Aandacht voor kadavers in de natuur

32
JAARGANG 24 NUMMER 1 LENTE 2013 OOGDIER Z Aandacht voor kadavers in de natuur Bestrijden wasberen dweilen met de kraan open? Het succes van vleermuiskasten

Transcript of Aandacht voor kadavers in de natuur

Page 1: Aandacht voor kadavers in de natuur

JAARGANG 24 • NUMMER 1 • LENTE 2013

OOGDIERZ

Aandacht voor kadavers in de natuur

Bestrijden wasberen dweilen met de kraan open?

Het succes van vleermuiskasten

Page 2: Aandacht voor kadavers in de natuur

ZOOGDIER is het populair-wetenschappelijkekwartaaltijdschrift van deZoogdiervereniging (Nederland) en de Zoog-dierenwerkgroep en de Vleermuizenwerk-groep van Natuurpunt (Vlaanderen).

Op de voorpagina: Wasbeer. Foto Arri/OSMRE

Aanwijzingen voor auteurs- Conceptartikelen en andere kopij sturen

naar: [email protected]

- Deadlines voor insturen artikelen zijn: 1 juli, 1 oktober, 1 januari, 1 april.

- De redactie kan hulp bieden bij het schrijven van artikelen.

- De redactie behoudt zich het recht voor artikelen te redigeren of te weigeren.

- Nadere aanwijzingen voor auteurs zijn op te vragen bij de redactie.

Lidmaatschap Zoogdiervereniging en abonne-ment Natuurpunt Lidmaatschap van de Zoog-diervereniging met alleen de ontvangst vanZoogdier kost 25 euro per jaar. Lidmaatschap met daarnaast het wetenschap-pelijke tijdschrift Lutra kost 40 euro per jaar.Overmaken op ING 203737, onder vermeldingvan het gewenste lidmaatschap. Opzeggen:uitsluitend schriftelijk, vóór 1 december bij hetBureau van de Zoogdiervereniging.Leden van Natuurpunt kunnen zich op Zoog-dier abonneren door 12,50 euro over te makenop IBAN: NL 26INGB0000203737/BIC:ING BNL 2Aonder vermelding van “Zoogdier” en hun lid-nummer. Hiermee worden ze lid van de Na-tuurpunt Zoogdierenwerkgroep Vlaanderen enkrijgen ze een aantal voordelen, zoals kortingop activiteiten.

ISSN 0925-1006

Disclaimer De artikelen in Zoogdier geven nietnoodzakelijkerwijs de mening van de Zoog-diervereniging of van Natuurpunt weer maarzijn voor rekening van de auteurs.

Redactieadres Redactie Zoogdier, Postbus6531, 6503 GA Nijmegen, 024-7410500, [email protected]

Redactie Neeltje Huizenga, Leonie de Kluys,Aaldrik Pot, Marije Siemensma, Evelien De Swaef, Jos Teeuwisse (hoofdredacteur), Stefan Vreugdenhil, Joke Winkelman

Eindredactie Jaap van der Veen

Medewerkers Dirk Criel, Steve Geelhoed,Rob Koelman, Bob Vandendriesssche, Goedele Verbeylen, Diemer Vercayie, Rollin Verlinde, Sil Westra

Eindcorrectie Jolanda van der Toorn-Hoeksma

Vormgeving BARD87, ’s-Graveland

Losse nummers Zoogdier Losse nummerskosten 7 euro (inclusief porto) en zijn te be-stellen via het redactieadres o.v.v. jaargang ennummer.

Inhoud

Lutra, voor wie meer diepgang wil

Naast Zoogdier geeft de Zoogdiervereniging hetwetenschappelijke tijdschrift Lutra uit. De artike-len in Lutra gaan wat dieper in op de materie enworden door deskundigen eerst aan een kriti-sche blik onderworpen.

Lutra verschijnt tweemaal per jaar.

Een los abonnement op Lutra kost € 25,- per jaar. Leden van de Zoogdiervereniging krijgen korting.

Zij betalen maar € 15,- per jaar.

Aanmelden voor een abonnement kan bij het redactieadresvan de Zoogdiervereniging (zie colofon hiernaast).

In het laatste nummer verschenen artikelen over o.a.:

- De wasbeerhond in Europa- Monitoring van zeezoogdieren vanaf platforms in de Noordzee- Zeehonden in Nederlandse binnenwateren

1 Aandacht voor kadavers in de natuur

5 Jaar van de muis

6 Jaar van de steenmarter

8 Spelende boommarters in beeld

11 Verdwenen zoogdieren: de sabeltandtijger

12 Hyperkort

14 Het succes van vleermuiskasten

18 Ga ook mee met de NJN

20 Vleermuizen onder de vloer

21 Crowdfunding voor de Zoogdieratlas

22 Bestrijden wasberen dweilen met de kraan open?

25 Kort nieuws

27 Kort nieuws Vlaanderen

en…. Agenda / Werkgroepen / Zoogdierwinkel

Het moment van …Ralph Buij

Page 3: Aandacht voor kadavers in de natuur

Zoogdier 24-1 pagina 1

In Nederland en België zijn tussen 2008 en2012 diverse kadaverexperimenten opge-zet. Hieronder worden de uitkomsten vaneen onderzoek met cameravallen be-schreven en wordt antwoord gegeven opvragen als: wie eet het eerste van een ka-daver en hoe lang blijft een kadaver lig-gen? Daarnaast gaat het in op de pro-blematiek van de aasetergemeenschap inonder andere Nederland en bespreekt hetde wegen die bewandeld kunnen wordenom de natuur van dode dieren opnieuw tot

leven te wekken. Een opleving die vraagtom aanpassingen in het kadaverbeleid vande overheid én de natuurorganisaties.

Grote aaseters in nood Aasetendeinsecten, vogels en zoogdieren, alsookbacteriën en schimmels zijn als opruimersvan dode dieren in de natuur van grote be-tekenis. Omgekeerd zijn dode dieren vangrote betekenis voor de aaseters, omdat zeeen belangrijke, en voor sommige soorten,onmisbare voedselbron vormen. De aan-

wezigheid van kadavers, met name grote,is in het Nederlandse landschap echtersterk afgenomen. Deze afname begon toende uitgestrekte Europese natuur met grotegrazers plaats moest maken voor heidenen weiden met landbouwdieren. Het lotvan bijna alle landbouwdieren is dat zeeindigen op het bord van de consument,terwijl de oorspronkelijke wilde grazers,ook in dode vorm, deel bleven uitmakenvan het ecosysteem. En terwijl kadaversvan landbouwdieren vroeger nog her en

Een onderbelicht onderwerp in het Nederlandse natuurbeheer zijn de grote kadavers. Hun betekenis

voor aasetende insecten, zoogdieren en vogels wordt helaas nog altijd onderschat. Hoog tijd dus dat

na de terugkeer van dood hout in het bos, óók grote dode dieren de rol weer opeisen die hun toebe-

hoort in de natuur: als belangrijke schakel in de voedselketen. Met hun comeback wordt een vol-

gende stap gezet om het ecosysteem compleet te maken. Bovendien bieden deze kadavers de kans

om bestaande kennis over aas en aaseters uit te breiden.

Noortje Bos en Kyo Leliveld, Bart Beekers en Hettie Meertens

Aandacht voor kadavers in de natuur

Illustratie Jeroen Helmer/ ARK Natuurontwikkeling

Page 4: Aandacht voor kadavers in de natuur

Zoogdier 24-1 pagina 2

der bleven liggen, gaan deze tegenwoordigregelrecht naar de destructie. Geen won-der dat grote aaseters een mager bestaanleiden.Maar er is meer aan de hand. De Neder-landse natuurgebieden herbergen nogsteeds aanzienlijke aantallen herten,reeën, wilde zwijnen en andere wilde gra-zers. Toch staan ook deze aan het eind vanhun leven lang niet allemaal ter beschik-king aan de natuur. Door jacht voor popu-latiebeheer wordt een deel van het wildgeoogst. Bovendien gaan aanzienlijke aan-tallen dieren als verkeersslachtoffer naarde destructie.Van de geïntroduceerde grote grazerszoals hooglandrunderen of konikpaarden,sterft ook maar een klein deel in eigen

leefgebied een natuurlijke dood. Het me-rendeel (met uitzondering van de Oost-vaardersplassen en de Veluwezoom) wordtgeoogst als wildernisvlees of eco-vlees.Runderen en paarden die wel in de natuursterven, moeten verwijderd worden vol-gens de destructiewet. Zo blijven er zelfsin de mooiste natuurlandschappen nauwe-lijks grote kadavers over. De afwezigheid van grote roofdieren inonze natuur speelt tenslotte ook een rol.Roofdieren verorberen meestal slechtseen deel van hun prooi. De rest blijft ach-ter als voer voor aaseters. Beelden uitAfrika van hyena’s die om prooirestenvechten, zijn bekend, maar in onze con-treien behoren zulke taferelen al heel langtot de verleden tijd.

Nieuwe kansen Om het tij voor aas-eters in Nederland te keren zette ARK Na-tuurontwikkeling in samenwerking metStaatsbosbeheer, Natuurmonumenten,Limburgs Landschap vzw in België, Stich-ting het Limburgs Landschap, wildbeheer-eenheden en particulieren vanaf 2008 inGelderland en Limburg verschillende ka-daverexperimenten op. Onder de naam’Dood doet Leven’ is aangereden wild,zoals ree en wild zwijn teruggebracht naarde natuur, om meer zicht te krijgen op hetbelang van grote dode zoogdieren in de na-tuur. In vijf natuurgebieden in Limburg en éénlocatie in Gelderland zijn kadavers uitge-legd (figuur 1). In Limburg is gekozen voorde gebieden Stramprooierbroek, Wijffel-

Hetzelfde wildzwijnkadaver twee maanden later. Alleen de botten en stukken van de huid resteren. Foto: Noortje Bos & Kyo Leliveld

Vers wildzwijnkadaver gelegen te Melickerheide. Foto: Noortje Bos & Kyo Leliveld

Diersoort Verblijftijd (min) Verblijftijd (%) Eetgedrag (min) Eetgedrag (%)

Buizerd 1298,48 70% 979,03 75%Vos 397,93 21% 302,02 76%Wild zwijn 66,77 4% 6,83 10%Kraai 36,32 2% 6,55 18%Blauwe reiger 29,30 2% 0 0Steenmarter 16,06 1% 10,72 67%Ekster 7,35 <1% 2,57 35%Ree 7,35 <1% 0,62 8%Bunzing 2,53 <1% 0 0Haas 1,40 <1% 0 0Bosmuis 1,00 <1% 0 0Koolmees 0,59 <1% 0 0Egel 0,48 <1% 0 0Merel 0,18 <1% 0 0Das 0,08 <1% 0 0

Totaal 1865 100% 1308,34 -

Tabel 1 Verblijftijd bij een kadaver en duur van het eetgedrag tijdens een kadaverbezoek.

Page 5: Aandacht voor kadavers in de natuur

terbroek, Landgoed de Hamert, NationaalPark de Meinweg en de naburige Melic-kerheide (oktober 2011 - mei 2012). Opdeze locaties broeden weliswaar nog geenzeldzame aaseters zoals raaf, rode enzwarte wouw, maar af en toe worden ze erwel waargenomen. In Gelderland is in 2008en begin 2009 onderzoek gedaan in de Gel-derse Poort (Groenlanden). Bij de kadavers zijn webcams of camera-vallen geplaatst. Zo konden de onderzoe-kers beelden verzamelen vangeïnteresseerde (aasetende) vogels enzoogdieren en zodoende meer te wetenkomen over het aantal bezoekende dier-soorten, hun verblijftijd en gedrag (pas-seren, interesse tonen, interacties metandere dieren en eten) en ook de afbreek-tijd van elk kadaver.In totaal zijn er vijftien kadavers onder-zocht (dertien ree en twee wild zwijn). Dedieren waren afkomstig van valwild (ver-keersslachtoffers) uit de buurt en in eenenkel geval van afschot. Voordat het val-wild werd teruggelegd, is dit gecontroleerddoor de bevoegde autoriteit op dierziekten.Hierbij is gelet op abcessen en anderezichtbare aandoeningen. De wilde zwijnenzijn bovendien op infecties onderzocht.

Buizerd spant de kroon Bijna twee-duizend minuten aan beeldmateriaal le-verden interessante waarnemingen vanzoogdieren en vogels op. Er zijn vijftienverschillende diersoorten bij de kadaverswaargenomen (tabel 1). De buizerd is hetmeest waargenomen: bijna driekwart vande totale beeldtijd. De vos vulde ruim twin-tig procent van de beeldtijd. Het wildezwijn en de kraai bezochten de kadaversbeduidend minder, samen ruim vijf pro-cent van de tijd. Echter, alleen in de Melic-kerheide en de Meinweg worden wildezwijnen getolereerd. In de overige gebie-den wordt een nulstand gehanteerd. Te-vens was één locatie in de Meinweg eenafgerasterd gebied waardoor grotere zoog-dieren geen toegang hadden tot het kada-ver. Elf andere soorten, vulden samenminder dan tweeënhalf procent van de op-nametijd.Van de vijftien soorten die de kadavers be-zochten, aten er zeven daadwerkelijk vanhet kadaver, namelijk buizerd, vos, steen-marter, wild zwijn, kraai, ekster en ree. In-teressant was dat een ree tijdens éénbezoek de haren at van een jong wild zwijn.Er werd geen kannibalisme van wilde zwij-nen waargenomen.Opvallend was dat buizerd en vos niet al-leen de meeste tijd bij de kadavers door-

brachten, maar vaak ook als eerste erbijwaren (tabel 2). Bovendien gebruikten zeeen groot deel van hun verblijftijd om teeten (tabel 1). Ekster, kraai, wild zwijn enree besteedden naar verhouding veel min-der tijd aan eten, tijdens hun toch al korteaanwezigheid bij de kadavers. Gedurendehet onderzoek zijn geen zeldzame aas-eters, waaronder raaf en wouwen, gefilmd.Wel is tijdens een bezoek aan een kadaverin het Stramprooierbroek een opvliegenderode wouw gezien.

Opruimtijd Het duurde gemiddeld 45dagen voordat een kadaver was opge-ruimd. Tussen de ligduur van de kadaverszat soms een flink verschil. Zo lag in hetWijffelterbroek een ree kadaver maar liefst108 dagen, terwijl in de Melickerheide eenree binnen 10 dagen al was verdwenen.Van het ree kadaver in de Melickerheidehad een vos meerdere nachten gegeten.Vervolgens kwam een groep wilde zwijnenvoorbij die het ree binnen 20 minuten ver-slonden. Bij het langzaam vergane ree wasslechts eenmaal een buizerd langs geko-men om te eten; het waren vooral de in-secten en micro-organismen, die met deintrede van het voorjaar kwamen oprui-men.

Onverwacht bezoek Normaliterwerd tijdens het onderzoek eerst een ka-daver geplaatst en daarna afgewachtwelke aaseters erop af zouden komen. Inde zomer van 2012 ging het echter in om-gekeerde volgorde: een hongerige juve-niele vale gier was neergestreken op eenkalkrotswand in een mergelgroeve in hetWaalse deel van de Sint Pietersberg (Hac-court), waarna een wildzwijnkadaver in debuurt van zijn rustplaats is neergelegd.Een cameraval registreerde enkele wekenhet eetgedrag van de gier. De gier wist alleopeningen van het zwijn te vinden om zijnsnavel of hele kop en hals naar binnen teboren: anus, mond, oren en buik. Meteendaarna kreeg de gier een ree aangeboden,dat hij binnen drie dagen soldaat maakte.Toen ging hij er vandoor. Op de filmbeel-den was fraai te zien hoe de vale gier metzijn snavel vakkundig het vel van het reeopen sneed, precies daar waar het vel hetminst stevig is: in de oksels.

