalige) natte gebieden

zodanig is, dat op vele plaatsen in de gemeentelijke ondergrond en kans is op het aantreffen van

rituele deposities uit alle archeologische perioden. Dit is een extra argument om bij de opstelling

van een archeologische verwachting uit te gaan van een integrale, landschapsgerichte benadering

en niet van een onderverdeling in hoge, middelhoge of lage verwachting (zie hoofdstuk 6).

destijds niet als zodanig werden geinterpreteerd , maar deel uitmaakten van een premoderne wereldbeeld waarvan wij ons heden ten

dage geen voorstelling van kunnen maken. 96 Kok 2008, 210, Fig. 5.9.

Page 69: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

68

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Page 70: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

69

10 Archeologische waarden- en verwachtingenkaart (kaartbijlage 16) 10.1 Doel en opzet

Op de waarden- en verwachtingenkaart (kaartbijlage 16) is de beschikbare informatie uit de

voorgaande hoofdstukken en kaartbijlagen samengevat in een gemeentedekkende archeologische

verwachting (inclusief het zeegebied), gecombineerd met informatie over verstoringen van de

ondergrond.

Op basis van de in de vorige hoofdstukken beschreven informatie en analyse zijn daarbij voor het

gemeentelijk grondgebied dertien gebiedseenheden onderscheiden die zich kenmerken door een

specifieke landschapsontwikkeling met een daaraan gekoppelde bewoningsgeschiedenis. Deze

worden op de kaart aangeduid als verwachtingszones.

De kaart is daarmee de archeologisch-inhoudelijke samenvatting en ruimtelijke onderlegger voor

het gemeentelijk archeologiebeleid. Daartoe zal archeologische waarden- en verwachtingenkaart

in hoofdstuk 11 worden vertaald in beleidscategorieën met planologische maatregelen.

Op de waarden- en verwachtingenkaart wordt onderscheid gemaakt tussen archeologische

verwachtingen en waarden. Van archeologische waarde wordt gesproken indien is vastgesteld dat op

een terrein daadwerkelijk een archeologische vindplaats aanwezig is. Hier is de trefkans (in

ruimtelijke ordeningstermen: ‘risico’) op archeologische vindplaatsen in principe 100%. Het

grootste deel van het gemeentelijk grondgebied bestaat echter uit zones met een archeologische

verwachting. Daarvoor is een beredeneerde voorspelling gemaakt van de aanwezigheid van

archeologische sporen en resten. De gemeentelijke verwachtingenkaart is daarmee een verfijning

en verdieping van de landelijke IKAW.

10.2 Opbouw (legenda-eenheden) en toelichting

10.2.1 Verwachtingszones

De laagopeenvolging die op een specifieke plek of in een bepaald gebied in de gemeente

Castricum aanwezig is, is het resultaat van de landschapsontwikkeling en bepaalt voor een groot

deel de kans op archeologische sporen van menselijke bewoning en gebruik in het verleden.

Vanuit dat perspectief zijn de hoofd- en sublandschappen op de geolandschappelijke kaart

(kaartbijlage 6) vertaald in dertien landschappelijke zones waarvan op basis van de voorafgaande

hoofdstukken aannemelijk is gemaakt dat zij relevant zijn voor de archeologische verwachting. Dit

levert de volgende ‘verwachtingszones’ op:

- Zone 1 en 8: duinenlandschap

- Zone 2: strandwallen - Zone 3: strandvlakten

- Zone 4: overstoven strandwallen/strandvlakte met veen

- Zone 5: Oer-IJ getijdengebied - Zone 6: kwelderlandschap op strandwallen

- Zone 7: kwelderlandschap op veen

- Zones 9, 10, 11: veenlandschappen

Page 71: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

70

- Zone 12: water en meerbodems

- Zone 13: de Noordzee

In plaats van een indicatie in termen van hoge, middelhoge of lage verwachting is bij de bespreking

van de beleidscategorieën op de maatregelenkaart (kaartbijlage 17) in hoofdstuk 11 voor elke zone

een indicatie gegeven van de archeologische kennisstand en onderzoeksvorm.

10.2.2 Archeologische waarden

Van archeologische waarde wordt gesproken indien is vastgesteld dat op een terrein

daadwerkelijk een archeologische vindplaats aanwezig is. Hier is de trefkans op archeologische

vindplaatsen in principe 100%. De archeologische betekenis van deze terreinen staat niet ter

discussie; er is immers (globaal) bekend wat er aanwezig is en bovendien is er sprake van een

duidelijke, vaak kadastrale, begrenzing. In de gemeente Castricum is een groot aantal van zulke

terreinen aanwezig. De terreinen van kaartbijlage 7b zijn in hun geheel overgenomen op de

gemeentelijke verwachtingenkaart.

Als legenda-eenheid ‘archeologische waarden’ zijn op de waarden- en verwachtingenkaart

opgenomen:

- provinciale archeologische monumenten - AMK-terreinen. De onderverdeling in terreinen ‘van betekenis’, ‘van waarde’, etc. is op

kaartbijlage 16 losgelaten; alle gewaardeerde terreinen zijn samengevoegd tot één

subeenheid.

Rijksbeschermde archeologische terreinen zijn in Castricum niet aanwezig.

De gewaardeerde archeologische terreinen geven een beeld van de aard van de bewoning of

activiteit binnen de verwachtingszone. Het aantal terreinen verschilt sterk per verwachtingszone.

Zo zijn in het duingebied (zone 1/8) slechts drie gewaardeerde terreinen aanwezig, terwijl dat er

in zone 5 (Oer-IJ getijdengebied) maar liefst 17 zijn (tabel 1). De dichtheid en verspreiding van

archeologische vindplaatsen is echter geen betrouwbare indicatie voor de archeologische

‘rijkdom’ van de betreffende zone in relatie tot de meer ‘lege’ zones. Aan dit punt wordt nader

ingegaan in paragraaf 10.3.

10.2.3 Sleutelsites

In hoofdstuk 8 zijn vijf zgn. ‘sleutelsites’ gedefinieerd en besproken: wetenschappelijk onderzochte

en gepubliceerde archeologische vindplaatsen die essentiële informatie over de landschappelijke

en bewoningsgeschiedenis hebben opgeleverd:97

1. Castricum-Oosterbuurt

2. Hollands Duinreservaat/PWN (vijf locaties)

3. Limmen-de Krocht

4. Akersloot-Klein Dorregeest

5. Castricum-Zanderij

De locaties zijn opgenomen op de waarden- en verwachtingenkaart omdat deze vindplaatsen

worden opgevat als indicatief-richtinggevend voor toekomstig onderzoek. Bij de vertaling van de

verschillende verwachtingszones in archeologische beleidscategorieën op de maatregelenkaart

97 Voor de beschrijving, zie paragraaf 8.1.

Page 72: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

71

(kaartbijlage 17; hoofdstuk 11) zijn de sleutelsites in de beschrijving van de bijbehorende categorie

opgenomen.

10.2.4 Verstoringen

Veelal blijkt dat potentieel kansrijke archeologische zones dat in werkelijkheid niet meer zijn

omdat het bodemarchief verstoord is. Vaak is dit het gevolg van (met name) 20ste-eeuwse

ontwikkelingen zoals verstedelijking, dorpsuitbreiding, aanleg infrastructuur, agrarisch gebruik,

milieusanering, etc. Door zoveel mogelijk van deze verstoringen van de ondergrond in kaart te

brengen kan de archeologische basisverwachting realistisch worden bijgesteld, waardoor de

praktische gebruikswaarde van de beleidskaart aanzienlijk kan worden verhoogd.

