2018 nr. 2 - KNNV · polder gebruikt door de heren Van Voorst, die er vee lieten weiden en er op...

28
25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 1 in dit nummer: 2018 nr. 2 Onder andere.. - Planten van een eeuwenoud landschap - Een raaf in de Molenpolder - De vogelzangcursus - Excursie naar de Donau - En veel meer...

Transcript of 2018 nr. 2 - KNNV · polder gebruikt door de heren Van Voorst, die er vee lieten weiden en er op...

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 1

ZNT

in dit nummer:

2018 nr. 2

Onder andere..

- Planten van een eeuwenoud landschap- Een raaf in de Molenpolder- De vogelzangcursus- Excursie naar de Donau- En veel meer...

2 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

Bij de voorplaat: MoeslookFoto: Piet Bremer

Werkgroepen IVN en KNNV overzicht coördinatoren

IVNExcursies Ine Reinders [email protected] 038-4657590 Vogelzangcursus Ine Reinders [email protected] 038-4657590 Wilde plantencursus Marlène Vaessen [email protected] 0522-241532Natuurgidsenopleiding Reneé Cornelis (tijdelijk) natuurgidsenopleiding@ ivnzwolle.nl 06-57047414Jeugdclub Groendoeners Harry Wendt groendoeners@ivnzwolle. nl 038-4557446Gezinsactiviteiten Annet van der Wal [email protected] 038-4537022 Stands en verkoop Fenna Westers [email protected] 038-4224387Veldlessen Ankie van Leeuwen [email protected] 0529-402011Groen voor Ouderen Lisette Groefsema [email protected] 06-37354629Scharrelkids Henriette Maan scharrelkids@ ivnzwolle.nl 038-4447612Steenbreek Harry Wendt [email protected] 038-4557446

Oerschool Gerda Revenberg oerschool@ ivnzwolle.nl 038-4547309

KNNVVogelwerkgroep Jur Furda knnv.vwgzwolle@ gmail.com 038-3858200Knoflookpadden Evert Ruiter [email protected] Herma Visscher [email protected] 038-4540282Planten Elja van Dongen 038-3762696 Brunhilde Reicher 038-4221228 Vleermuizen Erik van Dijk [email protected] 06-22441315Natuurbeschermings- Dirk Maascommissie diwimaas@ gmail.com 0529-427255Vreugderijkerwaard Erik van Dijk [email protected] 06-22441315

Gezamenlijke werkgroepenPaddenstoelen Tineke Burghard tinekeburghard@gmail. com 038-4447227Lezingen & excursies Dirk Maas, Henk Van Blitterswijk & Erik van DijkInsecten/Vlinders Alfred v.d.Burgh & Martin Wolters [email protected] 06-51414548

Verwante werkgroepenStichting Avifauna [email protected] Zwolle Zoogdierwerkgroep Annelies v.d. Blij info@natuurenmilieu overijssel.nl 038-4250968Milieuraad Zwolle milieuraadzwolle.nl

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 3

ZNT

Wat een heerlijke warme zomer hebben we achter ons liggen. Voor sommigen té warm en té droog, maar toch…. De natuur herstelde zich na alle droogte wonderwel en nu zitten we alweer in de herfst. Nu (begin oktober) is het buiten nog groen, maar spoedig zullen we genieten van de warme tinten rood, bruin en geel van het najaar. Paddenstoelentijd!

In dit ZNT is veel aandacht voor vogels: een verslag van de Donaureis, een stuk over een raaf in de Molenpolder en een oproep voor de vogelzangcursus van het IVN, die begint in maart 2019. Loekie van Tweel-Groot schrijft vanaf dit nummer voor elk ZNT een column. In haar eerste column vertelt zij over ijsvogels langs de IJssel. In het volgend ZNT schrijft Loekie een stuk over de Beleeftuin van de Vogellanden, Centrum voor Revalidatie en Bijzondere Tandheelkunde, Hyacinthstraat 66a, Zwolle. Als tip voor onze lezers: neemt u er vooral al eens een kijkje. Dit kan elke werkdag en in het weekend ’s middags.

Ook de planten komen aan bod. Piet Bremer schrijft over planten in Zwolse bermen, die wijzen op wegen in een eeuwenoud landschap. Er is een in memoriam gewijd aan Jan de Koning, ook doet het IVN dit keer een oproep voor nieuwe bestuursleden en Gerard Frik stelt zich voor als nieuwe ledenadministrateur van het IVN. Tot slot vindt u in dit ZNT twee recensies (een over een vogelboek en een over een insectenencyclopedie) en natuurlijk een tekening van Willemien van Ittersum, voor het eerst in kleur!

Wij bedanken alle auteurs, fotografen en tekenaar Willemien voor hun bijdragen.

De kopijsluiting voor het volgende nummer (ZNT 1 2019) is zondag 3 februari 2019.

Wij kijken uit naar uw bijdragen en wensen u veel leesplezier en een mooie winter.

Leander BroereJeroen KootGabi MilderCarin van de PloegWietske Prummel

[email protected]

Van de redactie Inhoudsopgave Van de redactie. 3 Planten van een eeuwenoud landschap. door Piet Bremer 4Een raaf in de Molenpolder. door Sib Kooistra 15Zeldzaamheden? door Loekie van Tweel-Groot 16Vogelzangcursus. door Ine Reinders 17 Even voorstellen: Gerard Frik. 18IVN Zwolle zoekt bestuursleden! 19In memoriam: Jan de Koning. door Peter van Dam 20Tekening Willemien van Ittersum 21 Recensie “De allerleukste insectenencyclopedie” door Carin van de Ploeg 22Recensie “Het complete vogelboek” door Carin van de Ploeg 23Met ‘onze’KNNV-afdeling naar de Donaudelta. door Peter van Dam 24

Kastanjes. (foto: Carin van de Ploeg)

Rectificatie: de foto een zich omhelzende knotwilg van Roeland ten Broeke op p. 7 van het vorige nummer van het ZNT was helaas in spiegelbeeld afgedrukt. Onze excuses.

4 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

opgedragen aan Leen de Kleine1 InleidingOp 9 februari 2017 gaf ik een lezing voor KNNV-Zwolle over oude landschapselementen in de regio Zwolle. Het uitgangspunt van de lezing was dat aan planten geschiedenis af te lezen is. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de stinzenplanten. Hierbij gaat het vooral om bolgewassen die vanaf de 17e eeuw op buitenplaatsen werden geplant en die zich daarna in het wild hebben kunnen handhaven (Bakker & Boeve 1985). Deze stinzenflora komt in onze regio op diverse plekken voor met als mooiste voorbeelden het parkbos Oldruitenborgh in Vollenhove en het landgoed Dickninge langs de Reest bij De Wijk.

Een ander voorbeeld zijn de Zuiderzeerelicten, soorten van zilte en brakke standplaatsen, die zich daar na de verzoeting van het IJsselmeer vanaf 1932 wisten te handhaven. Deze soorten vestigden zich binnendijks na dijkdoorbraken vanuit de Zuiderzee. Een voorbeeld is zeebies. Groeiplaatsen van zeebies hangen samen met doorbraken of er was een verbinding met de Zuiderzee (bijv. Lindevallei).

Heel overtuigend aantoonbaar is dat verleden in organismen die heel oud zijn geworden. De dikste eik van Overijssel is de Kroese-eik van Fleringen (NO-Twente). Een kroezeboom of kroeseboom geeft een grens of kruispunt aan uit het verleden. Die van Fleringen stond daar al ten tijde van de Vrede van Münster (1648). In de gemeente Zwolle komen diverse bomen voor die de Franse tijd (1790 - 1815) hebben meegemaakt, vooral als hakhoutboom (Bremer 2012).

De lezing beperkte zich niet tot goed zichtbare of gedocumenteerde voorbeelden, maar redeneerde vanuit de ouderdom van het landschap en de hoge leeftijd van landschapselementen. Stel dat een soort in een eeuwenoud cultuurlandschap voorkomt en gebonden is aan oude elementen zoals dijken. Dan kan deze populatie eeuwenoud zijn en ontstaan zijn na de dijkaanleg. Het cultuurlandschap ‘dijk’ kan echter niet ouder zijn dan 700 jaar, omdat toen de eerste dijken werden aangelegd. De individuen hoeven niet oud te zijn; het gaat om het voorkomen van een soort in een populatie.

In het Zwols Historisch Tijdschrift schreef ik over het voorkomen van eeuwenoude bossen in de gemeente Zwolle, zoals de Agnietenberg (melding als hakhoutbos in 1386!), de Dassenberg (bij Bergklooster) en het direct buiten de gemeente gelegen Zalkerbos (Bremer 2015). Engelse Werk, Zandhove en het landgoedbos Windesheim mogen dan het meest bekend zijn en geliefd als wandelgebied, maar ze ontstonden pas na 1780. Eeuwenoude bossen onderscheiden zich door de aanwezigheid van plantensoorten die sterk aan oud bos zijn gebonden. In het Zalkerbos gaat het onder andere om moeslook, schaafstro en slangenlook, op de Agnietenberg om pilzegge en om grote plekken met gewone eikvaren. Ook heggen zijn eerder uitgebreid besproken in het ZNT. Een aantal soorten, zoals kardinaalsmuts en zuurbes, komt in de gemeente Zwolle vooral in de oudste heggen voor (Bremer 2013). Ook oude bomen kregen eerder uitgebreid aandacht (Bremer 2012).

Tijdens de KNNV-lezing werd ook aandacht besteed aan oude hooilanden, dijken, kolken en houtwallen. Er werden toen ook indicatoren voor oude dijken (bijvoorbeeld moeslook) en indicatoren voor oud hooiland (bijvoorbeeld wilde kievitsbloem) genoemd. Aan oude wegen werd weinig aandacht besteed omdat de gegevens hierover nog niet voldoende waren uitgewerkt. Het voorliggende artikel bespreekt of er in de gemeente Zwolle plantensoorten voorkomen die kenmerkend zijn voor eeuwenoude wegen. Hierbij wordt ook ingegaan op het ontstaan van wegen en op hun eigenschappen.