Ruimte voor aas(eters) in Ne-derland Het project ‘Dood doet leven’streeft ernaar om kadavers van grotezoogdieren weer een plek te geven in denatuur. Dode dieren zijn een aanwinst voorde natuur. Strikte en minder strikte aas-

eters profiteren hiervan en de vestigings-kansen van soorten als raaf, rode wouw enzwarte wouw zullen hierdoor toenemen. Om dit te bereiken zijn een aantal stap-pen belangrijk. De eerste maatregelen zijnnu genomen door het neerleggen van ver-keersslachtoffers in enkele voorbeeldge-bieden. Uitbreiding van het aantalgebieden waar grote dode dieren weer eenplek in de natuur krijgen is echter noodza-kelijk. Het zou daarom een goede zaak zijnals er meer aandacht ontstaat binnen hetnatuurbeheer (Nationale Parken en andere

Recycling

De terugkeer van grote, dode zoogdieren in

onze natuur is niet alleen van belang voor ge-

specialiseerde aaseters zoals gieren en raven.

Kadavers zijn ook voor roofdieren een belang-

rijke voedselbron. Zeker in koude perioden

waarin een dood dier wekenlang goed blijft.

Aaskevers en -vliegen zijn voor hun voortplan-

ting van dode dieren afhankelijk. Hun larven

(maden) eten aas. Op hun beurt zijn ze voer

voor roofinsecten, vogels en zoogdieren. Zo

begint een kleine voedselketen. Ook haren

worden opnieuw gebruikt: het is voedsel voor

pelsmotlarven, en vogels verzamelen haren

voor de bekleding van hun nesten. Op warme

zomerdagen komen vlinders, bijen en wespen

op een kadaver mineralen snoepen. Botten zijn

een bron van calcium en fosfor voor zoogdie-

ren in kalkarme gebieden, en fungeren als

stepping stones voor gespecialiseerde mossen

en schimmels.

Vale gier in de St Pietersberg (B ) ten zuiden van Maastrichteet van wild zwijn kadaver. Foto René Janssen

Zoogdier 24-1 pagina 3

Page 6: Aandacht voor kadavers in de natuur

grote natuurgebieden) voor de aanwezig-heid van (grote) dode dieren door afspra-ken te maken met de organisatie(s) dieverantwoordelijk zijn voor het opruimenvan valwild. Hiervoor is een goed logistiekplan om verkeersslachtoffers op de plekvan bestemming te krijgen nodig. Uitbreiding van het aasaanbod is ook mo-gelijk door een percentage van de wildehoefdieren (reeën, herten en zwijnen) dieter voorkoming van overlast in natuurge-

bieden worden afgeschoten, terug te gevenaan het betreffende natuurgebied. Daar-naast kan ook slachtafval en ingewandenvan wild een bijdrage leveren aan de toe-name van aas. Een punt van aandachthierbij is het mogelijk gebruik van lodenkogels en kans op loodvergiftiging voor deaaseters. Een derde belangrijke bijdrage kunnen degeïntroduceerde, wild levende paarden enrunderen leveren, door na natuurlijke

sterfte door bijvoorbeeld geboorte, ouder-dom, ziekte of een ongeluk, in het veld teblijven liggen. Paarden en runderen leve-ren meer biomassa dan ree, edelhert enwild zwijn, en zijn daarom als voedselbronvan groot belang. Deze mogelijkheid isvooralsnog niet de eenvoudigste, omdat deveterinaire wetgeving dode paarden enrunderen in het veld niet toestaat.

Verder lezen?• Kijk ook op www.dooddoetleven.nl / www.you-tube.com/user/dooddoetleven / www.youtube.com /user/necrosproject

• Bos, N & K. Leliveld, 2012. Kadavers in de Ne-derlandse natuur . Onderzoek naar het belangvan kadavers voor potentieel aasetende vogelsen zoogdieren in de Limburgse voorbeeldgebie-den van het project Dood doet leven. Afstudeer-rapport Wildlifemanagement. Hogeschool VanHall Larenstein, Leeuwarden.• GU, X & R. Krawczinsky, 2012. Tote Weidetiere.Staatlich verhinderte Förderung der Biodiversi-tat. In: Görner, M. 2012. Artenschutzreport, Heft 28/2012: 60-64.• Lardinois, R., et al. 2005. Dood doet leven: denatuur van dode dieren. KNNV Uitgeverij & Stich-ting Kritisch Bosbeheer. Utrecht.• Raes, D., 2012. Vier jaar Dood doet Leven, ookin het Zoniënwoud. Agentschap voor Natuur enBos. Brussel.

Diersoort 1e 2e 3e 4e 5e 6e

Buizerd (Buteo buteo) 4 4 1 1Vos (Vulpus vulpus) 4 1 3 2Ree (Capreolus capreolus) 2 1Kraai (Corvus corone) 2 1 2Das (Meles meles) 1 1Ekster (Pica pica) 1 1 1Steenmarter (Martes foina) 2 1 1Wild zwijn (Sus scrofa) 1 1 1 1Bosmuis (Apodemus sylvaticus) 1Haas (Lepus europaeus) 1Koolmees (Parus major) 1Egel (Erinaceus europaeus) 1Merel (Turdus merula) 1Blauwe reiger (Ardea cinerea) 1Bunzing (Mustela putorius) 1

Tabel 2 Volgorde dierbezoeken per kadaver.

scan de code voor een filmpje waarin zwijnen een ree kadaver verorberen

Figuur 1 Ligging van de zes onderzoekslocaties in Limburg (5) en Gelderland (1).

Zoogdier 24-1 pagina 4

Groenlanden

de Hamert

Meinweg

MelickerheideStramprooierbroek

Wijffelterbroek

Page 7: Aandacht voor kadavers in de natuur

Om een antwoord te krijgen op deze envele andere vragen rond de verspreidingvan muizen, heeft de Zoogdierenwerk-groep van Natuurpunt het jaar 2013 uitge-roepen tot “het Jaar van de muis”.Vlaanderen telt 13 muizen- en 6 spitsmui-zensoorten. Muizen (waartoe ook de ‘rat-ten’ behoren) zijn knaagdieren en kunneningedeeld worden in drie grote groepen: deware muizen, de woelmuizen en de slaap-muizen. Spitsmuizen behoren dan weer toteen hele andere groep van dieren. Zij zijnnauw verwant met de egel en de mol enzijn net als hen insecteneters. Noch vleer-muizen, noch spitsmuizen zijn dus eigen-lijk echte muizen. Muizen vormen een zeer belangrijke scha-kel in menig voedselketen. Het dieet vanheel wat grote roofvogels zoals de kerkuil,bosuil, buizerd en torenvalk bestaat voor-namelijk uit muizen. Maar ook marterach-tigen (bv. hermelijn en wezel) en vossenleven van deze kleine dieren. Wanneermuizen dus sterk in aantal afnemen, heeftdit ook grote gevolgen voor heel wat an-dere dierensoorten. Momenteel is er weinig bekend over deverspreiding van onze muizensoorten. Wevermoeden dat bepaalde soorten zoals dehuismuis overal voorkomen, en net zo al-gemeen zijn als de merels in ieders tuin.Alleen zijn muizen veel moeilijker waar tenemen. Ze zijn vooral nachtactief, en levenverborgen onder houtstapels of in eenhoopje bladeren. Het is voornamelijk deverdwaalde muizengast in ons huis, die wewaarnemen. Er wordt wel een algemeneachteruitgang van onze muizenpopulatiesvermoed. Bij het pluizen van uilenbraak-ballen ziet men bijvoorbeeld een sterkevermindering van het aantal gevondenveldmuizen (die normaal de voornaamstevoedselbron zijn voor de kerkuil). Met drie verschillende acties doorheen hetjaar hoopt Natuurpunt meer gegevens te

verkrijgen over de verspreiding van allemuizensoorten in Vlaanderen. Er wordteen oproep gedaan om samen braakballenvan kerkuilen uit te pluizen en om in hetnajaar in verschillende natuurgebiedenmuizen te vangen in inloopvallen. In de vol-gende nummers van Zoogdier zullen wedieper op deze twee acties ingaan. In ja-nuari is reeds de eerste grote actie gelan-ceerd, namelijk: “Wat vangt de kat?”

Wat vangt de kat? Om een beeld tekrijgen van de verspreiding van alle mui-zensoorten is een grootschalige inventari-satie nodig. Op de klassieke manier,namelijk op basis van waarnemingen envangen met inloopvallen, is dit een zeer ar-beidsintensief proces. Zoals eerder ver-meld zijn deze dieren moeilijkwaarneembaar. Op de website www.waar-nemingen.be valt dan ook een grote leegteop in de verspreidingskaarten van de mui-zensoorten. Natuurliefhebbers zijn niet al-tijd kattenvrienden, omdat kattengeduchte jagers zijn op vogels en kleinezoogdieren zoals muizen. In Vlaanderenzou 1 op de 4 gezinnen minstens één kathebben en volgens Brits onderzoek zou-den katten gemiddeld twee muizen permaand vangen. Daarin ziet de Zoogdieren-werkgroep echter ook een uitgelezen kansom extra informatie te verzamelen. Allekatten in Vlaanderen samen zouden naarschatting elk jaar tientallen miljoenenmuizen vangen, en een deel hiervan bren-gen ze graag mee naar huis. Daaromvraagt de Zoogdierenwerkgroep om iederevangst van je kat te melden via de websitewww.watvangtdekat.be. Er wordt gevraagdom minstens één foto bij te voegen en eenonderscheid te maken tussen ware mui-zen, woelmuizen, spitsmuizen en eikel-muizen. Voor deze determinatie is ook eenzoekkaart en een determinatietabel be-schikbaar. Ben je zeker van de determina-

tie van de soort, dan kun je de vangstenvan je kat ook rechtstreeks ingeven viawww.waarnemingen.be. Vergeet dan bijhet vakje ‘Gedrag’ niet om ‘Vangst doorkat’ aan te klikken. Meer info: www.zoogdierenwerkgroep.be www.watvangtdekat.be www.waarnemingen.be

Huiskatten helpen Zoogdiervereniging

De Zoogdiervereniging roept al een aantal jarenkattenbezitters op: laat ons weten, wat vangt uwkat? De huiskat kan namelijk een belangrijke bij-drage leveren om een beeld te krijgen van de ver-spreiding van verschillende muizensoorten inNederland. Nieuwe meldingen zijn nog altijd wel-kom! Tot nu toe zijn er al heel veel reacties op deoproep binnengekomen. We komen op 25 verschil-lende soorten. Niet alleen 6 muizensoorten en 3spitsmuizen (waaronder de zeldzame waterspits-muis) maar ook 5 soorten vleermuizen en anderezoogdieren als bruine en zwarte rat, bunzing,wezel, konijn en zelfs een reekalfje. Alle binnen-komende foto’s worden door een soortdeskundigebekeken. De soorten worden vanaf de foto gecon-troleerd en vervolgens aan de zoogdierdatabank.In de meeste gevallen was goed te zien welke soorthet was. Prooien van katten worden gemeld via delink op www.zoogdiergezien.nl. Zorg dat de muisgoed zichtbaar is, maak dus een foto van dichtbijwaarop in elk geval details (staart, kop en oren)goed te zien zijn.

Foto Robbert Lette

VlaanderenJaar van de muisWe kennen ze allemaal uit Disneyfilms en kinderboeken, de schattige muizen met grote ogen

en oren. Maar waar en met hoeveel komen deze dieren (samen met hun nauwe verwanten, de

spitsmuizen en de ratten) eigenlijk voor in het echte leven? Hebben we allemaal enkele van

deze diertjes in onze tuin zitten? Waarschijnlijk wel, maar wie is ervan op de hoogte? En welke

soorten leven er in het park wat verderop?

Evelien De Swaef

Zoogdier 24-1 pagina 5

Page 8: Aandacht voor kadavers in de natuur

De steenmarter behoort tot de groep vande marterachtigen, net als de otter, dedas, de boommarter, de bunzing, de her-melijn en de wezel. Hij is ongeveer evengroot als een kat, maar slanker en hij staat

lager op zijn poten. De steenmarter heefteen vaalbruine vacht met een doorgaanswitte, gevorkte bef die uitloopt tot op devoorpoten. Daarnaast heeft de steenmar-ter een roze neuspunt en een grijswitte on-

dervacht, die door de dekvacht heen sche-mert. De veel op de steenmarter lijkendeen ook in ons land voorkomende boom-marter heeft doorgaans een meer afge-ronde, vaak gelige bef. Echt verschillend

Steenmarter. Foto Paul van Hoof

De Zoogdiervereniging heeft 2013 uitgeroepen als Jaar van de steenmarter.

Het doel van dit jaar is het Nederlands publiek kennis laten maken met de

zich uitbreidende steenmarter als zoogdiersoort in de eigen omgeving en te

voorzien in de informatiebehoefte in geval van (mogelijke) overlast.

Vilmar Dijkstra, Neeltje Huizenga en Stefan Vreugdenhil

Zoogdier 24-1 pagina 6

Figuur 1 Verspreiding van de steenmarter tussen 1970 en 2012

Nederland

Jaar van de steenmarter

Page 9: Aandacht voor kadavers in de natuur

zijn de donkere neuspunt, de bruingrijzeondervacht en de grotere oren bij de boom-marter. Kenmerkend voor beide marters isde lange, ruige pluimstaart. Op de steenmarter werd vroeger veel jachtgemaakt. Enerzijds gold hij als rover vanpluimvee, anderzijds was de mens verzotop zijn prachtige pels. Tot 1942 stond dewet bejaging toe, sindsdien is de jacht opdit dier verboden. Het dier was bijna uitge-storven, niet alleen door de jacht, maarook door de toenemende intensivering vande landbouw. Daarom is de steenmarterbeschermd in de Flora- en faunawet. Pas in de jaren tachtig van de vorige eeuwnam het aantal weer toe en niet alleen inhet landelijk gebied. Binnen hun versprei-dingsgebied kan men steenmarters ook indorpen en steden aantreffen. Blijkbaarschuwt dit dier het leven in de nabijheidvan de mens niet; hij is een zogenaamdecultuurvolger geworden.Meestal wordt een steenmarter niet opge-merkt. Maar soms maken ze hun aanwe-zigheid nadrukkelijk kenbaar waardoor zevoor overlast kunnen zorgen. Het feit dat de steenmarter een be-schermde soort is maar tegelijk overlast

kan veroorzaken, maakt goede informatie-voorziening cruciaal. Des te meer omdatde steenmarter bezig is aan een opmarsen snel op meer plaatsen in Nederland zalvoorkomen. In die gebieden is men niet ge-wend om met steenmarters samen televen en bij een groter aantal steenmarterszal ook de overlast (en de angst daarvoor)toenemen.Om te voorkomen dat mensen van hetkastje naar de muur worden gestuurd(zoals nu het geval is), wil de Zoogdierver-eniging een centraal informatiepunt (web-site) instellen. Niet alleen met informatieover de steenmarter als soort, maar metname ook om met tips over hoe met steen-marters is samen te leven. Dit zal ook bij-dragen aan een groter draagvlak onder deNederlandse bevolking voor de steenmar-ter.

