Agro Nieuwsbrief April 2014

11
AGRONIEUWS VAN SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS AGRO NIEUWS SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS NIEUWS Gecombineerde opgave 2014 Jaarlijks moeten agrarisch ondernemers tussen 1 april en 15 mei de Gecombineerde opgave invullen. Dit is een geïntegreerde opgave voor Landbouwtelling, mestwetgeving en GLB Verzamelaanvraag (aanvraag bedrijfstoeslag en subsidies). De belangrijkste wijzigingen in de Gecombineerde opgave 2014 zijn: Er is geen subsidie meer mogelijk voor diervriendelijk produceren en voor compensatie I&R schapen en geiten. Via de opgave kan dit jaar ook subsidie voor de instandhouding van vezelgewassen (vlas- en hennepvezel) worden aangevraagd. Het steunbedrag bedraagt 270 per hectare. De vragen over de huisvesting van dieren zijn uitgebreid. Er zijn vragen toegevoegd over de opslag van mest. APRIL 2014 Dit is de eerste uitgave van AgroNieuws. In deze nieuwsbrief staat actuele informatie voor de agrarisch ondernemer. De agrarische afdeling staat klaar om uw vragen naar aanleiding van deze brief te beantwoorden. U vindt onze contactgegevens achterin deze brief.

description

Lees de Agro Nieuwsbrief van April 2014

Transcript of Agro Nieuwsbrief April 2014

Page 1: Agro Nieuwsbrief April 2014

AGRONIEUWS VAN SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS

AGRONIEUWS

SCHUITEMANA C C O U N TA N T S & A D V I S E U R S

NIEUWS

Gecombineerde opgave 2014

Jaarlijks moeten agrarisch ondernemers tussen 1 april en 15 mei de Gecombineerde opgave invullen.

Dit is een geïntegreerde opgave voor Landbouwtelling, mestwetgeving en GLB Verzamelaanvraag

(aanvraag bedrijfstoeslag en subsidies).

De belangrijkste wijzigingen in de Gecombineerde opgave 2014 zijn:

• Er is geen subsidie meer mogelijk voor diervriendelijk produceren en voor compensatie I&R

schapen en geiten.

• Via de opgave kan dit jaar ook subsidie voor de instandhouding van vezelgewassen (vlas- en

hennepvezel) worden aangevraagd. Het steunbedrag bedraagt € 270 per hectare.

• De vragen over de huisvesting van dieren zijn uitgebreid.

• Er zijn vragen toegevoegd over de opslag van mest.

APRIL 2014

Dit is de eerste uitgave van AgroNieuws. In deze nieuwsbrief staat actuele informatie voor de agrarisch ondernemer. De agrarische afdeling staat klaar om uw vragen naar aanleiding van deze brief te beantwoorden. U vindt onze contactgegevens achterin deze brief.

Page 2: Agro Nieuwsbrief April 2014

Attentiepunten Gecombineerde opgave

Let bij het invullen van de Gecombineerde opgave ook op de volgende punten:

• Ga zorgvuldig na of de doorgevoerde perceelscorrecties juist zijn.

• Denk aan de bemestingsvrije zones.

• Percelen met een hoofdzakelijk recreatieve, verkeerskundige, infrastructurele of industriële

functie (bijv. parken, sportvelden, onverharde landingsbanen en hobbyweides) komen niet in

aanmerking voor uitbetaling van toeslagen.

• Voorkom herhaalde fouten, bijvoorbeeld het herhaaldelijk te groot opgeven van een perceel.

Deze kunnen leiden tot forse kortingen of uitsluitingen.

• Denk aan het tijdelijk uit gebruik nemen van grond als landbouwgrond (bijvoorbeeld opslag

zand bij bouw stal).

• Ingediende correcties tijdens de controle door de RVO kunnen leiden tot kortingen.

• Denk aan de voorwaarden voor de benutting van toeslagrechten met speciale voorwaarden.

• Het niet naleven van randvoorwaarden op het gebied van milieu, gezondheid, dierenwelzijn en

eisen aan de goede landbouw- en milieuconditie kan leiden tot kortingen op de bedrijfstoeslag.

• Als een subsidie is aangevraagd voor agrarisch natuurbeheer (SNL-a), moet via de

Gecombineerde opgave een betaalverzoek ingediend worden.

