4 6(,=2(16.5$17 Õ 1$-$$5 , 6(37(0%(5 Õ '(&(0%(5 6(,=2(16.5 ... · George Gershwin een goede...

1
Pionier van symfonische jazz In de jazzgeschiedenis staan die jaren 20 bekend als het tijdperk van de Afro-Amerikaanse jazziconen, zoals King Oliver, Louis Armstrong, Duke Ellington en Fletcher Hender- son. Maar heel wat muziek die des- tijds als jazz werd bestempeld, was van blanke componisten van joodse afkomst, zoals Irving Berlin, Richard Rodgers, Jerome Kern en George Gershwin. De liefde voor jazz drong in die jaren definitief door tot de blanke middenklasse en de stijl werd steeds meer ernstig genomen, zelfs door sommige leden van de high society. Het was dan ook geen toeval dat jazz uitgerekend in die jaren 20 zijn intrede deed in de klassieke con- certzaal. Een van de grote pioniers van de ‘symfonische jazz’ was George Gershwin. Als zoon van joods-Russi- sche immigranten groeide Gershwin op in de Lower Eastside van Manhat- tan, in die tijd al een ware smeltkroes van culturen. Op jonge leeftijd had hij een carrière uitgebouwd in de popu- laire muziekwereld van Tin Pan Alley en Broadway. Hij had er samen met zijn broer Ira, die de songteksten voor zijn rekening nam, een indrukwek- kende reeks hits gescoord, waarvan er een heel aantal zou uitgroeien tot het ijzeren repertoire van de Ameri- kaanse populaire muziek. Populair en klassiek gaan samen Hoewel de lichte muziek zijn ware habitat vormde, was Gershwin al van kindsbeen gefascineerd door de klas- sieke muziek. Als pianist had hij het werk van Bach, Beethoven, Chopin, Liszt, Debussy en Ravel in de vingers, en via privélessen had hij zich de ba- sisprincipes van de klassieke harmo- nie en het contrapunt eigen gemaakt. Als componist had hij zich schoor- voetend ook al eens gewaagd op het domein van de klassieke muziek, bijvoorbeeld in zijn Lullaby for String Quartet (1919). Eigenlijk bestond er voor Gershwin geen strikte scheiding tussen klassieke en populaire muziek. De werelden van Broadway en Car- negie Hall waren voor hem perfect verenigbaar. Met die opvatting stond Gershwin in die jaren niet alleen. In 1920 had de orkestleider en zelfverklaarde ‘King of Jazz’ Paul Whiteman zich in New York gevestigd. Whiteman was zelf zijn carrière begonnen als altviolist in verschillende symfonische orkes- ten en zag het als zijn roeping om de jazz toegankelijk te maken voor het klassieke concertpubliek. Bovendien wilde hij de nieuwe muziekstijl de allure verlenen van een volwaardige kunstmuziek. Aanvankelijk trachtte hij dat doel te bereiken met typische gepolijste arrangementen, die de jazz van alle ruwheid moesten bevrijden, en via speciale kennismakingscon- certen, waarin jazz en klassiek elkaar afwisselden. Maar Whiteman besloot nog een stap verder te gaan. Voor een groots opgezet concert in de New Yorkse Aeolian Hall, met de ambiti- euze titel An Experiment in Modern Music, gaf hij de jonge Gershwin de opdracht een orkestwerk te schrijven waarin jazz en klassieke symfonische muziek letterlijk met elkaar zouden worden verzoend. Rhapsody in blue Het resultaat werd Rhapsody in Blue (1924), een werk voor piano en orkest dat een belangrijke mijl- paal zou worden in de Amerikaanse muziekgeschiedenis. De titel van de compositie geeft de opzet van Gershwins werk duidelijk weer. Een rapsodie is een klassieke vorm waarin verschillende min of meer losse episodes elkaar opvolgen, terwijl de toevoeging ‘in Blue’ – een suggestie van Gershwins broer Ira – naar de ‘blue notes’ uit de jazz en de blues verwijst. De hele compositie is doordrongen van elementen uit de klassieke én de lichte muziek. Jazzy melodieën, syncopische ritmes, be- geleidingsfiguren uit de ragtime en clichés uit de wereld van de musical worden verbonden met een klas- siek georiënteerde vormstructuur, Debussy-achtige akkoorden, Liszti- aanse virtuoze solopassages en een aantal meeslepende romantische frasen. Soms lijkt het alsof Amerika door de ene deur naar buiten gaat, waarna Tsjaikovsky en zijn vrien- den door de andere deur naar binnen stappen, zo merkte Leonard Bernstein ooit op. De eerste uitvoering van Rhapsody in Blue, door Whiteman en zijn Palais Royal Orchestra met Gershwin zelf aan de piano, vond plaats op 12 fe- bruari 1924 en werd een ware triomf. In het publiek bevonden zich grote namen, zoals Igor Stravinsky, Sergej Rachmaninov en Fritz Kreisler. De en- thousiaste ontvangst van zijn nieuwe werk zette Gershwin ertoe aan om de fusie van jazz en klassiek ook in zijn volgende werken voort te zetten, bij- voorbeeld in zijn Concerto in F (1924), Three Preludes voor piano (1926), het orkestwerk An American in Paris (1928), de Second Rhapsody (1931) en ‘I Got Rhythm’ Variaties (1934). Al dan niet geïnspireerd door het voor- beeld van Gershwin, zouden later ook andere Amerikaanse jazzmusici aansluiting zoeken bij het klassieke muziekpubliek. Duke Ellington bij- voorbeeld, met zijn suites en con- certstukken, of klarinettist Benny Goodman, die herhaaldelijk samen- werkte met klassieke muzikanten en componisten, van Béla Bartók tot Paul Hindemith. Jazz in Europa De gouden eeuw van de jazz bleef niet beperkt tot de Verenigde Staten. Ook aan de overzijde van de Atlantische Oceaan werd jazz in de jaren 20 een echte rage. Ook