Kijk op www.jaarvandesteenmarter.nl voormeer informatie.

Vilmar Dijkstra, Neeltje Huizenga en Stefan Vreugdenhil werken voor de Zoogdiervereniging.

De steenmarter in Vlaanderen

Ook in Vlaanderen maakt de steenmarter zijn

opmars. De soort was vorige eeuw op een haar

na uitgestorven in Vlaanderen. Er was enkel

nog een relictpopulatie bekend in de regio van

Sint-Truiden en Westerlo. Vanaf midden jaren

1990 vond echter een plotselinge herkolonisa-

tiegolf plaats waardoor de soort sinds kort in

geheel Vlaanderen weer voorkomt. Genetisch

onderzoek heeft aangetoond dat deze herkolo-

nisatie gebeurde vanuit het zuiden en niet van-

uit de bekende relictpopulatie.

In Vlaanderen is nog geen centraal informatie-

punt rond overlast door de steenmarter opge-

start, maar het Vlaams Agentschap voor

Natuur en Bos (ANB) behandelt klachten over

wildschade. De website van de Zoogdieren-

werkgroep(www.zoogdierenwerkgroep.be/hin-

der/overlast/steenmarter) bundelt heel wat

nuttige tips om overlast te beperken of te ver-

mijden.

Om meer te weten te komen over de versprei-

ding en levenswijze van marterachtigen, heeft

het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

(INBO) eind jaren 1990 samen met vrijwilligers

een marternetwerk opgericht dat in heel

Vlaanderen dode marterachtigen inzamelt.

Vind je een dode steenmarter, bunzing,

wezel,… neem dan zeker contact op met ie-

mand van het marternetwerk. Een up-to-date

adressenlijst vind je op de website van het INBO

(http://www.inbo.be/content/page.asp?pid=FA

U_ZOO_MAR_NETWERK). Zij zullen het dode

dier dan komen ophalen en verder onderzoe-

ken.

Het INBO heeft recent ook een rapport gepubli-

ceerd rond de steenmarter in Vlaanderen. Dit

gaat dieper in op de populatieontwikkeling van

vroeger tot nu. Ook de problematiek van schade

en de eerste resultaten van een genetische stu-

die worden besproken. Meer informatie hier-

over kan je ontvangen door te mailen naar Koen

Van Den Berghe ([email protected]).

Zoogdier 24-1 pagina 7

Page 10: Aandacht voor kadavers in de natuur

Zoogdier 24-1 pagina 8

In de jaren 2004-2011 kon ik, ondanks in-tensief zoeken, geen voortplanting vanboommarters aantonen in Beukenburg.Wel kreeg ik hiervoor sterke aanwijzingen,o. a. door zichtwaarnemingen midden opde dag in juni en juli. Vrouwtjes met jon-

gen zijn vaak ’s middags al op pad om vol-doende voedsel te kunnen verzamelen. Af-gelopen jaar, op 21 juni om 20.00 uur,‘’overliep’’ ik een boommarter. De daaropvolgende avonden probeerde ik weer eenglimp van de marter op te vangen. Op 25

juni trokken hevig alarmerende merels eneen bonte specht mijn aandacht. De oor-zaak van het tumult was een boommarterdie in een Douglasspar klom en halver-wege bleef zitten grommen (foto boven).Even later zag ik een tweede marter over

Spelende boommarters in beeld

Grommende boommarter in Douglas-spar. Foto Ruud van den Akker

In de bossen bij Bilthoven leven overal boommarters. De landgoederen Beukenburg en Rid-

deroord, beide van Utrechts Landschap, zijn mijn favoriete gebieden om boommarters (en

dassen) met behulp van fotovallen te bestuderen. Daarbij richt ik bijvoorbeeld voerplekken

in, waar ik ze voor de camera lok met pindakaas. Afgelopen jaar had ik het geluk veel speel-

gedrag vast te leggen, en ook allerlei geluiden op te kunnen nemen.

Ruud van den Akker

Fotoval onthult gedrag

Page 11: Aandacht voor kadavers in de natuur

Zoogdier 24-1 pagina 9

een liggende boomstam lopen.De volgende morgen richtte ik dichtbij deplaats van waarneming twee voerplaatsjesin, op vijftien meter afstand van elkaar. Hetvoedsel bestond uit pindakaas, later aan-gevuld met stukjes peer. Een BushnellTrophycam fotoval bij elke voerplek plaat-sen was zo gebeurd. Ze werden ingesteldop het maken van filmpjes van 30 secon-den lengte. Dagelijks, tussen 10.00 en11.00 uur, werd het voedsel aangebrachten werden de geheugenkaartjes verwis-seld.

Snel succes De eerste boommarterverscheen al de volgende dag om 18.27uur op voerplaats 1. Achteraf bleek dat hetmoertje te zijn. Boommarters zijn meestalgoed te herkennen aan de vorm van hunbef, die bij elk dier anders is. Later dienacht kwam ze nog een keer, nu samenmet een groot jong. Ze bleven meer dantwintig minuten. Voerplaats 2 werd driedagen later door hen ontdekt. De marterspendelden af en toe tussen beide voer-plaatsen, afhankelijk van waar nog voed-sel aanwezig was. De pindakaas bleek ookveel aantrekkingskracht uit te oefenen opandere soorten: grote bonte specht enboomklever (dagelijks), een of twee rossewoelmuizen (dagelijks), bosmuizen (vrijwelelke nacht drie tot vijf stuks) en (elk een-maal) een eekhoorn, een vos en een das.

Eenmaal probeerde een bosuil voor de ca-mera een bosmuis te pakken, maar mistehem net. Regelmatig zaten de boommar-ters een bosmuis achterna. Op 29 juni om 17.18 uur waren er driemarters tegelijk op voerplaats 1, hetmoertje met twee grote jongen. Een vandie jongen moet kort daarna vertrokkenzijn, want het moertje kwam later alleen ofslechts met één groot jong op beide voer-plaatsen. Op 13 juli verscheen plotselingeen duidelijk kleinere marter op voer-plaats 1, samen met het moertje en hetgrote jong. Dit kleine jong maakte geenflorissante indruk. Dit jong, de ‘’benjamin’’van de familie, had een flinke beschadigingop de rechterflank en een slecht ontwik-kelde staart. Het deed erg aanhankelij-knaar het moertje toe. Het jong hersteldegoed en was na enkele weken alleen nogmaar te herkennen aan zijn bef en aan dematige conditie van zijn of haar staart.Achteraf moet dit moertje dus (minstens)drie jongen gehad hebben. Het geslachtvan de jongen is op de beelden niet vast testellen, omdat op die leeftijd bij de man-netjes het scrotum nog klein is.De nieuwe voerplaatsen werden frequentbezocht. In figuur 1 is het percentage be-zoeken van ten minste één boommarteruitgezet tegen de tijd van de dag, in achtblokken van drie uur, apart voor twee peri-oden van de observatieweken. Gedurende

de eerste veertien etmalen (26 juni tot 9juli) vonden de meeste bezoeken plaatstussen 0-6 en 18-24 uur. In de daarop vol-gende 31 etmalen (10 juli tot 9 augustus)was er een opvallende toename van demiddag-bezoeken, tussen 12 en 18 uur.Een verklaring hiervoor zou kunnen zijndat ze het dagelijks, op een vaste tijd, aan-brengen van voedsel hebben opgemerkt enhierop hun eetpatroon aanpasten. Vier-maal kwam een marter al eten binnen vijfminuten na het aanbrengen van de pinda-kaas. Het gemiddelde aantal bezoeken peretmaal in de totale periode van 26 juni tot9 augustus bedroeg 6.0 (n=273). In de eer-ste periode was dat 4.6 (n=65) en in detweede 6.7 (n=208).

Mannen-invloed? Op 26 juli om 01.39uur verschijnt er voor de camera plotse-ling een boommartermannetje, met eenduidelijk zichtbaar scrotum, op voerplaats2 (foto 1). Hij markeert enkele malen enloopt daarna uit beeld. Diezelfde nacht om02.56 uur komt het moertje met een van dejongen (die met de betere conditie) op devoerplaats. Daar beginnen ze heel inten-sief met elkaar te spelen, iets wat vóór dietijd maar af en toe gebeurde, en dansteeds maar kort. Nu rollen ze minuten-lang over de grond. Aanvankelijk heeft hetgedrag veel weg van een poging tot paren,waarbij het vrouwtje de rol van het man-

Figuur 1 Percentage bezoeken aan de voerplaatsen verdeeld over het etmaal, in acht blokken van drie uur,

over twee perioden: van 26-6 tot 9-7 (blauw, n=65) en van 10-7 tot 9-8 (rood, n=208).

Page 12: Aandacht voor kadavers in de natuur

netje speelt: ze bijt in de nek van het jongen klimt op zijn rug. Maar al snel wordt hetspeelser en dagen ze elkaar om en om uit,bespringen elkaar, nemen afstand van el-kaar, liggen uitdagend op hun rug, rollendstevig bijtend om en om, kortom, een en-thousiast spelen (foto 2). Even is het jongniet in beeld, en zien we het vrouwtje wel-lustig in haar eentje over de grond rollenen schuiven. Twee keer ruikt ze tussen-door uitgebreid aan het stammetje waaropde man gemarkeerd heeft, waarna het el-kaar uitdagen, bespringen en spelen weerbegint. Alleen het jong toont tussendoorenige belangstelling voor het voedsel, ver-der zijn ze vooral met elkaar bezig.Het mannetje heeft zich niet meer latenzien op de voerplaatsen. Je vraagt je welaf of zijn komst en zijn geur iets hebbenlosgeroepen in het gedrag van het vrouw-tje, wat leidde tot het ‘wellustig’ rondrol-len op de grond en het heftige spelen methaar jong. Precies twee jaar eerder kon ikook twee met elkaar spelende boommar-ters filmen, toen op een voerplek in Rid-deroord. Die keer ging het om eenvolwassen mannetje en vrouwtje, en bij hetspelen zag je duidelijk dat ze belangstel-ling voor elkaars genitaliën hadden. Wel-licht ging het daar om het voorspel voor deparing.Het mannetje dat dit jaar kort op voerplek2 verscheen, kwam waarschijnlijk uit Rid-deroord. Ridderoord en Beukenburg zijnvan elkaar gescheiden door een drukke

provinciale weg. Onder deze weg ligt eendassentunnel. Een Reconyx fotoval regis-treert, sinds juni 2012, permanent de pas-santen: dassen, boommarters, bunzingenen af en toe een vos. Op 25 juli om 22.56uur liep een forse boommarter, met eenlengte van minstens 50 cm, de tunnel inrichting Beukenburg. De afstand van detunnel naar de voerplaatsen in Beuken-burg is 2.2 km. Als de veronderstellingjuist is, dat deze marter dezelfde is als deman op de voerplaats in Beukenburg (debef was niet zichtbaar bij de tunnelpas-sage), betekent dit dat hij er 2 uur en 43minuten over gedaan heeft om op de voer-plaats aan te komen.

Nog meer spelen Op 28 juli, rond drieuur ’s middags, is het moertje weer opvoerplaats 2, nu in gezelschap van de ben-jamin. Benjamin eet wat van de pindakaas,het moertje scharrelt min of meer doel-loos rond, eet af en toe wat peer. Na vierminuten gaat ze in de grond krabben, enrolt en schuurt herhaaldelijk op buik enrug door het zand op exact dezelfde plaatswaar ze dat op 26 juli deed (foto 3). Zespeelt daarbij ook wat met een stukjehout. Ook ’s avonds (22.52 uur) vertoont zedat gedrag op de voerplek, weer in het bij-zijn van de benjamin. Het zand-schurenloopt uit op twee minuten stoeien, nu dusmet haar andere jong dan twee dagen eer-der. Het is opvallend hoe weinig geluid er tij-dens het stoeien werd gemaakt. Af en toehoor je wat gegrom, maar geen gegil ofgeschreeuw.

Boommartergeluiden De Bushnellfotoval neemt gelijktijdig met het video-beeld ook het omgevingsgeluid op, meteen redelijke kwaliteit. Aanvullend maakteik geluidsopnamen met richtmicrofoons

en recorders. Ik kon vier verschillendemartergeluiden vastleggen: brommen,grommen, krijsen en “keuvelen”. Brom-men lijkt een reactie op lichte irritatie. Ditwerd onder andere gehoord wanneer tweemarters aan het eten waren en de één deander wegduwde.Marters grommen vooral bij sterke versto-ring. De eerste ontmoeting met dit moer-tje dit jaar verliep met het nodige gegrom.Tweemaal werd geprobeerd video-opna-men te maken vanuit een schuilplaats. Ditwas geen succes, want de marters lietenzich niet zien, maar maakten hun aanwe-zigheid wel kenbaar door luid te grommen.Ze reageerden echter wel selectief. Tijdenshet aanbrengen van voedsel werden nooitmarter geluiden gehoord, terwijl viermaaleen marter binnen vijf minuten op één vande voerplaatsen verscheen. Ze zaten ken-nelijk wel in de directe omgeving.Tweemaal werd een fel gekrijs opgeno-men, helaas zonder beeld. Hevige agres-sie of angst?“Keuvelen” omvat diverse geluiden. Ditwas regelmatig te horen als minimaaltwee marters aan het eten waren. Hetwekt sterk de indruk dat ze dan met elkaar“praten”. Deze geluiden werden niet waar-genomen wanneer één marter aanwezigwas.

Ruud van den Akker is bestuurslid van deBoommarterwerkgroep.

Met dank aan Jaap Mulder!

Verder lezen?

• Van de beelden en geluiden die hier beschre-ven worden staan voorbeelden op Youtube.https://youtu.be/E5JSQzokup4 spelende boom-marters http://youtu.be/N32mLhuhEkk boommarter-ge-luiden

Foto 1. Het mannetje wrijft zijn buik tegen de tak op de voerplaats.

