Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken...

33
Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest- driftig te beleven, en vertrouwvol de toe- komst tegemoet te zien. “Jezus Christus is dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeu- wigheid” (Heb 13,8). Groot was dit jaar de vreugde van de Kerk die met grote toewijding het gelaat beschouwde van haar Bruidegom en Heer. Meer dan ooit werd zij een pelgrimerend volk, geleid door de “grote herder van de schapen” (Heb 13,20). Met de buitengewone dynamiek die zovelen van haar leden bezielde, trok het volk van God, hier in Rome zowel als in Jeruzalem en in al de plaatselijke kerken, door de ‘Heilige Deur’ die Christus is. Tot Hem die doel van de geschiedenis en enige Heiland van de wereld is riepen Kerk en Geest: “Marana tha - Kom, Heer Jezus” (vgl. Apk 22,17.20; 1Kor 16,22). De betekenis van dit genadevol gebeu- ren, dat in de loop van het jaar de harten van de mensen heeft geraakt, valt niet te schatten. Maar zeer zeker is over de Kerk een “rivier van water dat leven geeft” uitge- stort, het water dat voortdurend ontspringt “aan de troon van God en van het Lam” (vgl. Apk 22,1). Dit is het water van de Geest dat de dorst lest en nieuw leven schenkt (vgl. Joh 4,14). Dit is de barmharti- ge liefde van de Vader die ons opnieuw in Christus wordt geopenbaard en geschonken. Aan het eind van dit jaar herhalen wij met nieuwe jubel het oude danklied: “Dank de 75 2001 Kerkelijke documentatie 3 Johannes Paulus II Apostolische Brief Novo millennio ineunte aan de bisschoppen, de geestelijkheid en de gelovige leken bij de sluiting van het grote Jubileum van het jaar 2000 Aan mijn broeders in het episcopaat, aan de priesters en diakens, de mannelijke en vrouwe- lijke religieuzen en alle gelovige leken 1. Bij de aanvang van het nieuwe millennium en de sluiting van het grote Jubileum waarin wij de tweeduizend jaar hebben gevierd die sinds de geboorte van Jezus zijn verstreken, en er een nieuwe fase in het leven van de Kerk begint, klinken in ons hart de woorden na waarmee Jezus, na vanuit Petrus’ scheepje de menigte te hebben toegesproken, de apostel vroeg “het meer op te varen naar diep water” om daar de netten uit te werpen: “Duc in altum” (Lc 5,4). Petrus en zijn eerste gezellen vertrouwden op Christus’ woord en wierpen de netten uit. “Dat deden ze en ze vingen zo’n massa vis dat hun netten ervan scheurden” (Lc 5,6).

Transcript of Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken...

Page 1: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

Duc in altum! Deze woorden klinken thanstot ons, en nodigen ons uit dankbaar aanhet verleden te denken, het heden geest-driftig te beleven, en vertrouwvol de toe-komst tegemoet te zien. “Jezus Christus isdezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeu-wigheid” (Heb 13,8).

Groot was dit jaar de vreugde van deKerk die met grote toewijding het gelaatbeschouwde van haar Bruidegom en Heer.Meer dan ooit werd zij een pelgrimerendvolk, geleid door de “grote herder van deschapen” (Heb 13,20). Met de buitengewonedynamiek die zovelen van haar ledenbezielde, trok het volk van God, hier inRome zowel als in Jeruzalem en in al deplaatselijke kerken, door de ‘Heilige Deur’die Christus is. Tot Hem die doel van de

geschiedenis en enige Heiland van dewereld is riepen Kerk en Geest: “Marana tha- Kom, Heer Jezus” (vgl. Apk 22,17.20; 1Kor16,22).

De betekenis van dit genadevol gebeu-ren, dat in de loop van het jaar de hartenvan de mensen heeft geraakt, valt niet teschatten. Maar zeer zeker is over de Kerkeen “rivier van water dat leven geeft” uitge-stort, het water dat voortdurend ontspringt“aan de troon van God en van het Lam”(vgl. Apk 22,1). Dit is het water van deGeest dat de dorst lest en nieuw levenschenkt (vgl. Joh 4,14). Dit is de barmharti-ge liefde van de Vader die ons opnieuw inChristus wordt geopenbaard en geschonken.Aan het eind van dit jaar herhalen wij metnieuwe jubel het oude danklied: “Dank de

75 • 2001 Kerkelijke documentatie 3

Johannes Paulus II

Apostolische Brief

Novo millennio ineunteaan de bisschoppen, de geestelijkheid en de gelovige leken bij de sluiting van hetgrote Jubileum van het jaar 2000

Aan mijn broeders in het episcopaat, aan de priesters en diakens, de mannelijke en vrouwe-lijke religieuzen en alle gelovige leken

1. Bij de aanvang van het nieuwe millennium en de sluiting van het grote Jubileum waarin wij de

tweeduizend jaar hebben gevierd die sinds de geboorte van Jezus zijn verstreken, en er een nieuwe fase in

het leven van de Kerk begint, klinken in ons hart de woorden na waarmee Jezus, na vanuit Petrus’

scheepje de menigte te hebben toegesproken, de apostel vroeg “het meer op te varen naar diep water” om

daar de netten uit te werpen: “Duc in altum” (Lc 5,4). Petrus en zijn eerste gezellen vertrouwden op

Christus’ woord en wierpen de netten uit. “Dat deden ze en ze vingen zo’n massa vis dat hun netten ervan

scheurden” (Lc 5,6).

Page 2: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

Heer, want Hij is goed, zijn liefde kent geengrenzen” (Ps 118,1).

2. Om al deze redenen voel ik mij gedron-gen u te schrijven, mijne dierbaren, omsamen met u dit loflied aan te heffen. Vanafhet begin van mijn pontificaat gingen mijngedachten uit naar dit Heilig Jaar 2000 alseen belangrijk keerpunt. Ik zag de vieringervan als een door de Voorzienigheidbeschikte gelegenheid waarbij de Kerk, 35jaar na het Tweede Vaticaans Concilie, zounagaan in hoeverre zij zich had vernieuwd,opdat ze met nieuw elan haar opdracht totverkondiging van het evangelie op zich zoukunnen nemen.

Heeft het Jubileum aan deze doelstellingbeantwoord? Het is aan God om onze inzetmet zijn edelmoedig streven en onvermijde-lijke tekortkomingen te beoordelen. Maarwe kunnen ons niet onttrekken aan deplicht dank te zeggen voor de ‘wonderedaden’ die de Heer voor ons heeft verricht:“Misericordias Domini in aeternum canta-bo” (Ps 89,2).

Tegelijk dient hetgeen we hebben ziengebeuren opnieuw overdacht en als hetware ‘ontcijferd’ te worden, opdat we luiste-ren naar hetgeen de Geest tot de Kerk heeftgezegd (vgl. Apk 2,7.11.17, enzovoorts) inde loop van dit zo rijke jaar.

3. Dierbare broeders en zusters, in het bij-zonder moeten wij onze gedachten richtenop de voor ons liggende toekomst. Geduren-de deze maanden hebben we vaak uitgeziennaar het nieuwe millennium dat aanbreekt;zo beleefden we dit Jubileum niet alleen alseen gedachtenis van het verleden maar ookals een vooruitschouwen op de toekomst. Numoeten we van de ontvangen genade pro-fiteren door haar om te zetten in vaste voor-nemens en praktische gedragsregels. Totdeze opdracht wil ik alle plaatselijke Kerkenuitnodigen. Wanneer zij, verzameld rond

hun bisschop, luisteren naar het woord, enhet “brood broederlijk met elkaar delen”(vgl. Hnd 2,42) is in elk daarvan “de ene,heilige, katholieke en apostolische Kerk vanChristus waarlijk aanwezig en werkt zichuit”.1 Meer dan waar ook krijgt het mysterievan het ene volk van God in de concretesituatie van de lokale Kerk de vorm die pastbij ieders eigen context en cultuur.

Uiteindelijk is het geworteld zijn van deKerk in tijd en ruimte een weerspiegelingvan de beweging van de Menswording zelf.Door zich te bezinnen op hetgeen de Geestin dit speciale genadejaar, ja in de langeretijdspanne vanaf het Tweede VaticaansConcilie tot het grote Jubileum, aan hetvolk van God heeft gezegd, dient thansiedere plaatselijke Kerk na te gaan hoe hetmet haar ijver staat, en een nieuw elan tevinden voor haar geestelijke en pastoraleopdracht. Met dit doel voor ogen wil ik bijde sluiting van het Jubileumjaar door mid-del van deze brief de bijdrage van mijn Pe-trusambt aanbieden opdat de Kerk in deverscheidenheid van haar gaven en in deeenheid van haar weg steeds helderdermoge stralen.

I De ontmoeting met Christus,erfenis van het grote Jubileum

4. “Wij danken u, Heer, God, Albeheerser”(Apk 11,17). In de Bul tot afkondiging vanhet Jubileumjaar sprak ik de hoop uit dat detweeduizendjaren-viering van het mysterievan de Menswording zou worden beleefdals “een ononderbroken lofzang tot de aller-hoogste Drie-eenheid”,2 en ook als “een wegtot verzoening en als een teken van authen-tieke hoop voor hen die opzien naar Chris-tus en de Kerk”.3 In dit Jubileumjaar hebbenwe deze wezenlijke aspecten ervaren; bijmomenten waren ze zo intens dat wij alshet ware met onze handen de barmhartige

Kerkelijke documentatie 2001 • 764

1. Tweede Vati-caans Concilie,Decreet over hetherderlijk ambt vande bisschoppen inde Kerk ChristusDominus, 11.

2. Johannes PaulusII, Bul tot afkondi-ging van het groteJubileum van hetjaar 2000 Incarna-tionis mysterium(29 november1998), 3.

3. A.w., 4.

Page 3: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

aanwezigheid konden aanraken van God,van wie “elke goede gave, elk volmaaktgeschenk neerdaalt van boven” (Jak 1,17).

Allereerst denk ik aan de dimensie vanlofprijzing. Dit is het uitgangspunt voorieder die oprecht en gelovig wil ingaan opGods openbaring in Christus. Christen-zijnis genade, is de verbazing over een God dieniet alleen de wereld en de mens heeft wil-len scheppen, maar die gelijk heeft willenworden aan de door Hem gemaakte mensen, na bij verschillende gelegenheden en opverschillende wijzen door zijn profeten tehebben gesproken, “nu op het einde van dedagen tot ons heeft gesproken door deZoon” (Heb 1,1-2).In deze dagen! Ja, het Jubileum heeft

ons doen beseffen dat tweeduizend jarenvan de geschiedenis voorbij zijn gegaanzonder het volkomen nieuwe aan te tastenvan dat ‘heden’, toen de engelen aan de her-ders het wonderbaar gebeuren aankondig-den van Jezus’ geboorte te Betlehem: “Van-daag is in de stad van David uw reddergeboren; Hij is de Messias, de Heer” (Lc2,11). Sindsdien zijn tweeduizend jaar voor-bijgegaan, maar Jezus’ verkondiging vanzijn zending, door voor zijn verbaasdedorpsgenoten in de synagoge van Nazaretde profetie van Jesaja op zichzelf toe te pas-sen, is actueler dan ooit. “Vandaag is hetschriftwoord dat u gehoord hebt in vervul-ling gegaan” (Lc 4,21). Tweeduizend jaarzijn voorbijgegaan, maar nog steeds ervarenzondaars die naar barmhartigheid verlan-gen – en voor wie geldt dit niet? – hettroostrijke van dat ‘heden nog’ van het heildat op het kruis de poorten van het Konink-rijk van God opende voor de goede moorde-naar: “Ik beloof je, vandaag nog zul je bijMij zijn in het paradijs” (Lc 23,43).

De volheid der tijden

5. Vanwege het samenvallen van dit Jubi-

leum met het begin van een nieuw millen-nium hebben de mensen ongetwijfeld meerbesef gekregen van het mysterie van Chris-tus binnen het grote perspectief van deheilsgeschiedenis, zonder zich over te gevenaan chiliastische dromerijen. Het christen-dom is een godsdienst die geworteld staat inde geschiedenis! Op de bodem der geschie-denis wilde God een verbond sluiten metIsraël en zo de geboorte van de Zoon voor-bereiden uit de schoot van Maria, “toen devolheid van de tijd gekomen was” (Gal 4,4).In zijn goddelijk en menselijk mysteriebeschouwd is Christus grondslag en kernvan de geschiedenis, geeft Hij haar beteke-nis en is haar uiteindelijk doel. In feite isdoor Hem, het Woord en het beeld van deVader, “alles ontstaan” (Joh 1,3; vgl. Kol1,15). Zijn menswording, die haar hoogte-punt vond in het Paasgeheim en de gavevan de Geest, is het kloppend hart van detijd, het mysterievol uur waarop hetKoninkrijk van God onder ons kwam (vgl.Mc 1,15), en inderdaad wortel schoot inonze geschiedenis als het zaad dat wasvoorbestemd om een grote boom te worden(vgl. Mc 4,30-32).

“Lof zij U, Jezus Christus, want U heerstnu en in eeuwigheid.” Met dit duizendenmalen herhaalde lied hebben wij dit jaarChristus beschouwd zoals het boek van deOpenbaring Hem tekent: “de alfa en deomega, de eerste en de laatste, de oorsprongen het einde” (Apk 22,13). En terwijl wijopzagen naar Christus, aanbaden we ook deVader en de Geest, de ene en onverdeeldeDrievuldigheid, het onuitsprekelijk mysteriewaarin alles zijn oorsprong en voltooiingvindt.

De zuivering van het geheugen

6. Om met een zuivere blik naar het myste-rie te kunnen opzien heeft dit Jubileumjaarsterk in het teken gestaan van het vragen

77 • 2001 Kerkelijke documentatie 5

Page 4: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

om vergiffenis. Dit geldt niet alleen voor deindividuele personen die hun leven aan eengewetensonderzoek onderwierpen ombarmhartigheid af te smeken en de specialeaflaat te verdienen, maar voor de geheleKerk, die wilde herinneren aan de trouwe-loosheden van velen van haar kinderen,trouweloosheden die in de loop van degeschiedenis een schaduw hebben gewor-pen op haar gelaat als de bruid van Chris-tus.

Op dit gewetensonderzoek hebben wijons langdurig voorbereid, ons ervan bewustdat de Kerk, met ook zondaars in haarschoot, “terzelfder tijd heilig en altijd totuitzuivering geroepen is”.4 Studiecongressenhebben ons duidelijk gemaakt in welkeopzichten in de loop van de eerste twee mil-lennia de geest van het evangelie niet altijdzichtbaar was. Onvergetelijk blijft de ont-roerende liturgische viering van 12 maart2000 in de basiliek van Sint Petrus, waar-onder ik, opziende naar de gekruisigde Heer,in naam van de Kerk vergiffenis vroeg voorde zonden van al haar kinderen. Dankzijdeze “zuivering van het geheugen” kunnenwij met vaster tred voortgaan op de wegnaar de toekomst, en zijn wij nederigergeworden en waakzamer om trouw te blij-ven aan het evangelie.

Geloofsgetuigen

7. Dit levendig gevoel van berouw heeftons echter niet belet de Heer te loven voorhetgeen Hij door de eeuwen heen, en metname tijdens de thans achter ons liggendehonderd jaar, heeft gedaan, doordat Hij aanzijn Kerk een grote schare van heiligen enmartelaren schonk. Sommigen van hen zijntijdens dit Jubileumjaar zalig of heilig ver-klaard. Onverschillig of het hierbij om uit degeschiedenis bekende pausen gaat of omeenvoudige leken en religieuzen uit alledelen van de wereld: gebleken is dat heilig-

heid het beste het mysterie van de Kerk totuitdrukking kan brengen. Heiligheid over-tuigt zonder omhaal van woorden, en is delevende weerspiegeling van Christus’ gelaat.

Bij gelegenheid van het Heilig Jaar is erook veel werk verricht om allerlei vormenvan aandenken aan de geloofsgetuigen uit detwintigste eeuw te verzamelen. Samen metde vertegenwoordigers van de andere ker-ken en kerkelijke gemeenschappen hebbenwij hen op 7 maart 2000 herdacht in deindrukwekkende omlijsting van het Colos-seum, symbool van de geloofsvervolgingenin de oudheid. Dit erfgoed mag niet verlorengaan; wij dienen er steeds dankbaar voor tezijn en ons opnieuw voornemen het na tevolgen.

Een Kerk op pelgrimstocht

8. Als volgden zij het spoor van de heili-gen, zo zijn talloze zonen en dochters vande Kerk in grote groepen naar Rome geto-gen, naar de graven van de apostelen, ver-langend hun geloof te belijden, hun zondente biechten en de barmhartigheid te ontvan-gen die redt. Ik was dit jaar diep onder deindruk van de menigten die zich bij de velevieringen op het Pietersplein verdrongen.Vaak ben ik blijven staan om te kijken naarde lange rijen pelgrims die geduldig hunbeurt afwachtten om door de Heilige Deur tegaan. Bij ieder van hen trachtte ik mij hetverhaal van hun leven voor te stellen metzijn vreugden, zorgen en leed; het verhaalvan iemand die Christus had ontmoet en diein gesprek met Hem weer zijn of haar wegvol hoop hernam.