• Draagt u een perceel met een beheerssubsidie over of krijgt u een perceel met een dergelijke

subsidie overgedragen? Dien dan voor 15 mei een meldingsformulier tot het overdragen van de

beheerssubsidie in bij de RVO.

• Bij percelen met een lage of neutrale fosfaattoestand kunt u alleen gebruik maken van een

hogere fosfaatgebruiksnorm als u de PAL- of Pw-waarde van dit perceel opgeeft.

• Bedrijfstoeslagen lager dan € 500 worden niet uitbetaald. Voor de probleemgebieden-

vergoeding en de SNL geldt een ondergrens van € 200.

• Stem de gegevens met betrekking tot bemesting en beweiding goed af op uw mestboek-

houding. Deze worden gebruikt bij de controle op de naleving van de mestgebruiksnormen.

• Controleer of het inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel bekend is bij de RVO,

aangezien deze inschrijving één van de voorwaarden is voor het verkrijgen van nieuwe rechten

in 2015. Indien de landbouwactiviteiten nevenactiviteiten betreffen, ga dan ook na of de land-

bouwactiviteiten bekend zijn bij de Kamer van Koophandel.

Geef fosfaattoestand op bij Gecombineerde opgave

Op een perceel met een lage fosfaattoestand mag meer fosfaat gebruikt worden dan op een perceel

met een hoge fosfaattoestand (fosfaatdifferentiatie). Indien u op een bepaald perceel gebruik wilt

maken van een hogere fosfaatgebruiksnorm, bent u verplicht de PAL-waarde (grasland) of de

Pw-waarde (bouwland) van het perceel in te vullen op de Gecombineerde opgave. Daarvoor moet u

over een grondmonster beschikken dat op 15 mei 2014 niet ouder is dan vier jaar.

Het belang van fosfaatdifferentiatie is groot. Het verschil in norm tussen percelen met een hoge en

percelen met een lage fosfaattoestand bedraagt 15 kg. op grasland en 25 kg. op bouwland.

Bij een PAL-waarde lager dan 16 of een Pw-waarde lager dan 25, is er sprake van fosfaatarme of

fosfaatfixerende grond. Hiervoor geldt een fosfaatgebruiksnorm van 120 kg. per hectare per jaar. De

extra hoeveelheid fosfaat mag in de vorm van dierlijke mest, andere organische mest (bijvoorbeeld

compost) en anorganische mest (kunstmest) gegeven worden.

Page 3: Agro Nieuwsbrief April 2014

Blijvend of tijdelijk grasland

In de Gecombineerde opgave wordt verschil gemaakt tussen tijdelijk en blijvend grasland. Onder

tijdelijk grasland wordt gras verstaan dat in de vruchtwisseling is opgenomen. Het gras wordt niet

langer dan vijf jaar aaneengesloten geteeld. Als het gras vijf jaar of langer niet in de vruchtwisseling

is meegenomen, is er sprake van blijvend grasland.

Of het om blijvend of tijdelijk grasland gaat, is van belang voor de stikstofgebruiksnorm. Voor

blijvend grasland geldt in veel gevallen een hogere stikstofgebruiksnorm dan voor tijdelijk

grasland. Hier is in ieder geval sprake van bij volledig maaien.

Ook in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wordt er verschil gemaakt tussen blijvend

en tijdelijk grasland. De oppervlakte blijvend grasland in Nederland mag niet meer dan 5% dalen

ten opzichte van de referentieoppervlakte, gebaseerd op 2012. Dit wordt landelijk in de gaten

gehouden. Als de oppervlakte meer daalt dan deze 5%, moet Nederland op bedrijfsniveau maatregelen

nemen om de oppervlakte blijvend grasland weer op niveau te krijgen.

De feitelijke situatie is uiteindelijk bepalend voor de vraag of er sprake is van blijvend of tijdelijk

grasland, niet welke gewascode er wordt gebruikt in de Gecombineerde opgave.

Waarde toeslagrechten met 11% gekort

De waarde van alle toeslagrechten wordt per 15 mei 2014 gekort met 11%. Deze korting is nodig

omdat het budget van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) al in 2014 wordt verlaagd.

De korting heeft ook gevolgen voor de waarde van de betalingsrechten in de overgangsperiode

(2015-2019) van het nieuwe toeslagenstelsel, dat op 1 januari 2015 ingaat. De overgangsperiode

wordt namelijk gebaseerd op de waarde van de toeslagrechten per 15 mei 2014.

