9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw...

82
Postbus 718, 6800 AS Arnhem, Nederland Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Team Natuur Afdeling Vergunningen Postbus 19530 2500 ED DEN HAAG DATUM ONZE REFERENTIE BEHANDELD DOOR TELEFOON DIRECT E-MAIL 9 januari 2015 AANTAL BIJLAGEN 4 BETREFT Aanvraag ontheffing Flora- en faunawet - Realisatie 380 kV station Rilland Geachte heer, TenneT TSO B.V. Bezoekadres Utrechtseweg 310, Arnhem Postadres Postbus 718, 6800 AS Arnhem Factuuradres Postbus 428, 6800 AK Arnhem Handelsregister Arnhem 09155985 Telefoon 0800 83 66 38 8 Fax 026 373 11 12 Internet www.tennet.eu Hierbij ontvangt u een aanvraag om ontheffing in het kader van artikel 75 lid 3 van de Flora- en faunawet ten behoeve van de realisatie van het 380 kV hoogspanningsstation Rilland en de bijbehorende aansluitende verbindingen. De realisatie van het nieuwe 380kV station Rilland is noodzakelijk om de huidige interconnectie verbinding met België te versterken en een doorgaande beschikbaarheid van de transportcapaciteit te waarborgen. Het project omvat de bouw van een nieuw 380 kV transformatorstation op circa 400 meter ten westen van het huidige 150 kV station. Ook de gedeeltelijke reconstructie en nieuwbouw van de aansluitende hoogspanningsverbindingen maken onderdeel uit van het project. Er worden 12 nieuwe masten en 9 tijdelijke masten gebouwd. Daarnaast worden 15 bestaande masten geamoveerd en 2 bestaande masten verzwaard. De realisatie van het 380 kV hoogspanningsstation Rilland en aansluitende verbindingen betreft een ruimtelijke ingreep. In het plangebied van het project zijn diverse strikt beschermde soorten aangetroffen. In bijlage 2 bij deze aanvraag is per soort aangegeven of sprake is van een overtreding van verbodsbepalingen en of ontheffing aangevraagd moet worden. Tevens is aangegeven of mitigerende maatregelen getroffen kunnen worden om effecten te beperken en overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen. Ten aanzien van uw besluit op deze aanvraag ingevolge artikel 75 lid 3 van de Flora- en faunawet is op grond van artikel 20c Elektriciteitswet in samenhang met artikel 2 lid 1 onder b Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie infrastructuurprojecten, de rijkscoördinatieregeling van art. 3.35 Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Hierbij is de minister van Economische Zaken de aangewezen minister voor de coördinatie. In verband daarmee heeft de minister van Economische Zaken mij gevraagd het volgende op te nemen in deze aanvraag:

Transcript of 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw...

Page 1: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Postbus 718, 6800 AS Arnhem, Nederland

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Team Natuur Afdeling Vergunningen Postbus 19530

2500 ED DEN HAAG

DATUM

ONZE REFERENTIE

BEHANDELD DOOR

TELEFOON DIRECT

E-MAIL

9 januari 2015

AANTAL BIJLAGEN 4

BETREFT Aanvraag ontheffing Flora- en faunawet - Realisatie 380 kV station Rilland

Geachte heer,

TenneT TSO B.V. Bezoekadres Utrechtseweg 310, Arnhem Postadres Postbus 718, 6800 AS Arnhem Factuuradres Postbus 428, 6800 AK Arnhem Handelsregister Arnhem 09155985 Telefoon 0800 83 66 38 8 Fax 026 373 11 12 Internet www.tennet.eu

Hierbij ontvangt u een aanvraag om ontheffing in het kader van artikel 75 lid 3 van de Flora- en faunawet ten

behoeve van de realisatie van het 380 kV hoogspanningsstation Rilland en de bijbehorende aansluitende

verbindingen.

De realisatie van het nieuwe 380kV station Rilland is noodzakelijk om de huidige interconnectie verbinding

met België te versterken en een doorgaande beschikbaarheid van de transportcapaciteit te waarborgen.

Het project omvat de bouw van een nieuw 380 kV transformatorstation op circa 400 meter ten westen van

het huidige 150 kV station. Ook de gedeeltelijke reconstructie en nieuwbouw van de aansluitende

hoogspanningsverbindingen maken onderdeel uit van het project. Er worden 12 nieuwe masten en 9

tijdelijke masten gebouwd. Daarnaast worden 15 bestaande masten geamoveerd en 2 bestaande masten

verzwaard.

De realisatie van het 380 kV hoogspanningsstation Rilland en aansluitende verbindingen betreft een

ruimtelijke ingreep. In het plangebied van het project zijn diverse strikt beschermde soorten aangetroffen. In

bijlage 2 bij deze aanvraag is per soort aangegeven of sprake is van een overtreding van verbodsbepalingen

en of ontheffing aangevraagd moet worden. Tevens is aangegeven of mitigerende maatregelen getroffen

kunnen worden om effecten te beperken en overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen.

Ten aanzien van uw besluit op deze aanvraag ingevolge artikel 75 lid 3 van de Flora- en faunawet is op

grond van artikel 20c Elektriciteitswet in samenhang met artikel 2 lid 1 onder b Uitvoeringsbesluit

rijkscoördinatieregeling energie infrastructuurprojecten, de rijkscoördinatieregeling van art. 3.35 Wet

ruimtelijke ordening van toepassing. Hierbij is de minister van Economische Zaken de aangewezen minister

voor de coördinatie.

In verband daarmee heeft de minister van Economische Zaken mij gevraagd het volgende op te nemen in

deze aanvraag:

Page 2: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

TenneT TSO B.V.DATUM 9 januari 2015 ONZE REFERENTIE 002.630.20 0328027 PAGINA 2 van 2

1. Ingevolge de rijkscoördinatieregeling dient u een kopie van onderhavige aanvraag te verzenden aan

de minister van Economische Zaken.

2. TenneT zal er echter voor zorgen dat de minister van Economische Zaken een exemplaar van deze

aanvraag ontvangt. U hoeft dus geen exemplaar door te sturen.

3. U wordt verzocht het ontwerpbesluit en later ook het besluit aan de minister van Economische

Zaken te verzenden. Deze zal het besluit doorzenden naar TenneT.

De volgende bijlagen maken onderdeel uit van deze aanvraag:

0. Aanvraagformulier Ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet

1. Situatietekeningen realisatie 380 kV hoogspanningsstation Rilland en aansluitende verbindingen

2. Rapportage ecologisch onderzoek

3. Activiteitenplan

In geval van inhoudelijke vragen of onduidelijkheden verzoeken wij u op korte termijn contact met ons op

te nemen.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

Page 3: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Pagina 1 van 3

ontvangstbevestiging

Aanvraag ontheffing Flora en faunawet - Ruimtelijke ingrepen

................................................................................................................................................. Rijksdienst voor Ondernemend

Nederland

Mandemaat 3

9405 TG Assen

Postbus 40225

8004 DE Zwolle

mijn.rvo.nl

088 042 42 42 (lokaal tarief)

Formuliernummer

Ontvangstdatum

Ontvangsttijd

5190014810447

12-1-2015

14:17

.................................................................................................................................................

Formuliergegevens

Relatiegegevens

Relatienummer 203575071

KvK-nummer 09155985

Naam TENNET TSO

Adres POSTBUS 718

6800AS ARNHEM

Rekeningnummer

IBAN

BIC

Contactgegevens

Naam contactpersoon

Aanhef

E-mailadres

Mobiel telefoonnummer

Telefoonnummer

Ontheffing ruimtelijke ingrepen

Wat is de naam van uw project? Nieuwbouw 380kV station Rilland en aansluitende verbindingen

Geplande startdatum project 01-09-2015

Geplande einddatum project 01-12-2017

Gemeente waar u uw werkzaamheden uitvoert 1

Reimerswaal

Provincie waar u uw werkzaamheden uitvoert Zeeland

Coördinaten plangebied Lengte (X): ; breedte (Y):

Werkzaamheden en planning

Heeft u uw werkzaamheden beschreven in het format Projectplan?

Ja

Planning

Page 4: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

5190014810447 Pagina 2 van 3

Heeft u de planning van uw werkzaamheden in het format Projectplan beschreven?

Ja

Over de ontheffing

Waarvoor vraagt u ontheffing aan? Vogels

Vogels

Buizerd (Buteo buteo ) Beschadigen en vernielen van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen

Verbodsbepalingen

Heeft u in het format Projectplan beschreven hoe uw werkzaamheden leiden tot overtreding van de aangevraagde verbodsbepalingen?

Ja

Ecologische inventarisatie

Heeft u de ecologische inventarisatie laten uitvoeren of begeleiden door een deskundige?

Ja

Wie heeft de inventarisatie uitgevoerd?

Naam deskundige 1 Antea Group

Heeft deze persoon voor de aangevraagde werkzaamheden in combinatie met de soorten aantoonbare ervaring en kennis op het gebied van soort specifieke ecologie?

Ja

Heeft u de gebruikte methoden en technieken bij deze inventarisatie in het format Projectplan beschreven?

Ja

Resultaten ecologische inventarisatie

Heeft u de resultaten van de ecologische inventarisatie in het format Projectplan beschreven?

Ja

Effecten werkzaamheden

Heeft u de effecten van uw werkzaamheden op de aangevraagde soorten in het format Projectplan beschreven?

Ja

Staat van instandhouding

Heeft u het effect van uw werkzaamheden op de staat van instandhouding van de aangevraagde soorten in het format Projectplan beschreven?

Ja

Maatregelen

Heeft u in het format Projectplan beschreven welke maatregelen u gaat nemen?

Ja

Alternatieven

Heeft u in het format Projectplan beschreven welke alternatieven u voor uw werkzaamheden heeft afgewogen?

Ja

Wettelijk belang

Wettelijk belang van uw project Volksgezondheid of openbare veiligheid

Op welke manier dragen uw werkzaamheden De realisatie van het 380kV

Page 5: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

5190014810447 Pagina 3 van 3

bij aan de volksgezondheid en openbare veiligheid?

transformatorstation is noodzakelijk voor de leveringszekerheid van elektriciteit en draagt daarmee bij aan de openbare veiligheid.

Bijlagen

Ik ga de bijlagen op de volgende manier versturen

Digitaal als bijlage bij dit formulier

Geselecteerde bijlage(n) B0_aanvraagbrief_FFontheffing_Rilland.pdf, B1a_Rilland380_scopekaart_VKA2.0.pdf, B1b_Rilland380_situatiekaart.pdf, B2_Ecologisch_rapport_Rilland_rev2.pdf, B3_Activiteitenplan_Rilland_rev0.pdf

Betaalgegevens

Totaalbedrag voor de aangevraagde ontheffing

€ 100,-

Betaalwijze Na ontvangst van de factuur

U ontvangt van ons een aparte factuur voor dit bedrag. U heeft vervolgens 14 dagen de tijd om dat bedrag aan ons over te maken.

Naam TENNET TSO

Adres POSTBUS 718

6800AS ARNHEM

Instemmingverklaring

U ontvangt over deze aanvraag altijd digitaal bericht van ons. Dit zetten wij in Mijn dossier. U ontvangt van ons een email om u te attenderen op statuswijzigingen. Controleer daarom regelmatig uw e-mailberichten en berichten in Mijn dossier.

Uw e-mailadres

Ik ga ermee akkoord dat RVO.nl alleen: - berichten over mijn aanvraag plaatst in Mijn dossier - mij een e-mail stuurt over een statuswijziging van mijn aanvraag Ook verklaar ik dat ik voldoende bereikbaar ben via e-mail en via Mijn dossier.

Page 6: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Postbus 718, 6800 AS Arnhem, Nederland

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Team Natuur Afdeling Vergunningen T.a.v. R. Reurink Postbus 19530 2500 ED DEN HAAG

DATUM 9 februari 2015 UW REFERENTIE Aanvraagnummer 5190014810447 ONZE REFERENTIE 002.630.20 0337684 BEHANDELD DOOR Wenda van Dijk TELEFOON DIRECT 026 373 29 75 E-MAIL [email protected] AANTAL BIJLAGEN 1

BETREFT Aanvulling aanvraag ontheffing Flora- en faunawet - Realisatie 380 kV station Rilland

Geachte heer Reurink,

Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex.

artikel 75C van de Flora- en faunawet (FF/75C/2015/0006) voor het project Nieuwbouw 380kV Rilland en

aansluitende verbindingen met aanvraagnummer 5190014810447.

Middels bijgevoegd schrijven van Antea Group doen wij u bijgaand onze reactie toekomen.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

TenneT TSO B.V. Bezoekadres Utrechtseweg 310, Arnhem Postadres Postbus 718, 6800 AS Arnhem Factuuradres Postbus 428, 6800 AK Arnhem Handelsregister Arnhem 09155985 Telefoon 0800 83 66 38 8 Fax 026 373 11 12 Internet www.tennet.eu

Page 7: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

contactpersoon: drs.ing. M.L. Braad T (0162) 48 73 90 e-mail: [email protected] F (0162) 45 11 41 bijlage(n): zoals genoemd Antea Nederland B.V. - statutaire zetel Heerenveen - handelsregister 29021830 - BTW nr. NL003662317B01 vestigingen in Heerenveen, Schoonebeek, Deventer, Almere, Capelle aan den IJssel, Goes, Oosterhout en Geleen

Geachte heer Reurink, Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot Aanvullingen (ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van de Flora- en faunawet FF/75C/2015/0006) voor het project Nieuwbouw 380kV Rilland en aansluitende verbindingen met aanvraagnummer 5190014810447. In het onderstaande beantwoorden wij uw vragen en geven hiervoor een onderbouwing. Aanvulling ontbrekende stukken

1. Ik raad u aan om ook ontheffing van verbodsbepaling ‘verstoren’ zoals genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet aan te vragen voor de buizerd.

Bij deze vragen wij ontheffing aan voor het ‘verstoren’, zoals genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet, voor de buizerd. Aanvullende toelichting

2. In de aangeleverde stukken wordt beschreven dat de werkzaamheden mogelijk ook tijdens het broedseizoen van de buizerd worden uitgevoerd. Ik wil u er echter op attenderen dat er geen sprake mag zijn van het verstoren van broedvogels tijdens het broedseizoen. Dit geldt ook voor de buizerd. Als maatregel geeft u aan dat voorafgaand aan het broedseizoen van de buizerd de huidige buizerdnesten verwijderd worden, zodat de buizerd ter plekke niet zal broeden. Echter, de buizerd zal dan mogelijk een nieuw nest bouwen op het geplande tracé of zeer nabij de werkzaamheden, waardoor de buizerd wel verstoord kan worden door werkzaamheden tijdens het broedseizoen. Daarnaast is het aannemelijk dat indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen van de buizerd worden uitgevoerd, ook andere (algemene) broedvogels verstoord kunnen worden. Ik verzoek u dan ook om geen werkzaamheden uit te voeren nabij de huidige nesten van de buizerd tijdens het broedseizoen van de buizerd (of andere broedvogels). Indien u desondanks het bovenstaande alsnog voornemens bent om werkzaamheden uit te voeren tijdens het broedseizoen van vogels, dan dient u een nadere omschrijving aan te leveren hoe u voorkomt dat broedende vogels worden verstoord tijdens alle werkzaamheden.

Op basis van de nieuwe planning van TenneT kunnen wij gehoor geven aan uw verzoek om geen (kap)werkzaamheden uit te voeren tijdens het broedseizoen van de buizerd (of andere broedvogels). De planning van de (kap)werkzaamheden in de nabijheid van de buizerdnesten worden uitgevoerd in de tweede helft van 2015 (vanaf 1 augustus 2015). Dit is buiten de kwetsbare broedperiode (globaal 15 maart – 15 juli) van

Beneluxweg 125

4904 SJ OOSTERHOUT

Postbus 40

4900 AA OOSTERHOUT

T (0162) 48 70 00

F (0162) 45 11 41

[email protected]

www.anteagroup.nl Rijksdienst voor Ondernemend Nederland T.a.v. de heer Reurink Postbus 40219 8004 DE Zwolle

datum 3 februari 2015 uw brief van 27 januari 2015 uw kenmerk FF/75C/2015/0006.nac.rr projectnummer 266319 onderwerp Verzoek Aanvulling Ruimtelijke ingrepen Nieuwbouw 380kV station Rilland

Page 8: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

266319 blad 2 van 3

de meeste broedvogels, waaronder de buizerd. Met deze werkwijze worden geen broedende vogels verstoord door de (kap)werkzaamheden. Aangezien het gaat om de aanwezig van een broedgeval en niet zozeer om de periode wordt voorafgaand aan de (kap)werkzaamheden, conform hoofdstuk 6.1 Flora en faunaonderzoek (versie 2), de locatie gecontroleerd door een ter zake deskundig ecoloog en gewerkt volgens een ecologisch werkprotocol.

3. Op de landtong van het Schelde-Rijnkanaal gaat u een bosstrook kappen ten behoeve van de uitvoering van het project. Het te kappen deel vormt een onderdeel van het lange smalle bosperceel op de landtong. Wordt de kap van de bomen zodanig uitgevoerd dat een onderbreking ontstaat in deze bosstrook? Zo ja, heeft u hiervan de mogelijke effecten op vleermuizen onderzocht? Is er sprake van een vlieg- of migratieroute van vleermuizen langs deze bosstrook? Ik verzoek u ook om de rapportage van het vleermuizenonderzoek te doen toekomen.

Op de landtong van het Schelde-Rijnkanaal wordt een bosstrook gekapt ten behoeve van het project. Om enkele tijdelijke verbindingen mogelijk te maken wordt de kap zodanig uitgevoerd dat er een onderbreking van circa 400 meter ontstaat in deze bosstrook. Hiervoor dienen alle bomen gekapt te worden. De mogelijke effecten op vleermuizen zijn niet onderzocht middels een vleermuisonderzoek. Wij kunnen u dan ook een dergelijk rapport niet doen toekomen. De mogelijk effecten op vleermuizen zijn onderzocht middels een uitgebreide Flora en faunaonderzoek Hoogspannngsstation Rilland (Antea Group, 2014). Een vleermuisonderzoek werd niet noodzakelijk geacht op basis van de bureaustudie, veldwerk (o.a. beoordeling aangetroffen biotopen) en de ecologie van vleermuizen. Het voorkomen van vleermuizen is bepaald op basis van een (uitgebreide) bureaustudie met gegevens van o.a. de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Uit deze gegevens is gebleken dat in de periode 2009 – 2014 slechts drie vleermuissoorten (laatvlieger, gewone- en ruige dwergvleermuis) zijn waargenomen nabij het te realiseren station Rilland. Een extra check op waarneming.nl en telmee.nl (periode 2009 – 2014) levert geen extra waarnemingen van vleermuissoorten op in dit open landschap. Op basis van de bureaustudie was er geen aanleiding om een vleermuisonderzoek uit te voeren. Tijdens het veldwerk is de bosstrook nauwkeurig onderzocht door een deskundig ecoloog op gaten en holen die dienst kunnen doen als vaste rust- en verblijfplaats voor (boombewonende) vleermuizen. Van de uit de bureaustudie naar voren komende vleermuissoorten is alleen de ruige dwergvleermuis boombewonend. De overige twee soorten verblijven (voornamelijk) in gebouwen en niet in bomen. Tijdens het veldwerk zijn geen gaten en holen aangetroffen. Daarnaast is beoordeeld welke functie de bosstrook kan hebben voor vleermuizen. Op basis van het lage aantal waarnemingen van vleermuizen (o.a. NDFF) in de omgeving en het ontbreken van (mogelijke) verblijfplaatsen worden enkele foeragerende vleermuizen verwacht. In uw brief vraagt u of er sprake is van vlieg- of migratieroutes van vleermuizen langs de bosstrook. Op basis van het Flora en faunaonderzoek worden vliegroutes niet en migratieroutes beperkt verwacht. De bosstrook ligt op een landtong in een open landschap, gescheiden door twee kanalen (Schelde-Rijn Kreekrak verbinding). Vliegroutes worden met name gebruikt door vleermuizen om van verblijfplaats naar foerageerplaats te gaan. In de directe omgeving van het plangebied (de landtong) zijn geen gebouwen aanwezig die gebruikt kunnen worden als verblijfplaats voor (gebouw bewonende) vleermuizen. Dit verklaart waarschijnlijk ook de beperkt aanwezigheid van deze vleermuizen. In de bosstrook zelf zijn geen mogelijkheden tot verblijfplaatsen aanwezig (zie hierboven). Van het op en neer vliegen van verblijfplaats naar foerageergebied via de bosstrook kan dan ook geen of slechts beperkt sprake zijn. Deze analyse gaf geen aanleiding tot een vleermuisonderzoek. Vleermuizen kunnen de landtong gebruiken als migratieroutes, aangezien vleermuizen lijnvormige elementen gebruiken o.a. tijdens de trek (voorjaar en najaar). De bosstrook, maar ook de twee kanalen en de landtong zelf zijn dergelijke lijnvormige elementen. Op basis van de bureaustudie wordt alleen de ruige dwergvleermuis verwacht als lange afstand trekker. Deze soort is tijdens de trek afhankelijk van lijnvormige elementen, en niet zozeer van de genoemde bosstrook. Het is bekend dat deze soort zelfs de Waddenzee en/of de Noordzee

Page 9: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

266319 blad 3 van 3

oversteken. Een onderbreking van de bosstrook van circa 400 meter zal de ruige dwergvleermuis op trek niet hinderen. Zeker niet, als in de omgeving nog voldoende lijnvormige elementen (bosstroken, landtong en kanalen) aanwezig zijn. Op basis van deze bevindingen was er geen aanleiding om een vleermuisonderzoek uit te voeren. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Antea Group M.L. (Michel) Braad Adviseur ecologie

Page 10: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Bijlagenlijst Flora en Faunawetontheffing aanlegfaseMap Versie Tekening/documentnummer Vergunning OpmerkingenTitel Datum

1 Overzichtskaart station RllandScopekaart Rilland VKA 2.0 8-9-2014 vka 2.0 A:\p_zw380\producten\ZW380-Rilland\Techniek\140908_scopekaart\ FF wet ontheffing aanlegfase

140908p_zw380_scope_kaart_RLL_A0_vka20

Situatiekaart station Rilland 26-4-2014 vka 2.0 Mastenboek VKA 2.0 voor station Rilland, 28 april 2014 FF wet ontheffing aanlegfase

2 Ecologisch onderzoekRapportage flora en fauna onderzoek 23-10-2014 revisie 2 projectnummer 266319 FF wet ontheffing aanlegfase

3 ActiviteitenplanActiviteitenplan behorende bij ontheffingsaanvraag Buizerd 24-10-2014 revisie 0 projectnummer 266319 FF wet ontheffing aanlegfase

Page 11: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Bijlage 1 Situatietekeningen realisatie 380 kV hoogspanningsstation Rilland en aansluitende verbindingen

Page 12: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDD

DDDDDDDDDD DD

DD

DD

D

D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!(

!( !(

!(

!(E

E

E

E

E

E

E

E

EE

E

E

E

E

E

E

E

E

E

E

E

E

E

E

!

