Advies in beeld

91
Advies in beeld Waar de praktijk om vraagt

Transcript of Advies in beeld

Page 1: Advies in beeld

Hoe kom je samen tot duurzame en verantwoorde oplossingen voor gebouwd en archeologisch erfgoed? In deze brochure worden ruim 20 succesvolle cases beschreven.

De Rijksdienst, onderdeel van het ministerie van OCW, adviseert andere overheden, marktpartijen en eigenaren over het behoud en de ontwikkeling van Nederlandse monumenten.

Met kennis en advies geeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de toekomst een verleden.

Advies in beeld Waar de praktijk om vraagt

Page 2: Advies in beeld

Advies in beeldWaar de praktijk om vraagt

Page 3: Advies in beeld
Page 4: Advies in beeld

3—

Advies in beeld

We zijn in Nederland trots op onze rijksmonumenten. Daarom zetten we ons in om deze waardevolle gebouwen en archeo­logische terreinen in stand te houden. Omdat erfgoed ook een eigentijds gebruik behoeft, denkt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed mee hoe monumenten – met behoud van kwaliteit – kunnen veranderen.

Het is natuurlijk allereerst aan de vaak trotse eigenaar om te zorgen voor zijn monument. De gemeente, meestal bevoegd gezag, speelt daarbij een belangrijke rol. De Rijksdienst adviseert gemeente en eigenaar bij ingrijpende veranderingen van beschermde gebouwen. Als het om archeologische rijksmonumenten gaat, verleent de dienst zelf vergunningen.

In deze bundel ‘Waar de praktijk om vraagt’ zijn ruim twintig voorbeelden opgenomen van recente veranderingen van beschermde gebouwen en complexen. Veranderingen waarbij

eigenaren, gebruikers, architecten en overheden hedendaagse wensen voor gebruik wisten te realiseren met respect voor cultuurhistorische waarden. Soms was het een worsteling, maar vaak ook een creatief proces met mooie uitkomsten. De Rijksdienst heeft meegedacht met de plannen en de uitvoering daarvan en heeft mondeling en schriftelijk advies uitgebracht. Zowel over inhoudelijke aspecten als over de (soms complexe) processen.

De beschrijvingen, door adviseurs uit de regio­afdelingen van de dienst, geven inzicht in de vraagstukken waar partners in het veld van het onroerend erfgoed voor staan. En ze laten zien hoe de Rijksdienst met die partners samenwerkt. De artikelen dienen ook als inspiratie voor anderen, die met vergelijkbare opgaven te maken hebben.

Cees van ’t VeenDirecteur Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

De Rijksdienst adviseert

Page 5: Advies in beeld
Page 6: Advies in beeld

5—

Advies in beeld

Inhoud

Toekomst Afsluitdijk – Samenwerking tussen diensten als best practice - pag. 7

De kasteelruïne van Valkenburg – Nieuwbouw op een plek vol cultuurhistorie - pag. 11

Meelfabriek De Sleutels in Leiden – Krachtig ensemble voor hedendaags leven - pag. 15

Draaibrug Souburg – Geheel vernieuwen een brug te ver - pag. 19

Buitenplaats Oud Amelisweerd – Een historische plek voor het Armandomuseum - pag. 23

Buitenplaats Voorlinden – Komst museum waarborgt onderhoud buitenplaats - pag. 27

Woudegemaal – Werelderfgoedsite in breed perspectief - pag. 31

Woonwijk Kerschoten in Apeldoorn – handreiking ruimtelijke kwaliteit naoorlogse wijk - pag. 35

St. Lambertuskerk in Maastricht – Gefundeerde aanpak van broze ondergrond - pag. 39

Archeologisch rijksmonument Weiwerd – Van dorpswierde naar brainwierde - pag. 43

Kasteelpark Elsloo – Tuinhistorische informatie geeft openbaar park nieuwe kwaliteit - pag. 47

Paleis aan de Blijmarkt in Zwolle – Kroon op monument - pag. 51

Brand en monument – Duurzaamheid brandpreventie en nazorg - pag. 55

Binnengasthuisterrein Amsterdam – Campus voor geesteswetenschappen - pag. 59

Landschapsvisie Noordoostpolder – Ontwerpend onderzoek geeft ontwikkelingen een plek - pag. 63

Broerenkerk in Zwolle – Van Godshuis naar huis voor Cultuur - pag. 67

Stadsrijschool in Den Haag – Hoevengeklepper in monument - pag. 71

De Plompetoren in Schouwen-Duiveland – Integrale blik biedt uitkomst - pag. 75

Petruskerk in Vught ­ Een dak voor nieuwe activiteiten - pag. 79

Plangebied Plantage in Leiderdorp – Blijvende sporen van oude bewoning in nieuwe wijk - pag. 83

Interieurschilderingen in Axel – Museale plek voor schilderschat in woonpand - pag. 87

Page 7: Advies in beeld
Page 8: Advies in beeld

7—

Toekomst Afsluitdijk

Toekomst Afsluitdijk

Marije de Heer Kloots, Peter Timmer, Lodewijk van Roij, Els Romeijn, Antoinette Le Coultre

advies in beeld

Page 9: Advies in beeld

8—

Advies in beeld

De Afsluitdijk is bij de vijfjaarlijkse toetsing in 2007 afgekeurd op het criterium veiligheid, omdat deze niet meer voldoet aan de normen als gesteld in de Wet op de Waterkering. Daarom is in 2008 op initiatief van de toenmalige staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat het project Toekomst Afsluitdijk gestart, om te zorgen dat de Afsluitdijk weer zal voldoen aan de veiligheids­normen. Daarbij heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn rijkspartner Rijkswaterstaat (onderdeel van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu) geadviseerd hoe dit het best gedaan kan worden, met behoud van de cultuurhistorische waarden.

OpgaveDe in 1932 aangelegde Afsluitdijk is een icoon van Nederlandse waterbouw en laat zien dat het landschap grootschalig maakbaar is. Het is een staaltje Nederlandse ingenieurskunst met grootse dimensies, en die historische erfenis draagt het project met zich mee. Het project Toekomst Afsluitdijk was en is een grote opgave, die impact heeft op veel verschillende nationale belangen. Om die reden zijn verschillende departementen betrokken bij het project (Infrastructuur en Milieu, Financiën, Defensie, Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor wie de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) naast betrok­ken provincies, gemeentes, waterschappen en bedrijfsleven. Eind 2010 heeft het kabinet een voorkeursbeslissing genomen voor de aanpak van de Afsluitdijk in de vorm van een Rijksstructuurvisie. Daarbij zijn de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de dijk goed meegenomen in de afwegingen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft er toe bijgedragen dat de Afsluitdijk toekomstbestendig zal worden gemaakt met behoud van de cultuurhistorische waarden.

ErfgoedDe Afsluitdijk speelde als vaste verbinding tussen Noord­Holland en Friesland een hoofdrol in de strijd tegen het water, bij de landaanwinning en bij de landsverdediging. De hoge cultuurhisto­rische waarde van de Afsluitdijk wordt, naast zijn betekenis voor de Nederlandse waterstaatsgeschiedenis, met name bepaald door de grote ruimtelijke en visuele samenhang tussen alle elementen die samen de dijk vormen: van het dijklichaam zelf tot en met de erop en erbij gebouwde monumenten. De Rijksdienst heeft in het project Toekomst Afsluitdijk dan ook voorgestaan dat bij ruimte­lijke wijzigingen de Afsluitdijk als samenhangend geheel wordt beschouwd. Andere waardevolle en karakteristieke elementen zijn de openheid van het landschap rond de Afsluitdijk, de consequent toegepaste vormgeving, het continue profiel en de eenheid in materiaalgebruik. Het sterk utilitaire of civieltechnische karakter van de aanleg komt daarin tot uiting. Onderdelen van de Stellingen van Den Oever en Kornwerderzand en een aantal bij de

dijk behorende bouwwerken zijn aangewezen als rijksmonument. De Afsluitdijk zelf heeft de status van monument niet. De inzet van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is er op gericht om de cultuurhistorische waarde van de Afsluitdijk te behouden en verder te ontwikkelen. In het proces is naar voren gekomen dat een hoge waarde niet betekent dat er niets meer kan. Bij de Afsluitdijk bleek veel mogelijk, wanneer kernwaarden overeind bleven, zoals behoud van de rechte lijn, het respecteren van de bestaande knooppunten, en wanneer in planvorming werd aangesloten bij het innovatieve karakter van de dijk.Omdat de aanpassingsplannen voor de Afsluitdijk voorzien waren, is in 2007 door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een brochure over de cultuurhistorische kernwaarden uitgegeven. Daarbij hebben we aangegeven waar de essentiële waarden van de dijk en zijn omgeving liggen.

ProcesIn het project Toekomst Afsluitdijk is aan marktpartijen gevraagd om innovatieve plannen te ontwikkelen, die maken dat de Afsluitdijk weer zal voldoen aan de veiligheidsnorm tot het jaar 2100. Onder andere voortkomend uit ons convenant, hebben de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Rijkswaterstaat vanaf het begin samengewerkt in dit proces. Dat heeft er toe geleid dat bij de uitvraag van de marktverkenning de cultuurhistorische waarde als een van de basisfunctionaliteiten is benoemd, náást zaken als veiligheid, waterbeheer en mobiliteit. Aan de consortia werd gevraagd om te onderzoeken wat er nog méér kan met de

‘Samenwerking tussen diensten als best practice’

Monument waar de dijk gesloten werd.

Page 10: Advies in beeld

9—

Toekomst Afsluitdijk

Afsluitdijk. Gevraagd is om het veiligheidsvraagstuk te combine­ren met initiatieven op het gebied van bijvoorbeeld duurzame energieopwekking, natuurontwikkeling en recreatie. De brochure bleek daarbij een grote informatiebron voor de deelnemende partijen. De plannen van de consortia waren van een grote creativiteit. Ze varieerden van het aanleggen van een tweede dijk náást de Afsluitdijk, tot de aanleg van een enorm brak tussenmeer in het IJsselmeer. Als referentie voor de marktvisies heeft Rijkswaterstaat zelf óók twee oplossingen voor veiligheidsverbe­teringen geleverd. Naast het uitbrengen van rechtstreekse adviezen aan het verantwoordelijke departement, heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed actief deelgenomen aan de diverse interdepartementale overleggen en verschillende bijeenkomsten die Rijkswaterstaat met betrekking tot Toekomst Afsluitdijk organiseerde.

ResultaatHet uiteindelijk gekozen plan is de overslagdijk, een van de twee overheidsreferenties. Deze voorkeursbeslissing is eind 2011 genomen in de vorm van een rijksstructuurvisie. De gekozen

manier van dijkversterking respecteert de voornaamste cultuur­historische waarden van de dijk en zijn omgeving. Omdat vanuit de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed behoefte bestond aan borging van de in het project Toekomst Afsluitdijk opgebouwde kennis en opgedane leerervaringen, is begin 2013 een evaluatie uitgevoerd. Onderzocht is hoe de inbreng van cultuurhistorie zowel procesmatig als inhoudelijk is verlopen. Eén van de conclusies in het evaluatierapport, dat in voorjaar 2013 is opgele­verd, is dat de wijze van samenwerking tussen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Rijkswaterstaat in het project Toekomst Afsluitdijk als best practice kan worden gezien.

Meer informatieBrochure ’De Afsluitdijk’: http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/u4/racm_CH_afsluitdijk.pdf

‘Zie de dijk als

samenhangend geheel’

De Afsluitdijk vanuit het westen.

Page 11: Advies in beeld
Page 12: Advies in beeld

11—

De kasteelruïne van Valkenburg

Nieuwbouw op een plek vol cultuurhistorie: de kasteelruïne van Valkenburg

Fred Brounen

advies in beeld

Page 13: Advies in beeld

12—

Advies in beeld

Monumenten zijn niet voor de eeuwigheid. Ooit zal de schoon­heid of de betekenis die erin besloten ligt over de datum raken, omdat waarden zijn aangetast of niet meer worden erkend. Ook kunnen zich ontwikkelingen voordoen die behoud in de bestaande vorm niet langer mogelijk maken. In dat geval is het zaak dat de betrokken partijen in een vroeg stadium het gesprek aangaan. Gezamenlijk kunnen ze er dan voor zorgen dat het planproces soepel verloopt en archeologische informatie tijdig en op een goede manier wordt geborgd. Soms, zoals tijdens het onderzoek op het terrein van de kasteelruïne in Valkenburg, doet zich dan toch nog iets onverwachts voor en moet men opnieuw om tafel om naar oplossingen te zoeken.

OpgaveDe overblijfselen van het kasteel van Valkenburg liggen op een kalksteenrots, hoog boven het stadje. Ze zijn beeldbepalend ­ een landmark­ en al sinds de 19e eeuw een toeristische trekpleister. Waar toeristen zijn, wordt geld verdiend, maar wijzigt geleidelijk ook de beleving van een attractie. Men zal dan vaak tegemoet komen aan de vraag om verandering. In 2010 besloot de Stichting Kasteel van Valkenburg dat de horeca­

voorziening op het terrein aan vervanging toe was. De onderkel­derde nieuwbouw moest een andere, meer prominente plek krijgen. Ook moest een entreegebouw met roltrappen en een liftschacht worden gerealiseerd om de toegang aan de straatzijde meer te profileren. De plaats van het nieuwe restaurant viel deels samen met de vermoedelijke locatie van de voorburcht van het kasteel. Bij dit monument bevinden zich niet alleen boven maar ook onder het maaiveld belangrijke cultuurhistorische waarden. Om die reden werden de gebouwde resten in het verleden wettelijk beschermd door de vroegere Rijksdienst voor de Monumenten­zorg (RDMZ) en de bodem onder en rond de ruïne door de toenmalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Er is dus sprake van dubbelbescherming en daarmee heeft de RCE een dubbelrol: ze adviseert over ingrepen die het gebouwde

‘Er is dus sprake van een meervoudige

bescherming en daarmee

heeft de RCE een dubbelrol’

De bouwput voor het nieuwe restaurant op de kop van de kaap, tijdens de opgraving. De rotspartij in de rechteronderhoek vormt een deel van de groevewand (foto: Baac bv).

Page 14: Advies in beeld

13—

De kasteelruïne van Valkenburg

erfgoed raken en is bevoegd gezag als de bodem onverhoopt moet worden verstoord. De ruïne ligt ook in een rijksbeschermd stadsgezicht waardoor ook naar de ruimtelijke aspecten van wijzigingen wordt gekeken.

ErfgoedDe ruïne op de Heunsberg is het restant van een klassieke hoogteburcht, een voor Nederlandse begrippen uiterst zeldzaam type kasteel. De oorsprong gaat voor zover bekend terug tot de 11e eeuw. Tussen 1160 en 1170 verrees een forse zestienkantige donjon (woontoren), het eerste uit ‘mergel’ opgetrokken gebouw in de wijde omgeving. Het kasteel is vele malen belegerd, verwoest, weer herbouwd en uitgebreid. Na de herverovering in 1672 op de Fransen werd het door Staatse troepen opgeblazen, hetgeen de genadeklap betekende. De lokale bevolking nam het terrein in gebruik als steengroeve en stripte het van bruikbare bouwmateri­alen. Pas in 1863 werden maatregelen genomen om de resten te beschermen tegen verdergaande sloop en andere vormen van aantasting. De aankoop in 1919 door de Catacomben stichting was een ommekeer, en in de periode 1920­1930 volgde de eerste van een serie consolidaties. Een van de vroege 20e eeuwse toevoegin­gen is een stenen trapopgang (entree) naar de kaap waarop het kasteel ligt.

ProcesTijdens overleggen, en in (pre­)adviezen en een zienswijze heeft de RCE aangegeven bezwaar te hebben tegen de aantasting van de huidige entree, zowel in fysieke zin als met betrekking tot de cultuurhistorische betekenis. De bestaande opgang vergroot de beleving van onneembaarheid van het kasteel en draagt bij aan de historische gelaagdheid van het monument. Ten aanzien van de horecagelegenheid is geadviseerd om die minder omvangrijk te maken, omdat een ruïne vraagt om een verstilde omgeving.Na een afweging van belangen verleende de RCE in 2011 voor het archeologisch monument vergunning voor de gewenste nieuw­bouw en adviseerde zij de gemeente positief over wijziging van de gebouwde resten. Daaraan werd de voorwaarde verbonden dat het te verstoren areaal archeologisch moest worden onderzocht. Tijdens het proefonderzoek bleek dat er zeker archeologische waarden aanwezig waren, maar niets dat wees op een voorburcht. In 2012 volgde de definitieve opgraving en werd duidelijk dat de bodem verrassingen in petto had voor zowel de archeologen als de opdrachtgever. Er werd een stuk kalksteenwand met fraaie haksporen vrijgelegd die tot een diepe, 12e eeuwse kalksteengroe­ve zou blijken te behoren. De groeve heeft waarschijnlijk de bouwstenen geleverd voor de bovengenoemde donjon. Onverwacht was er dus een unieke ensemblewaarde ontstaan binnen de grenzen van het monument, en een tastbare verrijking

van de bouwgeschiedenis van het kasteel. De sporen van winning waren goed bewaard gebleven en naar de mening van onder meer de RCE zondermeer behoudenswaardig. Er waren echter complicerende factoren. Niet lang na de exploitatie in de middeleeuwen had men de groeve volgestort met brokken en blokken, afval dat vrijkwam bij de kalksteenwin­ning. Deze betrekkelijk losse vulling was onvoldoende stabiel om het geplande restaurant op te bouwen. Er zou tot op grote diepte moeten worden geinjecteerd met een cementmengsel (grout), waardoor de groeve dreigde te veranderen in een massief, aan de wanden hechtend blok dat archeologische sporen volledig teniet zou doen. De technische noodzaak was helder, maar de voorgestelde oplossing moeilijk te aanvaarden vanuit een archeologische optiek. Ook was er het vooruitzicht van een forse kostenpost en waren er bij nader inzien twijfels over de effectiviteit van grout in dit specifieke geval. Mede daardoor ontstond de ruimte om gezamenlijk alternatieve, meer archeologie sparende maatregelen te verkennen.

