Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op...

24
Passiefhuis-Symposium 2005 Abstracts, presentaties en papers van het Passiefhuis-Symposium 2005 21 oktober 2005 KaHo Sint-Lieven campus Dirk Martens Kwalestraat 92-94, 9320 Aalst Alle papers en nog veel meer, zijn gebundeld in het boek ‘Proceedings PHH2005’ . pagina 1/24

Transcript of Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op...

Page 1: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Abstracts, presentaties en papers

van het

Passiefhuis-Symposium 2005

21 oktober 2005

KaHo Sint-Lieven campus Dirk Martens

Kwalestraat 92-94, 9320 Aalst

Alle papers en nog veel meer, zijn gebundeld in het boek ‘Proceedings PHH2005’.

pagina 1/24

Page 2: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Programma Passiefhuis-Happening 2005 Vrijdag 21 oktober 2005, KaHo Sint-Lieven campus Dirk Martens, Kwalestraat 92-94, 9320 Aalst

08u00 Registratie, ontvangst en koffie

09u00 Welkom

09u30 Sessie A-B-C - Blok A Utilitaire gebouwen (NL) - Blok B Kwantificering (NL) - Blok C Résidentiel (FR)

11u00 Pauze

11u30 Sessie D-E-F - Blok D Comfort (NL) - Blok E Projectmanagement (NL) - Blok F Non-résidentiel (FR)

13u00 Lunch met toegang tot de beurs

14u30 Sessie G-H-I - Blok G Buitenschil (NL) - Blok H Ventilatie (NL) - Blok I Europe - cases (EN)

16u00 Pauze

16u30 Sessie J-K-L - Blok J Renovatie (NL) - Blok K Beter licht (NL) - Blok L Europe - promotion (EN)

18u00 Toespraken, uitreiking awards door Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie Els Van Weert, persmoment, receptie (tot 21u00)

pagina 2/24

Page 3: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Sprekers Passiefhuis-Symposium 21 oktober 2005 Speakers Passive House Symposium October 21, 2005 A. UTILITAIRE GEBOUWEN (NL) – 9u30

A1 Havenbedrijf en Bezoekerscentrum Bourgoyen in Gent - Luc Reuse - evr-architecten A2 School in Nijvel volgens de passiefhuisnorm - Geert De bruyn - Cenergie cvba

B. KWANTIFICERING (NL) – 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen - Bart Cobbaert - PHP vzw B2 Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau - Karen Allacker - ASRO KULeuven

C. RESIDENTIEL (FR) – 9u30 C1 Maisons passives: principes et exemples - Adeline Guerriat - auteur ‘La maison passive’ C2 Méthode graphique d’optimisation des consommations d’énergie - Jean-Marie Hauglustaine - Ulg C3 Transformation d’une maison mitoyenne en maison passive - Olivier Henz - FHW architectes spcrl

D. COMFORT (NL) – 11u30 D1 Gezond wonen, tien jaar minder ziek - Frédéric De Clippele - bioename D2 Kosten en prestaties van een passiefhuis - Geert De bruyn - Cenergie cvba

E. PROJECTMANAGEMENT (NL) – 11u30 E1 Energiebesparingspotentieel en klimaatkans voor de bouwsector- Erwin Mlecnik - PHP vzw E2 Commissioning van energiezuinige gebouwen - Ann Vanherreweghe - Project Management Belgium vzw

F. NON-RESIDENTIEL (FR) – 11u30 F1 Premier bâtiment passif en Aquitaine - Philippe Fessard - Océan F2 Construction d’un bâtiment de bureau au centre ville de Verviers - Olivier Henz - FHW architectes spcrl

G. BUITENSCHIL (NL) – 14u30 G1 Luchtdichtheid van gebouwen in Vlaanderen - Nathan Van Den Bossche - UGent G2 Vochtgedrag van koude platte daken met vochtgestuurde dampremmen - Paul Eykens - isoproC G3 Vochtbeheersing in daken van passiefwoningen - Arnold Janssens - UGent

H. VENTILATIE (NL) – 14u30 H1 Bodem-lucht warmtewisselaars - Arnold Janssens - UGent H2 Keuze van de ventilator en de warmteterugwinning - Dany Verhertbrugge - KaHo Sint-Lieven

I. EUROPE CASES (EN) – 14u30 I1 First passive office building - Klaus Schweitzer - Wagner & Co I2 Energon: 6000 m² passive office building - Barbara Faigle - oehler faigle archkom I3 Renovating a 100-year-old barn with passive house technology - Stefan Oehler - oehler faigle archkom

J. RENOVATIE (NL) – 16u30 J1 Energie-audits in 250 bestaande woningen - Wim De Groote - e-ster bvba J2 Toepasbaarheid van vacuümbeglazing in renovaties - Henk Kaan - ECN J3 Integratie van duurzame energietechnieken in een verbouwing - Luk Vandaele - WTCB

K. BETER LICHT (NL) – 16u30 K1 Optimalisatie van daglichttoetreding - Koen Govers - Cenergie cvba K2 Industriële verlichting: energetische, ergonomische en economische aspecten - Jan Van Riel - Trilux K3 Bespaar geld met relighting - Koen Goos - Etap Verlichting

L. EUROPE PROMOTION OF PASSIVE HOUSES (EN) – 16u30 L1 Certification of passive houses: a European overview - Gavin Hodgson - BRE L2 Passive housing development in Ireland - Xavier Dubuisson L3 Results Rockwool Passive House Conference - Chiel Boonstra - DHV

pagina 3/24

Page 4: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

BLOK A Utilitaire gebouwen

9u30

Luc Reuse, evr-architecten Twee passieve publieke gebouwenin Gent: Havenbedrijf GAB en Na-tuur- en Milieu-educatief Bezoe-kerscentrum Stedelijk Natuur-reservaat Bourgoyen-Ossemeersen

Geert De bruyn, Cenergie cvba School in Nijvel volgens de passiefhuisnorm

A1 Twee passieve publieke gebouwen in Gent: Havenbedrijf GAB en Natuur- en Milieu-educatief Bezoekerscentrum Stedelijk Natuurreservaat Bourgoyen-Ossemeersen Luc Reuse, evr-architecten

Op de milieu-conferenties van Rio en Kyoto is duurzaamheid (sustainability) als volgt omschreven: “Onder duurzame ontwikkeling wordt een ontwikkeling verstaan die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.”

Eenvoudig gesteld komt het hier op neer: wij hebben de aarde te leen van onze kinderen. Laat ons er dan ook voor zorgen dat er nog wat overblijft voor hen en de volgende generaties. De concrete invulling van dit begrip heeft niet alleen puur ecologische, maar ook sociale en economische implicaties - lokaal en mondiaal. Al deze aspecten moeten met elkaar in evenwicht zijn.