1 Leen de Kleine was voor zijn pensionering in voorjaar 2018 jarenlang medewerker groen bij de gemeente Zwolle; in die functie gaf hij mede invulling aan het ecologische beheer van het Zwolse groen inclusief de bermen.

Planten van een eeuwenoud landschap De flora van Zwolse bermen in historisch perspectief door Piet Bremer

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 5

ZNT

Landschappen binnen de gemeente ZwolleBinnen de gemeente Zwolle zijn acht landschapstypen te onderscheiden, die in verschillende perioden zijn ontstaan (figuren 1 en 2). In de uiterwaarden langs Vecht en IJssel komt het uiterwaarden-landschap voor, dat gekenmerkt wordt door de eeuwenoude invloed van de rivier na de aanleg van deze dijken tussen 1100 en 1300. Langs de rivieren komen hoge oeverwallen voor die een eeuwenoude geschiedenis van bewoning en grondgebruik kennen. Het is het oeverwallenlandschap. Op lagere delen binnen de invloed van natuurlijke watergangen en zonder bebouwing komt het flierenlandschap voor, dat ook een lange geschiedenis kent. Oostelijk van de stad, richting Dalfsen, is op de zandruggen een kampenlandschap te onderscheiden met middeleeuwse ontginningen die vooral begrensd werden door houtwallen. In het buurtschap Langenholte hebben houtwallen het langst bestaan; nu is er niets meer van over.

Eveneens oud is het laagveenontginningslandschap. De polder Mastenbroek werd in 1364 in kavels verdeeld, waarna de ontginning op gang kwam. Het huidige slotenpatroon ontstond eind 14e en begin 15e eeuw. Tijdens de ruilverkaveling in de jaren zeventig werd het helaas verstoord2. Voor 1364 werd de polder gebruikt door de heren Van Voorst, die er vee lieten weiden en er op jacht gingen. Dit landschap komt ook voor in het Haerster- en Gennerbroek en in De Ruiten en in de Tolhuislanden. Het landschap van de buitenplaatsen ontstond na 1600 en heeft een beperkt oppervlak. Het gaat om landgoederen zo-als Windesheim, Zandhove en Kranenburg.

Oostelijk van de spoorlijn Zwolle - Meppel, dus direct buiten de gemeente komt het jongontginningslandschap voor. Tot 1830 waren deze gronden in gemeenschappelijk gebruik; pas daarna werden zij ontgonnen. Het grootste deel van de gemeente wordt ingenomen door het stedelijk landschap. De binnenstad en delen van Dieze en Assendorp zijn eeuwenoud (ten Hove 2005). Het grootste deel van de stad ontstond pas na 1900, ten koste van eerder genoemde landschappen.

Het duiden van vindplaatsen van plantenAls een soort enkel voorkomt in een oud landschapselement dan neem ik aan dat de soort een historisch gerelateerde soort is of kort aangeduid een ‘historische soort’ is. Van een relictsoort spreek ik liever niet, omdat dit suggereert dat de soort herinnert aan een situatie die voorbij is, zoals een Zuiderzeekust met de invloed van brak water. Alle relictsoorten (bijvoorbeeld de Zuiderzeerelicten) zijn historische soorten, maar niet alle historische soorten zijn relictsoorten!

2 Dit dempen van eeuwenoude sloten gaat gewoon door; van enige bescherming van dit historisch erfgoed is nog steeds geen sprake.

Figuur 1: Verdeling van het gebied behorende tot gemeente Zwolle in acht landschapstypen. In blauw zijn duidelijk de rivieren IJssel, Vecht en het Zwarte Water zichtbaar. (figuur: Piet Bremer)

6 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

Voor de analyse van historische soorten is het belangrijk dat de verspreiding van de soort nauwkeurig bekend is. Het meest ideaal is het als biotopen met verschillende leeftijden door elkaar voorkomen. De historische binnenstad van Zwolle voldoet aan deze voorwaarde omdat woningen/gebouwen uit verschillende perioden door elkaar voorkomen. Stel dat een soort alleen groeit bij of op woningen van voor 1800 (denk aan muurplanten!) dan is dat hele sterke indicatie voor een historische binding.

Maar zo mooi als in de binnenstad is het in het buitengebied niet. Veelal overheerst één tijdslaag. In de polder Mastenbroek zijn bijna alle sloten gegraven tussen 1364 en 1390 (ten Hove 2005). De wegen in de gemeente Zwolle en de voor planten relevante bermen (figuur 3) blijken in verschillende landschappen voor te komen en uit verschillende tijden te dateren. Van een gelijkmatige verdeling van oude wegen over de gemeente is geen sprake. Veel eeuwenoude wegen komen vooral in het buitengebied voor, veel jonge wegen (na 1900 aangelegd) in het stedelijke gebied. Een belangrijk verschil is dat de oude wegen vaak boerenwegen zijn met smalle bermen, terwijl de jonge wegen in de stad vaak ruimer zijn opgezet met brede bermen. Een verschil tussen jong en oud is in dit geval ook een verschil tussen smal en breed. Een overeenkomst is dat alle bermen in opdracht van de gemeente door de ROVA ecologisch worden beheerd, dus dat maakt niet zo veel verschil3.

Als blijkt dat er een historische binding bestaat van een soort met een bepaald habitat, is nog niet bewezen dat de soort altijd in dit habitat heeft gestaan. Ik redeneer dan als volgt. Als een soort ergens voorkomt waar hij voorheen niet kon groeien, dan ligt het voor de hand dat de soort daar pas na een verandering van die plek verscheen. Het volgende voorbeeld mag dit toelichten. In een jong dennenbos

3 Voor de laatste gemeentelijk herindeling behoorden De Ruiten en de Tolhuislanden bij gemeente Nieuwleusen – thans gemeente Dalfsen - die haar bermen niet ecologisch beheerde. In die tijd was beheer door boeren belangrijker dan tegenwoordig.

Figuur 2: Landschappen in de gemeente Zwolle en de eeuwen waarin deze landschappen zijn ontstaan. In dit schema is voor de afgelopen 1100 jaar aangeven wanneer de landschappen vooral zijn ontstaan door ontginning van de wildernis dan wel door herontginning. De figuur geeft ook het meest voorkomende bodemtype en water- systeem per landschap aan (kwel = uittredend grondwater, infiltratie = water dat in de bodem inzijgt, inundatie = overstroming bij grote afvoer van rivierwater dan wel opstuwing vanuit het Zwarte Meer). In de figuur is met w aangegeven in welke perioden wegen zijn ontstaan. (figuur: Piet Bremer)

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 7

ZNT

dat in 1900 werd geplant op voormalige heide kan de adelaarsvaren groeien. De adelaarsvaren is geen soort van heiden; dus de soort heeft zich hier pas na 1900 gevestigd. Stel dat een soort enkel in oude bermen wordt gevonden. Het sluit niet uit dat de soort veel later is verschenen. Voorzichtigheid is dus op haar plaats en ook de verspreiding in de periode 1900 -1950 (vastgelegd in het zogenaamde Florivon-bestand van de stichting Floron) en de levenswijze van de soorten (eenjarige, overblijvend, bolgewas etc.) moet in de beoordeling worden meegenomen.

Geschiedenis van de Zwolse wegenDe geschiedenis van de wegen begint met die van de zich verplaatsende mens, die gebruik maakte van vaste routes, bijvoorbeeld van een boerderij naar een gehucht of dorp. Wegen ontstonden op voor de hand liggende routes, in de regel over de drogere delen van het landschap. Beekjes en rivieren werden overgestoken via ondieptes, de voorden. De oudste verwijzingen naar wegen zijn aanwezig in de Zwolse registers (Berkenvelder 1980, 1991, 1997). In de 3178 akten van deze registers wordt tweemaal naar bermen verwezen. In een akte van 14 mei 1397 [nr 481] wordt het volgende vermeld “…, maar het gras naast de weg langs het grote stuk land van Johan Vos Verremoelen zal steeds tot gezamenlijk gebruik dienen;…” Dit is waarschijnlijk de eerste verwijzing naar bermbeheer in Overijssel. Het gezamenlijk gebruik kan wijzen op het gezamenlijk recht op het laten grazen van vee in de bermen. In een akte uit 1438 [nr. 1651] komen we een opdracht tegen tot herstel van de slecht onderhouden wegen en dijken: “Evert van Wytmen mechtich gemaect quade wege ende dijke te maken.” Beide akten wijzen erop dat het beheer en onderhoud van wegen vooral bij de aanwonenden lag.

Als we zicht willen krijgen op de ouderdom van wegen, dan geeft de Hottinger-kaart van ca. 1783 de eerste uitvoerige weergave. Overijssel was toen rijkelijk voorzien van onverharde wegen en vele daarvan bestaan nu nog. Een grote lengte aan wegen liep over uitgestrekte heidevelden. De ontwikkeling van verharde wegen kwam in ons land pas op gang na de inlijving bij Frankrijk in 1810 (Horsten 2005). Frankrijk had toen al ervaring met de aanleg van een

groot netwerk aan doorgaande, verharde wegen, met een centrale rol voor de staat. In Nederland had het Rijk aanvankelijk de zorg voor alle belangrijke wegen op zich genomen, maar in 1821 werd een gedeelte onder het beheer van de provincies gebracht.