ResultaatDe plannen voor het entreegebouw werden naar aanleiding van de zienswijze van de RCE aangepast. Achter een glazen toren aan de straatzijde en een aansluitend pleintje blijft de huidige opgang behouden. Er komen geen roltrappen maar een tweede lift. Het gevolg daarvan is wel, dat er meer bodemverstoring optreedt en er meer archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.Door middel van overleg tussen de opdrachtgever, de bouwadvi­seur en vertegenwoordigers van de gemeente, de RCE en het opgravingsbedrijf is uiteindelijk gekozen voor een aangepaste funderings techniek bij de bouw van de horecagelegenheid. De groeve kon zo grotendeels in situ worden behouden. Het deel van de wand met haksporen dat vanwege de aanpassing uiteindelijk moest wijken, is uitgezaagd en tijdelijk opgeslagen. Het zal elders op het terrein worden opgesteld en gebruikt voor educatieve doel einden. De groeve zelf is niet meer in het zicht, maar blijft wel bewaard voor eventueel toekomstig onderzoek, als ook de 21e eeuwse nieuwbouw zal worden geconfronteerd met vergankelijkheid. Het monument is een bijzondere vindplaats rijker en het verhaal van het kasteel werd uitgebreid met een nieuw, bijna basaal hoofdstuk, dat zal worden verteld aan bezoekers. De kenniswinst voor wetenschappers en erfgoedzorgers, die wordt vastgelegd in rapporten en publicaties, reikt verder dan de bouwgeschiedenis. Het onderzoek heeft ook nieuw licht doen schijnen op de geschiedenis van de kalksteenwinning in de regio, een economi­sche activiteit die een bijzondere categorie van erfgoed heeft nagelaten.

‘Het monument is een bijzondere vindplaats rijker, die het verhaalvan het kasteel versterkt’

Page 15: Advies in beeld
Page 16: Advies in beeld

15—

Meelfabriek Leiden

Krachtig ensemble voor hedendaags leven

Dorothee Koper-Mosterd

advies in beeld

Page 17: Advies in beeld

16—

Advies in beeld

De herbestemming van het imposante Meelfabriekcomplex in Leiden krijgt na 25 jaar eindelijk zijn beslag met een gedurfd totaalontwerp. De wijzigingen aan de rijksbeschermde gebou­wen zijn aanzienlijk en de aanblik zal sterk veranderen, maar als ensemble krijgt het complex een nieuwe betekenis in de stad.

De Meelfabriek is een imposant industrieel complex aan de Singel van Leiden. De fabriek staat op een voormalig bastion aan de oostkant van Leiden en groeide vanaf de late negentiende eeuw uit tot een complex met een molengebouw, een meelpakhuis, een schoonmakerij, twee silogebouwen, een dienstwoning en een kantoor­laboratorium. Aan de buitengevels – opgetrokken uit baksteen, beton en staal – zijn de oorspronkelijke functie en de bouwgeschiedenis nog goed afleesbaar. Sinds 1988 staat het fabriekscomplex leeg en wacht het op een herbestemming. In 2000 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het complex met de meeste bouwdelen als rijksmonu­ment beschermd. De opgave richt zich op het hele terrein, dat wil zeggen herbestemming en revitalisering van de gebouwen en de directe omgeving, waarbij uitbreiding van de groene zone (Singelpark) en een verbinding over het water nadrukkelijk in de planvorming werden betrokken.

Sloop afgewend Toen de meelfabriek zijn functie in 1988 verloor, kwam de discussie over sloop op gang. De Leidse bevolking was verdeeld: een groot deel wilde volledige sloop, een even groot deel opteerde voor (gedeeltelijk) hergebruik. Een sloopaanvraag werd

in 1996 afgewezen. In 1998 keerde het tij toen de projectontwik­kelaar Ab van der Wiel het complex verwierf om het te behouden en te herontwikkelen. De aanwijzing van het complex als rijksmo­nument in 2000 door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gaf een extra impuls aan de herbestemmingsopgave. Sindsdien is de Rijksdienst bij de plannen voor een herbestemming betrokken. Zowel in het opstellen van de stedenbouwkundige randvoorwaar­den door de gemeente (2001), als bij het Masterplan (2005) en het bepalen van de hoofdkarakteristieken van het complex (2009) trok de Rijksdienst gezamenlijk op met gemeente.

Back to the bonesIn 2002 werd uit vier inzendingen de visie van architect Peter Zumthor op het industriële complex geselecteerd. Zumthor hanteert als uitgangspunt voor de gebouwen ‘Back to the bones’, waarbij de structuur c.q. de draagconstructie van elk afzonderlijk gebouw als de essentie van het monument wordt beschouwd en ook wordt getoond. De bestaande gebouwen onderscheiden zich door hun vorm, massa en materiaalgebruik, maar voor de planontwikkeling als geheel vormt de dominantie van de constructie van diverse complexonderdelen de leidraad. Daarnaast zijn nog resterende onderdelen van het productie­proces nadrukkelijk opgenomen in het ontwerp.

‘Back to the bones’

‘herontwikkeling op basis van heldere

visie van een excellent ontwerper’

De visie van architect Peter Zumthor op de meelfabriek.

Page 18: Advies in beeld

17—

Meelfabriek Leiden

Bij een presentatie van het ontwerp op 4 september 2003 reageerde de Rijkdienst positief op de planvorming die ‘de kracht van het complex versterkt en een goede impuls vormt voor de oostelijke binnenstad. Daardoor is het plan een aanwinst voor de stad en de omgeving’.

TotaalaanpakEen belangrijke overweging voor de Rijksdienst is dat het industriële complex al 25 jaar leeg staat en het een grote opgave is een omvangrijk ensemble als dit een nieuwe toekomst te geven. Daarnaast gaat het om een totaalaanpak van de gebouwen met een impuls voor de directe omgeving. De herontwikkeling van het complex wordt bovendien uitgevoerd op basis van een heldere visie van een excellent ontwerper. Zumthor weet de compromis­loze architectuur waarvoor hij staat, te combineren met een grote toewijding voor het monument. Het uitzonderlijke ontwerp kan leiden tot een voor Nederland unieke revitalisering van industrieel erfgoed.De wijzigingen aan de rijksmonumenten zijn aanzienlijk en de aanblik van het complex zal in hoge mate veranderen, maar de ingrepen zijn cruciaal voor de voorzetting van dit plan met deze architect. Daarom adviseert de Rijksdienst met enthousiasme positief over het plan. De kracht van het ontwerp geeft vertrou­wen dat het complex met de hedendaagse toevoegingen als

geheel een nieuwe betekenis krijgt in de stad. De ensemblewaar­de, de waarde van het silhouet en de sociaal­cultuurhistorische waarde van de fabriek voor de stad, overstijgen de waarde van de afzonderlijk bouwdelen en rechtvaardigen de conceptuele benadering die betrekking heeft op alle gebouwen. De afzonder­lijke gebouwen, herkenbaar en onderscheidend met een eigen schil, behouden in het plan een eigen identiteit.

Het fabrieksterrein met meelfabriek De Sleutels aan de rand van de Singel in Leiden.De visie van architect Peter Zumthor op de meelfabriek.

Page 19: Advies in beeld
Page 20: Advies in beeld

19—

Draaibrug Souburg

Geheel vernieuwen een brug te ver

Renate Pekaar

advies in beeld

Page 21: Advies in beeld

20—

Advies in beeld

De oude draaibrug in Souburg kan de verkeersdrukte niet meer aan. Ook de stalen constructie leek in slechte staat. Contact met de Rijksdienst deed de provincie afzien van sloop. Op grond van historisch en technisch onderzoek wordt de brug nu opgeknapt en verbreed met een aanbouw. Oud en nieuw is herkenbaar verweven en maakt de brug zichtbaar eigentijds.

Soms voldoen monumenten niet meer aan de eisen die aan het gebruik worden gesteld. Soms is de technische staat zo zorgelijk dat behoud ter discussie staat. Bij de draaibrug in Souburg leken beide kwesties aan de orde. Gelukkig bleek de technische staat wel mee te vallen en was de vraag vooral in hoeverre het monu­ment vernieuwd dan wel aangepast kan worden om toch te blijven functioneren.

Sloop dreigtDe brug over het Kanaal door Walcheren die Oost­ en West­Souburg verbindt, voldoet niet meer aan de huidige eisen met betrekking tot gebruiks­ en verkeersveiligheid, bedieningssnelheid enzovoorts. Het voornaamste probleem is dat de draaibrug te smal is voor de hoeveelheid verkeer die eroverheen moet. Daarnaast leek de constructie van geklonken stalen vakwerklig­gers in slechte staat te verkeren. Daarom wilde de provincie Zeeland (eigenaar) de brug geheel vervangen door een nieuw exemplaar.

Historisch onderzoekIn juni 2010 namen de regioconsulenten en een instandhoudings­pecialist van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een kijkje

‘Veelvuldig contact bleek niet nodig voor goed resultaat’

In het nieuwe ontwerp zal aan de linker zijde van de brug een extra strook worden toegevoegd.

Page 22: Advies in beeld

21—

Draaibrug Souburg

ter plaatse. Ze stelden vast dat de technische staat van de brug niet zo slecht is dat algehele sloop en vervanging noodzakelijk zijn. Daarnaast bleek de insteek van de provincie tot dan toe vooral praktisch/technisch van aard te zijn. De cultuurhistorische waarde speelde nauwelijks een rol in de planvorming. Door de kennis die de Rijksdienst kon inbrengen op het gebied van restauratie van dit soort objecten en door het duiden van de monumentale waarden en karakteristieken van de brug, besloot de provincie nader onderzoek naar de geschiedenis van de brug te doen. Ook koos ze voor een andere insteek: in plaats van een nieuwe brug ging ze op zoek naar aanpassingsmogelijkheden van de bestaande brug. Dit leverde interessante bevindingen op, die in 2011 verder werden besproken. Zo bleek de brug in het verleden tijdelijk voorzien te zijn geweest van een uitbouw. Mede op basis hiervan zijn er nadere keuzes gemaakt over te vernieuwen of te behouden onderdelen. En zo is de oplossingsrichting ontstaan die heeft geleid tot een definitief ontwerp plus vergunningsaanvraag in 2012 en een positief besluit van de gemeente.

Nieuwe uitbouwDe bestaande brug wordt niet geheel vervangen. In plaats daarvan blijft de oude constructie grotendeels behouden en wordt deze geconserveerd en aangepast aan de eisen van deze tijd. De brug wordt verbreed door het brugdek aan één zijde uit te bouwen. De balken waarop dit nieuwe brugdek rust, steken door de oude hoofdligger heen en zijn zo vormgegeven dat ze als nieuw toegevoegde elementen herkenbaar zijn. Een oude, monumentale brug die zichtbaar eigentijds is. Tijdens het proces is er relatief weinig overleg of contact geweest tussen de Rijksdienst en overige betrokken partijen. Veelvuldig contact is ook niet altijd nodig. Soms is het voldoende om aan het begin van het traject van gedachten te wisselen en gezamenlijk (de uitgangspunten voor) de opgave te formuleren. In dit geval had de gemeentelijke monumentencommissie daar echter wel eerder bij betrokken kunnen worden.

‘Oude constructie kon

worden aangepast’

De vakwerkconstructie van de draaibrug Souburg.

Page 23: Advies in beeld
Page 24: Advies in beeld

23—

Buitenplaats Oud Amelisweerd, gemeente Bunnik

Een historische plek voor het Armandomuseum

Marceline Dolfin

advies in beeld

Page 25: Advies in beeld

24—

Advies in beeld

Na jarenlange leegstand krijgt buitenplaats Oud Amelisweerd een nieuwe bestemming als kunstmuseum. Zo worden oude en moderne cultuur duurzaam verenigd in een Gesamtkunstwerk.

Op de grens van Utrecht en Bunnik is een bijzondere ontwikkeling gaande: de herbestemming van de buitenplaats Oud Amelisweerd. Het huis zal na jaren van leegstand een museum worden. Dit proces kwam op gang toen het door brand dakloos geworden Armandomuseum uit Amersfoort zich aandiende als mogelijke nieuwe gebruiker. Een grote kans om een interessante culturele instelling duurzaam aan het pand te verbinden, maar op het eerste gezicht twee werelden die inhoudelijk gezien ver uiteen lagen.

HerbestemmingswensDe buitenplaats Oud Amelisweerd, eigendom van de gemeente Utrecht, wordt al geruime tijd gerestaureerd. Inzet was een traditionele cascorestauratie van het zeer gave achttiende­eeuwse huis met koetshuis. Er waren wel gedachten over een herbestem­ming, maar concreet was er nog niets. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werd gevraagd te adviseren met het oog op de benodigde vergunningen. Vanwege de gedachten over herbestemming was er inmiddels ook onderzoek gaande naar het binnenklimaat van Oud Amelisweerd, dat een zeer bijzondere interieurafwerking heeft. Instandhouding van het interieur met een mogelijkheid voor gebruik door mensen met eigentijdse comforteisen is steeds het uitgangspunt geweest.

Specialisten van de Rijksdienst op het gebied van binnenklimaat draaiden volop mee in dit onderzoek en de advisering over de installatie.

Nieuw perspectiefIn het nieuwe perspectief – de mogelijke komst van het Armondomuseum – heeft de gemeente Utrecht de Rijksdienst gevraagd een nadere waardestelling voor het complex als geheel

‘Zoektocht naar instandhouding interieur en eigentijds gebruik’

Page 26: Advies in beeld

25—

te maken: huis, park en bijgebouwen zoals het koetshuis en de ijskelder. De bestaande redengevende omschrijving, die gemaakt werd bij de aanwijzing van een pand tot rijksmonument, diende om de formele bescherming mogelijk te maken en had een hoog abstractieniveau. Een nadere waardestelling is de vertaalslag hiervan in het licht van een actuele opgave. Een gelukkige bijkomstigheid was dat recentelijk uitgevoerd interieuronderzoek daarin kon worden meegenomen. De betekenis en cultuurhistori­sche waarden van het complex zijn scherp in beeld gebracht.

GesamtkunstwerkIn het proces dat hierdoor op gang is gekomen, zijn beide werelden elkaar beter gaan begrijpen. Verkenningen en voorstel­len zijn beoordeeld op hun mogelijkheden en gevolgen. Een belangrijk onderwerp was, naast het binnenklimaat, bijvoorbeeld de (on)mogelijkheid een lift aan te brengen. Een fraaie oplossing is gepresenteerd om historische ruimtes de gewenste museale uitstraling te geven. Ook is voorzien in de ontwikkeling van het koetshuis tot publieksruimte en de uitbreiding van de hier al bestaande horeca tot een gedegen nevenfunctie voor het museum. De besprekingen en bezichtigingen resulteerden in de oprichting van de Stichting Oud Amelisweerd. Deze verenigt het huis en zijn unieke (Chinese) behangsels met de Armandocollectie en ontwikkelt deze samen met koetshuis en park tot een

Gesamtkunstwerk, een grote uitdaging. De Rijksdienst zal hierbij betrokken blijven, neemt deel in de begeleidingsgroep voor de restauratie van de Chinese behangsels en ligt de adviesaanvraag voor de herbestemming van het koetshuis voor.

SamenwerkingDit resultaat was niet geboekt zonder de inzet van een groot aantal partners. In de eerst plaats de gemeente Utrecht als zeer betrokken en deskundig eigenaar samen met haar architect en adviseurs. In de tweede plaats de gemeente Bunnik, die hier het bevoegd gezag is. De inhoudelijke erfgoedkennis in deze gemeen­te is niet zo groot als bij de buurgemeente Utrecht, maar daarvoor in de plaats zet Bunnik krachtig in met haar monumentencommis­sie. Uiteraard werkt de gemeente volop mee in de benodigde vergunningen en RO­procedures. Ook de provincie Utrecht, het gaat hier om het buitengebied, heeft een bijdrage geleverd. Een zeer belangrijke gesprekspartner was natuurlijk de toekomstige gebruiker, het Armandomuseum, dat in dit proces zichzelf opnieuw heeft moeten uitvinden en daarin bijzonder goed lijkt te zijn geslaagd.

Buitenplaats Oud Amelisweerd, gemeente Bunnik

‘Het Armandomuseum heeft zich in dit

proces opnieuw moeten uitvinden’

Details van de Chinese behangsels

Page 27: Advies in beeld
Page 28: Advies in beeld

27—

Buitenplaats Voorlinden Wassenaar

Komst museum waarborgt onderhoud buitenplaats

Dorothee Koper-Mosterd

advies in beeld

Page 29: Advies in beeld

28—

Advies in beeld

Op de buitenplaats Voorlinden wordt de komst van een museum benut voor versterking van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden.

In de landgoederenzone van Wassenaar gaan cultuur­ en natuur­historie samen. Het is een afwisselend en lommerrijk gebied met buitenplaatsen, (villa)parken, landhuizen en statige lanen. Het vormt een oase van rust in de Randstad. Geregeld zijn er ruimtelijke ontwikkelingen, klein of groot, die het gebied een nieuwe impuls geven. Op de buitenplaats Voorlinden is gekeken hoe de komst van een museum benut kan worden voor behoud en versterking van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden.

VerwaarloosdDe geschiedenis van de buitenplaats Voorlinden in Wassenaar gaat terug tot in de zestiende eeuw. Het huidige aanzien wordt voornamelijk bepaald door het vroeg­negentiende­eeuwse huis, dat zeer markant net voor een hoge duinrug ligt. In de parkaanleg zijn diverse ontwikkelingsfasen herkenbaar, maar het geheel is in de loop der tijd versoberd en verwaarloosd.

