Agenda voor Metropoolvorming in Nederland (work-in-progress)
-
Upload
vereniging-deltametropool -
Category
Documents
-
view
214 -
download
0
description
Transcript of Agenda voor Metropoolvorming in Nederland (work-in-progress)
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
1
ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
AGENDA VOOR METROPOOL-VORMING IN NEDERLAND
de stad, de (metropool)regio, de Nederlandse Deltametropool
en het stedelijk netwerk in Noordwest-Europa
CONCEPT 17 FEBRUARI 2016
VERENIGING DELTAMETROPOOL
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
2
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND
Van:
het dagelijks bestuur (DB) van de Vereniging Deltametropool (VDM)
Leen Verbeek (voorzitter)
Pepijn van Wijmen (secretaris-penningmeester)
Cees van Boven
Paul Gerretsen
Lennart Harpe
Paul Langeweg
Bert Mooren
Jaap Modder
Rapporteurs:
Jaap Modder, [email protected]
David Dooghe (voor H 4), [email protected]
Rotterdam
februari 2016
INHOUDSOPGAVE
1. inleiding, waarom deze agenda?
2. boodschap, de vier belangrijkste opgaven
3. het verhaal, metropoolvorming als volgende stap
4. internationale voorbeelden, wat leren we ervan?
5. de agenda bij de vier opgaven
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
3
1. INLEIDING > WAAROM DEZE AGENDA?
De Vereniging Deltametropool, VDM, is een denktank voor metropoolvorming.
We doen onderzoek, dragen de resultaten uit, zijn internationaal actief,
entameren debatten met onze leden en dragen bij aan debatten van andere
instellingen. We krijgen regelmatig de vraag: waar denken jullie dan over, over
welke opgaven gaat het en welke referenties hanteren jullie daarbij? Daar
hebben we natuurlijk wel antwoorden op maar we realiseerden ons recent dat die
antwoorden beter “bij elkaar zouden kunnen worden gezet” en ook van meer
consistentie zouden kunnen worden voorzien. Dat is de reden voor deze agenda.
Een andere aanleiding voor deze agenda is het eind 2015 afgesloten “Jaar van de
Ruimte”. Geïnspireerd door een van de debatten in het kader van het Jaar van de
Ruimte, waar werd voorgesteld om in het op te stellen manifest niet alleen heel
ambitieus maar ook heel concreet te zijn, riep dat de vraag op of wij, de VDM, dat
wel helder genoeg voor het voetlicht hebben gebracht. Inmiddels is bij de
rijksoverheid alweer een nieuw project gestart, de Nationale Omgevingsvisie
(NOVI) en die wordt vooraf gegaan door een Nationale Omgevingsagenda (NOA).
En ook dat is een reden voor een duidelijker eigen geluid. Wat is ons verhaal en
hoe vertalen we dat in concrete voorstellen voor onderzoek, beleid en andere
acties? Daarmee mengen we ons ook in de debatten die elders worden gevoerd.
We hopen daaraan, met van onze kant een sterke focus op stad en stedelijkheid,
effectief bij te dragen.
We gaan deze agenda ook met onze leden bespreken maar leggen deze allereerst
voor aan bestuurders, experts en practitioners in kleine kring. Aan het eind van
dit interactieve proces hebben we een “gedragen” agenda en zijn we in staat ons
werkprogramma sterker te verbinden met onze agenda. We zijn ervan bewust dat
dit concept, dit work in progress, nog veel beter, overtuigender en preciezer kan
worden geformuleerd. Dat is ook de reden voor de rondgang die we ons
voorstellen te maken. We hopen daarmee uiteindelijk een resultaat te bereiken
waarmee we als vereniging beter de toekomst in kunnen.
De opbouw van deze agenda is als volgt:
1. De Boodschap: Wat zien wij als belangrijkste opgaven voor de toekomst van
onze steden en stedelijke regio’s?
2. Het Verhaal: Welk “verhaal”, welke “narrative” hoort daarbij? What’s the
story? Welke argumenten hebben we voor onze boodschap? Een toelichting op de
opgaven die wij zien.
3. De Agenda: Hoe vertalen we deze opgaven in de richting van een aanpak ervan
in concrete acties, voor onszelf en voor anderen?
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
4
Na “het verhaal” laten we zien dat allerlei opgaven hier, ook elders in Europa en
daarbuiten zichtbaar zijn. We menen dat we daarvan kunnen leren voor onze
eigen “agenda stad”.
En in “de agenda” schetsen we de consequenties van boodschappen en verhaal.
De gevolgen die het zou moeten hebben voor acties van burgers, bedrijven,
overheden, de wereld van de wetenschap en het onderwijs, de cultuur en “last but
not least” voor ons eigen programma. Dit deel is nog het minst uitgewerkt en
vraagt om verdere concretisering.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
5
2. BOODSCHAP > DE VIER BELANGRIJKSTE OPGAVEN
Eeuwen geleden was Europa een continent van steden. Dat is in de 21ste eeuw
opnieuw zo en dat beeld, van een continent van steden, zal alleen maar sterker
worden. Ook in Nederland. De “nieuwe economie” zit in de stad en de mensen
willen naar de stad. Steden groeien en kunnen het tempo van de vraag naar
stedelijk wonen soms nauwelijks bijhouden. Kijk naar Amsterdam en Den Haag.
Daar moet snel ruimte komen voor nieuwe woningbouwprogramma’s.
Er is sprake van een dubbele beweging. De schaalvergroting zet door. Het “daily
urban system” van burgers beweegt zich al veel langer op een hoger
schaalniveau: de stad is de regio. In Nederland heeft dat overigens ook te maken
met het achterblijven van de aanpassing van stedelijke grenzen aan de groei van
het stedelijk gebied. Recent worden de kernsteden in de “metropoolregio’s”
belangrijker. Er is daar meer ruimte nodig voor wonen en wat daarmee annex is.
Er is meer vraag naar stedelijke uitgaansmilieus. Het is niet vreemd dat steden
als Utrecht en Eindhoven deze opgave voor de komende 10 jaar vooral binnen het
eigen grondgebied willen realiseren: maak meer massa en een hogere dichtheid.
Maak de stad groter binnen de eigen gemeentelijke grenzen, dat is ook de
boodschap van Amsterdam. Den Haag wil verder op het ticket van internationale
stad van recht en vrede en ziet een forse stedelijke transitie voor zich in het
Central District. Ook hier op eigen grondgebied. Rotterdam werkt voortvarend
aan de transitie van de oude naar de nieuwe economie. De Internationale
Architectuur Biënnale Rotterdam heeft dit jaar de “next economy” als thema.
De rol van steden en hun onmiddellijke omgeving is drastisch veranderd. Dat
was al langer zo maar komt recentelijk in vollere omvang in het zicht. De
belangrijkste verandering is de economische transitie. Van een industrieel
tijdperk naar een kenniseconomie, de vierde industriële revolutie. Het werk zit in
de stad. Steden zijn, ondanks de nog aanwezige vervuiling, een stuk schoner dan
een paar decennia geleden. De kenniseconomie is schoner en maakt minder
lawaai. Die economie vraagt ook andere dingen van de stedelijke ruimte: meer
woningen voor de kenniswerkers (ook expats), interactiemilieus waar kennis en
markt elkaar kunnen ontmoeten, kleinschalige productieruimten etc. De “next
economy” vraagt m.a.w. om een verbouwing, een herprogrammering van de stad.
En datzelfde doet ook de energie-transitie. Er is meer ruimte nodig voor
collectieve en kleinschalige energievoorziening, voor de fiets, voor voorzieningen
voor elektrisch rijden, voor car-sharing en andere vormen van efficiënte en
schone mobiliteit. En, inderdaad, minder ruimte voor de (nog altijd overwegend
fossiele) auto.
De trek naar de stad kent ook een tegenbeweging. Die is al heel oud, die
beweging heet suburbanisatie. Heel lang was de uitstroom uit de stad groter dan
de instroom. Dat lijkt een beetje voorbij. Maar er is nog altijd sprake van
verhuizingen vanuit de stad naar de regio. Amsterdammers die naar Haarlem
vertrekken en Rotterdammers die hun geluk zoeken in Capelle aan de IJssel.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
6
Utrecht vangt vertrek uit de stad, dankzij een gemeentelijke annexatie, op in de
eigen stad, een nieuwe grootschalige uitbreiding noordwest kant, Leidsche Rijn.
Hoe het ook zij, beide bewegingen, naar de stad en uit de stad, zorgen voor een
groeiende bevolking van de stedelijke regio. Men woont in de kernstad en werkt
daarbuiten of andersom. De moderne stedeling zoekt en vindt zijn/haar behoeften
op een regionale woning- en arbeidsmarkt. Het aanbod aan uitgaansleven (film,
horeca, events, concerten etc.) is regionaal. Het stedelijk leven speelt zich af in de
stad en in de regio, de stad is de regio.