Bij opname als verstoorde zone (geen verwachting meer) op de waarden- en verwachtingenkaart

is terughoudendheid betracht. Als criterium geldt dat het om grootschalige verstoringen moet

gaan waarvan de informatie te verifiëren danwel te motiveren is. Informatie over verstoringen van

de ondergrond (bijv. door fundering, onderkeldering, egalisatie) is in Castricum echter niet

centraal gearchiveerd of te globaal (met name wat betreft exacte diepte en omvang van de

ingreep). Dit betekent in de praktijk dat een terrein waarvan wordt vermoed dat het

bodemarchief niet meer intact is, niet zonder meer zijn ‘vrijgegeven’. Zelfs indien bekend is dat er

bodemverstoring heeft plaatsgevonden, dan nog valt te bezien of dit tot definitief verlies van

archeologische informatie heeft geleid, gezien de complexe gelaagdheid van de Castricumse

ondergrond. Zo zijn bijvoorbeeld de toppen van de strandwallen veelal verstoord door bewoning

vanaf de Middeleeuwen en door intensieve bloembollenteelt, maar vooral aan de randen van de

strandwallen, dus dieper in de ondergrond, bestaat de kans dat bodemlagen en archeologische

sporen nog niet zijn aangetast. Archeologisch onderzoek op diverse plaatsen in vergelijkbare

kustlandschappen98 maakt duidelijk dat archeologische niveau’s uit de late prehistorie vanwege

hun diepe(re) ligging bewaard kunnen zijn gebleven, zowel in bebouwd (o.a. oude woonkernen) als

agrarisch gebied.

De door RAAP opgestelde verwachtingenkaart voor het buitengebied (2005) bevat een aantal

zones die als verstoord zijn aangegeven. Met het oog op bovenstaande kanttekeningen zijn

daarvan op de huidige verwachtingenkaart alleen de terreinen van de legenda-eenheden ‘afgraving’

en ‘turfgraverij’ overgenomen. Daaraan toegevoegd zijn de terreinen waarvan de (vastgestelde)

aanwezige archeologische sporen door opgraving zijn verwijderd of waar een archeologische

begeleiding heeft plaatsgevonden. 10.3 Legenda-eenheden

Het bovenstaande resulteert in de volgende legenda-eenheden:

• Archeologische waarden

o Provinciale monumenten

o AMK-terreinen/gewaardeerde vindplaatsen

• Archeologische verwachtingszones

o Zone 1 en 8: duinenlandschap

o Zone 2: strandwallen

o Zone 3: strandvlakten o Zone 4: overstoven strandwallen/strandvlakte met veen

o Zone 5: Oer-IJ getijdengebied

98 Teylingen (Sassenheim, Voorhout, Warmond).

Page 73: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

72

o Zone 6: kwelderlandschap op strandwallen

o Zone 7: kwelderlandschap op veen

o Zones 9, 10, 11: veenlandschappen

o Zone 12: water en meerbodems

o Zone 13: de Noordzee

• ‘Sleutelsites’ • Verstoord/opgegraven (geen verwachting meer)

o Afgravingen

o Turfgraverij o Definitieve opgraving

10.4 Verticale verwachting (afbeelding 1)

De waarden- en verwachtingenkaart geeft de horizontale verspreiding weer van de geologische

(hoofd- en sub-)landschappen die thans aan maaiveld liggen, zoals duinen, strandvlakten, wadplaten

en getijdenkreken in kwelders.99 De kaart is daarmee een samenvatting van de laatste fase van

actieve landschapsontwikkeling binnen de genoemde hoofd- en sublandschappen. Dat wil zeggen:

op het moment dat het oppervlak werd ‘vastgelegd’ en niet wezenlijk meer veranderde. Van

belang is dat onder de laatste fasen (aan maaiveld) de gelaagdheid van oudere landschappen

bewaard is gebleven, met elk hun eigen verwachting op archeologische sporen van menselijk

gebruik.100 Afbeelding 1 geeft de complexe, gelaagde opbouw van de verschillende archeologische

verwachtingszones schematisch weer. Van belang is dat dit de relatieve opeenvolging van

archeologisch-relevante lagen betreft; bij gebrek aan harde gegevens (geologische boringen,

georadar-profielen) is de absolute diepte van de verschillende niveau’s hier de onbekende factor.

Om deze reden is de opstelling van een ´harde´ ‘verwachtingskaart-in-lagen’ voor Castricum (en

omgeving) niet mogelijk. Lokaal/regionaal geologisch onderzoek middels boringen is dan ook een

belangrijk punt voor de toekomst (zie ook par. 6.6 en 7.1).

10.5 Toelichting op de archeologische waarden- en verwachtingenkaart

De getijdenwerking, sedimentatie en erosie gedurende duizenden jaren leverde een dynamisch

landschap op dat voortdurend aan verandering onderhevig was. Dit bepaalde in verschillende

perioden ook de bewoningsmogelijkheden voor de mens. Gebieden die in de ene periode geschikt

waren voor bewoning, moesten in andere perioden weer worden verlaten. Dit kustlandschap was

echter aantrekkelijk voor de mens vanwege de biologische rijkdom, de aanwezigheid van zoet

water en mogelijkheden voor jacht en visvangst. De zandige ruggen en vlakten waren geschikt

voor premoderne akkerbouw; de kwelders en strandvlakten boden goede mogelijkheden voor

het weiden van vee.

Op basis van geologische informatie wordt aangenomen dat het strandwallenlandschap vanaf de

vorming van de strandwal van Akersloot omstreeks 3000 v.Chr. geschikt was voor bewoning en

daarom continu bewoond is geweest. Dit is aan de hand van bekende informatie (nog) niet

99 D.w.z. de verschillende afzettingsmilieus waarin sedimenten worden gevormd (ook wel sedimentaire facies genoemd). 100 Een oud (verland) getijdensysteem kan in later tijd bijvoorbeeld gedeeltelijk overstroomd zijn geraakt, waardoor aan het oppervlak

getijdenafzettingen voorkomen uit twee geologische perioden. Ook kunnen over een ouder getijdensysteem kustduinen zijn afgezet die

veel jonger zijn dan de onderliggende getijdenafzettingen.

Page 74: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

73

aangetoond. Voor de gehele periode voorafgaand aan de Midden-/Late IJzertijd is er sprake van

een kennislacune over de aard en intensiteit van bewoning op het huidige gemeentelijke

grondgebied. Vanaf de Late IJzertijd/begin van de jaartelling en in de Romeinse tijd neemt de

archeologische informatie over de bewoningsgeschiedenis echter spectaculair toe. De periode

450-1250 AD (Laat-Romeinse tijd/Vroege Middeleeuwen en Volle Middeleeuwen) is daarentegen

weer slecht vertegenwoordigd - hetgeen overigens een algemeen beeld is voor Nederland. Vanaf

ca 1250 (Late Middeleeuwen) groeit de hoeveelheid vindplaatsen en waarnemingen enorm als

gevolg van de grootschalige ontginningsactiviteiten en de ingebruikname van het landschap door

de mens.

Toen in de loop van de Romeinse tijd het Oer-IJ dichtslibde en het zeegat zich sloot, kwam er een

einde aan de grote landschappelijke dynamiek en werd de landschappelijke situatie op een groot

deel van het gemeentelijk grondgebied ‘vastgelegd’. Tijdens de Middeleeuwen bleef wel de wind

aan zet middels duinvorming (Jonge Duinen), overstuiving en winderosie, maar vanaf de Late

Middeleeuwen was het met name de mens die de bepalende factor vormde. Door ontginning,

waterbeheer, bedijking, turfwinning, klink en oxidatie van veen, maar ook door bebouwing,

afgraving en modern grond- en ruimtegebruik in de Nieuwe Tijd kreeg het landschap zijn huidige

aanzien.