Het doel van duurzaam bouwen is een woon-, werk- en ontspanningsomgeving te realiseren met een zo beperkt mogelijke impact op het milieu en de omgeving, waar het comfort voor de gebruikers en bezoekers uitstekend is en blijft. Het gaat daarbij om een integrale aanpak, waarbij de juiste maatregelen in de juiste volgorde worden genomen. Dit wordt vertaald in een 3-tal ontwerpcriteria waaronder een 12-tal maatregelen staan gerangschikt:

Ruimtelijke ontwerpcriteria 1. toegankelijk, communicatief en contextueel 2. maximaal functioneel - logisch plan 3. compact 4. een minimale voetafdruk

Bouwtechnische “logische“ maatregelen 5. doorgedreven thermische isolatie en luchtdichtheid 6. aanwenden van passieve zonne-energie 7. perfect binnenklimaat in winter en zomer

Installatietechnische maatregelen 8. de meest efficiënte verwarming, warmwaterproductie en ventilatie 9. rationeel omgaan met elektriciteit 10. eigen energie- opwekking 11. gebruik van duurzame materialen 12. rationeel omgaan met water

De verantwoordelijkheid die architectuur en stedenbouw op zich kunnen nemen in het vraagstuk rond duurzame ontwikkeling wordt meestal onderschat.

pagina 4/24

Page 5: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

De inrichting van onze woon-, werk- en ontspanningsomgeving weerspiegelt in het beste geval het besef dat we de schaarse en eindige beschikbare ruimte, grondstoffen en energie beter en eerlijker moeten verdelen, willen we een zinvolle bijdrage leveren aan een leefbare toekomst.

“The construction of any new building affects our environment for decades to come. Any significant building should therefore be a smart building: treating the environment with care, creating living or working conditions that are ideal for the users but also for the planet itself. For us Westerners, that means: restricting our destructive need to consume and pollute, making economical use of natural resources, reducing the area of our "ecological footprint". We aim to design buildings that are more respectful and less pretentious.”

evr-Architecten

A2 School in Nijvel volgens de passiefhuisnorm Geert De bruyn, Cenergie cvba

o Presentaties en papers van Cenergie zijn via mail naar [email protected], met vermelding van het onderwerp, eenvoudig te verkrijgen.

pagina 5/24

Page 6: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Bart Cobbaert, PHP vzw Certificatiesysteem voor passiefhuizen

Karen Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau

BLOK B Kwantificering

9u30

B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart Cobbaert, PHP vzw

o Download presentatie

o Download paper

B2 Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau Karen Allacker, ASRO KULeuven

De duurzaamheid van een gebouw, ook van een passiefhuis, kan enkel geëvalueerd worden door te kijken naar het gebouw als geheel. Hiervoor moet de milieubelasting gedurende de volledige levensduur van het gebouw afgewogen worden tegen de prestaties. Een gebouw dat weinig milieubelasting genereert, maar dat niet gebruikt wordt omdat niemand het wenst, is uiteraard niet duurzaam. Een laatste eis is dat de woning betaalbaar moet zijn. Een methodologie werd opgesteld om deze aspecten te analyseren en tegen elkaar af te wegen: de milieubelasting en financiële kost gedurende heel de levensduur en gewogen prestaties. Verschillende bestaande methodes werden hierbij gecombineerd: levenscyclusanalyse, multi-criteria analyse en de elementen methode voor kostenbeheersing. Deze laatste laat toe rekening te houden met de lay-out van het gebouw. Een software tool wordt ontwikkeld waarbij de methodologie wordt geïmplementeerd voor een selectie van gebouwelementen. Deze tool wordt geïllustreerd aan de hand van een aantal gevallenstudies.

o Download presentatie

o Download paper

pagina 6/24

Page 7: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Adeline Guerriat, auteur ‘La maison passive’ Maisons passives: principes et exemples

Jean-Marie Hauglustaine, Ulg Méthode graphique d'optimisa-tion des consommations d'éner-gie de chauffage, et application à une maison presque passive

Olivier Henz, FHW architectes spcrl Transformation d'une maison mitoyenne en maison passive à Eupen

BLOK C Résidentiel (FR)

9u30

C1 Maisons passives: principes et exemples Adeline Guerriat, auteur ‘La maison passive’

Le secteur du logement porte une part non négligeable des responsabilités dans la consommation d’énergie et dans la pollution que cela engendre. Il y a donc lieu d’élaborer des stratégies qui ont recours à la sobriété, l’efficacité et la renouvelabilité énergétique. Il apparaît clairement que la construction de maisons passives rencontre ces objectifs et en présente une synthèse particulièrement aboutie.

Sur le plan technique, le principe de base du standard "maison passive" est de limiter les pertes énergétiques avant toute chose. Les facteurs clés sont donc l’isolation thermique, l’étanchéité à l’air et la ventilation. Les apports passifs sont également les bienvenus. Il n’est donc pas question de technologie sophistiquée mais juste d’une optimisation de principes déjà existant. La bonne gestion de ces facteurs permet de pouvoir se passer de système de chauffage traditionnel, la norme imposant un maximum de 15kWh/m².an.

D’un point de vue architectural, le standard "maison passive" présente une obligation de résultats et non une obligation de moyens: en principe, toute architecture peut donc être passive.

La maison passive n’est donc pas une utopie!

o Download presentatie

o Download paper

C2 Méthode graphique d'optimisation des consommations d'énergie de chauffage, et application à une maison presque passive Jean-Marie Hauglustaine, ULg

Les besoins d'un bâtiment en énergie de chauffage dépendent du degré d'isolation thermique de son enveloppe, de son étanchéité à l'air, des besoins de ventilation et de son ouverture aux apports solaires, tous paramètres sur lesquels l'architecte peut intervenir pour optimiser son projet.

Ce bilan, ainsi que le risque de surchauffe en été, peut se visualiser graphiquement et simultanément sur une abaque. Le papier situe ainsi les enjeux poursuivis par la démarche de la maison passive, en général: minimiser les déperditions par l'enveloppe, gérer les besoins de ventilation et maximiser les apports solaires tout en évitant la surchauffe d'été.

La maison passive JOHANNS construite à Kettenis (Eupen) par l'architecte Leo MICHAELIS est ensuite présentée: projet, chantier, bilan thermique prévisible et premiers résultats de la campagne de mesures menée, pour la Région wallonne, par le Laboratoire de thermodynamique appliquée de l'ULg.

o Download presentatie

o Download paper

pagina 7/24

Page 8: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Frédéric De Clippele, bioename Passiefhuizen: Gezond wonen, 10 jaar minder ziek

Geert De bruyn, Cenergie cvba Kosten en prestaties van een passiefhuis

BLOK D Comfort

11u30

D1 Passiefhuizen: Gezond wonen, 10 jaar minder ziek Frédéric De Clippele, bioename

Een passiefhuis wordt gekenmerkt door een hogere kostprijs/m2 en dikkere muren. Hierdoor heeft men minder binnenruimte voor dezelfde prijs. Het druist deels in tegen de stelling van de 1ste vlaamse bouwmeester bOb Van Reeth ' liever een grote stal dan een klein juweeltje' . De toename van de grondprijs zal er zeker niet toe bijdragen dat mensen middelen over hebben om te investeren in duurzame woningbouw. 'een klein gedeelte kijkt naar het milieu, het overgrote deel naar de portemonnee' is het feit waarmee men blijft. Slechts 1 op 10 is bereid om een meerkost te betalen. Milieubewustzijn is vaak een NIMBY (Not In My Back Yard) filosofie. Eens men de kostprijs weet van de Best Beschikbare Technologie (BBT) kiest men vaak voor een andere BBT, nl Best Betaalbare Technologie.