%, %,

%,

%,

%,

%,

%,

%,%,

94A

87

9394

97

89

96

95

91

92

90

86

88

JUK

304 013

305

306

307

308

309

004

003

002

Rilland

T1T2

T7

T6

T4

T5

T3

T2T1

303

310

302

005

4N

3N

2N

1N

302

303

303a

303b

303c

304N305N306N307N

308N309NM310

Portaal GT380 Z/W

Portaal ZVL380 W /G

Portaal BSL380 Z/G

DT3

Zuid • W es t 380kV Scopekaart s tation Rilland

Aan deze tekening kunnen geenrechten worden ontleend. © TenneT TSO B.V.

0 50 100 150 200 250m

Etten BREDA TILBURG

Waalwijk

SchiedamHoogvliet

GorinchemDordrecht

Roosendaal

Ridderkerk

Oosterhout

Hellevoetsluis

Bergen op Zoom

´A:\p_zw380\producten\ZW380-Rilland\Techniek\140908_scopekaart\140908p_zw380_scope_kaart_RLL_A0_vka20

LegendaTracé vka 2.0

Hartlijn

Aansluiting (ondergronds)

! Mast / pyloon

Opstijgpunt

Hartlijn tijdelijke verbinding

%, Mast tijdelijke verbinding

Portaal

Toekomstig station

Bes taande verbinding380kV bovengronds150kV bovengronds150kV ondergronds

D D D D D D Te amoveren 380kV verbindingD D D D D D Te amoveren 150kV verbinding

! 380 kV Station

! 150 kV Station

08-09-2014

1:3.500

Versie vka 2.0

Kenmerk

Schaal A0

Datum

Formaat

Zuid • W es t Scopekaart s tation Rilland380 kV

BUITE

N SC

OPE

BUITE

N SC

OPE

SCOP

ESC

OPE

AlgemeenAlgemeenOmbouw Petersen-aarding naar niet effectieve aardingOmbouw Petersen-aarding naar niet effectieve aardingRealisatie voorafgaand aan ZW380Realisatie voorafgaand aan ZW380

Renovatie secundair Amphi + telecomRenovatie secundair Amphi + telecomIV Kees Koreman, Programmagr. Peter van DoorneIV Kees Koreman, Programmagr. Peter van DoorneAanpassing stations OTD150, TBW150, TBN150, RLL150, KNG150Aanpassing stations OTD150, TBW150, TBN150, RLL150, KNG150

Vervanging beveiligingsapparatuurVervanging beveiligingsapparatuurmeerdere stations Zeelandmeerdere stations ZeelandPeter van DoornePeter van DoornePrjnr 002-132Prjnr 002-132

Lijn 1Lijn 1

Rev. Wijziging Datum Naam

Lijn 1. Lijn 1. Reconstructie RillandReconstructie RillandBSL-RLL mast 310-304N-RLL380,BSL-RLL mast 310-304N-RLL380,6 Wintrackmasten, 2,2km, 2x3806 Wintrackmasten, 2,2km, 2x380ZWW2E350 1ZWW2E350 1ZWW2HM400 2ZWW2HM400 2ZWW2S350 2ZWW2S350 2ZWW2S400+10 1ZWW2S400+10 1Mastverzwaring en fasedraaiing 310Mastverzwaring en fasedraaiing 310Amoveren 304-309 Amoveren 304-309 6 vakwerkmasten, 1.8km, 2x3806 vakwerkmasten, 1.8km, 2x380

Lijn 3Lijn 3

Lijn 2. Lijn 2. Reconstructie KreekrakReconstructie KreekrakGT-RLL, mast 303-303c-RLL380GT-RLL, mast 303-303c-RLL3803 Wintrackmasten, 1,3km, 2x3803 Wintrackmasten, 1,3km, 2x380ZWW2E350 1ZWW2E350 1ZWW2HK350 2ZWW2HK350 2Draaien, verzwaren en fasedraaiing mast 303 Draaien, verzwaren en fasedraaiing mast 303 Tijdelijke verbinding Tijdelijke verbinding 1x1975MVA (380kV) (2 masten)1x1975MVA (380kV) (2 masten)

Lijn 3. Lijn 3. Reconstructie ZandvlietReconstructie ZandvlietRLL-ZVL, mast 005-001N-RLL380RLL-ZVL, mast 005-001N-RLL3803 Wintrackmasten, 1 vakwerkmast, 1,4km, 2x3803 Wintrackmasten, 1 vakwerkmast, 1,4km, 2x380VAKWERK_HE+0 1VAKWERK_HE+0 1ZWW2E350 3ZWW2E350 3Tijdelijke verbinding Tijdelijke verbinding 1x1975MVA (380kV) (7 masten)1x1975MVA (380kV) (7 masten)Amoveren 001-004, Amoveren 001-004, 4 vakwerkmasten, 1.6km, 2x3804 vakwerkmasten, 1.6km, 2x3802 tijdelijke masten (tuimasten)2 tijdelijke masten (tuimasten)

Lijn 2Lijn 2

Zuid-West 380kVZuid-West 380kV

150kV station RLL150150kV station RLL150Primair: Vervangen KE(2xAl625mm2), 12 stuks nieuwe ringkernen en amoveren OSA's.Primair: Vervangen KE(2xAl625mm2), 12 stuks nieuwe ringkernen en amoveren OSA's.Secundair: Plaatsen 8 stuks beveiligingsrelais in betreffende lijnvelden. Secundair: Plaatsen 8 stuks beveiligingsrelais in betreffende lijnvelden. Telecom: Aanpassen bestaande telecomvoorzieningen als gevolg van nieuwe beveiligingenTelecom: Aanpassen bestaande telecomvoorzieningen als gevolg van nieuwe beveiligingen

380kV station RLL380380kV station RLL380Primair/ secundair: Realisatie van een 380 kV triple rail station Primair/ secundair: Realisatie van een 380 kV triple rail station bestaande uit 6 lijnvelden en twee dwarskoppelveldenbestaande uit 6 lijnvelden en twee dwarskoppelveldenCiviel: bouwrijp maken terrein + grondaankoopCiviel: bouwrijp maken terrein + grondaankoopBouwkundig civiel: Fundatie onder de rail voor alle velden Bouwkundig civiel: Fundatie onder de rail voor alle velden (10 lijnvelden, 2 transformatorvelden en 2 dwarskoppelvelden(10 lijnvelden, 2 transformatorvelden en 2 dwarskoppelveldenBouwkundig civiel: Fundatie voor de lijnvelden van Zuidwest Bouwkundig civiel: Fundatie voor de lijnvelden van Zuidwest worden alvast gerealiseerdworden alvast gerealiseerdBouwkundig civiel: CDG, veldhuisjes en middenspanningsaansluitingBouwkundig civiel: CDG, veldhuisjes en middenspanningsaansluitingBouwkunde: fundaties (incl. portalen).Bouwkunde: fundaties (incl. portalen).

Lijn 4 Lijn 4 Reconstructie RLL150Reconstructie RLL150RLL-GSP150, mast 89-94RLL-GSP150, mast 89-941 150kV portaal 94A1 150kV portaal 94AAmoveren 90-94, 5 vakwerkmasten, 1.6km, 2x150Amoveren 90-94, 5 vakwerkmasten, 1.6km, 2x150

Kabel 1Kabel 1

TelecomTelecom

T-2.1 Rilland 380kVT-2.1 Rilland 380kVAanleg van een nieuw 380kV station. De OPGW van het orangje en het paarse circuit zullenAanleg van een nieuw 380kV station. De OPGW van het orangje en het paarse circuit zullenafgewerkt worden op ieder een eigen OPGW laskastafgewerkt worden op ieder een eigen OPGW laskastDe bestaande OPGW vanuit ZVL380 zal gekoppeld worden met de OPGW uit het oranje circuitDe bestaande OPGW vanuit ZVL380 zal gekoppeld worden met de OPGW uit het oranje circuit

T-2.2 Mast 309 en 310T-2.2 Mast 309 en 310In de bestaande lijn wordt in mast 309 en 310 een OPGW laskast geplaatstIn de bestaande lijn wordt in mast 309 en 310 een OPGW laskast geplaatstTussen mast 309 en 310 wordt een tijdelijke glasvezelkabel gemaakt.Tussen mast 309 en 310 wordt een tijdelijke glasvezelkabel gemaakt.

Kabel 1 - Kabel Rilland West Verlengd

Type aansluiting: AansluitingKabeltype: 2000mm2 CuLengte kabeltracé (m): 1885Belastbaarheid (A): 1650Aantal circuits: 2Aantal HDD boringen: 2Lengte HDD boringen (m): 160 Toegangswegen (m1): 2880Opp werkstrook (m2): 23320Aantal moflocaties 1, en 4 cross-bonding mof locatiesReferentie tracétekening: TE113900-D2-T17Aarding: Cross bondingAardkast OST: 1Aardkast station: 1

Lijn 4Lijn 4

Page 13: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

DD

D

DDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDD

DDD

DD

D

D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D D

%, %,

%,

%,

%,

%,

%,

%,%,

!d

400 m.

390 m.

345 m.

327 m.

312 m.302 m.

264 m

.

261 m.

248 m.

245 m

.

219 m.

152 m.

151 m.

150 m.

345 m.400 m.

302 m.

Station Rilland

304N55,5 m305N

51,5 m306N51,5 m307N

63,2 m

308N63,2 m

309N66,8 m

M31052,4 m

GT-BSL380-30260 m

GT-BSL380-30345 m

KRK-ZVL380-4N45 m

KRK-ZVL380-3N55,5 m

KRK-ZVL380-2N55,5 m

KRK-ZVL380-1N55,5 m

GT-BSL380-303a55,5 m

GT-BSL380-303b55,5 m

GT-BSL380-303c55,5 m

Portaal GT380 Z/W24 m

Portaal ZVL380 W/G24 m

Portaal BSL380 Z/G24 m

7 Mastenboek VKA 2.0 voor station Rilland, 28 april 2014

¯

Page 14: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Bijlage 2

Rapportage ecologisch onderzoek

Page 15: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation Rilland Rapportage Flora- en Faunaonderzoek

project nr. 266319 revisie 2 23 oktober 2014

auteurs

L. C. Smitskamp M.L. Braad

Opdrachtgever

TenneT TSO B.V. Postbus 718 6800 AS Arnhem

datum vrijgave

124 oktober 2014

beschrijving revisie 2

I Definitief

~ antea·group

vrijgave / Î) /

laracker

Page 16: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Projectgroep bestaande uit:

Antea Group:M.L. BraadJ. van MunsterL.C. Smitskamp

Bureau Waardenburg:G. HoefslootK.D. van StraalenR. KoelmanM. Boonman

Tekstbijdragen:L.C. SmitskampJ. van MunsterM.L. Braad

Fotografie:

M.L. Braad

Foto titelblad:M.L. Braad

Datum van uitgave:24 oktober 2014

Contactadres:

Colofon

Beneluxweg 1254904 SJ OosterhoutPostbus 404900 AA Oosterhout

Page 17: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 1 van 37

Inhoud

blz.

1 Inleiding...................................................................................................................31.1 Aanleiding ................................................................................................................. 3

1.2 Doel.......................................................................................................................... 3

1.3 Leeswijzer.................................................................................................................. 4

2 Voorgenomen ontwikkeling.....................................................................................52.1 Het hoogspanningsstation en verbindingen................................................................... 5

2.2 Hoogspanningsstation Rilland...................................................................................... 6

2.3 Masten en kabels tijdens de gebruiks- en aanlegfase ..................................................... 6

2.3.1 Permanente verbinding............................................................................................... 6

2.3.2 Bouw- en aanlegfase .................................................................................................. 7

2.3.3 Aansluitingen en tijdelijke verbindingen ....................................................................... 8

2.3.4 Jukken....................................................................................................................... 9

3 Toetsing aan de Flora- en faunawet....................................................................... 113.1 Flora- en faunawet ................................................................................................... 11

3.2 Toetsing .................................................................................................................. 13

3.3 Zorgplicht ................................................................................................................ 14

3.4 Bevoegd gezag ......................................................................................................... 15

4 Methodiek van onderzoek..................................................................................... 174.1 Algemeen................................................................................................................ 17

4.2 Bureauonderzoek ..................................................................................................... 17

4.3 Veldonderzoek......................................................................................................... 18

4.3.1 Oriënterend onderzoek ............................................................................................. 18

4.3.2 Nader onderzoek ...................................................................................................... 19

4.3.3 Specifiek soortenonderzoek ....................................................................................... 20

5 Resultaten ............................................................................................................. 215.1 Bureauonderzoek ..................................................................................................... 21

5.2 Veldonderzoek......................................................................................................... 22

5.2.1 Oriënterend onderzoek ............................................................................................. 22

6 Effectbeoordeling en mitigerende maatregelen .................................................... 296.1 Oriënterend onderzoek............................................................................................. 29

6.2 Nader onderzoek..................................................................................................... 31

6.2.1 Doorsnijding opgaande begroeiing............................................................................. 31

7 Conclusies en aanbevelingen................................................................................. 357.1 Conclusie ................................................................................................................. 35

7.2 Aanbeveling ecologisch werkprotocol......................................................................... 36

8 Literatuur............................................................................................................... 37

Bijlage 1: Overzicht resultaten hoogspanningsstation, mastlocaties, noodlijnen, te

verwijderen masten & jukken ................................................................................................2

Page 18: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 2 van 37

Page 19: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 3 van 37

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Netbeheerder TenneT TSO bv is voornemens om nabij het 150kV-station Kreekrak-Rilland een nieuwschakelstation Rilland te realiseren met bijbehorende boven- en ondergrondsehoogspanningsverbindingen. Om de huidige hoogspanningsverbinding met België (interconnectie) teversterken wordt er op de huidige 380kV hoogspanningsverbinding Borssele-Zandvliet- Geertruidenbergeen volwaardige aftakking gebouwd. Dit wordt gerealiseerd door middel van een nieuw schakelstationnabij Rilland. Op deze manier ontstaan er drie 'losse' verbindingen: Borssele-Rilland, Geertruidenberg-Rilland en Rilland-Zandvliet (België). Deze drie verbindingen zijn met elkaar verbonden via het nieuweschakelstation. Hierdoor is een doorgaande beschikbaarheid van de transportcapaciteit gewaarborgd,daardoor kan ook als een verbinding wegvalt (door onderhoud of storing), altijd stroom getransporteerdblijven worden (bron: http://www.zuid-west380kv.nl/station-rilland).

De aanleg van het hoogspanningsstation Rilland en de aansluitingen hebben mogelijk in meer ofmindere mate gevolgen voor de aanwezige (beschermde) dier- en plantensoorten: De mastvoeten van het nieuwe tracé kennen een bepaald ruimtebeslag;

De ruimte onder de geleiders dient van af een bepaalde hoogte vrij te zijn van opgaande begroeiing; In de bouwfase zal sprake zijn van een (tijdelijk) aanvullend ruimtebeslag, voor de opslag van

bouwmaterieel en materialen en zullen tijdelijke wegen aangelegd worden voor de aanvoer vanmaterieel en materiaal;

Tussen het nieuwe tracé en de bestaande hoogspanningsstations worden ondergrondseverbindingen aangelegd.

Op grond van artikel 75 Flora- en faunawet moet beoordeeld worden of geen schade aangericht wordtaan beschermde planten- en dierensoorten. In verband met een eventueel benodigde ontheffing artikel75 Flora- en faunawet is het van belang exact te weten welke soorten voor (kunnen) komen en of deruimtelijke ingreep tot verstoring leidt.

Antea Group (voorheen Oranjewoud) heeft onderzoek verricht naar het voorkomen van beschermdeplanten- en dierensoorten in de omgeving en ter plaatse van het hoogspanningsstation Rilland.Onderhavig rapport biedt inzicht in deze resultaten en vormt de onderliggende rapportage voor eeneventuele ontheffingsaanvraag artikel 75 Flora- en faunawet.

1.2 Doel

Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de aanwezigheid van zwaar beschermde soorten(soorten van Tabel 2 en Tabel 3 van de Flora- en faunawet) op de locaties die door de aanleg eningebruikname van het hoogspanningsstation Rilland en de hoogspanningsverbinding zullen wordenaangetast.

Het betreft hier zowel de mastvoeten als de tracés voor de geleiders tussen de mastvoeten. Tenbehoeve van de masten worden ook jukken geplaatst. Tijdens de aanlegfase zal tijdelijk een grotergebied aangetast worden. Rondom het hoogspanningsstation en de mastvoeten zal een gebied intensiefbetreden worden en verstoord worden door de werkzaamheden. Tevens zullen er tijdelijketoegangswegen vanaf de openbare weg of agrarische paden naar de bouwterreinen aangelegd worden.Deze toegangswegen worden na de bouw weer verwijderd.

Als secundair doel zal in onderhavige rapportage onderzocht worden in hoeverre het verkrijgen van eenontheffing mogelijk is en aan welke eisen de werkzaamheden dientengevolge moeten voldoen.

Aan het onderzoek ligt het volgende uitgangspunt ten grondslag:

Page 20: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 4 van 37

Het onderzoek heeft enkel betrekking op soortenbescherming op grond van de Flora- en faunawet.De Natuurbeschermingswet 1998 of andere wet- en regelgeving is geen onderwerp van onderzoek.

1.3 Leeswijzer

Dit rapport is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de voorgenomen ontwikkeling (omtrent

hoogspanningsstation Rilland en de hier aanwezige mastverbindingen), voor zover relevant voor hetflora- en faunaonderzoek;

Hoofdstuk 3 gaat in algemene zin in op de flora- en faunawet; In hoofdstuk 4 wordt de methodiek van onderzoek beschreven;

Hoofdstuk 5 geeft de resultaten van het flora- en faunaonderzoek; In hoofdstuk 6 wordt de effectbeoordeling gegeven, inclusief eventuele mitigerende maatregelen;

In hoofdstuk 7 worden de conclusies en aanbevelingen uitgewerkt; Hoofdstuk 8 bevat de literatuuropgave.

Daarnaast bevat dit rapport bevat een bijlage:

Bijlage 1 bevat een overzicht van resultaten het station, mastvoetlocatie, noodlijn, te verwijderenmast en jukken.

Page 21: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 5 van 37

2 Voorgenomen ontwikkeling

In dit hoofdstuk wordt beknopt het project betreft het nieuwe hoogspanningsstation 380 kV Rillandbeschreven. Voor de toetsing op grond van de Flora- en faunawet is zowel gekeken naar de permanenteeffecten (de effecten bij volledige ingebruikname van het hoogspanningsstation en dehoogspanningsverbindingen, met uitzondering van effecten van draadslachtoffers op de vogelstand) alsde effecten tijdens de aanlegfase van het project. In de volgende paragrafen wordt eerst plangebiedhoogspanningsstation Rilland toegelicht, waarna wordt ingezoomd op de bouw- en ingebruikname vanhet hoogspanningsstation en de verbindingen.

2.1 Het hoogspanningsstation en verbindingen

Het project behelst de realisatie van een nieuw 380 kV hoogspanningsstation nabij Rilland, hetverzwaren en versterken van een aantal masten en een aantal nieuw te plaatsen en te verwijderenhoogspanningsmasten. Het deel behelst circa 2,8 kilometer. Zie Figuur 2.1 voor het plangebied.

De nieuwe verbinding nabij hoogspanningsstation Rilland vervangt gedeeltelijk bestaande 150- en 380-kV-verbindingen.