Opvallend in horizontale zin is de ongelijke spreiding van archeologische informatie

(waarnemingen, vindplaatsen en onderzoek) binnen het gemeentelijk grondgebied (zie kaartbijlage

7a en 7b). De meeste informatie is afkomstig uit het centrale deel van de gemeente, in

tegenstelling tot de beperkte onderzoeksintensiteit en –kennis in het duin- en kustgebied en de

veenlandschappen. Dit betekent niet dat in deze ‘lege’ gebieden geen archeologie aanwezig is; het

kaartbeeld geeft vooral weer dat het grootste deel van de archeologische informatie (onderzoek,

waarnemingen en vondstmeldingen) het gevolg was (en is) van bodemingrepen tijdens en

voorafgaand aan ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft hier gebieden waar zich de historische

kernen hebben ontwikkeld en die vanwege hun gunstige bodemkundige en geomorfologische

eigenschappen de afgelopen eeuwen intensief zijn bewoond en gebruikt.

Vooral voor het duin- en kustgebied geldt dat de ‘leegte’ het gevolg is van het feit dat hier niet of

nauwelijks sprake is van bodemingrepen, gecombineerd met het gegeven dat de archeologische

lagen hier in veel gevallen afgedekt zijn met duinzand. Dit gegeven aandachtspunt bij de

ontwikkeling van het gemeentelijk archeologiebeleid in de gemeente Castricum.

De verwachting op scheepsvondsten in het zeegebied van de gemeente Castricum is momenteel

lastig in te schatten. De RCE werkt aan de opstelling een gedetailleerd voorspellingsmodel.101

Voor Castricum (en omgeving) geldt de bijzondere omstandigheid dat gebruik kan worden

gemaakt van het onderzoek van Kok naar premoderne vormen van gebruik en perceptie van het

landschap – een aspect waarvan archeologen de betekenis steeds meer beseffen. Deze gegevens

zijn verwerkt in het verwachtingsmodel voor de gemeente Castricum (kaartbijlage 15 en par. 9.3):

hieruit blijkt dat in alle verwachtingszoneszones kans is op het aantreffen van offerplaatsen of

rituele deposities uit alle archeologische perioden (afhankelijk van de aanwezigheid van

waterlopen en natte plaatsen). De beleidskaart Castricum is daarmee (voor zover bekend) de

eerste gemeentelijke kaart waar dit aspect in ruimtelijke zin is opgenomen, waarmee ook in

101 Deeben et al. 2002.

Page 75: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

74

beleidsmatige zin de aandacht wordt gevestigd op deze potentiële archeologische

verwachtingscategorie.

Page 76: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

75

11 De maatregelenkaart (kaartbijlage 17)

11.1 Opbouw en gebruik

De waarden- en verwachtingenkaart (kaartbijlage 16) vormt de basis voor de archeologische

maatregelenkaart (kaartbijlage 17). De bekende vindplaatsen en de verschillende

verwachtingsgebieden van de waarden- en verwachtingenkaart zijn voor de maatregelenkaart

vertaald in zeven beleidscategorieën. Deze zijn op de topografische ondergrond geprojecteerd.

De beleidscategorieën hebben op de maatregelenkaart elk een eigen kleur102 gekregen en zijn

middels de legenda en de beschrijving in dit hoofdstuk voorzien van aanduidingen/voorschriften

over ontheffingen, onderzoekseisen en -methoden. Om de relatie tussen de beleidscategorieën en

de dertien geolandschappelijke eenheden/verwachtingszones te behouden, zijn de contouren

daarvan op de maatregelenkaart opgenomen. Hierop wordt inzichtelijk gemaakt in welke zones

nader archeologisch (voor)onderzoek nodig is bij ruimtelijke planvorming en bodemingrepen.

Met de opstelling van de beleidskaart en toelichting is een solide vertaling gemaakt van de grote

hoeveelheid wetenschappelijke informatie in een ruimtelijk beleidsdocument. In de vorm van de

maatregelenkaart is de beleidskaart geschikt voor gebruik op ambtelijk niveau. Het is het ambtelijk

instrument bij verlening van bouw- en aanlegvergunningen en vormt de basis voor

bestemmingsplannen. Daarbij wordt benadrukt dat de maatregelenkaart geen geisoleerd product

is, maar een hulpmiddel om bij planvorming vast te stellen of archeologisch (voor)onderzoek

noodzakelijk is, en als basis voor bestemmingsplannen. Voor inhoudelijke informatie, sturing van

vervolgonderzoek en het nemen van selectiebesluiten is de archeologische waarden- en

verwachtingenkaart, de onderliggende kaarten en de toelichting essentieel. Zie ook par. 6.6.

11.2 Legenda

Voor de maatregelenkaart is de legenda van de waarden- en verwachtingenkaart vertaald in de

volgende beleidscategorieën:

Legenda waarden- en verwachtingenkaart Beleidscategorie op

maatregelenkaart

Waa

rden

Provinciale monumenten Categorie 1

AMK-terreinen/ gew aardeerde vindplaatsen Categorie 2

Verw

achtinge

n

Zone 1/8: duinenlandschap Categorie 3

Zone 2: strandw allen

Categorie 4

Zone 3: strandvlakten

Zone 4: overstoven strandw allen/strandvlakte

met veen

Zone 5: Oer-IJ getijdengebied

Zone 6: kw elderlandschap op strandw allen

102 NB: de kleur verschilt van de kleur op de verwachtingenkaart.

Page 77: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

76

Zone 7: kw elderlandschap op veen

Zones 9, 10, 11: veenlandschappen

Zone 12: w ater en overige meerbodems Categorie 5

Zone 13: de Noordzee, Alkmaardermeer, Stierop Categorie 6

Verstoord/opgegraven (geen verw achting meer) Categorie 7

11.3 Selectiebeleid en maatregelen

11.3.1 Uitgangspunten

De Monumentenwet (artikel 41a) gaat uit van een algemeen ontheffingscriterium voor

bodemingrepen tot 100 m2, tenzij de gemeenteraad daar op archeologisch-inhoudelijke gronden

anders over beslist. Voor de invulling van de beleidsruimte die de wet gemeenten biedt heeft de

gemeente een afweging gemaakt tussen de archeologisch-inhoudelijke aspecten van de

verschillende verwachtingszones (hfst. 10 en kaartbijlage 16) en andere maatschappelijke belangen

en opgaven (‘normaal’ ruimtegebruik, ruimtelijke ontwikkeling, regeldruk). Dit resulteert in

onderzoekseisen, diepte- en oppervlakte-ontheffingen die zodanig zijn gekozen dat archeologisch-

kansrijke situaties onder het gemeentelijk archeologiebeleid komen te vallen. Onder kansrijk

wordt verstaan: daar waar kan worden gemotiveerd dat door nader archeologisch

(voor)onderzoek kenniswinst kan worden geboekt.103 Het archeologiebeleid voorziet hiermee in

ruimtelijke maatregelen naar rato van het verstorend effect op het bodemarchief, in combinatie

met verwachte kenniswinst. Dit voorkomt dat ruimtelijke plannen onnodig met archeologisch

onderzoek worden belast.

Bij de bepaling van planologische maatregelen voor archeologische verwachtingszones erkent de

gemeente het bijzondere archeologische potentieel van het duingebied, waarover nog weinig

bekend is (zie par. 10.4). Het uitgangspunt is dat elke (kansrijke) aanleiding hier moet worden

aangegrepen om gegevens over de landschappelijke opbouw en bewoningsgeschiedenis te

verzamelen. Dat geldt niet alleen voor eventuele ruimtelijke ontwikkelingen, maar ook voor

bodemingrepen in het kader van onderhoud, waterwinning, waterbeheer, natuurontwikkeling en

natuurbeheer.

Voor alle andere verwachtingszones is uitgegaan van één, uniforme planologische maatregel

(onderzoeksplicht; ontheffingen) die naar de mening van de gemeente een goede waarborg is voor

het archeologisch-inhoudelijke belang (kansrijke omvang archeologisch vooronderzoek) die ook in

maatschappelijke zin haalbaar en werkbaar is (kosten, regeldruk, handhaving).

Deze beleidsmatige keuzes zullen planologisch worden vastgelegd in de gemeentelijke

bestemmingsplannen. Hiervoor zijn in bijlage 14 voorbeeld-planregels opgenomen.

