6 december 2005 Aan de leden van de Partij van de …...6 december 2005 Aan de leden van de Partij...

36
6 december 2005 Aan de leden van de Partij van de Arbeid Hierbij treft u het rapport ‘De Wet van Wederkerigheid’ aan van de door het partijbestuur ingestelde projectgroep Verzorgingstaat onder voorzitterschap van Han Noten. Dit rapport gaat over een kernvraag van de sociaal-democratie: hoe organiseren we in de toekomstige samenleving de noodza- kelijke solidariteit? Het organiseren van sociale zekerheid is onlosmakelijk aan onze beweging verbonden. De verzorgings- staat is echter nodig aan modernisering toe. Hoe krijgen we zoveel mogelijk mensen aan het werk? Hoe houden we reke- ning met de individualisering zonder de solidariteit los te laten? Hoe houden we de verzorgingsstaat betaalbaar? Wat is de rol van de burgers, de overheid en de maatschappelijke organisa- ties hierbij? Het rapport gaat op deze en andere vragen in, uitgaande van drie kernwaarden: wederkerigheid, vertrouwen en ondeelbare verantwoordelijkheid. De eerste heeft ook de titel van het rap- port opgeleverd: de solidariteit kan alleen bestaan als zowel de samenleving als de burger rechten en plichten serieus nemen. Het recht op ondersteuning is gekoppeld aan de plicht tot wer- ken; het recht om eisen aan de burger te stellen is verbonden aan de plicht voor banen te zorgen en leren te faciliteren. Het vertrouwen van de burger in de verzorgingsstaat is niet gebaat bij grote stelselwijzingen die een groot politieke of maatschappelijk draagvlak ontberen. Met ondeelbare verantwoordelijkheid bedoelt het rapport dat verantwoordelijkheid niet mag worden afgewenteld door bur- gers, overheid of sociale partners. ‘De Wet van Wederkerigheid’ is een mooi geschreven rapport (op het woord employability na!). Het biedt op basis van een

Transcript of 6 december 2005 Aan de leden van de Partij van de …...6 december 2005 Aan de leden van de Partij...

6 december 2005

Aan de leden van de Partij van de Arbeid

Hierbij treft u het rapport ‘De Wet van Wederkerigheid’ aan van de door het partijbestuur ingestelde projectgroepVerzorgingstaat onder voorzitterschap van Han Noten.

Dit rapport gaat over een kernvraag van de sociaal-democratie:hoe organiseren we in de toekomstige samenleving de noodza-kelijke solidariteit? Het organiseren van sociale zekerheid isonlosmakelijk aan onze beweging verbonden. De verzorgings-staat is echter nodig aan modernisering toe. Hoe krijgen wezoveel mogelijk mensen aan het werk? Hoe houden we reke-ning met de individualisering zonder de solidariteit los te laten?Hoe houden we de verzorgingsstaat betaalbaar? Wat is de rolvan de burgers, de overheid en de maatschappelijke organisa-ties hierbij?

Het rapport gaat op deze en andere vragen in, uitgaande vandrie kernwaarden: wederkerigheid, vertrouwen en ondeelbareverantwoordelijkheid. De eerste heeft ook de titel van het rap-port opgeleverd: de solidariteit kan alleen bestaan als zowel desamenleving als de burger rechten en plichten serieus nemen.Het recht op ondersteuning is gekoppeld aan de plicht tot wer-ken; het recht om eisen aan de burger te stellen is verbondenaan de plicht voor banen te zorgen en leren te faciliteren. Het vertrouwen van de burger in de verzorgingsstaat is nietgebaat bij grote stelselwijzingen die een groot politieke ofmaatschappelijk draagvlak ontberen.Met ondeelbare verantwoordelijkheid bedoelt het rapport datverantwoordelijkheid niet mag worden afgewenteld door bur-gers, overheid of sociale partners.

‘De Wet van Wederkerigheid’ is een mooi geschreven rapport(op het woord employability na!). Het biedt op basis van een

De Wet van Wederkerigheid

‘Geen recht,waar plicht is opgeheven,

Geen plicht, leert zij,waar recht ontbreekt’.

degelijke analyse overtuigende en prikkelende vooruitzichtenvanuit een duidelijk sociaal-democratische invalshoek.

Het partijbestuur vindt het rapport een uitstekende basis voorverdere discussie in de partij. Het dankt de projectgroep zeervoor het vele werk dat zij heeft verzet en dat heeft geresulteerdin dit belangrijke rapport. Het rapport dient tevens, samen metde resultaten van de discussie hierover, als bouwsteen voor hetprogramma voor de volgende Tweede Kamerverkiezingen.

Namens het partijbestuur

Ruud Koole(voorzitter)

Inhoudsopgave

Samenstelling Projectgroep Verzorgingsstaat 7

Inleiding 8

Samenvatting 10

1 De Geschiedenis, terugkijken en leren 131.1 Van Voor de Oorlog 131.2 Aan Uitbreiding Geen Gebrek 141.3 Van wie is de Verzorgingsstaat? 161.4 Van Crisis, naar Crises 161.5 Nederland wordt nu Kleiner 191.6 Nederland wordt nu Gekleurder en Grijzer 201.7 Lerend Land 211.8 Samenvattend: Van Geschiedenis naar Beweging 23

2 De Beweging: Een Visie op de Verzorgingsstaat 252.1 Over Wederkerigheid 25

2.1.1 De Weg naar Vrijheid 252.1.2 Wederkerigheid 262.1.3 Solidariteit Moet Worden Georganiseerd 272.1.4 Het Belang van het Collectief 282.1.5 De Werkende Samenleving 29

2.2 Over een Ondeelbare Verantwoordelijkheid 302.2.1 Een Ondeelbare Verantwoordelijkheid 302.2.2 Fatsoenlijke Garanties, Slimme

Investeringen en Eigen Verzekeringen 312.2.3 De Zorgvuldige Wetgever: Complexe

Wetten Maken Mensen Klein 322.2.4 De Wetgever en de Imperfecte Verzorgingsstaat 342.2.5 Een Overheid die Vertrouwen Verdient 352.2.6 Een Overheid die Verantwoordelijkheid

Geeft en Kansen Creëert 362.2.7 Een Overheid die Bewaakt en Ingrijpt 372.2.8 De Burger Regeert 382.2.9 De Burger wordt Geregeerd 38

4 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 5

Samenstelling Projectgroep Verzorgingsstaat

Han Noten (voorzitter), Fractievoorzitter Eerste Kamer PvdAJan Bugter, Directeur Sallcon GroepJet Bussemaker, Lid Tweede Kamer PvdA, woordvoerder

Sociale Zaken en WerkgelegenheidHans Kamps, Voorzitter van de Algemene Bond van

Uitzendondernemingen (ABU)Kees van Kersbergen, Hoogleraar Politicologie, Vrije

Universiteit AmsterdamTrudie Knijn, Hoogleraar Algemene Sociale

Wetenschappen, in het bijzonder Zorgen Welzijn, Universiteit Utrecht

Arie Kraaijeveld, Oud-voorzitter FME-CWMPaul Tang, Plaatsvervangend directeur Ministerie

van Economische ZakenElla Vogelaar, Voorzitter van de Brancheorganisatie

Reïntegratiebedrijven (BOREA) en zelf-standig adviseur/interim-manager

Jan van Zijl, Voorzitter van de Raad voor Werk enInkomen

Ondersteuning Projectgroep

Michael Juffermans, Hoofd Kenniscentrum PvdARoland Kip, (redactie) PvdA, secretaris afdeling

Nunspeet Margreet Nederhand

“De sociale zekerheid is van iedereen.Een stelsel voor iedereen is ook beter voor iedereen”.

Karin Adelmund

2.3 De Betekenis van Betrouwbaarheid 402.3.1 De Verzorgingsstaat en de Tekentafel 402.3.2 Niet Groots wel Meeslepend 402.3.3 Samenvattend: Van Beweging naar Richting 41

3 De Richting: Vernieuwen met Verstand 43Vooraf: Over wat er Mis is met onze Verzorgingsstaat 453.1 Herstel van Wederkerigheid 45

3.1.1 De Zorg voor Banen: de Overheid aan het Werk 493.1.2 Iedereen doet mee: De uitkering wordt verdiend 493.1.3 Investeren in Wederkerigheid 503.1.4 Permanent Leren: Wederkerigheid in Onderwijs

en Arbeidsmarkt 533.2 Herstel van Vertrouwen 56

3.2.1 Herstel van Vertrouwen: Het Belang van deBetaalbaarheid 56

3.2.2 Herstel van Vertrouwen: Stop Omgekeerde Solidariteit 58

3.2.3 Herstel van vertrouwen: Betaalbaarheid is een Keuze 62

3.2.4 Herstel van Vertrouwen: Zonder Angst voor Europa 63

3.3 Herstel van Ondeelbare Verantwoordelijkheid 64

4 Tenslotte 69

6 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 7

De projectgroep realiseert zich dat iedere afbakening arbitrair is. Vanéén onderwerp dat nauwelijks aan de orde komt vindt zij dat verve-lend en dat is het onderwerp ‘welzijn’. Het zat niet met zoveel woor-den in de opdracht en toevoegen zou de omvang van het rapport ver-dubbelen. Overigens zijn alle leden van de projectgroep enthousiastover de strekking van het rapport. Uiteraard is niet ieder lid altijdeven enthousiast over de gekozen formulering.

Als achtergrondinformatie heeft de projectgroep van veel rapportenen artikelen gebruik gemaakt (www.pvda.nl ). Bijvoorbeeld het recentverschenen: ‘Zonder visie geen toekomst’ en ‘Keuzen in de socialezekerheid’, ‘Nieuwe vormen van solidariteit’. Maar als projectgroephebben wij ook gebruik gemaakt van ‘oude’ rapporten en studies dienog steeds zo actueel, mooi van taal en bruikbaar zijn, zoals ‘De wegnaar vrijheid’ en ‘Om de kwaliteit van het bestaan’.

De projectgroep eindigt haar werkzaamheden met een pleidooi omhet ‘merk’ verzorgingsstaat opnieuw te laden. Want het is de verzor-gingsstaat die een belangrijke bijdrage levert aan de sociale cohesiewaar in onze tijd een grote behoefte aan is.

De verzorgingsstaat is een houvast, hoe bescheiden ook, voor hendie getroffen worden door ziekte of armoede. Maar hij zorgt nietalleen voor zekerheid; de verzorgingsstaat biedt burgers de kans omtalenten te ontwikkelen en ondernemers om te ondernemen. Kortom:de verzorgingsstaat is een slimme strategie. We wisten het wel, maarwe waren het misschien vergeten.

Projectgroep VerzorgingsstaatHan Noten, voorzitter

Inleiding

Verzorgingsstaat is twee keer fout. Namelijk ‘verzorging’ en ‘staat’.Met dat idee ging de Projectgroep Verzorgingsstaat aan het werk.Want verzorging klinkt paternalistisch, kleineert de burger en maakthem afhankelijk. En staat klinkt rigide en afstandelijk; doet iets datniemand wil en maakt onmogelijk wat iedereen juist wél graag wil.Vergeten of ‘verworden’ zijn drie belangrijke begrippen waarop deverzorgingsstaat is gebouwd: wederkerigheid, vertrouwen en eenondeelbare verantwoordelijkheid. En volgens de projectgroep is daternstig. Want een verzorgingsstaat waarin de wederkerigheid ont-breekt, een verzorgingsstaat waarin burgers geen vertrouwen heb-ben, een verzorgingsstaat waarvoor niemand verantwoordelijk is, zoeen verzorgingsstaat kan niet bestaan. Daarom heeft de projectgroepwederkerigheid, vertrouwen en een ondeelbare verantwoordelijkheid cen-traal gezet in het tweede deel van het rapport. In dit deel zijn dezebegrippen opnieuw gewaardeerd en als criteria geformuleerd voor devoorstellen en beleidsinterventies die in het derde deel van het rap-port zijn beschreven. Het rapport heeft de titel De Wet vanWederkerigheid gekregen, juist ook vanwege de herwaardering vanhet begrip wederkerigheid.Het rapport gaat over veel wel, maar ook over heel veel níet. Dat kanook niet anders wanneer we als projectgroep een rapport over de ver-zorgingsstaat willen schrijven met zowel een analyse/verklaring (deel1), een visie met ontwerpeisen voor voorstellen (deel 2) en concretevoorstellen (deel 3). Dus hebben we keuzes gemaakt. Zo zijn deonderwerpen die in andere projectgroepen van de PvdA wordenbehandeld niet of nauwelijks terug te vinden (‘Zorg’, ‘Wonen’,‘Bestuurlijke Vernieuwing’, ‘Publieke Dienstverlening’ en ‘Europa’). De projectgroep heeft in de eerste plaats gekeken naar wat er mis ismét de verzorgingsstaat, daar heeft zij een visie op ontwikkeld. Zijheeft zich dus minder laten leiden door wat er mis is ín de verzor-gingsstaat. Een dergelijke oriëntatie zou een volstrekt ander rapporthebben opgeleverd.Veel onderwerpen worden daarom wel behandeld maar geen enkel

uitputtend en in detail. De voorbeelden zijn bedoeld als richtingge-vend en verduidelijkend.

8 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 9

rig aan de kant gezet. En door insiders ook in hun eigen employabili-ty te laten investeren, is er voor hen meer zekerheid.

Een tweede kernwaarde van de verzorgingsstaat is vertrouwen.Zonder vertrouwen van de burger in de continuïteit kan de verzor-gingsstaat niet bestaan. En dat vertrouwen is de burger aan het ver-liezen. Te vaak zijn de polisvoorwaarden eenzijdig veranderd. Destaat is daardoor niet voorspelbaar en dat is een ander woord vooronbetrouwbaar. Het verlies aan vertrouwen komt ook door de versta-telijking en de daarmee gepaard gaande bureaucratisering van de ver-zorgingstaat. De complexiteit van wet- en regelgeving maakt de ver-zorgingsstaat een anonieme onpersoonlijke staat. De conclusies zijnduidelijk. Er komen geen abrupte stelselwijzigingen die zonder eengroot politiek en maatschappelijk draagvlak worden doorgevoerd. Eris veel voor te zeggen om de hypotheekrenteaftrek te beperken of omAOW te fiscaliseren maar dit moet wel met behoud van vertrouwengebeuren. En daarnaast moet er voor het vakmanschap van de pro-fessional/uitvoerder ruimte zijn zodat er voor de individuele talentenvan de burger meer aandacht komt. Toetsing op de kwaliteit van hetwerk van uitvoerders kan ook achteraf en steekproefsgewijs. Daardoor kan een deel van de toetsbureaucratie wegvallen. Projectenin de jeugdzorg en binnen de Wet Werk en Bijstand (WWB) hebbenlaten zien dat het kan.

Een derde kernwaarde van de verzorgingsstaat is ondeelbare verant-woordelijkheid. De burger, de wetgever en de uitvoerende overheidhebben in de verzorgingsstaat ieder een eigen rol en daarmee eeneigen onvervreemdbare verantwoordelijkheid. Samen maken ze deverzorgingsstaat maar de eigen onvervreemdbare verantwoordelijk-heid mag niet worden gedeeld. Gebeurt dat wel, dan leidt dat totonduidelijke collectiviteiten. Dat zijn collectiviteiten waarbij de risi-co’s, middelen en zeggenschap niet in één hand liggen. En daar waardat het geval is leidt dit onvermijdelijk tot afwenteling van risico’s opde rest van de samenleving en worden sommige burgers uitgesloten.Kortom, geen afwenteling en geen uitsluiting. Dat zijn criteria waar-op bijvoorbeeld de uitvoering van WW en reïntegratie van werkenden

Samenvatting

De verzorgingsstaat is de uitwerking van het idee dat we samen ster-ker staan dan alleen. Concreet vervult de verzorgingsstaat verschil-lende functies: hij biedt de garantie van een bestaansminimum vooriedereen die niet of niet meer voor zichzelf kan zorgen; hij geeft bur-gers mogelijkheden om in zichzelf te investeren en hun talenten teontplooien; hij laat burgers risico’s delen die voor ieder van hen tegroot zijn om alleen te dragen. Deze functies zijn niet achterhaaldmaar blijven nodig. Deze functies zijn niet alleen sociaal maar ooksterk.Het nut van de verzorgingstaat staat buiten kijf. Wel zijn kernwaardenin de loop van de jaren verbleekt of teloorgegaan. Hiervoor zijn talvan verklaringen te vinden. Het heeft onder meer te maken met ver-anderingen in de opbouw van de bevolking, met het verschijnen vanandere samenlevingsvormen maar ook met misvattingen over soli-dariteit. Dit rapport legt de nadruk op de kernwaarden. Het bena-drukt: wederkerigheid, vertrouwen en ondeelbare verantwoordelijkheid.