De schaalvergroting van het stedelijk systeem houdt overigens niet op bij de
grenzen van de regio. De interacties tussen steden en regio’s op een hoger
schaalniveau winnen aan betekenis. Neem bijvoorbeeld de chipmachinefabrikant
ASML die een deel van haar research van Veldhoven bij Eindhoven (Brainport)
naar Amsterdam bracht. Het toegenomen belang van interacties en daarmee van
betere verbindingen speelt ook op een (nog) hoger schaalniveau, dat van
Noordwest-Europa. In een zich snel verdichtende Europese economie (deel
uitmakend van een “global economy”) vraagt dat om een beleidsagenda en om
adequate acties gericht op de nieuwe schaalniveaus.
De crisis van de financiële markten en daarna van de Europese economie heeft
ook laten zien dat er een fors potentieel is aan maatschappelijke energie, aan
citizen action. Als de overheid geen huizen bouwt of zorg verleent dan kunnen
competente burgers dat ook zelf. We zien het in onze steden maar ook elders in
Europa (voorbeeld: het budget participatif in Parijs). Dat vraagt om aanpassing
van de wijze van besturen, om meer ruimte voor maatschappelijke initiatieven,
letterlijk en figuurlijk.
En dan nog dit. De “next economy” maakt er gretig gebruikt van, is zo ongeveer
gebouwd op de digitale revolutie. Die digital age is er al wat langer en heeft ook
enorm bijgedragen aan de internationalisering van de markten en van onze
cultuur. Economie, cultuur en vrije tijdsgedrag worden steeds internationaler en
vragen om betere en snellere verbindingen tussen steden en regio’s, in binnen- en
buitenland.
Ook de bevolkingssamenstelling van steden wordt steeds internationaler. Die
cosmopolitisering betreft zowel goed opgeleide expats als kansarme economische
gelukzoekers en vluchtelingen. Die ontwikkeling zal alleen maar toenemen en
stelt nieuwe opgaven aan steden, hun inwoners en hun besturen.
En als de stad meer dan in de vorige eeuw het centrum is van de economie, van
technologische en andere innovatie, van wetenschap en cultuur (en toerisme) dan
vraagt dat ook om een vernieuwing van de kwaliteit van steden, van de Quality
of life. Dan gaat het over verbetering van veiligheid, om groen en openbare
ruimte en andere voorzieningen voor de kosmopolitische burger.
Daarmee zijn ook de belangrijkste opgaven geschetst. We zien er veel maar
selecteerden de vier belangrijkste vanuit het perspectief van de Vereniging
Deltametropool.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
7
1. De steden/stedelijke regio’s zijn de economische motoren van ons land en ze worden steeds internationaler. De kenniseconomie vraagt om een ander stedelijk programma in termen van
interacties, werkruimten, expositieruimte, ruimte voor digitale voorzieningen etc.
Veel daarvan kan gerealiseerd worden in herbestemming en hergebruik van al
aanwezige ruimte. Dat geldt ook voor een simultane economische transitie, die
van de huidige naar de circulaire economie. Beide transities hebben een sterk
internationaal karakter en vragen om interactie, uitwisseling, podia en andere
faciliteiten die bijdragen aan versnelling op die beide fronten.
2. De (kern)steden hebben meer massa en dichtheid nodig. De dichtheden in onze steden zijn verhoudingsgewijs laag. De vraag naar
stedelijke milieus neemt toe en kan vaak alleen worden gehonoreerd door meer
massa. Hogere dichtheden dragen ook bij aan het beter functioneren van de
kenniseconomie.
3. Verbindingen binnen steden en naar buiten, van metropoolregio tot internationaal, moeten beter en sneller. Nederland heeft een prima (weg) infrastructuur en een goed functionerend OV,
vooral tussen steden. De schaal van stad en regio wordt echter minder goed
bediend. Idem, de internationale connecties. De opgaven betreffen vooral de
faciliteiten voor de fiets (ruimte, regionaal netwerk, fiets<>spoor), de
zogenaamde “last mile” in de stad en regio, het (rail)OV in de regio en de
internationale railverbindingen.
4. De Q of life in steden vraagt om aanpassingen, een upgrade. Nederlandse steden zijn relatief goed uitgerust. Maar de nieuwe positie vraagt
om een “upgrade”, om uitbreiding van centrum stedelijke milieus, in het
algemeen om aanpassing aan nieuwe eisen (economie, ecologie, moderne
wereldburger, veiligheid, expats etc).
Natuurlijk zijn er meer opgaven te formuleren. In Parijs merkten we onlangs dat
het thema “safe and secure cities” daar sterk leeft. Dat hoeft niet te verbazen.
Hier is de kwestie ondergebracht bij opgave 4, Quality of life. Dat begint immers
met een veilig openbaar domein.
Wat in ieder geval in dit lijstje ontbreekt is de “governance” issue. Het agenderen
van deze kwestie gebeurt al een halve eeuw en het lijkt er niet op dat op dat
terrein veel voortgang wordt gemaakt. Maar governance is meer dan bestuurlijk-
institutionele vormgeving. Het gaat ook om, hetgeen zojuist aan de orde kwam,
de voorwaarden waaronder de “civil society” meer en effectiever kan participeren
in stedelijke governance. En het gaat over een thema waarvoor Eindhoven recent
aandacht vroeg, meer ruimte voor steden om te experimenteren. Of een groter
eigen belastinggebied. Zo bezien is governance een belangrijke opgave maar de
invulling zou moeten voortvloeien uit een uitwerking van de vier opgaven
hierboven. We geven deze kwestie graag voor discussie.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
8
3. HET VERHAAL > METROPOOLVORMING ALS VOLGENDE STAP
3.1 Steden als economische motoren
Dat de stad “de toekomst heeft” weten we inmiddels wel. En dat straks de helft of
meer van de wereldbevolking in steden leeft onderstreept die nieuwe realiteit
alleen maar. Interessanter voor ons is dat de economie zich in ons deel van de
wereld inmiddels definitief naar de stad heeft verplaatst. En dat is niet het
gevolg van een door iets of iemand gestuurde ontwikkeling maar een autonoom
(economisch evolutionair) proces, van een industriële naar een diensteneconomie
(een kenniseconomie), ook wel de vierde industriële revolutie genoemd. Die
economie braakt geen vieze lucht uit en maakt ook geen extreem lawaai. De
vierde industriële revolutie is een digitale waarin we steeds meer kunnen en
zullen automatiseren. We maken straks zelfsturende en –lerende systemen op
vrijwel elk terrein. Grootschalige massaproductie wordt kleinschalig en de stad is
de plaats waar het gebeurt.
Allemaal goed nieuws. We hoeven, in dit deel van de wereld, niet meer de stad
uit, zoals vroeger, voor een betere leefbaarheid. Dat betekent overigens niet dat
steden van nu helemaal schoon zijn. Voor fijn stof moeten we helaas nog steeds in
de stad zijn en dat geldt ook voor het lawaai van (auto)verkeer op de grond en
boven ons. De stad is nog geen kuuroord. Maar het lijkt er wel op dat in steden de
innovatie (technologisch en sociaal) plaatsvindt die een eind kan maken aan de
hinder en de aanslagen op onze gezondheid die het leven in de stad nog steeds (in
ieder geval voor een deel van inwoners) met zich mee brengt. Zie daarvoor de
recente aandacht voor het smart city fenomeen. De nadelen van de stad
verdwijnen in hoog tempo en de voordelen nemen eveneens toe.
Het gevolg ervan is een toename van de trek naar de stad, vooral tot uitdrukking
komend in een groeiende vraag naar woonruimte. We zien dat ook in de
Nederlandse steden. En mede door de financiële crisis van de laatste acht jaar
zijn steden nog niet helemaal ingericht op het accommoderen van de nieuwe
vraag naar woonruimte. Het gevolg is een overspannen woningmarkt in een
aantal steden (Amsterdam, Utrecht, Den Haag).
3.2 Verschillen worden groter
De economie zit in de stad, de mensen trekken naar de stad, en de verschillen
tussen stedelijk en overig Nederland nemen toe: groei hier, krimp daar. De
verschillen worden groter. De vraag is waar je naar zou moeten kijken. Is krimp
een probleem dat alle aandacht vraagt? Of is groei de opgave en een kans op een
betere stedelijke performance?
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
9
Elders in Europa wint de stedelijke economie, winnen steden en stedelijke
regio’s, ook aan belang. In de “nieuwe economie” concurreren steden
(internationaal) meer dan voorheen op arbeidsproductiviteit, op kennis (niveau),
op aantrekkelijke woonmilieus en op de snelheid en kwaliteit van verbindingen.