Er is geen onderscheid gemaakt tussen planologische maatregelen in bebouwd en onbebouwd

gebied. In paragraaf 10.2.4 is vastgesteld dat bebouwing en agrarische activiteiten niet per definitie

103 Bijvoorbeeld: onderzoek van een Romeinse cultuurlaag over een oppervlak van 100 m2 zal in Castricum over het algemeen hooguit

een nieuwe ‘waarneming’ opleveren. Voor daadwerkelijke kennisvermeerdering is een groter onderzoeksoppervlak nodig. Dit betekent

dat de onderzoeksverplichting van 100 m2 naar boven kan worden bijgesteld. Daar staat tegenover dat een enkele boring in het

duingebied veel nieuwe informatie kan opleveren over de diepte en aard van de archeologische niveau’s, aangezien er in het duingebied

sprake is van een archeologische kennislacune.

Page 78: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

77

hebben geleid tot definitief verlies van archeologische informatie. Dit geldt vooral voor de dieper

gelegen archeologisch-relevante lagen (zie afbeelding 1: schematische weergave van de gelaagdheid

van de gemeentelijke ondergrond). Met name in verwachtingszone 5 (het getijdengebied van het

Oer-IJ) bevinden zich ook aan, of vlak onder maaiveld archeologisch-relevante lagen; het

archeologische bodemarchief is in die zones dan ook kwetsbaar voor bodemingrepen.

In de beleidscategorieën is uitgegaan van een uniforme ontheffingsdiepte van 40 cm –mv (met

uitzondering van zone 1/8).104 Bij de ontheffingsdiepte geldt dat reguliere grondbewerking en

normaal onderhoud, in de meeste gevallen alle werkzaamheden die niet onder de

omgevingsvergunning vallen, is toegestaan. In de meeste gevallen zal vervanging van drainage onder

normaal landbouwkundig gebruik vallen. Hiermee kiest Castricum voor een scenario dat

maatschappelijk uitvoerbaar en toch verantwoord is, zowel met het oog op de regeldruk

(hoeveelheid vergunningprocedures) als met het oog op handhaving.105 Ook archeologisch-

inhoudelijk is deze keuze goed te motiveren, omdat de praktijk uitwijst dat de moderne

bouwvoor (dat wil zeggen de verstoorde bovengrond) in het algemeen dikker is dan de

bovengenoemde 30 cm die archeologen daarvoor vaak hanteren. Als gevolg van het intensieve

gebruik van de bovengrond (zowel in bebouwd als buitengebied) door grootschalig bodemverzet

en moderne landbouw- en grondbewerkingstechnieken (ploegen, scheuren, etc.) is de kans dat

binnen een halve meter onder maaiveld nog intacte archeologische lagen worden aangetroffen

gering.

11.3.2 Onderzoekseisen en ontheffingscriteria

Hieronder worden aan de beleidscategorieën planologische maatregelen gekoppeld, dat wil zeggen

wanneer grondroerende initiatieven vergunningplichtig zijn. Bij elke categorie wordt het maximale

oppervlak en diepte aangegeven waarvoor een initiatiefnemer niet vergunningplichtig is. Voor

initiatieven met een plangrootte die zowel het ontheffingsoppervlak als de diepte van de

bodemingreep overschrijden, wordt in een vroeg stadium van de planvorming vastgesteld of er

sprake is van archeologische resten of intacte bodemprofielen, en zo ja in hoeverre deze worden

bedreigd door realisatie van het plan. Op basis van het selectie-advies neemt het bevoegd gezag

een besluit over de noodzaak van vervolgstappen (AMZ-procedure, zie bijlage 4) of wordt het

plan aangepast.

Per zone wordt hieronder ook aangegeven welke onderzoeksmethode het meest effectief is in

termen van kenniswinst.

Wat betreft de verwachting op het voorkomen van rituele deposities en offerplaatsen in de zones

(kaartbijlage 15): indien van toepassing wordt per geval vastgesteld wat de meest geschikte

onderzoeksmethode en/of -techniek is om hierover informatie te verzamelen.106

Categorie 1: provinciale monumenten

Deze beleidscategorie omvat de door de Provincie Noord-Holland aangewezen ‘provinciale

archeologische monumenten’.

Beleidsdoelstelling: behoud van archeologische waarden in situ.

Ontheffingsoppervlak: geen

104 In het Oer-IJ-voorstel wordt uitgegaan van 30 cm voor een aantal zones en 40cm voor andere. 105 Een ontheffingsdiepte van 30 cm betekent immers dat vele vormen van bodemgebruik (incl. tuinaanleg en –onderhoud en normaal

agrarisch gebruik) vergunningplichtig worden. De vraag is of dit in praktijk haalbaar/wenselijk is. 106 De gemeente kan er middels toetsing van PvA’s voor inventariserend veldonderzoek en het opstellen/toetsen van PvE voor gravend

onderzoek voor zorgen dat dit nog veelal onderbelichte aspect in de onderzoeksopzet en -methode expliciet wordt ‘meegenomen’.

Page 79: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

78

Ontheffingsdiepte: geen

Categorie 2: gewaardeerdevindplaatsen (AMK- en overige terreinen)

Deze beleidscategorie omvat archeologische terreinen en vindplaatsen zoals opgenomen op de

door rijk en provincie opgestelde Archeologische Monumentenkaart (AMK), inclusief de

historische dorpskernen Castricum, Akersloot, Limmen en Bakkum. Daarnaast betreft het

waardevolle terreinen aangedragen door de Archeologische Regio Werkgroep Oer-IJ, afdeling

Limmen.

Beleidsdoelstelling: behoud van archeologische waarden in situ.

Ontheffingsoppervlak: 100 m2

Ontheffingsdiepte: 40 cm -mv

[NB: onderzoekeis indien plangebied groter is dan 100m2 en bodemingreep dieper gaat dan 40 cm –mv]

Categorie 3: verwachtingszone 1/8 (duinenlandschap)

Deze beleidscategorie omvat door jonge duinen afgedekt oudere landschappen en stratigrafie.

Kennisniveau: laag.

Beleidsdoelstelling: archeologisch vooronderzoek bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemingrepen

teneinde vast te stellen of er sprake is van behoudenswaardige archeologische resten of intacte

bodemprofielen. NB: hierbij dient ook rekening te worden gehouden met bodemingrepen in het

kader van waterbeheer, ruilverkaveling, landschapsreconstructie en natuurontwikkeling

Ontheffingsoppervlak: 100 m2

Ontheffingsdiepte: voor bodemingrepen tot op het niveau van 4 m +NAP 107 Indien het maaiveld

reeds lager ligt dan 4 +NAP geldt voor diepte bodem-ingreep 40 cm – mv.

[NB: onderzoekeis indien plangebied groter is dan 100 m2 en bodemingreep dieper gaat dan 4 m +NAP]

Vooronderzoek: mechanisch of handmatig verkregen ongestoorde boorkernen in combinatie met

non-destructief onderzoek met behulp van grondradar.108 In zone 8 afgedekt estuarium:

profielopname (zone 8)

Richtinggevend: sleutelsite 2 (Hollands Duinreservaat/PWN, vijf locaties) en 5 (Castricum-Zanderij)

Categorie 4 : verwachtingszones 2 t/m7 en 9 t/m 11

Deze beleidscategorie omvat zeven verwachtingszones die onderling verschillen qua

landschappelijke opbouw en karakter, aard bodemarchief, kennisniveau, e.d., maar waarvoor

eenzelfde planologische maatregel (ontheffingscriterium) relevant wordt geacht.

Beleidsdoelstelling: archeologisch vooronderzoek bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemingrepen

teneinde vast te stellen of er sprake is van behoudenswaardige archeologische resten of intacte

bodemprofielen.

