603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK - Fiat-Service.nl CL...Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen...
Transcript of 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK - Fiat-Service.nl CL...Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen...
FIATPUNTO
603.45.567 NLINSTRUCTIEBOEK
Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto.
Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Fiat Punto leert kennen en u uw auto op de juistemanier zult gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaatrijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uwFiat Punto volledig te benutten.
Als uw Fiat Punto buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat voldaan wordtaan de voorwaarden van het F.A.R.E.-project. Dankzij dit project kunnen de Fiat-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (engeheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat. Voor hetmilieu heeft dat grote voordelen: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.
Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de onderstaande symbolen aandachtig te lezen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:
❒ het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden❒ een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de Fiat Punto beschreven worden, dient u zich aan deinformatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto die ugekocht hebt.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten dievan invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.
ABSOLUUT LEZEN!
MOTOR STARTEN
Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap hetkoppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel instand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
Dieselmotoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes Yen m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren bo-ven brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden of ander licht ontvlambaar materiaal).�
BRANDSTOF TANKEN
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.
Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese spe-cificatie EN590.K
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE…
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het on-derhoud van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), # (bescherming van hetmilieu) en ! (conditie van de auto).
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van deauto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatie-kosten laag.
CODE-card
Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code vande CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
ELEKTRISCHE APPARATUUR
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu lang-zaam kan ontladen), wendt u dan tot de Fiat-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatievan de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik. �
4
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
DASHBOARD ...................................................................... 5
INSTRUMENTENPANEEL ................................................ 6
SYMBOLEN ........................................................................... 11
FIAT CODE ........................................................................... 11
DE SLEUTELS ........................................................................ 13
START-/CONTACTSLOT ................................................ 16
INSTRUMENTEN ................................................................ 18
DIGITAAL DISPLAY ........................................................... 22
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY .................................... 24
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ................................................................................. 28
ZITPLAATSEN ..................................................................... 56
HOOFDSTEUNEN .............................................................. 59
STUURWIEL ......................................................................... 60
SPIEGELS ................................................................................ 60
KLIMAATREGELING .......................................................... 62
VERWARMING EN VENTILATIE ................................... 65
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ...................... 68
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH METGESCHEIDEN REGELING.................................................. 71
BUITENVERLICHTING ...................................................... 78
RUITEN REINIGEN ............................................................. 81
CRUISE-CONTROL ........................................................... 86
PLAFONDVERLICHTING ................................................. 89
BEDIENING .......................................................................... 91
INTERIEURUITRUSTING................................................... 93
OPENDAK ............................................................................ 96
PORTIEREN .......................................................................... 98
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................................... 100
BAGAGERUIMTE ................................................................ 101
MOTORKAP ......................................................................... 107
ALLESDRAGERS .................................................................. 109
KOPLAMPEN ........................................................................ 111
ABS .......................................................................................... 113
ESP ........................................................................................... 115
ASR .......................................................................................... 116
EOBD ...................................................................................... 119
AUTORADIO ....................................................................... 120
INBOUWVOORBEREIDING MOBIELE TELEFOON 123
EXTRA ACCESSOIRES ...................................................... 125
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” ..................................................................... 126
PARKEERSENSOREN ......................................................... 128
TANKEN MET DE FIAT PUNTO ................................... 130
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................ 133
DDDDAAAASSSSHHHHBBBBOOOOAAAARRRRDDDD EEEENNNN BBBBEEEEDDDDIIIIEEEENNNNIIIINNNNGGGGSSSSKKKKNNNNOOOOPPPPPPPPEEEENNNN
5
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NDASHBOARDDe aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, instrumenten en controle-/waarschuwingslampjeskunnen per uitvoering verschillen.
F0I0098m
1. Verstelbare uitstroomopening zijkant - 2. Vast luchtrooster zijkant - 3. Opbergvakje - 4. Claxon - 5.Instrumentenpaneel en controle-/waarschuwingslampjes - 6. Centraal, kantelbaar luchtrooster - 7. Centraal, vastluchtrooster - 8. Centrale bedieningsknoppen - - 9. Dashboardkastje - 10. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten -11. Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning - 12. Aansteker - 13. Asbak - 14. Start-/contactslot - 15. Hendel stuurwielverstelling - 16. Airbag voor aan bestuurderszijde - 17. Hendel motorkapontgrendeling.
6
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N INSTRUMENTENPANEEL
Punto 1.28V - 1.3 Multijet
(A) - Brandstofmeter metwaarschuwingslampjebrandstofreserve
(B) - Snelheidsmeter
(C) - Koelvloeistoftemperatuurmetermet waarschuwingslampje voor tehoge koelvloeistoftemperatuur
(D) - Digitaal display
F0I0246m
7
Uitvoeringen ACTIVE, SOUND,DYNAMIC, CLASS
(A) - Snelheidsmeter
(B) - Brandstofmeter metwaarschuwingslampjebrandstofreserve
(C) - Koelvloeistoftemperatuurmetermet waarschuwingslampje voor tehoge koelvloeistoftemperatuur
(D) - Toerenteller
(E) - Multifunctioneel display
m c waarschuwingslampjes op diesel-uitvoeringen
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
F0I0008m
F0I0011m
Uitvoeringen met rechts stuur
8
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N Uitvoering EMOTION
(A) - Snelheidsmeter
(B) - Brandstofmeter metwaarschuwingslampjebrandstofreserve
(C) - Koelvloeistoftemperatuurmetermet waarschuwingslampje voor tehoge koelvloeistoftemperatuur
(D) - Toerenteller
(E) - Instelbaar multifunctioneel display
t controlelampje op uitvoeringen metSpeedgear of Dualogic versnellingsbak
m waarschuwingslampje op dieseluitvoerin-gen
F0I0009m
F0I0012m
Uitvoeringen met rechts stuur
9
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
F0I0010m
F0I0013m
Uitvoering SPORTING
(A) - Snelheidsmeter
(B) - Brandstofmeter metwaarschuwingslampjebrandstofreserve
(C) - Koelvloeistoftemperatuurmetermet waarschuwingslampje voor tehoge koelvloeistoftemperatuur
(D) - Toerenteller
(E) - Instelbaar multifunctioneel display
t controlelampje op uitvoeringen metSpeedgear of Dualogic versnellingsbak
Uitvoeringen met rechts stuur
10
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N Uitvoering HGT
(A) - Snelheidsmeter
(B) - Brandstofmeter metwaarschuwingslampjebrandstofreserve
(C) - Koelvloeistoftemperatuurmetermet waarschuwingslampje voor tehoge koelvloeistoftemperatuur
(D) - Toerenteller
(E) - Instelbaar multifunctioneel display
m c waarschuwingslampjes op dieseluit-voeringen
F0I0247m
F0I0248m
Uitvoeringen met rechts stuur
11
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NSYMBOLENOp of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn specifiekgekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandachtvragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemenals u met het betreffende onderdeel te maken krijgt.
Onder de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte samenvattingvan de symbolen.
FIAT CODEVoor een nog betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust meteen elektronische startblokkering (Fiat CODE). Het systeem schakeltautomatisch in als de start-/contactsleutel wordt uitgenomen.
In iedere sleutel zit een elektronisch component gemonteerd die bij hetstarten van de motor een signaal ontvangt via een speciale antenne die inhet start-/contactslot is ingebouwd. Het signaal wordt bij het startenomgezet in een gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheid vande Fiat CODE gezonden, die, als de code wordt herkend, het starten vande motor mogelijk maakt.
WERKING
Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand MAR draait, dan stuurthet Fiat CODE-systeem een code naar de regeleenheid van de motor die,als de code wordt herkend, de blokkering van de functies opheft.
De code wordt alleen verzonden als de regeleenheid van het systeem dedoor de sleutel verzonden code heeft herkend.
Iedere keer als u de contactsleutel in stand STOP zet, schakelt de FiatCODE de functies van de elektronische regeleenheid van de motor uit.
F0I0073m
12
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N Als bij het starten de code niet wordt herkend, gaatop het instrumentenpaneel het waarschuwingslampjeY branden.
In dat geval raden wij u aan de sleutel in stand STOPen vervolgens in stand MAR te draaien; als de motorgeblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met deandere geleverde sleutels. Als de motor dan nog nietaanslaat, voer dan zelf een noodstart uit (zie hethoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt u daarna tot deFiat-dealer.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen code die inde regeleenheid van het systeem moet wordenopgeslagen. Voor het opslaan van nieuwe sleutels(maximaal acht) moet u zich tot de Fiat-dealerwenden.
Als het lampje Y tijdens het rijden gaatbranden
❒ Als het lampje Y gaat branden, dan betekent ditdat het systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijv. bijeen vermindering van de spanning). Als u hetsysteem wilt controleren, moet u de auto stilzettenen de contactsleutel in stand STOP en vervolgensopnieuw in stand MAR draaien: als er geen enkelestoring wordt gevonden, gaat hetwaarschuwingslampje Y niet branden.
❒ Als het waarschuwingslampje Y blijft branden,moet de hiervoor beschreven procedure herhaaldworden en de contactsleutel langer dan 30seconden in stand STOP worden gezet. Als destoring blijft bestaan, wendt u dan tot de Fiat-dealer.
❒ Als het waarschuwingslampje Y blijft branden,wordt de code niet herkend. In dat geval moet u desleutel in stand STOP en vervolgens in stand MARdraaien; als de motor geblokkeerd blijft, probeer hetdan opnieuw met de andere geleverde sleutels. Alsde motor dan nog niet aanslaat, voer dan zelf eennoodstart uit (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”) enwendt u daarna tot de Fiat-dealer.
Bij krachtige stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden.
13
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NDE SLEUTELS
CODE-CARD
Bij de auto worden twee sleutels geleverd en de CODE-card waaropstaat aangegeven:
❒ de elektronische code (A) voor het uitvoeren van een noodstart (ziede paragraaf “Noodstart” in het hoofdstuk “Starten en rijden”);
❒ de mechanische code van de sleutels (B), die bij aanvraag vanduplicaatsleutels aan de Fiat-dealer moet worden medegedeeld.
Wij raden u aan de elektronische code (A) altijd bij u te hebben omdatdeze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
BELANGRIJK Om schade aan de elektronische schakelingen in de sleutelste voorkomen, mogen de sleutels niet aan directe zonnestraling wordenblootgesteld.
Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan denieuwe eigenaar.
F0I0036m
14
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N MECHANISCHE SLEUTEL
De sleutel (A), waarvan twee exemplaren zijn geleverd als de auto niet isuitgerust met afstandsbediening, dient voor:
❒ het start-/contactslot;
❒ de sloten van de portieren en de achterklep;
❒ het openen van de tankdop;
❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aanpassagierszijde (indien aanwezig).
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING (indien aanwezig)
De sleutel (B), die samen met de sleutel (A) wordt geleverd als de auto isuitgerust met afstandsbediening, dient voor:
❒ het start-/contactslot;
❒ de sloten van de portieren en de achterklep;
❒ het openen van de tankdop;
❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aanpassagierszijde (indien aanwezig).
De knop (C) dient voor het op afstand ont-/vergrendelen van deportieren. Het lampje (D) gaat branden als de opdracht naar de ontvanger van hetsysteem is verzonden.
Als de portieren worden ontgrendeld, gaat de interieurverlichting eenvooraf vastgestelde tijd branden.
BELANGRIJK De frequentie van de afstandsbediening kan wordengestoord door krachtige radiosignalen van buiten de auto (bijv. vanmobiele telefoons, van radioamateurs, enz.). Hierdoor kan de werkingvan de afstandsbediening worden beïnvloed.
F0I0038m
F0I0039m
15
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NBatterij vervangen van de sleutel met afstandsbediening
Als u de knop van de afstandsbediening indrukt en het lampje op desleutel knippert slechts een keer kort, dan moet de batterij wordenvervangen door een nieuw exemplaar dat normaal in de handelverkrijgbaar is.
Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk:
❒ open het kunststof dekseltje met behulp van een schroevendraaier opplaats (A);
❒ verwijder de lege batterij (B) en plaats een nieuwe batterij; let daarbijgoed op de polariteit;
❒ sluit het kunststof dekseltje.
Extra afstandsbedieningen bestellen
Het systeem kan tot 8 afstandsbedieningen herkennen. Als u na verloopvan tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, wendt u dan tot deFiat-dealer. Neem dan alle in uw bezit zijnde sleutels, de CODE-card, eenidentiteitsbewijs en de autopapieren mee.
F0I0040m
Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in een daarvoor bestemde chemobox ofafvalbak worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de Fiat-dealer. Die zorgtvervolgens voor de afvoer.
15
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NBatterij vervangen van de sleutel met afstandsbediening
Als u de knop van de afstandsbediening indrukt en het lampje op desleutel knippert slechts een keer kort, dan moet de batterij wordenvervangen door een nieuw exemplaar dat normaal in de handelverkrijgbaar is.
Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk:
❒ open het kunststof dekseltje met behulp van een schroevendraaier opplaats (A);
❒ verwijder de lege batterij (B) en plaats een nieuwe batterij; let daarbijgoed op de polariteit;
❒ sluit het kunststof dekseltje.
Extra afstandsbedieningen bestellen
Het systeem kan tot 8 afstandsbedieningen herkennen. Als u na verloopvan tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, wendt u dan tot deFiat-dealer. Neem dan alle in uw bezit zijnde sleutels, de CODE-card, eenidentiteitsbewijs en de autopapieren mee.
F0I0040m
Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in een daarvoor bestemde chemobox ofafvalbak worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de Fiat-dealer. Die zorgtvervolgens voor de afvoer.
16
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N START-/CONTACTSLOTDe sleutel kan in 4 standen worden gedraaid:
❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuurslot ingeschakeld. Enkeleelektrische installaties werken (bijv. autoradio, elektrischeruitbediening).
❒ MAR: contact aan. Alle elektrische installaties werken.
❒ AVV: starten van de motor.
❒ PARK: motor uit, parkeerverlichting aan, stuurslot ingeschakeld. Drukom de sleutel in stand PARK te kunnen draaien, op de knop (A).
Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging. Als de motor bijde eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in standSTOP en nogmaals starten.
F0I0035m
Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een poging tot diefstal) moet u,voordat u weer met de auto gaat rijden, de werking van het slot laten controlerenbij een Fiat-dealer.
ATTENTIE
ATTENTIENeem altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt verlaten, omonvoorzichtig gebruik van de bedieningsknoppen te voorkomen. Vergeet niet dehandrem aan te trekken en schakel de eerste versnelling in bij een helling omhoogof de achteruit bij een helling omlaag. Laat kinderen nooit alleen achter in deauto.
17
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NSTUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP of PARK, trek de sleutel uit het start-/contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MARdraait. F0I0035m
Verwijder de sleutel nooit uit het contactslot als de auto nog in beweging is. Bij deeerste stuuruitslag blokkeert het stuur automatisch. Dit geldt in alle gevallen, ookals de auto gesleept wordt.
ATTENTIE
18
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N INSTRUMENTEN
TOERENTELLER
De toerenteller geeft het toerental van de motor aan. Als de wijzernaaldin de gevarenzone staat (rood gebied op enkele uitvoeringen), danbetekent dit dat de motor met extreem hoge toerentallen draait. Dezetoerentallen mogen slechts kort worden aangehouden.
BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische inspuiting blokkeerttijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallendraait, waardoor het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toerenteller een geleidelijke ofplotselinge toerentalstijging aangeven afhankelijk van de omstandigheden.
Dit is een normaal verschijnsel en kan voorkomen als bijvoorbeeld deairconditioning of de aanjager wordt ingeschakeld. In deze gevallen dient eengeleidelijke verandering van het toerental voor het behoud van de acculading.
BRANDSTOFMETER
Het waarschuwingslampje van de reservebrandstof (A) gaat branden (openkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het instelbaremultifunctionele display) als er nog ongeveer 5 tot 7 liter brandstof in detank aanwezig is.
E- brandstoftank leeg.
F- brandstoftank vol.
Rijd niet met een bijna lege tank: door een onregelmatigebrandstoftoevoer kan de katalysator beschadigen.
BELANGRIJK Als de wijzernaald op de indicatie (E) staat en hetwaarschuwingslampje (A) knippert, dan is er een storing in het systeem.Wendt u in dit geval tot de Fiat-dealer om het systeem te laten controleren.
F0I0042m
F0I0041m
19
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NKOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER
De wijzer geeft de temperatuur aan van de motorkoelvloeistof, zodra dekoelvloeistoftemperatuur hoger wordt dan ongeveer 50°C.
Onder normale omstandigheden kan de wijzernaald op verschillendeposities in het bereik staan, afhankelijk van de gebruiksomstandighedenvan de auto.
C - lage koelvloeistoftemperatuur.
H - hoge koelvloeistoftemperatuur.
Als het waarschuwingslampje (B) gaat branden (op enkele uitvoeringenverschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctionele display), danis de koelvloeistoftemperatuur te hoog; zet in dat geval de motor uit enwendt u tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Als de wijzernaald op de indicatie (C) staat en hetwaarschuwingslampje (B) knippert, dan is er een storing in het systeem.Wendt u in dit geval tot de Fiat-dealer om het systeem te latencontroleren.
F0I0041m
Als de wijzernaald in het rode gebied komt, zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot deFiat-dealer.
20
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N BEDIENINGSKNOPPEN
Om gebruik te maken van de informatie die het “Digitale display” en het “Instelbare multifunctionele display” kunnenleveren (met de contactsleutel in stand MAR), dient u bekend te zijn met de bedieningsknoppen rechts van hetinstrumentenpaneel en op de rechter hendel (voor de werking van de “Trip computer”). De werking wordt hiernabeschreven.
Wij raden u bovendien aan, voordat u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk aandachtig door te lezen.
F0I0245m
Digitaal display (indien aanwezig)
Knop trip
Voor weergave op het display van de volgende functies: kilometertellertotaal en dagteller.
Knop h
Voor het instellen van de tijd (uren - minuten).
Multifunctioneel display (indien aanwezig)
Knoppen +/-
Voor het instellen van de tijd (uren - minuten).
Knop TRIP (zie de volgende pagina)
Korter dan 1 seconde indrukken (impuls), aangegeven met % in devolgende beschrijvingen, om de verschillende schermen van de Tripcomputer te doorlopen.
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met & in de volgendebeschrijvingen, om de informatie van de Trip computer op nul te zetten(reset) voor een nieuwe rit.
F0I0244m
21
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
F0I0043m
Instelbaar multifunctioneel display (indien aanwezig)
Knoppen +/-
Om de menuschermen en de opties omhoog/omlaag te doorlopen of omde weergegeven waarde te verhogen/verlagen en om de lichtsterkte teregelen (indien ingedrukt als het “Instelmenu” niet actief is).
F0I0242m
Knop MODE
Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met Q in devolgende beschrijvingen, om de keuze te bevestigen en/of naar hetvolgende scherm te gaan of het menu te openen.
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met R in de volgendebeschrijvingen, om terug te keren naar het vorige scherm.
Knop TRIP
Korter dan 1 seconde indrukken (impuls), aangegeven met % in devolgende beschrijvingen, om de verschillende schermen van de Tripcomputer te doorlopen.
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met & in de volgendebeschrijvingen, om de informatie van de Trip computer op nul te zetten(reset) voor een nieuwe rit.
22
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N DIGITAAL DISPLAY (indien aanwezig)Voor weergave van de informatie van de Trip computer: kilometertellertotaal en dagteller.
INFORMATIE OP HET DISPLAY
❒ Klokje (B) (altijd weergegeven, ook bij uitgenomen contactsleutel engesloten voorportieren).
❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld)(A).
❒ Informatie Trip computer: kilometerteller totaal (C) of dagteller (D).
Diagnosefunctie waarschuwingslampjes
Het instrumentenpaneel controleert de volgende waarschuwingslampjes(indien aanwezig):
❒ handrem aangetrokken/te laag remvloeistofniveau;
❒ ABS en EBD;
❒ inschakelen/storing ESP;
❒ storing elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive”.
De controle wordt automatisch uitgevoerd als u de contactsleutel instand MAR draait en tijdens de normale werking als eventueel een storingwordt geconstateerd.
Als de controle van de lampjes is voltooid, toont het display de eventuelestoring (aan één of meerdere lampjes). Bij een storing gaat het opschriftLEd Error ongeveer 10 seconden knipperen.
2
CA B
F0I0209m
2
D
F0I0210m
23
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NKLOKJE INSTELLEN
Druk voor het instellen van de tijd op knopje h: de tijd kan wordeningesteld als u het knopje enkele ogenblikken ingedrukt houdt. Elke keerals u het knopje indrukt, verspringt het klokje een eenheid. Als u hetknopje even ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door.
F0I0245m
24
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY (indien aanwezig)Voor weergave van alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit:
INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM
❒ Kilometerteller totaal (A).
❒ Klokje (B).
Bij uitgenomen contactsleutel en gesloten voorportieren blijft het displayuitgeschakeld.
Bij uitgenomen contactsleutel wordt bij het openen van een voorportierhet display verlicht en wordt enkele seconden het klokje en dekilometerteller weergegeven.
Als de functie “Follow me home” is ingeschakeld (zie de paragraaf “Followme home” in dit hoofdstuk), verschijnt op de plaats van de kilometertellereen opschrift dat aangeeft hoelang de functie blijft ingeschakeld (zie deafbeelding).
INFORMATIE OVER DE AUTO
❒ Informatie Trip computer.
❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld) (C)
F0I0031m
F0I0030m
25
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NTRIP COMPUTER
Met de functie “Trip computer” kan op het display informatie wordenweergegeven over de werking van de auto. Schakel de functie in met deknop. De functie kan op nul worden gezet.
De gegevens zijn: Actieradius, Afgelegde afstand, Gemiddeld verbruik,Huidig verbruik, Gemiddelde snelheid, Rijtijd. De gekozen informatie blijftop het display weergegeven totdat nieuwe informatie wordt gevraagd.
(*) Tijdens de weergave van het Huidig verbruik, verschijnt op het displayniet het opschrift TRIP.
Procedure voor het begin van een rit (reset)
Om een nieuwe rit te beginnen, moet u, als de contactsleutel in standMAR staat, op de knop drukken volgens methode & (zie de paragraaf“Bedieningsknoppen”).
BELANGRIJK De gegevens “Actieradius” en “Huidig verbruik” kunnenniet op nul worden gezet.
F0I0164mActieradius
F0I0166m
F0I0165mAfgelegde afstand
F0I0167m
F0I0168mRijtijd
Gemiddeld/Huidig(*) verbruik
Gemiddelde snelheid
26
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N Actieradius = geeft het aantal kilometers aan dat noggereden kan worden met de brandstof in debrandstoftank, waarbij er van uit wordt gegaan dat derijstijl niet verandert. Op het display verschijnt deindicatie “- - - -” als:
❒ de actieradius kleiner is dan 50 km;
❒ als de auto langer dan 5 minuten stilstaat metstationair draaiende motor.
Afgelegde afstand = geeft het aantal afgelegdekilometers aan vanaf het begin van de nieuwe rit (*).
Gemiddeld verbruik = geeft het gemiddeldebrandstofverbruik aan vanaf het begin van een nieuwerit (*) in l/km of in l/100km.
Huidig brandstofverbruik = geeft ongeveer iedere5 seconden het brandstofverbruik aan. Als de autostilstaat met stationair draaiende motor, verschijnt ophet display de indicatie “- - - -”.
Gemiddelde snelheid = geeft de gemiddeldesnelheid van de auto aan op basis van de tijd dieafgelegd is vanaf het begin van de nieuwe rit (*).
Rijtijd = tijd die verstreken is vanaf het begin van denieuwe rit (*).
BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt bijalle functies van de TRIP COMPUTER de indicatie “——” in plaats van de waarde. Wanneer de normalewerking weer hersteld is, worden de waarden van defuncties weer op normale wijze weergegeven. Dewaarden die voor de storing werden weergegevenworden niet op nul gezet en er wordt geen nieuwe rit(*) begonnen.
(*) Nieuwe rit = als een reset is uitgevoerd:
– “handmatig” door de gebruiker d.m.v. het indrukkenvan de betreffende knop (zie de paragraaf“Bedieningsknoppen”)
– “automatisch” wanneer de Afgelegde afstand dewaarde 999,9 km bereikt of wanneer de Rijtijd dewaarde 99:59 (99 uur en 59 minuten) bereikt
– als de accu losgekoppeld is geweest.
27
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NDIAGNOSEFUNCTIE WAARSCHUWINGSLAMPJES
Het instrumentenpaneel controleert de volgende waarschuwingslampjes(indien aanwezig) op eventuele storingen:
❒ handrem aangetrokken/te laag remvloeistofniveau;
❒ ABS en EBD;
❒ inschakelen/storing ESP;
❒ storing elektrische stuurbekrachtiging “Dualdrive”.
De controle wordt automatisch uitgevoerd als u de contactsleutel instand MAR draait en tijdens de normale werking als eventueel een storingwordt geconstateerd. Als de controle van de lampjes is voltooid, toonthet display de eventuele storing (aan een of meerdere lampjes). Bij eenstoring gaat het opschrift LEd Err ongeveer 10 seconden knipperen.
KLOKJE INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
❒ druk op de knop + om de tijd met een eenheid te verhogen;
❒ druk op de knop – om de tijd met een eenheid te verlagen.
Als u de knop even ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch sneldoor.
F0I0244m
F0I0032m
28
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY(indien aanwezig)Voor weergave van alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit:
INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM
❒ Datum (A).
❒ Kilometerteller totaal (B).
❒ Klokje (C).
❒ Buitentemperatuur (D).
❒ Informatie over de Speedgear of Dualogic versnellingsbak (indien aanwezig) (F).
Bij uitgenomen contactsleutel en gesloten voorportieren blijft het displayuitgeschakeld.
Bij uitgenomen contactsleutel wordt bij het openen van een voorportierhet display verlicht en wordt enkele seconden het klokje en dekilometerteller weergegeven.
Als de functie “Follow me home” is ingeschakeld (zie de paragraaf“Follow me home” in dit hoofdstuk) verschijnt op de plaats van dekilometerteller een opschrift dat aangeeft hoelang de functie blijftingeschakeld (zie het hoofdstuk “Controle- en waarschuwingslampjes”).
F0I1000i
F0I1001i
29
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N❒ INFORMATIE AUDIOSYSTEEM HERHALEN(indien aanwezig) (●)
❒ CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJRIJDENDE AUTO
❒ EENHEID “AFSTAND”
❒ EENHEID “VERBRUIK”
❒ EENHEID “TEMPERATUUR”
❒ TAAL INSTELLEN
❒ VOLUMEREGELINGWAARSCHUWINGSZOEMER
❒ VOLUMEREGELING KNOPPEN
❒ GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
❒ MENU VERLATEN
● De werking van het menupunt “Audio Herh.” isalleen gegarandeerd als de autoradio tijdens deproductie van de auto is ingebouwd.
INFORMATIE OVER DE AUTO
❒ Afstand tot volgende servicebeurt.
❒ Informatie Trip computer.
❒ Lichtsterkteregeling van het display/instrumenten-paneel en display van automatische airconditioningmet gescheiden regeling (indien aanwezig).
❒ Weergave storingen/waarschuwingen.
❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlichtis ingeschakeld) (E).
❒ Weergave ingeschakelde functies.
❒ Herhaling informatie audiosysteem.
Er is ook een menu aanwezig waarin met de bedienings-knoppen (zie de vorige pagina’s) de volgende instellingenkunnen worden uitgevoerd:
INSTELMENU
In het “Instelmenu” kunt u met de bedieningsknoppen(zie de vorige pagina’s) de volgende instellingeninvoeren:
❒ SNELHEIDSLIMIET
❒ TRIP B
❒ KLOKJE INSTELLEN
❒ TIJDWEERGAVE
❒ DATUM INSTELLEN
STARTCONTROLE
Als u de contactsleutel in de stand MAR draait, wordt op het display het bericht “Check bezig” weergegeven: de fasewaarin een diagnose wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto is begonnen. Deze fase duurtenkele seconden. Als tijdens deze fase geen storing wordt gevonden en de motor is gestart, dan verschijnt op hetdisplay het bericht “Check OK”. Als er daarentegen storingen worden gevonden, raadpleeg dan het hoofdstuk “Lampjes en berichten”.
30
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
Motorgestart? JA
Geen storingenaanwezig
Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijntautomatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. De weergave wordt elke
200 km (of elke 124 mijl) of om de drie dagen weergegeven. Zie voor het vervangen van het luchtfilter, de motorolie en het motoroliefilterbij de 1.3 Multijet-uitvoeringen het “Onderhoudsschema” in het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”. Als u dicht bij de volgende servicebeurt
bent en u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift “Service” gevolgd door het aantal kilometers ofdagen dat resteert tot de volgende servicebeurt. De informatie van het “Geprogrammeerd onderhoud” wordt aangegeven in kilometers(km) of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Wendt u tot de Fiat-dealer voor het uitvoeren van de
werkzaamheden van het “Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks inspectieschema”, en voor het op nul zetten van deze weergave (reset).
Als op het display een storing wordtweergegeven, zie dan de paragraaf
“Lampjes en berichten” in dithoofdstuk.
Weergavestandaardscherm
ofNEE
31
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
Dag
Jaar Maand
Q
Engels
Frans
Duits
Portugees
Spaans
Italiaans
Nederlands
Q
Bijvoorbeeld
Bijvoorbeeld:
TAAL
SERVICE
MENU VERLATEN
TRIP BREG. KLOK
WEERG. KLOK
INSTELLEN DATUM
AUDIO HERH.
VERG. PORT.
EENHEID AFST.
VERBRUIKEENHEID TEMP.
VOL. KNOPPEN
VOL. ZOEMER
SNELH. LIM.
BESCHRIJVING VAN HET MENU
Het menu bestaat uit een aantal functies dat “cyclisch” wordt weergegeven. De functies kunnen met de knoppen +en – worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen kunt uitvoeren (zie devoorbeelden “Taal” en “Instel. datum” in onderstaand schema); zie voor meer informatie “Toegang tot menuscherm”op de volgende pagina.
TOEGANG TOT MENUSCHERM
Na de “Startcontrole” kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door de knop Q in te drukken.
Druk op de knop + of – om het menu te doorlopen.
BELANGRIJK Als gedurende 60 seconden geen enkele handeling wordt uitgevoerd, dan wordt automatisch het menuverlaten en het vorige scherm weergegeven. In dat geval wordt de laatst gekozen instelling die niet bevestigd is (met de knop Q) niet opgeslagen. De handelingmoet dus opnieuw worden uitgevoerd.
Als de auto in beweging is, kan alleen toegang worden verkregen tot een beperkt menu (instellen van de“Snelheidslimiet”).
Als de auto stilstaat, kan toegang worden verkregen tot het uitgebreide menu.
In het volgende schema worden de beschreven mogelijkheden weergegeven.
32
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
33
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
Rijdt
auto?
Zie “Startcontrole”
Uitgebreid menuscherm
Zonder Connect/-Navigatiesysteem
Voorbeeld vanstandaardscherm
Menuscherm
Q
NEE
JA
Snelh. Lim.Menu verlaten
Snelh. Lim.Trip BInstellen Klok Weerg. KlokInstellen datumAudio Herh.Vergr. Port.Eenheid Afst.VerbruikEenheid Temp.TaalVol. ZoemerVol. KnoppenServiceMenu verlaten
SNELHEIDSLIMIET (Snelh. Lim.)
Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden, klinkter een akoestisch signaal, gaat het waarschuwingslampje è branden en verschijnt er een bericht op het display (ziehet hoofdstuk “Lampjes en berichten”). De snelheidslimiet kan als volgt worden ingesteld:
34
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
R
Q
Q
R
Q
R
R
–+
–+
Q
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Kies met de knoppen +/– voor in- of uitschakeling ON/OFF.De gekozen instelling knippert. Terug naar menu-
scherm
Menuscherm
Terug naar vorigscherm, bijv.:
Terug naar menu-scherm
Met de knop +/- kunt u de gewenste snelheid instellen. Tijdenshet instellen knippert de waarde op het display. De waarde kanworden ingesteld tussen 30 en 250 km/h of tussen 20 en 155 mphafhankelijk van de hiervoor ingestelde eenheid (zie de paragraaf“Eenheid Afst.” hierna). Elke keer als u de knop +/– indrukt (impuls), wordt de waarde vijf eenheden verhoogd of ver-laagd. Als u de betreffende knop ingedrukt houdt, lopen de cij-fers automatisch snel door of terug.
35
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NTRIP B (Trip B)
Hiermee kan de weergave van de functie Trip B (dagteller) worden ingeschakeld (ON) of uitgeschakeld (OFF). De functie geeft informatie over een “deeltraject”: Afgelegde afstand B, Verbruik B, Gemiddelde snelheid B, Rijtijd B.Zie voor meer informatie “General trip - Trip B”.
R
Q
–+
–+
R
R QQ R
Zie “Startcontrole”en “Toegang totmenuscherm”
Menuscherm
Kies met de knoppen +/– voor in- of uitschakeling ON/OFF.De geselecteerde instelling knippert.
Terug naar menu-scherm
Terug naar menu-scherm
Terug naar vorigscherm, bijv:
KLOKJE INSTELLEN (Instellen Klok)
Ga voor het instellen van de tijd (uren - minuten) als volgt te werk:
36
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
R
Q
–+
–+
R
Q
–+
R
R
Q
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
Elke keer als u de knop +/– indrukt, wordt de waarde eeneenheid verhoogd of verlaagd. Als u de knop +/– ingedrukthoudt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug.
Terug naar menu-scherm
Terug naar vorigscherm, bijv:
Terug naar vorigscherm, bijv.:
37
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NWEERGAVE KLOK (Weerg. Klok)
Met deze functie kan de tijd worden weergegeven in 12h (12 uur) of 24h (24 uur). Ga voor het instellen als volgt tewerk:
R
Q
–+
–+
R
R QQ R
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
Kies met de knoppen +/– voor 12 h of 24 h.
De geselecteerde instelling knippert.
Terug naar menuschermTerug naar menuscherm
Terug naar vorigscherm, bijv:
DATUM INSTELLEN (Instellen Datum)
Ga voor het instellen van de datum (dag - maand - jaar) als volgt te werk:
38
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
Elke keer als u de knop +/– indrukt, wordt de waarde eeneenheid verhoogd of verlaagd. Als u de knop +/– ingedrukt
houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug.
Terug naar menuscherm
Terug naar vorigscherm, bijv.:
Terug naar vorigscherm, bijv.:
R
Q
–+ R
Q
Q–+
–+
R
Q–+
R
R
39
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NINFORMATIE AUDIOSYSTEEM HERHALEN (Audio Herh.) (indien aanwezig)
Met deze functie kan op het display de informatie worden weergegeven van de Radio (frequentie of RDS-bericht vanhet geselecteerde radiostation, automatisch zoeken starten of AutoSTore), een audio-CD (nummer van muziekstuk),een MP3-CD (nummer van muziekstuk), een MP3-card (nummer van muziekstuk) en de Cassettespeler (werking).
R
Q
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
–+
–+
Kies met de knoppen +/– voor in- of uit-schakeling ON/OFF.De geselecteerde instelling knippert.
R
Terug naar menu-scherm
Terug naar menu-scherm
Voorbeeld van herhaling infor-matie van audiosysteem
Terug naar vorigscherm, bijv:
R QQ R
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ RIJDENDE AUTO (Vergr. Port.)
Als deze functie:
❒ is ingeschakeld (ON), worden de portieren automatisch vergrendeld als de auto sneller rijdt dan 20 km/h;
❒ is uitgeschakeld (OFF), worden de portieren niet automatisch vergrendeld als de auto sneller rijdt dan 20 km/h.
40
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
R
Q
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
–+
–+
Kies met de knoppen +/– voor in- of uitschakeling ON/OFF.De geselecteerde instelling knippert.
R
Terug naar menu-scherm
Terug naar menu-scherm
R QQ R
Terug naar vorigscherm, bijv:
41
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NEENHEID “AFSTAND” (Eenheid Afst.)
Op het display kunnen de eenheden van de informatie worden ingesteld (km of mijl). Ga voor het kiezen van deeenheden als volgt te werk:
R
Q
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
–+
–+
Stel met de knoppen +/– de gewensteeenheid in (km of mijl).De geselecteerde instelling knippert.
R
Terug naar menu-scherm
Terug naar menu-scherm
R QQ R
Terug naar vorigscherm, bijv.:
EENHEID “VERBRUIK” (Verbruik)
Met deze functie kan de eenheid van het brandstofverbruik worden ingesteld (km/l, l/100 km of mpg). Deze eenheidis gekoppeld aan de geselecteerde eenheid voor de afstand (km of mijl, zie de vorige paragraaf “Eenheid afstand”). Ga voor het instellen als volgt te werk:
42
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
R
Q
R
Q
RAls u mijl hebt ingesteld
Als u km hebt ingesteld
Stel met de knoppen +/– de eenheid van het brandstofverbruik in,km/l of l/100km.De geselecteerde instelling knippert.