Caldic CollectieDe opgave betreft de herbestemming en revitalisering van het landgoed Voorlinden. Er komt een nieuw museumgebouw voor de permanente tentoonstelling van de Caldic Collectie – een van de meest invloedrijke particuliere verzamelingen van Nederlandse bodem.Tegelijkertijd wordt het park opnieuw ingericht en zal de museum­

functie de continuïteit kunnen waarborgen van het beheer en daarmee behoud van de aanleg. In de nabije toekomst worden ook het hoofdhuis en de bijgebouwen bij de herontwikkeling betrokken. Het hoofdhuis was tot enige tijd terug in gebruik als kantoor en staat nu leeg. Het park is verwaarloosd en de aanleg heeft sterk aan waarde ingeboet.

OmstredenDe herbestemming was aanvankelijk omstreden omdat het nieuwe museumgebouw zo’n 4500 m2 groot wordt. Daarnaast geniet de buitenplaats bescherming als landgoedbiotoop op basis van de Verordening Ruimte, uitgewerkt in een provinciale

‘Een pragmatische manier meedenken in het zoeken naar mogelijkheden’

Page 30: Advies in beeld

29—

structuurvisie. Bovendien grenst de nieuwbouwlocatie direct aan een Natura 2000­gebied en maakt deze deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het gemeentebestuur was vanaf het begin positief over de plannen. De provincie en diverse adviesor­ganen stelden zich terughoudend op. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zag het als een kans om het concept buiten­plaats een nieuwe invulling te geven en tegelijkertijd de aanleg en het onderhoud van het park voor lange tijd te waarborgen. Ook de uniciteit van de collectie en daarmee het belang van huisves­ting ervan voor de gemeente heeft bij de advisering een belang­rijke rol gespeeld.

Uitgebreid onderzoekIn de aanloop tot de planvorming heeft een extern bureau – in eerste instantie in opdracht van de gemeente Wassenaar – in 2011 een cultuurhistorische quickscan uitgevoerd. Deze gaf echter onvoldoende inzicht in het functioneren van de buitenplaats als geheel. Tevens ontbrak een ruimtelijke analyse. De opdrachtgever vroeg hetzelfde bureau daarom een ruimtelijke en een cultuurhis­torische analyse met uitgangspunten op te stellen. Dit resulteerde in de Notitie uitgangspunten museumgebouw landgoed Voorlinden (definitief 6 juli 2011) en een Cultuurhistorische analyse (concept 27 oktober 2011).Op basis van deze onderzoeken was goed te achterhalen waar het landgoed ruimte bood voor nieuwbouw met behoud van de monumentale waarden en op zo’n manier dat een uitgebalan­ceerde ruimtelijke compositie zou ontstaan. Waarborging en mogelijk versterking van de historisch­ruimtelijke kwaliteit vormden hierbij de leidraad.Uitgangspunten voor de ontwikkeling zijn onder meer het oorspronkelijke grondplan van de buitenplaats, de zichtbaarheid van de nieuwbouw vanaf de Buurtweg (‘als een glimp’) en een

pleidooi voor nader tuinhistorisch onderzoek en de inzet van een tuin­ en landschapsarchitect voor de buitenruimte van het museumgebouw en het park.

MeedenkenDe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft zich als partner in het proces opgesteld. De consulenten van de sector Advies hebben stapsgewijs het proces mede vormgegeven en daarin veelvuldig geparticipeerd en geadviseerd. Zowel in de opeenvol­gende onderzoeken als in diverse planoverleggen met de opdrachtgever, de gemeente, de provincie en de gemeentelijke monumentencommissie. Daarbij heeft steeds de balans tussen de opgave, de kans voor de buitenplaats en het behoud van de cultuurhistorische karakteristiek voorop gestaan. Ook de opdrachtgever en de gemeente kozen voor deze insteek. Het resultaat zal in 2014 te zien zijn.

Buitenplaats Voorlinden Wassenaar

‘Wij hebben de samenwerking met de

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed als

zeer prettig ervaren. De consulenten die

betrokken zijn bij ons project hebben

zich gedegen verdiept in het landgoed

en haar geschiedenis onder andere door

meerdere malen het landgoed te

bezoeken. Aangenaam is de wijze

waarop zij op een pragmatische manier

meedenken in het zoeken naar

mogelijkheden onder andere door

proactief een dialoog aan te gaan met

de andere adviserende partijen. Alleen

met dit soort initiatieven is het mogelijk

om ondanks de verschillende

uitgangspunten van de betrokken

partijen tot een gezamenlijk standpunt

te komen.’

Joop N.A. van Caldenborgh

Page 31: Advies in beeld
Page 32: Advies in beeld

31—

Ir. D.F. Woudagemaal, gemeente Lemsterland

Werelderfgoedsite in breed perspectief

Nanette de Jong

advies in beeld

Page 33: Advies in beeld

32—

Advies in beeld

Het historische, nog draaiende, Woudagemaal in Lemmer figureert op de Werelderfgoedlijst en trekt op piekdagen duizenden bezoekers. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is betrokken bij de restauratie, het behoud van specialistische machinekennis en de waardering als werelderfgoedsite.

Als icoon van de strijd tegen het water in Nederland is het Woudagemaal in 1998 op de Werelderfgoedlijst geplaatst. Naast het in 1920 gebouwde stoomgemaal wordt ook de landschappe­lijke ligging van het complex geroemd door Unesco. Het gemaal (met de stoommachines) is nog steeds in functie als steungemaal bij extreem hoog of laag water tijdens het stormseizoen van 1 oktober tot 1 april.

Overweldigende belangstellingIn 2010 is naast het gemaal een bezoekerscentrum geopend om een breed publiek kennis te laten maken met het monument. De overweldigende belangstelling tijdens draaidagen van het gemaal trekt zijn wissel op de omgeving: wegen en parkeerplaatsen zijn niet berekend op duizenden bezoekers.

De opgave is nu om een balans te vinden tussen instandhouding van dit waardevolle historische ensemble, voortzetting van zijn functie in de waterhuishouding van Nederland én toegankelijkheid voor een groot publiek als werelderfgoedsite.

Tussen 1 april en 1 oktober 2012 is de grootschalige restauratie gestart van de doorgangen voor het water onder de waterlijn van het gemaal. Dit werk werd weer opgepakt op 1 april 2013 toen het stormseizoen voorbij was. In 2011 heeft de staatsecretaris voor Cultuur voor deze restauratie een cheque van 1,8 miljoen euro overhandigd aan de dijkgraaf P. van Erkelens. Het gemaal wordt onder leiding van de hoofdmachinist uitzonderlijk zorgvuldig in werking gehouden. De status van werelderfgoedsite heeft zijn uitwerking in meerdere trajecten. Het Wetterskip (Waterschap), de Stichting ir. D.F. Woudagemaal en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werken hierbij uitstekend samen en zijn op 1 maart 2013 een partnerschap aangegaan voor de komende drie jaar.

Nagenoeg originele staatHet gemaal bestaat uit een machinehuis met ketelhuis, schoor­steen, kolenopslag, inlaatsluis Teroelsterkolk, het stroomkanaal, stroomopeningen aan inlaat­ en uitstroomzijde, de zeedijken langs het IJsselmeer waarin het gemaal zelf functioneert als zeekering, en de omringende weilanden. De machinehal geeft een goed beeld van de inmiddels vrijwel geheel verdwenen interieurs in de stijl van Berlage met contrastwerking tussen de licht gekleurde baksteen, de vier zwartgrijze stoommachines, de grijze centrifugaalpompen en het koperwerk aan de machines. Haaks daarop een ketelhuis met de vier op olie gestookte werkspoor vuurgangvlampijpketels. In de directe omgeving van het gemaal staat de losstaande gemetselde schoorsteen en aan het stroomkanaal ligt de kolenop­slag voor de kolen, die aanvankelijk als brandstof voor de ketels werden gebruikt (inmiddels vervangen door oliestook) en door boten via het Stroomkanaal werden aangevoerd. Bij droogte kan het water uit het IJsselmeer via de Teroelsterkolk het Friese land in worden gelaten. De ongerepte dijken en het boerenland rond het

Aangezicht van het Woudagemaal

Het Woudagemaal en het bezoekerscentrum.

Page 34: Advies in beeld

33—

gemaal dragen sterk bij aan de kwaliteit van het complex en de uitstraling van het landschap. Het complex verkeert in nagenoeg originele staat. De bouwkundige staat van de gebouwen is goed; het geheel wordt jaarlijks onderhouden. Voor het planmatig onderhoud verstrekt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Brim­subsidie. Er lopen momenteel drie trajecten: de restauratie, het functione­ren van het gemaal en de werelderfgoedsite.

Originele bouwtekeningenVoor een zorgvuldige voorbereiding van de restauratie heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een bouwhistorisch onderzoek geïnitieerd. Er zijn bijvoorbeeld nog heel veel originele bouwtekeningen voorhanden. Die zijn nu gecategoriseerd, zodat ze goed doorzoekbaar zijn in de toekomst. De informatie is ook goed bruikbaar voor het in werking houden van de machines door de machinisten. Het bouwhistorisch onderzoek is uitgevoerd door BBA en leverde de basis voor een boek over het Woudagemaal, dat op 14 februari 2013 is gepresenteerd. Dit boek maakt deel uit van de reeks over de negen werelderfgoedsites in Nederland.De restauratie wordt uitgevoerd door aannemer GMB Civiel, waarbij Monumentenadvies Noord de rol van kwaliteitsbeoorde­laar heeft. Het projectmanagement is in handen van Royal Haskoning DHV. De Rijksdienst levert specialistisch advies en begeleidt de restauratie, die inzet op zo veel mogelijk behoud van historisch materiaal. Zo worden de enorme houten sluisdeuren gerestaureerd en niet vervangen door staal. Het gebouw staat met de voeten in het water en dat vraagt om creatieve oplossingen voor herstel van metselwerk en betonwerk onder water. De historische ketels worden gereviseerd voor goedkeuring door verzekeraar Lloyds.

Draaien op specialistische kennisTijdens het stormseizoen van 1 oktober tot 1 april kan het gemaal extra ingezet worden om overtollig water op het land in het IJsselmeer te pompen, zo is vastgelegd in het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Wetterskip Fryslan. De historische machines van het Woudagemaal vergen specialistische kennis. Om ze te kunnen

opstarten en draaiende houden zijn minimaal tien mensen nodig. Op dit moment bestaat de draaiploeg uit ongeveer zestien personen, onder leiding van de hoofdmachinist. De kennis om te werken met de systemen en de machines is buiten de mensen van de draaiploeg niet meer beschikbaar in Nederland. Het gemaal draait elk jaar in ieder geval tien dagen zodat de machinisten hun kennis op peil kunnen brengen en houden. Arbo­eisen worden steeds afgewogen tegen de historische werkomgeving.

Werelderfgoed als merkIn het kader van de nota Kiezen voor karakter. Visie Erfgoed en Ruimte is het werelderfgoed in Nederland sinds 2011 prioriteit van het rijksbeleid, onder het motto ‘Samenhang borgen, uitstraling vergroten’. De nadruk ligt op een betere bekendheid van het merk Werelderfgoed, planologische borging, aanpak van knelpunten en een duurzame vorm van toerisme en recreatie. Voor het Woudagemaal is daartoe op 26 september 2012 een plan van aanpak opgesteld. In 2013 is budget beschikbaar voor een educatieproject om het Woudagemaal beter op de kaart te zetten als werelderfgoedsite. De komende jaren start de inventarisatie van bezoekersstromen en de consequenties daarvan op het monument en de omringende infrastructuur. Vervolgens wordt

Ir. D.F. Woudagemaal, gemeente Lemsterland

‘Unesco: ‘It represents the apogee of the contribution made by Dutch engineers and architects to the protection of people and their lands against the natural forces of water.’

Aangezicht van het Woudagemaal

Page 35: Advies in beeld

34—

Advies in beeld

gekeken wat het monument aankan en hoe de parkeersituatie en toegang tot de werelderfgoedsite verbeterd kunnen worden. Sinds 2005 is voor ieder Unesco werelderfgoed een management­plan vereist. In 2011 is zo’n plan voor het Woudagemaal ontwik­keld. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelde hiervoor geld beschikbaar via de landelijke stichting Werelderfgoed.nl. Het doel van het managementplan is ‘aantonen hoe de instandhouding van de universele waarden van de site is geregeld via beheer, uitvoeringsprogramma’s, monitoring en middelen en de rolverdeling tussen de betrokken partijen’. Het managementplan is 30 januari 2012 gereed gekomen door samenwerking tussen Wetterskip Fryslan, Stichting ir. D.F. Woudagemaal, de Rijksdienst, gemeente Lemsterland en Werelderfgoed.nl. Het plan bevat een aantal aandachtpunten die de komende tijd worden opgepakt.

Landschappelijke waarden in beeldBij het inventariseren van de huidige situatie kwam naar voren dat de omschrijving van het monument in het rijksmonumentenregis­ter niet helemaal overeenkomt met de beoogde bescherming volgens de Statement of Outstanding Universal Values, de SOUV, van Unesco. Hierin wordt nadrukkelijk het omringende landschap meegenomen: ‘surrounding wide expanse of pasture lands has an outstanding value as a whole and is of high visual quality with respect to the landscape’. Volgens de Nederlandse Monumentenwet kunnen alleen onroerende zaken worden beschermd, terwijl het Unesco werkt met de SOUV en een kaart waarop een kern­ en een bufferzone zijn aangegeven. Dit probleem speelt bij meerdere werelderfgoedsites in Nederland. Daarom is de Rijksdienst gestart met een pilot Ruimtelijke Kwaliteit voor het Woudagemaal en de Stelling van Amsterdam. Doel is een methode te ontwikkelen om de ruimtelijke kwaliteiten rond werelderfgoedsites te visualiseren en zo op een toegankelijke manier cultuurhistorische waarden in ruimtelijke plannen te kunnen borgen.

Aangezien de Unesco de landschappelijke waarden en zichtlijnen van de omgeving van het Woudagemaal uitdrukkelijk meeweegt, heeft de Rijksdienst een omgevingsanalyse uitgevoerd en een waardestelling gemaakt, zoals voorzien in het managementplan. Deze omgevingsanalyse is al ingezet bij besprekingen inzake een nieuwe brug over het Stroomkanaal, die de bestaande, niet monumentale brug moet vervangen. De brug ligt buiten de bufferzone van Unesco, maar op verzoek van de provincie Fryslan levert de Rijksdienst een bijdrage in het vaststellen van het beeldkwaliteitsplan voor het gebied en beoordeelt de rijksdienst als jurylid het nieuwe ontwerp voor de brug. De brug heeft uiteraard een sterke functionele en visuele relatie met het Woudagemaal.

Voor het kerngebied en de bufferzone rond het Woudagemaal zijn drie bestemmingplannen van kracht: Kanaalmond (1979), Plattedijk (2004) en Buitengebied (2010). In het kader van een nieuw bestemmingsplan Kanaalmond heeft een brainstormsessie plaatsgevonden over de uitbreiding van kampeermogelijkheden bij een boerderij in de buurt van het Woudagemaal. Heel onver­wacht zijn toen ook mogelijke oplossingen aangedragen voor een nieuwe ontsluiting van het gemaal op hoogtijdagen en uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen. Door er samen de schouders onder te zetten, elkaars standpunten te respecteren en vertrou­wen te hebben in een goede afloop beginnen de goede werkrela­ties op deze manier vruchten af te werpen.

De houten sluisdeuren worden uit het water gehesen voor restauratie.

Aanzicht van het gemaal vanaf het IJsselmeer.

Page 36: Advies in beeld

35—

Kerschoten, Apeldoorn

Handreiking ruimtelijke kwaliteit naoorlogse wijk

Doris Schmutzhart, Frank Buchner, Anita Blom, Henry van der Wal, Huub van de Ven

advies in beeld

Page 37: Advies in beeld

36—

Advies in beeld

In Apeldoorn trekken de gemeente en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed samen op om van het naoorlogse Kerschoten een energieneutrale en aangename woonwijk te maken, met behoud van de cultuurhistorische waarde als oorspronkelijk wederopbouwgebied.

Doelstelling van het rijk is dat de periode 1940­1965 in de toekomstige inrichting van Nederland herkenbaar aanwezig blijft op gebiedsniveau. In deze periode zijn veel ideeënrijke, innova­tieve en ongekende ontwerpen gerealiseerd, zowel bij stedelijk herstel en uitbreiding als bij de herinrichting van het landelijk gebied. Maar hoe zorg je ervoor dat bij ontwikkelingen rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het gebied? Deze vraag staat ook centraal in de naoorlogse wijk Kerschoten in Apeldoorn. Met het opstellen van een Handreiking ruimtelijke kwaliteit wordt een belangrijke stap in de goede richting gezet.

Van nationaal belang De naoorlogse wijk Kerschoten ligt in Apeldoorn­Noord. Architect en stedenbouwkundige David Zuiderhoek kreeg in 1956 de opdracht een woonwijk in open bebouwing te realiseren. Hij ontwikkelde een model geïnspireerd op de toenmalige opvattin­gen over stedenbouwkundige verkaveling en studiereizen naar Denemarken en Zweden. Zijn ontwerp is gerealiseerd in 1958­1962. De vier woontorens in het centrale park volgden pas in 1973. Het centrale park, thans een gemeentelijk monument, is een ontwerp van landschapsarchitect Robert Boom. Kerschoten is een goed voorbeeld van een wijk op Scandinavische grondslag, waarin de samenhang tussen bebouwing en open, groene ruimte van groot belang is, net als de weloverwogen samenstelling van gebouwtypen en bouwhoogten. De vroeg­

naoorlogse architectuur is te kenmerken als zakelijk traditionalis­tisch of gematigd modernistisch. In de Visie erfgoed en ruimte van het Rijk is de naoorlogse woonwijk Kerschoten aangemerkt als wederopbouwgebied van nationaal belang. Dit om de bijzondere kenmerken van de periode 1940­1965 op wijkniveau herkenbaar te houden. Tegelijkertijd is in de gemeente Apeldoorn een project gestart om van Kerschoten een energieneutrale wijk te maken met voor de bewoners comforta­bele, betaalbare en duurzame woningen. Dit voornemen vraagt om transformatie. De opgave is een zoektocht naar een bij de wijk passend evenwicht tussen behoud en ontwikkeling.

