2016 Boekieboekie gatenproefboekie-boekie.nl/wp-content/uploads/2015/11/stArtAward-2016.pdf · op...
Transcript of 2016 Boekieboekie gatenproefboekie-boekie.nl/wp-content/uploads/2015/11/stArtAward-2016.pdf · op...
gatenproef# 11 2016 Boekieboekie
DOEN!Schrijf je in* via de webshop op startaward.org.Inschrijfgeld:€ 19,95 (individueel)€ 190 (groep van
max. 15 personen)
Het stArt Award-wedstrijdpakket bestaat uit:Jules Verne-gatenproef:
pdf met teksten om te illustreren en met inspirerende en praktische tips.
Het BoekieBoekie-schetsboek.
WAT?Een ereplaats in BoekieBoekie en een cheque van:
Hoofdprijs €750Kinderjuryprijs €5002eprijs €2503eprijs €150Publieksprijs €100
Het werk van de landelijke winnaars en de (inter)nationaal genomineerden wordt gepubliceerd in BoekieBoekie- tijdschrift #100: Naar de maan.
WANNEER?Tot 15januari kun je je werk opsturen.
WAAR?Landelijke prijsuitreiking: 19 maart Kunsthal, Rotterdam
Internationale presentatie: 4 - 7 april Kinderboekenbeurs Bologna
BoekieBoekiepresenteertdeelfdeeditievandestArtAward:déillustratiewedstrijdvoordebutanten.
BoekieBoekie zoekt: jouw tekentalent. Beloning: € 750 en... een ereplaats in BoekieBoekie.
WIE?Voor kunstacademie- studenten en debutanten*
*Ben je voor 1 augustus 2011 afgestudeerd, dan ben je volgens het reglement geen debutant en kun je niet meedoen.
HOE?Je dingt mee naar de stArt Award door minimaal vijf illustraties te maken voor De ongelooflijke avonturen van Jules Verne.
De 11e editie van de stArt Award wordt in meerdere landen georganiseerd. In totaal worden twintig inzenders genomineerd voor de internationale top-10.
BoekieBoekiepresenteertdeelfdeeditievandestArtAward:déillustratiewedstrijdvoordebutanten.
Letop
• Is je illustratie paginavullend, of tot de rand
geplaatst, geef je illustratie dan 5 mm overlap.
Dit wordt na het drukken eraf gesneden.
• Loopt je illustratie onder de tekst door,
houd dan rekening met de leesbaarheid.
• Lees de instructies voor het aanleveren
van het beeldmateriaal.
Formaat
• enkele pagina: 285 x 210 mm (staand)
• dubbele pagina (spread):
285 x 420 mm (liggend)
Data2016
15 januari sluitingsdatuminzendingen
15 februari bekendmaking20genomineerden
15 februari t/m 1 maartstemmeeopFacebook
voordepublieksprijs
19 maart Prijsuitreikingenexpositie
Kunsthal,Rotterdam
4 t/m 7 april feestelijkepresentatieBologna(Italië)
Selectiecriteria
Waar let de jury zoal op:
• Sluit het werk aan bij de doelgroep van
BoekieBoekie: kinderen van 8 tot 13 jaar.
• Passen de illustratie en tekst bij elkaar
en versterken ze elkaar.
• Is het werk toegankelijk, hedendaags
en herkenbaar voor de doelgroep.
• Heeft de maker een eigen stijl/handschrift
en eigen beeldtaal.
• Let op: Ben je voor 1 augustus 2011
afgestudeerd, dan ben je volgens het
reglement geen debutant meer en kun
je niet meedoen.
Deopdracht
Maak minimaal vijf illustraties bij
een of meer teksten uit deze gatenproef.
Wel goed: kleine vrijstaande illustraties
Niet goed: kleine volvlak-illustraties
Niet goed: een cliché- of computertekeningEigen stijl en handgeschreven letters
en titels: past bij BoekieBoekie.
Morbi leo risus, porta ac consectetur ac, vestibulum at eros. Donec id elit non metus. Donec id elit non mi porta gravida at eget metus. Donec ullamcorper nulla non metus auctor fringilla. est at lobortis. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Nulla vitae elit libero, a pharetra augue. Curabitur blandit tempus porttitor. Aenean eu leo quam. Pellentesque ornare sem lacinia quam venenatis vestibulum.
Morbi leo risus, porta ac consectetur ac, vestibulum at eros. Donec id elit non metus. Donec id elit non mi porta gravida at eget metus. Donec ullamcorper nulla Sed posuere consectetur est at lobortis. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Nulla vitae elit libero, a pharetra augue. Curabitur blandit tempus porttitor. Aenean eu leo quam. Pellentesque ornare sem lacinia quam venenatis vestibulum.
Wel goed: lichte kleuren onder een tekst
Niet goed: onleesbare tekst
Illustraties Aleks Deurloo en Wasco
Stuuropdigitaal: minimaal 1 pagina-
vullende illustratie minimaal 3 vrijstaande
illustraties vrijstaande illustratie
voor het schutblad handgeschreven titel
bij uitgekozen tekst zwart-witschets
van een illustratie recente pasfoto
Watgebeurtermetjewerk?• Het werk van de tien genomineerden wordt geplaatst in het BoekieBoekie-tijdschrift #100: Naardemaanen gepresenteerd op de kinderboekenbeurs in Bologna.
• Het werk van de tien genomineerden wordt geplaatst in de digitale uitgaven van BoekieBoekie en gepromoot via de sociale media.
• Je werk kan ook gebruikt worden in lesmateriaal over Jules Verne.
Stuur je illustraties op voor15januari2016!
Dit kan via boekieboekie.wetransfer.com.
Lever je werk aan als jpeg en
volg de aanleverinstructies.
De naam van elke jpeg moet
het volgende bevatten: •Voor-enachternaam; •Titelverhaalofgedicht;
•Ofheteenscanisofdigitaalgemaakt;
•Afkortingvandeacademie;
•Opvolgendnummer(bijmeerderebeelden).
Voorbeeld:
Eric-Smit_Naardemaan_digi_KABK_3.jpg
of
Jo-Zimmer_vrije-illustratie_scan_Pars.jpg
Stuur een recente pasfoto van jezelf op in
hoge resolutie (2 MB). Geef deze jpeg jouw
voor- en achternaam en afkorting academie.
Bekijk en bewonder het werk van de stArt Award-winnaars op
boekie-boekie.nl, in de BoekieBoekie-agenda 2016-2017 en in de
BoekieBoekie-uitgaven.
JPG
JPG
startaward.org
Inst
ruct
ies
Enhierkomen
deopdrachten...
LETOP: Vergeet je niet in te schrijven
voor de stArt Award:
startaward.org
...
12 13
Inhoud
De reis naar de maan in 28 dagen en 12 uren
Naar de maan!
Commandohond Satelliet
en de reis naar dwergplaneet Pluto
Wonderbaarlijke reizen & uitvindingen
Jules Verne live
Hoofdstuk 2
Vijf weken in een luchtballon
Langzaam door de lucht
Vijf weken in een luchtballon
De droom van een boekenwurm
Hij verzamelde de wereld
Hoofdstuk 3
Naar het middelpunt der aarde
Dieper = ouder
Naar het middelpunt van mijzelf
Diep
Hoofdstuk 4
Twintigduizend mijlen onder zee
Twintigduizend mijlen onder zee
De Kraak
Mobilis in mobile
Jules Verne
Hoofdstuk 5
}}
Hoofdstuk 1
Wat moet je doen? Voor de stArt Award moet je de onderstaande drie opdrachten uitvoeren. Maak minimaal vijf illustraties bij één of meerdere teksten.
Tekenopdracht 1 Een vrijstaande illustratie voor het schutblad: een Jules Verne-raket om mee naar de maan te vliegen.
Tekenopdracht 2Drie vrijstaande illustraties bij een of meer teksten.
Tekenopdracht 3Eén paginagrote sfeerillustratie bij een van de teksten.
N.B. Sommige teksten lenen zich ervoor om opdracht 2 en 3 tegelijkertijd uit te voeren.
Bij elke tekst is aangegeven hoeveel pagina’s beschikbaar zijn en hoeveel illustraties je kunt maken.
In het BoekieBoekie-schetsboek Met Alice in Wonderland staan ter inspiratie enkele voorbeelden.
Tip: Lees niet alle boeken van Jules Verne!
De ongelofelijke avonturen van Jules Verne
opdracht 2016
14 15
sc
hets #7
schets #6
schets #5
schets #2
schets #4
schets #1
schet
s #3
schets #8
schets #9
Een vrijstaande illustratie voor het schutblad: een Jules Verne-raket om mee naar de maan te vliegen.
Dit wordt een ‘verzamelpagina’ met werk van de genomineerden.
Tekenopdracht 1
17
G: Goedenavond en welkom. Wat een eer
dat u onze gast wilde zijn, meneer
Verne. Franse veelschrijver van romans
en verhalen. Toekomstvoorspeller en
landenkenner. We zien u hier in de studio
op een groot scherm. Meneer Verne,
voor de kijkers die u nog niet kennen
(al kan ik me dat nauwelijks voorstellen):
kunt u wat titels opnoemen van uw boeken?
V: Dat is een hele waslijst, mevrouw Blok.
Er zijn meer dan zestig boeken van mij
uitgekomen, allemaal over een bijzondere
reis. De bekendste zijn De reis om de
wereld in 80 dagen, Naar het middelpunt
der aarde en Twintigduizend mijlen onder
zee. Weet u wat, ik stuur u wel een
handgeschreven lijstje.
G: Dat zetten we dan op onze website voor
de kijkers. Uw boeken spelen zich af in
Afrika, India, Rusland, Australië, China,
ja zelfs op de Noordpool. U moet ontzettend
veel gereisd hebben om zoveel van die
landen te weten.
V: Dat valt nogal mee. Met een vriend ben
ik in Schotland en Scandinavië geweest,
en met mijn broer in Amerika. Verder niet.
Ik doe van tevoren veel research naar
mijn onderwerpen.