Bij het kijken naar die ononderbrokenstroom van pelgrims zag ik in hen een soortconcreet beeld van de Kerk op haar pel-grimstocht, die Kerk die naar het zeggenvan Augustinus “staat temidden van de ver-volgingen van de wereld en de vertroostin-gen van God”.5 We hebben alleen de buiten-

Kerkelijke documentatie 2001 • 786

4. Tweede Vati-caans Concilie,dogmatische Con-stitutie over deKerk Lumen gen-tium, 8.

5. Augustinus, Decivitate Dei, XVIII,51, 2, in: PL 41, 614;vgl. Lumen genti-um, 8.

Page 5: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

kant kunnen waarnemen van dit uniekegebeuren. Wie zou de wonderen van genadekunnen meten die zich in het hart van demensen hebben voltrokken? Het is beterzwijgend te aanbidden, met een eenvoudigvertrouwen op het mysterievol werken vanGod terwijl we zijn mateloze liefde bezin-gen: “Misericordias Domini in aeternumcantabo!”.

De jeugd

9. De vele Jubileumbijeenkomsten brach-ten de meest uiteenlopende groepen mensenbijeen, en de betrokkenheid was werkelijkindrukwekkend – waarbij soms de toewij-ding van de kerkelijke en burgerlijke orga-nisatoren en hun medewerkers zwaar op deproef werd gesteld. In deze brief wil ikiedereen mijn oprechte dank uitspreken.Maar de aantallen daargelaten, werd ik vaakgeroerd bij het zien van de aandrang waar-mee werd gebeden, van de bezinning engeest van onderlinge verbondenheid diedeze bijeenkomsten in het algemeen ver-toonden.

Hoe zouden we niet met name terug-denken aan de blijde en inspirerende bijeen-komst van de jeugd? Als er een beeld is vanhet Jubileum van het jaar 2000 dat meerdan welk ander ook in de herinnering zalblijven voortleven, dan is het wel dat vandie golven van jonge mensen met wie ik eensoort zeer speciale dialoog mocht aangaan,vol wederzijdse genegenheid en begrip. Zoging het vanaf het moment dat ik hen wel-kom heette op het plein van Sint Jan vanLateranen en op het Pietersplein. Daarnazag ik hen door de stad uitzwermen, vrolijkzoals jonge mensen dienen te zijn, maartegelijk nadenkend, verlangend om te bid-den, op zoek naar ‘zingeving’ en warevriendschap. Zij noch degenen die henzagen zullen gemakkelijk deze week verge-ten waaronder Rome ‘jeugdig werd met de

jeugd’. Onvergetelijk was de eucharistievie-ring bij Tor Vergata.

Opnieuw bleken de jonge mensen voorRome en voor de Kerk een speciale gave tezijn van Gods Geest. Soms, als we naar dejeugd kijken met de voor hen in de huidigemaatschappij kenmerkende problemen enzwakheden, zijn we tot pessimisme geneigd.Het Jubileum van de jeugd heeft daarin ver-andering gebracht, doordat het ons verteldedat, met al hun eventuele onevenwichtighe-den, jonge mensen diep in hun hart verlan-gen naar die waarachtige waarden die inChristus in volheid aanwezig zijn. Is Chris-tus niet het geheim van ware vrijheid endiepe inwendige vreugde? Is Christus nietde vriend bij uitstek en de leraar van alleware vriendschap? Als Christus aan jongemensen wordt voorgehouden zoals Hij wer-kelijk is, ervaren zij Hem als een overtui-gend antwoord en kunnen zij zijn bood-schap aanvaarden, ook al is deze veeleisenden draagt ze het teken van het kruis. Daar-om heb ik in reactie op hun geestdrift nietgeaarzeld aan hen te vragen een radicalekeuze van geloof en leven te maken, en hunte wijzen op een schitterende opdracht: teworden tot “wachters in de morgen” (vgl. Js21,11-12) bij de dageraad van het nieuwemillennium.

Allerlei soorten pelgrims

10. Natuurlijk kan ik niet in detail op elkeapart Jubileumonderdeel ingaan. Elk daar-van had een eigen karakter en liet eenboodschap na, niet alleen voor hen die erdirect aan deelnamen, maar ook voor hendie erover hoorden spreken of door middelvan de media er van verre aan deelnamen.Maar hoe zouden we de feestelijke sfeerkunnen vergeten van de eerste grote bijeen-komst die aan de kinderen was gewijd? Doormet hen te beginnen hebben we in zekerezin aan Christus’ oproep gehoor gegeven:

79 • 2001 Kerkelijke documentatie 7

Page 6: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

“Laat die kinderen bij Me komen” (Mc10,14). Misschien betekende het meer nog,dat we deden wat Hij deed toen Hij middenonder de leerlingen een kind plaatste en hetmaakte tot het eigen symbool van de hou-ding die van ons gevraagd wordt om hetKoninkrijk van God binnen te gaan (vgl. Mt18,2-4).

Het was zo in zekere zin in het spoorvan de kinderen dat de meest uiteenlopendegroepen van volwassenen naar Rome zijngekomen om de in het Jubeljaar werkzamegenade van God af te smeken: bejaarden,zieken, gehandicapten, fabrieks- en landar-beiders, sportlieden, kunstenaars, hooglera-ren, bisschoppen en priesters, kloosterlin-gen, politici en journalisten, militairen diekwamen bevestigen dat de zin van hundienst in het leger was de vrede te dienen.

Een van de belangrijkste evenementenwas de bijeenkomst van de arbeiders op 1mei, de traditionele dag van de arbeid. Ikvroeg hun Jozef en Jezus zelf na te volgenen zo de spiritualiteit van de arbeid te bele-ven. Van deze Jubileumbijeenkomst maakteik gebruik om een krachtige oproep te doentot verbetering van de economische enmaatschappelijke wanverhoudingen in dewereld van de arbeid, en tot het vastberadenstreven om bij het proces van economischeglobalisering de noodzakelijke aandacht tebesteden aan de solidariteit en de eerbiedwaarop iedere mens recht heeft.

Met hun ontembare levenslust waren dekinderen opnieuw aanwezig bij het Jubi-leum van de gezinnen waarbij ik hen aan dewereld voorhield als “de lente van gezin ensamenleving”. Het was een indrukwekkendebijeenkomst: talloze uit alle delen van dewereld afkomstige gezinnen waren bijeen-gekomen om nieuw enthousiasme te puttenuit het licht dat Christus laat schijnen overGods oorspronkelijke bedoeling met hen(vgl. Mc 10,6-8; Mt 19,4-6); ze namen opzich dat licht uit te dragen in een cultuur

die steeds beangstigender het zicht dreigt teverliezen op de eigen betekenis van huwe-lijk en gezin als instituut.

Een van de aangrijpendste momentenwas voor mij de bijeenkomst met de gevan-genen in Regina Coeli. In hun ogen zag ikpijn, maar ook berouw en hoop. Op specialewijze was het Jubileum voor hen een ‘jaarvan barmhartigheid’.

In de laatste dagen van het jaar, tot slot,was er de sympathieke ontmoeting met detheater- en filmwereld, die zo een groteinvloed heeft op de mensen. Ik wees alledaarbij betrokkenen erop dat zij niet alleenvoor prettige ontspanning moesten zorgenmaar ook een positieve en moreel gezondeboodschap dienden te bieden die vertrou-wen en liefde voor het leven kan wekken.

Het Internationaal EucharistischCongres

11. In de geest van het Jubileum zou hetInternationaal Eucharistisch Congres bij-zonder belangrijk zijn. En dat was ook zo!De eucharistie is het onder ons tegenwoor-dig gestelde offer van Christus; zou dan dewerkelijke aanwezigheid van Christus nietcentraal staan in het Heilig Jaar dat gewijdwas aan de Menswording in de wereld?Juist om die reden was het de bedoeling dathet jaar een “intens eucharistisch karakter”zou hebben,6 en zo hebben we het ooktrachten te beleven. En zou, naast degedachtenis aan de geboorte van de Zoon,de gedachtenis mogen ontbreken aan deMoeder? Maria was in de Jubileumvieringniet alleen aanwezig als onderwerp vanbespreking in zeer diepzinnige academischebijeenkomsten, maar bovenal in de groteAkte van Toewijding waarmee ik, in tegen-woordigheid van een groot deel van hetwereldepiscopaat, aan haar moederlijkezorg het leven toevertrouwde van de man-nen en vrouwen in het nieuwe millennium.

Kerkelijke documentatie 2001 • 808

6. Vgl. JohannesPaulus II, apostoli-sche Brief Tertiomillennio advenien-te (10 november1994), 55.

Page 7: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

De oecumenische dimensie

12. U zult begrijpen dat ik spontaan meergeneigd ben vanuit het perspectief van deStoel van Petrus te spreken over het Jubi-leumjaar. Toch vergeet ik niet dat ikzelfwilde dat het Jubileum ook in de particulie-re Kerken gevierd zou worden, en het wasdaar dat de meerderheid van de gelovigende speciale genaden van dit Jubileumjaar enin het bijzonder de ermee verbonden aflaatkon verdienen. Toch was het opmerkelijkdat veel diocesen ook hier in Rome metgrote groepen gelovigen aanwezig wildenzijn. De Eeuwige Stad heeft zo opnieuwgetoond dat zij door de Voorzienigheidbestemd is de plaats te zijn waar de rijk-dommen en gaven van iedere afzonderlijkekerk, ja van iedere afzonderlijke natie encultuur, in ‘catholiciteit’ samenklinken,zodat de éne Kerk van Christus steeds dui-delijker haar geheim kan tonen als “sacra-ment van de eenheid”.7

Ik had ook gevraagd dat in het pro-gramma van het Jubileumjaar speciale aan-dacht zou worden besteed aan het oecu-menisch aspect. Zou er wel een meergeschikte gelegenheid zijn om de vooruit-gang te stimuleren op het pad naar de volle-dige communio dan de gezamenlijke vieringvan Christus’ geboorte? Met dit voor ogenwerd veel werk verzet, en een van de hoog-tepunten was de oecumenische samenkomstin de basiliek van de heilige Paulus op 18januari 2000, toen voor het eerst in degeschiedenis de Heilige Deur gezamenlijkwerd geopend door Petrus’ opvolger, door deanglicaanse primaat en door een metropo-liet van het oecumenisch patriarchaat vanConstantinopel, in aanwezigheid van verte-genwoordigers van kerken en kerkelijkegemeenschappen uit de gehele wereld. Erwaren ook andere belangrijke ontmoetingenmet orthodoxe patriarchen en leiders vanandere christelijke belijdenissen. Ik herinner

met name aan het recente bezoek van zijneheiligheid Karekin II, opperste patriarch enCatholicos van alle Armeniërs. Bovendiennamen zeer veel leden van andere kerken enkerkelijke gemeenschappen deel aan ver-schillende soorten Jubileumbijeenkomsten.De weg naar de oecumene is ongetwijfeldnog moeilijk en zal misschien nog veel tijdvragen, maar we blijven bezield door dehoop dat wij geleid worden door de aanwe-zigheid van Hem die Verrezen is en door deonuitputtelijke kracht van zijn Geest die totsteeds nieuwe verrassingen in staat is.

Bedevaart naar het Heilige Land

13. En zou ik niet terugdenken aan mijnpersoonlijk Jubileum langs de wegen van hetHeilig Land? Ik zou deze tocht graag hebbenwillen beginnen in Ur van de Chaldeeën omals het ware concreet in de voetstappen tetreden van Abraham “onze vader in hetgeloof” (vgl. Rom 4,11-16). Ik moest echtergenoegen nemen met een pelgrimstocht inde geest, bij gelegenheid van de indringen-de Liturgie van het Woord die op 23 februa-ri gevierd werd in de Paulus VI AudienceHall. De eigenlijke pelgrimstocht begonbijna meteen daarna; ik volgde daarbij deetappes van de heilsgeschiedenis. Zo mochtik tot mijn vreugde de berg Sinaï bezoekenwaar de Tien Geboden van het Eerste Ver-bond werden geschonken. Een maand laterging ik opnieuw op weg, bereikte de bergNebo en bezocht daarna de door de Verlos-ser bewoonde en geheiligde plaatsen. Ik kanmoeilijk beschrijven hoe geroerd ik wasBetlehem en Nazaret te mogen bezoeken, deplaatsen waar Hij werd geboren en opgroei-de, de eucharistie te kunnen vieren in deBovenzaal, de plaats zelf waar deze werdingesteld, opnieuw te mediteren over hetgeheim van het kruis op Golgota, waar Hijzijn leven voor ons gaf. Op deze roerige enkortgeleden nog door geweld geteisterde

81 • 2001 Kerkelijke documentatie 9

7. Vgl. Lumen gen-tium, 1.

Page 8: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

plaatsen werd ik bijzonder hartelijk welkomgeheten, niet alleen door leden van de Kerk,maar ook door de gemeenschappen vanIsraëli’s en Palestijnen. Groot was ook mijnontroering toen ik bad bij de Klaagmuur eneen bezoek bracht aan het mausoleum YadVashem, een huiveringwekkende gedachte-nis aan de slachtoffers uit de vernietigings-kampen van de nazi’s. Mijn pelgrimstochtwas een moment van broederschap envrede, en graag denk ik eraan terug als eenvan de mooiste gaven van het gehele Jubi-leumgebeuren. Als ik denk aan de sfeer vandie dagen kan ik alleen maar zeggen hoeintens ik verlang naar een snelle en recht-vaardige oplossing voor de nog onopgelosteproblemen betreffende de heilige plaatsendie joden, christenen en moslims even dier-baar zijn.

Internationale schuld

14. Het Jubileum was ook – en het kon ookniet anders – een groots gebeuren van naas-tenliefde. Reeds in de jaren van voorberei-ding had ik opgeroepen tot een groter endoortastender aandacht voor de problemenvan de armoede waaronder de wereld nogsteeds gebukt gaat. In verband hiermeekreeg het vraagstuk van de internationaleschulden van arme landen een bijzonderebetekenis. Een edelmoedig gebaar naar dezelanden was geheel volgens de geest van hetJubileum; in de oorspronkelijke bijbelseopzet was het Jubeljaar immers juist de tijdwaarin de gemeenschap zich verplichtte tothet herstellen van gerechtigheid en solidari-teit in de onderlinge betrekkingen tussen demensen, en ook tot teruggave van hetgeenaan anderen had toebehoord. Tot mijnvreugde heb ik gezien dat onlangs in velekrediet verlenende staten het parlementbesloten heeft de vorderingen op de armsteen het meest onder schulden gebukt gaandelanden aanzienlijk te verminderen. Ik hoop

dat de betreffende regeringen deze parle-mentaire beslissingen spoedig ten uitvoerzullen leggen. Een groter probleem is dekwestie gebleken van de multilateraleschulden die arme landen hebben bij inter-nationale financiële organisaties. Het is tehopen dat de lidstaten van deze organisa-ties, met name de meest invloedrijke, tot denoodzakelijke overeenstemming zullenweten te komen zodat men een snelle oplos-sing kan bereiken voor dit vraagstuk waar-van de vooruitgang van vele landen afhan-kelijk is, en dat ernstige gevolgen heeft voorde economie en de leefomstandigheden vanzo talrijke volken.

Een nieuwe dynamiek

15. Dit zijn slechts enkele elementen uit deJubileumviering. Wij houden er veel herin-neringen aan over. Maar vraagt men naarhaar allerbelangrijkste nalatenschap, danaarzel ik niet dat te omschrijven als debeschouwing van het gelaat van Christus:Christus beschouwd in zijn historische trek-ken en in zijn mysterie, Christus verwel-komd in zijn veelvoudige aanwezigheid inde Kerk en in de wereld, beleden als de zinvan de geschiedenis en het licht op onslevenspad.

Nu moeten we vooruit kijken, we moe-ten “het diepe water opgaan” in vertrouwenop Christus’ woord: Duc in altum! Wat wedit jaar gedaan hebben mag niet leiden totzelfgenoegzaamheid en nog minder tot ver-slapping van onze inzet. Integendeel, het-geen we hebben meegemaakt zou in onsnieuwe energie moeten opwekken en onsaanzetten om de geestdrift die we voelden,in concrete initiatieven om te zetten. Jezuszelf waarschuwt ons: “Wie de hand aan deploeg slaat en dan nog eens omkijkt, deugtniet voor het koninkrijk van God” (Lc 9,62).Waar het gaat om het koninkrijk van God, iser geen tijd om achterom te kijken en nog

Kerkelijke documentatie 2001 • 8210

Page 9: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

minder om lui te worden. Er valt veel tedoen, en daarom moeten wij een doel-treffend pastoraal plan opzetten voor de tijdna het Jubileum.