Figuur 2.1 Plangebied hoogspanningsstation Rilland en bijbehorende verbindingen. Het TracéZuidwest - west (Borssele - Rilland) loopt tot en met mast 1104 (ter hoogte van 304N in de afbeelding)(Bron: Mastboek station Rilland d.d. 20-6-2014).

Page 22: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 6 van 37

2.2 Hoogspanningsstation Rilland

In het open weiland wordt nabij het 150kV station Rilland een nieuw schakelbaar 380 kV station Rillandgebouwd. Het station betreft een volwaardig hoogspanningsstation; er worden vooralsnog geentransformatoren geplaatst. Het station betreft een centraal dienstengebouw en een schakeltuin waarhogere componenten staan opgesteld.

2.3 Masten en kabels tijdens de gebruiks- en aanlegfase

In deze paragraaf wordt nader in gegaan op de ruimtelijke ingreep. Hoewel de exacte invulling wordtovergelaten aan de partijen die het werk uit zullen voeren, is thans voldoende bekend voor eenadequate beschrijving en beoordeling van de gevolgen voor beschermde soorten. In deze paragraafwordt achtereenvolgens ingegaan op de gebruiksfase, de bouw- en aanlegfase en de ondergrondseverbindingen naar de trafostations.

2.3.1 Permanente verbinding

De hoogspanningsverbinding aansluitend op het station Rilland zal over de gehele lengte bovengrondsworden aangelegd. De masten krijgen gemiddeld ongeveer 350 tot 450 meter ruimte tussen tweemastlocaties.

Voor de verbindingen worden masten van het moderne 'Wintrack-type' geplaatst. Deze masten wordenpaarsgewijs geplaatst op een zogenaamde mastvoet, een stevig verankerd betonnen fundament vanongeveer 20 bij 40 meter. De twee afzonderlijke masten staan op ongeveer 16 meter van elkaar en zijnongeveer 57 meter hoog. Na aanleg wordt het fundament afgedekt met aarde, waarna slechts de tweemasten boven het maaiveld zichtbaar blijven. In de onderstaande figuren (Figuur 2.2 en 2.3) zijn defundamenten van de masten te zien tijdens aanleg en na afdekking. In de verbeelding van deze mastenin Figuur 2.3 is te zien hoe het landgebruik rondom de mastvoeten weer terug is gebracht naar hetoorspronkelijk gebruik.

Figuur 2.2 Het openliggend fundament en de mastvoet na afwerking.

Page 23: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 7 van 37

Figuur 2.3 Verbeelding masten in het landschap.

In het onderzoek wordt tevens rekening gehouden met de geleiders (de kabels) tussen de masten en dejukken die geplaatst worden nabij infrastructuren. De geleiders transporteren de stroom en zitten metzogenaamde isolatoren verbonden aan de masten. Boven de geleiders hangen twee dunnerebliksemdraden en onder de geleiders kan op een aantal delen een dunne draad lopen die dient alscompensatiegeleider. De ruimte onder de geleiders dient tot op zekere hoogte vrij te zijn van objecten,dit betekent dus ook dat bomen en beplanting hier een maximale toegestane hoogte kennen. Deminimale afstand tussen maaiveld en onderste geleider is ongeveer 10 meter. Indien zich bomen vanmeer dan 7,5 meter of van snelgroeiende soorten, onder de geleiders bevinden, zullen deze, indiennodig, worden verwijderd. De overige beplanting zal daarbij zo veel mogelijk worden behouden, maarde beheersvorm wordt aangepast van opgaande beplanting naar hakhout en/of knotbeheer. Soms kanechter niet voorkomen dat er bomen gekapt moeten worden voor de aanleg van de mastvoet of omruimte te bieden voor de geleiders.

2.3.2 Bouw- en aanlegfase

In de aanlegfase van zowel het 380 kV hoogspanningsstation als de masten zal tijdelijk extraruimtebeslag nodig zijn. Rondom de mastvoet zal een terrein, van ongeveer 60 bij 60 meter, gebruiktworden voor de bouwwerkzaamheden en de opslag en het vervoer van de bouwmaterialen. Daar waarde bouwterreinen niet grenzen aan de openbare weg zullen tijdelijk bouwwegen aangelegd worden(Figuur 2.4 en 2.5). Waar mogelijk maken deze wegen gebruik van bestaande duikers en overkluizingen,zodat verstoring van waterlopen tot een minimum beperkt blijft.

In Figuur 2.4 is te zien dat deze tijdelijke wegen verschillend zijn in lengte, afhankelijk van de positie tenopzichte van de openbare weg. Ook het bouwterrein kan iets in grootte variëren, bijvoorbeeld in gevalvan fysieke ruimtelijke beperkingen. Ook bij knikpunten in het tracé is meer bouwruimte nodig.

Na aanleg worden de verhardingen van de tijdelijke wegen weer verwijderd en krijgen deze grondenweer hun oorspronkelijke functie terug. Het hele bouwproces op een locatie, van de aanleg van detoegangsweg tot en met het herstellen van de oorspronkelijke situatie, duurt circa drie jaar. In dieperiode wordt er niet continu op de locatie gewerkt, er zitten soms grote tussenpozen tussen dewerkzaamheden.

Page 24: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 8 van 37

Figuur 2.4 Voorbeeld van het tijdelijk extra ruimtebeslag voor bouwterrein en toegangswegen (bron:TenneT, 2014).

Figuur 2.5 Een tijdelijke bouwweg door een weiland en het bouwterrein rondom de mastvoet.

2.3.3 Aansluitingen en tijdelijke verbindingen

Ten behoeve van de regionale energievoorziening zal op een aantal locaties een ondergrondseverbinding worden gecreëerd met de 150kV-stations. Zo ook in plangebied Rilland.

De routekeuze voor deze verbindingen is gebaseerd op een aantal uitgangspunten:

Een zo kort mogelijke verbinding; Opzoeken van randen van percelen;

Vermijden van beschermde natuurgebieden, zoals de EHS; Voorkómen dat zich gevoelige bestemmingen binnen het magneetveld bevinden;

Rekening houden met (toekomstige) ruimtelijke beperkingen; Voorkomen van kruisen van andere infrastructuur, zoals waterlopen en spoorwegen.

Voor een aantal aansluitingen is nog geen definitieve keuze gemaakt tussen verschillende varianten.

Page 25: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 9 van 37

Figuur 2.6 Verbeelding van de ondergrondse 150 kV-verbindingen.

Op enkele locaties zijn tijdelijke verbindingen nodig omdat de bestaande hoogspanningsverbindingenmoeten worden verplaatst teneinde de nieuwe verbinding aan te kunnen leggen. Deze noodlijnenworden bovengronds geplaatst bij de volgende locaties:

Nabij masten 304-302 (twee noodlijnen);

Op de landtong Schelde-Rijnkanaal nabij KRK-ZVL-380-4N en KRK-ZVL-380-5 (zeven noodlijnen).

2.3.4 Jukken

Ten behoeve van het tracé worden op enkele locaties binnen het plangebied station Rilland jukken geplaatst. In totaal zullen er in plangebied RIlland twee jukken gerealiseerd worden. In Figuur 2.8 staan de locaties van de jukken weergegeven.

Page 26: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 10 van 37

Figuur 2.8 Locaties te realiseren jukken (blauwe cirkels) in het plangebied Rilland (scoopkaart Rilland,d.d. 28-2-2014). De nummers geven de jukken aan die gerealiseerd worden ten behoeve van het tracéZuidwest - west (Bron: Mastboek station Rilland d.d. 20-6-2014).

2

1

Page 27: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 11 van 37

3 Toetsing aan de Flora- en faunawetIn dit hoofdstuk wordt de Flora- en faunawet toegelicht, welke de juridische basis voor dit onderzoekvormt.

3.1 Flora- en faunawet

Het wettelijke toetsingskader van de soortenbescherming is verankerd in de Flora- en faunawet, die op1 april 2002 in werking is getreden. In deze wet is de individuele soortenbescherming van de Vogel- enHabitatrichtlijn geïmplementeerd.

Onder de werking van de Flora- en faunawet vallen circa 1.000 dier- en plantensoorten. Alle inheemsezoogdieren (m.u.v. de huismuis en zwarte en bruine rat), vogels, amfibieën en reptielen zijn beschermd.Tevens hebben een aantal soorten planten, vissen, insecten en ongewervelden een beschermde status.Voor de in het wild voorkomende planten en dieren geldt de algemene zorgplicht (art. 2).Volgens de Flora- en faunawet mogen beschermde dier- en plantensoorten niet worden verwond,gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplanting- of vaste rust- of verblijfplaatsenmogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord.Beschermde planten mogen op geen enkele wijze van hun groeiplaats worden verwijderd of vernield.De verbodsbepalingen van de wet staan genoemd in onderstaand kader.

De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezengebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming.

In artikel 75 van de Flora- en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven.Op 23 februari 2005 is de Algemene Maatregel van Bestuur m.b.t. artikel 75 van de Flora- en faunwet inwerking getreden. Middels deze AMvB wordt onder bepaalde voorwaarden een algemene vrijstellinggeregeld van de ontheffingsplicht van de Flora- en faunawet. Deze vrijstelling geldt voor ruimtelijkeontwikkeling en inrichting, bestendig gebruik en bestendig beheer en onderhoud en voor bepaalde(algemeen voorkomende) soorten. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de vrijstelling hangt af hetde dier- of plantensoorten die voorkomen in het plangebied. In de AMvB worden hiertoe verschillendebeschermingsregimes onderscheiden.

BeschermingsniveausDe beschermde soorten zijn in drie groepen ingedeeld. De soorten van Tabel 1 betreffen algemeenvoorkomende soorten, en hebben het lichtste beschermingsregime. De soorten van Tabel 2 betreffensoorten die niet zeer algemeen zijn maar tevens niet zeldzaam en hebben een gemiddeldbeschermingsregime. De soorten van Tabel 3 betreffen zeldzame soorten met een zwaarderbeschermingsregime. Vogels zijn niet opgenomen in Tabel 1 t/m 3; alle vogels zijn in Nederland gelijkbeschermd.

Verboden handelingen met betrekking tot beschermde planten:Artikel 8: Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of om

een andere manier van de groeiplaats verwijderen van plantenArtikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van planten.

Verboden handelingen met betrekking tot beschermde dieren:Artikel 9: Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van dieren. Het met het oog op

bovenstaande doelen opsporen van dieren.Artikel 10: Het opzettelijk verontrusten van dieren.Artikel 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen wegnemen, verstoren van nesten, holen of

andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren.Artikel 12: Het zoeken, rapen, uit nesten nemen, beschadigen of vernielen van eieren.Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van dieren.

Page 28: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 12 van 37

Soorten van Tabel 1 – algemene soorten – lichtste beschermingsregime AMvB:

Voor deze soorten geldt voor ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling van de ontheffingsplicht.Voor deze soorten is derhalve geen ontheffing nodig. Wel geldt ten aanzien van deze soorten dezorgplicht, die eveneens van de Flora- en faunawet uitgaat.

Soorten van Tabel 2 – overige soorten – middelste beschermingsregime AMvB:

Voor soorten van Tabel 2 van de AMvB is bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling mogelijkvan de ontheffingsplicht, indien gewerkt wordt volgens een door het Ministerie van LNVgoedgekeurde gedragscode (geldt niet voor MER-plichtige projecten). Ontbreekt een dergelijkegedragscode, dan dient ontheffing aangevraagd te worden, welke wordt getoetst aan hetcriterium ‘doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort’ (lichtetoets). Daarnaast geldt ook voor soorten van Tabel 2 de algemene zorgplicht.

Soorten van Tabel 3 – zwaarder beschermde soorten, genoemd in bijlage IV van de

Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AMvB – zwaarste beschermingsregime AMvB.

Voor soorten van Tabel 3 geldt het zwaarste beschermingsregime en is bij ruimtelijkeontwikkelingen geen vrijstelling mogelijk van de ontheffingsplicht, ook niet met eengedragscode. Voor deze soorten dient een ontheffing aangevraagd te worden, welke aan viercriteria wordt getoetst (zware toets): de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust-en verblijfplaats wordt niet aangetast, er is sprake van een in of bij wet genoemd belang, er isgeen alternatief en ‘doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort’.Daarnaast geldt ook voor soorten van Tabel 3 de algemene zorgplicht.

Voor Bijlage 1 soorten uit Tabel 3 kan ontheffing worden aangevraagd op grond van alle belangengenoemd in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. In de praktijk komen bij Bijlage1- soorten onderstaande vier belangen het meeste voor bij een ontheffing voor een ruimtelijke ingreep:

1. Bescherming van flora en fauna (b);

2. Volksgezondheid of openbare veiligheid (d);

3. Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of

economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e);

4. Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j).

Voor Bijlage IV soorten uit Tabel 3 geldt voor een ruimtelijke ingreep alleen ontheffing wordt verleend opgrond van een belang uit de Habitatrichtlijn:1. Bescherming flora en fauna (b);

2. Volksgezondheid of openbare veiligheid (d);

3. Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of

economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e).

Vogelsoorten zijn niet in de tabellen opgenomen. Alle vogels in Nederland zijn beschermd.Werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waardoor hunnesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord, zijn verboden. Voor activiteiten waarvooreen vrijstelling mogelijk is geldt een vrijstelling als men handelt volgens een goedgekeurde gedragscode.Voor alle andere activiteiten moet een ontheffing aangevraagd worden. De aanvraag wordt danonderworpen aan de uitgebreide toets. Voor vogels geldt overigens dat vooral in het broedseizoensprake zal zijn van verontrusting, doden of verstoren van nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen.Als de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden, zal in het algemeen niet snel eenontheffing nodig zijn.

Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geenstandaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verblijfplaatsen van vogels die hunverblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soortenbewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in

Page 29: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 13 van 37

categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV,2009).Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kanalleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dit zijn:

Bescherming van flora en fauna (b);

Veiligheid van het luchtverkeer (c); Volksgezondheid of openbare veiligheid (d).

De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken.Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor dezesoorten* is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden ofmaatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen.Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.

* Een deel van deze soorten zijn ondergebracht in categorie 5 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermdevogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Hoewel het onderbrengen van deze soorten op deze lijst anders doetvermoeden is de vaste rust- en verblijfplaats van deze vogels niet jaarrond beschermd. Dit betreffen namelijkvogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor gebroed hebben of de directeomgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan,zich elders te vestigen.

3.2 Toetsing

De toetsing aan de Flora- en faunawet vindt plaats in twee stappen:1. Bepalen welke effecten er op aanwezige, beschermde soorten plaats (kunnen) gaan vinden ten

gevolge van de voorgenomen activiteit;2. Vaststellen van het toetsingskader en het uitvoeren van de toetsing. Er zijn twee toetsingen

mogelijk: een lichte of een zware toets.Voor het bepalen van het toetsingskader is het nodig om te weten of er Tabel-2- of Tabel-3-soortenaanwezig zijn. De zwaarte van de toetsing hangt af van het beschermingsregime voor de betreffendesoort (zie de bovenstaande paragraaf onder 'Beschermingsniveaus').

Indien een ontheffing nodig is voor zwaarder beschermde soorten dan geldt de zogenaamde zwaretoets. Deze toets omvat vier onderdelen:

1. Er zijn geen alternatieven voor de voorgenomen werkzaamheden;2. De activiteit past binnen een door de wet genoemd belang;3. De gunstige staat van instandhouding van de soort wordt niet aangetast;4. Er wordt zorgvuldig gehandeld.

Om te beoordelen of de gunstige staat van instandhouding wordt aangetast en of er zorgvuldig wordtgehandeld (onderdelen 3 en 4) dient bepaald te worden of de werkzaamheden een ‘wezenlijke invloed’op de beschermde soorten hebben.

Wezenlijke invloedDe toetsingscriteria in het kader van de Flora- en faunawet betreffen samengevat de wezenlijke invloedop de gunstige staat van instandhouding van de aanwezige beschermde soorten. In de Brochure'Buiten aan het Werk' (Ministerie van LNV, 2002) licht het toenmalige ministerie van LNV (thans EZ) toewat wordt verstaan onder 'wezenlijke invloed'.

Als het negatieve effect van tijdelijke aard is, kan de betreffende populatie van de soort zichgemakkelijker herstellen dan wanneer het gaat om een aanhoudend negatief effect. Over het algemeenis eerder sprake van wezenlijke invloed op een soort bij zeldzame soorten dan bij algemene soorten.De beoordeling of een ingreep wezenlijke invloed heeft op de gunstige staat van de soort is dusafhankelijk van:

Omvang en duur van het effect. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de effectenverstoring en vernietiging;

Page 30: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 14 van 37

Omvang van de populatie op het te beoordelen schaalniveau (lokaal, regionaal, landelijk ofEuropees niveau, zie volgende paragraaf);

Trendontwikkeling van de betreffende populatie. Soorten met een positieve trendontwikkelingkunnen het verlies van een aantal individuen gemakkelijker te niet doen dan soorten met eennegatieve trendontwikkeling;

De mogelijkheid uit te wijken naar andere geschikte gebieden. Dit is zowel afhankelijk van deaanwezigheid van alternatieve leefgebieden in de omgeving als de mobiliteit en hetdispersievermogen van de soort. Hierbij speelt ook de huidige kwaliteit van het gebied eenbelangrijke rol;

De normale levensverwachting, sterftecijfers en reproductiesnelheid van de soort. Soorten meteen kortere generatietijd en hogere reproductiesnelheid kunnen verliezen van individuengemakkelijker te niet doen dan soorten met een lange generatietijd en laagvoortplantingssucces.

Uit bovenstaande moge duidelijk zijn dat bij de beoordeling van wezenlijke invloed geen sprake kan zijnvan één vast criterium. Op de website van EZ staat in de soortendatabase een overzicht vanbeschermingsregime, status, trend en populatieniveau voor een deel van de in Nederland voorkomendesoorten. Deze worden als achtergrondkader voor de beoordeling gehanteerd.

Vaste rust- en verblijfplaatsenVan specifiek belang is verder de interpretatie van het begrip ‘vaste rust- en verblijfplaatsen’. Door EZwordt op hoofdlijnen momenteel het volgende gehanteerd: nesten, holen en roestplaatsen vanvogelsoorten die van deze verblijfplaatsen afhankelijk zijn, zijn jaarrond beschermd voor zover zij nietpermanent zijn verlaten. Dus ook buiten de periode dat deze worden gebruikt (Netwerk GroeneBureaus, 2005). Foerageergebieden die jaarlijks gebruikt worden en hoogwatervluchtplaatsen kúnnen,afhankelijk van de ecologie van de soort en de omgeving, als vaste rust- en verblijfplaats wordenbeschouwd. In Flora- en faunawet wordt ook de gebruiksfase van een project in beschouwing genomen.

3.3 Zorgplicht

Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht,geldt wel een zogenaamde ‘algemene zorgplicht’ (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt indat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomenof zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in dekwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van dejongen.

Werken buiten kwetsbare periodeDe kwetsbare perioden voor de verschillende soortgroepen zijn niet allen gelijk. Als ‘veilige’ periodevoor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half augustus tot half november, de periodewaarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als vleermuizen, overige zoogdieren en amfibieënnog niet in winterslaap zijn. Indien voorbereidende werkzaamheden, als bouwrijp maken, in die periodeworden uitgevoerd, kan daarna gedurende het winterseizoen en het daarop volgende voorjaarprobleemloos worden gewerkt.

Werken in kwetsbare periodeIndien vooraf bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare periodenvan de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebiedvoor die soorten. Zo kan vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, zodat er geenvogels gaan broeden en het tegen de winter ook ongeschikt is voor kleine zoogdieren die in winterslaapgaan.

Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienenmaatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen(bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen).

Page 31: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 15 van 37

In hoofdstuk 6 worden de te nemen maatregelen nader uiteen gezet.

3.4 Bevoegd gezag

Bevoegd gezag voor de toetsing van de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ. De Rijksdienst voorondernemend Nederland (RVO) is de uitvoeringsorganisatie en neemt een besluit omtrent deontheffingaanvragen van de Flora- en faunawet.

Page 32: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 16 van 37

Page 33: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 17 van 37

4 Methodiek van onderzoek

4.1 Algemeen

Bij de toetsing is gekeken naar de zwaar beschermde soorten van de Flora- en faunawet. Dit zijn dezogenaamde 'overige soorten' vermeld in Tabel 2 en de 'zwaarder beschermde soorten' van Tabel 3 vande Flora- en faunawet.

De algemene soorten, vermeld in Tabel 1 van de Flora- en faunawet, zijn niet meegenomen in detoetsing. Deze soorten zijn zodanig algemeen dat de gunstige staat van instandhouding niet in hetgeding komt. Bovendien geldt voor deze soorten een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit artikel 8tot en met 12 van de Flora -en faunawet. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht. Door rekening tehouden met de kwetsbare periode van deze soorten, wordt voldoende aan de zorgplicht gedaan en kande gunstige staat van instandhouding worden gegarandeerd.

Het flora- en faunaonderzoek is uitgevoerd in verschillende fasen. Ten eerste is er een bureaustudieuitgevoerd, gevolgd door het veldonderzoek. Dit veldwerk is weer onderverdeeld in een oriënterendonderzoek, dat waar nodig aangevuld is met nader onderzoek en soortspecifiek onderzoek. In devolgende paragrafen wordt de gehanteerde werkwijze nader toegelicht.