G: Aha, u leest eerst boeken voor u
een boek schrijft. Slim. U noemt zelf
Twintigduizend mijlen onder zee. In dat
boek heeft kapitein Nemo een onderzeeër
gebouwd. Kunt u daar iets over vertellen?
V: Natuurlijk. Er bestonden al wel
eenvoudige onderzeeërs toen ik het boek
schreef, maar niet zo’n subliem exemplaar.
Mijn Nautilus was zeventig meter lang en
acht meter breed in het midden. Hij had
een topsnelheid van 50 knopen…
Jules Verne liveInterview opgetekend door Lida Dijkstra
Presentatrice Godelieve Blok (spreekt razendsnel):Hoe kwam hij aan de inspiratie voor zijn Wonderreizen – hoe kon hij zoveel geniale machines bedenken – waardoor was hij zijn tijd zo ver vooruit – vanavond een heel andere uitzending dan we gewend zijn – live vanuit Studio 22 schakelen wij nu over naar Jules Verne.
Begintune. Luid applaus.
Tekenopdracht 2
Handgeschreven titel Drie of meer vrijstaande
illustraties Vier pagina’s beschikbaar
geen pagina
18 19
G: Is dat niet bijna 100 kilometer per uur?
V: Tja, ik houd graag de vaart erin.
Hij liep op elektriciteit uit natrium-
kwikbatterijen. Het natrium voor de
batterijen werd uit zeewater gewonnen.
G: Heel milieuvriendelijk, stel ik
me voor. Hoe lang kon de Nautilus onder
water blijven?
V: Maximaal vijf dagen. Daarna moest hij
lucht happen, net als een walvis, haha.
Het was voor het verhaal spannender dat de
boot af en toe naar het oppervlak moest,
begrijpt u.
De Nautilus was een wonder van vernuft,
al zeg ik het zelf. De stuurman stond
in een glazen cabine die wat boven
de boot uitstak.
G: Is glas niet veel te kwetsbaar
voor in de diepzee?
V: (kijkt afkeurend) Niet als het 21
centimeter dik is, mevrouw. De onderzeeër
was verder onderverdeeld in waterdichte
compartimenten. De boot gebruikte tanks om
het drijfvermogen aan te passen. De pompen
die deze tanks leegden, waren zo sterk dat
ze enorme stralen water wegspoten als de
boot snel en steil moest duiken. Zoiets is
fijn voor de illustrator, ziet u.
G: En dan de inrichting aan boord van
de Nautilus. Was die voor zo’n moderne
onderzeeër niet wat overdreven?
V: Hoe bedoelt u?
G: U beschrijft een bibliotheek met
12.000 boeken, een museumkamer met natuur-
en kunstschatten, een sieradencollectie,
een chique eetkamer en een orgel waarop
kapitein Nemo soms ’s avonds speelt.
V: Wat is er mis met een goede bibliotheek?
G: Die tevens rookkamer is..
V: Een man moet toch ergens zijn sigaartje
kunnen roken?
G: Daar denken we tegenwoordig anders over,
meneer Verne.
Maar laten we niet afdwalen. Nog zo’n
prachtig vervoermiddel beschrijft u in
Robur de Veroveraar.
V: Zeker, zeker. De Albatros. Een door batterijen aangedreven gigantische
elektrische superhelikopter van
samengeperst papier. Hij is 30 meter
lang en bijna…
G: Ehm… die afmetingen kunnen onze kijkers
later wel op onze website nalezen, meneer
Verne. Wilt u vertellen over de aandrijving
van de helikopter?
V: De Albatros werd voortbewogen door
37 verticale masten. Er stonden er
15 langs beide randen en 7 hogere in het
midden. Boven op elke mast zaten steeds
twee schroeven. Alle schroeven konden
onafhankelijk van elkaar bewegen. Twee veel
grotere horizontale wentelwieken stuwden
de helikopter vooruit. Met het toestel kon
de hoofdpersoon de wereld rond vliegen in
drie weken.
G: En dan het interieur.
V: Binnenin was ruimte voor drie huizen.
Er waren woonruimtes voor de bemanning,
machinekamers en opslagruimtes voor
bijvoorbeeld visspullen, kijkers,
elektrische lichten, kompassen, sextanten,
thermometers, barometers, een drukpers,
een kleine bibliotheek…
G: Alweer een bibliotheek?
V: U hebt toch geen hekel aan boeken,
mag ik hopen?
G: Natuurlijk niet, maar om ze nou aan
boord van een helikopter mee te slepen…
Tegenwoordig moeten we in een helikopter
zuinig zijn met ruimte. U hebt net niet
meer meegemaakt dat helikopers echt werden
uitgevonden, toch?
V: Klopt. In 1907 was de eerste vlucht.
Ik vond het maar een onbenullig dingetje,
met twee rotors. (schudt zijn hoofd)
In welk jaar leeft u, trouwens?
G: Hoe bedoelt u?
V: Welk jaar staat er momenteel
op uw kalender?
G: Eh… 2015.
V: Ach hemel. Dan lopen uw machines
nog steeds op fossiele brandstoffen, zeker?
Olie en gas?
G: Vaak wel. En op elektriciteit,
natuurlijk. Maar we passen steeds meer
zonne- en windenergie toe. Meneer Verne,
vertel eens over uw uitvinding die ik het
allermooist vind: Het Stoomhuis, in het gelijknamige boek.
V: Vindt u dat een mooi bedenksel? Terwijl
die stoomtrein niet eens zo snel ging.
Tot 25 kilometer per uur. De locomotief
was negen meter lang, en zes meter hoog.
Hij kon een maximum bereiken van 150 PK.
G: De vorm van de locomotief was uniek, hè?
V: Nou en of! Hij was verstopt in een
olifant van groen plaatijzer. Hij liep
op alle soorten brandstof. De olifant
had wielen, maar door een technische
constructie was het net of hij bedaard
voortstapte. Hij had vergulde slagtanden
en elektrische lantaarns als ogen. Uit de
beweegbare slurf kwam af en toe een witte
rookwolk. Op zijn rug zat een versierd
torentje voor de machinist. Hij trok twee
wagens, elk op zes wielen, die zo groot
als huizen waren en op pagodes leken.
Het stoomhuis had geen rails nodig,
kon hellingen bestijgen en zich ook
nog door het water voortbewegen.
G: Toch opvallend dat u ook dit Stoomhuis
inricht met salons en eetzalen vol
rijke stoffen en tapijten, buffetten vol
zilverwerk, glazen en porselein,
divans en bedden en weer die bibliotheek…
Zit in elk futuristisch vervoermiddel
van u een bibliotheek, meneer Verne?
V: Eens kijken. Nou nee. Niet in het
projectiel dat ik met een gigantisch kanon naar de maan schoot in De reis naar
de maan in 28 dagen en 12 uren. Voor dat
boek bedacht ik een grote, holle kogel
waar drie mannen in konden. De kogel was
van aluminium gemaakt. Dat is zo’n prachtig
metaal! Het is blank als zilver, vast als
ijzer, taai als goud, smeltbaar als koper
en licht als glas!
20
G: Ik zie dat u enthousiast bent,
maar gaat u wel weer zitten, meneer Verne?
Wat ik vooral fascinerend vind, is uw
systeem om de klap van de lancering
op te vangen.
V: Ik had bedacht dat er een meter water
onder de houten vloer moest staan. Houten
schotten daarin moesten een voor een
verbrijzelen om zo de klap op te vangen.
G: Uw ruimtereizigers zaten er toch ook
weer knus bij, nietwaar? De binnenwanden
van de kogel waren met zijde bekleed,
in het rond stonden divans. Met gashouders
konden ze vuur en licht maken. En ze namen
ook nog twee honden mee, wat me best lastig
lijkt in een ruimte met een doorsnee van
drie meter. Waar moesten die beesten –
en ook die maanreizigers – hun behoefte
doen? U gaf ze niet een wc’tje mee.
V: Wat zeurt u nu over bibliotheken
en waterclosets, mevrouw Blok. Ze hadden
een apparaat bij zich dat zuurstof maakte
en koolzuur afbrak, dat lijkt me veel
belangrijker.
G: U hebt gelijk. Waarom zijn al uw helden
mannen, trouwens? De vrouwen in uw boeken
zijn hooguit saaie verloofdes zonder
mening. Had u niet eens een vrouw op
avontuur kunnen sturen?
V: Het zwakke geslacht is niet geschikt
om ver te reizen, mevrouw. Aan de
ontberingen van hitte, kou of hoge
druk zouden ze zeker bezwijken.
G: Dan kan ik u vertellen dat er inmiddels
al 59 vrouwelijke astronauten de ruimte
in geweest zijn. Onze tijd is bijna
om. Jammer. Ik zou nog uren met u door
kunnen praten, bijvoorbeeld over uw
waterstofluchtballon, het gas van
Dr. Ox of het monsterkanon uit Staalstad.
Ik stel voor dat we die uitvindingen
op onze website plaatsen.
V: Vergeet u niet te vermelden dat ik ook
de tv heb voorspeld? En onderzoek met
röntgenstraling? De taser,
het stroomstootwapen? En de atoombom,
in mijn boek Uit liefde voor de vlag?
G: Jammer dat die nare bom ook echt
gemaakt is. O, daar hoor ik de eindtune
al. Tot slot nog snel twee vragen. U bent
een Fransman. Hoe komt het dat wij u toch
gewoon kunnen verstaan?
V: Door de realtime-vertaalcomputer
natuurlijk. Ik spreek Frans, maar dit
microfoontje op mijn jas zendt mijn woorden
direct in het Nederlands uit. Er zijn al
176 talen in geprogrammeerd, en er komen
iedere week nieuwe bij.
G: Ik wist niet dat er zulke mooie
vertaalcomputertjes bestonden.
V: (lacht) Dat kunt u ook niet weten.
Ze worden pas in 2048 uitgevonden.
G: En dan mijn laatste vraag. Ik hoop dat
u het niet vervelend vindt dat ik hem stel.