De verzorgingsstaat is gebaseerd op wederkerigheid: zonder wederke-righeid geen verzorgingsstaat. Er zijn over en weer rechten en plich-ten: voor de burger én voor de samenleving. Wederkerigheid is essen-tieel voor de band tussen burger en samenleving, tussen individu encollectief: dat is De Wet van Wederkerigheid. De burger heeft recht opondersteuning, bijvoorbeeld via een uitkering. Daar staat tegenoverde plicht om te werken: werken op de arbeidsmarkt, door zorgtakente vervullen of door te werken aan een terugkeer op de arbeidsmarkt.Dat laatste kan door zich te laten scholen of door een leerwerktrajectte volgen. De samenleving heeft het recht om eisen aan haar burgerte stellen. Daar staat tegenover de plicht te zorgen voor banen en hetleren te faciliteren. Alleen als de samenleving haar plicht invult, kanzij ook eisen stellen: investerings- en participatiebanen in hetbedrijfsleven en bij de overheid, meer mogelijkheden voor persoon-lijke dienstverlening en aanbod van kwalitatief goede kinderopvangzijn noodzakelijk om te zorgen voor banen. Door een employability-toets in het ontslagrecht te introduceren en uitval in het (voorberei-dend) beroepsonderwijs tegen te gaan, komt het leren centraal testaan. Door outsiders te ‘subsidiëren’ worden ze niet langer langdu-

10 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 11

1 De Geschiedenis, terugkijken en leren

1.1 Van Voor de Oorlog

Noodwet Ouderdomsvoorziening. Wie denkt aan de eer-ste steen van de moderne verzorgingsstaat, denkt vaakaan de noodwet van Drees uit 1947. Maar al ver voor deTweede Wereldoorlog waren burgers zelf al goed in staatom keuzes te maken, partners te zoeken en collectiviteitente vormen. Ze deelden risico’s en verwezenlijkten kansenzonder daarbij terug te vallen op de liefdadigheid of deoverheid waarmee zij in een ongelijke en vernederendepositie zouden komen. Er ontstonden tal van zelforgani-saties voor de bouw van dijken, onderlinge waarborg-maatschappijen voor brandverzekering, woningcorpora-ties en vakorganisaties voor de verbetering van arbeids-voorwaarden en arbeidsomstandigheden. De collectivitei-ten ontstonden op basis van solidariteit. Solidariteit wasgebaseerd op een zakelijke afspraak, een deal: niemandwas onkwetsbaar, niemand kon het alleen. Deals ontston-den ook tussen sociale partners, soms na strijd. Sociaalbewogen werkgevers zorgden voor risicoafdekking eninvesteerden in welzijn en ontwikkeling van hun werkne-mers. Maar vaak ging dat niet vanzelf en ook daar was ereerst strijd voor nodig. Want solidariteit was niet alleenrisico’s delen. Het was ook een manier om macht te orga-niseren: ‘samen sta je sterk’.

De verstatelijking was aanvankelijk marginaal en uitslui-tend gericht op rudimentaire wetgeving voor armoedebe-strijding en veiligheid. Later, in de crisisjaren, werdenoverheidsinterventies frequenter en gericht op activeringin de vorm van scholing- en werkprogramma’s. De over-heid had een afspraak met burgers: arbeid in ruil voorinkomen en eten. Bijna letterlijk, want wie een scholings-programma volgde, kreeg vaak een gratis maaltijd.

getoetst moet worden. Dat geldt voor sociale partners, als zij een rolin de uitvoering hebben. Maar dat geldt óók voor overheidsinstellin-gen, als die een rol in de uitvoering hebben. In beide gevallen bestaathet gevaar dat er afwenteling naar de bijstand naar gemeentes kanplaatsvinden.

Het rapport bevat voorstellen om aan het herstel van deze kern-waarden bij te dragen. De verzorgingsstaat is niet statisch en nooitaf. Met de tijd moeten arrangementen veranderen. Met de tijd zullener nieuwe collectiviteiten ontstaan. Maar willen zij succesvol zijn, danmoeten ze zijn gebaseerd op de kernwaarden wederkerigheid, vertrou-wen en ondeelbare verantwoordelijkheid.

12 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 13

Burgers zoeken zelf collectiviteit

Solidariteit is een deal

Verstatelijking komt later

De verzorgingsstaat dijde langzaam maar zeker uit.Sociale zekerheid werd steeds meer een recht.Wederkerigheid raakte op de achtergrond. Uit zicht raaktede caritas die met de opkomst van de verstatelijking zichlangzaam maar zeker terug trok. En uit zicht raakte daar-mee de activering van het individu. Het stelsel was cura-tief gedreven en ging eerder uit van de beperkingen vanhet individu en van groepen dan van hun mogelijkhedenen werd daarmee steeds meer een stelsel van inkomens-verzekeringen.

De relatie tussen ‘premiebetalend’ en ‘uitkeringontvan-gend’, werd met de invoering van de Algemene BijstandsWet losser en verdween met iedere nieuwe wet steedsmeer uit het zicht. Veel premiebetalers voelden zich net-tobetaler; de solidariteit kwam onder druk te staan. Deverzorgingsstaat werd steeds meer een bureaucratie:betrouwbaar maar niet altijd even effectief. De toenemen-de omloopsnelheid van de wet- en regelgeving, de com-plexiteit en ‘de kleine lettertjes’ zorgden ervoor dat de bur-ger zich steeds minder betrokken voelde met die verzor-gingsstaat en zich er langzaam maar zeker van afkeerde.

Solidariteit betekende in de ‘moderne’ opvatting van desociaal-democratie de erkenning van een onderlingeafhankelijkheid, de acceptatie van verschillen en de aan-wezigheid van inlevingsvermogen en medeleven.Solidariteit werd niet georganiseerd binnen de overeen-komstige klasse- en positiebelangen, maar ging uit vanprincipes waarin ‘de sterken’ bijdroegen aan een verbete-ring van de positie van ‘zwakken’. Waarin generatieselkaar ondersteunden. Waarin minderheden en meerder-heden elkaar ondersteunden. Waarin mannen de emanci-patiestrijd van vrouwen steunden. Solidariteit kwam voortuit én bevorderde het gemeenschapsdenken. Het had alsdoel sociale integratie en gelijktijdig oog voor een (welbe-grepen) eigenbelang. Er was een besef dat wie sterk was,zwak kon worden en omgekeerd. Want wie is er eigenlijkonkwetsbaar? Een gebrek aan samenwerking zou ten

Solidariteit was in deze periode een ‘klassiek’ sociaal-democratische waarde. Het was de weg waarlangs hetsocialisme kon worden gerealiseerd. Vrijheid in gebon-denheid én welvaart voor iedereen.

1.2 Aan Uitbreiding Geen Gebrek

Na de oorlog werd sociale bescherming een speerpunt.De sociale zekerheid was niet langer uitsluitend hetdomein van werkgevers en werknemers, maar werd deverantwoordelijkheid van de gemeenschap én het indivi-du. De rol van de staat werd groter. De overheidsbemoei-enis was vooral gericht op het vergroten van de welvaarten werd gekenmerkt door een systeem van overheidszorgmet garanties voor het collectieve sociale welzijn. Er wassprake van wederkerigheid. De burger was verantwoorde-lijk én had de plicht voor inkomensverwerving en armoe-debestrijding. Solidariteit stond centraal en werd gevoeddoor de wil en de wens om als samenleving sterker testaan. Maar dat kon alleen als ieder individu naar vermo-gen deel kon nemen aan die samenleving. Er was sprakevan een sterke sociale cohesie en een transparante bevol-kingsopbouw. In een periode van bloei en groei, van opti-misme en vertrouwen, was er een sterke uitbreiding vanhet stelsel. Dat gebeurde met een brede parlementairesteun en een groot draagvlak in de samenleving, hoewelniet alles altijd tot stand kwam zonder sociale strijd. Deverzorgingsstaat was een alternatief voor totalitaire syste-men en voor een ongebreideld marktdenken: het laissezfaire van het klassiek liberalisme. In die zin droeg de verzorgingsstaat ook bij aan het redu-ceren van angst voor maatschappelijke chaos en revolutie.

14 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 15

Welvaart enarmoede-bestrijding

Uitbreiding metdraagvlak

Wederkerigheiduit beeld

Solidariteit

Wederkerig-heid

‘Inderdaad zijn er aan de sociale politiek grenzen gesteld. In sommigeopzichten zijn de grenzen vrij genaderd en (…)

dient gewaakt te worden tegen verabsolutering van de sociale politiek’. (De weg naar vrijheid)

du en de samenleving. En, in het verlengde daarvan, waar-om een grotere voorspoed niet geleid had tot een groteregelijkheid.

Er kwamen in het begin van de jaren zeventig voor heteerst vragen over de betaalbaarheid en beheersbaarheidvan het stelsel. Na de invoering van de AAW, de AlgemeneArbeidsongeschiktheidswet die wordt gezien als de com-pletering van het stelsel, kwamen er bezuinigingsmaatre-gelen zoals generieke kortingen op uitkeringen en harmo-nisatie van de uitkeringspercentages. Aanvankelijk von-den de beleidsinterventies nog per voorziening plaats,maar niet veel later gebeurde dit via een stelselwijziging.In de aanpak die moest leiden tot beheersbaarheid endoelmatigheid, kwam het accent naast bezuinigingen, ookte liggen op activering: de bevordering van werkgelegen-heid door scholing en werkervaring en het voorkómen vanwerkloosheid. De aanpak was echter minder gebaseerd ophet aanspreken van de individuele verantwoordelijkheidvoor het verwerven van eigen inkomen zoals dat direct nade oorlog het geval was.

Ondanks crises en voorzichtige veranderingen en bezuini-gingen, breidde de verzorgingsstaat zich in de jaren zestigen zeventig verder uit. Behalve het domein van de socialezekerheid bestreek hij ook meer en meer de domeinenwonen, zorg, onderwijs en welzijn. Dit had veel gevolgenvoor de complexiteit van de wet- en regelgeving en debureaucratie bij het uitvoeren en controleren van al die wet-ten en regels. Die ontwikkeling riep bijna vanzelf vragen opover de effectiviteit en de legitimatie van arrangementen.

Uitvoerders/professionals waren door deze toenemendecomplexiteit en bureaucratie steeds meer met controle- enbeheerstaken bezig dan met hun professie en vakkundig-heid. Veranderingen kwamen van beleidsmakers, van‘boven’. De autonomie van de professional/uitvoerderwerd steeds meer beperkt. Verbetering en innovatie via experimenten waarbij uit-

koste gaan van de welvaart en het welbevinden. De ver-zorgingsstaat moest voor iedereen zijn.

1.3 Van wie is de Verzorgingsstaat?

De moderne verzorgingsstaat is een product van verschil-lende politieke stromingen, van sociale partners en bur-gers die zich verenigd hebben in tal van samenwerkings-verbanden. Wie goed analyseert, weet dat de sociaal-democratie in Nederland zeker niet het patentrecht heeftop de ontwikkeling van de verzorgingsstaat. Integendeel,de opbouw is zeker ook toe te rekenen aan de combinatievan christen-democraten en liberalen. De invloed van alledrie de stromingen is terug te vinden in het ontwerp vanonze verzorgingsstaat. Dat het in onze tijd erop lijkt dat desociaal-democratie een van de laatste verdedigers is vande grondslagen van onze verzorgingsstaat doet daar nietsaan af. De verzorgingsstaat is van iedereen. De verzor-gingsstaat is meer dan alleen de zorg van de staat.

1.4 Van Crisis, naar Crises

De eerste kritiek op de verzorgingsstaat vormde zich alvoordat de naam ‘verzorgingsstaat’ bestond: direct na deTweede Wereldoorlog was er de angst voor een overheer-sende overheid, een grote bureaucratie en een staatsbe-moeienis die ten koste zou kunnen gaan van de duurbevochten vrijheid. In de tijd die volgde, was in elk decen-nium wel sprake van een crisis. In de jaren vijftig, zestigen zeventig woedde de ideologische discussie of de wel-vaartsstijging prioriteit kreeg of de vrijheid van het indivi-

16 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 17

Verzorgingsstaatvan iedereen

Bureaucratie,bezuiniging stel-selwijziging

‘Sociale zekerheid van de wieg tot het graf, zoals dat wel heet, is geenleuze, welke men de ondergetekende ooit zal horen aanheffen ’

( J.G. Suurhoff, minister van Sociale Zaken van het derde kabinet-Drees inde Memorie van Antwoord bij de begroting voor 1953)

Uitbreiding vandomeinen

Accent van deprofessional/ uitvoerder

individuele ontwikkeling waardoor met name mensen meteen zwakkere startpositie het moeilijk hebben om de aan-sluiting naar de arbeidsmarkt te maken. De begeleiding iste vaak gebaseerd op grootschaligheid en is daardoor teanoniem. Het gevolg van dit alles is dat teveel jongerenhun school verlaten met te weinig kans op de arbeids-markt. Dat kan ook anders. In andere landen, met namein Scandinavische landen, ontwikkelde zich een anderbeleid waar meer sprake is van verplichtende scholing,acceptatie van werk in ruil voor hogere maar kortdurendeuitkeringen en goede faciliteiten voor kinderopvang. Deoverheid verplicht zich in deze landen tot het snel aanbie-den van werk.

Bij het toepassen van de regelgeving in Nederland, wer-den ook veel burgers ‘de dupe’. Bijvoorbeeld zij die veel inzichzelf hebben geïnvesteerd door (bij)scholing, maardoor het principe van last in/first out, bij reorganisatiesals eerste de arbeidsorganisatie moesten verlaten. Degroeiende groep van zelfstandigen zonder personeel, dezzp-ers, werd genegeerd. Dat zelfde geldt voor de echtekleine ondernemers met twee of drie werknemers. Zijzorgden voor toenemende economische activiteit én voordynamiek op de arbeidsmarkt. Op die manier droegen zebij aan de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat, terwijlze zelf nauwelijks profijt van hadden. Zzp-ers zorgdenvoor een alternatief van de arbeidsovereenkomst. Voorvelen is het een nieuwe start op de arbeidsmarkt: somsblijvend als zelfstandig ondernemer en soms als eenopstap naar een nieuw dienstverband.

1.5 Nederland wordt nu Kleiner

Internationaal gezien zijn China, Brazilië en India nieuweeconomische machten aan het worden. Veel Nederlandsebedrijven hebben geïnvesteerd in deze landen waardoor erkapitaal wegvloeit. Ook binnen Europa treden veranderin-gen op. Met de uitbreiding van de Europese Unie is er

voerder en beleidsmaker interactief samenwerkten, von-den niet of nauwelijks plaats. Domweg omdat dit nietpaste binnen een bureaucratische overheid die gerichtwas op beheersing en niet op innovatie. Dit werd nog eensversterkt door het sterk gesegmenteerde arbeidsmarktbe-leid. Sectorale organisaties zijn nog maar weinig tot eenstructurele samenwerking gekomen tussen verschillendesectoren. Bijvoorbeeld Opleiding- en ontwikkelingsgeldenin de ene sector, zouden nog beter ingezet kunnen wordenvoor (om)scholing naar een andere sector.

Het toenemende denken gebaseerd op een bureaucra-tisch gelijkheidsbeginsel, en dus het denken in termenvan rechten in plaats van het denken in termen van rela-ties en onderlinge afhankelijkheid, leverde meer regelge-ving en complexiteit op. De verzorgingsstaat werd ano-niem, de betrokkenheid van de burger werd kleiner en dekloof tussen burger en staat werd groter. Dat wil niet zeg-gen dat burgers niet op zoek waren naar betrokkenheid ensolidariteit. Integendeel. Uit elk onderzoek blijkt iederekeer weer opnieuw dat de behoefte aan saamhorigheid inde samenleving niet is verdwenen of zelfs is afgenomen.De burger neemt afstand maar hij doet dat tegen wil endank.

De flexibiliteit op de arbeidsmarkt nam niet toe. Hetarbeid- en ontslagrecht bleek een ‘permafrost’ in de flexi-bilisering van en investering in de arbeidsmarkt. Het leeraanbod en de leerbehoeften en – mogelijkhedensluiten niet meer op elkaar aan. De grens tussen leerwe-gen en werk wordt steeds scherper: leerwegen zijn mindergebaseerd op de praktijk én steeds minder gericht op de

18 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 19

Afstand en anonimiteit

‘’ We zien dat nu overal de spanning van de naoorlogse herstelwerk gaatwijken, de omtrekken van de sociale verzorgingsstaat (welfare state) steedsdefinitievere contouren aannemen en de socialistische beweging dreigt ten

onder te gaan aan de vervulling van haar ideaal’. ( Joop den Uyl, Theorie en beweging, 1956)

Arbeidsmarkt-ontwikkeling

Internationali-sering

betekent dat er tijdens een gemiddeld mensenleven in eenkortere tijd meer verdiend moet worden. Maar steedsminder burgers leven dat gemiddelde mensenleven. Er isniet meer sprake van één groep, van één burger. Nieuwegroepen vormen nieuwe collectiviteiten, zoals groepenvan ouderen die een eigen woon-/zorgvoorziening organi-seren en ouders met kinderen die hun eigen kinderop-vanginstelling starten, of jongeren die een eigen vakbondoprichten. De Nederlandse bevolking groeit niet en zalnaar verwachting in de loop van deze eeuw kunnen krim-pen naar 10-12 miljoen in 2100. De vergrijzing, ontgroe-ning, de diversiteit en de krimp van de (arbeidzame)bevolking, brengen het gesprek op de betaalbaarheid vande voorzieningen en wie kán deelnemen.

De samenstelling en het functioneren van het gezin zijnanders dan vijftig jaar geleden. Er is een andere verdelingbinnen het gezin of samenlevingsvorm dan de traditione-le verdeling in inkomenstaken en zorgtaken. Tweever-dieners (of beter anderhalf-verdieners) zijn sterk in demeerderheid. In 80% van de gezinnen met jonge kinderenwerken beide partners. Hoewel onder de Paarse kabinet-ten wel wat is veranderd, is het huidige beleid vaak nogafgestemd op een indeling met één (mannelijke) kostwin-ner. De positie van vrouwen of van kinderen is geen uit-gangspunt voor het bieden van een risicodekking of eenontwikkelperspectief. Vrouwen nemen wel meer deel aanhet arbeidsproces, maar meestal in kleinere deeltijdba-nen. Betaald werk en zorgtaken blijken in het spitsgezinmoeilijk te combineren. De verzorgingsstaat weet daarnog nauwelijks mee om te gaan. De huidige wet- en regel-geving heeft het spitsgezin weinig te bieden.