Maar het is belangrijk dat hetgeen wijmet Gods hulp voorstellen, diep geworteldstaat in beschouwing en gebed. Onze tijd iseen tijd van voortdurend in beweging zijn,hetgeen vaak dreigt te leiden tot een ruste-loos ‘bezig zijn louter omwille van het bezigzijn’. We moeten deze bekoring weerstaandoor te trachten te ‘zijn’ alvorens we ons omhet ‘doen’ bekommeren. In dit verbandmoeten we denken aan het verwijt dat Jezusaan Marta deed: “... je maakt je bezorgd endruk over van alles, maar slechts één ding isnodig” (Lc 10,41-42). In deze geest wil ik,alvorens u een aantal praktische richtlijnenin overweging te geven, u over het mysterievan Christus, de absolute grondslag van alons pastoraal handelen, enige punten termeditatie voorleggen.

II Een gelaat om te beschouwen

16. “We zouden Jezus willen ontmoeten”(Joh 12,21). Dit aan Filippus gedaan verzoekvan enkele Grieken, die bij gelegenheid vanhet Paasfeest op bedevaart naar Jeruzalemwaren gegaan, klinkt ook in dit Jubileum-jaar in de oren van onze geest. Zoals dezepelgrims van tweeduizend jaar geleden vra-gen de mannen en vrouwen uit onze tijd –vaak misschien zonder er zich van bewustte zijn – aan de gelovigen niet alleen overChristus te ‘spreken’, maar Hem aan hen te‘laten zien’. En heeft de Kerk niet deopdracht om het licht van Christus in elktijdperk van de geschiedenis te weerspiege-len, en zijn gelaat ook voor de generatiesvan het nieuwe millennium te doen schij-nen?

Ons getuigenis zou echter hopeloostekortschieten indien wij zelf niet eerst zijn

gelaat hadden beschouwd. Het grote Jubi-leum heeft ons zeker geholpen om datintenser te doen. Nu wij bij het einde vanhet Jubileum terugkeren naar onze dagelijk-se routine, terwijl we in ons hart de kost-baarheden meedragen van deze zeer bijzon-dere tijd, blijft onze blik meer dan ooit vastgericht op het gelaat van de Heer.

Het getuigenis van de evangeliën

17. De beschouwing van Christus’ gelaatmoet zich laten inspireren door alles watover Hem wordt verhaald in de heiligeSchrift, die van het begin tot het eindedoortrokken is van zijn mysterie; dit wordtop versluierde wijze voorafgebeeld in hetOude Testament, en volledig geopenbaard inhet Nieuwe Testament. Hiëronymus kan danook met kracht stellen: “Wie de Schrift nietkent, kent Christus niet.”8 Vast verankerd inde Schrift stellen wij ons open voor de wer-king van de Geest (vgl. Joh 15,26) die aande oorsprong staat van de heilige tekst, envoor het getuigenis van de apostelen (vgl.Joh 15,27) die Christus, het Woord vanleven, van nabij hebben meegemaakt, methun ogen hebben gezien, met hun orengehoord, met hun handen aangeraakt (vgl.1Joh 1,1).

Van hen ontvangen wij een geloofsvisiegebaseerd op nauwkeurig historisch getui-genis: een waarachtig getuigenis dat deevangeliën, ondanks hun gecompliceerdesamenstelling en primair catechetischedoelstelling, ons op volstrekt geloofwaardi-ge wijze overbrengen.9

18. De evangeliën beweren niet een comple-te levensbeschrijving te zijn van Jezus vol-gens de regels van de moderne historischewetenschap. Met een degelijke historischeondergrond komt er toch het gelaat uit naarvoren van de Nazoreeër. De evangelistenhebben zich ingespannen Hem te tekenen

83 • 2001 Kerkelijke documentatie 11

8. “Ignoratio enimScripturarum igno-ratio Christi est”,in: Commentarii inIsaiam, Proloog, in:PL 24, 17.

9. Vgl. TweedeVaticaans Concilie,dogmatische Con-stitutie over degoddelijke openba-ring Dei verbum,19.

Page 10: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

op grond van de betrouwbare getuigenissendie ze hebben verzameld (vgl. Lc 1,3) enwerkten aan de hand van documenten dieonderworpen waren aan zorgvuldig kerke-lijk onderzoek. Het was op grond van zulkegetuigenissen van het eerste uur dat zij, ver-licht door de werking van de heilige Geest,van het voor de mens niet te bevatten feithoorden van Jezus’ maagdelijke geboorteuit Maria, Jozefs vrouw. Uit de mond vanhen die Hem gekend hadden tijdens de bijnadertig jaar die Hij in Nazaret doorbracht(vgl. Lc 3,23), verzamelden ze gegevensover het leven van de “zoon van de timmer-man” (Mt 13,55), die zelf “timmerman” wasen wiens plaats binnen de kring van zijnverwanten duidelijk vaststond (vgl. Mc 6,3).Zij vermeldden zijn godsdienstijver die Hemertoe bracht ieder jaar met zijn verwantenop bedevaart te gaan naar de tempel inJeruzalem (vgl. Lc 2,41), en Hem tot eenvaste bezoeker maakte van de synagoge inzijn eigen stad (vgl. Lc 4,16).

Vanaf het moment dat de jonge Galli-leeër in de Jordaan door Johannes de Doperwordt gedoopt, worden de verslagen overzijn openbaar optreden, zonder volledig tezijn en zich in details te verliezen, veel uit-voeriger. Gesterkt door het getuigenis uitden hoge en in het besef dat Hij de “geliefdeZoon” is (Lc 3,22) begint Hij zijn predikingvan het komende koninkrijk van God, enlicht de eisen en de kracht ervan toe metwoorden en tekenen van genade en barm-hartigheid. De evangeliën schilderen hoe Hijrondtrekt door steden en dorpen, vergezelddoor de twaalf apostelen die Hij heeft uitge-kozen (vgl. Mt 3,13-19), door een groepvrouwen die Hem en de apostelen bijstaan,door mensenmenigten die Hem opzoeken ofvolgen, door zieken die een beroep doen opzijn genezende kracht, door mensen die metuiteenlopend gevolg naar Hem luisteren.

De gezamenlijke evangelieverhalenspreken dan over de groeiende spanning die

tussen Jezus en de leidende groepen in detoenmalige godsdienstige samenleving ont-staat en die uitloopt op de uiteindelijke cri-sis met haar dramatische climax op Golgo-ta. Dat is het uur der duisternis, dat gevolgdwordt door een nieuwe, stralende en defini-tieve dageraad. Tot slot immers laten deevangelieverhalen de Nazoreeër zien alsoverwinnaar van de dood. Ze wijzen op hetlege graf en volgen Hem bij de reeks ver-schijningen waarin de leerlingen – eerstvolkomen onthutst en verward, en dan metonzegbare vreugde vervuld – zijn levendeen stralende aanwezigheid ervaren. VanHem ontvangen zij de gave van de Geest(vgl. Joh 20,22) en de opdracht om de BlijdeBoodschap te verkondigen aan “alle volke-ren” (Mt 28,19).

De weg van het geloof

19. “Vreugde vervulde de leerlingen toen zede Heer zagen” (Joh 20,20). Het gelaat datde apostelen na de verrijzenis beschouwdenwas hetzelfde gelaat van de Jezus met wiezij bijna drie jaar lang samen waren opge-trokken, en die hen nu overtuigde van deverbijsterende waarheid van zijn nieuweleven, door hun “zijn handen en zijn zijde”te tonen (t.a.p.) Het was natuurlijk nietmakkelijk te geloven. De Emmaüsgangerskwamen pas na een lange geestelijke zoek-tocht tot geloof (vgl. Lc 24,13-35). De apos-tel Thomas geloofde pas nadat hij zelf hetwonder had vastgesteld (vgl. Joh 20,24-29).Hoezeer men zijn lichaam ook mocht zienen aanraken, toch was in feite alleen geloofin staat volledig door te dringen in het mys-terie van dat gelaat. Deze ervaring moetende leerlingen al gehad hebben gedurendehet historische leven van Christus, bij devragen namelijk die bij hen opkwamen tel-kens als zij zich door zijn woorden en dadenvoor een raadsel gesteld voelden. Men kanJezus alleen werkelijk bereiken langs de weg

Kerkelijke documentatie 2001 • 8412

Page 11: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

van het geloof; hoe deze weg verlooptschijnt ons door het evangelie zelf duidelijkte worden aangegeven in de bekende scènete Caesarea Philippi (vgl. Mt 16,13-20). Alswilde Hij een eerste balans opmaken vanzijn zending vraagt Jezus aan zijn leerlin-gen wat “de mensen” over Hem denken. Zeantwoorden Hem: “Volgens sommigenJohannes de Doper, volgens anderen Elia,volgens weer anderen Jeremia of een van deprofeten” (Mt 16,14). Voorwaar een indruk-wekkend antwoord, maar hoe ver nog ver-wijderd van de waarheid! De menigten zijnin staat een beslist uitzonderlijke religieuzedimensie te ontwaren in de rabbi die op zobetoverende wijze weet te spreken, maar zezijn niet in staat Hem te stellen boven dezeGodsmannen die de geschiedenis van Israëlhadden gemarkeerd. In feite is Jezus heelanders. Van hen die Hem het meest nabijzijn verwacht Hij dat zij beter zullen besef-fen wie Hij ten diepste is: “En jullie, wie benIk volgens jullie?” (Mt 16,15). Alleen hetdoor Petrus, en met hem door de Kerk vanalle tijden beleden geloof gaat tot de kernen raakt de diepte van het mysterie: “U bentde Messias, de Zoon van de levende God”(Mt 16,16).

20. Hoe was Petrus tot dit geloof gekomen?En wat wordt van ons gevraagd als we metsteeds groter overtuiging zijn voorbeeldwillen volgen? Matteüs maakt het ons dui-delijk met de woorden waarmee Jezus Pe-trus’ belijdenis aanvaardt: “Niet vlees enbloed hebben jou dat onthuld, maar mijnVader in de hemel” (16,17). De uitdrukking“vlees en bloed” slaat op de mens en op demanier waarop wij de dingen gewoonlijkverstaan. In het geval van Jezus is dezegebruikelijke manier niet genoeg. Er is degenade nodig van de ‘openbaring’ die deVader schenkt (vgl. t.a.p.). Lucas geeft onseen soortgelijke aanduiding, wanneer hijnoteert dat deze dialoog met de leerlingen

plaats vond toen Jezus “aan het bidden was,alleen zijn leerlingen waren bij Hem” (Lc9,18). Deze beide aanduidingen maken hetsamen duidelijk dat wij niet puur door eigeninspanning kunnen komen tot de volle aan-schouwing van het gelaat van de Heer, maardat wij ons aan de hand moeten latennemen door de genade. Alleen de ervaringvan stilte en gebed biedt het geëigendekader waarbinnen een waarachtige, getrou-we en samenhangende kennis kan groeienen rijpen van dat mysterie, dat zijn hoogsteverwoording vindt in de plechtige verkondi-ging door de evangelist Johannes: “Ja, hetwoord is vlees geworden! Hij is onder onszijn tent komen opslaan en we hebben zijnheerlijkheid gezien, de heerlijkheid die Hijals eniggeboren Zoon aan de Vader ontleen-de, vervuld als Hij was van genade en waar-heid” (Joh 1,14).

De diepte van het mysterie

21. Het Woord en het vlees, de goddelijkeheerlijkheid en zijn tent onder ons! In deintieme en onlosmakelijke eenheid van dezetwee uitersten is het eigen wezen van Chris-tus gelegen, overeenkomstig de klassiekeformule van het Concilie van Chalcedon(451): “één persoon in twee naturen.” Depersoon is die, en alleen die, van het EeuwigWoord, de Zoon van de Vader. De tweenaturen zijn, zonder welke vermenging ook,maar zonder van elkaar gescheiden te kun-nen worden, de goddelijke en de menselijkenatuur.10

We weten dat onze begrippen en woor-den beperkt zijn. De formule blijft steedsmenselijk, maar haar leerstellige inhoud iszorgvuldig afgewogen, en geeft ons in zeke-re zin toegang tot de afgrondelijke dieptenvan het mysterie. Ja, Jezus is waarlijk Goden waarlijk mens! Gelijk de apostel Tomaswordt de Kerk voortdurend door Christusuitgenodigd om zijn wonden aan te raken,

85 • 2001 Kerkelijke documentatie 13

10. “Wij leren een-stemmig, hierin deheilige Kerkvadersvolgend, één endezelfde Zoon,onze Heer JezusChristus, te belij-den, volmaakt inzijn godheid envolmaakt in zijnmensheid, waarlijkGod en waarlijkmens ... Een endezelfde Christus,eniggeboren Zoon,die erkend wordt intwee naturen, zon-der vermenging,zonder verande-ring, zonder deling,zonder scheiding...; Hij is niet intwee personengedeeld of geschei-den, maar Hij is eenen dezelfde enigge-boren Zoon, God,Woord, onze HeerJezus Christus”, in:DS 301-302.

Page 12: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

dat wil zeggen zijn volledig menszijn teerkennen dat Hij van Maria ontving, dataan de dood werd overgeleverd en dat ver-heerlijkt werd door de verrijzenis: “Kijkmaar, hier zijn mijn handen; kom nu maarmet je vinger. En kom met je hand om deopening in mijn zijde te voelen” (Joh 20,27)Zoals Tomas buigt de Kerk aanbiddend neervoor de Verrezene die bekleed is met devolle glans van zijn goddelijke heerlijkheid;zij blijft steeds door zeggen: “Mijn Heer!Mijn God!” (Joh 20,28).

22. “Het Woord is vlees geworden” (Joh1,14). Deze treffende formulering doorJohannes van het mysterie van Christuswordt bevestigd door het gehele NieuweTestament. De apostel Paulus stelt zich opdeze zelfde lijn wanneer hij zegt dat deZoon van God “naar het vlees is geboren uithet geslacht van David” (Rom 1,3; vgl. 9,5).Terwijl tegenwoordig, vanwege het rationa-lisme dat in een groot deel van de heden-daagse cultuur is doorgedrongen, vooral hetgeloof in de godheid van Christus een pro-bleem is geworden, bestond in andere histo-rische en culturele omstandigheden de nei-ging om het concrete en historischekarakter van Jezus’ menszijn te betwijfelenof af te wijzen. Maar voor het geloof van deKerk is het van wezensbelang en noodzake-lijk te zeggen dat het Woord werkelijk“vlees is geworden”, en het menszijn in alleopzichten heeft aangenomen met uitzonde-ring van de zonde (vgl. Heb 4,15). Zo gezienis de menswording werkelijk een kenosis –een ‘zelfontlediging’ – door de Zoon vanGod van de heerlijkheid die Hem toekomtvan alle eeuwigheid (Fil 2,6-8; vgl. 1Pe 3,18).

Van de andere kant is de ontledigingvan Gods Zoon geen doel in zich; ze ten-deert veeleer naar de volle verheerlijkingvan Christus, ook in zijn menszijn: “Daaromook heeft God Hem hoog verheven en Hem

de naam verleend die boven alle namenstaat, opdat in de naam van Jezus iedereknie zich zou buigen, in de hemel, op aardeen onder de aarde, en iedere tong zou belij-den tot eer van God de Vader: de Heer, dat isJezus Christus” (Fil 2,9-11).

23. “Uw gelaat blijf ik zoeken Heer” (Ps27,8). Het oude verlangen van de psalmistkon niet grootser en verrassender wordenvervuld dan door de aanschouwing vanChristus’ gelaat. God heeft ons werkelijk inHem gezegend en “zijn aanschijn over onsdoen lichten” (vgl. Ps 67,2). Tegelijk open-baart Hij, die God en mens is, het waregelaat van de mens, “Hij maakt de mensvoor zichzelf duidelijk”.11

Jezus is “de nieuwe mens” (vgl. Ef 4,24;Kol 3,10) die de verloste mensheid uitnodigttot deelname aan zijn goddelijk leven. Inhet geheim van de menswording wordt degrondslag gelegd voor een antropologie diehaar eigen beperkingen en tegenstrijdig-heden overstijgt en naar God zelf toebe-weegt, ja gericht is op ‘vergoddelijking’,doordat de verloste mens geënt wordt opChristus en toegelaten wordt tot de intimi-teit van het leven met de Drie-ene God. Dekerkvaders hebben grote nadruk gelegd opdit soteriologisch aspect van het mysterievan de menswording: alleen omdat de Zoonvan God werkelijk mens werd, kan de mensin en door Hem werkelijk kind van Godworden.12

Het gelaat van de Zoon

24. Deze godmenselijke identiteit komtkrachtig naar voren uit de evangeliën; zebieden ons een reeks gegevens waardoor wehet ‘grensgebied’ van het mysterie kunnenbetreden, het besef namelijk dat Christusvan zichzelf heeft. Voor de Kerk staat vastdat de evangelisten in hun verslagen, enonder ingeving van omhoog, in de woorden

Kerkelijke documentatie 2001 • 8614

11. Tweede Vati-caans Concilie,pastorale Constitu-tie over de Kerk inde wereld van dezetijd Gaudium etspes, 22.

12. Athanasiusmerkt hierover op:“Met het geschape-ne verbonden zoude mens niet ver-goddelijkt hebbenkunnen worden, alsde Zoon niet waar-lijk God zou zijn”,in: Oratio II contraArianos, 70, in: PG26, 425 B.