heel wat Europese klassieke componisten waren erdoor geboeid. Sommigen reisden naar New York en beluisterden de jazz ter plaatse, anderen leerden de nieuwe stijl kennen via bladmuziek of door concerten bij te wonen van rondrei- zende Amerikaanse ensembles. Al in de eerste jaren van de 20ste eeuw had Claude Debussy elementen uit de Amerikaanse amusementsmu- ziek geïntegreerd in zijn composities, zoals in zijn pianowerken Golliwogg’s Cakewalk (1908), Le petit nègre (1909) en sommige van zijn Préludes (1910). Rond het einde van de Eerste We- reldoorlog leerde Igor Stravinsky de ragtime kennen via partituren die de dirigent Ernest Ansermet uit Amerika had meegebracht. De muziek bezorg- de hem inspiratie voor de ragtime uit L’histoire du soldat (1918) en de Ragtime voor 11 instrumenten (1918), beide geschreven voor een transpa- rante solistische bezetting die sterk aanleunde bij de eigentijdse jazzband. Ook de wat bizarre Piano-Rag-Music (1919) zette met zijn wisselende accen- ten en montageachtige structuur de ty- pische eigenschappen van de ragtime op hun kop. Stravinsky’s Franse tijdge- noot Darius Milhaud schreef na afloop van een Amerikaanse concerttournee het orkestwerk La Création du Monde (1923), een twintig minuten durende compositie - mét saxofoonsolo en een bluesfuga – die geschiedenis maakte als het allereerste werk waarin jazz met symfonische muziek werd verenigd en enkele maanden vóór Gershwins Rhapsody in Blue in première ging. Een van de grootste jazzbewonde- raars was ongetwijfeld Maurice Ravel. Echo’s van de eigentijdse jazz zijn terug te vinden in Five o’clock Foxtrot en Ragtime uit L’Enfant et les Sortilè- ges (1925), in de trage Blues-beweging uit zijn Tweede Vioolsonate (1927) en in zijn Pianoconcerto (1931), dat door velen als een hommage aan Gersh- win wordt beschouwd. Tijdens een concertreis door de Verenigde Staten schreef Ravel zelfs een tijdschriftartikel waarin hij zijn liefde en respect voor de jazz betuigde onder de veelzeggende titel Take Jazz Seriously!. Ook buiten het Franse taalgebied verspreidde het jazzvirus zich razend- snel, onder meer naar Duitsland. Zo schreef Paul Hindemith ten tijde van de Weimarrepubliek enkele ragtimes, waaronder Ragtime (wohltempe- riert) (1921), die hij bewust provo- cerend baseerde op een fugathema van Johann Sebastian Bach. Ernst Krenek oogstte grote bijval met zijn ‘Zeitoper’ Jonny spielt auf (1927), over een Afro-Amerikaanse jazzmu- zikant op tournee in Europa. Het jaar nadien voltooide Kurt Weill zijn Drei- groschenoper (1928), die in de loop der tijd met de song Die Moritat von Mackie Messer – beter bekend als The Ballad of Mack The Knife - zowaar een nieuwe jazzstandaard zou opleveren, mede dankzij de versies van Louis Armstrong en Ella Fitzgerald. Zoektocht naar een frisse muziektaal Waarom Europese componisten zich in de jaren 20 zo onweerstaanbaar aangetrokken voelden tot jazz, is moeilijk in een paar woorden samen te vatten. Anders dan in de Verenig- de Staten was de wens om de jazz te verheffen tot een volwaardig en respectabel muziekgenre in Europa niet echt aan de orde. Wat zeker een rol speelde, was de zoektocht van de nieuwe componistengeneratie naar een frisse en eigentijdse muziektaal. De voorliefde voor een solistische instrumentatie, de ritmische leven- digheid en de sprankelende sponta- neïteit die met jazz werden geassoci- eerd, boden een ideaal tegengewicht voor de zwaarwichtige laatromantiek, die na de Eerste Wereldoorlog voor veel componisten definitief had afge- daan. Tegelijkertijd bood jazz een aan- trekkelijk alternatief voor de nieuwe muziek van de radicale avant-garde, die heel wat muziekliefhebbers in die jaren als overdreven complex en onbegrijpelijk ervoeren. Ten slotte waren de jaren 20 niet enkel de Jazz Age, maar ook de periode waarin de wereld kennismaakte met de atonale en dodecafone werken van Arnold Schönberg en zijn leerlingen. Dat uitgerekend Arnold Schönberg in George Gershwin een goede vriend en fervente bewonderaar vond – beide componisten werden in de jaren 30 zelfs vaste tennispartners – behoort dan weer tot de fascinerende kronkels van de muziekgeschiedenis. Stephan Weytjens n Frank Braley: All that jazz - George Gershwin en de invloed van jazz op zijn tijdgenoten Zondag 08.10.17 15.00 AMUZ Jazz en aanverwante dansstijlen kenden in de jaren 20 van de 20ste eeuw een enorme opmars, vooral in de Verenigde Staten, maar ook in Europa. Daarom wordt die periode ook de Jazz Age genoemd. Jazz was rond de eeuwwisseling ontstaan in New Orleans, vanuit een soort kruisbestuiving van ragtime, blues, folk, negrospirituals en marsmuziek. Algauw verspreidde de stijl zich naar andere steden, zoals Chicago en New York, en de rest van de Verenigde Staten. Dansorkesten rezen als paddenstoelen uit de grond, en jong en oud gooide de benen los op de charleston, de foxtrot, de black bottom en de shimmy. Jazz weerspiegelde als geen ander muziekgenre de ritmische puls van het dagelijkse leven en bleek de perfecte uitdrukking van het optimisme, de dynamiek en de levenslust van de ‘Roaring Twenties’. JAZZ EN KLASSIEKE SYMFONISCHE MUZIEK WERDEN LETTERLIJK MET ELKAAR VERZOEND.” George Gershwin en andere bruggenbouwers tijdens de Jazz Age Frank Braley