Voorbeeldige aanpak De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de gemeente Apeldoorn hebben in 2012 gezamenlijk opdracht gegeven voor een ontwikkelingsgericht beeldkwaliteitsplan. Op dat moment was nog onduidelijk hoe om te gaan met de op handen zijnde transformaties in relatie tot de beeldkwaliteit. Het onderzoek is dan ook tweeledig ingestoken: enerzijds is de te behouden beeldkwaliteit benoemd en in kaart gebracht en anderzijds zijn bouwstenen aangedragen voor transformatie. De gemeente verwerkt deze resultaten in een Handreiking ruimtelijke kwaliteit Kerschoten. Daarin zullen ook de welstandseisen een plek vinden. Daarnaast is het bestemmingsplan onder de loep genomen en zijn de wijzigingen voorgesteld om de wederopbouwkwaliteiten te borgen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed adviseert het bestemmingsplan hierop aan te passen en is daarover in gesprek met de gemeente Apeldoorn. Om draagvlak te creëren onder de bewoners, worden zij bewust gemaakt van de cultuurhistorische kwaliteiten van hun wijk. Op de Open Monumentendag 2012 is in de wijk een wandelroute

‘Aanpak als voorbeeld van wederopbouwwijken’

Zuiderhoekwoningen in groene binnengebied Overzichtsfoto met torenflat in aanbouw

Page 38: Advies in beeld

37—

Kerschoten, Apeldoorn

geopend: Kerschoten in beeld. Op diverse locaties zijn informatiepa­nelen met foto’s van de eerste aanleg neergezet. De bijbehorende routekaart is huis­aan­huis verspreid en er zijn rondwandelingen onder leiding van een gids georganiseerd. In de plaatselijke kranten is aandacht besteed aan dit initiatief. De Rijksdienst en de gemeente participeren beide in het project Kerschoten energieneutraal, waarin cultuurhistorie en duurzaamheid samenkomen. De bedoeling is dat deze aanpak ook in andere wederopbouwwijken kan worden toegepast.

Samen optrekkenDe Rijksdienst en de gemeente Apeldoorn zetten zich samen in voor een zorgvuldige omgang met de cultuurhistorische kwalitei­ten van de wijk nu en in de toekomst. Tijdens de inhoudelijke sessies met de betrokken partijen – Rijksdienst, gemeente, Kerschoten energieneutraal en de woningbouwcorporaties – is het de uitdaging naar oplossingen te zoeken die laten zien dat behoud en ontwikkeling niet tegenstrijdig hoeven te zijn. Het gaat erom hoe je eventuele ontwikkelingen doorvoert. Vanuit de Rijksdienst zijn bij dit project een consulent erfgoed en ruimte en een consulent bouwkunde van de Sector Advies betrokken, evenals een specialist wederopbouw en naoorlogse stedenbouw en een onderzoeker instandhoudingstechnologie, beide werkzaam bij de Sector Kennis Onroerend Erfgoed. Op termijn zullen de Handreiking ruimtelijke kwaliteit Kerschoten en het herziene bestemmingplan de leidraad vormen voor toekom­

stige ontwikkelingen in de wijk. Gedacht wordt aan een begelei­dingscommissie ruimtelijke kwaliteit die deze ontwikkelingen inhoudelijk zal begeleiden.

Meer informatie• WederopbouwgebiedenVisieerfgoedenruimte: http://www.cultureelerfgoed.nl/wederopbouwgebieden• KerschotenEnergieneutraal http://www.kerschotenenergieneutraal.nl• Apeldoornenergieneutraal2020 http://www.apeldoorn.nl/ter/politiekenorganisatie/Plannen­en­

projecten/Apeldoorn­energieneutraal­2020.html

‘De ruimte is leidend en verbindend. De

gebouwen hebben daarin een specifieke

dienstbare architectonische rol te

vervullen’

Klaas Waarheid, Van Schagen Architecten:

Page 39: Advies in beeld
Page 40: Advies in beeld

39—

St Lambertuskerk Maastricht

Gefundeerde aanpak van broze ondergrond

Marieke van den Bovenkamp - Bergmann

advies in beeld

Page 41: Advies in beeld

40—

Advies in beeld

De Lambertuskerk in Maastricht kampte vanaf het begin met ernstige verzakkingen. De schade werd in de loop van de eeuw steeds hersteld, maar de oorzaak nooit weggenomen. Bodemonderzoek wees uit dat de kerk gebouwd is op een gatenkaas. Die ontdekking had niet alleen consequenties voor het bouwplan van de Lambertus, maar ook voor toekomstige bouwwerken in het gebied.

De Lambertuskerk in Maastricht is een parochiekerk met een samengesteld kruisvormige plattegrond in een overwegend neo­romaanse stijl. Architect J.H.H. van Groenendael uit ’s­Herto­genbosch ontwierp de kerk, die van 1914 tot 1916 werd gebouwd – de eerste buiten de voormalige stadswallen. Vanwege de vorm heette de kerk in de volksmond ‘De Sacré­Coeur van Maastricht’.Vlak na de voltooiing in 1916 ontstond er scheurvorming in de gewelven door verzakking van ondergrond en het fundament. De schade werd in 1926 hersteld. In 1931 kwamen opnieuw scheuren aan het licht, ditmaal door het verzakken van de zuidwestelijke koepelpilaar. De koepel en de bogen werden voorzien van trekstangen en de gescheurde balken versterkt door balken van gewapend beton. In 1976­1978 werd opnieuw schade geconsta­teerd en vonden andermaal herstelwerkzaamheden plaats. In 1985 moest de Lambertuskerk vanwege de veiligheid uiteindelijk zijn poorten sluiten.

Oude vestingwerkenIn de beginjaren van deze eeuw heeft de gemeente Maastricht de kerk van het kerkbestuur gekocht en vervolgens doorverkocht aan woningbouwvereniging Servatius, met een verplichting tot restauratie. De nieuwe eigenaar boog zich enthousiast over de aanpak van de restauratie en herbestemming. Dit deed hij in een bouwteam met architecten, aannemer en ingenieurs. Een

belangrijke opgave was de aanpak van het schadepatroon dat in de loop van de eeuw was hersteld, maar opnieuw tot uiting kwam in het bouwwerk. De gevolgen waren behandeld, maar de oorzaak van de schade was nooit weggenomen. De verzakkingen waren altijd geweten aan de oude vestingwerken, waar de kerk gedeelte­lijk overheen is gebouwd. Sommige pijlers staan op de vesting­werken en sommige in de oude, droge gracht. Maar er was nooit wezenlijk onderzoek gedaan naar het gangenstelsel of naar eventuele andere oorzaken van de verzakking. Naast herstel wilde de nieuwe eigenaar een kelder onder de kerk aanbrengen. De gemeente Maastricht heeft in het traject van schadeherstel en herbestemming intensief contact gezocht met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed over de herstelwerkzaamheden van deze kerk met behoud van de monumentale waarde.

Broze ondergrondDe Rijksdienst onderschreef in diverse adviezen dat er een funderingsprobleem is. Ze drong er steeds op aan helderheid te krijgen over de oorzaak van de verzakking van de zuidwestelijke koepelpilaar. Pas dan was een verantwoorde keuze over het herstel mogelijk. Dit advies heeft mede geleid tot een nader onderzoek naar de gehele constructieve toestand van de kerk, zowel boven als beneden maaiveld. Voor dat laatste liet de eigenaar met name de bodemgesteldheid in kaart brengen. De onderzoeken wezen uit dat de verzakking ook te maken had met de samenstelling van de onderliggende grond. Op circa 20 meter diepte bevindt zich een kalkzandsteenlaag, die wordt uitgespoeld door water. Hierdoor ontstaan holle ruimtes (karsten), die kunnen instorten. Om dit te ondervangen is onder hoge druk grout in de kalksteen­lagen geïnjecteerd, waarbij alle holle ruimtes zich vulden. Dat is gedaan vanaf 30 meter diepte. Ook de grindlaag bovenop de

Hier zijn de nieuwe betonnen balken met voorspankabels zichtbaar. Deze zijn na het funderingsherstel bedekt met zand tot aan het maaiveld.

‘Gebouwd op een gatenkaas’

Page 42: Advies in beeld

41—

St Lambertuskerk Maastricht

De Lambertuskerk in Maastricht eind jaren tachtig, na sluiting van het gebouw.

‘Rijksdienst als onafhankelijke partij’kalksteenlaag, variërend van enkele centimeters tot enkele meters, is geïnjecteerd met grout. Deze laag vormt daarmee een vast pakket waar de nieuwe funderingspalen op aangezet zijn. Daarmee was er ook een mogelijkheid ontstaan om de gewenste kelder te realiseren.

MeerwaardeAls onafhankelijke partij heeft de Rijksdienst kunnen sturen in de keuze van de herstelwerkzaamheden. Ze maakte zich hard voor onderzoek naar de oorzaak van de schade. Op basis daarvan is

uiteindelijk een herstelwijze gekozen die met de kennis van nu als effectief en duurzaam wordt gezien. De ontdekking dat de grondsamenstelling in dit deel van Maastricht minder homogeen is dan men dacht, had niet alleen gevolgen voor het bouwplan voor de Lambertuskerk, maar heeft ook gevolgen voor toekomstige bouwwerken die men in dit stadsdeel zou willen realiseren.

Page 43: Advies in beeld
Page 44: Advies in beeld

43—

Weiwerd, provincie Groningen

Van dorpswierde naar brainwierde

Jos Stöver, Marike Snoek

advies in beeld

Page 45: Advies in beeld

44—

Advies in beeld

Weiwerd is sinds 1968 beschermd als archeologisch rijksmonu­ment. De wierde krijgt nu een nieuwe toekomst als kennispark voor kleinschalige, kennisintensieve bedrijvigheid. Het is daarmee het eerste project waarin de herbestemming van een archeologisch monument centraal staat.

Weiwerd is een dorpswierde in het Groningse kleigebied even ten oosten van Delfzijl, waarvan de oorsprong teruggaat tot omstreeks het begin van onze jaartelling. Vanwege de aanleg van grootschalige industrie met bijbehorende veiligheidszoneringen verwachtte men dat wonen op de wierde niet meer mogelijk was. Vandaar dat het wierdedorp vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw is gesaneerd. De bevolking werd gestimuleerd te verhuizen en vrijgekomen gebouwen werden gesloopt. Op dit moment zijn slechts enkele percelen bebouwd, onder meer met een schoolge­bouw en een grote boerderij. Het meest centrale perceel is in gebruik als begraafplaats. Hier stond de kerk, die in 1984 is afgebroken.

Nieuwe tijdlaagDecennia lang lag de wierde er zo goed als leeg bij. In 2009 heeft Groningen Seaports door het bureau voor stads­ en landschapsar­chitectuur WEST8 een landschaps­ en verkavelingsplan laten opstellen voor de herinrichting van de voormalige dorpswierde tot ‘brainwierde’, een terrein voor kleinschalige, kennisintensieve bedrijvigheid. Vanuit historisch oogpunt is het zuiver als de ontwikkeling tot brainwierde als een nieuwe tijdslaag zichtbaar is. Er wordt dan ook gekozen voor architectuur die qua vorm en uitvoering vernieu­wend is. Aan de andere kant speelt cultuurhistorie een voorname rol. De oorspronkelijke verkaveling van het dorp blijft intact en wordt door de herinrichting geaccentueerd. Ook zal zo veel mogelijk rekening worden gehouden met het bodemarchief. De

bedrijfsgebouwen komen uitsluitend op plekken waar volgens de kadastrale kaarten van Weiwerd van circa 1830 en 1960 (dus vlak voor de sanering) bebouwing heeft gestaan en de schaal van de nieuwe bebouwing zal aansluiten bij wat op dorpswierden gebruikelijk is. De bijzondere combinatie van cultuurhistorische, economische en bedrijfsmatige belangen vormt een uitdaging – niet alleen voor de ontwerpers en de uitvoerders van de plannen, maar ook voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Lichte bebouwing /Historisch bebouwingspatroonVanwege het rijke bodemarchief, het gave radiaire verkavelingspa­troon en de rondom liggende ossengang en valgen heeft de wierde een grote cultuurhistorische waarde. Het is van belang te streven naar een hoge beeldkwaliteit die aansluit bij het karakter van de wierde. De stedenbouwkundige invulling door WEST 8 is geïnspireerd op het historische bebou­wingspatroon. Daarmee wordt een verbinding gelegd tussen het verleden en het heden. Voor de beleving en het karakter van de wierde is de architectonische vormgeving minstens zo belangrijk. Het komt aan op een zorgvuldige inpassing en een hoogwaardige uitvoering die recht doet aan de bijzondere waarden van de plek. Vanzelfsprekend is er veel aandacht voor de archeologische waarde van de ondergrond van de wierde, die immers door mensenhanden in de loop der eeuwen is opgeworpen. Booronderzoek heeft uitgewezen dat het bodemarchief groten­deels ongeschonden is. Zelfs ter plekke van de voormalige bebouwing is de bodem direct onder het maaiveld meestal niet dieper dan enkele decimeters verstoord. Dit stelt hoge eisen aan

‘Een archeologische herbestemming; voormalige dorpswierde wordt bedrijventerrein’

‘Samenwerkings­overeenkomst tijdens

Havendiner bekrachtigd’

Een blik over de nu grotendeels lege wierde. Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw was er sprake van een levendig, dichtbebouwd wierdedorp.

Blik over de korenvelden direct ten noorden van Weiwerd, met zicht op de chemische industrie.

Page 46: Advies in beeld

45—

Weiwerd, provincie Groningen

de nieuwe gebouwen. Die moeten zo licht mogelijk worden uitgevoerd zodat de funderingen zo weinig mogelijk schade aanbrengen aan de archeologische ondergrond. Proactieve deelnameWeiwerd is sinds 29 januari 1968 beschermd als archeologisch rijksmonument. De wierde krijgt nu een nieuwe toekomst die voortkomt uit een nieuwe, hedendaagse functie. Het project is daarmee het eerste waarin de herbestemming van een archeolo­gisch monument centraal staat.Vanwege het zwaarwegende cultuurhistorische belang heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed besloten proactief deel te nemen en bij te dragen aan de ontwikkeling en realisatie van het bedrijvenpark. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Groningen Seaports werken samen aan de herbestemming van de voormalige dorpswierde Weiwerd. Hiertoe formuleren ze samen een beeldkwaliteitsplan, waarin in algemene zin en per kavel omschreven staat onder welke voorwaarden kan worden

gebouwd. De cultuurhistorische waarde van Weiwerd is hierbij een belangrijke onderlegger. Daarnaast is de rijksdienst de bevoegde overheid inzake de vergunningverlening in het kader van de Monumentenwet 1988 en stelt zij kennis en deskundigheid ter beschikking in de vorm van advies en programma’s van eisen. Op 21 september 2012 hebben Groningen Seaports en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hun intenties bekrachtigd met de ondertekening van een samen­werkingsovereenkomst tijdens het jaarlijkse Havendiner te Delfzijl.

Meer informatie:West 8 i.o.v. Groningen Seaports 2012. Wierde Weiwerd. Landschaps- en verkavelingsplan. Rotterdam

K.A. Hebinck 2012. Een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen voor het project ‘Brainwierde Weiwerd’, gemeente Delfzijl (G) (= ARC­Rapporten 2012­46). Geldermalsen.

Luchtfoto van Weiwerd en de directe omgeving. De ruimtelijke structuur van de wierde is goed herkenbaar: in het midden het kerkhof, daaromheen een gracht. Verder een radiale indeling met paden die het centrum van de wierde met de rondweg verbinden.

Kunstwerk bovenop de wierde

Page 47: Advies in beeld
Page 48: Advies in beeld

47—

Kasteelpark Elsloo

Tuinhistorische informatie geeft openbaar park nieuwe kwaliteit

Mieke van Bers

advies in beeld

Page 49: Advies in beeld

48—

Advies in beeld

Tuinhistorisch onderzoek naar de negentiende­eeuwse parkaan­leg van kasteel Elsloo bood tal van aanknopingspunten om de bijzondere karakteristieken van het park weer beter zichtbaar en beleefbaar te maken voor het publiek. De gemeente Stein heeft kasteelpark Elsloo benoemd als een van de vijf parels in de Maasvallei, samen met Heidekamppark, groenzone A2, IP Catsop en Urdal­Scharberg. De komende jaren wil de gemeente investeren in de kwaliteit van wonen en voorzie­ningen door onder andere de kwaliteit van de omgeving bestaan­de uit groen, water, cultuurhistorie en de openbare ruimte te versterken. In de vijf parels worden landschapsprojecten uitge­voerd, zodat zij een groene gordel rondom Stein gaan vormen. Een goede gelegenheid om te laten zien wat de tuinhistorische waarden van de parkaanleg van kasteel Elsloo kunnen betekenen voor de ecologie, recreatie en beleving van het park.