Foto 2. Het vrouwtje rollebollend met haar jong. Foto 3. De benjamin eet, het moertje rolt over de grond.Foto’s Ruud van den Akker

Moer met twee jongen op het voer.Foto Ruud van den Akker

Zoogdier 24-1 pagina 10

Page 13: Aandacht voor kadavers in de natuur

Zoogdier 24-1 pagina 11

Er zijn van die momenten die je nooit ver-geet. In mijn geval geldt dat zeker voor ‘hetwashandjesmoment’. Ik was op een dins-dagavond in het museum en stond geheeltoevallig in het alcoholdepot, toen een vanonze vrijwilligers naar mij toe kwam meteen plastic zakje waarin zich een gevuldnat washandje bevond. “Wil je hier eensnaar kijken?” De inhoud bleek te bestaanuit een bruine fossiele onderkaak van on-geveer 15 cm lengte. Het ding was kort te-voren uit zee opgevist door eenNederlandse platvistrawler, vandaar terconservering de natte verpakking. Het bothad een rare vorm, meteen platte zijkant en eendiasteem. Zo’n kaak had iknooit eerder in handengehad maar ik herkende het wel van deplaatjes in de literatuur: een sabeltandtij-ger. Ik zei dus in mijn onschuld: “dat is vol-gens mij een sabeltandtijger.” Dat bleekniet te kunnen, want, zo vertelde mij de ei-genaar van het washandje, “die waren toenallang uitgestorven.” “Wanneer is toen?”“Laat Pleistoceen.” Inderdaad was volgens de literatuur delaatste sabeltandtijger uit Europa al onge-veer 300.000 jaar eerder van het toneelverdwenen - althans, dat was de jongst ge-dateerde sabeltandvondst uit een grot in

Frankrijk. Een jongere sabeltandtijger wasnooit gevonden, en hoewel iedereen weetdat afwezigheid van bewijs geen bewijs vanafwezigheid is, was dat de consensus: inEuropa was de sabeltandtijger sinds eendikke 300.000 jaar exit. In Noord-Amerikawaren ze nog wel bekend uit het laatstedeel van de ijstijden, met twee geslachtenzelfs: Smilodon (in het Amerikaans uit tespreken alsof het dier glimlacht) en Ho-motherium. De onderkaak uit het washandje bleek navergelijking met afbeeldingen van Homo-therium-kaken inderdaad een onmisken-

bare sabeltandtijgerkaak te zijn. Datleverde meteen probleem nummer één op:hoe komt een sabeltandtijger verzeild opeen vindplaats in de Noordzee waar uit-sluitend Laat-Pleistocene resten wordenopgevist? De oplossing leek te liggen ineen 14C-datering. Hans van der Plichtvoerde die in zijn Groningse laboratoriumin duplo uit en kwam tot een spectaculaireouderdom tussen 30.000 en 28.000 jaar:erg jong dus, het late Laat Pleistoceen. Datveroorzaakte probleem nummer twee: hoekrijgen we dit gepubliceerd? Gerenom-

meerd tijdschrift A stuurde een manu-script over de vondst per kerende post enonverrichter zake retour. Gerenommeerdtijdschrift B nam het manuscript ter revisieaan, maar stuurde het daarna terug metde mededeling dat de datering onmogelijkwant veel te jong was en dat we dat maareens moesten controleren. Het kon nietkloppen, kortom. Pas nadat we nog vier (4!)extra 14C-dateringen hadden laten doen(met identieke uitkomsten) werd de vondstdoor gerenommeerd tijdschrift C geaccep-teerd. Nu zijn we enkele jaren verder enheeft de paleontologische wereld de vondst

van een Laat-Pleistocene Ho-motherium uit de Noordzeeomarmd, alsof ze het altijd algeweten hadden.

Rest ons nog probleem nummer drie: wasde sabeltandtijger altijd in Europa aanwe-zig maar alleen nooit gevonden (dat kangebeuren met zeldzame top-predatoren),of zijn ze wel degelijk kort na 300.000 jaargeleden uitgestorven en pas veel laterweer vanuit een bronpopulatie in Noord-Amerika via de Beringstraat teruggeko-men? Dat leidt dus tot die fijne ultiemewetenschappelijke uitsmijter: more re-search is needed.

De sabeltandtijger

Verdwenen zoogdieren

Welke zoogdieren kwamen in vroeger tijden in Nederland en/of Vlaanderen voor, maar

verdwenen uit de lage landen? Jelle Reumer, directeur van het Natuurhistorisch Museum

Rotterdam, blikt in deze rubriek terug.

‘De afwezigheid van bewijs is geen bewijsvoor afwezigheid’

Sabeltandtijger Kaakfragment van de sabeltandtijgerBron: internet

Page 14: Aandacht voor kadavers in de natuur

Bevers en vissenDe bever is nog maar pas in ons land terugen zorgt al voor flinke commotie op allefronten. Zo zijn er mensen die vrezen datdeze naarstige knager met zijn dammen-bouw de vismigratie belemmert. Daarte-genover staan studies die aantonen dat hetopstuwwerk van de bever de visstand tengoede komt (zie beverartikel Criel in Zoog-dier 23/4). Niet alleen vermeerdert hetaantal vissensoorten, maar ook het ge-wicht en de biomassa aan vis neemt toe.Om het pleit te beslechten, onderzochtenSchotse wetenschappers de mogelijke im-pact van de bever op de visstand. Daarvoorwerd een honderdtal artikels tot nachtlec-

tuur verheven en met argusogen uitge-pluisd. In 157 gevallen werd een positieveinvloed vastgesteld; daar tegenover staan102 gevallen die negatieve effecten aanto-nen. Zowel het een als het ander kan dus,maar voor het merendeel is er een gunstigeffect. Meestal is de impact sterk afhanke-lijk van de lokale omstandigheden. De be-schikbare leefruimte is daarin eensturende factor. Vooral op kleine, smallerivieren en beken kunnen dammen ongun-stig werken, zeker wanneer de plaats voorde vorming van poelen en nevengeulenontbreekt.www.snh.org.uk/pdfs/publications/com-missioned_reports/349.pdf

Minder vossen, meer infectie-kansHet verhaal is al tot in den treure toe ver-teld, maar wordt niet door iedereen er-kend: het doden van vossen bevordert deoverdracht van ziekten. Niet alleen tussende vossen onderling maar evenzeer naarandere vatbare soorten, waaronder wijzelf.Niet dat je alle dagen een knauw van eenvos mag verwachten, maar toch blijft enigevoorzichtigheid geboden voor wie vaak bui-ten loopt. We werden al aangemaand in devervlogen tijd van de hondsdolheid en eenwaarschuwing is nog steeds van toepas-sing op de vossenlintworm. Nu is de ziektevan Lyme erbij gekomen. Die wordt ondermeer overgedragen door teken. 30 procentvan deze parasieten is geïnfecteerd met debacterie Borrelia burgdorferi. Alleen al inde Lage landen worden jaarlijks ruim 2miljoen mensen gebeten door een teek.Daardoor lopen elk jaar honderdduizendenNederlanders en Belgen het risico om deziekte van Lyme op te lopen. Niettegen-staande bij ons vooral hoefdieren enknaagdieren de gastheer zijn van teken,kwamen onderzoekers tot de vaststellingdat de ziekte vooral voorkomt in periodenmet lage populatieaantallen van de vos. Uiteen theoretisch model blijkt dat een af-name van kleine roofdieren leidt tot eensterke toename van het aantal Lyme-ge-vallen. De oorzaak laat zich raden: hetaantal kleine zoogdieren neemt dan toe. Jekan dus beter niet op vossen jagen om dekleine knagertjes in te tomen.www.pnas.org/content/109/27/10942

De kadaverrouteIk vermelde reeds in Zoogdier nummer19/2 de populaire Nederlandse website‘Dood doet leven’ �. De site heeft onder-tussen niet alleen een opknapbeurt gekre-gen, maar het project heeft nu ook inBelgië opvolging gekregen. Daaruit volgdeook een Vlaamse website �. Meer nog: er

HyperKORT Dirk Criel bespreekt op eigen wijze onderwerpen over zoogdieren.

Zoogdier 24-1 pagina 12

Vos. Foto Aaldrik Pot

Page 15: Aandacht voor kadavers in de natuur

werd een heuse kadaverroute doorheenhet Zoniënwoud - in het arboretum vanGroenendaal - nabij Brussel uitgestippeld�. Je krijgt er informatie over natuurlijkeafbraakprocessen, aaseters en alles watdaar mee samenhangt. Tot en met het ge-bruik van aaskevers voor forensisch on-derzoek. Regelmatig worden op vaste

plekken langsheen de route kadaversneergelegd van doodgereden dieren. Jekan ze een bezoekje brengen om het af-braakproces met eigen ogen te bekijken ende sfeer te snuiven. Elders zijn nog meerkadaverplekken aangelegd die weten-schappelijk worden opgevolgd en waarvande resultaten op de website terug te vindenzijn. Heerlijk !� www.dooddoetleven.nl�www.natuurenbos.be/nl-BE/Over-ons/Projecten/Dood_doet_leven.aspx� www.natuurenbos.be/~/media/Files/Projecten/Dood%20doet%20leven/EOS%20finaal%20artikel.pdf

Belgen kunnen rovers volgenHet lijkt het alsof de Belgen - in tegenstel-ling tot hun buren - wat op hun honger blij-ven zitten wat de informatie over grote

roofdieren in Belgenland betreft. Maarniets is minder waar. Wel word je veron-dersteld de Franse taal machtig te zijn.Voor een Vlaamse informatiesite is het nogeven wachten tot een hysterisch politicusde alarmbel luidt. Wie Fransgezind is zalaan de website ‘Buvette des Alpages’ veelplezier beleven �. Je vindt er niet alleen

informatie over de grote rovers in België �� maar over het geheel van Fransspre-kend Europa en bij uitbreiding de rest vande wereld. De thema’s zijn erg veelzijdig enworden grondig uitgediept. De websitekwam al eens eerder aan bod - in Zoog-dier 18/2 - maar is sindsdien grondig ver-anderd en nu sterk op wolf, lynx en bruine

beer afgestemd.� www.buvettedesalpages.be� www.buvettedesalpages.be/lynx-belgi-que � www.buvettedesalpages.be/loup-belgi-que

Schuldige sta opVan zodra er een kip, konijn of ander neer-hofdier van het erf verdwijnt, wijzen allevingers meteen in de richting van een vosof steenmarter. De bunzing wordt door hunbeider wandaden wat uit de wind gezet,maar de grote schuldige blijft voorlopigongemoeid. Dat is niet zo verwonderlijkwant het is onze allerliefste huisvriend: dehond. Ik vermelde het wangedrag van los-lopende honden al eens in Zoogdier 22/2,maar denk maar niet dat zich iemand hier-aan stoort. Diverse onderzoeken in Frank-

rijk ��� noemen deze brave sloeber nuook als hoofdverdachte voor de tallozemoordpartijen onder vrij lopende schapen.Tot nog toe werden die meestal op naamvan de wolf gezet of bij gebrek hieraan aanhet moordlijstje van de lynx toegevoegd.Om de rothonden aan de schandpaal te na-gelen, worden hun wandaden voortaan op

Facebook gezet � en in jaaroverzichtjesop het internet samengevat ��. Dit ge-beurt totdat de rechtszitting, of moet ikzeggen “rechtzetting”, tot een algehelevrijspraak leidt.�http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/j.1469-1795.2009.00315.x/abstract�www.journees3r.fr/IMG/pdf/2007_04_pastoralisme_04_Brunschwig.pdf �www.mnhn.fr/museum/front/medias/publication/10635_007_026.pdf� www.facebook.com/Chiens.errants�www.buvettedesalpages.be/brebis-egor-g e e s - p a r - d e s - c h i e n s - e r r a n t s - o u -divagants-en-france.html �http://mathieuerny.unblog.fr/2010/07/31/chiens-errants-comment-fabrique-ton-des-chiffres/

Gestreste eikelmuizen verliezenstaartNet als hagedissen kunnen ook eikelmui-zen hun staart verliezen als ze in een le-vensbedreigende situatie terechtkomen.De dunne huid van de staartwortel wordtonder een stresssituatie zodanig strak ge-spannen dat die makkelijk loslaat �.Waarschijnlijk is het een afleidingsma-noeuvre die hen beschermt tegen predato-ren. Na het verlies van de staart ligt destaartwervel bloot. Reeds na enkele dagendrogen de werveltjes in en knaagt het diervermoedelijk het stompje af. Deze ont-snappingstechniek is vrij uniek in de zoog-dierenwereld en alleen bekend bijknaagdieren. Enkel buiten Europa zijn ernog soorten die een vergelijkbare techniekontwikkeld hebben. De huid om de staartvan de degoe (Octodon degus) bijvoorbeeldzit zo los dat die afstroopt als het dier bijde staart gepakt wordt �. De degoe bijtdan de pezen en naakte wervels door. Deverloren staartpunt groeit niet meer aan.Twee soorten Afrikaanse stekelmuizen(Acomys kempi en Acomys percivali) ge-bruiken een vergelijkbaar trucje. Ze latenniet hun staart los, maar wel een deel vanhun huid �.

� http://nl.wikipedia.org/wiki/Eikelmuis� www.degoe.be/gezondheid.php � www.wetenschap24.nl/nieuws/artike-len/2012/sept/Hop--weg-die-huid.html

Zoogdier 24-1 pagina 13

Page 16: Aandacht voor kadavers in de natuur

Het symposium ging van start met eenwelkomstwoord van Gitty Korsuize, stads-ecoloog van de gemeente Utrecht. Dezegemeente is rijk aan forten en buiten-plaatsen, met naast belangrijke cultuur-historische waarden vaak ook bijzonderewaarden voor vleermuizen. De grote aan-tallen overwinterende dwergvleermuizenin het ProRail-hoofdkantoor “De Inktpot”

laten zien dat ook het drukke centrum vanUtrecht vleermuizen iets te bieden heeft.In 2011 zijn er in het kader van het Jaarvan de Vleermuizen 275 vleermuiskastengeplaatst in diverse stadsparken en land-goederen. Met vrijwilligers wordt onder-zocht welke soorten daar gebruik vanmaken en worden de succesfactoren vanvleermuiskasten in kaart gebracht.

Utrecht was dan ook een logische locatievoor dit eerste vleermuiskastensympo-sium.

Van vogelkastje naar vleermuis-villa Vleermuiskasten worden steedsvaker gebruikt om bestaande verblijfplaat-sen in bomen en gebouwen te vervangen.Ze zijn daar echter vaak niet voor ontwik-

Het succes van vleermuiskasten

Op donderdag 18 en vrijdag 19 oktober 2012 organiseerden de Vleermuiswerkgroep Nederland

(VLEN) en Batlife Europe een symposium over vleermuiskasten. Sprekers uit heel Europa deelden

hun ervaringen met het inzetten van vleermuiskasten. Speciaal voor Zoogdier vatten de organisato-

ren in dit artikel de presentaties samen.

Erik Korsten, Jasja Dekker en Johannes Regelink

Fase 3

Symposium geeft een genuanceerd beeld

Zoogdier 24-1 pagina 14

Page 17: Aandacht voor kadavers in de natuur

keld. In zijn presentatie liet Erik Korstenzien dat inzicht in de herkomst van vleer-muiskasten kan helpen om hun effectivi-teit als beschermingsmaatregel in teschatten. De in Europa gangbare kleinebolle en platte vleermuiskasten werdenvooral gebruikt om vleermuizen zichtbaarte maken (voor bijvoorbeeld ringonder-zoek) of om in monotone productiebossenin verblijfplaatsen te voorzien. Veel vleer-muizen gebruiken de kasten, maar gebruikdoor kraamgroepen is bij de meeste soor-ten schaars. Vanaf de jaren ’80-’90 ont-wikkelen sommige kastenproducenten ookinbouwkasten en gevelkasten voor spouw-bewonende vleermuizen. Dit concept voor‘vleermuisvriendelijk bouwen’ krijgt steedsmeer aandacht, al is de werking van dezekasten grotendeels nog onbekend. Vanaf de jaren ‘90 wordt in de VerenigdeStaten flink geëxperimenteerd met kasten.Daar werd ontdekt dat kraamgroepen eenvoorkeur hebben voor grote kasten die dezonnewarmte lang vasthouden, maar ookeen variatie in microklimaten bieden. Dezekasten zijn de laatste tien jaar steeds meerin Europa toegepast, maar informatie overhun effectiviteit is nog beperkt.Erik ziet een kruisbestuiving in onderzoeknaar (klimaat)eigenschappen van natuur-lijke verblijfplaatsen en monitoring van

vleermuiskasten als een essentiële stapom vleermuiskasten te verbeteren.