Transcript of 4 6(,=2(16.5$17 Õ 1$-$$5 , 6(37(0%(5 Õ '(&(0%(5 6(,=2(16.5 ... · George Gershwin een goede...

Page 1: 4 6(,=2(16.5$17 Õ 1$-$$5 , 6(37(0%(5 Õ '(&(0%(5 6(,=2(16.5 ... · George Gershwin een goede vriend en fervente bewonderaar vond – beide componisten werden in de jaren 30 zelfs

SEIZOENSKRANT - NAJAAR 2017 I SEPTEMBER - DECEMBER4 5SEIZOENSKRANT - NAJAAR 2017 I SEPTEMBER - DECEMBER

Pionier van symfonische jazzIn de jazzgeschiedenis staan die jaren 20 bekend als het tijdperk van de Afro-Amerikaanse jazziconen, zoals King Oliver, Louis Armstrong, Duke Ellington en Fletcher Hender-son. Maar heel wat muziek die des-tijds als jazz werd bestempeld, was van blanke componisten van joodse afkomst, zoals Irving Berlin, Richard Rodgers, Jerome Kern en George Gershwin. De liefde voor jazz drong in die jaren definitief door tot de blanke middenklasse en de stijl werd steeds meer ernstig genomen, zelfs door sommige leden van de high society. Het was dan ook geen toeval dat jazz uitgerekend in die jaren 20 zijn intrede deed in de klassieke con-certzaal.