1.7 Lerend Land

Het Nederland van nu, ziet er heel anders uit dan hetNederland van toen. De overzichtelijke samenleving metdie typisch Hollandse ‘zuilen’ is niet meer. Het onbekom-

meer vrij verkeer van (goedkope) arbeidskrachten geko-men. Productiebedrijven verplaatsen hun fabrieken naarandere landen. Tegelijkertijd komen buitenlandse arbeids-krachten naar Nederland waar zij moeilijk vervulbare vaca-tures invullen tegen een lager loon. Voorbeelden hiervanzijn er legio: in de land- en tuinbouw, in de bouw en in deinstallatietechniek. Het verlies aan banen als gevolg vanverplaatsing van de productie, is direct zichtbaar.Voordelen zijn er zeker ook, bijvoorbeeld nieuw (dienstver-lenend) werk dat in Nederland ontstaat, de ontwikkelingvan de factor kennis en de voor consumenten goedkopereproducten en de daar uit voortvloeiende stijging van dewelvaart. Maar die voordelen zijn vaak pas later zichtbaar.Arbeidsmigratie kán de Nederlandse arbeidsmarkt onderdruk zetten. Er is zorg over de betaalbaarheid van de voor-zieningen omdat velen er gebruik van maken. Niet ieder-een die van buiten de landsgrenzen komt kan onvoor-waardelijk de voorzieningen die de verzorgingsstaat te bie-den heeft ‘ontvangen’. De gevolgen van de internationali-sering en de verwachting dat de arrangementen niet inter-nationaal (Europees) zullen worden ontwikkeld, betekenendat nationale politiek en beleid noodzakelijk zijn en blijven.

1.6 Nederland wordt nu Gekleurder en Grijzer

Nederland is vanuit internationaal perspectief kleinergeworden. Vanuit nationaal perspectief is Nederland veeldiverser geworden. De samenstelling van de bevolkingziet er nu heel anders uit dan bij de start van de moderneverzorgingsstaat: grijzer (meer ouderen), ontgroenend(minder jongeren) en divers in kleur, samenstelling, her-komst én samenlevingsvormen. De gemiddelde levens-duur is verlengd, gemiddeld begint men later met werkenen gemiddeld wil men eerder stoppen met werken. Dat

20 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 21

Het streven is ‘bestaanszekerheid bij een behoorlijk levenspeil voor iedereen’.(Plan van de Arbeid, 1935)

Diversiteit

Gezin en spitsgezin

druk. Door de verplaatsing van kapitaal naar het buiten-land wordt de belastingdruk op arbeid groter. Zichtbaar isde vorming van één Europese markt en van vrije, interna-tionale handel.

1.8 Samenvattend: Van Geschiedenis naarBeweging

De verzorgingsstaat is ontstaan in een tijd met een dui-delijke bevolkingsopbouw en in een tijd van optimisme enwelvaart. Oorspronkelijk wisten burgers zich zelf te orga-niseren om risico’s af te dekken, maar later was er steedsmeer sprake van verstatelijking. Toch bleven aanvankelijkwederkerigheid én het nemen van een eigen verantwoor-delijkheid door het zelf organiseren van collectiviteiten,belangrijke uitgangspunten bij het vormgeven van arran-gementen. Er was sprake van een ondeelbare verantwoor-delijkheid: premie, risico en uitvoering lagen binnen ééncollectiviteit. Lusten én lasten werden eerlijk gedeeld. Erwas geen sprake van afwenteling op de samenleving.

In de loop van de tijd hebben de begrippen wederkerig-heid en eigen verantwoordelijkheid door zelforganisatieaan kracht verloren. Zij raakten op de achtergrond door deverstatelijking, de bureaucratisering en de daarmeegepaard gaande complexere wet- en regelgeving. Het werddaardoor mogelijk om ongestraft risico’s af te wentelen opde samenleving. Rondom bijvoorbeeld de wet op arbeids-ongeschiktheid gebeurde dat ook. Te vaak werd deze wetdoor werkgevers en werknemers misbruikt als een verkap-te afvloeiingsregeling.

De politiek greep in en moest dat ook gezien de stijgende

merde, optimistische vertrouwen in de groei van de wel-vaart is verdwenen.

Gemiddeld is de bevolking grijzer en ouder gewordendoor een toenemende levensverwachting. Daar heeft deverzorgingsstaat overigens zelf aan bijgedragen door detoegankelijkheid van zorgvoorzieningen te verbeteren. Eris sprake van afnemende sociale cohesie door toenemen-de individualisering en door de ontzuiling. Solidariteit encollectiviteit spreken niet meer vanzelf. De bevolkingssa-menstelling is diverser geworden. Er is niet meer sprakevan één burger. Wie is de ‘maatman’ (of ‘maatvrouw’)wanneer er over dé burger wordt gesproken? Een diversesamenleving dus. Gelden hiervoor dezelfde uitgangspun-ten en dezelfde arrangementen als toen de verzorgings-staat aan de opbouw begon?

Sommige uitgangspunten en principes zijn naar deachtergrond geschoven. Het begrip wederkerigheid datdirect na de oorlog een vanzelfsprekend iets leek bij deinvulling van individuele verantwoordelijkheid, is zo’n uit-gangspunt dat in de loop van de jaren lijkt te zijn verdwe-nen, hoewel er sinds ongeveer 15 jaar wel weer meer aan-dacht wordt gevraagd voor de invulling van wederkerig-heid. Het begrip solidariteit blijkt geen statisch begrip,ook niet binnen de sociaal-democratie. In de modernesociaal-democratie wordt de individuele verantwoordelijk-heid weer steeds vaker expliciet genoemd.

Internationaal gezien zijn er grote veranderingen die bijaanvang van de verzorgingsstaat niet konden wordenvoorzien. Er is sprake van een verhoogde mobiliteit vankapitaal, goederen en arbeidskrachten. Door de instroomvan goedkope arbeidskrachten komen de lonen onder

22 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 23

‘… het recht op een fatsoenlijk bestaan. Iedereen heeft tenminste recht opeen dusdanig niveau van bestaanszekerheid dat men volwaardig aan de

samenleving kan deelnemen…’. (Beginselmanifest, 2005)

‘De samenleving is in belangrijke mate vanuit een solidariteitsprincipegeordend. En niemand lijkt het daarmee oneens te zijn.’

(Paul Schnabel)

2 De Beweging: Een Visieop de Verzorgingsstaat

2.1 Over Wederkerigheid

2.1.1 De Weg naar VrijheidIn ongelijkheid bestaat geen vrijheid. Om in vrijheid tekunnen samenleven moet de samenleving zijn gebouwdop het idee van gelijkheid. Het streven naar gelijkheid ishier niet bedoeld als een poging om de verschillen inmacht en mogelijkheden tussen mensen te ontkennen ofzelfs op te heffen. Integendeel, diversiteit levert juist dyna-miek. Het gaat hier om de gelijkheid die een voorwaardeis om in de samenleving als burger een rol van betekeniste kunnen spelen. Het is de gelijkheid die voortvloeit uithet besef van onderlinge afhankelijkheid en de noodzaakvan wederkerigheid. Het is het opheffen van de ongelijk-heid wanneer mensen moeten leven in angst en armoede.Want daar waar het leven wordt geregeerd door angst enarmoede, bestaat geen vrijheid.

De verzorgingsstaat wordt door mensen gemaakt, dooractieve burgers die ervoor kiezen om in vrijheid samen televen. Als idee is zij het antwoord op totalitaire opvattin-gen over de inrichting van de staat, omdat de macht een-zijdig bij de staat altijd leidt tot een gecorrumpeerdesamenleving. Zij is ook een reactie op de liberale nacht-wakersstaat, omdat macht eenzijdig bij de markt, leidt toteen samenleving zonder samenhang. Een samenlevingwaarin grote groepen mensen aan de kant worden gezet.Als fenomeen is zij het resultaat van een maatschappelijken politiek breed gedragen besluitvorming. Soms in har-monie, vaak na maatschappelijke strijd. Geboren na deTweede Wereldoorlog uit optimisme en vertrouwen en eenantwoord op de angst en de armoede.

kosten. Maar de wijze waarop ze dat deed is onvoldoendeeffectief gebleken. Met het schuren en schaven aan hetsociale stelsel werd de ontwikkeling van steeds maar stij-gende kosten een halt toegeroepen. Maar de betrokken-heid van de burger werd allesbehalve groter. Integendeel.De burger verloor juist het vertrouwen in de verzorgings-staat door (onverwachte) stelselwijzigingen. Polisvoor-waarden, bijvoorbeeld bij de weduwen en wezen wet, wer-den eenzijdig door de staat veranderd en de burger bleefonverzekerbaar achter.

Uitgangspunten als wederkerigheid en een eigen verant-woordelijkheid door zelforganisatie verdampten. De ver-zorgingsstaat werd een inkomensverzekeringsmaatschap-pij. Er traden grote veranderingen op in de opbouw en desamenstelling van de bevolking en in samenlevingsvor-men. Desondanks bleef de klassiek, gehuwde mannelijkealleenverdiener met gemiddeld 2.4 kinderen het uit-gangspunt van het systeem. Geen wonder dat steedsmeer burgers het gevoel kregen dat die verzorgingsstaater niet voor hen was.

Zowel schuren en schaven als grote stelselwijzigingenhebben niet geholpen. En dat is ook niet vreemd. Wanteen coherente visie ontbrak. Oprecht werd er gewerkt aande oplossingen van problemen in en rond de verzorgings-staat. Maar van enige samenhang was nauwelijks sprake.Voordat er iets kan worden gezegd over de richting vaneen noodzakelijke vernieuwing zal die visie moeten wor-den ontwikkeld. Het verleden is daarbij zeer behulpzaam.We hebben geleerd van de geschiedenis. Deel II geeft dievisie.

24 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 25

Uitgangspuntenen arrangemen-ten

Gelijkheid endiversiteit

Samenleven invrijheid

Als laatste is zij de weg waarlangs wij de risico’s kunnendelen die voor ieder van ons te groot zijn om alleen te dra-gen, de verzekeringsfunctie.

2.1.3 Solidariteit Moet Worden Georganiseerd Solidariteit zorgt voor evenwicht, continuïteit en zeker-heid. De verzorgingsstaat is meer dan een verzamelingautonome mensen. Het belang van het individu is nietaltijd het belang van de samenleving en dus kan in de ver-zorgingsstaat de zeggenschap niet uitsluitend liggen bijde individuele burger.

Wel of geen markt in de verzorgingsstaat, is een vraag diezich niet langs ideologische lijnen laat beantwoorden.Marktwerking binnen het publieke domein is soms wél,maar soms ook niet een goede oplossing. Om de publie-ke belangen te waarborgen vraagt zij veel overheidsbe-moeienis en daardoor is de invoering van marktwerkingvaak ingewikkeld. Dat leidt vervolgens tot veel bureaucra-tie en dat leidt weer tot hoge kosten én een afnemendeautonomie van uitvoerders en burgers. Maar soms ismarktwerking doelmatig en eenvoudig te realiseren. Danligt het ook voor de hand om de markt een rol in de uit-voering te geven.

De kwaliteit van de verzorgingsstaat wordt voor eenbelangrijk deel bepaald door de kwaliteit van de uitvoe-ring. De uitvoerder/professional vervult dan ook eenbelangrijke rol in de moderne verzorgingsstaat. Dat kande uitvoerder/professional alleen waarmaken als hij daar-voor ook voldoende macht heeft. Maar teveel machtbeleggen bij de uitvoerder/professional is ook niet ver-standig, want hij dient niet alleen het belang van zijn klantmaar ook dat van zichzelf én van zijn beroepsgroep. Enzelfs als hij alleen het belang van zijn klant voorop stelt, ishet de vraag of dit ook altijd in het belang van de samen-leving is. Die vraag is zeker aan de orde bij de verdelingvan schaarse tijd en middelen.

Er is geen politieke partij of maatschappelijke organisatiedie zich haar eigenaar mag noemen. Zij heeft geen vaderen geen moeder. Zij is van niemand. Wil de verzorgings-staat bestaan, dan moet zij van ons allemaal zijn.

2.1.2 WederkerigheidSolidariteit kan niet gebaseerd zijn op mededogen enhoudt zich verre van liefdadigheid. Liefdadigheid gaat nietuit van gelijkheid, solidariteit doet dat wel. Zij vloeit voortuit het praktische besef dat mensen, als zij de krachtenbundelen, verder komen dan ieder voor zich. Solidariteitorganiseren, betekent samenhang brengen in de samen-leving.

Het fundament onder solidariteit is wederkerigheid. In diezin is solidariteit geen morele keuze maar de praktischeuitwerking van een transactie tussen burgers en hun staaten tussen burgers onderling. Wederkerigheid maakt soli-dariteit niet alleen rechtvaardig, maar ook streng. Dat kanniet anders, want zonder wederkerigheid wordt solidariteitgelijk aan liefdadigheid, tot iets dat mensen afhankelijkmaakt van anderen en daarmee kleineert.

Door solidariteit kan de verzorgingsstaat drie functies ver-vullen. Zij biedt de zekerheid van een bestaansminimumvoor iedereen die niet of niet meer voor zichzelf kan zor-gen, om welke reden dan ook. In die zin is zij een voor-waarde om de vrijwaring van angst en armoede te kunnenorganiseren, de garantiefunctie.

Maar daarnaast wordt het door solidariteit mogelijk teinvesteren in de ontwikkeling van onze samenleving.Investeren in kennis, zorg en welzijn vereist een staat diebereid is om zowel de belangen als de krachten van haarburgers bij elkaar te brengen, de investeringsfunctie.

26 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 27

Solidariteit ensamenleving

Wederkerigheid

Drie functies:GarantieInvesteringVerzekering

‘De mens wordt vrij geboren en overal bevindt hij zich in ketenen.’(De eerste zin uit het ‘Contract Social’ van Rousseau)

De markt isgeen ideologie

De uitvoerderen de macht

ten zijn verplichtend, leiden niet tot maatschappelijkeschade en binnen een collectiviteit worden de lusten én delasten gedeeld. Dat geldt voor alle collectiviteiten. Nietalleen voor de nieuwe maar ook voor de bestaande insti-tutionele collectiviteiten. Want iedere nuancering van dezeuitgangspunten werkt opportunisme in de hand, tast desolidariteit aan en ondermijnt het maatschappelijkedraagvlak.

Daarmee heeft de verzorgingsstaat per definitie een uni-verseel karakter. Zij is er voor alle burgers: álle burgersdoen eraan mee én hebben er profijt van. Een verzor-gingsstaat die zich beperkt tot arrangementen voor hendie niet voor zichzelf kunnen zorgen, waarin de kansrijkenhet gevoel hebben dat die verzorgingsstaat hen niets tebieden heeft, zal langzaam maar zeker afglijden tot eengarantiestaat met minimale voorzieningen met als gevolghet verdwijnen van de solidariteit.

2.1.5 De Werkende SamenlevingAls iedereen hetzelfde wordt behandeld, wordt niemandrecht gedaan. In de moderne verzorgingsstaat staan demogelijkheden van het individu centraal. Dat geldt zowelvoor degene die gebruik maakt van haar voorzieningen,als voor degene die in de uitvoering een rol heeft te ver-vullen.

Onvermijdelijk gevolg hiervan is dat het bureaucratischegelijkheidsbeginsel wordt losgelaten. Want als de indivi-duele talenten en mogelijkheden van burgers het uit-gangspunt zijn van de verzorgingsstaat, dan kan nietgelijktijdig de regelgeving centraal staan die ervoor zorgtdat iedereen onder dezelfde omstandigheden controleer-baar hetzelfde wordt behandeld.

Van oudsher redeneren sociaal-democraten als volgt: soli-dariteit is gelijk aan collectiviteit, collectiviteit is gelijk aanuniformiteit, uniformiteit is gelijk aan gelijkheid dus soli-dariteit is gelijk aan gelijkheid. Deze redenering is toe aan

Het is daarom de opdracht om bij de inrichting van depublieke dienstverlening een dynamisch evenwicht te vin-den tussen de logica van de burger, de markt, de maat-schappelijke onderneming, de bureaucraat en de profes-sional. In die zin is een ideologie die de overheid volledigde uitvoering van het publieke domein toekent evenbedreigend voor de verzorgingsstaat als een ideologie diedeze uitvoering eenzijdig bij de markt legt.

2.1.4 Het Belang van het CollectiefKiezen voor het eigen belang, vaak uit opportunisme,maakt van de mens nog geen asociaal wezen. Maar het iswel de grootste bedreiging voor solidariteit. Daarom ont-staat solidariteit meestal niet vanzelf. Ze moet wordengeorganiseerd en de collectiviteit is de vorm waarbinnendat gebeurt. Collectiviteiten werken alleen als ze aan eenaantal eisen voldoen. Er moet vertrouwen zijn in de conti-nuïteit. Als dat vertrouwen er niet is, verdwijnt vroeg oflaat het maatschappelijke draagvlak voor het bestaanervan. De risico’s die worden gedeeld en de prijs die daar-voor wordt betaald en de zeggenschap erover, vinden weterug binnen één en dezelfde collectiviteit. Gebeurt ditniet, dan is afwenteling op andere delen van de samenle-ving het onvermijdelijke gevolg. Een collectiviteit heeft eenverplichtend karakter en mag gelijktijdig niet uitsluiten.

Teveel vrijblijvendheid in de deelname leidt tot risicose-lectie en daarmee verdwijnt uiteindelijk de solidariteit. Enals laatste: een collectiviteit moet door de mensen die erdeel van uitmaken worden ervaren als nuttig en efficiënt.Zij moet doen waartoe zij in het leven is geroepen en datmoet zij goed doen. Dat stelt eisen aan de kwaliteit encontroleerbaarheid van het bestuur. Kortom: collectivitei-

28 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 29

Dynamisch evenwicht

Solidariteitorganiseren

‘Ik wilde een wet maken, mijnheer de voorzitter, waarop iedere burger eenberoep kon doen, met opgeheven hoofd en waardoor hij niet in een

atmosfeer zou worden geplaatst, die in strijd zou zijn met zijn vrijheid en dewaardigheid van zijn menselijk persoon’. (Marga Klompé, 1963, ABW)

Eisen aan decollectiviteit

Verzorgings-staatvoor alle burgers

Loslaten bureaucratischegelijkheid

Solidariteit is niet gelijk aangelijkheid

aan uitgeven. Maar de wetgever doet dat in opdracht vande burger die haar heeft gekozen en aan wie zij verant-woording af moet leggen. Deze burger is meer dan eenindividu en de burgerij veel meer dan een toevallige optel-som van individuen. Binnen een werkende samenlevinggaat het juist om de burger die zichzelf organiseert binneneen vakbond of werkgeversorganisatie, een schoolbestuurof wijkvereniging, die actief is binnen een maatschappe-lijke organisatie of als ondernemer op de markt. Want hetis de burger die zelf een belangrijk deel van de inrichtingvan de verzorgingsstaat voor zijn rekening neemt. En alslaatste de overheid. Zij vervult een belangrijke rol in de uit-voering van de verzorgingsstaat én zij bewaakt, inopdracht van de wetgever, of de publieke middelen op degoede plek terecht komen.