Page 13: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

die Jezus sprak correct de waarheid hebbenverstaan over wie Hij was, en over zijn zelf-besef. Wil Lucas ons niet juist dát vertellen,als hij Jezus’ eerste woorden optekent dieHij amper twaalf jaar oud in de tempel inJeruzalem sprak? Toen reeds liet Hij blijkendat Hij besef had van zijn unieke relatie metGod, juist de relatie van een ‘Zoon’. Als zijnmoeder Hem zegt met hoeveel bezorgdheidzij en Jozef Hem hebben gezocht, antwoordtJezus zonder aarzelen: “Waarom hebbenjullie mij gezocht? Wisten jullie niet dat ikbij mijn Vader moest zijn?” (Lc 2,49). Het isdan ook niet verwonderlijk dat Hij als vol-wassen man gezaghebbend de diepte vanzijn eigen mysterie uitspreekt, zoals zowelbij de synoptische evangelies (vgl. Mt 11,27;Lc 10,22) als vooral in het evangelie vanJohannes zonneklaar blijkt. Jezus kent geentwijfels: “de Vader is in Mij en Ik ben in deVader” (Joh 10,38).

Omdat Hij als mens “een wijs en vol-wassen man werd, die steeds meer in degunst kwam bij God en de mensen” (Lc2,52) mag men weliswaar heel terecht stel-len dat het besef dat Jezus had van zijneigen mysterie, zich ten volle ontplooidheeft in zijn verheerlijkte mensheid, maardat zonder enige twijfel Jezus reeds in zijnhistorisch bestaan besefte de Zoon van Godte zijn. Johannes benadrukt dit zozeer dathij zegt dat Jezus vanwege dit besef werduitgestoten en veroordeeld: zij zochten Hemte doden “omdat Hij niet alleen de sabbataantastte, Hij noemde ook nog God zijnVader en stelde zo zichzelf met God gelijk”(Joh 5,18). In Getsemane en op Golgota zaldit besef van Jezus ten uiterste op de proefworden gesteld. Maar zelfs het drama vanzijn lijden en dood zullen zijn vaste zeker-heid de Zoon te zijn van de Vader in dehemel niet aan het wankelen kunnen bren-gen.

Een lijdend gelaat

25. Wanneer wij opzien naar Christus’gelaat komen we te staan voor het meestparadoxale aspect van zijn mysterie zoalsdit in zijn laatste uur, op het kruis, naarvoren komt. Het mysterie in het mysterie,waarvoor wij ons alleen maar in aanbiddingkunnen neerbuigen.

Het tafereel van Jezus’ doodsangstspeelt zich in alle hevigheid voor onze ogenaf. Overweldigd door het lijden dat Hijvoorziet, alleen met de Vader, roept Jezustot Hem met zijn kenmerkende tedere ver-trouwen: “Abba, Vader.” Hij vraagt Hem om,als het mogelijk is, de kelk van het lijdenvan Hem weg te nemen (vgl. Mc 14,36).Maar de Vader schijnt niet te willen luiste-ren naar de noodkreet van de Zoon. Om demens het gelaat van de Vader terug tegeven, moest Jezus niet alleen het gelaatvan de mens aannemen, maar ook zichbeladen met het ‘gelaat’ van de zonde.“Hem die geen zonde heeft gekend, heeftGod voor ons tot zonde gemaakt, opdat wijdoor Hem Gods gerechtigheid zouden wor-den” (2Kor 5,21).

Nooit zullen wij dit mysterie geheelkunnen doorgronden. Heel de bitterheid vande paradox klinkt in Jezus’ schijnbaar wan-hopige kreet van smart op het kruis: “Eloi,Eloi, lama sabachtani?” Dat betekent: “MijnGod, mijn God, waarom hebt U Mij in desteek gelaten?” (Mc 15,34). Kan men zicheen groter foltering, een volkomener duis-ternis voorstellen? In feite komt in hetbeklemmende “waarom” dat Hij met debeginwoorden van psalm tweeëntwintig totde Vader richt heel de werkelijkheid van eenonzegbaar leed tot uitdrukking; maar hetwordt ook doorlicht door de betekenis vanhet gehele gebed waarin de psalmist lijdenen vertrouwen in een ontroerende menge-ling van gevoelens met elkaar verenigt.Immers, de psalmist gaat door en zegt:

87 • 2001 Kerkelijke documentatie 15

Page 14: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

“Onze vaderen vertrouwden op U, ver-trouwden op U, en U hebt hen gered ... Blijfniet ver van mij, want ongeluk nadert, en eris geen mens die mij helpt” (Ps 22,5.12).

26. Jezus’ kreet aan het kruis, dierbare broe-ders en zusters, is niet de angstschreeuwvan een wanhopige, maar het gebed van deZoon die in liefde zijn leven aan de Vaderaanbiedt voor het heil van alle mensen.Juist op het moment dat Hij zich met onzezonden vereenzelvigt, ‘verlaten’ door deVader, ‘geeft Hij zich over’ in de handen vande Vader. Zijn ogen blijven op de Vadergericht. Juist vanwege de ervaring en ken-nis die alleen Hij heeft van de Vader ziet Hijzelfs in dit duistere uur duidelijk de ernstvan de zonden en lijdt daaronder. AlleenHij, die de Vader ziet en ten volle in Hemzijn vreugde vindt, kan volledig begrijpenwat het betekent als door de zonde weer-stand wordt geboden aan de liefde van deVader. Meer dan het ervaren van lichamelij-ke pijn is zijn Lijden een beklemmend lijdenvan de ziel. De theologische traditie heeftzich natuurlijk afgevraagd hoe het mogelijkwas dat Jezus tezelfdertijd zijn diepe een-heid met de Vader kon ervaren die uit zicheen bron is van vreugde en geluk, én eendoodstrijd die leidde tot de kreet van alge-hele verlatenheid. De gelijktijdige aanwe-zigheid van deze twee schijnbaar onver-enigbare aspecten is verworteld in deonpeilbare diepte van de hypostatische ver-eniging.

27. Geconfronteerd met dit groot mysteriekunnen we niet alleen door theologischonderzoek maar ook door de grote erfschatvan de ‘doorleefde theologie’ van de heiligenheel goed geholpen worden. De heiligenbieden ons kostbare aanwijzingen waardoorwij gemakkelijker de intuïtie van het geloofkunnen verstaan, en wel dankzij de specialeverlichting die sommigen van hen van de

heilige Geest hebben ontvangen, of zelfsdoordat zij persoonlijk die vreselijke stadiadoorleefd hebben van de beproeving die inde mystieke traditie wordt omschreven alsde ‘donkere nacht’. Niet zelden hebben heili-gen iets meegemaakt dat lijkt op hetgeenJezus op het kruis ervoer in een paradoxaal‘dooreen’ van geestverrukking en smart. Inde Dialoog van de goddelijke Voorzienigheidtoont God de Vader aan Catharina vanSiena hoe vreugde en lijden in heilige zielenkunnen samengaan: “Zo is de ziel gelukkigen bedroefd: bedroefd vanwege de zondenvan de naaste, gelukkig vanwege de ver-bondenheid en warme liefde die zij in zichheeft ontvangen. Het gaat de zielen als hetonbevlekte Lam, mijn Eengeboren Zoon dieop het kruis gelukkig was en tegelijk smar-ten leed.”13 Op dezelfde wijze doorleefdeTheresia van Lisieux haar doodsangst inverbondenheid met Jezus’ doodsangst, en‘ervoer’ in zichzelf juist die paradox van degelukkige en in doodsnood verkerendeJezus: “In de hof van Olijven werd OnzeHeer gezegend met alle vreugden van deDrie-eenheid, en toch was zijn doodsangstniet minder wreed. Het is een mysterie,maar ik verzeker u dat ik op grond van watik zelf voel, iets daarvan kan begrijpen.”14

Welk een lichtend getuigenis! Bovendiengeven de verslagen van de evangelisten zelfde grondslag voor dit inzicht van de Kerkomtrent Christus’ bewustzijn, wanneer zijvermelden dat Hij zelfs in de afgrond vanzijn lijden om vergiffenis bad voor zijn beu-len (vgl. Lc 23,24) en zijn fundamentelekinderlijke overgave aan de Vader uitsprak:“Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest”(Lc 23,46).

Het gelaat van Hem die verrezen is

28. Zoals op Goede Vrijdag en Paaszaterdagblijft de Kerk langdurig verzonken in debeschouwing van dit bloedende gelaat

Kerkelijke documentatie 2001 • 8816

13. Dialoog van degoddelijke Voorzie-nigheid, 78.

14. Laatstegesprekken. Geelboekje (6 juli 1897),in: Oeuvres complè-tes (Parijs, 1996),1025.

Page 15: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

waarin Gods leven verborgen is en dat heilbrengt aan de wereld. Maar haar beschou-wing van Christus’ gelaat mag niet halthouden bij het beeld van de gekruisigde. Hijis de Verrezene! Als dat niet zo zou zijn, zouonze prediking zonder inhoud zijn en onsgeloof leeg (vgl. 1Kor 15,14). De verrijzeniswas het antwoord van de Vader op Christus’gehoorzaamheid, zoals de brief aan deHebreeën ons leert: “In de dagen van zijnsterfelijk leven heeft Hij onder luid geroepen onder tranen gebeden en gesmeekt totGod, die Hem uit de dood kon redden. Na dedoorstane angst is Hij verhoord. Hoewel HijGods Zoon was, heeft Hij in de school vanhet lijden gehoorzaamheid geleerd; en toenHij tot de voleinding was gekomen, is Hijvoor allen die Hem gehoorzamen, oorzaakgeworden van eeuwige redding” (Heb 5,7-9).

Het is op de verrezen Christus dat deKerk thans haar ogen gericht houdt. Zij doetdit in navolging van Petrus die zijn verloo-chening beweende, en een nieuw beginmaakt door met begrijpelijke huiver zijnliefde te belijden voor Christus: “U weet datik van U houd!” (Joh 21,15-17). Zij doet ditsamen met Paulus die de Heer ontmoette opde weg naar Damascus en als door de blik-sem werd getroffen: “Voor mij is levenChristus en sterven winst” (Fil 1,21).

Tweeduizend jaar na deze gebeurtenis-sen beleeft de Kerk ze opnieuw, alsof zevandaag waren gebeurd. Kijkend naar hetgelaat van Christus, beschouwt de bruidhaar kostbare schat en haar vreugde. ‘DulcisIesus memoria, dans vera cordis gaudia’:Hoe zoet is het te denken aan Jezus, de bronvan de ware vreugde van het hart! Versterktdoor deze ervaring gaat de Kerk thans weerop weg om bij het aanbreken van het derdemillennium Christus aan de wereld te ver-kondigen: Hij “is dezelfde, gisteren, van-daag en tot in eeuwigheid” (Heb 13,8).

III Weer bij Christus beginnen

29. “Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan devoleinding van de wereld” (Mt 28,20). Metdeze zekerheid, dierbare broeders en zusters,heeft de Kerk tweeduizend jaar geleefd; dezezekerheid is in ons hart vernieuwd door deviering van het Jubileum. Aan die zekerheidmoeten we een nieuw elan voor ons levenals christen ontlenen, en er de krachtbronvan maken voor de weg van ons geloof. Inhet besef dat de verrezen Heer onder onsaanwezig is stellen wij ons dezelfde vraagals meteen na zijn Pinkstertoespraak inJeruzalem aan Petrus werd gesteld: “Watmoeten wij doen?” (Hnd 2,37).

Wij stellen die vraag met een vertrouw-vol optimisme, maar zonder de problemente onderschatten waarmee we te makenhebben. We koesteren zeker niet de naïeveverwachting dat wij bij onze confrontatiemet de grote uitdagingen van onze tijd eenof andere toverformule zullen vinden. Neen,we zullen niet door een formule maar dooreen Persoon gered worden, en de zekerheiddie Hij ons biedt is: “Ik ben met jullie!”

Vandaar dat het er niet om gaat eennieuw ‘programma’ uit te denken. Het pro-gramma is er al: het bestaat al van oudsheren is te vinden in het evangelie en in delevende Traditie. Uiteindelijk is de kernervan in Christus zelf gelegen, die gekend,bemind en nagevolgd moet worden zodatwij in Hem het leven van de Drie-ene Godmogen leven, en met Hem de geschiedenisomvormen tot haar voltooiing in het hemel-se Jeruzalem. Dit programma is niet onder-hevig aan de wisselingen van tijden en cul-turen, ook al houdt het rekening met tijd encultuur om tot een oprechte dialoog endoeltreffende communicatie te komen. Ditprogramma van alle tijden is ons program-ma voor het derde millennium.

Maar het moet vertaald worden in pas-torale richtlijnen die passen bij de omstan-

89 • 2001 Kerkelijke documentatie 17

Page 16: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

digheden van iedere gemeenschap. Het Jubi-leum bood ons de uitzonderlijke gelegen-heid om gedurende een aantal jaren eenvoor de gehele Kerk gemeenschappelijkeweg te gaan, een catechetische weg die deDrie-eenheid als thema had en vergezeldging van concrete pastorale initiatieven diehet Jubileum tot een vruchtbaar gebeurenmoesten maken. Ik ben dankbaar voor dewijze waarop in brede kring oprecht gere-ageerd is op hetgeen ik in mijn apostolischeBrief Tertio millennio adveniente voorstelde.Nu echter hebben we niet meer te makenmet een onmiddellijk doel, maar met hetbredere en veeleisender perspectief van nor-male pastorale arbeid. Binnen zijn algemeengeldende en noodzakelijke beperkingenmoet het programma van het evangelie inhet verhaal van iedere plaatselijke Kerk blij-ven wortel schieten, zoals het steeds deed.Alleen in de plaatselijke Kerken kunnen deconcrete elementen van een pastoraal planin detail worden vastgesteld – doel enmethodes, vorming en toerusting van debetrokkenen, het vinden van de noodzake-lijke middelen –, waarmee het mogelijkwordt dat de verkondiging van Christus demensen bereikt, dat gemeenschap gevormdwordt en dat daardoor de evangelischewaarden diepgaand de samenleving en cul-tuur gaan beïnvloeden.

Ik spoor daarom de herders van de par-ticuliere Kerken dringend aan om met dehulp van alle delen van het volk van Godvertrouwvol aan te geven welke stappenmoeten worden gezet op de weg die voorons ligt, en daarbij de keuze van iedere dio-cesane gemeenschap af te stemmen op dievan de Kerken eromheen en van de univer-sele Kerk.

Deze onderlinge afstemming zal onge-twijfeld vergemakkelijkt worden doordattegenwoordig de bisschoppen regelmatig inBisschoppenconferenties en Synodes metelkaar samenwerken. Was dat ook niet de

betekenis van de Bisschoppensynodes perwerelddeel die een voorbereiding waren ophet Jubileum en belangrijke richtlijnen ont-wierpen voor de hedendaagse verkondigingvan het evangelie in zo uiteenlopende situ-aties en culturen? Deze rijke schat aaninzichten mag niet verloren gaan, maarmoet concreet gemaakt worden.

Voor ons ligt dus de taak om de pasto-raal een nieuwe impuls te geven – een taakwaar wij allen bij zijn betrokken. Ter oriën-tering en bemoediging voor iedereen wil ikeen aantal pastorale prioriteiten aangevendie naar mijn mening uit de ervaring vanhet grote Jubileum naar voren zijn geko-men.

Heiligheid

30. Allereerst aarzel ik niet te zeggen datalle pastorale initiatieven in het perspectiefmoeten staan van heiligheid. Was dit niet deuiteindelijke bedoeling van de Jubileumaf-laat, als een speciale genade die door Chris-tus werd aangeboden zodat het leven vaniedere gedoopte gezuiverd en geheel her-nieuwd kon worden?

Van harte hoop ik dat velen van de deel-nemers aan het Jubileum geprofiteerd heb-ben van deze genade, in het volledig besefvan wat deze van hen vroeg. Nu het Jubi-leum achter de rug is gaat het gewone levenweer beginnen, maar we weten dat de pas-toraal meer dan ooit tevoren de taak heeftom heiligheid voor te houden.