De concurrentie neemt toe. De vraag is of dat niet noodzaakt tot een betere
“uitrusting” van onze steden. Het antwoord is daarmee gegeven. Nodig is een
betere “uitrusting”. Om de welvaart in ons land op langere termijn veilig te
stellen, onze steden aantrekkelijk te houden voor onszelf, voor mensen die hier
komen wonen en werken of voor bezoekers van onze steden is een upgrade nodig
van de Q of life.
Die upgrade is ook nodig omdat het “herbergzame vermogen” van steden groter
moet worden. Meer massa, hogere dichtheid is niet alleen nodig vanwege de
toegenomen vraag naar woon- en werkruimte in het stedelijk gebied, het is ook
wenselijk. De kenniseconomie floreert beter in een compact sociaal
interactiemilieu en de transitie naar een meer duurzaam ingerichte economie en
samenleving (circulair en energie-neutraal) heeft er ook baat bij. Hogere
dichtheden maken oplossingen op dit gebied effectiever en efficiënter (denk aan
allerlei collectieve systemen als stadsverwarming en openbaar vervoer).
Bovenstaande desiderata maken duidelijk dat herprogrammering van het
stedelijk kerngebied noodzakelijk is. Daarvan zien we al het nodige in onze
steden. Amsterdam en Utrecht zien de noodzaak van een groter aanbod aan
centrum stedelijke milieus, ook om meer spreiding van het bezoek (toerisme) over
de stad te bewerkstelligen, in combinatie met een krachtige verdichtingsimpuls.
3.3 We leven op een grotere schaal
De steden zijn de laatste halve eeuw enorm veranderd. Het stedelijk gebied is
uitgedijd en vaak “versmolten” met het bebouwde gebied van de gemeenten in de
omgeving van de stad. Vaak heeft dat geleid tot administratieve aanpassingen
(samenvoeging van gemeenten), vaak ook niet. Regionale samenwerking moest
dat gemis compenseren maar ook die ingrepen zijn niet erg succesvol geweest. De
huidige metropoolregio’s zijn recent ontmanteld qua bevoegdheden en hebben nu
vooral een overlegkarakter en/of zijn overwegend op uitvoering gericht
(exploitatie openbaar vervoer).
Feitelijk doet zich een mismatch voor tussen de schaal waarop stedelingen zich
bewegen en de schaal waarop het openbaar bestuur is georganiseerd. Het “daily
urban system” van de Nederlandse stedeling bevindt zich op een schaalniveau
waar overheden moeizaam proberen tot enige coördinatie te komen. Elders in
Europa, niet overal, heeft dit geleid tot structurele ingrepen in de bestuurlijke en
administratieve structuur (recent in Parijs en Italië). In Nederland zijn die
pogingen goeddeels mislukt. De vraag die daar overigens bij kan worden gesteld
is waarom de stedelijke regio’s dit vraagstuk niet zelf agenderen om vervolgens
ook zelf oplossingen te vinden. Het antwoord is zichtbaar in de recente plannen
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
10
van een aantal steden voor de komende 10-15 jaar: alle opgaven worden binnen
de eigen gemeentegrenzen gelegd.
3.4 Poly-centrische regio’s
Nu de Nederlandse steden weer meer dan ooit de motoren van onze economie zijn
geworden is de vraag aan de orde of zij ook wel in staat zijn de internationale
concurrentie in Europa, in de wereld, met succes aan te gaan. Met de
arbeidsproductiviteit en het kennisniveau zit het in algemene zin wel goed. Maar
hoe is het met de rest? Met het vestigingsklimaat, met de kwaliteit van het
stadsleven, met de arbeidsmarkt, het belastingklimaat en de infrastructuur etc.
En hoe zit het met de ruimtelijke condities? Zijn onze steden groot genoeg om de
internationale concurrentie aan te gaan? Ruim een halve eeuw schreef de
Engelse urbanist Peter Hall al over onze bijzondere stedelijke structuur: een
handjevol middelgrote steden niet al te ver van elkaar verwijderd die bij elkaar
een netwerk vormen en elkaar zouden kunnen versterken als ze het een beetje
goed zouden aanpakken. Met snelle verbindingen tussen de steden en een
aantrekkelijke inrichting van groene gebieden om de steden, vanuit de stad goed
bereikbaar (ook dankzij de schaal van de steden). Hall zag de Randstad als de
ideale “poly centrische stad”.
Anno 2016 zien we wel wat terug van die synergie tussen de Nederlandse steden
maar de vraag is of het niet nog beter had gekund. We spreken nu over “borrowed
size” en “agglomeratievermogen”. Nieuwe termen voor de poly centrische stad die
Hall ruim 50 jaar geleden voor zich zag. Inmiddels zijn de steden in de Randstad
uitgedijd tot “metropoolregio’s’ en leeft stedelijk Nederland ook op een grotere
schaal dan een halve eeuw geleden.
Bovendien is er een regio bij gekomen die het economisch heel goed doet vooral in
de economie van de 21ste eeuw, de “high tech economy”. De regio Eindhoven,
Brainport, doet het minstens even goed als sommige delen van de “oude”
Randstad. Misschien moeten we iets groter kijken, naar Brabant Stad, een
netwerkstad op Brabantse schaal, bestaande uit de vijf grootste steden in die
provincie. Daarmee is tevens de vraag gesteld of het idee van de Randstad, als de
hoog dynamische stedelijke regio van het land, niet gedateerd is. Het lijkt erop
dat een concept op een hoger schaalniveau nodig is (Randstad en
Brainport/Brabant Stad).
We kunnen ons tevens afvragen of, met een halve eeuw ruimtelijke
ordeningsbeleid in de Randstad nu wel de potenties van die poly centrische stad
zijn gerealiseerd. Als de Randstad als stad zou moeten functioneren dan zou er
bijvoorbeeld een snelle railverbinding moeten zijn tussen de internationale zone
in Den Haag en Schiphol. En in dat geval zou, ander voorbeeld, de luchthaven
Rotterdam-Den Haag een stopplaats moeten zijn op de hoge snelheidslijn naar
het zuiden. En dan zou de Noord Zuid lijn in Amsterdam zijn aangesloten op
Schiphol. De poly centrische stad die Peter Hall met de Randstad voor ogen had,
is als samenhangend, als samengesteld stedelijk systeem nooit echt gerealiseerd.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
11
Daarvoor ontbreekt dat perfecte infrastructurele netwerk van railverbindingen
dat de Randstad tot een “echte stad” had kunnen maken.
En intussen is de functie van het “groene” deel van de Randstad drastisch
veranderd. Waar het in de 60-er jaren nog kon worden gezien als separaat
functionerend agrarisch productiegebied (met beperkt recreatieve functies) is nu
de wisselwerking tussen stad en omgeving veel nadrukkelijker aan de orde. Als
een poly centrisch stedelijke systeem op kwaliteit wil concurreren met een mono
lytisch stedelijk systeem (bijvoorbeeld Londen of Parijs) dan moet niet alleen de
toegang tot het “buitengebied” sneller en beter zijn maar ook de inrichting ervan.
De hedendaagse eisen die aan de groene contramal van de poly centrische stad
moeten worden gesteld zijn anders dan destijds. We moeten er niet alleen ruimer
kunnen recreëren dan toen maar het is ook veel meer, dan 60 jaar geleden,
productiegebied voor de stad geworden (voedsel, energie, water). Het
metropolitane landschap vraagt evenals de stad om herprogrammering. Kortom,
als de Randstad, de steden van de Randstad, de regio’s van de Randstad en het
Randstad systeem zelf beter wil performen in een groter internationaal systeem
van steden en metropolen dan vraagt dat om een substantiële herontwikkeling.
Op de schaal van de Randstad en de regio’s gaat het dan met name om
verbindingen en de inrichting van en de relatie met het buitengebied.
3.5 Drie hoog-dynamische stedelijke regio’s
We zien inmiddels drie hoog dynamische stedelijke regio’s in Nederland. Ze
noemen zich metropoolregio’s. Dat lijkt misschien pretentieus maar in de Noord-
Amerikaanse planning is een middelgrote stad al gauw een “metropolitan area”
(men spreekt daar ook wel van “metro regions”).