U bent overleden in 1905. U bent dus dood.
Hoe kan het dan dat wij via dit scherm toch
met u kunnen praten?
V: Door het ontdekken van de vierde
dimensie, natuurlijk. Tijd is niet lineair,
zoals u nog denkt, maar gerelateerd aan
de gekromde ruimte en het uitdijende
heelal. Ik ben net bezig er een nieuw
wonderreis-boek over te schrijven:
Reis naar de Vierde Dimensie.
G: Wij kijken uit naar dat nieuwe deel,
meneer Verne.
V: Dat heeft geen zin, mevrouw Blok.
Het zal pas uitkomen in de herfst van 3427.
G: Dan dank ik u voor dit gesprek namens
heel veel kijkers thuis. We hebben aan
uw lippen gehangen en lezen uw boeken
nog steeds met heel veel plezier.
Mag ik een daverend applaus voor…
Jules Verne!!!
Lang applaus. Eindleader.
geen pagina
22 23
Groei-en vechtgas
Het verhaal Het experiment van dr. Ox speelt in
een stoffig Vlaams stadje. Dr. Ox biedt daar aan
om gratis een nieuw gaslichtsysteem te bouwen.
Ook hier wordt weer door middel van elektrolyse
water in waterstof en zuurstof omgezet. Er worden
onder de straten dubbele pijpen aangelegd voor
deze gassen, die in de huizen bij elkaar komen
in branders. Ox zegt dat zijn nieuwe gasmengsel
een twintigmaal helderder licht zal opleveren.
Maar in werkelijkheid wil hij een experiment doen
met het effect van zuurstof op planten, dieren en
mensen. De zuurstof wordt de stad in gepompt,
waardoor planten supergroot worden, maar dieren
en mensen agressief, met alle problemen van dien.
Monsterkanon
In Eldorado en het monsterkanon van Staalstad
sticht de Duitse slechterik Schultze een stad
waar kolen en staal worden gedolven en bewerkt.
Schultze is erop uit om een andere stad uit
te roeien. Zijn belangrijkste wapen wordt een
reusachtig kanon, dat twee soorten manshoge
granaten kan afvuren. De ene soort granaat
is explosief, en kan met een enkel schot een
stad verwoesten. De andere soort is gevuld met
gecomprimeerde vloeibare kooldioxide die bij
ontploffing de temperatuur in de directe omgeving
tot –100 graden Celsius afkoelt, waardoor
iedereen en alles bevroren wordt.
Waterstofluchtballon
Om het binnenland van Afrika in kaart te
brengen, wordt in Vijf weken in een luchtballon
een superballon ontworpen, vol met technische
apparatuur zoals een barometer, een thermometer,
een bunsenbrander, een chronometer en een
elektrische batterij die door middel van
elektrolyse water omzet in waterstof en zuurstof.
Daarmee wordt het waterstofgas in de ballon
verwarmd. Hoofdpersoon dr. Samuel Ferguson kan
met dit systeem de ballon laten stijgen en dalen
zonder gas te laten ontsnappen of ballast uit te
werpen, waardoor het mogelijk wordt veel langer
en verder te reizen.
Tekenopdracht 2 3
Handgeschreven titel
Opdracht 2 : Een pagina met drie
vrijstaande illustraties
Opdracht 3 : Een paginagrote sfeerillustratie
Is je illustratie paginavullend, of tot de rand geplaatst, geef je illustratie dan 5 mm overlap.
en
of
24 25
Het werd in Amerika vrede.
Geen werk meer dus voor de soldaten.
Ze zaten zich dood te vervelen.
Ze konden het vechten niet laten.
Ze wilden weer kruitdamp en knallen.
Ze misten gevechten en strijd.
Al waren ze soms hun twee benen,
hun arm of hun achterhoofd kwijt.
Met heimwee dachten de mannen
aan ’t bulderen van de kanonnen.
Die waren toen pas uitgevonden,
het bulderen was net begonnen.
Ze stichtten hun eigen Kanonclub.
Ze zaten daar bitter te klagen.
Ze wilden kanonnen afschieten.
Die vrede was niet te verdragen.
Er kwam een geschenk uit de hemel:
hun voorzitter wou een kanon,
een superkanon dat drie mannen
pats-boem naar de maan schieten kon...
Er werd gestudeerd en gerekend.
Deskundigen en professoren
bepaalden de snelheid, de ballast,
luchtledigheid, zuurstof, motoren.
Het geld voor de reis stroomde binnen
want wereldwijd wou men wel geven
om ook mee te doen met de maanreis.
Geschiedenis werd daar geschreven!
Er kwam een gigantische kogel
van ’t lichtste metaal dat bestond.
En zes miljard liter benzine.
Dat kreeg hem geheid van de grond.
Drie mannen, twee honden, veel kippen
en voorraden gingen aan boord.
Maar van de terugtocht had bij het
vertrek nog geen mens iets gehoord.
Naa
r de
maa
n!
Tekenopdracht 2 3
Handgeschreven titel
Opdracht 2 : Een pagina vullende illustratie
en minimaal drie illustraties verdeeld over drie pagina’s
Vier pagina’s beschikbaar
Opdracht 3 : Een paginagrote sfeerillustratie
Is je illustratie paginavullend, of tot de rand geplaatst, geef je illustratie dan 5 mm overlap.
en
of
26 27
Er waren raketten, die dienden
om mee op het maanvlak te landen.
Maar als de bemanning terug wou
dan stond die daar met lege handen.
Dat wisten de drie in de kogel
al werd het probleem niet genoemd.
Terug kon niet meer want ze raakten
intussen al wereldberoemd.
Ze waren daar ook in hun kogel
van alle gemakken voorzien.
Drie bedden, een divan, een gasstel,
een voorraadje wijn bovendien.
Ze lagen gestrekt op hun bedden
zodra de lancering begon.
De lont ging aan, en oorverdovend
klonk bulderend ’:t reuzenkanon.
Zij hoorden zelf niets van het dreunen.
Ja, vlogen ze nu of nog niet?
Dat kun je natuurlijk niet weten
wanneer je niets hoort en niets ziet.
Ze lagen verdoofd in het donker.
Maar een van de mannen roep uit:
‘Ik weet al waarom we niets horen.
We gaan sneller dan het geluid.’
Er waren vier ramen, ze haalden
het luik weg van een van de vier.
Toen zagen ze overal sterren,
herkenden de Steenbok, de Stier.
Maar wat kwam daar aan door de ruimte?
Een meteoriet recht vooruit!
Die vloog bliksemsnel op hen af. Oei!
Hij scheerde nog net langs de ruit.
Ze haalden de andere luiken
er ook af en daar was de maan
ver boven hun hoofd, als het goed ging
dan kwamen ze binnenkort aan.
Het raam in de vloer bracht de aarde
beneden hen in het vizier.
Die leek op een zilveren sikkel:
een maan in het laatste kwartier.
Ze sliepen een tijd, tot de honden
begonnen te blaffen om eten.
De hond Satelliet had een hoofdwond.
Ze waren de dieren vergeten.
Ze voerden de honden en kippen,
ze maakten een heerlijk ontbijt.
Er was voor een jaar genoeg voedsel
maar water voor vier weken tijd.
Ze merkten dat hond Satelliet aan
zijn wond helaas dood was gegaan.
Nu kon hij zich met hond Diana
niet voortplanten daar op de maan.
Ze gooiden de hond door een raampje
dat openging voor een moment.
Je kunt geen kadaver bewaren
wanneer je zo kleinbehuisd bent.
Ze vlogen, dat was te begrijpen,
steeds in dat luchtledig gebied
lang naast de geplette gedaante
van mannetjeshond Satelliet.
Na achttien uur vliegen bereikte
de kogel de maan. Hij was vol
en leek een gezicht vol met sproeten.
Hun fantasie raakte op hol.
Waar zouden ze neer kunnen komen?
Misschien op een berg? In een dal?
En kwamen ze toch weer op aarde
of bleven ze in het heelal?
En leefden er op de maan wezens?
Hoe waren die dan, groot of klein,
heel vriendelijk of juist gevaarlijk?
En zouden er maanhuisjes zijn?
Welk land kreeg de macht na de landing?
Wie werd er de baas op de maan?
Maar steeds vaker dachten de mannen:
Hoe komen we daar ooit vandaan?
28
Ze waren nog even gewichtloos.
Er ging nog een zuurstoftank lekken.
Gevaarlijk! Ze leken wel dronken
en dansten en sprongen als gekken.
De hond danste mee, en het pluimvee
stoof fladderden rond, maar het lek
werd toch nog ontdekt en gedicht.
Er kwam net geen zuurstofgebrek.
De maan leek enorm, door hun kijker
ontdekten ze vlekken en kloven
en pieken, en dalen, maar kwamen
niet verder meer, niet te geloven!
Ze waren, zo bleek na een tijdje,
verzeild in een baan om de maan.
Ze zagen hem van alle kanten
maar konden er niet meer vandaan.
Die meteoor had vast en zeker
hun kogel de koers uit gedreven.
Ze zouden waarschijnlijk nooit landen
maar rondom de maan blijven zweven.
Ze hadden alleen nog raketten.
Die staken ze aan en meteen
ontstond er beweging: ze vlogen
pijlsnel door de sterrenlucht heen.
Maar niet naar de maan! Naar de aarde!
Help! Dat was niet goed, dat was slecht.
Ze vielen! Ze vlogen te pletter!
Want waar kwam zo’n kogel terecht?
Geen nood, het liep af met een sisser.
Ze stortten toevallig in zee.
Ze werden toevallig gevonden,
toevallig nog heel. Dat viel mee.
Na honderd jaar brachten er mensen
de maan in het echt een bezoek.
Geweldig! Toch gaat er niets boven
Jules Vernes geweldige boek!
Imm
e D
ros
geen pagina
30 31
Bij de lancering van het door astronaut Brisbane
zelf geknutselde ruimtevaartuig – een bouwsel
van aluminiumplaten, tropisch hardhout,
elastiekjes en honderdvijftien rollen extra
klevend zilvergrijs duct tape – schoot Satelliet
door de gigantische stuwkracht als een kogel
door de capsule, en kwam tussen een wirwar
van balken in het plafond terecht.