Verschillende kasten geanaly-seerd Collin Morris (Vincent WildlifeTrust (VWT), Engeland) liet meteen zienwat je met monitoring van vleermuiskas-ten te weten kunt komen. Hij begon met zijn eigen ervaringen vantien jaar onderzoek aan kasten in Fonthill,een oud loofbos in Zuid-Engeland. Daarwerden 50 bolle kasten van het typeSchwegler 2FN (houtbeton) en 51 van hettype Stebbings-Walsh (hout) maandelijksgecontroleerd op aanwezigheid van vleer-muizen. Waargenomen soorten waren ge-wone grootoorvleermuis, gewone en kleinedwergvleermuis, Bechstein’s vleermuis,franjestaart, rosse vleermuis en baard-vleermuis. De houtbetonnen kasten wer-den vaker gebruikt dan de houten kastenen trokken gemiddeld drie keer zo veelvleermuizen aan. Op welke windrichting dekasten hangen leek niet zo veel uit temaken. Franjestaarten bleken een voor-keur te hebben voor laag opgehangen kas-ten (tot 4 m.)De voorkeur voor houtbetonnen kastenbleek ook uit een analyse van het succesvan tien verschillende kastensoorten inmeerdere gebieden van de VWT. Schwegler

2FN- en 1FF-kasten blijken de meestesoorten aan te trekken. De grote 1FW-kas-ten trekken de grootste (kraam-)groepenaan. Vleermuizen worden echter hetvaakst aangetroffen in 2F-kasten.

Vleermuiskasten in Catalonië Dederde spreker is Carles Flaquer van hetNatuurhistorisch Museum van Barcelona.Hij vertelde over twee projecten in Catalo-nië waarbij houten vleermuiskasten wor-den gemonitord: in de Wetlands van deEbro Delta en in een bosgebied bij Barce-lona. In de wetlands werden vleermuiskastenopgehangen aan bomen, gebouwen enpalen in natuurgebieden en rijstvelden.Deze kasten werden verrassend snel ingebruik genomen door kleine dwergvleer-muizen en zelfs door daar niet eerderwaargenomen ruige dwergvleermuizen. Debezettingsgraad nam toe tot 70% en hetaantal vleermuizen in de kasten in dekraamtijd tot meer dan 5000. Deze vleer-muizen foerageerden massaal op de voorde rijstteelt schadelijk rijstmot, waardoorjaarlijks aanzienlijk minder insecticidengebruikt worden. De kasten in de bossen bij Barcelona wer-den gebruikt door bosvleermuis, Kuhlsdwergvleermuis, gewone dwergvleermuis

Noors huis met verschillende soorten vleermuiskasten. Foto Tore Chr. Michaelsen

Page 18: Aandacht voor kadavers in de natuur

en kleine dwergvleermuis. De bezettings-graad was laag, gemiddeld was minderdan 5% in gebruik.

Kasten als paar- en winter-slaapplaats voor tweekleurigevleermuizen? Jeroen van der Kooijvangt in zijn opvangcentrum in Oslo regel-matig tweekleurige vleermuizen op. Hijmerkte daar een toename op van winter-vondsten van tweekleurige vleermuizen inde buurt van renovatieprojecten van flat-gebouwen. Van deze soort is bekend datmannetjes in de winter bij hoge gebouwenbaltsen en mogelijk ook overwinteren. Met telemetrie werden in de winter ver-blijfplaatsen opgespoord, zoals in de op-bouw van een liftschacht op het dak vaneen flatgebouw. Een aantal kasten is inbuitenmuren van deze opbouw ingebouwd.De kasten werden bij een niet geïsoleerdespouw vaak te warm voor overwintering enbij een geïsoleerde spouw veel te koud. Inzijn opvangcentrum onderzocht Jeroen deomstandigheden waarin tweekleurigevleermuizen overwinteren. Hij ontdekte datdeze vleermuizen plekken kozen met eentemperatuur tussen de -2 en +5 gradenCelsius. Vondsten van tweekleurige vleermuizen indilatatiespleten (dit zijn vaak diep gelegenspleten tussen gebouwdelen) doen ver-moeden dat tweekleurige vleermuizen aande strenge vorst ontsnappen door diepereen gebouw in te kruipen. Inbouwkastenzijn mogelijk te klein om een dergelijketemperatuurvariatie te bieden.

Geïntegreerde vleermuiskastenKelly Gunnel van de Bat ConservationTrust (BCT) vertelde dat er in Groot-Brit-

tannië meer aandacht is voor beter geïso-leerde woningen. Dergelijke woningen bie-den geen toegang meer voorgebouwbewonende vleermuizen. Het ge-richt inbouwen van verblijfplaatsen isnodig om in verblijfplaatsen voor vleer-muizen (en vogels) te voorzien. Samen metarchitecten werd hierover een ideeënboekgepubliceerd. Eén van de problemen die in het boek naarvoren komen is dat de maatvoering en hetuiterlijk van veel op de markt gebrachtekasten slecht passen bij de Engelse bouw-wijze.Graham Jeffrey van Ecosurv benaderde deBCT met de Habibat-kast: een kast die welin die bouwwijze past. Deze vleermuiskastis gemaakt van een lichte betonsoort en iswaterdicht. De kast is te bestellen met ver-schillende soorten steenstrips, die naad-loos passen bij de meest gebruiktebaksteensoorten. Kopers werden gevraagdom te laten weten waar de kasten zijn in-gebouwd, maar die feedback ontbreekt he-laas nog. De BCT zoekt nog naarmogelijkheden om dat te verbeteren.

Vleermuiskasten in ontheffings-aanvragen Wanneer verblijfplaatsenvan vleermuizen in het geding zijn komtvaak de Flora- en faunawet om de hoekkijken. Vleermuiskasten worden daarbijvaak in ontheffingsaanvragen genoemd,meestal om tijdelijk of blijvend in vervan-gende verblijfplaatsen te voorzien.Stefan Vreugdenhil vertelde over een pro-ject van de Zoogdiervereniging waarinwerd onderzocht hoe vaak vleermuiskas-ten zijn opgenomen in ontheffingsaanvra-gen voor locaties in Noord-Brabant en watdaar in de praktijk mee gebeurt. Het on-

derzoekt loopt nog maar de voorlopige re-sultaten zijn al erg interessant. In totaalwerden in de periode 2007-2011 37 onthef-fingen afgegeven waarin vleermuiskasteneen onderdeel waren van de voorwaarden.Daarin werden tenminste 235 vleermuis-kasten genoemd, voornamelijk kleine kas-ten, inbouwkasten en kraamkasten. Demeeste zijn bedoeld voor de gewonedwergvleermuis, vooral voor paarplaatsenof verblijfplaatsen van enkele vleermuizen,maar ook opvallend vaak voor kraamver-blijfplaatsen, waarvoor zij minder geschiktzijn.In slechts 6 van de 37 verstrekte ontheffin-gen werd monitoring van de kasten geëist.Van slechts één locatie bleek de initiatief-nemer op de de hoogte van de resultatendaarvan. De Zoogdiervereniging heeft ge-probeerd om van meer locaties informatiete verzamelen, maar dat gaat moeizaam.Veel ontheffingshouders weten niet of dekasten zijn onderzocht en wat de resulta-ten zijn.

Analyseren van gegevens vankastenmonitoring In opdracht van deprovincie Noord-Brabant onderzocht EricJansen (Zoogdiervereniging) de gegevensvan een vleermuiskastenproject van deVleermuiswerkgroep Noord-Brabant. Ditkastenproject is in 2003 gestart met alsdoel waarnemingen te verzamelen vansoorten die met de batdetector moeilijkwaar te nemen zijn. In verschillende gebieden zijn in totaalvierhonderd kasten opgehangen van tweetypen: model Boshamer (plat) en modelBekker (bol). Kasten worden maandelijkstot wekelijks voornamelijk vanaf de grondvisueel gecontroleerd.

Zoogdier 24-1 pagina 16

Noordse vleermuizen in een kast met meerdere lagen. Foto Tore Chr. Michaelsen

Page 19: Aandacht voor kadavers in de natuur

De eerste analyses laten zien dat gewonedwergvleermuis, gewone grootoorvleer-muis en rosse vleermuis het meest werdenwaargenomen. Grootoorvleermuizen engewone dwergvleermuizen gebruikten dekasten vaak als eerste, gemiddeld na 282en 388 dagen. Bij rosse vleermuizen is datmeer dan 650 dagen. Door een ingevoerdnieuw registratiesysteem wordt ook hetseizoensafhankelijk gebruik (fenologie)van kasten inzichtelijk.

Amerikaanse koloniekasten inNoorwegen De tweede dag van hetsymposium werd geopend door Jeroen vander Kooij, die in zijn tweede presentatievertelde over een project van collega ToreChr. Michaelsen. Daarin werd op 16 loca-ties geëxperimenteerd met vleermuiskas-ten met meerdere compartimenten inlagen: “Amerikaanse stijl” kraamkolonie-kasten. Die werden ingezet om vleermui-zen die overlast veroorzaakten, uit huizennaar de kasten te lokken. Dat werkte ineen aantal gevallen heel goed. In de helftvan de kasten huisde na verloop van tijdeen kolonie en in één geval zaten er op eenbepaald moment 1000 kleine dwergvleer-muizen in één kast! Helaas haalde eenkwart van de bewoners na enkele jaren dekasten weg, en heeft het verplaatsen vanvleermuiskolonies tijd nodig, soms tot wel9 jaar.Vervolgens is ervoor gezorgd dat alle men-sen die overlast van vleermuizen melddeneen kast kregen. Daarnaast werden doorpersaandacht zo'n 350 kasten verkocht ofweggegeven. Die mensen is gevraagd deresultaten terug te melden.

Mitigatie van kolonie dwerg-vleermuizen bij sloop Liesbeth Hu-nink (Econsultancy) vertelde over een noglopend mitigatieproject bij de sloop vaneen gebouw met een kraamkolonie van on-

geveer 200 gewone dwergvleermuizen. Erwordt geprobeerd de vleermuizen eerst telaten verhuizen naar een grote vleermuis-kast op een tweede gebouw, waarna hetgebouw waarin de kolonie zat geslooptwordt. De nieuwbouw die dan wordt ge-plaatst heeft vestigingsmogelijkheden voorde kolonie. Als de dieren daarin trekken,wordt het tweede gebouw gesloopt. Hetproject loopt nog: op dit moment is de kastgeplaatst, en in zomer 2012 vlogen er 50dieren uit.

Ruige dwergvleermuizen moni-toren met kasten Peter Twisk plaat-ste 12 jaar geleden 15 platte kasten inGroote Wielen (Noord-Brabant). Het ge-bied grenst aan de Maas en in de winterkan het water er meer dan 2 meter hoogstaan. Toch wordt er het hele jaar doorelke twee weken een controle gedaan. Datgebeurt op zicht, zonder de kasten te ope-nen. Er zijn in het gebruik van de kasten(door ruige dwergvleermuizen) twee pie-ken te zien: in het najaar en in het voorjaar.Dit is waarschijnlijk gerelateerd aan mi-gratieperioden. Twee maal werd een ge-ringd dier aangetroffen: beide waren inmidden-Duitsland geringd. Peter besprakeen paar voordelen en nadelen van kastengebruiken voor populatiemonitoring: hetkan goed door vrijwilligers gebeuren, hetkan gewoon overdag en de kans om dierente zien is vrij groot, en je kunt dieren goedfotograferen zodat anderen de soortbepa-ling kunnen bevestigen. Nadeel is wel datje de omgeving beïnvloedt: kasten zijn doormensen gemaakt, vleermuizen zoudendaarvan niet afhankelijk moeten zijn.

Kasten in landgoederen DanielTuitert vertelde over zijn onderzoek aanvleermuizen bij Staphorst (75 kasten) enlandgoed Eerde (110 kasten). Deze streekis door een gevarieerd landschap zeer rijk

aan vleermuizen: in landgoed Eerde zijn 14soorten waargenomen. In 2006 zijn hierSchwegler-2FN vleermuiskasten opge-hangen, maar het eerste jaar werden dezebezet door vogels. Daarom werd de toe-gang aangepast. Op dit moment zijn er 7soorten aangetroffen, maar vooral gewonegrootoorvleermuis, franjestaart en rossevleermuizen. Van de eerste twee soortenworden ook kraamkolonies aangetroffen.In Staphorst werden platte kasten ge-plaatst, en ook hier wordt er door 7 ver-schillende soorten gebruik van gemaakt.Bijzonder was hier het aantreffen van eengroep van meer dan 200 rosse vleermui-zen.

Kasten en ringen Dani Linton ver-telde over het kastenonderzoek in WythamWoods bij Oxford in Engeland. Daar han-gen 1265 houtbetonnen Schwegler(vogel)kasten, die al tientallen jaren on-derzocht worden. In de jaren negentig namde bezetting door vleermuizen sterk toe.Sinds 2002 worden de vleermuizen doormiddel van ringen gevolgd. Gemiddeldworden er in 1000 kasten vleermuisgroep-jes gevonden, vooral watervleermuis, fran-jestaart, gewone grootoorvleermuis enkleine dwergvleermuis. De afgelopen 7jaar werden meer dan 2600 vleermuizengeringd en zo gevolgd. Daaruit bleek dat erbinnen het boscomplex dieren regelmatigvan kasten wisselen, maar wel een beperktcluster kasten gebruiken.

Naar buiten! Na twee dagen praten enluisteren werd het tijd om de kasten zelfeens te bekijken. Bij Slot Zuylen loopt eenUtrechts kastenproject, zodat de deelne-mers onder andere rosse vleermuizen enruige dwergvleermuizen konden bekijken.Ook werd een kijkje genomen bij een doorFloris Brekelmans (Bureau Waardenburg)gebouwde grote paalkast.

Dankwoord Het symposium werd mo-gelijk gemaakt door financiële steun vanVivara, de Gemeente Utrecht, ApodemusField Equipment en Jasja Dekker Diereco-logie.

Verder lezen?

• In dit artikel kunnen we niet al het verteldekwijt. Gelukkig zijn alle presentaties opgeno-men op video en na te kijken ophttp://www.vleermuiskasten.nl

De zaal was goed gevuld. Foto Erik Korsten

Page 20: Aandacht voor kadavers in de natuur

Zoogdier 24-1 pagina 18

Zoogdieren binnen de NJN Bin-nen de jeugdbond kunnen leden zich ookmeer specialiseren op een soortgroep,door lid te worden van één van de werk-groepen. Zo bestaan er werkgroepen diehun activiteiten richten op vogels, insec-ten, planten of het strand, maar er bestaatook een zoogdierenwerkgroep. Op de zo-merkampen van de zoogdierenwerkgroepkomen elk jaar ongeveer twintig geïnte-resseerden. Een deel van de jongeren isnieuw in de natuurstudie, een deel bestaatuit oudere leden die nieuwsgierig zijn ge-worden naar zoogdieren en vooral ook

doorgewinterde deelnemers die elk jaarweer hun ervaringen willen delen met leef-tijdsgenoten, om ze zo enthousiast te krij-gen voor volgende jaren.Tijdens de kampen worden zoogdieren metverschillende methodes bekeken: muizenworden gevangen, vleermuizen worden be-studeerd met batdetectors en mistnettenen andere soorten worden gezien tijdenswandeltochten, of met cameravallen.

Kamp in De Meinweg In 2012 heb-ben we meegeholpen aan het inventarise-ren van Nationaal Park De Meinweg en het

gebied daar om heen. Het doel was om zoveel mogelijk gegevens te verzamelen endus zo veel mogelijk zoogdieren waar tenemen. Niet alleen vleermuizen en mui-zen, maar ook dassen, egels, konijnen,hazen en alle andere zoogdieren. Dit on-derzoek gebeurde als ondersteuning vaneen project van ons oud-lid René Janssen,wiens bedrijf was ingehuurd om deze in-ventarisatie uit te voeren. Aangezien er tij-dens het zomerkamp twaalf dagen achterelkaar is geïnventariseerd, door verschil-lende groepjes leden, zijn er veel gegevensverkregen.