Zij, wetgever, overheid en burger, maken samen de ver-zorgingsstaat zoals wij die willen. Maar het begrip‘samen’ kan tot verwarring leiden. Het suggereert dat hethierbij gaat om een gezamenlijke verantwoordelijkheid diein gezamenlijk handelen wordt waar gemaakt. En dat isniet zo. De wetgever, de overheid en burger heeft elk zijneigen rol en daarmee een eigen verantwoordelijkheid. Eenverantwoordelijkheid die niet mag worden afgewenteld.Een verantwoordelijkheid die niet kan worden gedeeld.

2.2.2 Fatsoenlijke Garanties, Slimme Investeringenen Eigen Verzekeringen

De wetgever is verantwoordelijk voor de vrijwaring vanangst en armoede en deze verantwoordelijkheid valt niet tedelegeren. De wetgever zorgt er voor dat de garantiefunc-tie op een fatsoenlijke manier wordt vervuld. Natuurlijk kanzij een aantal uitvoerende taken onderbrengen op demarkt. Als dat efficiënt is moet zij dat ook doen. En natuur-lijk moet de uitvoerende overheid haar taken op een ade-quate wijze uitvoeren. Maar het niveau van de garantie, hetverschil tussen een bestaansminimum en armoede, is eenkwestie van beschaving. Dat is een politieke keuze die uit-eindelijk alleen de wetgever kan maken.

vervanging. Want de erkenning van de individuele moge-lijkheden van burgers vereist juist meer pluriformiteit inde arrangementen. Arrangementen moeten passen bij debehoeften van burgers. En als er niet zoveel gemiddeldeburgers zijn, dan is er misschien ook niet zoveel behoefteaan gemiddelde arrangementen. Dat betekent dat meerkeuze in én meer invloed op collectieve regelingen voorburgers een voorwaarde wordt voor het in stand houdenvan de solidariteit.

De werkende samenleving is een samenleving die hetdoet. Daarom krijgen in de moderne verzorgingsstaat uit-voerders/professionals de ruimte om unieke problemenop een unieke wijze op te lossen zonder dat ze daarbijgehinderd worden door verstikkende regelgeving enbureaucratische verplichtingen. Burgers krijgen de ruimteom binnen collectiviteiten te kiezen tussen arrangemen-ten voorzover zij dat kunnen en willen. De ruimte voorvakmanschap, gericht op het ontwikkelen van individuelemogelijkheden veronderstelt een samenleving waar-binnen geëxperimenteerd mag worden. En alleen door teexperimenteren kan een samenleving leren. Alleen eensamenleving die leert, kan zichzelf vernieuwen.

2.2 Over een Ondeelbare Verantwoordelijkheid

2.2.1 Een Ondeelbare VerantwoordelijkheidDie werkende samenleving komt er niet vanzelf. Zij wordtgemaakt door een wetgever, een burger en een overheid.De wetgever, gevormd door democratisch gekozen politi-ci, stelt vast binnen welke wet- en regelgeving de verzor-gingsstaat vorm krijgt en waar we onze publieke middelen

30 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 31

Uitvoerders krijgen ruimte

Kiezen moetmogen

‘Voor de PvdA is het bevorderen van de weerbaarheid van allen en dewederkerigheid tussen allen de eerste deugd van een democratische

politiek.’ (Niemand aan de kant, verkiezingsprogramma 1994)

WetgeverBurgerOverheid

Garantie-functie

voeringsprocessen beschrijven ontnemen burgers hunautonomie en daarmee de mogelijkheid om hun eigenverantwoordelijkheid te nemen. Het is begrijpelijk datpolitici hun afnemende invloed op de samenleving probe-ren terug te winnen door betere wetgeving. Maar degedachte dat betere wetgeving hetzelfde is als gedetail-leerde wetgeving vergroot eerder de afstand tussen poli-tiek en burger dan dat deze er door afneemt. Want com-plexe wetten maken mensen klein. En klein gemaaktemensen doen niet mee. En van mensen die niet meedoen, worden politici bang. En bange politici maken weercomplexe wetten. Deze cirkel moet doorbroken worden,want die zorgt voor een steeds complexere en daarmeeanoniemere verzorgingsstaat.

Dat betekent in ieder geval dat de aard van wetgevingmoet verschuiven van een restrictief naar een meerreflexief karakter. Van beschrijvend hoe gehandeld dient teworden naar vaststellend wat bereikt moet worden. Vansturend op bureaucratische controle naar sturend opdoelmatigheid. Een voorbeeld van reflexieve wetgeving isde Wet Werk en Bijstand.

Maar met het creëren van ruimte in de uitvoering ontstaatgelijktijdig een vraagstuk van democratische controle. Devraag of de uitvoerder kwaliteit levert, het bedrijf de doel-stellingen haalt en de gemeente haar begroting realiseertmoet nu eenmaal worden beantwoord. Want in de uitvoe-ring heeft zowel de professional, als het bedrijf en degemeente verantwoording af te leggen. De bestuurlijkeverantwoordelijkheid ligt dicht bij de uitvoering en wordtop een democratisch gelegitimeerde wijze getoetst.

2.2.4 De Wetgever en de ImperfecteVerzorgingsstaat

De verzorgingsstaat staat of valt met het vertrouwen inzijn continuïteit. Met zijn arrangementen gaat hij langetermijn verplichtingen aan. Het dwingende karakter vansolidariteit en daarmee de beperking van de individuele

Als de garantiefunctie een kwestie is van beschaving, danis de investeringsfunctie een kwestie van gezond ver-stand. Daar waar burgers elkaar niet weten te vinden, waarmaatschappelijke vernieuwing niet tot stand komt terwijlze wel nodig is, daar zal de wetgever verbanden moetenaanbrengen zodat belangen en krachten van burgers bijelkaar komen. En juist als het gaat om investeren is erbehoefte aan ruimte om te experimenteren én daarmeeaan een overheid die ruimte durft te bieden. Geen betwe-ter en waakhond. Wel een overheid die kennis heeft vanzaken en bereikbaar is.

Verzekeren tenslotte, is een kwestie van eigen verantwoor-delijkheid. Die eigen verantwoordelijkheid kan zowel leidentot het afsluiten van particuliere verzekeringen als tot hetafsluiten van verplichtende collectieve verzekeringen. Ditlaatste omdat dit doelmatig is en solidair. Uiteraard alleenals dit langs democratische weg is gelegitimeerd.

En als de burger dat netjes doet, niet risico’s en kostenafwentelt op de rest van de samenleving, dan hoeft dewetgever maar een ding: betrouwbaar zijn. Dat betekentdus niet: onverwacht en op eigen gezag maatschappelijkearrangementen onmogelijk maken of onverwacht veran-deren.

2.2.3 De Zorgvuldige Wetgever: Complexe WettenMaken Mensen Klein

De zorgvuldige wetgever geeft vertrouwen en verantwoor-delijkheid. Wetten moeten mensen de ruimte bieden omhun eigen talenten en mogelijkheden in te zetten. Zoveren zoveel dat mogelijk is, in hun eigen belang én in hetbelang van de samenleving. Dat stelt eisen aan het karak-ter van wetgeving. Complexe wetten die tot in detail uit-

32 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 33

Investerings-functie

Verzekerings-functie

‘Alleen maar kansen bieden, zelfs gelijke kansen, is niet voldoende. Daarvoorzijn de uitgangsposities te ongelijk. Mensen hebben ook recht op zekerheid,de zekerheid van een fatsoenlijk bestaan’. (Beginselmanifest PvdA, 2005)

Eisen wetgeving

Reflexieve wetgeving

Uitvoerderdemocratischtoetsen

De verzorgingsstaat is een compromis tussen legitime-ring en efficiency, tussen perfectie en politiek draagvlak,tussen de vraagstukken uit het verleden en die van de toe-komst en dat maakt hem per definitie imperfect. Het gaatniet om het vinden van een definitieve balans, want die iser niet, maar wel om de kunst van het voortdurend balan-ceren. Een zorgvuldige wetgever zorgt voor een democra-tische samenleving die burgers in staat stelt hun vrijheidte beleven in onderlinge afhankelijkheid.

2.2.5 Een Overheid die Vertrouwen VerdientDe uitvoerende overheid verdient haar vertrouwen doorvoorspelbaar te zijn. Pas op het moment dat zij voorspel-baar is in haar intenties en haar gedrag tegenover de bur-ger, kan er een begin gemaakt worden met een wederzijd-se relatie die gebaseerd is op vertrouwen. Die noodzake-lijke voorspelbaarheid is iets anders dan de voorspelbaar-heid van de bureaucratie. Sterker nog, in de moderne ver-zorgingsstaat moet het juist gaan om een vernieuwendeen experimenterende overheid die om weet te gaan metdiversiteit. Een overheid die gericht is op de ontwikkelingvan ieders talenten en het benutten van ieders mogelijk-heden. Deze overheid is voorspelbaar doordat zij er inslaagt om burgers te betrekken bij de ontwikkeling vannieuw beleid én doordat zij diezelfde burgers een rol durftte geven bij de uitvoering van dat beleid.

Een dergelijke overheid is per definitie dichtbij: je moethaar ‘letterlijk’ in de ogen kunnen kijken. Dat zegt iets overwaar de verantwoordelijkheid voor de uitvoeringstaken diebij de moderne verzorgingsstaat horen worden neerge-legd: zoveel van de verantwoordelijkheden zo laag moge-lijk. Uiteraard rekening houdend met de eisen die eenkwalitatief goede en betaalbare uitvoering stellen aan deorganisatie ervan.

Deze overheid organiseert zichzelf op een verstandigewijze. Door de grenzen van departementen. Langs rele-vante maatschappelijke vraagstukken, over thema’s die

vrijheid kunnen alleen gerechtvaardigd worden als er eenzekerheid tegenover staat die het individu op eigen krachtniet kan bereiken. Voor die zekerheid moet de wetgeverzorgen. De verzorgingsstaat mag dan ook niet de speelbalzijn van toevallige politieke meerderheden die per defini-tie een tijdelijk karakter hebben. Iedere keer weer zal depolitieke wens naar vernieuwing getoetst moeten wordenaan het belang van behoud van vertrouwen.

De zekerheid die de verzorgingsstaat burgers biedt, moetvertrouwen wekken en dat vertrouwen mag niet wordenbeschaamd. Want als dat vertrouwen er niet meer is, doenburgers niet meer mee. Gelijktijdig moet de verzorgings-staat wel in staat zijn om de veranderingen in de samen-leving te vertalen naar nieuwe arrangementen.

De toegankelijkheid van onderwijs, de positie van vrou-wen op de arbeidsmarkt, de demografische ontwikkelin-gen, de arbeidsmigratie, de woningnood en het eigen hui-zen bezit, de sociale controle binnen de geseculariseerdesamenleving en het niveau van de sociale zekerheid, hetzijn allemaal voorbeelden van terreinen waarop de verzor-gingsstaat actief is en waarop geweldige veranderingenhebben plaatsgevonden. Dat betekent dat de arrange-menten die de verzorgingsstaat kent een tijdelijk karaktermoeten hebben. Het maakt het vasthouden aan ‘verwor-ven rechten’ tot een van de grootste bedreigingen voor decontinuïteit van de verzorgingsstaat: principes zijn onver-anderlijk, arrangementen moeten behoedzaam verande-ren gezien de lange termijn verplichtingen.

34 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 35

Vertrouwen enZekerheid trouw aan principes

‘… De grote opgave voor de sociaal-democratie is hoe in eengeïndividualiseerde en meer informeel georganiseerde samenleving

noodzakelijke samenhang te bewaren en te ontwikkelen, die voorkomt datdelen daarvan economisch en cultureel naar de zelfkant van de

samenleving verdwijnen; hoe opnieuw solidariteit te organiseren en hetnoodzakelijke compromis…’ (Schuivende panelen, 1987)

Arrangementenzijn veranderlijk,principes niet

Voorspelbaar

Diversiteit

Vernieuwing

Organisatie

de investeringsfunctie in de verzorgingsstaat. Eenbetrouwbare overheid blijft op afstand wanneer socialepartners, maatschappelijke organisaties en burgers doorhun eigen zekerheid te organiseren zelf hun verantwoor-delijkheid nemen. Of zij dat nu als individu of als collec-tief doen, als sociale partners of als maatschappelijkeorganisatie. Dit betekent niet dat de overheid hier geentaak heeft. De overheid bewaakt dat risico’s, middelen enzeggenschap binnen een en dezelfde collectiviteit zijnondergebracht, dat deze collectiviteit geen risico’s en duskosten op de rest van de samenleving kan afwentelen, dater geen uitsluiting plaatsvindt op basis van risicoselectieen dat er sprake is van een behoorlijk bestuur. Een over-heid die optimaal gebruik maakt van zelfregulering, dieverantwoordelijkheden laat waar ze thuishoren en uitvoe-rende taken weet te delegeren, levert haar bijdrage aan hetvervullen van de verzekeringsfunctie in de verzorgings-staat.

2.2.7 Een Overheid die Bewaakt en IngrijptEen betrouwbare overheid controleert, bewaakt en toetst.Dat doet zij op relevantie, kwaliteit en kosten. Zij bewaaktdat de ene burger de ander niet uitsluit. Maar zij doet datzoveel mogelijk achteraf en zoveel mogelijk lokaal georga-niseerd. De toetsing is gericht op eindresultaat en niet ophet proces, meer op het wát dan op het hóe. De toetsing isaselect en steekproefsgewijs. De overheid verschuilt zichdus niet achter cijfers en toetst primair niet op administra-tieve processen. In die zin is er meer sprake van ‘monito-ren’ dan van een klassieke controle en toetsing. Daarbijmaakt de overheid gebruik van optimale zelfregulering, bij-voorbeeld door collegiale toetsing in de uitvoering te sti-muleren: een vakman herkent het werk van een andere vak-man, een wankele dilettant heeft alleen cijfers om zich aanvast te klampen. De overheid toetst op resultaten en opmogelijkheden voor vernieuwing. Een dergelijke houdingen bijbehorende werkwijze vereisen dat diezelfde overheidbij misbruik van publieke middelen en voorzieningen demogelijkheid heeft om stevig en snel in te grijpen.

door burgers zijn aangedragen. De verkokering van zowelde centrale als lokale overheid maakt te vaak een integra-le aanpak van problemen onmogelijk. De wereld van deburger wordt daardoor onnodig complex gemaakt.

En uiteindelijk laat de uitvoerende overheid zich door deburger controleren. Bij beleidsvrijheid voor lokale overhe-den en overheidsinstellingen hoort het afleggen van ver-antwoording en bij verantwoording afleggen hoort hetzichtbaar maken en dus informatie verschaffen over deeigen werkwijze en activiteiten. Maar dat mag er niet toeleiden dat de beleidsvrijheid die met de ene hand wordtgegeven weer wordt teniet gedaan door een bureaucrati-sche verantwoordingslast aan de andere kant.

2.2.6 Een Overheid die Verantwoordelijkheid Geeft en Kansen Creëert

De overheid moet vertrouwen geven, wil zij vertrouwdworden; dat betekent dat er ruimte moet zijn voor initia-tieven en experimenten vanuit de samenleving. Dus geencentralistische sturing, maar een omkering: burger en uit-voerder/professional die samen aan nieuwe conceptenwerken. Er wordt gezocht naar interdisciplinaire samen-werking en er is ruimte voor maatwerk en diversiteit. Nietalle burgers is voor de overheid het vertrekpunt, maariedere burger. Zij weet belangen, middelen en mensensamen te brengen. Zij stimuleert en creëert nieuwe socia-le infrastructuren waardoor er een scheppende en innova-tieve kracht vrijkomt. Voor uitvoerders/professionals ont-staat zo de ruimte voor kennisoverdracht. Informatie overideeën en het werk van anderen komt beschikbaar.Onderlinge prestaties kunnen worden vergeleken. Eendergelijke overheid is een creërende overheid en vervult

36 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 37

‘Het woord ‘zorg’ duidt op méér dan het lichamelijk welzijn van de mens;zorg houdt evenzeer in het beschutten van de mens tegen alle invloeden

welke zijn menselijke waardigheid kunnen aantasten’ (De weg naar vrijheid, 1951)

Innovatief enCreërend

Toetsing opresultaat

Tegenover het recht op onderwijs, staat de leerplicht.Tegenover het recht op bestaanszekerheid staat desamenlevingsplicht. Deze afspraak is gebaseerd op soli-dariteit en kan alleen vorm krijgen in ruil voor een strengerechtvaardigheid. Wederkerigheid en zekerheid zijn onlos-makelijk met elkaar verbonden. Wie niet meedoet en mis-bruik maakt van de solidariteit, houdt zich niet aan deafspraak, wordt buiten gesloten of bestraft.

Dat geldt niet alleen voor de individuele burger. Het geldtook voor de burger die zichzelf organiseert binnen collec-tiviteiten; de burger die zijn eigen zekerheid realiseertdoor risico’s te delen met anderen. Want daar waar col-lectiviteiten risico’s afwentelen op de rest van de samen-leving, daar waar solidariteit leidt tot uitsluiting, daar waarbinnen de collectiviteit lusten en lasten niet rechtvaardigworden gedeeld of daar waar sprake is van onbehoorlijkbestuur, daar verliest de collectiviteit zijn ‘license to opera-te’. De wetgever verstrekt een collectiviteit ‘de vergunningom zichzelf te verzekeren’. Het is de wetgever die dezevergunning weer intrekt als dit leidt tot maatschappelijkeschade. Dit betekent dat de zeggenschap én de uitvoeringvan de werknemersverzekeringen blijft waar die is: bijsociale partners. Zolang zij voldoen aan de eisen die aaneen verplichtende collectiviteit worden gesteld zal de wet-gever zich gedragen als een betrouwbare partner.