Minder beleefbaarPark Elsloo is ontstaan als onderdeel van de historische buiten­plaats kasteel Elsloo waarvan de geschiedenis teruggaat tot de twaalfde eeuw. In de vijftiende eeuw is de burcht door de Maas weggespoeld. De resten zijn bij laag water nog te zien. De nieuwe burcht werd hogerop gebouwd. De tuin is in 1860 aangelegd door de toenmalige eigenaar graaf Charles Emile de Geloes. De tuin wordt gekenmerkt door een formele stijl direct rondom het kasteel waarin de nutstuinen zijn opgenomen. Verder weg van het kasteel is de tuin aangelegd als wandelpark in een Late land­schapsstijl met vele zichtassen. Na de brand in 1885 werd het geheel verkocht aan Hendricus Jurgens uit Oss. In 1959 heeft de familie het park overgedragen aan de gemeente en werd het openbaar toegankelijk voor de inwoners en bezoekers van het beschermde gezicht Elsloo. Vanaf dat moment zijn in het park een zwembad, een hertenkamp en een tennispark aangelegd. Als gevolg van deze wijzigingen waren de negentiende­eeuwse kwaliteiten van het park verloederd, onzichtbaar en minder beleefbaar geworden. De gemeente was op zoek naar nieuwe kwaliteit.

Tuinhistorisch onderzoekDe historische buitenplaats kasteel Elsloo is sinds 2004 aangewe­zen als beschermd rijksmonument. Ook de historische tuin­ en parkaanleg genieten deze bescherming. Om die reden heeft de gemeente gebruik gemaakt van het Steunpunt Archeologie en Monumenten (SAM) om de plannen in een vroeg stadium te bespreken met de consulenten van de sector Advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Uit het overleg in april 2011 bleek dat er maar weinig bekend was van de intrinsieke waarde van het park. Hoe heeft het ontwerp van de aanleg eruit gezien en

‘Cultuurhistorisch Onderzoek stimulerend voor de planvorming’

Page 50: Advies in beeld

49—

Kasteelpark Elsloo

wat was daar nu nog van over? Wat waren of zijn de kwaliteiten van het ontwerp? Historische informatie over het verloop van de paden, de beplanting en de zichtassen aangevuld met een bezoek op locatie helpen om deze kwaliteiten in kaart te brengen. Op advies van de Rijksdienst gaf de gemeente daarom opdracht tot een tuinhistorisch onderzoek. Dit verschafte inzicht in de verdwenen en nog aanwezige (historische) kwaliteiten. Op die manier heeft cultuurhistorie een stimulerende rol gespeeld in de planvorming en de visie op de ontwikkeling van het park de komende tien jaar. Op 30 september 2012 is het park officieel heropend. Zowel de eigenaar als de gebruiker zijn erg blij met het resultaat. Vanwege de meerwaarde die het onderzoek heeft opgeleverd voor kasteelpark Elsloo wil de gemeente voor de overige groenprojecten eveneens een tuinhistorisch onderzoek laten verrichten. Inhoudelijke bijdrageDe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft een stimulerende rol gespeeld vooruitlopend op de ministeriële adviesplicht. In het vooroverleg heeft de Rijksdienst de gemeente geïnformeerd over de kansen en mogelijkheden van het park, de toegevoegde waarde van aanvullend onderzoek en hoe behoud en ontwikkeling kunnen samengaan, elkaar kunnen verrijken tot een nieuwe

kwaliteit. Dankzij het vooroverleg was er nog ruimte voor het verrichten van een onderzoek en het aanpassen van het plan. Hiermee heeft de sector Advies in plaats van een financiële een inhoudelijke bijdrage geleverd aan het versterken en ontwikkelen van tuinhistorische waarden.

Meer informatiehttp//www.steinslandschap.nl/

‘Kwaliteit van de omgeving versterkt’

Tijdsbeeld van het park in 1938

Page 51: Advies in beeld

50—

Advies in beeld

Page 52: Advies in beeld

51—

Paleis a/d Blijmarkt, Zwolle

Kroon op monument

Mariël Kok

advies in beeld

Page 53: Advies in beeld

52—

Advies in beeld

Het Paleis a/d Blijmarkt in Zwolle transformeerde zeven jaar geleden in een kunstmuseum. Het negentiende­eeuwse monument krijgt nu een zeer eigentijdse uitbreiding die het extra culturele en maatschappelijke waarde verleent. Museum, architecten en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed trokken hierbij gezamenlijk op. Museum de Fundatie voor beeldende kunst heeft twee locaties: het Paleis a/d Blijmarkt in Zwolle en landgoed Het Nijenhuis bij Heino. Het Paleis a/d Blijmarkt ligt aan de zuidrand van het beschermde gezicht Zwolle, in een landschappelijke parkaanleg op de oude bolwerken van landschapsarchitect J.D. Zocher. Het werd tussen 1838 en 1841 door architect Eduard Louis de Coninck gebouwd als Paleis van Justitie. Later bood het onderdak aan de Provinciale Planologische Dienst. In 2004­2005 transformeerde architect Gunnar Daan het gebouw tot een kunstmuseum.

RuimtegebrekMuseum de Fundatie heeft binnen de Overijsselse culturele wereld inmiddels een stevige positie veroverd en tevens een nationaal profiel weten te creëren, onder meer door spraakmakende en bijzondere tentoonstellingen. Het museum heeft grote aantrek­kingskracht op een breed publiek uit heel Nederland. Inmiddels is de behuizing van het museum veel te klein geworden om adequaat en efficiënt tentoonstellingen te organiseren, de eigen collectie te tonen en de grote aantallen bezoekers te ontvangen. De wens en noodzaak om het Paleis a/d Blijmarkt te vergroten werden steeds sterker. Op 12 januari 2011 stelde Provinciale Staten van Overijssel 5 miljoen euro beschikbaar voor de verbouwing; ook de gemeente Zwolle en een aantal sponsors sprongen bij. Eind mei 2013 werd het Paleis a/d Blijmarkt heropend.

EllipsMuseum de Fundatie nodigde architect Hubert­Jan Henket van bureau BiermanHenket in Esch uit het ontwerp voor de uitbreiding te maken. Hij startte met een haalbaarheidsonderzoek naar de juiste locatie naast, op of onder het monument en kwam tot de conclusie dat de uitbreiding op het dak van het museum moest komen. Het alzijdig neoclassicistische gebouw gelegen binnen de landschappelijk parkaanleg op de oude bolwerken van de stad

verdraagt geen uitbreiding aan de gevels. Henket ontwierp daarop een elipsvormige ruimte op het dak, die sterk contrasteert met de classicistische behuizing van het museum. Tegelijkertijd refereert de vloeiende vorm van de ellips aan de lijnen in het landschappe­lijke ontwerp van het park van landschapsarchitect J.D. Zocher. In de ellips worden twee tentoonstellingszalen ondergebracht. Aan de noordzijde van de ellips komt een groot venster dat zicht geeft over de historische binnenstad van Zwolle. Het bestaande gebouw wordt op onderdelen aangepast; zo wordt een nieuwe routing door het museum gerealiseerd. De hoofdstructuur wordt niet gewijzigd. Henket koos voor een keramische afwerking van de ellips met ongelijkmatige, wigvormige zacht wit, blauw­grijs geglazuurde tegels. Koninklijke Tichelaar Makkum heeft deze tegels ontworpen en geproduceerd.

MeedenkenDe medewerkers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hebben zich gedurende het proces van vooroverleg, ontwerp, vergunningprocedures en uitvoering over uiteenlopende aspecten van het project gebogen en geadviseerd. • Watzijndebouwhistorische,cultuurhistorische,stedenbouw­

kundige en archeologische waarden van het monument en haar omgeving?

• Welkearcheologischeverwachtingheeftdelocatie?• Welkegevolgenheeftheteventueelverstorenvande

ondergrond? • Welkegevolgenheefthetplanontwerpvoordevormgevingen

uitstraling voor het bestaande monument en voor het beschermde gezicht?

• Watlevertdenieuwefunctieopaan‘maatschappelijkencultureel rendement’?

‘De ellips creëert nieuwe dynamiek’

Page 54: Advies in beeld

53—

Paleis a/d Blijmarkt, Zwolle

• Opwelkewijzewordtaanhetmonument‘meerwaarde’gegeven?

• Watveranderterindebelevingvanderuimte?• Hoewordennieuweonderdelenverankerdmethetmonument

en wat zijn de (technische) gevolgen voor het monument?• Watisdekleurstellingvandeopbouw?• Ishetontwerpvanhoogwaardigekwaliteit?

Helder standpuntEr zijn er veel contactmomenten geweest met vertegenwoordigers van de gemeente Zwolle en Museum de Fundatie en de betrokken architecten. Al vroeg tijdens het ontwerpproces was het duidelijk dat de Rijksdienst een helder standpunt moest innemen over dit plan, aangezien dit in de ontwerpfase en in het vergunningentra­ject invloed zou kunnen hebben op de maatschappelijke discussie. Ook binnen de Rijksdienst waren discussie en afstemming nodig vanwege het zeer uitgesproken ontwerp. De Rijksdienst heeft vanuit diverse disciplines naar de plannen en het ontwerp gekeken en in overleg met een breed samengestelde groep deskundigen een visie opgesteld.De Rijksdienst spreekt grote waardering uit over de bijzondere uitbreiding, die tot doel heeft het huidige, succesvolle gebruik van het monument als museum te intensiveren. De dienst baseert haar standpunt op de zorgvuldige voorbereiding, de analyse van de cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden van het monument, de prominente plek van het monument binnen de landschappelijke parkaanleg op de voormalige bolwerken, de visie op de uitbreiding van het museum in relatie tot de betekenis van het monument, de mogelijkheden die de interventie voor zowel museum als bezoekers creëert, het respect voor het bestaande alzijdige gebouw en de bestaande ruimtelijke structuur.

Vooroverleg cruciaalIn het kader van de Wabo heeft de Rijksdienst bij herbestemmin­gen en grote wijzigingen aan monumenten een adviesplicht aan de gemeente. De dienst streeft ernaar zo vroeg mogelijk in het proces van vooroverleg bij het project betrokken te worden, gelijktijdig met andere adviseurs. De Rijksdienst acht vooroverleg erg belangrijk voor kennisuitwisseling en kennisopbouw. De dienst krijgt zo actuele kennis van ingrijpende restauraties en bouwplannen. Betrokken partijen kunnen specifieke en specialisti­sche kennis van onderdelen van het plan uitwisselen, er kan zo nodig aanvullend onderzoek worden verricht en de Rijksdienst kan vroegtijdig en zorgvuldig adviseren over de waarde van het erfgoed en de nieuw te creëren waarden.

Culturele en maatschappelijke meerwaardeDe gezamenlijke inzet heeft geleid tot een bijzonder en waardevol eindresultaat. De zorgvuldige voorbereiding, de visie en de overtuigingskracht van de opdrachtgever en de architect waren daarbij doorslaggevend. Het ontwerp voor de ellipsvormige uitbreiding op het dak van het museum, de keuze voor een groot venster op de binnenstad, de verhoudingen en de uitstraling van de ellips door de afwerking met de geglazuurde driedimensionale tegels dragen bij aan de totstandkoming van een nieuwe culturele en maatschappelijke waarde. Door de intensieve voorbereidingsperiode en de zorgvuldige communicatie over het proces en het project is het draagvlak binnen de Zwolse gemeenschap groot. Bovendien verkeert het monument weer in een prima technische staat.

De ellips wijzigt het aanzicht van het monument op spectaculaire wijze, maar de strak ontworpen opbouw lijkt zich als vanzelfspre­kend te voegen bij het monument wat betreft volume, materiali­satie, detaillering en de kleurstelling van de geglazuurde tegels. Er wordt een nieuwe dynamiek gecreëerd. Het Paleis a/d Blijmarkt heeft door de uitbreiding een nieuwe lading en betekenis gekregen voor de stad, de bewoners en de bezoekers.

Meer informatiewww.museumdefundatie.nl

Succesfactoren bij grote projecten:• eenopdrachtgeverdiekwaliteiteist;• organisatievanvooroverlegdooropdrachtgeveren

gemeente;• zorgvuldigecommunicatiedoorentussenbetrokken

partijen zodat onduidelijkheden worden voorkomen of zo snel mogelijk weer de wereld uit zijn;

• vanafheteersteoverlegduidelijkheidoverrolverdeling,taken en verantwoordelijkheden.

‘Vanaf het eerste overleg duidelijkheid over rolverdeling, taken en verantwoordelijkheden’

architect: Bierman Henket architecten, foto: Joep Jacobs

Page 55: Advies in beeld
Page 56: Advies in beeld

55—

Brand en monument

Duurzaamheid in brandpreventie en nazorg

Michiel Verweij

advies in beeld

Page 57: Advies in beeld

56—

Advies in beeld

Bij brand in een beschermd monument brengt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de gevolgen in kaart en adviseert eigenaar en gemeente over mogelijk behoud van het erfgoed. De dienst houdt de incidenten bij in een landsdekkend registratie­systeem en bevordert de verspreiding van kennis van brandpre­ventie en nazorg.

Brand komt per definitie onverwacht. Het is een calamiteit van de eerste orde, ongeacht of de brand een monument treft of een ander gebouw. Brand gooit mensenlevens overhoop en heeft verwoestende gevolgen. Brandpreventie en een goede nazorg zijn dus geboden.

Monumenten verlorenDe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed krijgt regelmatig te maken met brand in monumenten. Ter illustratie enkele inciden­ten in Regio Noord in 2011 en 2012. In Drenthe ontstond zeker viermaal brand in monumentale boerderijen met een rieten dak. De oorzaak bleef in alle gevallen duister, al bestond het vermoe­den van brandstichting in Lhee, Anderen, Rolde en Gieten. Mensen en monumenten liepen aanzienlijke schade op. Twee boerderijen zijn uit het monumentenregister geschrapt. Er lijkt sprake van een tendens. Sinds enkele jaren breekt in

Drenthe onder verdachte omstandigheden brand uit in historische boerderijen met een rieten dak en ook in stedelijke panden. In Assen (Torenstraat) werd een monumentale woning door een korte binnenbrand getroffen. De brand kon worden geblust en de schade bleef beperkt.In het Schultehuis te Meppel (Kruisstraat) woedde in een monu­mentaal woon­winkelpand een uitslaande brand. Als oorzaak is kortsluiting genoemd. Dankzij vakkundig optreden van de brandweer bleven de buurpanden gespaard. Het monument liep schade op en inmiddels is de voorbereiding van een restauratie­plan ter hand genomen. In Friesland brandde molen Windlust in Burum volledig af. De oorzaak was letterlijk kinderspel. Ook hier moest het monument uit het register worden geschrapt. In het Groningse Appingedam vatte een hoeveelheid hout in een monumentale schuur vlam. De brandweer was bijtijds ter plaatse en bluste de brand. Het monument liep geen schade op. In Stadskanaal werd de monumentale muziekkoepel in het Julianapark door brand getroffen. De oorzaak was brandstichting. De houten draagconstructie en het rieten dak vatten vlam en het

Gieten, De Bonne 2 boerderij Klein Hilbingshof na de brand. Opname 2012, overzicht. Nr. 10728-7289 (collectie RCE).

‘We reiken duurzame alternatieven aan’

‘Preventie en goede nazorg zijn geboden’

Page 58: Advies in beeld

57—

Brand en monument

monument ging verloren. De gemeente nam voortvarend het initiatief voor het ontwerp van een nieuwe muziekkoepel in het Julianapark.In de stad Groningen vond tijdens een kerkdienst in de Nieuwe Kerk een brandincident plaats. De oorzaak lag hoogstwaarschijn­lijk in de meterkast, de schade bleef zeer beperkt. De kerkgangers konden snel en veilig het monument verlaten. Veel tragischer gevolgen had een calamiteit in 2009: een noodlottige brand kostte in Groningen een eerstejaars studente het leven.

Snelheid geboden De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is alert bij brand in een beschermd monument en oriënteert zich na een melding op de oorzaak en de omvang van de schade. De regioconsulenten van de Rijksdienst maken daarbij gebruik van een goed onderhouden netwerk. Bekendheid met het lokale gemeentelijke apparaat is een voorwaarde voor slagvaardig optreden. De Rijksdienst werkt nauw samen met de gemeente en stelt de eigenaar daarbij centraal. Een snelle reactie is van belang. De gemeente vertegen­woordigt het bevoegd gezag en is verantwoordelijk voor de openbare veiligheid; zij heeft een coördinerende rol en staat in nauw contact met de brandweer en de eigenaar.De Rijksdienst bracht in oktober 2012 het Protocol Rijksmonumenten – Interne handleiding voor de omgang met incidenten uit (www.cultureelerfgoed.nl > Veilig erfgoed). Dit interne document biedt de consulenten houvast en bevordert een eenduidige, transparante en gestructureerde werkwijze. Aantasting van monumentale waarden is een ernstige zaak en vereist een uiterst zorgvuldige benadering. Uit de aangehaalde voorbeelden blijkt dat niet in alle gevallen sprake is van zeer ernstige brandschade. Meestal volstaat de consulent met een informatief telefoongesprek en is het niet noodzakelijk noch wenselijk het getroffen monument te bezoe­ken. Bij ernstige schade is een schouw door de consulent architec­tuurhistorie en de bouwkundige consulent echter noodzakelijk. In samenspraak met de gemeente coördineren zij het bezoek en beoordelen of de brandspecialist van de rijksdienst ingeschakeld moet worden.