Anderzijds kan het scheppen van een gezonde binnenomgeving een toegevoegde waarde zijn van ecologisch & passief bouwen. Gemiddeld moet een oudere mens afrekenen met 7 tot 10 jaar van uiteenlopende kwalen die de kwaliteit van het leven in belangrijke mate doen afnemen. Daarnaast zijn gezonde mensen immers bereid (veel) geld aan gezondheids gerelateerde producten te spenderen de laatste decennia. Disability Adjusted Life Year (DALY) is een term van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om alle periodes van ziekte en invaliditeit weer te geven in een mensenleven uitgedrukt in aantal verloren gezonde levensjaren. De luchtkwaliteit heeft een belangrijke impact op onze gezondheid. De huisvesting is verantwoordelijk voor ongeveer 6 maand korter leven (DALY). Dit ten gevolge van zwevende stof, koolstofdioxide ,ozon, luchtvochtigheid,.... Water en Energie zijn verantwoordelijk voor 1 en 4 maand DALY.

Een verlies aan ruimte... maar een toename aan gezondheid (comfort)

o Download presentatie

o Download paper

D2 Kosten en prestaties van een passiefhuis Geert De bruyn, Cenergie cvba

integraal concept energiegebruik en comfort investeringskost en gebruikskost

o Presentaties en papers van Cenergie zijn via mail naar [email protected], met vermelding van het onderwerp, eenvoudig te verkrijgen.

pagina 8/24

Page 9: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Erwin Mlecnik, PHP vzw Passiefhuizen, energiebesparings-potentieel en klimaatkans voor de bouwsector

Ann Vanherreweghe, Project Management Belgium vzw Commissioning van energiezuinige gebouwen

BLOK E Project-management

11u30

E1 Passiefhuizen, energiebesparingspotentieel en klimaatkans voor de bouwsector Erwin Mlecnik, PHP vzw

In het kader van het Europees project Promotion of European Pasive Houses werd het energiebesparingspotentieel van passiefhuizen op Belgisch niveau onderzocht. Ondanks de invoering van de energieprestatieregelgeving wordt ingeschat dat de Belgische isolatiekwaliteit van gebouwen ondermaats blijft in vergelijking met andere Europese landen.

Klimaatcatastrofes en rampen vertonen een steeds grotere frequentie. Deze worden gelinkt met de globale temperatuurstijging ten gevolge van de grotere hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer. Welke klimaatkansen erkent de Vlaamse overheid? Kan het passiefhuisconcept soelaas bieden?

o Download presentatie

o Download paper

E2 Commissioning van energiezuinige gebouwen Ann Vanherreweghe, Project Management Belgium vzw

Energiezuinig bouwen stopt niet bij de ontwikkeling van geavanceerde componenten en systemen. Om ervoor te zorgen dat deze systemen hun technisch potentieel te bereiken, en met een minimale energie-toevoer een voorgeschreven comfortniveau bereiken, moet ook het klassieke project management in de bouwsector een belangrijke upgrade ondergaan. Deze upgrade bestaat uit de integratie van twee nieuwe principes binnen project management. Het eerste principe is commissioning: een commissioning agent stelt samen met de bouwheer een ‘programma van eisen’ op, die in duidelijke en meetbare termen vastlegt wat de bouwheer van het gebouw verwacht op het vlak van energieprestaties. De commissioning agent zal de realisatie van dit programma vervolgens bewaken doorheen het hele bouwproces, enerzijds door communi-catie met het bouwteam, anderzijds door het uitvoeren van een aantal tests. Het tweede principe is het werken in bouwteams: de verschillende partijen (architect, studiebureau, aannemer, …) betrokken in het bouwproces werken klassiek serieel, zonder veel contact met elkaar. Bij het werken in bouwteam worden alle partijen veel vroeger betrokken bij het bouwproces, wat leidt tot een kwaliteitsverbetering van het uiteindelijke gebouw. Op het eerste zicht is te verwachten dat dit leidt tot extra kosten, maar dit hoeft niet noodzakelijk zo te zijn. Ervaringen uit het buitenland (Canada, Nederland, …) leren dat de kost van het gebouw over de hele levenscyclus niet noodzakelijk hoger hoeft te liggen. Omdat deze manier van werken in België nog relatief onbekend is, wil PMB in samenwerking met PHP, KaHo Sint-Lieven Gent, en Ugent, onderzoeken hoe een en ander in de praktijk kan omgezet worden. Dit omvat zowel onderzoek naar het definiëren van nieuwe rollen en verantwoordelijkheden en de bijhorende contracten en communicatie-kanalen, als naar het optimaliseren van een aantal (technische) tests, als een economische studie van kosten-baten verbonden met de nieuwe werkwijzes. Deze presentatie licht het onderzoek verder toe.

pagina 9/24

Page 11: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Philippe Fessard, Océan Premier bâtiment passif en Aquitaine

Olivier Henz, FHW architectes spcrl Construction d'un bâtiment de bureau au centre ville de Verviers

BLOK F Non-résidentiel (FR)

11u30

F1 Premier bâtiment passif en Aquitaine Philippe Fessard, Océan

Contexte régional

La promotion du "standard européen maison passive" a commencé en Aquitaine pendant l'automne 2004. Elle résulte d'une démarche engagée par :

Philippe Fessard (PF), Membre de l'association OCEAN, Consultant en management environnemental dans la construction, lequel contribue activement à la dissémination des résultats des programmes de RDT1 européens. En autres, PF a participé à la propagation du "standard européen maison passive" dans l'espace transfrontalier SARLORLUX2. Eric Veyssy, Docteur en biogéochimie de l'environnement, Directeur de l'association OCEAN, laquelle

dissémine des connaissances concernant les sciences et l'histoire des environnements avec un intérêt particulier pour les changements climatiques. OCEAN est la cellule de transfert culturel et pédagogique de l’Unité Mixte de Recherche (UNIVERSITE BORDEAUX 1 - CNRS) « Environnements et Paléoenvironnements Océaniques » et entretient au travers de ses diverses activités des liens réguliers et fructueux avec les organismes de recherche en environnements: IFREMER, INRA, MUSEUM D’HISTOIRE NATURELLE, IPEV, CIRAD, IRD, nombreux laboratoires universitaires (LPTC, IPGQ, CDGA…), etc.