Ontheffingsopppervlak: 500 m2

Ontheffingsdiepte: 40 cm –mv

Beleidscategorie 4 is van toepassing op de volgende verwachtingszones (en worden als volgt

gespecificeerd):

- Verwachtingszone 2: strandwallen

Aard bodemarchief: strandwal (grotendeels afgevlakt109); historische dorpskernen

107 Op basis van de onderzoeksresultaten op sleutelsite 2 wordt aangenomen dat de archeologische lagen in het duingebied zich

bevinden op het niveau tussen 0,5 m –NAP en 3,2 m + NAP. 108 Zie bijvoorbeeld Vos 2008.

109 N.B: afgevlakte strandwallen bevatten mogelijk aan de randen (dieper in de ondergrond) mogelijk nog een gaaf bodemprofiel en

ongestoorde archeologische lagen (zie par. 8.4.4): Akersloot-Klein Dorregeest).

Page 80: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

79

Kennisniveau: laag

Vooronderzoek: proefsleuven of strippen

- Verwachtingszone 3: strandvlakten

Aard bodemarchief: mogelijk ongestoord strandwaloppervlak

Kennisniveau: laag

Richtinggevend: Sleutelsite 3 (Limmen-de Krocht)

Vooronderzoek: verkennende boringen (gaafheid); profielopname, proefsleuven of

strippen

- Verwachtingszone 4: overstoven strandwallen/strandvlakte met veen

Aard bodemarchief: mogelijk ongestoord strandwaloppervlak, meerdere niveau’s

Kennisniveau: laag

Vooronderzoek: verkennende boringen (gaafheid); profielopname, proefsleuven of

strippen

- Verwachtingszone 5: Oer-IJ getijdengebied

Aard bodemarchief: getijdengebied Oer IJ, deels stratigrafie

Kennisniveau: relatief hoog

Vooronderzoek: verkennende boringen terrein gesteldheid; boringen (deels) loodrecht op

geologische structuur.

- Verwachtingszone 6: kwelderlandschap op strandwallen Aard bodemarchief: strandwal, getijdengebied, stratigrafie

Kennisniveau: laag

Vooronderzoek: verkennende boringen terreingesteldheid; boringen (deels) loodrecht op

geologische structuur.

- Verwachtingszone 7: kwelderlandschap op veen Aard bodemarchief: veengebied; ontginning

Kennisniveau: laag

Vooronderzoek: proefsleuven of strippen

- Verwachtingszones 9, 10, 11: veenlandschappen

Aard bodemarchief: veengebied; laatmiddeleeuwse ontginning; ontginningsbases,

dorpsvorming, historische kern De Woude

Kennisniveau: laag

Vooronderzoek: proefsleuven of strippen

Categorie 5: verwachtingszone 12 (overige meerbodems en water)

Geen beperking

Categorie 6: verwachtingszone 13 (Noordzee, Alkmaardermeer, Stierop)

Vooronderzoek in overleg met RCE

Categorie 7: verstoord/opgegraven (geen verwachting meer)

Geen beperking

Page 81: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

80

11.4 Maïsteelt en archeologiebeleid (kaartbijlage 18)

Voor de volledigheid is aan dit document een attenderende kaart (kaartbijlage 18) toegevoegd met

de gegevens van de zogenaamde ‘maïskaart’.110 Weergegeven zijn de percelen waarvoor het

‘Maïsberaad’111 adviseert om vergunning te verstrekken voor maïsteelt voor eigen gebruik. Het

advies en de maïskaart zijn inmiddels vastgesteld en als bijlage opgenomen in de Kadernota

Buitengebied. Na vaststelling door de gemeenteraad worden de uitgangspunten van de kadernota

uitgewerkt in het (voorontwerp van) het Bestemmingsplan Buitengebied.112

11.5 Meldingsplicht, toevalsvondsten en gemeentelijk risico-management

Bij de verlening van vergunningen voor grondverstorende activiteiten zal door de gemeente

Castricum altijd de volgende zinsnede worden opgenomen:

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of

redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is

verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze

aangifte dient te gebeuren bij de burgemeester van de gemeente.

Dit is de wettelijke meldingsplicht voor ‘toevalsvondsten’ die voor elke burger geldt.113

Als ‘toevalsvondsten’ gelden ook archeologische resten die aan het licht komen tijdens

bodemingrepen:

1) op een terrein waarvoor door het bevoegd gezag een vergunning is verleend op basis van

een afgeronde AMZ-procedure;

2) in zones die op de archeologische beleidskaart bij voorbaat zijn gedeselecteerd, dat wil

zeggen zones waar het bevoegd gezag geen archeologische verplichtingen oplegt omdat de

kans op behoudenswaardige archeologie laag werd geacht;

3) binnen de marges van de ontheffingen (d.w.z. bij bodemingepen die vanwege omvang en

diepte als niet-vergunningplichtig zijn aangemerkt).

In deze situaties zal het bevoegd gezag naar bevind van zaken handelen.114

110 Kaartbijlage 18 is door Vestigia vervaardigd op basis van de door de gemeente Castricum aangeleverde kaart (gemeente Castricum,

Afdeling Wijkbeheer en Realisatie; kaarttitel: ‘Maïs en archeologie vlakken tekening Castricum”; versie/datum 12-02-2009). De

gemeentelijke kaart is gepubliceerd als Bijlage 2 (“Percelen voor vergunningvrije maïsteelt”) bij het Advies Maïsberaad (zie

www.castricum.nl ). 111 Het Maïsberaad is de naam van de werkgroep die in 2008 werd ingesteld inzake de regulering van de maïsteelt in Castricum. 112 Zie Advies Maïsberaad inzake regulering maïsteelt, 16 april 2009 (zie ook www.castricum.nl ), door het college van BenW vastgesteld

op 2 februari 2010 en bekrachtigd door het nieuwe college op 4 mei 2010. 113 Voor de taken van de gemeente bij de melding van dergelijke ‘toevalsvondsten’, zie de VNG-Handreiking Gemeentelijke

Archeologische Monumentenzorg (Alkemade, Hessing & Kaptein 2009, o.a. p. 44-45). 114 Voor gemeentelijke AMZ en risicomanagment, zie o.a. de VNG-Handreiking Gemeentelijke Archeologische Monumentenzorg (Alkemade, Hessing & Kaptein 2009).

Page 82: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

81

12 Literatuur

Alkemade, M., 2009: Beleidsontwikkeling gemeentelijke archeologische monumentenzorg Castricum;

beslisdocument t.b.v. beleidskaart en -nota, Amersfoort (Vestigia-rapport 646).

Alkemade, M., W. Hessing & K. Kaptein 2009: Verder met Valletta. Handreiking voor de gemeentelijke archeologische monumentenzorg (AMZ), Den Haag (VNG-publicatie).

Bakker, H. de, & J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De

hogere niveaus, Wageningen (Staring Centrum).

Bazelmans, J., M. Dijkstra & J. de Koning, 2002: Voorspel. Holland in het eerste millennium,

in: T. De Nijs & E. Beukers (red.), Geschiedenis van Holland 1, tot 1572, Hilversum, 21-68.

Bazelmans, J., H. Groenendijk & G. de Langen, 2005: De late prehistorie en protohistorie

van holoceen Noord-Nederland, Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA), hoofdstuk 12

(www.noaa.nl).

Beets, D.J., Th. B. Roep & W.E. Westerhoff 1996: The Holocene Bergen Inlet: closing history and related barrier progradation, Mededelingen Rijks Geologische Dienst 57 (Coastal studies

on the Holocene of the Netherlands), 97-131.

Berendsen, H.J.A., 1997: Landschappelijk Nederland, Assen.

Beurden, L. van, & M.C.A. van Waijjen 2004a: Archeobotanische waardering in het kader

van monitoringonderzoek in de Uitgeester- en Heemskerkerbroekpolder (Gemeente Uitgeest).

Nulbepaling en Methodiek, Zaandam (BIAXiaal 195).