Daarom moeten we weer de volle prak-tische betekenis ontdekken van hoofdstuk 5van de dogmatische Constitutie over deKerk Lumen gentium die gaat over “de alge-mene roeping tot heiligheid”. Niet om deleer over de Kerk te versieren met een soortvan spirituele laklaag legden de Concilieva-ders zo een grote nadruk hierop, maar omde roeping tot heiligheid te maken tot eenintrinsiek en wezenlijk aspect van hetgeen

Kerkelijke documentatie 2001 • 9018

Page 17: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

zij over de Kerk leerden. De wederontdek-king van de Kerk als “mysterie”, of als “hetverenigde volk dat deel heeft aan de een-heid van Vader, Zoon en heilige Geest”15

moest noodzakelijkerwijze leiden tot eenherontdekking van de “heiligheid” van deKerk; heiligheid in de fundamentele beteke-nis van toebehorend aan Hem die bij uitstekde Heilige is, de “drievoudig” Heilige (vgl. Js6,3). Belijden dat de Kerk heilig is, betekenthaar gelaat laten zien als bruid van Christusvoor wie Hij zichzelf wegschonk om haar teheiligen (vgl. Ef 5,25-26). Dit is om zo tezeggen de objectieve gave van heiligheiddie aan iedere gedoopte wordt aangeboden.

Maar hetgeen wordt geschonken wordtdan weer tot een opdracht die het hele levenvan de christen gestalte moet geven: “Dit isde wil van God: dat u zich heiligt” (1Tes4,3). Deze plicht geldt niet slechts voor eenbepaald aantal christenen: “Alle christenge-lovigen, tot welke stand of staat zij ookbehoren, zijn geroepen tot de volheid vanhet christelijk leven en de volmaaktheid vande liefde.”16

31. Op het eerste gezicht lijkt het weinigefficiënt deze elementaire waarheid tot fun-dament te maken voor de pastorale plan-ning waarmee we ons bij het begin van hetnieuwe millennium bezig moeten houden.Kan heiligheid ooit wel ‘geprogrammeerd’worden? Wat kan wel de betekenis zijn vanhet woord ‘heiligheid’ als het over een pas-toraal plan gaat?

Wanneer men een pastoraal plan ont-werpt en dit onder het teken van heiligheidstelt, is dat in feite een keuze met grote con-sequenties. Aangezien het doopsel doorinlijving in Christus en inwoning van zijnGeest werkelijk toegang geeft tot de heilig-heid van God, houdt een dergelijke keuze deovertuiging in dat ze niet te rijmen valt meteen door minimalistische moraal en opper-vlakkige godsdienstigheid gekenmerkt mid-

delmatig leven. Wanneer aan de catechume-nen gevraagd wordt “wilt u het doopsel ont-vangen?” betekent dit tegelijk dat hungevraagd wordt “wilt u heilig worden?” Hetbetekent hen confronteren met het radicalekarakter van de Bergrede: “jullie zullen dusonverdeeld goed zijn, zoals jullie hemelseVader onverdeeld goed is” (Mt 5,48).

Zoals het Concilie zelf verklaarde, moetdit ideaal van volmaaktheid niet verkeerdworden verstaan, als zou het een uitzonder-lijk soort leven veronderstellen waartoealleen maar enkele bijzondere ‘heiligheids-helden’ in staat zouden zijn. Er zijn velewegen van heiligheid en ze hangen af vanieders persoonlijke roeping. Ik dank de Heerdat Hij mij in deze jaren in staat heeftgesteld een groot aantal christenen zalig enheilig te verklaren; onder hen vele leken diein de meest alledaagse levensomstandighe-den heilig zijn geworden. Het is nu tijd omopnieuw met kracht aan iedereen deze hogemaatstaf van gewoon christelijk leven voorte houden: heel het leven van de christelijkegemeenschap en de christelijke gezinnenmoet daarheen leiden. Het is echter duide-lijk dat ieder een eigen weg naar heiligheidmoet gaan en dat daarvoor een aangepaste‘heiligheids-pedagogiek’ gevraagd wordt diezich werkelijk weet aan te passen aan watde individuen beweegt. Ze zal de aan allengeboden hulpmiddelen moeten inpassen inde traditionele vormen van hulp aan indivi-duen en groepen, en ook in de meer moder-ne vormen van ondersteuning die gebodenwordt in door de Kerk erkende verenigingenen bewegingen.

Gebed

32. Deze heiligheids-pedagogiek vraagtbovenal een christelijk leven dat zichonderscheidt in de vaardigheid om te bid-den. Het Jubileumjaar was een jaar vanintens persoonlijk en gemeenschappelijk

91 • 2001 Kerkelijke documentatie 19

15. Cyprianus, DeOratione Dominica,23, in: PL 4, 553;vgl. Lumen genti-um, 4.

16. Lumen gen-tium, 40.

Page 18: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

gebed. Maar we weten heel wel dat biddenniet iets vanzelfsprekends is. We moetenleren bidden: als het ware deze vaardigheidsteeds weer opnieuw leren van de goddelij-ke Meester zelf zoals de eerste leerlingen:“Heer, leer ons bidden” (Lc 11,1). In hetgebed ontwikkelt zich dat gesprek waarinChristus ons tot zijn intieme vriendenmaakt: “Laten we met elkaar verbondenblijven, jullie en Ik” (Joh 15,4). Deze weder-kerigheid is de eigenlijke kern, de ziel vanhet christelijk leven, en de voorwaarde vooralle werkelijk pastoraal leven. De heiligeGeest brengt deze wederkerigheid in ons totstand, en door haar wordt ons door Christusen in Christus toegang verleend tot de aan-schouwing van het gelaat van de Vader. Detrinitaire vorm van het christelijk gebedleren kennen en ten volle hiernaar leven,allereerst in de liturgie die bron is en hoog-tepunt van het leven van de Kerk,17 maarook uit persoonlijke ervaring, is het geheimvan werkelijk vitaal christendom, dat geenreden heeft tot angst voor de toekomstomdat het steeds weer terugkeert naar debronnen en daarin nieuw leven vindt.

33. Is het niet een van de ‘tekenen van detijd’ dat in de huidige wereld, ondanks dewijd verspreide secularisatie, er een wijdverspreide vraag is naar spiritualiteit, eenvraag die voor een groot deel tot uitingkomt in een nieuw verlangen naar gebed?Andere godsdiensten, die nu ruim vertegen-woordigd zijn in oude christelijke landen,gaan op dit verlangen in, en doen dat opsoms zeer aansprekende wijze. Maar wij diede genade hebben ontvangen in Christus tegeloven, die de Vader doet kennen en Hei-land is van de wereld, wij hebben de plichtte tonen tot welke diepten de verhoudingmet Christus kan voeren.

De grote mystieke traditie van de Kerkzowel in het Oosten als in het Westen heeftons hieromtrent veel te zeggen. We zien

daarin hoe gebed als een ware liefdesdia-loog tot zo grote hoogte kan opklimmen datde mens geheel van de goddelijke Bemindevervuld geraakt, wordt bewogen door deaanraking van de Geest, als kind Godsgeborgen blijft in het hart van de Vader. Ditis de doorleefde ervaring van Christus’belofte: “wie Mij liefheeft zal ondervindenhoe de Vader hém liefheeft, en ook Ik zalhem liefhebben en Mij aan hem openbaren”(Joh 14,21). Het gaat hier om een tocht diegeheel door genade ondersteund wordt,maar niettemin een intense spirituele inzetvraagt, en die niet verschoond blijft vanpijnlijke zuiveringen (de ‘donkere nacht’).Maar langs verschillende wegen leidt detocht tot de onuitsprekelijke vreugde die demystici ervoeren als een ‘vereniging met debruidegom’. Hoe zouden we, onder vele lich-tende voorbeelden, niet denken aan de leervan Johannes van het Kruis en Teresia vanAvila?

Ja, dierbare broeders en zusters, onzechristelijke gemeenschappen moeten wor-den tot echte ‘scholen van gebed’, waar deontmoeting met Christus niet enkel totuiting komt in het vragen om hulp, maarook in dankzegging, lofprijzing, aanbid-ding, beschouwing, luisterende en vurigegodsvrucht, tot het hart werkelijk in liefde‘ontbrandt’. Intens gebed, inderdaad, maardat ons niet afleidt van onze betrokkenheidbij wat er gebeurt: als wij ons hart openenvoor de liefde van God, gaat het ook openvoor de liefde jegens onze broeders en zus-ters, en wordt het ons mogelijk om hetgebeuren op aarde vorm te geven volgensGods bedoeling.18

34. Van christenen die de genade ontvingenvan een speciale roeping tot het godgewijdleven wordt natuurlijk gevraagd bijzonderte bidden: hun roeping bereidt hen uiteraardmeer voor op beschouwend gebed, en het isvan belang dat zij zich daaraan met grote

Kerkelijke documentatie 2001 • 9220

17. Vgl. TweedeVaticaans Concilie,constitutie over deheilige liturgieSacrosanctum Con-cilium, 10.

18. Vgl. Congrega-tie voor de Geloofs-leer, Enige aspectenvan de christelijkemeditatie. Brief aande bisschoppen vande R.-K. Kerk (Ora-tionis formas) (15oktober 1989).

Page 19: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

zorg wijden. Maar het zou een vergissingzijn te denken dat gewone christenengenoegen zouden kunnen nemen metoppervlakkig gebed dat hun leven niet kanvullen. Met name wanneer de wereld, zoalsdat tegenwoordig vaak gebeurt, hun geloofaan vele beproevingen blootstelt, zouden zeals christen niet alleen middelmatig zijn,maar ook ‘in gevaar’ verkeren. Ze zoudenhet sluipend gevaar lopen hun geloof gelei-delijk ondermijnd te zien worden, en ten-slotte misschien zwichten voor de verlok-kingen van ‘allerlei surrogaat’, door opalternatieve godsdienstige ideeën in te gaanen zich zelfs te lenen voor vreemdsoortigbijgeloof.

Het is daarom van wezenlijk belang datleren bidden in zekere zin een kernpuntwordt van alle pastorale planning. Zelf hebik besloten de komende catechesen opwoensdag te wijden aan gedachten over depsalmen, te beginnen met de psalmen vanhet morgengebed, waarmee het officiëlegebed van de Kerk ons uitnodigt onze dagte heiligen en te laten leiden. Hoe nuttig zouhet zijn als men niet alleen in communau-teiten van religieuzen maar ook inparochies ervoor zou zorgen dat alles door-trokken werd door een sfeer van gebed. Metde vereiste discretie zou men daartoe aan devolkse vroomheid haar eigen plaats moetengeven, en de mensen met name met litur-gisch gebed moeten vertrouwd maken. Mis-schien zou het best denkbaar zijn, meer danwe gewoonlijk veronderstellen, dat de chris-telijke gemeenschap op een doorsnee dag devele vormen van pastoraal en getuigenis inde wereld weet te combineren met de vie-ring van de eucharistie en zelfs met het bid-den van Lauden en Vespers. De ervaring vanveel geëngageerde groepen van christenenwaarvan ook veel leken deel uitmaken, is ereen bewijs van.

De eucharistieviering op zondag

35. Het is daarom duidelijk dat onze meesteaandacht moet uitgaan naar de liturgie, “hethoogtepunt waarnaar de Kerk in al haarhandelen streeft en tevens de bron waaruital haar kracht voortvloeit”.19 In de twintigsteeeuw heeft, met name na het Concilie, dewijze waarop de christelijke gemeenschapde sacramenten, en met name de eucharis-tie, viert een sterke ontwikkeling doorge-maakt. Men moet in deze richting verdergaan en een bijzondere nadruk leggen op dezondagse eucharistieviering en op de zondagzelf, die beleefd wordt als een speciale dagvan het geloof, als de dag van de verrezenHeer en de gave van de heilige Geest, alswekelijkse Paasdag.20 Tweeduizend jaar langwerd het ritme van de christelijke tijdbepaald door de gedachtenis aan die “eerstedag van de week” (Mc 16,2.9; Lc 24,1; Joh20,1), toen de verrezen Christus aan deapostelen de gave schonk van vrede en hei-lige Geest (vgl. Joh 29,19-23). De waarheidvan Christus’ verrijzenis is het oergegevenwaarop het christelijk geloof berust (vgl.1Kor 15,14), een gebeuren dat in het myste-rie van de tijd centraal staat en een vooraf-beelding is van de laatste dag waarop Chris-tus wederkomt in heerlijkheid. Wij wetenniet wat ons in het nieuwe millennium tewachten staat, maar wij weten dat hetgeborgen is in de handen van Christus,“Koning der koningen en Heer der heren”(Apk 19,16); en juist door zijn Pasen nietslechts eenmaal per jaar maar iedere zondagte vieren, zal de Kerk “aan iedere generatielaten zien wat de spil van de geschiedenisis, waaraan het mysterie van de oorsprongen dat van de uiteindelijke bestemming vande wereld verbonden zijn”.21

36. In vervolg op Dies Domini wil ik daar-om benadrukken dat de deelname aan deeucharistieviering voor iedere gedoopte

93 • 2001 Kerkelijke documentatie 21

19. SacrosanctumConcilium, 10.

20. Vgl. JohannesPaulus II, apostoli-sche Brief over deheiliging van dezondag Dies Domi-ni (31 mei 1998),19.

21. A.w., 2.

Page 20: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

werkelijk het hart van de zondag is. Het iseen fundamentele plicht, die men niet alleenmaar moet vervullen om aan een voor-schrift te voldoen, maar omdat dit voor eenwerkelijk bewust en consequent christelijkleven een levensbehoefte is. Wij beginnenthans aan een millennium waarin men reedsde tekenen ziet van een ingrijpende door-eenmenging van culturen en godsdiensten,zelfs in landen die eeuwenlang christelijkwaren. In veel gebieden zijn of worden dechristenen een “kleine kudde” (Lc 12,32).Daardoor staan ze voor de uitdaging om opvaak eenzame posten en in moeilijkeomstandigheden des te krachtiger te getui-gen van hetgeen voor hen bijzonder ken-merkend is. Een van die elementen is deplicht om iedere zondag deel te nemen aande eucharistieviering. De zondagse eucha-ristieviering die iedere week de christenenals Gods gezin verzamelt rond de tafel vanhet Woord en het Brood des levens, is ookhet meest natuurlijk tegengif tegen ver-vreemding van elkaar. Het is de plaats bijuitstek waar onderlinge eenheid steedsopnieuw verkondigd en gevoed wordt. Juistdoor de gezamenlijke viering van de eucha-ristie wordt de dag des Heren ook tot de dagvan de Kerk22 die aldus doeltreffend haar rolals sacrament van de eenheid kan vervullen.

Het sacrament van de verzoening

37. Ik vraag ook om in het dagelijkse onder-richt van de christelijke gemeenschap metnieuwe pastorale moed overtuigd en effec-tief de praktijk aan te bevelen van hetsacrament van de verzoening. U zult zichherinneren dat ik in 1984 dit onderwerp hebbesproken in de postsynodale apostolischeExhortatie Reconciliatio et paenitentia,waarin de resultaten werden samengevatvan de aan deze kwestie gewijde Vergade-ring van de Bisschoppensynode. Ik vroegtoen al het mogelijke te doen om het hoofd

te bieden aan de crisis in het ‘zondebesef’zoals deze in de huidige cultuur zichtbaaris.23 Maar met nog meer nadruk vroeg ik datmen Christus weer zou ontdekken als mys-terium pietatis, als degene in wie God onszijn meelevend hart toont en ons volledigmet Hem verzoent. Juist dit gelaat vanChristus moet weer worden ontdekt door hetsacrament van de boete dat “voor de chris-ten de gewone weg is om vergeving enkwijtschelding te verkrijgen van de ernstigezonden die hij na het doopsel heeft bedre-ven”.24 Toen de synode het vraagstukbesprak, was de crisis van het sacrament,met name in sommige delen van de wereld,voor iedereen overduidelijk. De oorzakenvan die crisis zijn in de sindsdien verlopentijdspanne niet verdwenen. Maar het Jubi-leumjaar, waarin bijzonder opvallend washoe mensen terugkeerden tot het sacramentvan de boete, heeft een bemoedigendeboodschap afgegeven waaraan men nietvoorbij mag gaan: velen, waaronder veeljonge mensen, hebben met vrucht dit sacra-ment ontvangen, en daarom moeten de pas-tores waarschijnlijk met meer vertrouwen,fantasie en volharding erover spreken enhet bij de mensen aanbevelen. Dierbarebroeders in het priesterschap wij mogen nietberusten in voorbijgaande crises! De gavenvan de Heer – en daaronder behoren desacramenten tot de meest kostbare – komenvan Hem die het mensenhart kent en Heer isvan de geschiedenis.

De voorrang van de genade

38. In de planning die voor ons staat zettenwij ons met groter vertrouwen in voor eenpastoraal waarin persoonlijk en gemeen-schappelijk gebed de toekomende plaatskrijgen; daarbij moeten we eraan denkendat in de christelijke visie de voorrang vande genade een wezenlijk beginsel is. Bijiedere spirituele weg, bij alle pastorale

Kerkelijke documentatie 2001 • 9422

22. Vgl. a.w., 35.

23. Vgl. JohannesPaulus II, postsyno-dale apostolischeExhortatie Reconci-liatio et paenitentia(2 december 1984),18.

24. A.w., 31.

Page 21: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

arbeid, dreigt steeds de bekoring te denkendat de resultaten afhankelijk zijn van onstalent om te handelen en plannen te ont-werpen. Natuurlijk vraagt God dat wij wer-kelijk meewerken met zijn genade, ennodigt ons daarom uit alle vermogens vanverstand en energie in te zetten om de zaakvan het Koninkrijk te dienen. Maar wee ons,als we vergeten dat “zonder Christus wij totniets in staat zijn” (vgl. Joh 15,5).