Hoe moeten we ons de bermen van vroeger voorstellen? Wegen op dijken waren onverhard, of deels verhard met puin. In de Franse tijd werd Nederland een eenheidsstaat met een sterk centraal gezag. Dit legde zich onder andere toe op de verbetering en de aanleg van straatwegen. Deze straatwegen werden

Figuur 3: Gemeente Zwolle en omringend gebied. Voor de gemeente is de ontstaansgeschie denis van de wegen weergegeven. Rood = historische wegen, veelal al ontstaan voor 1800 en deels als middeleeuws te beschouwen, blauw = recente wegen, veel van na de Tweede Wereldoorlog, geel = wegen aangelegd in de jaren rond1930 als zandbanen in gebieden met veel soortenrijke hooilanden. (figuur: Piet Bremer)

8 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

vrijwel overal met bomen beplant. Dit had naast houtopbrengst tot doel de berm vast te leggen, de weg van ver zichtbaar te maken en schaduw voor de reizigers te geven (er werd nog veel gelopen). In 1829 nam het Rijk het onderhoud van de wegen in eigen beheer (Sykora et al. 1993).

Veel ouder dan de straatwegen zijn de Hanzewegen, die de Nederlandse en de Duitse Hanzesteden met elkaar verbonden. De N764 (provinciale weg Zwolle - Kampen) en N337 (Zwolle - Deventer) waren Hanzewegen, ontstaan in de 14e eeuw. Over de hogere zandgronden liepen Hessenwegen voor het vervoer van koopwaar tussen de grote Nederlandse steden en het achterland. Er bestonden twee systemen naast elkaar, waarbij karren maar van één spoor gebruik konden maken, ofwel dat van de Hanzewegen, ofwel dat van de Hessenwegen. De N340 (Zwolle - Ommen) is de voortzetting van een Hessenweg die om Zwolle heen liep naar Hattem en haar weg vervolgde op de Veluwe richting Staverden.

Van bermen zal bij deze Hessenwegen nauwelijks sprake zijn geweest. Eeuwenlang betrof het karrensporen die steeds weer iets werden verlegd. Ze zijn op heiden herkenbaar als brede banen. Zij zorgden op de heiden voor verrijking met voedingsstoffen uit mest van mens en vee. Hierdoor werd de vegetatie langs de wegen soortenrijker dan die op de schrale heide. Zo’n effect is tegenwoordig in Overijssel nog te zien langs onverharde wegen en fietspaden op bijvoorbeeld de Sallandse Heuvelrug. Hier komen soorten voor van heischraal grasland (graslanden met o.a. borstelgras, tandjesgras en schapengras), droog grasland en droge ruigte (Ten Den et al. 2002). Ook het materiaal dat is gebruikt om de paden te verstevigen heeft invloed. Als schelpen zijn gebruikt heeft dit invloed op de zuurgraad van de bodem, waardoor in de bermen andere soorten kunnen groeien.

De wegen/straten in stedelijk gebied zijn verhard met bermen in de vorm van stoepen of trottoirs. Deze bestaan meestal uit stoeptegels, soms uit bakstenen. Oude afbeeldingen van de Zwolse binnenstad suggereren dat plaveisel vroeger niet de regel was.

Wegen en hun bermenAnno 2018 bestaat er in de gemeente een grote variatie aan wegen. De autosnelweg A28 loopt dwars door de gemeente en is een jonge weg, aangelegd in de jaren 1960. Aanvankelijk was het een vierbaansweg, nu een zesbaansweg, waarbij verbreding deels ten koste is gegaan van de bermen. Binnen de stad ligt deze weg op een groot zandlichaam, een dijk, die gemiddeld bijna 5 m uittorent boven de stad. Provinciale wegen hebben twee rijbanen en worden door de provincie beheerd. Ze liggen buiten de bebouwde kom. Deze wegen zijn minimaal 7,5 m breed, de bermen minimaal 4 meter. Alle provinciale bermen worden al sinds het eind van de jaren zeventig ecologisch beheerd (Ten Den et al. 2005).

Onder de gemeentelijke wegen zijn vierbaanswegen (Ceintuurbaan) met brede of smalle bermen en tweebaanswegen, al dan niet met een berm. Kleinere wegen naar dorpen en gehuchten zijn veelal eeuwenoud. Dit zijn meestal smalle wegen met smalle bermen. In het venige/kleiige deel van de gemeente liggen ze vaak hoger dan het landschap. Onverharde wegen komen in De Ruiten en de Tolhuislanden voor, het gebied tussen de stad en de Lichtmis. Deze wegen ontstonden bij de verkaveling in de jaren dertig. Het zijn dijkvormige wegen op een zandlichaam.

Stadswegen zijn de vele straten met verharding. Asfalt en soms klinkers vormen het wegdek, stoeptegels de trottoirs. We mogen ons in Zwolle gelukkig prijzen met een door de ROVA in opdracht van de gemeente Zwolle uitgevoerd bermbeheer, waarbij alle bermen worden gemaaid, waarna het maaisel met een opraapwagen of een maai-opzuigcombinatie wordt afgevoerd. De bloemrijke Zwolse bermen zijn dan ook een streling voor het oog. De gemeente brandt tegen het ‘onkruid’ tussen de tegels

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 9

ZNT

of deze wordt een borstelwagen kort gehouden. Desondanks komt er groen voor. Van gebruik van gifstoffen is geen sprake.

AnalyseFiguur 4 laat zien waar de provincie en de gemeente Zwolle de afgelopen 25 jaar de flora hebben gekarteerd. Het heeft een database opgeleverd van meer dan 50.000 waarnemingen. In de gemeente Zwolle zijn 433 soorten aangetroffen, waarvan 205 zijn waargenomen in bermen, langs bermsloten of tussen stoeptegels.

Deze database is de basis voor de analyse of soorten zich binnen de gemeente Zwolle gedragen als historische soort. De analyse is toegepast op soorten met belangrijke populaties in bermen of waarvan de historische binding op grond van eerdere studies te verwachten was. Bij de analyse wordt onderscheid gemaakt tussen het aantal wegen met een bepaalde soort en het aantal bezochte 50-meter gedeelten, hier secties genoemd, met die soort. Een weg kan lang zijn en historisch gezien uit meerdere delen bestaan. Een voorbeeld is de Deventerstraatweg. Vindplaatsen langs zo’n weg tellen dan meer dan één keer mee. Wegen zijn zelden van begin tot eind afgelopen. Het aantal secties per weg kan dan ook sterk verschillen, van minimaal één tot meer dan 100 secties langs de A28 (waarvan het deel Hessenpoort – Lichtmis als één weg is beschouwd omdat deze weg in een keer is gemaakt en geen zijwegen kent).

Heeft Zwolle soorten kenmerkend voor eeuwenoude wegbermen?Tabel 1 (pagina 14/15) geeft een overzicht van de geanalyseerde 28 soorten. Twaalf soorten (de eerste twaalf soorten in deze tabel, met een H in kolom Ind) kunnen als historische soorten worden beschouwd of als soorten met een sterke binding aan de bermen van oude wegen. Soorten met 100%-binding aan oude wegen komen meestal maar op een enkele plek voor. Moeslook (figuur 5) komt in Overijssel vooral voor op dijken, in bos (Zalkerbos) en in rivierduingrasland (Vreugderijkerwaard). De enige bermvindplaats in Zwolle is langs de middeleeuwse Haersterveerweg. Voor slangenlook, rivierkruiskruid en voorjaarslathyrus geldt een vergelijkbaar verhaal. Bij de gulden boterbloem is het aantal vindplaatsen groter. Een grote groeiplaats komt voor langs de onverharde wegen op het landgoed de Schellerberg. Het grasklokje komt langs tien wegen voor, waarvan acht wegen eeuwenoud zijn.

Figuur 4: Botanische kartering van de gemeente Zwolle. Elke punt (·) staat voor een 50 m lang traject waarop een of meer plantensoorten zijn gekarteerd tijdens de provinciale kartering of tijdens karteringen door of in opdracht van de gemeente Zwolle.

· = waarneming in een berm of binnen de stad langs een straat (dus groeiend tussen stoeptegels).

· = waarneming op het talud van een

bermsloot. N.B. door de verkleining van

de figuur zien dicht naast elkaar

liggende stippen eruit als lijnen.

10 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

Van de groep historische soorten heeft kraailook (figuur 6) het grootste aantal vindplaatsen in de gemeente Zwolle. Het komt langs 32 wegen voor, zoals de Haersterveerweg, Dodenweg, Kleine Veerweg en de Wipstrikkerallee, maar ontbreekt op de jonge Zwolse rondweg: Zwarte Waterallee – Ceintuurbaan – IJsselallee. De uitzondering is de A28 met een grote groeiplaats over meer dan 1,3 kilometer. Voordat deze weg in de jaren 1960 werd aangelegd lag op dit traject het Lichtmiskanaal. Dit kanaal werd begin 19e eeuw gegraven en had aan beide zijden dijkwegen, waarop vrijwel zeker kraailook voorkwam. Bij de aanleg van de A28 moeten verschillende kraailookbolletjes over een flinke afstand van elkaar in de berm van de A28 zijn terechtgekomen, waaruit deze grote populatie is ontstaan.

Uit de kolonisatie van kraailook in Flevoland blijkt dat deze heel langzaam gaat. De verspreiding over enkele honderden meters in een halve eeuw is al heel veel. Kraailook maakt niet zo makkelijk een grote sprong en het huidige dijk- en bermbeheer, waarbij het maaisel wordt opgezogen en afgevoerd, helpt daar ook niet bij. In de bloeiwijze ontstaan net als bij moeslook tientallen broedbolletjes, waaruit nieuwe planten kunnen groeien. Ondanks de soms overdadige bloei vindt geen zaadvorming plaats (Richens 1946). De broedbolletjes vallen binnen een halve meter van de moederplant. Eeuwenlang zal het gesleep met hooi op boerenkarren, waarbij bolletjes tijdens het transport van de wagens vielen, de belangrijkste manier zijn geweest waarop de soort zich over een iets grotere afstand kon verspreiden. Nu wordt het hooi met de broedbolletjes gemaaid en afgevoerd naar een composteerinstallatie.