Zijn tong hing slap uit zijn bek en hij was
een ondertand kwijt. Hij droeg nog wel zijn
legerbaret. Astronaut Brisbane hield zijn hand
op de borstkas van Satelliet. ‘Die is morsdood,’
zei hij hardop tegen zichzelf. Er zat niets anders
op dan de hond uit het raam te gooien.
Brisbane duwde Satelliet het ronde raampje
uit, en sloot het als de wiedeweerga af. Alle
grendels erop, krikkrik, snel potdicht, anders
zou er te veel zuurstof uit de capsule kunnen
ontsnappen.
Astronaut Brisbane zag niet dat de rode
boerenhalsdoek van de hond vastgeklemd
zat in het raam. En Satelliet was helemaal
niet dood, hij was alleen versuft! Hij begon
bij te komen. De zoetige geur van zeldzaam
Mongools buskruit – dat was gebruikt voor de
lancering – prikkelde zijn neus. Die geur hing
nog om het ruimteschip. Niet te ruiken voor
een simpel mens als Brisbane, maar wel voor
mij, dacht Satelliet, want ik ben een peperdure
elite-hond, in mensentermen te vergelijken
met een Navy SEAL, de groene baret. Hij hield
ervan te denken aan dingen die hij beter kon
dan anderen. Meteen was Satelliet in een goed
humeur en begon hij te neuriën. Al hing hij
aan een piepklein puntje van een rode zakdoek
367.000 km boven de aarde. Waarom heeft die
Brisbane in vredesnaam die prijspoedel uit het
asiel gehaald? Ze kan niets, behalve stilzitten
bij de hondenkapper wanneer die malle staart
van haar, met dat bolletje bovenop, wordt
getrimd. Ze heeft trouwens ook veel te grote
voortanden.
Opeens kreeg Satelliet hevige kramp in zijn
darmen, alsof hij moest poepen. Satelliet,
verman je! Je bent een commandohond, een
groene baret, die kennen geen angst, sprak
hij zichzelf toe. Met zijn ogen driekwart dicht
tuurde hij naar beneden, naar de aarde. Die
leek kleiner dan de kop van een punaise. Als ik
nu omlaag kukel, dacht hij, dan is er iemand,
helemaal niemand, die het ziet.
Satelliet klauwde met een voorpoot tegen
het raampje. Er kwamen precies vijf krasjes,
van zijn vijf nagels. Maar het ruimteglas was
59,34 centimeter dik, en Brisbane hoorde
niets. Brisbane was naar de andere kant van
het voertuig gerend, en gluurde door een
koperen telescoop die op een bijzettafeltje
stond. Zijn mond in bewondering wijd open.
Diana stond erbij en wiebelde met haar oenige
staartje. Ze zagen vast iets bijzonders: de
spectaculaire hoogste bergtop van Pluto, wel
vijf kilometer hoog. Commando Satelliet,
actie! sprak Satelliet zichzelf toe. Er zit niets
anders op dan de zakdoek doorknagen,
op het ruimtevoertuig klimmen en door
de schoorsteen het vehikel weer binnen
zien te komen. Satelliet wist trouwens niet
helemaal zeker of ‘vehikel’ wel een goed
Nederlands woord was. Dat ging hij later
opzoeken in de Dikke Van Dale. Hij scheurde
met zijn vlijmscherpe kiezen in één keer de
zakdoek door. Meteen drukte hij zich met zijn
afgetrainde atletische jachthondenlichaam
tegen het koude aluminium en haakte zich
met zijn nagels vast in een opening tussen
twee dunne houten planken. Brisbane had
het ruimtevoertuigje ijverig, maar in zijn
enthousiasme ook rommelig in elkaar gezet. Er
waren volop kieren, uitstekende schroeven en
scheef afgezaagde balken. Net de uitsteeksels
van een klimmuur. Het hart van Satelliet bonkte
onregelmatig, zijn behaarde stoere borstkas
bewoog wild. Verstand op nul, klimmen. Zijn
Commandohond Satelliet en de reis naar dwergplaneet Pluto
Twee honden gingen mee, puur voor gezelligheid,
op deze eerste bemande ruimtereis naar dwergplaneet
Pluto. Astronaut Brisbane had hen uit het asiel op
de Polderweg gehaald, voormalige prijspoedel Diana
en elite-commandohond Satelliet.
Een hoofdstuk uit De reis naar de maan,
naverteld door Hermine Landvreugd
Tekenopdracht 2
Handgeschreven titel Drie of meer vrijstaande
illustraties verdeeld over de pagina’s
Vier pagina’s beschikbaar
32 33
achterpoot gleed weg over een gladde plaat.
Een nagel brak af op een lasnaad. De huid
van zijn buik schuurde tot bloedens toe
kapot door splinterig hardhout. Hij hijgde
en hij pufte zwaar.
Maar hij zou die schoorsteen bereiken! Wat
was toch die vreemde scherpe geur? Satelliet
snoof eens diep. Het is toch niet? Ja, toch,
verdorie, het was zijn eigen angstzweet!
Eindelijk bereikte hij de houten schoorsteen.
Victorie! Eens een commando altijd een
commando, dacht Satelliet en liet zich met zijn
commandokont in de schoorsteen zakken. Hij
plakte vast aan een sliert extra sterke duct tape.
Pluto is een dwergplaneet. Dat wil zeggen dat
hij veel te klein is om andere hemellichamen
uit zijn baan te stoten. Er zwermt daarom
van alles om Pluto heen: dwergmanen, kleine
astroïden, mini-ruimtepuin en ook mini-
zwarte gaten. Net op het moment dat Satelliet
zijn achterlijf door de schoorsteen wurmde,
kwam er een zwart gat langs scheren. Zo
groot als een tweepersoonsbank. Satelliet
herkende het meteen; hij had er een aantal
op YouTube gezien. Hij voelde het, zijn haren
gingen overeind staan, want een zwart gat
verspreidt een vreselijke kilte. En het is hol,
want het bestaat uit antimaterie. Het is niet
niets, maar negatief geladen, stel je zoiets
voor als de wiskundige getallen onder nul.
Een ijskoud zwartewolkmonster dat alles
opzuigt en verzwelgt: weg ben je, je valt uiteen
in elektronen, ionen en andere ieniemienie-
minuscule deeltjes, je verdwijnt, je wordt
opgeslokt, tot nooit meer ziens.
Satelliet voelde de koude kracht trekken
aan zijn oren. Alsof iemand een industriële
Nilfisk-stofzuiger op zijn kop richtte. Satelliet
probeerde zich verder door de schoorsteen te
wurmen. ‘Help!’ riep hij. ‘Ik zit hier boven, help!’
Maar zijn stemgeluid werd gesmoord in de
smalle, benauwde, hardhouten schoorsteen.
En het kille, holle monster trok hem
weer omhoog. Met rukjes en schokjes.
Plagend, bijna.
‘Help!’ riep Satelliet, ’S-O-S! S-O-S!’ Dat had
hij op de Elite Commandohonden Academie
geleerd, dat betekent ook ‘help!’.
Diana spitste haar oren. Ze keek niet langer
naar de spectaculaire bergtop op Pluto,
maar speurde de ruimtecapsule rond. Ze hoorde
iets vreemds, maar wat? En wat kwam daar
uit het plafond steken, daar bij de open haard?
Het leek op een, nee, het wás een lichtbruine
hondenstaart!
Brisbane was zo geobsedeerd door de
glanzende bergtop, dat hij gedacht moet
hebben: ik open even het raam en steek mijn
telescoop naar buiten. Brisbane verschoof de
grendel, opende het ronde raam, en zwoef, daar
ging hij al, met een noodvaart, met telescoop
en al, hop twee drie. Tijd om verbaasd te zijn
of om te gillen had hij niet. Meteen verdween
hij in het zwarte gat. Hij werd opgesplitst in
nano-ionen, io-ionen en elektronen, wreed
verzwolgen, toedeloe-tot-nooit-meer-ziens.
De zuigkracht die aan Satelliet trok, werd op
dat moment ongeveer een derde minder. En
Diana aarzelde niet, sprong lenig en vlug als
een speer op het bijzettafeltje en vandaar
schuin omhoog, en beet zich met haar grote
voortanden klemvast in Satelliets staart. Zo
trok ze hem naar beneden. De commandohond
viel, klabafboem, door de schoorsteen, precies
op het zachte, wollen, ronde Perzische kleedje
voor de haard. Hij had een kale plek op
zijn billen en onderrug omdat hij vast was
blijven zitten aan de extra sterk klevende
duct tape. Satelliet genoot. Hij lag heerlijk te
kroelen op het warme kleedje. Diana verzorgde
hem de verdere reis rondom Pluto die, op
de automatische piloot, nog een volle week
duurde. Van dichtbij waren haar voortanden
helemaal niet grof of groot, zag Satelliet,
elegant juist. De afdrukken van de tanden
van Diana stonden in zijn staart, als een
sieraad, vond Satelliet. Er werden op de Elite
Commandohonden Academie in die tijd geen
vrouwen toegelaten, wist Satelliet, maar Diana
zou een topstudent zijn.
De ruimtecapsule keerde veilig terug op aarde,
en Satelliet en Diana gingen nog diezelfde
dag samen naar Ikea om een tweepersoons
hondenmand te kopen, roodroze, met een
tijgerprint. En Satelliet, die diep van binnen heel
romantisch was, kocht een doos geurkaarsen.
Ze vonden het allebei helemaal niet zielig voor
Brisbane dat hij was verzwolgen, want ze
kenden hem nauwelijks, en ze leefden nog
lang en gelukkig.
34 35
Mijn naam is Ferguson, hallo,
naast me mijn trouwe dienaar Joe.
Met Kennedy, mijn compagnon,
gedrieën in een luchtballon.
Met de ballon vol waterstofgas
gaan we hoog over bos en moeras
over karavaan en geitenstal
van Zanzibar naar Senegal.