Terug naar menu-scherm
Terug naar menuscherm
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
–+
R QQ R
Terug naar vorigscherm, bijv:
–+
43
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NEENHEID “TEMPERATUUR” (Eenheid Temp.)
Ga voor het instellen van de temperatuureenheid (°C of °F) als volgt te werk:
R
Q
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
–+
–+
Kies met de knoppen +/– de gewenstetemperatuureenheid (°C of °F).De geselecteerde instelling knippert.
R
Terug naar menu-scherm
Terug naar menu-scherm
R QQ R
Terug naar vorigscherm, bijv:
TAAL INSTELLEN (Taal)
De berichten op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Engels, Duits, Portugees,Spaans, Frans, Nederlands). Ga voor het instellen van de taal als volgt te werk:
44
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
RZie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
–+
–+
–+
–+
–+
–+
–+
R
Q
Terug naar menu-scherm
Terug naar vorigscherm, bijv.:
Q
45
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOEMER (Vol. Zoemer)
Het volume van het akoestische signaal (zoemer) dat klinkt als er een storing wordt gevonden, kan ingesteld wordenop 8 niveaus. Het akoestische signaal kan worden ingesteld maar niet worden uitgeschakeld. Ga voor het instellen alsvolgt te werk:
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
Stel met de knoppen +/– het volume vanhet geluidssignaal (zoemer) in.De geselecteerde instelling knippert.
Terug naar menu-scherm
Terug naar menu-scherm
Terug naar vorigscherm, bijv:
R
Q
R
–+
–+
R QQ R
VOLUMEREGELING KNOPPEN (Vol. Knoppen)
Het akoestische signaal dat klinkt bij het indrukken van enkele knoppen in de auto, kan worden ingesteld op 8niveaus. Het akoestische signaal kan worden ingesteld en uitgeschakeld. Ga voor het instellen als volgt te werk:
46
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
Terug naar menu-scherm
Menuscherm
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Stel met de knoppen +/– het volume vanhet geluidssignaal (zoemer) in.De geselecteerde instelling knippert.
Terug naar menu-scherm
Terug naar vorigscherm, bijv:
R
Q
R QQ R
–+
–+
R
47
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NGEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (Service)
Met deze functie kan worden weergegeven hoeveel kilometer of dagen nog resteren voordat een servicebeurt moetworden uitgevoerd.
R
Q
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
Kies met de knoppen +/– de gewensteweergave, km, mijlen of dagen (dd). Degeselecteerde instelling knippert.
R
Terug naar menu-scherm
Terug naar menu-scherm
Terug naar vorigscherm, bijv.:
vervolg
–+
–+
R QQ R
48
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
Het “Onderhoudsschema” voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijntautomatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. De weergave wordt elke200 km (of elke 124 mijl) of om de drie dagen weergegeven. Zie voor het vervangen van het luchtfilter, de motorolie en het motoroliefilterbij de 1.3 Multijet-uitvoeringen het “Onderhoudsschema” in het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”. Als u dicht bij de volgende servicebeurtbent en u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift “Service” gevolgd door het aantal kilometers ofdagen dat resteert tot de volgende servicebeurt. De informatie van het “Geprogrammeerd onderhoud” wordt aangegeven in kilometers(km) of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhankelijk van de eerstvolgende servicebeurt. Wendt u tot de Fiat-dealer voor het uitvoeren van dewerkzaamheden van het “Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks inspectieschema”, en voor het op nul zetten van deze weergave (reset).
Terug naarmenuscherm
Terug naar vorigscherm, bijv.:
R
Q
49
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NMENU VERLATEN (Menu verlaten)
Laatste functie waarmee de instellingen uit het startmenu worden afgesloten.
RZie “Startcontrole”
en “Toegang tot menuscherm”
Menuscherm
Met de knop + keert u terug naar “Snelh.Lim.” (eerste onderdeel van het menu).
Terug naar vorigscherm, bijv.:
–+
TRIP COMPUTER
Met de functie “Trip computer” kan op het display informatie worden weergegeven over de werking van de auto.Deze functie bestaat uit “General trip”, dat betrekking heeft op de hele rit van de auto, en “Trip B”, dat betrekkingheeft op een deeltraject. Deze laatste functie vormt een onderdeel (zoals is afgebeeld in de volgende grafiek) van hettotale traject van de auto. Beide functies kunnen op nul worden gezet.
Met “General trip” wordt informatie over Actieradius, Afgelegde afstand, Gemiddeld verbruik, huidig verbruik,Gemiddelde snelheid en Rijtijd gegeven. Met “Trip B” wordt informatie over Afgelegde afstand B, Gemiddeldverbruik B, Gemiddelde snelheid B en Rijtijd B gegeven. De functie “Trip B” kan worden uitgeschakeld.
Procedure voor het begin van een rit (reset)
Als een rit gecontroleerd moet worden m.b.v. “General trip”, dan moet u vooraf, als de contactsleutel in stand MARstaat, op de knop & op de rechter hendel aan het stuur drukken volgens methode & (zie de paragraaf“Bedieningsknoppen”).
Als u het systeem op nul zet terwijl het scherm van “General trip” wordt weergegeven, dan worden ook degegevens van “Trip B” op nul gezet. Als u het systeem op nul zet terwijl het scherm van “Trip B” wordtweergegeven, dan worden alleen de gegevens van “Trip B” op nul gezet.
BELANGRIJK De functie “Actieradius” kan niet op nul worden gezet.50
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
Reset TRIP BEinde deeltraject Begin nieuw deeltraject
Reset TRIP B
Einde deeltraject Begin nieuw deeltraject
Reset TRIP B
TRIP B
TRIP B
TRIP B
Reset TRIP BEinde deeltraject Begin nieuw deeltraject
GENERAL TRIP
Reset GENERAL TRIPEinde rit - Begin nieuwe rit
Reset GENERAL TRIPEinde rit - Begin nieuwe rit
˙
˙
˙
˙ ˙
˙
˙ ˙
Einde deeltraject Begin nieuw deeltraject
51
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NDe informatie van de “Trip computer” wordt in volgorde weergegeven (zie het afgebeelde schema):
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm”
Vorig scherm , bijv.:
(*)
% % % %
% %vervolg
& = Reset “General trip” en “Trip B” behalve “Actieradius” (zie de paragraaf “Reset general trip”).
De twee schermen van ieder onder-deel van de Trip computer worden af-wisselend (drie keer) weergegeven.Daarna blijft het tweede scherm vastweergegeven.
%
(*) (*)
(*)(*)(*)
(*)
52
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
Trip B AAN? NEE
JA
Terug naar vorigscherm, bijv.:
% % % %
& = “Reset Trip B” (zie de paragraaf “Reset trip B”).
(*) (*) (*) (*)
53
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NNa het op nul zetten van “Trip” door op de knop te drukken volgens methode &, verschijnen op het display devolgende functies:
Reset GENERAL TRIP& = “Reset General trip” en “Trip B” (behalve de functie
“Actieradius”).
& = “Reset Trip B”Reset TRIP B
Actieradius = geeft het aantal kilometers aan dat noggereden kan worden met de brandstof in debrandstoftank, waarbij er van uit wordt gegaan dat derijstijl niet verandert. Op het display verschijnt deindicatie “- - - -” als:
❒ de actieradius kleiner is dan 50 km;
❒ als de auto langer dan 5 minuten stilstaat metstationair draaiende motor.
Afgelegde afstand = geeft het aantal afgelegdekilometers aan vanaf het begin van de nieuwe rit (*).
Gemiddeld verbruik = geeft het gemiddeldebrandstofverbruik aan vanaf het begin van een nieuwerit (*) in l/km of in l/100km.
Huidig brandstofverbruik = geeft ongeveer iedere5 seconden het brandstofverbruik aan. Als de autostilstaat met stationair draaiende motor, verschijnt ophet display de indicatie “- - - -”.
Gemiddelde snelheid = geeft de gemiddeldesnelheid van de auto aan op basis van de tijd dieafgelegd is vanaf het begin van de nieuwe rit (*).
Rijtijd = tijd die verstreken is vanaf het begin van denieuwe rit (*).
BELANGRIJK Als er geen informatie is, verschijnt bijalle functies van de TRIP COMPUTER de indicatie “- -- -” in plaats van de waarde. Wanneer de normalewerking weer hersteld is, worden de waarden van defuncties weer op normale wijze weergegeven. Dewaarden die voor de storing werden weergegevenworden niet op nul gezet en er wordt geen nieuwe rit(*) begonnen.
(*) Nieuwe rit = als een reset is uitgevoerd:
– “handmatig” door de gebruiker d.m.v. het indrukkenvan de betreffende knop (zie de paragraaf“Bedieningsknoppen”)
– “automatisch” wanneer de Afgelegde afstand dewaarde 999,9 km bereikt of wanneer de Rijtijd dewaarde 99:59 (99 uur en 59 minuten) bereikt
– als de accu losgekoppeld is geweest.
54
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
55
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NLICHTSTERKTEREGELING INSTRUMENTENPANEEL, DISPLAY EN BEDIENINGSKNOPPEN(LICHTSTERKTE)
Met deze functie kan bij ingeschakelde buitenverlichting de lichtsterkte worden geregeld (verhogen/verlagen) van hetdisplay/instrumentenpaneel en van het display van de airconditioning met gescheiden temperatuurregeling.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
Zie “Startcontrole”en “Toegang tot menuscherm” –
+–+
Automatisch terug naar standaardscherm na enkele seconden of
door het indrukken van de knop Q
Vorig scherm, bijv.:Stel met de knoppen +/– de gewenste
lichtsterkte in.
F0I0243m
56
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N ZITPLAATSEN
ZITPLAATSEN VOOR
Verstellen in lengterichting
Trek de hendel (A) (aan de binnenzijde van de stoel) omhoog en schuifde stoel naar voren of naar achteren. Als u rijdt, moeten de armen lichtgebogen zijn en de handen op het stuurwiel steunen.
Hoogteverstelling (indien aanwezig)
Trek de hendel (B) uit en verplaats hiermee de zitting naar wens omhoogof omlaag.
BELANGRIJK De hoogte kan alleen worden ingesteld als u opde bestuurdersstoel zit.
Verstellen van de rugleuning
Draai de knop (C).
Lendensteunverstelling (indien aanwezig)
Draai de knop (D) om het steunvlak van de rugleuning aan te passen.
F0I0044m
F0I0045m
57
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NStoelverwarming (indien aanwezig)
U kunt de stoelverwarming in- en uitschakelen met de knop (A).
Bij inschakeling gaat het lampje op de knop branden.
ATTENTIE
ATTENTIE Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naarvoren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan dezeonverwachts verschuiven, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen.
Verstel de stoelen alleen als de auto stilstaat.
F0I0049m
58
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N Rugleuning naar voren klappen (3-deurs uitvoering)
Trek, om de achterste zitplaatsen te bereiken, de handgreep (A) omhoogzodat de rugleuning naar voren klapt. De stoel kan nu naar voren wordengeschoven door tegen de rugleuning te duwen.
Als u de rugleuning terugklapt, komt de stoel automatisch in deingestelde stand terug (dankzij een mechanisme met geheugen).
Controleer of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar voren en naarachteren te schuiven.
A
F0I0075m
59
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NHOOFDSTEUNEN
VOOR
Afhankelijk van de uitvoering zijn er vaste of in hoogte verstelbarehoofdsteunen.
Druk voor de verstelling op de knop (A) en verplaats de hoofdsteunomhoog of omlaag totdat hij hoorbaar vergrendelt. Laat vervolgens desteun los en controleer of de steun goed is vergrendeld.
ACHTER (indien aanwezig)
Afhankelijk van de uitvoering zijn er twee of drie hoofdsteunen.
Voor het verwijderen van de hoofdsteunen moet eerst de hoedenplankachter worden verwijderd (zie de paragraaf “Bagageruimte vergroten”)en vervolgens de knop (A) aan de zijkant van de twee steunen wordeningedrukt. Trek de hoofdsteun vervolgens omhoog.
Enkele uitvoeringen zijn uitgerust met drie hoofdsteunen achter en meteen driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat op de zitplaatsmiddenachter.
F0I0074m
AF0I0136m
ATTENTIE
Voor een optimale bescherming, moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat urechtop zit en dat uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.ATTENTIE
Let erop dat de hoofdsteun zo is ingesteld dat de steun het hoofd steunt en niet denek. Alleen in deze positie bieden de steunen bescherming.
60
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N STUURWIELOp enkele uitvoeringen is het stuur in verticale richting (hoogte)verstelbaar:
Ga voor het instellen als volgt te werk:
❒ zet de hendel (A) in stand (1);
❒ zet het stuur in de gewenste stand;
❒ zet de hendel terug in stand (2) om het stuur weer te vergrendelen.
SPIEGELS
ACHTERUITKIJKSPIEGEL
De achteruitkijkspiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme,waardoor de spiegel bij een krachtig contact met een inzittende losschiet.
Met het hendeltje (A) kan de spiegel in twee standen worden gezet:normale of anti-verblindingsstand.
A
F0I0046m
F0I0047m
ATTENTIE Het stuur mag alleen worden versteld als de auto stilstaat.
61
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NBUITENSPIEGELS
Handbediende verstelling
Van binnenuit met de knop (A). Als de breedte van de spiegels in eennauwe doorgang problemen oplevert, dan kunnen de spiegels van stand(1) in stand (2) worden geklapt.
Elektrische verstelling (indien aanwezig)
De elektrische verstelling is alleen mogelijk als de contactsleutel in standMAR staat.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
❒ met de schakelaar (B) kiest u welke spiegel u wilt verstellen (links ofrechts);
❒ met de schakelaar (A) kunt de spiegel in 4 richtingen afstellen.
De verwarming van de spiegels schakelt automatisch in als u deachterruitverwarming aanzet.
BELANGRIJK Stel de spiegels af als de auto stilstaat en de handrem isaangetrokken.
F0I0048m
F0I0212m
De spiegel aan bestuurderszijde is bol, waardoor de afstandswaarneming wordt beïnvloed.
Tijdens het rijden moeten de spiegels altijd in stand (1) staan.
62
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
A - Vaste luchtroosters zijkant - B - Verstelbareuitstroomopeningen zijkant - C - Vast luchtroosterboven - D - Centraal, vast luchtrooster - E -Luchtroosters onder - F - Luchtroosters onder voor dezitplaatsen achter
A - Vaste luchtroosters zijkant - B - Verstelbareuitstroomopeningen zijkant - C - Vast luchtroosterboven - D - Centraal, vast luchtrooster - E -Luchtroosters onder
KLIMAATREGELING
Uitvoeringen met middenconsole Uitvoeringen met tunnelconsole
F0I0217m F0I0189m
63
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
F0I0196m
F0I0250m
F0I0050m
CENTRALE LUCHTROOSTERSUitvoeringen met airconditioning met gescheiden regeling(A) - Vast luchtrooster.(B) - Kantelbare luchtroosters.(C) - Regelknop voor de luchtopbrengst:
O rooster openç rooster dicht
(D) - Regelschuif voor het richten van de luchtstroom:
Uitvoeringen zonder airconditioning met gescheiden regeling(A) - Regelschuif voor openen/sluiten luchtstroom.
UITSTROOMOPENINGEN EN LUCHTROOSTERS ZIJKANT
(A) - Regelbare uitstroomopening: voor gebruik van de uitstroomopeningmoet op de door de pijl aangegeven plaats worden gedrukt. Stel deuitstroomopening naar wens in.
(B) - Vast luchtrooster voor de zijruiten.
64
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N LUCHTROOSTERS ONDER
(C) - (D) Vaste luchtroosters voor luchttoevoer naar de beenruimten.
C
F0I0051m
F0I0232m
65
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVERWARMING EN VENTILATIE
VERWARMING
Ga als volgt te werk:
❒ draai de knop (A) geheel naar rechts (in stand -);
❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;
❒ draai de knop (D) in stand: ≤ voor verwarming van de beenruimten en ontwaseming van de
voorruit;µ voor lucht naar de beenruimten en koelere lucht uit de
centrale luchtroosters en de uitstroomopeningen op hetdashboard;
w voor een snelle verwarming.
F0I0195m
BEDIENINGSORGANEN
(A): draaiknop voor regeling van deluchttemperatuur (menging vanwarme/koude lucht)
(B): schuif voor in-/uitschakelingluchtrecirculatie
(C): draaiknop voor regeling aanjagersnelheid
(D): draaiknop voor de luchtverdeling.
COMFORTABELEKLIMAATREGELING
Met de draaiknop (D) kan de lucht op 5manieren over het hele interieur wordenverdeeld:
¥ luchtstroom uit de centrale luchtroostersen de uitstroomopeningen aan de zijkant;
µ voor verwarming van de beenruimte,waarbij de luchtstroom op het gelaat koelblijft (“bilevel”-stand);
w voor een snellere verwarming van hetinterieur;
≤ voor verwarming van het interieur enontwaseming van de voorruit;
Z voor ontwaseming/ontdooiing van devoorruit en de zijruiten voor.
66
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N SNELLE VERWARMING
Ga als volgt te werk:
❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard;
❒ draai de knop (A) in stand -;
❒ draai de knop (C) in stand 4 -;
❒ draai de knop (D) in stand w.
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIINGVAN DE VOORRUIT EN DE ZIJRUITENVOOR (functie MAX-DEF)
Ga als volgt te werk:
❒ draai de knop (A) in stand -;
❒ draai de knop (C) in stand 4 -;
❒ draai de knop (D) in stand Z;
❒ plaats de schuif (B) in stand Y.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een standgekozen worden waarbij het comfort optimaal blijft.
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/ofbij grote verschillen in interieur- en buitentem-peratuur, raden wij u de volgende procedure aan omhet beslaan van de ruiten te voorkomen:
❒ plaats de schuif (B) in stand Y;
❒ draai de knop (A) in stand -;
❒ draai de knop (C) in stand 2;
❒ draai de knop (D) in stand Z of stand ≤ als deruiten niet beslagen zijn.
ONTWASEMING/ONTDOOIINGACHTERRUIT EN BUITENSPIEGELS
Druk op de knop ( om deze functie in te schakelen.
De functie schakelt na ongeveer 30 minuten auto-matisch uit. Druk opnieuw op de knop ( om defunctie eerder uit te schakelen.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes opde elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijdevan de achterruit, om beschadiging van de achter-ruitverwarming te voorkomen.
67
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NREGELING AANJAGERSNELHEID
Ga voor een goede ventilatie van het interieur als volgtte werk:
❒ open de centrale luchtroosters en deuitstroomopeningen aan de zijkant geheel;
❒ draai de knop (A) in het blauwe vlak;
❒ plaats de schuif (B) in stand Y;
❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;
❒ draai de knop (D) in stand ¥.
RECIRCULATIE INSCHAKELEN
Plaats de schuif (B) in stand T.
Wij raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelenin de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen datvervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet raad-zaam dit systeem langdurig te laten werken, omdatanders, vooral als u met meerdere personen in deauto zit, de kans aanzienlijk toeneemt dat de ruitenbeslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,afhankelijk van de werking van het systeem(“verwarming” of “koeling”), de gewenste omstandig-heden sneller worden bereikt. Het is echter nietraadzaam deze functie in te schakelen op regenachtigeof koude dagen, om te voorkomen dat de ruitenbeslaan.
68
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND (indien aanwezig)
¥ luchtstroom uit de centrale luchtroostersen de uitstroomopeningen aan de zijkant;
µ voor verwarming van de beenruimte,waarbij de luchtstroom op het gelaat koelblijft (“bilevel”-stand);
w voor een snellere verwarming van hetinterieur;
≤ voor verwarming van het interieur enontwaseming van de voorruit;
Z voor ontwaseming/ontdooiing van devoorruit en de zijruiten voor.
VERWARMING
Ga als volgt te werk:
❒ draai de knop (A) geheel naar rechts (instand -);
❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;
❒ draai de knop (D) in stand:≤ voor verwarming van de beenruimten
en ontwaseming van de voorruit;µ voor lucht naar de beenruimten en
koelere lucht uit de centraleluchtroosters en de uitstroomopeningenop het dashboard;
w voor een snelle verwarming.
A B C D
F0I0131m
BEDIENINGSORGANEN
(A): draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur (menging vanwarme/koude lucht);
(B): schuif voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie;
(C): draaiknop voor inschakeling van de aanjager en in-/uitschakeling van de airconditioning;
(D): draaiknop voor de luchtverdeling.
COMFORTABELE KLIMAATREGELING
Met de draaiknop (D) kan de lucht op 5 manieren over het heleinterieur worden verdeeld:
69
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NSNELLE VERWARMING
Ga als volgt te werk:
❒ sluit alle luchtroosters op het dashboard;
❒ draai de knop (A) in stand -;
❒ draai de knop (C) in stand 4 -;
❒ draai de knop (D) in stand µ.
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIINGVAN DE VOORRUIT EN DE ZIJRUITENVOOR (functie MAX-DEF)
Ga als volgt te werk:
❒ draai de knop (A) in stand -;
❒ draai de knop (C) in stand 4 -;
❒ draai de knop (D) in stand Z;
❒ plaats de schuif (B) in stand Y.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een standgekozen worden waarbij het comfort optimaal blijft.
BELANGRIJK Als de airconditioning is ingeschakeld,wordt het ontwasemen van de ruiten versneld omdatde lucht wordt ontvochtigd. Stel de bedieningsorganenin zoals hiervoor beschreven en schakel deairconditioning in door de knop (C) in te drukken.
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of bij regen en/ofbij grote verschillen in interieur- en buiten-temperatuur, raden wij u de volgende procedure aanom het beslaan van de ruiten te voorkomen:
❒ plaats de schuif (B) in stand Y;
❒ draai de knop (A) in stand -;
❒ draai de knop (C) in stand 2;
❒ draai de knop (D) in stand Z of stand ≤ als deruiten niet beslagen zijn.
ONTWASEMING/ONTDOOIINGACHTERRUIT EN BUITENSPIEGELS
Druk op de knop ( om deze functie in te schakelen.
De functie schakelt na ongeveer 30 minutenautomatisch uit. Druk opnieuw op de knop ( om defunctie eerder uit te schakelen.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes opde elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijdevan de achterruit, om beschadiging van deachterruitverwarming te voorkomen.
70
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N REGELING AANJAGERSNELHEID
Ga voor een goede ventilatie van het interieur als volgtte werk:
❒ open de centrale luchtroosters en deuitstroomopeningen aan de zijkant geheel;
❒ draai de knop (A) in het blauwe vlak;
❒ plaats de schuif (B) in stand Y;
❒ draai de knop (C) op de gewenste snelheid;
❒ draai de knop (D) in stand ¥.
RECIRCULATIE INSCHAKELEN
Plaats de schuif (B) in stand T.
Wij raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelenin de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen datvervuilde lucht het interieur bereikt. Het is nietraadzaam dit systeem langdurig te laten werken, omdatanders, vooral als u met meerdere personen in deauto zit, de kans aanzienlijk toeneemt dat de ruitenbeslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,afhankelijk van de werking van het systeem(“verwarming” of “koeling”), de gewensteomstandigheden sneller worden bereikt. Het is echterniet raadzaam deze functie in te schakelen opregenachtige of koude dagen, om te voorkomen dat deruiten beslaan.
AIRCONDITIONING (koeling)
Ga als volgt te werk:
❒ draai de knop (A) in het blauwe vlak;
❒ draai de knop (C) in stand 4 -;
❒ plaats de schuif (B) in stand T;
❒ draai de knop (D) in stand ¥;
❒ druk op de knop (C).
Regeling van de koeling
Ga als volgt te werk:
❒ plaats de schuif (B) in stand Y;
❒ draai de knop (A) naar rechts voor verhoging van detemperatuur;
❒ draai de knop (C) naar links voor verlaging van deaanjagersnelheid.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning 1 keer permaand gedurende 10 minuten in. Laat voor hetzomerseizoen de werking van de airconditioning doorde Fiat-dealer controleren.
71
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NAUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING(indien aanwezig)
(H): verhogen/verlagen aanjagersnelheid
(I): drukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor
(L): drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatischewerking) en draaiknop voor regeling van de temperatuur aanbestuurderszijde
F0I0053m
BESCHRIJVING
Met de airconditioning met gescheidenregeling kan de temperatuur voor debestuurder en de passagier apart wordeningesteld.
BEDIENINGSORGANEN
(A): drukknop voor luchtverdeling
(B): display met informatie overairconditioning
(C): interieurtemperatuursensor
(D): drukknop voor inschakelen functie MAX-DEF (DEF (snelle ontdooiing/ont-waseming voorruit en zijruiten voor)
(E): drukknop voor in-/uitschakelenluchtrecirculatie
(F): drukknop voor inschakelen functieMONO (gelijkstellen ingesteldetemperaturen) en draaiknop voorregeling van de temperatuur aanpassagierszijde
(G): drukknop voor in-/uitschakelenairconditioning
72
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N AIRCONDITIONING INSCHAKELEN
Het systeem kan op verschillende manieren wordeningeschakeld, maar aangeraden wordt eerst degewenste temperaturen op het display in te stellen endaarna de knop AUTO in te drukken.
Met de airconditioning kan de temperatuur voor debestuurder en de passagier apart worden ingesteld.Het maximale temperatuurverschil is 7°C.
De aircocompressor schakelt alleen in als debuitentemperatuur hoger is dan 4°C.
AUTOMATISCHE WERKING VAN DE AIRCONDITIONING (functie AUTO)
Als u de knop AUTO indrukt, regelt het systeemautomatisch:
❒ de hoeveelheid naar het interieur toegevoerdelucht;
❒ de luchtverdeling in het interieur;
en worden alle eerdere handmatige instellingenopgeheven.
Tijdens de automatische werking van deairconditioning (op het display verschijnt het opschriftFULL AUTO) kunt u altijd de ingestelde temperaturenveranderen en handmatig één van de volgendehandelingen uitvoeren:
❒ regelen aanjagersnelheid;
❒ instellen luchtverdeling;
❒ in-/uitschakelen recirculatie;
❒ inschakelen aircocompressor.
ATTENTIE Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan om de recirculatiefunctie niet tegebruiken omdat hierdoor de ruiten sneller kunnen beslaan.
73
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NREGELING AANJAGERSNELHEID
Druk op de knop p voor het verhogen/verlagen vande aanjagersnelheid.
Er kunnen 12 snelheden worden gekozen die wordenweergegeven door de staafjes op het display:
❒ maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht;
❒ minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld (geen verlichtestaafjes), maar alleen als u de aircocompressor hebtuitgeschakeld met de knop ò.
Om de automatische regeling van de aanjagersnelheidweer in te schakelen, nadat de snelheid handmatig isingesteld, moet u de knop AUTO indrukken.
REGELING VAN DE LUCHTTEMPERATUUR
Draai de draaiknop (L) of (F) rechts- of linksom,respectievelijk om de temperatuur aan debestuurderszijde (draaiknop L) of de passagierszijde(draaiknop F) te verhogen/verlagen. De ingestelde temperaturen worden op het displayweergegeven.
Als u de draaiknoppen helemaal naar rechts of naarlinks draait, tot aan de uiterste waarden HI of LO,word respectievelijk de functie van de maximaleverwarming of de maximale koeling ingeschakeld.
Functie HI (maximale verwarming)
Als u op het display een temperatuur hoger dan 32 °Cinstelt, wordt deze functie ingeschakeld, onafhankelijkof de instelling aan de bestuurders- of passagierszijdeof aan beide zijden plaatsvindt; door deze instellingwordt het systeem niet meer gescheiden geregeld; ophet display verschijnt het opschrift HI.
Deze functie kan worden ingeschakeld als u hetinterieur zo snel mogelijk wilt verwarmen. Als dezefunctie is ingeschakeld, zijn alle handmatige instellingentoegestaan.
Met de functie HI wordt de luchtverdeling ingesteld opZ en wordt de aanjagersnelheid automatisch geregeld.
BELANGRIJK Schakel deze functie niet in bij eenkoude motor om toevoer van onverwarmde lucht inhet interieur te voorkomen.
Om de functie uit te schakelen, moet u de ring van deknop (L) of (F) voor het instellen van de temperatuurop een waarde lager dan 32°C zetten; op het displaywordt 32°C weergegeven.
Als u de knop AUTO indrukt, geeft het display eentemperatuur aan van 32°C en wordt de temperatuurweer automatisch geregeld.
74
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N Functie LO (maximale koeling)
Als u op het display een temperatuur onder 16°Cinstelt, wordt deze functie ingeschakeld; op het displayverschijnt het opschrift LO.
Deze functie kan worden ingeschakeld als u hetinterieur zo snel mogelijk wilt koelen.
De functie onderbreekt de verwarming van de lucht,schakelt de recirculatiefunctie in (om te voorkomendat warme lucht het interieur bereikt), schakelt deaircocompressor in, zet de luchtverdeling in de standE en regelt de aanjagersnelheid automatisch.
Als deze functie is ingeschakeld zijn alle handmatigeinstellingen toegestaan.
Om de functie uit te schakelen, moet u de ring van deknop (L) of (F) voor het instellen van de temperatuurop een waarde hoger dan 16°C zetten; op het displaywordt 16°C weergegeven.
Als u de knop AUTO indrukt, geeft het display eentemperatuur aan van 16 °C en wordt de temperatuurweer automatisch geregeld.
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VAN DE VOORRUIT ENZIJRUITEN VOOR(functie MAX-DEF)
Druk op de knop - voor de automatischeinschakeling (tijdgeschakeld) van alle functies dienoodzakelijk zijn voor het snel ontdooien/ontwasemenvan de voorruit en de zijruiten voor.
De functies zijn:
❒ inschakelen van de aircocompressor (bijbuitentemperatuur boven 4°C);
❒ uitschakelen van de eventueel ingeschakelderecirculatiefunctie (lampje op de knop Tgedoofd);
❒ inschakelen van de achterruit- (lampje op de knop- brandt) en spiegelverwarming;
❒ instellen van de maximale luchttemperatuur;
❒ regeling van de luchtopbrengst;
❒ instellen van de minimum aanjagersnelheid.
BELANGRIJK Druk op de knop T voorluchttoevoer van buiten.
75
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NRECIRCULATIE INSCHAKELEN
Druk op de knop T.
Er zijn drie mogelijkheden:
❒ automatische regeling; lampje op de knop Tgedoofd;
❒ handmatig uitgeschakeld (recirculatie altijduitgeschakeld met luchttoevoer van buiten); lampjeop de knop T gedoofd;
❒ geforceerde inschakeling (recirculatie altijdingeschakeld); lampje op de knop T brandt.
Als u de knop OFF indrukt, schakelt de airconditioningautomatisch de luchtrecirculatie in (lampje op de knopT brandt). Als u de knop T indrukt, kunt u deluchtrecirculatie inschakelen (lampje op de knop isgedoofd) en omgekeerd.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen,afhankelijk van de werking van het systeem(“verwarming” of “koeling”), de gewensteomstandigheden sneller worden bereikt. Het is echterniet raadzaam deze functie handmatig in te schakelenop regenachtige of koude dagen, omdat dan de ruitenaan de binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan,vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld. Wijraden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen in defile of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen datvervuilde lucht het interieur bereikt. Het is nietraadzaam dit systeem langdurig te laten werken, omdatanders, vooral als u met meerdere personen in deauto zit, de kans aanzienlijk toeneemt dat de ruitenbeslaan.
76
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N SYNCHRONISATIE VAN INGESTELDETEMPERATUREN (functie MONO)
Als u de knop MONO indrukt, wordt de temperatuuraan bestuurders- en passagierszijde automatischgelijkgesteld.
Draai aan de knop AUTO of MONO voor hetverhogen/verlagen van de temperatuur aan beidezijden.
Als u de knop MONO opnieuw indrukt of dedraaiknop draait, wordt de functie uitgeschakeld.
IN-/UITSCHAKELEN AIRCOCOMPRESSOR
Als u de knop ò indrukt, wordt de aircocompressoringeschakeld.
Inschakelen compressor
❒ lampje op de knop ò brandt;
❒ weergave van het symbool ò op het display.
Uitschakelen compressor
❒ lampje op de knop ò gedoofd;
❒ weergave van het symbool ò op het displayverdwijnt.
Bij uitgeschakelde aircocompressor kan deluchttemperatuur in het interieur niet lager wordendan de buitentemperatuur; in deze situatie knipperthet symbool ò op het display.
De uitschakeling van de aircocompressor blijft in hetgeheugen opgeslagen, ook na het afzetten van demotor. De aircocompressor schakelt weer in als uopnieuw de knop ò of AUTO indrukt: in het laatstegeval worden de overige handmatige instellingengewist.
77
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NLUCHTVERDELING KIEZEN
Als u één of meer knoppen Q/E/Z indrukt, dan kuntu handmatig één van de 5 mogelijke verdelingen van delucht naar het interieur kiezen:
Q Lucht uit de luchtroosters voor de ontdooiing/ont-waseming van de voorruit en de zijruiten voor.
Z Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte vooren achter. Met deze luchtverdeling wordt de luchtin het interieur zo snel mogelijk verwarmd.
E Lucht uit de luchtroosters in het midden en aan dezijkant van het dashboard (lichaam passagier).
QZ Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte voor
en achter en de luchtroosters voor ontwase-ming/ontdooiing van de voorruit en zijruiten voor.Deze luchtverdeling zorgt voor een goede ver-warming van het interieur en voorkomt het even-tuele beslaan van de ruiten.
ZE Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte (war-
mere lucht), de luchtroosters in het midden en aande zijkant van het dashboard en het luchtroosterachter (koelere lucht).
BELANGRIJK Voor de werking van de airconditioningmoet minstens een knop van de luchtverdelingQ/E/Z worden ingedrukt. Het systeem staat niet toedat alle knoppen Q/E/Z zijn uitgeschakeld.
BELANGRIJK Druk om het systeem weer in teschakelen op de knop OFF: alle functies die warenopgeslagen voor het uitzetten van de motor, wordenhervat.
Voor het hervatten van de automatische werking vande luchtverdeling na een handmatige instelling, moet ude knop AUTO indrukken.
AIRCONDITIONING UITSCHAKELEN
Druk op de knop OFF. Bij uitgeschakeldeairconditioning branden de lampjes op de knoppenOFF en T.
78
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N BUITENVERLICHTINGMet de linker hendel bedient u de buitenverlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MARstaat.
BUITENVERLICHTING
Draai de draaiknop in stand 6.
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden.
DIMLICHT
Draai de draaiknop in stand 2.
Als het dimlicht en de mistlampen voor branden en het grootlicht wordtingeschakeld, schakelt automatisch het dimlicht uit.
GROOTLICHT
Druk de hendel naar voren in de richting van het dashboard, als dedraaiknop reeds in stand 2 staat (vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden.
Het grootlicht wordt uitgeschakeld als u de hendel naar het stuur trekt(het dimlicht wordt weer ingeschakeld).
2
6Ÿ∆
Î
Î
˙
7
å
F0I0065m
2
6
Ÿ∆
Î
Î
˙
7
F0I0066m
2
6
Ÿ∆
Î
Î
˙
7
F0I0067m
79
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NGROOTLICHTSIGNAAL
Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar hetstuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van dedraaiknop.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
❒ omhoog (stand 1): inschakeling rechter richtingaanwijzers;
❒ omlaag (stand 2): inschakeling linker richtingaanwijzers.
Op het instrumentenpaneel knippert het waarschuwingslampje Î of ¥.
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer rechtuitrijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren van een handelingwaarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft te worden verdraaid, dandrukt u de hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendelvergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.
2
6
Ÿ∆
Î
Î
˙
7
F0I0068m
2Ÿ∆
Î
Î
OFF
ON
6
F0I0069m
80
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N “FOLLOW ME HOME”
Met dit systeem kan de ruimte vóór de auto een bepaalde tijd wordenverlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand STOP tedraaien of uit te nemen en de linker hendel binnen 2 minuten na hetuitzetten van de motor naar het stuur te trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 seconden langerbranden, tot een maximum van 3,5 minuten; hierna schakelt deverlichting automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het controlelampje 3 ophet instrumentenpaneel branden en verschijnt een bericht op hetmultifunctionele of het instelbare multifunctionele display.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur getrokken.
2
6
Ÿ∆
Î
Î
˙
7
F0I0068m
81
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NRUITEN REINIGEN
RUITENWISSERS/-SPROEIERS
Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.
De rechter hendel kan in vijf verschillende standen worden gezet:
(A): ruitenwissers uitgeschakeld;
(B): wissen met interval; op enkele uitvoeringen kunnen met dedraaiknop (F) 4 intervalstanden worden gekozen (van zeer langzaam totzeer snel).
