471 Indicatiebesluit Aan Een Niet Rechtmatig In Nederland Verblijvende Vreemdeling Heeft Geen...

1
jurisprudentie 43 zorg & financiering > 4-2009 zorg. Het oordeel of iemand verzekerd is ligt bij het zorgkantoor. In de praktijk bepaalt het indi- catiebesluit de toegang tot AWBZ-zorg. Als een aanvraag voor een indicatie is ingediend door een onverzekerde, is het Centrum indicatiestel- ling zorg (CIZ) niet bevoegd om een indicatie te stellen. Met ingang van 1 januari 2009 is er een nieuwe regeling voor vergoeding van medische kosten aan onrechtmatig verblijvende vreemde- lingen. De uitvoering daarvan is opgedragen aan het CVZ (art. 122a Zorgverzekeringswet). De procedure volgens de werkinstructie ‘rechtma- tigheid zorg AWBZ-cliëntgroepen’ van het CIZ is, gezien de bepalingen in de Vreemdelingen- wet en de AWBZ, in strijd met de wet (betreft dezelfde verzekerde als in RZA 2009, 12 en 20). Bron: RZA 2009, 9< De Centrale Raad van Beroep deed op 24 sep- tember 2008, onder nummer 07/3322 AWBZ (Algemene wet bijzondere ziektekosten), uit- spraak in een geschil over de vraag of de recht- bank het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ; appellant) terecht gehouden had geacht tot ver- goeding van de schade die betrokkene stelde te hebben geleden door de onjuist gebleken indi- catiebesluiten van 6 mei 2003 en 3 juni 2004, welke schade bestond uit niet tot uitbetaling gekomen PGB-bedragen (persoonsgebonden budget) en belastingschade. De Raad was van oordeel dat de rechtszekerheid vereiste dat de nadere besluitvorming van appel- lant over de schadevergoeding binnen het door haarzelf bij besluit van 14 juni 2006 aangegeven, in rechte onaantastbaar geworden, kader bleef. Dit had tot gevolg dat de gevorderde schade- posten door appellant alleen nog konden wor- den afgewezen op de grond dat het niet ging om kosten die zijn gemaakt in verband met de ten onrechte onthouden indicatie voor negen extra zorguren of dat, indien het wel om die kosten ging, deze kosten vergoed waren of zouden wor- den door het zorgkantoor. Het gesteld ontbre- ken van causaal verband vanwege de taakverde- ling tussen appellant en de zorgkantoren en vanwege het onvermogen van betrokkene om met terugwerkende kracht verantwoording af te leggen over de gemaakte kosten van zorg jegens het zorgkantoor ging dit kader te buiten en kon mitsdien in dit stadium van de besluitvorming geen deugdelijke weigeringsgrond meer vor- men. Ook kwam appellant geen beroep meer toe op het niet voldaan zijn aan het relativiteitsver- eiste en op de schadebeperkingsplicht van betrokkene. Het was voldoende aannemelijk dat betrokkene schade had geleden en dat deze schade bestond uit niet tot uitbetaling gekomen PGB-bedragen. Deze schade kwalificeerde zich als kosten die verband houden met de in de (onrechtmatige) besluiten van 6 mei 2003 en 3 juni 2004 ten onrechte niet-geïndiceerde zorg. Deze kosten waren of zouden niet worden ver- goed door het zorgkantoor. Dat betrokkene de gestelde meerkosten bij het zorgkantoor niet afdoende had kunnen verantwoorden was een omstandigheid die voor rekening van appellant kwam en die zij betrokkene daarom niet kon tegenwerpen. Dit betekende, gezien het besluit van 14 juni 2006, dat appellant gehouden was deze schade te vergoeden. Met betrekking tot de fiscale schade overwoog de Raad dat, nu deze schade betrekking had op de belastingschade van de echtgenote en betrok- kene had gesteld noch onderbouwd dat dit ook voor hem een schadepost vormde, de weigering om deze schade te vergoeden stand kon houden. Bron: RZA 2009, 10< 472 schadevergoeding bij onrechtmatige indicatiebesluiten (niet tot uitbetaling gekomen pgb-bedragen en belastingschade)

Transcript of 471 Indicatiebesluit Aan Een Niet Rechtmatig In Nederland Verblijvende Vreemdeling Heeft Geen...