Focus op duurzaam alternatiefUit ondervinding weet de Rijksdienst dat goede contacten met de brandweer van belang zijn bij de handhaving van monumentale waarden. Vanuit een optiek van monumentenzorg is sloop van door brand beschadigde muren niet vanzelfsprekend. De Rijksdienst geeft de voorkeur aan een duurzamer alternatief, bijvoorbeeld het schragen en stutten van het monument zodat cultuurhistorische waarden behouden blijven en de monumentale status niet in gevaar komt. Hetzelfde geldt voor door brand aangetaste houten draagconstructies. Deze kunnen in de kern nog goed zijn en tijdens herstelwerkzaamheden opnieuw gebruikt worden. In dit proces speelt de regioconsulent een cruciale rol. Hij of zij brengt de gevolgen van de brand in kaart en adviseert eigenaar en gemeente over de mogelijkheden tot consolidatie. Intern draagt de consulent zorg voor de contacten met de afdeling Veilig Erfgoed (www.veiligerfgoed.nl) en met de afdeling Monumentenregistratie.

Documentatie en kennisverspreidingDe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed houdt de beschikbare gegevens over incidenten bij in de Database Incidenten Cultureel Erfgoed (DICE), een landsdekkend incidentenregistratiesysteem. Verbeterde preventie en adequater nazorg zijn enkele belangrijke doelstellingen van de Rijksdienst. In nauwe samenwerking met de Stichting Landelijk Contact van Museumconsulenten en de Mondriaan Stichting ontwikkelde de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het brandschadewiel, een compacte handreiking met praktische adviezen voor mensen en instellingen die de gevolgen van brand hebben ondervonden.Naast het verzamelen en verwerken van statistische gegevens over calamiteiten bevordert de Rijksdienst de bundeling en uitwisseling van kennis. Op 20 maart 2012 vond in Amersfoort het symposium Brand in Monumenten plaats. De belangstelling was zo groot dat op korte termijn een reprise van het symposium noodzakelijk bleek (in Breda). De Rijksdienst wil met studiedagen en symposia de uitwisseling van ervaringen bevorderen en een bijdrage leveren aan de verspreiding van kennis van preventie en calamiteiten in relatie tot cultureel erfgoed.

Gieten, De Bonne 2 boerderij Klein Hilbingshof na de brand. Opname 2012, schadebeeld van het bedrijfsgedeelte gezien vanuit het westen. Nr. 10728-7362 (collectie RCE).

Anderen, boerderij Hagenend 3, detail van een raamkozijn in het woongedeelte, na de brand. Nr. 10527-5174 (collectie RCE). (RN/MV 06.02.2013)

Page 59: Advies in beeld
Page 60: Advies in beeld

59—

Binnengasthuisterrein Amsterdam

Campus voor geestes­wetenschappen

Eline Jörg

advies in beeld

Page 61: Advies in beeld

60—

Advies in beeld

Het Binnengasthuisterrein in Amsterdam krijgt een nieuwe bestemming als universitaire stadscampus. Na aanvankelijke sloopplannen voor twee rijksmonumenten voeren universiteit, Bureau Monumenten en Archeologie en Rijksdienst nu con­structieve gesprekken over de mogelijkheden voor de integratie van oud en nieuw.

Het huisvestingsbeleid van de Universiteit van Amsterdam is al meer dan twaalf jaar gericht op clustering van verwante weten­schappelijke disciplines in vier open stadscampussen. Het Binnengasthuisterrein in het hart van de stad wordt bestemd voor de geesteswetenschappen. De universiteit wil hier een bibliotheek en studiecentrum realiseren. In de bibliotheek wordt de open toegankelijke collectie van de geesteswetenschappen onderge­bracht. Daarnaast is een groot aantal studieplekken, onderwijs­ruimtes, ontmoetingsplekken en kantoren voorzien. Bovendien is de bibliotheek een van de sleutelprojecten in het 1012­programma van de gemeente Amsterdam en stadsdeel Centrum. Om dit programma te realiseren, wilde de universiteit twee gebouwen (gedeeltelijk) slopen: de rijksbeschermde Tweede Chirurgische Kliniek en het Zusterhuis. Op de vrijkomende ruimte zou een nieuw gebouw verrijzen naar ontwerp van het Spaanse architec­tenbureau Cruz y Ortiz. Die plannen worden nu omgebogen naar een voor iedereen bevredigende oplossing waarin de beide rijksmonumenten een nieuwe bestemming krijgen.

Verborgen hovenHet Binnengasthuisterrein vormt al eeuwenlang een bijzonder en relatief afgezonderd gebied binnen de stedelijke grachten­ en wallenstructuur van de historische kern van Amsterdam. De kaart van Cornelis Antonisz. uit 1544 laat grote ommuurde open ruimtes zien. Dit waren de tuinen en boomgaarden van twee kloosters op de plek van het huidige Binnengasthuisterrein. Deze enigszins verborgen hovenstructuur bestaat ook vandaag nog uit een bijzonder stelsel van open en omsloten buitenruimtes binnen een schil van bebouwing. Dit is een direct gevolg van de voormalige gasthuisfunctie van het Binnengasthuisterrein, als erfgenaam van de vroegere kloosters in het gebied. Ondanks de sloop van hotel Des Pays Bas en het Anatomiegebouw en de bouw van woningen vormt het gebied nog steeds een relatief afgesloten stelsel van samenhangende stedelijke ruimtes, met pleinen, hoven en doorgangen. Een deel van de stedenbouwkundige en ensemble­waarden is nog te herkennen aan de hand van de overgebleven gebouwen, en vooral de Tweede Chirurgische Kliniek en het Zusterhuis (1897) van F.W.M. Poggenbeek.

Sloop van de baanDe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is vanaf 2000 betrokken bij de planvorming en het vergunningproces van de stadscampus.

Dit resulteerde in 2008 in een adviesverzoek van de gemeente Amsterdam voor het transformeren en deels slopen van de Kliniek en het Zusterhuis. De Rijksdienst heeft toen geadviseerd de gebouwen niet te slopen met als belangrijkste argumenten dat nieuwbouw weliswaar een positieve impuls geeft aan het gebied, maar dat het verlies van architectuur­, cultuur­ en stedenbouw­kundige waarden daar niet tegenop weegt. Toen de gemeente toch een vergunning verleende voor de sloop, kwamen diverse instanties in het geweer. Onder andere de Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad en het Cuypersgenootschap. Uiteindelijk besloot de Raad van State dat er niet gesloopt mocht worden omdat het besluit daartoe onvol­doende gemotiveerd was. De Universiteit van Amsterdam heeft vervolgens enkele aanvullende rapporten laten opstellen om het besluit extra te onderbouwen. Gemeente en Rijksdienst is toen wederom gevraagd te adviseren op de sloopplannen en kregen van de universiteit een toelichting ter plekke. Hoewel de Rijkdienst begrip kon opbrengen voor het pleidooi dat uit de nieuwe rapporten sprak, kwam hij tot dezelfde conclusie als in het eerste advies. Belangrijke overweging hierbij was dat zich, naast de nog steeds valide argumenten uit 2008, nieuwe omstandigheden hadden aangediend. De modernisering van de monumentenzorg en de steeds dringender herbestemmingsopgave speelden daarbij een belangrijke rol. Ook de nieuwe erfgoedvisie van de gemeente en de aanwijzing van de grachtengordel als Unesco werelderfgoed – het Binnengasthuisterrein ligt in de bufferzone – wogen hierin mee.

Tweede chirurgische kliniek en zusterhuis

‘Herbestemming: een voor iedereen bevredigende oplossing’

‘Resultaat van een open dialoog’

Page 62: Advies in beeld

61—

Binnengasthuisterrein Amsterdam

De Universiteit van Amsterdam nam daarop een grote stap: zij besloot de sloopaanvraag in te trekken en om de tafel te gaan met stadsdeel Centrum, de Rijksdienst en Bureau Monumenten en Archeologie om de mogelijkheden voor herbestemming te verkennen.

Open dialoogDit heeft geresulteerd in een nieuwe, open dialoog waarbij de universiteit aan de Rijksdienst en Bureau Monumenten en Archeologie heeft gevraagd actief mee te denken over de mogelijkheden voor de integratie van oud en nieuw. Dat herbe­stemming ook drastische ingrepen kan vereisen, was alle partijen op voorhand duidelijk. Bierman Henket architecten heeft op verzoek van de universiteit en stadsdeel Centrum een structuur­analyse opgesteld met de uitgangspunten voor herbestemming. Hierin zijn de eisen verwoord die een bibliotheek annex studiecen­trum met zich meebrengt, evenals de cultuurhistorische waarden van het gebied en het gebouw. Om die waarden te kunnen vaststellen en niet alleen object­ maar ook gebiedsgericht te kijken, heeft de Rijksdienst haar kennis actief ingezet. Een consulent architectuurhistorie, een consulent erfgoed en ruimte en de senior onderzoeker historische stedenbouw hebben de opgave geanalyseerd en hun bevindingen beschikbaar gesteld aan de universiteit en het stadsdeel voor het opstellen van de structuuranalyse. Experts van de gemeente en de dienst zullen zich ook buigen over de bouwkundige opgave als de schetsmatige plannen zijn uitgewerkt tot een ontwerp. Bureau Monumenten en Architectuur en de Rijksdienst hebben onderling kennis uitgewis­seld en samen uiteengezet hoe zij denken dat de monumentale waarden van gebouwen en gebied zich verhouden tot de wensen

en eisen in verband met de nieuwe bestemming. Zij hebben een aantal aandachtspunten geformuleerd die de universiteit en het stadsdeel integraal hebben gebruikt bij het opstellen van het uiteindelijke visiedocument. Dit is inmiddels door universiteit en stadsdeel bekrachtigd en gaat de onderlegger vormen voor de architect die het ontwerp maakt. Het Binnengasthuisterrein gaat een spannende, nieuwe fase in waarbij ook de Rijksdienst, ook op verzoek van de Universiteit van Amsterdam, als adviseur betrok­ken blijft.

Meer informatieEline Jörg 2012. Slopen voor de letteren? Tijdschrift Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2.www.amsterdam.nl > bestuur & organisatie > zoek met trefwoor­den: project 1012 sleutelprojecten > Binnengasthuisterrein

Rood omkaderd de betrokken gebouwen.De tweede Chirurgische Kliniek vanuit de Binnengasthuisstraat.

Page 63: Advies in beeld
Page 64: Advies in beeld

63—

Landschapsvisie Noordoostpolder

Ontwerpend onderzoek geeft ontwikkelingen een plek

Peter Timmer

advies in beeld

Page 65: Advies in beeld

64—

Advies in beeld

De Noordoostpolder is als wederopbouwgebied van nationaal belang. Gemeente en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ontwikkelden een leidraad voor toekomstige ontwikkelingen in deze jonge polder met behoud van zijn cultuurhistorische kwaliteiten. Een landschap is geen statisch gegeven. Landschappen zijn altijd in beweging en voortdurend in ontwikkeling. Hoe kunnen de specifieke landschappelijke kenmerken behouden blijven zonder het gebied op slot te zetten? Ook in de Noordoostpolder stond deze vraag centraal. Met een landschapsvisie voor deze jonge droogmakerij is een belangrijke stap gezet. Behoud van de bijzondere kenmerken en ruimte voor nieuwe ontwikkelingen gaan hand in hand.

Agrarische modelmaatschappijDe Noordoostpolder maakt deel uit van de Zuiderzeewerken. De polder viel droog in 1942 en kreeg vooral een agrarische bestem­ming. Van de totale oppervlakte (48.000 hectare) was 40.000 hectare bestemd voor landbouw, 2500 hectare voor tuinbouw, 2000 hectare voor bos en beplanting en 3500 hectare voor bewoning en infrastructuur. Toekomstige bewoners werden aan een strenge selectie onderworpen. De Noordoostpolder moest een agrarische modelmaatschappij worden. De inrichting werd zorgvuldig gepland. Geïnspireerd door de centrale plaatsentheorie van de Duitse geograaf Walter Christaller werden dorpen aange­legd met een optimale afstand tussen bewoners en verzorgings­centra. Emmeloord werd het streekcentrum en rondom versche­nen tien dorpen voor landarbeiders, met elkaar verbonden via een dorpenring. Karakteristiek in de polder zijn verder het assenkruis

van wegen, de wegbeplanting en de rationeel geordende agrarische bebouwing en erfbeplanting.

Van nationaal belangDe Visie erfgoed en ruimte van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap merkt de Noordoostpolder aan als wederopbouw­gebied van nationaal belang. Doel hiervan is de bijzondere kenmerken op gebiedsniveau herkenbaar te houden. De kwaliteit van het polderlandschap staat echter onder druk. Beplanting van wegen wordt versnipperd uitgevoerd. Schaalvergroting in de landbouw en het vrijkomen van agrarische bebouwing spelen in grote delen van de polder. Erfbeplanting krijgt bij uitbreiding van landbouwbedrijven weinig gevolg. Uitbreiding van de glastuin­bouw staat op stapel, en de wens bestaat om nieuwe buitenplaat­sen en grootschalige recreatie­ en bedrijventerreinen langs de snelweg aan te leggen. Maar hoe bereik je dat deze ontwikkelin­gen rekening houden met de cultuurhistorische waarden van het landschap?

Landschapsvisie als leidraadDe gemeente Noordoostpolder bracht in 2010 een structuurvisie uit. Hoe om te gaan met het waardevolle landschap was nog niet duidelijk. De gemeente en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hebben daarom in 2011 een workshop georganiseerd. Onder aanvoering van landschapsarchitecte Yttje Feddes is een aantal thema’s uitgewerkt. Daarbij is nadrukkelijk ontwerpend onderzoek gedaan naar het samengaan van behoud en ontwikke­ling. De gemeente Noordoostpolder heeft bureau Feddes/Olthof daarna opdracht gegeven de Landschapsvisie Noordoostpolder op te stellen. Deze dient als basis voor de structuurvisie. Met betrokken instanties in de polder zijn workshops georganiseerd om tot een breed gedragen visie te komen. Voor de landschapsvisie is een grondige analyse gemaakt van landschappelijke kwaliteiten. Daarbij is gekeken naar de structuur en opbouw van de polder, de beplantingstypen en functies in het gebied. Ook de veranderingen sinds de aanleg zijn inzichtelijk gemaakt. Na de analyse was duidelijk wat er zo bijzonder is aan de polder. Dat is vervolgens vertaald in uitgangspunten voor nieuwe ontwikkelingen. Bijvoorbeeld dat nieuwe bedrijventerreinen aansluiten op het assenkruis en streekcentrum Emmeloord. Door ze niet los in de polder te situeren blijft de hiërarchische structuur van nederzettingen behouden. Een ander uitgangspunt is concentratie van glastuinbouw in en rond oude tuinbouwgebie­den. De oostzijde van de polder biedt mogelijkheden voor herbestemming van de boerenerven tot recreatie en wonen. De herkenbaarheid van de dorpenring kan versterkt worden door een eenduidige wegbeplanting. Veel aandacht is er voor de uitbreiding of herbestemming van agrarische bedrijven en nieuwe passende erfbeplanting.

Page 66: Advies in beeld

65—

In samenspraakDe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft een belangrijke rol gespeeld in het proces. Na het verschijnen van de structuurvisie heeft de Rijksdienst het initiatief genomen tot de eerste workshop in 2011. Doel was te laten zien dat erfgoedbehoud en nieuwe opgaven niet tegenstrijdig hoeven te zijn, maar dat het vooral belangrijk is hoe je ontwikkelingen vorm geeft en dit in samen­spraak aftast. De consulenten van de Sector Advies hebben hier en ook bij workshops in 2012 vanuit stedenbouwkundige en landschappelijke invalshoek meegedacht over oplossingen op inrichtingsniveau. Daarnaast hebben vanuit de Rijksdienst specialisten met specifieke kennis van landschap en wederop­bouw bijgedragen. De gemeente Noordoostpolder en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werken samen aan de verdere uitwerking. Met de Landschapsvisie Noordoostpolder als leidraad kan de toekomstige inrichting van de polder vorm krijgen met respect voor de bijzondere kenmerken.

Meer informatieLandschapsvisie Noordoostpolder, te raadplegen op http://goo.gl/nhos1Wederopbouwgebieden, Visie erfgoed en ruimte, te raadplegen op http://www.cultureelerfgoed.nl/wederopbouwgebieden

Landschapsvisie Noordoostpolder

Yttje Feddes:

‘nieuwe ontwikkelingen kunnen het oorspronkelijke landschapsontwerp verrijken, als ze op de goede plek liggen en goed zijn vormgegeven.’

De boerenerven met erfbeplanting in de Noordoostpolder zijn systematisch aangelegd.

Page 67: Advies in beeld
Page 68: Advies in beeld

67—

Broerenkerk, Zwolle

Van Godshuis naar Huis voor Cultuur

Mariël Kok

advies in beeld

Page 69: Advies in beeld

68—

Advies in beeld

De gerestaureerde Broerenkerk in Zwolle krijgt een nieuwe bestemming als boekhandel en expositieruimte. Dankzij het gezamenlijk optrekken van eigenaar, gemeente en Rijkdienst voor het Cultureel Erfgoed verkeert het monument weer in een prima technische staat, met een hoogwaardige, passende inbouw en aanbouw voor de nieuwe functie.

Een aantal jaar geleden nam Wim Waanders het initiatief om de Broerenkerk in erfpacht over te nemen van de gemeente Zwolle. Zijn droom was een boekenwinkel annex cultuurcentrum in de Broerenkerk te realiseren. Dat dit een enorme dosis doorzettings­vermogen vergt, is inmiddels wel gebleken. Na jaren van voorbe­reiding werd op 17 februari 2012 in bijzijn van de Gedeputeerde mevrouw May en burgemeester Meijer het startsein gegeven voor de restauratie en de herbestemming van de kerk. In juli 2013 ging ‘Waanders in de Broeren’ open.