Als de hendel in stand (B) staat, kunt u met de draaiknop (F) uit vierintervalstanden kiezen:
■ = kort interval
■■ = lang interval
■■ = gemiddeld interval
■■■■ = snel interval
(C): langzaam continu wissen;
(D): snel continu wissen;
(E): tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand).
In stand (E) werken de ruitenwissers, zolang u de hendel met de hand indeze stand houdt. Als u de hendel loslaat, springt deze direct weer instand (A) en schakelen de ruitenwissers automatisch uit.
F0I0096m
82
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N “Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), kunnen ineen beweging de ruitensproeiers/-wissers worden ingeschakeld; als u dehendel langer dan een halve seconde bedient, schakelen de ruitenwissersautomatisch in.
De ruitenwissers maken nog drie slagen nadat u de hendel hebtlosgelaten. Op enkele uitvoeringen wordt het reinigen van de ruitvoltooid door een vierde slag van de ruitenwissers na enkele seconden.
Als de hendel herhaaldelijk en kort (minder dan een halve seconde)wordt bediend, dan is het mogelijk om de voorruit meerdere keren tebesproeien zonder de ruitenwissers in te schakelen.
,
F0I0159m
Gebruik de ruitenwissers niet om opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen. In die omstandigheden grijpt, als de ruitenwissers te zwaar worden belast, de beveiliging in, dieervoor zorgt dat de ruitenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de werking nietwordt hervat, wendt u dan tot de Fiat-dealer.
83
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NREGENSENSOR (indien aanwezig)
De regensensor bevindt zich achter de achteruitkijkspiegel en staat incontact met de voorruit en zorgt ervoor dat de frequentie van de slagenvan de ruitenwissers, tijdens het wissen met interval, automatisch wordtaangepast aan de hoeveelheid regen op de ruit.
De sensor heeft een regelbereik dat oplopend varieert van uitgeschakelderuitenwissers (geen slagen) als de ruit droog is, tot ruitenwissers dieingeschakeld worden op de eerste continue snelheid (langzaam continuwissen) bij hevige regen.
Inschakelen
Plaats de rechter hendel een stand naar beneden.
Als de regensensor wordt ingeschakeld, maken de ruitenwissers 1 slag.
BELANGRIJK Houd de ruit in de omgeving van de sensor schoon.
Als u de draaiknop (F) draait, dan wordt de gevoeligheid van deregensensor verhoogd, waardoor de overgang van stilstaanderuitenwissers bij een droge ruit, naar de eerste snelheid (langzaamcontinu wissen) sneller plaatsvindt.
Als de gevoeligheid van de regensensor verhoogd wordt, maken deruitenwissers 1 slag.
Als de ruitensproeiers worden bediend bij ingeschakelde regensensorwerkt het normale reinigingsprogramma. Daarna hervat de regensensorzijn normale automatische werking.
F0I0077m
F0I0096m
84
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N De regensensor is in staat om de volgendeomstandigheden te herkennen en zich hieraanautomatisch aan te passen:
❒ vuil op het controle-oppervlak (zoutaanslag, vuil,enz.);
❒ waterstrepen veroorzaakt door versletenwisserrubbers;
❒ verschil tussen dag en nacht.
Uitschakelen
Draai de start-/contactsleutel in stand STOP.
Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in standMAR), schakelt de regensensor niet weer in, ook nietals de hendel in stand (B) is blijven staan. Voor hetinschakelen van de regensensor moet de hendel instand (A) of (C) worden gezet en daarna in stand (B).
Als de regensensor op deze wijze opnieuw wordtingeschakeld, wordt ten minste één wisslag uitgevoerd,ook bij een droge ruit.
Controleer als er ijs op de voorruit zit, of de regensensor is uitgeschakeld.
Schakel de regensensor niet in als de auto in een wastunnel wordt gereinigd.
ATTENTIE Als de voorruit gereinigd moet worden, controleer dan altijd of de regensensor isuitgeschakeld.
85
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.
Draai voor inschakeling van de achterruitwisser de schakelaar van standO in stand .Duw voor inschakeling van de achterruitsproeier dehendel in de richting van het dashboard.
Op enkele uitvoeringen is de wisfrequentie van de achterruitwissergesynchroniseerd met de ruitenwissers voor.
“Intelligente wis-/wasregeling”
Bij enkele uitvoeringen kan, als u de hendel naar het dashboard duwt, ineen beweging de achterruitsproeier/-wisser worden ingeschakeld; als ude hendel langer dan een halve seconde bedient, schakelt deachterruitwisser automatisch in.
De achterruitwisser maakt nog drie slagen nadat u de hendel hebtlosgelaten. Op enkele uitvoeringen wordt het reinigen van de ruitvoltooid door een vierde slag van de achterruitwisser na enkeleseconden.
KOPLAMPSPROEIERS
De koplampsproeiers worden automatisch ingeschakeld als het dim-/grootlicht brandt en de ruitensproeiers worden ingeschakeld.
F0I0157m
,
F0I0158m
Gebruik de ruitenwissers niet om opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen. In dieomstandigheden grijpt, als de ruitenwissers te zwaar worden belast, de beveiliging in, die ervoorzorgt dat de ruitenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de werking niet wordthervat, wendt u dan tot de Fiat-dealer.
86
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar)(indien aanwezig)Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snelheidboven 30 km/h) op lange, rechte en droge trajecten en bij weinigverandering in de rij-omstandigheden (bijv. autosnelwegen), met eenconstante en vooraf ingestelde snelheid blijft rijden, zonder bediening vanhet gaspedaal. Het gebruik van dit systeem biedt geen voordelen in drukverkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai de draaiknop (A) in stand ON.
Het systeem mag alleen worden ingeschakeld in de 4e, 5e of 6e versnelling.Op afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-control de snelheid ietsoplopen ten opzichte van de opgeslagen snelheid.
Als het systeem is ingeschakeld, brandt het controlelampje Ü op hetinstrumentenpaneel en verschijnt er een bericht op het instelbaremultifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Î
Î
OFF
ON
F0I0156m
87
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NSNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒ zet de draaiknop (A) in stand ON en trap hetgaspedaal in tot de auto met de gewenste snelheidrijdt;
❒ zet de draaiknop (B) ten minste 3 seconden in stand(+) en laat vervolgens de knop los: de snelheid vande auto wordt opgeslagen en het gaspedaal kan nuworden losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheidsimpel verhoogd worden door het intrappen van hetgaspedaal. Als u daarna het gaspedaal loslaat, wordtteruggekeerd naar de opgeslagen snelheid.
OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld hetintrappen van het rem- of koppelingspedaal, kan deopgeslagen snelheid op de volgende manier wordenopgeroepen:
❒ geef geleidelijk gas, totdat de snelheid ongeveergelijk is aan de opgeslagen snelheid;
❒ schakel de versnelling in die ingeschakeld was op hetmoment van het opslaan van de snelheid (4e, 5e of 6e
versnelling);
❒ druk op de knop RES (C).
OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒ trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwesnelheid op;
of
❒ zet de draaiknop (B) in stand (+).
Telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt desnelheid iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als dedraaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert desnelheid traploos.
88
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒ schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwesnelheid op;
of
❒ houd schakelaar (B) in stand (–), totdat de nieuwesnelheid is bereikt die automatisch wordtopgeslagen.
Telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt desnelheid iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als dedraaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert desnelheid traploos.
SYSTEEM INSCHAKELEN
Zet de schakelaar (A) in stand OFF of de start-/contactsleutel in stand STOP. Het systeem wordtbovendien automatisch uitgeschakeld in een van devolgende gevallen:
❒ bij intrappen van het rem- of koppelingspedaal;
❒ bij inschakelen van het ESP of ASR (indienaanwezig);
❒ bij inschakelen van een andere versnelling bijuitvoeringen met Dualogic versnellingsbak (indienaanwezig);
❒ als de selectorhendel van de Dualogicversnellingsbak (indien aanwezig) per ongeluk instand N wordt gezet.
Bij een storing of een afwijkende werking van de cruise-control, moet de draaiknop(A) in stand OFF worden gezet. Laat het systeem, na controle van de zekering, zosnel mogelijk door de Fiat-dealer controleren.
ATTENTIE
ATTENTIE Als de cruise-control tijdens het rijden is ingeschakeld, zet dan nooit de versnellingspookin de vrijstand of, bij uitvoeringen met Dualogic versnellingsbak, de hendel in stand N.
89
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NPLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
Met kantelbaar lampenglas
Het lampje gaat automatisch branden als u een van de voorportierenopent en dooft als het betreffende portier wordt gesloten.
Bij gesloten portieren kunt u het lampje in- en uitschakelen door op dekorte zijde te drukken, zoals afgebeeld.
Met spotjes
Met de schakelaar (A) kunnen de plafondlampjes worden in- enuitgeschakeld.
Schakelaar (B) regelt de werking van de spotjes.
Met de schakelaar (A) in het midden worden de lampen (C) en (D) in-/uitgeschakeld bij het openen/sluiten van de portieren.
Met de schakelaar (A) naar links geschoven, zijn de lampen (C) en (D)uitgeschakeld en gaan niet branden bij het openen van de portieren.
Met schakelaar (A) naar rechts geschoven, blijven de lampen (C) en (D)branden, ongeacht het openen/sluiten van de portieren.
Op enkele uitvoeringen wordt de verlichting geleidelijk in-/uitgeschakeld.
F0I0088m
F0I0089m
90
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N Als de plafondverlichting uit is, wordt met schakelaar(B):
❒ in linker stand, lamp (C) ingeschakeld;
❒ in rechter stand, lamp (D) ingeschakeld.
BELANGRIJK Controleer voordat u de auto verlaat ofbeide schakelaars in de middelste stand staan. Op dezemanier zullen de lampjes van de plafondverlichtingdoven bij het sluiten van de portieren, en voorkomt udat de accu ontlaadt.
Brandduurregeling van de plafondverlichting
Om het in- en uitstappen vooral in het donker tevergemakkelijken, hebben enkele uitvoeringen 2 brandduurregelingen.
Brandduurregeling bij het instappen
De plafondlampjes gaan op de volgende manierbranden:
❒ ongeveer 10 seconden bij het ontgrendelen van devoorportieren;
❒ ongeveer 3 minuten bij het openen van één van deportieren;
❒ ongeveer 10 seconden bij het sluiten van eenportier (binnen 3 minuten).
De werking van de brandduurregeling wordtonderbroken als de contactsleutel in stand MAR wordtgedraaid.
Brandduurregeling bij het uitstappen
Als de contactsleutel uit het start-/contactslot wordtverwijderd, gaan de plafondlampjes op de volgendemanier branden:
❒ ongeveer 10 seconden binnen 2 minuten na hetuitzetten van de motor;
❒ ongeveer 3 minuten bij het openen van een van deportieren;
❒ ongeveer 10 seconden bij het sluiten van eenportier (binnen 3 minuten).
De brandduurregeling schakelt automatisch uit als deportieren worden vergrendeld.
91
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NBEDIENINGSORGANEN
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN
Inschakelen: druk op de schakelaar r, ongeacht de stand van decontactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, knippert het lampje in de schakelaar.Gelijktijdig gaan op het instrumentenpaneel de controlelampjes Î en ¥branden.
Uitschakelen: Druk opnieuw op de schakelaar.
MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig)
Inschakelen: druk bij ingeschakelde buitenverlichting op knop 5.
Uitschakelen: druk de knop nogmaals in
MISTACHTERLICHT
Inschakelen: druk bij ingeschakeld dimlicht op knop 4.
Uitschakelen: druk de knop nogmaals in.
ACHTERRUITVERWARMING
Inschakelen: druk op de knop (. De achterruitverwarming schakelt naongeveer 20 minuten automatisch uit.
ATTENTIE Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk van de wetgevingvan het land waarin u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
F0I0076m
92
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR (FIS)
Deze veiligheidsschakelaar bevindt zich onder het dashboard op deportierstijl rechtsvoor. De schakelaar springt omhoog bij een ongeval,waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat.
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in demotorruimte, onder de auto of in de nabijheid van de brandstoftank.
Als u geen brandstoflekkage waarneemt en de auto kan nog verderrijden, druk dan op knop (A) om de brandstoftoevoer weer te herstellenen de verlichting weer in te schakelen.
Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om te voorkomendat de accu ontlaadt.
F0I0081m
Als u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteemlekt, druk dan de schakelaar niet weer terug, zodat brand wordt voorkomen.ATTENTIE
93
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NINTERIEURUITRUSTING
DASHBOARDKASTJE
Trek om het kastje te openen aan de handgreep (A), zoals door de pijlwordt aangegeven.
MUNTENBAKJE
Afhankelijk van de uitvoering bevindt het bakje zich op het dashboard ofop de tunnelconsole.
PASJES-/KAARTHOUDER
Op de tunnelconsole bevinden zich openingen om telefoonkaarten,pasjes/credit-cards of tolkaarten in op te bergen.
F0I0079m
F0I0086m
F0I0087m
94
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N AANSTEKER
Druk voor het inschakelen van de aansteker de knop (A) in, als decontactsleutel in stand MAR staat.
Na ongeveer 15 seconden springt de knop in de beginstand en is deaansteker klaar voor gebruik.
BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ookuitschakelt.
BELANGRIJK De aansteker wordt erg heet. Gebruik de aanstekervoorzichtig en voorkom dat hij gebruikt wordt door kinderen: risico opbrand en/of brandwonden.
ASBAK
Voor
Voor gebruik: trek aan het klepje. Om de asbak (B) uit te nemen en telegen, moet u de asbak omhoog trekken in de richting van de pijl.
Achter
De asbak bevindt zich in de tunnelconsole en is verzonken.
Trek de asbak in de richting van de pijlen om hem te gebruiken of telegen.
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als prullenbak voor papiertjes; alsdeze in contact komen met smeulende peuken kan er brand ontstaan.
Niet-rokers kunnen de asbak voor en achter uitnemen en beschikkendaarmee over een extra opbergvakje.
F0I0197m
F0I0080m
F0I0052m
95
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NZONNEKLEPPEN
De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de achteruitkijkspiegel. Ze kunnen voor de voorruit of voor de zijruit worden gedraaid.
De zonneklep aan passagierszijde is voorzien van een spiegeltje.
Bij enkele uitvoeringen bevindt zich op de achterzijde van de zonneklepaan bestuurderszijde een spiegeltje voorzien van een afsluitschuifje. Omhet spiegeltje te gebruiken, moet het afsluitschuifje (A) worden geopend.
ZIJRUITEN ACHTER (3-deurs uitvoeringen)
Dit zijn uitzetruiten. Ga voor het openen als volgt te werk:
❒ plaats de hendel zoals is aangeven in de afbeelding;
❒ druk de hendel naar buiten totdat de ruit geheel geopend is;
❒ druk de hendel naar achteren totdat de vergrendeling inspringt.
Om de ruit te sluiten, drukt u de hendel in tegenovergestelde richtingtotdat u een klik hoort waarmee de hendel weer in de vergrendeldestand staat.
F0I0082m
F0I0083m
OPENDAK (indien aanwezig)Het opendak wordt elektrisch bediend. De elektrische bediening werktuitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.
U bedient het dak met een schakelaar. Zodra u de schakelaar loslaat, blijfthet dak in de stand staan waarin het zich op dat moment bevindt.
DAK OPENEN
Geheel openen
Druk op deel (A) (symbool) van de schakelaar.
Openen in kantelstand
Dit is alleen mogelijk als het dak gesloten is. Druk op deel (B) van deschakelaar.
DAK SLUITEN
Druk op deel (B) van de schakelaar. Als het opendak in kantelstand isgeopend, druk dan op deel (A) (symbool) van de schakelaar.
Het opendak is voorzien van een met de hand verschuifbaarzonnescherm dat het binnendringen van direct zonlicht verhindert. Hetzonnescherm kan met behulp van een handgreep worden verschoven.
F0I0084m
96
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
97
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NBEDIENING IN NOODGEVALLEN
Als het opendak niet elektrisch bediend kan worden, dan kan het ookhandmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk:
❒ licht het rooster (A) bij de door de pijl aangegeven punten (B) op enverwijder het;
❒ steek de bijgeleverde schroevendraaier in zitting (C) en draai aan deschroevendraaier;
❒ als het dak volledig geopend is, draait u de schroevendraaier een halveslag terug, totdat u een klik hoort, en pas daarna verwijdert u deschroevendraaier.
F0I0085m
F0I0094m
ATTENTIEVerwijder altijd de contactsleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om tevoorkomen dat het opendak per ongeluk in beweging wordt gebracht en zo gevaarkan opleveren voor de achtergebleven inzittenden. Onzorgvuldig gebruik van hetopendak kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens de bediening van deschakelaar altijd of de passagiers niet verwond kunnen worden door de bewegingvan het opendak zelf of door in beweging gebrachte voorwerpen.
Open het dak niet bij sneeuw of ijs: het kan dan beschadigd worden.
98
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling werktniet als een van de portieren niet goed gesloten is ofals er een storing in het systeem is. Na enkelepogingen schakelt het systeem ongeveer 2 minuten uit.In deze 2 minuten kunt u de portieren met de handver- en ontgrendelen. Na de 2 minuten is het systeemweer gereed.
Als de oorzaak van de storing is opgelost, werkt hetsysteem weer normaal.
PORTIEREN
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING
Van buitenaf
Sluit de portieren, steek de sleutel in het slot van eenvan de voorportieren, en draai de sleutel.
Van binnenuit
Sluit de portieren en druk op een van devoorportieren het knopje naar beneden (vergrendelen)of trek het knopje omhoog (ontgrendelen).
Met de knopjes aan de binnenzijde van deachterportieren ver- of ontgrendelt u uitsluitend hetbetreffende portier.
99
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NKINDERVEILIGHEIDSSLOT (5-deurs uitvoeringen)
Hierdoor kunnen de achterportieren niet van binnenuit geopend worden.
Het systeem kan alleen bij een geopend portier worden ingeschakeld:
❒ stand 1 - systeem ingeschakeld (portier vergrendeld);
❒ stand 2 - systeem uitgeschakeld (portier kan van binnenuit wordengeopend).
Het systeem blijft ook ingeschakeld na het elektrisch ontgrendelen van deportieren.
BELANGRIJK Schakel dit systeem altijd in als u kinderen vervoert.
BELANGRIJK Controleer nadat u het veiligheidsslot bij beide portierenhebt ingeschakeld of het slot daadwerkelijk is ingeschakeld door aan dehandgreep aan de binnenzijde van de portieren te trekken.
F0I0129m
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (indienaanwezig)
BEDIENINGSORGANEN
Op het dashboard bevinden zich twee drukschakelaars waarmee u, als decontactsleutel in stand MAR staat, de zijruiten bedient:
(A): openen/sluiten zijruit linksvoor;
(B): openen/sluiten zijruit rechtsvoor.
Op bepaalde uitvoeringen:
❒ kunt u gedurende ongeveer 2 minuten de zijruiten openen/sluiten alsde contactsleutel in stand STOP staat of is uitgenomen (alleen bijgesloten portieren);
❒ wordt de zijruit aan de bestuurderszijde automatisch geopend/geslotenals u de schakelaar (A) langer dan een halve seconde ingedrukt houdt.De beweging stopt als de ruit aan het einde van zijn slag is of als unogmaals op de schakelaar drukt.
100
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
F0I0154m
ATTENTIEOnzorgvuldig gebruik van de elektrische ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer vooren tijdens het bedienen van de ruit altijd of de passagiers niet verwond kunnen wordendoor de bewegende ruiten, hetzij direct door contact met de ruit, hetzij door voorwerpendie door de ruit worden meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de sleutel uit hetcontactslot als u de auto verlaat, om te voorkomen dat een onverwachte inschakeling vande elektrische ruitbediening gevaar oplevert voor de achtergebleven passagiers.
101
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NBAGAGERUIMTE
ACHTERKLEP OPENEN
Van buitenaf opent u de achterklep door het slot met de contactsleutelte ontgrendelen.
Van binnenuit opent u de achterklep door aan de hendel (A) naast debestuurdersstoel te trekken.
BELANGRIJK Bedien de ontgrendelhendel van de achterklep niet als deauto rijdt.
De achterklep gaat dank zij de gasveren gemakkelijk open.
Als u de achterklep opent gaat bij enkele uitvoeringen debagageruimteverlichting branden.
F0I0198m
F0I0090m
102
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N ACHTERKLEP SLUITEN
U sluit de achterklep door deze te laten zakken en terhoogte van het slot te drukken, totdat u devergrendeling hoort.
ATTENTIE
ATTENTIEBij het gebruik van de bagageruimte mag het maximum laadvermogen nooitworden overschreden (zie het hoofdstuk “Technische gegevens”). Controleerbovendien of de bagage goed geladen is, om te voorkomen dat een voorwerp bijbruusk remmen naar voren schiet en letsel veroorzaakt.
Rijd niet met voorwerpen op de hoedenplank: bij een ongeval of bruusk remmenkunnen ze de passagiers verwonden.
Naderhand aangebrachte voorwerpen op de hoedenplank (luidsprekers, spoiler, enz.) kunnen,behalve wanneer de auto hierop is voorbereid, de juiste werking van de gasveren verhinderen.
103
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NBAGAGERUIMTE VERGROTEN
Met ondeelbare achterbank
Ga als volgt te werk:❒ druk de gespen in de sluitingen (aangegeven door de pijlen) op de
rugleuning;❒ trek aan de handgreep (A) in het midden van de achterzitting en klap
de zitting omhoog in de richting van de pijl;❒ controleer of de beide gordels (A) van de veiligheidsgordels aan de
zijkant door de bijbehorende geleidebeugels (B) lopen;❒ haak de rugleuning los door de bijbehorende zijsteunen (C) in de
richting van de pijl te verplaatsen en klap de rugleuning neer, waardoorer een vlakke vloer ontstaat in de bagageruimte.
Met deelbare achterbank (indien aanwezig)
Het is mogelijk de bagageruimte geheel of gedeeltelijk te vergroten.
OPMERKING Maak de gordel vast in de sluiting voordat u de rugleuningneerklapt.
Voor een gedeeltelijke vergroting, kan alleen het rechter deel wordenneergeklapt. Ga als volgt te werk:
❒ verwijder de hoedenplank (zie de volgende paragraaf);
❒ trek het rechter deel van de zitting omhoog met de handgreep (A);
❒ druk op de knop aan de zijkant van de beide steunen en verwijder dehoofdsteunen door deze omhoog te trekken;
❒ controleer of de beide gordels (C) van de veiligheidsgordels aan dezijkant door de bijbehorende geleidebeugels (D) lopen;
❒ haak de rugleuning los door de zijsteun (B) te verplaatsen en klap derugleuning naar voren, waardoor er een vlakke vloer ontstaat in debagageruimte.
F0I0190m
F0I0191m
F0I0137m
Om de bagageruimte geheel te vergroten, moeten beide achterzittingenomhoog worden geklapt met behulp van de handgrepen en vervolgens derugleuningen worden neergeklapt, volgens de procedure die staatbeschreven bij de ondeelbare achterbank.
Bij uitvoeringen die zijn uitgerust met een driepuntsgordel metrolautomaat moet u als volgt te werk gaan:
❒ druk als de gordel vastzit op de knop (zwart) van de sluiting (A);
❒ begeleid de heupgordel langzaam tot aan de doorvoeropening (B) opde bovenkant van de rugleuning. Trek vervolgens de tweede gesp (C)uit de doorvoeropening;
❒ trek de eerste gesp (D) uit de doorvoeropening, maak de gesp vast aande borgpen (E) op de bekleding van de achterstijl.
De gordel weer gebruiksklaar maken:
❒ maak de eerste gesp (D) los van de borgpen (E);
❒ steek de eerste gesp (D) in de doorvoeropening (B) zonder de gordelte draaien en zorg ervoor dat het reliëf (F) op de gesp van de gordelsamenvalt met de inkeping op de doorvoeropening zelf; plaatsvervolgens de tweede gesp (C) in de doorvoeropening;
❒ trek de gordel rustig uit en laat de gordelband door dedoorvoeropening (B) lopen. Maak vervolgens de eerste gesp (D) vastin de sluiting A (grijs met zwarte knop) waarbij de twee merktekens(twee gele balletjes, één op de gesp en één op de sluiting) moetensamenvallen.
104
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
F0I0192m
105
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NHOEDENPLANK VERWIJDEREN
Ga als volgt te werk:
❒ maak de uiteinden van de koorden (A) los door de ogen uit de pennenlos te haken;
❒ trek de pennen (B) uit de zittingen (C);
❒ schuif de hoedenplank in de richting van het interieur en draai hemzoals in de afbeelding is aangegeven.
De losse hoedenplank kunt u vervolgens opbergen dwars tussen derugleuningen van de voorstoelen en de opgeklapte zitting van deachterbank.
BELANGRIJK Als u zware voorwerpen vervoert en u ‘s nachts rijdt,moet u controleren of de hoogteregelaars van de koplampen in de juistestand staan (zie de paragraaf “Koplampen” in dit hoofdstuk).
F0I0091m
F0I0092m
F0I0093m
ACHTERBANK TERUGPLAATSEN
Uitvoeringen met ondeelbare achterbank
Voer de handelingen voor het vergroten van de bagageruimte inomgekeerde volgorde uit. Controleer of de gespen in de sluitingen op derugleuning zitten om te voorkomen dat ze onder de zitting blijven.
Uitvoeringen met deelbare achterbank
Voer de handelingen voor het vergroten van de bagageruimte inomgekeerde volgorde uit. Controleer of de gespen in de sluitingen aan dezijkant zitten om te voorkomen dat ze onder de zitting blijven.
Maak bij uitvoeringen met een heupgordel de gordel vast in de sluiting enhoud daarbij de gordel omhoog. Klap vervolgens de zitting terug.
Plaats bij uitvoeringen met een driepunts-veiligheidsgordel metrolautomaat de gordel in de gebruiksstand (zie de vorige pagina’s) en zorgervoor dat de gordels klaar zijn voor gebruik.
106
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
Bij het terugplaatsen van de hoedenplank moeten de twee koorden aan de zijkant (A) weer wordenvastgehaakt en langs de binnenzijde van de gasveren lopen.
F0I0091m
107
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NMOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒ trek de hendel (A) in de richting van de pijl;
❒ druk, zoals aangegeven door de pijl, op de haak (B);
❒ til de motorkap op en trek gelijktijdig de steunstang (C) uit de klem,steek vervolgens het uiteinde van de stang in de zitting (D) op demotorkap.
BELANGRIJK Controleer of de armen van de ruitenwissers tegen de ruitaanstaan voordat u de motorkap optilt.
F0I0095m
F0I0236m
DC
F0I0056m
108
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N BELANGRIJK Controleer altijd of de motorkap ver-grendeld is, om te voorkomen dat deze tijdens het rij-den open gaat.
ATTENTIE Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kan de motorkap onverwachts dicht-vallen.
ATTENTIE Voer deze handelingen alleen uit als de auto stilstaat.
SLUITEN
Ga als volgt te werk:
❒ houd de motorkap met een hand omhoog, trek metde andere hand de stang (C) uit zitting (B) en plaatsde steunstang terug in de klem;
❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van demotorruimte zakken, laat de motorkap vallen encontroleer of de motorkap goed is gesloten doorde motorkap op te tillen. De motorkap mag nietalleen door de beveiliging vergrendeld zijn. Druk indit laatste geval de motorkap niet dicht, maar tilhem opnieuw op en herhaal de handeling.
109
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
F0I0070m
ALLESDRAGERS
BEVESTIGINGSPUNTEN
3-deurs uitvoeringen
De bevestigingsbeugels voor zijn bereikbaar nadat u het rubber op de inde afbeelding aangegeven plaatsen iets hebt verplaatst.
De bevestigingspunten achter zijn te vinden bij het symbool O boven dezijruiten achter.
Om de bevestigingsbeugels te gebruiken moet de sluiting (A) wordenverwijderd, zoals is aangegeven in de afbeelding.
5-deurs uitvoeringen
De bevestigingsbeugels voor zijn bereikbaar nadat u het rubber op de inde afbeelding aangegeven plaatsen iets hebt verplaatst.
De bevestigingspunten achter zijn te vinden bij het symbool O boven dezijruiten achter.
Bevestig de steunen van de allesdragers aan de bevestigingsbeugels.
Om de bevestigingsbeugels te gebruiken moet de sluiting (A) wordenverwijderd, zoals is aangegeven in de afbeelding.
Controleer na enkele kilometers opnieuw of de bevestigingsbouten noggoed vastzitten.
BELANGRIJK Voor beide versies (3- of 5-deurs) dient u zich strikt aan deaanwijzingen te houden die in het pakket zijn meegeleverd. De montage moet altijd door deskundige personen worden uitgevoerd.
BELANGRIJK Overschrijd nooit het maximum draagvermogen (zie hethoofdstuk “Technische gegevens”).
110
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
F0I0071m
111
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NKOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
BELANGRIJK Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het com-fort en de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Voor opti-maal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op de juiste wijze zijnafgesteld. Wendt u voor controle of afstelling tot de Fiat-dealer.
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als de contactsleutel in stand MAR staaten de dimlichten zijn ingeschakeld. Als de auto beladen is, helt hij achter-over. Het gevolg is dat de lichtbundel meer naar boven schijnt. De standvan de koplampen moet nu worden gecorrigeerd.
Koplampen afstellen
Ga als volgt te werk:
❒ druk de knop (B) in en houd de knop ingedrukt totdat een hogerestand is bereikt;
❒ druk de knop (A) in en houd de knop ingedrukt totdat een lagerestand is bereikt.
Het display op het instrumentenpaneel toont de stand gedurende dekoplampafstelling.
¯
¯
7
1
Ÿ∆
0 F0I0063m
112
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N Correcte standen op basis van de beladingsgraad
Stand 0 - één of twee personen op de voorstoelen.Stand 1 - vijf personen.Stand 2 - vijf personen + bagage.Stand 3 - bestuurder + maximale lading in de bagageruimte.BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als hetgewicht van de lading wijzigt.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND
De koplampen zijn aangepast aan de eisen van het land waaraan de nieuweauto is geleverd. In die landen waarin aan de andere zijde van de weg wordtgereden, moet om het tegemoetkomende verkeer niet te verblinden, eengedeelte van de koplampen worden afgeplakt volgens de aanwijzingen/afme-tingen die in de afbeelding zijn aangegeven; gebruik hiervoor een ondoor-zichtige sticker.De afbeeldingen hebben betrekking op de overgang van een land waarlinks wordt gereden naar een land waar rechts wordt gereden.
F0I0259m
F0I0260m
113
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare grip maar kan dezeniet verhogen. Daarom moet op gladde weggedeelten altijd voorzichtig wordengereden en mogen er geen onnodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE
ABS (indien aanwezig)Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voor-komt dat tijdens het remmen de wielen blokkeren,ongeacht de conditie van het wegdek en de pedaal-druk, en verhindert daarmee het doorslippen van eenof meerdere wielen. Hierdoor blijft de auto bestuur-baar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met een elektroni-sche remdrukverdeling EBD (Electronic Braking ForceDistribution), die de remdruk verdeelt tussen devoor- en achterwielen.
Als het ABS in werking treedt, betekent dit dat degrip van de banden op het wegdek gering is; u dientuw snelheid te verlagen en aan te passen aan debeschikbare grip.
ATTENTIEAls het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal.Verlaag de remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed ingedrukt; op dezemanier hebt u, afhankelijk van de conditie van het wegdek, de kortste remweg.
BELANGRIJK Voor een maximale werking van hetremsysteem is een inrijperiode nodig van ongeveer500 km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk enlangdurig remmen worden vermeden.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan eentrilling in het rempedaal, die gepaard gaat met eniggeluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snel-heid aan te passen aan de beschikbare grip op hetwegdek.
114
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschuwingslampjes >en x op het instrumentenpaneel en verschijnt er eenbericht op het instelbare multifunctionele display (ziehet hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
In dat geval kunnen bij hard remmen de achterwielenvroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan gaan slip-pen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem te laten controleren.
ATTENTIEAls het waarschuwingslampje x gaat branden (op het instelbare multifunctioneledisplay verschijnt ook een bericht), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de Fiat-dealer. Als er vloeistof lekt uit het hydraulische systeem, wordt de werking vanzowel het conventionele remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje > ophet instrumentenpaneel en verschijnt er een berichtop instelbare multifunctionele display (zie het hoofd-stuk “Lampjes en berichten”).
In dat geval werkt het remsysteem op de normalemanier, terwijl geen gebruik wordt gemaakt van hetantiblokkeersysteem. Rijd voorzichtig naar de dichtst-bijzijnde Fiat-dealer om het systeem te laten controle-ren.
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
115
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NESP (Electronic StabilityProgram)(indien aanwezig)Het ESP is een systeem dat de stabiliteit van de autobewaakt als de wielen hun grip verliezen, waardoor deauto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig als de gripop het wegdek wisselt.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Bij inschakeling gaat het lampje á op het instrumen-tenpaneel knipperen, om de bestuurder er op te wij-zen dat de auto de stabiliteit en de grip dreigt te ver-liezen.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motorwordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld.
STORINGSMELDINGEN
Als er een storing is in het ESP wordt het systeemautomatisch uitgeschakeld, gaat het lampje á op hetinstrumentenpaneel constant branden en verschijnt ereen bericht op het instelbare multifunctionele display(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). Wendt uzo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
HILL HOLDER-SYSTEEM (indien aanwezig)
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij hetwegrijden op een helling omhoog. Het systeem werktbij draaiende motor, ingetrapt rem- en koppelingspe-daal en als de eerste versnelling of de achteruit isingeschakeld. Tijdens het wegrijden zorgt de regeleen-heid van het ESP ervoor dat de voorwielen ongeveer2 seconden geremd blijven waardoor u makkelijkerkunt wegrijden. Na deze 2 seconden schakelt het sys-teem automatisch uit.
Storingsmeldingen
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje * ophet instrumentenpaneel en verschijnt er een berichtop het instelbare multifunctionele display (zie hethoofdstuk “Lampjes en berichten”).
ATTENTIEDe prestaties van het ESP mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodige enonverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet altijd zijn aangepast aan het weg-dek, het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheidligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto.
116
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen hand-rem; verlaat dus nooit de auto zonder de handremaan te trekken, de motor uit te zetten en de eersteversnelling in te schakelen.
ASR (Antislip Regulation)Het ASR controleert de trekkracht van de auto engrijpt automatisch in als een of beide aangedrevenwielen dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het doorslippen, wor-den twee verschillende controlesystemen ingescha-keld:
❒ als beide aangedreven wielen doorslippen, vermin-dert het ASR het motorvermogen;
❒ als één van beide aangedreven wielen doorslipt,zorgt het ASR ervoor dat automatisch dat wielwordt afgeremd.
Voor de juiste werking van het ESP is het noodzakelijk dat de banden van alle wie-len van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie zijnen de voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE
ATTENTIEAls eventueel met het reservewiel wordt gereden, dan blijft het ESP ingeschakeld.Blijf er echter rekening mee houden dat het reservewiel kleiner is dan de normaleband en dat daarom de grip lager is dan bij de andere banden van de auto.
117
Het ASR is vooral nuttig onder de volgende omstandigheden:
❒ doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door verandering vande wielbelasting of door te felle acceleratie;
❒ te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang met de conditievan het wegdek;
❒ acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel;
❒ verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).
IN-/UITSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ASR schakelt automatisch in als de motor wordt gestart.
Het in-/uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het ver-schijnen van een bericht op het instelbare multifunctionele display (ziehet hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Tijdens het rijden kunt u het systeem uitschakelen en vervolgens weerinschakelen door de schakelaar ASR OFF op de middenconsole in tedrukken.
F0I0153m
ATTENTIEDe prestaties van het systeem mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodigeen onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet altijd zijn aangepast aan hetwegdek, het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveilig-heid ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto.
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
118
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampjeop de schakelaar ASR OFF branden en verschijnt ereen bericht op het instelbare multifunctionele display(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Als het ASR tijdens het rijden wordt uitgeschakeld,schakelt het automatisch weer in als de auto opnieuwwordt gestart.
Schakel het ASR uit als u met sneeuwkettingen rijdt:onder deze omstandigheden levert het doorslaan vande aangedreven wielen juist meer trekkracht op.
STORINGSMELDINGEN
Als er een storing is in het ASR, wordt het systeemautomatisch uitgeschakeld en gaat het lampje V ophet instrumentenpaneel constant branden. Wendt uzo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
Voor de juiste werking van het ASR-systeem is het noodzakelijk dat de banden vanalle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte condi-tie zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE
ATTENTIEAls met het reservewiel wordt gereden, dan wordt het ASR uitgeschakeld, gaat hetlampje V op het instrumentenpaneel constant branden en verschijnt er eenbericht op het instelbare multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes enberichten”).
