‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd...

23
‘Over het gebruik van du in de ReynaerdF. Lulofs bron F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd.’ In: Hans van Dijk en Paul Wackers (red.), Pade crom en menichfoude. Het Reynaert-onderzoek in de tweede helft van de twintigste eeuw. Hilversum, 1999, p. 71-92. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/lulo002over01_01/colofon.htm © 2003 dbnl / F. Lulofs

Transcript of ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd...

Page 1: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

F. Lulofs

bronF. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd.’ In: Hans van Dijk en Paul Wackers (red.),Pade crom en menichfoude. Het Reynaert-onderzoek in de tweede helft van de twintigste eeuw.

Hilversum, 1999, p. 71-92.

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/lulo002over01_01/colofon.htm

© 2003 dbnl / F. Lulofs

Page 2: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

71

F. Lulofs

Over het gebruik van du in de ReynaerdWanneer de beer Bruun in opdracht van koning Nobel moe en bezweet bij het kasteelMaupertuus, het beste van Reynaerds borghen, is aangekomen om de vos in te dagen,gaat hij ouer sinen staert (A 523)1 zitten en in die houding brengt hij als representantvan de koning de officiële boodschap over. Bruun is geprikkeld door dewaarschuwingen die hij van de koning ontving om toch vooral voorzichtig te zijn;hij heeft God's vervloeking over zich uitgeroepen voor het geval Reynaerd hem zouhonen en hij dat niet zou wreken. Hij heeft een lange en moeilijke tocht achter derug, maar hij moest Reynaerd in zijn huis bereiken: ‘De dagvaarding geschiedt aande persoon van de beklaagde, te zijnen huize of op zijn laatste woonplaats. Er wordtgedagvaard in loco delicti commissi’.2Bruun begint: sidi in huus reynaert (A 524) en hij maakt zich in zijn functie bekend:

Ic bem bruun des coninx bode (A 525). Bruun spreekt tot Reynaerd in de vormenvan ghi, zoals dat onder de dieren in de Reynaerd gebruikelijk en dus correct is (dei van sidi is een enclitische vorm van ghi). Het is echter ongehoord dat Bruun in dieofficiële functie op zijn achtsterste gaat zitten. Dit geeft iets prijs van de minachtingdie de hoge pair voor de minder machtige vos koestert, en mogelijk iets van de irritatietegenover de koning, die het nodig vond hem te castyen (A489), zoals Bruun hetuitdrukte toen hij de achteraf zo juist gebleken raad overmoedig afwees.Reynaerd heeft die stemming van Bruun blijkbaar door en maakt daar gebruik (of

misbruik) van als hij Bruun bedankt voor zijn goede raad om mee te gaan naar hethof, terwijl hij zich niet beledigd toont door de grove houding van de beer. Hij gaatstoken tussen de koning en zijn bode: Hi heuet hu qualic ghedient / Die hu berietdesen ganc / Ende hu desen berch lanc / Ouer te loepene dede bestaen (A 550-553)immers hij zou ook zonder Bruuns indaging wel gekomen zijn, maar hij kan nietlopen van het eten van eere vremder niewer spise (A 558), waarmee Reynaerd zichberoept op het verschoningsrecht om wegens ziekte niet te verschijnen.3 Of het feitdat hij so vtermaten zat (A 561) is een geldig excuus is, laten we

1 Voor zover niet anders vermeld citeren wij de Reynaerd uit: Van den vos Reynaerde; I teksten;diplomatisch uitgegeven naar de bronnen vóór het jaar 1500 door W. Gs Hellinga; Zwolle1952.

2 R.C. van Caeneghem; Geschiedenis van het strafprocesrecht in Vlaanderen van de XIe totde XIVe eeuw; Brussel 1956 (Verh. V A nr. 24) blz. 25 (afgek. Gesch. v.h. strafprocesrecht).

3 R.C. van Caeneghem; Gesch. v.h. strafprocesrecht blz. 255.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 3: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

72

buiten beschouwing, want daar breekt Bruun zich op dat moment ook de kop nietover als hij op een kennelijk geheel andere toon vraag: Reynaert wat haetste wat (A562).Ik geef deze passage die iedere neerlandicus bekend is, zo uitvoerig, omdat dit

plotselinge du-gebruik van Bruun door de filologen m.i. onbevredigend verklaardwordt. In F. 548 staatWat ati reynaert wat ic at in B 615 Wat aet gi reynaert seiddie beer en in P 429 lief reynaer wat aet ghi. Afgezien van de Latijnse redactie is Ade enige die hier een du-vorm gebruikt.Als eerste die zich met deze plaats bezig hield zegt P. Leendertz Wzn.4: ‘Brune is

een lomperd, al behoort hij tot de voornaamsten van het hof. Hij laat zich, nu vanhem is het niet te verwonderen, terwijl hij met Tibert bezig is Reinaert op te hangen,in zijn ijver (vs. 1563) (dit moet zijn A 1958 F.L.) jegens zijnen makker hetonwellevende du ontvallen. Nog minder verwonderen wij er ons over, dat waarReinaert hem vertelt, dat hij eenen heerlijken kost gevonden en er zoo veel vangegeten heeft, dat hij gaan noch staan kon, de vraat uitroept ‘Reinaert wat aetstu?’.Vor der Hake5 sluit zich bij Leendertz aan: ‘Dit geval is te verdedigen. Het is

mogelijk dat de mededeeling van Reinaert den gulzigen Bruun zoo nieuwsgierigmaakt, dat hij den aangenomen hoofschen stijl vergeet’.Muller heeft deze regel in zijn kritische uitgave van 19226 gewijzigd tot 558: ‘Wat

aetti, Reinaert?’ ‘Wat ic at,’ en licht in zijn Critische Commentaar7 toe, dat hij ditdoet op grond van de andere handschriften en voegt daar aan toe: ‘Tevens vindt menin F. het hier verwachte ghi x A: du’. Van deze wijziging is Muller later teruggekomen, want in zijn latere kritische editie8 is vs. 560 geworden: ‘Wat aetstu,Reinaert?’Wat ic at,’ en zijn toelichting hierop9 luidt: ‘aetstu, naar A (F: ati): eenhartstochtelijke uitroep van den gulzigen vraat B. (...) maar R. blijft hier,onverstoorbaar beleefd, ghi-uw' en!’Een ongeveer gelijke opvatting gaf ook Buitenrust Hettema10: ‘Alleen 562 “aetstu”

in zijn haast, zijn vraatzucht wel’. Ten slotte vinden we bij Stoett de samenvatting:‘In de Reinaert is ghi overheerschend, ook bij de dieren onderling, doch als devraagzucht van Bruun is opgewekt, verliest hij de wellevendheid uit het oog en zegthij Reinaert, wat aetstu wat?’11Van de commentatoren op deze plaats heeft Muller dus geaarzeld en du aanvan-

4 P. Leendertz Wzn.; De Navorscher; 6e jrg. (1856) blz. 384b en 385a.5 J.A. Vor der Hake; De aanspreekvormen in 't Nederlandsch; I De middeleeuwen; diss. Utr.;

Utrecht 1908; blz. 94. (afgek. Aanspreekvormen).6 Van den vos Reinaerde; naar de thans bekende handschriften en bewerkingen critisch

uitgegeven door J.W. Muller; Onveranderde herdruk van den tekst der uitgave van 1914;Utrecht 1922.

7 J.W. Muller; Critische Commentaar op Van den vos Reinaerde; Utrecht 1917, blz.188 opvs. 558; (afgek. Critische Commentaar).

8 Van den vos Reinaerde; critisch uitgegeven door J.W. Muller; met aant., lijst van eigenn.,tekst; derde opn. herz. en verm. dr. (...); Leiden 1944.

9 J.W. Muller; Reinaert-studiën; Ts LIX (1940); blz. 167.10 F. Buitenrust Hettema; Van den vos Reynaerde II; Inleiding, aanteekeningen, glossarium;

Zwolle (1910); aant. 68, blz. 5.11 F.A. Stoett;Middelnederlandsche spraakkunst; syntaxis; derde herz. druk; 's-Gravenhage

1923; § 28 opm. I.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 4: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

73

kelijk verworpen, maar later heeft hij de argumenten van de anderen overgenomen,die ik als volgt begrijp: du is in zijn afwijking blijkbaar functioneel, want hij typeertBruun in zijn ongemanierdheid en gulzigheid. De varianten op deze plaats wordenechter evenmin verklaard alsMuller aannemelijkmaakt in zijn Critische Commentaar,waarom er du in A staat, wanneer hij die lezing verwerpt. Ik vermoed, dat men dezevarianten schuift op rekening van het eigen taalgebruik van de kopiisten. Wat mijechter in deze opvattingen bevreemdt, is het onlogische gedrag van de beer. Hij magdan aanvankelijk lomp en ongemanierd geweest zijn toen hij bij zijn koninklijkeboodschap ging zitten, hij spreekt Reynaerd ondanks die houding toch met ghi aan.Waarom zou hij dan, indien dat als een bewijs van onbeleefdheid of ongemanierdheidgeldt, du tegen Reynaerd zeggen wanneer hij lekker eten van hem hoopt te krijgen?Als deze interpretatie van het du-gebruik juist was, dan hadden we du eerder kunnenverwachten bij het uitspreken van de indaging dan op het moment dat Reynaerd enBruun over eten gaan praten. Wij moeten ons dan ook afvragen of het gebruik vandu en ghi verklaard kan worden met begrippen als ‘beleefd’ en ‘vertrouwelijk’ en ofer dan niet te zeer gedacht wordt vanuit een moderne maatschappij.In 1963 verscheen er een monografie van Thomas Finkenstaedt over You und

Thou12 die zich speciaal bezig houdt met beide Engelse vormen, maar daarin tochook de pluralis majestatis en de pluralis reverentiae in het Latijn en het du- enSie-gebruik in het Duits betrekt. De bibliografie van 619 werkenmagmen uitgebreidnoemen, al vinden we Meert13, Vor der Hake en andere Nederlandse studies nietvermeld. Voor het probleem dat ons in de Reynaerd bezig houdt geeft dit werk geenoplossing of aanwijzing. Ook bij Finkenstaedt vinden we de gebruikelijkemededelingdat de pluralis van de 2e persoon van het persoonlijk voornaamwoord via het Latijnen via het Frans, vooral door de hoofse romans ook in andere talen voor het enkelvoudgebruikelijk werd. Dit kan dan een constatering zijn, het is geen verklaring. Ook alsde invloed van andere talen aangetoond kan worden, dan is daarmee nog nietaangegeven waarom door die ontlening in een kennelijke behoefte werd voorzien.Men neemt namelijk geen vormen over als die niet binnen een bepaalde situatie eenfunctie zou hebben. In dit verband wordt de vraag van belang welke verhoudingener zijn gewijzigd waardoor er behoefte aan een nieuwe aanspreekvorm voor hetenkelvoud ontstond, en hoe die verhoudingen daarvoor dan waren en of deverschillende gebruiksmogelijkheden een tijd naast elkaar bleven bestaan, zodat wein enkele gevallen misschien iets terugvinden van die vroegere verhoudingen. Hoegecompliceerd dit alles kan zijn, is nu nog te achterhalen in de wijziging in het gebruikvan ‘mevrouw’ dat een generatie terug voornamelijk gebruikt werd voor getrouwdevrouwen van een zekere stand, maar nu voor iedere getrouwde vrouw, zonder dattegelijkertijd alle standsverschillen zijn opgeheven.Toen Vor der Hake zijn dissertatie schreef kon hij gebruik maken, en dat deed

12 Thomas Finkensteadt You und Thou; Studien zur Anrede im Englischen; mit einem Exkursüber die Anrede im Deutschen; Berlin (1963).