Historie De middeleeuwse Broerenkerk staat aan noordrand van het centrum van Zwolle (beschermd stadsgezicht). Het koor werd in 1466­1480 gebouwd. Tien jaar later volgde de bouw van het tweebeukige schip, waarna de kerk in 1512 is gewijd. Aan de noordzijde is de kerk verbonden het Dominicaner Broerenklooster, gebouwd in 1465­1493. Na restauratie in 1976­1978 is hier het Zwolse conservatorium gevestigd. In 1983­1988 werd de Broerenkerk gerestaureerd naar plannen van Th.G. Verlaan en G. Nijhof. Onder de lagen witkalk op de gewelven kwamen fraaie, kleurrijke schilderingen uit de jaren twintig van de zestiende eeuw tevoorschijn. Na de restauratie gebruikte de gemeente Zwolle de ruimte voor culturele doeleinden.

Boekhandel en expositieruimteDe kerk heeft nu een nieuwe functie als boekhandel en biedt

daarnaast ruimte aan culturele bijeenkomsten en exposities. In de zijbeuk van de kerk is een drie verdiepingen hoog ‘meubel’ geplaatst, dat vrijstaat van het casco van de kerk. De verdiepingen zijn toegankelijk via een centrale trap die om een boekenkast draait, en een lift. Op de derde verdieping, dicht bij de gewelven, is een tentoonstellingsruimte voorzien. In het koor is een sfeervolle ruimte voor horeca (circa 90 plaatsen) en ontvangsten, met een laag podium. De begane grond heeft zaalcapaciteit (circa 170 plaatsen) voor diverse podiumactiviteiten en muziekuitvoeringen. Toiletruimte, keuken en technische voorzieningen en opslagruimte zijn ondergebracht in een nieuwe aanbouw tegen de zuidgevel van de kerk. De aanbouw is een verwijzing naar de woonhuisjes die hier in het begin van de achtiende eeuw stonden. Ze werden in zeer vervallen staat in de jaren vijftig van de vorige eeuw gesloopt.De totale vloeroppervlakte van de kerk is door de inbouw en een aanbouw aan de buitenzijde vergroot tot ongeveer 2000 m2. De kerk is weer in een goede technische staat gebracht en de oude glas­in­loodramen zijn vervangen door nieuwe en voorzetbegla­zing aan de buitenzijde. In het koor is een nieuw gebrandschilderd raam geplaatst naar ontwerp van de Noorse kunstenaar Kjell Nupen. De vloer die tijdens de restauratie in de jaren tachtig werd geplaatst, is blijven liggen. Enkele nog zichtbare grafzerken zijn uitgenomen en er is een nieuwe dekvloer met vloerverwarming gelegd. Doordat de ondergrond van de kerk nauwelijks is verstoord, was aanvullend archeologisch onderzoek niet nodig. Het orgel uit 1824 van J.C. Scheuer blijft vrijwel volledig in het zicht en in gebruik.

Scala van adviezenDe medewerkers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hebben zich gedurende het proces van vooroverleg, ontwerp, vergunningprocedures en uitvoering over zeer veel uiteenlopende aspecten van het project gebogen en geadviseerd. • Watzijndebouwhistorische,cultuurhistorischeenarcheologi­

sche waarden van de Broerenkerk?• Wanneerenopwelkeplekzijnarcheologischeopgravingenin

de kerk gedaan, waar is de ondergrond verstoord en waar niet?• Welkegevolgenheeftheteventueelverstorenvandeonder­

grond voor de archeologie? • Watlevertdenieuwefunctieopaan‘maatschappelijken

cultureel rendement’?• Hoewordtaanhetmonument‘meerwaarde’gegeven?• Watveranderterindebelevingvanderuimtewanneereen

‘inbouwpakket’ wordt gerealiseerd en op welke plek is dit mogelijk?

• Hoewordennieuweonderdelenverankerdmetdekerk?Werk in uitvoering, januari 2013.

‘Waanders in de Broeren’

Page 70: Advies in beeld

69—

Andere onderwerpen waren: • dekleurstellingvanhetinterieur;• deverwarmingenventilatie;• degevolgenvaneennieuwefunctievoorhetmonumentale

orgel;• glas-in-loodramen,vervanging,voorzetbeglazingenventilatie;• deaanbouwtegendekerk,vormgevingenuitstraling,doorbra­

ken door middeleeuws metselwerk, stedenbouwkundige gevolgen;

• kwaliteitvandeontwerpen;• technischherstelvanhetcasco;• brandveiligheidenvluchtwegen;• subsidiemogelijkheden.

Veelvuldig overlegDe medewerkers van de RCE hebben veelvuldig contact gehad met de eigenaar, architecten, adviseurs, aannemer en de gemeente Zwolle. Tijdens de planontwikkeling adviseerde de Rijksdienst vooral de eigenaar en de architecten om binnen de mogelijkheden een optimale plankwaliteit te bereiken. Tijdens de vergunningpro­cedures richtte de dienst zich op de vergunningverlenende en handhavende gemeente. Bij de uitvoering verschoof de focus weer naar de werkzaamheden. Tijdens dit soort grote projecten blijkt keer op keer dat een zorgvuldige communicatie en overleg tussen alle betrokken partijen veel positieve gevolgen hebben. Daarbij is het belangrijk in een zo vroeg mogelijk stadium duidelijke standpunten in te nemen en adviezen te geven, want deze kunnen grote gevolgen hebben voor de planontwikkeling. In het kader van de Wabo heeft de Rijksdienst bij herbestemmin­gen en grote interventies een adviesplicht aan de gemeente. De dienst streeft ernaar zo vroeg mogelijk in het proces van voorover­leg bij het project betrokken te worden, samen met andere adviseurs. De Rijksdienst acht dit traject erg belangrijk in het kader

van kennisuitwisseling en kennisopbouw. De dienst krijgt zo actuele kennis van ingrijpende restauraties en interventies en de gevoerde discussies. Betrokken partijen kunnen specifieke en specialistische kennis over onderdelen van het plan uitwisselen, er kan zo nodig aanvullend onderzoek worden verricht en de Rijksdienst kan vroegtijdig en zorgvuldig adviseren over de waarde van het erfgoed en de nieuw te creëren waarden.

Duurzaam behoudDe gezamenlijke inzet heeft geleid tot een prachtig eindresultaat. De inzet, de visie en het doorzettingsvermogen van de opdracht­gever waren daarbij doorslaggevend. De motivatie van de opdrachtgever en de hoge kwaliteitseisen die hij stelt, zijn zonder twijfel bepalend voor het eindresultaat. Dat dit project voor de opdrachtgever bij tijd en wijle zwaar is, zowel in procedureel en organisatorisch als in emotioneel opzicht, mag duidelijk zijn.

De kerk verkeert weer in een goede technische staat. De aanbouw verandert het aanzicht van de kerk, maar de strak vormgegeven, passende en hoogwaardige inbouw voegt zich uitstekend bij de kerk qua volume, materialisatie, detaillering en kleurstelling. De aanbouw refereert aan de huisjes die daar ooit stonden. Het plein voor de kerk krijgt door de aanbouw en de nieuwe dynamiek in en om de kerk een nieuwe levendigheid. Door de intensieve voorbe­reidingsperiode is er een groot draagvlak binnen de Zwolse gemeenschap voor dit project. De kerk heeft weer een duurzame functie gekregen, is toegankelijk voor jong en oud en is weer een huis voor cultuur en voor het woord, nu in een andere betekenis dan toen de kerk nog een religieuze en daarna culturele functie had. De bijna serene stilte en de lichte kerkruimte zijn veranderd, maar de prachtige sfeer in de kerk is gebleven, de constanten zijn respect voor de schoonheid en de ouderdom van de Broerenkerk.

Broerenkerk, Zwolle

Succesfactoren bij grote projecten:• eenopdrachtgeverdiekwaliteiteist;• organisatievanvooroverlegdooropdrachtgeveren

gemeente;• zorgvuldigecommunicatiedoorentussenbetrokken

partijen zodat onduidelijkheden worden voorkomen of zo snel mogelijk weer de wereld uit zijn;

• vanafheteersteoverlegduidelijkheidoverrolverdeling,taken en verantwoordelijkheden.

Interieur van de Broerenkerk na restauratie, 1992‘Opnieuw een huis voor cultuur

en voor het woord’

Page 71: Advies in beeld
Page 72: Advies in beeld

71—

Stadsrijschool Kazernestraat, Den Haag

Hoevengeklepper in monument

Marion Koelstra

advies in beeld

Page 73: Advies in beeld

72—

Advies in beeld

De ’s­Gravenhaagsche Stadsrijschool laat zien hoe een historisch gebouw zijn oorspronkelijke functie kan behouden, zorgvuldig kan worden gerestaureerd en toch verrassend met zijn tijd mee kan gaan.

De ’s­Gravenhaagsche Stadsrijschool in het hart van Den Haag vierde in 2006 zijn 200­jarige bestaan. Daarmee is het de oudste burgermanege van Nederland. Wie de overkapte rijzaal liet bouwen is niet duidelijk, maar waarschijnlijk is dat Lodewijk Napoleon Bonaparte, die begin negentiende eeuw deze eerste niet­militaire rijschool in Nederland stichtte. In 1968 is de stadsrijschool als rijksmonument aangewezen. Het complex omvat de stallen, het voormalige oude koetshuis (nu voorhuis), het nieuwe koetshuis en de rijzaal met een bijzondere kapconstructie met gietijzeren Polonceau­spanten.Stadsherstel Den Haag werd in het jubileumjaar eigenaar van de rijschool. Het hele complex verkeerde in een zeer verwaarloosde staat, met door houtrot aangetaste kozijnen, slechte vloeren en lekkende daken. Daarom werd een grootschalige restauratie gestart en inmiddels is deze succesvol afgerond. De Rijksdienst

voor het Cultureel Erfgoed was intensief betrokken bij het vooroverleg met gemeente en eigenaar en bij de restauratie. Tijdens de werkzaamheden bleef de manege open, wat geen gemakkelijke opgave was.

Nog steeds scheefIn 1982 is een gedeelte van de manege gerestaureerd en terugge­bracht in de stijl van begin negentiende eeuw; de muurschilderin­gen in de rijzaal uit begin twintigste eeuw zijn toen ook gerestau­reerd. Bijzonder aan de recente restauratie is dat het authentieke, historische beeld behouden is gebleven. De kozijnen zijn her en der nog steeds scheef. De vloeren in de stallen zijn opnieuw bestraat, maar ogen nog steeds onregelmatig en de oude dakpannen zijn gesorteerd op kwaliteit en teruggelegd. Toch was het ook noodzakelijk om materialen te vervangen, zoals

‘Oudste burgermanege gaat met zijn tijd mee’

‘Goede samenwerking Stadsherstel,

gemeente en Rijksdienst’

De gietijzeren Polonceau-spanten in de rijzaal waren in 1884 zeer modern

Page 74: Advies in beeld

73—

Stadsrijschool Kazernestraat, Den Haag

het door lekkage aangetaste houten dakbeschot, en onderdelen te verduurzamen. Zo is de bitumen dakbedekking vervangen door een meer authentieke zinken dakbedekking. Ook zijn onderdelen vervangen om het historische beeld te herstellen. Zo verdween de moderne stalen roldeur in de stal en kwamen daar houten deuren met traditioneel beslag. De totale restauratie kostte meer dan een miljoen euro. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed droeg in 2008 352.193 euro subsidie bij, en daarna nog eens 25.000 euro voor een zesjarig instandhoudingsplan. Ook de gemeente Den Haag en Fonds 1818 sprongen financieel bij.

Telkens afwegenAan de hand van historisch onderzoek en in nauw overleg met de eigenaar, gemeente en Rijksdienst is steeds de afweging gemaakt wat te behouden of hoe te vernieuwen met het oog op het huidige gebruik. Daarom is op verzoek van de manege­eigenaar de traditionele indeling van één box per paard vervangen door één ruimte, om de paarden meer bewegingsvrijheid en onderling contact te geven. De telkens gemaakte afweging tussen behouden en aanpassen, maakte ook dat de stro­ en hooibalen niet meer op de hooizolder worden gehesen, maar in een hoek op de begane grond liggen. Het historische hooiluik is te klein voor de vergrote stro­ en hooibalen van tegenwoordig. Zo laat de ’s­Gravenhaagsche Stadsrijschool zien hoe een gebouw in oorspronkelijk gebruik kan blijven, zorgvuldig kan worden

gerestaureerd en toch verrassend met zijn tijd mee kan gaan.

Meer informatie* Koper­Mosterd, D. 2013. Steigeren tussen de Steigers. Tijdschrift van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 1: 10­11.* Auteur 1991. Het restaureren van gebouwen: algemene uit­gangspunten. Restauratievademecum 01 (1): 24­38. RDMZ, Zeist.

Page 75: Advies in beeld

74—

Advies in beeld

Page 76: Advies in beeld

75—

De Plompetoren, Schouwen­Duiveland

Integrale blik biedt uitkomst

Cees van Rooijen, Jon van Rooijen en Brigitte Giesen-Geurts

advies in beeld

Page 77: Advies in beeld

76—

Advies in beeld

Het plan om de middeleeuwse Plompetoren buitendijks te plaatsen, stuitte op technische veiligheidseisen en cultuurhisto­rische bezwaren. Nieuwe inzichten over het historische land­schap leidden uiteindelijk tot een prachtig nieuw ontwerp.

Het project ‘Bloedkoralen van de Oosterschelde’ werd door onder andere Rijkswaterstaat en de waterschappen opgezet om de noodzakelijke dijkverzwaringen een positieve en vernieuwende impuls te geven. Een van de ideeën was een inrichtingsplan rondom de Plompetoren. Dit is de middeleeuwse kerktoren van een verder verzwolgen dorp. Het bouwwerk staat in de voet van een waterkerende dijk langs de Oosterschelde op Schouwen­Duiveland. Het idee was de binnendijkse toren buitendijks te plaatsen om eraan te refereren dat het dorp ooit in zee verdween. De dijk zou daartoe deels verlegd moeten worden. Bij de nadere uitwerking bleek echter dat de monumentale toren letterlijk

opgetild moest worden om aan de technische veiligheidseisen van de dijk te voldoen.

BotsingDe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vond het optillen van de toren onwenselijk. De dienst vroeg het steunpunt Zeeland (SCEZ) een breed overleg te organiseren om de zaken met alle partijen op een rij te zetten en naar andere oplossingen te zoeken. De geopperde alternatieven, zoals de torenvoet deels in het grondlichaam begraven, bleken echter niet haalbaar. Daarmee leek het plan te stranden op een botsing tussen ontwerp, cultuurhistorische waarden en gebruik van de toren. In die patstelling dreigde een negatieve sfeer te ontstaan, maar de opdrachtgever, het architectenbureau en de cultuurpartijen besloten ieder met open vizier nog eens naar het project kijken, om dan weer bij elkaar te komen en een oplossing te zoeken.

De Plompetoren in 1918.

‘Integrale benadering leidde tot nieuw plan’

Page 78: Advies in beeld

77—

De Plompetoren, Schouwen­Duiveland

Integrale blikAanvankelijk had de Rijksdienst aan tafel had gezeten vanwege het gebouwde erfgoed, waarbij al snel ook de archeologie ter sprake was gekomen. Nu ze opnieuw naar het gebied en het plan keek, besloot ze dat met een integrale blik te doen. Zo kwam ook het cultuurlandschap goed in beeld. En dat droeg de kern van de oplossing aan.Uit de archieven bleek dat de voormalige kerktoren altijd in stand is gehouden en binnendijks heeft gestaan. Dit om de toren te beschermen, die nog een tweede leven als vuurtoren heeft gehad. Daarnaast vormt de kerktoren met de binnendijks gelegen ‘karrevelden’ onderdeel van een en hetzelfde verdron­ken landschap.

GedachtesprongRijkswaterstaat vond daarom dat de oorspronkelijke opdracht aangepast moest worden. Het architectenbureau werd gevraagd een nieuw plan te maken met de cultuurhistorische analyse als uitgangspunt. Dit resulteerde in een heel ander ontwerp gebaseerd op de gedachtesprong de toren niet buitendijks te plaatsen maar juist de binnendijkse ligging als vuurtoren te benadrukken. Hierdoor zouden de grote ingrepen zoals het omleggen van de dijk en het optillen van de toren ook niet meer noodzakelijk zijn. Het nieuwe plan werd door alle partijen in principe positief ontvangen, al moesten er nog enkele punten zoals de verkeersveiligheid opgelost worden. Een bijkomend voordeel van het tweede ontwerp was dat het veel goedkoper in de uitvoering zou zijn. Ondanks die meevaller lijkt het erop dat het nieuwe inrichtingsplan uiteindelijk toch niet uitgevoerd zal worden. Dat heeft echter grotendeels te maken met de economi­sche teruggang en niet met de inzet van alle betrokkenen.

Visualisatie van het definitieve plan vanaf het water. De dijk met daarbinnen de toren. Voor de dijk de trappen tot in het water, die voor de duiksport zullen worden benut.

Plantekening van het definitieve ontwerp. De toren staat in het dijktracé; de trappen liggen aan de buitenzijde.‘Patstelling voorkomen’

Page 79: Advies in beeld
Page 80: Advies in beeld

79—

Petruskerk Vught

Een dak voor nieuwe activiteiten

Arno Schut

advies in beeld

Page 81: Advies in beeld

80—

Advies in beeld

Eindelijk was er geld voor de hoognodige restauratie van de Petruskerk in Vught. Onder grote tijdsdruk hield de Rijksdienst vast aan hoge kwaliteitseisen en droeg bij aan een passende oplossing. De kerk verkeert nu in goede staat en is klaar voor nieuw gebruik.