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
119
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NEOBD-SYSTEEM (benzine-uitvoeringen)Met het EOBD (European On Board Diagnosis) kaneen doorlopende diagnose worden uitgevoerd van diecomponenten op de auto die van invloed zijn op deemissie.
Bovendien meldt het systeem, door het branden vanhet lampje U op het instrumentenpaneel en het ver-schijnen van een bericht op het instelbare multifunc-tionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-ten”) dat de betreffende componenten defect zijn.
Het doel is:
❒ de werking van het systeem controleren;
❒ signaleren wanneer door een storing de emissiesboven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uit-komen;
❒ signaleren wanneer het noodzakelijk is defectecomponenten te vervangen.
Het systeem beschikt verder nog over een diagnose-stekker die, als deze verbonden is met speciale appa-ratuur, het mogelijk maakt, de door de regeleenheidopgeslagen storingscodes en de specifieke parametersvoor de diagnose en werking van de motor, te lezen.Deze controle kan ook worden uitgevoerd door deverkeerspolitie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moetde Fiat-dealer voor een complete controle van hetsysteem, tests uitvoeren op een testbank en, zonodig,een proefrit maken die eventueel een langere afstandkan omvatten.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat bran-den of knipperen tijdens het rijden (er verschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctioneledisplay), wendt u dan zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer. De werking van het lampje U kan wor-den gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt u aan dewetgeving van het land waarin u rijdt.
120
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N AUTORADIO (indien aanwezig)Als de auto niet is uitgerust met de inbouwvoorberei-ding autoradio, beschikt u op het dashboard en in deportieren over een aantal opbergvakken, die de func-tionaliteit van het interieur vergroten.
In het Fiat Lineaccessori-programma is een speciale kitbeschikbaar voor de “Inbouwvoorbereiding autora-dio”.
Raadpleeg voor de werking van de autoradio met cas-settespeler/CD-speler/CDMP3-speler (indien aanwe-zig) het supplement dat bij dit instructieboekje is gele-verd.
INBOUWVOORBEREIDING AUTORADIO(indien aanwezig)
De inbouwvoorbereiding bestaat uit: voedingskabelsautoradio, voedingskabels voor de luidsprekers vooren achter, antenne en antennekabel, 4 luidsprekers inde voorportieren (2 tweeter en 2 woofer) en 2 full-range luidsprekers achter.
Luidsprekers
❒ 2 tweeter luidsprekers met elk een piekvermogenvan 40W;
❒ 2 woofer luidsprekers voor, met een diameter van165 mm en met elk een piekvermogen van 40W;
❒ 2 full-range luidsprekers achter, met een diametervan 100 mm en met elk een piekvermogen van30W.
121
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NAutoradio inbouwen
Voor het inbouwen van de autoradio moet het vakje dat is afgebeeld,vervangen worden door het paneel dat geleverd wordt bij de optional“Inbouwvoorbereiding autoradio” en is opgeborgen in de bagageruimte.
Verwijder het geklemde vakje door uw hand in het vakje te steken endeze naar boven te drukken. Schuif vervolgens het vakje in de richtingvan het interieur. Monteer de houder (geklemde montage) en houd devoedingskabels voor de elektrische verbinding beschikbaar.
F0I0193m
122
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
Kleurcode kabels:
B=Wit
N = Zwart
R = Rood
AG = Blauw/Geel
AR = Blauw/Rood
BN = Wit/Zwart
CN = Oranje/Zwart
CV = Oranje/Groen
NZ = Zwart/Paars
RN = Rood/Zwart
SN = Roze/Zwart
Schema voor devoorbereide elektrischebedrading en extraaansluitingen
A. Zekeringen- en relaiskast
B. Tweeter luidspreker linkervoorportier
C. Tweeter luidspreker rechtervoorportier
D. Woofer luidspreker linkervoorportier
E. Woofer luidspreker rechtervoorportier
F. Autoradio
G. Full-range luidsprekerlinksachter
H. Full-range luidsprekerrechtsachter
I. Antenne
L. Aansluiting op linkervoorportier
M. Aansluiting op rechtervoorportier
F0I0033m
123
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NINBOUWVOORBEREIDINGMOBIELE TELEFOON (indienaanwezig)De inbouwvoorbereiding voor de telefoon die isgekoppeld aan de autoradio met cassettespeler, CD-speler, CDMP3-speler of navigatiesysteem, bestaat uitde volgende onderdelen:
❒ antenne met dubbele functie (autoradio + mobieletelefoon 900/1800 MHz) op het dak;
❒ antennekabel voor de antenne met dubbele functieen een kabel met een 10-polige stekker.
De stekker is ingebouwd tussen de stuurkolom en demiddenconsole.
De inbouwvoorbereiding voor de telefoon die isgekoppeld aan de inbouwvoorbereiding voor deautoradio, bestaat uit de volgende onderdelen:
❒ antenne met dubbele functie (autoradio + mobieletelefoon 900/1800 MHz) op het dak;
❒ luidspreker met dubbele functie (autoradio enmobiele telefoon) ingebouwd in het portier aanpassagierszijde;
❒ antennekabel voor de antenne met dubbele functieen een kabel met een 10-polige stekker.
De stekker is ingebouwd tussen de stuurkolom en demiddenconsole.
De handsfree kit moet u zelf aanschaffen en geschikt zijn voor uw mobiele telefoon.
ATTENTIE De antenne heeft een maximaal vermogen van 20W.
124
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N Aansluitschema van de elektrische bedrading:
1 MUTE-functie autoradio
2 Vrij
3 Massa INPUT-signaal mobiele telefoon (*)
4 INPUT-signaal mobiele telefoon (*)
5 Luidspreker met dubbele functie in het voorportier aan passagierszijde(+) (**)
6 Luidspreker met dubbele functie in het voorportier aan passagierszijde(–) (**)
7 Voeding via start-/contactslot (+15)
8 Vrij
9 Voeding (+) via accu
10 Massa
(*) Autoradio met cassettespeler, CD-speler, CDMP3-speler of navigatiesysteem.
(**) Inbouwvoorbereiding autoradio.
Plaats de microfoon bij voorkeur in de nabijheid van het plafondlampjevoor.
Laat de installatie van de mobiele telefoon en de aansluiting op de inbouwvoorbereiding uitsluitenddoor de Fiat-dealer uitvoeren. Zo bent u verzekerd van het beste resultaat en wordt voorkomen datde rijveiligheid in gevaar wordt gebracht.
F0I0194m
125
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NEXTRA ACCESSOIRESAls u na aanschaf van uw auto accessoires wiltmonteren die constante voeding nodig hebben(autoradio, anti-diefstalsatellietbewaking, enz.), ofaccessoires die de elektrische installatie zwaarbelasten, wendt u dan tot de Fiat-dealer. Deze kan ude meest geschikte installaties aanraden uit het FiatLineaccessori-programma en controleren of deelektrische installatie van de auto geschikt is voor hetextra stroomverbruik of dat het noodzakelijk is eenaccu met een grotere capaciteit te monteren.
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELETELEFOON
Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten(bijvoorbeeld 27 mc) mogen alleen in de auto wordengebruikt als een aparte antenne aan de buitenkant vande auto wordt gemonteerd.
BELANGRIJK Door het gebruik van een mobieletelefoon, een 27 mc-zender of gelijksoortige apparatenin de auto (zonder buitenantenne) ontstaanelektromagnetische velden die, versterkt door dereflectie in het interieur, niet alleen schadelijk voor degezondheid van de inzittenden kunnen zijn, maar ookstoringen in de elektrische systemen van de autokunnen veroorzaken. Hierdoor wordt de veiligheid ingevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteitaanzienlijk beperkt door de isolerende eigenschappenvan de carrosserie.
ATTENTIELet op bij de montage van spoilers, lichtmetalen velgen en niet standaardwieldoppen: ze kunnen de ventilatie van de remmen verminderen en daarmee hundoelmatigheid tijdens krachtig en veelvuldig remmen; bijvoorbeeld tijdens een steileafdaling. Zorg dat niets (vloermatten, enz.) de slag van de pedalen kan beperken.
126
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING“DUALDRIVE” (indien aanwezig)De auto kan zijn uitgerust met de elektrische stuurbekrachtiging“Dualdrive”. De elektrische stuurbekrachtiging werkt alleen als decontactsleutel in stand MAR staat en de motor draait. Met het systeemkan de bestuurder de hulpkracht voor het verdraaien van het stuuraanpassen aan de rij-omstandigheden.
IN-/UITSCHAKELEN (CITY-functie)
Druk voor het in-/uitschakelen van de functie op de knop op hetmiddelste deel van het dashboard.
De inschakeling van de functie wordt aangegeven door het opschriftCITY op het display van het instrumentenpaneel.
Met ingeschakelde CITY-functie draait het stuur heel licht, waardoormakkelijker kan worden geparkeerd; deze instelling van destuurbekrachtiging is dus zeer geschikt voor het rijden in de stad.
Bij ingeschakelde CITY-functie wordt op de Sporting-uitvoeringbovendien een comfortabel rijgedrag gegarandeerd omdat de auto danminder heftig op bewegingen van het gaspedaal reageert, zowel bijaccelereren als afremmen.
F0I0104m
127
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NSTORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in het systeem wordenaangegeven door het branden van het lampje g op hetinstrumentenpaneel en er verschijnt een bericht ophet instelbare multifunctionele display (zie hethoofdstuk “Lampjes en mededelingen”).
Bij een storing in het systeem blijft de auto mechanischbestuurbaar.
BELANGRIJK In bepaalde omstandigheden kan doorexterne factoren het lampje g op hetinstrumentenpaneel gaan branden.
In dat geval moet u onmiddellijk de auto stilzetten, demotor ongeveer 20 seconden uitzetten en vervolgensde auto weer starten. Als het lampje g blijft branden(en het bericht op het instelbare multifunctioneledisplay blijft weergegeven), wendt u dan zo snelmogelijk tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kantoenemen bij langdurige parkeermanoeuvres; dit is eennormaal verschijnsel om oververhitting van de motorvoor de stuurbekrachtiging te voorkomen, in dezesituatie zijn er geen reparaties vereist. Als u de autovervolgens weer gebruikt wordt, zal destuurbekrachtiging weer normaal werken.
ATTENTIEZet altijd de motor uit en verwijder de contactsleutel uit het contactslot, waardoorhet stuurwiel wordt vergrendeld, voordat er onderhoudswerkzaamheden wordenuitgevoerd, vooral als de auto met de wielen los van de grond staat. Als dit nietmogelijk is (als de sleutel in stand MAR moet staan of de motor moet draaien),moet de hoofdzekering van de elektrische stuurbekrachtiging worden verwijderd.
128
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N PARKEERSENSOREN (indien aanwezig)Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto en attenderen debestuurder via een repeterend akoestisch signaal op de aanwezigheid vanobstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de achteruit wordtingeschakeld.
Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt defrequentie van het akoestische signaal toe.
AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt er een kort akoestisch signaalom aan te geven dat het systeem is ingeschakeld.
Als een obstakel binnen het meetbereik van de auto wordt gesignaleerd,treedt automatisch een repeterend akoestisch signaal in werking:
❒ de frequentie van het signaal neemt toe als de afstand tot het obstakelkleiner wordt;
❒ het signaal klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minderis dan ongeveer 30 cm;
❒ het signaal blijft constant als de afstand tussen de auto en het obstakelonveranderd blijft.
F0I0234m
129
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NSignalering
Meetbereik in het midden .............. 120 cm
Meetbereik aan de zijkant ................ 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, wordtde kortste afstand weergeven.
STORINGSMELDINGEN
Als bij het inschakelen van de achteruit, storingen in deparkeersensoren worden gevonden, dan klinkt ergedurende 3 seconden een akoestisch signaal.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatischuitgeschakeld als de stekker van de elektrische kabelvan de aanhanger wordt aangesloten op destekkerdoos van de trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer ingeschakeldals u de kabelstekker losmaakt.
Voor een juiste werking van het systeem mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensorenzitten. Wees voorzichtig bij het reinigen van de sensoren om krassen of beschadigingen tevoorkomen; gebruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren moeten worden gereinigd metschoon water, waaraan eventueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels waar gebruik wordtgemaakt van stoom of hogedrukreiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd. Houd hierbijde straalpijp op meer dan 10 cm afstand.
ATTENTIEDe verantwoordelijkheid tijdens het parkeren ligt altijd en overal bij debestuurder. Controleer als u de auto parkeert of zich geen personen (let vooral opkinderen) of dieren in de buurt van de auto bevinden. Het systeem moet als eenhulpmiddel voor de bestuurder beschouwd worden. De bestuurder moet tijdenseventueel gevaarlijke parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht behouden,ook als deze met lage snelheid worden uitgevoerd.
130
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N ALGEMENE OPMERKINGEN
❒ Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geenobstakels op of onder de sensoren bevinden.
❒ Obstakels die zich zeer dicht bij de achterkant vande auto bevinden, worden onder bepaaldeomstandigheden niet door het systeem gesignaleerden kunnen dus de auto beschadigen of zelfbeschadigd worden.
❒ De signalen die door de sensoren gestuurd worden,kunnen veranderd zijn door beschadiging van desensoren zelf, door vuil, sneeuw of ijs op desensoren of door ultrasone systemen (bijv.luchtdrukremmen van vrachtwagens ofpneumatische hamers) die zich in de nabijheidbevinden.
TANKEN MET DE FIAT PUNTO
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine.
Om vergissingen te voorkomen is de diameter van devulpijp van de tank kleiner, zodat het vulpistool voorloodhoudende benzine er niet in past. Het octaangetalvan de benzine moet ten minste 95 R.O.N. zijn.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laatschadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoorhet milieu wordt vervuild.
BELANGRIJK Tank met de Fiat Punto nooit, niet innoodgevallen en ook niet een klein beetje,loodhoudende benzine. U zou de katalysatoronherstelbaar beschadigen.
131
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NDIESELMOTOREN
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid vande dieselbrandstof verminderen door de vorming vanparaffine, waardoor het brandstofsysteem niet meergoed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijkvan het seizoen, dieselbrandstof geleverd die speciaalvoor de zomer of voor de winter is ontwikkeld (in debergen/lage buitentemperaturen).
Als dieselbrandstof wordt getankt die niet toereikendis voor de gebruikstemperatuur, raden wij aan dedieselbrandstof te mengen met hetvorstbeveiligingsmiddel DIESEL MIX in de verhoudingdie in de gebruiksaanwijzing van het middel isaangegeven. Doe eerst het middel in de tank en voegdaarna de dieselbrandstof toe.
U moet het vorstbeveiligingsmiddel DIESEL MIX doorde dieselbrandstof mengen voordat de dieselbrandstofdoor de kou van samenstelling is veranderd. Achteraftoevoegen heeft geen enkel effect.
De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (Europesespecificatie EN590). Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaarbeschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Mocht u onverhoopt een andertype brandstof tanken, dan mag de motor niet worden gestart en moet de brandstoftank wordenafgetapt. Ook als de motor slechts kort heeft gedraaid, moet naast de brandstoftank, ook allebrandstof uit de brandstofleidingen worden afgetapt.
132
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
EN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N DOP VAN DE BRANDSTOFTANK
De tankdop is voorzien van een slot en een koord dat aan het klepjevastzit, om verlies van de dop te voorkomen.
Openen
Ga als volgt te werk:
❒ houd de dop stevig vast en draai de contactsleutel linksom;
❒ draai de dop ongeveer een kwart slag linksom en verwijder de dop.
BELANGRIJK Door de hermetische afsluiting kan de druk in de tank ietsoplopen; daarom is het normaal als u tijdens het losdraaien van detankdop een gesis hoort.
Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het klepje, zoals isafgebeeld.
F0I0160m
Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur of een brandende sigaret:brandgevaar. Houd uw hoofd ook niet dichtbij de vulopening om te voorkomen datu schadelijke dampen inademt.
ATTENTIE
133
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NSluiten
Ga als volgt te werk:
❒ plaats de tankdop (compleet met sleutel) en draaide dop rechtsom totdat u een of meerdere klikkenhoort;
❒ draai de sleutel rechtsom, neem de sleutel uit ensluit vervolgens het klepje.
BESCHERMING VAN HET MILIEUDe emissiereductiesystemen voor benzinemotorenzijn:
❒ driewegkatalysator (katalysator);
❒ lambdasonde;
❒ benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdenstestwerkzaamheden, met losgenomen bougiekabelsdraaien.
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:
❒ oxidatiekatalysator;
❒ uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.).
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen.Parkeer daarom niet boven brandbare materialen (gras, droge bladeren,dennennaalden, enz.): brandgevaar.
ATTENTIE
134
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
VVVVEEEEIIIILLLLIIIIGGGGHHHHEEEEIIIIDDDDVEILIGHEIDSGORDELS...................................................... 135GORDELSPANNERS ........................................................... 141KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................... 144AIRBAGS VOOR................................................................... 150ZIJ-AIRBAGS (sidebags - headbags) ............................................................ 153
135
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordelom.
Maak de gordels vast door de gesp (A) in de sluiting (B) te drukken,totdat hij hoorbaar blokkeert. Als de veiligheidsgordel niet goedgeblokkeerd is, dan klinkt een akoestisch signaal en verschijnt een bericht(indien aanwezig) (zie de paragraaf “Eerste waarschuwingscyclus” in dithoofdstuk).
Als de gordel tijdens het uittrekken blokkeert, laat dan deveiligheidsgordel een stukje teruglopen en trek hem vervolgens weerrustig uit.
Druk op de knop (C) om de gordel los te maken. Begeleid de gordeltijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait.
Via de rolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch aangepastaan het postuur van de drager, waarbij voldoende bewegingsruimteoverblijft.
Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren; ditis een normaal verschijnsel. De rolautomaat blokkeert ook als u degordel snel uittrekt, bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden inbochten.
F0I0155m
ATTENTIE Druk niet op de knop (C) tijdens het rijden.
136
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
F0I0252m
De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels voor dezijzitplaatsen en een verstelbare tweepunts-heupgordel voor de middelstezitplaats.
Op enkele uitvoeringen is de middelste zitplaats achter voorzien van eendriepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat.
Om verkeerde verbindingen te voorkomen, passen de gespen van dezijgordels niet in de sluiting van de middengordel.
De veiligheidsgordels op de achterbank moeten worden omgelegd zoalsin de afgebeelde schema’s is aangegeven. Zie voor het neerklappen van derugleuning de paragraaf “Bagageruimte vergroten” in het hoofdstuk“Dashboard en bedieningsknoppen”.
BELANGRIJK Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen, tijdenseen ernstig ongeval niet alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld maarook gevaar opleveren voor de inzittenden voor.
F0I0017m
F0I0018m
137
HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELSVOOR
De hoogte van de gordel moet altijd worden aangepast aan het postuurvan de inzittende. Zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind.
De gordel is goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussennek en uiteinde van de schouder ligt.
De geleidebeugel kan in 4 standen worden gezet.
Druk om de hoogte in te stellen op de knop (A) en schuif de beugel (B)omhoog of omlaag.
F0I0057m
De veiligheidsgordels mogen alleen worden versteld als de auto stilstaat.ATTENTIE
Controleer na het afstellen altijd of de beugel vergrendeld is in een van de vastestanden. Laat de knop (A) los en duw de beugel naar beneden, zodat de beugelvergrendelt, als dit nog niet heeft plaatsgevonden.
ATTENTIE
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
138
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
“EERSTE WAARSCHUWINGSCYCLUS”(lampje < op het instrumentenpaneel brandt)
Het lampje < signaleert niet goed omgelegdeveiligheidsgordels op de zitplaatsen voor en brandt:❒ constant, als de contactsleutel in stand MAR wordt
gedraaid en een van de veiligheidsgordels NIET isomgelegd;
❒ constant, als de contactsleutel in stand MAR wordtgedraaid en een van de veiligheidsgordels wordtlosgemaakt (behalve wanneer zich ten minste een vande omstandigheden voordoet die staan beschreven inde volgende paragraaf “Signaleringscyclus” (indienaanwezig): in dat geval knippert het lampje).
Het lampje moet doven als tijdens het rijden alleveiligheidsgordels zijn omgelegd, en moet gedoofdblijven als alle veiligheidsgordels worden omgelegdvoordat de contactsleutel in stand MAR wordtgedraaid.
“SIGNALERINGSCYCLUS” (lampje < brandt en akoestisch signaal)(indien aanwezig)
Als met niet omgelegde veiligheidsgordel en decontactsleutel in stand MAR, zich ten minste een vande volgende omstandigheden voordoet:
❒ ongeveer 1 minuut verstreken na het losmaken vande veiligheidsgordel en met een snelheid van deauto die hoger is dan 10 km/h (2,5 km/h vooruitvoeringen zonder ABS);
❒ snelheid van de auto hoger dan 25 km/h;
❒ afgelegde afstand zonder omgelegdeveiligheidsgordel meer dan 500 m (125 m vooruitvoeringen zonder ABS);
❒ dan wordt gedurende 90 seconden een “signale-ringscyclus” geactiveerd die bestaat uit hetknipperen van het lampje < op het instrumenten-paneel (om aan te geven dat een van de veiligheids-gordels voor niet goed is omgelegd) en eenakoestisch signaal.
De cyclus wordt onmiddellijk onderbroken (lampjedooft en akoestisch signaal stopt) in een van devolgende gevallen:❒ als de veiligheidsgordel wordt omgelegd;❒ als de contactsleutel in stand STOP wordt gedraaid.
139
Bij beëindiging van een van de omstandigheden dieleidde tot activering van de cyclus, zal de cyclus tochdoorgaan tot het einde van de 90 seconden.
Als na deze tijd de veiligheidsgordel niet wordtomgelegd, dan stopt het akoestische signaal en gaat hetlampje < op het instrumentenpaneel constantbranden.
Deze akoestische en zichtbare signaleringscycluswordt slechts één keer ingeschakeld: als deveiligheidsgordel niet wordt omgelegd, zal de cyclusniet worden herhaald.
De cyclus wordt alleen herhaald als de veiligheids-gordel wordt losgemaakt en zich een van de 3omstandigheden voordoet die zorgde voor deinschakeling.
BELANGRIJK De akoestische en zichtbaresignaleringscyclus wordt niet geactiveerd als de“Tijdelijke uitschakeling” of de “Permanenteuitschakeling” is uitgevoerd (zie de volgendeparagraaf).
UITSCHAKELING SIGNALERINGSCYCLUS
Tijdelijke uitschakeling
Tijdelijke uitschakeling van de akoestische en zichtbaresignaleringscyclus.
Ga als volgt te werk:
❒ leg de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde om en,als de passagier aanwezig is, leg ook deveiligheidsgordel aan passagierszijde om (dit kan ookvoordat de contactsleutel in stand MAR wordtgedraaid);
❒ houd de veiligheidsgordel ten minste 20 secondenomgelegd (met de contactsleutel in stand MAR);
❒ maak de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde los.
Als de motor wordt uitgezet, wordt de signaleringautomatisch weer ingeschakeld en als de contactsleutelin stand MAR wordt gedraaid weer geactiveerd.
Permanente uitschakeling
Wendt u tot de Fiat-dealer om het systeem permanentuit te schakelen.
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
140
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDEL VAN DEZITPLAATS MIDDENACHTER
Heupgordel zonder rolautomaat
Maak de gordel vast door de gesp (A) in de sluiting (B) te drukken, totdathij hoorbaar blokkeert.
Druk op de knop (C) om de gordel los te maken.
Stel de gordel af met de klem (D). Trek aan deel (E) om de gordel teverkorten en aan deel (F) om te verlengen.
BELANGRIJK De gordel is correct afgesteld als hij goed aansluit op hetbekken.
Driepunts-veiligheidsgordel met rolautomaat
De veiligheidsgordel is uitgerust met twee sluitingen en twee gespen.
Gordel vastmaken: trek de gordel rustig uit de rolautomaat, zorg dat deband niet draait en laat de gordelband met zorg via de doorvoeropeningnaast de hoofdsteun lopen; maak vervolgens de gesp (A) vast in desluiting (B) (grijs met zwarte knop) waarbij de twee merktekens (tweegele balletjes, één op de gesp en één op de sluiting) moeten samenvallen.
Stel de gordelband vervolgens af en druk de gesp (C) in de sluiting (D)(grijs met rode knop).
Gordel losmaken: druk op de knop (E), begeleid de band tot aan desluiting (B) en druk vervolgens op de knop (F) (zwart).
F0I0170m
F0I0184m
F0I0185m
141
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
GORDELSPANNERSVoor een nog effectievere bescherming zijn deveiligheidsgordels voor van de Fiat Punto voorzien vangordelspanners. Dit systeem trekt bij een heftigebotsing de gordel enige centimeters aan. Op dezewijze worden de inzittenden veel beter op hun plaatsgehouden en wordt de voorwaartse beweging beperkt.
Het blokkeren van de veiligheidsgordel geeft aan datde gordelspanner in werking is geweest; de gordelwordt niet meer opgerold, ook niet als hij wordtbegeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming doorde gordelspanners moet de veiligheidsgordel zoworden omgelegd dat hij goed aansluit op borst enbekken.
De gordelspanners treden alleen in werking als deveiligheidsgordels goed in de sluitingen vergrendeldzijn.
Als de gordelspanners in werking treden, kan er eenbeetje rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijken duidt niet op brand.
De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud ofsmering. Elke verandering van de oorspronkelijke staatzal de doelmatigheid verminderen. Als de gordel-spanner door extreme natuurlijke omstandigheden(bijv. overstromingen, zeestormen) met water enmodder in contact is geweest, dan moet de spannerworden vervangen.
De gordelspanner werkt slechts één maal. Als de gordelspanner heeft gewerkt,moet u zich tot de Fiat-dealer wenden om de spanner te laten vervangen. Hetsysteem heeft vanaf de productiedatum een geldigheid van 10 jaar. Na dezeperiode moet de gordelspanner worden vervangen.
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke trillingen of verhitting (maximaal 100°C gedurende tenhoogste 6 uur) optreden, kunnen de gordelspanners beschadigen of activeren: bij dieomstandigheden horen niet trillingen die voortgebracht worden door een slecht wegdek of doorcontacten met kleine obstakels zoals trottoirs. Wendt u altijd tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
142
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de veiligheid bij een ongeval te vergroten, zijn de oprolautomatenvan de gordels voor en achter (indien aanwezig) voorzien vantrekkrachtbegrenzers die tijdens een frontale aanrijding de piekbelastingop de borst en schouders beperkt.
ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VANVEILIGHEIDSGORDELS EN KINDERZITJES
De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wettelijke voorschriftenmet betrekking tot het verplichte gebruik van de veiligheidsgordels (en deinzittenden erop attent te maken). Leg de veiligheidsgordel altijd om voordat u vertrekt.Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen: ookvoor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans opletsel bij een ernstig ongeval groter als ze geen gordel dragen. Uiteraardmoeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gordel meer naarbeneden omleggen, zodat de gordel onder de buik langs loopt (zoalsaangegeven in de figuur).
BELANGRIJK De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het diagonalegordelgedeelte moet via het midden van de schouder schuin over deborst liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken (zoalsaangegeven in de figuur) en niet over de buik liggen. Gebruik geenvoorwerpen (wasknijpers, klemmen, enz.) die een goed aansluiten van degordel op het lichaam verhinderen.
F0I0019m
F0I0020m
ATTENTIEVoor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuningaan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken. Draagaltijd veiligheidsgordels zowel voor als achter in de auto. Rijden zonderveiligheidsgordels vergroot het risico op ernstig letsel of een dodelijke afloop bijeen ongeval.
143
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
BELANGRIJK Iedere gordel dient slechts ter bescherming van een enkelpersoon. Gebruik de gordel niet voor een kind dat bij een volwassene opschoot zit, waarbij de gordel beiden zou moeten beschermen. Plaatsbovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel en het lichaam van eeninzittende.
F0I0021m
Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te demon-teren of open te maken. Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels en gordelspannersmoeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Wendt u altijd tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
ATTENTIEAls de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens eenongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten ende gordelspanner worden vervangen. De gordel kan verzwakt zijn, ook als deschade niet zichtbaar is.
144
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
HOE U DE VEILIGHEIDSGORDELS IN OPTIMALE STAAT HOUDT
Voor het juiste onderhoud van de veiligheidsgordels,moeten de volgende aanwijzingen goed in acht wordengehouden.
❒ Zorg dat de gordel goed uitgetrokken en nietgedraaid is; controleer ook of de oprolautomaatzonder haperingen werkt.
❒ Vervang de gordels na een ongeval, ook al zijn zeogenschijnlijk niet beschadigd. Vervang de gordelsook als de gordelspanners in werking zijn geweest.
❒ U kunt de gordels met de hand wassen met warmwater en een neutrale zeep. Knijp ze uit en laat ze inde schaduw drogen. Gebruik geen bijtende,blekende of kleurende middelen. Vermijd hetgebruik van alle chemische producten die hetweefsel kunnen aantasten.
❒ Voorkom dat vocht in de oprolautomaat komt: dewerking van de oprolautomaten is alleengegarandeerd, als ze niet nat zijn geweest.
❒ Vervang de gordels bij tekenen van slijtage ofbeschadigingen.
KINDEREN VEILIG VERVOERENVoor optimale bescherming bij een ongeval moetenalle inzittenden zittend reizen en beschermd wordendoor goedgekeurde veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met derest van het lichaam groter en zwaarder dan dat vanvolwassenen, terwijl spieren en botstructuur nog nietvolledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten kleinekinderen door andere systemen beschermd wordendan door de veiligheidsgordels.
De resultaten van het onderzoek over de optimalebescherming van kleine kinderen zijn opgenomen in deEuropese ECE/R44-voorschriften die wettelijkverplicht zijn. De systemen zijn onderverdeeld in vijfgroepen:
Groep 0 gewicht: 0-10 kg
Groep 0+ gewicht: 0-13 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
BELANGRIJK Zie pagina 289 voor het monteren vanIsofix kinderzitjes.
145
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping tussende groepen; daarom zijn er in de handel systemenverkrijgbaar die geschikt zijn voor verschillendegewichtsgroepen.
Alle systemen moeten zijn voorzien van detypegoedkeuring en van een goed vastgehecht plaatjemet het controlemerk, dat absoluut niet mag wordenverwijderd.
Kinderen met een gewicht boven 36 kg of met eenlengte van meer dan 1,50 m worden, met betrekkingtot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld metvolwassenen en moeten dan ook normaal deveiligheidsgordels omleggen.
In het Fiat Lineaccessori-programma zijn kinderzitjesopgenomen voor elke gewichtsgroep, die speciaalontworpen en ontwikkeld zijn voor de Fiat-modellen.
ATTENTIEZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op depassagiersstoel voor als de airbag voor aan passagierszijde (indien aanwezig) isingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstigletsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op dezitplaatsen achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meestebescherming bieden. Kinderzitjes moeten dus niet op de zitplaats voor gemonteerdworden bij auto’s die zijn uitgerust met een airbag aan passagierszijde. Als de airbag inwerking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben,onafhankelijk van de zwaarte van het ongeluk. Kinderen kunnen op de passagiersstoelvoor worden vervoerd bij auto’s die zijn uitgerust met een uitschakelbare airbag aanpassagierszijde. In dit geval moet u er absoluut zeker van zijn dat de airbag isuitgeschakeld (het waarschuwingslampje Fop het instrumentenpaneel moet branden)(zie in de paragraaf “Airbags voor” het punt “Airbag voor aan passagierszijde”).Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomendat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.
146
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
GROEP 0 en 0+
Baby’s tot 13 kg moeten in wiegjes worden vervoerd die achterstevorenzijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt gesteund en bij plotselingremmen de nek niet wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheidsgordel,zoals in de afbeelding is aangegeven, en het kind moet op zijn beurtworden beschermd door de gordels van het wiegje zelf.
GROEP 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg moeten worden vervoerd inkinderzitjes met een kussen die naar voren zijn gekeerd, waarbij deveiligheidsgordel van de auto zowel het kinderzitje als het kind op zijnplaats moet houden.
De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bijde montage van het kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant isverplicht deze instructies bij te leveren.
F0I0022m
F0I0023m
ATTENTIEEr bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1. Dezekinderzitjes kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels achter en hebbenzelf gordels om het kind te beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijkzijn als ze verkeerd worden gemonteerd (bijvoorbeeld als een kussen tussen hetkinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt geplaatst). Houdt u voor demontage strikt aan de bijgeleverde instructies.
147
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door deveiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Kinderen moeten zoin de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelteschuin over de borst en niet langs de nek moet liggen. Het horizontalegordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik van het kindliggen.
GROEP 3
Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg is de borstomvang vandien aard dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning kunnen steunenen niet meer in een kinderzitje hoeven te worden vervoerd.
In de figuur wordt een voorbeeld gegeven van de juiste positie van hetkind op de achterbank.
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwassenen deveiligheidsgordels omleggen.
F0I0024m
F0I0025m
ATTENTIEDe afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Houdt u bij de montage vanhet kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
148
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES
De Fiat Punto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op deverschillende plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:
Zitplaatsen voor en achter (uitvoering 3- en 5-deurs)
Groep
Groep 0, 0+
Groep 1
Groep 2
Groep 3
Legenda:U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven groepen.(*) = op de middelste zitplaats achter met heupgordel (zonder rolautomaat) kan geen enkel type kinderzitje worden gemonteerd
Gewicht
tot aan 13 kg
9 - 18 kg
15 - 25 kg
22 - 36 kg
ZITPLAATSEN
Zitplaats voor
U
U
U
U
Zitplaats achter
aan de zijkant
U
U
U
U
Zitplaats achter
in het midden (met rolautomaat)
U
U
U
U
Zitplaats achter
in het midden (heupgordel)
(*)
(*)
(*)
(*)
149
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
Hieronder zijn de richtlijnen voor een veilig vervoervan kinderen aangegeven. U dient zich hieraan te hou-den.
❒ Wij raden u aan de kinderzitjes altijd op dezitplaatsen achter te monteren, omdat die plaatsenbij een ongeval de meeste bescherming bieden.
❒ Als de airbag aan passagierszijde buiten werkingwordt gesteld, moet altijd gecontroleerd worden, ofde airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld: hetbetreffende lampje F op het instrumentenpaneelmoet continu branden.
❒ Houdt u bij de montage van het kinderzitje striktaan de instructies. De fabrikant is verplicht dezeinstructies bij te leveren. Bewaar de instructiessamen met het instructieboekje in de auto. Monteergeen gebruikte kinderzitjes waarvan degebruiksaanwijzingen ontbreken.
❒ Controleer of de gordels goed zijn vastgemaaktdoor aan de gordelband te trekken.
❒ Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts éénkind: vervoer nooit twee kinderen in één systeem.
❒ Controleer altijd of de gordel niet langs de nek vanhet kind loopt.
❒ Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geenafwijkende houding aanneemt of de gordelslosmaakt.
❒ Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geenpasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg omze bij een ongeval vast te houden.
❒ Na een ongeval moet het zitje door een nieuwexemplaar worden vervangen.
Monteer absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als deze is uitgerustmet een airbag, omdat kinderen nooit op de voorstoel mogen reizen.ATTENTIE
150
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
AIRBAGS VOORDe auto is uitgerust met een airbag voor aanbestuurderszijde. Als optional kan de auto wordenuitgerust met een airbag aan passagierszijde, zij-airbagsvoor en headbags (buissysteem I.T.S.).
De airbags voor (bestuurder en passagier) beschermende inzittenden voor bij een middelzware frontalebotsing, door het opblazen van een luchtkussen tussende inzittende en het stuurwiel of het dashboard.
Als de airbags voor niet worden geactiveerd bij anderesoorten botsingen (zijdelings, van achter, over de kopslaan, enz), betekent dit niet dat het systeem niet goedfunctioneert.
Bij een frontale aanrijding zorgt de centraleregeleenheid ervoor, indien nodig, dat het kussenopblaast. Het kussen blaast onmiddellijk op, waardoor hetlichaam van de inzittenden voor wordt opgevangen ende kans op letsel beperkt wordt. Direct daarna loopthet kussen weer leeg.
De airbags voor (bestuurder en passagier) zijn geenvervanging voor de veiligheidsgordels, maar eenaanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels.Bovendien is het dragen van veiligheidsgordelswettelijk verplicht in Europa (en in de meeste landendaarbuiten).
Bij een ongeval kan een inzittende die geenveiligheidsgordel heeft omgelegd in contact komen meteen airbag die nog niet volledig opgeblazen is,waardoor de inzittende minder beschermd wordt.
De airbags voor worden in de volgende gevallen nietingeschakeld:
❒ bij frontale botsingen, met een ander deel van deauto dan het front, tegen makkelijk vervormbareobjecten (bijv. als het voorspatbord tegen devangrail komt, grindhopen);
❒ als de auto onder andere auto’s ofveiligheidsvoorzieningen schuift (bijvoorbeeld ondervrachtwagens of de vangrail);
omdat geen enkele aanvullende bescherming wordtgeboden op de veiligheidsgordels. Als de airbag in dezegevallen niet geactiveerd wordt, betekent dit niet dathet systeem niet goed functioneert.