Cette démarche avait pour objectif de mobiliser des partenaires pour construire un nouveau bâtiment permettant à l'association Océan d'optimiser ses activités culturelles et pédagogiques :

- Les partenaires scientifiques de l'association Océan: Université de Bordeaux 1 Centre National de la Recherche Scientifique

- Les Institutions Régionales: Conseil Régional d'Aquitaine Conseil Général de la Gironde Communauté Urbaine de Bordeaux Mairie de Bègles Chambre de Commerce et d'Industrie de Bordeaux

- Le co-fondateur de l'Aquaforum : Association des commerçants des Rives d'Arcins : en avril 2001, celle-ci et l'association Océan ont créé

en partenariat l'AQUAFORUM qui accueille 6 000 personnes par an. L'Aquaforum était initialement un bâtiment modulaire qui doit être remplacé maintenant par un bâtiment qui ait une capacité d'accueil plus grande et qui soit plus esthétique, plus fonctionnel, plus économique et écologique.

Ces organisations ont manifesté un très vif intérêt pour le "standard européen maison passive" et pris des engagements pour le promouvoir efficacement en Aquitaine qui est l'une des plus vastes Régions administratives de France (41308 km²) comprenant cinq départements : Dordogne, Gironde, Landes, Lot-et-Garonne et Pyrénées-Atlantiques. Dans cette région, la consommation d'énergie par les équipements de chauffage n'est pas la seule raison de s'inquiéter. La communauté scientifique européenne affirme

pagina 11/24

Page 12: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

unanimement en 2005 que dans les prochaines décennies, l'accroissement de l'effet de serre planétaire conduira certaines régions habituellement tempérées telles que l'Aquitaine à devenir aussi caniculaires que l'Andalousie (Espagne). Dans ces conditions, le problème n'est plus non seulement de chauffer des bâtiments mais surtout de les rafraîchir durant des périodes de chaleur de plus en plus sévère et récurrente.

Construction du premier bâtiment passif en Aquitaine

Suite aux recommandations de Philippe Fessard, l'association Océan a décidé de construire un bâtiment qui soit conforme :

aux principes de la "Construction durable", à la "Démarche HQE" (Haute Qualité Environnementale des bâtiments), au "Standard européen maison passive".

Pour cela, l'association Océan a dû constituer un fonds de ressources documentaires et solliciter des compétences exogènes (Architecte allemand, enseignant à l'Ecole d'Architecture de Strasbourg) afin de définir avec précision les caractéristiques du nouvel Aquaforum et décrire ses exigences environnementales dont certaines sont inhabituelles pour les professionnels aquitains de la construction. Un projet de transfert de technologie a été mis en œuvre afin de pouvoir exploiter les règles techniques du projet CEPHEUS en adéquation avec la réglementation française concernant la conception et la construction de bâtiments (NF. DTU. AT. etc.). Les conditions de ce transfert de technologie sont étudiées par le laboratoire TREFLE de l'Université de Bordeaux1 et l'Ecole d'architecture de Bordeaux. La construction du nouvel Aquaforum est un projet pilote qui permettra d'accroître la construction de nouveaux bâtiments extrêmement économes en énergie, d'abord à Bordeaux puis dans toute l'Aquitaine. Bordeaux pourrait alors s'afficher comme une ville exemplaire à l'instar des villes membres de l'association ENERGIE CITES.

Création d'un Centre de ressources

Le "standard européen maison passive" résulte du projet de démonstration européen CEPHEUS qui n'a pas encore été diffusé en Aquitaine, ce qui implique des carences cognitives et matérielles pour construire des bâtiments passifs. Pour remédier à cette situation, un CENTRE DE RESSOURCES sera créé à l'instar de :

l' IG Passivhaus en Allemagne, l' IG Passivhaus en Autriche, le Centre Minergie en Suisse, la Passiefhuis-Platform en Belgique, l'association PAEA en Italie etc.

La Chambre de Commerce et d'Industrie de Bordeaux a exprimé sa volonté de contribuer activement à la création de ce centre de ressources afin de favoriser la construction de bâtiments passifs dans les secteurs tertiaires et industriels mais aussi dans les secteurs du logement social et du logement individuel. Un "groupe – projet" a été constitué avec les acteurs clés de la construction régionale tels que : ADEME : Agence de l'environnement et de la maîtrise de l'énergie. ARIA : Association régionale des ingénieristes d'Aquitaine. Caisse des Dépôts. CAUE d'Aquitaine : Conseils d'architecture, d'urbanisme et de l'environnement. Chambre des métiers et de l'artisanat de la Gironde. COBATY Aquitaine. CREAQ : Centre régional d'éco-énergétique d'Aquitaine. Direction Régionale de l'Equipement. FFB Aquitaine. Ordre des architectes. SMEGREF : Syndicat d'études pour la gestion de la ressource en eau de la Gironde (créateur du site : www.jeconomiseleau.org ). UNTEC : Union nationale des Economistes de la Construction.

Cette énumération n'est pas exhaustive, le centre de ressources ayant pour vocation de soutenir toutes les initiatives favorisant la construction durable et coordonner ces actions avec certains projets nationaux ou internationaux tels que le GREEN BUILDING CHALLENGE.

pagina 12/24

Page 13: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Nathan Van Den Bossche, UGent Luchtdichtheid van gebouwen in Vlaanderen

Paul Eykens, isoproC Vochtgedrag van koude platte daken met vochtgestuurde dampremmen in passiefhuis- en laag-energie gebouwen

Arnold Janssens, UGent Vochtbeheersing in daken van passiefwoningen

BLOK G Buitenschil

14u30

G1 Luchtdichtheid van gebouwen in Vlaanderen Nathan Van Den Bossche, UGent

Naarmate woningen beter geïsoleerd worden neemt het belang van ventilatie toe in de energieverliezen. Een deel van die verliezen is afkomstig van infiltratie en exfiltratie van lucht door materialen en openingen in de gebouwhuid. Om die verliezen te beperken streeft men een goede ‘luchtdichtheid’ na van de gebouwschil. Daarom gelden er in veel landen bepaalde normen met betrekking tot luchtdichtheid, waarvan het meest vergaande voorbeeld de passiefhuisstandaard is.

De luchtdichtheid van woningen wordt gemeten met een blower-door: men realiseert een drukverschil van 50 Pa tussen binnen- en buitenomgeving, en meet de grootte van de luchtstroom die nodig is om dit drukverschil constant te houden. Deze test wordt zowel bij onder- als overdruk uitgevoerd omdat het gemiddelde dan het best te vergelijken is met de luchtstromingen bij een normale in- en exfiltratie. Deze luchtvolumestroom moet men corrigeren naar temperatuur om tot een representatief resultaat te komen.

