6. Vragen bij powerpoint

9
VRAGEN BIJ AFBEELDINGEN PROEVEN VAN KUNST EXAMEN KV2 2009 VMBO HOOFDSTUK 1 HET LAATSTE AVONDMAAL 1.1 Duccio 1. De figuur Jezus, in het midden, wijkt af van de andere figuren. Noem 2 belangrijke verschillen. 2. Noem 2 onderdelen waaraan je kunt zien dat Duccio de perspectiefkennis nog niet geheel onder de knie had. 1.2 Domenico Ghirlandaio 3. Deze fresco is behoorlijk symmetrisch en heeft veel horizontale richtingen. Toch is er een behoorlijke doorbreking van dit horizontale en symmetrische. Daar wordt dan ook je aandacht naar getrokken. A. Vertel wààr dat is. B. doorbreking van horizontale lijnen door:……. C. doorbreking van symmetrische door:……… 4. Dit is een fresco. Een fresco is: A. olieverfwerk op linnen B. aquarel op papier C. verf op natte kalk D. pastelkrijt op karton. 1.3 Leonardo da Vinci 5. Noem 3 redenen waardoor alle aandacht in eerste instantie uitgaat naar de Jezusfiguur. 1.4 Hans Holbein de Jongere 6. Noem 3 aspecten van de voorstelling betreffende omgeving (niet de personen) die ver- schillen van die van de afbeelding van Leonardo da Vinci. 1

description

Vragen bij powerpoint

Transcript of 6. Vragen bij powerpoint

Page 1: 6. Vragen bij powerpoint

VRAGEN BIJ AFBEELDINGEN PROEVEN VAN KUNST EXAMEN KV2 2009 VMBO

HOOFDSTUK 1 HET LAATSTE AVONDMAAL

1.1 Duccio1. De figuur Jezus, in het midden, wijkt af van de andere figuren. Noem 2 belangrijke verschillen.

2. Noem 2 onderdelen waaraan je kunt zien dat Duccio de perspectiefkennis nog niet geheel onder de knie had.

1.2 Domenico Ghirlandaio 3. Deze fresco is behoorlijk symmetrisch en heeft veel horizontale richtingen. Toch is er een behoorlijke doorbreking van dit horizontale en symmetrische. Daar wordt dan ook je aandacht naar getrokken. A. Vertel wààr dat is. B. doorbreking van horizontale lijnen door:……. C. doorbreking van symmetrische door:……… 4. Dit is een fresco. Een fresco is: A. olieverfwerk op linnen B. aquarel op papier C. verf op natte kalk D. pastelkrijt op karton.

1.3 Leonardo da Vinci 5. Noem 3 redenen waardoor alle aandacht in eerste instantie uitgaat naar de Jezusfiguur.

1.4 Hans Holbein de Jongere 6. Noem 3 aspecten van de voorstelling betreffende omgeving (niet de personen) die ver- schillen van die van de afbeelding van Leonardo da Vinci.

7. Behalve Jezus is er nog een figuur die anders is dan de rest. Waar zie je hem op de afbeelding?

8. Noem 2 zaken waardoor hij afwijkt van de rest.

1

Page 2: 6. Vragen bij powerpoint

HOOFDSTUK 2 DE VERBORGEN SYMBOLIEK VAN HET STILLEVEN

2.1 Jachtstilleven 9. De schilder betrekt je sterk bij dit tafereel, o.a. door de compositie. Leg dit uit aan de hand van 2 kenmerken van de compositie.

2.2 Coenraat Roepel, stilleven met fruit 10. Er is sprake van contrast in voor- en achtergrond. Welk contrast?

11. Vergelijk het stilleven van Roepel met het driedimensionale werk. Geef bij de laatste twee oorzaken aan van eenvoud. Denk hierbij aan de beeldende aspecten.

2.3 Elias van den Broeck. Fruitstilleven met fruit, oesters en een glas 12. Waardoor krijgt dit stilleven een decoratief karakter?

13. Welke compositie zie je hier duidelijk? A. Diagonaal van links naar rechts boven C. Diagonaal van rechts naar links boven B. Driehoek D. Horizontale 14. Leg uit waardoor de schilder het glas zo goed heeft laten uitkomen.

2.4 Stilleven in de 17de eeuw 15. Bekijk het schilderij van Abraham van Beijeren: stilleven met strand. De schilder laat veel zien. Eigenlijk is er sprake van 2 onderdelen in dit werk. A. Welke twee onderdelen? B. Waarin zijn ze zo verschillend? 16. Bekijk het vanitasstilleven ernaast. Noem twee voorwerpen uit dit schilderij die symbolen zijn voor “de tijd gaat voorbij”. 2.5 Een ontbijtgen van Floris van Dijck 17. Kijk door oogharen…. A. Welke etenswaren vallen het meeste op? B. Geef de oorzaak hiervoor aan. 2.6 Interpretatie van stillevens. 18. Bekijk nu het werk van Willem van Aelst. Het “koelbloedige” komt behalve door de voorstelling (dode dieren en geweer) ook nog door een beeldend aspect. Door welk beeldend aspect? Benoem het goed! 19. Welke compositierichting is bepalend?