Tegenover de waardeverlaging van de toeslagrechten staat dat er in 2014 geen modulatiekorting

meer wordt toegepast. Deze bedroeg in 2013 10% voor het bedrag boven de € 5.000.

Bedrijven met een bedrijfstoeslag lager dan € 5.000 zullen dus relatief het hardst worden getroffen

door de korting op de toeslagrechten.

Geen toeslagrechten meer voor bedrijven zonder grond

Er zijn bedrijven die geen grond in gebruik hebben, maar wel over toeslagrechten met speciale

voorwaarden beschikken. Zij benutten deze rechten doordat zij dieren houden. Deze situatie komt

vooral voor in de vleeskalverensector.

Als deze bedrijven in 2015 nog steeds geen grond in gebruik hebben, zullen zij geen betalingsrechten

toegewezen krijgen. Ook komen zij dan niet in aanmerking voor de overgangsregeling, zodat zij in

het geheel geen bedrijfstoeslag meer ontvangen.

Voor deze bedrijven is het daarom raadzaam uiterlijk begin 2015 minimaal één hectare grond in

gebruik te hebben. Daarbij maakt het niet uit of deze grond in eigendom, pacht of losse huur is.

Het moet daarbij wel gaan om ‘echte landbouwgrond’.

Page 4: Agro Nieuwsbrief April 2014

Hebben percelen de hoofdfunctie landbouw?

Alleen percelen waar landbouw de hoofdfunctie is, komen in aanmerking voor uitbetaling van

toeslagrechten. Dit is niet het geval voor percelen met een hoofdzakelijk recreatieve, verkeerskundige,

infrastructurele of industriële functie (bijv. parken, sportvelden, onverharde landingsbanen en

hobbyweides).

Het afgelopen jaar deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), de hoogste rechter

in deze, diverse uitspraken over de vraag wat de hoofdfunctie was van een bepaald perceel. Het

ging daarbij met name om percelen in de directe nabijheid van landingsbanen van vliegvelden.

Het CBb nam in haar beoordeling steeds mee in hoeverre de landbouwer bij de landbouwactiviteiten

hinder ondervond van de intensiteit, aard, duur en planning van de niet-landbouwactiviteiten.

In een geval was contractueel bepaald dat het gras twee maal per jaar moest worden gemaaid tot

een omschreven maximale lengte, telkens op twee in het contract bepaalde opeenvolgende weekenden.

Het maaien moest in die weekenden worden uitgevoerd, ongeacht de weersomstandigheden. Het gras

mocht niet te drogen blijven liggen, maar moest vrijwel direct worden afgevoerd. In dit geval oordeelde

het CBb dat de landbouwactiviteiten teveel werden gehinderd door de andere activiteiten. Het

perceel kon daarom niet gebruikt worden voor het uitbetalen van toeslagrechten.

In andere gevallen oordeelde het CBb dat de landbouwer zich weliswaar moest houden aan voorschriften

van de verkeersleiding, maar verder zelfstandig beslissingen over het beheer kon nemen. Het

was in die gevallen daarom niet terecht dat de gehele oppervlakte van de percelen afgekeurd was.

Bouwwerkzaamheden leiden tot afwijzing bedrijfstoeslag

Een landbouwer verzocht in 2011 om uitbetaling van zijn toeslagrechten en gaf daarvoor 3 percelen

blijvend grasland op met een totale oppervlakte van 1,47 hectare. Dienst Regelingen constateerde

echter dat de landbouwer één perceel van 0,53 hectare groot gebruikte als bouwplaats en wees

daarom dit perceel geheel af. Aangezien de afgekeurde oppervlakte groter was dan 20% van de

goedgekeurde oppervlakte, wees zij de bedrijfstoeslag geheel af. Omdat de landbouwer opzettelijk

een verkeerde opgave had gedaan, werd hij daarnaast ook nog voor een bedrag van € 2.650 aan

steun uitgesloten.

Volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) wees de duidelijke luchtfoto van het

perceel uit dat het werd gebruikt voor de opslag van bouwmaterialen en grond en niet in gebruik

was als blijvend grasland. Omdat de luchtfoto duidelijk was, zag het CBb niet in waarom Dienst

Regelingen een controle ter plaatse had moeten uitvoeren om tot een juiste oppervlaktevaststelling

te kunnen komen. Het betreffende perceel was terecht in zijn geheel niet aangemerkt als subsidiabele

landbouwgrond. Het beroep van de landbouwer werd ongegrond verklaard.