Al wat gewogen is, mag mee:
munitie, waterstof, koffie en thee,
gezouten vlees, koek, brandewijn,
mijn kompas, Kennedy’s karabijn.
Achttien-twee-en-zestig, april,
we stijgen, gejoel en gegil.
Hijs het anker, de lucht in, tabee,
de Victoria gaat op tournee!
Daar waar wij overheen zweven
staat men ons naar het leven.
Is die ballon misschien de maan?
Komen er boze goden aan?
Ik inspecteer het nieuwe land,
precies is de kaart van mijn hand.
Kennedy jaagt op avondeten,
ook de slurf wordt opgegeten.
Een groeve met rotsen vol goud,
Joe wordt gek als hij ze aanschouwt.
Hij gooit de gouderts in de schuit.
We zijn te zwaar, het moet eruit.
Windstilte, daar gaat ons water,
dorst, een storm redt ons later.
Joe springt in het meer van Tsjaad,
we stijgen honderd voet door zijn daad.
Na Timboektoe zijn we verrukt,
verder dan ooit een mens is gelukt!
Dan condors, een sprinkhanenplaag.
Het gas ontsnapt, we gaan weer omlaag.
De mand moet eraf, gesp hem los!
Anders zijn we alsnog de klos!
Om onze ballon spant een net;
houd dat vast, dan zijn we gered.
Het gevaarte landt in de rivier,
maar wij drieën, wij staan hier,
op de kant, in Senegal.
Ik zie de krantenkoppen al:
Vijf weken in een luchtballon,
daarin slaagt de heer Ferguson.
Lees in dit exclusief verslag
hoe hij Afrika overzag.
Bianca Boer
Langzaam door de lucht
Tekenopdracht 2
Handgeschreven titel Twee vrijstaande illustraties Twee pagina’s beschikbaar
Let op: als je deze opdracht kiest, moet je nog een vrijstaande illustratie maken bij een andere tekst.
36 37
Maar het Afrika dat ik heb gezien, vanuit onze
monumentale ballon Victoria, het Afrika van het
jaar 1862, is woest en ongerept, vol wilde dieren
en wrede volkeren, vol onaardse schoonheid
en gevaar. Van kolossale rotsen storten
machtige watervallen omlaag, rivierpaarden
en lamantijnen* baden vredig in een poel naast
bloeddorstige krokodillen; grijze, zwarte en gele
olifanten trekken plunderend een spoor van
vernieling door de wouden. En er zijn plaatsen
waar je het goud zo van de grond raapt. Geloof
je me niet?
Laat de Victoria haar weg vinden in het
zinderende daglicht. Laat je anker zwieren tot
die zich klem trekt in de bovenste takken van
een vijgenboom. Maar pas op als je je zachtjes
in slaap laat wiegen in het rieten schuitje onder
de Victoria. Want ’s nachts word je belaagd door
hordes apen met hondsdolle koppen en schuim
op de tanden. Boven het regenwoud vaart de
ballon, waar de oliepalm hoog groeit en de
kapokboom bloedrood bloeit, en plotseling is
al die schoonheid weg en is er niets, niets dan
een zee van zand, zand, zand: geen plant, geen
mens, geen dier. Geen druppel water, dorst.
Dorst is iets vreselijks. Maar niet de dorst alleen,
ook de voortdurende aanblik van de woestijn,
de zich eindeloos uitstrekkende eentonigheid
ervan, die vreet aan je, die zuigt alle levenslust
uit je ziel. De lucht trilt en golft tussen het
gloeiende zand en de onmetelijke blauwe
hemel. En jij hapt naar adem en verlangt naar
wind om je ballon mee te voeren, water in je
keel, wind en water, wind en water.
We waren met ons drieën. Mijn meester had
zijn vriend Dick Kennedy meegevraagd. Dick
Kennedy was misschien een weerbarstige
Schot, aldus mijn meester, maar hij was dapper,
had een ‘ijzersterk gestel’ en zijn karabijnschot
was even scherp als mijn arendsblik:
nauwkeurig genoeg om op honderdvijftig
voet een kogel te splijten op het scherp van
een mes. Maar in die woestijn ligt die Schot
aan je voeten te zieltogen. ‘O land van dorst
en droogte, land van wanhoop!’ roept hij,
kronkelend en op zijn vuisten bijtend, terwijl
mijnheer Ferguson, diens wanhopige blik op
de horizon, met schorre stem verklaart dat
mensen met een ‘ijzersterk gestel’ het meest te
lijden hebben. Mijn meester doctor Ferguson
Mijn meester, de beroemde doctor Samuel Ferguson,
zegt dat iedereen in de toekomst door de lucht zal
reizen. Hij zegt ook dat Afrika ooit het hart van onze
beschaving zal zijn.
Naverteld door Frank Gunning
Vijf weken in een luchtballon
Handgeschreven titel
Opdracht 2 : Een pagina met drie of
meer vrijstaande illustraties Vier pagina’s beschikbaar
Opdracht 3 : Een paginagrote sfeerillustratie
Is je illustratie paginavullend, of tot de rand geplaatst, geef je illustratie dan 5 mm overlap.
Tekenopdracht 2 3en
of
38 39
als bedriegers werden verjaagd. En die nacht
waarin de lucht plotseling vol brandende
vuurpijlen leek te zijn: een stam was ons
ongemerkt genaderd en had tientallen vogels
in brand gestoken en ze losgelaten om onze
ballon te vernietigen. Brandende vogels. Je zou
denken dat dat het ergste is dat we hebben
gezien. Maar we hebben ergere dingen gezien.
Een boom vol schedels: oorlogstrofeeën. Twee
stammen wier krijgers elkaar de kop in sloegen.
Mijnheer Kennedy kon het niet aanzien en
schoot er eentje van zijn sokken. Schieten kan
hij wel.
Uiteindelijk zijn het je daden die tellen. Wat
zou jij doen? Een zwerm gigantische roofvogels
met snavels als heggenscharen belaagt de
Victoria als je hoog boven een enorm meer
vliegt. Ze scheuren met snavels en klauwen
de prachtige buitenste ballon aan flarden, en
hoewel je water, levensmiddelen en –ai! – je
laatste goud uitwerpt, daalt zij snel. Drie
slachtoffers is minder prettig dan één. Je vangt
een glimp op van een eiland in de verte en voor
je aan jezelf gaat twijfelen spring je overboord.
Na je landing in het water zwem je rustig die
kant op. Boven je zie je de ballon stijgen. Je
meester is gered, maar aangekomen bij de
oever van het eiland word je uit het water
getrokken door twee inlanders en meegenomen
naar een nederzetting, waar een joelende
menigte je omringt. Ze betasten je en geven
je een rijk gastmaal van rijst met zure melk
en honing. Dansend begeleiden ze je naar het
gastenverblijf. Je werpt een sombere blik op de
beenderen die rond de hut opgestapeld liggen.
Misschien gaat de aanbidding zover dat ze de
aanbedene in sappig geroosterde hompjes
opsmikkelen met zure melk en honing.
Maar of dat lot je beschoren zou zijn geweest
zul je nooit weten, want die nacht treedt
het meer buiten zijn oevers en wordt het
dorp weggespoeld. Nadat je je op een holle
boomstam uit de voeten weet te maken
ontdek je pas echt hoe wijs je meester is om
dit continent door de lucht te doorkruisen. Je
slaapt in een boom en wordt wakker overdekt
met krioelende slangen. Je wordt geprikt en
gebeten door duizenden vliegen en muskieten,
is een wetenschapper van het allergrootste
kaliber, heel wat maatjes te groot voor mijn
eenvoudige aard, maar over dat ijzersterke
gestel had ik zo mijn twijfels. Je ziet Kennedy
een hap zand nemen en meteen uitspuwen.
‘Vervloekt! Het is zout water!’ raaskalt hij. Al
werp je al het goud dat je op je reis bemachtigd
hebt uit om op te kunnen stijgen – bij windstilte
komt een ballon geen meter vooruit. Nog maar
een halve pint water over, en net voor je een
slok kan nemen sluit zich zijn ijzeren vuist om je
been. Dick Kennedy smeekt: ‘drinken, drinken’.
Je kan het niet aanzien. Jankend geef je hem
de fles en hij drinkt hem in één teug leeg, de
ongelukkige. De volgende dag is zijn schaamte
zo groot dat hij zichzelf geweld aan wil doen.
Je werkt hem tegen de vlakte om hem tegen
zichzelf te beschermen. Maar op dat moment
brengt doctor Ferguson uit: ‘De Simoum!’ Hij
wijst. De vlakte lijkt te golven als een woedende
zee. De Simoum! Storm op komst! Je hervindt
je verstand en helpt elkaar in de schuit. ‘Gooi
ballast uit!’ roept Ferguson. Je gooit – ach! – een
deel van je goudschat overboord en de ballon
stijgt op. De storm krijgt het luchtvaartuig te
pakken, en voert je razend en daverend weg van
die helse plek. Als de storm in kracht afneemt,
ontdekt je meester een oase van groen en kleur
en vocht en leven, waar Kennedy een paar
leeuwen een kopje kleiner maakte, die dreigen
je als ontbijt te gebruiken. Ja, schieten kan hij
wel! En dan drink je, en drink je, en drink je.
Je gelooft me niet? Afrika… geloof het maar.
Mensen met gaten in hun oren die zo ver zijn
opgerekt dat je er je hoofd door kan steken.
Mannen die dikke nepbuiken voorbinden om
er rijk uit te zien. Vrouwen met enkel een lapje
om hun heupen, met statige lichamen, zwart
en glimmend, elk minstens een hand langer
dan Dick Kennedy, grote zwarte pijpen rokend.
Krijgers die je najagen en proberen de Victoria
uit de lucht te schieten omdat ze denken dat
het een luchtmonster is. Wat een schouwspel
moet het ook zijn geweest om onze statige
Victoria daar te zien zweven! Er was een dorp
waar ze ons aanbaden als goden, omdat ze
dachten dat we de maan uit de hemel omlaag
brachten – tot de echte maan opkwam en we
40
door mieren van een halve duim lang. Je loopt
je voeten stuk en kruipt op bloedende handen
en knieën verder. Je eet het merg van heesters.