ATTENTIEPlak geen stickers of andere objecten op het stuurwiel, op het deksel van deairbag aan passagierszijde of de bekleding van de headbags aan de zijkant. Plaatsgeen voorwerpen op het dashboard aan passagierszijde omdat deze het correctopenen van de airbag kunnen hinderen.
151
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
AIRBAG VOOR AAN BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor bestemderuimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst.
AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE (indien aanwezig)
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter volume dan dataan bestuurderszijde. Het kussen is in een daarvoor bestemde ruimte inhet dashboard geplaatst.
De airbags voor aan bestuurders- en passagierszijde zijn ontworpen vooreen optimale bescherming van de inzittenden voor met omgelegdeveiligheidsgordels.
Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het grootste deel van deruimte tussen het stuurwiel en de bestuurder en het dashboard en devoorpassagier.
F0I0237m
F0I0105m
ATTENTIEZEER GEVAARLIJK Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op depassagiersstoel voor als de airbag voor aan passagierszijde (indien aanwezig) isingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstigletsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Indien het noodzakelijk is het kinderzitje opde passagiersstoel voor te monteren, moet de airbag aan passagierszijde altijd wordenuitgeschakeld. Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschovenom te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.Ook als het niet wettelijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale beschermingvan de volwassenen, de airbag onmiddellijk weer in te schakelen zodra er geenkinderen meer worden vervoerd.
152
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
AIRBAG VOOR AAN PASSAGIERSZIJDE UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel voor tevervoeren, kan de airbag voor aan passagierszijde worden uitgeschakeld.
De airbag voor aan passagierszijde kan worden in-/uitgeschakeld als decontactsleutel in stand STOP is uitgenomen. Steek de contactsleutel in dedaarvoor bestemde sleutelschakelaar, rechts van het dashboard. Deschakelaar is alleen bereikbaar bij geopend portier.
De sleutel kan bij geopend portier in beide standen in de schakelaarworden gestoken of worden uitgenomen.
BELANGRIJK Bedien de schakelaar alleen als de motor is uitgezet en decontactsleutel is uitgenomen.
De sleutelschakelaar heeft twee standen:
❒ airbag voor aan passagierszijde ingeschakeld (stand ON P): het lampjeF op het instrumentenpaneel is gedoofd; het is absoluut verbodenkinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren.
❒ airbag voor aan passagierszijde uitgeschakeld (stand OFF F): hetlampje F op het instrumentenpaneel brandt; het is mogelijk kinderenop de passagiersstoel voor te vervoeren, waarbij ze beschermd moetenworden door passende universele systemen.
Het waarschuwingslampje F op het dashboard blijft continu brandentotdat de airbag aan passagierszijde opnieuw wordt ingeschakeld.
De uitschakeling van de airbag voor aan passagierszijde heeft geeninvloed op de werking van de zij-airbag.
F0I0064m
153
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ZIJ-AIRBAGS (Sidebags - Headbags) (indien aanwezig)
SIDEBAGS
Deze bestaan uit twee verschillende, zich snel opblazende kussens in derugleuning van de voorstoelen en hebben tot doel de borstkast van deinzittenden te beschermen bij middelzware en zware zijdelingseaanrijdingen.
HEADBAGS
De headbag is een “gordijn”-systeem en bevindt zich in dehemelbekleding aan de zijkant en is afgedekt met een afwerklijst. De headbags bieden bescherming aan het hoofd van de inzittenden voortijdens een zijdelingse botsing, dankzij het grote effectieve oppervlak vande kussens.
Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij de veiligheidsgordel deinzittende op zijn plaats houdt), worden de airbags niet geactiveerd.
Daarom is het gebruik van de veiligheidsgordels absoluut noodzakelijk,want de gordel houdt de inzittende bij een zijdelingse botsing in dejuiste positie en voorkomt dat de inzittende uit de auto wordtgeslingerd bij zware botsingen.
De zij-airbags zijn geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar eenaanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dragenvan veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de meestelanden daarbuiten).
F0I0106m
F0I0107m
154
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een botsingoptimaal door het systeem beschermd als hij/zij in dejuiste positie in de stoel zit. Hierdoor kan de headbagop de juiste wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK De airbags voor en/of aan de zijkantkunnen worden geactiveerd bij zware botsingen of alsde auto aan de onderzijde wordt geraakt, bijvoorbeeldbij zware botsingen tegen treden of stoepranden ofobstakels op het wegdek of als de auto terecht komtin grote gaten of verzakkingen in het wegdek.
BELANGRIJK Als de airbags in werking treden,ontsnapt er een beetje rook. Deze rook is nietschadelijk en duidt niet op brand; bovendien kan hetoppervlak van het opgeblazen kussen en het interieurvan de auto bedekt zijn met een laagje poederachtigestof: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren. Als uhiermee in aanraking bent gekomen, moet u zich metneutrale zeep en water wassen.
BELANGRIJK Als tijdens het rijden het lampje ¬ gaatbranden of het lampje F gaat knipperen(storingsmelding), wendt u dan onmiddellijk tot deFiat-dealer om de storing te laten verhelpen.
Het airbag-systeem heeft een geldigheid van 10 jaar.Laat na het verstrijken van deze termijn het systeemdoor de Fiat-dealer vervangen.
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een of meerdereairbags zijn geactiveerd, dient u contact op te nemenmet de Fiat-dealer om de geactiveerde airbags te latenvervangen en de werking van de elektrische installatiete laten controleren.
155
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en devervanging van de airbag moeten door de Fiat-dealerworden uitgevoerd.
Aan het einde van de lange levensduur van uw auto,moet u contact opnemen met de Fiat-dealer om hetsysteem buiten werking te laten stellen. Bovendienmoet bij verkoop van de auto de nieuwe eigenaar opde hoogte gebracht worden van het gebruik en deinstructies, en moet hij het instructieboekje ontvangen.
BELANGRIJK Het in werking treden van degordelspanners, de airbags voor en de zij-airbags vooren achter (indien aanwezig) wordt door deelektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van hettype ongeval.
BELANGRIJK Het in werking treden van degordelspanners, de airbags voor en de zij-airbags vooren achter wordt door de elektronische regeleenheidbepaald, afhankelijk van het type ongeval.Als een van deze onderdelen niet in werking treedt,dan duidt dat niet op een storing in het systeem.
ATTENTIE Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit het raam.
ATTENTIESteun niet met het hoofd, de armen of de ellebogen tegen het portier, de ruiten of in het gebied van de headbag om verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen.
156
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
ALGEMENE OPMERKINGEN
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpen op schoot, voor de borst en houd vooral geen pijp,potlood, enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kandit ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje ¬ branden. Na enkeleseconden moet het lampje doven. Als het waarschuwingslampje niet gaat brandenof tijdens het rijden blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
De rugleuningen van de zitplaatsen voor en achter mogen niet worden bedekt methoezen of kleden.
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij beschadiging of als de auto bij eenoverstroming onder water is geweest, de airbag door de Fiat-dealer controleren.ATTENTIE
ATTENTIERijd altijd met beide handen op de stuurwielrand, zodat bij het in werking tredenvan de airbag, het systeem niet wordt gehinderd door obstakels die ernstig letselkunnen veroorzaken. Rijd niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goedrechtop zitten en steun tegen de rugleuning.
157
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ATTENTIEBedenk dat als de contactsleutel in stand MAR staat, ook bij uitgezette motor deairbags geactiveerd kunnen worden als de auto wordt aangereden door een andereauto. Ook bij een stilstaande auto mogen dus absoluut geen kinderen op devoorstoel zitten. Als de contactsleutel echter in stand STOP staat, wordt bij eenongeval geen enkel beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd; alseen systeem niet in werking treedt, betekent dit niet dat het systeem niet goedwerkt.
ATTENTIE
De airbag voor treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing waarbijalleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen die tweedrempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.
ATTENTIE
ATTENTIEAls u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje F (met desleutelschakelaar voor uitschakeling van de airbag voor aan passagierszijde in standON) enkele seconden knipperen, om u eraan te herinneren dat de airbag aanpassagierszijde bij een botsing wordt geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.
ATTENTIEDe airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Deinzittenden worden uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd bij frontalebotsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen en als de auto over de kopslaat. De gordels moeten dus altijd gedragen worden.
De stoelen mogen niet met water of stoom onder druk worden gereinigd (met dehand of in een automatische stoelenreiniger).
ATTENTIE Haak geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.
SSSSTTTTAAAARRRRTTTTEEEENNNN EEEENNNN RRRRIIIIJJJJDDDDEEEENNNNMOTOR STARTEN ............................................................ 159PARKEREN ............................................................................ 162HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK ............. 163BRANDSTOFBESPARING ................................................ 164TREKKEN VAN AANHANGERS .................................... 167WINTERBANDEN .............................................................. 170SNEEUWKETTINGEN........................................................ 171AUTO LANGERE TIJD STALLEN .................................. 172
158
VEILI
GHEID
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NST
ARTE
N EN
RIJD
EN
159
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
STAR
TEN
EN R
IJDEN
MOTOR STARTENDe auto is uitgerust met een elektronische startblok-kering: zie bij startproblemen “Fiat CODE” in hethoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”.
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒ trek de handrem aan;
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-pedaal in te trappen;
❒ draai de contactsleutel in stand AVV en laat desleutel los zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moetu de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat uopnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampjeY op het instrumentenpaneel samen met het lampjeU blijft branden, raden wij u aan de sleutel in standSTOP te draaien en vervolgens weer in stand MAR;als het lampje nog steeds blijft branden, probeer hetdan met de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, voer dan zelf eennoodstart uit (zie “Noodstart” in het hoofdstuk“Noodgevallen”) en wendt u tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet instand MAR staan als de motor is uitgezet.
Het is raadzaam om gedurende de eerste gebruiksperiode geen maximale prestaties van uw autote verlangen (bijv. snel accelereren, langdurig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).
Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor is uitgezet, om te voorkomen dat deaccu ontlaadt.
ATTENTIE Het is zeer gevaarlijk om de motor in een afgesloten ruimte te laten draaien. Demotor verbruikt zuurstof en produceert koolmonoxide en andere giftige stoffen.
160
VEILI
GHEID
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NST
ARTE
N EN
RIJD
ENDIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒ trek de handrem aan;
❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒ draai de contactsleutel in stand MAR: op het instru-mentenpaneel gaan de lampjes m en Y bran-den;
❒ wacht tot de lampjes Y en m gedoofd zijn; hoewarmer de motor, hoe sneller de lampjes doven;
❒ trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-pedaal in te trappen;
❒ draai de contactsleutel in stand AVV onmiddellijknadat het lampje m gedoofd is. Als u te langwacht, zijn de voorgloeibougies weer afgekoeld.Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moetu de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat uopnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampjeY blijft branden, raden wij u aan de sleutel in standSTOP te draaien en vervolgens weer in stand MAR;als het lampje nog steeds blijft branden, probeer hetdan met de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot deFiat-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet instand MAR staan als de motor is uitgezet.
Als het lampje m gedurende 60 seconden gaat branden na het starten of tijdens een langduri-ger startpoging, duidt dat op een storing in het voorgloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt ude auto op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
161
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
STAR
TEN
EN R
IJDEN
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN (benzine en diesel)
Ga als volgt te werk:
❒ rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toeren-tallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❒ verlang de eerste kilometers geen maximale presta-ties. Wij raden u aan te wachten tot de koelvloei-stoftemperatuurmeter begint te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje Y op het instrumentenpaneel con-stant blijft branden, kan een noodstart worden uitge-voerd met de code die op de CODE-card staat ver-meld (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”).
MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutelin stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zwarerit even “op adem” te laten komen. Zet de motor nietonmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien.Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimtedalen.
Vermijd aanduwen, aanslepen of rollend starten: al deze handelingen kunnen de katalysatoronherstelbaar beschadigen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voormotoren met turbocompressor, schadelijk.
Houd er rekening mee dat de rem- en de stuurbekrachtiging niet werken zolang demotor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening vanhet rempedaal en het stuur.
ATTENTIE
162
VEILI
GHEID
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NST
ARTE
N EN
RIJD
ENHANDREM
De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet u de hendelomhoog trekken. Op een vlakke ondergrond hoort deauto geblokkeerd te zijn als de handrem vier of vijftanden is aangetrokken. Op sterke hellingen en bij eenbeladen auto moet de handrem negen of tien tandenworden aangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat dan de Fiat-dealer de handrem afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutelin stand MAR staat, gaat op het instrumentenpaneelhet waarschuwingslampje x branden.
PARKERENGa als volgt te werk:
❒ zet de motor uit en trek de handrem aan;
❒ schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoogloopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zetde voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer dewielen dan met stenen of wiggen. Laat de contactsleu-tel nooit in stand MAR staan omdat hierdoor de accuontlaadt en neem bovendien de sleutel altijd uit hetcontactslot als u de auto verlaat.
ATTENTIELaat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de sleutels altijd uit het con-tactslot als u de auto verlaat en neem de sleutels mee.
163
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
STAR
TEN
EN R
IJDEN
Handrem uitschakelen:
❒ trek de hendel iets omhoog en druk op ontgrendelknop (A);
❒ houd knop (A) ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje x ophet instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij hetbedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt.
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheelintrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste stand plaat-sen (het schakelschema staat op de knop van de pook).
Voor het inschakelen van de 6e versnelling moet de pook naar rechtsworden gedrukt om te voorkomen dat per ongeluk de 4e versnellingwordt ingeschakeld. Hetzelfde geldt voor het terugschakelen van de 6e
naar de 5e versnelling.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto wordeningeschakeld. Wacht met een draaiende motor en een geheel ingetraptkoppelingspedaal minstens twee seconden, voordat u de achteruitinschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen beschadigen.
F0I0108m
F0I0109m
164
VEILI
GHEID
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NST
ARTE
N EN
RIJD
ENU zet de pook vanuit de vrijstand op de volgendewijze in achteruit (R):
❒ trek bij de uitvoeringen 1.28V en 1.216V de schuif-ring (A) onder de knop omhoog en verplaats depook naar rechts en vervolgens naar achteren;
❒ verplaats bij de uitvoeringen 1.816V de pook naarrechts en vervolgens naar achteren.
BRANDSTOFBESPARINGHierna volgen enkele nuttige tips, waardoor hetbrandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstootvan schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk beperktwordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door decontroles en registraties die in het“Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uitvoe-ren.
ATTENTIEOm op de juiste wijze te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrap-pen. Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat dit kan verhinderen: leterop dat de vloermatten niet zijn dubbelgevouwen en zo de slag van de pedalenkunnen beperken.
Laat na het schakelen de versnellingspook los. Door het rijden met een hand aan de versnellings-pook wordt op het schakelmechanisme in de versnellingsbak een geringe kracht uitgeoefend, waar-door onnodige slijtage kan ontstaan.
165
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
STAR
TEN
EN R
IJDEN
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een keer permaand, de spanning van de banden: als de spanning telaag is, wordt de weerstand groter en neemt het ver-bruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte. Hetgewicht van de auto (vooral in stadsverkeer) en dewieluitlijning hebben grote invloed op het brandstof-verbruik en de stabiliteit.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze nietmeer gebruikt. Ze verminderen de aërodynamica vande auto, waardoor het brandstofverbruik toeneemt.Gebruik voor het vervoer van volumineuze voorwer-pen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze nodighebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de rui-tenwissers en de aanjager van het ventilatie-/verwar-mingssysteem vragen veel stroom, waardoor hetbrandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsver-keer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waar-door de motor zwaar wordt belast en het brandstof-verbruik sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).Gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat bijvoorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
Aërodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamischeaccessoires kan de aërodynamica negatief beïnvloeden,waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Het starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaienmet stationair toerental en ook niet met een ver-hoogd toerental: onder deze omstandigheden warmtde motor veel langzamer op, terwijl het verbruik ende schadelijke uitlaatgasemissie toenemen.
Het is beter om rustig weg te rijden en geen hogetoerentallen te gebruiken. Op deze manier warmt demotor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor eenstoplicht of voordat u de motor afzet. Deze handelingheeft evenals het overschakelen met tussengas, geenenkel nut. Het kost brandstof en verhoogt de uitstootvan schadelijke uitlaatgassen.
166
VEILI
GHEID
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NST
ARTE
N EN
RIJD
ENKeuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten dehoogste versnelling. Het inschakelen van een lage ver-snelling voor een snelle acceleratie verhoogt hetbrandstofverbruik. Op dezelfde wijze neemt bij hetoneigenlijke gebruik van een hoge versnelling, het ver-bruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toe.Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij eenhogere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met eengelijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen enoptrekken. Dit kost brandstof en verhoogt de uitstootvan schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en ver-hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Het isbeter geleidelijk op te trekken en geen maximale toe-rentallen te gebruiken.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt demotor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoorneemt niet alleen het brandstofverbruik toe (van 15tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook de uitstootvan schadelijke uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden, waarbijoverwegend lage versnellingen worden gebruikt, of inde stad met veel verkeerslichten, zal het brandstofver-bruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, berg-wegen en een slecht wegdek verhogen eveneens hetbrandstofverbruik
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (spoorwegovergangen), ishet raadzaam de motor uit te zetten.
167
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
STAR
TEN
EN R
IJDEN
TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravansmoet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van eengoedgekeurd type en een adequate elektrische installa-tie. De montage van de trekhaak moet door gespecia-liseerd personeel worden uitgevoerd. Ook moetdocumentatie worden overhandigd m.b.t. het rijdenmet een aanhanger.
Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetge-ving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van deauto door het gewicht van een aanhanger of caravanwordt beperkt. Ook de remweg wordt langer en uhebt langer de tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen omte voorkomen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaakrust, moet worden afgetrokken van het laadvermogenvan de auto. Om er zeker van te zijn dat u het maxi-mum toelaatbaar aanhangergewicht niet overschrijdt(aangegeven op de typegoedkeuring), moet u er reke-ning mee houden dat het maximum betrekking heeftop het totale gewicht van de aanhangwagen of cara-van, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto’smet aanhanger gelden. U mag in geen geval harder rij-den dan 100 km/h.
ATTENTIE
Voer in geen geval modificaties aan het remsysteem van de auto uit. Het remsys-teem van de aanhanger moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch remsys-teem van de auto worden bediend.
ATTENTIE
Het ABS waarmee de auto kan zijn uitgerust, werkt niet op het remsysteem vande aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.
168
VEILI
GHEID
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NST
ARTE
N EN
RIJD
ENTREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel aande carrosserie worden bevestigd waarbij de richtlijnendie hierna zijn opgenomen, moeten worden aangehou-den. Deze richtlijnen worden eventueel aangevulddoor extra informatie van de fabrikant van de trek-haak.
De te installeren trekhaak moet voldoen aan de huidi-ge EU-normen 94/20 en daarop volgende wijzigingen.
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak wordengebruikt die geschikt is voor het maximale aanhanger-gewicht van de auto waarop de trekhaak wordt beves-tigd.
Voor de elektrische aansluiting moet een gestandaar-diseerde stekkerverbinding worden gebruikt die kanworden bevestigd op de daarvoor bestemde steun opde trekhaak. Bovendien moet op de auto een regel-eenheid voor de buitenverlichting van de aanhangerworden geïnstalleerd.
Voor de elektrische aansluiting moet een 7- of 13-polige 12ESP stekkerverbinding (CUNA/UNI- enISO/DIN-normen) worden gebruikt, waarbij eventueleaanwijzingen van de fabrikant van de auto en/of van defabrikant van de trekhaak moeten worden opgevolgd.
Eventueel elektrisch geregelde remmen of andere sys-temen (lier, enz) moeten rechtstreeks op de accuworden aangesloten met een kabel met een diametervan minimaal 2,5 mm2.
BELANGRIJK De elektrisch geregelde rem of lier kanalleen gebruikt worden als de motor is ingeschakeld.
Naast de op het schema aangegeven aansluitingen, isslechts een aansluiting voor een eventuele elektrischgeregelde rem toegestaan en één voor een 15W-gloeilamp voor de binnenverlichting van de caravan.
Gebruik voor de aansluitingen de aparte module meteen kabel vanaf de accu met een diameter van tenminste 2,5 mm2.
169
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
STAR
TEN
EN R
IJDEN
MONTAGESCHEMA
De trekhaak moet op de punten aangegeven met Øbevestigd worden met in totaal 4 M8-bouten, 2 M10-bouten en 2 M12-bouten.
Bij de bevestigingspunten van het achterpaneel aan debuitenzijde moeten de bevestigingsplaten van hetstootblok vervangen worden door de platen rechtsA en links B (onderdeelnummer 50901257 en50901258). Deze moeten aan de buitenzijde van hetachterpaneel worden gemonteerd, zoals afgebeeld.
De trekhaak moet op de carrosserie gemonteerdworden zonder gaten in of vervormingen van de ach-terbumper die zichtbaar zijn bij gedemonteerde trek-haak.
BELANGRIJK Het is verplicht om op dezelfde hoogteals de trekkogel een (goed zichtbaar) plaatje van vol-doende afmetingen en kwaliteit aan te brengen met devolgende tekst:
MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg
725
280
12
155 9070
155 9070
481
481
440
440
376
376
30
112
30
112
385
35
+ -
Acht
eras
Bestaande gaten
Auto
volb
elad
en
Hart trekkogel
n. 2
M8
n. 2
M8
M10
M10
Bestaande gaten
>65
n. 2 M12
Bestaande gaten
AB
A
B
F0I0037m
ATTENTIE
boutgaten worden afgedicht om te voorkomendat uitlaatgassen in het interieur kunnen dringen.
Na de montage van detrekhaak moeten de
170
VEILI
GHEID
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NST
ARTE
N EN
RIJD
ENWINTERBANDENGebruik winterbanden die dezelfde maat hebben alsde standaard geleverde banden.
De Fiat-dealer kan u adviseren welke band het meestgeschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt gebrui-ken.
Houdt u voor bandenmaat, de bandenspanning en dewinterbanden exact aan de aanwijzingen die staan aan-gegeven in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk“Technische gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winterbanden ver-minderen aanzienlijk als de profieldiepte van het loop-vlak minder is dan 4 mm. Vervang de winterbanden indat geval.
Door de specifieke eigenschappen van winterbandenzijn de prestaties onder niet-winterse omstandighedenof wanneer er lange afstanden op de snelweg wordengereden, minder dan die van de standaard gemonteer-de banden. Beperk het gebruik van winterbanden totdie omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan demaximum toegestane snelheid lager is dan de topsnel-heid van de auto (met een marge van 5%), dan dient uin het interieur van de auto een voor de bestuurderduidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje te plaatsenmet de maximum toegestane snelheid wanneer metdie winterbanden wordt gereden (overeenkomstig deEU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelf-de merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdenshet rijden en remmen en voor een betere bestuur-baarheid.
Keer de draairichting van de banden niet om.
ATTENTIEBij winterbanden met de indicatie “Q” geldt een maximum snelheid van 160 km/h;bij winterbanden met de indicatie “T” geldt een maximum snelheid van 190 km/h;bij winterbanden met de indicatie “H” geldt een maximum snelheid van 210 km/h.Deze maximum snelheden zijn in overeenstemming met de huidige wetgeving.
171
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
STAR
TEN
EN R
IJDEN
SNEEUWKETTINGENHet gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van devoorschriften van het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielengemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij radenu het gebruik aan van sneeuwkettingen uit het FiatLineaccessori-programma.
Controleer na enkele meters rijden of de kettingennog goed gespannen zijn.
BELANGRIJK Het reservewiel is niet geschikt voor demontage van sneeuwkettingen. Als u een lekke voor-band hebt en er moet met sneeuwkettingen wordengereden, dan moet u een wiel van de achteras afhalenen daarvoor in de plaats het reservewiel monteren.Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waaropuw sneeuwkettingen kunt monteren.
BELANGRIJK Gebruik uitsluitend sneeuwkettingenmet een geringe dikte; de ketting mag maximaal 12mm boven het profiel van de band uitsteken.
De banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden en het type sneeuwketting staanaangegeven in de tabel; houdt u strikt aan deze tabel.
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijdt niet harder dan 50 km/h. Vermijdkuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te beschadi-gen, geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.
172
VEILI
GHEID
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NST
ARTE
N EN
RIJD
ENAUTO LANGERE TIJD STALLENTref de volgende maatregelen als de auto enkelemaanden niet wordt gebruikt:
❒ zet de auto in een overdekte, droge en goed geven-tileerde ruimte;
❒ schakel een versnelling in;
❒ zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken;
❒ maak de minkabel los van de accu en controleer deacculading; gedurende het stallen moet deze con-trole iedere drie maanden worden herhaald; laad deaccu op als de optische meter een donkere kleurheeft zonder een groen middenstuk;
❒ maak de gespoten plaatdelen schoon en behandelze met een beschermende was;
❒ reinig en conserveer de glimmende metalen delenmet daarvoor geschikte middelen;
❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers enachterruitwisser in met talkpoeder en laat ze losvan de ruit staan;
❒ zet de ruiten een klein stukje open;
❒ dek de auto af met een stoffen of een ademendekunststof hoes; gebruik geen dichte plastic hoes,omdat het in en op de auto aanwezige vocht danniet kan verdampen;
❒ breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaalvoorgeschreven spanning en controleer deze regel-matig;
❒ als u de accukabels niet loskoppelt moet de ladingiedere maand gecontroleerd worden; laad de accuop als de optische meter een donkere kleur heeftzonder groen middenstuk;
❒ tap het koelsysteem van de motor niet af.
173
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
LLLLAAAAMMMMPPPPJJJJEEEESSSS EEEENNNNBBBBEEEERRRRIIIICCCCHHHHTTTTEEEENNNN
VOORGLOEIBOUGIES....................................................... 188
WATER IN BRANDSTOFFILTER..................................... 189
STORING ABS....................................................................... 190
ASR - TRACTIEREGELING................................................ 191
STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING - FIAT CODE............................................................................ 192
DEFECTE BUITENVERLICHTING ................................... 193
MISTACHTERLICHT ........................................................... 195
MISTLAMPEN VOOR.......................................................... 195
RICHTINGAANWIJZER LINKS........................................ 195
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... 195
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN.................... 196
FOLLOW ME HOME........................................................... 196
GROOTLICHT...................................................................... 196
SNELHEIDSREGELAAR(CRUISE-CONTROL).......................................................... 196
STORING SENSOR DIESELFILTER.................................. 197
MOGELIJKE IJSVORMING OP DE WEG .......................................................................... 197
ALGEMENE OPMERKINGEN ........................................... 174
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ................................ 175
AANGETROKKEN HANDREM ....................................... 175
STORING AIRBAG .............................................................. 176
UITGESCHAKELDE AIRBAG PASSAGIERSZIJDE........ 177
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL ................. 177
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN 178
TE LAGE MOTOROLIEDRUK.......................................... 178
STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE”....................................................................... 179
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ............. 180
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN........................... 182
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN............................ 183
BRANDSTOFRESERVE........................................................ 183
STORING IN INSPUITSYSTEEM ...................................... 184
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD).................................................................................... 185
STORING ESP........................................................................ 187
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE......................... 188
174
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NALGEMENE OPMERKINGEN
Naast de storingsmeldingen die op het instelbaremultifunctionele display worden weergeven, hetakoestisch signaal (instelbaar) dat u hoort en hetbranden van het betreffende lampje (indien aanwezig),verschijnen er specifieke waarschuwingsberichten(bijvoorbeeld: “Zet de motor uit”, enz.). Dezemeldingen zijn kort en uit voorzorg en hebben totdoel u er op attent te maken snel actie teondernemen als er een storing in de werking van deauto wordt gevonden. Een dergelijke melding moetechter als een aanvulling worden gezien en niet alsalternatief voor de informatie in dit “Instructieboekje”.Wij raden u daarom aan dit instructieboekje goeddoor te lezen. Houdt u bij een storing altijd aan deaanwijzingen die in dit hoofdstuk beschrevenworden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op hetinstelbare multifunctionele display verschijnen, zijnonderverdeeld in twee categorieën: zeer ernstigestoringen en ernstige/minder ernstige storingen.
Bij zeer ernstige storingen worden gedurende enkeleseconden afwisselend de storingsmelding en hetwaarschuwingsbericht weergegeven. Deze“signaleringscyclus” wordt een onbepaalde tijdherhaald, waarbij de weergave die op het display werdaangegeven, onderbroken wordt. Iedere keer als u decontactsleutel in stand MAR zet, wordt de “cyclus”opnieuw weergegeven, totdat de oorzaak van destoring is verholpen.
Als de storing verdwijnt, blijven het bericht en hetlampje op het instrumentenpaneel in ieder geval nogongeveer 2 seconden ingeschakeld: als de storing isverholpen, dooft het lampje en verdwijnt het berichtvan het display. Het is bovendien mogelijk de “cyclus”te onderbreken door de knop Q in te drukken: in datgeval verschijnt het scherm weer dat voor de storingop het display werd weergegeven en blijft het lampjeop het instrumentenpaneel branden, totdat de oorzaakvan de storing verholpen is.
Bij ernstige/minder ernstige storingen wordengedurende enkele seconden afwisselend destoringsmelding en het waarschuwingsberichtweergegeven. Deze “signaleringscyclus” wordtongeveer 20 seconden herhaald en verdwijnt daarna.Iedere keer als u de contactsleutel in stand MAR zet,wordt de “cyclus” opnieuw weergegeven.
Als de storing verdwijnt, blijven het bericht en hetlampje op het instrumentenpaneel in ieder geval nogongeveer 2 seconden ingeschakeld: als de storing isverholpen, dooft het lampje en verdwijnt het berichtvan het display.
Als de “signaleringscyclus” ten einde is (na ongeveer20 seconden) of als de knop Q wordt ingedrukt,verschijnt het scherm weer dat voor de storing op hetdisplay werd weergegeven en blijft het lampje op hetinstrumentenpaneel branden, totdat de oorzaak van destoring verholpen is.
175
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Naenkele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringenverschijnt ook een bericht op het display) als hetremvloeistofniveau in het reservoir onder hetminimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld doorlekkage in het remsysteem.
x
AANGETROKKEN HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Naenkele seconden moet het lampje doven. Het lampjegaat branden als de handrem wordt aangetrokken.
BELANGRIJK Als het lampje x tijdens het rijdengaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ookeen bericht op het display), controleer dan of dehandrem losgezet is.
x
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctionele
ATTENTIE Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook eenbericht op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer.
176
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
STORING AIRBAG (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Naenkele seconden moet het lampje doven. Het lampjegaat constant branden (op enkele uitvoeringenverschijnt ook een bericht op het display) bij eenstoring in de werking van de airbag.
¬
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
ATTENTIE
ATTENTIEAls het lampje ¬ niet gaat branden of blijft branden, met de contactsleutel instand MAR, of tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijntook een bericht op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u totde Fiat-dealer.
Een defect lampje ¬(lampje gedoofd) wordt ook weergegeven doordat het lampje voorde uitgeschakelde passagiersairbag F langer dan de normale 4 seconden knippert.
177
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
F
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel continu brandenals de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet isomgelegd.
<
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
ATTENTIEHet lampje Fgeeft bovendien eventuele storingen van het lampje ¬ aan. Ditwordt aangegeven door het langer knipperen van lampje F dan de normale 4seconden.Zet in dat geval onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer.
AIRBAG PASSAGIERSZIJDEUITGESCHAKELD (geel)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden alsde airbag voor aan passagierszijde wordt uitgeschakeld.
Als u bij ingeschakelde airbag voor aan passagiers-zijde de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje F op het instrumentenpaneel ongeveer 4seconden branden en vervolgens 4 secondenknipperen. Hierna moet het lampje doven.
178
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
ACCU WORDT NIET VOLDOENDEOPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Hetmoet doven nadat de motor is gestart. Als de motorstationair draait, kan het voorkomen dat het lampjeiets later dooft.
Als het lampje blijft branden (en het bericht blijft ophet display weergegeven), wendt u dan onmiddellijktot de Fiat-dealer.
w
TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, dan gaathet lampje op het instrumentenpaneel (indienaanwezig) branden. Direct na het starten van demotor moet het lampje doven.
v
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
Als het lampje v tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook eenbericht op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer.
179
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
STORING ELEKTRISCHESTUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE”(indien aanwezig) (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Naenkele seconden moet het lampje doven.
Als het lampje blijft branden (en het bericht blijft ophet display weergegeven), werkt de elektrischestuurbekrachtiging niet meer en is meer krachtnodig voor het draaien van het stuur; de auto blijftechter normaal bestuurbaar. Wendt u tot de Fiat-dealer.
g
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
180
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
TE HOGEKOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Naenkele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringenverschijnt ook een bericht op het display) als demotor te warm is. Als het lampje gaat brandenmoeten de volgende maatregelen worden genomen:
Bij normale rij-omstandigheden : stop de auto,zet de motor uit en controleer of het niveau van dekoelvloeistof in het reservoir niet onder het MIN-merkteken staat. Is dit wel het geval, wacht danenkele minuten zodat de motor kan afkoelen, openvervolgens langzaam en voorzichtig de dop, vulkoelvloeistof bij en controleer of de koelvloeistoftussen het MIN- en MAX-merkteken staat.Controleer ook of er geen vloeistof weglekt. Als bijhet starten van de motor het lampje opnieuw gaatbranden, wendt u dan tot de Fiat-dealer.
ç
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
vervolg op volgende pagina
181
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
Als de auto onder zware bedrijfsomstandighedenwordt gebruikt (bijvoorbeeld het trekken van eenaanhanger bergopwaarts of met volbeladen auto):verlaag de snelheid en breng, als het lampje blijftbranden, de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3minuten met draaiende motor en geef iets gas vooreen snellere circulatie van de koelvloeistof. Zetvervolgens de motor uit. Controleer hetvloeistofniveau zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden ishet raadzaam de motor enkele minuten te latendraaien met iets ingetrapt gaspedaal voordat u demotor uitzet.
ç
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
182
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN(rood)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een berichtop het display) als een of meer portieren of deachterklep niet goed gesloten zijn.
De symbolen ¯/˙ op het display geven aan of hetlinker of rechter portier niet goed gesloten is.
´
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
(*)
(*) Of achter (5-deurs)
183
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN (geel)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een berichtop het display) als de ingestelde snelheidslimietwordt overschreden (zie de paragraaf “Instelbaarmultifunctioneel display in het hoofdstuk“Dashboard en bedieningsknoppen”).
è
RESERVEBRANDSTOF (geel)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een berichtop het display) als er nog ongeveer 5 tot 7 literbrandstof in de tank aanwezig is.
ç
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
184
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
STORING IN INSPUITSYSTEEM (alleendieseluitvoeringen) (rood)
Als u onder normale omstandigheden decontactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampjeop het instrumentenpaneel branden. Na enkeleseconden moet het lampje doven.
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijdengaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ookeen bericht op het display), dan duidt dit op eenstoring in het inspuitsysteem. Dit kan tot gevolghebben dat de prestaties verminderen, de autoslechter gaat rijden en het brandstofverbruiktoeneemt.
U kunt onder deze omstandigheden doorrijdenzonder te veel van de motor te eisen of met hogesnelheid te rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot deFiat-dealer.
U
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
185
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
STORING INMOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD)(benzine-uitvoeringen) (geel)
Als u onder normale omstandigheden decontactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampjeop het instrumentenpaneel branden. Na het startenvan de motor moet het lampje doven. Het lampjegaat eerst branden om de juiste werking ervan aante geven.
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijdengaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ookeen bericht op het display):
❒ constant branden - duidt op een defect in hetinspuit-/ontstekingssysteem; dit kan tot gevolghebben dat de prestaties verminderen, de autoslechter gaat rijden en het brandstofverbruiktoeneemt.
U kunt onder deze omstandigheden doorrijdenzonder te veel van de motor te eisen of met hogesnelheid te rijden. Als u te lang doorrijdt met eenbrandend waarschuwingslampje kan dat schadeveroorzaken. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
U
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
186
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt door het systeem in het geheugenopgeslagen.
❒ knipperend - duidt op een mogelijkebeschadiging van de katalysator (zie “EOBD-systeem” in het hoofdstuk “Dashboard enbedieningsknoppen”).
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal wordenlosgelaten zodat de motor met lage toerentallendraait en het lampje niet meer knippert; u kunt metmatige snelheid doorrijden waarbij rij-omstandig-heden moeten worden vermeden die kunnen leidentot het opnieuw gaan knipperen van het lampje.Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
U
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaatbranden of knipperen tijdens het rijden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht ophet display), wendt u dan zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer. De werking van het lampje Ukan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdtu aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.
187
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
STORING ESP (indien aanwezig) (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Naenkele seconden moet het lampje doven.