13 Hippoliet Meert; Het voornaamwoord du; Gent 1890.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 5: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

74

hij ook, van het onderzoek van Ehrismann14 die in vier artikelen van enkele honderdenpagina's een geordend overzicht geeft van het du- en ihr-gebruik per schrijver ennaar genre ingedeeld van de middeleeuwse Duitse literatuur. Ehrismann geeft daarbijde stand van de spreker en de toegesprokene aan, of er sprake is van eenfamilieverhouding, van een tweegevecht, maar hij doet dat vanuit de verhoudingenzoals hij die kent in een moderne maatschappij. Hij houdt daarbij geen rekening metde geschiedenis van de handschriften, dus stelt niet vast in hoeverre de gevondenvormen af kunnen wijken van de oorspronkelijke tekst, waarvoor hij ze geldend acht.Dat kan men bij zo'n overzicht ook niet verwachten, evenmin als een nauwkeurigeanalyse van iedere situatie waarin zo'n aanspreekvorm wordt gebruikt. Toch zou eenverder onderzoek zich met zulke vragen moeten bezig houden.Vor der Hake zegt van de studie van Ehrismann: ‘Na de verschijning van deze

doorwrochte studie - een toonbeeld van Duitsche grondige geleerdheid - waarin hetonderwerp volledig afgehandeld is, zijn er denkelijk over het du-ihr-gebruik in hetmiddeleeuwsche Duitschland geen nieuwe dingenmeer aan 't licht te brengen’.15 Eenoptimisme dat nu even curieus lijkt als de uitspraak van Verdam in het eerste artikelvan de eerste jaargang van dit tijdschrift, waar hij over de Reynaerd opmerkt: ‘Hetzal mij waarschijnlijk niet gelukken, alle meer of minder bedorven plaatsen volkomente herstellen, maar veel zal er toch, hoop ik, voor den tekst van het meesterwerk onzermnl. letterkunde niet te doen overblijven’.16

De Vooys beschouwt het als de grote verdienste van het proefschrift van Vor derHake dat ook deze het materiaal voor ons geordend heeft en de grote lijn van deontwikkeling heeft aangetoond.17 Toch behandelt Ehrismann zijn stof voorzichtiger;Vor der Hake verwijt de Middelnederlandse taalgebruiker slordigheden en foutenwanneer hun du niet in overeenstemming is met zijn theorie. Met andere woorden,Vor der Hake weet hoe het moet en vraagt zich niet voldoende af of die schrijversen kopiisten dit niet wisten. Maar juist de afwijkingen van een theorie zouden eenreden moeten zijn tot een verbetering of een wijziging van die theorie, waarin ookdit afwijkend gedrag blijkt te passen.Wanneer in de Kinderen van Limborch de jonge held Echites de ‘tyran’ Morant

ontmoet, spreken ze elkaar aan met vormen van ghi, en dit doen ze ook als ze gaanstrijden. Weliswaar blijkt Echites beter te vechten dan Morant verwachtte; blijkensde context ergert dit hem en hij gaat over naar du, maar vervolgens spreekt hij zijntegenstander weer met ghi aan. Ze strijden voort en op een gegeven ogenblik weetEchites het zwaard van Morant te veroveren, en de tekst18 gaat verder:

14 G. Ehrismann; Duzen und ihrzen im Mittelalter; Zs. für deutsche Wortforschung I (1901)blz. 118-149, II (1902) blz. 118-159, IV (1903) blz. 210-248, V (1903) blz. 127-220.

15 Vor der Hake; Aanspreekvormen blz. 32.16 J. Verdam; Reinaerdiana; Ts I (1881); blz. 3.17 C.G.N. de Vooys, bespreking van Vor der Hake; Aanspreekvormen; NTg II (1908); blz.

205-209.18 Roman van Heinric en Margriete van Limborch; gedicht door Heinric (van Aken); uitgeg.

door L.Ph.C. van den Bergh; Leiden 1846-1847; 2 dln. Drs. P.F.J. Obbema, van dehandschriften afd. van de U.B. te Leiden, was zo vriendelijk deze passage voor mij met heths. te collationeren.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 6: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

75

IV, 1053 Morant scoet op al met ouermoedeEnde seide du daets alse de vroede

1055 Dattu names mi miin swerdDat menegher marc es wertHet smeedde wilantEnde es mimminc ghenantHet voerde wedege die coene

1060 Maer hi soude te vele hebben te doeneDiet mi soude ontfueren

Wat speelt zich hier af? Is het ironie van Morant om te zeggen dat Echites wijshandelt? Dat zou alleen passen bij een domme en niet bij een moedige daad.Waaromgeeft Morant alle inlichtingen over het zwaard dat hem ontroofd wordt? Wij roepeneen autodief toch ook niet na waar hij het kentekenbewijs kan vinden! En het is nietzo maar een zwaard. Hoe beroemd het moet zijn, blijkt uit de namen die indrukmoeten maken op Echites en ook op het deskundig publiek. Ook wij kunnen nogbegrijpenwelk een indruk dit zwaardmoest maken, immersWilant is de legendarischesmid o.a. in de Edda en Beowulf,Wedege (Wittich,Witege) is zijn zoon enMimmincis het zwaard dat Wilant maakte en noemde naar zijn leermeester Mime.19

Er moet door middel van het zwaard een relatie tussen Morant en Echites zijnontstaan waardoor Morant du gebruikt. Wanneer Echites even later grootmoediggenade biedt aan Morant, wat deze weigert (!), spreken beiden weer met ghi. Numoet een zwaard, en zeker dit zwaard dat magische krachten heeft, of liever, dat nogmeer magische krachten heeft dan een gewoon zwaard, een bezit zijn dat ten nauwstemet de bezitter is verbonden. Wanneer dit zwaard in een regelmatig gevecht wordtontnomen, d.w.z. het wettig eigendom wordt van de overwinnaar, ontstaat er ookeen relatie tussen de vroegere en de nieuwe eigenaar. Als sterkere, die het zwaardmeer waardig is dan Morant, is Echites zijn meerdere geworden, maar dezeafhankelijkheid wordt doorMorant niet uitgedrukt met een ‘beleefd’ of ‘onderdanig’ghi, maar door du, in een context die in geen enkel opzicht een aspect van scheldenheeft, zoals in het begin van de strijd toen Morant boos werd. Hij geeft alleinlichtingen waar de nieuwe meester van het zwaard recht op heeft: of is het eenlaatste poging het zwaard in zijn bezit te houden door met de naam van het zwaardde tegenstander bevreesd te maken? Waarom accepteert Morant niet de genade enverkiest hij de dood door het eigen zwaard in handen van de nieuwe

19 Hermann Paul; Grundriss der Germanischen Philologie; II. I; 1893; blz. 59 vlg. en blz. 454alwaar J. te Winkel o.a. deze plaats vermeldt. Zie ook Roman van Walewein ed.W.J.A.Jonckbloet II, aant. 5938 blz. 285 en G. Kalff;Middelnederlandsche epische fragmenten;Groningen 1885; blz. 11. Voor bijzondere zwaarden in de M.E. zie H.R. Ellis Davidson; Thesword in Anglo-Saxon England; its archaeology and literature; Oxford 1962. In deNederlandse literatuur is het zwaard met de twee ringen een duidelijk voorbeeld van eenmagisch zwaard: het gehoorzaamt alleen aan de eigenaar en doodt anderen die het uit deschede willen trekken (o.a. vs. 1276-1285, 3235-3405, 7344-7351 en 7509-7534), zie ookA.M.E. Draak; Onderzoekingen over de roman van Walewein; Haarlem 1936; blz. 146-160.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 7: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

76

meester? Het zijn afwijkingen van wat wij een normaal gedrag achten, die ons ietslaten vermoeden van andere verhoudingen waar afhankelijkheid een relatie scheptdie niet met het gebruikelijke hoofse ghi uitgedrukt kan worden.Men dient ieder geval wel nauwkeurig te analyseren voor men tot een interpretatie

mag komen, laat staan voor men uitspraken mag doen over allerlei werken uitverschillende perioden. Om de problemen te leren kennen die zich in dit opzichtvoordoen in een anders gestructureerde samenleving, heeft het zin kennis te nemenvan een artikel van Naarding, die de aanspreekvormen onderzocht in Sleen alsneerlandicus die de samenleving daar van jongs af kende.20

Het is opvallend hoe in deze nog tamelijk geslotenmaatschappij van 30 jaar geledende relaties die door de aanspreekvormen worden uitgedrukt telkens weer net andersgeïnterpreteerd moeten worden dan wij geneigd zouden zijn te doen op grond vanonze kennis van het Nederlands. Naarding begint met er op te wijzen, hoe verbaasdKloeke was door een tolbaas in Drente met doe aangesproken te worden, daar hijmeende te weten uit eigen onderzoekingen, dat deze vorm alleen tegenover vrouwengebruikt werd. Dat hij onder een andere kategorie viel kon hij moeilijk weten: ‘Detolbaas die Kloeke te woord stond, voelde zeker een gevoel van medelijden voor denvreemden zwerver overwegen ...’21