2.7 Kasteel Nijenhuis /filmpje 20. Bekijk het filmpje. Wat bedoelt prof. Van Os met “stofuitdrukking” van de vis?

HOOFDSTUK 3 ZEVENTIENDE EEUWSE GENRE SCHILDERKUNST

2

Page 3: 6. Vragen bij powerpoint

3.2 Liefdesverdriet of zwanger? 21. Noem 3 attributen uit het schilderij waaraan je kunt zien dat de mensen rijk waren.

22. Geef 2 onderdelen van de voorstelling aan die naar “huiselijkheid”verwijzen.

3.3 Gerard Dou 23. Hoewel het een gezellige samenkomst lijkt te zijn, geeft de boom op de voorgrond een vreemde sfeer. geef 2 redenen waardoor de boom een “onheilspellend” effect geeft.

3.4 Jan Steen 24. Noem de 3 hoofdkleuren ( hoofdtinten) in dit werk.

25. Geef 5 voorbeelden in de voorstelling van slordigheid en van de gemakkelijke leefwijze van dit gezin.

3.5 Willem van Mieris, een vredig genrestuk 26. Er bevindt zich in dit genrestuk ook een stilleven. Wat zie je op dit onderdeel/ dit stilleven?

27. Door welk beeldend aspect wordt de aandacht op de drie mensen gelegd?

3.6 Jacques de Gheyn 28. De schilder heeft zich hier uitgeleefd in de “stofuitdrukking”. Aan welke onderdelen zal hij vooral lang en gedetailleerd gewerkt hebben?

3.7 Jan Steen, De genoegen van onmatigheid 29. Vergelijk dit werk met het vorige werk van Jacques de Gheyn. Zet de juiste woorden onder de juiste schilder. Losse manier van schilderen Gedetailleerde manier van schilderen Fijnschilderen Vlotte penseelstreek Gewone mensen Rijke mensen Dynamisch werk Statisch werk Druk Rustig

3

Page 4: 6. Vragen bij powerpoint

HOOFDSTUK 4 DE ONTWIKKELING VAN HET DESIGN VAN SERVIEZEN IN DE 19DE EN 20STE EEUW

4.1 Fabriek Etruria /Wedgwood 30. Bekijk de twee producten van aardewerk. Noem 2 uiterlijke overeenkomsten qua vorm.

31. Bekijk de onderste afbeelding van de showroom. Welke klassiek bouwelement zie je hier?

4.2 Japans servies, Bracquemond 32. Bekijk de twee gekleurde borden. Geef 3 overeenkomsten/ kenmerken voor het werk van Bracquemond.

4.3 Agit-porselein, Malevitsj 33. A. Kijk naar de poster onderaan. Welke van de erboven afgebeelde onderdelen van serviesgoed komt het meest overeen met de poster? B. Leg uit waarom.

4.4 Marianne Brandt, Bauhaus Weimar 34. Bekijk de lamp en de theepot. Geef 2 kenmerken die zowel bij de lamp als de theekan te zien zijn.

35. Vergelijk de theepot naast de lamp met de laatste afgebeelde theepot van M. Brandt. A. Welke is functioneler (of: ergonomisch beter) ? De eerste of de tweede? B. Waarom?

36. Industriële productie is einddoel van de Bauhaus metaalwerkplaats. Waaraan zie je dat het “zakelijk aandoende” ontwerpen zijn?

4.5 Marcel Wanders 37. Zowel voor- als achterkant van de borden kenmerken de stijl van Wanders. Geef drie aanduidingen voor zijn stijl.

4.6 Esther Derkx 38. Hoe levert Esther Derkx een bijdrage aan het milieu?

39. Waarin verschillen de mensfiguren op het serviesgoed met de bloemen?

4

Page 5: 6. Vragen bij powerpoint

HOOFDSTUK 5 POPART

5.1 Claes Oldenburg 40. Bekijk de 3 afbeeldingen. Wat is de overeenkomst qua onderwerp?

41. Noem 2 verschillen tussen de laatste afbeelding en de twee eerdere.

42. Pop art betekent : popular art. Verklaar de term met betrekking tot de afbeeldingen.

5.2 Daniel Spoerri. 43. Welk standpunt nam de fotograaf in toen hij de afgebeelde werken fotografeerde? 44. Als je het onderste werk van Spoerri vergelijkt met de stillevens van Floris van Dijck (2.5) en van Willem Claes Heda (2.6) geven ze allemaal een tijdsbeeld. Borden, lepels, vorken, mandjes had je toen en nu…..Welke voorwerpen die je op genoemd werk van Spoerri ziet, zijn kenmerkend voor deze tijd?

45. Bekijk de twee tafels van Spoerri. A. Welke oogt “grafischer”? B. Noem hiervoor 2 redenen.

5