Als het lampje niet dooft of tijdens het rijden blijftbranden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook eenbericht op het display), wendt u dan tot de Fiat-dealer.
Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeftdit aan dat het ESP in werking is getreden.
Storing Hill Holder
Bij een storing gaat het lampje * op hetinstrumentenpaneel branden (op enkeleuitvoeringen verschijnt ook een bericht op hetdisplay). Wendt u in dat geval zo snel mogelijk totde Fiat-dealer.
á
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
*
188
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE(alleen dieseluitvoeringen) (geel)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een berichtop het display) als er een storing is in de voorgloei-installatie. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
m
VOORGLOEIBOUGIES (alleendieseluitvoeringen) (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Hetlampje dooft als de voorgloeibougies de voorafingestelde temperatuur hebben bereikt. Start demotor zodra het lampje gedoofd is.
BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kanhet lampje zeer kort branden.
m
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
189
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
WATER IN BRANDSTOFFILTERAANWEZIG (alleen dieseluitvoeringen) (geel)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een berichtop het instelbare multifunctionele display) als erwater in het brandstoffilter aanwezig is.
c
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motoronregelmatig doen laten draaien. Als het lampjec gaat branden (op enkele uitvoeringenverschijnt ook een bericht op het instelbare multifunctionele display), wendt u dan zo snel
mogelijk tot de Fiat-dealer om het systeem te laten aftappen. Als het lampje direct na het tankenweer gaat branden, is er mogelijk water in de tank gekomen: zet in dat geval de motor onmiddellijkuit en wendt u tot de Fiat-dealer.
190
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
STORING ABS (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Naenkele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden (op enkele uitvoeringenverschijnt ook een bericht op het display) als hetsysteem defect is. In dat geval blijft het remsysteemnormaal werken, maar zonder de mogelijkheden vanhet ABS. In deze situatie is het raadzaam om onderomstandigheden met weinig grip voorzichtig terijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
>
Storing EBD
Als bij draaiende motor de lampjes x en > op hetinstrumentenpaneel gelijktijdig gaan branden (openkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht ophet display), dan is er een storing in het EBD-systeem; in dat geval kunnen bij hard remmen deachterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor deauto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar dedichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem te latencontroleren.
x+>
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
191
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
ASR - TRACTIEREGELING (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Naenkele seconden moet het lampje doven. Het lampjegaat branden samen met het lampje op de toetsvoor uitschakeling van het ASR-systeem als hetsysteem is uitgeschakeld. Het lampje knippert als hetsysteem inschakelt, om de bestuurder tewaarschuwen dat het systeem zich aanpast aan degrip op het wegdek.
Als het lampje brandt, dan is er een storing in hetASR-systeem. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
De berichten op het display verschijnen (op enkele uitvoeringen) als handmatig de ASR-functie wordt in-/uitgeschakeld (zie “ASR-systeem” inhet hoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”).
V
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
192
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
STORING IN ELEKTRONISCHESTARTBLOKKERING - FIAT CODE (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel één secondeknipperen waarna het dooft. Als het lampje, met decontactsleutel in stand MAR, blijft branden, danduidt dit op een mogelijke storing (zie “Fiat Code”in het hoofdstuk “Dashboard enbedieningsknoppen”).
BELANGRIJK Als de lampjes U en Y tegelijkbranden, dan is er een storing in de Fiat CODE.
Als bij een draaiende motor het bericht op hetdisplay verschijnt, wendt u dan onmiddellijk tot deFiat-dealer.
Als bij een draaiende motor het lampje Yknippert, dan wordt de auto niet beveiligd door hetsysteem (zie “Fiat Code” in het hoofdstuk“Dashboard en bedieningsknoppen”). Wendt u totde Fiat-dealer om alle sleutels in het geheugen telaten opslaan.
Y
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
193
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
DEFECTE BUITENVERLICHTING (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Naenkele seconden moet het lampje doven.
Het bericht (op enkele uitvoeringen) wordt op hetdisplay weergegeven als er een storing is: circuitonderbroken, lampje “ontbreekt” of is defect,lampje vervangen door een exemplaar met eenverkeerd vermogen. De volgende systemen wordengecontroleerd: parkeerverlichting achter, remlichten(inclusief derde remlicht) en mistachterlicht.
De oorzaak van de storing kan zijn: doorbrandenvan een of meer lampen, doorbranden van debijbehorende zekering of een onderbreking in deelektrische verbinding.
De symbolen ¯/˙ op het display (indien aanwezig)geven een storing in de verlichting links of rechtsaan.
W
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
vervolg op volgende pagina
194
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NLampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
DEFECTE BUITENVERLICHTING (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat hetlampje op het instrumentenpaneel branden. Naenkele seconden moet het lampje doven.
Het bericht (op enkele uitvoeringen) wordt op hetdisplay weergegeven als er een storing is: circuitonderbroken, lampje “ontbreekt” of is defect,lampje vervangen door een exemplaar met eenverkeerd vermogen. De volgende systemen wordengecontroleerd: parkeerverlichting achter, remlichten(inclusief derde remlicht) en mistachterlicht.
De oorzaak van de storing kan zijn: doorbrandenvan een of meer lampen, doorbranden van debijbehorende zekering of een onderbreking in deelektrische verbinding.
De symbolen ¯/˙ op het display (indien aanwezig)geven een storing in de verlichting links of rechtsaan.
W
195
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
MISTACHTERLICHT (geel)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat brandenals het mistachterlicht wordt ingeschakeld.
4
MISTLAMPEN VOOR (groen)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat brandenals de mistlampen voor worden ingeschakeld.
RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen)(knipperend)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat brandenals de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezetof, tegelijkertijd met het lampje van de rechterrichtingaanwijzer, als de drukknop voor dewaarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
5
R
Lampje op hetinstrum.paneel
RICHTINGAANWIJZER RECHTS (groen)(knipperend)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat brandenals de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt gezetof, tegelijkertijd met het lampje van de linkerrichtingaanwijzers, als de drukknop voor dewaarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
E
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
196
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN(groen)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat brandenals de buitenverlichting, de parkeerverlichting of dedimlichten worden ingeschakeld.
3
GROOTLICHT (blauw)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat brandenals het grootlicht wordt ingeschakeld.
1
Lampje op hetinstrum.paneel
FOLLOW ME HOME
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een berichtop het display) als de functie “Follow me home”wordt ingeschakeld (zie “Follow me home”in hethoofdstuk “Dashboard en bedieningsknoppen”).
3
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
SNELHEIDSREGELAAR (CRUISE-CONTROL) (indien aanwezig) (groen)
Het lampje op het instrumentenpaneel brandt (openkele uitvoeringen verschijnt ook een bericht ophet display) als de draaiknop van de cruise-control instand ON staat. In deze stand werkt het systeem.
Ü
197
STORING SENSOR DIESELFILTER
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een berichtop het display) als er een storing is in de sensor vanhet dieselfilter. Wendt u zo snel mogelijk tot deFiat-dealer om de storing te laten verhelpen.
è
Lampje op hetinstrum.paneel
Weergave op het instelbare multifunctioneledisplay
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
MOGELIJKE IJSVORMING OP DE WEG
Als de buitentemperatuur lager wordt dan 3°C,verschijnt op het display een waarschuwingsberichten knippert de temperatuurindicatie om tewaarschuwen voor gladheid. Bovendien klinkt er eenakoestisch signaal.
MOTOR STARTEN ............................................................. 199
WIEL VERWISSELEN .......................................................... 201
FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET) .......... 208
GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 213
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN .. 216
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN ....................................................................... 221
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 223
ACCU OPLADEN ............................................................... 230
OPKRIKKEN VAN DE AUTO ......................................... 231
SLEPEN VAN DE AUTO ................................................... 232
NNNNOOOOOOOODDDDGGGGEEEEVVVVAAAALLLLLLLLEEEENNNN
198
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
199
STAR
TEN
EN R
IJDEN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
MOTOR STARTEN
NOODSTART
Als de Fiat-CODE er niet in slaagt de startblokkeringop te heffen, dan blijven de lampjes Y en U op hetinstrumentenpaneel branden en start de motor niet.
Voor het starten van de motor is het nodig eennoodstart uit te voeren.
Wij raden u aan eerst de instructies goed te lezenvoordat u de motor op deze wijze start. Als er tijdensdeze noodstartprocedure een vergissing wordtgemaakt, moet de contactsleutel in stand STOPworden gedraaid en de gehele procedure vanaf hetbegin worden herhaald.
Ga als volgt te werk:
❒ lees de 5-cijferige elektronische code die op deCODE-card vermeld staat;
❒ draai de contactsleutel in stand MAR;
❒ trap het gaspedaal geheel in en houd het ingetrapt:het waarschuwingslampje U op hetinstrumentenpaneel gaat ongeveer 8 secondenbranden en dooft daarna;
❒ laat het gaspedaal los en tel het aantal keren dat hetlampje U knippert;
❒ als het lampje evenveel keer heeft geknipperd alshet eerste cijfer van de code op uw CODE-card,moet u het gaspedaal intrappen en ingetrapthouden totdat het lampje U 4 seconden heeft
gebrand; zodra het lampje is gedoofd, moet u hetgaspedaal loslaten;
❒ het lampje U gaat weer knipperen: als het lampjeevenveel keer heeft geknipperd als het tweedecijfer van de code op uw CODE-card, moet u hetgaspedaal intrappen en ingetrapt houden;
❒ herhaal deze procedure voor de overige cijfers vande code op uw CODE-card;
❒ houd bij het laatste cijfer het gaspedaal ingetrapt;het lampje U gaat 4 seconden branden; zodra hetlampje is gedoofd, moet u het gaspedaal loslaten;
❒ als het lampje U ongeveer 4 seconden snel gaatknipperen, is de procedure op de juiste wijzeuitgevoerd;
❒ start de motor door de contactsleutel van standMAR in stand AVV te draaien.
Als het lampje U blijft branden, draai dan decontactsleutel in stand STOP en herhaal de procedurevanaf het eerste punt.
BELANGRIJK Bij elke volgende startpoging van demotor moet deze noodstartprocedure wordenherhaald. Wij raden u daarom aan om na het uitvoerenvan een noodstart contact op te nemen met de Fiat-dealer.
200
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
STARTEN MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, dieten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.
Ga voor het starten als volgt te werk:
❒ verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide accu’s meteen startkabel;
❒ sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van de hulpaccu enop de massakabel E op de motor of de versnellingsbak van deauto die gestart moet worden;
❒ start de motor;❒ neem als de motor draait, de kabels in de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberenmaar wendt u tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet direct metelkaar: eventuele vonken kunnen het explosieve gas ontsteken dat uit deaccu kan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan boord van eenandere auto, mogen tussen deze auto en de auto met de lege accu nietper ongeluk metalen delen met elkaar in verbinding staan.
EF0I0140m
Gebruik voor een noodstart beslist nooit een acculader. Hierdoor kunnen de elektronische systemenworden beschadigd, in het bijzonder de regeleenheden die de inspuiting en ontsteking regelen.
ATTENTIELaat deze procedure door gespecialiseerd personeel uitvoeren. Onjuistehandelingen kunnen leiden tot vonken en ernstige beschadiging van de accu. De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid of deogen. Kom ook niet dicht bij een accu met open vuur of een brandende sigaret enveroorzaak geen vonken.
201
STAR
TEN
EN R
IJDEN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen,te slepen of van een helling te laten rijden. Op diewijze kan er onverbrande brandstof in de katalysatorterechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zalbeschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat de rem- enstuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet isaangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor debediening van het rempedaal en het stuur.
WIEL VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Voor het verwisselen van het wiel en voor het juistegebruik van de krik en het reservewiel moeten deonderstaande voorzorgsmaatregelen in acht wordengenomen.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met “Fix & Go(snelle bandenreparatieset)”, zie dan de betreffendeinstructies in het volgende hoofdstuk.
ATTENTIEAttendeer het overige wegverkeer op de stilstaande auto m.b.v. dewaarschuwingsknipperlichten, de wettelijk verplichte gevarendriehoek, enz. Tijdenshet verwisselen van een wiel moeten alle inzittenden de auto hebben verlaten, enop een veilige afstand van het verkeer wachten, totdat het wiel verwisseld is.Blokkeer de wielen met stenen of andere voorwerpen als de auto schuin op eenhelling of op een slecht wegdek staat.
ATTENTIEHet reservewiel is specifiek voor de auto; monteer het niet op andere auto’s enmonteer geen reservewielen van andere auto’s. Het reservewiel mag alleen innoodgevallen worden gebruikt. Het reservewiel moet zo kort mogelijk gebruiktworden en er mag niet sneller dan 80 km/h. mee worden gereden. Op hetreservewiel is een oranje sticker aangebracht waarop de belangrijkste aanwijzingenen de beperkingen staan vermeld met betrekking tot het gebruik van hetreservewiel. Deze sticker mag absoluut niet worden verwijderd of afgedekt. Op hetreservewiel mag nooit een wieldeksel worden gemonteerd. Op de sticker staan devolgende aanwijzingen in vier talen vermeld: ATTENTIE! ALLEEN VOOR TIJDELIJK GEBRUIK!MAX. 80 KM/H! VERVANG ZO SNEL MOGELIJK DOOR NORMALE BAND. BEDEK DEZEAANWIJZINGEN NIET.
202
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ATTENTIEDoor een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdens het rijden loslaten. Maakhet ventiel absoluut niet open. Plaats geen enkel stuk gereedschap tussen velg enband. Controleer regelmatig de spanning van de banden, ook van het reservewielen houdt u daarbij aan de waarden die in het hoofdstuk “Technische gegevens”zijn aangegeven.
ATTENTIEDe krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij dekrik geleverd is of voor auto’s van hetzelfde model. Gebruik de krik niet voor hetopkrikken van andere auto’s. En beslist nooit voor het uitvoeren vanwerkzaamheden onder de auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan deopgekrikte auto van de krik vallen. Op een sticker op de krik is het maximumhefvermogen aangegeven; de krik mag nooit voor een zwaardere last wordengebruikt. Het reservewiel is niet geschikt voor de montage van sneeuwkettingen.Als u een lekke voorband hebt, kunt u het reservewiel op de achteras plaatsen enhet achterwiel op de vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waaropuw sneeuwkettingen kunt monteren.
ATTENTIEBij een gemonteerd reservewiel veranderen de rij-eigenschappen van de auto.Vermijd met vol gas optrekken, bruusk remmen en hoge snelheden in de bochten.Het reservewiel heeft een levensduur van maximaal 3000 km. Na deze afstandmoet de band van het reservewiel vervangen worden door een nieuwe band vanhetzelfde type. Monteer nooit een normale band op de velg van het reservewiel.Laat het verwisselde wiel zo snel mogelijk repareren en monteren. Het is niettoegestaan met twee of meer reservewielen te rijden. Smeer de schroefdraad vande wielbouten niet met vet in, voordat u ze monteert: de bouten kunnen loslopen.
203
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
Het is nodig te weten dat:
❒ de krik 1,85 kg moet wegen;
❒ de krik geen afstelwerkzaamheden mag vereisen;
❒ de krik bij beschadiging vervangen moet worden door een krik vanhetzelfde type;
❒ buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krikgemonteerd mag kunnen worden.
Ga voor het verwisselen van het wiel als volgt te werk:
❒ stop de auto op een plaats waar het verkeer niet in gevaar wordtgebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld; zet deauto zo mogelijk op een vlakke en stevige ondergrond;
❒ zet de motor uit en trek de handrem aan;
❒ schakel de eerste versnelling of de achteruit in;
❒ til de bekleding in de bagageruimte op;
❒ draai de blokkeerschroef (A) los; gebruik daarvoor eventueel desleutel (B);
❒ neem de complete gereedschaphouder uit en zet de houder dicht bijhet te verwisselen wiel;
❒ verwijder het reservewiel;
❒ bij uitvoeringen met een geklemd wieldeksel, moet het deksel voorzichtig worden verwijderd om beschadiging te voorkomen;
❒ draai de wielbouten ongeveer een slag los met behulp van debijgeleverde sleutel (B); schud bij uitvoeringen met lichtmetalen velgenenige malen aan de bovenkant van de carrosserie, waardoor de velglos van de wielnaaf kan komen;
F0I0110m
❒ steek de slinger in de krik en draai de slinger van de krik zo, dat hijiets omhoog komt; plaats vervolgens de krik onder de auto (zie defiguur) op de door (C) aangegeven punten, dicht bij het te verwisselenwiel;
❒ draai de slinger totdat de groef (D) van de krik goed om de rand (E)van de chassisbalk valt;
❒ waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt; zorgervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden en deauto vooral niet aanraken totdat de auto weer geheel op de grondstaat;
❒ draai de slinger en krik de auto op, totdat het wiel enkele centimeterslos van de grond is;
❒ draai de vier wielbouten helemaal los en trek het wiel los;
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van hetreservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdathierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen;
204
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
F0I0111m
F0I0112m
D
F0I0113m
205
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
❒ monteer het reservewiel, waarbij de gaten (F) over decentreerpennen (G) moeten vallen;
❒ draai met de bijgeleverde sleutel de vier wielbouten vast;
❒ draai de slinger van krik zodat de auto zakt, en verwijder de krik;
❒ draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten kruiselings vast, in devolgorde die in de figuur is aangegeven.
BELANGRIJK Monteer geen wieldeksel op het reservewiel.
BELANGRIJK Als u het gemonteerde velgtype wilt vervangen(lichtmetalen velgen in plaats van stalen of omgekeerd) moet doorgespecialiseerd personeel worden gecontroleerd of de wielboutenmoeten worden vervangen. Het is raadzaam de vervangen wielbouten tebewaren als u in de toekomst het originele velgtype weer wilt monteren.
80
F0I0114m
F0I0115m
NORMALE WIEL MONTEREN
Ga als volgt te werk:
❒ volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op endemonteer het reservewiel;
❒ zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van hetreservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdathierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen;
❒ monteer het normale wiel, en draai de eerste bout (B) twee slagen inhet gat dat het dichtst bij ventiel (A) zit;
❒ bij uitvoeringen met een geklemd wieldeksel, moet met de palm vande hand op het wieldeksel worden geduwd (niet slaan);
❒ monteer het wieldeksel, waarbij het symbool C (op het wieldeksel)zich ter hoogte van het ventiel moet bevinden; monteer vervolgens deandere 3 bouten;
❒ draai de bouten handvast met de daarvoor bestemde sleutel;
❒ laat de auto zakken en verwijder de krik;
❒ draai de bouten verder vast volgens de eerder aangegeven volgorde.
BELANGRIJK Door een verkeerde montage kan het wieldeksel tijdenshet rijden loslaten.
206
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
F0I0116m
F0I0117m
207
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
F0I0110m
F0I0118m
Ter afsluiting
❒ plaats het reservewiel op de daarvoor bestemde plek in debagageruimte;
❒ zet de krik terug in zijn steun volgens de aanwijzingen die staanaangegeven op de gereedschaphouder zelf;
❒ berg het gebruikte gereedschap op in de houder;
❒ plaats de houder inclusief het gereedschap in het reservewiel;
❒ draai de blokkeerschroef (A) van de gereedschaphouder vast.
Gebruik om de ventieldop los of vast te draaien het verlengstuk dat staatafgebeeld in de figuur.
BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruiktworden.
FIX & GO (SNELLE BANDENREPARATIESET)(indien aanwezig)De auto kan worden uitgerust met de snelle bandenreparatieset “Fix &Go”, als vervanging van het gebruikelijke gereedschap en het reservewiel.
De reparatieset is in de bagageruimte onder de bekleding geplaatst enbevat:
❒ een spuitbus (A) met afdichtvloeistof, een vulbuis en een sticker (B)met het opschrift “MAX 80 km/h”, die na het repareren van het wielop een voor de bestuurder goed zichtbare plaats moet wordenaangebracht (op het dashboard);
❒ een compressor (C) met manometer, verbindingsstukken engereedschap voor het verwijderen van het ventiel; deze laatste zijnbereikbaar nadat het klepje (D) aan de zijkant van de compressor isgeopend.
BELANGRIJK Als u een lekke band krijgt, kan de band gerepareerdworden als de diameter van het lek niet groter is dan 4 mm.
In de afbeelding wordt weergegeven:
(A): gebied van de band dat gerepareerd kan worden (gaten of scheuren met een diameter van max. 4 mm);
(B): gebied dat NIET gerepareerd kan worden.
BELANGRIJK Het is niet mogelijk lekken in de zijkanten van de band terepareren. Bovendien is het permanent dichtkitten van lekken op hetloopvlak op minder dan 25 mm van de zijkant van de band nietgegarandeerd. Daarom moeten vooral de zijkanten van de banden goedgecontroleerd worden.
208
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
F0I0120m
F0I0121m
F0I0016m
209
STAR
TEN
EN R
IJDEN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
BELANGRIJK Gebruik de reparatieset niet als de bandbeschadigd is geraakt door het rijden met lege banden.
Het is noodzakelijk te weten dat:
De afdichtvloeistof van Fix & Go bij buitentemperaturentussen -30ºC en +80 ºC werkt en niet geschikt is vooreen permanente reparatie.
De vloeistof in de band makkelijk met water kanworden verwijderd.
De afdichtvloeistof geen houdbaarheidsdatum heeft.
ATTENTIE
ATTENTIEBij schade aan de velg (zodanige vervorming van het kanaal dat er lucht wegloopt)of aan de band, buiten de gebieden die hiervoor zijn aangegeven, kan de band nietgerepareerd worden. Verwijder de eventueel in de band binnengedrongenvoorwerpen (schroeven of spijkers) niet.
Schakel de compressor niet langer dan 20 minuten in. Gevaar voor oververhitting!
ATTENTIEAttentie! De spuitbus bevat propyleenglycol; deze substantie kan schadelijk zijn eneen prikkelend/brandend gevoel geven. Vermijd inslikking en contact met huid,ogen en kleding; spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water. Raadpleegeen arts bij allergische reacties. Bewaar de spuitbus in de daarvoor bestemderuimte, ver verwijderd van warmtebronnen en buiten het bereik van kinderen.
210
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
OPPOMPEN VAN DE BAND
Ga als volgt te werk:
❒ plaats het te repareren wiel met het ventiel (A) in de aangegevenstand; trek vervolgens de handrem aan;
❒ draai de vulbuis (B) op de spuitbus (C);
❒ draai de ventieldop van de band los en verwijder het interneonderdeel van het ventiel met behulp van het gereedschap (D); plaatshet niet op zand of een vuile ondergrond;
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
F0I0122m
F0I0123m
F0I0124m
211
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
❒ steek de vulbuis (E) op het ventiel van de band, houd de spuitbus (F)met de vulbuis naar beneden gekeerd en druk vervolgens op despuitbus zodat de afdichtvloeistof in de band komt;
❒ draai het interne onderdeel van het ventiel weer vast met behulp vanhet gereedschap (G);
❒ sluit vervolgens met het hendeltje (H) de slang van de compressor (L)op het ventiel van de band aan;
❒ start de motor, sluit de stekker (N) aan op de aansteker (of 12V-stekkerdoos) en pomp de band op tot de juiste bandenspanning isbereikt; controleer de bandenspanning op de manometer (M); schakelde compressor uit voor een nauwkeurige aflezing;
❒ als u er niet in slaagt de voorgeschreven bandenspanning te bereiken,verplaats dan de auto ongeveer 10 meter naar voren of naar achteren,zodat de afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt; pomp de bandvervolgens weer op;
❒ als het na deze laatste handeling nog niet lukt de band op devoorgeschreven spanning te krijgen, rijd dan niet verder maar wendt utot de Fiat-dealer.
F0I0125m
F0I0126m
F0I0127m
❒ als de band op de juiste spanning is gebracht, vertrek dan onmiddellijkzodat de afdichtvloeistof gelijkmatig in de band verdeeld wordt; stopna ongeveer 10 minuten, trek de handrem aan en controleer opnieuwde bandenspanning;
❒ rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om de band telaten controleren en te repareren of om de band te laten vervangen; umoet dan absoluut aangeven dat de band is gerepareerd met Fix & Go.
BELANGRIJK Banden die met Fix & Go behandeld zijn, kunnen slechtstijdelijk worden gebruikt.
212
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
F0I0119m
Als u tijdens het herstellen van de bandenspanning er niet in slaagt de spanning opten minste 1,8 bar te brengen, mag niet verder worden gereden; wendt u tot deFiat-dealer.
ATTENTIE
ATTENTIEPlaats de sticker op een voor de bestuurder goed zichtbare plek om aan te gevendat de band behandeld is met Fix & Go. Rijd voorzichtig vooral in bochten. Rijdniet harder dan 80 km/h. Vermijd accelereren en bruusk remmen.
ATTENTIEAls de bandenspanning onder 1,3 bar is gedaald, mag niet verder worden gereden;wendt u tot de Fiat-dealer. Als de bandenspanning ten minste 1,3 bar bedraagt,moet de juiste bandenspanning worden hersteld (bij draaiende motor enaangetrokken handrem). Rijd vervolgens zeer voorzichtig verder.
213
STAR
TEN
EN R
IJDEN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
LA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
GLOEILAMP VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒ als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of dezekering niet doorgebrand is, voordat u de lampvervangt: zie voor de plaats van de zekeringen deparagraaf “Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk;
❒ controleer voordat u een defecte lamp vervangt ofde contacten niet zijn geoxideerd;
❒ vervang een defecte lamp door een exemplaar vanhetzelfde type en vermogen;
❒ als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen,controleer dan om veiligheidsredenen altijd of deafstelling nog goed is.
Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingersaanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden.Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u hem schoonwrijven met een doekje metalcohol en daarna laten drogen.
ATTENTIE
Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct wordenuitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificatiesvan het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE
ATTENTIEWij raden u aan defecte gloeilampen, indien mogelijk, door de Fiat-dealer te latenvervangen. De juiste werking en afstelling van de buitenverlichting zijn vanessentieel belang voor de rijveiligheid en bovendien wettelijk verplicht.
Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinterswegschieten.
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagenzijn: dit duidt niet op een defect maar is een natuurlijk verschijnsel datveroorzaakt wordt door de lage temperatuur en de luchtvochtig-heidsgraad en verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld. De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidtdaarentegen op het binnendringen van water; wendt u tot de Fiat-dealer.
TYPEN GLOEILAMPEN
Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd:
(A) Glasfittinglampen: deze zijn voorzien van een klemfitting. Verwijderde lamp door hem uit de houder te trekken.
(B) Gloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de houder doorhem iets in te drukken en linksom te draaien.
(C) Buislampen: trek de lamp uit de veercontacten.
(D) Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer los te hakenuit de zitting.
F0I0128m
214
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
215
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
Gloeilamp Figuur Type Vermogen
Grootlicht
Dimlicht
Parkeerlichten voor
Achterlichten
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers op het voorspatbord
Richtingaanwijzers achter
Mistlampen voor
Remlichten
Derde remlicht
Achteruitrijlicht
Mistachterlicht
Kentekenplaatverlichting
Plafondverlichting:- met kantelbaar lampenglas- met spotjes
Bagageruimteverlichting
55W
55W
5W
10W
21W
5W
21W
55W
21W
5W
21W
21W
5W
10W10W
5W
H1
H7
W5W
R10W
PY21W
W5W
P21W/PY21W
H3
P21W
W5W
P21W
P21W
W5W
C10W C10W
W5W
D
D
A
B
B
A
B
–
B
A
B
B
A
C C
A
216
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
GLOEILAMP BUITENVERLICHTINGVERVANGEN Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf“Gloeilamp vervangen”.
KOPLAMPUNITS
In de koplampunits zijn de gloeilampen voor het parkeerlicht, hetdimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer opgenomen.
De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst:
(1): parkeerlicht/grootlicht;
(2): dimlicht;
(3): richtingaanwijzers.
BELANGRIJK Monteer nadat de lampen vervangen zijn de deksels,waarbij de deksels goed vast moeten zitten (geborgd).
GROOTLICHT
Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (1), haak deborgveer (A) los en verwijder de lamp (B).
DIMLICHTEN
Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (2), haak deborgveer (A) los en verwijder de lamp (B).
F0I0138m
F0I0215m
F0I0186m
217
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
PARKEERLICHTEN VOOR
Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (1), trek de stekker(A) los en verwijder de lamp (B).
RICHTINGAANWIJZERS
Voor
Gloeilamp vervangen: verwijder het beschermdeksel (3), draai de stekker(A) rechtsom en verwijder de lamp (B).
Op voorspatbord
Gloeilamp vervangen:
❒ duw het lampenglas (A) in de richting van de pijl (tegen de rijrichtingvan de auto in) zodat de borgveer (B) wordt ingedrukt en verwijderde unit;
❒ draai het lampenglas (A) linksom en verwijder het; trek vervolgens degeklemde lamp (C) uit de zitting.
F0I0188m
F0I0187m
F0I0139m
218
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
MISTLAMPEN VOOR
Laat de lamp door de Fiat-dealer vervangen.
ACHTERLICHTUNIT
Gloeilamp vervangen:
❒ verwijder vanuit het interieur de bovenste kunststof dop (A) metbehulp van de schroevendraaier, zodat de moeren (B) zichtbaarworden;
❒ plaats vanuit de bagageruimte, het verlengstuk (C) op debevestigingsmoeren van de unit;
❒ steek de schroevendraaier (D) in het daarvoor bestemde gat op hetverlengstuk zelf, en draai vervolgens de moeren van de lichtunit los;
❒ trek de stekker los en draai de door de pijlen aangegeven schroevenlos;
❒ verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien(bajonetfitting).
F0I0163m
F0I0162m
219
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
De lampen zijn op de volgende wijze in de achterlichtunit geplaatst:
(A) - Gloeilamp van achterlicht
(B) - Gloeilamp van remlicht
(C) - Gloeilamp van richtingaanwijzer
(D) - Gloeilamp van:
❒ mistachterlicht (linker unit);
❒ achteruitrijlicht (rechter unit).
Derde remlicht
Gloeilamp vervangen:
❒ draai bij geopende achterklep de schroeven (A) los;
❒ haak de borging (B) los, open de lamphouder en verwijder degeklemde lamp (C).
F0I0099m
F0I0100m
F0I0213m
220
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
KENTEKENVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
❒ druk om de lamp te vervangen op de lip (A) en verwijder de lampunit;
❒ draai de lamphouder (B) linksom en verwijder de lamp (C).
F0I0102m
F0I0103m
221
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTINGVERVANGENZie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf“Gloeilamp vervangen”.
INTERIEURVERLICHTING
Met kantelbaar lampenglas
Gloeilamp vervangen:
❒ verwijder het plafondlampje door op de zijkant van het geklemdelampenglas te drukken op het door de pijl aangegeven punt;
❒ open de lamphouder (A) en vervang de lamp.
F0I0135m
F0I0132m
222
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
Met spotjes
Gloeilamp vervangen:
❒ verwijder het plafondlampje (A) op de door de pijlen aangegevenpunten;
❒ open de lamphouder (B) en vervang de lamp.
BAGAGERUIMTEVERLICHTING (indien aanwezig)
Gloeilamp vervangen:
❒ verwijder het lampenglas (A) in de richting van de pijl;
❒ til het beschermdeksel (B) op en vervang de geklemde lamp.
F0I0133m
F0I0134m
F0I0101m
223
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
F0I0239m
ZEKERINGEN VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekeringbrandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem.
Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of dezekering niet is doorgebrand. De verbindingsstrip (A) mag nietonderbroken zijn. Is dit wel het geval, dan moet u de zekering vervangendoor een exemplaar met dezelfde stroomsterkte (ampère) (zelfde kleur).
(B): zekering in goede staat;
(C): zekering met doorgebrande strip.
Gebruik het tangetje (D), dat zich in de zekeringenkast bevindt, voor hetvervangen van de zekeringen.
Vervang een defecte zekering nooit door ander materiaal.
ATTENTIE
Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE) doorbrandt, voer dan geen enkele reparatie uit maarwendt u tot de Fiat-dealer. Controleer, voordat u een zekering vervangt, of de contactsleuteluit het contactslot is genomen en alle stroomgebruikers uit staan en/of zijn uitgeschakeld.
ATTENTIE
Vervang een zekering nooit door een zekering met een hogere stroomsterkte(ampère); BRANDGEVAAR.
ATTENTIEAls de zekering opnieuw doorbrandt, wendt u dan tot de Fiat-dealer.
224
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN
De zekeringen van de auto bevinden zich in twee zekeringenkastjes, één op het dashboard en één in demotorruimte.
Zekeringenkastje op het dashboard
De zekeringen in het zekeringenkastje zijn bereikbaar nadat de twee schroeven (A) zijn losgedraaid en het dekseltje(B) is geopend. De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgendepagina’s aangegeven.
F0I0060m
A
B
F34
F36
F52
F45
F46
F33
F39
F41
F47
F48
F38
F43
F32
F37
F49
F53
F40
F50
F42
F35
F31
F44
F51
F12
F13
225
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
Zekeringenkastje in de motorruimte
De zekeringen in het zekeringenkastje zijn bereikbaar nadat de borgveren (A) zijn losgehaakt en het dekseltje (B) isverwijderd. De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgende pagina’saangegeven.
F0I0059m
F02
F01
F06
F07
F05
F04
F03
F18
F21
F17
F22
F11
F23
F20F54
F55
F14
F08
F15
F10
F19
F16
F30
F09
A
A
A
B
226
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
TABEL
GLOEILAMP
Grootlicht rechts
Grootlicht links
Dimlicht rechts
Dimlicht links
Bagageruimteverlichting
Waarschuwingsknipperlichten
Mistlampen voor
Richtingaanwijzers
Verlichting componenten op dashboard
Verlichting aansteker
Verlichting
Plafondverlichting
Instrumentenpaneel en controlelampjes (voeding via start-/contactslot)
Instrumentenpaneel en controlelampjes (voeding via accu)
Achteruitrijlichten
Remlichten
Kentekenplaatverlichting
Derde remlicht
VERBRUIKERS
Asbak
Airbag
Voeding zekeringenkast dashboard: optionals
ZEKERING
F12
F13
F14
F15
F39
F53
F30
F53
F51
F51
F32
F39
F37
F53
F31
F37
F51
F37
ZEKERING
F44
F50
F02 - MAXI FUSE
AMPÈRE
10
10
10
10
10
10
15
10
7,5
7,5
15
10
10
10
7,5
10
7,5
10
AMPÈRE
20
7,5
40
227
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
VERBRUIKERS
Voeding zekeringenkast dashboard: standaard uitrusting
Voeding schakelaar handbediende airconditioning
Voeding ABS/ESP
Elektrische ruitbediening rechtsvoor
Elektrische ruitbediening linksvoor
Portiervergrendeling
Spoelen van relais in relaiskast motorruimte
Bobines van ontsteking
Verbruikers motormanagementsysteem
Regeleenheid ABS (via start-/contactslot)
Regeleenheid motor (+ accu)
Regeleenheid motor (voeding)
Regeleenheid motor (via start-/contactslot)
Regeleenheid parkeersensoren
Regeleenheid voorgloei-installatie
Claxon
Aircocompressor
Koplampverstelling
Startsysteem
Magneetklep benzinedamp-opvangsysteem
Verwarming dieselfilter
Impulsgever snelheidsmeter
Voorgloei-systeem
ZEKERING
F01 - MAXI FUSE
F31
F04 - MAXI FUSE
F48
F47
F38
F31
F22
F11
F42
F18
F17
F16
F31
F11
F10
F19
F13
F03 - MAXIFUSE
F11
F20
F11
F54 - MAXI FUSE
AMPÈRE
70
7,5
60
20
20
20
7,5
20
15
7,5
7,5
10
7,5
7,5
15
15
7,5
10
20
15
20
15
60
228
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
GEBRUIKERS
Subwoofer-systeem
Inspuitventielen
Koplampsproeiers
Achterruitverwarming
Elektroventilateur koelsysteem (uitvoeringen 1.28V en 1.216V met verwarming)
Brandstofpomp (uitvoering 1.28V)
Brandstofpomp
Ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp
Eerste snelheid elektroventilateur (uitvoeringen 1.28V en 1.216V met handbediende airconditioning)
Eerste snelheid elektroventilateur (uitvoeringen 1.816V en 1.9JTD)
Tweede snelheid elektroventilateur (uitvoeringen 1.28V en 1.216V met handbediende airconditioning)
Tweede snelheid elektroventilateur (uitvoeringen 1.816V en 1.9JTD)
Stoelverwarming voor
Sensor water in brandstoffilter (dieseluitvoeringen)
Services + 30 (autoradio, regeleenheid automatische airconditioning, inbouwvoorbereiding mobiele telefoon, diagnosestekker EOBD)
Services + 15 (autoradio, schakelaar automatische airconditioning, cruise-control, uitschakeling ASR-systeem, inbouwvoorbereiding mobiele telefoon, schakelaarverlichting op dashboard, schakelaar stoelverwarming, sensoren ESP-systeem, regensensor, waarschuwingslampje niet omgelegde veiligheidsgordel)
Schakelaar op rempedaal
Elektrische stuurbekrachtiging
Elektrische stuurbekrachtiging
Lambdasonde
ZEKERING
F36
F22
F09
F40
F06 - MAXI FUSE
F22
F21
F43
F06 - MAXIFUSE
F06 - MAXIFUSE
F07 - MAXIFUSE
F07 - MAXIFUSE
F45
F35
F39
F49
F42
F35
F05 - MAXIFUSE
F11
AMPÈRE
15
20
20
25
30
20
15
30
30
30
50
40
15
10
10
7,5
7,5
10
60
15
229
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
VERBRUIKERS
Relais motorkoelsysteem
Relais regeleenheid motor
Verwarming elektrisch verstelbare spiegels
Ruitenwissers
Achterruitwisser
Opendak
Aanjager
Beschikbaar
Beschikbaar
ZEKERING
F18
F16
F41
F43
F52
F46
F08
F33
F34
AMPÈRE
7,5
7,5
7,5
30
15
15
30
–
–
230
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ACCU OPLADENBELANGRIJK De beschrijving van de procedure voorhet opladen van de accu dient slechts ter informatie.Het is raadzaam deze werkzaamheden door de Fiat-dealer te laten uitvoeren.