Ook de gewone vogelmelk (figuur 7) en de weidegeelster behoren tot de historische soorten met een binding aan oude bermen (figuur 8). Gewone vogelmelk produceert geen broedbolletjes en de zaadvorming is slecht. De kolonisatie gaat dan ook heel moeilijk. Ik vermoed dat de soort meer verspreid is door gesleep met grond dan met hooi. Dit zou ook kunnen gelden voor de weidegeelster die bovengronds nog slechter produceert: geen zaden of broedbolletjes. Historische soorten, dus soorten met een sterke binding aan oude landschapselementen, zijn dus vooral soorten met weinig zaadproductie en/of heel gering vermogen om zaden te verspreiden.

Figuur 5: Moeslook, indicator voor oude wegen, dijken en bossen met broedbolletjes en bloemen. Slechts weinig bloemen produceren zaad. (foto: Piet Bremer)

Figuur 6: Bloeiwijze van kraailook met broedbolletjes en bloemen; de bloemen vormen zelden zaad. (foto: Elja van Dongen)

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 11

ZNT

Toevallige omstandigheden zouden ook een rol kunnen spelen. De wilde kievitsbloem komt met miljoe-nen voor in de uiterwaarden van het Zwarte Water en de Vecht. En al eeuwenlang wordt hier gehooid en wordt hooi met karren verplaatst naar boerderijen in de regio. Ook nu gebeurt dit nog, waarbij zaden tijdens het vervoer in bermen kunnen belanden. De enige vindplaats in een berm is langs de eeuwen-oude Havezatheweg bij Haerst; hier zal zaad vanuit hooi terecht zijn gekomen. En de kievitsbloemen in de bermen van de oprit van de A28 zult u zich afvragen. De A28 werd hier aangelegd dwars door een prachtig kievitsbloemhooiland. Duizenden, mogelijk tienduizenden bollen verdwenen onder de nieuwe zandlichamen, maar in de bermen werden kleine stukjes hooiland bij toeval gespaard!

Een vergelijkbaar verhaal geldt voor De Ruiten en Veenenkampen, het gebied aan beide zijden van de A28 richting de Lichtmis. Hier lagen eeuwenlang uitgestrekte hooilanden die behoorden tot het blauwgrasland (met o.a. pijpenstrootje, Spaanse ruiter, blonde zegge etc.) en dotterbloemhooiland (o.a. gestreepte witbol, dotterbloem, echte koekoeksbloem) en alle mogelijke tussenvormen4. Boeren uit Rouveen, Ruitenveen en elders hooiden hier in de zomer. Wegen kwamen amper voor; het was vooral boerenland waarover boeren met karren getrokken door paarden ‘voortschreden’. Pas in de jaren dertig werd het gebied ontgonnen. Er werden zandbanen door het gebied aangelegd waarop wegen kwamen te liggen. Die liepen vaak dwars door botanisch waardevol grasland. Langs de bermsloten en in de bermen vestigden zich vanuit het grasland soorten als blauwe knoop, tormentil, pijpenstrootje en grote pimpernel.

Deze soorten verdwenen nadien geheel uit het boerenland, maar zij konden zich min of meer handhaven in bermen. De huidige bermen fungeren als groen geheugen van een verdwenen botanisch landschap. Dus ook hier zijn de bermen niet oud. Maar hun vegetatie ontstond op het moment dat ze iets van de omgeving konden overnemen of opnemen. De soorten op deze vindplaatsen zijn in wezen ook historische planten. Ik noem ze hier secundair-historisch omdat het historisch effect indirect is. De foto van de blauwe knoop bij de Lichtmis (figuur 9) geeft hiervan een mooie illustratie. Mijn interpretatie was

4 En daarnaast richting Vecht mogelijk nog een component van een kievitsbloemhooiland en bij zandkopjes heischraal grasland. Zie hierover verhaal over de Hooislagen: http://www.floron.nl/Portals/1/Plaatjes/Districten/D6/Nieuwsbrief_ D06_NR_28_April_2014.pdf.

Figuur 7: Gewone vogelmelk is waarschijnlijk een historische soort die vooral in oude bermen en oud grasland wordt gevonden. Hier met rode klaver en gewone ereprijs. (foto: Piet Bremer)

Figuur 8: De verspreiding van gewone vogelmelk in de gemeente Zwolle (de zwarte stippen). Groen omcirkeld zijn vindplaatsen in jonge bermen (veelal jonger dan 100 jaar), oranje omcirkeld zijn vindplaatsen in eeuwenoude bermen. Niet omcirkeld zijn vindplaatsen buiten bermen, dus in andere biotopen. (figuur: Piet Bremer)

12 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

altijd dat deze grote plek zich in berm en op talud van bermsloot wist te handhaven en vandaaruit ook de slootkant aan de boerenlandzijde wist te koloniseren. Het is echter andersom gegaan. De soort groeide in het boerenland, stond in de jaren rond 1930 al op de boerenlandkant van de sloot en maakte vandaar de overstap naar de toen nieuw aangelegde vochtige, zandige berm.

Een heel ander verhaal geldt voor hemelsleutel, een vetkruid dat in de zuidelijke helft van de gemeente gebonden is aan oude wegen en tussen Hessenpoort en de Lichtmis aan de zandige jonge wegen. Hemelsleutel is niet een soort van blauwgrasland of dotterbloemhooiland. Deze soort heeft zich hier sinds circa 1930 van elders gevestigd en breidde zich in de droge schrale bermen sterk uit. De soort heeft historisch gezien twee gezichten, een verschijnsel dat ook bij andere soorten is geconstateerd, zoals de adelaarsvaren of pilzegge. In sommige gebieden zijn ze gebonden aan eeuwenoude elementen. In andere gebieden gedragen zij zich anders.

De geplaveide stad is een heel ander verhaal. Enkele soorten komen vooral in de binnenstad voor, zoals muurleeuwenbek en muursla. De laatste is een nieuwkomer in de Zwolse binnenstad, dus de relatie met leeftijd van straten en huizen is niet zo relevant. Muurleeuwenbek komt voor op muren en op de grens van trottoirs en muren. De soort heeft geen voorkeur voor oude elementen, hoewel de groeiplaatsen op de oude stadsmuur anders suggereren. In de buitenwijken komt een reeks soorten voor als ‘tegelplanten’, waaronder ook bijzondere soorten zoals akkerklokje en kaal breukkruid. De laatstgenoemde is een soort die vroeger voorkwam in zandige graslanden langs de rivieren. Tussen de tegels van ‘versteende stadsbermen’ heeft zij een nieuw leefgebied gevonden; binnen de stad is zij geen historische soort.

SlotopmerkingenBewoners van Zwolle, de stad, maar ook van de ‘ommelanden’, kunnen trots zijn op hun bermen. Ze worden in de hele gemeente ecologisch beheerd, wat

een voorbeeld is voor bijna de hele regio. En vooral binnen de stad is de bloemenzee overweldigend met de massale bloei van grote ratelaren, margrieten, knoopkruid en boerenwormkruid. Maar ook de bermen van De Ruiten en de Tolhuislanden zijn rijk aan bijzondere soorten. De flora is hier secundair-historisch. Alle bermen zijn hier van grote waarde en dat geldt in nog sterkere mate voor de bermsloten. Pijnlijk is het te moeten constateren dat boeren in dit gebied de afgelopen 10 jaar schrale wegen over een lengte van een kilometer ontgonnen en bij hun land getrokken hebben. Landje pik - zonder vergunning van wie dan ook. Groeiplaatsen van blauwe knoop, veenreukgras en vele dotterbloemen werden weggeschoven en daarna ondergeploegd!!

Binnen de bermflora is een categorie soorten te onderscheiden die gebonden is aan de bermen van eeuwenoude wegen. Toplocaties voor deze historische bermsoorten zijn de Haersterveerweg (o.a. met drie look-soorten en gulden boterbloem), de Deventerstraatweg (o.a. sikkelklaver) en het Groot Weezenland (o.a. wilde kievitsbloem, gulden boterbloem en bosgeelster5). Andere eeuwenoude wegen

5 Het gaat hier om een brede berm en oeverzone langs de Zwolse stadsgracht.

Figuur 9: Grote groeiplaats van blauwe knoop in De Ruiten bij de Lichtmis. De planten groeien vooral op het talud van de bermsloot. Ondanks intensief gebruik van het boerenland heeft zich aan deze zijde van de weg een smalle strook van het oorspronkelijke blauwgrasland weten te handhaven. (foto: Piet Bremer)

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 13

ZNT

zijn veel armer. De reden hiervoor kan zijn dat de berm erg smal is, bemest is geweest of een te voedselrijke bodem heeft. Niet eerder is de categorie historische bermsoorten systematisch geanalyseerd voor een gebied. Niet eerder was een grote database met verspreidingsgegevens beschikbaar en ook waren alle historische kaarten van de gemeente Zwolle voorheen niet beschikbaar, maar nu wel (www.atlasoverijssel.nl). Het onderkennen van historische soorten kent voor andere biotopen echter wel een lange geschiedenis, met name voor de bossen (Rackham 1980, Wulf 1997, Bremer 2015). Juist onder de bosplanten zijn er soorten die bijna uitsluitend in eeuwenoud bos voorkomen, zoals heelkruid, eenbes en wintereik. Dat geldt niet voor de indicatoren voor oude bermen. Alle soorten in tabel 1 komen binnen de gemeente Zwolle ook in diverse andere biotopen voor, waaronder soms massaal in oude hooilanden langs IJssel, Zwarte Water of Vecht. Bermen zijn in essentie smalle stroken hooiland!