De wetgever heeft de maatschappelijke plicht energiezuinig bouwen te stimuleren aan de hand van normen en wetten. 1 januari 2006 treedt de energieprestatieregelgeving in voege die de bouwwereld zal verplichten meer aandacht te besteden aan luchtdichtheid. De normering gaat echter uit van een verkeerde grootheid, waardoor men stimuleert om niet compact te bouwen.

Internationaal is reeds heel wat onderzoek gedaan naar de luchtdichtheid van afzonderlijke bouwcomponenten. Met die informatie is het mogelijk de luchtdichtheid van woningen te schatten op basis van geometrie en uitvoeringsmodaliteiten. De opgestelde schattingsmethode is dan te controleren aan de hand van testen met een blower-door. Verschillende organisaties zoals het AIVC, ASHRAE, SBR, IWU hebben methodes opgesteld om de luchtdichtheid te schatten. Na controle blijkt dat slechts enkele methodes bruikbaar zijn voor de Belgische bouwpraktijk. Ook de SENVIVV-studie heeft een methode opgesteld om de luchtdichtheid te schatten, maar uit onze metingen blijkt dat deze niet correcter is dan andere bestaande methodes, bovendien is er een gebrek aan flexibiliteit in de methode: de uitvoeringskwaliteit kan te weinig in rekening gebracht worden.

De UGENT schattingsmethode is correcter en gebruiksvriendelijker dan de bestaande methodes, en is specifieker toegespitst op de Vlaamse bouwpraktijk. Ook meer energiezuinige woningen kunnen nu correcter geschat worden: de methode is toepasbaar op zowel massiefbouw als houtskeletbouw.

Op basis van de lekkageverdeling in houtskeletbouw en de frequentietabel van voorkomende lekken kunnen we een methode opstellen om tot een bepaalde luchtdichtheid te komen in woningen. Eerst zijn er een aantal basisregels die men moet respecteren in ontwerpfase. Dan kan men aan de hand van een schattingsmethode kijken wat de invloed van de geometrie is, en welke maatregelen nodig zijn om tot een vooropgestelde n50-waarde te komen: welke materialen mogen gebruikt worden, hoe moeten verschillende aansluitingen verzorgd worden, welk type schrijnwerk komt in aanmerking? Samen met een aantal basisregels met betrekking tot planning, coördinatie en controle komen we dan tot een totaalconcept dat voor elk gebouw inzetbaar is.

o Download presentatie

pagina 13/24

Page 14: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

o Download paper

G2 Vochtgedrag van koude platte daken met vochtgestuurde dampremmen in passiefhuis- en laag-energie gebouwen Paul Eykens, isoproC

Met een “koud” plat dak wordt hier bedoeld een niet-geventileerde opbouw, met een nagenoeg diffusiedichte dakdichting rechtstreeks geplaatst op de dakvloer, die op zijn beurt rechtstreeks in contact staat met de isolatie, aangebracht tussen de draagconstructie en aan de onderzijde bekleed met een ononderbroken dampremmend luchtscherm.

Het koud plat dak is in België de laatste decennia voor een groot deel verdrongen geraakt door het warm plat dak en het omgekeerd plat dak, opbouwen die bouwfysisch meer vertrouwen genieten. Zeker bij relatief sterk geïsoleerde gebouwen, waarbij gestreefd wordt naar een U-waarde van de dakopbouw van 0,3 W/(m².K) of beter, biedt een “koud” plat dak nochtans dikwijls een interessant alternatief. Het feit dat de isolatie tussen de draagconstructie wordt ingebracht biedt twee voordelen: de totale opbouwhoogte blijft ondanks de doorgedreven isolatie binnen de perken en tegelijkertijd wordt de kostprijs aanzienlijk gereduceerd omdat de toegepaste isolatie niet drukvast hoeft te zijn.

Belangrijk is natuurlijk niet te hervallen in de fouten van vroeger. Belangrijk is bij de keuze voor een koud plat dak steeds voor ogen te houden dat omwille van de nagenoeg diffusiedichte buitenzijde eigen aan een plat dak de kans op vochtophoping sowieso veel groter is dan bij een constructie met dampopen buitenzijde. Daarenboven wordt de opbouw nog kwetsbaarder voor onvolkomenheden bij toenemende thermische isolatie. Zowel het ontwerp als de uitvoering moeten daarom met de nodige zorg gebeuren.

Een onderzoek naar de vochtgevoeligheid van platte daken beperkt zich dikwijls tot een klassieke Glaser-berekening van het damptransport ingevolge diffusie. Veel belangrijker, maar jammer genoeg ook veel moeilijker in te schatten, zijn de hoeveelheden vocht waaraan de constructie wordt blootgesteld ingevolge verschijnselen als convectie, bouwvocht en flankdiffusie. Veiligheidshalve gaat men er daarom best van uit dat, boven op het vocht ingevolge diffusie, er jaarlijks 250 gram ongepland vocht per m² in de constructie kan dringen. Wanneer dit gegeven mee in rekening wordt gebracht dient men zich af te vragen of een luchtscherm met hoge diffusieweerstand wel de beste bescherming biedt tegen bouwschade.

Met een programma als WUFI (Wärme und Feucht Instationär), ontwikkeld aan het Fraunhofer-Institut für Bauphysik IBP-Holzkirchen, kan men het vochtgedrag van opbouwen op lange termijn simuleren. Uur na uur wordt onder meer het vochttransport en -gehalte in de verschillende materiaallagen berekend en desgewenst onder de vorm van een grafisch filmpje weergegeven. Om de betrouwbaarheid van het programma na te gaan werden voor verschillende opbouwen de berekende resultaten vergeleken met gemeten waarden in proefopstellingen. De getoonde simulaties gebeurden met reële Belgische klimaatgegevens waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de invloed van vocht op de diffusieweerstand en de warmtegeleidingcoëfficiënt van de toegepaste materialen.

De simulaties tonen aan dat een dampscherm met hoge diffusieweerstand in de winter uiteraard de beste bescherming biedt tegen diffusie, maar jammer genoeg in de zomer het uitdrogen sterk bemoeilijkt, waardoor de opbouw bijzonder kwetsbaar is. Bij toepassing van een damprem met lage diffusieweerstand dringt er weliswaar in de winter meer damp in de opbouw, maar dit nadeel wordt ruimschoots goedgemaakt in de daaropvolgende zomer, omdat er veel meer vocht uit de constructie naar binnen toe kan ontsnappen. De laatste jaren zijn er vochtgestuurde dampremmen op de markt gekomen, die nog merkelijk beter scoren omdat ze een behoorlijk hoge diffusieweerstand in winteromstandigheden combineren met een bijzonder lage weerstand in zomeromstandigheden.