Bij dit onderzoek wordt regelmatig verwezen naar mastlocaties en tussenliggende gebieden (waar degeleiders hangen). Hierbij is de nummering overgenomen uit het mastenboek van TenneT (VKA 2.0 DT 1en 2). De gebieden tussen mast 1101 en mast 1102 worden hier bijvoorbeeld gerekend tot het lijnvakvan mast 1101. De effecten van eventuele ingrepen in het landschap tussen mast 1101 en 1102, zoalsde kap van bomen, worden besproken bij mast 1101.

In dit onderzoek is aangenomen dat de ingetekende werkterreinen indicatief zijn en ter plaatse aan deomstandigheden worden aangepast. Dus wanneer bijvoorbeeld de mastvoet in een akker valt en hetbouwterrein op de kaart tot in een waterloop met rietzoom loopt is aangenomen dat in het veld,wanneer hier ruimte voor is, het werkvlak zo verplaatst dat de waterloop en rietzoom omgemoeidblijven. Indien de bouwterreinen en bouwwegen nog niet in kaart gebracht zijn, is gekeken naar demeest waarschijnlijk loop van deze wegen en ligging van het bouwterrein. Als uitgangspunt voor debouwwegen geldt dat deze zo veel mogelijk bestaande wegen en paden volgen. Waar deze ontbrekenwordt zoveel mogelijk de randen van percelen gevolgd en opgaande begroeiingen ontweken.Watergangen worden indien mogelijk gekruist bij bestaande overgangen overgestoken.

De aansluitingslocaties en tijdelijke verbindingen, zoals benoemd in 2.3.3, en de te plaatsen jukkenworden ook meegenomen in deze toetsing. Voor de toetsing van de effecten van de tijdelijkeverbindingen, de aansluitingen op de 150kV stations en de jukken is dezelfde methodiek gehanteerd alsvoor het hoogspanningsstation Rilland en de bijbehorende hoogspanningsmasten. Bij de bespreking vande resultaten en effecten, worden deze korte tracés ieder als één locatie genoemd als ware het eenmast vak van het tracé.

4.2 Bureauonderzoek

Als eerste oriëntatie op de natuurwaarden in het plangebied station Rilland is een bureaustudieuitgevoerd. Aan de hand van kaarten en luchtfoto's van het gebied is een globale inschatting van debiotopen in het gebied verkregen. In Figuur 4.1 is het onderzochte plangebied aangegeven.

Voor station Rilland is informatie opgevraagd bij de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Dezedatabase van de Gegevensautoriteit Natuur bevat informatie over het vóórkomen van zeldzame enbeschermde soorten planten en dieren in Nederland. Voor dit onderzoek zijn alleen waarnemingenvanaf het jaar 2009 meegenomen; oudere data geven geen betrouwbaar beeld van de in de huidigesituatie te verwachten beschermde soorten.

Page 34: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 18 van 37

Figuur 4.1 Het onderzochte plangebied hoogspanningsstation Rilland en verbindingen (bron:scoopkaart Rilland d.d. 28-2-2014).

Aan de hand van deze gegevens en de bij Antea Group en Bureau Waardenburg aanwezigegebiedskennis is een inschatting gemaakt welke zwaar beschermde soorten in het plangebied verwachtkunnen worden. Bij het veldwerk is specifiek gezocht naar deze soorten en/of geschikte biotopen voordeze soorten. De resultaten van de bureaustudie staan beschreven in paragraaf 5.1.

4.3 Veldonderzoek

Het veldonderzoek bestaat uit drie stappen: oriënterend onderzoek, nader onderzoek en soortgerichtonderzoek.

4.3.1 Oriënterend onderzoek

In april 2011, juli 2012 en 2014 (zie bijlage 1) zijn verkennende veldbezoeken uitgevoerd door ter zakekundige ecologen van Antea Group. Bij het verkennend veldbezoek in 2011 zijn alle mastlocaties en hethoogspanningsstation Rilland bezocht om een inschatting te maken van de natuurwaarden op dezelocaties en te beoordelen waar nader onderzoek nodig is. In 2012 en 2014 zijn een aantal wijzigingendoorgevoerd in de mastlocaties en zijn ook de aan te leggen jukken, tijdelijke bouwwegen, teverwijderen masten en bouwterreinen nader in kaart gebracht. Daarom zijn deze locaties in 2012 en2014 (nogmaals) bezocht en is opnieuw een inschatting gemaakt van de natuurwaarden op dezelocaties. In bijlage 1 zijn de uitkomsten van dit oriënterend veldbezoek samengevat in een tabel.

CategorieënAan de hand van het oriënterend onderzoek zijn het hoogspanningsstation, de mastlocaties ennoodlijnen, met de daarbij horende lijnvakken, en jukken onderverdeeld in vier categorieën:

1. Locaties in agrarisch gebied;2. Watergangen;3. Ruigten, bermen en diverse overig extensieve gronden;4. Doorsnijding opgaande begroeiing, waar een nadere beschouwing nodig is voor een goede

beoordeling.Daarnaast zijn er enkele masten die verwijderd zullen worden.

De methodiek voor het nader onderzoek wordt beschreven in paragraaf 4.3.2.

Page 35: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 19 van 37

Locaties in agrarisch gebiedHet grootste deel van het hoogspanningsstation Rilland en de nieuwe hoogspanningsmasten bevindenzich in agrarisch gebied, voornamelijk akkerland. Tijdens het oriënterend veldbezoek is vastgesteld datop deze locaties door de aard en intensiviteit van het gebruik, geen of slechts geringe natuurwaardenaanwezig zijn.

Overal in het landschap kunnen beschermde soorten voorkomen. In het sterk gemodificeerd landschap,zoals akkers en productiegrasland, komen echter vrijwel uitsluitend beschermde soorten van Tabel 1van de Flora- en faunawet en vogels voor. Dit zijn bijvoorbeeld algemeen voorkomende zoogdiersoortenzoals veldmuis en konijn en amfibieën als kleine watersalamander en bastaardkikker. Voor soorten vanTabel 1 van de Flora- en faunawet geldt een algehele vrijstelling voor de ontheffingsplicht (zie paragraaf3.1 Flora- en faunawet). Daarnaast kunnen overal diverse soorten (broed-)vogels verwacht wordenwaarvan de nesten buiten het broedseizoen niet beschermd zijn. De locaties waar alleen deze algemeenbeschermde soorten voorkomen worden bij de resultaten en effectbeoordeling als groep besproken inparagrafen 5.2.1 en 6.1: locaties in agrarisch gebied.

WatergangenWanneer de mastvoet een watergang raakt of de jukken geprojecteerd staan op (of in de omgeving van)watergangen is gekeken of de betreffende watergang een geschikt biotoop vormt voor zwaarbeschermde soorten. Een geschikt biotoop is een leefgebied waar een soort alles kan vinden om zichsuccesvol voort te planten en te rusten. Indien het biotoop geschikt bevonden is voor beschermdevissoorten wordt hier conform de beschikbare soortenstandaarden steekproefsgewijs op bemonsterdmet een RAVON-schepnet om de aan- of afwezigheid van beschermde soorten aan te tonen.

Ruigten, bermen en diverse overig extensieve grondenOp al deze locaties, die niet nader gerubriceerd zijn, is intensief gezocht naar de mogelijke aanwezigheidvan beschermde soorten.

Doorsnijding opgaande begroeiingDe overige gebieden die niet vallen onder voorgaande categorieën zijn door deskundige ecologen vanAntea Group nader onderzocht. Dit zijn veelal gebieden met kleine bosschages en struwelen, (oude)lanen en bomenrijen. De resultaten van deze locaties staan beschreven in paragraaf 5.2.1.3.

Vaak staat de mastvoet zelf geheel op agrarische grond maar doorsnijden alleen de geleidersbosschages of bomenrijen. Vegetatie onder de geleiders mag in de regel niet hoger zijn (noch worden)dan 7,5 meter. Waar mogelijk zullen de bestaande bomen behouden blijven. Toch zal het somsnoodzakelijk zijn bomen te kappen, te knotten of ver terug te snoeien; dit is zeker aan de orde bijsnelgroeiende boomsoorten. Omdat nog niet geheel vast staat waar kap te vermijden is en waar niet,zijn alle bomenrijen en bosschages die binnen het bouwterrein of onder nieuwe lijnen staangeïnspecteerd op de aanwezigheid van jaarrond beschermde vogelnesten en beschermde soorten. Ookzijn bomen visueel geïnspecteerd op holten en gaten die dienst kunnen doen als verblijfplaats voorvleermuissoorten. Daarnaast is gekeken of de doorsneden bomenrijen een functie kunnen hebben alsvliegroute van vleermuizen.

Te verwijderen mastenEen aantal masten wordt langs het bestaande tracé verwijderd. Tijdens het oriënterend veldbezoek zijnzowel de omliggende biotopen geïnspecteerd alsmede de mast zelf. In vrijwel alle gevallen betrof hetagrarische gronden waarop de masten zich bevonden.

4.3.2 Nader onderzoek

Wanneer tijdens het oriënterend onderzoek naar voren is gekomen dat op een locatie een zwaarbeschermde soort voor kan komen is nader onderzoek conform soortenstandaards en protocollenuitgevoerd. Welk onderzoek noodzakelijk is, is afhankelijk van de betrokken soortgroep.

Page 36: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 20 van 37

Het kappen of terugzetten van bomen of struwelen kan leiden tot schade aan jaarrond beschermdenesten.

Op locaties waar een jaarrond beschermde nestplaats verstoord wordt of mogelijk zal verdwijnen, is eenomgevingscheck uitgevoerd. In een omgevingscheck wordt gekeken of voor de betrokken soortvoldoende mogelijkheden zijn om zelfstandig een nieuwe geschikte nestplaats te vinden in de omgeving.Voor de omgevingscheck van buizerdnesten is gebruik gemaakt van de soortenstandaard opgesteld doorde Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO, 2014). In deze soortenstandaard staat eenstappenplan voor ecologisch onderzoek dat doorlopen moet worden om conclusies te kunnen trekkenmet betrekking tot eventuele overtredingen van verbodsbepalingen zoals genoemd in de Flora- enfaunawet art. 75, en of voor deze overtreding een ontheffing ex artikel 75 van deze wet moet wordenaangevraagd. Voor elk van de aangetroffen nesten wordt dit stappenplan doorlopen.

4.3.3 Specifiek soortenonderzoek

Wanneer tijdens het oriënterend of nader onderzoek naar voren is gekomen dat op een locatie eenzwaar beschermde soort voor kan komen is soortspecifiek onderzoek uitgevoerd. Welk onderzoeknoodzakelijk is, is afhankelijk van de betrokken soortgroep.

In onderhavig tracé in plangebied Rilland is specifiek soortenonderzoek niet aan de orde geweest.

Page 37: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 21 van 37

5 Resultaten

In dit hoofdstuk worden de bevindingen van het flora- en faunaonderzoek besproken. In Bijlage 1 is eenoverzichtstabel opgenomen waarin van het hoogspanningsstation Rilland en elke mastlocatie, met detussenliggende lijnvakken, kort de aangetroffen situatie wordt beschreven.

5.1 Bureauonderzoek

Van het plangebied hoogspanningsstation Rilland is de informatie van het NDFF (2009-2014)geraadpleegd. De zwaar beschermde soorten die uit deze database naar voren zijn gekomen wordenhieronder kort per soortgroep besproken.

ZoogdierenVleermuizenIn de gegevens van het NDFF worden slechts drie vleermuissoorten genoemd die voorkomen in hetplangebied, te weten de laatvlieger, gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. De laatvliegeren de gewone dwergvleermuis zijn de twee meest algemeen voorkomende vleermuissoorten vanNederland. Verblijfplaatsen zijn vooral te vinden in gebouwen en in mindere mate in gaten of spleten inoudere bomen. Deze soorten foerageren zowel in het stedelijk gebied als daarbuiten. Vaste vliegroutesvan deze soorten kunnen overal aangetroffen worden waar lijnvormige landschapselementen de vasteverblijfplaatsen met de foerageergebieden verbinden.De ruige dwergvleermuis wordt zowel in bosgebieden als in het stedelijk gebied aangetroffen.Vaste verblijfplaatsen zijn veelal holten en spleten in oude bomen maar ook in gebouwen achterbetimmeringen en daklijsten of onder dakbedekking en op zolders. Zowel open als geslotenlandschappen fungeren als foerageergebied. Bosranden en lanen vormen uitstekende vaste vliegroutesen foerageergebieden.Samenvattend kan men zeggen dat in het plangebied rekening gehouden moet worden met demogelijke aanwezigheid van zwaarder beschermde vleermuissoorten.

Grondgebonden soortenIn het gegevensbestand van de NDFF komen weinig zwaar beschermde grondgebonden zoogdierenvoor. De NDFF heeft waarnemingen van één soort in de omgeving van het plangebied: het damhert(nabij mast 106). Uit gegevens van waarneming.nl komt naar voren dat het hier één dier betrof; zeervermoedelijk een zwervend exemplaar. Damherten komen vooral voor in lichte loofbossen engemengde bossen, minder vaak in uitgestrekte naaldbossen. Hij heeft een voorkeur voor oudere bossenmet een dichte onderbegroeiing.

AmfibieënIn het plangebied hoogspanningsstation Rilland zijn in de periode 2009-2014 op basis van de NDFFgegevens geen zwaar beschermde amfibieën bekend.

PlantenVerspreid over het plangebied zijn waarnemingen bekend van diverse beschermde plantensoorten vanTabel 2 van de Flora- en faunawet. Van de volgende soorten zijn waarnemingen bekend bijenorchis,rietorchis en vleeskleurige orchis. Deze soorten komen niet voor in intensief gebruikte akkers enproductiegrasland. De bermen, bosranden en slootkanten kunnen, naast meer natuurlijke gebieden, weleen geschikt biotoop vormen voor deze soorten.

VissenIn de gegevens van de NDFF is één beschermde vissoorten van Tabel 2 opgenomen; de paling. De palingis nabij KRK-ZVL380-4N en KRK-ZVL380-5 in het Bathse Spuikanaal waargenomen. Aangezien geenwerkzaamheden plaatsvinden in (grote) waterelementen waar deze soorten voor komen, zijn dezesoorten uitgesloten van het plangebied Rilland.

Page 38: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 22 van 37

VogelsOveral kunnen in het seizoen broedende vogels aangetroffen worden, in de stad en op het platteland, ingebouwen en op akkers en in weilanden. In de gegevens van het NDFF wordt dan ook een enormerijkdom aan vogelsoorten genoemd. Slechts enkele soorten kennen jaarrond beschermde nesten (ziehoofdstuk 3). Omdat de gegevens van het NDFF alle waarnemingen en niet alleen de verblijfplaatsen inkaart heeft gebracht moet veldonderzoek de aanwezigheid van nesten aantonen.

Dagvlinders en libellenIn de NDFF staan diverse waarnemingen van rodelijst-soorten dagvlinders en libellen in de omgeving vanhet tracé. Het gaat hier om de vlindersoorten groot dikkopje, bruin blauwtje en de libelles deglassnijder. Er zijn geen waarnemingen bekend van zwaar beschermde soorten (Tabel 3).

5.2 Veldonderzoek

5.2.1 Oriënterend onderzoek

In het oriënterend onderzoek zijn vele locaties (van het hoogspanningsstation, nieuwe masten,noodlijnen, jukken en te verwijderen masten) naar voren gekomen waar alleen soorten van Tabel 1 zijnwaargenomen en op basis van het aanwezig biotoop ook geen zwaar beschermde soorten wordenverwacht. Het betreft locaties in het agrarische gebied en geprojecteerd op waterpartijen (watergangen,poelen en dergelijke). Op deze locaties is geen nader onderzoek verricht en de resultaten van hetveldonderzoek worden in paragrafen 5.2.1.1 en 5.2.1.2 besproken. Naast deze categorieën zijn erlocaties die anders van aard zijn dan agrarisch gebied. Veelal betreft het ruige graslanden,ruigtevegetatie en boom- of boselementen. In deze, meestal diversere, biotopen zijn Tabel 2- en 3-soorten te verwachten. Locaties waar zwaar beschermde soorten of jaarrond beschermde vogelnestenzijn aangetroffen worden in 5.2.1.3 individueel besproken. In 5.2.1.4 worden locaties uiteengezetbehorende bij de categorie ruigten, bosranden en diverse overige extensieve gronden.

5.2.1.1 Agrarisch gebied

Van de in totaal 43 onderzochte locaties in het plangebied hoogspanningsstation Rilland zijn 14ingedeeld (of gedeeltelijk ingedeeld) in de categorie agrarisch gebied (Tabel 5.1). Ookhoogspanningsstation Rilland zelf valt geheel in deze categorie. Deze locaties worden in deonderstaande paragrafen als groep besproken.

Tabel 5.1 Mastlocaties, noodlijnen, jukken en de te verwijderen masten (aangegeven metaanhalingstekens) in plangebied Rilland ingedeeld in categorie agrarisch gebied. De codes zijnafkomstig van de scopekaart 'Hoogspanningsstation Rilland incl. bouwwegen'.

1106 '002'

GT-BSL-380-303a '004'

GT-BSL-380-303c '005'

1N Portaal BSL380 Z/G

2N

3N

4N

5N

juk 1*

'304'

* Voor de benummering van de jukken zie Figuur 2.8.

Page 39: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 23 van 37

AkkersEen groot deel van het plangebied ligt in agrarisch gebied met akkers (graan, aardappel en uien). Ookzijn kort gemaaide bermen meegenomen bij deze categorie. De akkers zijn monoculturen waar jaarlijksintensieve grondbewerking plaatsvindt. De akkers zijn gezien de voedselrijkdom en intensief gebruikfloristisch weinig interessant. In het veld zijn algemene plantensoorten aangetroffen als raaigras, witbol,kweek, brandnetel en paardenbloem. Langs de randen van de akkers zijn ruigere vegetaties te vindenmet riet en andere grassen.Beschermde plantensoorten zijn op deze locaties niet aangetroffen en zijn daarom uitgesloten.

De akkers vormen met name langs de randen een geschikt leefgebied voor algemeen voorkomendezoogdieren. Voor algemeen voorkomende muizen en spitsmuizen zoals veldmuis, aardmuis enbosspitsmuis zijn met name de ruige randen een geschikt biotoop.Daarnaast kunnen algemeen voorkomende soorten als bunzing, mol, konijn, haas, ree, vos, wezel enhermelijn in dit biotoop aanwezig zijn.In het voorjaar zijn de akkers geschikt als broedbiotoop voor weidevogels zoals kievit en scholekster.Beschermde vlinder- en libellensoorten zijn niet waargenomen en zijn in dit biotoop uitgesloten. De inde bureaustudie genoemde soorten stellen specifieke eisen aan hun omgeving die in het intensiefagrarisch gebied niet aanwezig zijn.

5.2.1.2 Watergangen

Op vier locaties raakt de mastvoet of het bouwterrein van de mast of noodlijn een waterpartij(watergangen, poelen, vijvers en dergelijke). Een aantal van de te realiseren jukken staan tevens nabijwatergangen. In Tabel 5.2 zijn de locaties aangegeven. Van de jukken is de precieze locatie nogonduidelijk zodat de watergangen in de nabijheid onaangetast kunnen blijven. Tijdens dewerkzaamheden kunnen de bouwterreinen aangepast worden aan de veldomstandigheden waardoor erop enkele van deze locaties niet in de watergang of op de oever gewerkt hoeft te worden.

Tabel 5.2 Locaties in plangebied hoogspanningsstation Rilland waar het station, de mastvoet, hetbouwterrein of juk een waterpartij raakt.

Station Rilland

juk 2

GT-BSL-380-303c

KRK-ZVL-380-1N

* Voor de benummering van de jukken zie Figuur 2.8.

Bij de watergangen gaat het voornamelijk om vrij smalle watergangen (landbouwsloten) die relatiefweinig water bevatten. Daarnaast zijn enkele watergangen met een wat bredere loop. De smallelandbouwwatergangen waren soms bijna volledig dichtgegroeid of juist recent geschoond en van allevegetatie ontdaan. Ook de paar bredere waterlopen worden gekenmerkt door voedselrijk water enoevers met een dichte rietzoom. De aanwezige poelen (rondom mastlocatie 100-101) waren geheeldichtgegroeid en zeer schaduwrijk. De aangetroffen biotopen zijn niet geschikt voor habitat-kritischezwaar beschermde soorten amfibieën. Wel zijn de bastaardkikker, bruine kikker, kleinewatersalamander en gewone pad (allen Tabel 1) aangetroffen. De oevers vormen een geschiktleefgebied voor algemeen voorkomende muizen (o.a. aard- en veldmuis), spitsmuizen (o.a.dwergspitsmuis) en de woelrat.

De watergangen zijn steekproefsgewijs bemonsterd met een RAVON-schepnet. Hierbij zijn uitsluitendalgemeen voorkomende vissoorten als de drie- en tiendoornige stekelbaars en zeelt aangetroffen. Ingeen van de watergangen zijn zwaar beschermde soorten aangetroffen.