In Sleen blijkt de vorm do gebruikt te worden binnen het gezin; voor de familieonderling; tegen vrienden en buren; tegen oude mensen, en dan drukt het eerbieduit22; tegen zieken en zwakken die medelijden opwekken; tegen vrouwen en tot dieren.Deze laatste behoren volgens Naarding eigenlijk tot de groep van het gezin, want‘De Drent heeft zelfs “paerde-fammilie”. Deze graad van verwantschap verwerftmen door koop of verkoop van paarden. De nieuwe en de oude eigenaar brengenelkaar zelfs bezoeken, om eens te zien, hoe of het paard het maakt’.23 De vorm i-jwordt gebruikt tot volwassen mannen die niet onder do vallen. In gevallen van toorngebruikt men minachtend i-j in plaats van do en do in plaats van i-j; de vader die zijnzoon als volwassen wil erkennen gaat i-j zeggen, de zoon, die het volwassen-zijnvan de vader niet behoeft te releveren, blijft hem met do aanspreken. Vinden we hierin de aanspreekvormen wat de vader elders uitdrukt door de zoon bijvoorbeeld hetautosleuteltje mee te geven? Ook voor de dronkaards in Sleen vallen alle grenzenweg en is iedereen do. ‘Dit do is steeds een uiting van een zekere intieme verhoudingtussen spreker en aangesprokene, een verhouding waar men den vreemde buitentracht te houden. En dit bannen buiten de kring der “ingewijden” geschiedt doormiddel van het pronomen i-j’ dat Naarding daarom ‘uitsluitingspronomen’ noemten hij vraagt zich af of dit i-j niet ‘een herinnering (zou) kunnen zijn aan den tijd,toen de vreemdeling nog “hostis” was en slechts bij

20 J. Naarding; De aanspreekvormen in het Drentsch; O T t IV (1935); blz. 301-317. (afgek.Aanspreekvormen).

21 Naarding; Aanspreekvormen blz. 306.22 Deze eerbied kan natuurlijk niet door doworden uitgedrukt; dan zou do altijd, dus ook tegen

kinderen en dieren, eerbied moeten uitdrukken. Naarding moet in dit opzicht onnauwkeurigzijn geweest: òf er werd een intonatie, een gebaar of een woord toegevoegd, òf er bestondvoor ouderen eerbied, maar deze werd dan niet uitgedrukt door do.

23 Naarding; Aanspreekvormen blz. 305 noot 3.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 8: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

77

uitzondering een “gast”. Toen het individu, meer dan tegenwoordig, zich lid voeldevan zijn stam, zijn geslacht, zijn familie, en zich angstvallig daarbinnen opsloot?’24

Het is duidelijk dat men zulke resultaten van onderzoek voorzichtig moet hanteren,want in Groningen blijkt een bepaalde maatschappelijke positie mede een factor inde aanspreekvormen te zijn. Naarding vertelt van de zoon van een hoofdonderwijzerdie voor zijn dorpsgenoten doe was tot hij in het dorp zelf onderwijzer werd en toenvoortaan met ie werd aangesproken, maar toen zijn vader op sterven lag, werd ditweer tijdelijk doe.25Men zou na zo'n onderzoek, dat eigenlijk alleen kan geschieden door iemand die

zo'n streektaal als moedertaal spreekt, de moed op kunnen geven om een poging tewagen in een Middelnederlandse tekst het du-gebruik te gaan analyseren, maar menkan ook gebruik maken van de inzichten die zo'n studie verschaft. Immers, al magmen het geval van het zwaard van Morant en het paard in Sleen niet gelijk stellen,men mag ze wel vergelijken. Een maatschappij waar een goede buur - gezien deburenplicht - belangrijker is dan een verre vriend en die deze onderlingeafhankelijkheid uitdrukt in de aanspreekvormen, zou ons op het spoor kunnen zettenvan een middeleeuwse maatschappij die oorspronkelijk in de Reynaerd nogfunctioneerde en waar het individu ook - zij het op andere wijze - geheel afhankelijkwas van de groep waarin hij kon existeren.Wanneermen uit de gemeenschap gebannenmaatschappelijk doodwas en daardoor

in vele gevallen ook dood ging, wanneer men in een andere streek er ‘ellendig’ aantoe was, en als men alleen was vereent en dus ‘bevreesd’ was, wanneer men tot dezevende graad van maagschap deelde in of mee betaalde aan het weergeld, dan ishet aannemelijk dat de groep, clan of familie waar men toe behoorde een zeer sterkeonderlinge afhankelijkheid met zich mee bracht.Hoe anders die samenleving waarin de Reynaerd speelt moet zijn geweest, vertelt

Hellinga in ‘Het laatste woord is aan Firapeel’.26 Ook de oude rechtsbronnen latener iets van vermoeden: ‘De rechteloze, de warg, de ex-lex, de out-law, de homo quiper silvas vadit, mocht door iedereen achtervolgd en gedood worden. De Corebriefschrijft aan iedereen voor de woestballing te achtervolgen, ‘ende na hem roepen,ende criischen, ende ruken, alse naer enen wolf met hanen ghecraye ende met hondenghebasse’ om hem levend of dood aan het gerecht over te leveren’.27 Deze Corebriefte Mechelen uitgevaardigd in 1310 - en hoeveel ouder is de Reynaerd nog! - werpttoch even een licht op het publiek dat luisterde naar de avonturen van een vos en eenwolf, die wij ‘leuke streken’ noemen. Hoe moeten we zo'n voorschrift interpreteren?De burgers moeten zich identificeren met de vijanden van de wolf, de waakzamehaan, een rol die wel vervuld zal worden door de oudemannen, en de achtervolgendehond, een taak die meer geschikt is voor de weerbare mannen.Maar waarommoestenzij een haan of een hond voorstellen?

24 Naarding; Aanspreekvormen blz. 307 en 315.25 Naarding; Aanspreekvormen blz. 316.26 W. Gs. Hellinga; Het laatste woord is aan Firapeel; Maatstaf VI (1958); blz. 353-373.27 Louis Th. Maes; Vijf eeuwen stedelijk strafrecht; Bijdrage tot de rechts- en

cultuurgeschiedenis der Nederlanden; Antwerpen enz. 1947; blz. 380.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 9: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

78

Moeten die achtervolgers, die een wolf in mensengedaante nazitten, bij die wolf deindruk wekken, dat zij ook niet zijn wat zij schijnen, en dat ze honden inmensengedaante zijn? Moeten ze tonen dat ze hem ‘door hebben’? Of roepen zeantikrachten op tegenover de duivelse macht van de vijand?Wasmen als hondminderkwetsbaar evenals de christelijke haan voor deze boze weerwolf?28 Men gaf vaakwaternamen aan honden, zoals aan het hondje Rijn in de Reynaerd. De verklaringvan Bach29 is dat de boze krachten niet over het water kunnen komen. De Corebriefimpliceert echter nog meer, nl. dat iemand die de groep waar hij toe behoorde zobenadeelde dat hij zich daardoor aan de gemeenschap onttrok, nooit waarlijk lid vandie groep geweest was, en dus een boze macht was die in de gestalte van een menszich in de groep had binnen gedrongen om deze aan te tasten. Zo'n opvatting kanalleen bestaan in een onderling zeer afhankelijke gemeenschap.Ook Beatrijs heeft zich buiten de gemeenschap geplaatst, wanneer zij in zonden

leeft. Als ze dat leven vol berouw opgeeft, krijgt ze de opdracht van een hemelsestem terug te keren naar het klooster, want Maria heeft zich over haar ontfermd. Inde tekst van de Beatrijs spreekt men elkaar aan met ghi, behalve waar de woordenvan Jezus worden geciteerd tot de goede moordenaar vs. 650: Vrient du salt wesen/ Met mi heden in mijn rike, waarop Jezus laat volgen Dat seghic u ghewaer en depassage waar de stem zich tot Beatrijs richt (672-700) wisselend met du en ghisprekend:Mensche du heves soe langhe gecarmt ... Ghi vint die doren open wide.Deze wisseling van vorm kan men interpreteren als aarzeling. Nu zijn aarzelingenop dit gebied waarschijnlijk typerender dan evident duidelijke gevallen. Ook wijaarzelen niet jij tegen een klein neefje te zeggen, maar wel tegen het volwassenbuurmeisje. Ben ik te stijf met U? Kleineer ik met jij? Het kan ook zijn dat deaarzeling maar schijn is en de wisseling bewust wordt gebruikt: in beide gevallenechter passen de sprekers zich bij het ghi-gebruik van de tekst aan, maar laten ze eenenkele maal du vallen, waardoor ook uit de aanspreekvormen duidelijk wordt dat deuitgestotenen weer binnen de groep zijn opgenomen, want dit is de vorm die binnende groep geldt, of af en toe gebruikt wordt wanneer het afhankelijkheidsaspectdominant wordt. In plaats van met Vor der Hake hier van ‘verward’ taalgebruik tespreken, beschouwen wij deze afwijking van ghi als een plusinformatie: niet alleenwordt er meegedeeld dat de zondaar vergiffenis heeft gekregen, maar dit wordtgereleveerd door een pronomen met een inclusief aspect.30 Of we in de tekst metbewust of met spontaan taalgebruik hebben te maken is moeilijk vast te stellen, vooralomdat we niet weten wat een kopiist van deze vormen herkende en overnam, maarhet is van minder belang of een keuze bewust is toegepast of niet dan dat er een keuzemogelijk was. Er is daardoor namelijk aanleiding te onderzoeken of de afwijkingvan ghi verklaard kan worden door een bijzondere situatie, zodat die afwijkingfunctioneel zou zijn.

28 Zie voor de weerwolf o.a. Montague Summers; The werewolf; London 1933.29 Adolf Bach; Deutsche Namenkunde; Heidelberg 1952-1956; I, 2, blz. 250.30 Beatrijs; uitgeg. met inl. en aant. door F. Lulofs; Zwolle l963; (Klassieken uit de Nederl.