2.3 De Betekenis van Betrouwbaarheid

2.3.1 De Verzorgingsstaat en de TekentafelAls het begrip wederkerigheid één van de pijlers is onderde moderne verzorgings-staat, dan hebben individueleburgers en maatschappelijke organisaties een rol te ver-vullen bij de vernieuwing van diezelfde verzorgingsstaat.Wederkerigheid veronderstelt een relatie tussen staat enburger waarbij beide verplichtingen zijn aangegaan: eenafspraak. En afspraken worden nu eenmaal niet straffe-loos éénzijdig opgezegd.

2.2.8 De Burger RegeertDe burger kiest haar wetgever, controleert haar overheiden regelt binnen collectiviteiten een deel van haar eigenzekerheid. Diezelfde burger wacht niet af maar investeertin eigen mogelijkheden en ontwikkeling en voelt zich daar-voor ook verantwoordelijk. Hij maakt gebruik van de faci-liteiten die de verzorgingsstaat hem biedt en kiest waarmogelijk zijn eigen arrangementen. Dit is de individueleburger die de baas is over zijn eigen leven.

Maar diezelfde burger organiseert zichzelf in maatschap-pelijke organisaties, sociale bewegingen, politieke partijenen binnen sociale partners. Hij is actief in schoolbesturen,wijkverenigingen, sportverenigingen en beroepsorganisa-ties. Omdat hij dat belangrijk vindt én omdat hij zo meevorm geeft aan zijn samenleving. Deze organisaties zijndan ook niet meer en niet minder dan een verbijzonderingvan het begrip burger, dus ook de werkgevers- en werkne-mersorganisaties. Het ontkennen van hun positie binnende verzorgingsstaat is hetzelfde als het ontkennen van depositie van de burger zelf. Wetgever en overheid staan tendienste van de samenleving. De burger is de samenleving.Het is daarom deze burger die regeert.

2.2.9 De Burger wordt GeregeerdDe burger investeert in zijn verzorgingsstaat. Door kri-tisch te zijn, door te sparen en door eigen talenten verderte ontwikkelen. Hiermee geeft hij invulling aan zijn deelvan het ‘contract’ met de samenleving. Het contract waar-in rechten en plichten van de wetgever, overheid en burgerzijn vastgelegd. Vaak ongeschreven. Tegenover de plichtvan de wetgever en overheid om garanties voor een fat-soenlijk bestaan te bieden, staat de verantwoordelijkheidvan de burger om de toekomst zelf vorm te geven.

38 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 39

‘Inderdaad zijn er aan de sociale politiek grenzen gesteld. In sommige opzichten zijnde grenzen vrij dicht genaderd en (…) dient gewaakt te worden tegenverabsolutering van de sociale politiek’. (De weg naar vrijheid, 1951)

Burger organiseert zichzelf

‘Contract’ met de samenleving

Individueel en collectief

Afspraak

en uitvoerders toeneemt. En gelijktijdig moet er voor wor-den gezorgd dat risico’s, middelen en zeggenschapbinnen één en dezelfde collectiviteit zijn ondergebracht.Zodat afwenteling van de risico’s op de samenlevingwordt voorkomen. Het gaat er niet om, om iedereen opdezelfde, identieke wijze te behandelen, maar wel datiedereen recht wordt gedaan: op zoek naar ieders indivi-duele talenten en mogelijkheden. Willen we de verzorgingsstaat behouden, dan zullen wehaar moeten vernieuwen. Maar de wijze waarop we haarvernieuwen is bepalend voor de vraag of we haar zullenbehouden. Sociaal-democraten moeten ambitieus zijn alshet gaat om het formuleren van hun politieke doelen.Maar zich gelijktijdig realiseren dat vertrouwen in de ver-zorgingsstaat vraagt om behoedzaam handelen. Het isdaarom verstandig om bescheiden te zijn bij het zettenvan concrete stappen. Geen grootse vernieuwing, maarwel een meeslepende verandering.

2.3.3 Samenvattend: Van Beweging naar RichtingHet herstel van wederkerigheid bepaalt de komende jarende inhoud van onze agenda. Het gaat om de burger diezijn verantwoordelijkheid kán nemen omdat de verzor-gingsstaat hem daartoe in staat stelt. Het gaat om de ver-zorgingsstaat die in ruil daarvoor van de burger mag vra-gen om zijn bijdrage aan de samenleving te leveren.

Als het herstel van wederkerigheid boven aan de agendastaat, dan is het besef dat er in de verzorgingsstaat spra-ke is van een ondeelbare verantwoordelijkheid bepalendvoor de vraag wie in onze verzorgingsstaat welke rol heeftte vervullen. Wetgever, uitvoerende overheid én burger

De wetgever heeft de opdracht om, gegeven de imperfec-tie van de verzorgingsstaat, iedere keer weer op zoek tegaan naar een breed politiek en maatschappelijk draagvlakvoor de noodzakelijke vernieuwing van arrangementen.Het is de enige manier om het vertrouwen in de verzor-gingsstaat te behouden en haar gelijktijdig te vernieuwen. De verzorgingsstaat laat zich niet ontwerpen op de teken-tafel en zij laat zich niet simpelweg ‘maken’ door het aan-nemen van wetten. De wetgever die met een beroep op hetprimaat van de politiek de verzorgingsstaat innoveert zon-der een rol voor betrokken burgers, sociale partners, uit-voerders/professionals en hun maatschappelijke organisa-ties, moet niet verbaasd zijn als vervolgens diezelfde bur-gers, sociale partners, uitvoerders en maatschappelijkeorganisaties met de rug naar politieke constructen gaanstaan. Een wetgever die denkt het allemaal alleen te kun-nen, treft een samenleving die niet meer mee blijkt te doen.

2.3.2 Niet Groots wel MeeslependDus geen onverwachte en abrupte stelselwijzigingen die een-zijdig worden doorgevoerd, geen draagvlak kennen en nietgepaard gaan met enigerlei compensatie voor het brekenvan opgebouwde verwachtingen. Wel in samenwerkingmet andere politieke en maatschappelijke organisaties enin overleg met sociale partners en uitvoeringsorganisatiesstapsgewijs veranderingen realiseren. Die veranderingenmoeten er voor zorgen dat het begrip wederkerigheid weerbetekenis en vorm krijgt. Dat betekent dat solidariteit enstrenge rechtvaardigheid weer opnieuw hand in handmoeten gaan. Die veranderingen moeten ervoor zorgen dat wet- enregelgeving weer eenvoudiger worden waardoor er weerruimte komt voor lokaal beleid en de invloed van burgers

40 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 41

‘Muizen hebben kleine pootjes, maar zeer lange staarten! Wat eenbeleidsombuiging en een alternatief van beperkte betekenis kan lijken, is

goed begrepen een wending’. ( Joop den Uyl, 1971)

Veranderen metbreed draagvlak

Geen grote stelselwijziging

De agenda

Criteria voor vernieuwing

Niet van bovenafgedicteerd

‘Samenleven vraagt een inspanning van iedereen. Sociaal democratenwaarderen de sterk toegenomen mogelijkheden Mensen zijn zelf als eersteverantwoordelijk voor hun toekomst. Zij verdienen de kans om iets van hun

toekomst te maken. Kansen die ze ook moeten willen gebruiken’.(Beginselprogramma, 2005)

3 De Richting: Vernieuwen metVerstand

Vooraf: Over wat er Mis is met onze Verzorgingsstaat

De garantiefunctie staat onder druk. Er is onzekerheid over de hoog-te van het inkomen, de kwaliteit van de zorg en het perspectief opwerk. We hebben te maken met een zich terugtrekkende wetgever dieongevraagd complexiteit in de vorm van risico’s en keuzes neerlegtbij de burger en daarmee de eigen verantwoordelijkheid niet neemt.We hebben te maken met een wetgever die een belangrijk deel van deuitvoering delegeert aan de markt met vaak hoge transactiekosten encomplexe regelgeving tot gevolg. We zien maatschappelijke organi-saties die zich terugtrekken op hun eigen verantwoordelijkheidsge-bieden. We hebben te maken met sociale partners die, hoe begrijpe-lijk ook, in de eerste plaats gericht zijn op voorzieningen voor men-sen met een arbeidsovereenkomst. Daarmee dreigen ze mensen zon-der een arbeidsovereenkomst uit te sluiten. En tenslotte hebben wete maken met burgers die het zicht op de wederkerigheid kwijt zijngeraakt, sommigen omdat ze zich afvragen wat hun rechten zijn,anderen omdat ze hun plichten niet kennen, weer anderen omdat zehet idee hebben dat de balans van rechten en plichten voor hen welheel nadelig uitvalt.

De investeringsfunctie wordt onvoldoende ingevuld. We slagen er nietin om in voldoende mate het arbeidspotentieel van vrouwen, alloch-tonen en ouderen tot de arbeidsmarkt te verleiden en te benutten.Dat is erg jammer want, als we daar wel in zouden slagen zou hetvraagstuk van de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat nietbestaan. De kennisinfrastructuur is onvoldoende ontwikkeld en isonvoldoende aangesloten op de talenten aan de onderkant van dearbeidsmarkt. Dat heeft als gevolg dat een groot aantal mensen (jon-geren, allochtonen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten en ouderen) uitge-sloten wordt. Overheid en burgers slagen er onvoldoende in omeffectieve samenwerkingsverbanden over de grenzen van eigen sec-toren tot stand te brengen. Het lukt niet, of onvoldoende, om ver-nieuwende experimenten op allerlei terreinen tot stand te brengen.

hebben elk hun eigen taken en verantwoordelijkheden bijhet herstel van wederkerigheid. Ze moeten elkaar die ver-antwoordelijkheid ook laten.

Het herstel van wederkerigheid heeft alleen maar een kansvan slagen als de vernieuwing van de verzorgingsstaat opeen zodanige wijze vorm krijgt dat er gelijktijdig sprake isvan een herstel van vertrouwen. Dus niet abrupt, zonderenig maatschappelijk draagvlak, wijzigingen doordrukken.Of we de verzorgingsstaat zullen behouden, hangt uitein-delijk af van de wijze waarop we hem zullen vernieuwen.In deel 3 staan voorstellen voor het evenwichtig vernieu-wen. De voorstellen zijn richtinggevend en verduidelij-kend, maar niet uitputtend en gedetailleerd.

42 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 43

‘Mij gaat de uitdrukking ‘verzorgingsstaat’ te ver…Niet door de uitdrukkingverzorgingsstaat de indruk wekken dat de staat in het algemeen voor de

verzorging verantwoordelijk is, hetgeen in het algemeen de mensen inonderlinge verhoudingen moeten zijn’.

(Dr. W. Drees, Herinneringen en Opvattingen, 1983)

Vertrouwen: vernieuwingen zijn niet groots, maar wel meeslepend,verlopen geleidelijk en kennen een zorgvuldige overgang, ze komentot stand door burgers en hun organisaties er bij te betrekken, zegaan uit van de mogelijkheden en talenten van burgers en van uit-voerders/professionals.

Ondeelbare verantwoordelijkheid: de wetgever, de overheid en de bur-ger; samen maken zij de verzorgingsstaat maar daarbij heeft iederzijn eigen onvervreemdbare rol en verantwoordelijkheid. Een verant-woordelijkheid die zich niet laat delen.

3.1 Herstel van Wederkerigheid

De verzorgingsstaat is gebaseerd op wederkerigheid.Wederkerigheid tussen burger, overheid en wetgever. Wederkerig-heid mag pas worden verlangd wanneer er geen sprake is van uit-sluiting. Want uitsluiting en discriminatie maken wederkerigheidonmogelijk. Het is onfatsoenlijk om van mensen te eisen dat zeactief worden op de arbeidsmarkt als ze door diezelfde arbeidsmarktworden uitgesloten vanwege hun leeftijd, hun afkomst of omdat zeom welke reden dan ook niet voor de volle 100% productief kunnenzijn. Het is zinloos om burgers te activeren wanneer er niet vol-doende werk is en onvoldoende banen worden gecreëerd. De parti-cipatie van vrouwen zal niet hoger worden wanneer er geen sprakeis van een goede invulling van de begrippen ‘zelfstandigheid’ en‘zorgzaamheid’. Wederkerigheid betekent dat burgers werken of zichanderszins ten dienste stellen van de samenleving. Wederkerigheidbetekent ook dat de staat zijn burgers in de gelegenheid stelt om diebijdrage aan de samenleving te leveren. Want soms kan wederkerig-heid en een eigen verantwoordelijkheid pas worden ingevuld nádater blokkades zijn weggenomen, nadat er is geïnvesteerd in mensenén in hun mogelijkheden.

3.1.1 De Zorg voor Banen: de Overheid aan het WerkEr is te weinig werk. Door de recessie is er meer vraag dan aanbodvan werk. En in zo’n situatie werkt de arbeidsmarkt vervolgens heelefficiënt: de sterksten vinden het eerst werk en accepteren lagerearbeidsvoorwaarden. De zwaksten komen achterin de rij en worden

De investeringsstaat wordt gekenmerkt door verstikkende regelge-ving en gebrek aan ruimte voor uitvoerders/professionals en burgersdie hun kennis en kunde willen gebruiken.

De verzekeringsfunctie is vervuild. De wetgever is bang om haar steunte onthouden aan regelingen die door de loop der tijd anders uitpak-ken dan oorspronkelijk bedoeld. Een aantal voorzieningen maaktdaardoor nog steeds deel uit van de investeringsfunctie terwijl dezevoorzieningen in de verzekeringsfunctie thuishoren. Zowel in definanciering van hoger onderwijs, het eigen woningbezit als de oude-dagsvoorziening zijn daardoor elementen van omgekeerde solida-riteit geslopen: de zwakste schouders dragen de zwaarste lasten. Eenbegrijpelijk inkomensbeleid is nagenoeg onmogelijk geworden doorde complexiteit van ons fiscale stelsel, gecombineerd met het toene-mende fenomeen van de ‘toeslagen’. Daar waar de wetgever wélingrijpt, doet zij dat te eenzijdig en te abrupt.

Gezien de verplichtingen die burgers zijn aangegaan, moet ver-nieuwing onvermijdelijk gepaard gaan met lange overgangstermijnenen dat doet ze te vaak niet. De burger voelt zich veilig in zijn eigencollectiviteit. Maar wie nog niet in de collectiviteit zit, heeft pech.Sociale plannen, aanvullende inkomensverzekeringen en ontslag-recht zijn genereus voor degene die al langer een baan heeft.Jongeren, mensen zonder werk en mensen van over de grens vindenslechts moeizaam toegang tot de verzekeringsfunctie.

De verzorgingstaat is niet perfect en zal dat ook nooit zijn.Arrangementen zijn nu eenmaal vergankelijk en daarom is vernieuw-ing een voortdurend proces. Maar bij die vernieuwing gaat het nietalléén om het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Iederekeer weer moet worden voldaan aan de eisen van wederkerigheid, ver-trouwen en een ondeelbare verantwoordelijkheid.

Wederkerigheid: de burger heeft niet alleen het recht op een fatsoen-lijk bestaan maar ook de plicht om samen te leven, een bijdrage televeren aan de samenleving. De staat mag niet alleen een bijdragevan de burger aan de samenleving eisen maar moet diezelfde burgerook in staat stellen om die bijdrage aan de samenleving te leveren.

44 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 45

meer dan de premievrijstelling die we voor werkgevers in petto heb-ben. De kost gaat voor de baat uit. Bovendien levert het veel pro-ductieve arbeid op die anders verloren gaat. Wij willen mensen lieverproductief maken voor bedrijven en de samenleving dan ze afhanke-lijk te maken van reïntegratie door anderen met de onzekerheid vantijdelijke gesubsidieerde banen. Maar daarmee redden we het niet.Want ook dan kan absoluut niet iedereen op eigen kracht een plekvinden op de arbeidsmarkt. Voor hen blijft ondersteuning nodig. Ener is ook nieuwe werkgelegenheid nodig in de vorm van investerings-en participatiebanen.

De Zorg voor Banen: Iedereen doet mee Er komt nieuwe werkgelegenheid in de vorm van investerings- en par-ticipatiebanen. Investeringsbanen zijn gericht op mensen die via leer-werkervaring voor bepaalde tijd kunnen doorgroeien naar werk op deopen arbeidsmarkt. De bedoeling is niet om overbodige banen in depublieke sector te scheppen. Dat is ook niet nodig. Er is namelijk eenduidelijke behoefte aan (laaggeschoolde) arbeid in publieke voorzie-ningen maar ook bij bedrijven. Maar banen in de private sector latenzich nu eenmaal niet met één pennenstreek creëren. Via verlagingvan de loonkosten is het tijdelijk inhuren van (langdurig) werklozenvoor werkgevers aantrekkelijk te maken. De verlaging van de loonkosten gebonden aan een persoon en nietaan een baan, ondersteunt de kansen op de arbeidsmarkt. Het is eenlastenverlichting die dient tot integratie van ‘outsiders’ op de arbeids-markt en ter bestrijding van (langdurige) werkloosheid.