Literatuur Bakker, P. & E. Boeve 1985. Stinzenplanten. Zutphen. Berkenvelder, F., 1980. Zwolse regesten I. 1350 – 1399. Waanders, Zwolle.Berkenvelder, F., 1991. Zwolse regesten IV. 1450 – 1475. Waanders, Zwolle.Berkenvelder, F., 1997. Zwolse regesten VI. 1491 – 1500. Waanders, Zwolle.Bremer, P., 2004. Planten wortelen in het verleden. Over wilde planten en hun geschiedenis in het nieu-we land. IJsselacademie 26(3): 103 - 110.Bremer, P., 2012. Oudste boom binnen Gemeente Zwolle ontdekt. Zwols Natuur Tijdschrift 19(2): 10 – 17 knnv.nl/zwolle/znt-archief.Bremer, P., 2013. Eeuwenoude meidoornhagen binnen de gemeente Zwolle? Zwols Natuur Tijdschrift 20(1): 8 – 16 knnv.nl/zwolle/znt-archief.Bremer, P., 2014. De Hooislagen; een historische benadering van een onopvallend stukje boerenland bij Zwolle. FLORON nieuwsbrief 28: 13 – 19 http://www.floron.nl/Portals/1/Plaatjes/Districten/D6/Nieuws-brief_D06_NR_28_April_2014.pdf.Bremer, P., 2015. Eeuwenoud bos in de gemeente Zwolle? Zwols Historisch Tijdschrift 32(3): 84- 99.Den, P. ten, M. Heinen & P. Bremer. 2002. De Sallandse Heuvelrug : actuele natuurwaarden in beeld. Rapport Provincie Overijssel, milieu-inventarisatie 2002.4.Den, P. ten., P. Bremer & M. Horsthuis, 2005. Flora en vegetatie van provinciale bermen. Rapport Provin-cie Overijssel.Horsten, F.H. 2005. Doorgaande wegen in Nederland, 16e tot 19e eeuw. Aksant. Amsterdam.Hove, J. ten., 2005. Geschiedenis van Zwolle. Waanders.Rackham, O., 1980. Ancient Woodland. Its history, vegetation and uses in England. Castlepoint Press.Richens, R.H., 1946. Biological flora of the British Isles 34(1): 209 – 226.Sykora , K.V., L.J. de Nijs & T.A.H.M. Pelsma, 1993. Plantengemeenschappen van de Nederlandse ber-men. KNNV.Wulf, M., 1997. Plant species as indicators of ancient woodland in Northwestern Germany. Journal of Ve-getation Science 8: 635 – 642.

14 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

Tabel 1: De binding van soorten aan oude bermen en taluds van bermsloten. De tabel toont alle soor-ten waarvoor historische binding kan worden aangetoond (de eerste twaalf, tot en met weidegeelster) en een selectie van opvallende soorten waarvoor dat juist niet geldt (de rest van de tabel). De soorten zijn aflopend geordend op de vijfde kolom, N = aantal wegen met de betreffende soort (een oud en een jong gedeelte van een weg zijn apart beschouwd), Noud = aantal eeuwenoude wegen met deze soort (pri: primair -, sec. = secundair), Oud% = noud/n *100%, oud, sec = secundair oud, Nsectie = aantal 50- m secties met de soort in de berm. Ind: H = historische soort, secH = secundair-historische soort, neo = neofyten of exoot, uitzaai = soort geïntroduceerd met uitzaai, zout = zoutverdragende plant. NOP = voorkomen in bermen in de Noordoostpolder (periode 1978 – 2017) (o.a. Bremer 2004).

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

N Noud Oud%pri/sec

Nsectie

Noudsectie

Oud%pri/sec

Ind NOP

Moeslook Allium oleraceum 1 1 100 3 3 100 H 0

Slangenlook Allium scorodoprasum

1 1 100 3 3 100 H 0

Rivierkruiskruid Senecio fluviatilis 2 2 100 6 6 100 H 0

Voorjaarslathyrus Vicia lathyroides 1 1 100 1 1 100 H 0

Sikkelklaver Medicago sativa ssp. falcata

2 2 100 10 10 100 H 0

Kraailook Allium vineale 32 27 84 100 57 57 H zz

Gulden boterbloem

Ranunculus auricomus

5 4 80 10 9 90 H 0

Grasklokje Campanula rotundifolia

10 8 80 19 16 84 H 1x

Groot geel walstro Galium verum 15 10 77 23 18 78 H 1x

Gewone morgenster

Tragopogon pratensis

7 5 71 31 7 23 H zz

Gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum

14 9 64 55 50 91 H 0

Weidegeelster Gagea pratensis 9 5 56 17 12 70 H 0

Gewone agrimonie Agrimonia eupatoria 1 1 100 3 1 33 - 1x

Grote ratelaar Rhinanthus angustifolius

17 7 41 46 14 30 - zz

Gewone hemelsleutel

Sedum telephium 20 8 40 77 21 27 - 1x

Gewone veldsla Valerianella locusta 4 1 25 4 1 25 - 0

Bezemkruiskruid Senecio inaeqidens 9 2 22 40 2 5 neo zz

Knoopkruid Centaurea jacea 31 10 32/19 196 31 16/6 - a

Ruwe smele Deschampsia caespitosa

20 5/12 25/60 30 5/18 17/60 secH 0

Grote pimpernel Sanguisorba officinalis

32 5 16/84 180 9 5/95 secH zzz

Tormentil Potentilla erecta 23 1 4/91 60 1 2/92 secH zzz

Blauwe knoop Succisa pratensis 18 0 0/100 118 100 0/85 secH 0

Pijpenstrootje Molinia caerulea 7 0 0/100 30 0 0/100 secH z

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 15

ZNT

Oosterse morgenster

Tragopogon pratensis ssp. orientalis

8 0 0 25 0 0 uit-zaai

0

Veldsalie Salvia pratensis 6 0 0 23 0 0 - 0

Wilde kievitsbloem Fritillaria meleagris 7 0/86 0 84 0/90 0 - 0

Kaal breukkruid Herniaria glabra 7 0 0 12 0 0 - 0

Deens lepelblad Cochlearia danica 5 0 0 100 0 0 zout z

Een raaf in de Molenpolder. Belevenissen van een vogelaar door Sib Kooistra

Toen ik op 28 april 2018 ongeveer half 3 in de middag nog maar net met de fiets vanuit het dorp Windesheim was vertrokken zag ik vanaf het Soestweteringpad dat van de Wijheseweg door de Molenpolder naar de Soestwetering loopt, een raaf vliegen. Een kloeke, zwarte vogel met lange nek en ruitvormige staart. Hij was tamelijk dichtbij en cirkelde laag boven het naastgelegen weiland. Zoiets zie je daar niet iedere dag. Dus ik maakte een noodstop en zette de kijker voor de ogen.

De raaf maakte een landing in het hoge gras en verdween uit het zicht. Wel sprong hij zo af en toe iets omhoog en kwam dan met de grote besnorde snavel boven het gras uit (figuur 1). Hij hield mij in de gaten, want hij vertrouwde het blijkbaar niet. Even later vloog hij weg naar de top van een eik met net uitlopend blad die langs het fietspad stond. Hier kon ik hem nog eens goed bekijken en hij mij. Ik moest verder en daarbij onder deze boom door.

Hij bleef zitten tot het moment dat ik onder de boom door was gefietst en ging toen pas op de wieken. Dat hij zo lang bleef zitten leek mij niet normaal voor een schuwe vogel als een raaf doorgaans is. Hij zocht het hogerop en verdween met een boog in oostelijke richting over de Soestwetering heen, het Lierderbroek in. Ik maakte me zorgen of hem iets zou mankeren. Op de dijk van de Soestwetering aangekomen zocht ik het Liederbroek af. Ik hoopte daar de raaf terug te zien, maar zag eerst alleen grazende schapen en koeien. Na vijf minuten kwam de raaf vanuit het niets naar mij toegevlogen, terug richting de Molenpolder. Een stuk bos ontnam mij het zicht.

Ik ging ook maar weer de Molenpolder in en observeerde van een afstand de plaats in het weiland waar ik de raaf eerder aan de grond zag komen. Er was helemaal niets te zien. Enige tijd later kwam een mannetje bruine kiekendief - lichte kop en grijze staart - al jagend aangevlogen boven dit weiland. Na

Figuur 1: De raaf van de Molenpolder, opspringend uit het gras. (tekening: Sib Kooistra)

16 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

een plotselinge draai in de lucht verdween de kiekendief in het gras. Op hetzelfde moment sprong daar ook, heel kort, iets zwarts boven het gras uit, dat meteen weer verdween. Op precies dezelfde plaats waar de kiekendief naar beneden ging, vloog na enkele minuten een raaf op; hij zocht hoogte en koerste naar het westen, richting IJssel. Na enige tijd koos ook de kiekendief weer het luchtruim en bleef ik ach-ter met de vraag wat beide vogels daar deden en waarom de raaf veel minder schuw was dan normaal.

Ík ben toen een slootje overgesprongen en heb de plek van ‘het gebeuren’ opgezocht en een foto gemaakt (figuur 2). Als een hapklare maaltijd lag daar het restant van een haas in het gras. Hoe het dier aan zijn eind was gekomen, weet ik niet. Waarschijnlijk deed een vos of een marter zich al eerder tegoed aan het dier. Want kop en voorpoten ontbraken.

De raaf wist het aas feilloos terug te vinden. Moge-lijk is een hongerige raaf minder schuw en bleef hij daarom eerst zitten toen ik onder hem doorfietste. Als er jongen zijn moet er heel wat voedsel aange-sleept worden om al die snebben te vullen. De ou-ders maken dan soms verre voedselvluchten. Ook bijzonder was de gezamenlijke maaltijd, een diner voor twee, van raaf en kiekendief.

Figuur 2: Het achterlijf van een dode haas in de Molenpolder ten oosten van het dorp Windesheim. Op 28 april 2018 deden een raaf en een mannetje bruine kiekendief zich te goed aan het vlees van het dier. (foto: Sib Kooistra)

Zeldzaamheden door Loekie van Tweel-Groot

Het grote voordeel van dicht bij de IJssel wonen, is dat je er altijd snel even naar toe kunt gaan. Je laten verrassen door de riviernatuur, wanneer je er ook komt. Het landschap is continu anders, de wolkenluchten weids en oneindig (denk maar aan de schilderijen van Voerman), de rivier traag en kalm of juist woest en breed. En voor een bioloog als ik is het spannend of ik een voor mij nieuwe soort ontdek, een plant die ik niet eerder of al heel lang niet heb gezien, een onverwachte vlinder of een nieuwe vogelsoort.