Deze uitspraak vermeldt niet hoelang het perceel in gebruik is geweest als bouwplaats. Landbouwgrond

mag namelijk maximaal 90 dagen per jaar voor niet-landbouwactiviteiten worden gebruikt en

blijft dan wel subsidiabel. In een soortgelijke zaak oordeelde het CBb dat Dienst Regelingen enkel

Page 5: Agro Nieuwsbrief April 2014

op basis van een luchtfoto, een momentopname, niet mocht concluderen dat de niet-landbouwactiviteiten

gedurende meer dan 90 dagen hadden bestaan. De afwijzing was daarmee onvoldoende onderbouwd.

Als een perceel wel is opgegeven voor uitbetaling van de bedrijfstoeslag en de niet-landbouwactiviteiten

duren langer dan 90 dagen, kan het perceel teruggetrokken worden uit de aanvraag. Dit verzoek

moet tijdig per brief naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland worden gestuurd.

Tip Twijfelt u of een perceel voldoet aan de voorwaarden voor de bedrijfstoeslag? Vraag dan geen uitbetaling

van toeslagrechten op dit perceel aan. Daarmee beperkt u het risico dat de gehele aanvraag wordt afgewezen.

Vaststelling toeslagrechten kan gewijzigd worden

Na opmerkingen van de Europese Commissie over de wijze van vaststelling van de perceelsoppervlaktes

voerde Nederland in 2010 een nieuw registratiesysteem in. Bij veel landbouwers leidde dit ertoe

dat de perceelsoppervlaktes kleiner werden vastgesteld.

Gevolg was dat men in een aantal gevallen niet meer alle toeslagrechten kon benutten. Dit kwam

niet doordat de landbouwer bepaalde gronden niet meer gebruikte, maar louter door het nieuwe

registratiesysteem.

Volgens Dienst Regelingen bepaalt de EG-wetgeving dat toeslagrechten die voor 1 januari 2009

aan landbouwers zijn toegewezen, op 1 januari 2010 definitief zijn geworden. Aanpassing van het

aantal rechten bij een gelijke totale waarde is daarom niet mogelijk.

Naar aanleiding van een hoger beroepszaak stelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven

(CBb) vragen aan het Europese Hof van Justitie hoe de betreffende regelgeving uitgelegd moet

worden. De advocaat-generaal van het Europese Hof bracht onlangs een advies uit, dat doorgaans

leidend is in de uitspraak van het hof. Volgens dit advies moet een herberekening van de toeslagrechten

uitgevoerd worden als het referentiebedrag over een te groot aantal hectaren is verdeeld.

Het wachten is nu op de uitspraak van het Europese Hof, waarna het CBb nog een uitspraak zal

moeten doen.

Geen melkveerechten, wel fosfaatreferentie

Op het moment dat de Europese melkquota in 2015 komen te vervallen, wil het kabinet de economische

perspectieven van de melkveehouderij niet belemmeren met de introductie van een stelsel van

dierrechten. Dit zou een enorme achterstand betekenen in de concurrentiepositie op Europees

niveau, omdat die rechten alleen zouden gelden voor de Nederlandse ondernemers. Er komen

wel voorwaarden voor de groei van individuele bedrijven.

Vastlegging fosfaatreferentie

De groei van individuele bedrijven mag niet leiden tot extra druk op de mestmarkt. Daarom worden

voor elk veehouderijbedrijf met melkvee de fosfaatproductie en het fosfaatoverschot in 2013 vastgelegd

als referentie.

Page 6: Agro Nieuwsbrief April 2014

Groei blijft mogelijk

Indien een bedrijf groeit, moet dit bedrijf over voldoende grond beschikken om de extra hoeveelheid

fosfaat te kunnen plaatsen of moet de extra hoeveelheid fosfaat volledig verwerkt worden.

Daarnaast kunnen ondernemers de fosfaatproductie beperken door het nemen van voermaatregelen.

Controle

Vanaf 2015 zal aan het einde van elk jaar de feitelijke fosfaatproductie worden vastgelegd en vergeleken

worden met het bedrijfsspecifieke referentieniveau van 2013. Ondernemers waarvan de fosfaatproductie

is toegenomen ten opzichte van de referentie, moeten aantonen dat zij aan de aanvullende voorwaarden

(grond of verwerking) voldoen.