Er wordt een beperkt aantal (semi-permanente) participatiebanengecreëerd voor mensen die deelnemen aan de samenleving maarvoor wie een positie op de open arbeidsmarkt niet haalbaar is en voorwie de op deze wijze gecreëerde baan ook een eindfunctie kan zijn.Outsiders, de buitenstaanders, worden zo insiders. Die banen kun-nen niet alleen in de publieke sector maar ook in de private sectorzijn. Daarvoor moeten de loonkosten voor werkgevers onder het hui-dige minimumloon komen te liggen terwijl het minimumloon alsinkomensondergrens gehandhaafd blijft. De ‘productiviteitsval’wordt opgeheven: werkenden met een productiviteit onder het mini-mumloon worden niet langer aan de kant gezet maar kunnen tochaan de slag. Er moet geen stapeling van regelingen komen. Er komt

werkloos. De enige echte oplossing is herstel van de economie endaarmee een groei van banen. Dat betekent innovatie: nieuwe ken-nis en kunde, nieuwe producten en diensten en een hogere arbeids-productiviteit. Dat is de sleutel om in de internationale concurren-tieslag overeind te blijven. Deze (gewenste) algemene productivi-teitsstijging heeft echter ook een keerzijde. Als we er in slagen ommet de productiviteit ook de lonen te laten stijgen en daarmee ookhet minimumloon dat daar aan gekoppeld moet blijven, dan zal eengroeiend deel van de mensen niet zondermeer productief genoegzijn om dat hogere minimumloon aan productie te leveren. Hetgaat dan niet alleen om mensen met een arbeidshandicap of te wei-nig kwalificaties of mensen die volgens werkgevers te oud zijn. Hetgaat dan ook om heel gewone mensen die nu aan het werk zijn endie dán worden uitgesloten. Met andere woorden, als we niets doen,wordt de arbeidsmarkt steeds ontoegankelijker, omdat de loon-kosten te hoog worden voor groepen die nu nog op eigen kracht hunweg op de arbeidsmarkt vinden. Deze mensen kunnen werken, zewillen werken én het werk is er. Er zijn echte banen, zowel in de(semi)publieke) sector als in de markt, van zorg- en persoonlijkedienstverlening tot in de industrie, de bouw en distributie. Banen diemensen op eigen kracht zullen vinden als de loonkosten aan deonderkant generiek lager worden.

De sleutel ligt bij een verlaging van de loonkosten voor de werkge-vers. Het meest effectief kan dat door banen tot bijvoorbeeld 110%van het minimumloon een vrijstelling te geven van sociale premies.Dat is simpel en vergt geen enkele bureaucratie. Werkgevers krijgeneenvoudig een lagere belastingaanslag en dat merken ze iederemaand. Omdat dit kan worden toegespitst op de laagste loongroe-pen is het een gericht instrument dat goedkoper is dan dat we iede-re werkloze afzonderlijk begeleiden. Bewezen is dat vooral hetmidden- en kleinbedrijf op deze wijze heel veel nuttig werk te biedenheeft. Maar behalve in de marktsector versterkt het ook het niveauvan de publieke dienstverlening in scholen, zorginstellingen en open-bare veiligheid. En dat met echte banen.

Deze maatregel kost (veel) geld, maar wij hebben dit geld er voorover omdat uit beschikbare berekeningen blijkt dat het goedkoop is.Immers als mensen werkloos worden, kosten ze aan uitkeringen veel

46 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 47

3.1.2 Iedereen doet mee: De uitkering wordt verdiend Werk betekent meer dan alléén een bron van inkomen. Werk is hétinstrument voor meedoen, voor deelnemen aan de samenleving. Debetekenis van werk wordt onderkend: ‘werk boven uitkering!’.(Gedwongen) werkloosheid leidt tot maatschappelijke onrust.Werkloosheid betekent maatschappelijke uitsluiting. Mensen die aande kant staan, worden steeds zwakker op de arbeidsmarkt, omdat zijminder actuele ervaring en opleiding hebben. Hierdoor zullen zowelzijzelf als de overheid steeds grotere inspanningen moeten leverenom weer te kunnen terugkeren naar de arbeidsmarkt. Economischezelfstandigheid is nog steeds dé weg naar maatschappelijke en soci-ale integratie.

Iedere burger heeft een eigen verantwoordelijkheid voor inkomens-verwerving en daarmee ook voor het bestrijden van zijn of haar eigenarmoede. Die verantwoordelijkheid wordt ingevuld naar eigen ver-mogen en middelen. Tegenover een uitkering, staat scholing en/ofwerk. Een uitkering is een investering: tijdens de uitkeringsperiodeschoolt iemand zich en doet werk- en leerervaring op, in het bedrijfs-leven, bij de overheid of in het vrijwilligerswerk. Daardoor wordt zijnvermogen tot het verkrijgen en behouden van werk steeds groter. Indie zin is het recht op een uitkering niet in het verleden opgebouwd,maar wordt dat recht in het heden verdiend.

Een individuele aanpak met het juiste instrumentarium is afhankelijkvan een goede diagnose. Een werk- en tijdcontingente benadering staanhierbij voorop in tegenstelling tot een probleem- of ziektevolgendebenadering. De doelstelling is het bereiken van zinvol werk voor ieder-een. De specifieke keuze voor een instrument op een tijdstip is afhan-kelijk van de individuele ‘afstand tot de arbeidsmarkt’. Kansrijke enkansarme werklozen kunnen verschillende trajecten doorlopen.Iedereen met een zekere afstand tot de arbeidsmarkt krijgt ondersteu-ning om ‘mee te kunnen doen’. Het totaal van de inzet aan onder-steuning en instrumenten is niet alleen maatwerk, maar is ook slui-tend. Niemand valt buiten de boot: iedereen moet beschikken overmogelijkheden tot scholing, werk of een leerwerktraject. In de praktijkzal dit betekenen dat binnen een half jaar elke werkloze weer werkt ineen reguliere baan, in een investerings- of participatiebaan of op eenbeschutte werkplek voor hen met de állergrootste afstand.

een adequate regeling die per specifieke situatie op toepasbaarheiden haalbaarheid wordt getoetst en ingezet.

De Zorg voor Banen: Stimuleer dienstverlening Om én vacatures aan de bovenkant van de arbeidsmarkt gevuld tekrijgen én de totstandkoming van arbeidsplaatsen aan de onderkantvan de arbeidsmarkt te stimuleren, dient de markt voor persoonlijkedienstverlening te worden ontwikkeld. Persoonlijke dienstverleningbiedt betaalbare, op het individu gerichte diensten in en om het huis.Voorbeelden zijn schoonmaak, oppas, boodschappenservice, kinder-opvang en catering. Door persoonlijke diensten fiscaal aantrekkelijkte maken (verlaging dan wel afschaffen omzetbelasting) en doorwerknemers in deze sector vrij te stellen van premiebetaling enbelasting kan de markt een extra impuls krijgen: een ‘wit dienstverle-ningsplan’. Deze investering is rendabel als daardoor de werkloos-heid wordt bestreden, de participatie van vrouwen toeneemt enopenstaande vacatures worden vervuld. Er komen interessante func-ties die geschikt zijn voor laaggeschoolde mensen met ambitie in dedienstverlening en het eigen ondernemerschap. De bovenkant én deonderkant van de arbeidsmarkt krijgen een belangrijke impuls.

De Zorg voor Banen: Ondernemerschap op de Arbeidsmarkt Niet alleen voor mensen die van bestaand werk in loondienst naarondernemerschap gaan, is ondernemen een manier van inkomenverwerven. Ook voor mensen die géén werk hebben, is zelfstandigondernemerschap een mogelijkheid, zowel voor niet-uitkeringsge-rechtigden als voor mensen die vanuit een arbeidsongeschiktheid-,een bijstand- of een werkloosheidsuitkering starten. Ondernemer-schap voor deze groepen, waaronder allochtonen, vrouwen engedeeltelijk arbeidsongeschikten, zou bevorderd moeten worden.Ondernemerschap als Zelfstandige zonder personeel (Zzp-er) bete-kent flexibiliteit op de arbeidsmarkt en een perspectief dat samengaat met het maken van individuele keuzes, bijvoorbeeld vrijheid inde keuze van de omvang en de invulling van werktijden.

De overheid kan dit ondernemerschap stimuleren door het verlenenvan (micro)kredieten, coaching en begeleiding en een semi-collectie-ve pensioenvoorziening en een arbeidsongeschiktheidsverzekeringvoor zelfstandigen.

48 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 49

achterblijvende mogelijkheden en faciliteiten zoals kinderopvang,betaald ouderschaps- en zorgverlof als collectieve voorziening naasteen geïndividualiseerde spaarfaciliteit, opvoedingsondersteuning enkindvriendelijke speelruimte. De ontwikkeling hiervan kan ook dezorgtaken door mannen stimuleren. Het beleid rond kinderopvangheeft te sterk vertrouwd op vrijwillige samenwerking van ouders, deoverheid en de werkgevers waarbij elk gemiddeld éénderde van dekosten moet dragen. Werkgevers dragen onvoldoende bij en hetkabinet heeft de fiscale tegemoetkomingen voor midden- en hogeinkomens dusdanig verlaagd dat veel ouders afhaken. Behalve finan-ciële tekortkomingen, kent het huidige stelsel bureaucratische nade-len en staat het welzijn van kinderen onvoldoende centraal.Kinderopvang en buitenschoolse opvang worden effectiever en effi-ciënter georganiseerd door er een basisvoorziening van te maken.Ouders zijn zelf de regisseurs. Zij kiezen de opvang en kunnen eendeel van de kosten, naar rato van het inkomen, fiscaal terugkrijgen.Werkgevers dragen bij via de algemene belastingmiddelen. Er komtbijvoorbeeld in het kader van de brede school, een sluitende stelselvan voor-, tussen-, na- en buitenschoolse opvang voor kinderen tot12 jaar. Dit vraagt om een intensieve samenwerking tussen instellin-gen in onderwijs, welzijn en sport.

Diversiteit ‘is’, Kiezen mag, Zekerheid moet Economische zelfstandigheid is een belangrijk ideaal, maar geendogma. Ook een combinatiemodel als richtinggevend beleidsdoel isdat niet. Het is teveel gebaseerd op een ‘one size fits all’ idee dat con-flicteert met maatschappelijke diversiteit. Het alternatief is niet eenliberale optie van ‘je zoekt het zelf maar uit’, maar een combinatievan verantwoordelijkheid en solidariteit waarin variëteit een sociaal-democratisch beginsel is. De heterogeniteit in de samenleving blijktonder meer uit het aantal huishoudtypes. Ze variëren van de traditi-onele kostwinner en de alleenstaande ouder tot de anderhalf- entweeverdieners. Voor veel huishoudens zijn zorg en werk nog nietmakkelijk te combineren. Nodig is een verlofverzekering aangevuldmet een geïndividualiseerde spaarfaciliteit. Om combinaties vanarbeid en zorg verder te vergemakkelijken en tevens werkgelegenheidaan de onderkant van de arbeidsmarkt te creëren, wordt de marktvoor persoonlijke dienstverlening fiscaal gestimuleerd.

Binnen de Europese context betekent wederkerigheid op zijn minstgelijkwaardige arbeidsvoorwaarden voor iedere werknemer die inNederland werkt. Ook hier is er sprake van een wederkerige invulling.Tegenover premieafdrachten staat de toegang tot de verzorgings-staat. Deze is niet onvoorwaardelijk. Tegenover toegang tot het stel-sel zijn eisen geformuleerd. Dit zijn bijvoorbeeld het volgen van(beroeps)kwalificerende scholing en een gefaseerde opbouw van detoegang: de buitenlandse werknemer bouwt gefaseerd rechten op,alvorens vrije toegang tot het stelsel wordt verleend, naast een gel-dende verblijfstitel of ‘GreenCard’.

3.1.3 Investeren in Wederkerigheid

Zelfstandigheid en ZorgzaamheidDe uitkering garandeert een bestaansminimum voor gezinnen. Ditminimum is niet uitsluitend gericht op financiële aspecten, maar ookop (de kwaliteit van) zorg. Ouders (ook alleenstaande ouders) moe-ten zorgzaam kunnen zijn en tijd kunnen besteden aan hun kinde-ren zonder dat zij onder de grenzen van het bestaansminimum val-len en hun zelfstandigheid verliezen. Een mogelijkheid is huursubsi-die niet alleen afhankelijk te maken van de hoogte van het inkomenmaar ook van de omvang van het gezin. Bij de eisen ten aanzien vande arbeidsparticipatie van alleenstaande ouders moet er rekeningworden gehouden met hun zorgtaken. Dat kan door hen te compen-seren voor het zorgdeel zodat ze ook met een deeltijdbaan uit de bij-stand kunnen komen en tegelijkertijd voldoende tijd en aandacht aanzorg kunnen besteden. Er wordt geïnvesteerd in nieuwe generaties,in kinderen en in voorzieningen om arbeid en zorg te combineren.Het moet aantrekkelijker worden voor mensen om kinderen te krijgenen om betaald werk met zorg voor kinderen te combineren.

De zorg voor kinderen: een profijtelijke basisvoorzieningDe deelname van vrouwen aan het arbeidsproces is de laatste tienjaar wel gestegen, maar dat is vooral omdat meer vrouwen deeltijd-banen hebben en later dan voorheen het arbeidsproces verlatenomdat zij later dan voorheen kinderen krijgen. Er is echter nogsteeds een grote achterstand van vrouwen op mannen, zowel inomvang van de arbeidsdeelname, als in kwaliteit van functies. Deachterstand op de arbeidsmarkt heeft veel te maken met sterk

50 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 51

3.1.4 Permanent Leren: Wederkerigheid in Onderwijs enArbeidsmarkt

OnderwijsOffensief Om de positie op de arbeidsmarkt van werkzoekenden en werkendenverder te versterken, zijn investeringen in onderwijs en om-, her- enbijscholing nodig. Deze investeringen zullen renderen wanneer dezeleiden tot een productievere en duurzame inschakeling in hetarbeidsproces.

Individuele leerrechten of een ‘leerrekening’ zijn daarbij nuttigeinstrumenten, al dan niet in combinatie met een brede levensloopre-geling. Werknemers dienen een eigen verantwoordelijkheid te nemenvoor hun verdere ontwikkeling bij het betreden van de arbeidsmarkt.Wel hebben werkgevers er belang bij hen te ondersteunen, bijvoor-beeld vanwege veranderingen in de ontslagbescherming. De over-heid faciliteert de investeringen bijvoorbeeld door om-, her- en bij-scholing op latere leeftijd (in de tweede loopbaanhelft) fiscaal te sti-muleren.

Gemeentes en provincies maken in een gedecentraliseerd arbeids-marktbeleid afspraken met werkgevers en werknemers: ‘regionalearbeidsmarktconvenanten’. In deze convenanten staan afspraken over samenwerking, toeleidingvan groepen naar werk en over scholing en employability. Hetinvesteren in employability is een mooi voorbeeld van het creërenvan een win-win situatie: goed opgeleide medewerkers verhogen deconcurrentiepositie van bedrijven en voor werknemers betekentemployability een sterkere uitgangspositie op de (regionale) arbeids-markt. Succesvolle scholingsprogramma’s zijn praktijk- en theoriege-richt en erkennen Elders- of Eerder Verworven Competenties (EVC’s).Regionale arbeidsmarktinitiatieven stimuleren het intersectoraal wer-ken.

De arbeidsmarkt krijgt de komende jaren ook problemen aan debovenkant. Er zal een meerjarig tekort ontstaan aan hoger opgeleidenDit is overigens niet alleen een Nederlands probleem, maar er is welsprake van een specifiek Nederlandse omstandigheid: nergens wer-ken zoveel hoger opgeleiden, vooral vrouwen, in deeltijd. Hoe dan

Nogmaals: Diversiteit ‘is’, Kiezen mag, Zekerheid moet Diversiteit in de levensloop en combinaties van werkzaamhedenzijn mogelijk, maar ze worden te weinig toegepast. Het beleid is ernog veel te veel op gericht dat mannen een baan gedurende hunhele leven hebben en altijd hetzelfde aantal uren zullen werken.Mogelijkheden om tussentijds uit te treden worden gecombineerdmet het vergroten van prikkels om tot of na het 65e jaar door te wer-ken. Dit kan door de AOW-leeftijd te flexibiliseren. 65 jaar blijft derichtleeftijd voor pensioen en AOW. Wie langer doorwerkt dan 65spaart zodoende AOW en krijgt bij uittreding een hogere AOW enpensioen. Maar behoudens de leeftijdsgrens is pensioen verbon-den aan wat is gespaard en aan het aantal gewerkte jaren.Natuurlijk worden we ouder en kunnen we langer doorwerken.Werken tot het 65e jaar wordt gestimuleerd, bijvoorbeeld door deel-tijdpensioen. De kosten voor de vergrijzing zijn hoog, maar hebbenvooral betrekking op de zorg en de hogere kwaliteitseisen die weaan de zorg stellen.

Integratie en Discriminatie: de Kinderen van Migranten Solidariteit houdt niet op bij een groep van andere afkomst.Nederland is steeds diverser in samenstelling van de bevolking, deelsdoor migranten. Deze groep kent een achterstand door een gebrekaan kansen (minder opleiding ervaring en vaardigheden). Ook de kin-deren van migranten en hún kinderen lopen die achterstand maarbeperkt in. Voor hen zijn betere mogelijkheden in het onderwijs en opde arbeidsmarkt gewenst, ook omdat dit bijdraagt aan integratie inde samenleving. Er moet sprake zijn van een wederkerige invullingvan het begrip solidariteit voor alle groepen. Met elkaar en zonderangst voor elkaar. Dat betekent bijvoorbeeld eisen voor migrantenaan vaardigheden als taal. Het betekent ook vechten tegen discrimi-natie. Discriminatie is uitsluiting en uitsluiting maakt wederkerigheidonmogelijk. Een integratiebeleid gebaseerd op wederkerigheid ver-draagt geen discriminatie (in het onderwijs en op de arbeidsmarkt).Dat geldt voor laag- én voor hoogopgeleiden. Zolang er uitsluitings-mechanismen blijven bestaan, kan de eigen verantwoordelijkheidniet worden ingevuld.

52 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 53

meetbare en toetsbare investering in employability bij ontslag. Wat isgeïnvesteerd in de mogelijkheden van een werknemer om werk tebehouden en te verkrijgen? De ontslagtoets geeft daarmee invullingaan de verantwoordelijkheid voor employability van een werkgever.Bovendien wordt duidelijk dat met de employability-ontslagtoets,investeren in employability de verantwoordelijkheid van werknemerén werkgever is. Zij kunnen zich gezamenlijk voorbereiden op degebeurtenis dat hun relatie afloopt en de werknemer een andere baanmoet vinden. Alleen zij gezamenlijk kunnen zich goed voorbereidenom de overgang van werk naar werk soepel te laten verlopen. In gevalvan ontslag dienen plannen gericht te zijn op een overgang van werknaar werk. Dit gebeurt door een activerend (regionaal) arbeidsmarkt-beleid met een op maatwerk gericht instrumentarium zoals outpla-cement, een tussenstap met scholing, het ondersteunen van onder-nemerschap, het gericht bemiddelen van werk naar werk.