Na een stukje fietsen tot de bocht van het fietspad bij de IJsselcentrale wordt het tijd voor verrekijker en fototoestel. Vanaf daar loop ik evenwijdig aan het water van de Kolenhaven tot ik bij het water van de IJssel ben. De bankjes op de dijk zijn altijd bezet, fietsers en wandelaars vormen een constante stroom; maar op het baken aan de IJssel waar ik vaak even ga zitten ben ik meestal alleen. Dat is mijn IJsselplekje. Ik geniet er van de weidsheid, de geur van het water, de roodkleurende bladeren van de bramen en van alle vogels die daar langs komen.

De ijsvogel is er inmiddels geen onverwachte verschijning meer. Maar nog altijd maakt het me blij als ik de luide roep hoor en een fluorescerend blauwe flits over het water zie scheren. Ik zie niet altijd een ijsvogel en de aantallen schommelen sterk per jaar – afhankelijk van de winter. In een strenge winter legt het merendeel het loodje terwijl in een milde, zachte winter veel ijsvogels goed de winter doorkomen. Zijn naam doet anders vermoeden, maar ja.

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 17

ZNT

Op een dag in oktober in 2016 had ik het geluk zelfs twee ijsvogels te zien! Ze leken een spelletje te doen, elkaar achterna jagend laag over het water; dan vloog de een voorop en dan weer de ander. Ze vlogen het wilgenbosje in, en al alarmerend direct er weer uit, achterna gezeten door een slechtvalk. Ze doken het water in, zigzagden, naar elkaar en weer uit elkaar. De slechtvalk gaf het op en verdween tussen de wilgen.

Ik slaakte een zucht van verlichting, gelukkig – niet mijn ijsvogels. Tegelijkertijd vroeg ik me af waarom ik zo opgelucht was, een slechtvalk moet toch ook eten? Zo zit de natuur in elkaar. Tja, maar als hij dan wat wil eten, laat hem dan maar een koolmees pakken - daar zijn er genoeg van. Of als die hem te klein is, vind ik een merel ook best. Niet dat ik niet om koolmezen of merels geef, integendeel, in mijn stadstuintje koester ik ze, hang ik nestkasten op en de voederbuis is altijd gevuld. Het is gewoon een raar sentiment, zeldzame vogels moeten elkaar toch niet opeten... Of is het dan toch waar: wat zeldzaam is moet zeldzaam blijven?Figuur 1: IJsvogel in wilg langs de IJssel, gefotografeerd vanaf

mijn IJsselplekje. (foto: Loekie van Tweel-Groot)

Voorjaar - Vogels – Vliegen. IVN Vogelzangcursus begin maart 2019 weer van start door Ine Reinders

Najaar: als vogels scholen, zorg voor hout en kolenWinter: één bonte kraai maakt nog geen winterLente: in mei leggen alle vogels een eiZomer: de mussen vallen van het dak

Onze taal zit vol met spreekwoorden en gezegdes over vogels. Ben jij een gladde vogel, dan red je je overal slinks uit; een slimme vogel is handig, weet altijd een oplossing; en een geluks- of pechvogel?

Eigenlijk zijn álle vogels welkom bij IVN. Voel je zo vrij als een vogel en doe met ons mee! Dan word je vast zo blij als een kermisvogel (= erg blij). Kortom: het voorjaar komt er weer aan. Vanaf half janu-ari kun je je weer opgeven voor de IVN-vogelzangcursus. Je leert dan vogels herkennen aan hun zang en ontdekt het voorjaar op een andere manier. Dit gebeurt tijdens 12 wandelingen in de Zwolse natuur. Deze cursus is geschikt voor zowel beginners als gevorderden, jong en oud(er). De deelnemers zijn altijd erg enthousiast en schrijven zich meestal in voor een vervolgcursus! Dit citaat uit een evaluatie van de cursus geeft weer wat de deelnemers ervaren: “Vroeger hoorde je ‘vogels zingen’ en nu hoor je de ver-schillende soorten en heb je al een beetje geleerd ze van elkaar te onderscheiden. Je bent er ook alerter op, maar het duurt nog wel even voordat je de geluiden echt kunt benoemen.”

De cursus duurt van begin maart tot en met mei en wordt gegeven op maandag- of zaterdagochtend, vaak in het Engelse Werk, met regelmatige uitstapjes naar andere Zwolse of Hattemse gebieden. Lang-zamerhand ga je steeds meer vogels aan hun zang herkennen.

18 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

Ervaren en enthousiaste gidsen geven handige tips en gaan in op de relatie tussen vogels en hun leef-omgeving. ‘Waarom zingt die vogel dáár?’ Dat heeft te maken met voedsel, veiligheid en voortplanting. Pas als er genoeg voedsel in de buurt is én het is er veilig genoeg, laat het mannetje zich zien. Door zo ‘mooi mogelijk’ te zingen, lokt hij de vrouwtjes en kan er voortplanting plaats gaan vinden. Wil jij ook graag meer leren over vogels en hun zangkwaliteiten, meld je dan tijdig aan: de cursussen zijn altijd snel volgeboekt. Meer informatie en aanmelden via www.ivnzwolle.nl.

Figuur 1: Excursie van Vogelzangcursus 2018 in het Engelse Werk. (foto: Corien Bruins Slot)

Even voorstellen: Gerard FrikSinds kort mag ik de ledenadministratie van het IVN Zwolle verzorgen. Ik hoop dat ik dat naar ieders tevredenheid zal doen. Zo niet, dan hoop ik dat te horen en kan er wat verbeterd worden.

Als echte noorderling, geboren in Delfzijl, maar het grootste deel van mijn leven woonachtig geweest in Harlingen, ben ik in 2014 met mijn echtgenote Anneke beland in Zwolle, een mooie stad met veel natuur rondom. Het ‘kale’ van Groningen en Friesland vind je hier niet, hier kronkelt de IJssel door een landschap met veel bomen. De Waddenzee, waar ik vele boottochten mocht maken, heeft een heel andere sfeer dan de mooie rivier hier.

Aan en op de Waddenzee heb ik veel moois gezien. Een voorbeeld daarvan is wat we jaren geleden op een mooie zomerdag meemaakten... De zon stond op het punt zijn eerste lichtstralen te laten zien. Met een boot, aan het begin van de Dollard, voeren we heel langzaam de opkomende zon tegemoet. In de verte zagen we heel veel vogels, kluten. De motor werd

uitgezet en heel langzaam dreven we in de richting van de vogels. Al van verre kregen ze ons in de gaten en vlogen ze op. De hemel werd gevuld met die prachtige zwart-witte vogels en hun geluiden. Een sprookje. Ook heb ik veel gezworven op de Waddeneilanden. Zowel op de Nederlandse als op de Oost-Friese eilanden.

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 19

ZNT

We zijn al jaren lid van It Fryske Gea, de Friese tegenhanger van Landschap Overijssel. It Fryske Gea or-ganiseert vele excursies, net als Landschap Overijssel en de Zwolse IVN- en KNNV-afdelingen. Nu wonen we in de prachtige stad Zwolle en proberen hier op allerlei gebieden ons leventje op te pakken. Zo dus ook bij het IVN, waar we de afgelopen jaren aan enkele cursussen hebben meegedaan. Op onze fiets-tochten ontdekten we al vrij gauw de prachtige Vecht. Op weg naar Dalfsen en omgeving verkennen we Salland.

Erg jammer zijn de onheilspellende geluiden over wat wij mensen, in onze drang naar meer, de natuur aandoen. Om een steentje bij te dragen aan het keren van het tij, ben ik lid geworden van het IVN.

IVN Zwolle zoekt bestuursleden met hart voor natuur IVN Zwolle is een leuke, actieve vereniging van bijna 300 leden. We houden van de natuur en organiseren activiteiten op het gebied van natuurbeleving en natuureducatie: cursussen, excursies, veldlessen en een Oerschool. In januari 2019 begint weer onze landelijk erkende natuurgidsenopleiding.

Graag komen we in contact met twee nieuwe kandidaat-bestuursleden. Ons bestuur bestaat nu uit vijf personen. Vanwege het verwachte vertrek van enkele bestuursleden in de niet al te verre toekomst, willen we graag dat er mensen klaarstaan om de taken over te nemen.

Het bestuur:

• Ondersteunt de verschillende werkgroepen• Verzorgt de PR• Beheert de financiën• Vertegenwoordigt de vereniging en onderhoudt externe contacten• Verzorgt de communicatie met de landelijke organisatie• Vergadert zo’n zes tot acht keer per jaar

Een bestuurslid:

• Is een natuurliefhebber• Is lid van IVN Zwolle of bereid lid te worden• Heeft ervaring in het werken met vrijwilligers• Heeft bij voorkeur ervaring in een bestuursfunctie• Heeft kennis en vaardigheden die de vereniging van pas komen (bijvoorbeeld op het gebied van wetgeving of vrijwilligersbeleid)• Heeft ervaring met financiën (dit hoeft maar voor een van de kandidaten te gelden)

Het gaat om een onbetaalde vrijwilligersfunctie. De verwachte tijdsbesteding is variabel, gemiddeld een dagdeel in de week.

Heb je belangstelling of wil je meer informatie, bel of mail dan met onze voorzitter, Hans de Jong: 0529-497648 of [email protected].

20 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

In memoriam Jan de Koning (1930 - 2018) door Peter van Dam

Op 18 juli jongstleden is ons lid Jan de Koning, echtgenoot van Erica, overleden. Ik ken Jan al van heel lang geleden. Hij werd lid van de KNNV in de korte periode dat Phlip Visser onze voorzitter was. Dat was kort na het behalen van Jans pensioengerechtigde leeftijd in 1995. Jan en Phlip waren buren en goede vrienden van elkaar.