De Petruskerk in Vught werd gebouwd tussen 1881 en 1884. Het is een kruiskoepelkerk in neo­romaanse stijl – een van de eerste die architect C. Weber ontwierp. Al tijdens de bouw ontstonden grote constructieproblemen met als dieptepunt het instorten van het noordwestelijk transeptdeel, waarbij zes doden en vier zwaarge­wonden vielen.De Petruskerk kampte met ernstige bouwkundige gebreken en vanaf 2005 werden er zelfs geen diensten meer gehouden vanwege het risico op vallend gesteente. In 2010 stelde het Rijk subsidie beschikbaar voor de hoognodige

restauratie. Ook de provincie Noord­Brabant en de gemeente Vught droegen substantieel bij. De restauratie kon echter pas starten als er een passende nieuwe bestemming voor de kerk gevonden was.Vanuit de Vughtse gemeenschap (Stichting Behoud Petruskerk) kwam het initiatief om een aantal lokale organisaties in de kerk te huisvesten. De Rijksdienst adviseerde positief over het plan, maar in tweede instantie trok de plaatselijke woningbouwvereniging zich terug uit het project. Het bisdom ’s Hertogenbosch sprak over sloop als er op korte termijn geen passende bestemming zou worden gevonden.Uiteindelijk besloten drie lokale ondernemers zich te verenigen in De Petrus bv en ontwikkelden een aangepast plan. De Rijkdienst adviseerde daar in het voortraject positief over. Hoewel het plan voor herbestemming nog niet officieel in procedure was, kon de restauratie starten.

2011 restauratie dak

‘Intensief overleg betaalde zich uit’

Page 82: Advies in beeld

81—

Petruskerk Vught

Paarse leienEen belangrijk onderdeel was het vervangen van de leien. De bestaande paarskleurige leien waren afkomstig uit de Fumay groeve en niet meer verkrijgbaar. Een deel was in het verleden al vervangen door paarse penrhyn leien. Het vergunde plan voorzag echter in vervanging door een grijze lei, die niet paste bij dit monument. De vergunning werd door procedurele fouten van rechtswege verleend waardoor de Rijkdienst niet kon adviseren in de vergunningsprocedure.Omdat gebruik van grijze lei de monumentale waarde van de kerk wezenlijk zou aantasten, was in de subsidiebeschikking als voorwaarde opgenomen dat de Rijksdienst en de eigenaar moesten overleggen over de toe te passen lei. De aannemer had in zijn begroting gerekend met een goedkoper type grijze lei, en voor de opdrachtgever was het financieel niet mogelijk of bespreekbaar om tegen een meerprijs penrhyn leien te gebruiken, zoals de Rijksdienst voorstond.

DoorbraakEr dreigde een patstelling. Het was belangrijk dat de restauratie zo snel mogelijk zou starten en dat het monument snel een passende nieuwe maatschappelijke bestemming zou krijgen, ook al omdat er in de komende jaren nog veel meer kerken leeg zouden komen te staan. Anderzijds was het gebruik van een passende (paarse) lei voor de Rijksdienst een belangrijk punt.De Rijksdienst nam daarop het initiatief om met opdrachtgever, gemeente, monumentencommissie en aannemer om de tafel te gaan zitten en alternatieven te bespreken. Uit het bouwhistorisch

onderzoek dat de Rijksdienst had laten uitvoeren, bleek dat in het ontwerp de vieringtoren deels bedekt was met grijze leien. Een deel van het leiwerk kon dus in een goedkopere soort worden uitgevoerd. In overleg met de aannemer, de opdrachtgever en de andere subsidieverstrekkers werd uiteindelijk besloten kritisch te kijken naar de kwaliteit van de bestaande leien en minder drastisch alle dakvlakken te vervangen, waardoor het alsnog financieel haalbaar werd om de door de Rijksdienst gewenste lei te gebruiken.

In volle glorieDe vasthoudendheid van de Rijksdienst heeft er uiteindelijk toe geleid dat de kerk nu in een goede staat verkeert en geschikt is voor een passende herbestemming. Door intensief overleg is een tekortkoming uit de vergunningprocedure op een goede manier afgehandeld. Het dak heeft zijn fraaie paarse gloed behouden en is niet een aaneenschakeling van bont gekleurde dakvlakken geworden. Vanaf de A2, rijdend in de richting Eindhoven, is de Petruskerk weer in volle glorie zichtbaar.De procedure voor herbestemming is in volle gang en de Rijksdienst is daarbij intensief betrokken. Vermoedelijk in het najaar van 2013 start de invulling van de Petruskerk met een bibliotheek, een historisch museum, daghoreca en commercieel verhuurbare ruimtes.

‘Profijt van bouwhistorisch onderzoek’

Page 83: Advies in beeld
Page 84: Advies in beeld

83—

Vroeg­middeleeuwse handelsnederzetting Leiderdorp

Blijvende sporen van oude bewoning in nieuwe wijk

Iepie Roorda

advies in beeld

Page 85: Advies in beeld

84—

Advies in beeld

Onder het plangebied Plantage bleek een rijk bodemarchief te liggen. Een deel blijft in de grond bewaard als archeologisch rijksmonument. De rest wordt met subsidie van het Rijk zorgvuldig afgegraven. De archeologie wordt meegenomen in de inrichting van de nieuwe woonwijk.

In 2002 heeft de gemeente Leiderdorp het Stedenbouwkundig Plan W4 vastgesteld als basis voor de inpassing van de rijksweg A4 en de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de aangrenzende gebieden binnen Leiderdorp. Het plan is een uitwerking van het W4­project dat een oplossing biedt voor de verkeersproblemen en stedenbouwkundige knelpunten die de A4 veroorzaakt. De snelweg geeft veel verkeershinder en vormt een barrière tussen woonwijken in Leiderdorp. De A4 wordt daarom verbreed en verdiept aangelegd. Dit verbetert de doorstroming van het verkeer, de ontwikkelmogelijkheden en de woon­ en leefkwaliteit van de aanliggende wijken. De meerkosten van deze ingrepen financiert de gemeente uit de ontwikkeling van bedrijven, kantoren en woonwijken in de omgeving van de snelweg. Plangebied Plantage ligt in de oksel van de A4 en de Oude Rijn, ten noorden van de Hoogmadese weg en ten oosten van de Acaciaweg. De gemeente wil dit plangebied, dat als tennispark en trapveld gebruikt wordt en circa 3,5 hectare groot is, benutten voor woningbouw. Het tennispark zou daarvoor verhuizen naar een locatie ten zuiden van de A4.

Archeologische vindplaatsDe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (destijds nog de ROB) is vanaf het begin van het W4­project betrokken bij de planontwik­keling. De dienst begeleidde het archeologisch vooronderzoek en

voerde overleg met de gemeente over de inrichting van het plangebied en het opgraven van delen van de vindplaats die door woningbouw bedreigd werden. In 2008 stelde de gemeente voor de locatie Plantage een steden­bouwkundig plan vast. Dit voorzag in de bouw van woningen aan weerszijden van een fossiele riviergeul die in de ondergrond van het plangebied ligt. Archeologisch onderzoek had namelijk uitgewezen dat in de bodem van het plangebied Plantage goed geconserveerde resten liggen van een nederzetting uit de vroege middeleeuwen. Aan weerszijden van een geul, waarschijnlijk een zijtak van de Oude Rijn, zijn bewoningssporen en houten construc­ties gevonden die afkomstig zijn van beschoeiingen. In de geulopvulling is bijzonder veel vondstmateriaal aangetroffen. De aard van de vondsten doet vermoeden dat de bewoners niet alleen landbouwers waren, maar ook handel dreven.Vanwege de hoge kosten van een opgraving vroeg de gemeente het rijk om een bijdrage. Eind 2008 kende de Rijksdienst de gemeente een subsidie ter grootte van 544.805 euro toe als tegemoetkoming in de opgravingskosten die op circa 1,5 miljoen euro begroot waren. Ondertussen had de archeologische vindplaats de belangstelling gewekt van het Amsterdam Archeologic Centre van de Universiteit van Amsterdam. Omdat de opgraving heel goed in het onder­zoeksprogramma van het Amsterdam Archeologic Centre paste, diende de universiteit een verzoek in om een preferente positie te verkrijgen voor het uitvoeren van de opgraving. De Rijksdienst heeft dit verzoek in 2009 ingewilligd.

Kink in de kabelIn de loop van 2008 werd echter duidelijk dat het tennispark niet verplaatst kon worden omdat de bodem van de beoogde nieuwe

‘Aanpassing plan spaart de vindplaats’

Plangebied Plantage met tennispark de Munnik en het trapveldje Samsonveld.

Plangebied Plantage met de geologie van de ondergrond, de vermoedelijke loop van de beschoeide restgeul (groen) en de waargenomen beschoeiingen. Bron: Programma van eisen, UVA AAC, Amsterdam, 2013

Page 86: Advies in beeld

85—

locatie ongeschikt bleek. Uiteindelijk besloot de gemeente het tennispark te behouden, waardoor het beschikbare oppervlak voor woningbouw in het plangebied bijna een derde kleiner werd. Naast de financiële tegenvaller leidde dit tot een aanzienlijke vertraging omdat het stedenbouwkundig ontwerp voor Plantage moest worden aangepast. De wijziging had ook consequenties voor de geplande opgraving, de preferente positie en de tege­moetkoming in de opgravingskosten.

Opgraving en woningbouwIn 2010 hebben de Rijksdienst en de gemeente afgesproken de delen van het plangebied die niet als bouwkavels worden uitgegeven zoals het tennispark en de openbare ruimte aan te wijzen als archeologisch rijksmonument. De bouwkavels in het plangebied zullen door de universiteit worden opgegraven. De gemeente kan de eerder toegekende subsidie tot maximaal 50% van de opgravingskosten behouden.Op 4 februari 2013 is het aangepaste stedenbouwkundige ontwerp voor de Plantage en het bestemmingsplan W4 vastgesteld door de gemeenteraad. Daarmee is het startsein gegeven voor de opgraving en de woningbouw. De opzet is een kwalitatief hoogwaardige buurt te realiseren met een groen karakter. De archeologie en geschiedenis van het gebied worden nadrukkelijk meegenomen bij de uitwerking van de plannen en de inrichting van de woonwijk.

Win-winsituatieHet overleg tussen gemeente en Rijksdienst heeft een win­winsi­tuatie opgeleverd: een deel van het unieke bodemarchief blijft

behouden en wordt rijksmonument. De gemeente is opgelucht dat de toegekende subsidie voor de opgraving van het rijk onder gunstige voorwaarden gehandhaafd blijft. Het tennispark wordt duurzaam en archeologievriendelijk, dat wil zeggen zonder nieuwe bodemverstoringen gerenoveerd. De funderingen van het gesloopte clubhuis worden voor nieuwbouw gebruikt. De tennisbanen en verlichting worden vernieuwd en boven de archeologische laag aangelegd. Voorjaar 2013 werd het nieuwe tennispark opgeleverd.De universiteit behoudt haar preferente positie. De opgraving is weliswaar in omvang kleiner geworden, maar de complexiteit van de werkzaamheden en het wetenschappelijk belang zijn niet gewijzigd. De universiteit verwacht dat alle onderzoeksvragen nog steeds beantwoord kunnen worden. Door de opgraving krijgen we bovendien een goed beeld van het bodemarchief. Dat maakt het beschermde deel van de locatie nog intrigerender.

Constructieve opstellingHet eindresultaat is te danken aan de constructieve opstelling van alle partijen, met oog voor elkaars belangen en gericht op het zoeken naar een pragmatische oplossing waarin alle betrokkenen zich kunnen vinden.

Meer informatie:• GemeenteLeiderdorp2002.W4 Plangebied Leiderdorp.

Stedenbouwkundig plan. • GemeenteLeiderdorp2012.Plantage Leiderdorp. Definitief

stedenbouwkundig ontwerp en beeldkwaliteit.

Vroeg­middeleeuwse handelsnederzetting Leiderdorp

‘Goed resultaat dankzij

constructieve opstelling’

Page 87: Advies in beeld
Page 88: Advies in beeld

87—

Markt 2 en 2a in Axel

Museale plek voor schilderschat in woonpand

Renate Pekaar

advies in beeld

Page 89: Advies in beeld

88—

Advies in beeld

Bij de presentatie van de eerste ideeën voor een streekmuseum in Axel kwamen foto’s van bijzondere muurschilderingen in een belendend woonhuis op tafel. Die ‘herontdekking’ leidde tot een intensief traject waarbij de Rijksdienst kon adviseren over de integratie en aanpassing van twee monumentale panden in de nieuwbouw van het museum en het behoud van de unieke muurdecoraties.

Er zijn van die projecten waar allerlei aspecten van erfgoedzorg samenkomen: herbestemming, aanvullende nieuwbouw, specialistische restauratiewerkzaamheden en bijzondere vondsten tijdens de planvorming en uitvoering. In Axel is er zo’n voorbeeld waarbij ook verschillende (vergunning)procedures tegelijk liepen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed kan in dergelijke gevallen niet alleen inhoudelijk, maar ook meer procesmatig adviseren.

Nieuwe functieHet voormalig winkelmagazijn Markt 2 stond er enkele jaren leeg en vervallen bij in het centrum van het Zeeuws­Vlaamse Axel, tot een nieuw functie zich aandiende. De gemeente Terneuzen wilde dit fraaie rijksmonument in art­nouveaustijl integreren in het bouwplan voor de nieuwe huisvesting van het Streekmuseum Land van Axel. Van het naastgelegen – niet als monument beschermde – woonhuis Markt 2a zou alleen de voorgevel in het plan worden opgenomen. Tijdens het ontwerpproces werden in dit pand echter zulke waardevolle interieurschilderingen ‘heront­dekt’ dat een planaanpassing en mogelijke aanwijzing tot

rijksmonument aan de orde kwamen. Dit maakte dat de oor­spronkelijke opgave – herbestemming van het rijksbeschermde winkelpand en inpassing ervan in de nieuwbouw – werd uitge­breid met eenzelfde opgave voor het woonhuis. Daarbij kwam ook nog de opgave om het onderzoek naar de cultuurhistorische waarde van de schilderingen en de aanwijzingsprocedure uit te voeren zonder het ontwerpproces te frustreren.

HerontdekkingBij het maandelijkse planoverleg bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland in december 2009 presenteerden de architecten de eerste ideeën voor het Streekmuseum aan de regioconsulenten van de Rijksdienst. Daarbij kwamen ook interieurfoto’s op tafel van schilderingen met levensgrote kinderen in een arcadisch land­schap. Wat vond de Rijksdienst hiervan? Deze vraag was het begin van een traject van intensieve samenwerking. De interieurspecia­list van de Rijksdienst bracht samen met twee ervaren restaurato­ren een bezoek ter plaatse. Daarna werden Nederlandse en Vlaamse collega’s geraadpleegd en volgde een presentatie tijdens het bouw­ en kleurhistorisch platform bij de Rijksdienst. Iedereen was het erover eens: het ging om iets bijzonders. Dit leidde tot het besluit Markt 2a aan te wijzen als rijksmonument. Over de (praktische, juridische, financiële) consequenties daarvan werd diverse malen overleg gevoerd met de gemeente als eigenaar en bevoegd gezag.

Integraal planOndertussen ging de planvorming ‘gewoon’ door. Niet alleen de

‘Niet alleen inhoudelijk, maar ook meer procesmatig adviseren’

‘zonder inzet en enthousiasme

van de Rijksdienst waren we

niet zo ver gekomen.’

Wethouder Bos

Impressie van het nieuwe streekmuseum waarin de monumentale panden Markt 2 en 2a zijn opgenomen. Bron: Fierloos Architecten

Een greep uit de schat aan decoraties. Bron: RCE

Page 90: Advies in beeld

89—

Markt 2 en 2a in Axel

voorgevel, maar het hele pandje Markt 2a werd in het nieuwe ontwerp ingepast en er werd een restauratieplan opgesteld. Er waren namelijk nog wat lastige problemen op te lossen, juist ook vanwege de bijzondere interieurwaarden. Want wat doe je als blijkt dat de constructie en waardevolle afwerkingen behoorlijk zijn aangetast door vocht en schimmel? En hoe ga je om met de brandveiligheidseisen die de nieuwe functie met zich meebrengt? Ook op dit vlak kon de Rijksdienst specialistische kennis inbren­gen. Zo ontstond in de loop van 2011 een integraal plan dat het resultaat is van de gezamenlijke inzet van gemeente, gebruiker (museum), ontwerpers, restauratoren en Rijksdienst.

Oplevering Op 4 juli 2012 overhandigde de Rijksdienst het aanwijzingsbesluit tot bescherming van Markt 2a aan de gemeente. De panden Markt 2 en 2a worden op passende wijze in het nieuwbouwplan voor het

museum geïntegreerd en aangepast aan de nieuwe functie. De schilderingen en andere bijzondere interieurafwerkingen worden geconsolideerd en afhankelijk van de financiële mogelijkheden gerestaureerd. De restauratie en verbouwing zijn in uitvoering en ook daarbij is de Rijksdienst op verzoek van de gemeente betrokken. De oplevering van het nieuwe museum is eind 2013 gepland.

Meer informatie• www.landvanaxel.eu/museum• www.cultureelerfgoed.nl/actueel/persberichten/

voormalig­winkel­woonhuis­in­axel­wordt­beschermd­rijks­monument

• Giesen-Geurts,B.2011.DeEngelenvanAxel.NVMz-nieuws2+3.• Alphen,A.van&W.Stofferis2013.Decoratieschilderingenvan

top tot teen. Herenhuis januari/februari.

De volledig gedecoreerde overloop in Markt 2a. (foto RCE)

Page 91: Advies in beeld

Hoe kom je samen tot duurzame en verantwoorde oplossingen voor gebouwd en archeologisch erfgoed? In deze brochure worden ruim 20 succesvolle cases beschreven.

De Rijksdienst, onderdeel van het ministerie van OCW, adviseert andere overheden, marktpartijen en eigenaren over het behoud en de ontwikkeling van Nederlandse monumenten.

Met kennis en advies geeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de toekomst een verleden.

Advies in beeld Waar de praktijk om vraagt