Ook kan met de wet Flex en Zekerheid als voorbeeld gekeken wordennaar het in evenwicht brengen van meer flexibiliteit voor insiders mettegelijkertijd het bieden van meer zekerheid en kansen voor outsi-ders. Op de huidige arbeidsmarkt is de bescherming van de insidersgoed geregeld. Zo goed dat dit voor hen vaak een belemmering isvoor mobiliteit op de arbeidsmarkt. Werknemers durven de stap naareen andere werkgever of naar het zelfstandig ondernemerschap niette zetten omdat ze daarmee teveel zekerheden opgeven. Gelijktijdigheeft het ontslagrecht weinig oog voor outsiders. Een versoepelingvan ontslagbescherming voor de insiders, mits slim vorm gegeven,biedt tegelijkertijd een verbetering van de positie van outsiders.

De ontslagbescherming zoals we die nu kennen, werkt ongetwijfeldremmend op de mobiliteit op de arbeidsmarkt. Maar gelijktijdig ver-laagt zij de transactiekosten op diezelfde arbeidsmarkt en drukt daar-mee de loonkosten. Dit is dan ook geen pleidooi voor het afschaffenvan de ontslagbescherming. Wel een pleidooi voor een ontslagbe-scherming die activerend werkt.

Om de transactiekosten laag te houden én om werknemers te behoe-den voor willekeur, blijft een rem op het te gemakkelijk ontslaan vanwerknemers noodzakelijk. Er is nu geen duidelijk onderscheid tussenbedrijven die veel of weinig werknemers in de werkloosheid laten

ook zal het aanstaande tekort aan hoger opgeleiden ernstig gaanwringen met het grote potentieel aan goed opgeleiden dat er voorkiest om relatief beperkt betaalde arbeid te aanvaarden. Beter toe-gankelijke voorzieningen om arbeid en zorg te combineren (betaal-bare kinderopvang bijvoorbeeld) kunnen helpen deeltijders te bewe-gen langer te werken. Burgers die van de samenleving de kans heb-ben gekregen om hoog opgeleid te worden, zijn aan te spreken op deverantwoordelijkheid daar wat voor terug te doen. Ook voor hogeropgeleide uitkeringsgerechtigden geldt een wederkerige relatie:tegenover een (dure) opleiding volgen en/of uitkering ontvangen,staat werken.

Schooluitval en Disconnectie betekenen Maatschappelijke SchadeExtra aandacht verdient het drastisch terugdringen van de voortijdigeschooluitval, dat in ons land zo zorgwekkend veel hoger is dan in onsomringende landen. Ook hier zal intensieve aandacht van goedsamenwerkende uitvoeringsinstanties in combinatie met een slui-tend aanbod tot verbetering moeten leiden. Het verbeteren van desamenwerking is niet voldoende om alle jongeren uit deze kwetsba-re doelgroep te bereiken. Voor de leeftijdcategorie tussen de 18 en 27jaar die niet werkt en ook niet op school zit, is er een acceptatieplichtvoor het meewerken aan een maatwerktraject naar werk. Ook hier issprake van wederkerigheid. De overheid staat garant voor het aan-bod. Werkgevers die jongeren zonder startkwalificatie in dienstnemen, bieden een scholing on-the-job aan. Daarvoor worden zijfinancieel gecompenseerd. Het onderwijs dient goed aan te sluitenbij de arbeidsmarkt. Disconnectie betekent dat jongeren niet kunnendoorstromen naar een (reguliere) baan omdat zij niet beschikkenover voldoende of de juiste kennis. Investeren in kennis en innovatiein het (hoger) onderwijs en de aansluiting tussen onderwijs enarbeidsmarkt verbetert de concurrentie in internationaal verband endringt de werkloosheid onder school- en studieverlaters terug.

Van Werkzekerheid naar Werkkansen Als een werknemer door brede ervaring en door scholing over zoda-nige competenties beschikt dat hij zich flexibel op de arbeidsmarktkan bewegen, heeft hij bij ontslag meer perspectief op die arbeids-markt. Het principe van de wet Flex en Zekerheid kan uitgewerkt wor-den naar een ontslagrecht waarbij een verbinding is gemaakt met een

54 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 55

druk voor de dan werkende generaties kán navenant stijgen. Degevolgen hiervan kunnen ernstig zijn: schade aan de economie, ver-gaande bezuinigingen op allerhande publieke uitgaven en een scherpintergenerationeel conflict. Nederland verkeert in vergelijking metveel andere Europese landen nog in een gunstige positie. Nederlandheeft relatief goed gevulde pensioenfondsen, waaruit een deel van deuitgavenstijging op te vangen is.

Toch is dit niet voldoende reden om de financiële houdbaarheid vande verzorgingsstaat als onderwerp terzijde te schuiven. Het resultaatdat in het verleden is behaald, vormt geen garantie voor toekomst.Dat geldt ook voor pensioenfondsen. Een laag rendement is nietondenkbaar. Zo is de huidige rente in historisch perspectief niet laag,maar wel te laag om in de toekomst waardevaste pensioenen tegaranderen. Gegeven deze en andere onzekerheden is het belangrijkdat de arrangementen van de verzorgingstaat zo zijn ingericht datonverhoopte ontwikkelingen en gebeurtenissen niet tot abrupteingrepen dwingen. Dergelijke ingrepen zouden immers het vertrou-wen in de verzorgingsstaat schaden. Terwijl we dat vertrouwen juistwillen koesteren.Ontgroening en vergrijzing zijn misschien wel de meest bekende ont-wikkelingen, maar niet de enige die tot twijfel aan de financiële houd-baarheid leiden. Er zijn andere structurele ontwikkelingen die tot eenherziening van de huidige arrangementen (kunnen) dwingen. Er iseen vraagverschuiving naar publiek gefinancierde diensten. Zo zijnde zorguitgaven sinds de jaren zestig ruwweg verdubbeld. Hierbijheeft vergrijzing geen rol gespeeld. Verder is er vraagverschuiving tengunste van hooggeschoolde werknemers. Dit gaat gepaard met meerongelijkheid. De hooggeschoolde werknemers zien hun lonen relatiefsnel stijgen en hebben een kleine kans op (langdurige) werkloosheid.Pogingen om de ongelijkheid in te perken, bijvoorbeeld door uitke-ringen even hard te laten groeien, kennen een prijs in de vorm vanhogere werkloosheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Kortom,niet alleen ontgroening en vergrijzing, maar verschuivingen op deproduct- en arbeidsmarkten leiden net zo goed tot een grotere vraagnaar publieke voorzieningen. Tegelijkertijd zijn publieke voorzienin-gen lastiger te bekostigen. Een van de redenen hiervoor is debelastingconcurrentie tussen landen. Deze concurrentie leidt ertoedat de belastingen op bedrijven, bijvoorbeeld op winst en energie,

belanden. Een dergelijk onderscheid is wel nodig. Dat kan door hetinvoeren van een (beperkte) premiedifferentiatie. Daarmee wordende transactiekosten in de hand gehouden maar het werkt wel als eenrem op mobiliteit. Daarnaast is het verstandig om een verbinding teleggen tussen ontslagbescherming en employability. Meer investerenin de individuele employability van een werknemer gaat dan samenmet het versoepelen van de ontslagbescherming. Dat stimuleert ver-standige investeringen in kansen op de arbeidsmarkt.

3.2 Herstel van Vertrouwen

Het herstel van wederkerigheid gaat alleen maar lukken als de ver-nieuwing van de verzorgingsstaat op een zodanige wijze vorm krijgtdat er gelijktijdig sprake is van een herstel van vertrouwen. Het is eer-der gezegd en hier weer. Vertrouwen in de continuïteit is bepalendvoor de vraag of burgers in de verzorgingsstaat willen investeren. Isdat vertrouwen er niet, dan zullen burgers niet kiezen voor het delenvan risico’s, niet kiezen voor het gezamenlijk investeren in kansen.Want als dat vertrouwen er niet is, dan kiezen burgers voor zichzelf.Herstel van vertrouwen betekent dat er bij noodzakelijke veranderin-gen naar maatschappelijk draagvlak wordt gezocht. Het betekent datervoor wordt gezorgd dat burgers en uitvoerders/professionals huntalenten en mogelijkheden kunnen gebruiken. Dat betekent nietalleen sturen op kosten, maar ook op investeren in voorzieningen diezichzelf terugverdienen. Niet schaven en schuren tot de verzorgings-staat een ons weegt, maar wel achterhaalde arrangementen durvenwijzigen.

3.2.1 Herstel van Vertrouwen: Het Belang van de Betaalbaarheid

In een verzorgingsstaat die niet betaalbaar is, heeft niemand ver-trouwen. En over de financiële houdbaarheid van de verzorgingsstaatbestaat twijfel. Een belangrijke reden is de ontgroening en de vergrijzing. Tegenovertwee gepensioneerden staan in 2005 ongeveer 10 werkenden, maarin 2040 nog maar 5 werkenden. Deze demografische verschuivingheeft gevolgen voor het overheidsbudget: de uitgaven aan ouder-domsuitkeringen en zorg zullen in de toekomst stijgen. De lasten-

56 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 57

‘de nettobetalers’ van de verzorgingsstaat zijn, klopt niet. Het CPBheeft berekend dat op levensloopbasis hoge en lage inkomens vrijwelevenveel belasting betalen. Iemand met een hoog inkomen betaaltveel belasting, maar over de gehele levensloop gezien, in belangrijkemate aan zichzelf.

De omgekeerde solidariteit, van arm naar rijk en het rondpompenvan geld gedurende de levensloop, draagt niet bij aan het vertrouwenin de verzorgingsstaat. Zeker niet wanneer een onevenredig deel tenlaste komt van de middeninkomens. Hoge inkomens kunnen besteen aantal overheidssubsidies missen en zelf voor meer voorzienin-gen zorgen.

Overigens is de wens om 1) omgekeerde solidariteit te stoppen enrondpompen van geld tegen te gaan niet de enige reden om hetinstrumentarium voor een (fiscaal) inkomensbeleid opnieuw tebezien. De complexiteit van het huidige stelsel met een wirwar aanheffingen, kortingen, aftrekposten en toeslagen maakt het voerenvan een 2) begrijpelijk en effectief inkomensbeleid nagenoeg onmoge-lijk. Het huidige stelsel werkt bovendien 3) niet activerend genoeg: hetnettoloon voor laagbetaald werk is vaak lager dan een uitkering: er iseen armoedeval. Arrangementen moeten kunnen wijzigen als ze nietmeer van deze tijd zijn. Het belastingstelsel én het inkomensbeleidvan de overheid moet niet alleen rechtvaardig zijn maar ook op eengoede manier de economische bedrijvigheid bevorderen. Redengenoeg om te kijken naar de lastenverdeling binnen ons stelsel. Maarvoorop staat dat wijzigingen in ons fiscale stelsel op een uiterst zorg-vuldige wijze moeten worden doorgevoerd: evenwichtig en metbehoud van vertrouwen. En dat laatste betekent dat eventuele veran-deringen niet abrupt tot een drastische herverdeling van inkomensmogen leiden. Wel zijn ze bedoeld om een zinvol inkomensbeleidüberhaupt mogelijk te maken. Om perverse prikkels uit het belasting-stelsel te slopen. Het creëren van banen te stimuleren en werken tebelonen.

Verdeling van WoonlastenWoonlasten voor huurders moeten naar rato van het inkomen wor-den ondersteund met een huurtoeslag. Maar deze huurtoeslag moetniet alleen afhangen van het inkomen. Grotere huishoudens hebben

eerder omlaag dan omhoog gaan. En de afgelopen jaren zien we ookin Nederland een verlaging van de belastingdruk op kapitaal. Kapitaallaat zich nu eenmaal makkelijk verplaatsen en als landen onderlingconcurreren op de internationale vestigingsmarkt van economischeactiviteiten, dan is concurrentie op kosten van kapitaal een van demanieren om dat te doen. Uiteindelijk leidt dit tot óf een verlagingvan de collectieve uitgaven (en daarmee een uitholling van de ver-zorgingsstaat) óf tot een verhoging van de belastingdruk op arbeid.Dat laatste leidt weer tot druk op de werkgelegenheid. Overigens isdeze concurrentie op de kosten van kapitaal niet de enige maniervoor landen om aantrekkelijk te zijn als vestigingsplaats voor econo-mische activiteiten. Dat een ‘dure’ verzorgingsstaat per definitie samen gaat met eenzwakke economie is dan ook niet waar zoals van de Scandinavischelanden te leren is.Hoe dan ook, verschillende ontwikkelingen leiden tot een stijging vande publieke uitgaven, terwijl deze tegelijkertijd moeilijker te financie-ren zijn. Betekent dit dat de verzorgingsstaat financieel onhoudbaaris? Ja en nee. Ja, want deze ontwikkelingen zullen ons vroeger of laterdwingen de huidige arrangementen te herzien. Nee, want de verzor-gingsstaat kost niet alleen maar wat, hij levert ook wat op. De ver-zorgingsstaat kan betaalbaar worden gehouden als het beginsel vanwederkerigheid consistent wordt toegepast, er meer gewerkt wordtgedurende de levensloop; als de arbeidsparticipatie omhoog gaat, alsmensen ook werkelijk tot hun 65e productief kunnen blijven, zelfslanger als ze daar zelf voor kiezen. En tenslotte als de omgekeerdesolidariteit (improductieve geldstromen van arm naar rijk) wordtgestopt.

3.2.2 Herstel van Vertrouwen: Stop Omgekeerde SolidariteitZonder vertrouwen van de burger in continuïteit kan de verzorgings-staat niet bestaan. De burger is dat vertrouwen aan het verliezen.Maar dat komt niet alleen door abrupte stelselwijzigingen of doorzorgen over de betaalbaarheid of door een teveel aan bureaucratie.Het komt ook door het bestaan van een ‘omgekeerde solidariteit’:veel baten van de overheid komen terecht bij de hogere inkomens.Voorbeelden zijn de hypotheekrenteaftrek, oudedagsvoorzieningen,uitgaven aan hoger onderwijs en cultuurvoorzieningen. Het idee datveel burgers met een hoog inkomen vaak hebben, namelijk dat zij de

58 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 59

een structureel houdbaar financieringstekort. Maar het betekent ookdat burgers waar mogelijk zélf een grotere bijdrage moeten leverenaan hun eigen voorzieningen: in principe is de premie per generatiekostendekkend.De oudedagsvoorziening blijft bestaan uit een basispensioen (AOW)en een aanvullend pensioen waar mensen individueel of via een col-lectief pensioenfonds voor hebben gespaard. Het is noodzakelijk datmensen blijven sparen voor de oude dag. Een leven lang sparen kanalleen als er een voorspelbare en betrouwbare wetgever is die langetermijn zekerheid biedt: de condities waaronder men spaart, wordenslechts evenwichtig gewijzigd. Juist daarom is het handhaven van eenwaardevaste AOW zo cruciaal. Voor iedereen, zowel lage als hogeinkomens. Want de AOW is bij uitstek een onderdeel van de garan-tiestaat: de basis voor ieders oudedagsvoorziening. De AOW-uitke-ring wordt dan ook niet inkomensafhankelijk gemaakt. De premie-heffing wordt dat wel en zal naar draagkracht worden geheven doorde AOW-premie stapje voor stapje te fiscaliseren. Daarbij kunnen deAOW’ers met een klein pensioen worden gecompenseerd door eenverhoging van de ouderenkorting.De kracht van het Nederlandse stelsel is dat de burger naast de AOWeen aanvullend pensioen kan opbouwen. Daarvoor is zij zelf verant-woordelijk. De rol van de wetgever is hier beperkt. Zij bewaakt dat erbinnen collectiviteiten sprake is van een evenwichtige solidariteit tus-sen bijvoorbeeld oud en jong, dat rekeningen niet naar de toekomstworden doorgeschoven, dat er geen risicoselectie plaatsvindt en dater sprake is van behoorlijk bestuur. Als dat allemaal zo is, kan de wet-gever de pensioencollectiviteit faciliteren door deelname verplicht testellen én deze fiscaal te stimuleren. Dat betekent in ieder geval dat iedereen voor een aanvullend pensi-oen moet kunnen sparen. Dat is nu nog niet zo. Elke werknemermoet het recht krijgen om mee te doen aan het profijtelijk (geza-menlijk) sparen voor de oude dag. Dus ook mensen die nog maarkort ergens in dienst zijn, of die jonger zijn dan 25 jaar of die eenflexibele arbeidsovereenkomst hebben en die tot voor kort waren uit-gesloten van deelname aan pensioenopbouw. Ook mensen die voorzichzelf werken, moeten een aanvullend pensioen op kunnen bou-wen. Uiteraard wordt dit (ook in de toekomst) fiscaal gestimuleerd.Maar niet onbeperkt. Voor de aanvullende pensioenen geldt nu deomkeerregel die inhoudt dat de premie een aftrekpost is voor de

hogere woonlasten. Hetzelfde geldt voor ouderen met zorgbehoef-ten. Dan ligt het voor de hand dat de omvang van het huishouden ende behoefte aan zorg van haar bewoners medebepalend zijn voor dehoogte van de huurtoeslag.