5.2.1.3 Doorsnijding opgaande begroeiing

In totaal zijn 17 locaties (mastvoeten, jukken, bouwterreinen of lijnvakken) van het plangebiedhoogspanningsstation Rilland waar kap of snoei mogelijk niet te vermijden is. In de meeste gevallen zijnhier geen natuurwaarden die beschermd worden door Flora- en faunawet aangetroffen. In hetpopulieren bos nabij mast GT-BSL-380-303c zijn een aantal brede wespenorchissen aangetroffen. Deze

Page 40: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 24 van 37

soort staat op Tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van deverbodsbepalingen uit art. 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Wel geldt de zorgplicht.

Bij drie locaties in het plangebied Rilland zijn in 2012 en 2014 zwaar beschermde waardenwaargenomen. Bij mast nummers GT-BSL-380-303c en de tijdelijke noodlijnen op de landtong Schelde-Rijnkanaal (TW5-TW6) zijn jaarrond beschermd nesten van de buizerd aangetroffen in te kappen bomen.De resultaten van deze locaties worden hieronder individueel besproken. In Tabel 5.3 zijn de locatiesweergegeven waar kap of snoei van opgaande begroeiing mogelijk noodzakelijk is.

Tabel 5.3 Locaties waar kap of snoei van de opgaande begroeiing mogelijk noodzakelijk is.Blauw gearceerd de locaties waar buizerdnesten zijn aangetroffen. De codes zijn afkomstig van descopekaart 'Hoogspanningsstation Rilland incl. bouwwegen'.

1106 TW2 (landtong)

1107 TW3 (landtong)

juk 1* TW4 (landtong)

juk 2 TW5 (landtong)

KRK-ZVL-380-3N TW6 (landtong)

T1 TW7 (landtong)

T2

GT-BSL-380-303c

GT-BSL-380-303b

GT-BSL-380-303a

TW1 (landtong)

* Voor de benummering van de jukken zie Figuur 2.8.

Jaarrond beschermde vogelnestenTijdens het veldbezoek in 2014 zijn in het plangebied hoogspanningsstation Rilland op een zestalplaatsen jaarrond beschermde nesten van buizerds aangetroffen. Het betreft nesten in het bos bij GT-BSL-380-303c, T2 (noodlijn), TW1-TW2 (2 exemplaren), TW3-TW4 en TW5-TW6. Hiervan zijn enkelenesten tijdelijke of slaap- en speelnesten. Van zeker drie locaties kan gezegd worden dat deze bezet zijndoor buizerds (Figuur 5.1); twee van deze nesten zullen direct beïnvloed worden door dewerkzaamheden en aanleg van de hoogspanningsmasten in het plangebied. Het betreft het nest in hetpopulierenbos bij locaties GT-BSL-380-303c en het nest dat geraakt wordt door de geleiders van denoodlijnen TW5-TW6 op de landtong Schelde-Rijnkanaal. Voor de twee locaties met een buizerdnest ishet stappenplan uit de soortenstandaard doorlopen (zie voor de resultaten paragraaf 6.2.1).

Page 41: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 25 van 37

Figuur 5.1 Buizerdnesten: linksboven nabij mastvoet 303c, rechtsboven tussen Tijdelijke masten T5 enT6 op de landtong Schelde-Rijkanaal en onder de nesten boven de Tijdelijke masten T1 en T2 (op delandtong Schelde-Rijkanaal).

GT-BSL-380-303c/ Hoogspanningsstation RillandTijdens de veldbezoeken van 12 juli 2012 en 24 juli 2014 is nabij hoogspanningsstation Rilland en mastGT-BSL-380-303c, een buizerdnest aangetroffen in een populierenakker. Bij het veldbezoek in 2012 zijnlokroepen van rondvliegende adulten gehoord die beantwoord werden vanaf het nest aangegeven inFiguur 5.2. In deze bosstrook zijn meerdere half afgebouwde nesten aangetroffen.

Figuur 5.2 Locatie van het buizerd (groene ster) nest nabij mast 303c ten opzichte van het station(bron: scoopkaart Rilland d.d. 28-2-2014).

Page 42: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 26 van 37

Noodlijnen TW6 en TW7 (landtong Schelde-Rijnkanaal)Tijdens het veldbezoek van 24 juli 2014 zijn nabij de noodlijnen TW1/7 op de landtong Schelde-Rijnkanaal een viertal buizerdnesten aangetroffen (zie Figuur 5.3). Op locatie zijn territoriumroepen vantwee verschillende buizerds (nabij twee verschillende nesten) gehoord. Hieruit is af te leiden dat zich terplaatse twee territoria bevinden. Één van deze twee territoria wordt geraakt door de geleiders tussenTW5 en TW6. Een ander, onbezet, nest wordt geraakt door de noodlijnen TW3 en TW4. Niet-in-gebruikzijnde rust- en verblijfplaatsen kunnen worden verwijderd, aangezien deze dan niet meer vallenonder de bescherming van de Flora- en faunawet. In Figuur 5.3 zijn de aanwezige nestplaatsen rond denoodlijnen weergegeven.

Figuur 5.3 Locaties van de buizerdnesten; de gevulde groene sterren geven de nesten aan die tijdenshet veldbezoek in 2014 bezet waren. De open sterren geven tijdelijke, niet bezette nesten aan. Hetnest aangegeven met de groene ster met rode omlijning zal verdwijnen door de plaatsing van deNoodlijnen TW5 en TW6 (bron: scoopkaart Rilland d.d. 28-2-2014).

5.2.1.4 Ruigten, bosranden en diverse overige extensieve gronden

In ruigtevegetaties en bermen in het plangebied hoogspanningsstation Rilland zijn nabij verschillendelocaties Tabel 2-soorten aangetroffen of worden verwacht (op basis van terreinbezoek en NDFFgegevens). Het betreft de rietorchis, moeraswespenorchis (veldbezoek), brede orchis en bijenorchis. Demoeraswespenorchis is aangetroffen nabij de te verwijderen mast '013' en de hier nabij gelegennoodlijn T2; de bijenorchis is in het verleden aangetroffen nabij mast 302 (hier is ook de rietorchis in denabijheid waargenomen (NDFF)), TW2 en KRK-ZVL-380-4N. Voor alle locaties geldt echter dat hetbouwterrein en mast de (verwachte) locaties van de beschermde plantensoorten niet zal raken. Dewerkzaamheden hebben derhalve geen invloed op de standplaatsen van de soorten. De bouwweg vande noodlijn T2 raakt mogelijk wel enkele exemplaren van de moeraswespenorchis. In Figuur 5.4 zijn desoorten weergegeven.

Page 43: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 27 van 37

Figuur 5.4 Locaties aangetroffen Tabel 2-soorten nabij de locaties van de te verwijderen mast '013', dehier nabij gelegen noodlijn T2, TW2 en KRK-ZVL-380-4N (Bron: NDFF, 2009-2014).

Page 44: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 28 van 37

Page 45: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 29 van 37

6 Effectbeoordeling en mitigerende maatregelen

6.1 Oriënterend onderzoek

Na het oriënterend onderzoek kunnen de effecten voor de locaties in agrarisch gebied, watergangen enruigten, bermen en diverse overige extensieve gronden beoordeeld worden. Deze effecten staan in dezeparagraaf beschreven. Voor de andere locatie (doorsnijding opgaande begroeiing) was (aanvullendnader) onderzoek nodig. De effectenbeoordeling daarvan staat in de volgende paragraaf.

Op de locaties in agrarisch gebied, watergangen en ruigten, bermen en diverse overige extensievegronden komen voornamelijk algemeen voorkomende soorten voor die vermeld staan in Tabel 1 van deFlora- en faunawet of niet beschermd zijn. Uitzondering hierop zijn enkele beschermde plantensoorten(Tabel 2) en broedvogels, in dit gebied voornamelijk akker- en weidevogels en mogelijk ook watervogelsdie gedurende het broedseizoen met een bezet nest beschermd zijn. Voor alle plant- en diersoortengeldt de algemene zorgplicht (art. 2 Flora- en faunawet). De zorgplicht schrijft voor dat zo gehandelddient te worden dat onnodige schade aan planten en dieren wordt voorkomen. Door de volgendealgemene mitigerende maatregelen te nemen wordt invulling gegeven aan de zorgplicht en wordt hetonnodig doden, verwonden en verstoren van dieren en planten zoveel mogelijk voorkomen.

Het is van belang dat deze maatregelen vooraf en in overleg met en onder begeleiding van, een ter zakekundig ecoloog genomen worden. Door de maatregelen vast te leggen in een ecologisch werkprotocolen deze te koppelen aan de werkplanning kan het gehele jaar door gewerkt worden.

Dieren algemeen

Werkzaamheden vinden in eerste instantie plaats in de daglichtperiode, zodat verstoring vande omgeving door (bouw)verlichting wordt voorkomen. Bij nachtelijke verlichting vanbouwplaatsen en opslagterreinen wordt uitstraling naar de omgeving zoveel mogelijkvoorkomen. In beginsel wordt gebruikt gemaakt van infraroodcamera-beveiliging, eventueelaangevuld met verlichting met bewegingsmelders;

Voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden wordt de locatie en de directe omgeving daarvankort gemaaid en wordt het maaisel afgevoerd. Hierdoor wordt het terrein ongeschikt alsleefgebied voor algemeen voorkomende beschermde zoogdieren en amfibieën. Voordat eenwerkgebied met hoog opgaande kruidige vegetatie of struiken wordt gemaaid, gefreesd ofvergraven, wordt het terrein doorzocht op de aanwezigheid van egels. Deze vluchten bijnaderende verstoring namelijk niet weg. Eventueel aangetroffen egels worden opgepakt enverplaatst naar een nabijgelegen gelegen locatie binnen het leefgebied waar voldoendedekking aanwezig is en geen werkzaamheden plaatsvinden;

Structuren die gebruikt kunnen worden als verblijfplaats door dieren, waaronder oevers,takken hopen, puin en bladeren, boomstammen en stronken, worden zoveel mogelijkgespaard. Wanneer het sparen van dergelijke structuren niet mogelijk is, worden deze voorafgecontroleerd op aanwezigheid van dieren. Wanneer dieren (egels, padden, kikkers e.d.)worden aangetroffen worden deze direct en zorgvuldig verplaatst naar een vergelijkbarestructuur buiten het werkgebied, maar binnen het leefgebied van deze soorten;

Onnodige verstoring door betreding, licht en geluid van terreinen, waar planten en dieren(kunnen) verblijven wordt vermeden. Verstoring kan in veel gevallen worden voorkomen doorkwetsbare gebieden af te zetten of te markeren in het veld en vervolgens te ontzien vanbetreding. Als met verlichting wordt gewerkt kan gekozen worden voor armaturen die weinigstrooilicht veroorzaken. Door werkzaamheden zo efficiënt mogelijk uit te voeren kan de duurvan geluidsverstoring beperkt worden.

Algemene broedvogelsOveral in het plangebied komen vogels voor; in het broedseizoen dient dan ook rekening te wordengehouden met het voorkomen van broedende vogels. Het is mogelijk dat broedvogels zich vestigen opterreinen die bouwrijp zijn gemaakt en in zandlichamen.

Page 46: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 30 van 37

In het algemeen kan worden gesteld dat de werkzaamheden tijdens het broedseizoen (15 maart –eindjuli) sterke negatieve effecten hebben op de (bodem/oeverbroedende) vogelsoorten door vernietigingvan broedplaatsen en verstoring van de reproductie. Wettelijk gezien wordt daarom ook geenontheffing verleend indien (broed)vogels worden verstoord. De hieronder genoemde maatregelen zijndan ook gericht op het voorkómen van broedgevallen, niet op de bestrijding daarvan. Het is van belangde planning van de werkzaamheden af te stemmen met een deskundige op het gebied van broedvogels.

Wanneer werkzaamheden zijn gepland in de periode waarin broedende vogels aanwezig kunnenzijn (half januari – eind juli), wordt in de periode van 1 september tot uiterlijk 1 maartvoorafgaand aan de werkzaamheden, de locatie waar werkzaamheden gaan plaatsvinden en dedirecte omgeving daarvan (de beïnvloedingssfeer van de werkzaamheden) ongeschikt gemaaktvoor broedvogels. Dit wordt gedaan door aanwezige houtige begroeiing, ruigtes, rietvegetatiee.d. te verwijderen en de vegetatie tenminste vanaf half maart permanent kort te houden enhet maaisel te verwijderen. Aanvullend wordt twee keer per week het terrein verstoord doorbijvoorbeeld een rondrijdende tractor waarachter kettingen zijn bevestigd. Deze maatregelenworden uitgevoerd in overleg met en onder begeleiding van een ter zake kundige op het gebiedvan (broed)vogels;

Om vestiging van broedvogels in perioden waarin niet wordt gewerkt (waaronder weekenden)te voorkomen, dienen, in verband met gewenning, elkaar afwisselende maatregelen te wordengetroffen. Deze kunnen bijvoorbeeld bestaan uit, afhankelijk van de te verwachten soorten, hetplaatsen van vogelverschrikkers, ophangen van linten, plaatsen gaskanon en verstoring metaangelijnde honden;

Zandlichamen dienen in de periode vanaf begin april tot eind juli te worden afgedekt of teworden afgevlakt om vestiging van oeverzwaluw te voorkomen;

Voorafgaand aan werkzaamheden wordt binnen de te verwachten beïnvloedingssfeer van dewerkzaamheden gezocht naar broedende vogels. In voorkomende gevallen worden nestenduidelijk en zonder verstoring te veroorzaken gemarkeerd, ontzien en/of afgeschermd tot hettijdstip waarop het nest wordt verlaten na succesvol broeden. Indien het vermoeden bestaat datde werkzaamheden alsnog leiden tot verstoring met wezenlijke invloed op het broedsucces,wordt maatwerk getroffen of worden de werkzaamheden opgeschort.

Met het nemen van deze maatregelen zijn de effecten op (broed)vogels langs het tracé en de directeomgeving in voldoende mate gemitigeerd.

Planten (Tabel 1 en 2-soorten)Voor zover bekend komen op de meeste locaties waar werkzaamheden plaats gaan vinden geen zwaarbeschermde soorten planten voor. Wel zijn op enkele plaatsen of daar vlak buiten beschermde soortenvan Tabel 1 en 2 aangetroffen, deze staan vermeld in Bijlage 1 en zijn behandeld onder paragraaf5.2.1.4. Bij deze locaties dient extra aandacht besteed te worden aan de locatie van het bouwterrein ende bouwweg. Hierbij wordt geadviseerd om dit in samenspraak met een deskundig ecoloog af testemmen. Mocht niet voorkomen kunnen worden dat beschermde plantsoorten toch geraakt wordentijdens de bouwwerkzaamheden, dan dienen onderstaande maatregelen in acht genomen te worden. Bijhet raken van beschermde Tabel 2-soorten is een door het ministerie van EZ goedgekeurde gedragscodevan kracht (zoals de door TenneT opgezette gedragscode). Bij Tabel 1-soorten, zoals de aangetroffenbrede wespenorchis, wordt geadviseerd om deze voorafgaand aan de werkzaamheden uit te steken ente verplaatsen naar nabijgelegen geschikt biotoop buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden.

Incidenteel kan het voorkomen dat andere beschermde planten soorten blijken voor te komen inbijvoorbeeld oevers van sloten. De volgende maatregelen dienen in voorkomende gevallen te wordenuitgevoerd:

In eerste instantie wordt getracht de groeiplaats (eventueel gemarkeerd) te ontzien, door dewerkzaamheden indien redelijkerwijs mogelijk op een andere locatie uit te voeren of doormarkering en/of beschermingsmiddelen aan te brengen. Het gaat daarbij om werkzaamhedenals het plaatsen van bouwketen, opslag van zand e.d., dat wil zeggen werkzaamheden die opverschillende locaties kunnen worden uitgevoerd zonder van invloed te zijn op ligging van demasten en leidingen (deze kunnen NIET op een andere locatie worden uitgevoerd);

Page 47: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 31 van 37

Indien het niet mogelijk is de groeiplaats te ontzien, wordt na de bloeiperiode en zaadzetting,met behulp van een graafmachine of handmatig de plant met omliggende vegetatie voldoendediep uitgegraven (minimaal 40 cm) en direct verplaatst naar een geschikte locatie in de directeomgeving of tijdelijk opgeslagen en later teruggeplaatst. Indien de plant voor korte tijd wordtopgeslagen dient de kluit vochtig te worden gehouden;

Bij verplaatsing van beschermde planten wordt een ter zake kundige betrokken.

WatergangenIn de waterpartijen die vergraven worden voor de aanleg van het hoogspanningsstation Rilland enverbindingen, zijn geen zwaar beschermde soorten aangetroffen. Voor alle plant- en diersoorten geldtde algemene zorgplicht. Indien bij de werkzaamheden gehandeld wordt conform deze zorgplicht is degunstige staat van instandhouding voor de hier aanwezige soorten voldoende gewaarborgd.

Indien bij de werkzaamheden gewerkt kan worden met metalen platen in plaats van hetaanleggen van duikers, heeft dit de voorkeur. Indien een duiker wordt aangelegd en/of delengedempt moeten worden, dient dit bij voorkeur buiten de kwetsbare periode (maart -augustus) van amfibieën en vissen te gebeuren.

Bij het dempen van een watergang wordt het water één richting uitgedreven zodat aanwezigevissen en amfibieën kunnen ontsnappen. Wanneer dit niet mogelijk is dan worden de vissen enamfibieën tijdig weggevangen en elders in een geschikt biotoop uitgezet. Bij het leegpompenvan een watergang worden overige vissen en amfibieën tijdig weggevangen en elders uitgezet

Ruigten, bermen en diverse overige extensieve grondenIn de ruigten en diverse overige extensieve gronden op de verschillende locaties zijn geen zwaarbeschermde soorten aangetroffen. Door te handelen conform de zorgplicht is de gunstige staat vaninstandhouding van de aanwezig soorten voldoende gewaarborgd.

Doorsnijding opgaande begroeiingOp enkele locaties zijn horsten van buizerds aangetroffen. Om een goede effectbeoordeling te makenzijn de resultaten van de omgevingscheck een vereiste. De omgevingscheck is voltrokken tijdens hetnader onderzoek. Om deze reden zal de effectbeoordeling van de buizerd onder paragraaf 6.2.1besproken worden.

6.2 Nader onderzoek

Op alle locaties, die hieronder besproken worden, komen algemeen voorkomende soorten voor dievermeld staan op Tabel 1 van de Flora- en faunawet of niet beschermd zijn. Daarnaast komen overalvogels voor waarvan de nesten tijdens het broedseizoen beschermd zijn.De in paragraaf 6.1 genoemde maatregelen die voortkomen uit de zorgplicht gelden dus ook voor allelocaties behorende bij onderstaande behandelde categorie. Naast deze maatregelen zijn op een aantallocaties aanvullende maatregelen noodzakelijk die hieronder nader toegelicht zullen worden.

6.2.1 Doorsnijding opgaande begroeiing

Op enkele locaties is kap mogelijk niet te vermijden. Veelal zijn er op deze locaties geen zwaarbeschermde soorten aanwezig die hier hinder van ondervinden. Een uitzondering hierop geldt voor desoortgroep vogels. Voor de vogels zijn de algemeen voorkomende soorten en soorten met jaarrondbeschermde vogelnesten te onderscheiden.

Vogels (algemeen)Zoals aangegeven in paragraaf 5.2.1.3 zijn in 2011, 2012 en 2014 bij veruit de meeste locaties (zie Tabel5.3) geen (jaarrond) beschermde natuurwaarden aanwezig. In een nieuw broedseizoen kunnen echterweer nieuwe nesten gebouwd worden. Aanbevolen wordt om voorafgaand aan eventuele kap deaanwezige bomen nogmaals te inspecteren op nieuw vestiging van vogelsoorten met jaarrondbeschermde nesten. Daarnaast moeten bij de werkzaamheden de mitigerende maatregelen, zoalsbeschreven in paragraaf 6.1 uitgevoerd worden.

Page 48: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 32 van 37

De gunstige staat van instandhouding van de in het plangebied hoogspanningsstation Rillandvoorkomende of verwachte vogelsoorten zal niet worden aangetast wanneer gewerkt wordt conformeen werkprotocol met mitigerende maatregelen zoals beschreven in paragraaf 6.1.

Jaarrond beschermde vogelnestenOp twee plaatsen leidt de aanleg van het hoogspanningsstation Rilland en de verbindingen, inclusief deaansluitingen en noodlijnen, tot effecten op jaarrond beschermde (buizerd)nesten. Voor dezenestplaatsen is een omgevingscheck (conform soortenstandaard buizerd, RVO, 2014) uitgevoerd. Deresultaten van de omgevingscheck worden hieronder toegelicht. Daarna wordt voor de twee locatiesingegaan op de effecten en de benodigde mitigatie.

GT-BSL-380-303c en Noodlijnen TW5-TW6Nabij GT-BSL-380-303c staan meerdere ontwikkelingen gepland: hoogspanningsstation Rilland, hetnieuwe 380kV tracé, een aansluiting op een 150 kV-station en de aanleg van de noodlijn vanindustrieterrein De Poort naar het 150 kV-station. Op de locatie van TW5-TW6 worden noodlijnengerealiseerd ten behoeve van het 380KV tracé ter plaatse.