Toen de gemeente Zwolle ooit een eigen fotograaf in dienst wilde nemen, werd Jan gekozen uit tientallen sollicitanten. Erica en Jan verhuisden van Amsterdam naar Zwolle. Jan werd de hoffotograaf van gemeente Zwolle en kreeg korte tijd later de geuzennaam ‘stadsfotograaf´. Voor ongeveer 60% van zijn werktijd fotografeerde hij voor het stadsarchief en voor de rest van de tijd werd hij door de gemeente ingezet voor allerlei afdelingen en diensten. Hij hield zich daarbij onder andere met veel plezier bezig met archeologie en monumentenzorg. Jan bouwde in de Voorstraat een enorme fotodienst op. Hij maakte, waarschijnlijk op verzoek van de Thorbeckestichting, foto´s om subsidie te vergaren bij de nationale overheid voor het beeld van Thorbecke dat al jaren het stationsplein siert.

Jan ging vaak mee op excursies van de KNNV, bezocht onze lezingen en volgde de plantencursus en de vogelcursus van onze afdeling. Het is moeilijk om de aanwezigheid van Jan bij de activiteiten van de KNNV los te zien van zijn Erica, die twee jaar later dan Jan lid werd van´hun cluppie´. De zangvogelcursus van het IVN stond ook op hun programma. Jan en Erica waren meestal samen en sloegen nauwelijks een activiteit over. De waddenweekenden van Ans en Henk Selhorst werden vrijwel jaarlijks bezocht. Ook maakten beiden reizen mee van de landelijke KNNV naar Falsterbo, Rügen, Müritz en Helgoland. We hebben Jan gekend als een markant mens met een brede belangstelling voor de natuur. Daarnaast was er altijd humor, zeker samen met Erica.

Een flink aantal jaren geleden ging de fysieke gesteldheid van Jan achteruit. Jan had niet echt één ziekte, maar had last van een opsomming van allerlei kwalen en kwaaltjes. Het lopen werd steeds moeilijker en zijn energie nam af. Jan weigerde zich hierbij neer te leggen en bleef bijeenkomsten van de KNNV bijwonen. Tot de laatste snik en zelfs met rollator en al bleef Jan kijken naar vogels en planten. Alleen als het echt niet anders kon, kwamen Jan en Erica niet.

Onze en zeker mijn gedachten gaan uit naar Jan. We zullen hem missen. Ik wens Erica en zoon Taco Jan en zijn gezin veel sterkte toe na het verlies van echtgenoot en (schoon)vader Jan. Jan heeft een warme plek in het hart van onze afdeling van de KNNV.

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 21

ZNT

Tekening Willemien van Ittersum; “Hete herfst 2018”

22 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

Recensie “De allerleukste insectenencyclopedie” door Carin van de Ploeg

2018 is het jaar van het insect. Insecten hebben geen hoog knuffelgehalte en de meesten van ons heb-ben wel eens een mug of vlieg doodgemept. Maar de insectenwereld is fascinerend voor hen die de tijd en moeite nemen om zich erin te verdiepen.

“De allerleukste insectenencyclopedie” kan daarbij helpen. Het boek telt ruim 270 pagina’s met interes-sante informatie en meer dan 400 prachtige kleurenfoto’s. Weliswaar staan er enkele insecten in die niet in Nederland voorkomen, maar toch biedt dit boek een veelheid aan informatie over de bijzondere we-reld van het insect in het algemeen en de beschreven insecten in het bijzonder.

Het boek heeft een handzaam formaat (17 x 21 cm). Glo-baal is het boek opgedeeld in drie stukken. Deel 1 ‘insec-ten ontdekken’ geeft een algemene inleiding in de insec-tenwereld. Dit gebeurt aan de hand van vragen als ‘Wat is een insect? Hoe ziet de levenscyclus van een insect eruit? Hoe werken de zintuigen van insecten? Hoe ‘pra-ten’ insecten met elkaar? Waar leven insecten? en Hoe verdedigen ze zich tegen vijanden?’ Deel 2 behandelt de insecten met een onvolledige metamorfose (jongen van deze insecten lijken al op het volwassen exemplaar). Deel 3 gaat in op de insecten met een volledige metamorfose (jongen van deze insecten ondergaan een gedaantever-andering, de larve lijkt vrijwel niet op het volwassen in-sect). In totaal worden 83 van de meer dan een miljoen insectensoorten beschreven en besproken, waaronder bijvoorbeeld de honden- en de kattenvlo.

Ook staan er leuke weetjes in het boek: wist je bijvoor-beeld dat veel insecten doof zijn? En dat hun gevoel

(tastzin) in haartjes verspreid over hun lichaam zit? Vaak zit hun neus in hun antennen en de smaakzin in hun monddelen en poten.

Verder behandelt het boek ook fossiele insecten en lees je hoe jij insecten kunt helpen te overleven. Ook is er een hoofdstuk gewijd aan spinnen (dat zijn geen insecten) en verwanten van insecten. Van alle in-secten in het boek wordt vermeld tot welke familie en de orde ze behoren en wat de wetenschappelijke naam is en hoe de leefomgeving eruit ziet, hoe groot ze zijn en wat ze eten. Op pagina 260 staat een verklarende woordenlijst, waarin alle wetenschappelijke termen en moeilijke woorden uitgelegd worden.

De foto’s laten je zien dat insecten werkelijk prachtig in elkaar zitten: bekijk op pagina 35 maar eens de coole insectenbekken. Ook geeft deze insectenencyclopedie inzicht in een grote wereld vol kleine beest-jes, want insecten zitten overal!

Dit boek is een prachtig naslagwerk voor jong en oud.

Auteurs: Darlyne Murawski en Nancy Honovich, vertaling en opmaak: Guido O. Keijl. Kosmos Uitgevers, ISBN 978-9021566443, € 17,50.

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 23

ZNT

Recensie “Het complete vogelboek” door Carin van de Ploeg

Hoe maak je een aansprekend boek over vogels voor kinderen? Vogels zijn mooi, maar niet altijd goed herkenbaar op foto’s.

“Het complete vogelboek” is een prachtig voorbeeld hoe je kinderen kunt motiveren naar vogels te kijken en op die manier veel over deze dieren te weten te komen. Het boek is bedoeld voor kinderen vanaf 8 jaar. Het laat in vijf hoofdstukken zien wat een vogel is, hoe een vogel zich voortbeweegt, wat vogels eten, waar vogels leven en hoe kuikens worden geboren.

Ieder hoofdstuk bevat een quiz, een doe-het-zelf-opdracht, de rubrieken “onder het ver-grootglas” en “uitgelicht” met heel veel extra en nuttige informatie en “op de uitkijk”: een zoekplaat om vogels te herkennen. De illustraties zijn kleurrijk en duidelijk.

Spelenderwijs leer je heel veel over vogels. Achter in het boek vind je 20 QR codes die – als je ze scant- de gelui-den van 20 vogels (in de tekst met een muzieknootje gemarkeerd) laten horen. Dit maakt het boek extra aansprekend. Vervolgens kun je met je kind(eren) de natuur in om veren te zoeken, geluiden te beluisteren en vogels te herkennen!

Auteur Nathalie Tordjman, Illustraties Judith Gueyfier en Julien Norwood.Vertaald uit het Frans door Jevgenia Lodewijks. Van Goor, Uitgeverij Unieboek, www.de-leukste-kinder-boeken.nl, ISBN 978-9000361168, € 15,00.

24 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

Met ‘onze’ KNVV-afdeling naar de Donaudelta door Peter van Dam

Nadat een groep leden van de afdeling Zwolle van de KNNV in 2017 een prachtige vogelreis naarde Donaudelta in Roemenië had gemaakt, besloot ons bestuurslid en organisator Erik van Dijk dezetocht ook in 2018 te regelen. Veertien leden en bekenden van de vereniging namen deel aan dezereis welke duurde van 27 april tot en met 6 mei. Over dit avontuur gaat dit korte, rijkgeïllustreerde verslag.

Wat een indrukken! In amper drie uur vlogen we vanaf een roerig Schiphol naar Boekarest, waarwe op de bus stapten die ons naar Murighiol zou brengen, in het dal van de niet zo blauwe Donau.Vervolgens stapten we over in een kleine sleepboot die ons naar de Kingfisher bracht, de hotelbootwaarop we negen dagen en nachten verbleven. Schipper George en zijn bemanning hebben hetdaar prima voor elkaar. Zeven maanden is het schip dit kalenderjaar in touw geweest om groepen vogelaars van al het fraais te laten genieten, waaraan de Donaudelta zo rijk is. Er is plaats voor 16 gasten, verdeeld over 8 kleine hutten met voldoende ruimte om lekker te kunnen slapen; elke hut isvoorzien van douche en wc. Op de middelste verdieping is een ruime eetzaal, waar ook verblevenkan worden op dagen met minder mooi weer. Wij hebben er alleen gegeten, want het weer waseind april/begin mei al extreem zomers. Vanaf het ruime zonnedek bekeken we de Roemeensenatuur rondom het schip.

De Donaudelta heeft het grootste aaneengesloten oppervlakte rietland van heel Europa. Vanaf hetzonnedek konden we hiervan een groot deel overzien. Zowel aan bak- als aan stuurboord groeidehet riet tot aan de horizon. En, zoals een van de reisgenoten al snel opmerkte, nergens sporen vanmensen te zien. Geen masten, geen kerktorens, geen huizen, uitsluitend natuur. Later in de week

Links: onze hotelboot de Kingfisher; rechts: paard en wagen zijn in Roemenië nog steeds een belangrijk vervoersmiddel.

Links: de bootjes waarmee we het rietland in gingen; rechts: een geelbuikvuurpad.

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 25

ZNTbezochten we met drie kleine boten veel bijzonder grote meren, vele malen groter dan de meren inNoordwest-Overijssel. We zagen overal natte polderlandschappen en ondergelopen graslanden. Hetwaterpeil van de Donau was dit jaar extreem hoog door de hevige regenval in vooral Zuid-Duitsland. Zo moeten sommige delen van Nederland er tweehonderd jaar geleden ook uit gezienhebben! Geweldig.