Je hele lichaam zit vol doornen van acacia en
mimosa. Je komt vast te zitten in een slijkpoel
en je zinkt, zoals zovelen die hun verhaal nooit
kunnen navertellen. Maar jouw klauwende
handen vinden houvast en je weet je naar vaste
grond te slepen. Je speurt het lommer af en ziet
een kraal vol paarden. Je besluit er een te lenen
om je tocht te bespoedigen, en de aanbrekende
ochtend vindt je galopperend in volle vaart,
achtervolgd door vijftig ruiters met wapperende
boernoes. Je paard heeft de hele nacht gerend
en zijgt uitgeput onder je neer. Je rolt door en
grijpt je vast aan de manen van het paard van
de dichtstbijzijnde achtervolger, draait die de
nek om en werpt hem uit het zadel. Maar een
tweede achtervolger, gebogen over zijn zadel,
mes in de aanslag, is je op armlengte genaderd
en zijn paard is sneller dan het jouwe. Dan
weerklinkt een schot en slaat hij van zijn paard.
Je kijkt omhoog en ziet het grijnzende gezicht
van Kennedy boven de rand van het rieten
schuitje van de Victoria. Ja, schieten kan hij wel!
Er wordt een touwladder uitgeworpen en
zonder af te remmen grijp je die beet. Op
hetzelfde moment wordt een grote hoeveelheid
ballast uitgeworpen en stijgt de Victoria pijlsnel
op. Bungelend aan de touwladder zie je de
ruiters onder je, met stomheid geslagen.
En dan, na vijf stormachtige weken, is nog een
laatste bergketen te slechten. Maar de ballon
is poreus geworden en terwijl de bergen voor
je opdoemen, daalt de Victoria gestaag. De
laatste spullen gaan overboord. Het water,
het kookgerei, machines waarvan je de naam
niet weet, ontsproten aan het geniale brein
van doctor Ferguson. De ballon stijgt, maar te
weinig: je zult te pletter slaan tegen het topje
van de berg. ‘De geweren! Gooi ze overboord!
We dalen!’ roept mijnheer Ferguson, maar
Kennedy houdt zijn geweren vast of het zijn
kindjes zijn. Dus aangezien je je leven aan
zijn karabijnschot te danken hebt, werp je je
nogmaals over de rand, deze keer met een touw
aan de schuit verbonden. Je landt als een kat op
vier pootjes op de rots, en de ballon, veel lichter
nu, komt veilig over de bergtop heen, waarna je
weer aan boord klautert.
Je gelooft mij niet. Wij zijn belaagd door wolken
van miljoenen sprinkhanen. Wij zijn meer dan
twintig mijlen op sleeptouw genomen door
een olifant (het anker zat klem achter een van
zijn slagtanden). Wij aten gebakken slurf met
beschuit en brandewijn. Wij hebben de tocht
overleefd en zullen je alle drie hetzelfde verhaal
vertellen. Alleen onze prachtige, arme Victoria
heeft het niet overleefd. Vlak over de bergtop
zette een clan van rovers de achtervolging
op ons in. Zij moesten toezien hoe wij op
aanwijzing van mijn inventieve meester de
mand onder de ballon wegsneden en hangend
aan het net over een woeste rivier werden
gevoerd. Daar sprong ik voor de derde en laatste
maal uit het mandje, nu gevolgd door mijn
meester en mijnheer meneer Kennedy, en zo
bereikten veilig vaste grond. De Victoria, haar
laatste gas vervloden, verdween als een lap
stof in de stroom, alsof we haar majestueuze
aanzien hadden gedroomd.
*Lamantijn is een ander woord voor zeekoe
geen pagina
43
O, als ik vijf weken lezen kon
over de avonturen van doctor Ferguson
die een reis maakte door de lucht
met zijn vriend Dick Kennedy en Joe Wellington
Ze stegen op met een ballon (die heette de Victoria)
en ze zeilden om de Kaap
O, als ik vijf weken lezen kon
over de vijf kisten van de doctor,
over Zanzibar, een recept voor koffie,
het bos van gombomen en de blauwe antiloop
hoe men in de maan danst
en het gezicht van het land bij ondergaande zon
O, als ik vijf weken lezen kon
over een oceaan van groen en de bronnen van de Nijl
over de bevende berg en de hemelse fles
een nachtelijke aanval en de put in de woestijn
over zinsbedrog en de dromen van Joe
over brandduiven, een rivierpaard, een verloren kogel
het verlies van een anker en een slangenboom
Ik ben een boekenwurm en dit is mijn droom:
kon ik maar vijf weken lezen,
vijf weken lezen in een luchtballon
De droom van een boekenwurm
Myrte Leffring
Tekenopdracht 2
Handgeschreven titel Een vrijstaande illustratie Een pagina beschikbaar
Let op: als je deze opdracht kiest, moet je nog twee vrijstaande illustraties maken bij een of meer andere teksten.
geen pagina
44 45
Hij w
aagde
Hij snoof op
Hij tuurde
Hij geloofde
Hij begreep
Hij steeg op
Hij w
as trots
Hij zw
eefde
Hij zocht uit
Hij liep voorop
Hij brak los
Hij verklaarde
Hij w
achtte
Hij blies op
Hij kw
am hoog
Hij vloog
Hij m
aakte vaart
Hij joeg voort
Hij ontvouw
de
Hij verzam
elde de wereld
Hij reisde
Hij w
ist
Hij bracht in kaart
Hij had w
ind mee
Hij steeg op
Hij daalde
Hij hoopte
Hij doolde
Hij rekende
Hij zat ernaast
Hij rekende w
eer
Hij w
as de baas
Hij lanceerde
Hij sloot vriendschap
Hij navigeerde
Hij ging rond
Hij tartte de zon
Hij verzam
elde de wereld
Hij raadde
Hij droom
de
Hij beraam
de
Hij w
erkte samen
Hij haakte aan
Hij zag kansen
Hij danste
Hij dook
Hij probeerde
Hij deelde
Hij arriveerde
Hij voer ballon
Hij vroeg zich af
Hij overw
oog
Hij zocht
Hij zong
Hij startte
Hij w
on
(Hij verzam
elde de wereld)
Hij verzamelde de wereld (Eigenwijs rond de wereld met Jules Verne)
Jo Pollitt
BIG Kids Magazine
Vertaling: Judy Elfferich
Tekenopdracht 2
Handgeschreven titel Twee vrijstaande illustraties Twee pagina’s beschikbaar
Let op: als je deze opdracht kiest, moet je nog een vrijstaande illustratie maken bij een andere tekst.
46
Dieper = ouder
Geografen waren we
en daalden in een krater af
naar het hart van Moeder Aarde.
Bang voor hitte, lava, vuur,
ons laatste uur
dat weldra had geslagen.
Waren we archeologen
dan hadden we beter begrepen
waarvoor we moesten vrezen.
Zij kennen de tijdlijn
van troffel en schop:
hoe dieper hun kuil
hoe ouder het bot.
Geografen waren we
en ontmoetten 150 kilometer
onder de huid van Moeder Aarde
bewoners van een vroeg en ver verleden:
twee dinosaurussen
in gevecht en dus in leven.
Geografen waren we
maar per abuis ook archeologen.
We vluchtten vliegensvlug
naar boven en het nu terug.
Linda Vogelesang
Handgeschreven titel Een vrijstaande illustratie Een pagina beschikbaar
Let op: als je deze opdracht kiest, moet je nog twee vrijstaande illustraties maken bij een of meer andere teksten.
Tekenopdracht 2
geen pagina
49
Ik zei niks terug, maar hij kreeg gelijk. Ik
vermaakte me best, bij oma. Een dag lang dan.
Ik speelde monopoly met haar. En scrabble. Ik
las een stapel Donald Ducks uit 1973. Daarna
maakte ik mijn beltegoed op in één nacht
Instagram. En daarna wist ik niet meer wat ik
moest doen.
Arne had de laptop. Hij moest deze vakantie een
werkstuk voor aardrijkskunde maken. Anders
zou hij voor de tweede keer blijven zitten op het
vwo, en dan moest hij naar een andere school.
De laptop was ook van mij. Maar school ging
natuurlijk voor. Dus zat Arne de hele dag met de
laptop boven, in de gele logeerkamer. Mijn oma
merkte niet dat hij geen aardrijkskunde deed,
maar Grand Theft Auto speelde.
Ik merkte het wel. Maar ik zei het niet. Ik had
al zorgen genoeg, ik wilde niet ook nog ruzie
met mijn broer.
Ik lag op bed, beneden in de blauwe
logeerkamer, staarde naar de korrelige verf
op het plafond, en dacht na over mijn zorgen.
Ik besloot mijn zorgen te nummeren, zodat ik
in ieder geval wist hoeveel het er waren.
1. Ik moest kiezen of ik bij mijn vader of
moeder wilde wonen.
2. Na de vakantie moest ik naar de
middelbare school.
3. Als ik bij mijn moeder in de stad ging wonen,
werd dat het Albertus Lyceum. Daar zat Arne
ook op en Pien ging er ook naartoe.
Naar het middelpunt van mijzelf
Het was de zomer dat mijn ouders gingen scheiden.
Mijn broer Arne en ik moesten bij oma Van Saksen logeren.
Zo konden mijn vader en moeder ongestoord nieuwe
huizen zoeken. Allebei zochten ze een huis in een andere
stad. Zó ontzettend wilden ze van elkaar scheiden.
‘Je zult je best vermaken bij oma,’ zei mijn vader in de auto,
en gaf me een stomp tegen mijn schouder.
Een verhaal van Ilse Bos
Handgeschreven titel Drie of meer vrijstaande
illustraties Vier pagina’s beschikbaar
Tekenopdracht 2
geen pagina
50 51
4. Als ik bij mijn vader in de stad ging wonen,
werd ’t het Dominicus Gymnasium. Daar
kende ik niemand.