Ga ook mee met de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie

De Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) is een vereniging voor

en door jongeren van 12 tot en met 25 jaar, die het leuk vinden om de

natuur in te gaan en die te bestuderen. Dit gebeurt op excursies en kampen

die het hele jaar door plaatsvinden op allerlei locaties en tijdens de

langere zomerkampen in binnen- en buitenland.

Douwe van der Ploeg en Mies Loogman

Vleermuis. Foto Diederik Volkaert Excursie. Foto Sanne Kat

Page 21: Aandacht voor kadavers in de natuur

Grote bosmuis. Foto NJN

Tijdens dit zomerkamp zijn met behulp vanlifetraps (type Longworth, maar ook zelfge-bouwde ingraafvallen) muizen gevangen,wat leuke soorten opleverde. De leukstesoort van het kamp betrof de grote bosmuis.In de nieuw gevonden populatie zijn ook zo-gende vrouwtjes gevonden. Hiernaast zijnook algemenere soorten zoals bosmuis,woelmuizen als rosse woelmuis en aard-muis, en spitsmuizen zoals dwergspitsmuisgevangen. Helaas zijn de andere doelsoor-ten, waterspitsmuis en ondergrondse woel-muis, niet aangetroffen.

Meer grote bosmuizen De vondst vande grote bosmuis is een leuke waarneming,niet alleen omdat het een zeldzame soortbetreft op een nieuwe locatie, maar ookomdat er de laatste jaren meer en meergrote bosmuizen worden waargenomen ingebieden bij de Duitse grens. Zo heeft deNJN vorig jaar op het zomerkamp ook al degrote bosmuis gevonden in de provincieOverijssel, in de buurt van Oldenzaal en in2006 deden wij tijdens het zomerkamp deeerste waarneming van Gelderland in debuurt van Winterswijk. In 2009 werd door deJeugdbond voor Natuur- en Milieustudie(JNM-NL) hier opnieuw geïnventariseerd.Daarbij bleek dat deze populatie gegroeidwas. Niet alleen in Overijssel en Gelderlandzijn nieuwe waarnemingen gedaan, maarook in Groningen en Drenthe zijn ondertus-sen grote bosmuizen aangetroffen, waar-door aan valt te nemen dat deze soort zichlangs de volledige oostgrens bevindt in ge-schikte biotopen.

Vleermuizen Naast het veldwerk metlifetraps, is er in de nachten onderzoek ge-daan waarbij mistnetten zijn gebruikt omvleermuizen te vangen. Dergelijk onderzoekheeft op zomerkampen van de NJN zowelvoor- als nadelen. Het leuke hieraan is datdeelnemers oog in oog komen te staan metvleermuizen, voor veel mensen een onbe-kende groep, omdat deze dieren vrijwelnooit goed te zien zijn. Onderzoek naarvleermuizen brengt echter ook strengereveiligheidseisen mee: niet alleen zijn dezedieren erg kwetsbaar, maar enkele soortenzijn ook potentiële dragers van het Rabiës-virus. Vanwege deze reden is het alleen voordeelnemers die een vaccinatieserie tegendit virus hebben gehad mogelijk om vleer-muizen te hanteren.Het onderzoek aan vleermuizen heeft ookenkele zeer leuke resultaten opgeleverd:naast algemenere soorten zoals gewonedwergvleermuis en bruine grootoorvleer-muis zijn ook de lastiger te vangen soortenals laatvlieger en ruige dwergvleermuis ge-vangen. De interessantste waarnemingenwaren echter meerdere exemplaren van dezeldzame grijze grootoorvleermuis, op ver-scheidene locaties in het gebied.

Elk jaar nieuw onderzoek De zoog-dierenwerkgroep heeft elk jaar een nieuwonderzoek op het zomerkamp. Soms wordter geassisteerd bij een groter onderzoek,maar op andere kampen zijn er bijvoorbeeldzelfstandig gebieden geïnventariseerdwaarvan nog niet veel van bekend was (dewitte plekken op de kaart). Naast het jaar-

lijkse zomerkamp worden er gedurende derest van het jaar ook andere activiteiten ge-organiseerd, een voorbeeld hiervan zijn dejaarlijkse ‘vleermuisnachten’, waarbij in éénweekend op locaties door het land heen ex-cursies worden gehouden met batdetectors.Ook worden er in de schoolvakanties korterekampen gehouden. In 2012 hebben we in hetvoorjaar onderzoek gedaan naar muizen bijde Nieuwkoopse plassen en hebben we inde herfst in de Weerribben naar de water-spitsmuis gezocht.

Zelf ook meedoen? De NJN biedtjaarlijks betaalbare zomerkampen die rondde tien dagen duren, met verschillende the-ma’s (en ook algemene kampen of specialekampen voor jongere leden), waarbij altijdéén kamp op een buitenlandse locatie wordgehouden. Ook zijn er gedurende het jaarkortere kampen en excursies. Aan het eindvan het jaar vindt het jaarlijkse congresplaats, waarbij het jaar wordt geëvalueerd.Alle activiteiten worden georganiseerd vooren door jongeren van 12 tot en met 25 jaar.

Meer weten?

• Meer informatie over de jeugdbond of overde zomerkampen is te vinden op de websitewww.njn.nl. Of neem contact op met de au-teurs via [email protected] en [email protected]

Zoogdier 24-1 pagina 19

Page 22: Aandacht voor kadavers in de natuur

Zoogdier 24-1 pagina 20

Terwijl je deze Zoogdier op de bank zit telezen kunnen er (mits je op de beganegrond zit natuurlijk) ongeveer vijftien cen-timeter onder je voeten vleermuizen han-gen te slapen. Hoe komen vleermuizeneigenlijk onder de vloer? Kruipruimtesmoeten, net als spouwmuren, worden ge-ventileerd om ophoping van vocht en daar-mee schimmelvorming, rot enstankoverlast te voorkomen. Dit kan door

middel van openingen in de fundering,maar vaker staat de kruipruimte in openverbinding met de spouwen, waardoor ereen natuurlijke trek ontstaat die beideruimten gelijktijdig van verse lucht voor-ziet via ventilatieopeningen in de buiten-muur. Deze ventilatieopeningen,bijvoorbeeld in de vorm van open stootvoe-gen bij gemetselde muren, zijn een be-kende en veelgebruikte toegang voor

voornamelijk dwergvleermuizen, laatvlie-gers en grootoorvleermuizen. Vervolgenshoeven de dieren hooguit enkele metersdoor de spouw omlaag te kruipen om in dekruipruimte terecht te komen. Voor devleermuizen vormt deze ruimte een soortkunstmatige grot waarin ze zelfs kunnenrondvliegen als de hoogte dat toelaat.Omdat de ruimte zich (half) ondergrondsbevindt, blijft het klimaat er relatief stabiel

Vleermuizen onder de vloer

Dat er vleermuissoorten zijn die bij voorkeur in gebouwen verblijven is bekend.

De verborgen aanwezigheid van vleermuizen in woningen komt nogal eens bij toeval aan

het licht tijdens het klussen of verbouwen. Een wellicht wat minder voor de hand liggende, maar

toch regelmatig voorkomende plek blijkt hierbij de kruipruimte onder de vloer te zijn.

Jan Mannak

Kolonie gewone grootoorvleermuizen (Plecotus Auritus) in de kruipruimte van een villa in Beekbergen (Gelderland), oktober 2007. Foto Jan Mannak

Page 23: Aandacht voor kadavers in de natuur

en zal het er in de winter niet snel gaan vrie-zen. Zeker als in de woning erboven wordtgestookt. Dit is vooral aantrekkelijk voor dekwetsbare winterslaap.

Onder de vloer kijken Dus wanneerwe waarnemen dat vleermuizen zich toe-gang verschaffen tot spouwmuren wil datnog niet zeggen dat ze uitsluitend op dieplek blijven zitten. Integendeel, vleermuizenwillen zich juist graag kunnen verplaatsendoor een gebouw om zo in elke periode vanhet jaar, bij elk weertype en elke buitentem-peratuur het beste microklimaat te kunnenkiezen.Echter, bij een bezoek door een vrijwilligerof bij een quick scan wordt meestal nietonder de vloer gekeken, tenzij daar een con-crete aanleiding voor is. De vleermuizenworden daar dus meestal bij toeval aange-troffen, zowel ’s zomers als ’s winters.Het kan daarom de moeite waard zijn omwat vaker achter het kruipluik te gaan kij-ken, en dit zou eigenlijk een vast onderdeelbij quick scans moeten zijn. Het is dan welraadzaam om dit voorbereid te doen, wantvoorzichtigheid is geboden. Een goede(hoofd)lamp is een eerste vereiste. De kruip-hoogte varieert meestal tussen 50 en 80centimeter, maar soms is het zo krap dat ergetijgerd moet worden. En aannemers latenvaak behoorlijk wat puin onder de vloer ach-ter, wat het kruipen kan bemoeilijken. Eenmogelijk alternatief voor een visuele inspec-tie is het plaatsen van een automatischebatdetector met opnamefunctie; vrijwilligersof ecologen met aanleg voor claustrofobiezullen deze mogelijkheid zeker meer waar-deren.

Isolatie als bedreiging Een actuelereden om wat meer aandacht onder de vloerte richten is de toenemende interesse voorenergiebesparing. Het is al bekend dat hetna-isoleren van spouwmuren met isolatie-korrels desastreuze gevolgen voor inwo-nende vleermuispopulaties kan hebben.Vloerisolatie geniet eveneens een toene-mende belangstelling. Hierbij wordt in demeeste gevallen isolatiemateriaal tegen deonderzijde van de vloer bevestigd, waardoorde kruipruimte aan de bovenzijde wat hoogteverliest. Ook deze vorm van isolatie is po-tentieel nadelig voor vleermuizen, want zelfsals de ruimte na het isoleren nog toeganke-lijk blijft zal het klimaat er significant veran-derd zijn. Deze extra isolatie houdt immersmeer warmte van boven tegen, wat eropneer komt dat de kruipruimte een stuk kou-der wordt, en daardoor vooral minder ge-schikt als winterverblijf.

In een dergelijk boek wordt de meest re-cente kennis gebundeld en wordt het hoeen waarom van onderzoek en bescherminguiteengezet. Dit boek wordt gerealiseerd insamenwerking met Naturalis in de serieNatuur van Nederland. Hoewel heel veelwerk door vrijwilligers wordt gedaan, over-schrijden de kosten de baten en moeten weeen beroep doen op derden om de produc-tie mogelijk te maken.

Terugtredende overheid Soms dui-ken er in de media termen op die veel zeg-gen over de periode waarin ze gebruiktworden. Zo vielen mij het afgelopen jaren dewoorden ‘crowdfunding’ en ‘flashmob’ op.Beide begrippen hadden alles te makenmet het politiek/economische tij van datmoment. Zo werd de flashmob (“flits-meute”, Wikipedia) door de cultuursectorgebruikt om aandacht te vragen voor de ge-volgen van de bezuinigingen. Crowdfunding(“fondsenwerving onder het publiek”, JT) isde naam voor de nieuwe strategie die in decultuur- en natuursector wordt gebruikt omnoodzakelijke projectgelden bijeen te bren-gen nu de traditionele subsidie en fondsen-verstrekkers het steeds meer latenafweten.

Crowdfunding Wikipedia omschrijftcrowdfunding als een alternatieve wijze omeen project te financieren. In het verledengingen organisaties als de Zoogdiervereni-ging met hun projectaanvragen naar be-langhebbende overheden, anderenatuurorganisaties met een groter budgeten/of fondsen om het benodigde kapitaalbijeen te brengen. Crowdfunding verlooptechter zonder financiële intermediairs,maar zorgt voor een direct contact tussengeldschieters en projectorganisaties (vrijnaar Wikipedia).

Zoogdieratlas Zoals gezegd zijn ersteeds minder traditionele projectfinanciersen daarom wil de Zoogdiervereniging voorhaar project Atlas van de NederlandseZoogdieren het principe van crowdfunding

toepassen. Dat betekent dat we al onze re-laties gaan vragen om zelf een financiëlebijdrage te leveren aan het project en/ofnamen en adressen aan te leveren van or-ganisaties, bedrijven en personen waarvanmaar enigszins vermoed kan worden dat zeeen belang hebben en/of belangstellinghebben voor de in Nederland levende zoog-dierfauna. Wij denken bijv. aan bedrijvenmet een zoogdier in hun naam of logo ofwaarvan bekend is dat ze ‘iets met zoogdie-ren hebben’.

Wat kunt u doen? Natuurlijk beginnenwe bij u, onze achterban. De Zoogdierver-eniging is een vereniging van mensen dievia hun lidmaatschap aangeven belangstel-ling te hebben voor zoogdieren. U kunt optwee manieren meedoen. De ene manier isdoor het adopteren van een zoogdier en deandere manier door ons namen te leverenvan bedrijven en/of personen die iets heb-ben met een zoogdier/zoogdieren. Hoe con-creter, hoe beter (een voorbeeld uit hetbuitenland: Fox News, www.foxnews.com +naam contactpersoon).

Brief Binnenkort krijgt u een brief van deZoogdiervereniging met concrete informa-tie over hoe u het project Atlas van de Zoog-dieren van Nederland concreet kuntsteunen. Voor degenen die ons nu al willensteunen of suggesties willen doorgeven: ukunt dit al doen via onze website zoogdier-vereniging.nl/adopteer een zoogdier. U kuntook contact opnemen met onze projectme-dewerker NeeltjeHuizenga ([email protected]). Met uwsteun en de mijne moet het toch mogelijkzijn om in Nederland voldoende mensen tevinden die onze inheemse zoogdieren eenwarm hart toe dragen en via geldelijkesteun het mogelijk maken dat het stan-daardwerk over de Zoogdieren van Neder-land wordt gerealiseerd.

Jos Teeuwisse is voorzitter van de atlascommissie

Crowdfunding voor Zoogdieratlas

In het vorige nummer van Zoogdier informeerden wij u al over het planom in 2014 de Atlas van de Nederlandse Zoogdieren uit te brengen. Ditmoet het standaardwerk worden over de in Nederland levende zoog-dieren. De afgelopen jaren zijn er meerdere boeken over soorten enveldgidsen verschenen, maar een recent standaardwerk over de Ne-derlandse zoogdierfauna ontbreekt nog.

Jos Teeuwisse

Zoogdier 24-1 pagina 21

Page 24: Aandacht voor kadavers in de natuur

Zoogdier 24-1 pagina 22

Wasbeer. Foto Stichting AAP

Wasberen behoren tot de familie van kleineberen. Hun oorspronkelijke verspreidings-gebied omvat vrijwel heel Noord-Amerika.Ze leven gewoonlijk in bosgebieden, bijvoorkeur in de buurt van water, waar zerondscharrelen op zoek naar voedsel.