Ter plaatse van het buizerdnest nabij locatie GT-BSL-380-303c zijn verschillende activiteiten geplandwaarbij het bouwterrein overlapt met de aanwezige nestboom waardoor deze gekapt moet worden.Indien het geplande bouwterrein aangepast wordt en de boom gespaard kan blijven komt deze zodanigaan de rand van de opstand te staan dat de functionaliteit van de verblijfplaats niet kan wordengegarandeerd.De geleiders van de noodlijnen TW5 en TW6 zullen het ter plaatse aanwezige buizerdnest raken. Doorde hier te kappen bosstrook blijven ook de direct omliggende bomen niet gespaard.

Door de aanleg van de noodlijn en mast GT-BSL-380-303c komen twee vaste rust- en verblijfplaatsenvan de buizerd te vervallen.

Voor beide locaties geldt dat in de wijdere omgeving bomen en bosschages aanwezig zijn die alsalternatieve nestlocaties kunnen dienen. Alternatieve locaties zijn aangegeven op de kaarten inFiguur 6.1 en 6.2.

Figuur 6.1 Globale ligging van voor buizerd geschikt nestlocaties in de omgeving van de huidigenestlocatie (GT-BSL-380-303c groene ster).

Nestlocatie buizerd

Alternatieve nestlocatie inomgeving

Page 49: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 33 van 37

Figuur 6.2 Globale ligging van voor buizerd geschikt nestlocaties in de omgeving van de huidigenestlocatie (Noodlijnen TW5-TW6 groene ster).

SamenvattendOp basis van de soortenstandaard van de buizerd (RVO, 2014) moet een gebied voor de buizerd blijvendvoorzien in alles wat nodig is om succesvol te kunnen voortplanten of te rusten. Van aantasting van defunctionaliteit van een voortplantingsplaats of een vaste rust- en verblijfplaats is sprake wanneer erbinnen de populatie onvoldoende alternatieve plekken zijn voor het behouden van vast rust- enverblijfplaatsen en van essentieel leefgebied voor de gehele populatie.

Op twee locaties zijn nesten van de buizerd aangetroffen die komen te vervallen als gevolg van dewerkzaamheden in plangebied hoogspanningsstation Rilland. De aanleg van de masten en lijnen doetgeen afbreuk aan de functionaliteit van de omgeving als foerageergebied. Het leefgebied van de buizerdbeslaat doorgaans 100 - 400 ha.De buizerd is een flexibele soort en is goed in staat om een nieuw nest te bouwen of een anderbestaand nest in gebruik te nemen. Uit de uitgevoerde omgevingscheck blijkt dat in de directe omgevingvoor de twee in het plangebied aangetroffen nesten alternatieve bossen/bomen aanwezig zijn diekunnen dienen als vaste rust- en verblijfplaats. De functionaliteit van het gebied alsvoortplantingsplaats, het territorium, blijft dus behouden.

Gunstige staat van instandhoudingDe gunstige staat van instandhouding van de buizerd moet beoordeeld worden op landelijk niveau.Op de website van de Vogelbescherming wordt de buizerd beschreven als een talrijke broedvogel.Het aantal buizerds is de laatste decennia sterk toegenomen. Er is de afgelopen 10 jaar sprake geweestvan een significante toename (3- 5% per jaar) van de buizerd als broedvogel. Op basis van deze recentegegevens kan worden geconcludeerd dat de staat van instandhouding (landelijk) gunstig is.

Mitigerende maatregelenDe soortenstandaard geeft aan dat, waar mogelijk, maatregelen genomen moeten worden om defunctionaliteit en gunstige staat van instandhouding te waarborgen en maatregelen om invulling tegeven aan de zorgplicht. De functionaliteit en instandhouding zijn hiervoor reeds aan bod geweest.De functionaliteit en instandhouding van de buizerd zijn gewaarborgd.

Maatregelen die invulling geven aan de zorgplicht zijn van toepassing op dit project. Het gaat hierbij ommaatregelen die in alle redelijkheid genomen kunnen worden om het doden en verwonden van buizerdste voorkomen.

Nestlocatie buizerd

Alternatieve nestlocatie in omgeving

Page 50: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 34 van 37

Het gaat hierbij om de volgende maatregelen:

In eerste instantie wordt getracht bomen waarin vaste nesten aanwezig zijn te ontzien waarredelijkerwijs mogelijk;

Principieel moet er gewerkt worden buiten de kwetsbare periode van de voortplanting. In deregel loopt deze van maart tot en met juli. Daarna dient rekening te worden gehouden met deaanwezigheid van takkelingen (jongen die reeds uitgevlogen zijn maar nog wel afhankelijk vande ouders) in de omgeving van het nest. Deze jonge vogels kunnen tot in september aanwezigzijn;

Maatregelen moeten worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebiedvan de buizerd.

Aangezien de opdrachtgever er voor kiest om flexibiliteit tijdens de werkzaamheden te willenwaarborgen en het hele jaar rond wil werken, dient een ontheffing te worden aangevraagd om ook in debroedperiode van de soort werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Bij een ontheffingsaanvraag-procedure is een onderzoek naar alternatieven voor de voorgenomen ontwikkeling noodzakelijk. Ermoet onderbouwd worden dat voor de buizerd geen beter uitpakkende oplossingen zijn dan de gekozenoplossing. Bij het aanvragen van een ontheffing dient bovendien aangetoond te worden dat sprake isvan een wettelijk belang, genoemd in de Vogelrichtlijn. Voor de buizerd zijn dit:

Bescherming van flora en fauna;

Veiligheid van het luchtverkeer of;

Volksgezondheid of openbare veiligheid.

Page 51: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 35 van 37

7 Conclusies en aanbevelingen

7.1 Conclusie

Ontheffingplichtige soortenBij de aanleg van hoogspanningsstation Rilland en de verbindingen zijn negatieve effecten op een zwaarbeschermde vogelsoort te verwachten. Het gaat hier om effecten op de zwaar beschermde soort debuizerd en (mogelijk aanwezige) beschermde plantensoorten van Tabel 2 (bijenorchis enmoeraswespenorchis). Door het nemen van voldoende mitigerende maatregelen zijn deze effectenteniet te doen en kan de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijven. Voor dewerkzaamheden nabij standplaatsen van de plantensoorten en in het habitat van de buizerd (nabijmastlocaties GT-BSL-380-303c en noodlijnen TW5 en TW6) is een ontheffing ex. art. 75 van Flora- enfaunawet niet noodzakelijk indien, in het geval van de buizerd, buiten de broedperiode gewerkt kanworden. Voor Tabel 2-soorten kan gewerkt worden met een goedgekeurde gedragscode zoals degedragscode van TenneT TSO B.V. (zie tevens Tabel 7.1 en paragraaf 6.1).

Ontheffing voor buizerdOp basis van de effectbeoordeling is voor de werkzaamheden in plangebied hoogspanningsstationRilland geen ontheffing noodzakelijk voor het verwijderen van de nestplaatsen van de buizerd (nabijmastlocaties GT-BSL-380-303c en noodlijnen TW5 en TW6) indien buiten het broedseizoen om wordtgewerkt. Uit de omgevingscheck wordt geconcludeerd dat er voldoende alternatieve vast rust- enverblijfplaatsen in de omgeving van de bestaande nesten aanwezig zijn, er geen sprake is van eenovertreding van de Flora- en faunawet. Echter aangezien de wens is om het hele jaar door te werken, iseen ontheffing voor de werkzaamheden noodzakelijk en dienen deze bevindingen aan het bevoegdgezag (RVO en het ministerie van EZ) voor te leggen in de vorm van een ontheffingsaanvraag (Tabel 7.1).Aanbevolen wordt om de ontheffingsaanvraag ruim vóór aanvang van de werkzaamheden aan tevragen.

Om verstoring op de soort te voorkomen dient te worden voldaan aan een aantal mitigerendemaatregelen. De uitgewerkte mitigerende maatregelen staan beschreven in paragraaf 6.2.1.

Tabel 7.1 Zwaar beschermde soorten in het plangebied hoogspanningsstation Rilland.Soort Verbodsbepaling Mitigerende maatregel

Planten Tabel 2-soortenBijenorchis,moeraswespenorchis

Art. 8: Het plukken, verzamelen,afsnijden, vernielen, beschadigen,ontwortelen of om een anderemanier van de groeiplaatsverwijderen van plantenArt. 13: Het vervoeren en onderzich hebben (in verband metverplaatsen) van planten.

Verplaatsen planten buitenkwetsbare periode conform eengoedgekeurde gedragscode.

Vogels Jaarrondbeschermd nestBuizerd Art. 11: beschadigen en vernielen

van vaste verblijfplaatsenUitvoeren buiten kwetsbareperiode; anders ontheffingsplichtig.

Haalbaarheid ontheffingsaanvraagOm tijdens de werkzaamheden volledige flexibiliteit te kunnen bieden, is het uitgangspunt om dewerkzaamheden jaarrond uit te voeren. Om deze reden wordt ontheffing voor de buizerd aangevraagd.Op grond van artikel 75, lid 5, van de Flora- en faunawet worden ontheffingen verleend wanneer ergeen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Dit is het geval bijonderhavig project; de gunstige staat van instandhouding van de soort blijft gewaarborgd. Dehaalbaarheid van de ontheffing wordt versterkt indien aangetoond kan worden dat voor de buizerdgeen beter uitpakkende oplossingen zijn dan de gekozen oplossing (er ontbreken dan alternatieven in

Page 52: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 36 van 37

ruimte en tijd). Bij het aanvragen van een ontheffing dient bovendien aangetoond te worden dat sprakeis van een wettelijk belang, genoemd in de Vogelrichtlijn. Voor de buizerd zijn dit:

Bescherming van flora en fauna;

Veiligheid van het luchtverkeer of; Volksgezondheid of openbare veiligheid.

Zorgplicht voor algemene soortenTen gevolge van de voorgenomen werkzaamheden zijn negatieve effecten op een aantal algemene,beschermde soorten te verwachten. Deze soorten zijn zodanig algemeen in Nederland dat de gunstigestaat van instandhouding niet in het geding komt door het project. Bovendien geldt voor deze soorteneen vrijstelling van de verbodsbepalingen uit art. 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Wel geldt dealgemene zorgplicht. Door rekening te houden met de kwetsbare seizoenen van deze soorten, wordtvoldoende aan de zorgplicht voldaan en kan de gunstige staat van instandhouding wordengegarandeerd.

7.2 Aanbeveling ecologisch werkprotocol

Op basis van het voorliggende onderzoek kan voor de zwaar beschermde buizerd een Flora- en faunaontheffing aangevraagd worden. Aan de hand van deze ontheffingsaanvraag worden de mitigerendemaatregelen vastgelegd in voorschriften. Het is van belang om deze voorschriften vast te leggen in eenecologisch werkprotocol en deze te koppelen aan de werkplanning van de werkzaamheden inplangebied hoogspanningsstation Rilland. In het werkprotocol wordt per soort nauwkeurig aangegevenwanneer welke maatregel, waar genomen moet worden. De zelfde werkwijze en aanpak kan genomenworden voor de Tabel 2-soorten. Deze werkzaamheden dienen in overleg en onder begeleiding van eenter zake deskundig ecoloog plaats te vinden.

Geadviseerd wordt om de mitigerende maatregelen voor de overige soorten die vermeld staat in Tabel7.1 ook op te nemen in het ecologisch werkprotocol. Door vooraf de nodige maatregelen te nemen, inoverleg met een ter zake deskundige, is het mogelijk om zonder vertragingen het gehele jaar door tewerken.

Page 53: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0024 oktober 2014, revisie 2

blad 37 van 37

8 Literatuur

Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De Vlinderstichting, 2006. Dedagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papilionoidea.- Nederlandse Fauna 7. Leiden. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij &European Inverterbrate Survey - Nederland.

Dienst Regelingen, 2009a. Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet.

Dienst Regelingen, 2009b, Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, 2014. Soortenstandaard Buizerd Buteo Buteo.

Koelman, 2012. Notitie: Aanvullend vleermuisonderzoek hoogspanningsleiding TenneT. BureauWaardenburg, 12-527/12.03981/DenWa.

Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, 2008. Handreiking Flora en Faunawet,Oktober 2008.

Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, 2009. Aangepaste lijst jaarrondbeschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep. Bijlage. DienstRegelingen.

Netwerk Groene Bureaus, 2005. Verslag bijeenkomst Flora- en faunawet met LNV op 26 augustus 2005

Zoogdiervereniging, 2010. Werkatlas van de Zoogdieren van Noord-Brabant. Zoogdiervereniging,Nijmegen.

Internet:www.natuurloket.nlwww.ravon.nlwww.waarneming.nlwww.ndff.nl

Page 54: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0023 augustus 2014, revisie 1

Page 55: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0023 augustus 2014, revisie 1

Bijlage 1: Overzicht resultaten hoogspanningsstation, mastlocaties,noodlijnen, te verwijderen masten & jukken

Page 56: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0023 oktober 2014, revisie 1

Hoogspanningsstation Rilland

TenneT Flora & Faunaonderzoek Hoogspanningsstation Rilland

Noodlijnen Mastnr Datum veldwerk BiotoopAangetroffen/verwachte

beschermde soortenToelichting/opmerkingen

Portaal BSL380 Z/G 24-jul-14 akker Tabel 1-soortenBouwterrein en station midden in tarweveld. Deels op

watergang geprojecteerd.

Page 57: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0023 oktober 2014, revisie 1

Overzicht resultaten per mastlocatieStreng beschermde soorten aangetroffen (Tabel 2/3)

TenneT Flora & Faunaonderzoek Hoogspanningsstation Rilland

Mastnr Datum veldwerk BiotoopAangetroffen/verwachte

beschermde soortenToelichting/opmerkingen

1105 12-Jul-12 akker Tabel 1 soorten Bouwterrein geheel in akker gelegen.

1106 15-Apr-11 grasland Tabel 1 soorten Bouwterrein geheel in grasland gelegen.

GT-BSL-380-303c

24-Jul-14 akker, bos, watergangBuizerd nest, brede

wespenorchis en andereTabel 1-soorten

Bouwterrein gelegen in populieren akker. Op locatiebouwterrein is een buizerdnest aanwezig. In het helebosgebiedje komen op meerdere plaatsen de brede

wespenorchis voor.

GT-BSL-380-303b

24-Jul-14 ruigte, weide, bomen Tabel 1 soorten Bouwterrein en weg in grasland/ruigte met populieren

GT-BSL-380-303a

24-Jul-14grasland, berm, ruigte,

bosjes en struweelTabel 1 soorten

Bouwterrein en weg in o.a. riet, wilgenstruweel, ruigte,wilgenroosje en meidoorn.

GT-BSL-380-303 24-Jul-14 ruigte, bos en struweel Tabel 1 soorten Bouwterrein en weg in riet, ruigte, vlier.

GT-BSL-380-302 24-Jul-14 bos Tabel 1 soortenBouwterrein en weg in ruigte/bosstruweel met onder andere

abelen, meidoorn en hazelaar.

KRK-ZVL-380-1N 24-Jul-14 akker Tabel 1 soorten Bouwterrein en weg geheel in uienveld

KRK-ZVL-380-2N 24-Jul-14 akker Tabel 1 soorten Bouwterrein en weg geheel in uienveld

KRK-ZVL-380-3N 24-Jul-14 akker, ruigte, bomen Tabel 1 soortenBouwterrein en weg in akker en ruigte-kruidenvegetatie met

populier, Spaanse aak, braam en distel.

KRK-ZVL-380-4N 24-Jul-14 grasland Tabel 1 en 2 soortenBouwterrein en weg geheel in schapenweide. In de nabijheid is

de bijenorchis bekend. Zorgvuldigheid vereist bij keuzebouwterrein en werkzaamheden.

KRK-ZVL-380-5N 24-Jul-14 grasland Tabel 1 soorten Bouwterrein en weg geheel in schapenweide

1107 24-Jul-12 bos Tabel 1 soorten

De Bouwterrein ligt in een bosstrook op de landtong Schelde-Rijnkanaal. Bos bestaat uit abelen met ondergroei geen

jaarrond beschermde nesten in dit deel van het bos noch in derichting van de lijnen naar 108 en KRK-ZV380 naar het zuiden.

Page 58: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0023 oktober 2014, revisie 1

NoodlijnenStreng beschermde soorten aangetroffen (Tabel 2/3)

TenneT Flora & Faunaonderzoek Hoogspanningsstation Rilland

NoodlijnenMastnr

Datum veldwerk BiotoopAangetroffen/verwachte

beschermde soortenToelichting/opmerkingen

T1 24-Jul-14ruigte/

struweelTabel 1 soorten Ruigten en wilg. In de EHS gelegen

T2 24-Jul-14 bos Tabel 1 en 2 soortenWilgen en berkenbos. De moeraswespenorchis (Tabel 2) is aanwezig in de

nabijheid, mogelijk ter plaatse van de bouwweg; werkzaamheden in deoever vergen zorgvuldigheid. In de EHS gelegen.

TW1 (landtong) 24-Jul-14 bos Tabel 1 soorten Populierenbos nabij buizerd (buiten invloedsfeer)

TW2 (landtong) 24-Jul-14 bos Tabel 1 en 2 soortenPopulierenbos nabij buizerd (buiten invloedsfeer). In de nabijheid is de

bijenorchis bekend. Zorgvuldigheid vereist bij keuze bouwterrein enwerkzaamheden.

TW3 (landtong) 24-Jul-14 bosTabel 1 soorten, niet in

gebruik zijnde BuizerdnestPopulierenbos met een niet in gebruik zijnde buizerdnest ter plaatse van de

geleiders richting TW4.

TW4 (landtong) 24-Jul-14 bosTabel 1 soorten, niet in

gebruik zijnde BuizerdnestPopulierenbos met een niet in gebruik zijnde buizerdnest ter plaatse van de

geleiders richting TW4.

TW5 (landtong) 24-Jul-14 bosTabel 1 soorten,

BuizerdnestPopulierenbos met buizerdhorsten op verbindingslijn met T6

TW6 (landtong) 24-Jul-14 bosTabel 1 soorten,

BuizerdnestPopulierenbos met buizerdhorsten op verbindingslijn met T5

TW7 (landtong) 24-Jul-14 bos Tabel 1 soorten Populierenbos

Page 59: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0023 oktober 2014, revisie 1

Te verwijderen mastenStreng beschermde soorten aangetroffen (Tabel 2/3)

TenneT Flora & Faunaonderzoek Hoogspanningsstation Rilland

Te verwijderenMastnr*

Datum veldwerk BiotoopAangetroffen/verwachte

beschermde soortenToelichting/opmerkingen

'304' 24-Jul-14 weiland Tabel 1 soorten Recentelijk gemaaid weiland

'303' 24-Jul-14 ruigte en bos Tabel 1 soorten Ruigtevegetatie, rietruigte, vlier, wilgenstruweel

'302' 24-Jul-14 bos Tabel 1 soorten Abelen, hazelaar en meidoorn

'013' 24-Jul-14 ruigte Tabel 1 en 2 soortenRuigtevegetatie, wikke, brandnetel, wilgstruweel. In de omgeving is de

moeraswespenorchis aangetroffen. Werkzaamheden in de oever vergenzorgvuldigheid.

'002' 24-Jul-14 grasland, riet Tabel 1 soorten Grasland, riet

'003' 24-Jul-14 Ruigte Tabel 1 soorten Ruigtekruiden

'004' 24-Jul-14 weiland Tabel 1 soorten Schapenweide

'005' 24-Jul-14 weiland Tabel 1 soorten Schapenweide

'90' 24-Jul-14 ruigte kruiden Tabel 1 soorten Verruigde vegetatie

'89' 24-Jul-14 verhard terrein Tabel 1 soorten Gevestigd op verhard terrein van het hoogspanningsstation

* De nummers zijn afkomstig van de 'Scopekaart Hoogspanningsstation Rilland incl. bouwwegen'.

Page 60: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0023 oktober 2014, revisie 1

Jukken

TenneT Flora & Faunaonderzoek Hoogspanningsstation Rilland

Juknr Datum veldwerk BiotoopAangetroffen/verwachte

beschermde soortenToelichting/opmerkingen

1 24-Jul-14 weiland, ruigte Tabel 1-soorten Kort gehouden berm, struweelvegetatie en ruigtevegetatie.

2 24-Jul-14 bomen en struweel Tabel 1-soorten Mogelijk kappen eikenbosje.

Page 61: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation RillandRapportage Flora- en FaunaonderzoekProjectnr. 0266319.0023 oktober 2014, revisie 1

Page 62: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Bijlage 3

Activiteitenplan

Page 63: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Hoogspanningsstation Rilland Activiteitenplan behorende bij ontheffingsaanvraag Buizerd

project nr. 266319 revisieO 24 oktober 2014

Opdrachtgever TenneT TSO B.V.

Postbus 718 6800 AS Arnhem

datum vrijgave

124 oktober 2014

beschrijving revisie 0

I Definitief '"""''"' ;f; I drs. Ing. M.l. Braad

~ a ntea·g rou p

Page 64: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Projectgroep bestaande uit:

Tekstbijdragen:

Fotografie:

Vormgeving:-

Datum van uitgave:24 oktober 2014

Contactadres:

Colofon

drs.ing. M.L. (Michel) Braad

drs. L.C. (Linda) Smitskamp

M.L. BraadL.C. Smitskamp

-

Beneluxweg 1254904 SJ OosterhoutPostbus 404900 AA Oosterhout

Page 65: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 1 van 20

Inhoud

blz.