Beurden, L. van, & M.C.A. van Waijjen 2004b: Archeobotanische waardering en

methodebeschrijving in het kader van monitoringonderzoek uitgevoerd op zes terreinen in het

voormalig Oer-IJ-estuarium in de gemeenten Castricum, Zaandam (BIAXiaal 199).

Bexkens, A., A. Haartsen, J. Lenten & C. ten Oever-van Dijk 2000: Cultuurhistorische

Waardenkaart Noord-Holland. De cultuurhistorie van Kennemerland, Haarlem.

Bloemers, J.H.F., 2001: Het NWO-Stimuleringsprogramma 'Bodemarchief in Behoud en

Ontwikkeling' en de conceptuele studies: een strategische handreiking voor onderzoek, beleid en

uitvoering, in: J.H.F. Bloemers & M.-H. Wijnen (red.), Bodemarchief in Behoud en Ontwikkeling. De

conceptuele grondslagen, NWO, Den Haag, 1-6.

Bloemers, J.H.F., 2006: Het Oer-IJ: een cultuurhistorische schatkamer voor de toekomst, Amsterdam

(brochure).

Brinkkemper, O., 2006: Study of the preservation quality of archaeological sites using botanical

macro-remains, Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 46, 303-314.

Brinkkemper, O., in voorbereiding: Botanical macroremains and the preservation of

archaeological sites (preliminary title). To be submitted to Vegetation History and Archaeobotany,

Proceedings of IWGP in Krakow (june 2007).

Brandt, R.W., W. Groenman-van Waateringe & S.E. van der Leeuw (eds.) 1987:

Assendelver Polder Papers 1, Amsterdam, 1-352 (Cingula 10).

Brugman, B., R.M. van Heeringen & R. Schrijvers, in voorbereiding (2010):

Archeologiebeleid gemeente Borsele, deel B: Toelichting beleidskaart, Amersfoort (Vestigia-rapport

V702).

Cock, J.K. de, 1980 (1965): Bijdrage tot de historische geografie van Kennemerland in de

Middeleeuwen op fysisch-geografische grondslag, Arnhem.

Cordfunke, E.H.P., 2006: Kennemerland in Prehistorie en Middeleeuwen, Utrecht.

Page 83: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

82

Deeben, J., D.P. Hallewas & Th.J. Maarleveld, 2002: Predictive modelling in archaeological

Heritage Management of the Netherlands: the Indicative Map of Archaeological Values (2nd

Generation), Berichten Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 45, 9-56.

Deeben, J., D.P. Hallewas, P.C. Vos & W. van Zijverden, 2005: Paleogeografie en

landschapsgenese, Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA), hoofdstuk 8 (www.noaa. nl).

Dekkers, C., G. Dorren & R. van Eerden, 2006: Het land van Hilde. Archeologie in het Noord-

Hollandse kustgebied, Haarlem/Utrecht.

Dijkstra, M.F.P., J. de Koning & S. Lange, 2006: Limmen - De Krocht. De opgraving van een

middeleeuwse plattelandsnederzetting in Kennemerland, Amsterdam (AAC-publicatie 41).

Drenth, E., & J.W.H. Hogestijn 1999: De Klokbekercultuur in Nederland: de stand van

onderzoek anno 1999, Archeologie 9, 99-149.

Eerden, R. van (red.), 2004: Behoud en beheer van archeologische vindplaatsen in het Oer-IJ-gebied,

Haarlem.

Exaltus, R.P. & C.M. Soonius 1997a: Bescherming antropogeen waardevolle terreinen t.b.v. de

uitvoering 'Bijdragenregeling Bodembeschermingsgebieden': eindverslag deelproject Limmen-Heiloo,

monitoring 1994-1996, Amsterdam (RAAP-rapport 188).

Groenewoudt, B.J., 1994: Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een

beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden, Amersfoort (Nederlandse Archeologische

Rapporten 17).

Güray, A.R., 1952: De bodemgesteldheid van de IJ-polders, Boor en Spade 5, 1-28.

Haartsen, A., 2002: Door mensen gemaakt. Cultuurhistorische Waarden in Noord-Holland, Haarlem.

Haartsen, A., J. Lenten & C. ten Oever-van Dijk, 2000: De cultuurhistorie van Kennemerland,

Haarlem (incl. CDrom).

Hagers, J.-K.A. & M.M. Sier, 1999: Castricum-Oosterbuurt, bewoningssporen uit de Romeinse tijd

en middeleeuwen, Amersfoort (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 53).

Heeringen, R.M. van, 1992: The Iron Age in the Western Netherlands IV: Site Catalogue and

Pottery Description, Map Sheet 3, BROB 39, 69-155.

Heeringen, R.M. van, & C. Koot, 2005: De late prehistorie in West-Nederland, Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA), hoofdstuk 14 (www.noaa.nl)

Heeringen, R.M. van, & E.M. Theunissen (red.), Kwaliteitsbepalend onderzoek ten behoeve van

duurzaam behoud van neolithische terreinen in West-Friesland en de Kop van Noord-Holland,

Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 21).

Heeringen, R.M. van, E.M. Theunissen & A. Smit 2003: Archeologie in de toekomst: nul-

meting van de fysieke kwaliteit van het archeologisch monument in de Broekpolder, gemeente Heemskerk

en Beverwijk, Amersfoort ( Rapportage Archeologische Monumentenzorg 107).

Jelgersma, J., J. de Jong, W.H. Zagwijn & J.F. van Regteren Altena, 1970: The coastal

dunes of the western Netherlands: geology, vegetational history and archaeology, Mededelingen

Rijks Geologische Dienst N.S. 21.

Jelgersma, S., M.J.F. Stive & L. van der Valk 1994: Holocene storm surge signatures in the

coastal dunes of the western Netherlands, Marine Geology 125, 95-110.

Jong, J. de, 1995: Vereenvoudigde geologische kaart van Haarlem en omgeving, Haarlems

Bodemonderzoek 27 (1993), 60-62 (en bijlage; verschenen in 1995).

Klein, J. , R. Stuurman & P. Vos, 2006: Archeologische degradatieprocessen. Een geo-

archeologische studie in twee pilot-gebieden, gelegen in het Oer-IJ estuarium (NH), Utrecht (TNO-

rapport 2006-U-R0026/A).

Kleij, P., 2007: Zeventeinde- en achttiende-eeuwse vondsten van de Buurtweg te Akersloot, Zwolle.

Koehler, L., 2005: De kano van Uitgeest, Archeobrief 9, nr. 3 (september), 2-5.

Page 84: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

83

Kok, M.S.M., 2008: The homecoming of religious practice. An analysis of offering sites in the wet low-

lying parts of the landscape in the Oer-IJ area (2500 BC – AD 450), Amsterdam (dissertatie UvA).

Koning, J. de, & P.C. Vos 2005: De prehistorische boomstamkano van Uitgeest, Zaandijk (Intern

rapport Hollandia).

Kooistra, M., 2000: Micromorfologisch onderzoek aan twee secties in profiel EF van het archeologisch

project Westland West: Broekpolder, Wageningen (Rapport Alterra).

Lange, S., E.A. Besselsen & H. van Londen, 2004: Het Oer IJ-estuarium, een archeologische

kennisinventarisatie, Amsterdam (AAC-publicaties 12).

Lanting, J.N., 1973: Laat-Neolithicum en Vroege Bronstijd in Nederland en N.W.-Duitsland:

continue ontwikkelingen, Palaeohistoria 15, 215-317.

Lanting, J.N., & J. van der Plicht, 1999/2000: De 14C-chronologie van de Nederlandse pre-

en protohistorie. III: Neolithicum, Palaeohistoria 41/42, 1-110.

Lanting, J.N., & J.D. van der Waals, 1976: Beaker Culture relations in the Lower Rhine

Basin, in: J.N. Lanting & J.D. van der Waals (eds.), Glockenbechersymposion Oberried 1974,

Bussum/Haarlem, 1-80.