Economisch-geografisch bestrijkt de Noordvleugel van de Randstad het gebied
van Haarlem via Amsterdam tot Utrecht, bestuurlijk is de metropoolregio
Amsterdam kleiner en blijft Utrecht er buiten
(noot: als we hier spreken over de metropoolregio Amsterdam dan definiëren we
die in de eerste plaats economisch-geografisch e daarmee met inbegrip van de
Utrechtse stedelijke regio). De andere twee metropoolregio’s: Rotterdam-Den
Haag en de regio Eindhoven (Brainport) of, zoals gezegd, misschien beter
Brabant Stad. Twee mainports (Schiphol en de Rotterdamse haven) en een
brainport. De mainports liggen relatief dicht bij elkaar. In de trein van Gouda
naar Den Haag zie je de skyline van Rotterdam. Op de bovenste verdieping van
het NS hoofdkwartier in Utrecht kijk je naar de Amsterdamse Arena en vanuit
de verkeerstoren op Schiphol zie je beide steden. De afstand tussen
Brainport/Brabant Stad en de beide andere regio’s is wat groter. De regio
Eindhoven functioneert, net als de andere twee regio’s, op regionale schaal. De
grootste chipmachinefabriek en de enige Nederlandse autofabriek staan niet in
de stad maar er vlak buiten, in de Brainport regio.
Drie hoog dynamische stedelijke regio’s. Wat hebben ze met elkaar? Veel maar
lang niet alles. Amsterdam heeft vanouds veel met Rotterdam maar maakt via
Schiphol ook deel uit van een wereldwijd economisch netwerk. Recenter is de
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
12
relatie Amsterdam- Eindhoven (de A2 as) op het gebied van high tech, innovatie
en arbeidsmarkt. Die lijkt inmiddels minstens even belangrijk als de betekenis
van de A4-as tussen Amsterdam en Rotterdam. En voor Rotterdam geldt, evenals
voor Amsterdam, dat de stad (en de regio) ook deel uitmaakt van een wereldwijd
economische netwerk, via de haven. Voor de Brainport regio geldt hetzelfde, de
high tech economie maakt deel uit van de wereldeconomie. Daarnaast heeft de
Brainport regio niet alleen (economische) relaties met de Randstad maar in
toenemende mate met de regio’s Düsseldorf en Keulen en idem Brussel en
Leuven.
Alles overziende is zeker sprake van belangrijke onderlinge relaties tussen de
(metropool) regio’s en veranderingen daarin (bijvoorbeeld Amsterdam-
Eindhoven) maar daarnaast is zeker ook (en gelukkig maar) sprake van
belangrijke netwerkrelaties over land (continentaal Europa), zee en lucht (in en
buiten Europa). De onderlinge relaties lijken ook niet altijd naadloos samen te
vallen met de huidige belijning van metropoolregio’s. Zo stelt een recent OESO
rapport, gemaakt voor de metropoolregio Rotterdam- Den Haag, dat de relatie
van Den Haag met Amsterdam belangrijker is dan die met Rotterdam en
datzelfde geldt voor Rotterdam. Deze laatste waarneming onderstreept alleen
maar het belang van een betere verbindingen. Op het schaalniveau van de drie
metropoolregio’s tezamen is ook sprake van een toenemende interdependentie.
Het belang van betere en snellere railverbindingen op de west-oost as en naar
buiten: Rotterdam via Brabant stad naar Duitsland. Het gaat hier primair om
het betere verbinden van markten (logistiek, afzet- en arbeidsmarkt).
Is een poly centrisch stedelijk systeem op een hoger schaalniveau dan de
Randstad mogelijk? Misschien kan de vraag beter worden gesteld als: is dat een
noodzakelijkheid? Het antwoord daarop is: dat is noodzakelijk met het oog op een
steeds internationaal wordende economie, in Europa en daarbuiten. Dat vraagt
om een herprogrammering van de afzonderlijke metropoolregio’s maar het vraagt
tevens om een planningsbenadering op een hoger schaalniveau. Dat van de
Nederlandse Deltametropool.
3.6 De Noordwest-Europese Deltametropool
Op het schaalniveau van de Noordwest-Europa, de driehoek Amsterdam-
Brussel-Keulen (de ABC metropool) is eveneens, we stelden het zojuist al, steeds
meer sprake van “cross border” relaties. En dat blijft niet beperkt tot de dichtst
bij zijnde stedelijke agglomeratie Brainport/Brabant Stad. Ook de Rotterdamse
regio ziet die noodzaak, doet vaker zaken op die schaal en heeft eveneens
behoefte aan betere verbindingen op een hoger schaalniveau. De “Nederlandse
Deltametropool” (Randstad en Brainport) gaat met deze ontwikkeling steeds
meer deel uitmaken van een groter geheel in de lage landen bij de (Noord)zee ook
wel de Noordwest-Europese Deltametropool.
De relaties op dit schaalniveau winnen aan betekenis maar zijn ook weer niet
helemaal nieuw. Tientallen jaren geleden “ontdekten” economisch geografen al de
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
13
Uit VDM Publicatie Maak Ruimte, opgave: Versterk Internationale Positie
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
14
betekenis van de zogenaamde “blauwe banaan”. Die “begint” in de lage landen en
loopt tot Milaan. Die as heeft niet aan betekenis verloren, integendeel wint aan
belang en maakt dat de economische relaties van onze drie metropoolregio’s met
de zuidelijker gelegen stedelijke concentraties in Duitsland (Frankfurt,
München) aan belang zullen winnen en dat de onderlinge verbindingen
aanzienlijk zullen moeten verbeteren.
De drie hoog dynamische stedelijke regio’s liggen perifeer in Europa, en dat geldt
nog sterker voor de Randstad. De connecties op het hoge snelheids railnet zijn, in
vergelijking met andere Europese stedelijke netwerken, dun en dat is een
understatement. Perifere ligging en gebrekkige externe connectiviteit is een
risico, ook al beschikken we in ons land over een van de best verbonden
luchthavens.
Daarmee wordt duidelijk dat de publieke opgave zich bevindt op verschillende
schaalniveaus. De stad in de kennis- en circulaire economie vraagt om een ander
programma, het geldt ook voor de metropoolregio’s, afzonderlijke en als geheel,
en geldt last but not least voor de schaal van dit deel van Europa.
Metropoolvorming kan alleen slagen als alle schaalniveaus bediend worden.
3.7 Vernieuwingsslag nodig
Terug naar de vier opgaven die we hiervoor formuleerden. De steden zijn de
motoren van de economie en die economie wordt/ is al anders, het is een
kenniseconomie en er is tevens een transitie nodig in de richting van een
circulaire economie. Onze economie, onze samenleving wordt ook steeds
internationaler. Kernsteden moeten in staat zijn om meer mensen op te nemen,
ook van buiten, en zich aan te passen aan meer volume en meer massa, aan een
andere economie en aan de daarbij horende eisen die zo’n andere stad stelt. Dat
vraagt om een verdere verbetering van de Quality of life. Naast verdichting is
sprake van schaalvergroting van activiteiten, dat geldt voor de stedelijke regio,
voor het hoog dynamische stedelijke netwerk van Nederland en op de schaal van
Noordwest-Europa. De opgave die daar uit voorvloeien betreffen vooral betere en
snellere verbindingen tussen de kernsteden.
Kijkend naar de relatie tussen deze opgaven en publieke agenda’s kunnen we
vaststellen dat kernsteden momenteel het meest actief zijn op dit terrein. Dat is
niet vreemd, de vernieuwing en verandering dient zich hier het meest pregnant
aan. Op de regionale schaal is het stiller geworden nadat de rijksoverheid de
wetgeving gericht op regionale coördinatie heeft afgeschaft zonder nieuwe
“hulpstukken” aan te reiken. Het feit dat kernsteden hun oplossingen nu vooral
zoeken op eigen grondgebied draagt daar natuurlijk ook aan bij.
Nationaal ruimtelijk en economisch beleid is sterk afgenomen. Provincies hebben
nu de taak gekregen ruimtelijk beleid te maken. Dit is voor een beleid gericht op
een betere performance van steden en regio’s niet bepaald gunstig. Immers, op
dit schaalniveau is snel sprake van “beleidsconcurrentie”. Een forse opgave ligt
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
15
op het interregionale en grensoverschrijdende schaalniveau. Hier zou de
rijksoverheid aan zet zijn. Daar is, op een enkele uitzondering na, weinig sprake
van. In het project REOS, regionaal economische ontwikkelingsstrategie) wordt
een poging gedaan de opgave op deze schaalniveaus te definiëren en te voorzien
van een strategie.
De vraag die zich aandient is of het niet de hoogste tijd is om de klokken weer
eens gelijk te zetten. De stedelijke conditie is niet op orde en er is alle aanleiding
voor een massieve vernieuwingsslag, in de stad, de omgeving, het stedelijke
netwerk van Nederland en connecties over de grenzen.