Letterk. 24); aant. 672 en F. Lulofs; Kritiek op Beatrijs; of de verantwoording van eencommentator; Levende Talen nr. 234 en nr. 235 (april en juni 1966); blz. 348 en 349.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 10: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

79

Deze vooronderstellingen mogen wij toetsen aan het du-gebruik in de Reynaerd. Wehebben met de plaatsen in de Kinderen van Limborch en de Beatrijs geen bewijzengevonden, maar aanwijzingen die per tekst en daarbinnenweer per geval geanalyseerddienen te worden. Wij mogen daarom hier buiten beschouwing laten wat Overdiepvoornamelijk met betrekking tot de Ferguut meedeelt voor de imperatiefvormen ende enclitische vormen van de pronomina die mede door metrische normen bepaaldzouden kunnen zijn en die van invloed zouden kunnen zijn bij een wisseling tussendu en ghi.31 Wel moeten we weten wat de verschillende vormen representeren, zodatdaarover geen verwarring kan bestaan en daarom wijzen we op de mededeling vanVan Loey: ‘Een nom. sing. di (i.p.v. du) heeft nooit bestaan’.32 Wanneer eenspraakkunst, die de voorkomende vormen beschrijft, opgeeft dat een bepaalde vormniet voorkomt, dan betekent dat voor de gebruiker, dat er in dat opzicht geen gevaarvoor verwarring bestaat, dus dat de vorm hoordi met de i een vorm van ghi en nietvan du in de nominativus bevat.We mogen aannemen dat in het pronominale systeem de oorspronkelijke vorm

voor de tweede persoon enkelvoud van het persoonlijk voornaamwoord du was, endat dit woord geen sociale indicatie bevatte. Binnen de groep zei men van hoog totlaag en omgekeerd dus du. Ook buiten de groep zal dit het geval geweest zijn; ookde koning was du, en zijn bijzondere status zal wel tot uitdrukking gebracht zijn meteen toevoeging here coninc of iets soortgelijks. In dit opzicht is het van belang datin hs. A van de Reynaerd de koning voornamelijk met here coninc wordttoegesproken, wat in F en B niet het geval is. Ook vreemdelingen als kooplieden zalmen met du hebben aangesproken, waarbij dan een woord voor ‘vreemdeling’ ofvoor zijn beroep (here) coman toegevoegd zal kunnen zijn. Maar wat zei het machtigestamhoofd aan het hof tegen de vertegenwoordiger van een andere groep? Tussenhen bestond niet de afhankelijkheid die binnen de groep bestond en die met het woorddu bijna altijd geïmpliceerd werd, omdat men voornamelijk binnen de groepverkeerde. Ook hier zal door toevoeging van here gravewel de afstand zijn bewaarddie er tussen de groepen bestond, maar men kan zich indenken dat in deze situatiede behoefte zich deed gelden die andere verhouding met een andere vorm totuitdrukking te brengen. Men zal die ander in de eigen-waarde, die een groepswaardeimpliceerde, hebben willen erkennen. Men hoeft nog niet eens te denken aan hettoekennen van meer-waarde wanneer men zich tot het hoofd van een andere groepmet het pronomen van de tweede persoon meervoud ghi richtte ter onderscheidingvan de leden van de eigen groep. Althans kunnen zo bij het toenemend onderlingcontact tussen de hoofden van families de voorwaarden zijn ontstaan waar het gebruikvan de meervoudsvorm in een behoefte voorzag. Dat dit ghi-gebruik vanuit diesituatie zich uitbreidde tot andere, lagere leden van een andere groep ligt voor dehand vanaf het moment dat met ghi de aangesprokene wordt onderscheiden van deeigen groep en ghi een distantie-pronomen is geworden. In welke mate detweetaligheid van klerken die het Latijnse vos en

31 G.S. Overdiep; De Middelnederlandsche imperatief; O T t IV (1935); blz. 332-340.32 A. van Loey;Middelnederlandse spraakkunst; deel I Vormleer; 4e herz. druk; Groningen

enz. 1964; § 27 aant. blz. 35.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 11: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

80

Vlamingen die van het Franse hof vous kenden deze ontwikkeling heeft beïnvloedmogen we buiten beschouwing laten. Eveneens in hoeverre de hoofdse literatuur eenander pronominaal gebruik weergeeft dan onder de toehoorders van die literatuur inde omgang gebruikelijk was, want het probleem is hier niet de historischeontwikkeling, maar het incidentele du-gebruik in een tekst waar ghi regel is, en zoligt dit probleem in de Reynaerd.Binnen de maagschap zeggen Grimbeert, Reynaerd en Hermeline ghi tot elkaar,

niet omdat voor hen de afhankelijkheid binnen de groep niet geldt, maar omdat dieniet extra gedemonstreerd behoeft te worden en dus het hoofdse ghi prevaleert, juistomdat dit de dieren typeert in die hoofse omgangsvormen die ook gelden voor deridderromans. Reynaerd is een adellijk heer met vele borghen, en hij neemt volgensde dichter afscheid van zijn vrouwe met hoofschen woorden ende met sconen (A1422).Waarom spreekt Bruun dan tot Reynaerd met du als hij van eten hoort? Op dat

moment moet du prevaleren boven ghi, niet alleen omdat de distantie opgehevenwordt, maar omdat Bruun Reynaerd binnen zijn kring haalt. De kring van smulpapenen feestvierders? De oude-jongens-onder-elkaar? Mogelijk, maar wellicht toch nogte modern geïnterpreteerd voor een wereld waar men steeds beducht moet zijn voorde geheime krachten waar een ander, een vreemde over beschikt, en waarom mende naam van de ander niet zonder redenen noemt, omdat men die krachten daardoorop zou roepen. Belangrijk is in ieder geval dat Bruun met dit du zijn agressiviteitaflegt. Bruun tracht immers gastvriend te worden. Hij wil niet over eten spreken, hijwil eten! De maagschap van de beer komt dan met die van de vos opvriendschappelijke voet, waardoor een verhouding ontstaat die te vergelijken is metverwachtschap, en dan ook in termen van verwantschap wordt uitgedrukt. Iemanddie de groepstaal bezigt als hij een verwant is, kan geen kwaad in de zin hebben.Natuurlijk is het typerend voor de beer, dat hij Reynaerd in zijn kring wil opnemenals er sprake is van eten en het du-gebruik typeert Bruun dan ook in zijn vraatzuchtdoor de keuze van du in deze situatie, maar juist daarom is du op dit moment niet‘ongemanierd’ of ‘lomp’. Was het dat wel, dan zou Bruun schelden.Het vervolg van deze scène versterkt deze opvatting. Ten slotte heeft Bruun

éénmaal du laten vallen, een geweldige verandering na zijn minachtende houding inhet begin en een zeer duidelijke toenaderingspoging, maar het zal van Reynaerdafhangen of hij erop in zal gaan. Deze tast de mogelijkheden voorzichtig af. Hij blijftde distantie handhaven. Er is voor hem geen enkele reden om Bruun, die de koningvertegenwoordigt voor wie hij zich straks zal moeten verantwoorden, als bondgenoottoe te spreken. Dat is hij niet, en hij zou een lichtgeraakte pair kunnen afstoten metvrijmoedige taal. Reynaerd zegt dus Heere Brune en ghi en hij noemt zichzelf eenarm man, niet te vergelijken met de voorname graaf Bruun Arem man dan nes gheengraue (A 564) en de vremde niewe spise noemt hij maar crancke haue. Al bezitReynaerd vele burchten, Bruun is veel machtiger dan hij, en Reynaerd weet, datBruun dit weten wil. Onvoorzichtigheid in dit opzicht zou het spel bederven, en menwas geweldig gevoelig waar het de eer van het geslacht betrof, want met de aantastingvan de eer werd ook het geslacht bedreigd. En waarom zou hij de koninklijkeboodschapper als vriend behandelen? Dat zou arg-

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 12: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

81

waan wekken of een overmoedige indruk. Kortom Reynaerd vermijdt het Bruun opde hoogadellijke tenen te trappen. Daarom cranke haue, armzalig, hij houdt er nietvan, al is het natuurlijk niet bedorven: goede versche honich raten. En Bruun wordtgevoerd zonder dat hij iets krijgt. Maar Bruun, oprecht in zijn gulzigheid, versterktzijn toenaderingspogingen metHelpe lieue vos reynaert (A 575). Niet alleen is helpede vorm die bij het enkelvoud, dus bij du behoort, maar lieue geeft in de Reynaerdsteeds een zeer nauwe verhouding van verbondenheid aan. Het noemen van declan-naam zal vermeden worden door de niet-clan-leden, tenzij deze met de clanverbonden zijn. Als Bruun de clan-naam vos gebruikt, bevestigt hij daarmee datReynaerd voor hem een ‘verwant’ is en dat hij van zijn kant Reynaerd alle goedstoewenst. Iemand die honing ter beschikking heeft zal hij nooit kwaad doen. Zelfsnu nog is het gevaarlijk de duivel te noemen, want dan trap je hem op zijn staart.Naarmate de groep machtiger is, is de groepsnaam gevaarlijker. De naam lyoenwordtslechts gebruikt door Firapeel, het familielid van de koning, als hij daarmee eenberoep doet op Nobel, die buiten zinnen is, en door dat woord wordt deze herinnerdaan zijn macht en waardigheid en aan de verplichtingen aan zijn geslacht. En daarnagaat Firapeel pais maken met Bruun en Isengrijn en dan speelt hij met die naam demacht uit van de koning tegen de gekrenkte pairs, die wel moeten capituleren.33 Maarook Reynaerd gebruikt die naam als hij de koning toespreekt in de houding van detrouwe vazal, die als enige Nobel altijd waarlijk gediend heeft, en dus van zijn kantgeen vrees voor de macht heeft die hij met dat woord oproept. Als Nobel echter zijnmacht wil misbruiken, dan is er niets aan te doen. Aan die macht appellerend zegthij: coninc lyoen ... Wildi mi zieden ofte braden / Ofte hanghen ofte blenden / Ic nemach hu niet ontwenden / Alle dieren zijn in hu bedwanc / Ghi zijt groet ende ic bencranc / Mine hulp es cleene ende dhuwe groet (A 1833-1843) en Reynaerd doet eenberoep op de rechtvaardige toepassing van de koninklijkemacht. Later heeft Reynaerdmet deze houding succes, want de geschiedenis van de verborgen schat die hij opdist,is ook de geschiedenis van de trouwe vazal wiens goede daden, in het verborgeneverricht, door de ondankbare koning miskend worden.Bruun zegt dus lieue vos reynaert, omdat zijn toenadering oprecht is. Maar honing

betekent dan ook zoveel voor de beer: Reynaerd helpt mi dat ics ghewinne / Edelereynaert soete neve (A 580-581). Nu heeft hij met zoveel woorden Reynaerd in zijngroep opgenomen. Dit blijkt impliciet uit soete neve en expliciet uit de volgenderegels: Also langhe als ic sal leuen / Willic hu daer omme minnen (A 582-583).34

Reynaerd blijft echter voorzichtig en dus in zijn burcht; zijn spel schijnt te lukken,maar hoe zou hij zelf in zo'n situatie staan te vleien? En als de prooi naar buiten wasgekomen, was het ‘kip ik heb je’. Reynaerd beschikt inderdaad

33 W. Gs Hellinga Naamgevingsproblemen in de Reynaert; bijdr. med. Naamkunde-commissieN A III; Amsterdam 1952; i.h.b. blz. I noot 3 (afgek.Naamgevingsproblemen) enHet laatstewoord is aan Firapeel; inMaatstaf VI (1958)

34 Ook Reynaerd toont nu toenadering d.m.v. de naamgeving: hij zegt bruun i.p.v. here brune(A 585, 588, 601)

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 13: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