Elementen die een invloed hebben op de gevoeligheid van de constructie zijn onder meer de buitenafwerking van het dak (onbeschermd, met ballast of groendak), het al dan niet toevoegen van isolatie tussen waterdichting en dakvloer (kruising van “warm” en “koud” plat dak, de aard van de dakvloer (hout versus houtderivaatplaat), de gebruikte isolatie (cellulose of minerale wol), de binnenafwerking, en de binnenklimaatklasse.

pagina 14/24

Page 15: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

In een koud plat dak blijkt de toepassing van een “intelligente” vochtgestuurde damprem als luchtscherm in heel wat omstandigheden een ruime veiligheidsmarge te bieden. Dit betekent echter niet dat men zich nu ineens alles zou kunnen veroorloven. Het blijft belangrijk van in de ontwerpfase de realiseerbaarheid van een ononderbroken luchtscherm voor ogen te houden. De plaatsing daarvan moet gebeuren met daartoe bestemde materialen en door gemotiveerde uitvoerders. Ook de opeenvolging van de werkzaamheden dient zorgvuldig gepland te worden. Zo moet op werven waar een hoge relatieve luchtvochtigheid heerst het plaatsen van het luchtscherm onmiddellijk aansluiten op het plaatsen van de isolatie. Omdat alles staat of valt met de kans op convectie dient de dichtheid van het scherm met een pressuratieproef te worden gecontroleerd, en dit vooraleer de afwerking wordt aangebracht. Deze afwerking moet bovendien zelf ook voldoende dampopen zijn om het uitdrogen in zomeromstandigheden niet in de weg te staan.

o Download presentatie

o Download paper

pagina 15/24

Page 16: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Arnold Janssens, Ugent Bodem-lucht warmtewisselaars

Dany Verhertbrugge, KaHo Sint-Lieven Keuze van de ventilator en de warmteterugwinning

BLOK H Ventilatie

14u30

H2 Keuze van de ventilator en de warmteterugwinning Dany Verhertbrugge, KaHo Sint-Lieven

In deze voordracht komen de verschillende types van warmterugwinsystemen aan bod. De verscheidene soorten worden besproken met extra aandacht voor de verschillende rendementen die men hanteert bij deze toestellen, volgens de nieuwste Europese normen. Verder wordt ingegaan op de verscheidene soorten ventilatoren die gebruikt worden in luchtgroepen met of zonder warmterecuperatie. De types van ventilatoren worden besproken met speciale aandacht voor de invloed van het wijzigen van de leidingkarakteristiek (het leidingnet) op de ventilatorkarakteristiek, met als gevolg een wijziging van het elektrisch verbruik. Ook de keuze van de elektrische motor die de ventilator aandrijft komt aanbod. Tot slot wordt duidelijk gemaakt waarom met een snelheidsgeregelde luchtgroep het elektrisch verbruik drastisch kan beperkt worden.

o Download presentatie

o Download paper

pagina 16/24

Page 17: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Klaus Schweitzer, Wagner & Co Wagner & Co – First Passive Office Building

Barbara Faigle, oehler faigle archkom Energon – 6000 m2 Passive Office Building

Stefan Oehler, oehler faigle archkom Renovating a 100-year-old barn with passive house technology

BLOK I Europe: cases (EN)

14u30

I1 Wagner & Co – First Passive Office Building Klaus Schweitzer, Wagner & Co

The first passive solar office building in Europe was built in Cölbe (Germany) by the Wagner & Co Solar Company in September 1998 with a gross floor area of 2180 m². Due to the design of the building with high insulation, with airtight construction and for passive solar capture, it has a low heat demand of 13 kWh/m²a.

To cover and distribute this heat demand in the house, no conventional heating facilities were installed, but an active ventilation system and an active solar heating system. The active ventilation system is designed to maintain an air exchange rate of only 1 h-1 to meet the hygienic demand.

It consists of an earth heat exchanger, a heat recovery system and several water-air heat exchangers. The water-air heat exchangers are fed by the active solar heating system, consisting of a seasonal storage (87 m³), a flat plate collector field (64 m²) and a small cogeneration system (12.3 kWel). The thermal properties of the house and all its active components have been measured in detail.

o Download presentatie

o Download paper

I2 Energon – 6000 m2 Passive Office Building Barbara Faigle, oehler faigle archkom

Energon is the biggest office building in Europe in a passivehouse standard. On Energon we show that an efficient office building today can be a passivehouse and compete with standard building designs.

From the beginning the design was developed in strong connection with civil and structural engineers. We wanted to make sure to get the best results for the building and as well for the technical requirements in the building. At the end it is a passivehouse with all its advantages, but the user does not realize a difference, apart that it is more comfortable as a normal building. It is a simple shaped 4-storey building. The ground floor is used as a multipurpose space; the upper floors are flexible office spaces. In the centre is a glass-covered atrium, used as circulation space and to bring daylight into the inner office spaces.

For heating and cooling we use floor slab activation. The system heats with a maximum temperature of 24° C and cools with a minimum temperature of 19°C. This is possible because of the good insulation and the air tightness of the building. We need less heating in winter and less cooling in summer. To ventilate the building we bring supply air into the atrium and from there to the offices. The structure is a concrete frame building with prefabricated curtain wall system.

Energon as a passivhouse is a benefit for the user as well as for the owner. The building is sustainable, efficient and comfortable. The construction cost for Energon is in the same range as typical office buildings in Germany.

pagina 17/24

Page 18: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

I3 Renovating a 100-year-old barn with passive house technology Stefan Oehler, oehler faigle archkom

What we found:

A typical south German barn built around 1880 and rebuilt with several changes and additions for pigs, horses, different functions etc. The barn is situated right in the middle of a little, narrow village and there is almost no direct sunlight reaching the facades of the barn. The two-story high wooden roof construction was assembled without any engineering calculation and would not fulfill any of our recent requirements. The whole roof was in a bad shape. The ground was clay and the most interesting part were the outer walls, made out of 60 cm thick rubble masonry. The walls had been in an acceptable shape.

What house-builder wanted:

The house builder wanted to live in that barn and he wanted to use this huge space as a sort of loft with entrance, living room, eating, cooking and playground for the children. The barn is situated next to an old living house and a new connection between these two buildings had to be realized. He wanted to see the rubble masonry from the inside of his new living room. The whole space should be open up to the roof top and illuminated with roof lights in addition to the new windows and doors, which should be oriented to the garden with old apple trees. It should be comfortable in summer and in winter and there should be enough daylight inside.

What we did:

With our experience in all kind of passive house construction and details we used all the typical passive house elements and constructions. And all the time we had to think about the economy. That is why the result is not a passive house, because all the circumstances had not been very good, but we achieved a house with only twice as much heating demand as a passive house, a so called 3-liter-house, needing only 30 kWh/(m2 a) for heating and staying cool in summer. We achieved a very comfortable indoor climate and an interesting loft-architecture. The house-builder likes it.

pagina 18/24

Page 19: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Wim De Groote, e-ster bvba Energie-audits in 250 bestaande woningen: eerste ervaringen

Henk Kaan, ECN Toepasbaarheid van vacuümbeglazing in renovaties

Luk Vandaele, WTCB Integratie van Duurzame Energietechnieken in een verbouwing: Hoe ver kun je gaan?