Gebed doet ons vanuit die waarheidleven en herinnert ons voortdurend aan hetprimaat van Christus en, daarmee verbon-den, aan het primaat van inwendig en heiligleven. Is het verwonderlijk dat bij verwaar-lozing van dit beginsel pastorale program-ma’s op niets uitlopen en wij er een ont-moedigend gevoel van frustratie aanoverhouden? We delen dan in de ervaringvan de leerlingen in het evangelieverhaalover de wonderbare visvangst: “de helenacht hebben we ons al afgetobd zonderiets te vangen” (Lc 5,5). Dit is het momentvan geloof, van gebed, van spreken metGod, om het hart te openen voor de vloedvan genade en om het woord van Christusmet alle kracht in ons te laten doordringen:Duc in altum! Het was Petrus die bij diegelegenheid het woord sprak van geloof:“als U het zegt zal ik de netten uitwerpen”(t.a.p.). Sta aan de opvolger van Petrus toedat hij bij het begin van het nieuwe millen-nium heel de Kerk tot deze akte van geloofoproept, die vorm krijgt in een hernieuwdetoeleg op gebed.

Luisteren naar het woord

39. Het lijdt geen twijfel dat het primaatvan heiligheid en gebed ondenkbaar is alsmen niet opnieuw gaat luisteren naar hetwoord van God. Het Concilie heeft metnadruk gewezen op de uiterst belangrijkerol van het woord Gods in het leven van deKerk; zeer zeker zijn er sindsdien belangrij-

ke vorderingen gemaakt bij het ijverig lui-steren naar en aandachtig lezen van de hei-lige Schrift. In het openbaar gebed van deKerk bekleedt de Schrift de haar toekomen-de ereplaats. Individuele gelovigen engemeenschappen maken tegenwoordig veelgebruik van de bijbel, en onder de lekenwijden velen zich aan de Schrift met dekostbare hulp van studies op het gebied vantheologie en bijbel. Maar vooral voor hetwerk van evangelisatie en catechese gaatjuist van de aandacht voor Gods woord eennieuwe impuls uit. Dierbare broeders enzusters, deze ontwikkeling moet versterkt enverdiept worden, mede door ervoor te zor-gen dat elk gezin in het bezit is van een bij-bel. In het bijzonder moet het luisteren naarGods woord een vitale ontmoeting wordenin de oude en nog steeds van kracht zijndetraditie van de lectio divina, waardoor menin de bijbeltekst het levend woord kan vin-den dat ons vragen stelt en richting wijst,en dat vorm geeft aan ons leven.

Verkondiging van het woord

40. Ons voeden met het woord om ‘bediena-ren van het woord’ te zijn bij onze evangeli-satie-arbeid: voorwaar is dat een eerste eisvoor de Kerk bij het begin van het nieuwemillennium. Ook in landen waar in langvervlogen tijden het evangelie verkondigdwerd bestaat er geen ‘christelijke samenle-ving’ meer waarvoor de waarden van hetevangelie expliciet als norm dienden,ondanks alle zwakheden die het menselijkleven altijd hebben gekenmerkt. Gezien de‘globalisering’ en de nieuwe ondoorzichte-lijke verstrengeling van volkeren en cultu-ren moeten wij in onze tijd een situatieonder ogen durven zien die steeds geva-rieerder en veeleisender aan het worden is.In de loop der jaren heb ik vaak opgeroepentot de nieuwe evangelisatie. Dat doe ik thansweer; daarbij wil ik met name benadrukken

95 • 2001 Kerkelijke documentatie 23

Page 22: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

dat we het elan uit het begin weer moetenterugwinnen, en dat wij vervuld moetenworden van de vurigheid waarmee de apos-telen na Pinksteren het evangelie verkon-digden. In ons moet weer de brandendeovertuiging oplaaien van Paulus die uitriep:“wee mij als ik het evangelie niet verkon-digde” (1Kor 9,16).

Deze hartstochtelijke bewogenheid zalzeker in de Kerk een nieuwe missie-ijverdoen ontwaken, die zich niet mag beperkentot een groep ‘specialisten’, maar waarvooralle leden van het volk van God zich ver-antwoordelijk moeten weten. Als iemandwerkelijk in contact komt met Christus kanhij of zij dit niet voor zich houden, maarmoet het verkondigen. Er wordt een nieuwapostolisch elan gevraagd dat beleefd wordtals de dagelijkse inzet van christelijkegemeenschappen en groepen. Dit moet ech-ter gebeuren met het respect dat we ver-schuldigd zijn aan de verschillende wegendie mensen gaan en met aandacht voor deverscheidenheid aan culturen waar de chris-telijke boodschap moet worden gebracht,zodat de eigen waarden van ieder volk nietontkend, maar gezuiverd en tot volheidgebracht worden.

In het derde millennium zal het chris-tendom steeds grondiger moeten ingaan opdeze noodzakelijke inculturatie. Volkomentrouw blijvend aan zichzelf en onwankel-baar vasthoudend aan de verkondiging vanhet evangelie en de traditie van de Kerk, zalhet christendom ook de verschillende facet-ten weerspiegelen van de culturen en volke-ren waar het aanvaard wordt en wortelschiet. Tijdens dit Jubileumjaar hebben wijbijzonder genoten van de schoonheid vanhet veelvormig gelaat van de Kerk. Dit ismisschien niet meer dan een begin, eengrove schets van de toekomst die de Geestvan God ons bereidt.

Met vertrouwen moet Christus aan allemensen worden voorgehouden. We zullen

ons richten tot volwassenen, gezinnen,jonge mensen, kinderen, en daarbij de meestradicale eisen van de evangelieboodschapniet verheimelijken; maar we zullen reke-ning houden met ieders persoonlijk aanvoe-len en spreken, naar het voorbeeld van Pau-lus die verklaarde: “Ik ben alles wat je maarwilt om in elk geval een paar mensen teredden” (1Kor 9,22). Bij het doen van dezeaanbevelingen denk ik met name aan depastorale zorg voor jonge mensen. Zoals ikhierboven al zei, is tijdens het Jubileum deedelmoedige beschikbaarheid juist van dejonge mensen gebleken. We moeten diehartverwarmende reactie leren verstaandoor in dat enthousiasme te investeren alsin een nieuw talent (vgl. Mt 25,15) dat deHeer ons heeft toevertrouwd, zodat het rijkevruchten kan dragen.

41. Moge het lichtend voorbeeld van de velegeloofsgetuigen waaraan we tijdens hetJubileum hebben herinnerd, ons ondersteu-nen en leiden bij deze vertrouwvolle, onder-nemende en creatieve missie-ijver. De mar-telaren zijn voor de Kerk steeds het zaadvan leven geweest. Sanguis martyrumsemen christianorum:25 dit bekende doorTertullianus geformuleerde adagium is tij-dens alle beproevingen in de geschiedeniswaar gebleken. Zal het dat ook niet zijn inhet begin van de eeuw en het millenniumdie nu beginnen? Misschien zijn we te zeergewend om aan martelaren te denken alsaan ver van ons afstaande figuren, eensoort mensen uit het verleden die voorna-melijk thuis horen in de eerste eeuwen vande christelijke tijdrekening. De gedachtenis-viering tijdens het Jubileum heeft ons ver-rassende perspectieven geboden en onsgetoond dat onze eigen tijd bijzonder rijk isaan getuigen die op verschillende wijzenhet evangelie wisten te beleven temiddenvan vijandschap en vervolging, vaak doorhet geven van het hoogste getuigenis, dat

Kerkelijke documentatie 2001 • 9624

25. Tertullianus,Apologeticum, 50,13, in: PL 1, 534.

Page 23: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

van hun bloed. In hen is het woord van Godin vruchtbare aarde gevallen en heeft hethonderdvoudige vrucht opgebracht (vgl. Mt13,8.23). Door hun voorbeeld hebben zij onsde weg naar de toekomst getoond en, bijwijze van spreken, geëffend. Het enige watons nog staat te doen is in hun voetstappentreden.

IV Getuigen van de liefde

42. “Daaraan zal iedereen kunnen zien datjullie leerlingen van Mij zijn: als jullieonder elkaar de liefde bewaren” (Joh 13,35).Als we werkelijk het gelaat van Christushebben beschouwd, dierbare broeders enzusters, kan het niet anders of onze pastora-le programma’s zullen geïnspireerd wordendoor het “nieuwe gebod” dat Hij ons gaf:“Met de liefde die Ik jullie heb toegedragen,moeten jullie ook elkaar liefhebben” (Joh13,34).

Het andere grote gebied waarvoor eenvastberaden inzet en programmeringgevraagd worden ten behoeve van de uni-versele Kerk en de particuliere Kerken is hetgebied van de communio (koinonia) dat deessentie zelf belichaamt en openbaart vanhet mysterie van de Kerk. Communio is devrucht en het zichtbaar worden van de lief-de die uit het hart van de eeuwige Vaderontspringt, en over ons wordt uitgestortdoor de Geest die Jezus ons schenkt (vgl.Rom 5,5) om ons allen “één van hart enziel” te maken (Hnd 4,32). Door deze lief-deseenheid tot stand te brengen openbaartde Kerk zich als “sacrament”, als “het tekenen het instrument van de innige verenigingmet God en van de eenheid van heel hetmenselijk geslacht”.26

De woorden van de Heer hierover zijnvoor ons te duidelijk om hun betekenis teonderschatten. Veel dingen zijn noodzake-lijk voor de trektocht van de Kerk door de

geschiedenis, zeer zeker ook in de komendeeeuw; maar zonder de liefde (agape) dientalles nergens toe. Opnieuw herinnert deapostel Paulus in de hymne aan de liefdeeraan: ook al spreken we de taal van men-sen en engelen en hebben we een geloof dat“bergen zou kunnen verzetten”, “zonderliefde ben ik niets” (vgl. 1Kor 13,2). Liefde iswerkelijk het ‘hart’ van de kerk, hetgeenTheresia van Lisieux zo goed begreep; juistomdat zij een deskundige was in de scientiaamoris, heb ik haar Kerklerares gemaakt: “Ikbegreep dat de Kerk een Hart had en dat ditHart brandde van liefde. Ik begreep datalleen Liefde de leden van de Kerk tot han-delen bracht ... Ik begreep dat Liefde alleroepingen in zich sloot, dat Liefde alleswas.”27

Een spiritualiteit van communio

43. Willen wij trouw zijn aan Gods plan eningaan op de diepste verlangens van dewereld, dan is de grote uitdaging waarvoorwij in het voor ons liggende millenniumstaan, de Kerk te maken tot huis en leer-school van de communio. Maar wat betekentdit praktisch? Ook hier zou wellicht onzeeerste gedachte zijn wat voor actie wij zou-den dienen te ondernemen, maar het zouniet goed zijn om aan een dergelijke opwel-ling gehoor te geven. Alvorens praktischeplannen te maken, dienen we een commu-nio-spiritualiteit te bevorderen en deze temaken tot het leidend beginsel voor de vor-ming, overal waar mens en christen wordtgeschoold, waar bedienaren van het altaar,godgewijden en pastorale werkers wordenopgeleid, waar gezinnen en gemeenschap-pen worden opgebouwd. Een communio-spiritualiteit betekent in de eerste plaats deblik van het hart richten op het in onswonende mysterie van de Drie-eenheid; wemoeten ook de afglans hiervan kunnen zienop het gelaat van onze broeders en zusters

97 • 2001 Kerkelijke documentatie 25

26. Lumen gen-tium, 1.

27. Manuscript B,3vo, in: OpereComplete (Città delVaticano 1997),223.

Page 24: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

om ons heen. Een communio-spiritualiteitbetekent ook dat we in staat zijn onze broe-ders en zusters in het geloof binnen de diepeeenheid van het Mystieke Lichaam te zienals ‘mensen die deel van mij uitmaken’.Daardoor kunnen wij hun vreugde en ver-driet delen, hun verlangens aanvoelen, inhun noden voorzien, hun een diepe enoprechte vriendschap bieden. Een commu-nio-spiritualiteit houdt ook in dat we hetpositieve in anderen weten te zien en het alseen gave Gods weten te aanvaarden en tewaarderen, niet alleen als een gave voor dedirect erbij betrokken broeder of zuster,maar ook als ‘een gave voor mij’. Tenslotte,een communio-spiritualiteit betekent dat we‘ruimte’ weten te maken voor onze broedersen zusters, “elkaars lasten helpen dragen”(Gal 6,2), en weerstand bieden aan de beko-ringen van zelfzucht die ons voortdurendbelagen en die leiden tot rivaliteit, carrière-jacht, achterdocht en jaloezie. Maken weons geen illusies: tenzij we dit geestelijk padvolgen, zullen uitwendige structuren voorde communio weinig zin hebben. Ze zoudenzielloze werktuigen worden, eerder de com-munio ‘verhullend’ dan dat ze tekenen zou-den zijn van communio en haar zoudenbevorderen.

44. Derhalve zullen we in de nieuwe eeuwmeer dan ooit bijzondere aandacht moetenbesteden aan verdere ontwikkeling vanplaatsen en structuren die, volgens de groterichtlijnen van het Tweede Vaticaans Conci-lie, dienen om de communio te ondersteu-nen en te waarborgen. Denken we op deeerste plaats aan zulke specifieke dienstenvoor de communio als het Petrusambt en dedaarmee nauw verbonden bisschoppelijkecollegialiteit. Het fundament en bestaan vandeze werkelijkheden berusten op Christus’eigen plan voor de Kerk,28 maar moeten juistdaarom voortdurend kritisch gevolgd wor-den, opdat gegarandeerd blijft dat ze zich

door het evangelie werkelijk blijvend lateninspireren.

Sinds het Tweede Vaticaans Concilie iser veel gedaan aan de hervorming van deRomeinse Curie, de organisatie van Synodesen het functioneren van de Bisschoppen-conferenties. Maar er blijft ongetwijfeld nogveel meer te doen, wil men de mogelijkhe-den van deze communio-instrumenten vol-ledig benutten. Ze zijn immers in deze tijdbijzonder geschikt om zo nodig vlug endoeltreffend te kunnen reageren bij onder-werpen waarmee de Kerk in deze snel ver-anderende tijden geconfronteerd wordt.

45. De terreinen van de communio moeteniedere dag meer ontgonnen en uitgebreidworden, en wel op ieder niveau van destructuren binnen de Kerk. Daar moeten debetrekkingen tussen bisschoppen, priestersen diakens, tussen pastores en het gehelevolk van God, tussen geestelijkheid en reli-gieuzen, tussen genootschappen en kerkelij-ke bewegingen duidelijk in het teken staanvan communio. Daartoe moet van de in hetKerkelijk Wetboek voorziene inspraakorga-nen zoals priesterraad en pastorale raadsteeds beter gebruik gemaakt worden. Bijdeze raden gelden niet de regels van de par-lementaire democratie, omdat ze meer eenraadgevend dan een beslissend karakterhebben29; toch zijn ze daarom niet minderbelangrijk. De theologie en spiritualiteit vande communio bevorderen een vruchtbaredialoog tussen pastores en gelovigen: ener-zijds houden ze hen a priori op alle wezen-lijke punten verenigd, anderzijds brengen zehen tot een weloverwogen overeenstem-ming in zaken waarover valt te discussiëren.

Daartoe moeten we ons houden aan deoude pastorale wijsheid, die de pastores,zonder iets af te doen aan hun gezag, aan-spoorde meer te luisteren naar het gehelevolk van God. Heel tekenend is de raad dieBenedictus gaf aan de abt van een klooster

Kerkelijke documentatie 2001 • 9826

28. Vgl. Lumengentium, III.

29. Vgl. Congrega-tie voor de Clerus,Pauselijke Raadvoor de Leken e.a.,Instructie overenige vragenbetreffende demedewerking vanlekengelovigen aanhet dienstwerk vande priesters (15augustus 1997),met name artikel 5:De samenwerkings-organen in de par-ticuliere Kerk.

Page 25: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

om zelfs de jongste leden van de commu-nauteit te raadplegen: “Vaak geeft de Heeraan een jonger iemand in wat het beste is.”30

En Paulinus van Nola zegt met nadruk:“laten we aan de lippen hangen van allegelovigen, want in ieder van hen ademt deGeest van God.”31

De wijsheid van het recht is, door hetopstellen van nauwkeurige regels voor deinspraak, een bewijs voor de hiërarchischestructuur van de Kerk, en voorkomt allebekoringen van willekeur en ongerecht-vaardigde aanspraken; anderzijds geeft despiritualiteit van de communio aan hetinstitutioneel geheel een ziel doordat zeopwekt tot een vertrouwen en openheid diegeheel passen bij de waardigheid en verant-woordelijkheid van ieder lid van het volkvan God.