We raden u aan de accu langzaam en met een lagestroomsterkte (ampère) gedurende ca. 24 uur op teladen. Als u de accu langer oplaadt, kan de accuworden beschadigd.
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❒ maak de minklem los van de accu;
❒ sluit de kabels van het laadapparaat aan op deaccupolen; let hierbij op de polariteit;
❒ schakel de acculader in;
❒ aan het einde van het opladen: schakel eerst deacculader uit en koppel dan de accu los;
❒ sluit de minklem weer aan op de accu.
ATTENTIEDe vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en deogen. Het opladen van de accu moet worden uitgevoerd in een goed geventileerderuimte, ver verwijderd van open vuur en vonkvormende apparaten: brand- enontploffingsgevaar.
ATTENTIEProbeer een bevroren accu niet op te laden: eerst moet de accu ontdooid worden,anders loopt u het risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren is geweest,moet worden gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn (risico op kortsluiting)en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en corrosieve vloeistofkan weglekken.
231
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
OPKRIKKEN VAN DE AUTO
MET DE BOORDKRIK
Zie de paragraaf “Wiel verwisselen” in dit hoofdstuk.
MET DE GARAGEKRIK
Voorzijde
De auto mag uitsluitend worden opgekrikt met de hefarm van de krikonder versnellingsbak/differentieel. Hierbij moet een blokje rubbergebruikt worden (zie de figuur).
Aan de zijkant
De auto mag uitsluitend worden opgekrikt door de hefarm van de krik bijde betreffende merktekens te plaatsen, zoals is aangegeven in de figuur.Gebruik hierbij een blokje rubber van voldoende omvang.
MET EEN HEFBRUG
De auto moet zo opgekrikt worden dat de uiteinden van de hefarmenzich op de in de figuur aangegeven plaatsen bevinden.
F0I0171m
F0I0172m
F0I0173m
232
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
SLEPEN VAN DE AUTOBij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich in degereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN
Ga als volgt te werk:
❒ verwijder met een schroevendraaier de dop (A) in de bumper op dedoor de pijl aangegeven plek;
❒ verwijder het sleepoog uit de houder;
❒ draai het sleepoog (B) geheel op de schroefdraad achter of voor.
F0I0238m
F0I0251m
233
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
SLEPEN VAN AUTO’ S MET SPEEDGEAR OFDUALOGIC VERSNELLINGSBAK
Bij uitvoeringen die zijn uitgerust met een Speedgearof Dualogic versnellingsbak moet, naast het uitvoerenvan de bovenstaande aanwijzingen, het bij ditinstructieboekje behorende supplement wordengeraadpleegd.
ATTENTIE
Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en vervolgens in stand STOP zonderde contactsleutel te verwijderen. Als de contactsleutel wordt verwijderd, schakeltautomatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen.
ATTENTIE
Start de motor niet tijdens het slepen van de auto.
ATTENTIEHoud er bij het slepen rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging nietwerken, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal enhet stuur. Gebruik voor het slepen geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatigmogelijk. Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel geen carrosseriedelen kanbeschadigen. Houdt u bij het slepen van een auto aan de wettelijke voorschriften.Dit geldt zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag naar andere weggebruikers.
234
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOOOOONNNNDDDDEEEERRRRHHHHOOOOUUUUDDDD VVVVAAAANNNN DDDDEEEE AAAAUUUUTTTTOOOOGEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ......................... 235ONDERHOUDSSCHEMA ................................................. 236JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA ...................................... 238AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN ........................ 238NIVEAUS CONTROLEREN ............................................. 241POLLENFILTER .................................................................... 249LUCHTFILTER ...................................................................... 249DIESELFILTER (green filter) .............................................. 252ACCU ..................................................................................... 253WIELEN EN BANDEN ....................................................... 257RUBBER SLANGEN ............................................................ 259RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ..................... 259KOPLAMPSPROEIERS ........................................................ 261CARROSSERIE ...................................................................... 262INTERIEUR ............................................................................ 264
234
235
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
235
GEPROGRAMMEERDONDERHOUDDoelmatig onderhoud is een beslissende factor vooreen lange levensduur onder optimale omstandigheden.
Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks controle- enonderhoudsbeurten samengesteld die iedere 20.000km moeten worden uitgevoerd.
Bedenk echter dat het geprogrammeerd onderhoudniet volledig toereikend is om de auto in optimale staatte houden: zowel in de beginperiode voor deservicebeurt bij 20.000 km als daarna, tussen tweeservicebeurten in, moet regelmatig wat aandacht aande auto worden geschonken. Controleer bijvoorbeeldregelmatig de bandenspanning en de vloeistofniveausen vul deze laatste zonodig ook bij.
BELANGRIJK De servicebeurten van hetgeprogrammeerd onderhoud zijn door de fabrikantvoorgeschreven. Het niet uitvoeren van dezeservicebeurten kan het vervallen van de garantie totgevolg hebben.
De werkzaamheden van het geprogrammeerdonderhoud kunnen door alle Fiat-dealers tegen vastetarieftijden worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens hetuitvoeren van de diverse inspecties en controles vanhet geprogrammeerd onderhoud worden uitsluitendna toestemming van de klant uitgevoerd.
BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele kleinedefecten onmiddellijk door de Fiat-dealer te latenverhelpen en daarmee niet te wachten tot de volgendeservicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken vanaanhangers moeten er kortere intervallen wordenaangehouden voor de werkzaamheden van hetgeprogrammeerd onderhoud.
236
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOONDERHOUDSSCHEMA
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en sproeiermonden afstellen.
Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren.
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren (uitvoering 1.816V)
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.)
Spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel afstellen (behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)
Conditie van diverse aandrijfriemen visueel controleren
Klepspeling controleren/afstellen (uitvoeringen 1.9 JTD en 1.9 Multijet)
236
20 40 60 80 100 120 140 160 180
● ● ● ● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ●
● ● ● ●
● ● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ●
●
● ● ● ●
● ● ● ● ●
237
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
x 1000 km
Klepspeling controleren/afstellen (uitvoering 1.28V)Handrem controleren/afstellenUitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren (dieseluitvoeringen)Benzinedamp-opvangsysteem controleren (benzine-uitvoeringen)Brandstoffilter vervangen (“green filter”) (dieseluitvoeringen)Luchtfilter vervangen (benzine-uitvoeringen)Luchtfilter vervangen (uitvoeringen 1.9 JTD en 1.9 Multijet) (❏)Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.)Getande distributieriem controleren (■)Getande distributieriem vervangen (*) (■)Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen)Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker) Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controlerenMotorolie verversen (❏)Oliefilter vervangen (❏)Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)
(*) Of iedere 3 jaar als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt, zoals:- langdurig gebruik in warme en koude klimaten;- in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor;- gebruik op zeer stoffige wegen of op wegen met veel zand en/of strooizout.Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en gebruiksomstandigheden van de auto.
(❏) Iedere 30.000 km bij uitvoering 1.3 Multijet(■) Behalve uitvoering 1.3 Multijet
20 40 60 80 100 120 140 160 180
● ● ● ●
● ● ● ●
● ● ● ●
● ●
● ● ●
● ● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ●
● ●
●
● ● ● ●
● ● ● ●
● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ●
● ● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ●
238
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
238
JAARLIJKS INSPECTIESCHEMAVoor auto’s waarmee jaarlijks minder dan 20.000 kmwordt gereden (bijvoorbeeld ongeveer 15.000 km) iser een jaarlijks inspectieschema dat het volgendeomvat:
❒ banden op conditie en slijtage controleren enbandenspanning eventueel herstellen (inclusief hetreservewiel);
❒ werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte,interieur, waarschuwings-/controlelampjes, enz.)controleren;
❒ werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achtercontroleren en sproeiermonden afstellen;
❒ stand wisserbladen voor en achter controleren enwisserbladen op slijtage controleren;
❒ remblokken voor (schijfremmen) op conditie enslijtage controleren;
❒ visueel de conditie controleren van: motor,versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat-, brandstof- enremleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen,enz.) en rubber slangen van rem- enbrandstofsysteem;
❒ acculading controleren (met behulp van optischehydrometer);
❒ conditie van diverse aandrijfriemen visueelcontroleren;
❒ vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen(motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,accu, enz.);
❒ motorolie verversen;
❒ motoroliefilter vervangen;
❒ pollenfilter vervangen (indien aanwezig).
AANVULLENDEWERKZAAMHEDENIedere 1.000 km of voor een lange reis controleren eneventueel bijvullen:
❒ niveau van de motorkoelvloeistof;
❒ niveau van de remvloeistof;
❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❒ conditie en spanning van de banden.
Iedere 3.000 km het motoroliepeil controleren eneventueel bijvullen.
Gebruik bij voorkeur producten van de FL Seleniaomdat die speciaal zijn afgestemd op de Fiat-modellen(zie de “Vullingstabel” in het hoofdstuk “Technischegegevens”).
239
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
239
BELANGRIJK - Motorolie
Vervang de motorolie vaker dan in hetonderhoudsschema staat aangegeven als de autooverwegend onder zware bedrijfsomstandighedenrijdt, zoals:
❒ trekken van aanhangers of caravans;
❒ rijden op stoffige wegen;
❒ veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bijbuitentemperaturen onder nul;
❒ veel langdurig stationair-draaiende motor of langeritten bij lage snelheden (bijv. bij gebruik als taxi ofbij huis-aan-huis bezorging).
BELANGRIJK - Luchtfilter
Als de auto over stoffige wegen rijdt, moet hetluchtfilter vaker worden vervangen dan in het“Onderhoudsschema” staat aangegeven.
Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval vanmotorolie en luchtfilter in relatie tot het gebruik vande auto de Fiat-dealer.
BELANGRIJK - Pollenfilter
Als de auto veel over stoffige wegen rijdt of bijgeconcentreerde luchtvervuiling, moet het pollenfiltervaker worden vervangen; dit is vooral raadzaam alseen beperking in de capaciteit van de ventilatie wordtgeconstateerd.
BELANGRIJK - Dieselfilter
Door het gebruik van dieselbrandstof van een kwaliteitdie niet overeenkomt met de Europese specificatieEN590, kan het noodzakelijk zijn het brandstoffiltervaker te vervangen dan in het “Onderhoudsschema”staat aangegeven.
240
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOBELANGRIJK - Accu
Wij raden u aan de acculading voor het begin van dewinter te controleren, om de mogelijkheid vanbevriezing van het elektrolyt te voorkomen.
Voer deze controle vaker uit als de auto overwegendvoor korte trajecten wordt gebruikt, of als eraccessoires zijn gemonteerd die permanent, ook bijuitgeschakeld contact, stroom verbruiken. Dit geldt inhet bijzonder voor achteraf aangebrachte accessoires.Als de auto in warme klimaten wordt gebruikt ofonder zeer zware bedrijfsomstandigheden, dan moetde acculading (elektrolyt) vaker gecontroleerd wordendan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven.
240
Vertrouw het onderhoud in principe toe aan de Fiat-dealer. Als u toch zelf onderhoud of kleinereparaties verricht, controleer dan of u over het juiste speciale gereedschap en de noodzakelijkeoriginele Fiat-onderdelen en de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen beschikt. Voer niet zelfonderhoudswerkzaamheden uit, als u daarmee geen ervaring hebt.
241
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
241
NIVEAUS CONTROLERENBELANGRIJK Tijdens hetbijvullen mogen de vloeistoffenmet verschillende specificatiesniet gemengd worden: als despecificaties van de vloeistoffenverschillen, kan de auto ernstigbeschadigd worden.
BELANGRIJK Rook nooit tijdenswerkzaamheden in demotorruimte: er kunnen lichtontvlambare gassen aanwezigzijn; brandgevaar.
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof - 5 Koelvloeistof.
1
5
43
2
F0I0231muitvoering 1.28V
F0I0072m
uitvoeringen 1.216V en 1.416V
242
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof -5 Koelvloeistof
F0I0233muitvoering 1.816V
F0I0148muitvoering 1.3 Multijet
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof -5 Koelvloeistof
243
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
1 2
3 45
F0I0211m
uitvoeringen 1.9JTD - 1.9 Multijet
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof - 4 Ruiten-/koplampsproeiervloeistof - 5 Koelvloeistof
MOTOROLIE
Oliepeil controleren
Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat enenige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor.
Het oliepeil moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op de oliepeilstokstaan. Het verschil tussen het MIN - en MAX-merkteken komt overeenmet ongeveer 1 liter olie.
Motorolie bijvullen
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet ervia de olievulopening motorolie tot aan het MAX-merkteken wordenbijgevuld. Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden.
BELANGRIJK Als het motoroliepeil, na regelmatige controles, boven hetMAX-niveau blijft, wendt u dan tot de Fiat-dealer om het juiste niveau telaten herstellen.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van de olie, moet u demotor enige seconden laten draaien, vervolgens de motor uitzetten en naenige minuten het oliepeil controleren.
244
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO F0I0130m
F0I0208m
F0I0205m
uitvoering 1.28V
uitvoeringen 1.216V en 1.416V
uitvoering 1.816V
245
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTOF0I0204m
F0I0151m
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer 400gram per 1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Ditbetekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5000 ÷ 6000 kmstabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en degebruiksomstandigheden van de auto.
BELANGRIJK Vul nooit motorolie bij met andere specificaties dan de oliewaarmee de motor is gevuld.
uitvoering 1.3 Multijet
uitvoeringen 1.9JTD - 1.9 Multijet
ATTENTIEWees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en demotor nog warm is, om brandwonden te voorkomen. Onthoud dat bij een warmemotor de elektroventilateur onverwacht kan inschakelen: kans op verwonding. Pasop met sjaals, dassen of loszittende kledingstukken omdat ook deze door debewegende onderdelen kunnen worden gegrepen.
Afgetapte motorolie en gebruikte oliefilters bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Het is raadzaam om het verversen van de motorolie en het vervangen van het oliefilter door deFiat-dealer te laten uitvoeren.
KOELVLOEISTOF VAN HET MOTORKOELSYSTEEM
Het niveau van de koelvloeistof moet gecontroleerd worden bij eenkoude motor en moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op hetexpansiereservoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door een mengsel van 50% gedemineraliseerdwater en PARAFLU UP van FL Selenia, langzaam via de vulopening vanhet expansiereservoir te gieten.
Een mengsel van PARAFLU UP en gedemineraliseerd water in eenmengverhouding van 50% beveiligt tot een temperatuur van –35°C.
BELANGRIJK Draai bij een warme motor de dop van hetexpansiereservoir nooit los: gevaar voor verbranding.
246
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
F0I0054m
F0I0147m
Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop zonodig alleen door eenexemplaar van hetzelfde type, anders kan de werking van het systeem in gevaarworden gebracht.
ATTENTIE
ATTENTIEHet motorkoelsysteem gebruikt PARAFLU UP-koelvloeistof. Als eventueel moetworden bijgevuld, gebruik dan vloeistof met dezelfde specificaties als waarmee hetmotorkoelsysteem is gevuld. PARAFLU UP-koelvloeistof kan niet worden gemengdmet welke andere koelvloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motorabsoluut niet worden gestart en moet u zich tot de Fiat-dealer wenden.
247
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
F0I0145m
RUITENSPROEIER-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF
Verwijder dop (A) en vul het reservoir met een mengsel van water enTUTELA PROFESSIONAL SC 35 in de volgende mengverhouding:
❒ 30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70% water in de zomer;
❒ 50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 50% water in de winter.
Bij temperaturen onder –20°C, TUTELA PROFESSIONAL SC 35onverdund gebruiken.
Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het reservoir.
ATTENTIE Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers zijn vanfundamenteel belang voor een optimaal zicht.
ATTENTIEEnkele in de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. In demotorruimte bevinden zich warme onderdelen die bij contact de vloeistof kunnen doenontbranden.
REMVLOEISTOF
Controleer of de remvloeistofniveau nog op het maximum niveau staat.
Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt dievoldoet aan de “DOT 4”-specificaties. Het verdient aanbeveling TUTELATOP 4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde remvloeistof, waarmee hetremsysteem door de fabriek is gevuld.
BELANGRIJK De remvloeistof is hygroscopisch (trekt water aan).Daarom verdient het aanbeveling, als de auto overwegend wordt gebruiktin gebieden met een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof vaker tevervangen dan in het “Onderhoudsschema” staat aangegeven.
248
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
F0I0055m
Het symbool π op het reservoir geeft aan dat synthetische remvloeistof en geen minerale vloei-stof moet worden gebruikt. Het gebruik van minerale vloeistoffen moet absoluut worden verme-den, omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen kunnen worden beschadigd.
ATTENTIE
ATTENTIEDe remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordtgemorst, moet de lak onmiddellijk worden gewassen met water en zeep en daarnamet veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient onmiddellijk een arts teworden geraadpleegd.
Wees voorzichtig als u de dop van het reservoir losdraait om te voorkomen dat de vloeistof incontact komt met de lak. Als dit toch gebeurt, moet de lak onmiddellijk met water wordenafgespoeld.
249
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
POLLENFILTERDit bevindt zich onder het dashboard dicht bij de middenconsole aanpassagierszijde.
VERVANGEN
Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel en neem het tevervangen filterelement uit.
LUCHTFILTER
VERVANGEN
Uitvoering 1.28V
Draai de schroeven aan de zijkant en die op het deksel van het luchtfilterlos, verwijder het deksel (A) en neem het te vervangen filterelement (B)uit.
F0I0152m
F0I0218m
F0I0219m
Uitvoeringen 1.216V en 1.416V
Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het tevervangen filterelement (C) uit.
Uitvoering 1.3 Multijet
Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het tevervangen filterelement (C) uit.
250
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
F0I0061m
F0I0062m
F0I0149m
251
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTOF0I0220m
F0I0221m
F0I0150m
Uitvoeringen 1.816V - 1.9JTD - 1.9 Multijet
Draai de schroeven (A) los, verwijder het deksel (B) en neem het tevervangen filterelement (C) uit.
DIESELFILTER (“green filter”)
CONDENS AFTAPPEN (dieseluitvoeringen)
BELANGRIJK Water in het brandstofsysteem kan hetinspuitsysteem ernstig beschadigen en de motoronregelmatig doen laten draaien. Als hetwaarschuwingslampje c op het instrumentenpaneelgaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt eenwaarschuwing op het instelbare multifunctioneledisplay), wendt u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealerom het systeem te laten aftappen.
252
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
ATTENTIEWater in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en demotor onregelmatig doen laten draaien. Als het waarschuwingslampje c op hetinstrumentenpaneel gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt eenwaarschuwing op het instelbare multifunctionele display), wendt u danonmiddellijk tot de Fiat-dealer om het systeem te laten aftappen.
253
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
Helderwitte kleur
Donkere kleur zonder groen middenstuk
Donkere kleur met groen middenstuk
Elektrolyt bijvullen
Accu niet voldoende opgeladen
Niveau elektrolyt en acculading onvol-doende
Wendt u tot de Fiat-dealer
Accu opladen (het is raadzaam ditdoor de Fiat-dealer te laten uitvoeren)
Geen enkele handeling
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en deogen. Houd open vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van de accu: brand-en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE
ATTENTIEAls de accu werkt met een zeer laag vloeistofniveau, ontstaat onherstelbare schadeaan de accu en kan de accu openbarsten.
ACCUDe accu van de Fiat Punto is “onderhoudsarm”: onder normaleomstandigheden hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te worden metgedestilleerd water.
ACCULADING CONTROLEREN
De acculading kan gecontroleerd worden door de kleur van de optischemeter, die zichtbaar is via de inspectieopening, te controleren.
Zie de volgende tabel of de sticker (zie de afbeelding) op de accu.F0I0058m
254
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
254
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een originele accumet dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een accu metandere specificaties, vervallen deonderhoudsintervallen die in het“Onderhoudsschema” staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zichstrikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikantvan de accu.
Accu’s bevatten zeer schadelijke stoffen voor het milieu. Het verdient aanbeveling een defecte accudoor de Fiat-dealer te laten vervangen. De dealer beschikt over de uitrusting voor het opmilieuvriendelijke wijze en conform de wettelijke bepalingen verwerken van defecte accu’s.
Onoordeelkundige montage van elektrische apparatuur kan ernstige schade toebrengen aan deauto. Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren (diefstalalarm, mobiele telefoon, enz.),raden wij u aan contact op te nemen met de Fiat-dealer. Deze kan u de meest geschikte installatiesaanraden en controleren of het noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren.
ATTENTIE
Als u de auto langere tijd stalt in extreem koude omstandigheden moet, ombevriezing te voorkomen, de accu worden verwijderd en op een verwarmde plaatsworden bewaard.
ATTENTIE
Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de accu, moet u uw ogen altijdbeschermen met een speciale bril.
255
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
255
PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR VAN DE ACCU TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voorkomen ende levensduur te verlengen, dient u de volgendeaanwijzingen nauwkeurig op te volgen.
❒ wanneer u de auto parkeert, controleer dan of deportieren, de motorkap en de achterklep goedgesloten zijn; de plafondverlichting moet gedoofdzijn;
❒ schakel de plafondverlichting uit: de auto is in iedergeval uitgerust met een systeem voor automatischeuitschakeling van de interieurverlichting;
❒ voorkom zoveel mogelijk het gebruik vanstroomverbruikers als de motor uitstaat (bijv.autoradio, waarschuwingsknipperlichten);
❒ maak voordat werkzaamheden aan de elektrischeinstallatie van de auto worden uitgevoerd eerst deminpool van de accu los.
❒ de klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd.
BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijdminder dan 50% geladen is (optische hydrometer isdonker gekleurd zonder groen middenstuk), raaktdoor sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt decapaciteit en het startvermogen terug. Ook is de accudan gevoeliger voor bevriezing (bij temperaturenonder -10°C).
Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie dan deparagraaf “Auto langere tijd stallen” in het hoofdstuk“Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wiltmonteren die constante voeding nodig hebben(diefstalalarm, handsfree kit, enz.), of accessoires diede elektrische installatie zwaar belasten, wendt u dantot de Fiat-dealer. Deze kan u de meest geschikteinstallaties uit het Fiat Lineaccessori-programmaaanraden en controleren of de elektrische installatievan de auto geschikt is voor het extra stroomverbruikof dat het noodzakelijk is een accu met een groterecapaciteit te monteren.
256
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
256
Deze stroomverbruikers blijven continu stroomverbruiken ook als de motor is uitgezet, waardoor deaccu geleidelijk kan ontladen.
Het totale energieverbruik van deze accessoires(standaard en achteraf gemonteerde accessoires) moetminder zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu), zoals in devolgende tabel staat vermeld:
Accu van Maximaal toegestaan stroomverbruik
40 Ah 24 mA
44 Ah 27 mA
50 Ah 30 mA
257
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
WIELEN EN BANDENDe spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet om de tweeweken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. De bandenspanningmoet bij koude banden worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe; zie voor de juistewaarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk“Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage vande banden:
(A): juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.
(B): te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak.
(C): te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlakminder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen van hetland waarin u rijdt.
BELANGRIJKE TIPS
❒ Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, hardecontacten tussen banden en stoepranden, kuilen, en andere obstakels.Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden beschadigen.
❒ Controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en bultenof slijtplekken op het loopvlak. Als dit het geval is, wendt u dan tot deFiat-dealer.
F0I0177m
258
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
258
❒ Rijd nooit met een te zwaar beladen auto:hierdoor kunnen de banden en de velgenernstig beschadigd worden;
❒ Stop zo snel mogelijk bij een lekke band enverwissel het wiel om beschadiging van deband, de velg, de wielophanging en destuurinrichting te voorkomen.
❒ Banden verouderen, ook als zij weinig ofnooit gebruikt zijn. Scheurtjes in hetloopvlak en op de wangen geven aan datde band verouderd is. Banden die langerdan zes jaar onder een auto gemonteerdzijn, moeten dan ook door een specialistworden gecontroleerd. Dit geldt in hetbijzonder voor het reservewiel.
❒ Monteer nooit gebruikte banden ofbanden, waarvan de herkomst onbekendis.
❒ Bij de montage van een nieuwe band moetook het ventiel vernieuwd worden.
❒ Om een gelijke slijtage van de banden opde vooras en de achteras te verkrijgen, ishet raadzaam de banden om de 10.000 ÷15.000 km van as te verwisselen. Hierbijmoeten de banden aan dezelfde zijde vande auto gemonteerd blijven, zodat eenomkering van de draairichting wordtvoorkomen.
ATTENTIEBedenk dat de wegligging ook afhankelijk is van een juiste bandenspanning.
ATTENTIEDoor een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor eronherstelbare inwendige schade aan de band kan ontstaan.
ATTENTIEVerwissel de banden niet kruiselings, waarbij de banden van de rechterzijde aan delinkerzijde en omgekeerd worden gemonteerd.
Voer geen lakwerkzaamheden uit bij lichtmetalen velgen die een temperatuurvereisen boven 150°C. De mechanische eigenschappen van de wielen kunnenhierdoor in gevaar worden gebracht.
ATTENTIE
259
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
259
RUBBER SLANGENHoud voor de rubber slangen van het rem- enbrandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriftenvan het “Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk aan.
Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langeretijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgenervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren,waardoor het betreffende systeem gaat lekken.Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER
WISSERBLADEN
Maak de wisserbladen regelmatig schoon met eenschoonmaakmiddel; wij raden TUTELAPROFESSIONAL SC 35 aan.
Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd ofversleten is. Het verdient aanbeveling ten minste eenmaal per jaar de wisserbladen te vervangen.
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is hetmogelijk beschadigingen van het rubber te voorkomen.
❒ wanneer de temperatuur onder 0°C is gedaald,moet gecontroleerd worden of er geen ijs tussenwisserblad en ruit zit; maak de wissers zonodig vrijmet een anti-vriesmiddel;
❒ verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van deruit om de wisserbladen te beschermen enoververhitting van de ruitenwissermotor tevoorkomen;
❒ schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet opeen droge ruit in.
ATTENTIE Rijden met versleten ruitenwisserbladen is gevaarlijk, omdat ze het zicht onderextreme atmosferische omstandigheden aanzienlijk beperken.
260
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
F0I0181m
F0I0182m
Wisserbladen vervangen
Ga als volgt te werk:
❒ til de wisserarm (A) van de voorruit en plaats het wisserblad ondereen hoek van 90° ten opzichte van de arm;
❒ druk op de lip (B) van de veerklem en verwijder het wisserblad van dearm (A);
❒ monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wisserarmmoet vallen; controleer of het wisserblad geborgd is.
Wisserblad achter vervangen
Ga als volgt te werk:
❒ kantel het dopje (A) omhoog, draai de moer (B) los, waarmee dewisserarm aan de as is bevestigd, en neem de arm van de as;
❒ plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en draai de moerzorgvuldig vast;
❒ kantel het dopje naar beneden.
261
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
F0I0206m
F0I0207m
F0I0169m
RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers)
Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst het niveau inhet ruitensproeiertankje (zie de paragraaf “Niveaus controleren” in dithoofdstuk.
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden niet verstopt zijn.Deze kunnen zonodig met een speld worden doorgeprikt.
U kunt de richting van de sproeiermonden afstellen door met eenschroevendraaier in de uitsparing (A) te draaien.
De stralen moeten op ongeveer 1/3 van de bovenkant van de ruitworden gericht.
Achterruit (achterruitsproeier)
U kunt de richting van de sproeiermond op dezelfde manier afstellen alsbij de ruitensproeier voor. De sproeiermond bevindt zich boven deachterruit.
KOPLAMPSPROEIERSControleer regelmatig of de koplampsproeiers schoon en in goede staatzijn.
De koplampsproeiers werken automatisch als het dim-/grootlicht brandten de ruitensproeiers worden ingeschakeld.
262
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
262
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHEINVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:
❒ luchtverontreiniging;
❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid(gebieden aan zee, warm en vochtig klimaat);
❒ omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende elementen, zoalsstoffige omgeving, opwaaiend zand, modder ensteenslag op de lak en de onderzijde moet niet wordenonderschat.
Fiat heeft voor de Fiat Punto de beste technologischeoplossingen toegepast om de carrosserie efficiënttegen roest te beschermen.
De belangrijkste zijn:
❒ de toepassing van aangepaste spuittechnieken enlakproducten die de auto de benodigde weerstandtegen roest en schurende elementen verlenen;
❒ het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid;
❒ het aanbrengen van een gespoten beschermendewaslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in demotorruimte en verschillende holle ruimtes, meteen hoog beschermend vermogen;
❒ het aanbrengen van een beschermende kunststoflaag op kwetsbare delen: onderzijde van deportieren, binnenzijde van de spatborden, naden,randen, enz.;
❒ toepassing van “open” holle ruimtes omcondensvorming te voorkomen en binnendringendwater af te voeren, waardoor roest van binnenuitwordt voorkomen.
CARROSSERIEGARANTIE
Bij de Fiat Punto is de carrosserie tegen doorroestenvan alle originele componenten van de carrosserie envan alle dragende delen gegarandeerd. Voor despecifieke voorwaarden van deze garantie wordtverwezen naar het boekje “SERVICE ENGARANTIEHANDLEIDING”.
263
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
263
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DECARROSSERIE
Lak
De lak heeft behalve een esthetische functie ook eenbeschermende functie.
Daarom moeten beschadigingen van de laklaag, zoalskrassen, onmiddellijk worden bijgewerkt omroestvorming te voorkomen. Het bijwerken dient metde originele lak te worden uitgevoerd (zie “Plaatje metinformatie over de carrosserielak” in het hoofdstuk“Technische gegevens”).
Het normale onderhoud van de auto beperkt zich totwassen, waarbij de frequentie afhankelijk is van hetgebruik van de auto en van de omgeving. Het israadzaam de auto vaker te wassen bij sterkeluchtverontreiniging of bij het rijden over wegen metstrooizout.
De juiste wasmethode:
❒ verwijder de antenne van het dak als u de auto ineen wastunnel wast, om te voorkomen dat dezebeschadigt;
❒ spoel de auto eerst met een waterstraal onder lagedruk af;
❒ was de auto met een zachte spons met eenoplossing van neutrale zeep; spoel daarbij de sponsregelmatig uit;
❒ spoel de auto af met schoon water en droog deauto met warme lucht of een schone, zachte zeem.
De minder zichtbare delen zoals randen van portieren,achterklep, motorkap en de koplampranden moetenniet vergeten worden, omdat daar water kan blijvenstaan. Het verdient aanbeveling de auto na het wassenniet onmiddellijk binnen te zetten, maar de auto nogeven buiten te laten staan, zodat waterresten buitenkunnen verdampen.
Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nogwarm is: omdat dan de glans van de lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfdewijze worden gewassen als de gespotencarrosseriedelen.
Parkeer de auto niet onder bomen, aangezienharsdruppels bij langere inwerking de lak kunnenbeschadigen, waardoor de kans op roestvormingwordt vergroot.
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen zo snel en zogoed mogelijk van de lak verwijderd te worden, omdatdoor de agressieve bestanddelen de lak kanbeschadigen.
Schoonmaakmiddelen verontreinigen het water. Daarom moet de auto bij voorkeur wordengewassen op een plaats waar het afvalwater direct wordt opgevangen en gezuiverd.
264
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
264
Ruiten
Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten eendaarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik eenschone, zachte doek om krassen en beschadigingen tevoorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van debinnenzijde van de achterruit op, dat de elektrischeweerstandsdraden van de achterruitverwarming nietworden beschadigd. Veeg voorzichtig in de richting vande draden.
Motorruimte
Het verdient aanbeveling de motorruimte na hetwinterseizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Hierbijmoet er goed op worden gelet dat de waterstralenniet direct met de elektronische regeleenheden incontact komen. Laat dit verzorgen door eengespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimtemoet de contactsleutel in stand STOP staan en demotor koud zijn. Controleer na het reinigen of deverschillende beschermingen (rubber kappen, deksels,enz.) nog op hun plaats zitten en niet beschadigd zijn.
INTERIEURControleer af en toe of er onder de vloerbedekkinggeen water is blijven staan (dooiwater vansneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplu’s, enz.),waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt zoukunnen worden.
STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of eenstofzuiger. Voor een nog betere reiniging van destoffen bekleding raden wij u aan de borstel vochtig temaken.
Reinig de zittingen met een vochtige spons en eenoplossing van neutrale zeep.
ATTENTIE Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor hetreinigen van de interieurdelen van de auto. De elektrostatische lading die tijdenshet reinigen door het wrijven ontstaat, kan brand veroorzaken.
265
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
265
MET LEER BEKLEDE STOELEN
Verwijder droog vuil met een zeemleer of een ietsvochtige doek, zonder hard te drukken.
Dep een vochtige vlek of vet met een droge enabsorberende doek en wrijf daarbij niet. Behandel deplek vervolgens met een doek of zeem bevochtigd metwater en een neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is, behandel de vlekdan met een speciaal schoonmaakmiddel, waarbij deinstructies op de verpakking strikt moeten wordenopgevolgd.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of producten opbasis van alcohol
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
Gebruik speciale reinigingsmiddelen om het visueleeffect van de componenten niet te wijzigen.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om hetglas van het instrumentenpaneel schoon te maken.
ATTENTIEBewaar nooit spuitbussen in de auto: ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen nietworden blootgesteld aan temperaturen boven 50°C. In de zomer kan detemperatuur in het interieur ver boven deze waarde oplopen.
TTTTEEEECCCCHHHHNNNNIIIISSSSCCCCHHHHEEEE GGGGEEEEGGGGEEEEVVVVEEEENNNNSSSS IDENTIFICATIEGEGEVENS ............................................. 267MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN 269MOTOR ................................................................................. 270INSPUITING ......................................................................... 271TRANSMISSIE ....................................................................... 271REMMEN ................................................................................ 272WIELOPHANGING ............................................................ 272STUURINRICHTING ......................................................... 272WIELEN ................................................................................. 273AFMETINGEN ...................................................................... 277PRESTATIES .......................................................................... 280GEWICHTEN ....................................................................... 281VULLINGSTABEL ................................................................ 283SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN ....................... 285BRANDSTOFVERBRUIK ................................................... 287CO2-EMISSIE .......................................................................... 288MONTAGEVOORBEREIDING VOOR“ISOFIX”-KINDERZITJE .................................................... 289
266
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NS
F0I0014m
F0I0199m
IDENTIFICATIEGEGEVENSWij raden u aan nota te nemen van de identificatiegegevens. De identifi-catiegegevens zijn op de typeplaatjes ingeslagen en bevinden zich op devolgende plaatsen:1 - Typeplaatje met identificatiegegevens.2 - Chassisnummer.3 - Plaatje met informatie over de carrosserielak.4 - Motorcode.
TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENSHet typeplaatje is aangebracht op de fronttraverse in de motorruimte enbevat de volgende informatie:A - Naam van de fabrikant.B - Nummer typegoedkeuring.C - Identificatiecode van het autotype.D - Chassisnummer.E - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto.F - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger.G - Max. toelaatbare voorasbelasting.H - Max. toelaatbare achterasbelasting.I - Motortype.L - Code van de carrosserie-uitvoering.M - Nummer voor onderdelen.N - Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting (alleen bij diesel-motoren).
267
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
268
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSCHASSISNUMMER
Het chassisnummer is ingeslagen in de bodemplaat naast de rechtervoorstoel.
Het is bereikbaar nadat het klepje in de vloerbedekking is opgetild enbevat de volgende gegevens:
❒ type van de auto (ZFA188000);
❒ oplopend productienummer.
PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK
Het plaatje is op de binnenzijde van de motorkap aangebracht en bevatde volgende informatie:
A - Fabrikant van de lak.