Leijnse, K, 2010: Plangebied Buurtweg 43A te Akersloot Archeologisch proefsleuvenonderzoek

Evaluatierapport, 1e concept mei 2010, Weesp (RAAP).

Londen, H. van, 2006: Cultural biography and the power of image, in: W. van der Knaap & A.

van der Valk (eds.), Multiple Landscape. Merging Past and Present. Selected papers from the fifth

International Workshop on Sustainble Land Use Planning 7-9 June 2004, Wageningen, 171-181.

Louwe Kooijmans, L. P., P.W. van den Broeke, H. Fokkens & A. van Gijn, 2005:

Nederland in de prehistorie, Amsterdam.

Meijer, T., 2000: Molluskenrapport Broekpolder, Utrecht (Rapport molluskenlab 1678, TNO

rapport, NITG 00-97-B), 1-3.

Mooij, E., 2006: Castricummers in de Oer-IJ delta. Het archeologische verleden van Castricum,

Castricum (uitgave: Stichting Werkgroep Oud-Castricum).

Molenaar, S., R.P. Exaltus & M.C.A. van Waiijen, 2003: Bescherming bodemarchief

ruilverkavelingsgebied Limmen-Heiloo (provincie Noord-Holland); eindrapport monitoringsonderoek 1994-

2001, Amsterdam (RAAP-rapport 856).

Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhoff & T.E. Wong, 2003: De

ondergrond van Nederland, Utrecht.

Müller, A., G. van Bergeijk, E. Drenth, P.C. Vos & R.M. van Heeringen, 2008: Akersloot-

Klein Dorregeest. Een vindplaats van de Klokbekercultuur in de gemeente Castricum, provincie Noord-

Holland, Amersfoort (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 159).

Rappol, M., & C.M. Soonius, 1994: In de bodem van Noord-Holland. Geologie en archeologie,

Amsterdam.

Ravesloot, C., 1989: Ruilverkaveling Uitgeest, een archeologische kartering, inventarisatie en

waardering, Amsterdam (RAAP-rapport 9).

Roep, Th. B., & J.F van Regteren Altena 1988: Paleotidal levels in tidal sediments (3800-

3635 BP); compaction, sea-level rise and human occupation (3275-2620 BP) at Bovenkarspel, NW

Netherlands, in:

Roo de, H.C., 1953: De bodemgesteldheid van Kennemerland-Noord, Wageningen (de

bodemkartering van Nederland 14, Verslagen Landbouwkundige Onderzoekingen 59-3).

Ruijter, G.P. de, T. van Vliet & J. van Westen, z.j.: OER IJ: voorbij het verleden. Culturele

planologie van het Oer-IJ, Haarlem.

Smit, A., R.M. van Heeringen & E.M. Theunissen 2006: Standaard archeologische monitoring

(SAM). Richtlijnen voor het non-destructief beschrijven en volgen van de fysieke kwaliteit van

archeologische vindplaatsen, Gouda (SIKB Leidraad; download: www.sikb.nl).

Page 85: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

84

Smit, A., R.M. van Heeringen & E.M. Theunissen 2006: Archaeological Monitoring Standard.

Guidelines for the non-destructive recording and monitoring of the physical quality of archaeological sites

and monuments, Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 33).

Soonius, C.M., J.W.H.P. Verhagen & D. Bekius, 2005: Buitengebied Castricum; een

archeologische verwachtings- en adviskaart, Amsterdam (RAAP-rapport 1211).

Springer, M., 2003: Het Oer-IJ estuarium. Een sedimentologisch onderzoek naar de verzanding van

het mondingsgebied van een Holoceen getijde-systeem, Haarlem ( TNO-rapport NITG 03-140-B).

Therkorn, L., 2000: Project Wetland West: Broekpolder. Voortgangverslag van het tweede

opgravingseizoen (1e halfjaar) april – november 2000, Amsterdam (rapport), 1-9.

Therkorn, L., E.A. Besselsen & J.F.S. Oversteegen 1997: Assemdelver Polders Revisited:

excavations 1997, Amsterdam (Faculty for Environmental Sciences, Universiteit van Amsterdam),

1-59.

Theunissen, E.M., & R.M. van Heeringen 2006: Hidden heritage of the Dutch delta.

Thoughts about the preservation of wetlands and the sustainability of the archaeological resource,

Berichten Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 46, ...

Tol, A., Ph. Verhagen & M. Verbruggen, 2006: Leidraad Inventariserend Veldonderzoek:

karterend booronderzoek, Woerden (uitgave SIKB www.sikb.nl ).

Van de Plassche, O., & Th.B. Roep 1989: Sea-level changes in the Netherlands during the last

6500 years: Basal Peat vs. coastal barrier data, in: D.B. Scott et al. (eds), Late Quaternary sea-level

correction and applications, p. 41-56.

Vos, P.C. 1983: De relatie tussen de geologische ontwikkeling en de bewoningsgeschiedenis in

de Assendelver Polders vanaf 1000 voor Chr., in: R.W. Brandt et al.(eds.), De Zaanstreek

archeologisch bekeken, Zaanstad, 6-32.

Vos, P.C., 1985: De geologie van de Uitgeester- en Assendelver Polders. Notitie IPP 85-376,

Universiteit van Amsterdam. Eveneens verschenen in: P.CA. Vos, 1998. 10 profiel reconstructies

door de Zaanstreek tussen Groenedijk en Twiske (1000 v. Chr. – heden) t.b.v. de tentoonstelling

‘ De Dubbele Bodem’ van het Zaans Museum. Aanvullende geologische informatie. TNO-rapport,

NITG 98-136-B, Zwolle.

Vos, P.C., 1998: De geschiedenis van de Zaanse bodem, een reeks profielreconstructies tussen

Groenendijk en Twiske, in: Zeiler, F.D. (red). De dubbele bodem, verkenningen op en onder het

maaiveld van de Zaanstreek, Zaandam, 15-21.

Vos, P.C., 2000: Geo-archeologisch profiel Broekpolder 1999, Utrecht (TNO-rapport, NITG 00-

113-B), 1-27.

Vos, P.C., 2002: De ontstaansgeschiedenis van het PWN duingebied bij Castricum; geologische en

archeologische observaties in het voormalige mondingsgebied van het Oer-IJ estuarium (2001-2002),

Utrecht (typescript project).

Vos, P.C., 2007: Geoarcheologische rapportage van de vondstmeldingen Castricum Zanderij en Klein

Dorregeest, Utrecht (TNO-rapport 2007-U-R0327/B).

Vos, P.C., 2008: Geo- en archeolandschappelijk onderzoek bij het archeologisch proefsleufonderzoek

op Middensluiseiland, Utrecht (Deltares-rapport 2008-U-R1200/B; ook: Hollandia Reeks no. 198,

Zaandijk).

Vos, P.C. et al., in voorbereiding: Geo-archeologisch onderzoek in het Noord-Hollands

Duinreservaat, Utrecht (Rapport NITG-TNO/Deltares).

Valk, L. van der, 1992: Mid-and Late Holocene Coastal Evolution in the beach-barrier area of the

Western Netherlands, Amsterdam (dissertatie), 1-235.

Vos, P.C., & C. Soonius 2004: Oude landschappen (hoofdstuk 4), in: S. Lange, E.A. Besselsen &

H. van Londen (red.), Het Oer-IJ estuarium: Archeologische KennisInventarisatie (AKI), Amsterdam

(AAC-publicaties 12), 30-40.

Page 86: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

85

Weenen, R., 2005: De inheems-Romeinse bewoning in het mondingsgebied van het Oer IJ. Een

analyse van de trans bekende gegevens over het bewoningspatroon en het maken van een

verwachtingskaart, Castricum (scriptie Vrije Universiteit).

Weerts, H.J.T., P. Cleveringa, J.H.J. Ebbing, F.D. de Lang & W.E. Westerhoff, 2003:

De lithostratigrafische indeling van Nederland – Formaties uit het Tertiair en Kwartair, Utrecht

(TNO-NITG).