De verscheidenheid aan roepingen

46. Een dergelijke visie op de communio isnauw verbonden met het vermogen van dechristelijke gemeenschap om ruimte tescheppen voor alle Geestesgaven. De een-heid van de Kerk is geen eenvormigheid,maar een harmonisch samengaan vangewettigde verscheidenheden. Het is dewerkelijkheid van de vele ledematen die toteen enkel lichaam verenigd zijn, het eneLichaam van Christus (vgl. 1Kor 12,12).Daarom zal de Kerk van het derde millen-nium alle gedoopten en hen die het vormselontvingen, moeten aansporen om zichbewust te zijn van hun daadwerkelijke ver-antwoordelijkheid in het leven van de Kerk.Tezamen met het gewijde ambt kunnenandere, officieel ingestelde of enkel erkende,ambtsvormen vruchtbaar werk verrichtenvoor het welzijn van de gehele gemeen-schap en haar tot steun zijn in haar velerleibehoeften: van catechese tot liturgie, vanopvoeding en onderwijs tot charitatief werkin de meest ruime zin.

Natuurlijk moet men – vooral door vurig totde Heer van de oogst te bidden (vgl. Mt9,38) – zich edelmoedig inzetten voor hetbevorderen van roepingen tot het priester-schap en het godgewijde leven. Dit is eenzeer belangrijke kwestie voor het leven vande Kerk waar ter wereld ook. In sommigevan oudsher christelijke landen is de situatiewerkelijk dramatisch geworden, hetgeen tewijten is aan de veranderde sociale omstan-digheden en de tanende religieuze belang-stelling tengevolge van luxe-mentaliteit ensecularisatie. Er moet dringend een uitge-breid plan ter bevordering van roepingenworden opgesteld dat gebaseerd is op per-soonlijk contact, en dat parochies, onder-wijsinstellingen en gezinnen betrekt bij hetstreven naar zorgvuldiger overdenking vandatgene waarom het in het leven ten diepstegaat. Deze diepste waarden komen tot volleontplooiing in het antwoord dat van eenie-der op Gods roepstem gevraagd wordt, metname als deze roepstem met zich meebrengtdat men zichzelf en al zijn krachten weg-schenkt omwille van het Koninkrijk.

In het verlengde hiervan zien we debetekenis van alle andere roepingen die hunoorsprong vinden in het nieuwe, bij hetdoopsel ontvangen, leven. Met name zalmen meer en meer de specifieke roeping vande leek dienen te ontdekken, die geroepenzijn “het rijk van God te zoeken juist doorde tijdelijke aangelegenheden te behartigenen volgens de wil van God te regelen”,32 enook “een eigen taak vervullen in de zendingvan het gehele volk van God in de Kerk enin de wereld ... wanneer zij zich wijden aanevangelisatie en heiliging van de mensen”.33

In dezelfde lijn is een ander belangrijkfacet van de communio het bevorderen vanassociaties in verschillende vorm, de meertraditionele even goed als de nieuwere ker-kelijke bewegingen, waaraan de Kerk eenvitaliteit ontleent die een gave is van Goden een ware ‘lente van de Geest’. Natuurlijk

99 • 2001 Kerkelijke documentatie 27

30. Regula, III, 3:“Ideo autem omnesad consilium vocaridiximus, quia saepeiuniori Dominusrevelat quod meliusest.”

31. “De omniumfidelium ore pende-amus, quia inomnem fidelemSpiritus Dei spi-rat”, in: Epistola23, 36 aan Sulpici-us Severus, in: CSEL29, 193.

32. Lumen gen-tium, 31.

33. Tweede Vati-caans Concilie,Decreet over hetlekenapostolaatApostolicam actuo-sitatem, 2.

Page 26: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

moeten genootschappen en bewegingenhun werk binnen de universele Kerk en departiculiere Kerken in volledige harmonieverrichten, gehoorzamend aan de gezag-hebbende aanwijzingen van de Herders.Maar de ernstige en uitdrukkelijke waar-schuwing van de apostel geldt voor allen:“Blus de Geest niet uit, kleineer de profeti-sche gaven niet, keur alles, behoud hetgoede” (1Tes 5,19-21).

47. In een tijd als de tegenwoordige moetook bijzondere aandacht worden besteedaan de pastorale zorg voor het gezin, metname omdat dit fundamenteel instituut eenwijd verspreide en diep ingrijpende crisisdoormaakt. In de christelijke visie op hethuwelijk maakt de relatie tussen man envrouw – een wederzijdse, unieke en onver-brekelijke band – deel uit van Gods oor-spronkelijk plan, dat in de loop van degeschiedenis verduisterd is geraakt dooronze “verstoktheid van hart”, maar datChristus weer in zijn oorspronkelijke glansis komen herstellen door Gods wil “vanafhet begin” (Mt 19,8) te openbaren. Tot dewaardigheid van sacrament verheven, is hethuwelijk de uitdrukking van het “grotemysterie” van Christus’ liefde voor zijnbruid de Kerk (vgl. Ef 5,32).

Op dit punt kan de Kerk niet zwichtenvoor een bepaalde cultuur, ook niet als dezewijdverspreid is en zelfs een militant karak-ter heeft. Door een steeds betere vorming inde geest van het evangelie moet men er juistvoor zorgen dat de christelijke gezinnenovertuigend de mogelijkheid aantonen eenhuwelijk te beleven dat volledig beant-woordt aan Gods plan en aan de warebehoeften van de menselijke persoon – depersoon van de echtelieden en die van dekinderen, die immers veel kwetsbaarderzijn. De gezinnen zelf moeten zich in toene-mende mate bewust worden van de zorgwaar kinderen recht op hebben, en in de

Kerk en de samenleving een actieve rol spe-len bij het opkomen voor hun rechten.

Oecumenische betrokkenheid

48. Wat te zeggen over de dringendeopdracht, de communio te bevorderen ophet gevoelige gebied van de oecumene?Helaas nemen we bij het begin van hetnieuwe millennium de droeve erfenis vanhet verleden met ons mee. Tijdens het Jubi-leum zijn er wel enkele werkelijk ontroeren-de en profetische tekenen geweest, maar ermoet nog een lange weg worden gegaan.

Wanneer wij onze blik op Christus rich-ten, doet het grote Jubileum ons levendigerbeseffen dat de Kerk mysterie van eenheidis. Wat wij in het Credo belijden: “ik geloofin de éne Kerk” berust uiteindelijk op Chris-tus in wie de Kerk onverdeeld is (vgl. 1Kor1,11-13). In de eenheid die een gave is vande Geest, is de Kerk als zijn Lichaam ondeel-baar. Het feit dat er verdeeldheid is onder dekinderen van de Kerk is in historisch per-spectief het gevolg van menselijke zwakheidin de wijze waarop wij reageren op de gavedie zonder ophouden van Christus, hetHoofd van zijn mystiek Lichaam, naar onstoekomt. Jezus heeft in de Bovenzaal gebe-den: “dat ze allen één mogen zijn. Zoals U,Vader, in Mij bent en Ik in U, zo moeten zijin Ons zijn” (Joh 17,21). Dit is tegelijk open-baring en smeekgebed. Het openbaart ons deeenheid van Christus met de Vader als deoerbron van de eenheid der Kerk en als degave die zij in Hem steeds zal ontvangen totaan haar mysterievolle voltooiing aan heteinde der tijden. Ondanks de menselijkebeperkingen van haar leden wordt dezeeenheid concreet belichaamd in de katholie-ke Kerk, en is zij in uiteenlopende matewerkzaam in alle elementen van heiligheiden waarheid die zich bevinden binnenandere kerken en kerkelijke gemeenschap-pen. Door deze elementen die de eigen

Kerkelijke documentatie 2001 • 10028

Page 27: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

gaven van de Kerk van Jezus Christus zijn,worden zij naar de volle eenheid gestuwd.34

Het gebed van Christus herinnert onseraan dat wij deze gave moeten aanvaardenen steeds verder ontwikkelen. Het smekend‘ut unum sint’ is tegelijk dwingende verma-ning, steunende kracht, en heilzame beris-ping voor onze lauwheid en benauwdheidvan hart. Niet op eigen kracht maar op hetgebed van Jezus baseren wij onze hoop datwij in de loop van de geschiedenis zullenkunnen komen tot volle en zichtbare com-munio met alle christenen.

In het perspectief van onze nieuwe pel-grimstocht, die na het Jubileum begint, zieik met groot vertrouwen naar de OosterseKerken, en bid ik dat die uitwisseling vangaven, die voor de Kerk van het eerste mil-lennium zo verrijkend was, weer volledigmag terugkeren. Moge de herinnering aande tijd toen de Kerk nog met ‘beide longen’ademde, voor de christenen van Oost enWest een aansporing zijn om, met eerbiedi-ging van de legitieme verscheidenheid,samen in eenheid van geloof op te trekkenen elkaar te aanvaarden en ondersteunenals leden van het ene Lichaam van Christus.

Met een soortgelijke toeleg dient deoecumenische dialoog bevorderd te wordenmet onze broeders en zusters die behorentot de Anglicaanse Gemeenschap en tot dekerkelijke gemeenschappen van de Reforma-tie. Met Gods hulp zullen het theologischgesprek over wezenlijke punten van geloofen christelijke zedenleer, samenwerking ophet gebied van de caritas, en bovenal degrote oecumene van heiligheid zeker vruchtdragen. Ondertussen zetten wij met vertrou-wen onze tocht voort, verlangend uitziendnaar het moment dat wij samen met allevolgelingen van Christus, geen enkele uit-gezonderd, eenstemmig en van harte kun-nen zingen: “Wat is het toch goed, wat ishet heerlijk, om als broeders en zusters een-drachtig samen te wonen” (Ps 133,1).

Alles inzetten op liefde

49. Te beginnen bij de binnenkerkelijkecommunio staat menslievendheid uit haarwezen open voor universeel dienstbetoonen brengt ons ertoe ons in te zetten voor eenactieve en concrete liefde voor iedere mens.Ook dit aspect moet duidelijk het leven vaneen christen, alle doen en laten van de Kerk,en haar pastorale planning kenmerken. Voorde eeuw en het millennium die nu aanvan-gen, moet duidelijk zichtbaar worden – ennog duidelijker dan tot dusverre naar tehopen is – tot welke graad van toewijdingde christelijke gemeenschap in haar liefdevoor de allerarmsten in staat is. Wanneer wewerkelijk een nieuw begin gemaakt hebben,uitgaande van de beschouwing van Chris-tus, moeten wij met name Hem leren zien inhet gelaat van hen met wie Hij vereenzel-vigd wilde worden: “Ik had honger en julliehebben Me te eten gegeven, Ik had dorst enjullie hebben Me te drinken gegeven, Ik wasvreemdeling en jullie hebben Me opgeno-men. Ik was naakt en jullie hebben Megekleed, Ik was ziek en jullie hebben naarMe omgezien, Ik zat in de gevangenis enjullie kwamen naar Me toe” (Mt 25,35-37).Deze tekst uit het evangelie is niet enkel eenoproep tot naastenliefde: het is ook een stukchristologie, die een lichtstraal werpt op hetmysterie van Christus. Voor de Kerk is dezetekst, evenzeer als de juiste leer, de toets-steen om te beoordelen of zij de trouwebruid is van Christus.

We moeten zeer zeker bedenken dat nie-mand van onze liefde mag worden buiten-gesloten, aangezien “Hij als Zoon van Godzich door zijn menswording in zekere zinmet iedere mens heeft verenigd”.35 Toch wij-zen de ondubbelzinnige woorden van hetevangelie ons erop dat Christus op specialewijze in de armen aanwezig is; de liefde vande Kerk moet derhalve allereerst naar henuitgaan. Deze voorkeursliefde getuigt van

101 • 2001 Kerkelijke documentatie 29

34. Vgl. Lumengentium, 8.

35. Gaudium etspes, 22.

Page 28: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

de aard van Gods liefde, van zijn voorzie-nigheid en van zijn barmhartigheid. Inzekere zin is de geschiedenis nog vol van dezaden van Gods Koninkrijk die Jezus tijdenszijn leven op aarde uitzaaide, telkens als Hijmensen tegemoet kwam die met hun geeste-lijke of materiële noden bij Hem kwamen.

50. Er zijn tegenwoordig zoveel noden dievan de christenen om een meevoelendereactie vragen. Voor onze wereld begint eennieuw millennium, waarin de economische,culturele en technologische vooruitgangimmense mogelijkheden biedt aan een klei-ne groep bevoorrechten, in schrille tegen-stelling met miljoenen anderen die nietalleen maar heel weinig van die vooruit-gang profiteren, maar zelfs leven inomstandigheden die ver liggen onder hetvoor hun menselijke waardigheid vereisteminimum. Hoe is het mogelijk dat zelfs indeze tijd mensen nog sterven van honger?Niet kunnen lezen en schrijven? De meestelementaire gezondheidszorg moeten ont-beren? Geen dak boven hun hoofd hebben?

Er kan nog een eindeloos veel brederbeeld van de armoede geschetst worden alswe niet alleen over de traditionele maar ookover de nieuwe vormen van armoede spre-ken. Deze nieuwe vormen treft man vaakaan bij mensen en groepen van mensen diefinancieel in goede doen zijn, maar tochwanhopig dreigen te worden omdat zij dezin van hun leven niet zien, aan drugs ver-slaafd zijn, bang zijn in de steek te zullenworden gelaten bij ziekte of ouderdom,slachtoffer zijn van marginalisering enmaatschappelijke discriminatie. Wanneerchristenen dergelijke dingen zien, moeten zeleren hun geloof in Christus zo te belijdendat zij in de noodkreet die uit deze wereldvan armoede opstijgt, zijn stem horenopklinken. Dit betekent doorgaan met dietraditie van naastenliefde die in de voorbijetweeduizend jaar zich op zovele wijzen

gemanifesteerd heeft, maar die in onze tijdongetwijfeld nog groter vindingrijkheidvraagt. Nu is het tijd om bij het beoefenenvan de naastenliefde ‘onontgonnen paden’te gaan, niet alleen door voor effectievehulp maar ook voor ‘nabijheid’ en solidari-teit met de lijdende mens te zorgen, zodathet toesteken van de helpende hand niet alseen vernederende aalmoes wordt ervarenmaar als een broederlijk met elkaar delen.

We moeten daartoe ervoor zorgen dat dearmen zich in alle christelijke gemeenschap-pen ‘thuis’ voelen. Zou het niet de meestduidelijke en indringende manier zijn om deBlijde Boodschap van het Koninkrijk aan tebieden, als we zo met hen zouden omgaan?Zonder deze vorm van evangelisatie doornaastenliefde en zonder het getuigenis vanchristelijke armoede dreigt de verkondigingvan het evangelie, welke de primaire vormvan naastenliefde is, verkeerd te wordenbegrepen, of te verdrinken in de oceaan vanwoorden die door toedoen van de massame-dia onze samenleving dagelijks overspoelt.Naastenliefde metterdaad versterkt op nietmis te verstane wijze de naastenliefde metde mond.

Uitdagingen voor deze tijd

51. Kunnen we wel onbewogen blijven bijhet vooruitzicht van een ecologische crisiswaardoor grote gebieden van onze planeetonbewoonbaar worden en vijandig voor demens? Of bij de vraagstukken van de vrededie zo vaak bedreigd wordt door het spook-beeld van rampzalige oorlogen? Of bij deminachting voor de fundamentele mensen-rechten van zovelen, met name van kinde-ren? Er zijn zoveel noodsituaties die eenchristen niet onberoerd mogen laten.

Bepaalde aspecten van de radicaleboodschap van het evangelie verdienen spe-ciale aandacht. Ze worden vaak mindergoed verstaan, in dier voege dat het optre-

Kerkelijke documentatie 2001 • 10230

Page 29: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

den van de Kerk erdoor negatief wordtbeoordeeld; toch mag dit optreden op haaragenda van naastenliefde niet ontbreken. Ikbedoel de plicht het leven te respecteren, eenrespect dat verschuldigd is aan iedere mens,vanaf zijn conceptie tot aan zijn natuurlijkedood. Zo ook benadrukken wij, wanneer wijopkomen voor menswaardigheid, te pas ente onpas dat men bij het gebruik maken vande laatste vorderingen van de wetenschap,met name op het gebied van de biotechno-logie, nooit voorbij mag gaan aan de funda-mentele eisen van de ethiek, of zich daarbijzou mogen beroepen op een aanvechtbaresolidariteit, die met voorbijgaan aan dewaardigheid die ieder mens toekomt, uitein-delijk ertoe leidt dat men het ene levenbelangrijker acht dan het andere.

Wil het christelijk getuigenis, met nameop deze netelige en omstreden terreinen,effect sorteren, dan moet men goed hetwaarom van het christelijk standpunt uit-eenzetten, en daarbij benadrukken dat menaan mensen die niet geloven, geen op hetgeloof berustend inzicht wil opleggen, maardat men waarden duidt en verdedigt diegeworteld zijn in de natuur zelf van demens. Zo zal naastenliefde vanzelf wordentot dienst aan cultuur, politiek, economie engezin, zodat overal de fundamentele begin-selen worden geëerbiedigd waarvan het lotvan de mensen en de toekomst van debeschaving afhankelijk zijn.