5. Als mijn broer niet zijn twee
wiskundeproefwerken maakte en zijn
aardrijkskundewerkstuk, moest hij van
het Albertus Lyceum af. Dan moest
hij bij mijn vader gaan wonen en naar
Scholengemeenschap Het Kompas.
6. Ik wist niet of ik zonder Arne bij mijn moeder
wilde wonen. Ik wist niet of ik überhaupt wel
bij mijn moeder wilde wonen. Ze was aardig,
en ze was mijn moeder, maar ze huilde nogal
veel de laatste tijd.
7. Ik wist ook niet of ik bij mijn vader wilde
wonen. Mijn vader had Anneke, zijn vriendin.
Anneke was aardig, en ze lachte veel, maar ze
was niet mijn moeder.
8. Ik wist niet of dit nu zeven verschillende
zorgen waren of eigenlijk gewoon één heel
grote zorg.
Er werd geklopt. ‘Marit?’ vroeg oma op de gang.
‘Verveel je je? Je kunt me helpen in de tuin,
als je wilt.’
Ik graaide snel een boek van de plank boven het
bed. ‘Nee dank je,’ zei ik. ‘Ik ben aan het lezen.’
Oma deed de deur open. ‘Naar het middelpunt der
aarde, van Jules Verne,’ zei ze. ‘Goh. Dat heeft je
vader wel dertig keer gelezen.’
Toen oma weg was, bladerde ik in het boek.
Het was blauw met gouden letters erop,
en behoorlijk ouderwets. Het ging over een
geheimschrift en een gekke professor en diens
neef die via de krater van een vulkaan naar het
middelpunt van de aarde reizen. Echt iets voor
mijn vader. Die was dol op schatkaarten en
speurtochten en geheime tunnels en zo.
Ik wilde het boek dichtdoen om weer naar het
plafond te staren. Maar toen zag ik dat er een
paar woorden met potlood omcirkeld waren,
ergens bij de twintigste bladzijde. Het was een
naam: Arne Saknussemm.
Om half een ’s nachts sloeg ik Naar het
middelpunt der aarde dicht. Ik had gegeten en
ik was naar de wc geweest en had mijn oma
geholpen met de afwas, maar verder had
ik alleen maar gelezen, die dag. Ik begreep
zelf niet waarom. Nog nooit had ik een boek
uitgelezen dat ik zo saai vond. Misschien kwam
het alleen maar door die naam, die telkens in
het verhaal opdook. Arne Saknussemm. Dan
blijf je doorlezen, als je een broer hebt die Arne
van Saksen heet.
Ik sloop de trap op en klopte drie keer zacht op
de deur van de gele logeerkamer. Mijn broer
hoestte als antwoord. Onze geheime code.
Toen ik de deur openduwde, zag ik dat ook hij
het plafond van zijn kamer lag te bekijken. Geen
korrelige blauwe verf hier, maar gele schrootjes.
De laptop lag dichtgeklapt op het bureau.
Ik liet de omcirkelde naam in het boek zien. ‘Hé,’
zei Arne. Meer niet.
Ik stond daar te staan, met het boek in mijn
hand.
‘Anders nog iets?’ vroeg Arne.
‘Ga je nog een keer aan dat werkstuk beginnen?’
gooide ik eruit.
‘Ik weet niet,’ zei Arne. ‘Ik zie wel.’ Hij deed zijn
ogen dicht.
Ik had mijn hand al op de deurkruk gelegd toen
ik het bed hoorde kraken. Arne was overeind
gekomen. ‘Bij wie ga jij wonen?’ vroeg hij. Hij
trok er raar bij met zijn mond. Alsof hij wilde
laten zien dat het hem niks kon schelen waar ik
ging wonen. Maar waarom vroeg hij het dan?
‘Ik weet niet,’ zei ik. ‘Ik zie wel.’
Dat was flauw van me. Maar daar had ik zin in,
om verdomme ook een keer flauw te doen.
Die nacht kon ik alweer niet slapen. Het
kwam door dat idiote boek. Als ik mijn ogen
dichtdeed, had ik het gevoel dat ik in mijn
eentje in een donkere gang lag. Net als Axel, de
neef van de gekke professor. Maar als ik mijn
ogen openhield, verbeeldde ik me dat ik op een
blauwe onderaardse zee dobberde, met onder
mijn vlot prehistorische monsters.
Het was ook of ik de hele tijd wat hoorde, onder
me. Een vaag gesuis. Alsof het waaide onder
mijn bed.
Ik knipte het lampje op mijn nachtkastje aan.
Ik ging toch zeker niet de hele nacht hier blijven
liggen, te bang om me te bewegen, als een klein
kind?
Ik haalde diep adem, zette het lampje op de
vloer, en stak mijn hoofd onder mijn bed.
Niets. Nou ja, de schaduw van mijn eigen hoofd,
op de vloer.
Het zag er eigenaardig uit, dat schaduwhoofd.
Het leek of het aan weerszijden een bult had.
Dat kwam doordat er over de vloer een randje
liep, zag ik nu.
52
Ik ging naast mijn bed liggen, en voelde met
mijn hand. Een randje, inderdaad. Een vierkant
op de houten vloer. Aan één kant voelde ik een
uitsparing, waar mijn vier vingertoppen in
pasten. De handgreep van een luik.
Waarom verbaasde me dat niet, dat er een luik
was, onder mijn bed? Omdat ik de hele dag in
dat domme boek had gelezen, natuurlijk.
Even bleef ik liggen en dacht na.
Ik wist dat het geen goed plan was. Maar als
ik het niet deed, zou ik toch ook geen oog
dichtdoen.
Ik sleepte het bed opzij, stak mijn vingers in de
uitsparing, en trok. Het was zwaar, het kraakte
als een deur in een spookfilm, maar het ging.
Het luik kwam omhoog.
Toen het helemaal openstond ging ik weer op
de vloer liggen, pakte het schemerlampje, en
hield het naast mijn hoofd in het gat.
Diepte. Dat is wat ik zag. Een koude tocht
streek langs mijn gezicht. Het rook gronderig
en vochtig. En pas toen ik mijn rechterarm met
de lamp helemaal strekte, zag ik iets dat op
een bodem leek. Brokken baksteen lagen er, en
stukken hout. Net op de rand van de lichtkring
een plank waar iets op geschreven stond. Wat?
Met mijn linkerhand hield ik me vast aan de
rand van het luik, terwijl ik mijn bovenlijf nog
net iets verder naar beneden liet zakken.
Arne, las ik, terwijl ik mijn grip verloor. Sak.
Stomme Sak. Saknussemm.
Ik hoorde hoe de stekker van het lampje uit
het stopcontact schoot. Toen een klap. En toen
niks meer.
Die nacht maakte ik een verre reis. Diep zakte
ik weg in het donker, en nog dieper. Zo diep
dat ik dacht dat het niet verder kon, en
dan toch weer dieper. Het rook naar
afgebrande lucifers en heet asfalt en
gasfornuis, en net toen ik dacht dat
dit nooit zou eindigen,
dat ik altijd zou blijven dalen, naar een
diepte die niet kon bestaan, de rest van mijn
leven, begon ik ineens te stijgen. Ik schoot
omhoog met een ongelooflijke vaart, de wereld
flitste langs me heen, ik knalde de lucht in als
een vuurpijl, ik zag een verblindend licht.
Een verblindend licht, met het hoofd van
mijn vader ervoor. Het was een tl-buis,
en het hoofd van mijn vader staarde me
bezorgd aan.
‘Het spijt me ontzettend,’ dacht ik dat hij ging
zeggen. ‘Het spijt me dat ik dat gat onder mijn
bed heb gegraven toen ik twaalf was. En het
spijt me van Anneke. Ik ga terug naar je moeder
en alles komt goed.’
Maar dat zei hij niet. Hij zei helemaal niks.
Alleen dat ik een hersenschudding had en dat
ik een week moest blijven liggen.
Wel mocht ik zijn oude laptop lenen.
Daarop schreef ik in de laatste week van de
vakantie een aardrijkskundewerkstuk, over
vulkanisme. Mijn broer kreeg er een 9 voor.
Op maandag 7 september fietste ik naar
het Albertus Lyceum. Mijn broer fietste
tien meter voor me, zodat ik niet de
weg kwijtraakte, maar niemand kon zien
dat ik zijn zusje was.
geen pagina
55
Diep
Diep
dacht ik
want ik had Jules Verne gelezen
In zeven zeeën zonken ze
Door duizend diepten doken ze
Toen werd diepte hoogte
en onder boven
Zak maar in de stront!
riep mijn moeder
en dat deden ze
Zo diep kun je zinken
Helemaal van Sneffels Yokul naar Stromboli
Mijn moeder wist dat niet
Ik wel
want ik had Jules Verne gelezen
Hoe diep kun je zinken
riep mijn moeder
toen mijn vader haar vertelde
dat hij verliefd was
op de buurvrouw
Ik zag mijn vader slapen
op Sneffels Yokul
Dat is een vulkaan op IJsland
En Maartje
– de buurvrouw dus –
lag naast hem
Stromboli
een Italiaans eiland
Ze verdwenen in de kraterpijp
van Sneffels Yokul
en gingen zonder schaamte door de stront
en door de grond
We bleven er
Maartje, mijn vader en ik
En we leefden nog diep
en gelukkig
Bette Westera
Handgeschreven titel Een vrijstaande illustratie Een pagina beschikbaar
Let op: als je deze opdracht kiest, moet je nog twee vrijstaande illustraties maken bij een of meer andere teksten.
Tekenopdracht 2
geen pagina
56 57
Professor Aronnax denkt dat het om een
monster uit de diepzee gaat. Hij vaart met zijn
bediende, Koenraad, mee op een schip dat het
beest moet opsporen. Er is ook een beroemde
walvisvaarder aan boord: Ned Land – niemand
kan zo goed walvissen harpoeneren als hij.