82

over het baraetwaarvoor Nobel tevergeefs Bruun waarschuwde, en is juist daardoorbedacht op baraet van de kant van Bruun. Zou Bruun ooit kunnen veronderstellen,dat Reynaerd hem voor niets zo'n kostbaar geschenk zou geven, ook al is het voorReynaerd crancke haue? Hij is bovendien in een positie om voorwaarden te stellenen in een positie dat het onwaarschijlijk zou zijn als hij ze niet zou stellen. MochtBruun nog argwaan koesteren, dan zou deze door een aanbod van gratis honing zekerversterkt worden. Na eerst gedaan te hebben of Bruun maar grapjes maakt, wat dezeheftig ontkent, gaat Reynaerd in op het aanbod van Bruuns eeuwige vriendschap,die hij specificeert met de juridisch-formele term hulde. Er wordt een mondelingeacte opgesteld: Ic saels hu so vele beraden / Ghine hatet niet met hu tienen / Waendichu hulde daer met verdienen (A 592-594). Hulde is de wederzijdse steun waartoetwee geslachten zich verplichten, een vorm van bondgenootschap. In de feodaleverhouding tussen vorst en vazal bestaat er een huideplicht, d.w.z. de leenman moeto.a. de koning bijstaan in de oorlog maar hij mag van zijn kant op de machtigebescherming van zijn leenheer rekenen, en dit wordt bovendien vaak bevestigd metwederzijdse geschenken en gunsten. Reynaerd verlangt van Bruun de plechtig formeleerkenning van recht op steun. Hij noemt details waarmee hij de geweldige voorraadhoning geloofwaardig tracht te maken en hij specificeert de steun die van de kantvan de beer geleverd zal moeten worden: Dat soudic hu gheuen in hu ghewout /Heere brune wildi mi wesen hout / Ende voer mi dinghen te houe (A 605-607). Bruunzal de partij van Reynaerd moeten kiezen en hem steunen in het rechtsgeding. Datlijkt op omkoperij, op corruptie, maar dat is te modern gedacht. Bruun had tot nu toeeen neutrale positie in het proces ingenomen. Een rechtsgeding had een zeer formeeljuridische kant, maar met een zeer praktisch doel: het handhaven van de vrede doorhet verzoenen van veten, en daarbij legden de bestaande machtsverhoudingen eengroot gewicht in de schaal van vrouwe Justitia. Wat ligt meer voor de hand dan datReynaerd verwacht van de hulde van Bruun, dat de machtige beer zijn partij kiesttegen de gevaarlijke klager, de wolf. En inderdaad als hij over voldoende honing hadbeschikt, zou dit een zeer verstandige tactiek van Reynaerd zijn geweest in zijnomstandigheden. Maar hij had geen honing, want dat verzamelt een vos nu eenmaalniet als hij achter de kippen aan moet. Waarom dan al die moeite als hij toch nietnaar het hof wil en het zijn enige doel is Bruun uit de weg te ruimen, zodat dan deindaging niet heeft plaats gevonden? Omdat Bruun mee moet naar de val, waar hijalleen op eigen kracht in kan lopen.Bruun is geheel bereid tot deze steun en belooft plechtig: Hi wilde wesen ouer al

/ Ghestade vrient ende goet gheselle (A 612-613). Het bondgenootschap is gesloten!Er is éénmaal door Bruun du gebruikt, en daarmee is de hierboven geschetsteontwikkeling begonnen. Er is geen reden om daarna af te wijken van de ghi-vormen,zoals dat ook niet nodig is tussen verwanten.Reynaerd heeft zijn doel bereikt en hij lacht om deze toezegging, nog steeds in

zijn hol, zodat Bruun niet kan zien dat dit lachen in zijn vuistje plaats vindt: Hieromme louch reynaert die felle (A 614) want hij is geenszins van plan zijnverplichtingen van het contract na te komen en we mogen die felle hier inter-

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 14: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

83

preteren als ‘boosaardig’. Hij spreekt Bruun toe met heelt mare en belooft een portievan zeven vaten, om welk verrukkelijk vooruitzicht Bruun zo moet lachen, dat hijniet meer kan. En dan pas komt Reynaerd naar buiten en heet hij Bruun officieelwelkom, d.w.z. biedt hij zijn gastvriendschap aan en de bescherming die daarbijhoort: Oem bruun gheselle willecome (A 629). Nu neemt ook Reynaerd Bruunmisleidend op in zijn maagschap, waarbij hij de machtsverhouding uitdrukt met hetwoord voor de oudere verwant oem en het bondgenootschap met gheselle, waar deoorspronkelijke betekenis (iemand van de groep die in dezelfde ‘zaal’ woont) mogelijknog in herkend wordt. Met nagenoeg dezelfde formulering begroet Reynaerd laterde kater bij de volgende indaging: tybeert helet vry / Neue ghi zijt mi willecome (A1071-1072). Tybeert van gelijke rang als de vos wordt met neef toegesproken, maaris eveneens ‘held’ en eveneens ‘welkom’. Wij moeten buiten beschouwing laten datTybeert in de Franse branche I 777 ook met ‘welkom’ wordt begroet (Tybert ce distRenard ‘welcomme’) maar we mogen aannemen dat in de Middelnederlandse tekstBruun en Tybeert menen zich na deze woorden in Reynaerds gastvriendschap tebevinden. Dit wordt versterkt door het feit dat Grimbeert deze formele begroetingniet te horen krijgt als hij bij zijn ware oom komt voor de derde indaging. Er is geenenkele reden waarom dit zou gebeuren, want binnen de verwantschap spreekt dezegastvrijheid vanzelf.Waarom komt Reynaerd pas naar buiten als Bruun lacht? Mogen we daarin een

bevestiging vinden van Bruuns argeloosheid? Reynaerd, steeds op baraet bedacht,vertrouwt de woorden van Bruun nog niet geheel, maar hij weet dat Bruun lachenniet kan simuleren, daar dit blijkbaar nog een spontane reactie is. Alleen van Reynaerdwordt verteld dat hij zijn lachen kan beheersen. Wanneer hij de koning een strootjegeeft in plaats van de schat, vertelt de dichter: Reynaerts herte louch so zeere / Datment wel na an hem vernam (A 2568-2569) en als hij in opperste triomf met depelgrimstas uit de huid van Bruun en de schoenen van Isengrijn en zijn vrouwuitgeleide wordt gedaan door al zijn vroegere aanklagers, wordt er gezegd: Reynaertsherte binnen louch (A 3029). Alleen wanneer hij ‘het’ werkelijk ‘niet meer kanhouden’ en dat ook niet nodig is, nl. als hij de vrouw van de paepe hoort klagen tothaar zoon over het gemaltraiteerde geslachtsdeel van haar pastoor, dan lacht hij zodat hem bachten scorde / Ende hem crakede die tauerne (A 1286-1287).We zijn zo langdurig stil blijven staan bij deze plaats waar Bruun du gebruikt,

omdat een interpretatie gedemonstreerd dient te worden aan de hand van al hetbeschikbare materiaal. Nu het verloop van de scène de hypothese van een inclusiefdu blijkt te ondersteunen, is er reden om ook de andere du-gevallen in dit verbandin de tekst te onderzoeken.Het is voor Reynaerd een grote teleurstelling dat de dorpelingen Bruun hebben

laten ontsnappen; zijn positie is er heel wat ongunstiger door geworden, en hij betuigtin ondubbelzinnige woorden zijn misnoegen hierover: vermalendijt / Lamfroyt moetdijn herte sijn / Du best dulre dan een zwijn / Lamfroyt ergher puten sone etc. (A916 e.v.). Dit alles wordt gezegd met vormen van du. Dit geldt ook voor de andereredacties, alleen P gaat na du (Och du lantfert vuele dwaes ende ar-

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 15: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

84

ger dorper) over naar ghi: dat v god sceynde dat ghi etc. Deze woorden worden inalle redacties gekwalificeerd als scelden (A 929), en het is wel duidelijk dat Reynaerdmet du Lamfroyt niet tot zijn kring rekent. We hebben hier te maken met eennadrukkelijk non-ghi, waardoor Lamfroyt de eigenwaarde met het ghiwaar hij rechtop heeft ontnomen wordt. De distantie van ghi blijft bestaan en de minachting vandu wordt er aan toegevoegd, want dit du impliceert juist door het niet toekennen vanghi, dat er een ghi-verhouding bestaat. Het inclusieve du en het ontwaardende duhinderen elkaar niet, omdat de context en de situatie en bij het spreken de toon allemisverstand uitsluiten. Dit minachtende du is een versterking voor de opvatting datmet ghi de toegesprokene erkend wordt in zijn eigenwaarde. Afstand tussen dierenenmensen die er in de Reynaerd bestaat, en die daarom tot een andere aanspreekvormaanleiding zou kunnen geven, is hier niet in het geding. Deze afstand wordt namelijkook met ghi uitgedrukt, zoals o.a. blijkt wanneer Reynaerd vrouwe Julocke ‘troost’met het verlies van een essentieel stukje van haar pastoor met vormen die behorenbij ghi: swijghet, huwen en hu (A 1289-1292). Voor we echter aan deze pijnlijkezaak toe zijn is Tybeert op weg naar Reynaerd.In tegenstelling tot de overmoedige beer is de kater zeere drouue ende veruaert

(A 1044). Hij wordt echter vrolijk als hij sente martins voghel ziet, die met zijn naammogelijk reeds preludeert op Martinet, de zoon van de paepe, die de strik reeds voorhem gespannen heeft: Doe wart tybeert vroe ende in hoghen / Ende riep an sentemartins voghel / Nu vliech te miere rechter hant (A 1048-1050). De op voghelrijmende regel die we in F en gevarieerd in B en P vinden Kere harwaert dinen(rechteren) vloghel komt in A niet voor. Nu mag Vor der Hake niet stellen dat dezeregel in A is weggevallen en dat A met dinen een du-vorm zou hebben. Men magniet eerst tekstkritiek bedrijven en daarbij grammatische gegevens in de tekstinvoegen, en op grond van die gegevens conclusies voor de grammatica trekken, eenmethode die o.a. door Stoett in zijn Syntaxis is toegepast, en waardoor we een syntaxisterug krijgen die er eerst is ingestopt. Vor der Hake had bovendien deze regel nietnodig, de vorm vliech behoort als de tweede persoon enkelvoud van de imperatiefbij de aanspreekvorm du. De varianten hebben alle dinen en er is in dit opzicht geensprake van aarzeling. De verklaring van Vor der Hake is ‘dat Tybeert de woordenin zich zelf spreekt, zeker wetend dat de vogel te ver weg is om hem te hooren’ enhij concludeert: ‘dan is de du-vorm uitstekend op zijn plaats en komt er een van diefijne schakeeringen weer treffend door uit’.35 Maar Tybeert prevelt toch niet zachtjeseen schietgebedje! Het is juist de kater die alles van vogels af weet en dus ook detaal van de vogels spreekt, die hier luid roept en iets van de vogel gedaan wil krijgen.Zo hebben F en B het ook opgevat die Tybeert met al heyl de vogel laten begroeten,terwijl ze toch de vorm dinen gebruiken. Deze vogel, vrij in de lucht, zal wel gekzijn om te doen wat de kat zegt, vliegt naar de linker zijde en veroorzaakt zo eenongunstig voorteken. Waarom spreekt Tybeert in de du-vorm? Men leze de oudebezweringsformules uit de incantatieliteratuur maar na die Braekman36 en Van