BLOK J Renovatie

16u30

J1 Energie-audits in 250 bestaande woningen: eerste ervaringen Wim De Groote, e-ster bvba

Het afgelopen jaar voerde e-ster meer dan 150 energie-audits uit in bestaande woningen. We stellen hier een aantal resultaten voor, waarbij de inhoud wordt toegespitst op installaties (verwarming, warm water en ventilatie), toestellen en verlichting omdat de steekproef hier representatief is. Ingrepen om het isolatiepeil te verbeteren werden niet systematisch berekend, maar worden ook behandeld.

Aan de hand van een aantal case-studies komen aan bod : een analyse van het energiegebruik, gebaseerd op metingen van het energiegebruik (in het bijzonder van de elektrische toestellen) ; benchmarking van het energiegebruik ; gerealiseerde besparingen na 1 jaar tijd.

We ronden af met een reflectie over de toekomst voor de sanering van het Belgisch woningbestand.

J2 Toepasbaarheid van vacuümbeglazing in renovaties Henk Kaan, ECN

Veel monumentale panden in België en Nederland zijn moeilijk te restaureren volgens moderne comforteisen. De historische, monumentale kwaliteiten staan soms haaks op de technische eisen die aan een comfortabel gebouw moeten worden gesteld. De ramen van veel oude monumenten bijvoorbeeld kunnen door de beperkte afmetingen van de raamprofielen en roetjes niet worden voorzien van gangbare isolerende beglazing. In het streven naar energiezuinige monumenten blijft het raam dan ook vaak een zwakke schakel.

De Rijksgebouwendienst RGD, ressorterend onder het Nederlandse Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, is de grootste gebouwbeheerder van Nederland. De dienst is verantwoordelijk voor de rijkshuisvesting en het gebouwbezit van het rijk. Onder het bezit zijn ook vele monumenten. De RGD heeft altijd voorop gelopen bij het energiezuinig bouwen en renoveren. De RGD wilde dan ook een oplossing voor het isolatieprobleem van monumenten en vroeg het Energieonderzoek Centrum Nederland ECN om na te gaan, of vacuümglas misschien een oplossing kan bieden. Vacuümglas is een uitvinding van de Australische hoogleraar Richard Collins van de Universiteit van Sydney. Sinds 1996 produceert het Japanse Nippon Sheet Glass het vacuümglas onder de merknaam Spacia.

In opdracht van de RGD heeft ECN een aantal praktijkproeven in een rijksmonument in Den Haag uitgevoerd, en op basis van simulaties een aantal prognoses gedaan. Wanneer de berekeningen op basis van gegevens uit de praktijkproeven juist zijn, zal het gebouw, dat op de ramen na is geïsoleerd, nog slechts 3700 m3 aardgas voor ruimteverwarming nodig hebben in plaats van de 9700 m3 die het thans gebruikt. In het najaar van 2005 worden de ramen van het gehele gebouw van vacuümglas voorzien. Dan zal blijken, of de gunstige verwachtingen ook waargemaakt kunnen worden.

pagina 19/24

Page 20: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

J3 Integratie van Duurzame Energietechnieken in een verbouwing: Hoe ver kun je gaan? Luk Vandaele, WTCB

Hoe kan je een laagenergiewoning uit de jaren 80 nog energiezuiniger maken en tegelijkertijd de woonkwaliteit en het binnenklimaat verbeteren? En kunnen passieve technieken daarbij een rol spelen?

Om structurele redenen moest een serre in een vrijstaande woning herbouwd worden. Dit was een gelegenheid om de organisatie van de aanliggende woonruimte mee aan te pakken. De nieuwe indeling is d.m.v. een glijwand flexibel opgevat om rekening te houden met het wisselende gebruik van de woning en veranderende eisen in de toekomst (aanpasbaar bouwen).

De stalen draagstuctuur is voorzien van een groendak, een hoge beglaasde gevel met drievoudige argongevulde en laagemissieve beglazing (U 0.8 W/m²K) met ‘warm-edge’ isolerende afstandshouder in een innovatieve schrijnwerkconstructie.

Om de zonnewinsten binnen perken te houden is een innovatieve zonwering ontwikkeld met grote kantelbare lamellen, voorzien van zonnecellen. Om de positie, spreiding en inclinatie van de lamellen en de PV-strips te optimaliseren, werd een schaalmodel gebouwd en werd een beschaduwingstudie uitgevoerd onder de zonnesimulator van het daglichtlaboratorium van het WTCB.

Voor de verbetering van het zomercomfort werd ook een systeem ingebouwd voor passieve koeling met nachtelijke ventilatie via grote afsluitbare toevoerroosters en een hybride afvoerkanaal met lagedrukventilator om de natuurlijke ventilatie te ondersteunen. Er zijn nog geen meetgegevens beschikbaar maar de eerste ervaringen wijzen toch op een positief resultaat.

o Download presentatie

o Download paper

pagina 20/24

Page 21: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Koen Govers, Cenergie cvba Optimalisatie van daglicht-toetreding

Jan Van Riel, Trilux Energetische, ergonomische en economische aspecten van de verlichting van een klassieke industriële ruimte

Koen Goos, Etap Verlichting Bespaar geld met relighting

BLOK K Beter licht

16u30

K1 Optimalisatie van daglichttoetreding Koen Govers, Cenergie cvba

waarom van daglichtontwerp integraal ontwerpen en daglicht simulatie van daglichttoetreding met Radians voorbeeldprojecten: Cenergiekantoor, SD Geel, De Zande, VLM Gent

o Presentaties en papers van Cenergie zijn via mail naar [email protected], met vermelding van het onderwerp, eenvoudig te verkrijgen.

K2 Energetische, ergonomische en economische aspecten van de verlichting van een klassieke industriële ruimte Jan Van Riel, Trilux

Een industriële werkplaats stelt specifieke eisen aan het soort armatuur (stof, dampen, warmte, …), het soort verlichting (Luxniveau, verblinding, hoge ruimten), het verbruik , het type lamp…

Een eenvoudige casestudy toont aan hoe deze verschillende eisen en parameters invloed hebben op het verlichtingsresultaat en de uiteindelijke kosten.

Aan de hand van moderne software worden deze resultaten toonbaar gemaakt, zodat deze technische aspecten voor iedereen nuttig en bruikbaar kunnen worden.

K3 Bespaar geld met relighting Koen Goos, Etap Verlichting

Elektriciteit kost de gebruikers van een gebouw jaarlijks veel geld. Vaak is men gehuisvest in gebouwen met een achterhaalde verlichtingsinstallatie die per defintie energieverslindend is. Ook bij de constructie van nieuwe panden wordt te sterk gefocust op de initiële investeringskost en wordt de exploitatiekost van een verlichtingsinstallatie niet of onvoldoende in rekening gebracht… Vaak uit onwetendheid.