52. Vanzelfsprekend moet dit alles op speci-fiek christelijke wijze gebeuren: bij het ver-vullen van hun roeping zullen met name deleken op deze terreinen actief moeten zijn,en nooit mogen bezwijken voor de bekoringom van de christelijke gemeenschappenlouter ‘sociale diensten’ te maken. Overeen-komstig de sociale leer van de Kerk moetenmet name in de betrekkingen van de Kerkmet de burgermaatschappij de autonomieen eigen bevoegdheden van laatstgenoemde

gerespecteerd worden.Zoals bekend heeft het kerkelijk leerge-

zag met name in de twintigste eeuw ernaargestreefd om het maatschappelijk gebeurente duiden in het licht van het evangelie, enop een geschikte en systematische manierhaar bijdrage te leveren aan het socialevraagstuk dat thans een probleem vanwereldomvang is geworden.

De ethische en sociale kant van hetvraagstuk vormt een essentieel aspect vanhet christelijk getuigenis: we moeten iederebekoring afwijzen van een naar binnengekeerde en individualistische spiritualiteitdie slecht te rijmen valt met de eisen van denaastenliefde, evenmin als met de ‘logica’der Menswording, en, in laatste instantie, deeschatologische spanning van het christen-dom. Terwijl deze spanning ons het betrek-kelijke van de geschiedenis doet beseffen,betekent dat absoluut niet dat we ons zou-den onttrekken aan de plicht om diegeschiedenis ‘op te bouwen’. Hier is meerdan ooit actueel wat het Tweede VaticaansConcilie leert: “... door de christelijke bood-schap worden de mensen niet afgehoudenvan de uitbouw van de wereld, noch gedre-ven tot verwaarlozing van het welzijn vanhun gelijken, maar beschouwen het metter-daad eerder als een dwingender plicht omdit werk te verrichten.”36

Een concreet teken

53. Om te tonen hoezeer de plicht van naas-tenliefde en bevordering van menselijk wel-zijn diep geworteld is in hetgeen het evan-gelie vraagt, heb ik besloten dat hetJubileumjaar, naast de vele vruchten vannaastenliefde die het reeds heeft voortge-bracht – ik doel hier bijzonder op de aanzovelen van onze arme broeders en zustersgeboden hulp, waardoor zij aan het Jubi-leum konden deelnemen – een liefdadig-heidsinstelling zou nalaten welke in zekere

103 • 2001 Kerkelijke documentatie 31

36. Gaudium etspes, 34.

Page 30: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

zin de vrucht en bezegeling zou zijn van dedoor het grote Jubileum verkondigde naas-tenliefde. Om de viering van het Jubileumgoed te doen verlopen hebben vele pelgrimshun steentje bijgedragen en, met hen, veelvooraanstaande financiers gulle hulp gebo-den. Als de uitgaven van dit jaar zijn afge-wikkeld, zal het geld dat over is, wordenbesteed aan liefdadige doelen. Het is vanbelang dat een zo belangrijk religieusgebeuren in geen enkel opzicht de schijn opzich laadt uit te zijn op financieel voordeel.Alle geld dat over is, zal worden gebruiktom wat vanaf het begin van de Kerk zovaak gebeurd is voort te zetten, toen deniet-christenen konden zien hoe men in degemeente van Jeruzalem op ontroerendewijze de gaven spontaan met elkaar deelde,zozeer zelfs dat ze omwille van de armenalles gemeenschappelijk bezaten (vgl. Hnd2,44-45).

De te stichten liefdadigheidsinstellingzal maar een klein stroompje zijn dat uit-stroomt in de grote, door de geschiedenisgaande stroom van christelijke naastenlief-de. Een kleine maar betekenisvolle beek: hetJubileum heeft de ogen van de wereld opRome gericht, op de Kerk “die het voorzit-terschap bekleedt in de naastenliefde”37 enheeft aan Petrus haar gaven doen toekomen.De naastenliefde die in het centrum van hetkatholicisme ten toon is gespreid zal nu inzekere zin naar de wereld terugstromendoor dit teken dat bedoeld is als een blijven-de nalatenschap en herinnering aan deonderlinge verbondenheid die ervaren werdtijdens het Jubileum.

Dialoog en zending

54. Een nieuwe eeuw, een nieuw millen-nium ligt voor ons in het licht van Christus.Maar niet iedereen is in staat dit licht tezien. Aan ons komt de prachtige en veeleis-ende taak toe om er de ‘weerspiegeling’ van

te zijn. Dat is het mysterium lunae, zo dier-baar aan de kerkvaders in hun beschouwendgebed; ze gebruikten dit beeld om aan tegeven hoe de Kerk afhankelijk is van Chris-tus. Hij is de Zon waarvan zij het licht weer-spiegelt.38 Op die manier werd verwoord watChristus zelf zei, toen Hij zichzelf het “lichtvan de wereld” noemde (Joh 8,12), en aanzijn leerlingen vroeg “het licht van dewereld te zijn” (Mt 5,14).

Deze opdracht doet ons huiveren als wekijken naar onze menselijke zwakheid waar-door we zo vaak dof en vol duistere plekkenzijn. Maar een opdracht die we kunnen ver-vullen als we ons wenden naar het licht vanChristus en ons openstellen voor de genadedie van ons een nieuwe schepping maakt.

55. In samenhang hiermee moeten we ookde grote uitdaging zien van de interreligieu-ze dialoog waartoe we ook in het nieuwemillennium, getrouw aan de leer van hetTweede Vaticaans Concilie,39 gehouden zijn.Met name door een reeks van ontmoetingenmet een sterk symbolisch karakter heeft deKerk tijdens de jaren van voorbereiding ophet grote Jubileum ernaar gestreefd met deleiders van andere godsdiensten een relatievan openheid en dialoog op te bouwen. Dezedialoog moet doorgaan. Waar, naar het zichlaat aanzien, de samenleving in het nieuwemillennium gekenmerkt zal worden dooreen sfeer van groeiend pluralisme op cultu-reel en godsdienstig gebied, is het duidelijkdat deze dialoog met name belangrijk zalzijn om te komen tot een hechte basis voorvrede en om het duistere spookbeeld te ver-drijven van die godsdienstoorlogen waar-door zo vaak de geschiedenis van de mens-heid met bloed werd besmeurd. De naamvan de ene God moet steeds meer wordenwat hij is: een naam van vrede en een ver-maning tot vrede.

Kerkelijke documentatie 2001 • 10432

37. Vgl. Ignatiusvan Antiochië, Epi-stula ad Romanos,Voorwoord, ed.Funk, I, 252.

38. Zo bijvoor-beeld Augustinus:“Luna intelligiturEcclesia, quodsuum lumen nonhabeat, sed ab Uni-genito Dei Filio, quimultis locis inSanctis Scripturisallegorice solappellatus est”, in:Enarrationes inPsalmos, 10, 3, in:CCL 38, 42.

39. Vgl. TweedeVaticaans Concilie,Verklaring over dehouding van deKerk ten opzichtevan de niet-christe-lijke godsdienstenNostra aetate.

Page 31: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

56. Maar een dialoog kan niet gebaseerdzijn op godsdienstig indifferentisme, en wijchristenen zijn gehouden om bij het aan-gaan van de dialoog duidelijk getuigenis afte leggen van de hoop die in ons leeft (vgl.1Pe 3,15). We moeten niet bang zijn datanderen als een persoonlijke belediging dat-gene zouden opvatten wat veeleer vreugde-volle verkondiging is van een gave die vooralle mensen bedoeld is en, met de grootstmogelijke eerbied voor ieders vrijheid, aanallen moet worden aangeboden: de gavenamelijk van God die liefde is, van God die“zoveel van de wereld heeft gehouden datHij zijn eniggeboren Zoon heeft geschon-ken” (Joh 3,16). Zoals de onlangs versche-nen verklaring Dominus Iesus benadrukte,kan dit geen onderwerp zijn van onderhan-delen in dialoogvorm, alsof het alleen maarom een bepaalde opinie zou gaan: veeleer ishet een genade die ons met vreugde vervulten die we verplicht zijn te verkondigen.

De Kerk mag zich daarom niet onttrek-ken aan missionering onder de volkeren. Demissio ad gentes heeft als primaire opdrachtte verkondigen dat in Christus, “de weg ende waarheid en het leven” (Joh 14,6), hetheil voor de mensen te vinden is. Interreligi-euze dialoog “kan niet simpelweg de ver-kondiging vervangen, maar blijft gericht opde verkondiging”.40 Daarnaast belet dezemissieplicht ons niet om de dialoog aan tegaan met een grote bereidheid van hart omte luisteren. Wij weten immers dat de Kerk,geconfronteerd met het mysterie van degenade dat zo eindeloos veel aspecten enconsequenties heeft voor het leven en degeschiedenis van de mens, zelf steeds vra-gen zal blijven stellen, vertrouwend op dehulp van de Paracleet, de Geest van dewaarheid (vgl. Joh 14,17), wiens taak het ishaar “leidsman te zijn naar de volle waar-heid” (Joh 16,13).

Dit is niet alleen voor het steeds door-gaande theologisch onderzoek van de chris-

telijke waarheid een fundamenteel beginsel,maar ook voor de christelijke dialoog metandere wijsgerige stelsels, culturen en gods-diensten. Alle tegenstellingen ten spijt doetde Geest van God, die “waait waar hij wil”(Joh 3,8) niet zelden tekenen zien van zijntegenwoordigheid, waardoor de volgelingenvan Christus een dieper inzicht krijgen in deboodschap waarvan zij de dragers zijn. Washet niet met deze bescheiden en vertrouw-volle openheid van geest dat het TweedeVaticaans Concilie trachtte “de tekenen vande tijd” te verstaan?41 Zelfs wanneer zijactief en zorgvuldig zich inspant om teonderkennen “wat werkelijke tekenen zijnvan de aanwezigheid van God of van zijnplannen”,42 erkent de Kerk dat zij niet alleenaan anderen heeft geschonken, maar ook“heeft meegekregen uit de geschiedenis enontwikkeling van de mensheid”.43 Deze openhouding die met zorgvuldige onderschei-ding gepaard ging, heeft het Concilie ookaangenomen met betrekking tot anderegodsdiensten. We dienen trouw het onder-richt van het Concilie en de weg die hetheeft gewezen, te volgen.

In het licht van het Concilie

57. Dierbare broeders en zusters, hoe kost-baar zijn de richtlijnen die het Tweede Vati-caans Concilie ons heeft geboden! Daaromvroeg ik de Kerk als voorbereiding op hetgrote Jubileum te onderzoeken wat vooreffect het Concilie in de praktijk voor haarheeft gehad.44 Is dat gebeurd? Het Congresdat hier in het Vaticaan plaats vond, waszulk een moment van bezinning, en ik hoopdat het ook op soortgelijke wijze is gegaanin alle particuliere Kerken. Ook al gaan dejaren voorbij, toch verliezen de documentenvan het Concilie niets van hun betekenis ofglans. Men moet ze goed lezen, kennen enin zich opnemen als belangrijke en normge-vende teksten van het magisterium binnen

105 • 2001 Kerkelijke documentatie 33

40. PauselijkeRaad voor de Inter-religieuze Dialoogen Congregatievoor de Evangeli-satie der Volkeren,Dialoog en verkon-diging (19 mei1991), 82.

41. Vgl. Gaudiumet spes, 4.

42. A.w., 11.

43. A.w., 44.

44. Vgl. Tertiomillennio advenien-te, 36.

Page 32: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

de traditie van de Kerk. Nu het Jubileum isafgelopen, voel ik me meer dan ooitgedrongen het Concilie aan te duiden als degrote genade waarmee de Kerk in de twintig-ste eeuw werd verrijkt: het biedt ons eenbetrouwbaar kompas voor de weg die we inde nu beginnende eeuw hebben te gaan.

Tot slot

Duc in altum!

58. Laten we hoopvol verder gaan! Eennieuw millennium ligt voor de Kerk als eenwijde wereldzee waarop wij ons wagen,rekenend op de steun van Christus. De Zoonvan God die uit liefde voor de mensheidtweeduizend jaar geleden mens werd, ver-richt ook heden nog zijn werk; om dat tezien moeten we scherpe ogen hebben envooral een edelmoedig hart om zelf daarbijzijn werktuigen te worden. Vierden we niethet Jubileumjaar om weer contact op tenemen met deze levende bron van hoop?Nu nodigt Christus die we beschouwden enliefhadden, ons uit om opnieuw op weg tegaan: “Ga, en maak alle volkeren tot leer-ling; doop hen in de naam van de Vader, deZoon en de heilige Geest” (Mt 28,19). Demissieopdracht leidt ons binnen in het derdemillennium en vraagt van ons dezelfdebewogenheid als die van de eerste christe-nen: we mogen rekenen op de kracht vandezelfde Geest die met Pinksteren werd uit-gestort en die ons ertoe drijft een nieuwbegin te maken, gesterkt door de hoop “dieniet wordt teleurgesteld” (Rom 5,5).

Bij het begin van de nieuwe eeuw moe-ten we met lichter tred over de wegen deraarde trekken. Talrijk zijn de paden die iedervan ons en ieder van onze Kerken hebben tegaan, maar er is geen afstand tussen hen dienauw met elkaar verbonden zijn in dezelfdecommunio, de communio die dagelijks

gevoed wordt aan de tafel van het eucharis-tisch Brood en het Woord des levens. Iederezondag nodigt de verrezen Christus ons uitom Hem als het ware opnieuw te ontmoetenin de Bovenzaal waar Hij “op de avond vandie eerste dag van de week” (Joh 20,19) aanzijn leerlingen verscheen om hen te ‘beade-men’ met de levengevende Geest en aan hetgrote avontuur te doen beginnen van deevangelieverkondiging.

Op deze tocht worden we vergezeld doorde gezegende Maagd Maria, aan wie ik integenwoordigheid van talrijke bisschoppen,uit alle delen van de wereld in Rome bijeen,het derde millennium heb toevertrouwd. Inde loop van dit jaar heb ik haar vaak aange-roepen als de ‘Sterre van de nieuwe evange-lisatie’. Thans wijs ik opnieuw naar Mariaals de stralende dageraad en veilige leids-vrouwe op onze weg. De kinderlijke gene-genheid van de gehele Kerk uitsprekend zegik tot haar opnieuw met de woorden vanJezus zelf: “Vrouw, daar zijn nu je kinde-ren” (vgl. Joh 19,26).

59. Dierbare broeders en zusters! Het sym-bool van de Heilige Deur gaat thans achterons dicht, maar alleen opdat meer dan ooitde levende deur die Christus is, open mogestaan. Na de warme sfeer van het Jubileumkeren we niet terug naar de doffe routinevan iedere dag. Integendeel, als onze pel-grimstocht waarachtig was, zullen wij alshet ware lichtvoetiger de weg kunnen gaandie voor ons ligt. We moeten het elan vande apostel Paulus navolgen: “vergetend watachter me ligt en me richtend op wat voorme ligt, streef ik naar het doel: de prijs vande hemelse roeping, die God in ChristusJezus tot mij richt” (Fil 3,13-14). Samenmoeten wij allen doen als Maria die vanhaar pelgrimstocht naar de heilige stadJeruzalem naar Nazaret terugkeerde, terwijlzij in haar hart het mysterie overwoog vanhaar Zoon (vgl. Lc 2,51).

Kerkelijke documentatie 2001 • 10634

Page 33: Apostolische Brief Novo millennio ineunte · 2020. 4. 2. · Duc in altum! Deze woorden klinken thans tot ons, en nodigen ons uit dankbaar aan het verleden te denken, het heden geest-driftig

De verrezen Christus vergezelt ons op onzeweg en, zoals aan de Emmaüsgangers,maakt Hij zich aan ons bekend door het“breken van het brood” (Lc 24,35). Moge Hijons wakker vinden, klaar om zijn gelaat teherkennen en naar onze broeders en zusterste snellen met het blijde bericht: “wij heb-ben de Heer gezien” (Joh 20,25).

Dat zal de verhoopte vrucht zijn van hetJubileum van het jaar 2000, het Jubileumdat ons weer het mysterie voor ogen heeftgehouden van Jezus van Nazaret, Zoon vanGod en Verlosser van de mensen.

Nu het Jubileum wordt afgesloten enons heenwijst naar een hoopvolle toekomst,

mogen de lof en dankzegging van de gehelekerk door Christus in de heilige Geest opstij-gen naar de Vader.

Met deze wens zend ik u allen van hartemijn zegen.

Vanuit het Vaticaan, 6 januari, feest van deOpenbaring des Heren, in het jaar 2001, hetdrieëntwintigste van mijn pontificaat.

JOHANNES PAULUS II

Vertaling: F. van Voorst tot Voorst s.j.

107 • 2001 Kerkelijke documentatie 35