35 Vor der Hake; Aanspreekvormen blz. 93.36 W. Braekman;Middelnederlandse zegingen, bezweringsformulieren en toverplanten; Med

V A; Gent 1963; blz. 175-386. Bijv. nr. 6 blz. 289; ‘+ Kanker, ic beswere di, in so watmanieren dattu best, dattu vut desen kerstinen mensche gaet enz.’.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 16: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

85

Haver37 ons verschaffen. Er kunnen hier verschillende argumenten naar voren gebrachtworden om dit du-gebruik te verklaren: een oude gefixeerde vorm van voor tijd datghi voor het enkelvoud werd gebruikt, een bezweringsformule waar geen plaats isvoor het afstand-scheppende ghi en de taal van de jager tot zijn prooi, want ook indit opzicht moet er een nauwe verbondenheid tussen kat en vogel bestaan. Bovendienkan in later tijd de houding van de spreker tot een herinterpretatie van dit du geleidhebben, want in tegenstelling tot het gebed tracht men bij bezweringen door demagische kracht van de woorden iets af te dwingen, waarbij de spreken doet of hijin een positie is waar hij te bevelen heeft.Zoals in Sleen een zieke oude grootmoeder wegens haar ziekte, haar ouderdom,

haar vrouw-zijn en haar verwantschapmet dowordt toegesproken, waarbij de sprekerzich niet bewust zal zijn welke de hiërarchie van de kategorieën is, zo zal ook debezwering van de Sint-Maartensvogel een situatie zijn waarin een complex vandu-factoren zich doet gelden. Daartegenover zijn er gevallen waar du maar onderéén aspect is te verklaren en dat bovendien voor de ene spreker sterker kan geldendan voor de ander, zodat op zulke momenten een individuele keuze mogelijk wordt.Dat vinden we als vrouwe Julocke vol spijt haar zoon wijst op de ingreep van

Tybeert in het lichaam van haar pastoor. Alleen in A spreekt Julocke haar eigen zoonmet ghi aan: Siet lieue neve martinet / Dit was van huwes vader ghewande / Siet hiermijn scade ende mijn scande (A 1278-1280).‘Beter dan in R.I. waar Julocke tot haar zoon Martinet ghi zegt, zijn de regels (...)

in R. II waar zij du zegt’, meent Vor der Hake38 en Muller heeft dezelfde opvatting.39

Er wordt echter een belangrijke aanwijzing niet begrepen: in A zegt de moeder nl.neve tegen haar zoon, terwijl ze in dezelfde zin de pape wel diens vader noemt. InF, B en P zegt zij du, maar noemt zij hem ook ‘zoon’. Muller wijzigt in zijn uitgavedit neve in sone en verwerpt de opvatting van Buitenrust Hettema40 dat de moederhier ‘fatsoenshalve’ de zoon van de priester ‘neve’ noemt op grond van het volgende‘vader’, dat hier mee in strijd zou zijn. We moeten ons deze scène voorstellen zoalseen joculator die bracht voor zijn publiek.41 Hier staan de vrouw van de dorpspastooren haar zoonMartinet, een van de vele kindertjes van St. Maarten, de meest populaireheilige en patroon van vele dorpskerken en dus ook wel van de vele kinderen van dekerk. Op een geaffecteerde toon alsof ze converseert spreekt ze tegen haar zoon, diezij distanciërend ‘neef’ noemt, in de hoof-

37 Jozef van Haver;Nederlandse incantatieliteratuur; Een gecommentarieerd compendium vanNederlandse bezweringsformules; Gent 1964. (V A Bekroonde werken VIe reeks nr. 94).

38 Vor der Hake; Aanspreekvormen blz. 94.39 J.W. Muller; Critische Commentaar blz. 233.40 F. Buitenrust Hettema; Van den vos Reynaerde II, blz. 38 en 39.41 Hellinga heeft aangetoond dat sommige passages in de Reynaerd alleen te begrijpen zijn

wanneer men aanneemt dat de tekst oorspronkelijk werd voorgedragen. Zie Anton vanDuinkerken en Wytze Gs. Hellinga; Lezen en laten lezen; Maatstaf V (1957); blz. 41-62.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 17: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

86

se vormen van ghi zonder dat er anderen bij zijn voor wie ze de vormen te bewarenheeft en daarbij verraadt zij zich meteen door van ‘uw vader’ te spreken, terwijl zehet heeft over... een testikel van de pastoor die tot háár schade verloren is gegaan.Met de zoon heeft zij niets te maken en met de vader ook niet, op dat kleinigheidjena daar op de vloer. Het publiek zal wel meegebulderd hebben met Reynaerd die ditstaat af te luisteren en ‘barst’ van het lachen. A gebruikt op deze plaats ghi in oppositietot du, dat tussen moeder en zoon te verwachten is, zeker als er geen buitenstaandersbij aanwezig zijn en zeker bij zulke jammerklachten. Dit ghi en neve is een grapjevan Willem met de vrouw van de dorpspastoor die zich op de toon van een gravinverspreekt bij een scabreus onderwerp. De andere redacties, die noch het neve nochdit ghi begrepen, hebben kritisch ingegrepen: de neef werd zoon en ghi werd du ener ging een grapje verloren.Reynaerd is met Grimbeert op weg naar het hof en voelt zich gedrongen te biechten:

Lieue neve ic wille gaen... Te biechten hier te di (A 1435-1437). Ook F heeft di, Ben P echter u. De lezing di kan noch bij Vor der Hake noch bij Muller genade vinden.Muller noemt di hier ‘onduldbaar’ en merkt op dat F en B ‘bijna altijd tegenover Ade oudere, betere verdeeling en toepassing der aanspreekvormen staaft’.42 In A 1478komt deze vorm in de biecht terug evenals in de andere redacties en deCambridge-fragmenten D: Oec hebbic dat segghic di. Vor der Hake verklaart dit dimet rijmdwang43, die niet in de oorspronkelijke tekst gestaan kan hebben. Hoemoetenwe ons dat voorstellen? Troffen de kopiisten een bedorven plaats aan waar derijmwoorden geheel verdwenen waren en waarschijnlijk dan ook wel de rest van deregels, want anders was de tekst wel in de oorspronkelijke redactie hersteld? Maarhoe komen dan de varianten zo parallel te lopen? Op wat voor vroege legger moetdeze ‘fout’ dan teruggaan, die blijkbaar door geen enkele kopiist als fout werd herkenden gelden de verschillen tussen du en ghi dan niet in rijmpositie? Als deze vormenverwisselbaar zijn terwille van het rijm bestaan die verschillen dan wel die Vor derHake met zoveel nadruk naar voren brengt? Ligt het niet meer voor de hand ook hierte denken aan nauwe verbondenheid van de biechteling met de biechtvader, eenafhankelijkheid die door du gereleveerd wordt en ingeleid is met een beroep op deverwantschap lieue neve? Dat deze vorm slechts tweemaal in de biecht voorkomt ineen tekst waar de verwanten onderling ghi zeggen, ligt voor de hand: dit inclusievedu hoeft maar een enkele maal gebruikt te worden als er geappelleerd wordt aan deverwantschap; een constant gebruik zou afbreuk doen aan dat appèl. Bovendienbestaat de mogelijkheid dat de sacraal formele situatie van de biecht hetoorspronkelijke du langer bewaart.Als Reynaerd ter dood veroordeeld is en Isengrijn, Bruun en Tybeert de galg gereed

zullen maken, spreekt Bruun: neve tybeert nem / Die lijne du salt mede loepen /Reynaert die salt nu becoepen / Mijn scone liere ende dine hoghe (A 1957-

42 J.W. Muller, Critische Commentaar blz. 241 en 242. Later herziet Muller deze uitspraak inReinaert-studiën: Ts LIX (1940); blz. 179 en 180: du is dan een blijk van vertrouwelijkheid,zodat ‘de natuurlijke, sterkere maagschap den biechteling nu en dan de kerkelijke betrekkingdoet vergeten’.

43 Vor der Hake; Aanspreekvormen blz. 97.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 18: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

87

1960). F heeft dezelfde du-vormen, in B en P ontbreken deze regels.‘Waarom hier du? Omdat Bruun een lomperd is, en hij den aangenomen hoofschen

stijl vergeet?’, vraagt Vor der Hake44 zich af. Waarom zou Bruun hier lomp zijn tegenTybeert, die hij neve noemt, dus als een verwant toespreekt? Deze ‘verwantschap’bevestigt Bruun met du, en dat is op deze plaats functioneel, want de verbondenheidtussen de beren, wolven en katten in de gemeenschappelijke vete tegen de vos wordthier gedemonstreerd. Door het gemeenschappelijk belang is er een bondgenootschaptot stand gekomen; ze zijn ghesellen geworden en worden zo ook genoemd (A 2798).De kat hoeft niets te vrezen van de machtige beer als ze straks naar de galg gaan.Bruun hoopt dit maal geen eten te krijgen als in A 562, maar hulp in zijn wraak vande kat die de lijn aan de galg moet vast maken.Nu deze drie vijanden de kring van de dieren verlaten hebben, begint Reynaerd

zijn openbare biecht. Aan het slot vertelt hij dat hij een enorme schat zilver en goudbezit, waarmee een aanslag op het leven van de koning is beraamd. De koninginbarst in geweeklaag uit en bezweert Reynaerd toch vooral alles te vertellen. Reynaerdspeelt zijn spel: hij zou hier nooit over begonnen zijn, want som van minen liefstenmaghen (A 2193) zijn in die aanslag betrokken, maar met de dood zou ook de helhem te wachten staan als hij zijn mond hield. Dit maakt indruk op de koning: Dienconinc wart die herte zwaer / Ende sprac reynaerd sechstu mi waer (A 2199-2200).Ook F, B en P hebben hier een du-vorm en we zijn benieuwd wat Vor der Hake

hierover te zeggen heeft, want de koning is toch geen lomperd en we hebben ookniet met een rijmpositie te maken, maar Vor der Hake behandelt deze plaats niet.Waaromwerd de koning die herte zwaer?Wat Reynaerd hier klaagt is in de feodale

middeleeuwen ongehoord. Alleen een misdaad waar men zelf slachtoffer van is,brengt men voor de rechter. ‘In het oud-Vlaamse strafproces heeft ook het postulaatgegolden ‘waar geen klager is zal ook geen rechter zijn’. De plechtige klacht van hetslachtoffer of zijn verwanten is alleen in staat de vervolging in werking te stellen’.45