Een van de grote pioniers van de ‘symfonische jazz’ was George Gershwin. Als zoon van joods-Russi-sche immigranten groeide Gershwin op in de Lower Eastside van Manhat-tan, in die tijd al een ware smeltkroes van culturen. Op jonge leeftijd had hij een carrière uitgebouwd in de popu-laire muziekwereld van Tin Pan Alley en Broadway. Hij had er samen met zijn broer Ira, die de songteksten voor zijn rekening nam, een indrukwek-kende reeks hits gescoord, waarvan

er een heel aantal zou uitgroeien tot het ijzeren repertoire van de Ameri-kaanse populaire muziek.

Populair en klassiek gaan samenHoewel de lichte muziek zijn ware habitat vormde, was Gershwin al van kindsbeen gefascineerd door de klas-sieke muziek. Als pianist had hij het werk van Bach, Beethoven, Chopin, Liszt, Debussy en Ravel in de vingers, en via privélessen had hij zich de ba-sisprincipes van de klassieke harmo-nie en het contrapunt eigen gemaakt. Als componist had hij zich schoor-voetend ook al eens gewaagd op het domein van de klassieke muziek, bijvoorbeeld in zijn Lullaby for String Quartet (1919). Eigenlijk bestond er voor Gershwin geen strikte scheiding tussen klassieke en populaire muziek. De werelden van Broadway en Car-negie Hall waren voor hem perfect verenigbaar.

Met die opvatting stond Gershwin in die jaren niet alleen. In 1920 had de orkestleider en zelfverklaarde ‘King of Jazz’ Paul Whiteman zich in New York gevestigd. Whiteman was zelf zijn carrière begonnen als altviolist in verschillende symfonische orkes-ten en zag het als zijn roeping om de jazz toegankelijk te maken voor het

klassieke concertpubliek. Bovendien wilde hij de nieuwe muziekstijl de allure verlenen van een volwaardige kunstmuziek. Aanvankelijk trachtte hij dat doel te bereiken met typische gepolijste arrangementen, die de jazz van alle ruwheid moesten bevrijden, en via speciale kennismakingscon-certen, waarin jazz en klassiek elkaar afwisselden. Maar Whiteman besloot nog een stap verder te gaan. Voor een groots opgezet concert in de New Yorkse Aeolian Hall, met de ambiti-euze titel An Experiment in Modern Music, gaf hij de jonge Gershwin de opdracht een orkestwerk te schrijven waarin jazz en klassieke symfonische muziek letterlijk met elkaar zouden worden verzoend.

Rhapsody in blueHet resultaat werd Rhapsody in Blue (1924), een werk voor piano en orkest dat een belangrijke mijl-paal zou worden in de Amerikaanse muziekgeschiedenis. De titel van de compositie geeft de opzet van Gershwins werk duidelijk weer. Een rapsodie is een klassieke vorm waarin verschillende min of meer losse episodes elkaar opvolgen, terwijl de toevoeging ‘in Blue’ – een suggestie van Gershwins broer Ira – naar de ‘blue notes’ uit de jazz en de

blues verwijst. De hele compositie is doordrongen van elementen uit de klassieke én de lichte muziek. Jazzy melodieën, syncopische ritmes, be-geleidingsfiguren uit de ragtime en clichés uit de wereld van de musical worden verbonden met een klas-siek georiënteerde vormstructuur, Debussy-achtige akkoorden, Liszti-aanse virtuoze solopassages en een aantal meeslepende romantische frasen. Soms lijkt het alsof Amerika door de ene deur naar buiten gaat, waarna Tsjaikovsky en zijn vrien-den door de andere deur naar binnen stappen, zo merkte Leonard Bernstein ooit op.

De eerste uitvoering van Rhapsody in Blue, door Whiteman en zijn Palais Royal Orchestra met Gershwin zelf aan de piano, vond plaats op 12 fe-bruari 1924 en werd een ware triomf. In het publiek bevonden zich grote namen, zoals Igor Stravinsky, Sergej Rachmaninov en Fritz Kreisler. De en-thousiaste ontvangst van zijn nieuwe werk zette Gershwin ertoe aan om de fusie van jazz en klassiek ook in zijn volgende werken voort te zetten, bij-voorbeeld in zijn Concerto in F (1924), Three Preludes voor piano (1926), het orkestwerk An American in Paris (1928), de Second Rhapsody (1931) en ‘I Got Rhythm’ Variaties (1934). Al dan niet geïnspireerd door het voor-beeld van Gershwin, zouden later ook andere Amerikaanse jazzmusici aansluiting zoeken bij het klassieke muziekpubliek. Duke Ellington bij-voorbeeld, met zijn suites en con-certstukken, of klarinettist Benny Goodman, die herhaaldelijk samen-werkte met klassieke muzikanten en componisten, van Béla Bartók tot Paul Hindemith.