Fosfaatreferentie niet overdraagbaar

De referentiewaarde is bedrijfsgebonden en niet verhandelbaar. Er zal wel een voorziening worden

getroffen voor bedrijfsoverdrachten.

Handhaving varkens- en pluimveerechten

Het kabinet kiest er voor het stelsel van dierrechten in de varkens- en pluimveehouderij voorlopig

te handhaven. Voor deze sectoren verwacht zij geen groei in de periode tot 2020. Deze sectoren

zouden om die reden dan ook niet door een stelsel van dierrechten worden gehinderd.

Er is wel groeiperspectief voor individuele bedrijven. Deze kunnen uitbreiden, maar de omvang

van de totale varkens- en pluimveestapel zal gelijk blijven. Er worden kanttekeningen geplaatst

bij de ontwikkeling van de mestverwerkingscapaciteit voor beide sectoren. Voor de toekomst is er

namelijk onvoldoende zekerheid over de omvang van rendabele verwerkingscapaciteit voor

pluimveemest na het aflopen van de huidige MEP-subsidie (Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie)

voor de Biomassacentrale in Moerdijk.

In 2016 vindt de volgende evaluatie van de Meststoffenwet plaats. Dan kan opnieuw bezien worden

of er aanleiding is de voortzetting van de dierrechten te heroverwegen. Als dat het geval is, kunnen

dierrechten voor één of beide sectoren vervallen met ingang van het zesde actieprogramma

Nitraatrichtlijn (vanaf 2018).

Europese Commissie adviseert positief op derogatieverzoek

De Europese Commissie wil Nederland ook voor de periode 2014-2017 derogatie verlenen. Zij

stelt daartoe het Nitraatcomité, waarin alle Europese lidstaten zitting hebben, voor in te stemmen

met een derogatie van 250 kg. stikstof uit graasdierenmest per hectare per jaar.

Lagere norm voor zand- en lössgebied

Deze derogatie geldt voor heel Nederland met uitzondering van het centrale en zuidelijke zandgebied

en het lössgebied. Voor deze uitzonderingsgebieden wordt derogatie voor het gebruik van 230 kg.

voorgesteld. De reden hiervoor is dat in het zuidelijke zand- en lössgebied de kwaliteit van het

grondwater nog niet voldoet aan de Nitraatrichtlijn. Daarnaast worden er in het centrale zandgebied

nog teveel overschrijdingen van die norm op individuele meetpunten geconstateerd. Het centrale

zandgebied bestaat uit zandgronden in Overijssel, Gelderland en Utrecht en het zuidelijke zandgebied

uit zandgronden in Noord Brabant en Limburg.

Page 7: Agro Nieuwsbrief April 2014

Minimaal 80% grasland

Bedrijven die gebruik willen maken van derogatie moeten minimaal 80% grasland in het bouwplan

hebben. Dit was voorheen 70%. Uit wetenschappelijke berekeningen zou namelijk blijken dat voor

klei- en zandgrond geen deugdelijke onderbouwing bestaat voor 250 kg. stikstof uit dierlijke mest

als maar 70% van de bedrijfsoppervlakte uit grasland bestaat.

Beslissing door Nitraatcomité

Het voorstel van de Europese Commissie zal op 23 april besproken worden in het Nitraatcomité.

Na aanvaarding van het voorstel kan een formele derogatiebeschikking gegeven worden. Voorafgaand

aan de behandeling van het voorstel wil de commissie nog wel een positieve uitspraak van de

Tweede Kamer over het mestbeleid, met name waar het gaat om het voortzetten van dierrechten

voor varkens en pluimvee en het invoeren van een stelsel voor verantwoorde groei van de melkveehouderij.

Hiermee moet worden voorkomen dat het nationale plafond voor fosfaatproductie (namelijk 172

miljoen kg. per jaar) wordt overschreden.

Vijfde Actieprogramma

Het afgelopen najaar presenteerde het kabinet een maatregelenpakket in het kader van het vijfde

actieprogramma. Dit programma kan rekenen op de volledige instemming van de Europese Commissie.