Tijdens de presentatie worden de belangrijkste pijnpunten van een verouderde verlichtingsinstallatie in kaart gebracht en wordt kernachtig aangegeven wat de troeven van een energiezuinige verlichtingsinstallatie zijn. De verschillende stappen in het relightingproces en de diverse steunmaatregelen die met relighting gepaard gaan, worden systematisch belicht. Er wordt ook bijzondere aandacht besteed aan een speciale relightingtechniek, de retrofittechniek, die toelaat met een minimum aan installatiekosten de bestaande lichtpunten in een gebouw te optimaliseren inzake energetisch vermogen.

pagina 21/24

Page 22: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

Gavin Hodgson, BRE Certification of Passive Houses: a European overview

Xavier Dubuisson Passive Housing Development in Ireland

Chiel Boonstra, DHV Results Rockwool Passive House Conference

BLOK L Europe: promotion (EN)

16u30

L1 Certification of Passive Houses: a European overview Gavin Hodgson, BRE

- An overview of BRE and BRE Certification.

- How certification works. A look at the certification processes.

- The benefits of third party certification to all stakeholder groups.

- BRE's involvement in the Passive House project for certification activities.

- BRE's approach to Passive House certification and plan of activities.

- A review of the results from the questionnaires returned to BRE including the current status of the Passive House market and the drivers for a certification scheme.

- The different approaches that can be used under the EN45000 series and the ISO 17020 series of accreditation standards.

- Suggestions on how certification schemes can be developed to assess the design construction and completion of Passive Houses.

- The way forward.

o Download presentatie

o Download paper

L2 Passive Housing Development in Ireland Xavier Dubuisson

Xavier Dubuisson will be speaking about the passive house movement in Ireland and the work undertaken by his organization to promote its development in the green isle. While we are upgrading and adding to our housing stock at an unprecedented pace (70,000 new residential unit in 2004), the energy performance of our buildings is generally low. This is due to a combination of factors including undemanding or inadequate regulations, low level of innovation and poor design and workmanship, etc. This situation is highly unsatisfactory as the customer is not getting value for money and is left exposed to rising fuel prices, not to speak of serious comfort and health issues. It is also likely that many people will see the value of their property seriously affected by the poor energy rating it will get in the framework of the implementation of the EC Directive on Energy Performance of Buildings in this country.

In this context, the Renewable Energy Information Office of Sustainable Energy Ireland (SEI-REIO) has worked hard to promote the Passive House concept as a cost-effective and environmental solution to what could become a serious energy-related housing crisis. SEI-REIO is the leading authority for the dissemination of

pagina 22/24

Page 23: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

renewable energy technologies in Ireland and has positioned itself as the reference for passive house development along with a network of pioneers in this area. Our strategy is based on:

creating a demand for Passive Houses by raising the awareness of the public through media work, demonstration days and the dissemination of high quality documentation in this area; supporting pioneers by providing advice, networking with European counterparts, and funding through

SEI demonstration programs; developing a network of skilled professionals (architects, engineers, builders, etc.) by educating,

providing the tools (books, software, etc.) and training.

Today, we are starting to see the results. At least three passive houses have been built in the last two years using different construction methods (timber frame and masonry) and many more are at design stage. A small group of companies are now offering specialized services in this area and the supply of Passive House components (ventilation systems, windows, insulation, etc.) is getting organized. We have also worked with prominent broadcasters to feature Passive Houses on prime time national TV and this has had a tremendous impact in public interest for the subject. We are now researching the Swiss Minergie labeling scheme with a view to replicate it in Ireland as a vehicle to strengthen the marketing of Low-Energy and Passive Houses and champion quality in the building market.

o Download presentatie

o Download paper

L3 Results Rockwool Passive House Conference Chiel Boonstra, DHV

Op 28 april 2005 organiseerde het adviesbureau DHV in opdracht van Rockwool Benelux een ronde tafel conferentie over het passiefhuis in Nederland. Hoewel in de meeste Europese landen, waaronder België, het passiefhuis stilaan van grond komt, is het in Nederland nog geen succes. In de conferentie werden de redenen hiervoor onderzocht. De knelpunten hebben betrekking tot markt, regelgeving, techniek en uitvoerbaarheid.

Door de traditie van grootschalige woningbouwprojecten in Nederland zijn projectontwikkelaars de opdrachtgevers. De uiteindelijke bewoners hebben geen inspraak in het bouwproces, wat wel in België en Duitsland het geval is. Voor de ontwikkelaar in Nederland is de lage kost (en hoge winstmarge) prioritair, en dus moet hij, samen met de opdrachtgevende gemeentes, worden geïnformeerd over de lage kost van het passiefhuis.

Op het gebied van Nederlandse regelgeving vormt het passiefhuis geen probleem, ook niet na de EPC-verlaging van volgend jaar van 1,0 naar 0,8. De eisen hebben wel alleen betrekking op nieuwbouw, terwijl het passiefhuis concept ook toegepast kan worden in renovaties. Informatie en stimulering vanuit de overheid, zoals in België, kunnen de populariteit doen stijgen.

De opbouw van de buitengevels van het passiefhuis is doorslaggevend. Hierbij is een goede detaillering noodzakelijk, wat bij verschillende types muuropbouw niet steeds het geval is in Nederland. Dure technische installaties kunnen echter vermeden worden, als de gebruikte systemen goed worden ontworpen, geïnstalleerd en onderhouden, conform aan het passiefhuis concept. Om een rendabele uitvoering van het passiefhuis mogelijk te maken, moet de ontwikkelaar het ontwerp nauwgezet volgen tijdens het bouwproces. Ook moet er voldoende worden gecontroleerd of de schil luchtdicht is.

Het passiefhuis concept wordt positief ontvangen in Nederland. De lage meerinvestering wordt snel terugverdiend. Promotion European Passivehouses (PEP) promoot het concept. Zoals in Duitsland en België, komt er in Nederland een passiefhuis platform en mogelijk een certificatiesysteem. Daarnaast is DHV momenteel actief betrokken bij realisatie van passiefhuisprojecten in Nederland; in eengezinswoningen en hoogbouw. In de gemeente Groenlo zal DHV de projectontwikkelaar van de Rabobank Groep, Rabovastgoed, bijstaan in de ontwikkeling van tientallen passiefhuizen. Ondersteunende partijen hierin zijn Senternovem en Rockwool.

pagina 23/24

Page 24: Abstracts, presentaties en papersKaren Allacker, ASRO KULeuven Milieu-kosten/baten analyse op gebouwniveau BLOK B Kwantificering 9u30 B1 Certificatiesysteem voor passiefhuizen Bart

Passiefhuis-Symposium 2005

pagina 24/24

Passiefhuis-Technologiebeurs 2005

Houtskeletbouw: Passiefbouwsysteem in volle ontwikkeling

Ir.-architect Filip Dobbels, WTCB

o Download presentatie