Vanaf de eerste tot en met de laatste dag genoten we van een soms oorverdovend kikker- enpaddenconcert van vele tienduizenden amfibieën, met de groene kikker en de geelbuikvuurpad inde hoofdrol. Zoiets hadden we niet eerder gehoord. Een concert met veel dankbaar hongerigpubliek in de vorm van zwarte ibis, kleine zilverreiger, ralreiger en kwak, om er een paar tenoemen. Het viel me op dat mijn korte imitatie van het geluid van een raaf voor veel bijval zorgdein het kikkerkoor. Ook werd soms massaal gereageerd op het duidelijke “kwak” van de kwak.Maakt deze nachtreiger in de nachtelijke uren gebruik van zijn stemgeluid om zo te ontdekkenwaar zijn favoriete voedsel zwemt? Is daar ooit iets over gepubliceerd?

Persoonlijk heb ik veel aandacht besteed aan de Pontische meeuwen, die in dit deel van Europahun uitvalsbasis hebben: de meeste broeden hier en van hieruit verspreiden ze zich innoordwestelijke richting. Ze lijken inderdaad veel op ‘onze’ zilvermeeuwen. De Pontische meeuwheeft bleekgele poten, terwijl de zilvermeeuw roze poten heeft en de geelpootmeeuw knalgele. Depoten van de Pontische meeuw zijn wat langer en de kop wat kleiner en meer peervormig dan debeide andere meeuwensoorten. De snavel van de Pontische meeuwen lijkt wat langer doordat deknik in de ondersnavel minder duidelijk is dan bij de zilvermeeuw en de geelpootmeeuw. Hetgrootste verschil zit hem in de ogen. Die van de Pontische meeuwen zijn in het algemeen duidelijkdonkerder dan die van de zilver- en geelpootmeeuwen. Er is geen gele iris! Met deze bagage kijk iknu beter naar de Pontische meeuwen in de Vreugderijkerwaard!

Links: steltloper Erik van Dijk, de organisator van de reis; rechts: een Roemeense gele kwikstaart.

Links: roze pelikaan; rechts: kroeskoppelikaan.

26 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

De Donaudelta is vooral bekend door de twee soorten pelikanen die daar verblijven. De rozepelikaan komt er het meest voor en de kroeskoppelikaan is aanwezig in geringe aantallen. De rozepelikaan heeft een donkere iris en de kroeskoppelikaan een heldergele. Tijdens de vlucht herken jedeze vogels onmiddellijk: de roze pelikaan heeft een brede, zwarte achterrand. De ondervleugelsvan de kroeskoppelikaan zijn bijna helemaal licht gekleurd, met soms wat donkers aan de punten.Weer een lesje voor de Vreugderijkerwaard als daar weer een of meer ontsnapte pelikanenlogeren.

Op een van de dagen verkenden we een stuk strand langs de Zwarte Zee, waar veel vogelspleisterden. We zagen kemphanen en zwarte ruiters, een grote groep zomertalingen, eenstrandplevier en op een paar honderd meter afstand zeker zes zittende zeearenden. Met geenboom of bosje in de buurt beleefden we plotseling een verrassing. Rond het middaguur vlogen ertwee nachtzwaluwen voor ons op. Het was beslist niet de plek en het moment van de dag waaropje deze vogelsoort verwacht!

Zo kan ik nog wel even doorgaan met fantastische ervaringen: de grauwe gors, veel witvleugel- en witwangsterns, kleine klapeksters, scharrelaars en bijeneters, veel ijsvogels, dwergaalscholvers, een veldrietzanger en twee ondersoorten gele kwikstaart die je bij ons zelden of nooit ziet, roodpootvalken en een stel ortolanen. Bijna eindeloos. Meer dan 130 vogelsoorten! Er groeiden ook prachtige planten, zoals de pijpbloem.

Op de laatste dag ontdekten Henk Wester en Jeroen van der Meij twee wolven die vanaf de oever vanuit een moerasbos naar ons stonden te kijken. Helaas heb ik dat zelf gemist. Eenmaal thuis inNederland heeft Henk direct een tekening gemaakt van deze waarneming.

Redenen genoeg om dit avontuur te herhalen of voor u om ook mee te gaan! En dat kan! Jur Furda neemt hetorganisatiestokje over van Erik van Dijk en organiseert waarschijnlijk al in 2019 een volgende excursie naar de Donaudelta. Dat mag je niet missen! Erik, bedankt.

Links: deelnemers aan het vogelen; rechts: Pontische meeuwen.

De twee waargenomen wolven. (alle foto’s: Peter van Dam; tekening: Henk Wester).

25e jaargang nummer 2 Zwols Natuur Tijdschrift | 27

ZNTKNNV Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, vereniging voor veldbiologie

KNNV Afdelingsbestuurvoorzitter Dirk MaasDe Doornweg 49, 8035 PD [email protected] T 0529-427255secretaris Peter de KrakerDe Zwanebloem 2, 8064 HJ [email protected] T 038-3867040penningmeester Erwin de VisserKleinjansweg 6, 8141PN Heino [email protected] T 0572-394799natuurhistorisch secretaris/ Erik van DijkPR/coördinator activiteiten Donker Curtiusware 35, 8014 TK [email protected] T 06-22441315bestuurslid Henk van BlitterswijkWestenholterweg 7, 8042 AE [email protected] T 038-4234191

bestuurslid Peter van Dam Tesjeslaan 37, 8042 CP [email protected] T 038-4220912bestuurslid Bert DijkstraEikenlaan 52, 8024 CP Zwolle [email protected] T 038-4546912

Ondersteunende functies ledenadministratie Cor KauwSloetmarke 39, 8016 CJ [email protected] T 038-4653592 website www.knnv.nl/zwolle webmaster Corien Bruins Slot [email protected] afdeling [email protected] KNNV Afdeling Zwolle Postbus 1275 8001 BG Zwolle

Contributie 2019 KNNVLidmaatschap € 34,- incl. toezending NaturaHuisgenootlidmaatschap € 15,50Jeugdlidmaatschap (t/m 25 jaar) € 21,- incl. NaturaRegionaal lidmaatschap € 21,-

Gironr: IBAN NL38 INGB 0000 9982 42 t.n.v. KNNV ZwolleOpzeggen lidmaatschap uiterlijk 15 december voorafgaand aan betreffende kalenderjaar schriftelijk of per e-mail bij de ledenadministrateur. U ontvang binnen 10 dagen een bevestiging. Zo niet, neemt u dan opnieuw contact op.

IVN Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid

IVN Afdelingsbestuurvoorzitter Hans de JongGeert Groteweg 11, 8015 PM [email protected] T 0529-497648secretaris Gerda BoonstraPrimulastraat 54, 8013 XH [email protected] T 038-4217317 of 06-22643126assistent-secretaris Hettie ten KloosterLuukmanserf 4, 7772 AC Dalfsenpenningmeester Gerard DerkmanJellissenkamp 36, 8014 EW [email protected] T 038-4656445 bestuurslid Roel Suidgeest Rijnlaan 209, 8032 MX [email protected] Ondersteunende functiesledenadministratie Gerard Frik Donnerstraat 3, 8015 BM Zwolle, T [email protected]

website www.ivnzwolle.nlwebredactie Wim Knol

[email protected]

e-mailadres afdeling [email protected]

IVN Zwolle hanteert een protocol voorkomen van ongewenst gedrag

redactie gezamenlijke nieuwsbrief van IVN en KNNV: Anouk Ankone, Erik van Dijk, Corien Buins Slot, Wim Knol, & Hettie ten [email protected]

Contributie 2019 IVNLidmaatschap € 24,- per jaar. U ontvangt dan ook het landelijke blad Mens en Natuur 4 x per jaar; Huisgenootlidmaatschap € 9,-Donateurs € 10,- per jaar.Dit bedrag wordt via het Landelijk Bureau van IVN afgeschreven.

Gironr: IBAN NL26 INGB 0000 124197 t.n.v. IVN Zwolle e.o.Opzegging van het donateur-/lidmaatschap kan per kalenderjaar. U dient dit vóór 15 december voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar schriftelijk of per e-mail door te geven aan de ledenadministrateur.

28 | Zwols Natuur Tijdschrift 25e jaargang nummer 2

ZNT

Het ZNT is het gezamenlijke tijdschriftvan IVN en KNNV, beide afdeling Zwolle

Niets uit dit nummer mag worden gebruikt voor publicatie zonder uitdrukkelijke

toestemming van de redactie, de auteur of de fotograaf.

De redactie van het ZNT aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade, voort-

vloeiend uit het plaatsen van aangeboden foto’s, illustraties of teksten waarop het

auteursrecht of portretrecht van iemand anders rust.

Indien onbestelbaar retour zenden aan:

Postbus 12758001 BG Zwolle

Zwols TijdschriftJaargang 25 nummer 2, herfst/winter 2018Verschijnt in een oplage van 1000 exemplaren.

Als u het ZNT tweemaal per jaar per post thuisbezorgd wilt krijgen, kunt u zich aanmelden als lid van de KNNV of het IVN. U ontvangt dan ook maandelijks de gezamenlijke digitale nieuwsbrief van de afdelingen Zwolle van deze verenigingen. Aanmelden gaat via de websites. Voor KNNV Zwolle e.o.: knnv.nl/zwolle (lid worden), voor IVN Zwolle e.o.: ivn.nl/afdeling/zwolle (lid worden). Op deze websites vindt u nieuws over excursies, lezingen en cursussen die door de afdelingen worden georganiseerd. Als lid krijgt u korting op cursuskosten.

Redactie Leander Broere, Jeroen Koot, Gabi Milder, Carin van de Ploeg, Wietske Prummel.

Redactieadrese-mail: [email protected]

Aanleveren van kopij voor het ZNT:Liefst digitaal zonder opmaak via e-mail aan het redactieadres;afbeeldingen los in voldoende hoge resolutie.