Daarbij gaat het onder andere om: de aanpak via equivalente maatregelen (bijvoorbeeld de kring-

loopwijzer), een opbrengstafhankelijke stikstofnorm voor graan, herstelbemesting bij extreme

neerslag, vrijstelling bovengrondse aanwending (gericht op ‘kringloopboeren’), aanwending van

drijfmest ter bestrijding van winderosie (veenkoloniaal gebied en Texel) en een vrijstelling voor

het vernietigen van de graszode in verband met infrastructurele werken.

Verduidelijking vrijstelling regionale mestafzet

In het stelsel van verplichte mestverwerking is een uitzondering op de mestverwerkingplicht

opgenomen voor bedrijven die het gehele mestoverschot afzetten in de regio. In februari is in de

wetgeving, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014, de uitdrukkelijke voorwaarde opgenomen

dat de mest direct en zonder tussenopslag moet worden aangewend op de landbouwgrond van de

afnemer. Hiermee wordt voorkomen dat de mest in een opslag terecht komt en vervolgens in de

handel kan worden gebracht.

De volgende voorwaarden gelden voor de vrijstelling:

• Het bedrijf dat de mest afneemt ligt hemelsbreed maximaal 20 kilometer vanaf de productielocatie.

• De afnemer wendt de overgedragen dierlijke meststoffen direct en zonder tussenopslag aan

op zijn landbouwgrond. Het gehele bedrijfsoverschot wordt via deze vrijstelling afgevoerd. Er

mogen meerdere afnemers zijn, mits deze elk aan de voorwaarden voldoen.

• Percelen met een hoofdzakelijk recreatieve, verkeerskundige, infrastructurele of industriële

functie (bijv. parken, sportvelden, onverharde landingsbanen en hobbyweides) komen niet in

aanmerking voor uitbetaling van toeslagen.

• Het bedrijfsoverschot is in het betreffende kalenderjaar maximaal 25% van de totale mestproductie.

• Er wordt vooraf een schriftelijke overeenkomst afgesloten met de afnemer. Deze overeenkomst

moet bewaard worden in de administratie en hoeft niet naar de Rijksdienst voor Ondernemend

Nederland te worden gezonden.

• Op het vervoersbewijs dierlijke meststoffen moet de opmerkingscode 71 ingevuld worden.

Page 8: Agro Nieuwsbrief April 2014

Deze vrijstelling kan gecombineerd worden met de zogenaamde boer-boer-regeling, waarbij de

mest zonder wegen en bemonsteren kan worden afgevoerd. Ook bij deze regeling moet de mestproducent

minimaal 75% van de fosfaatproductie op het eigen bedrijf kunnen plaatsen. De afstand tussen

de productielocatie en de losplaats mag dan echter hemelsbreed niet meer dan 10 kilometer zijn.

Nieuwe regels gebruik antibiotica

Vanaf 1 maart 2014 geldt een nieuwe regeling voor het gebruik van antibiotica in de veehouderij.

In beginsel mogen alleen dierenartsen nog antibiotica toedienen. Deze middelen mogen daarom

niet meer op bedrijven aanwezig zijn. Alleen onder strikte voorwaarden mogen houders van dieren

zelf antibiotica toepassen en een beperkte voorraad hiervan op het bedrijf houden. Hoofdregel is

dat alleen antibiotica op het bedrijf aanwezig mag zijn om een behandeling af te maken.

Voorwaarden zelf toedienen van antibiotica

Veehouders mogen antibiotica, geleverd door de dierenarts, zelf toedienen onder de volgende voorwaarden:

• De houder van de dieren sluit een schriftelijke overeenkomst met een dierenarts.

• De houder van de dieren moet alle diergeneeskundige zorg afnemen van de dierenarts waarmee

hij een overeenkomst heeft afgesloten. Hij moet de dierenarts toegang verlenen tot alle ruimten

met dieren en inzage geven in de diergeneesmiddelenadministratie.

• De dierenarts moet het bedrijf met een minimale frequentie bezoeken, daarbij de algehele

gezondheidstoestand van de dieren beoordelen en het antibioticagebruik evalueren. Varkensbedrijven

moeten minimaal eenmaal per maand bezocht worden, bedrijven met vleeskalveren of melk-

veerunderen minimaal eenmaal per drie maanden en vleeskuikenbedrijven eenmaal per ronde

dat een koppel wordt opgezet.

• Er moet een bedrijfsdossier worden bijgehouden met onder meer de verslagen van de bedrijfs-

bezoeken, een bedrijfsbehandelplan en een bedrijfsgezondheidsplan.