Waar te beginnen? Bij de steden zelf misschien. Daar ligt een belangrijk deel van
de opgave. En daar wordt, zoals hiervoor gesteld, het meest gedaan aan
vernieuwing. En wie is de “eigenaar” van het hogere schaalniveau? Daar is het
momenteel geen dringen geblazen. Het zal deels van de steden moeten komen, zij
moeten de agenda op intraregionale en interregionale schaal formuleren. Het
schaalniveau Noordwest-Europa is een zaak van, zou een zaak moeten zijn van
de nationale overheid. Zover is het nog niet. Van beleid op dat schaalniveau, laat
staan van agendering, is nog geen sprake. De druk zal “van onderen” moeten
komen, van de steden zelf.
Stedelijk Nederland moet de ruimte krijgen, zoveel is wel duidelijk: letterlijk en
figuurlijk. Dat geldt voor de stad als institutioneel systeem en minstens evenveel
voor de mensen die er wonen en werken. Het lijkt er steeds meer op dat de
samenleving sneller verandert dan het institutionele systeem. Daarom nog het
volgende.
3.8 De energieke samenleving
De kenniseconomie heeft er ook toe geleid dat burgers op een aantal terreinen in
toenemende mate het heft in eigen handen nemen. In de vakliteratuur heet dat
“tactical- of cooperative urbanism” of gewoon “citizen action”. Die beweging kreeg
in de laatste jaren een impuls als gevolg van de recessie en van niet meer
geaccepteerd beleid van banken, overheden en publieke instellingen. Maar het is
vooral het gevolg van een meer structurele maatschappelijke ontwikkeling:
toegenomen competenties (onderwijs) van burgers, ondersteund door
technologische mogelijkheden (digitale systemen en netwerken). Burgers, vooral
in de stad, bouwen hun eigen huizen, organiseren hun eigen zorgsystemen,
energiehuishouding en digitale bereikbaarheid, de DIY (do it yourself)
samenleving. Voor overheden en instellingen (publiek, semipubliek en privaat)
die traditioneel deze voorzieningen aanbieden is dat een situatie waarop niet
altijd adequaat kan worden gereageerd. De reactie zou er een moeten zijn van het
faciliteren van dergelijke initiatieven maar al te vaak wordt er defensief op
gereageerd. Waar overheden en andere publieke instellingen juist de grotere
schaal zouden moeten opzoeken en de kleinere schaal meer ruimte zouden
moeten geven (sociale en bestuurlijke innovatie) blijft men binnen de bestaande
kaders en met behulp van bestaande formules in aanpak en beleid opereren.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
16
3.9 Steden en regio’s moeten het zelf kunnen doen
Steden, stedelijke regio’s moeten meer ruimte krijgen voor een nieuwe
“uitrusting”, voor vernieuwing, voor experimenten. En daar zijn zij als eerste
voor aan zet, samen met hun inwoners. Condities op andere overheidsniveaus
zijn nodig maar die zullen ook moeten worden geformuleerd, op zijn minst
geagendeerd door de steden zelf.
Ruimte om zelf het heft in handen te nemen is in het belang van de economische
concurrentiekracht van Nederland maar evenzeer in het belang van stedelingen
die meer dan ooit in staat (willen) zijn om zelf vorm te geven aan hun leef- en
werkomgeving. Dat vraagt om meer autonomie van stedelijke regio’s. Steden en
regio’s zouden in de eerste plaats veel meer vrijheid en mogelijkheden moeten
krijgen om te doen wat goed is voor het stedelijk gebied, voor de stedelingen en de
stedelijke economie. Nu zijn ze nog steeds te afhankelijk van provincies en
rijksoverheid. Dat was een eeuw geleden heel normaal maar die situatie bestaat
allang niet meer. Een eigen belastinggebied, zodat op dat schaalniveau
economische en maatschappelijke afwegingen kunnen worden gemaakt, is een
noodzakelijkheid maar er is veel meer nodig. Het toegenomen belang van de stad
vraagt om een grotere selectieve en faciliterende inzet van rijks- en provinciale
overheid/overheden die kan bijdragen aan het succes van steden.
3.10 Metropoolvorming als volgende stap
Er zijn nogal wat definities van metropolen. We denken daarbij vaak eerder aan
zoiets als de Metropole du Grand Paris (net gevormde nieuwe bestuurslaag met
ongeveer 7 miljoen inwoners). De Randstad is, afhankelijk van de definitie die
men hanteert, net zo groot, de dichtheid is lager. De vraag is of een metropool in
de eerste plaats moeten worden gezien als een enorm inwonertal op een relatief
klein gebied. De Nederlanders die in onze hoog dynamische stedelijke regio’s
leven doen dat al jaren op een grotere schaal dan de centrale stad in hun gebied.
Dat komt tot uiting in hun zoekgedrag op de woningmarkt, het gebruik dat ze
maken van het regionale cultureel aanbod (film, events etc), de structuur van de
regionale arbeidsmarkt en de infrastructuur. De moderne stedeling leeft in een
“daily urban system” op een veel grotere schaal dan ooit tevoren. Het bestuurlijk
systeem zou zich daaraan aan moeten passen. Dat gebeurt niet. Maar die
metropool is er al wel. Het is, bestuurlijk gezien, een “patchwork” van
administratieve eenheden, in een uit zijn krachten gegroeide agglomeratie. Het
maatschappelijk en economisch leven speelt zich op de schaal van die metropool
of metropoolregio af.
De schaalvergroting zet door, daily urban systems verbinden zich in toenemende
mate met elkaar, economisch en daarna op meerdere dimensies. Er ontstaan
corridors in een stedelijk netwerk op een hoger schaalniveau en dat netwerk dijt
uit tot over nationale grenzen. Er vindt in toenemende mate uitwisseling plaats,
van mensen en markten. Metropoolvorming is schaalvergroting van stedelijk
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
17
gebied en bestaat verder uit toenemende relaties op het niveau van stedelijke
netwerken. Dat is in zekere zin een autonoom proces. Maar het vraagt tevens om
aanpassing van publieke systemen aan veranderde en veranderende realiteiten
en het anticiperen op nieuwe realiteiten, in de vorm van structuuraanpassing,
governance en in de vorm van beleid, interventies, investeringen etc.
Metropoolvorming als autonoom en onafwendbaar proces met toenemende
welvaartsvoordelen vraagt om acties van vele maatschappelijk actoren en niet in
de laatste plaats van overheden op diverse schaalniveaus. We zien dat elders ook,
soms met vallen en opstaan. De wijze waarop in onze continentale omgeving op
verandering wordt ingespeeld kan ons wellicht inspireren in de zoektocht naar
een “agenda stad”.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
18
4. INTERNATIONALE VOORBEELDEN > WAT LEREN WE ERVAN?
Veranderen en vernieuwen is niet gemakkelijk. Soms moet er acute crisis aan
vooraf gaan. Of er ligt ineens een enorme kans voor het grijpen. Momentum voor
een politiek besluit. Nederland is een land van discussie en debat. Dat is onze
cultuur. In de wereld van planning en ontwerp weten we wel wat nodig en
wenselijk is maar het leidt meestal niet tot daadwerkelijke veranderingen. De
Nederlandse politiek is gebaseerd op minderheden die elkaar nodig hebben voor
besluiten. Veranderen en vernieuwen is daarom een zaak van lange adem, van
processen als het Jaar van de Ruimte, de Agenda Stad en de Omgevingsvisie. Het
is te vroeg om conclusies te trekken over de effectiviteit van dit soort
interactieprocessen. De Nederlandse ruimtelijke ordening op nationaal niveau en
wat er mee annex is (bestuurlijke verandering, economisch beleid) wordt sinds
een paar jaar voor een belangrijk deel over gelaten aan de provincies. Daar lijkt
men nog bezig zich in te werken in de nieuwe opgave.
Op nationaal niveau heeft men recent het belang van waterbeheer geagendeerd
en is een indrukwekkende beleidsmachine op gang gekomen. Het wordt nu ook
gezien als een exportproduct voor de rest van de wereld. Wie op zoek gaat naar
acties die een antwoord zouden moeten geven op de nieuwe stedelijke dynamiek
ziet nog niet veel drukte. Dat is ook mede de reden van de agenda voor
metropoolvorming die de VDM nu opmaakt. Daarbij kijken we niet alleen naar
wat in ons land zou moeten gebeuren maar ook naar de vernieuwing die elders
tot stand komt. Veel van de oplossingen die we in andere Europese landen zien
zijn antwoorden op problemen die zich ook in ons land voordoen. Derhalve
oplossingen en aanpakken die voor ons relevant zijn.