Gedrag Wasberen zijn letterlijk allese-ters; ze eten voornamelijk noten, bessen,maïs, insecten, wormen, eieren, slakken,kikkers en krabben, maar soms ook vo-gels, muizen en jonge muskusratten. Hetzijn cultuurvolgers die zich ook goed kun-

nen redden in een stedelijke omgeving,waar ze ook afval eten. Ze leven groten-deels solitair, maar zoeken elkaar in hetpaarseizoen op. De dieren hebben een ter-ritorium dat kan variëren van 1 tot ruim1500 hectare. De mannetjes verdedigenhun territorium fel tegen mannelijkesoortgenoten. Territoria van de vrouwtjeskunnen elkaar overlappen, waarbij de die-ren elkaar mijden. Het zijn nachtdieren diezelden overdag actief zijn. Overdag schui-len ze in boomholtes, holen of dichte be-groeiing. Hun gedragsrepertoire is

vergelijkbaar met dat van een hond. Eenwasbeer die zich bedreigd voelt zal zijnoren in de nek leggen terwijl hij zijn koplaag houdt. Soms zet hij daarbij een hogerug op. Agressie uit zich in grommen enblazen en gaat gepaard met het zwiepenvan de staart.

Herkomst In de eerste helft van de vo-rige eeuw zijn wasberen naar Rusland enDuitsland gehaald voor de bontindustrie.Enkele exemplaren zijn ontsnapt en inDuitsland is een aantal paartjes uitgezet

Bestrijden wasberen dweilenmet de kraan open?

Hoewel wasberen van nature niet in ons land voorkomen, worden ze de laatste decennia

incidenteel waargenomen. In komkommertijd veroorzaakt dit vaak grote opwinding bij de media,

alsof er een levensgevaarlijk roofdier is gesignaleerd. Vaak ebt de belangstelling weer

snel weg. Terecht. Maar hoe groot zijn de problemen die wasberen veroorzaken eigenlijk?

En heeft het wel zin om ze te bestrijden?

Anja Hazekamp

Page 25: Aandacht voor kadavers in de natuur

Wasberen in het opvangcentrum. Foto Stichting AAP

ten behoeve van jacht en verrijking van defauna. Inmiddels komen wasberen voor ineen groot deel van Centraal- en West-Eu-ropa. Ook in Nederland is er een lichte stij-ging in de waarnemingen van wasberen.Bovendien breidt het gebied waar wasbe-ren worden waargenomen zich langzaamuit. In de periode 2001-2005 waren dewaarnemingen grotendeels beperkt totLimburg, terwijl in de periode 2005-2010ook meermaals wasberen werden waarge-nomen in Overijssel, Drenthe en op de Ve-luwe. (verspreidingskaartZoogdiervereniging / http://telmee.nl) Hunherkomst is niet altijd duidelijk. In het oos-ten van het land is er een kleine kans dathet om dieren uit Duitsland gaat die hunareaal uitbreiden; in stedelijke gebiedengaat het vermoedelijk om dieren die ont-snapt zijn uit gevangenschap of opzettelijklosgelaten.

Opvang Corresponderend met de lichtestijging in het aantal waarnemingen, zienwe bij Stichting AAP in Almere een toe-name van het aantal opvangaanvragenvoor wasberen. De aanvragen zijn afkom-stig uit heel Europa, maar vooral uit Ne-derland, Duitsland en België. In 2001kwamen er 8 aanvragen binnen, waarvan 5uit Nederland. In 2005 was dit aantal op-gelopen naar 24, waaronder 5 Neder-landse dieren. In 2008 werden 27 wasberenaangemeld, waarvan 10 in Nederland. Op-vallend is, dat er aan het begin van dezeeeuw voornamelijk wasberen uit particu-

lier bezit werden aangeboden, terwijl hettegenwoordig vaker dieren betreft die inhet wild leven. De meldingen van wasbe-ren bij Stichting AAP komen uit vrijwel alleprovincies, maar de meeste meldingenkomen uit Limburg, Gelderland en Dren-the. De behendige wasberen worden somsop vreemde plaatsen aangetroffen. In eenwoonwijk in Wolvega (2009), in een kippen-hok in Uffelte (2002), in een paardenstal inHengelo (2010) of zwemmend tussen dewoonboten in Amsterdam (2010). Debrandweer heeft in 2002 in Heerlen eenwasbeer van het dak van een woning ge-haald en in 2010 moest de brandweer vanGorinchem te hulp schieten om een ont-snapte wasbeer die klem zat in eenschoorsteen te bevrijden. In het opvangcentrum is goed te zien hoevindingrijk wasberen zijn. Op koude dagenzoeken ze beschutting en worden ze warmgehouden door hun dikke pels. Wanneerde temperatuur oploopt zoeken ze koeltein het water en op schaduwrijke, vochtigeplekken. Soms hangt er ineens een was-beer aan het plafond van het verblijf omverkoeling te vinden in de wind.

Geen huisdieren Steeds vaker vindenmensen een hond of kat als huisdier te ge-woon en gaan ze op zoek naar een exoti-scher huisdier. Wasberen zien er met hunpluizige vacht en zwarte bandietenmaskererg aandoenlijk uit en worden vaak in eenopwelling gekocht. Maar wie meent eengezellige huisgenoot te hebben aange-

Stichting AAP

AAP is een gespecialiseerd opvangcentrum

voor apen en kleine en middelgrote uit-

heemse zoogdieren zoals wasberen, stink-

dieren en prairiehondjes. De dieren bij AAP

komen onder meer van particulieren die de

zorg voor een dier niet meer op zich kunnen

of willen nemen. AAP wordt dagelijks gecon-

fronteerd met de gevolgen van ontoerei-

kende wet- en regelgeving in Nederland en

Europa. De opnamecapaciteit in Almere is

niet berekend op het nog altijd toenemende

aantal aanmeldingen, waardoor veel dieren

moeten wachten op een plaats. Soms komt

hulp voor hen dan te laat. Daarom is het be-

perken van de instroom door goede (handha-

ving op) wet- en regelgeving van groot

belang.

Tussen 2001 en 2012 heeft AAP 142 wasbe-

ren opgevangen.

Page 26: Aandacht voor kadavers in de natuur

De wasbeer in Vlaanderen

In België leven gevestigde populaties van was-

beren in Wallonië in de provincies Luxemburg

en Namen. In april 2012 kwam een filmpje van

een cameraval in het nieuws met de titel “1e

Vlaamse wasbeer gefilmd”. De eerste officieel

gedocumenteerde wasbeer in België stamt

reeds van 1986 en er is sprake van in het wild

levende wasberen in Limburg begin jaren 1980,

maar het was wellicht wel een van de eerste

filmpjes die gemaakt werden van een in het

wild levende wasbeer in Vlaanderen. Tot nu toe

zijn er geen sterke aanwijzingen dat er geves-

tigde wasbeerpopulaties zouden zijn in Vlaan-

deren, maar de meldingen van individuele

gevallen blijven wel geregeld komen. Van een

aantal dieren ging het duidelijk om ontsnapte

individuen van de eerste generatie, maar van

enkele andere individuen is de afkomst ondui-

delijk. Vroeger mocht de wasbeer als huisdier

gehouden worden, wat verklaart dat er af en

toe een ontsnapt dier gevonden werd, maar

sinds 2009 is dat verboden. Mensen die al voor-

dien een wasbeer in het bezit hadden, mogen

die wel nog houden. Er kunnen dus nog steeds

wasberen uit gevangenschap ontsnappen.

Daarnaast is het zeker mogelijk dat er zwer-

vers uit Wallonië of Duitsland naar Vlaanderen

komen, maar tot nu toe is deze exoot slechts

met mondjesmaat aanwezig in Vlaanderen.

schaft, komt al gauw bedrogen uit. Wasbe-ren zijn niet aangepast aan een leven inhuis. Ze hebben als (semi-)solitair diergeen enkele behoefte aan gezelschap enzijn ook niet gediend van een potje stoeienmet de kinderen. Bovendien zijn de dierenzelden overdag actief en ’s nachts voort-durend op zoek naar eten. Het zijn behen-dige klimmers en met hun beweeglijkehanden en gevoelige vingers kunnen zegemakkelijk de koelkast open maken, devuilnisbak omgooien of via een openstaandraampje ontsnappen. Vanwege hun voor-keur voor water staat regelmatig de keu-ken of badkamer blank. Het is onbekendhoeveel wasberen er in Nederland alshuisdier gehouden worden, maar het re-sultaat is vrijwel altijd hetzelfde: de on-handelbare dieren worden in het bestegeval aangeboden bij een opvangcentrum,maar vaker gewoon buiten de deur gezet.

Ziekten Wasberen kunnen een breedscala aan parasieten bij zich dragen, zoalsvlooien, luizen, teken en verschillendesoorten wormen. Daarnaast kunnen zeonder meer rabiës, leptospirose en tuber-culose bij zich dragen, waardoor anderezoogdieren en mensen ziek kunnen wor-den. Wasberen zijn bovendien de gastheervan de rondworm Baylisascaris procyonisdie bij mensen hersenvliesontsteking kanveroorzaken. In Duitsland bleek 70-80%van de wasbeerpopulatie deze parasiet bijzich te dragen. Het risico op besmetting ismet name aanwezig als de dieren in ge-vangenschap worden gehouden.

Beheersen in plaats van bestrij-den Wasberen zijn overlevers die zichgoed kunnen aanpassen aan nieuwe situa-

ties en nieuwe voedselbronnen. Hierdoorkunnen ze lokaal nadelige effecten hebbenop de biodiversiteit. Op ecosysteemniveauzijn er geen of slechts geringe effecten teverwachten. Desondanks adviseert deoverheid om wasberen met vangkooien tevangen en ze vervolgens dood te schieten.In Duitsland heeft het doden van wasberenechter niet geleid tot een kleinere popula-tie. Een methode die bij zwerfkatten suc-cesvol is gebleken en die bij wasberen welkansrijk lijkt, is de TNR-methode (Trap,Neuter and Return), waarbij de dierenworden gevangen, onvruchtbaar wordengemaakt door castratie en weer wordenteruggeplaatst. Met deze aanpak wordt deaanwezigheid van wasberen in ons landgetolereerd, misschien zelfs geaccepteerd,maar de populatieomvang beheerst.

Dweilen met de kraan open Zo-lang er op grote schaal in wasberen wordtgehandeld en deze dieren gewoon alshuisdier mogen worden gehouden, zullennieuwe introducties blijven plaatsvinden.Daarom zouden handel in en bezit vandiersoorten die niet geschikt zijn om alshuisdier te worden gehouden, zoals was-beren, verboden moeten worden. Momen-teel wordt door het Ministerie vanEconomische Zaken de laatste hand ge-legd aan de zogenaamde Positieflijst voorgezelschapsdieren, waarop alleen dierenstaan die zonder grote welzijnsproblemengehouden kunnen worden en die geen be-dreiging kunnen vormen voor de inheemseflora en fauna. Laten we hopen dat wasbe-ren niet op deze lijst worden geplaatst!

Anja Hazekamp is Senior beleidsmede-werker bij Stichting AAP

Zoogdier 24-1 pagina 24

Verspreiding wasbeer vanaf 2000

Page 27: Aandacht voor kadavers in de natuur

Zoogdier 24-1 pagina 25

Oproep Vroege VogelsVan de grootste roofvogels tot de klein-ste kruipers: ‘Vroege Vogels’ is vanafdinsdag 5 maart ook weer op televisie tezien. Menno Bentveld en Janine Abbringbrengen ook dit televisieseizoen mooie

verhalen en beelden uit de natuur. Na-tuurlijk volgen we ook dit jaar weer dewebcams die onder anderen staan bijde oehoes, de vossen en de eekhoorns.En niet te vergeten zenden we uw zelf-gemaakte natuurfilmpjes uit. Dus… ziet u iets opmerkelijks of mooisscharrelen, kruipen of vliegen?Schroom niet om uw natuurbeelden, hetliefst zonder eigen montage, naar ons testuren met de informatie wat we zien,en waar en wanneer u de beelden heeftgemaakt. En wie weet ziet u uw beeldenterug op televisie of op onze website.

Ga naar: http://vroegevogels.vara.nl/Vroege-Vo-gels-Video.1011.0.html Vroege Vogels’, vanaf 5 maart 2013 elkedinsdagavond om 19.20 uur bij de VARAop Nederland 2. En iedere zondag van8.00 tot 10.00 uur op Radio 1.

Herman Limpens genomi-neerd voor prestigieuze EdgarDoncker Prijs 2013De Stichting Edgar Doncker Fonds heeftop voordracht van de jury vleermuizen-ambassadeur Herman Limpens (Zoog-diervereniging), veldbioloog en

‘roofvogelman’ Rob Bijlsma en destadsecologen Kees Moeliker en JelleReumer genomineerd voor de EdgarDoncker Prijs 2013 voor Natuurbehoud. De prijs bedraagt €150.000,-. De be-kendmaking van de winnaar en de over-handiging van de aan de prijs verbondenEdgar Doncker penning vindt plaats opdinsdag 19 maart door burgemeesterBernt Schneiders in de DoopsgezindeKerk te Haarlem. Op 19 maart zal deuitslag op http://www.donckerstich-ting.nl/ bekend worden gemaakt.

ZoogdierdagOp zaterdag 20 april a.s. is in Nijmegende jaarlijkse landelijke Zoogdierdag metin de pauze de Algemene Ledenverga-dering. Het thema van de dag is ‘zoog-diersuccessen’ en er staan diverseinteressante lezingen op het pro-gramma. De dag is gratis toegankelijk

maar aanmelden is verplicht. Meer in-formatie en het programma staat opwww.zoogdiervereniging.nl.

EducatiepaginaIn de loop der jaren heeft de Zoogdier-vereniging diverse educatiematerialengemaakt om te gebruiken door kinderenen volwassenen. Dit materiaal staat nuverzameld op een nieuwe educatiepa-gina op de website van de Zoogdierver-eniging: http://www.zoogdiervereniging.nl/edu-catie

Groen en DoenGroen en Doen is een programma vanhet Ministerie van Economische Zakenom vrijwilligerswerk op het gebied vannatuur- en landschapsbeheer en ‘groenin de stad’ te ontwikkelen en te stimule-ren. Vanuit de Stichting VeldOnderzoek Floraen Fauna is de Zoogdiervereniging be-trokken bij Groen en Doen. Samen metde zes provinciale landschapsbeheerorganisaties in Friesland, Flevoland,Utrecht, Zuid-Holland, Zeeland en Lim-burg zijn er diverse projecten rondomverschillende soorten en methoden: ca-meravallen voor inventarisatie vanboommarters, ottermonitoring, vleer-muisverblijven zowel winterverblijven

als kerkzolders, braakbalanalyse en ha-zelmuizen. Daarnaast werkt de Zoog-diervereniging samen met de anderePGO’s aan verschillende projectenrondom het thema ‘groen tellen & groendoen in dorp en stad’. In dit kader is er

Kort nieuws

NEDERLAND

Nieuws van de Zoogdiervereniging (Nederland) en van de Zoogdierenwerkgroep en de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt (Vlaanderen).

Eekhoorn. Foto Aaldrik Pot

Page 28: Aandacht voor kadavers in de natuur

een pilot met zgn. ‘hopping detectors’.Op deze manier kunnen vrijwilligerszonder veel kennis over vleermuizen enhun geluiden, toch laten onderzoekenwelke vleermuizen er in de omgevingvoorkomen.