Uitzondering

Er is een uitzondering gemaakt voor houders van minder dan 5 varkens, vleeskalveren of melkveerunderen,

minder dan 250 vleeskuikens en houders van andere dieren. Deze houders mogen zelf antibiotica

toedienen, mits zij handelen conform het behandeladvies van de dierenarts.

Strengere eisen brandveiligheid voor te (ver)bouwen stallen

Vanaf 1 april 2014 moeten nieuw te bouwen stallen voldoen aan strengere eisen voor brandveiligheid.

Deze maatregel is begin 2013 aangekondigd en onlangs vastgelegd in het Bouwbesluit. Hiermee

is invulling gegeven aan politieke toezeggingen om het aantal stalbranden en het aantal dieren

dat daarbij omkomt, fors te verminderen.

De volgende eisen zijn in het Bouwbesluit opgenomen:

• Bij nieuwbouw moet iedere technische ruimte minimaal 60 minuten brandwerend zijn.

• Bij nieuw- en verbouw moeten constructieonderdelen van en aankleding in stallen tenminste

voldoen aan brandklasse B (was brandklasse D). Dit betekent dat de materialen beter bestand

moeten zijn tegen brand en daarom meestal duurder zijn.

De aanpassing van het Bouwbesluit geldt voor nieuwbouw of verbouw van stallen, maar heeft geen

gevolgen voor bestaande stallen.

Page 9: Agro Nieuwsbrief April 2014

Cultuurgrondvrijstelling bij WOZ-beschikking

Gemeenten sturen jaarlijks een WOZ-beschikking waarop de waarde van de onroerende zaken

vermeld staat. Wettelijk is geregeld dat de waarde van bepaalde onroerende zaken buiten aanmerking

wordt gelaten. Een belangrijke vrijstelling geldt voor bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond,

ten behoeve van de land- of bosbouw.

Gemeenten stellen nogal eens dat deze vrijstelling niet van toepassing is. Zij geven bijvoorbeeld

aan, dat er geen sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie of dat de betreffende grond geen

agrarische bestemming heeft.

Van bedrijfsmatige exploitatie is sprake, indien door een duurzame organisatie van kapitaal en

arbeid aan het maatschappelijk productieproces wordt deelgenomen, met het oogmerk daarmee

winst te maken. Deze exploitatie hoeft niet door de eigenaar zelf plaats te vinden. De vrijstelling

kan ook van toepassing zijn als de grond in gebruik is door derden.

Het hof oordeelde onlangs dat het ontbreken van een agrarische bestemming niet in de weg hoeft

te staan voor toepassing van de vrijstelling. Zo behoorde een perceel tot een recreatiepark. De

eigenaar van het park kon echter aantonen dat het perceel door een naburige schapenhouder

beweid was met schapen. Volgens het hof was daarom de vrijstelling wel van toepassing.

Investeren in minder uitstoot van fijn stof? U kunt subsidie ontvangen

De subsidieregeling voor investeringen in technieken die de uitstoot van fijn stof verminderen

(bijvoorbeeld luchtwassers) wordt dit jaar opengesteld tussen 7 april en 2 mei.

U kunt deze subsidie aanvragen als u vee houdt, een kleine of middelgrote landbouwonderneming

heeft en als door de investering de uitstoot van fijn stof op uw bedrijf met tenminste 30% vermindert.

U komt niet in aanmerking als u eerder op grond van deze regeling subsidie hebt ontvangen. De

subsidie bedraagt 55% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 100.000.

Het budget voor deze subsidie is € 5 miljoen en wordt toegekend op basis van een rangschikking

van de aanvragen. U maakt onder andere meer kans als de locatie waarvoor u subsidie aanvraagt

in een aangewezen gebied ligt (gemeenten Asten, Deurne, Nederweert en delen van de gemeenten

Barneveld, Ede, Renswoude en Scherpenzeel) en/of als op die locatie pluimvee wordt gehouden.

Subsidie SDE+ op 1 april open

De subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) stimuleert de productie van

duurzame energie en is bedoeld voor bedrijven en (non-profit-) instellingen. Duurzame energie

wordt opgewekt uit schone, onuitputtelijke bronnen en heet daarom ook wel ‘hernieuwbare energie’.