A. Adres, postcode, gemeente en provincie waar de activiteiten worden uitgevoerd.3

B. Omschrijving activiteiten en werkzaamheden.........................................................3

C. Ingetekende topografische kaart .............................................................................5

D. Manier waarop u de activiteiten wilt uitvoeren ......................................................5

E. Doel en belang van uw activiteiten..........................................................................5

F. Planning en onderbouwing van de activiteiten........................................................6

G. Deskundige die betrokken is bij uw activiteiten en zijn/haar kwalificaties..............6

H. Korte termijn effecten op de beschermde soort(en) per fase/activiteit ..................6

I. Lange termijn effecten op de staat van instandhouding van de beschermde

soort(en) per fase/activiteit.....................................................................................7

J. Verantwoording van uw effectenstudie ..................................................................7

K. Overheidsinstantie die eventueel al toestemming heeft verleend voor uw

activiteiten vanuit andere wet- en regelgeving........................................................8

L. Beschrijving huidige situatie van het gebied............................................................8

M. Positie van de uitvoeringslocatie ten opzichte van natuurgebieden........................9

N + O. Verspreiding en verantwoording van beschermde soorten op en nabij de

uitvoeringslocatie .................................................................................................. 10

P. Maatregelen om schade aan de soort te voorkomen of te beperken (mitigerende

maatregelen) ......................................................................................................... 12

Q. Maatregelen om onvermijdelijke schade aan de soort te herstellen

(compenserende maatregelen).............................................................................. 13

R. Tijdstip en locatie mitigerende maatregelen ......................................................... 13

S. Beschrijving alternatieven en reden waarom u die alternatieven niet gebruikt .... 14

T. Beschrijving zorgvuldig handelen........................................................................... 17

U. Omschrijving dwingende reden van openbaar belang ........................................... 18

Literatuur ............................................................................................................................. 19

Page 66: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 3 van 20

A. Adres, postcode, gemeente en provincie waar de activiteitenworden uitgevoerdNetbeheerder TenneT TSO BV is voornemens om nabij het 150kV-station Kreekrak-Rilland een nieuwschakelstation Rilland te realiseren met bijbehorende boven- en ondergrondsehoogspanningsverbindingen. Onderhavig activiteitenplan behoort bij de ontheffingaanvraag van eenaangetroffen zwaar beschermde soort (buizerd) langs enkele verbindingen in de omgeving vanhoogspanningsstation Rilland. Het betreft hier exemplaren van een zwaar beschermde soort die zijnaangetroffen nabij station Rilland; dichtstbijzijnde adres Westelijke Spuikanaalweg 20 4411 TB Rilland enop de landtong Schelde-Rijnkanaal. In Figuur 1A is het plangebied van hoogspanningsstation Rillandweergegeven.

Het project hoogspanningsstation Rilland ligt in de gemeente Rilland in de provincie Zeeland.

Figuur 1A: Plankaart voorgenomen ontwikkelingen Hoogspanningsstation Rilland (bron: Mastboekstation Rilland d.d.2-6-2014).

B. Omschrijving activiteiten en werkzaamhedenHet project behelst de realisatie van een nieuw 380 kV hoogspanningsstation nabij Rilland, hetverzwaren en versterken van een aantal masten en een aantal nieuw te plaatsen en te verwijderenhoogspanningsmasten. Het deel behelst circa 2,8 kilometer. In onderstaande paragrafen wordt eenomschrijving uiteengezet van de activiteiten en werkzaamheden die hiertoe behoren. Op de locatieswaar de zwaar beschermde soort is aangetroffen worden nieuwe masten op de locatie geplaatst.

Station RillandIn het open weiland wordt nabij het 150kV station Rilland een nieuw schakelbaar 380 kV station Rillandgebouwd. Het station betreft een volwaardig hoogspanningsstation; er worden vooralsnog geentransformatoren geplaatst. Het station betreft een centraal dienstengebouw en een schakeltuin waarhogere componenten staan opgesteld.

Page 67: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 4 van 20

Permanente verbindingVoor de verbindingen worden masten van het moderne 'Wintrack-type' geplaatst. Deze masten wordenpaarsgewijs geplaatst op een zogenaamde mastvoet, een stevig verankerd betonnen fundament vanongeveer 20 bij 40 meter. De twee afzonderlijke masten staan op ongeveer 16 meter van elkaar en zijnongeveer 57 meter hoog. Na aanleg wordt het fundament afgedekt met aarde, waarna slechts de tweemasten boven het maaiveld zichtbaar blijven. In het rapport van de natuurtoets waar onderhavigeontheffingsaanvraag op gebaseerd is (Antea Group, 2014; Bijlage 1 Figuur 2.2 en 2.3) zijn defundamenten van de masten te zien tijdens aanleg en na afdekking. In de verbeelding van deze mastenis te zien hoe het landgebruik rondom de mastvoeten weer terug is gebracht naar het oorspronkelijkgebruik.

De geleiders transporteren de stroom en zitten met zogenaamde isolatoren verbonden aan de masten.Boven de geleiders hangen twee dunnere bliksemdraden en onder de geleiders kan op een aantal deleneen dunne draad lopen die dient als compensatiegeleider. De ruimte onder de geleiders dient tot opzekere hoogte vrij te zijn van objecten, dit betekent dus ook dat bomen en beplanting hier eenmaximale toegestane hoogte kennen. De minimale afstand tussen maaiveld en onderste geleider isongeveer 10 meter. Indien zich bomen van meer dan 7,5 meter of van snelgroeiende soorten, onder degeleiders bevinden, zullen deze, indien nodig, worden verwijderd. De overige beplanting zal daarbij zoveel mogelijk worden behouden, maar de beheersvorm wordt aangepast van opgaande beplanting naarhakhout en/of knotbeheer. Soms kan echter niet voorkomen dat er bomen gekapt moeten worden voorde aanleg van de mastvoet of om ruimte te bieden voor de geleiders.

Bouw- en aanlegfaseIn de aanlegfase van zowel het 380 kV hoogspanningsstation als de masten zal tijdelijk extraruimtebeslag nodig zijn. Rondom de mastvoet zal een terrein, van ongeveer 60 bij 60 meter, gebruiktworden voor de bouwwerkzaamheden en de opslag en het vervoer van de bouwmaterialen. Daar waarde bouwterreinen niet grenzen aan de openbare weg zullen tijdelijk bouwwegen aangelegd worden (zienatuurtoets waar onderhavige ontheffingsaanvraag op gebaseerd is (Antea Group, 2014; Bijlage 1 Figuur2.4 en 2.5). Waar mogelijk maken deze wegen gebruik van bestaande duikers en overkluizingen, zodatverstoring van waterlopen tot een minimum beperkt blijft.Deze tijdelijke wegen zijn zeer verschillend in lengte, afhankelijk van de positie ten opzichte van deopenbare weg. Ook het bouwterrein kan iets in grootte variëren, bijvoorbeeld in geval van fysiekeruimtelijke beperkingen. Ook bij knikpunten in het tracé is meer bouwruimte nodig.

Na aanleg worden de verhardingen van de tijdelijke wegen weer verwijderd en krijgen deze grondenweer hun oorspronkelijke functie terug. Het hele bouwproces op een locatie, van de aanleg van detoegangsweg tot en met het herstellen van de oorspronkelijke situatie, duurt circa drie jaar. In dieperiode wordt er niet continu op de locatie gewerkt, er zitten soms grote tussenpozen tussen dewerkzaamheden.

Aansluitingen en tijdelijke verbindingenOp een gedeelte van het traject zal de bestaande 150 kV-verbinding verdwijnen. Het nieuwe tracé zal de380- en 150 kV-verbinding combineren, waarbij beide geleiders in dezelfde masten hangen. Tenbehoeve van de regionale energievoorziening zal daarom op een aantal locaties een ondergrondseverbinding worden gecreëerd met de 150kV-stations. Zo ook in plangebied Rilland.

De routekeuze voor deze verbindingen is gebaseerd op een aantal uitgangspunten:

Een zo kort mogelijke verbinding; Opzoeken van randen van percelen;

Vermijden van beschermde natuurgebieden, zoals de EHS; Voorkómen dat zich gevoelige bestemmingen binnen het magneetveld bevinden;

Rekening houden met (toekomstige) ruimtelijke beperkingen; Voorkomen van kruisen van andere infrastructuur, zoals waterlopen en spoorwegen.

Page 68: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 5 van 20

Op enkele locaties zijn tijdelijke verbindingen nodig omdat de bestaande hoogspanningsverbindingenmoeten worden verplaatst teneinde de nieuwe verbinding aan te kunnen leggen. Deze noodlijnenworden bovengronds geplaatst; onder andere op de landtong Schelde-Rijnkanaal.

JukkenTen behoeve van het nieuwe hoogspanningsstation en de bijbehorende verbindingen worden op enkelelocaties nabij hoogspanningsstation Rilland jukken geplaatst. In totaal zullen zes jukken gerealiseerdworden.

C. Ingetekende topografische kaart

Figuur 1C: Globale ligging (rood vierkant) van het plangebied hoogspanningsstation Rilland.

D. Manier waarop u de activiteiten wilt uitvoerenIn het plangebied hoogspanningsstation Rilland worden door de werkzaamheden onder anderegroenelementen verwijderd en waterpartijen gedempt. Daarnaast worden jukken geplaatst en mastenverwijderd of vervangen. Naast fysieke wijzigingen in het landschap, vindt geluiduitstraling/verstoringplaats als gevolg van de werkzaamheden. Voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd, wordenmitigerende maatregelen getroffen. In het plangebied zullen waar mogelijk mitigerende maatregelenvoor de buizerd getroffen worden. Daarnaast is op het werk sprake van een ecologische begeleidingconform een egologisch werkprotocol. De mitigerende maatregelen zijn in onderdeel 'P' beschreven.

E. Doel en belang van uw activiteitenBelangenDe aanleg van het nieuwe hoogspanningsstation Rilland en bijbehorende verbindingen betreft eenruimtelijke ingreep. Voor de buizerd wordt een ontheffing aangevraagd voor belang 'd':Volksgezondheid of openbare veiligheid (d) en, aangezien geen overtredingen op verbodsbepalingenplaatsvinden (met uitzondering van verstoren), wordt tevens een ander belang opgevoerd uit het Besluit

Page 69: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 6 van 20

vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, namelijk het belang 'j': Ruimtelijke inrichting ofontwikkeling1. Bij onderdeel U worden deze belangen nader toegelicht.

DoelOm de huidige hoogspanningsverbinding met België (interconnectie) te versterken wordt er op dehuidige 380kV hoogspanningsverbinding Borssele-Zandvliet-Geertruidenberg een volwaardige aftakkinggebouwd. Dit wordt gerealiseerd door middel van een nieuw schakelstation nabij Rilland. Op dezemanier ontstaan er drie 'losse' verbindingen: Borssele-Rilland, Geertruidenberg-Rilland en Rilland-Zandvliet (België). Deze drie verbindingen zijn met elkaar verbonden via het nieuwe schakelstation.Hierdoor is een doorgaande beschikbaarheid van de transportcapaciteit gewaarborgd, daardoor kan ookals er een verbinding wegvalt (door onderhoud of storing), altijd stroom getransporteerd blijvenworden.

F. Planning en onderbouwing van de activiteitenMomenteel worden er een aantal procedures doorlopen. De planning zal gedurende het proces nadergespecificeerd worden. De globale start van de werkzaamheden staat voor begin 2016 en neemt circatwee jaar in beslag.

De beoogde planning is om het hele jaar door te werken. Bij de uitvoering van de werkzaamheden inhet plangebied zal rekening gehouden worden met de aanwezige flora en fauna (zoals de onderhavigerelevante soort buizerd en algemeen voorkomende broedvogels). Zo zijn bepaalde werkzaamheden(zoals kap van bomen) aangepast aan de kwetsbare periode van de soorten en wordt hier tijdens deuitvoeringsfase op ingespeeld (zie ook onderdeel 'P').

G. Deskundige die betrokken is bij uw activiteiten en zijn/haarkwalificatiesDeskundig ecologen drs. J. van Munster en drs. ing. M.L. Braad van advies- en ingenieursbureau AnteaGroup (voorheen Oranjewoud) hebben het plangebied geïnventariseerd op het voorkomen vanbeschermde flora en fauna. Advies- en ingenieursbureau Antea Group is lid van Netwerk GroeneBureaus.

Advies- en Ingenieursbureau Antea GroupVestiging OosterhoutPostbus 404900 AA Oosterhout.

De resultaten van het natuuronderzoek zijn beschreven in de rapportage van de natuurtoets(Hoogspanningsstation Rilland Rapportage Flora- en Faunaonderzoek Antea Group, september 2014;Bijlage 1). De kwaliteitscontrole van het rapport is uitgevoerd door drs. ing. M.L. Braad, werkzaam alssenior ecoloog bij advies- en ingenieursbureau Antea Group.

H. Korte termijn effecten op de beschermde soort(en) perfase/activiteit

Algemeen

Negatieve effecten op beschermde soorten uit de soortgroepen flora, vogels (zij het anders dan

jaarrond beschermde nesten), zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden zijn

1https://www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/vergunning-en-ontheffing/dossiers/dossier/flora-en-faunawet-ruimtelijke-

ingrepen/stap-6-ontheffing-mogelijk

Page 70: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 7 van 20

uitgesloten, aangezien deze niet nabij of op hoogspanningsstation Rilland aangetroffen of te verwachten

zijn. De gunstige staat van de waargenomen en benoemde beschermde soortgroepen is niet in het

geding. Een vervolgprocedure in het kader van de Flora- en faunawet is daarmee niet aan de orde.

Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt het werk gecontroleerd door een ecoloog op het

voorkomen van beschermde soorten, conform een ecologisch werkprotocol.

BuizerdIn het plangebied station Rilland worden twee buizerdnesten aangetast door kapwerkzaamheden voorde realisatie van twee hoogspanningsmasten. Als gevolg van deze werkzaamheden verliest de buizerdzijn vaste rust- en verblijfplaats. De buizerd zal tijdens het broedseizoen de nestbomen niet meerkunnen gebruiken. De buizerd is echter een flexibele soort en is goed in staat om een nieuw nest tebouwen of een ander bestaand nest in gebruik te nemen. De verstoring zal derhalve naar verwachtingtijdelijk en beperkt zijn. Ook zal tijdelijk een marginaal deel van het foerageergebied van de buizerdverloren gaan (het leefgebied van de buizerd beslaat doorgaans 100 - 400 ha.). De omgeving biedtechter voldoende alternatief voor de soort waardoor geen sprake is van een negatief effect.

Om de negatieve effecten tijdens de uitvoeringsfase te minimaliseren zijn soortspecifieke maatregelen

opgesteld (zie onderdeel P).

I. Lange termijn effecten op de staat van instandhouding van debeschermde soort(en) per fase/activiteit

BuizerdDoor de aanleg van de nieuwe masten komen twee vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd tevervallen. Voor beide locaties is een omgevingscheck uitgevoerd en geldt dat in de wijdere omgevingbomen en bosschages aanwezig zijn die als alternatieve nestlocaties kunnen dienen (zie de figuren 1P en2P). De functionaliteit van het gebied als voortplantingsplaats, het territorium, blijft dus behouden.

De gunstige staat van instandhouding komt niet in het geding. Mocht het voorkomen dat de soortengeen alternatieve verblijfplaatsen kunnen vinden, zal het verlies van deze vaste rust- of verblijfplaatsennaar verwachting nauwelijks leiden tot een dip in de populatie en heeft het derhalve geen nadeligegevolgen op de gunstige staat van instandhouding van de soort. De gunstige staat van instandhoudingvan de buizerd moet bovendien beoordeeld worden op landelijk niveau. Op de website van deVogelbescherming wordt de buizerd beschreven als een talrijke broedvogel. Het aantal buizerds is delaatste decennia sterk toegenomen. Er is de afgelopen 10 jaar sprake geweest van een significantetoename (3- 5% per jaar) van de buizerd als broedvogel. In Zeeland broedt de soort sinds het begin vande jaren zeventig. Er is nog steeds sprake van een lichte toename: vooral in open akkerbouwgebieden(Werkgroep Roofvogels Zeeland).

Op basis van deze recente gegevens kan worden geconcludeerd dat de staat van instandhouding(landelijk) gunstig is. De gunstige staat van instandhouding van de buizerd komt als gevolg van dewerkzaamheden niet in gevaar.

J. Verantwoording van uw effectenstudieVoor het aanleggen en het gebruik van het hoogspanningsstation Rilland en de bijbehorendeverbindingen is onderzoek uitgevoerd in het kader van de natuurwetgeving. Het betreft het eerderuitgevoerde natuuronderzoek (Antea Group, 2014). De wetgeving verplicht om negatieve effecten dieontstaan door de aanleg en het gebruik van het tracé te mitigeren of (wanneer mitigatie niet mogelijk is)te compenseren.

Bij de uitvoering van het project wordt rekening gehouden met het huidige voorkomen van beschermdesoorten planten en dieren. Daar waar de voorgenomen ingreep leidt tot het overtreden vanverbodsbepalingen betreffende soorten, is nagegaan met welke maatregelen overtredingen van

Page 71: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 8 van 20

verbodsbepalingen kan worden voorkomen of dat een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- enfaunawet moet worden verkregen.

In de natuurtoets is aandacht besteed aan verschillende soortengroepen. Dit rapport is als Bijlage 1 aandit activiteitenplan toegevoegd. De toetsing is een bepaling en beoordeling van de huidige aanwezigheidvan beschermde soorten planten en dieren in het plangebied, de functie van het plangebied en dedirecte omgeving voor deze soorten en de te verwachten effecten van de voorgenomen ingreep opbeschermde soorten.

Onderzoek naar de effecten op de natuur heeft plaatsgevonden tijdens het opstellen van denatuurtoets. Bovenstaande effectenbeschrijving (onderdelen H en I) zijn afgeleid uit deze rapportages.Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek, een bureaustudie en expert-judgement. Deeffectbeoordeling en de natuurtoets is opgesteld door een deskundig ecoloog van advies- eningenieursbureau Antea Group.

K. Overheidsinstantie die eventueel al toestemming heeft verleendvoor uw activiteiten vanuit andere wet- en regelgevingNiet van toepassing.

L. Beschrijving huidige situatie van het gebiedHuidige situatieEen groot deel van het plangebied hoogspanningsstation Rilland ligt in agrarisch gebied met akkers(graan, aardappel en uien). De akkers zijn monoculturen waar jaarlijks intensieve grondbewerkingplaatsvindt. De akkers zijn gezien de voedselrijkdom en intensief gebruik floristisch weinig interessant. Inhet veld zijn algemene plantensoorten aangetroffen als raaigras, witbol, kweek, brandnetel enpaardenbloem. Langs de randen van de akkers zijn ruigere vegetaties te vinden met riet en anderegrassen. In het plangebied komen daarnaast (smalle) watergangen voor en stroken en clusters bos (zieFiguur 1L).

Page 72: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 9 van 20

Figuur 1L. Huidige situatie plangebied hoogspanningsstation Rilland.

M. Positie van de uitvoeringslocatie ten opzichte vannatuurgebiedenHet plangebied hoogspanningsstation Rilland ligt circa op 580 meter afstand van 'Oosterschelde' en opcirca 2 kilometer afstand van 'Westerschelde & Saeftinghe'.

In de omgeving van en op enkele locaties van de masten of bouwterreinen in het plangebied komt EHS-gebied voor (zie Figuur 1M). Het betreft hier het natuurbeheertype "Zilt- en overstromingsgrasland'.Effecten op de EHS worden in een ander traject beoordeeld.

Page 73: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 10 van 20

Figuur 1M. Ligging plangebied ten opzichte van de EHS (bron: Geoloket Provincie Zeeland, 2014).

N + O. Verspreiding en verantwoording van beschermde soorten op ennabij de uitvoeringslocatieVoor de verspreiding van algemeen beschermde soorten wordt verwezen naar de natuurtoets opgesteldvoor onderhavig plangebied hoogspanningsstation Rilland (Antea Group, 2014). Onderstaand wordenalleen de zwaar beschermde soorten beschreven waarvoor in het gebied ontheffing aangevraagd wordt.

BuizerdDe buizerdnesten zijn tijdens het veldbezoek van eerder genoemde natuurtoets aangetroffen. Tijdensde veldbezoeken van 12 juli 2012 en 24 juli 2014 is nabij hoogspanningsstation Rilland, een buizerdnestaangetroffen in een populierenakker. Bij het veldbezoek in 2012 zijn lokroepen van rondvliegendeadulten gehoord die beantwoord werden vanaf het nest aangegeven in Figuur 1N. In deze bosstrook zijnmeerdere half afgebouwde (niet in gebruik zijnde) nesten aangetroffen.

Tijdens het veldbezoek van 24 juli 2014 is nabij de masten op de landtong Schelde-Rijnkanaal éénterritorium aangetroffen dat wordt geraakt door de geleiders tussen twee masten. In Figuur 2N is delocatie van het buizerdnest ten opzichte van het plangebied weergegeven. In Figuur 3N zijn deaanwezige, bezette nesten in plangebied Rilland weergegeven die verwijderd worden door dewerkzaamheden.