Wesemael, M. van, 2005: Beleving en verbeelding door culturele planologie. Twee jaar integratie van

kunst en ruimtelijke inrichting in de provincie Noord-Holland, Haarlem, 37-43.

Westerhoff, W.E., E.F.J. de Mulder & W. de Gans, 1987: Toelichtingen bij de Geologische

Kaart van Nederland 1:50.000. Blad Alkmaar West (19W) en Blad Alkmaar Oost (19O), Haarlem.

Wolf, H. de, 2000: Diatomeeënonderzoek van het geo-archeologisch profiel Broekpolder, Utrecht

(TNO rapport, NITG 00-56-B), 1-2.

Zagwijn, W.H., 1971. De ontwikkeling van het ‘Oer-IJ’ estuarium en zijn omgeving. Westerheem

20, 11-18.

Zagwijn, W.H., 1986: Nederland in het Holoceen. Geologie van Nederland, Haarlem (Rijks

Geologische Dienst), 1-46.

Digitale bronnen

Centraal Archeologisch Archief (CAA)

Centraal Monumenten Archief (CMA)

Archeologisch Informatiesysteem Archis (http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html )

KiCH cultuur-historische kaart (http://www.kich.nl)

Luchtfoto’s via Google Earth

Cultuurhistorische Waardenkaart van Noord-Holland (http://chw.noord-holland.nl)

Schatten onder je Voeten (http://www.schattenonderjevoeten.nl)

Website gemeent Castricum (http://www.castricum.nl)

Page 87: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

86

V08-1211: Archeologiebeleid gemeente Castricum

Deel I: Inhoudelijke onderbouwing archeologiebeleid Castricum; Deel II: Ruimtelijke onderbouwing (beleidskaart en toelichting)

Page 88: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

87

13 Lijst van afbeeldingen, tabellen, tekstbijlagen, kaartbijlagen

De volledige lijst van afbeeldingen, tabellen en bijlagen is digitaal opgenomen op de bijgevoegde

CD-rom. Een selectie is afgedrukt bij het rapport. Nieuwe archeologische waarnemingen en

onderzoeken vinden bij voortduring plaats in de gemeente. De catalogi op CD-rom zijn dus

momentopnamen die betrekkelijk snel verouderen. Voor de actuele stand van zaken wordt

verwezen naar de bronbestanden zelf in bijvoorbeeld ARCHIS en KICH.

Afbeeldingen

In rapport

Afbeelding omslag Houten nap met vier gedraaide inkepingen, afkomstig uit een greppel uit

de Romeinse Tijd in plangebied 'De Bogaert'

bron: http://www.hollandia-archeologie.nl/

Afbeelding pag. 4 Opgraving Castricum-Oosterbuurt 1995-1996

Afbeelding pag. 10 Gouden munten

Afbeelding pag. 11 Karrenwiel uit opgraving te Limmen-De Krocht in juni 2004

Afbeelding pag. 15-16 Gestapelde bodemloze potten uit de Romeinse tijd, gevonden tijdens

onderzoek aan de Rietkamp in 1994

Afbeelding pag. 19 Scherf van terra sigillata aardewerk, gevonden bij proefsleuvenonderzoek

op het terrein van zorgcentrum ‘De Bogaert’

bron: http://www.oudcastricum.com/

Afbeelding pag. 20 Inheems aardewerk uit de Romeinse tijd, afkomstig uit plangebied Cieweg

Afbeelding pag. 25 Grafzerk in de Hervormde Kerk Castricum

bron: http://geheugenvannederland.nl

Afbeelding pag. 36 Benen kam

Afbeelding pag. 42 Tonput met plaggen

Afbeelding pag. 43-44 Maalsteen

Afbeelding pag. 49 Opgraving in de gemeente te Limmen-De Krocht

Afbeelding pag. 50 Opgraving tonput

Afbeelding pag. 56 Akersloot-Klein Dorregeest, Klokbekerscherf (2400-1900 voor Chr.)

Afbeelding pag. 62 Waterput uit de Romeinse Tijd, plangebied 'De Bogaert'.

bron: http://www.hollandia-archeologie.nl/

Afbeelding pag. 68 Botresten

Afbeelding pag. 74 Figuurtje van roodbakkend aardewerk

Afbeelding pag. 86 Vuurstenen pijlpunt met retouche

In bijlagen

Afbeelding 1 Landschappelijk zonering ten behoeve van de maatregelenkaart

Tabellen

Tabel 1 Terreinen behoud en beheer

Tabel 2 AMK-terreinen per landschappelijke zone

Page 89: Archeologiebeleid gemeente Castricum€¦ · Dit betekent dat gebruikers en eigenaren van terreinen op basis van het bestemmingsplan geconfronteerd kunnen worden met kosten voor archeologisch

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie

Rappo rtnr: V634, definitief 2.1, juli 2011

88

Tekstbijlagen

Bijlage 1 Archeologische perioden

Bijlage 2 Begrippenlijst

Bijlage 3 Rijks- en provinciale projecten

Bijlage 4 De AMZ-procedure

Bijlage 5 Lithostratigrafie Oer-IJ

Bijlage 6 Legenda-eenheden en beschrijving geolandschappelijke kaart (kaartbijlage 6)

Bijlage 7 (Alleen op bijgevoegde CD-rom) Catalogus ARCHIS-waarnemingen

Bijlage 8 (Alleen op bijgevoegde CD-rom) Catalogus amateurwaarnemingen

Bijlage 9 (Alleen op bijgevoegde CD-rom) Catalogus gewaardeerde vindplaatsen/AMK-

terreinen

Bijlage 10 (Alleen op bijgevoegde CD-rom) Catalogus onderzoeksmeldingen ARCHIS

Bijlage 11 (Alleen op bijgevoegde CD-rom) Catalogus onderzoeken AKI (Archeologische

Kennisinventarisatie Oer-IJ, Amsterdams Archeologisch Centrum, 2004)

Bijlage 12 (Alleen op bijgevoegde CD-rom) Catalogus onderzoeken (RAAP, 2005)

Bijlage 13 Catalogus terreinen van archeologische waarde aangedragen door de

Archeologische Regio Werkgroep Oer-IJ, afd. Limmen

Bijlage 14 Planregels

Kaartbijlagen

Kaartbijlage 1 Topografische kaart

Kaartbijlage 2 Geologische kaart

Kaartbijlage 3 Geomorfologische kaart

Kaartbijlage 4 Bodemkaart

Kaartbijlage 5 Actueel Hoogtebestand (AHN)

Kaartbijlage 6 Geolandschappelijke kaart

Kaartbijlage 7a Archeologische inventarisatiekaart: AMK-terreinen, provinciale

monumenten en Archis-waarnemingen

Kaartbijlage 7b Archeologische inventarisatiekaart: onderzoeken en onderzoeksmeldingen

Kaartbijlage 8 Verwachtingenkaart 4500 BP (met waarnemingen)

Kaartbijlage 9 Verwachtingenkaart 3450 BP (met waarnemingen)

Kaartbijlage 10 Verwachtingenkaart 2950 BP (met waarnemingen)

Kaartbijlage 11 Verwachtingenkaart 2700 BP (met waarnemingen)

Kaartbijlage 12 Verwachtingenkaart 2450 BP (met waarnemingen)

Kaartbijlage 13 Verwachtingenkaart 1950 BP (met waarnemingen)

Kaartbijlage 14 Verwachtingenkaart 950 BP / 1000 AD (met waarnemingen)

Kaartbijlage 15 Verwachtingenkaart specifiek: offerplaatsen diachroon

Kaartbijlage 16 Gemeentelijke waarden- en verwachtingenkaart

Kaartbijlage 17 Maatregelenkaart

Kaartbijlage 18 ‘Maiskaart’ gemeente Castricum