BruinvisonderzoekOp 30 januari werd op het NIOZ (Texel)het 'Harbour Porpoise Forum' (HPF) ge-organiseerd. Deze dag stond in hetteken van bruinvisonderzoek, met alsthema 'wetenschap gedreven doornieuwsgierigheid, enthousiasme enpassie'. De ruim 70 deelnemers woon-den verschillende presentaties bij metonderwerpen als algemene bruinvisbio-logie en mogelijke nieuwe predatoren.Ook waren er presentaties over innova-tieve onderzoeksmethoden als foto-identificatie, video-analyses omverspreiding in kaart te brengen en

akoestische meetvelden. Daarnaastgaven de sprekers hun visie over toe-komstig onderzoek. Tijdens het lunch-programma konden de deelnemersmeer leren over het dieet-onderzoek datwordt gedaan door IMARES. Studentengaven een demonstratie van het uitplui-zen van een bruinvismaag. Ook kondende deelnemers een kort bezoek brengenaan de bruinvissen in Ecomare. Geziende enthousiaste reacties van alle aan-wezigen, volgt volgend jaar wellicht eentweede HPF.

ZoogdiersuccessenDat is het thema van onze Zoogdierdag op 20 april. Want het gaat goedmet de meeste in het wild levende zoogdieren in Nederland. Vorig jaarvierden we ons 60-jarig bestaan. Terugkijkend mag de positieve conclu-sie zijn dat het met veel zoogdiersoorten nu beter gaat dan ten tijde vanonze oprichting. Een opvallend geluid in een natuurwereld waar vaakgeknokt moet worden om de terugloop nog enigszins te vertragen. Eengevecht soms met de rug tegen de muur.Zo niet bij de zoogdieren. De bever heeft zich blijvend en met groeiendeaantallen gevestigd, de das is niet meer bedreigd, de otterpopulatiegroeit en de wolf is onderweg naar ons land. Wat is de oorzaak van ditsucces? Het antwoord is: habitat en attitude. De habitat van veel soor-ten is verbeterd door investeringen die de afgelopen decennia zijn ge-daan in natuurontwikkeling: in de uiterwaarden voor de bever, doorverbeterde waterkwaliteit voor de otter, door grotere aaneengeslotennatuurgebieden en door tal van technische maatregelen als dassentun-nels en recent de vleermuisvriendelijke straatverlichting. Die straat-verlichting is een regelrechte innovatie waar de Zoogdiervereniging metHerman Limpens vooraan staat met innovatieve oplossingen waarvoorin binnen- en buitenland gretige belangstelling is. Langs de A74 in Lim-burg staan die lampen er al. De attitudekant heeft te maken met ver-minderde bejaging en een toegenomen acceptatie en waardering vanwilde natuur.Gaat het dan goed met alle zoogdieren? Nee, beslist niet. De noordsewoelmuis, de eikelmuis en ook onze egel, die ooit zo talrijk was, staannog steeds onder druk. Het egelbestand liep terug met tientallen pro-centen. Maar het succes van de meeste soorten geeft ons het vertrou-wen dat al die maatregelen, die genomen werden om die soortenduurzaam in ons land te behouden, werken. En dat er ook voor dezwakke soorten gerechtvaardigde hoop is. Dat betekent doorgaan metinvesteren. De successen van de in het wild levende zoogdieren lerenons dat “geld werkt”. Dat maakt het werk dat wij doen niet alleen ver-schrikkelijk leuk, maar vooral ook erg nuttig.

Hans van DordVoorzitter Zoogdiervereniging

C O L U M N

Zoogdier 24-1 pagina 26

Page 29: Aandacht voor kadavers in de natuur

Zoogdier 23-4 pagina 31Zoogdier 24-1 pagina 27

Inventarisatie van zoogdierenin Zuid-West-VlaanderenHet zoogdierenevenement Wild (in)Vlaanderen wordt dit jaar georganiseerdop 18 en 19 mei in natuurgebied DeBlankaart in Diksmuide. In aanloop naardit evenement inventariseren vrijwilli-gers van de Zoogdierenwerkgroep dezoogdieren in het gebied met muizen-

vallen, cameravallen, sporenbedden ensporenbuizen. Tot 1986 kwamen – on-danks de vervolging – in dit waterrijk ge-bied nog otters voor. Nu zijn er in jarengeen otters meer gezien, maar er is ookal jaren geen zoogdiereninventarisatiemeer gedaan en de otter heeft in 2012al voor een aantal verrassingen gezorgdin Vlaanderen. Wie graag meer wil lerenover zoogdieren kan deelnemen aan dezoogdierencursus, die in de streek ge-organiseerd wordt. Hou daarvoor de ka-lender op de website van deZoogdierenwerkgroep in het oog(http://zoogdierenwerkgroep.be/activi-teiten).

De kat vangt heel watOp 14 januari 2013 lanceerde Natuur-punt de actie ‘Wat vangt de kat’ (zie eer-der in dit nummer). Blijkbaar is dat heelwat. De actie kan nu al een succes ge-noemd worden, want op minder dan éénmaand tijd kwamen ondanks het vries-weer al meer dan 400 waarnemingenbinnen via www.watvangtdekat.be. Tervergelijking geven we mee dat er in 2012in totaal zo’n 2000 waarnemingen vanmuizen ingevoerd werden viawww.waarnemingen.be. Wat de huis-spitsmuis betreft, werden in januari (optwee weken tijd) al meer dan de helftvan het aantal waarnemingen ingevoerddat in 2012 op een heel jaar gemeldwerd via waarnemingen.be. In totaal

werden al minstens 10 soorten ‘muizen’gemeld. De kwaliteit van de foto’s is nietaltijd even goed, waardoor de woelmui-zensoorten moeilijk te onderscheidenzijn en twee meldingen van een moge-lijke veldspitsmuis niet met zekerheidkunnen benoemd worden, maar in to-taal zijn er dus mogelijk al 13 soorteningevoerd. Om de verspreiding van allesoorten beter te leren kennen, mogen erzeker nog heel wat meer ingevoerd wor-den. Hou de drempel dus maar in hetoog.

Zoogdieren op de ecoductenin VlaanderenOm de paar jaar wordt in Vlaanderen na-gegaan welke dieren gebruik maken vande ecoducten die reeds aangelegd wer-den. In 2012 namen vrijwilligers van deZoogdierenwerkgroep de monitoring vanhet ecoduct De Warande in het Meer-daalwoud (Leuven) voor hun rekening.Met heel wat verschillende methodenwerd vastgesteld dat er veel “verkeer” isover het ecoduct. Gedetailleerde infor-matie kan binnenkort in het rapport ge-vonden worden. In Postel wordt binnenkort het ecoduct‘Kempengrens’ gebouwd. Om te kunnennagaan wat het effect van de nieuwe

maatregel is, werden in 2012 de dier-soorten aan beide zijden van de auto-snelweg geïnventariseerd. Ook daarnamen vrijwilligers van de Zoogdieren-werkgroep de inventarisatie van dezoogdieren op zich. Er werden een aan-tal verrassende ontdekkingen gedaanzoals de aanwezigheid van everzwijn,bunzing en heel wat steenmarters.

Vleermuizen van park en bosin Vlaams-BrabantIn 2012 werd door Natuurpunt Studie insamenwerking met de Vleermuizen-werkgroep een inventarisatie gedaanvan de vleermuizen in parken en bossenvan Vlaams-Brabant. Door de financiëlesteun van de provincie Vlaams-Brabantkonden 20 parken en bossen geïnventa-riseerd worden, wat resulteerde in maarliefst een kleine 3000 waarnemingenvan vleermuizen. Er werden 13 verschil-lende soorten waargenomen en er wer-den nieuwe inzichten verkregen overBrandts vleermuis, franjestaart en grijzegrootoorvleermuis. Bosvleermuis en in-gekorven vleermuis werden nog wat in-tensiever bestudeerd en er werd heelwat informatie verzameld over hun ge-drag en de biotopen die hun voorkeurhebben. Vanuit deze nieuwe informatiewerden een aantal aanbevelingen ge-daan om de situatie voor deze be-schermde dieren te verbeteren. Dit jaar gaat Natuurpunt van start meteen aanvullend onderzoek in Vlaams-Brabant rond vale vleermuis en Bech-stein’s vleermuis. Wie graag wilmeewerken kan contact opnemen metWout Willems (wout.willems@natuur-

punt.be).Het volledige rapport is te vinden op dewebsite van Natuurpunt: http://www.na-tuurpunt.be/uploads/natuurbehoud/na-tuurstudie/documenten/vleermuizeninbosenparkinvlbr2012_20121213.pdf

VLAANDEREN

Kat vangt muis. Foto Raymond DesMet

Huisspitsmuis. Foto Diemer Vercayie

Page 30: Aandacht voor kadavers in de natuur

WWW.WANDELMAGAZINE.NU WWW.BERGWIJZER.NL WWW.HETWEERMAGAZINE.NL

TIJDSCHRIFTEN VOOR ACTIEVE BUITENMENSEN

Op Lemen VoetenVoor nieuwsgierige wandelaarsHét tijdschrift voor actieve en nieuwsgierige wandelaars. Boordevol praktische informatie over bekende, maar vooral onbekende plekken in Nederland en Europa.

Bergen MagazineVoor bergwandelaarsHét tijdschrift voor bergwandelaars. Prachtige wandelroutes in hoog- en laaggebergte, mee-slepende reisverhalen, schitterende foto’s en veel praktische informatie over reis, verblijf en uitrusting.

Het Weer MagazineVoor weerliefhebbersHet enige tijdschrift over het weer in Nederland. Boordevol feitjes en weetjes, interviews met weerexperts, de nieuwste wetenschappelijke ontdekkingen en heel veel mooie foto’s.

www.leeseenswatanders.nl

ja, ik machtig uitgeverij Virtùmedia het abonnementsgeld (jaarlijks) van mijn rekening af te schrijven en krijg € 1,- extra korting. Dit geldt alleen voor jaarabonnementen.*

BANK/GIROREKENING : DATUM: HANDTEKENING:

OP LEMEN VOETEN jaarabonnement (4 nrs) het 1e jaar € 21,50 i.p.v. € 28,50 proefabonnement (2 nrs) € 9,50BERGEN MAGAZINE jaarabonnement (4 nrs) het 1e jaar € 17,95 i.p.v. € 24,95 proefabonnement (2 nrs) € 9,50HET WEER MAGAZINE jaarabonnement (6 nrs) het 1e jaar € 24,95 i.p.v. € 32,50 proefabonnement (2 nrs) € 8,50

Nog eens € 1,-

extra korting bij

machtiging!*

1 jaar voor

€21,50

1 jaar voor

€17,95

1 jaar voor

€24,95

MIJN GEGEVENS

NAAM M/V

ADRES

POSTCODE/WOONPLAATS

TELEFOON

E-MAIL

Proefabonnementen lopen automatisch af. Jaarabonnementen zijn tot wederopzegging. Opzeggen kan tot twee maanden voor het abonnement eindigt.

De vermelde jaarabonnementsprijs is een introductieprijs die alleen het eerste jaar geldig is. Prijswijzigingen en drukfouten voorbehouden. Deze prijzen gelden alleen in Nederland en België.

Kopieer deze bon of knip hem uit en stuur hem in een envelop naar:Lees eens wat anders, Antwoordnummer 7086, 3700 TB Zeist, Nederland (Vanuit Nederland kan dit zonder postzegel.)

Page 31: Aandacht voor kadavers in de natuur

Postadres: Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen Bezoekadres: Natuurplaza, Mercator 3,

Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen Telefoon 024-7410500 Fax 024-7410501 [email protected] www.zoogdiervereniging.nl

Veldwerkgroep [email protected]

Materiaaldepot [email protected]

Vleermuiswerkgroep [email protected]

Werkgroep [email protected]

Werkgroep Boommarter [email protected]

Werkgroep [email protected]

Werkgroep Kleine Marterachtigenwerkgroep-kleine-marterachtigen@zoogdiervereniging.nl

Bever- en Otterwerkgroep [email protected]

Zoogdierwerkgroep [email protected]

Zoogdierwerkgroep [email protected]

Zoogdierenwerkgroep Zuid-Hollandwww.zwgzh.nl

Werkgroep KNNV [email protected]

Noord-Hollandse [email protected]

Zoogdierwerkgroep [email protected]

Agenda Nederland Agenda Vlaanderen

Boek ‘Bevers’

Kijk ook eens op Zoogdierwinkel.nl Bijvoorbeeld voor het boek ‘Bevers’! Nu te koop voor de prijs van € 19,95(excl. verzendkosten).

Natuurpunt StudieGoedele Verbeylen, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen, 015/297244, [email protected]

Natuurpunt [email protected], www.zoogdierenwerkgroep.be

Natuurpunt VleermuizenwerkgroepAlex Lefevre, Klissenhoek 85, 2290 Vorselaar, 014-516201, [email protected], www.natuurpunt.be/vleermuizenwerkgroep

JNM ZoogdierenwerkgroepDaan Dekeukeleire, Polderdreef 37, 9840 De Pinte, 0474-488979, [email protected], www.jnm.be

11 april Cursus Lanenbeheer en Vleermuizen

20 april Landelijke zoogdierdag en Algemene Ledenvergadering VoorjaarThema van de dag is 'Zoogdiersuccessen'

2 juni Elk uur natuur!De NJN organiseert in ‘s-Graveland elk uureen excursie om soorten te scoren. Zie www.elkuurnatuur.nl

24 en 25 augustus Nacht van de vleermuis

21 en 22 september Egelweekend

26 oktober VLEN dag

5 november cursus Vleermuizen en Planologie

november 2013 Algemene Ledenvergadering NajaarTijdens deze najaarsledenvergadering worden onder meer de begroting en jaarplan voor 2014 besproken.

Ga voor actuele informatie naar onze website:www.zoogdiervereniging.nl

18 mei (19u-23u, Wild (in) Vlaanderen – Over muizen, (doorlopend) vleermuizen en uilen

locatie: Woumen (Diksmuide)Kom mee muizen vangen, vleermuizen zoeken per boot en/of braakballen pluizen. VBC DE Otter in De Blankaart - Iepersteenweg 56

19 mei (13-18u) Wild (in) Vlaanderen - De grote natuur en zoogdieren-doe-zoektocht Woumen (Diksmuide). Bouw je eigen egelhuis, zoek uit welk dier dat spoor gemaakt heeft, maak kans op leuke prijzen en geniet van tal van andere zoogdierenac-tiviteiten in natuurgebied De Blankaart.VBC DE Otter in De Blankaart - Iepersteenweg 56

Ga voor actuele informatie naar onze website:www.zoogdierenwerkgroep.be

Contact Nederland

Contact Vlaanderen

Page 32: Aandacht voor kadavers in de natuur

Boommarters en pindakaas De Leuvenumse bossen en landgoederen rond Ermelo zijn een ideale habitatvoor boommarters: lanen met oude, holle beuken en gevarieerde bossen met een rijke ondergroei doorkruist doorbeken. Maar ze ook echt zien is een tweede, zeker als je niet precies de verblijfplaats van dit schuwe dier kent. Inéén van de meest geschikte stukken bos heb ik afgelopen najaar mijn cameraval opgesteld in de hoop een boom-marter te kunnen fotograferen. Al vrij snel bleek het beproefde lokmiddel, een combinatie van pindakaas, honing enjam, te werken. Na twee avonden kwam een jong mannetje en daarna tenminste nog één ander individu, telkens nahet invallen van het donker. De plek wordt nu regelmatig bezocht, en hoewel de foto’s een mooi inzicht geven in denachtelijke activiteiten hoop ik ze in de zomer een keer “live” te [email protected]

Het moment van...In deze rubriek presenteren fotografen hun meest geliefde foto en het bijbehorende verhaal. Uw inzending is welkom. Stuur deze naar [email protected] of per post naar deredactie op Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen

Ralph Bui j