Hoe wordt elders ingespeeld op de nieuwe economie en de stedelijke context? Hoe
wordt omgegaan met de groeiende druk op de woningmarkt? Hoe reageren steden
op de schaalvergroting van de stedelijke samenleving? En wat bieden ze hun
inwoners die, ook elders in Europa, steeds meer zelf of als collectief initiatieven
nemen om hun leven te verbeteren? Wat volgt is een kleine selectie van
voorbeelden, good practices wat ons betreft, langs de lijnen van de stedelijke
dynamiek die we hiervoor schetsten. Negen steden in acht Europese landen.
Meestal gaat het om stedelijke initiatieven, soms is ook wetgeving op nationaal
niveau de wegvoorbereider of facilitator van stedelijke vernieuwing. Ze laten zien
dat verschillende (veelal voormalige industrie)steden de kracht van de
kenniseconomie hebben ontdekt.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
19
4.1 Steden als economische motoren
Greater Manchester, een regionaal samenwerkingsverband, stelde samen met
het bedrijfsleven, de Greater Manchester Strategy op om ontwikkeling van de
regio beter te begeleiden. De strategie vertrekt vanuit de sterke punten van de
stad: wetenschap en technologie. De stad investeerde in specifieke clusters
(financieel, creatieve en maakindustrie en nieuwe materialen) maar leerde ook
dat gastvrijheid een drijfveer is voor werkgelegenheid en ontwikkelde ook
congreslocaties, evenementen en de identiteit van de stad. Deze strategie trok na
verloop van tijd meer evenementen, meer investeerders en, in navolging daarvan,
nieuwe bedrijven. Greater Manchester is nu de tweede groei pool van Groot-
Brittannië.
Turijn is een andere goed voorbeeld. Mede in de slipstream van de daar gehouden
Olympische Winterspelen, investeerde de stad in het Backbone Project. Door
middel van nieuwe metroverbindingen en een nieuw station (Porta Susa)
verbeterde dit project de verbindingen met de omliggende regio en vice versa het
hart van de stad. Bovenop de ondergrondse spoortunnel werd een stedelijke
boulevard gecreëerd en de omliggende verouderde industriecomplexen
getransformeerd naar aantrekkelijke plekken voor een nieuwe (kennis-)economie.
Deze gebieden kenmerken zich door een mix van universitaire instellingen,
culturele voorzieningen en werk- en woongebieden, zoals bijvoorbeeld de Campus
Luigi Einaudi.
4.2 Verschillen worden groter
Verschillende Europese steden verwachten een verdere groei van de bevolking en
een daarmee gepaarde schaalvergroting van het stedelijk gebied. Hoe de
inwoners hierin mee te nemen en tegelijkertijd de “Quality of life” in stad en
regio te versterken. Bordeaux en Helsinki zijn schoolvoorbeelden.
Aangespoord door een verwachte bevolkingsgroei van 250 000 inwoners tot 2030
werkt de communaute urbaine, La CUB (Communauté urbaine de Bordeaux)
vanaf 2010 gezamenlijk aan het “Project Métropolitain’. Het doel ervan is
voorkomen dat de verwachte bevolkingsgroei niet gaat leiden tot een verdere
urban sprawl. Er wordt daarom onderzocht hoe de groei op te vangen in het hart
van de agglomeratie om zo het waardevolle omliggende landschap te behouden.
En ook Helsinki werkt aan een “urban containment” strategie. Om de bestaande
landschappelijke kwaliteiten van Helsinki te waarborgen moet verdere stedelijke
“wildgroei” worden voorkomen. Helsinki zet hiervoor in op het verdichten nabij
openbaar vervoercorridors. Deze strategie wordt ingezet zowel binnen de stad als
in de omliggende regio in nauw overleg met de plaatselijke overheden. Door het
compacter maken van de bestaande stedelijke structuur wordt meer dan
voorheen nadruk gelegd op de kwaliteit van de openbare buitenruimte. Tussen de
compacte kernen ontstaat een groen netwerk.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
20
Een goed voorbeeld van een regionale op steden gerichte investeringsstrategie is
Vlaanderen. Zo had het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen uit 1997 een
sterke focus op het investeren in stations, zee- en luchthavens. De investeringen
in de stations hebben ondertussen geleid tot voordelen voor zowel de direct
omliggende locaties, als voor de steden als geheel. In het mobiliteitsplan
Vlaanderen uit 2010 wordt nu dan ook ingezet op de verdere integratie van de
stations in hun stedelijke omgeving om de eerdere investeringen in deze stations
nog beter te laten renderen voor het totale stedelijk gebied.
4.3 We leven op een grotere schaal
Italië speelde recent in op de veranderde maatschappelijke realiteit met een
grootscheepse bestuurlijke reorganisatie. In 2012 besloot de regering Monti tot de
instellingen van metropolitane regio’s. Deze nieuwe metropolitane gebieden
vervangen de provincies en hebben de volgende taken: lokale planning en
bestemmingsplanning, lokale politie diensten, reguleren van transport en
stedelijke voorzieningen.
Voorlopend op deze wet was Turijn al bezig met het sterker verbinden van de
stad met haar omliggende gemeenten. De drijvende kracht hierachter was de
vereniging ‘Torino Internazionale Strategica’. Deze vereniging bestaat uit
ongeveer 85 publieke en private leden en heeft als doel de voorbereiding en
uitvoering van het derde strategische plan voor Turijn te promoten, de uitvoering
te monitoren en te ondersteunen en het plan naar stakeholders en bewoners te
communiceren. De vereniging brengt vooral de gemeenten rondom Turijn samen
die zich verbonden voelen met de metropolitane karakter van Turijn. Omdat deze
vereniging al bezig was met het sterker betrekken van omliggende gemeenten
verloopt het proces in navolging van de wet veel soepeler dan in andere nieuwe
metropolitane gebieden in Italië zoals Milaan of Rome.
4.4 Poly-centrische regio’s
Middelgrote of kleine steden in de buurt van een metropool lijden vaak van de
aanzuigende werking van de metropool. De naburige metropool kan, mits een
slimme aanpak, ook kansen bieden. Zo worden de voorsteden van Parijs de
laatste jaren sterker betrokken bij de ontwikkeling van de gehele Parijse regio.
Dit om de dynamiek en het economische potentieel van Parijs sterker over het
gehele Grand Paris gebied te verdelen. Aangespoord door de ontwikkeling Grand
Paris Express Transport Network, worden na bij de nieuwe stations “Contrats de
Développement Territorial (CDT)” opgesteld. Een CDT is een contract tussen de
nationale overheid en verschillende gemeenten rondom het nieuwe station en
stelt doelen op voor zowel stedelijke planning, transport, aanpak van uitsluiting,
economie, cultuur en milieubescherming.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
21
In de regio Stuttgart vormt het regionale spoornetwerk de ruggengraat voor een
regio van 179 gemeentes. Het spoornetwerk verbindt de belangrijkste steden,
woongebieden en strategische voorzieningen. Gebieden niet of slecht aangesloten
aan het spoornetwerk merken de laatste jaren ook een krimp in het
bevolkingsaantal.
Dat de ‘restgebieden’ van het stedelijk gebied ook mede de identiteit van het
stedelijke gebied kunnen vormen toont het voorbeeld van het Ruhrgebied.
Het Ruhrgebied was enkele decennia geleden een van de meest vervuilde regio’s
in de wereld. De regio kreeg een nieuwe gezicht door het ontwikkelen van het
Emscherpark tijdens de Internationale Bouwtentoonstelling (IBA), geïnitieerd in
1989. De rivier de Emscher werd het verbindende regionale element en rondom
deze rivier werd een regionaal park ontwikkelt met daarin verschillende
regionale culturele voorzieningen. Hierdoor ontstond er in het gebied een nieuwe
economie: cultuurtoerisme. In 2010 werd de regio Europese Culturele Hoofdstad
en tijdens die periode werd vooral ingezet op het verder ontwikkelen van de
creatieve economie in de regio.
4.5 Drie hoog-dynamische stedelijke regio’s
Met de komst van de nieuwe hogesnelheidstrein vanuit Londen naar Manchester
verenigden de city regions van Manchester, Liverpool, Leeds, New-Castle en
Sheffield zich in het Document: One North, A Proposition for an Interconnected
North met als gemeenschappelijke doel: deze infrastructuurontwikkeling
inzetten voor de economische ontwikkeling van North Engeland. Om de
uitvoering te garanderen werd de organisatie Transport for the North opgericht.
Door de bouw van de brug over Öresund is een samenwerking in de regio rondom
Kopenhagen en Malmö ontstaan en gegroeid. In deze samenwerking behouden de
verschillende overheden in de regio hun eerdere verantwoordelijkheden. Het
Öresundskomiteen wordt ingezet als een platform tussen deze overheden om
problemen die door deze samenwerking ontstaan aan te pakken en een
gezamenlijke lobby op nationaal en Europees niveau te organiseren.