Page 1: 471 Indicatiebesluit Aan Een Niet Rechtmatig In Nederland Verblijvende Vreemdeling Heeft Geen Rechtsgevolg

jurisprudentie

43zorg & financiering > 4-2009

zorg. Het oordeel of iemand verzekerd is ligt bijhet zorgkantoor. In de praktijk bepaalt het indi-catiebesluit de toegang tot AWBZ-zorg. Als eenaanvraag voor een indicatie is ingediend dooreen onverzekerde, is het Centrum indicatiestel-ling zorg (CIZ) niet bevoegd om een indicatie testellen. Met ingang van 1 januari 2009 is er eennieuwe regeling voor vergoeding van medischekosten aan onrechtmatig verblijvende vreemde-

lingen. De uitvoering daarvan is opgedragen aanhet CVZ (art. 122a Zorgverzekeringswet). Deprocedure volgens de werkinstructie ‘rechtma-tigheid zorg AWBZ-cliëntgroepen’ van het CIZis, gezien de bepalingen in de Vreemdelingen-wet en de AWBZ, in strijd met de wet (betreftdezelfde verzekerde als in RZA 2009, 12 en 20).Bron: RZA 2009, 9<

De Centrale Raad van Beroep deed op 24 sep-tember 2008, onder nummer 07/3322 AWBZ(Algemene wet bijzondere ziektekosten), uit-spraak in een geschil over de vraag of de recht-bank het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ;appellant) terecht gehouden had geacht tot ver-goeding van de schade die betrokkene stelde tehebben geleden door de onjuist gebleken indi-catiebesluiten van 6 mei 2003 en 3 juni 2004,welke schade bestond uit niet tot uitbetalinggekomen PGB-bedragen (persoonsgebondenbudget) en belastingschade.

De Raad was van oordeel dat de rechtszekerheidvereiste dat de nadere besluitvorming van appel-lant over de schadevergoeding binnen het doorhaarzelf bij besluit van 14 juni 2006 aangegeven,in rechte onaantastbaar geworden, kader bleef.Dit had tot gevolg dat de gevorderde schade-posten door appellant alleen nog konden wor-den afgewezen op de grond dat het niet ging omkosten die zijn gemaakt in verband met de tenonrechte onthouden indicatie voor negen extrazorguren of dat, indien het wel om die kostenging, deze kosten vergoed waren of zouden wor-den door het zorgkantoor. Het gesteld ontbre-ken van causaal verband vanwege de taakverde-ling tussen appellant en de zorgkantoren envanwege het onvermogen van betrokkene ommet terugwerkende kracht verantwoording af te

leggen over de gemaakte kosten van zorg jegenshet zorgkantoor ging dit kader te buiten en konmitsdien in dit stadium van de besluitvorminggeen deugdelijke weigeringsgrond meer vor-men. Ook kwam appellant geen beroep meer toeop het niet voldaan zijn aan het relativiteitsver-eiste en op de schadebeperkingsplicht vanbetrokkene. Het was voldoende aannemelijk datbetrokkene schade had geleden en dat dezeschade bestond uit niet tot uitbetaling gekomenPGB-bedragen. Deze schade kwalificeerde zichals kosten die verband houden met de in de(onrechtmatige) besluiten van 6 mei 2003 en3 juni 2004 ten onrechte niet-geïndiceerde zorg.Deze kosten waren of zouden niet worden ver-goed door het zorgkantoor. Dat betrokkene degestelde meerkosten bij het zorgkantoor nietafdoende had kunnen verantwoorden was eenomstandigheid die voor rekening van appellantkwam en die zij betrokkene daarom niet kontegenwerpen. Dit betekende, gezien het besluitvan 14 juni 2006, dat appellant gehouden wasdeze schade te vergoeden.Met betrekking tot de fiscale schade overwoogde Raad dat, nu deze schade betrekking had opde belastingschade van de echtgenote en betrok-kene had gesteld noch onderbouwd dat dit ookvoor hem een schadepost vormde, de weigeringom deze schade te vergoeden stand kon houden.Bron: RZA 2009, 10<

472 schadevergoeding bij onrechtmatige indicatiebesluiten (niettot uitbetaling gekomen pgb-bedragen en belastingschade)

ZenF-0409-cyaan.qxd 10-4-2009 10:15 Pagina 43