Page 74: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 11 van 20

Figuur 1N. Locatie van het buizerd (groene ster) nest nabij station Rilland.

Figuur 2N. Locatie van het buizerd (groene ster) nest op de landtong Schelde-Rijnkanaal.

Page 75: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 12 van 20

Figuur 3N. Aangetroffen buizerdnesten. Links het buizerd nest nabij station Rilland en rechts hetaangetroffen nest op de landtong.

P. Maatregelen om schade aan de soort te voorkomen of tebeperken (mitigerende maatregelen)BuizerdDe soortenstandaard geeft aan dat, waar mogelijk, maatregelen genomen moeten worden om defunctionaliteit en gunstige staat van instandhouding te waarborgen en maatregelen om invulling tegeven aan de zorgplicht. De gunstige staat van instandhouding is hiervoor reeds aan bod geweest enkomt niet in het geding als gevolg van de werkzaamheden. De instandhouding van de buizerd isgewaarborgd.

Het leefgebied van de buizerd beslaat doorgaans 100 - 400 ha. De buizerd is een flexibele soort en isgoed in staat om een nieuw nest te bouwen of een ander bestaand nest in gebruik te nemen. Voorbeide locaties geldt dat in de wijdere omgeving bomen en bosschages aanwezig zijn die als alternatievenestlocaties kunnen dienen. Alternatieve locaties zijn aangegeven op de kaarten in de figuren 1P en 2P.

Figuur 1P. Globale ligging van voor buizerd geschikt nestlocaties in de omgeving van de huidigenestlocatie (groene ster).

Nestlocatie buizerd

Alternatieve nestlocatie inomgeving

Page 76: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 13 van 20

Figuur 2P. Globale ligging van voor buizerd geschikt nestlocaties in de omgeving van de huidigenestlocatie (groene ster).

Extra maatregelen die invulling geven aan het waarborgen van de functionaliteit en de zorgplicht zijnvan toepassing op dit project. Het gaat hierbij om maatregelen die in alle redelijkheid genomen kunnenworden om verstoring, het doden en verwonden van buizerds te voorkomen.

Het gaat hierbij om de volgende maatregelen:

Principieel moet gewerkt worden buiten de kwetsbare periode van de voortplanting. In deregel loopt deze van maart tot en met juli (deze kan echter langer of korter zijn afhankelijk vanklimatologische omstandigheden). Daarnaast dient rekening te worden gehouden met deaanwezigheid van takkelingen (jongen die reeds uitgevlogen zijn maar nog wel afhankelijk vande ouders) in de omgeving van het nest. Deze jonge vogels kunnen tot in september aanwezigzijn;

Gezien de wens van TenneT om jaarrond te kunnen werken, wordt de te verwijderen buizerdnestenvóór start van het broedseizoen verwijderd (dat wil zeggen vóór februari) om te voorkomen dat de soortter plaatse tot broeden komt.

Er worden geen bomen gerooid anders dan strikt noodzakelijk; Maatregelen moeten worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied

van de buizerd.

Q. Maatregelen om onvermijdelijke schade aan de soort teherstellen (compenserende maatregelen)

Compensatie wordt niet nodig geacht, omdat met de beoogde mitigerende maatregelen de gunstigestaat van instandhouding van de betrokken soorten gewaarborgd wordt.

R. Tijdstip en locatie mitigerende maatregelenZie ook de beschrijving van de mitigerende maatregelen die beschreven worden bij onderdeel P.

LocatieDe mitigerende maatregelen voor de buizerds vinden plaats in de directe omgeving van de masten (zieook onderdeel P).

Nestlocatie buizerd

Alternatieve nestlocatie in omgeving

Page 77: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 14 van 20

TijdstipHet tijdstip van de mitigerende maatregelen is afhankelijk van de uitvoeringsperiode van dewerkzaamheden in het plangebied. De te verwijderen buizerdnesten zullen in ieder geval vóór debroedperiode van de soort (vóór februari) verwijderd worden.

S. Beschrijving alternatieven en reden waarom u die alternatievenniet gebruikt

InleidingHet oplossen van het knelpunt in de energieleverantie naar België is onderwerp van discussie geweest.De realisatie van een schakelbaar station naar Rilland is hierbij als oplossing benoemd, dit blijkt uit denut en noodzaakanalyse. Op het station moeten de bestaande lijn Borssele - Geertruidenberg en deZandvlietlijn aansluiten. De locatie van de samenkomst van deze lijnen ligt nu aan de noordzijde van deA58 en aan de westzijde van het Schelde-Rijnkanaal. Het nieuwe station zal logischerwijs in de nabijheidvan de samenkomst van deze lijnen komen te liggen, omdat daardoor de lengte van de aan te passenlijnen tot een minimum wordt beperkt. Met andere woorden door het nieuwe station nabij het punt vande samenkomst van de lijnen te situeren wordt de footprint van het station tot een minimum beperkt.Het zoekgebied voor het station is derhalve gelegen nabij dit punt. Er zijn plannen voor de realisatie vaneen nieuwe hoogspanningsverbinding van Borssele naar Tilburg (project Zuid-West 380). Daarom wordtook rekening gehouden met de aansluiting van deze nieuwe verbinding op het station. Dat betekent datbij de locatiekeuze van het nieuwe station rekening gehouden moet worden met de ligging van dezetoekomstige lijnen. Er moeten dus in totaal in de toekomstige situatie drie verbindingen aan kunnensluiten op het station (bestaande 380 kV Borssele-Rilland en bestaande 380 kV verbinding Rilland-Tilburg, nieuwe 380 kV verbinding Borssele-Rilland en Rilland-Tilburg en interconnectie naar België).

Bij het bepalen van de geschikte stationslocatie voor Rilland 380kV is naar meerdere aspecten gekeken.Allereerst is gekeken naar de mogelijkheden en beperkingen die er zijn op grond van beleid. Op basisvan het beleid is een zoekgebied benoemd en worden afwegingen omtrent tracering en locatiekeuzesgemaakt. Binnen het zoekgebied is gezocht naar de optimale positionering van het station. Hieronder iseen korte toelichting gegeven op hoe de locatiekeuze tot stand is gekomen.

Criteria voor locatiekeuze afweging station RillandMet de volgende criteria moet rekening worden gehouden bij de locatiekeuze.

Technische criteria: Het station en de bijbehorende reconstructies moeten technisch gerealiseerd kunnen worden

op de betreffende locatie; Geen onderlinge kruisingen van hoogspanningsverbindingen;

Lijnen zo haaks mogelijk aansluiten op het station. Geen hoekmasten als laatste masten voor kanaalkruising;

Het reeds bestaande 150 kV station moet in de toekomst gekoppeld kunnen worden met het380 kV station;

Er moet voldoende ruimte aanwezig zijn voor het station. De benodigde afmetingen zijn 175 x325 meter.

Uitgangspunt is eerst bouwen en dan afbreken.

Ruimtelijke criteria: De footprint zo veel mogelijk tot een minimum beperken. Hiermee wordt gedoeld op de

oppervlakte van het station en de benodigde aansluitingen van de bestaande lijnen op hetstation;

Rekening houden met bestaande functies (zoals vastgelegd in ruimtelijke plannen vangemeente en provincie), hierbij worden bestaande woningen, bestaande bedrijfsgebouwen enbijvoorbeeld kassencomplexen bedoeld;

Page 78: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 15 van 20

Rekening houden met Kabels en leidingen van derden (vastgelegd in o.a. de buisleidingenstrook);

Rekening houden met de toekomstige ontwikkeling van project Zuid-West 380kV2

Ligging van het station in of nabij de EHS zoveel mogelijk voorkomen, vanwege het nee-tenzijprincipe.

Beleidsmatige criteria:

Ecologische aspecteno Natura 2000o EHS: In verband met het nee-tenzij principe wordt het bouwen in EHS lastig.

Doorvaarhoogtes Rijkswaterstaat. Het beleid met betrekking tot doorvaarthoogtes vastgelegdin de 'Richtlijn Vaarwegen 2011'. Voor het Schelde-Rijnkanaal wordt een minimale vrijedoorvaarhoogte van 30 meter vereist. Verder heeft RWS ook liever zo min mogelijk kruisingenmet vaarwegen en rijkswegen.

Risicozonering buisleidingen: Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) regelt de takenen verantwoordelijkheden van de leidingeigenaren en het bevoegd gezag. Het geeft aan dat ersprake is van risicozonering en geeft richtlijnen ter voorkoming van ongevallen metbuisleidingen.

Risicozonering voor windturbines. Hierop is de 'Handreiking risicozonering windturbines' vantoepassing: Windturbines kunnen de leveringszekerheid in gevaar brengen doordat er een kansbestaat dat een falende windturbine (of onderdelen daarvan) de hoogspanningsinfrastructuurvan TenneT (deels) beschadigt. TenneT heeft een leveringsplicht waaraan ze moet voldoen.TenneT zal bezwaar maken tegen plaatsing van een windturbine in de nabijheid van hunhoogspanningsinfrastructuur als naar het oordeel van TenneT de leveringszekerheid in gevaarwordt gebracht. Voor andere boven- of ondergrondse lijnen of kabels zoals kabels voortelecom en centrale antenne en midden- of laagspanningsinfrastructuur, bestaan geenrisicocriteria waaraan getoetst hoeft te worden. Wanneer afbrekende windturbineonderdelenondergrondse kabels treffen is het onwaarschijnlijk dat er direct of indirect slachtoffers vallen.TenneT acht het risico van windturbines op hun infrastructuur aanvaardbaar wanneer wordtvoldaan aan de door TenneT geformuleerde afstandseis.

Magneetveldenbeleid. Omdat de bestaande verbindingen (deels) worden verlegd dientrekening gehouden te worden met het voorzorgsbeleid uit 2005.

Ruimtelijke analyse: Corridor bepalingOnderstaand worden locaties afgetast aan de noordzijde van de A58 en aan de oostzijde van hetSchelde-Rijnkanaal.

Noordzijde A58 (westkant kanaal)Aan de noordzijde van de A58 zijn kassen gelegen. Daarnaast zijn er in de omgeving recent windmolensgesitueerd. Ter hoogte van de huidige samenkomst van de lijnen ligt een gebied dat is aangewezen alsEHS.

Locatie tegen spuikanaalVoor het bouwen binnen de EHS geldt een nee-tenzij-principe. Bouwen hier is alleen toegestaan als eralternatieven zijn. Alternatieven zijn hier voorhanden, dus maakt dat het bouwen op deze locatiecomplexer en minder acceptabel.Het bouwen aan de oostzijde van de kassen leidt tot een complexe situatie omdat er dan gebouwdwordt op de locatie van de samenkomst van lijnen. Daarmee bouw je op eigen assets en moetentijdelijke oplossingen worden gezocht om de energieleverantie te garanderen tijdens de bouw van hetstation.

Locatie ter hoogte van kassen of ten oosten daarvan

2 Ruimtelijke reservering voor dit project is in een Voorbereidingsbesluit vastgelegd.

Page 79: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 16 van 20

Door de ligging van het bestaande kassencomplex is realisatie van een station hier moeilijk enkostenverhogend. Er dient rekening gehouden te worden met deze aanwezige ruimtelijke situatie. Erdient ook rekening gehouden te worden met het feit dat de nieuwe verbinding van Borssele naar Tilburgaan moet sluiten op dit station. Een nieuwe 380 kV verbinding nabij Rilland zal ten noorden van debestaande verbinding komen te liggen tot aan de nieuwe stationslocatie, gezien de verwachte traceringvan deze lijn. Het realiseren van een nieuwe lijn ter plaatse van het kassencomplex is zeer complex enkostenverhogend gezien de beperkte ruimte. Hiervoor zouden kassen gesloopt moeten worden en ditheeft niet de voorkeur.

Locatie ten noordoosten van kassencomplexEen stationslocatie ten noordoosten van het kassencomplex betreft een locatie die buitendijks ligt. Hierbouwen leidt tot een enorme verhoging van de bouwkosten.

Oostzijde Schelde-Rijnkanaal (zowel ten noorden als ten zuiden van de A58)De aanwezigheid van het Schelde-Rijnkanaal is van belang voor de locatiekeuze. Het Schelde-Rijnkanaalbestaat uit het kanaal zelf en het spuikanaal. Het spuikanaal wordt niet bevaren. Hiervoor geldenminder voorschriften ten aanzien van de veiligheid voor scheepvaart. Het kanaal zelf dient haaks ofslechts onder een kleine hoek te worden gekruist. Door een station aan de oostzijde van het kanaal tebouwen, moet het kanaal vaker gekruist worden. Immers de Zandvlietlijn moet dan ook het kanaal over.Verder dient er, op grond van 'Richtlijn Vaarwegen 2011' en overleg met Rijkswaterstaat, een vrijedoorvaarthoogte van 30 meter gewaarborgd worden. Om te voldoen aan deze doorvaarthoogte moetenverhoogde masten worden toegepast. De verhoogde mast aan de westzijde van het Schelde-Rijnkanaalmoet dan een hoekmast worden. Dit is technisch onacceptabel omdat de stabiliteit van deze masten ergcomplex is. Op de landstrook tussen het spuikanaal en het Schelde-Rijnkanaal is momenteel ook eenhoekmast gesitueerd ten behoeve van de Zandvlietlijn, maar deze hoeft niet verhoogd te worden,omdat het spuikanaal niet wordt bevaren. Locaties aan de oostzijde van het Schelde-Rijnkanaalbetekenen ook dat de verbinding tussen het 150 kV en het 380 kV verbinding middels een boring onderhet Schelde-Rijnkanaal plaats moet vinden, dit leidt tot een toename van de kosten.

ConclusieEr zijn verschillende stationslocaties denkbaar, echter de bestaande situatie met de aanwezigheid vaneen bevaren kanaal, een kassencomplex en Ecologische hoofdstructuur maakt bepaalde locaties mindergeschikt voor een nieuw te realiseren stationslocatie. Bij het bepalen van een locatie voor het stationwordt zoveel mogelijk rekening gehouden met deze bestaande situatie. Dit maakt dat de voorkeur vooreen locatie niet gericht is op de noordzijde van de A58 (aan de westzjide van het Schelde-Rijnkanaal) endat een locatie aan de oostzijde van het Schelde-Rijnkanaal eveneens niet wenselijk is.

Een locatie aan de zuidzijde van de A58 en aan de westzijde van het Schelde-Rijnkanaal kent geenzwaarwegende bezwaren. Binnen deze 'vlek' kan gezocht worden naar een optimale stationslocatie. Deligging van het station kan wel nader geconcretiseerd worden op basis van andere uitgangspunten.

Ruimtelijke analyse: Locatie bepaling binnen het zoekgebiedNadat het zoekgebied is bepaald wordt binnen het zoekgebied de locaties van het stationgeoptimaliseerd. De volgende aspecten spelen daarbij een rol.

De vrije doorvaarhoogte van het Schelde-Rijnkanaal heeft tot gevolg dat hogere mastenmoeten worden gerealiseerd om deze doorvaarhoogte te halen. Dit doet zich voor bij dekruising van de nieuw te realiseren verbinding van Borssele naar Tilburg. Om vanaf het stationtot deze hoogte te komen is een zo groot mogelijke afstand vanaf het station tot aan hetSchelde-Rijnkanaal wenselijk, zodat je de stijghoogte van de lijn kunt bewerkstelling;

Om de landschappelijke impact tot een minimum te beperken wordt voorgesteld het 150 kV enhet 380 kV station zoveel mogelijk in elkaars nabijheid te plaatsen;

Om vanaf het station aan te kunnen takken op de bestaande 380 kV verbinding moet metkleine hoeken vanaf het station worden gewerkt. De 380 kV verbinding mag niet over het 150kV station lopen;

Page 80: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 17 van 20

In de omgeving zijn windturbines aanwezig. Vanuit de leveringszekerheid is voldoende afstandtot deze turbines gewenst. Er wordt rekening gehouden met een werpafstand van 198 meterbij het hier gebruikte turbinetype. In het geval van falen van een windturbine (omvallen of'afwerpen van de rotor') kan het station worden beschadigd en kan deze voor uitval vanmeerdere verbindingen zorgen. Er wordt hierbij rekening gehouden met generiekewerpafstanden uit het handboek risicozonering windturbines. Wanneer de lijn of het stationbinnen de afstand van 198 meter ligt, dient onderzoek gedaan te worden naar de faalkans vande lijn en of deze faalkans acceptabel wordt geacht. Door de richtafstand van 198 meter aan tehouden hoeft geen nader onderzoek te worden gedaan en heeft dit dus de voorkeur tenopzichte van bouwen binnen deze afstand van 198 meter.

Bij de reconstructie van verbindingen (tbv de aansluiting van het station op de bestaandeverbindingen) worden conflicten met de bestaande en/of vergunde windmolens zo veelmogelijk vermeden;

Er moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van nabijgelegen buisleidingen;

De bestaande woningen behoren niet tot het zoekgebied; De afstand van het station tot de woningen moet zo groot mogelijk zijn;

Er wordt rekening gehouden met bestaande eigendommen. Voor het zoekgebied wordenzoveel mogelijk de eigendomsgrenzen in acht genomen;

Dit heeft geleid tot de in onderstaande figuur weergegeven stationslocatie.

Figuur 1S. Preferente locatie hoogspanningsstation Rilland.

T. Beschrijving zorgvuldig handelenDoor de mitigerende maatregelen uit te voeren, wordt tevens invulling gegeven aan het zorgvuldighandelen en de algemene zorgplicht. Zie hiervoor de onderdelen P.

Er wordt voor de realisatiefase een ecologisch werkprotocol opgesteld. In het werkprotocol wordt voorde buizerd en algemene soortgroepen aangegeven welke handelingen juist wel of niet moeten wordenuitgevoerd om geen verbodsbepalingen in het kader van de Flora- en faunawet te overtreden. Tevenswordt aangegeven hoe onnodige schade aan soorten voorkomen kan worden (voortkomend vanuit deZorgplicht). Het werkprotocol wordt met de aannemer afgestemd en zijn verantwoordelijkheid gemaakt.Het protocol is hierdoor een werkbaar product en bij alle direct betrokken bekent.

Page 81: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 18 van 20

Hiernaast vindt ecologische begeleiding plaats. Het project in zijn geheel wordt intensief begeleid doorde heer M.L. Braad, senior ecoloog bij advies- en ingenieursbureau Antea Group. De begeleiding bestaatuit het informeren en ondersteunen van de aannemer over het ecologisch werkprotocol, begeleiding inhet veld, het oplossen en adviseren bij voorkomende ecologische problemen, monitoring van soorten enhet bijhouden van een logboek. Het logboek is de kern van de ecologische begeleiding. In het logboekstaat wanneer welke werkzaamheden zijn uitgevoerd met een korte toelichting. Het logboek geeftinzicht in de uitgevoerde werkzaamheden ten behoeve van de ecologische begeleiding en dient als'archief' voor de jaarlijkse rapportages richting de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

U. Omschrijving dwingende reden van openbaar belang

AanleidingDe interconnectieverbinding met België via Zandvliet is met één circuit ingelust in de 380kV verbindingBorssele – Geertruidenberg. Hierdoor ontstaat een asymmetrische belasting van de verbinding, wat totgevolg heeft dat de aanwezige transportcapaciteit, onder handhaving van voorgeschreven veiligebedrijfsvoeringscriteria, niet afdoende kan worden benut (als in beschikbaarheid, capaciteit enleveringszekerheid). Daarnaast levert dit een onderhoudsknelpunt op in de verbinding Borssele-Geertruidenberg.

Oplossend vermogenOm aan de internationale verplichting (het hebben van een volwaardige interconnectieverbinding) tevoldoen moet de bestaande inlussing worden vervangen door een aftakking. Hiermee wordt hetprobleem van de asymmetrische belasting opgelost. Met het realiseren van een schakelbaarhoogspanningsstation wordt een robuuste koppeling met België mogelijk gemaakt. De lange verbindingtussen Borssele en Geertruidenberg wordt opgedeeld in twee kortere verbindingen en ontstaat eenzelfstandige verbinding Rilland – Zandvliet. Hiermee wordt een hogere beschikbaarheid van deinterconnectieverbinding bereikt. De komst van station Rilland en het symmetrische belasten van debestaande verbinding lost het acute onderhoudsknelpunt op de verbinding Borssele-Geertruidenberg opvoor wat betreft het onderhoud op het tracédeel Rilland-Geertruidenberg.

Page 82: 9 januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ......Op 27 januari 2015 ontvingen wij uw brief met het verzoek tot aanvulling van de ontheffingsaanvraag ex. artikel 75C van

Activiteitenplan project Hoogspanningsstation RillandBijlage bij ontheffingsaanvraag BuizerdProjectnr. 26631924 oktober 2014, revisie 0

blad 19 van 20

Literatuur

Antea Group, 2014. Natuurtoets Hoogspanningsstation Rilland Rapportage Flora- en Faunaonderzoek.

Dienst Regelingen, 2009a. Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet.

Dienst Regelingen, 2009b, Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten.

Stichting Landschapsbeheer Zeeland, 2009-2013. X en Y coördinaten steenuilgegevens

Rijksdienst voor ondernemend Nederland, 2014a. Soortenstandaard buizerd Buteo buteo.