4.6 De Noordwest-Europese Deltametropool
Het project Scandinavian 8 Million City is een interessant voorbeeld van een
grensoverschrijdend stedelijk perspectief op lokale en regionale investeringen en
nieuwe economische mogelijkheden. Het project positioneert het gebied tussen
Oslo en Kopenhagen als een regio van acht miljoen mensen (met een hoog
aandeel hoog opgeleiden) en wil snellere treinverbindingen organiseren tussen de
belangrijkste steden. Met het versterken van deze treinverbindingen tussen de
steden op de lijn verwacht men de kenniseconomie te versterken. Het project is
vooral een concept en heeft tot dusverre weinig investeringsmiddelen. Het doel
van de organisatie is om de juiste partijen hun bestaande investeringen in
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
22
infrastructuur steeds in een groter verband te laten zien en zo invloed uit te
oefenen op de aanleg.
4.7 De energieke samenleving
In 2010 nam aan het “Project Métropolitain” van La CUB in Bordeaux een brede
groep van bewoners, organisaties, verenigingen, collectieven, scholen, experten
en publieke partijen deel. Dit project leidde tot vijf collectief gedeelde waarden
waaraan de metropool zou moeten voldoen. Dit leidde tot vragen over wat de
uitvoering van deze waarden in de praktijk zou inhouden en wie deze waarden
zou garanderen bij uitvoering.
In Lissabon is de schaal van het betrekken van meerdere partijen gericht op de
buurt. Deze lokale schaal maakt het mogelijk om niet de lokale partijen niet
alleen te bevragen, maar hen ook te betrekken bij de uitvoering. Door middel van
BIP/ZIP programma’s plaatst de lokale overheid veel vertrouwen in de kracht
van de bewoners om de nodige verbeteringen te organiseren, van plan tot
realisatie. Elke buurt krijgt met het programma een vereniging om zo ervaringen
en kennis uit een programma in de buurt te behouden. Het effect is niet alleen
een fysieke verbetering van de stad, maar ook sociaal. Van No Go buurten zijn de
bewoners nu steeds trotser op hun buurt.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
23
5. DE AGENDA BIJ DE VIER OPGAVEN
Rijp en groen
Zoals eerder gesteld is onderstaande agenda eerder te beschouwen als een eerste
oefening in de vertaling van opgaven naar concrete acties die door een breed
spectrum aan actoren op het terrein van onderzoek, bedrijvigheid en beleid zou
moeten worden opgepakt. Dit overzicht van 23 punten is m.a.w. nog “rijp en groen”
en vraagt om nadere uitwerking in het proces van raadpleging van onze leden en
relevante context.
Overlap
Een tweede “disclaimer” is dat het bijna nooit om acties gaat die uitsluitend in een
hokje passen. Er is sprake van overlap en soms is het discutabel waarom een actie
bij een opgave wordt gevoegd terwijl het wellicht meer voor de hand had geleden
het bij een andere opgave te voegen.
Clusters
Bij de opstelling van deze concrete agenda wordt ook duidelijk dat het om clusters
van opgaven gaat. Hieronder geven we aan welke “issues” wij bij elkaar voegen in
de vier clusters. De indeling is ook hier enigszins arbitrair en daarmee vatbaar
voor discussie.
1. De steden/stedelijke regio’s zijn de economische motoren van ons land
en ze worden steeds internationaler.
Daaronder ook begrepen: circulaire economie, klimaatbeleid, high tech en
innovation.
2. De (kern)steden hebben meer massa en dichtheid nodig.
Daaronder ook begrepen: hergebruik vastgoed en herbestemming
3. Verbindingen binnen steden en naar buiten, van metropoolregio tot
internationaal, moeten beter en sneller.
Daaronder ook begrepen:
transitie naar schone mobiliteit (post fossiel, nul emissie etc.)
4. De Q of life in steden vraagt om aanpassingen, een upgrade.
Daaronder ook begrepen: “smart city”
Een 5e opgave?
Er is tevens een aantal agendapunten dat niet past bij de vier opgaven maar
wellicht wel relevant is voor een agenda voor metropoolvorming. Ze kunnen
worden gerubriceerd onder het kopje: “governance”. Het gaat hier niet in de eerste
plaats om bestuurlijk-institutionele acties maar grotendeels om “bottom up”
issues.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
24
5.1 De steden/stedelijke regio’s zijn de economische motoren van ons land en ze worden steeds internationaler.
5.1.1.
Steden moet meer ruimte maken (letterlijk en figuurlijk) voor de uitrusting van
de nieuwe economie: voor kleinschalige bedrijvigheid, interactiemilieus, start
ups. Dat kan naast nieuwbouw ook door herbestemming van verouderd vastgoed.
Regelgeving en financiering moeten hier op worden gericht.
5.1.2.
Steden moeten een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn voor buitenlanders die
hier naartoe komen: voor kenniswerkers, werknemers op diplomatieke posten,
voor vluchtelingen, voor kunstenaars en ondernemers etc. Dat past ook bij de
Hollandse traditie en daarmee zijn we niet alleen dominee maar ook koopman.
We hebben er baat bij, het versterkt onze concurrentiepositie. Cosmopolitisering
van onze steden is onafwendbaar en vraagt behalve om acceptatie vooral om een
betere begeleiding van de stad: vergunningen (green cards), woonruimte, werk
indien nodig, onderwijs, zorg etc.
5.1.3.
Het zogenaamde topsectorenbeleid van het Ministerie van Economische Zaken is
teveel gericht op de bestaande structuren en verhoudingen en kan beter worden
vervangen door een sterke inzet op de nieuwe stedelijke economie in de drie
metropoolregio’s, op de “new kids on the block” en de (innovatieve) cross overs in
innovatie.
5.1.4.
Schiphol wordt wel een Airport City genoemd maar is dat (nog) niet. Er is, gelet
op de groei van de “global economy” en de toename van het luchtverkeer
(verdubbeling), veel voor te zeggen om de Airport City in Nederland te gaan
maken. Dat betekent een aanvulling op het “programma” voor Schiphol. Te
denken valt een onderwijsfuncties (een “knowledge hub”) en “long stay”
faciliteiten. De Amsterdamse Zuidas en Hoofddorp zijn onderdeel van de Airport
City en dit complex is daarmee de toplocatie van Nederland, optimaal verbonden
met de andere internationale toplocaties in Nederland, Europa en daarbuiten.
5.1.5.
De energie doelstellingen worden niet alleen landelijk niet gehaald, ook de steden
blijven achter. De steden moeten op korte termijn een plan maken dat ertoe leidt
dat zij ook binnen 10 jaar gaan leveren. De achterstand moet in 2025 zijn
omgezet in een meetbare voorsprong.
5.2 De (kern)steden hebben meer massa en dichtheid nodig.
5.2.1.
Hergebruik van leegstaand en monumentaal vastgoed voor versnelde en soepele
transformatie naar woonruimte en/of de eisen van de “next economy”:
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
25
broedplaatsen, incubatiemilieus, startups, hotspots etc met de nodige financiële
(fiscale) incentives.
5.2.3.
Het optoppen of anderszins vergroten van woonruimte wordt gemakkelijker
gemaakt. Maar het geldt ook voor het splitsen van grote woonruimten in kleinere
eenheden. Hoogbouw wordt gestimuleerd. Daarbij is de aansluiting op de
stedelijke openbare ruimte (city at eye level) van groot belang. Stedelijke
laagbouw blijft een issue maar wel in hogere dichtheden.
5.3 Verbindingen binnen steden en naar buiten, van metropoolregio tot internationaal, moeten beter en sneller.
5.3.1
De fiets wordt het dominante stedelijke vervoer in de Nederlandse steden en
krijgt alle ruimte. De fiets-trein is de nieuwe intermodale combinatie. Dat stelt
nieuwe eisen aan de fietsinfrastructuur maar ook aan de “aanlanding” bij de
stations. We lopen nog altijd in de voorste rij in de wereld maar we worden
wereldkampioen fietsen in de stad en, “noblesse oblige”, vernieuwen het
fietssysteem voor de hele wereld (“world bike lab”, “dutch cycling academy”). We
krijgen het eerste lange afstand e-bike netwerk van de wereld, om te beginnen
binnen en tussen de drie metropoolregio’s.
5.3.2.
De steden nemen het voortouw om de positie van Nederland als fietsland
nummer 1 in de wereld te versterken en de rijksoverheid faciliteert dit (kennis,
technologie, living lab, export etc.)
5.3.3.