Bij de hypotheekrenteaftrek is er nu sprake van een omkering. Hoemeer iemand verdient en hoe duurder de koopwoning is, des te gro-ter is het belastingvoordeel. Bovendien is het eigen woningforfait delaatste jaren gemaximeerd en heeft het forfait de huurprijzen nietgevolgd. Dat heeft een voordeel opgeleverd voor de duurste koop-woningen. Deze ongelijke behandeling leidt er toe dat van de totaleoverheidsbijdrage aan bewoners de hoogste bedragen naar de men-sen met de hoogste inkomens gaan en dat de middeninkomens infeite de hoge inkomens subsidiëren. De hypotheekrenteaftrek moetdaarom voor iedereen worden gelijk gesteld zodat iedereen ook het-zelfde voordeel heeft. Dat kan door het aftrekbaar te stellen tegeneenzelfde percentage, of door een (forse) heffingsvrije voet in Box III,maar altijd geleidelijk en niet abrupt met voldoende compensatievoor kwetsbare burgers.

OnderwijsleenstelselHet volgen van hoger onderwijs, HBO en WO, levert een student inhet latere arbeidzame leven een hoog rendement op. De overheiddraagt voor het grootste deel bij aan de financiering van deze oplei-dingen, vooral om de toegankelijkheid van het onderwijs te bevorde-ren en de drempels te slechten voor deelnemers die wel kunnen stu-deren, maar niet kunnen betalen. De huidige private bijdrage is infinancieel opzicht gering, ondanks het hoge rendement dat de studentlater heeft van zijn studie. Studiefinanciering is een manier om de pri-vate kosten van onderwijs op te vangen. Een sociaal onderwijsleen-stelsel stelt de overheid in staat om leningen beschikbaar te stellenom zo de private bijdrage te bekostigen. Na de studie betaalt de oud-student de lening terug naar draagkracht, afhankelijk van de hoogtevan het inkomen. Een sociaal onderwijsleenstelsel beschermt de toe-gankelijkheid bij een verhoging van de private onderwijsbijdragen.

Een Oudedagsvoorziening voor JongerenDe lasten van de huidige generatie moeten zo min mogelijk wordendoorgeschoven naar volgende generaties. Dat betekent op zijn minst

60 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 61

de afstand tot de samenleving en de arbeidsmarkt alleen maar gro-ter. Dat moet veranderen en dat kan ook. Zo komt er meer werkgelegenheid door de introductie van participa-tiebanen en door het stimuleren van persoonlijke dienstverlening.Met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Verder worden viainvesteringsbanen outsiders goedkoper, aantrekkelijker voor werkge-vers in de private en publieke sector. En daardoor krijgen ze meerkansen. Tegelijkertijd wordt de bescherming van insiders veranderd.Hierdoor zullen outsiders makkelijker dan nu een baan vinden, maarworden werkgevers en werknemers meer dan voorheen aangespoordte investeren in ‘employability’. Investeringen in onderwijs onder-steunen dit. De voorstellen slechten ook de barrières die werkenden, met namevrouwen, beletten om meer te werken en om zorg en werk evenwich-tig te combineren. Zo moeten de mogelijkheden voor kinderopvangméér en beter worden. Verder zal de stimulans voor persoonlijkedienstverlening niet alleen meer banen aan de onderkant van dearbeidsmarkt creëren maar ook mannen en vrouwen met een goedepositie op de arbeidsmarkt helpen met het combineren van zorg enwerk. Tot slot, met en tot behoud van vertrouwen, moet er een eindkomen aan de omgekeerde solidariteit die in de huidige arrange-menten is geslopen. Door de hypotheekrenteaftrek te beperken en deAOW te fiscaliseren komt er geld vrij. En dat geld kan deels wordengebruikt om de tarieven in de inkomstenbelastingen te verlagen.Meer dan voorheen betekent dit dat werken loont. Maar het betekentook dat de belastingdruk op arbeid afneemt. En dat is goed voor dewerkgelegenheid.Door voor banen te zorgen en door barrières voor langer werken teslechten, wordt de economische grondslag van de verzorgingsstaatsolide. Meer banen en meer uren zijn de beste garanties voor houd-baarheid. Het biedt zekerheid waardoor mensen nieuwe risico’s kun-nen aangaan. Het biedt mogelijkheden om hun talenten tot ont-plooiing te brengen. Het verleidt tot meer bedrijvigheid. De verzor-gingsstaat is dan niet langer een kostenpost maar een investerings-middel. Sterk én sociaal. Dat kan.

3.2.4 Herstel van Vertrouwen: Zonder Angst voor EuropaIn een samenleving die steeds diverser is van opbouw, houdt solida-riteit niet op bij de grens van de eigen ‘groep’. De verzorgingsstaat is

belastingen en dat de uitkering wordt belast. Deze hoofdregel wordtgehandhaafd, maar het is redelijk om de omkeerregel van de pre-mieaftrek per inkomen te maximeren. Boven een bepaalde inko-mensgrens (anderhalf tot twee keer modaal) zouden mensen tochzelf voor hun oudedagsvoorziening moeten kunnen zorgen. Zijmogen de meer-premie dan niet langer van hun belastbaar inkomenaftrekken, maar daar staat tegenover dat het desbetreffende deel vande uitkering te zijner tijd onbelast mag worden genoten.

Een inkomensbeleid dat Werkt: de GrondslagverbredingEen (sociaal)democratische lastenverdeling is er vooral op gerichtdat iedereen aan het werk komt en dat de lasten eerlijk zijn verdeeld.Dit impliceert een progressief belastingstelsel waarbij de lasten oparbeidsinkomen met name aan de onderkant zo laag mogelijk zijn.Een modern sociaal-democratisch antwoord is het vereenvoudigenvan de belastingheffing door het schrappen van aftrekposten en hetgelijktijdig verlagen van (de laagste) tarieven teneinde de progressi-viteit te herstellen. De aanpassing van de hypotheekrenteaftrek, deinvoering van een sociaal leenstelsel en de fiscalisering van de AOWdoen precies dat. Ze leiden tot grondslagverbreding die benut kanworden om met name de laagste tarieven te verlagen.In algemene zinheeft het de voorkeur aftrekposten om te vormen tot belastingkortin-gen die procentueel een groter voordeel opleveren voor lage dan voorhoge inkomens. Belastingkortingen kunnen ook zo vormgegevenworden dat ze hoger zijn voor lagere inkomens en lager voor hogere.Door een werkbonus, een belastingkorting voor werkenden dieafloopt naar mate het inkomen stijgt, kan op effectieve manier dearmoedeval worden bestreden. Ook hier geldt dat er niet abrupt,maar geleidelijk dan wel met voldoende compensatie wordt veran-derd om vertrouwen te (her)winnen.

3.2.3 Herstel van vertrouwen: Betaalbaarheid is een KeuzeEssentieel voor de financiële houdbaarheid van de verzorgingsstaatis participatie. Werkgelegenheid is daarom de basis voor publiekevoorzieningen en tegelijkertijd een rem op het gebruik van die voor-zieningen. Het mes snijdt aan twee kanten.De huidige verzorgingsstaat helpt mensen onvoldoende bij het vin-den van werk, biedt wel bescherming maar niet genoeg mogelijkhe-den. Eenmaal buitenboord gevallen wordt, naarmate de tijd verstrijkt,

62 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 63

zijn verschillende actoren, nevengeschikt aan elkaar. Maar ‘samen’maken ze onze verzorgingsstaat. De één kan niet(s) zonder de ander. Het is eerder gezegd, maar het begrip ‘samen’ kan tot verwarring lei-den. Het suggereert dat het hierbij gaat om een gezamenlijke verant-woordelijkheid die in gezamenlijk handelen wordt waar gemaakt. Endat is niet zo. De wetgever, de overheid en de burger, ieder heeft zijneigen rol en daarmee een eigen verantwoordelijkheid. Een verant-woordelijkheid die niet mag worden afgewenteld. Een verantwoorde-lijkheid die niet kan worden gedeeld. Het is zinloos om nu alle aspec-ten van de verzorgingsstaat te toetsen op dit ontwerpprincipe van deondeelbare verantwoordelijkheid. Wel is het mogelijk om er nieuweideeën over de inrichting van de verzorgingsstaat aan te toetsen.Maar ook in meer algemene zin valt er het nodige over de conse-quenties van dit ontwerpprincipe te zeggen.

Fatsoenlijke GarantiesFatsoenlijke garanties zijn er voor iedereen: jong en oud, rijk en arm.Juist bij basisvoorzieningen moet het universele karakter van de ver-zorgingsstaat worden bewaakt. De wetgever is verantwoordelijk voorde vrijwaring van angst en armoede en deze verantwoordelijkheidvalt niet delegeren. Het verschil tussen armoede en een bestaansmi-nimum wordt bepaald door de politieke keuzes die een samenlevingmaakt. Dat is een kwestie van beschaving. Dit heeft een tweetal con-sequenties voor de wijze waarop de garantiefunctie wordt ingevuld. Ten eerste kan het nooit zo zijn dat de publieke verantwoordelijkheiddaarvoor wordt afgewenteld en dus mag het nooit zo zijn dat publie-ke sturing op de uitvoering van de garantiefunctie wordt belemmerd.De uitvoering van basisvoorzieningen in de zorg (basisverzekering,AWBZ, WMO) én de sociale zekerheid (bijstand) mogen daaromnooit worden overgelaten aan het vrije spel van de markt. Private uit-voering kan wel, maar alleen als de publieke sturing en verantwoor-delijkheid met absolute zekerheid gewaarborgd is. Als Europeseregelgeving zich tegen een dergelijke mengvorm verzet, is private uit-voering onwenselijk.

Ten tweede mag van de uitvoering van de garantiefunctie worden ver-ondersteld dat deze uitgaat van het individuele gelijkheidsbeginsel enborg staat voor toegankelijkheid. Deze garanties bieden zekerhedenen zekerheden zijn niet ongeveer, maar zekerheden zijn precies. Dat

van ons allemaal. Op basis van wederkerigheid. We bouwen eensamenleving die niet gebaseerd is op ‘angst voor de ander’.Solidariteit houdt niet op bij de landsgrenzen. In EU-verband moetener afspraken worden gemaakt over de minimumnormen waaraan eensociaal stelsel in Europa moet voldoen.

Maar voor Nederland is het minimum niet genoeg. Kiezen voor eenverzorgingsstaat die zich beperkt tot de garantiefunctie of kiezenvoor een volwaardige verzorgingsstaat die ook durft te investeren inde mogelijkheden van haar burgers, die keuze maken lidstaten zelf.Sociaal-democraten kiezen dan voor een brede verzorgingsstaat metsterke burgers én een sterke overheid. Die keuze wordt gemaaktbinnen de collectiviteit van onze nationale democratie. Dáár wordtook gekozen wat behoort tot de publieke en wat tot de semi-publiekedienstverlening. En daar wordt besloten wat wordt uitgevoerd doorde markt en wat wordt uitgevoerd door de overheid. En natuurlijkwordt daarbij rekening gehouden met de Europese mededingingsre-gels. Maar die Europese mededingingsregels zullen ook rekeningmoeten houden met het door ons zelf geformuleerde nationalebelang van goede publieke voorzieningen. Met name voor Nederlandis dit wezenlijk omdat juist ons land zo bekend is met de private uit-voering van publieke voorzieningen. Die private uitvoering vanpublieke voorzieningen mag niet op grond van Europese regels min-der solidair en rechtvaardig worden. Dat dreigt wel. Door de wijzewaarop de Europese regels nu zijn geconstrueerd, moet iets óf pri-vaat óf publiek zijn. Terwijl juist de combinatie van publieke aanstu-ring en private uitvoering zulke interessante mogelijkheden biedt. Inde publieke sector moet er ruimte zijn voor vormen tussen markt enoverheid, zodat ook die typisch Nederlandse mengvorm kan blijvenbestaan.

3.3 Herstel van Ondeelbare Verantwoordelijkheid

De verzorgingsstaat kent een drietal functies: de garantiefunctie, deinvesteringsfunctie en de verzekeringsfunctie. Het zijn verschillendefuncties, nevengeschikt aan elkaar. Maar ‘samen’ bepalen ze de kwa-liteit van onze verzorgingsstaat. De verzorgingsstaat wordt gemaaktdoor een drietal actoren: de wetgever, de overheid en de burger. Het

64 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 65

het ook voor de hand om sociale partners voor een belangrijk deel ver-antwoordelijk te laten zijn voor verzuimpreventie en reïntegratie voorzowel werklozen als voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten.Zij hebben niet alleen het meeste belang bij het slagen van verzuim-preventie en reïntegratie, maar ook de beste mogelijkheden. Dan ishet wel noodzakelijk dat misbruik van die verantwoordelijkheden viaeen financiële prikkel wordt afgestraft (premiedifferentiatie). Dit bete-kent vooralsnog dat wij geen voorstander zijn van een private uit-voering van de nieuwe WAO (WIA). Zeker niet onder gelijktijdigeafschaffing van de PEMBA, de wet waarbij werkgevers die weinigWAO-instroom veroorzaken lagere WAO-premies betalen dan werk-gevers die een hoge WAO-instroom veroorzaken. Een grotere rolvoor sociale partners mag niet leiden tot afwenteling van ‘moeilijkegevallen’ op de algemene middelen. Voorstellen waarbij sociale part-ners verantwoordelijk zijn voor werknemers die minder dan 80%duurzaam arbeidsongeschikt zijn terwijl de overheid verantwoorde-lijk is voor werknemers die meer dan 80% arbeidsongeschikt zijn,zijn kwetsbaar.

Uitsluiting en afwenteling zijn evenwel geen risico’s die uitsluitendaan de orde zijn als sociale partners verantwoordelijkheid dragen.Verleden en heden leren ons dat de prestaties van de overheid op ditvlak ook niet overtuigend zijn. Ten eerste kan de overheid wispelturigzijn, politici komen en gaan en daarmee komt en gaat hun beleid. Tentweede kan het voorkomen dat de staat teveel gericht is op het afleg-gen van verantwoording en te weinig op het oplossen van vraagstuk-ken. Daarmee is er eerder sprake van een verstikkende regelgevingdan van een bevrijdende bedrijvigheid. Ten derde is de overheid nooitin staat om af te dalen tot het niveau van de arbeidsorganisatie endaarmee tot het voeren van regie op de reïntegratie van een indivi-duele werknemer. En ten vierde kan ook de overheid de neiging totafwentelen niet altijd bedwingen. Zo heeft het verleden ons laten ziendat de overheid de middelen in pensioenfondsen, bedoeld voor deoudedagsvoorziening, ruimhartig voor andere doelen heeft gebruikt.In het heden gebruikt de wetgever de premies voor werknemersver-zekeringen voor het voeren van een inkomensbeleid en houdt zijoverschotten in de fondsen kunstmatig in stand. Dit om ‘boekhoud-kundig’ te voldoen aan de Europese begrotingseisen. Met werkeloos-heid of werkloosheidsbestrijding heeft dat in ieder geval niets te

betekent dat uitvoering per definitie gepaard gaat met strikte proce-dures en een precieze verantwoordingsplicht. Een private uitvoeringzal daarom forse transactiekosten met zich meebrengen en zal van-uit bedrijfsmatige overwegingen nauwelijks interessant zijn. Logischerwijs zal dan ook de uitvoering van de garantiefunctie zoveelmogelijk bij de overheid moeten blijven. Dat wil niet zeggen dat bur-gers of hun organisaties hierin geen eigen rol of verantwoordelijkheidkennen. Die hebben ze natuurlijk wel: kansen bieden en kansen pak-ken; investeren in mogelijkheden en talenten.

Slimme InvesteringenKinderopvang, extra scholing van jongeren, investeren in innovatie,opheffen discriminatie van allochtonen op de arbeidsmarkt, stimule-ren van zelfstandig ondernemerschap, meer vrouwen in het arbeids-proces, gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan het werk. Het is allemaalheel erg verstandig en het gebeurt allemaal niet vanzelf. De markt isdomweg niet intelligent genoeg om dat voor haar rekening te nemen.Het initiatief voor dit soort investeringen ligt dan in eerste instantiealtijd bij de wetgever. Die is in staat om, kijkend vanuit het algemeenbelang, de verschillende deelbelangen van burgers, maatschappelijkeorganisaties, werkgevers en werknemers, met elkaar te verbinden. Deuitvoering van dergelijke investeringen, ideeën vertalen in concreteactiviteiten, moet als het even kan gebeuren door burgers, hun orga-nisaties en hun ondernemingen.

Eigen VerzekeringenHet domein van de werknemersverzekeringen staat nu al jaren opzijn kop. Het wordt tijd dat uitvoeringsorganisaties, werkgevers enwerknemers de kans krijgen om wat ze moeten doen, ook goed tegaan doen. Een nieuwe ingrijpende stelselwijziging gaat daarbij niethelpen. Wij kiezen ervoor om de bestaande verdeling van verant-woordelijkheden te optimaliseren. Maar het is wel goed om een aan-tal lessen die de afgelopen jaren zijn geleerd op een rij te zetten.

Een deel van de vraagstukken van de verzorgingsstaat begint in debedrijven. Een deel van de oplossingen moet in de bedrijven wordengevonden. Er is geen andere weg dan de weg die leidt langs werkge-vers, werknemers en hun organisaties. Dit geldt zeker voor vraagstuk-ken die samenhangen met ziekte en arbeidsongeschiktheid. Dan ligt

66 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 67

4 Tenslotte

De verzorgingsstaat is niet perfect en zal dat ook nooit zijn. Zij is eenidee dat vorm krijgt in arrangementen en die arrangementen zijnaltijd een compromis tussen verschillende belangen en het resultaatvan democratische besluitvorming. Arrangementen zijn een productvan hun tijd. Tijd gaat voorbij. Er is dan ook geen Tenslotte.

maken. De wetgever is verantwoordelijk voor het voeren van eeninkomensbeleid. De premies voor werknemersverzekeringen moetendan ook door de wetgever worden vastgesteld. Ook om afwenteling-effecten te voorkomen. Tegelijkertijd heeft de wetgever de plicht omhet niveau van de premies zodanig vast te stellen dat dit maximaalgerelateerd is aan het werkelijke risico van werkeloosheid. Voor onei-genlijk gebruik van werknemersverzekeringen bestaat geen excuus.

68 De Wet van Wederkerigheid Projectgroep Verzorgingsstaat 69

70 De Wet van Wederkerigheid