Jazz in EuropaDe gouden eeuw van de jazz bleef niet beperkt tot de Verenigde Staten. Ook aan de overzijde van de Atlantische Oceaan werd jazz in de jaren 20 een echte rage. Ook heel wat Europese klassieke componisten waren erdoor geboeid. Sommigen reisden naar New York en beluisterden de jazz ter plaatse, anderen leerden de nieuwe stijl kennen via bladmuziek of door concerten bij te wonen van rondrei-zende Amerikaanse ensembles. Al in de eerste jaren van de 20ste eeuw had Claude Debussy elementen uit de Amerikaanse amusementsmu-ziek geïntegreerd in zijn composities, zoals in zijn pianowerken Golliwogg’s Cakewalk (1908), Le petit nègre (1909) en sommige van zijn Préludes (1910). Rond het einde van de Eerste We-reldoorlog leerde Igor Stravinsky de ragtime kennen via partituren die de dirigent Ernest Ansermet uit Amerika had meegebracht. De muziek bezorg-de hem inspiratie voor de ragtime uit L’histoire du soldat (1918) en de Ragtime voor 11 instrumenten (1918), beide geschreven voor een transpa-rante solistische bezetting die sterk aanleunde bij de eigentijdse jazzband. Ook de wat bizarre Piano-Rag-Music (1919) zette met zijn wisselende accen-ten en montageachtige structuur de ty-pische eigenschappen van de ragtime op hun kop. Stravinsky’s Franse tijdge-noot Darius Milhaud schreef na afloop van een Amerikaanse concerttournee het orkestwerk La Création du Monde (1923), een twintig minuten durende compositie - mét saxofoonsolo en een bluesfuga – die geschiedenis maakte als het allereerste werk waarin jazz met symfonische muziek werd verenigd en enkele maanden vóór Gershwins Rhapsody in Blue in première ging.

Een van de grootste jazzbewonde-raars was ongetwijfeld Maurice Ravel. Echo’s van de eigentijdse jazz zijn terug te vinden in Five o’clock Foxtrot en Ragtime uit L’Enfant et les Sortilè-ges (1925), in de trage Blues-beweging uit zijn Tweede Vioolsonate (1927) en in zijn Pianoconcerto (1931), dat door velen als een hommage aan Gersh-win wordt beschouwd. Tijdens een concertreis door de Verenigde Staten schreef Ravel zelfs een tijdschriftartikel waarin hij zijn liefde en respect voor de jazz betuigde onder de veelzeggende titel Take Jazz Seriously!.

Ook buiten het Franse taalgebied verspreidde het jazzvirus zich razend-snel, onder meer naar Duitsland. Zo schreef Paul Hindemith ten tijde van de Weimarrepubliek enkele ragtimes, waaronder Ragtime (wohltempe-riert) (1921), die hij bewust provo-cerend baseerde op een fugathema van Johann Sebastian Bach. Ernst Krenek oogstte grote bijval met zijn ‘Zeitoper’ Jonny spielt auf (1927), over een Afro-Amerikaanse jazzmu-zikant op tournee in Europa. Het jaar nadien voltooide Kurt Weill zijn Drei-groschenoper (1928), die in de loop der tijd met de song Die Moritat von Mackie Messer – beter bekend als The Ballad of Mack The Knife - zowaar een nieuwe jazzstandaard zou opleveren, mede dankzij de versies van Louis Armstrong en Ella Fitzgerald.

Zoektocht naar een frisse muziektaalWaarom Europese componisten zich in de jaren 20 zo onweerstaanbaar aangetrokken voelden tot jazz, is moeilijk in een paar woorden samen te vatten. Anders dan in de Verenig-de Staten was de wens om de jazz te verheffen tot een volwaardig en

respectabel muziekgenre in Europa niet echt aan de orde. Wat zeker een rol speelde, was de zoektocht van de nieuwe componistengeneratie naar een frisse en eigentijdse muziektaal. De voorliefde voor een solistische instrumentatie, de ritmische leven-digheid en de sprankelende sponta-neïteit die met jazz werden geassoci-eerd, boden een ideaal tegengewicht voor de zwaarwichtige laatromantiek, die na de Eerste Wereldoorlog voor veel componisten definitief had afge-daan. Tegelijkertijd bood jazz een aan-trekkelijk alternatief voor de nieuwe muziek van de radicale avant-garde, die heel wat muziekliefhebbers in die jaren als overdreven complex en onbegrijpelijk ervoeren. Ten slotte waren de jaren 20 niet enkel de Jazz

Age, maar ook de periode waarin de wereld kennismaakte met de atonale en dodecafone werken van Arnold Schönberg en zijn leerlingen.