B - Kleurbenaming.
C - Kleurcode.
D - Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.
MOTORCODE
De motorcode is in het cilinderblok ingeslagen en bestaat uit het motor-type en een oplopend productienummer.
F0I0015m
F0I0146m
269
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN Uitvoeringen
1.28V zonder stuurbekrachtiging
1.28V met stuurbekrachtiging
1.216V
1.416V
1.416V Sporting
1.816V
1.3 Multijet
1.9JTD
1.9JTD Sporting
1.9 Multijet
1.9 Multijet HGT
Motorcode
188A4000
188A4000
188A5000
843A1000
843A1000
188A6000
188A9000
188A7000
188A7000
188B2000
188B2000
3-deurs
188AXA1A 00X
188AXA1A 00Y
188AXB1A 02N
188AXM1A 20
188AXM1B 22
188AXF1A 12D
188AXH1A 16B
188AXG1A 13E
188AXG1A 13F
188AXL1A 18B
188AXL1A 1B
5-deurs
188BXA1A 01Y
188BXA1A 01W
188BXB1A 03N
188BXM1A 21
–
188BXF1A 15C
188BXH1A 17B
188BXG1A 14C
–
188BXL1A 19B
–
Code van de carrosserie-uitvoering
270
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NS
ALGEMEEN
Typecode
Cyclus
Aantal en opstelling cilinders
Aantal kleppen per cilinder
Boring en slag mm
Cilinderinhoud cm3
Compressieverhouding
Max. vermogen (EU) kWpk
bijbehorend toerental: min-1
Max. koppel (EU) Nmkgm
bijbehorend toerental: min-1
Bougies
Brandstof
1.3 Multijet
188A9000
Diesel
4 in lijn
4
69,6x 82
1248
18 : 1
5170
4000
18018
1750
–
Diesel voormotor-
voertuigen(specificatie
EN590)
1.816V
188A6000
Otto
4 in lijn
4
82 x 82,7
1747
10,3 : 1
961306300
16417
4300
Fiat BKR6EZFiat RC10YCCNGK BKR6EZ
ChampionRC10YCC
Loodvrije benzine95 RON
(specificatieEN228)
1.416V
843A1000
Otto
4 in lijn
4
72 x 84
1368
11 : 1
7095
5800
12813
4500
Fiat DCPR8E-NNGK
DCPR7E-N
Loodvrije benzine95 RON
(specificatieEN228)
1.216V
188A5000
Otto
4 in lijn
4
70,8x 78,86
1242
10,6 : 1
5980
5000
11411
4000
Fiat DCPR8E-NNGK
DCPR7E-N
Loodvrije benzine95 RON
(specificatieEN228)
1.28V
188A4000
Otto
4 in lijn
2
70,8x 78,86
1242
9,8 : 1
4460
5000
10210
2500
Fiat BKR5EZFiat RC10YCCNGK BKR5EZ
ChampionRC10YCC
Loodvrije benzine95 RON
(specificatieEN228)
MOTOR
1.9 JTD
188A7000
Diesel
4 in lijn
2
82 x 90,4
1910
18,45 : 1
6385
3500
19620
1500
–
Diesel voormotor-
voertuigen(specificatie
EN590)
1.9 Multijet
188B2000
Diesel
4 in lijn
2
82 x 90,4
1910
18,0 : 1
741004000
26026
1750
–
Diesel voormotor-
voertuigen(specificatie
EN590)
271
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
BRANDSTOFSYSTEEM
Brandstofsysteem
1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet
Elektronisch geregelde directe inspuiting met “Common Rail”. Turbocompressor en intercooler
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V
Multipoint gefaseerde sequentiële inspuiting: geïnte-greerde elektronische inspuiting/ontsteking zonder
brandstofretourleiding (returnless)
TRANSMISSIE
Versnellingsbak
Koppeling
Aandrijving
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet
Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit (zes bij bepaalde uitvoeringen) en één versnelling achteruit.
Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag. Met hydraulische bediening.
Voor
Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbijgeen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingenin de werking en zelfs brand veroorzaken.
272
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NS
Voetrem:– voor– achter
Handrem
BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging iets laterwordt bereikt.
REMMEN
Voor
Achter
WIELOPHANGING
Type
Minimum draaicirkel(tussen stoepranden) m
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet
Tandheugelstuurhuis eventueel met elektrischestuurbekrachtiging (indien aanwezig)
10,5
STUURINRICHTING
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet
Schijfremmen (op enkele uitvoeringen zelfventilerende schijfremmen)Trommelremmen of schijfremmen (op enkele uitvoeringen)
Bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen.
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V - 1.3 Multijet - 1.9 JTD - 1.9 Multijet
Onafhankelijke wielophanging, type McPherson
Torsieas en torsietraverse
273
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
WIELEN
VELGEN EN BANDEN
Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op detypegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven.
BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van dievan de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de type-goedkeuring te houden.
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat u zich aan de voorgeschre-ven afmetingen houdt en dat alle wielen zijn voorzien van banden vanhetzelfde merk en hetzelfde type.
BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruiktworden.
RESERVEWIEL
Geperst stalen velg. Tubeless radiaalband.
WIELUITLIJNING
Toespoor gemeten tussen de velgranden van de voorwielen: 0±1 mm.
De waarden zijn van toepassing op een onbelaste auto in rijklare staat.
VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN
Voorbeeld: 185/60 R 14 82 H185 = Nominale breedte (S, afstand in mm tussen de flanken).60 = Hoogte/breedte-verhouding (H/ S) (percentage).R = Radiaalband14 = Diameter van de velg (in inch) (Ø).82 = Beladingsindex (draagvermogen).
F0I0034m
274
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSBeladingsindex (draagvermogen)60 = 250 kg 84 = 500 kg61 = 257 kg 85 = 515 kg62 = 265 kg 86 = 530 kg63 = 272 kg 87 = 545 kg64 = 280 kg 88 = 560 kg65 = 290 kg 89 = 580 kg66 = 300 kg 90 = 600 kg67 = 307 kg 91 = 615 kg68 = 315 kg 92 = 630 kg69 = 325 kg 93 = 650 kg70 = 335 kg 94 = 670 kg71 = 345 kg 95 = 690 kg72 = 355 kg 96 = 710 kg73 = 365 kg 97 = 730 kg74 = 375 kg 98 = 750 kg75 = 387 kg 99 = 775 kg76 = 400 kg 100 = 800 kg77 = 412 kg 101 = 825 kg78 = 425 kg 102 = 850 kg79 = 437 kg 103 = 875 kg80 = 450 kg 104 = 900 kg81 = 462 kg 105 = 925 kg82 = 475 kg 106 = 950 kg83 = 487 kg
Maximale snelheid
Q = max. 160 km/h.
R = max. 170 km/h.
S = max. 180 km/h.
T = max. 190 km/h.
U = max. 200 km/h.
H = max. 210 km/h.
V = max. 240 km/h.
W = max. 270 km/h.
Y = max. 300 km/h.
VERKLARING VAN DECODERING OP DE VELGEN
Voorbeeld: 5 1/2 J x 14 H2 35
5 1/2 = breedte van de velg(in inch) (1).
J = velgbedprofiel (deelaan de zijkantenwaarop de bandsteunt) (2).
14 = montagediameterin inch (komt over-een met die van deband die gemon-teerd moet wor-den) (3 = Ø).
H2 = vorm en aantal“humps” (vorm vande velgrand die dewang van de tube-less band op zijnplaats houdt).
35 = diepte van de velg-bolling (afstand tus-sen het montage-vlak van de velg opde naaf en het velg-hart).
275
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
UITVOERING VELGMAAT BANDENMAAT RESERVEWIELStandaard Winterbanden Velgmaat Bandenmaat
1.28V zonder 5.00B x 13” ET 35 155/80 R13 79T 155/80 R13 79Q (M+S) 4.5B x 13” ET 35 135/80 B13 82Mstuurbekrachtiging
1.28V met stuurbekr. 5 1/2 Jx14” - 35 165/70 R14 81T 165/70 R14 81Q (M+S)4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P
1.216V - 6Jx14” ET 35 (L.met.) 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)1.4 16V zonder ESP 6Jx15” ET 33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)1.3 Multijet zonder ESP
1.416V met ESP 5 1/2 Jx14” - 35 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P1.3 Multijet met ESP 6Jx14” ET 35 (L.met.) 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)
6Jx15” ET 33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)
1.416V/1.9JTD 6Jx15” ET 33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S) 4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P Sporting
1.816V HGT 6Jx15” ET 37 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S) 4B x 14” ET 35 125/80 R15 95M 1.9 Multijet HGT
1.816V Emotion 6 Jx15” ET 37 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S) 4B x 15” ET 35 125/80 R15 95M 6Jx15” ET 37 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)
1.9JTD5 1/2Jx14” ET 35 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)
4B x 14” ET 43 135/80 B14 80P6Jx14” ET35 (L.met.) 185/60 R14 82H 185/60 R14 82Q (M+S)6Jx145” ET33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)
1.9 Multijet 6Jx15” ET 31,5 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S) 4B x 15” ET 35 125/80 R15 95MEmotion 6Jx15” ET33 (L.met.) 185/55 R15 82V 185/55 R15 82Q (M+S)
276
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NS
UITVOERING STANDAARD BANDEN RESERVEWIELBandenmaat Bij gemiddelde belanding Volbeladen
Voor Achter Voor Achter
1.28V zonder 155/80 R13 79T 2,0 1,9 2,2 2,2 2,8stuurbekrachtig.
1.28V met 165/70 R14 81T2,0 1,9 2,2 2,1 2,8stuurbekrachtig. 185/60 R14 82H
185/55 R15 82V
1.216V - 1.416V
165/70 R14 81T 2,0 1,9 2,2 2,12,8185/60 R14 82H
185/55 R15 82V 2,2 2,1 2,4 2,3
1.416V Sporting 185/55 R15 82V 2,2 2,1 2,4 2,3
2,81.9JTD 185/55 R15 82V 2,4 2,1 2,4 2,3Sporting
1.3 Multijet165/70 R14 81T
2,2 2,1 2,4 2,3 2,8185/60 R14 82H185/55 R15 82V
1.816V - 185/55 R15 82V 2,4 2,1 2,4 2,3 4,21.9 Multijet
1.9JTD 185/60 R14 82H 2,4 2,1 2,4 2,3 2,8185/55 R15 82V
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koudebanden.
Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)
277
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
AFMETINGENDe afmetingen zijn aangegeven in mm enhebben betrekking op een auto die is uit-gerust met standaardbanden.
De hoogte heeft betrekking op een onbe-laste auto.
Inhoud bagageruimte
Inhoud bij onbeladen auto (VDA-norm) 264 dm3
Uitvoeringen 3-deurs A B C D E F (*) G (**) H (*)
3840 804 2460 576 1480 1398 1660 1392
(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.
(**) Max. breedte over de spiegels: 1954 mm.
F0I0201m
278
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSDe afmetingen zijn aangegeven in mm enhebben betrekking op een auto die is uit-gerust met standaardbanden.
De hoogte heeft betrekking op een onbe-laste auto.
Inhoud bagageruimte
Inhoud bij onbeladen auto (VDA-norm) 264 dm3
Uitvoeringen SOUND,SPORTING, HGT A B C D E F (*) G (**) H (*)
3843 800 2460 583 1480 1398 1660 1392
(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.
(**) Max. breedte over de spiegels: 1954 mm.
F0I0200m
279
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
De afmetingen zijn aangegeven in mm enhebben betrekking op een auto die is uit-gerust met standaardbanden.
De hoogte heeft betrekking op een onbe-laste auto.
Inhoud bagageruimte
Inhoud bij onbeladen auto (VDA-norm) 297 dm3
Uitvoeringen 5-deurs A B C D E F (*) G (**) H (*)
3865 804 2460 601 1480 1398 1660 1392
(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.
(**) Max. breedte over de spiegels: 1954 mm
F0I0202m
280
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSPRESTATIESMax. snelheid na de inrijperiode van de auto, in km/h.
1.28V 1.216V 1.416V 1.816V 1.3 Multijet 1.9 JTD 1.9 Multijet
155 172 178 205 164 173 185
281
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
GEWICHTEN
Gewichten (kg)
Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 3-deurs
5-deurs
Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder: 3/5-deurs
Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras: 3/5-deurs– achteras: 3/5-deurs– totaalgewicht: 3-deurs
5-deurs
Gewicht van de aanhanger– geremd: 3/5-deurs– ongeremd: 3/5-deurs
Max. dakbelasting: 3/5-deurs
Max. gewicht op detrekhaak (geremde aanhanger): 3/5-deurs
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogenmet hetzelfde gewicht daalt.
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordtbeladen dat deze limieten niet worden overschreden.
(●) Voor bepaalde markten.
1.28V
860875
510
75075013701385
1000/400(●)400
75
60
1.216V
920935
510
78075014301445
1000/400(●)400
75
60
1.416V
960975
510
82075014701485
1000/400(●)400
75
60
282
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSGewichten (kg)
Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 3-deurs
5-deurs
Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder: 3/5-deurs
Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras: 3/5-deurs– achteras: 3/5-deurs– totaalgewicht: 3-deurs
5-deurs
Gewicht van de aanhanger– geremd: 3/5-deurs– ongeremd: 3/5-deurs
Max. dakbelasting: 3/5-deurs
Max. gewicht op detrekhaak (geremde aanhanger): 3/5-deurs
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogenmet hetzelfde gewicht daalt.
(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordtbeladen dat deze limieten niet worden overschreden.
(●) Voor bepaalde markten.
1.816V
10401055
510
85075015501565
1000/400(●)400
75
60
1.3 Multijet
965980
510
82075014751490
1000/400(●)400
75
60
1.9 JTD
10401055
510
90075015501565
1000/400(●)400
75
60
1.9 Multijet
10751090
510
90075015851600
1000/400(●)400
75
60
283
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
VULLINGSTABEL
Brandstoftank: incl. een reserve van:
Motorkoelsysteem:
Motorcarter:Carter en oliefilter:
Versnellingsbak en differentieel:
Hydraul. remcircuit voor/achter:
Hydraulisch remcircuit metABS:
Reservoir ruitensproeiersvoor en achter met koplampsproeiers:
(❒) Voor temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER SAE 5W-30.
liter
475 - 7
4,5
2,52,8
1,65
0,40
0,45
1,5 (4,5)
kg
–
–
–
2,22,5
1,5
–
–
–
1.28V 1.216V 1.416Vliter
475 - 7
4,2
2,52,8
1,65
0,40
0,45
1,5 (4,5)
kg
––
–
2,22,5
1,5
–
–
–
Voorgeschreven brandstofAanbevolen producten
Loodvrije superbenzine met octaangetal van ten minste 95R.O.N (specificatie EN228)
Mengsel van gedemineraliseerdwater en 50% PARAFLU UP
SELENIA 20K (❒)
TUTELA CAR ZC 75 Synth
TUTELA TOP 4
TUTELA TOP 4
Mengsel van water en TUTELA PROFESSIONALSC 35
liter
475 - 7
4,5
2,52,8
1,65
–
0,45
1,5 (4,5)
kg
––
–
2,22,5
1,5
–
–
–
1.816Vliter
475 - 7
5,8
3,74,1
1,98
–
0,65
1,5 (4,5)
kg
––
–
3,33,65
1,8
–
–
–
284
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NS
Brandstoftank: incl. een reserve van:
Motorkoelsysteem:
Motorcarter:Carter en oliefilter:
Versnellingsbak en differentieel:
Hydraul. remcircuit voor/achter:
Hydraulisch remcircuit metABS:
Reservoir ruitensproeiersvoor en achter met koplampsproeiers:
(❍) Voor temperaturen onder –20°C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR SAE 5W-40.
(❏) Uitvoering 1.3 Multijet
liter
495 - 7
6,0
2,853,0
1,98
0,40
0,45
1,54,5
kg
––
–
––
1,8
–
–
––
kg
––
–
––
1,8
–
–
––
Voorgeschreven brandstofAanbevolen producten
Diesel voor motorvoertuigen(specificatie EN590)
Mengsel van gedemineraliseerdwater en 50% PARAFLU UP
SELENIA TURBO DIESEL (❍)SELENIA WR (❏)
TUTELA CAR ZC 75 Synth
TUTELA TOP 4
TUTELA TOP 4
Mengsel van water en TUTELA PROFESSIONALSC 35
liter
495 - 7
6,2
4,04,3
1,98
0,40
0,45
1,54,5
liter
495 - 7
6,2
4,04,3
1,98
0,40
0,65
1,54,5
kg
––
–
––
1,8
–
–
––
1.3 Multijet 1.9 JTD 1.9 Multijet
285
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
Gebruik
Smering voor dieselmotoren (❍)(uitvoeringen 1.9JTDen 1.9 Multijet)
Smering voordieselmotoren(uitvoering 1.3 Multijet)
(❒) Bij gebruik onder zware klimatologische omstandigheden, adviseren wij SELENIA PERFORMER SAE 5W-30 motorolie.
(❍) Bij gebruik onder zware klimatologische omstandigheden, adviseren wij SELENIA WR SAE 5W-40 motorolie.
SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES
F0I0028m
Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffenvoor een correct functioneren van de auto
Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis, die ruim-schoots voldoet aan de specificaties ACEA A3 en API SL.
Motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis, die ruim-schoots voldoet aan de specificaties ACEA A1 en API SL.
Motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis, die ruim-schoots voldoet aan de specificaties ACEA B3 en API CD.
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis, die ruimschoots voldoet aan de specificaties ACEA B4, APICF en FIAT 9.55535-M2.
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis, die ruim-schoots voldoet aan de specificaties ACEA B4, API CF enFIAT 9.55535-M2.
Aanbev. smeermid-delen en vloeistoffen
SELENIA 20K
SELENIA PERFORMER
SELENIATURBO DIESEL
SELENIA WR
SELENIA WR
Toepassing
Smering voorbenzinemotoren (❒)
286
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSGebruik
Olie en vetten voor krachtover-brengingen
Antivries voorradiateur
Toevoeging voor dieselbrandstof
Vloeistof voor ruiten-sproeiers voor/achter en koplampsproeiers
(●) BELANGRIJK Nooit bijvullen of mengen met vloeistoffen waarvan de specificaties afwijken van hetgeen is voorgeschreven.
Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffenvoor een correct functioneren van de auto
Synthetische SAE 75W-80 EP olie. Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL5 en MIL - L - 2105 D LEV.
Olie type “ATF DEXRON III”.
Vet op basis van lithiumzepen. Indringingsgetal NLGI 0.
Waterafstotend vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal: NLGI=2, bevat molybdeenbisulfide.
Synthetische remvloeistof FMVSS nr 116 DOT 4, ISO 4925,SAE J-1704, CUNA NC 956-01.
Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis van glycol-monoethyleen voor koelsysteem. Met organische formule gebaseerd op O.A.T.-technologie.Voldoet ruimschoots aan de specificaties CUNA NC 956-16,ASTM D 3306.
Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werkingvoor dieselmotoren.
Mengsel van alcoholen, water en oppervlakte-actieve stoffenCUNA NC 956-II.
Aanbev. smeermidde-len en vloeistoffen
TUTELA CAR ZC 75 Synth
TUTELA GI/E
TUTELA MRM ZERO
TUTELA STAR 500
TUTELA TOP 4
PARAFLU UP (●)
DIESEL MIX
TUTELA PROFESSIONAL SC35
Toepassing
Mech. versnellingsbakkenen differentieels
Hydraulische stuurbe-krachtiging:
Homokinetische koppelin-gen aan zijde differentieel
Homokinetische koppe-lingen aan zijde wiel
Hydraulisch remsysteemen koppelingbediening
Motorkoelsysteem.Mengverhouding: 50%gedemineraliseerd wateren 50% PARAFLU UP
Vermengen met diesel-olie (25 cm per 10 liter)
Onverdund of met water gebruiken
Remvloeistof
287
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENLA
MPJE
S EN
BE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
BRANDSTOFVERBRUIKHet brandstofverbruik dat in de volgende tabel is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode diein EU-normen is vastgelegd.
Het brandstofverbruik is gemeten tijdens:
❒ een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;
❒ een rit buiten de stad: hierbij wordt veelvuldig geaccelereerd in alle versnellingen en wordt een normaalgebruik van de auto buiten de stad gesimuleerd. De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h;
❒ gecombineerd brandstofverbruik: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van detestrit buiten de stad voor 63%.
BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van deauto, uitrustingsniveau, gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal op het dak en andere situatiesdie de aërodynamica kunnen beïnvloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.
Brandstofverbruik volgens EU 1999/100-normen (liter x 100 km) Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd
1.28V 7,3 4,8 5,7
1.216V 7,6 5,0 6,0
1.416V 7,8 5,1 6,1
1.416V Sporting 8,8 5,3 6,6
1.816V 11,5 6,4 8,3
1.3 Multijet 5,6 3,9 4,5
1.9 JTD 6,6 4,0 4,9
1.9 JTD Sporting 7,2 4,2 5,3
1.9 Multijet 7,3 4,1 5,3
288
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NS
1.28V 1.216V 1.416V 1.416V 1.816VSporting
136 142 145 156 197
CO2-EMISSIEDe CO2-emissie, vermeld in de volgende tabellen, is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject.
CO2-emissie volgens EU 1999/100-normen (g/km)
Benzine-uitvoeringen
Diesel-uitvoeringen
1.3 Multijet 1.9JTD 1.9JTD Sporting 1.9 Multijet
119 130 140 140
289
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
Montagevoorbereiding voor“Isofix”-kinderzitje (indienaanwezig)De Fiat Punto is voorbereid voor de montage vanIsofix-kinderzitjes, een nieuw gestandaardiseerdEuropees systeem voor het vervoeren van kinderen.Isofix is een extra mogelijkheid die het gebruik vantraditionele kinderzitjes niet uitsluit. De Isofix-kinder-zitjes zijn er voor drie gewichtsgroepen: 0, 0+ en 1.
Vanwege het verschillende bevestigingssysteem, moethet kinderzitje aan de daarvoor bestemde beugelsworden bevestigd. Deze bevinden zich tussen de rug-leuning en zitting van de achterbank of in de bekledingdaarvan.
Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een tra-ditioneel kinderzitje links en een Isofix-kinderzitjerechts.
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
Vanwege het verschil in omvang, kunnen op de ach-terbank maximaal drie traditionele kinderzitjes wor-den gemonteerd en bij de Isofix-bevestigingen slechtstwee. Op de passagiersstoel voor kunnen alleen tradi-tionele kinderzitjes worden gemonteerd.
In het Fiat Lineaccessori-programma is het KiddyIsofix-kinderzitje opgenomen. Deze is goedgekeurdvolgens de Europese ECE-R44/03 -voorschriften engeschikt voor kinderen met een gewicht tot 18 kg,waarbij het zitje in de rijrichting van de auto moetworden geplaatst, en voor kinderen met een gewichttot 13 kg, waarbij het zitje tegen de rijrichting in moetworden geplaatst (groepen 0, 0+ en 1). Wij raden udit kinderzitje aan omdat het speciaal voor de FiatPunto is ontworpen.
290
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
MONTAGE ISOFIX-KINDERZITJE
Groep 0 en 0+
Bij kinderen in deze gewichtsgroep (kinderen met een gewicht tot 13 kg)moet het kinderzitje achterstevoren zijn gekeerd en moet het kind doorde gordels (D) van het zitje beschermd worden.
Als het kind groeit en in de gewichtsgroep 1 komt, moet het kinderzitjein de rijrichting worden bevestigd.
Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk:
❒ controleer of de ontgrendelhendel (B) in ruststand (ingetrokken)staat;
❒ zoek de bevestigingsbeugels (A) en plaats vervolgens het kinderzitjemet de bevestigingshaken (C) in de beugels;
❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt;
❒ controleer of het kinderzitje goed vergrendeld is door met kracht teproberen het kinderzitje te verplaatsen: de ingebouwde beveiligings-mechanismen verhinderen dat slechts een enkele bevestigingshaak isvergrendeld.
Als het Isofix-kinderzitje tegen de rijrichting in wordt geplaatst, moet depassagiersstoel voor volledig naar achteren worden geschoven, zodat derugleuning van de stoel en het kinderzitje elkaar raken.
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TOTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NS
F0I0026m
ATTENTIEMonteer het kinderzitje alleen als de auto stilstaat. Het kinderzitje is op de juistewijze aan de beugels bevestigd als u het hoort vergrendelen. Houdt u in iedergeval aan de montage-instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij televeren.
291
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
Groep 1
Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk:
❒ controleer of de ontgrendelhendel (B) in ruststand (ingetrokken)staat;
❒ zoek de bevestigingsbeugels (A) en plaats vervolgens het kinderzitjemet de bevestigingshaken (C) in de beugels;
❒ duw tegen het kinderzitje totdat het hoorbaar vergrendelt;
❒ bij kinderzitjes die in de rijrichting moeten worden geplaatst, moet debovenste gordel (deze bevindt zich in het bovenste vakje van het kin-derzitje) aan de ring in de bagageruimte worden bevestigd;
❒ controleer of het kinderzitje goed vergrendeld is door met kracht teproberen het kinderzitje te verplaatsen: de ingebouwde beveiligings-mechanismen verhinderen dat slechts een enkele bevestigingshaak isvergrendeld.
In deze opstelling wordt het kind ook beschermd door de veiligheidsgor-dels van de auto en door de bovenste gordel: zie de handleiding van hetkinderzitje voor het correct omleggen van de veiligheidsgordels van deauto.
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
F0I0027m
AAAALLLLFFFFAAAABBBBEEEETTTTIIIISSSSCCCCHHHH RRRREEEEGGGGIIIISSSSTTTTEEEERRRRFix & Go (snelle bandenreparatieset) . . . . . .208 Follow me home (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . .80
Gereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .206 Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .281 Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .213Gordelspanners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141 Grootlicht - bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78 - grootlichtsignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79 - gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216 Grootlichtsignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79
Hendels aan het stuur . . . . . . . . . . . . . . . . .78-81 Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59Hoogteregelaar koplampen . . . . . . . . . . . . . .111
Identificatiegegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .267 Identificatieplaatjes . . . . . . . . . . . . . . . . . .267-268Instelbaar multifunctioneel display . . . . . . . . . .28Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6Intelligente wis-/wasregeling . . . . . . . . . . . .82-85Interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .264Interieuruitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93Interieurverlichting- gloeilampen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . .221 Isofix (montagevoorbereiding kinderzitje) . . .289
Kentekenplaatverlichting - gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .220 Kinderen veilig vervoeren . . . . . . . . . . . . . . .144Kinderveiligheidsslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99 Koelvloeistoftemperatuurmeter . . . . . . . . . . . .19 Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111-112Koplampsproeiers - bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85 Koplampverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271 Krik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .203
Lampjes en berichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .173Luchtfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249
- standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .275- verklaring van de codering op de banden . . .273- winterbanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .170 Bedieningsknoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91 Bescherming van het milieu . . . . . . . . . . . . . . .133Bougies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .270 Brandstof - brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18 - brandstofnoodschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . .92 - verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .287Brandstofbesparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .164Brandstofverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .287 Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60-61Buitenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78
Carrosserie - carrosserie-uitvoeringen . . . . . . . . . . . . . . . .269 - onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .262Centrale portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . .98 CO2-emissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .288 Cruise-control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86
Dashboard en bedieningsknoppen . . . . . . . . . . .4Dashboardkastje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93 Derde remlicht- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219 Dieselfilter (green filter) . . . . . . . . . . . . . . . . .252Digitaal display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22Dimlicht- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78 - gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216 Dop van de brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . .132 Drukknoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20Dualdrive (elektrische stuurbekrachtiging) . .126
EBD (elektronische remdrukverdeling) . . . . .113 Elektrische ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . .100EOBD (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119ESP (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115Extra accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .125
Fiat CODE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11 FIS (brandstofnoodschakelaar) . . . . . . . . . . . . .92
Aansteker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94ABS (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .113Accu - acculading controleren . . . . . . . . . . . . . . . . .253- opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .230- starten met een hulpaccu . . . . . . . . . . . . . . .200- vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .254Achterruitsproeier- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85- vloeistofniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .247 Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92Achterruitwisser - achterruitsproeier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .261- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85- intelligente wis-/wasregeling . . . . . . . . . . . . . .85- wisserblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .259 Achteruitrijlicht - gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .277 Airbags aan de zijkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . .153Airbags voor- airbag voor aan bestuurderszijde . . . . . . . . .151- airbag voor aan passagierszijde uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .152- airbag voor aan passagierszijde . . . . . . . . . . .151 Airconditioning, automatisch met gescheiden regeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71 Airconditioning, handbediend . . . . . . . . . . . . . .68Allesdragers- bevestigingspunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .109Asbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94ASR (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .116Auto langere tijd stallen . . . . . . . . . . . . . . . . .172Autoradio - autoradio inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .121- inbouwvoorbereiding . . . . . . . . . . . . . . . . . .120 - schema van de voorbereide bedrading en aansluitingen . . . . . . . . . . . . . . .122
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . .101-102-103 Bagageruimte vergroten . . . . . . . . . . . . . . . . .103 Bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . .222 Banden
292
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
NNO
OD-
GEVA
LLEN
ON
DERH
OUD
VAN
DE AU
TO
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
NVE
ILIGH
EID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
TECH
NISC
HE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CH
REGI
STER
293
LAMP
JES
EN
BERI
CHTE
N
NOOD
-GE
VALL
EN
ONDE
RHOU
DVA
N DE
AUTO
DASH
BOAR
D EN
BEDIE
NING
S-KN
OPPE
N
VEILI
GHEID
ST
ARTE
N EN
RIJD
ENTE
CHNI
SCHE
GE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
RE
GIST
ER
Luchtroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63-64
Mistachterlicht- bedieningsknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219 Mistlampen voor - bedieningsknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91- gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .218 Mobiele telefoon- inbouwvoorbereiding . . . . . . . . . . . . . . . . . .123Motor- brandstofsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271 - starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .159-160- identificatiecode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .269 - specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .270Motor starten- starten met een hulpaccu . . . . . . . . . . . . . . .200- rollend starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .201- noodstart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .161 - start-/contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16 - benzinemotor starten . . . . . . . . . . . . . . . . .159- dieselmotor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .160- motor opwarmen na het starten . . . . . . . . .161 - motor uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .161Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .107Motorolie- technische specificaties . . . . . . . . . . . . . . . .286- oliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244 Motorolieverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .245Motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .264Multifunctioneel display . . . . . . . . . . . . . . . . . .24
Niveau motorkoelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . .246 Niveau motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244Niveau remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .248 Niveau ruitensproeier-/koplampsproeiervloeistof . . . . . . . . . . . . . . . .247 Niveaus controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .241 Noodgevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .198
Olie en vloeistoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .285 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .234 - aanvullende werkzaamheden - geprogrammeerd onderhoud . . . . . . . . . . . .235- jaarlijks inspectieschema . . . . . . . . . . . . . . .238- onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . .236
Stuurwielverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60 Symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
Tanken met de Fiat Punto . . . . . . . . . . . . . . . .130 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . .266Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18 Transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271Trekken van aanhangers . . . . . . . . . . . . . . . . .167Trekkrachtbegrenzers . . . . . . . . . . . . . . . . . .142
Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134Veiligheidsgordels- algemene richtlijnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .142 - gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .135 - onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .144 - hoogteverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137Velgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .274 Versnellingsbak (gebruik van) . . . . . . . . . . . . .163 Vullingstabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .283
Waarschuwingsknipperlichten - bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91 Wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .201 Wielen - reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .203 - verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .201Wielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272 Wieluitlijning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .273
Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .223Zonnekleppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95
Opendak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .96 Opkrikken van de auto . . . . . . . . . . . . . . . . . .231
Parkeersensoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .128 Parkeerverlichting- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78 - gloeilampen vervangen . . . . . . . . . . . . .217-219Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162Plafondverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .89Pollenfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249Portieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .98 Prestaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .280
Radiozendapparatuur en mobiele telefoon . . .125Regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .83Remlichten - gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219 Remmen- handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162- vloeistofniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .248 - voetrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272Richtingaanwijzers- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .79 - gloeilampen vervangen . . . . . . . . . . . . .217-219 Rubber slangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .259Ruiten - uitzetruiten achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95 - reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .264 Ruitensproeiers- bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .81 - vloeistofniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .247 Ruitenwissers - bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .81 - intelligente wis-/wasregeling . . . . . . . . . . . . . .82- wisserbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .259 - ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .261
Slepen van de auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .232Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13Smeermiddelen (specificaties) . . . . . . . . . . . .285 Sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .171 Start-/contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16 Starten en wegrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .158 Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56-57-58Stuurinrichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17
OLIE VERVERSEN?DE EXPERTSADVISERENSELENIA.
Uw nieuwe auto is ontwikkeld met producten van de FL Group.
Bij de werkplaatsen van het Fiat-dealer-net kunt u Selenia-motorolie verkrijgen.
35.000 Motorexperts in heel Europa adviseren Selenia voor eenmaximale bescherming van de motor in uw auto.
VRAAG UW DEALER NAAR SELENIA.
Selenia 20K is afgestemd op de nieuwe generatiemotoren en dank zij de uitstekende chemische stabi-liteit kunnen de verversingsintervallen worden ver-lengd tot 20.000 km, waarbij een langdurige reinigingis gegarandeerd.
SELENIA 20K REFERENTIEPRODUCT
(*) ASTM D445
SELENIA: DE KRACHT ACHTER UW MOTOR
De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met SE-LENIA 20K; een synthetische motorolie die voldoetaan de meest geavanceerde internationale specificaties.
SELENIA 20K verbetert de eigenschappen van demotor en garandeert optimale prestaties en maximalebescherming.
SELENIA 20KTop Quality fuel economy motorolie volgens API SJ-
specificaties voor normale, turbo- of multikleps-ben-zinemotoren.
Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit bijhoge temperaturen.
SELENIA PERFORMERSpeciale motorolie voor een optimale werking van
benzinemotoren onder zeer extreme klimatologischeomstandigheden (starten tot zelfs –35°C).
SELENIA TURBO DIESELMotorolie voor normale, turbo- of multikleps-
dieselmotoren. Voordelen:• uitstekende vloeibaarheid bij lage temperaturen• maximale stabiliteit bij hoge temperaturen• optimale reiniging van de motor.
SELENIA WR DIESELSpeciale motorolie voor normale, turbo- of multikleps-die-
selmotoren voor een optimale werking onder zeer extremeklimatologische omstandigheden (starten tot zelfs –35°C).
ANALYSE VAN GEBRUIKTE MOTOROLIE:VISCOSITEITSTOENAME BIJ 40°C (*)
SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO
1614121086420
25000 5000 7500 10000 12500 15000 17500 20000
%
km
Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.
1.28V - 1.216V - 1.416V - 1.816V 1.3 Multijet - 1.9JTD - 1.9 Multijet
Inhoud van de brandstoftank 47 49
Reserve 5 - 7 5 - 7
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine (specificatie EN228) met een minimum octaangetal van 95 RON.De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).
BRANDSTOFTANK (liters)
155/80 R13 79T
165/70 R14 81T185/60 R14 82H185/55 R15 82H
165/70 R14 81T185/60 R14 82H185/55 R15 82H
185/55 R15 82H185/55 R15 82H
165/70 R14 81T185/60 R14 82H185/55 R15 82H
185/55 R15 82V
185/60 R14 82H
185/55 R15 82H
2,0
2,0
2,0
2,22,4
2,2
2,4
2,4
2,4
1,9
1,9
1,9
2,12,1
2,1
2,1
2,1
2,1
2,2
2,2
2,1
2,42,4
2,4
2,4
2,4
2,4
2,8
2,1
2,1
2,32,3
2,3
2,3
2,3
2,3
2,8
2,8
2,8
2,8
2,8
4,2
2,8
2,8
1.2 8V zonder stuurbekr.
1.2 8V elektrischestuurbekrachtiging
1.2 16V - 1.4 16V
1.416V Sporting 1.9 JTD Sporting
1.3 Multijet
1,816V - 1.9 Multijet
1.9JTD
UITVOERING STANDAARD GEMONTEERDE BAND RESERVEWIEL Bandenmaat Bij gemiddelde belading Bij volle belading
Voor Achter Voor Achter
MOTOROLIE VERVERSEN1.28V - 1.216V - 1.416V 1.816V 1.3 Multijet 1.9JTD - 1.9 Multijet
liter kg liter kg liter kg liter kgMotorcarter 2,5 2,2 3,7 3,3 2,85 2,5 4,0 3,5
Motorcarter en filter 2,8 2,5 4,1 3,65 3,0 2,6 4.3 3,7
Druknummer. 603.45.567NL - III/2003 - 1e editie - Printed in the Netherlands by van Setten2
Eindredactie Satiz - Turijn
NEDERLANDS
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in dezepublicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot deFiat-dealer. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.