Maar niemand dacht eraan een vete te riskeren door iemand van een misdaad waarhij geen nadeel van had ondervonden te beschuldigen. Hij zou geen deel van hetzoengeld krijgen en hij had geen recht nodig. Bruun daagt Reynaerd in om voor hetgerecht te verschijnen Recht te nemene ende te gheuene / Ende in vreden voert teleuene (A 529-530). Daar diende een ding voor en wat heeft een buitenstaanderdaarmee te maken? Het is ten tijde van Philips van Elzas (1157-1191) dat dewroegingsprocedure ingesteld wordt, de ‘duergaende waerhede’. Deze vindt echterplaats op initiatief van de vorst, die door ondervraging van onder ede gesteldepersonen onderzoekt of ermisdaden hebben plaatsgevondenwaarover niet is geklaagd.Dit is de eerste fase van de staatsvervolging ex officio.46 Iemand die geen partij is envrijwillig gaat klagen, moet wel indruk maken en de koning moet er op in gaan, nietalleen wegens de te verwachten boeten, maar vooral omdat het zijn belang is dat hetstaatsbelang prevaleert boven de groepsbelan-

44 Vor der Hake; Aanspreekvormen blz. 95.45 R.C. van Caeneghem; Gesch. v.h. strafprocesrecht blz. 17.46 R.C. van Caeneghem; Gesch. v.h. strafprocesrecht blz. 33-66.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 19: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

88

gen. Reynaerd doet echter nog meer: hij beschuldigt zijn eigen verwanten. Straksformuleert hij het als volgt: Ic sal hu lesen sonder brief / Die verraderen openbare/ So dat ic niemene en spare / Dien ic te wroughene sculdich bem (A 2222-2225).Maar het beschuldigen van leden van de eigen groep is het verloochenen van die

groep, die hij als stamhoofd juist moet verdedigen en die hij representeert. Hoe nauwdie groep onderling verbonden is, blijkt uit het feit dat Doe reynaert verordeelt was/ Orlof nam grimbeert die das / Met reynaerts naeste maghen / Sine consten nietverdraghen / No sine consten niet ghedoghen / Datmen reynaerde voer haren oghen/ Soude hanghen alse eenen dief / Nochtan waest hem somen lief (A 1886-1893). Degroep deelt in de schande die aan een lid van de groep, en zeker aan het hoofd vande groep zal worden voltrokken. De eigen eer wordt aangetast en daardoor de eigenexistentie. Ook al bestaat er binnen de clan een wrok tegen Reynaerd, mogelijk omwat hij de groep heeft aangedaan door zijn veroordeling, naar buiten treedt men opals de eenheid die men is. En ook de koning weet dat de trouw binnen de groep groteris dan de feodale trouw. Hij wil daarom de straf zo spoedig mogelijk voltrokken zien,want er zou door de solidaire clan wel eens een bevrijdingspoging ondernomenkunnen worden (A 1894-1914).Reynaerd maakt gebruik van dit saamhorigheidsgevoel. Wanneer hij leden van de

groep in zijn aanklacht betrekt, en het blijken nota bene zijn eigen vader en de trouweGrimbeert te zijn, danmoet die aanklacht waar zijn, en dan zijn dus ook zijn vijandenIsengrijn, Bruun en Tybeert schuldig aan een halsmisdrijf. Verraadt Reynaerd danzijn eigen groep? Geldt voor hem niet de verbondenheid met de clan, die hem weltrouw blijft? De koning en de andere dieren moeten dit wel denken en concluderendat Reynaerd de trouw aan de koning stelt boven de verplichtingen aan zijn geslacht.Dit is de rol die Reynaerd van het begin af aan als hij voor de koning is verschenen,gespeeld heeft en die hij nu lijkt waar te maken. Maar het publiek dat dit hoortvertellen, moet Reynaerd nu toch wel onsympathiek vinden? Om dit te voorkomenloopt Willem op zijn verhaal vooruit en richt hij zich tot de luisteraars: Nu hoert hoereynaert sal verdoren / Den coninc entie coninghinne / Ende hi beweruen sal metzinne / Des coninx vrienscap ende sine hulde / Ende hi buten haerre sculde / Bruneende ysingrijn beede / Vp hief in groter onghereede (A 2164-2170). En nog eensvertelt hij het publiek dat Reynaerd zijn vader en Grimbeert zal aanklagen, maar dathij dat doet om beter geloofd te worden in zijn aanklacht tegen zijn vijanden (A2227-2237). En het publiek weet ook dat de oude Reynaerd dood is en dat Grimbeertdoor zijn afwezigheid voorlopig geen gevaar loopt. Reynaerd bereikt dus zijn doelzonder dat zijn verwanten schade of schande zullen ondervinden, en daarna bijt hijmet één meesterlijke hap Cuwaert de kop af, waardoor de koning nooit de schat zalkunnen vinden, en deze begrijpt dat hij bedrogen is. Er is geen aanslag beraamd, deoude Reynaerd en Grimbeert zijn even onschuldig als de mishandelde Bruun enIsengrijn, en Reynaerd is van al zijn misdaden officieel vrijgesproken, daarvoor kanhij niet meer voor het gerecht gedaagd worden. Juridisch gaat Reynaerd vrij uit enook in de praktijk, want hij trekt, niet in schande als balling, maar met zijn helefamilie naar een voortreffelijke omgevingmet behoud van zijn eer, en dus met behoudvan de eer van de clan, wat nooit gebeurd zou zijn als hij niet voor het hof verschenenwas en bij verstek

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 20: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

89

veroordeeld. Deze hele intrige kan alleen functioneren in de groepen-maatschappij,zoals die uit het verhaal telkens blijkt, en die ook ten grondslag ligt aan onze hypothesevan het du-gebruik.We keren terug naar Nobel die het benauwd had gekregen en Sechstu mi waer aan

Reynaerd vraagt. Hij kan het zich niet voorstellen wat hij hoort, maar hij moet welals de eigen clanleden worden opgeofferd door een ter dood veroordeelde die zijnlaatste woorden spreekt. De leeuw spreekt als de machtige vorst die alle agressiviteitlaat varen en Reynaerd in zijn kring betrekt nu zijn eigen veiligheid in het geding is.Reynaerd wordt de trouwe vazal die het leven van zijn koning ten koste van allesbeschermt. Op deze plaats zou ghi een distantie scheppen die er niet is. Zelfs in zijntoorn heeft Nobel zich beheerst en Reynaerd niet gekleineerd door hem niet in zijneigenwaarde te laten; steeds heeft hij ghi gezegd. Waarom zou de koning dan op ditmoment hem die eigenwaarde willen ontnemen? Dat doet hij dan ook niet, want hijscheldt niet, er is hier geen non-ghi maar een inclusief du gebruikt.Wanneer Reynaerd daarna de hulde van de koning heeft ontvangen en de

kwijtschelding van zijn misdaden door middel van de formele handeling van hetoverhandigen van een strootje, schenkt Reynaerd van zijn kant eveneens met eenstrootje de schat symbolisch aan de koning, en bij dit symbool blijft het: Reynaertnam een stroe voer hem / Ende sprac heere coninc nem / hier gheue ic di vp den scat/ Die wijlen ermelinc besat (A 2561-2564). F heeft nem maar v en B wilt ontfaen env evenals P.Met Leendertz veronderstelt Vor der Hake ‘misschien hebben we hier in R.I. te

doen met een plechtige oude rechtsformule, welker woorden ook tegenover denkoning onveranderdmoesten blijven.47Het is een bekend feit dat rechtsformules langgefixeerd blijven. Deze fixatie stamt dan uit een tijd dat du nog de normaleaanspreekvorm was voor het enkelvoud tegen iedereen. De sociale positie van deaangesprokene werd niet met het pronomen uitgedrukt, maar zoals hier in heereconinc. Of hier bovendien de verhouding-leenman-tot-leenheer in meespeelt, is niette achterhalen, maar mogelijk, want deze formule is in F gewijzigd alleen in hetpronomen, dat aangepast werd aan de latere verhoudingen.Reynaerd die vervolgens van zijn kant nadere inlichtingen moet geven over de

schat, spiegelt de koning voor hoe dankbaar deze zal zijn als hij al dat goud voorzich zal zien, en hoe dankbaar hij Reynaerd zal zijn: Hoe dicken suldi peinsen inhuwen moet / Ay reynaert ghetrauwe vos / Die hier grouues in dit mos / Desen scatbi dijnre lust / God gheue di goet waer du best (A 2618-2622).Met dit du-gebruik stemmen alle varianten in. Muller verklaart: ‘de koning, door

R. ingevoerd als tot hem, R., in dankbare verteedering sprekende (of: R. bescheidenover zich zelf sprekende)?’48 Vor der Hake behandelt deze plaats niet. Nu maaktNobel niet de indruk spoedig vertederd te zijn en of Reynaerd hier bescheiden is,lijkt mij moeilijk vast te stellen; wij weten maar zo weinig van bescheidenheid in de12e, 13e eeuw. Maar legt Reynaerd Nobel hier niet de woorden

47 Vor der Hake; Aanspreekvormen blz. 95 en 96.48 J.W. Muller, Critische Commentaar blz. 126.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 21: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