De SDE+ 2014 is dit jaar opengesteld van 1 april 9.00 uur tot 18 december 17.00 uur. Het Ministerie

van Economische Zaken stelt een budget van 3,5 miljard euro beschikbaar.

De subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) stimuleert de productie van

duurzame energie en is bedoeld voor bedrijven en (non-profit-) instellingen. Duurzame energie

Page 10: Agro Nieuwsbrief April 2014

wordt opgewekt uit schone, onuitputtelijke bronnen en heet daarom ook wel ‘hernieuwbare energie’.

De SDE+ 2014 is dit jaar opengesteld van 1 april 9.00 uur tot 18 december 17.00 uur. Het Ministerie

van Economische Zaken stelt een budget van 3,5 miljard euro beschikbaar.

Exploitatiesubsidie

De SDE+ is een exploitatiesubsidie. Dat wil zeggen: producenten ontvangen subsidie voor de opgewekte

duurzame energie en niet voor de aanschaf van de productie-installatie. De regeling vergoedt het

verschil tussen de kostprijs van grijze energie en die van duurzame energie over een periode van

5, 12 of 15 jaar. Dit is afhankelijk van de technologie.

Gefaseerde openstelling

Er is één budget voor alle categorieën en de regeling wordt gefaseerd opengesteld. In de eerste

fase kunnen de ‘goedkopere’ technieken subsidie aanvragen. De subsidie loopt per fase op. Doordat

op volgorde van binnenkomst wordt beschikt, hebben aanvragers met een relatief kosteneffectief

project meer kans dat er nog voldoende budget beschikbaar is voor hun project.

Subsidiabele vormen van hernieuwbare energie

Subsidie is mogelijk voor de productie van de volgende vormen van hernieuwbare energie:

• duurzame elektriciteit;

• duurzame warmte of de gecombineerde opwekking van duurzame warmte en elektriciteit;

• groen gas.

Haalbaarheidsstudie

Bij een aangevraagd vermogen vanaf 0,5 MW, 500 kWp of 50 Nm3/uur dient de subsidieaanvraag

vergezeld te gaan van een haalbaarheidsstudie. Deze moet de volgende onderdelen bevatten:

• exploitatieberekening;

• berekening van het projectrendement;

• onderbouwing van het eigen vermogen en de financiering.

Geen Energie-investeringsaftrek mogelijk

Vanaf 2014 kunnen projecten die SDE+ subsidie aanvragen niet meer in aanmerking komen voor

de fiscale regeling Energie-investeringsaftrek.

Aanvragen

Subsidie aanvragen kan in het eLoket van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Inloggen

is mogelijk door gebruik te maken van eHerkenning. Bij aanvragen voor geothermieprojecten is

een geologisch onderzoek een verplichte bijlage.

Page 11: Agro Nieuwsbrief April 2014

1 april t/m 15 mei 2014

Periode indienen Gecombineerde opgave 2014

1 april t/m 18 december 2014

Aanvraagperiode subsidieregeling SDE+

7 april t/m 2 mei 2014

Aanvraagperiode subsidieregeling fijn stofmaatregelen

BELANGRIJKE DATA

SCHUITEMANA C C O U N TA N T S & A D V I S E U R S

Indien u uw emailadres wilt wijzigen of u wilt deze uitgave niet meer ontvangen, verzoeken wij u vriendelijk een bericht te sturen naar [email protected].

CONTACT Wanneer u over de hiervoor genoemde punten nog vragen of opmerkingen heeft kunt u contact opnemen met uw contactpersoon binnen Schuiteman of een van de onderstaande adviseurs.

Klaas BouwmanE: [email protected]: + 31 (0)342 411200 mr. Hennij HoltusE: [email protected]: + 31 (0)342 411200

Schuiteman Accountants & AdviseursAgrarische afdelingThorbeckelaan 953771 ED BarneveldE: [email protected]: +31 (0)342 411200

CONCEPT, VORMGEVING EN PRODUCTIEReclamebureau DplusM

©2014 Schuiteman Accountants & Adviseurs

WWW.SCHUITEMAN.COMWWW.WERKENBIJSCHUITEMAN.COMWWW.DGATOOLBOX.NL

Aan deze uitgave is de grootste zorg besteed. Voor informatie die onvolledig of onjuist is opgenomen alsmede voor de gevolgen daarvan, aanvaarden wij geen aansprakelijkheid.