Dat uitgerekend Arnold Schönberg in George Gershwin een goede vriend en fervente bewonderaar vond – beide componisten werden in de jaren 30 zelfs vaste tennispartners – behoort dan weer tot de fascinerende kronkels van de muziekgeschiedenis.

Stephan Weytjens

n Frank Braley: All that jazz - George Gershwin en de invloed van jazz op zijn tijdgenoten Zondag 08.10.17 15.00 AMUZ

Jazz en aanverwante dansstijlen kenden in de jaren 20 van de 20ste eeuw een enorme opmars, vooral in de Verenigde Staten, maar ook in Europa. Daarom wordt die periode ook de Jazz Age genoemd. Jazz was rond de eeuwwisseling ontstaan in New Orleans, vanuit een soort kruisbestuiving van ragtime, blues, folk, negrospirituals en marsmuziek. Algauw verspreidde de stijl zich naar andere steden, zoals Chicago en New York, en de rest van de Verenigde Staten. Dansorkesten rezen als paddenstoelen uit de grond, en jong en oud gooide de benen los op de charleston, de foxtrot, de black bottom en de shimmy. Jazz weerspiegelde als geen ander muziekgenre de ritmische puls van het dagelijkse leven en bleek de perfecte uitdrukking van het optimisme, de dynamiek en de levenslust van de ‘Roaring Twenties’.

JAZZ EN KLASSIEKE SYMFONISCHE MUZIEK WERDEN LETTERLIJK MET ELKAAR VERZOEND.”

George Gershwin en andere bruggenbouwers tijdens de Jazz Age

‘It’s a man’s world’… maar zonder vrouwen zou ook een bij uitstek an-drocentrisch boek als de Bijbel aan kleur, kracht en diepte inboeten. Met een selectie uit vijf eeuwen koormuziek op Bijbelteksten brengen de Tallis Scholars bijna onderhuids een geraffineerde hulde aan het vrouwelijke. De ruggengraat van het programma bestaat uit vier toon-zettingen van het Magnificat, de lofzang van Maria opgetekend in het Lucas-evangelie. De jonge vrouw Maria, de meest aanbeden en hië-rarchisch meest hoogstaande heilige, zingt haar vreugde uit over haar zwangerschap… Aards geluk en een mystiek heilsplan raken verstren-geld. Maria prijst God om de genade die haar te beurt viel, om zijn erbarmen en mededogen met armen en behoeftigen, maar evenzeer om de nietsontziende kracht waarmee Hij zijn vijanden vernietigt. Geen wonder dat het Magnificat met zijn vele contrasten en rijke beelden al meer dan zes eeuwen componisten kon verleiden tot letterlijk honder-den toonzettingen.

Het recentste Magnificat in het programma is van de Britse componist Thomas Hyde (°1978) en gaat tijdens dit concert in wereldpremière. Af-wachten wat het wordt, maar een uitspraak als “Hyde realiseert zijn ideeën met de gevoeligheid en finesse eigen aan een doordachte en consequente muzikale persoonlijkheid” (International Record Review) schept alvast hoge verwachtingen.

De Magnificats worden omkaderd door composities op verzen uit het Hooglied, een van de merkwaardigste boeken uit de Bijbel. Hierin bezingt koning Salomon in niet mis te verstane bewoordingen zijn lichamelijke begeerte naar zijn Sulammitische herderin. Theologen kregen rode oortjes bij het lezen van deze expliciete verzen en schoven in plaats van de letterlijke interpretatie van het Hooglied als erotische liefdeslyriek een ietwat onhandige christelijke allegorie naar voren: Salomon werd Christus die zijn liefde voor zijn kerk, verpersoonlijkt in de Sulammitische, bezong. De korte motetten die op deze liefdesverzen werden gecomponeerd, behoren tot de meest sensuele uit het hele po-lyfone repertoire.

Koen Uvin

n The Sixteen: Magnificats - Ex exultavit spiritum meum Donderdag 30.11.17 21.00 AMUZ

‘ET EXULTAVIT SPIRITUM MEUM’

The SixteenMagnificats

Frank Braley