90

in de mond die deze alleen zou gebruiken als hij de nauwe verbondenheid met zijnvazal zou willen releveren, zoals in A 2200 Wat sechstu? En impliceert Reynaerddan niet met deze vorm die de verbondenheid blijkt te kunnen uitdrukken, ook dedaarbij van zijn kant gesuggereerde trouw?Wanneer F, B en P deze vorm handhaven,terwijl we in die redacties zoveel minder het inclusieve du vinden, dan is het mogelijkdat in de varianten dit du anders werd geïnterpreteerd en zo gehandhaafd bleef, maarnu omdat men het vreemd zou vinden wanneer Reynaerd ‘hoofs’ over zichzelf zouspreken.De plaats Kriekeputte waar de schat verborgen zou liggen, kent Nobel niet. Ondanks

de verzoening wekt dit zijn achterdocht. Er is Reynaerd dus alles aan gelegen om tebewijzen dat er een Kriekeputte bestaat.Wanneer de koning daarvan overtuigd wordt,is er voor hem geen reden meer tot die achterdocht, want aan de symbolisch reedsovergedragen schat wordt door Nobel niet getwijfeld. Daarom roept Reynaerd, dievoor het publiek van dieren nog steeds veroordeeld is, maar ondertussen de lakensstaat uit te delen, Cuwaert de haas bij de koning. De haas, vertrouwdmet alle eenzameplaatsen en de schatbewaarder in de Germaanse sagen49, zal inlichtingen moetenverschaffen. Cuwaert, niet wetend wat hem te wachten staat en zo spreekwoordelijklaf, dat het bij de Salische Franken zelfs strafbaar was gesteld iemand voor haas uitte schelden50, ghinc met vare (A 2648). Hij staat zo te trillen van angst, dat Reynaerdhem vraagt: cuwaert hebdi coude / Ghi beuet zijt blide al sonder vaer (A 2650-2651),een advies dat het haasje niet zo maar kan opvolgen. Maar als dan de vraag komtWeetstu waer krieke putte steet (A 2657) kan Cuwaert vrij ademen. Niet alleen dathem iets gevraagd is waar hij gemakkelijk op kan antwoorden, maar ook de vormwaarin Reynaerd hem dit vraagt, maakt de vosminder angstwekkend. F heeft dezelfdedu-vorm, B en P daarentegen ghi.Hellinga51 heeft erop gewezen wat daar in dat afgelegen gebied aan sodomie

bedreven werd. Reynaerd herinnert de haas aan een tijd waar hij, erotisch dier bijuitstek in het oude volksgeloof52, met genoegen aan terug denkt. Was Reynaerd daarook een van de makkers van het schendhaasje? In ieder geval bereikt Reynaerd zijndoel en of ze daar samen ronddweilden of dat Reynaerd hem slechts aan die plaatsherinnert, de afstand is opgeheven tussen vos en haas met du, zijn angst valt weg enopgelucht gaat de deksel van de beerput en de haas ratelt alle vieze verhaaltjes af diehij in korte tijd kwijt kan. Dat is nu ook weer niet de bedoeling van Reynaerd, wanthet vermelden van valse munters, wat daar ook mee bedoeld kan zijn, klinkt nietvertrouwenwekkend bij informatie over een begraven schat, die dan wel eens uitvalse munten zou kunnen bestaan. Daarom onderbreekt hij het verhaal met eenverzuchting over het hondje Rijn, die zoveel goeds over hem zou kunnen zeggen alshij er maar was, en voordat de koning nog lastige vragen kan

49 E. Hoffmann-Krayer; Handwörterbuch des deutschen Aberglaubens; III (1930-1931); kol.1507. (afgek. Handwb. d.d. Abergl.)

50 B.H.D. Hermesdorf; De advocatuur in de Reinaert; Advocatenblad 1956 nr. 7 en 9.51 W. Gs Hellinga; Het laatste woord is aan Firapeel; Maatstaf VI (1958); blz. 353-373.52 E. Hoffmann-Krayer; Handwb. d.d. Abergl. III, kol. 1505.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 22: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

91

stellen, breekt Reynaerd het onderhoud af: Gaet weder onder ghene knechte / Spracreynaert haestelic cuwaert / Mijn heere de coninc ne heeft thuwaert / Gheene sakete sprekene meer (A 2684-2687) en Reynaerd spreekt weer met het distanciërendeghi en zendt Cuwaert terug naar de plaats waar hij hoort, ‘onder het volk daar’.Ten slotte zijn Bruun, Isengrijn en Hersinde gevangen genomen en Reynaerd heeft

een pelgrimstas uit de huid van de beer gekregen. Nu moet Reynaerd om zijn wraakte voltooien nog triomferen over de wolf en zijn vrouw. Hij begeeft zich naar dekoningin en belooft haar als pelgrim te zullen bidden voor haar zieleheil op het heiligegraf: Vrauwe ic bem hu peelgrijn (A 2852) en Het es peelgrins recht / Dat highedincket in sine ghebeden / Al tgoet datmen hem noyt dede / Ghi moghet hu zielenan mi scoyen (A 2857-2860). Voor dit geestelijk schoeisel verlangt hij deugdelijkschoeisel uit de huid van Hersinde, die dat best kan missen: So bliuet thuus in haerghemac (A 2864). De koningin acht dit een redelijk verzoek en geeft nog de schoenenvan de poten van Isengrijn toe.53 In dit antwoord dat in de ghi-vorm plaats vindt, gaatzij in enkele zinnen over tot du: Dinen arbeit wert niet cleene / Hets dijn noet dattuhebs scoen (A 2871-2872). In de varianten ontbreken deze regels, die Muller om diereden aanvankelijk verwerpt54, maar later komt hij hiervan terug: ‘Bij nader inziendunken mij de geopperde bedenkingen (...) niet onoverkomelijk (...) hier is dieherhaling der voor R. op zijn pelgrimage te verwachten bezwaren mogelijk ook welopzettelijk bedoeld als blijk der bijzondere “lieftalligheid” der bigotte koningin jegensR., waarvan ook haar plotseling gemeenzaam “dudijnen” een uiting zou kunnenzijn’.55

De vraag waarom de koningin in haar vrij lange antwoord juist bij deze regels totdu overgaat is minder belangrijk dan het feit dat ze du gebruikt. Reynaerd is in staatom op te komen voor het zieleheil van zijn weldoenster en dat schept eenafhankelijkheid die de afstand tussen edelman en koningin opheft. Ze zijn, weinigchristelijk, broeder en zuster in het geloof. Dat de koningin weinig offert behalvehaar slachtoffers is het publiek ook wel duidelijk, maar in deze formeel denkendewereld is het voor de koningin in de eerste plaats van belang dat er voor haar zieleheilwordt gebeden.Vor der Hake besluit zijn overzicht van de aanspreekvormen in de Reynaerd: Laten

wij nu de sacrale woorden in R.I. (ed. Hellinga A 2562/3 F.L.) en de twee gevallenwaarin Bruun dudijnt (A 562 en A 1958) alle drie plaatsen waar de omwerking ghiheeft, buiten beschouwing, dan blijven toch nog vijf gevallen over waar deaanspreekvormen in de omwerking m.i. beter zijn dan in R.I. Dit feit schijnt mij steunte zijn voor de gissing (met noot: door Dr. J.W. Muller in de Inleiding van zijnproefschrift: De oude en de jongere bewerking van den Reinaert geuit.) dat deafschrijver, waaraan wij het Brusselsche hs. (R. II) te danken hebben, copieerde naareen hs. dat in vele gevallen dichter stond bij den archetypus dan het

53 Schoenen uit wolfshuid vervaardigd hadden een beschermende kracht! (Handwb. d.d. Abergl.IX. kol. 773 en 779).

54 J.W. Muller; Critische Commentaar blz. 323.55 J.W. Muller; Reinaert-studiën; Ts LIX (1940) blz. 197.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’

Page 23: ‘Overhetgebruikvan du inde Reynaerd · 2016-03-07 · 71 F.Lulofs OverhetgebruikvanduindeReynaerd WanneerdebeerBruuninopdrachtvankoningNobelmoeenbezweetbijhetkasteel Maupertuus,hetbestevanReynaerdsborghen

92

ms. dat de vervaardiger van het Comburgsche hs. voor zich had. Dichter bij -natuurlijk was ook het ms. dat de afschrijver van R. II copiëerde niet meer gelijk aanWillems oorspronkelijk werk: het kan eenvoudig niet meer worden aangenomen dat‘Willem dieMadokmaecte’, de dichter bij de gratie Gods, om een rijmwoord verlegenzou zijn, en om in dien nood te voorzien nu maar in een ghi-gesprek een du-vorminlaschte, zooals we dat tweemaal in R.I., maar eenmaal ook nog in R. II hebbenaangetroffen’.56

Uit deze woorden is het niet duidelijk of Vor der Hake die sacrale woorden en hetdu-gebruik van Bruun nu functioneel acht of niet. Zijn ze dat namelijk wel, en hijschijnt die plaatsen te accepteren, dan wordt de ouderdom van de omwerking dubieus,omdat die dan ten onrechte volgens Vor der Hake ghi zou hebben. Wij hebbenhierboven al betoogd dat Vor der Hake het materiaal ondergeschikt maakt aan zijntheorie. Wij menen te mogen concluderen dat du in A steeds functioneel is gebruikt,en wel om de spreker of de situatie te typeren. Voor zover deze functie van du dooreen veranderd gebruik niet meer begrepen werd, hebben de kopiisten van de andereredacties kritisch ingegrepen, d.w.z. de vormen aangepast aan het ghi-gebruik vande Reynaerd zoals zij dat begrepen. De kopiist van A, die volgens Hellinga decodex-1200 als legger had, ‘moderniseerde bij het afschrijven de spelling, maar danook alleen de spelling. Hij was een kundig vakman, die weinig copiïsten-foutengemaakt heeft, maar hij was ook iemand met weinig kritiek en weinig fantasie; eenscriptor zonder meer. Het ook voor hem ongewone, oude schrift kon hem gemakkelijkmisleiden; vooral in namen. Dan noteerde hij braaf wat hij meende dat er stond. Enhij ging in de gevallen waarin hij niets kon lezen, b.v. omdat de codex defect was,zodat hij zelf een “las” moest maken, op wel heel simpele wijze te werk. Gelukkig!Want daardoor is de Comburgse redactie (A) een zéér kostbare grondslag voor deReynaert-philologie geworden’.57Deze conclusie die o.a. op codicologisch onderzoek berust, wordt bevestigd door

wat wij gevonden menen te hebben bij tekstanalyse in verband met het du-gebruik,zoals dit in de legger van de A-redactie nog blijkt te hebben gefunctioneerd. In dietekst lijken de dieren op mensen aan wie tot in hun aanspreekvormen toe nietsmenselijks vreemd is, maar die ons tevens een spiegel voorhouden van een zogrimmige en boze samenleving dat het individu wegschuilt in de groep waar hij zichveilig waant, behalve de individualist Reynaerd die als enige boosaardig lacht in zijnvuistje.

September 1966

56 Vor der Hake; Aanspreekvormen blz. 96 en 97.57 W. Gs Hellinga; Naamgevingsproblemen blz. 4, zie ook blz. 19 en W. Gs Hellinga en P.J.H.

Vermeeren; Kroniek; Codicologie en Filologie XV; Spiegel der Letteren; IX (1965-1966);blz. 61 en 62.

F. Lulofs, ‘Over het gebruik van du in de Reynaerd’