De auto, zoals we die nu kennen, moet voor een belangrijk deel de steden uit en
dit vraagt om versnelling van het tempo. Te beginnen met de meest vervuilende
auto’s wordt versneld gewerkt aan een transitie van het huidige systeem naar
elektrisch en high tech (driver assist, self driving). Bussen en taxi’s worden
alleen nog in het stedelijk gebied toegelaten als ze climate proof zijn. Er wordt
massief geïnvesteerd in elektrisch transport.
5.3.4.
Het railnetwerk tussen de centrale steden in de drie metropoolregio’s (intercity’s)
is sterk ontwikkeld. Het vraagt hier en daar nog om viersporigheid. Minder goed
ontwikkeld is de bereikbaarheid, connectivity, op intra regionaal niveau
(regionale dekking, the last mile). Intensivering van bebouwing (woon, werk en
anders) rond knooppunten in het regionale vervoerssysteem maakt deze locaties
aantrekkelijker en versterkt het openbaar vervoerssysteem (TOD).
5.3.5.
Er is dringend behoefte aan verbetering van de (snelle) treinverbindingen vanuit
Rotterdam en Eindhoven naar Düsseldorf en van daar uit verder naar Berlijn en
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
26
Keulen, Bonn en verder. Ook Amsterdam en Utrecht hebben belang bij een
dergelijke verbinding. Zo zou Eindhoven nationaal knooppunt kunnen worden in
het internationale spoornet. Dat vraagt een substantiële herontwikkeling van
station en stationsomgeving in deze stad,
5.3.6.
Nederland moet nu echt naar buiten kijken. De Noordwest-Europese
Deltametropool (de ABC regio) wordt al wel gezien als relevant schaalniveau van
actie door de Duitsers en de Belgen maar nog altijd niet door ons. De eerste
samenwerkingsconferentie voor de ABC regio moet en kan ook snel worden
georganiseerd. Hoofdthema? Verbindingen, betere verbindingen tussen de drie
Nederlandse stedelijke regio’s en de regio’s Brussel-Antwerpen en Düsseldorf-
Keulen.
5.3.7.
Schiphol moet in samenhang met het station Amsterdam Zuid de toegangspoort
naar Nederland worden. Dat betekent zowel een snelle trein van en naar
Düsseldorf, via Eindhoven, als van en naar Londen (Eurostar). Op de schaal van
de metropoolregio Amsterdam is doortrekking van de Noord/Zuidlijn naar
Schiphol een must. Die maakt ruimte vrij in de Schipholtunnel. Het NS station
Schiphol dient uitgebreid te worden op Schiphol Plaza
5.3.8.
De luchthavens van Rotterdam en Eindhoven worden aangepast aan de nieuwe
eisen: ruimte voor duurzame groei en een veel betere landzijdige ontsluiting met
name voor OV.
5.3.9.
Schiphol wordt een Airport City, met een universiteit en meer ruimte voor
interactie in de kenniseconomie op wereldschaal (zie hiervoor). Wonen in de
Schiphol area wordt mogelijk. Veel bureaucratische regels die beperkend zijn
voor hoger bouwen en wonen in de polder worden opnieuw geëvalueerd met als
uitgangspunt de Airport City. Amsterdam en Schiphol werken toe naar 1
ongedeelde ruimtelijke en economische planningsorganisatie.
5.4 De Q of life in steden vraagt om aanpassingen, een upgrade.
5.4.1.
Het succes van de Nederlandse steden in het verleden was gebaseerd de
aangename schaal en de kwaliteit van de centrale plekken van de stad. De
behoefte aan hoogwaardige inrichting met een menselijke maat blijft een
belangrijke toekomst voor de stad van de 21ste eeuw. Blijven investeren in de
(verblijfs) kwaliteit van de openbare ruimte in de centrale delen van onze steden,
met name de vijf grootste, vraagt om meer inzet dan nu het geval is.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
27
5.4.2.
Nederlandse steden hebben gemiddeld genomen veel groen maar de toekomst
vraagt om meer groen, grootschalig en in de onmiddellijke, de dagelijkse
leefomgeving. Meer ruimte voor groen en verbetering van de toegankelijkheid
van groen in de stedelijke regio en daarbuiten.
5.4.3.
Het stedelijk gebied moet meer gaan inspelen op de behoefte aan (gezonde)
beweging. In de vijf grootste steden worden autostraten van nu omgebouwd tot
voetgangers- fiets-, groen- en speelgebied. Overal elders wordt dit fors
gestimuleerd.
5.4.4.
Het succes van de steden heeft een tegenkant, oplopende prijzen in de
woningmarkt en segregatie. De stad is van iedereen in een democratische
rechtstaat maar er zijn ook nogal wat functionele argumenten om betaalbare
woningen in de steden te houden en te bouwen.
5.4.5.
De smart city (technologie voor overheden en burgers) wordt vooral door de
markt gerealiseerd. De stedelijke overheid moet meer sturen op beschikbaarheid
van smart technology voor burgers en bedrijven. Gebieden waar dit zou kunnen
zijn o.a. parkeren, energievoorziening en overheidsdienstverlening.
5.4.6.
Het beschikbaar stellen van data die burgers de mogelijkheid geven om
concepten te ontwikkelen die het leven in de stad comfortabeler maken of tot
nieuwe economische activiteiten kunnen leiden wordt op korte termijn van een
nee, mits naar een ja, tenzij policy omgezet. Een actief open data beleid derhalve.
5.4.7.
De drie metropoolregio’s worden versneld ingericht met glasvezelnetten die de
hoogste snelheden op het internet aan kunnen. In de vijf grootste steden wordt
wifi zonder wachtwoord aangeboden in het openbaar domein.
5.5 governance
5.5.1.
De financieel economische crisis heeft er onder andere toe geleid dat er anno
2015 veel meer initiatieven zijn vanuit de samenleving (zelfbouw, start ups etc.).
De “energieke samenleving”, de participatiesamenleving, “cooperative urbanism”
vraagt, ook nu het weer beter gaat, om bestendiging en versterking. Publieke
vormgeving van de stad vraagt om een ander type aansluiting, op het adequater
inspelen op initiatieven vanuit de samenleving.
AGENDA VOOR METROPOOLVORMING IN NEDERLAND | VDM | ROTTERDAM, 29 FEBRUARI 2016
28
5.5.2.
De opkomst van de “energieke samenleving” vraagt om nieuwe vormen van
lokale democratie. Om de vier jaar naar de stembus voor de gemeenteraad is niet
voldoende om publieke besluitvorming over publieke zaken te organiseren. De
participatiesamenleving vraagt om een beter gestructureerd publiek debat, om
delegatie van publieke bevoegdheden en om experimenten met nieuwe vormen
van lokale democratie.
5.5.3.
De (publieke) governance in de steden en metropoolregio’s is ook dringend aan
vernieuwing toe. Op regionaal niveau ontbreekt het aan bevoegdheden en
democratische legitimatie terwijl de samenleving allang op regionale schaal
functioneert. De governance in de drie stedelijke regio’s moet worden aangepast
aan de veranderde situatie.
5.5.4.
In de drie stedelijke regio’s wordt het gemeentelijk gebied van de centrale
stad/steden versneld opgeschaald door samenvoeging met aangrenzende
gemeenten. Dat zou wellicht met het bestuursmodel van Londen kunnen
gebeuren: gemeenten blijven zelfstandig en er komt een rechtstreeks gekozen
burgemeester voor het nieuwe stedelijk gebied met een beperkt aantal
bevoegdheden op dat niveau (in ieder geval openbaar vervoer en veiligheid).
5.5.5.
Steden krijgen een substantieel eigen belastinggebied (btw of
vennootschapsbelasting).
5.5.6.
Het concept Randstad heeft zijn langste tijd gehad. De Brainportregio wint aan
economisch belang. Het nieuwe hoog dynamische stedelijke gebied in Nederland
bestaat uit de Randstad plus Brainport. Een nieuwe Nederlandse Deltametropool
(als opvolger van de Randstad). Dat vraagt om nieuwe programma’s binnen de
drie stedelijke/metropool regio’s en betere verbindingen tussen die regio’s.
5.5.7.
De rijksoverheid zou haar aansturing van staatsdeelnemingen als Schiphol, NS
en ProRail opnieuw moeten overwegen. Het gaat om bedrijven met een
sleutelpositie in de verstedelijking/ metropoolvorming. De aansturing gebeurt nu
voornamelijk op financiële parameters. Beleidssturing is een voorwaarde voor
een beter nationaal ruimtelijk-economische beleid. ProRail zou kunnen worden
omgebouwd tot een RWS voor het openbaar railvervoer.
NB
De auteur dankt Oetzge Atzema, Arie Bleijenberg, Jules Goris, Jeroen Saris en
Pepijn van Wijmen voor hun commentaar en aanvullingen op eerdere concepten.