Na een lange tocht over de Stille Oceaan zien
ze op een dag vreemde lichten onder water.
Het licht zwemt (of vaart?) mee met hun
schip. Omdat de kapitein denkt dat het om het
monster gaat, vallen ze aan. Maar hun kogels
halen niets uit en hun schip wordt geramd.
Professor Aronnax, Koenraad en Ned Land slaan
door de klap overboord. Ze kunnen zich nog net
aan iets vastklampen: de rug van het monster.
Maar het monster is van ijzer: het is toch een
onderzeeboot!
Vanaf die dag zijn ze de gevangenen van
kapitein Nemo: een duister man, die met zijn
onderzeeër de Nautilus de wereldzeeën bevaart.
Omdat kapitein Nemo zijn bestaan geheim wil
houden, zijn professor Aronnax, Koenraad en
Ned Land gedoemd om voor eeuwig mee te
varen. Maar waarom wil Nemo geheim blijven?
Wat spookt hij uit met zijn onderzeeër?
Waar varen ze naartoe?
Aronnax vindt het eerst niet erg om mee te
moeten varen met die geweldige onderzeeër:
het is een schip vol technische wonderen.
Zoiets had in 1866 nog niemand gezien!
En tijdens de tocht onder zee ziet hij alle
wonderen van de natuur: diepzeevissen,
reusachtige kwallen, reuzenhaaien… En ze
gaan op jacht in duikpakken, waarbij ze door
onderzeese wouden wandelen. Ned Land denkt
vanaf het begin alleen maar aan ontsnappen.
Hij voelt zich opgesloten in de onderzeeër en
ziet kapitein Nemo als zijn vijand. Maar zolang
Twintigduizend mijlen onder zee Dit boek bestaat uit twee delen en is door Marco Kunst in
1506 woorden naverteld. Jules Verne had voor dit verhaal
ongeveer 150.000 woorden nodig. Voor elk woord dat jij
leest, leg je zeker 13 zeemijlen af! In hoeveel minuten leg
jij deze reis af?
Het is 1866. Stoomschepen en zeilschepen doorkruisen
de wereldzeeën. Matrozen, scheepsmaatjes en kapiteins
vertellen vreemde verhalen: ze hebben een walvis gezien,
zo groot als een eiland! Anderen zien ‘iets’ varen dat
sneller gaat dan het snelste schip. Er wordt een schip lek
gestoten: heeft een reusachtige zwaardvis dat gedaan,
of een mysterieuze machine?
Handgeschreven titel
Opdracht 2 : Een pagina met drie of
meer vrijstaande illustraties Vier pagina’s beschikbaar
Opdracht 3 : Een paginagrote sfeerillustratie
Is je illustratie paginavullend, of tot de rand geplaatst, geef je illustratie dan 5 mm overlap.
Tekenopdracht 2 enof 3
58 59
ze op open zee zijn, is ontsnappen onmogelijk.
Op een dag worden de gevangenen opgesloten
in hun kamer en met een verdovend
middel in slaap gebracht. Als ze wakker
worden, is het duidelijk dat er een gevecht
heeft plaatsgevonden: de stuurman is
zwaargewond… Hij sterft. De begrafenis vindt
plaats op de zeebodem! Wat is er gebeurd?
Allemaal raadselen…
Steeds verder gaat de onderzeese reis:
vanaf de Stille Oceaan langs Japan, tussen de
Indonesische eilanden door en dan de Indische
Oceaan in… Iedere dag komt de Nautilus
even boven water om verse lucht te happen.
Dan mogen onze drie vrienden aan dek komen,
om de zon te zien en de zee. Soms zien ze in
de verte land, of er vliegen albatrossen en
andere zeevogels over. Dan voelen ze weer
hoe erg ze de bewoonde wereld missen.
Professor Aronnax komt erachter dat kapitein
Nemo enorm rijk is: hij heeft de schatten uit
gezonken schepen maar voor het oprapen!
Aronnax en zijn vrienden zien bovendien
dat kapitein Nemo goud aan arme
opstandelingen geeft. Nemo zegt dat de
armen zijn vrienden zijn en dat hij ze wil helpen.
Op een dag redt hij zelfs met gevaar voor eigen
leven een straatarme parelduiker die door een
haai wordt aangevallen. Is Nemo
een onderzeese Robin Hood?
Zeesponzen, vliegende vissen, zeekoeien en
anemonen… Ze dalen vijf kilometer af in de
diepzee, zeven kilometer, tien, twaalf…
Het schip kraakt onder de enorme druk van
het water. Op de zwarte bodem van de zee leeft
niets. Professor Aronnax vindt het geweldig.
Vanuit de Indische Oceaan varen ze de Rode Zee
op, maar die loopt in die tijd nog dood,
want het kanaal naar de Middellandse Zee is
nog niet gegraven. Wat is Nemo van plan?
Hij laat zien dat er een donkere grot bestaat,
diep onder het land door, die de twee zeeën
met elkaar verbindt. Op de sterke stroming
varen ze erdoorheen naar de Middellandse Zee.
Op veel plaatsen is de bodem van de
Middellandse Zee een scheepskerkhof:
al duizenden jaren varen daar schepen rond,
en al duizenden jaren steken er van tijd tot
tijd verwoestende stormen op. Ze varen door
een woud van gebroken masten, verroeste
kanonnen en schepen die overdekt zijn met
wier en koraal. Op volle zee, tussen Griekenland
en Italië, verschijnt er ineens een zwemmende
man voor de ramen van de Nautilus.
Nemo kent hem: Nicolaas van Matapan,
bijgenaamd de Vis! Ook die krijgt
kostbaarheden mee, om zijn opstand
tegen dictators te steunen. Ze varen verder,
langs Italië, Frankrijk en Spanje. Nergens komen
ze zo dicht bij land dat Aronnax, Koenraad en
Ned Land een ontsnappingspoging durven te
wagen. Stiekem vindt Aronnax dat niet erg:
hij vindt het nog steeds geweldig om mee te
varen op de Nautilus – al begrijpt hij nog steeds
niet wat Nemo eigenlijk wil, wie hij is en waar
hij vandaan komt…
Zo bereiken ze de Atlantische Oceaan, waar
Nemo en Aronnax een onderzeese wandeling
maken langs de ruïnes van Atlantis: dat oude
rijk dat duizenden jaren geleden door de zee
en uitbarstende vulkanen verzwolgen zou
zijn. En weer gaat het verder, met ongekende
snelheden… Ze varen sneller dan welke
stoomboot dan ook, aangedreven door
onvoorstelbare elektrische motoren.
Naar het zuiden gaat de reis nu, over
golfstromen, door zeeën van wier,
omringd door miljoenen vissen… voorbij de
evenaar en verder, tot ze na een tocht van
duizenden kilometers de Zuidelijke IJszee
60
bereiken. Daar zien ze hoe potvissen een kudde
walvissen aanvallen. Ned Land wil op jacht:
ook hij wil de walvissen aanvallen, met zijn
harpoen. Maar Nemo schiet juist de walvissen
te hulp: met de punt van zijn onderzeeër
verjaagt hij de potvissen.
Dat er in werkelijkheid een heel continent lag
daar aan de Zuidpool (Antarctica), wist Jules
Verne nog niet: Nemo stuurt de Nautilus onder
het zee-ijs door, verder en nog verder naar het
zuiden, en uiteindelijk bereiken ze weer open
zee: een zee die nog geen mens ooit gezien
heeft. Blijkbaar is het op de Zuidpool toch niet
zo heel koud? Daar, in dat open water, vinden ze
een klein eiland, waar zeevogels nestelen.
Dat kleine eilandje ligt precies op de zuidpool.
Nemo is de eerste mens die die pool bereikt.
Op de terugweg vanaf de Pool vriest de
Nautilus vast. Diep onder het ijs. Ze kunnen
niet meer voor- of achteruit en kunnen ook
geen frisse lucht meer innemen. Dagenlang
hakken ze in hun duikpakken het ijs weg dat
ze gevangenhoudt. De Nautilus spuit kokend
water rond om het ijs te laten smelten.
Als ze bijna geen lucht meer hebben,
als ze bijna stikken, ramt Nemo in een laatste,
wanhopige poging het ijs met zijn schip…
en breekt erdoorheen.
De ene ramp volgt op de andere: ze worden
aangevallen door reuzeninktvissen. Er raakt
er een met zijn voelarmen in de schroef van
het schip verstrikt. Het is onmogelijk om in
duikpakken naar buiten te gaan, want de
inktvissen zijn te gevaarlijk. Ze moeten wel
naar de oppervlakte varen en de dieren in de
openlucht verslaan. Het wordt een vreselijk,
bloedig gevecht, waarbij een van Nemo’s
bemanningsleden de dood vindt. De kapitein
is ontroostbaar.
Als Nemo zomaar opeens een groot schip
aanvalt en tot zinken brengt, raakt zelfs
Aronnax ervan overtuigd dat ze moeten
vluchten: Nemo is niet alleen maar een
zonderling of een Robin Hood, hij is echt
gevaarlijk. De hele bemanning van het
gezonken schip is verdronken! Diep in Nemo
smeulen woede en haat tegen de rest van
de mensheid. Ze moeten zien te ontkomen.
Het duurt nog weken voor ze kans zien het
sloepje te stelen dat aan boord is. En dan lijkt
het erop dat ze precies de verkeerde plek en het
verkeerde moment gekozen hebben: ze komen
terecht in een reusachtige draaikolk voor de
Noorse kust. De beruchte Maalstroom, een kolk
die alles verslindt! Ze zien hoe ook de Nautilus
verzwolgen dreigt te worden, maar dan raken
ze in hun kleine scheepje bewusteloos en ze
komen pas weer bij kennis als ze gered zijn door
vissers uit de streek.
Wie kapitein Nemo eigenlijk was en waarom hij
deed wat hij deed, is niet duidelijk geworden…
Hij bleef voor Aronnax en zijn vrienden een
mysterieuze, gewelddadige figuur.
Jaren later schreef Jules Verne een heel ander
boek (in twee delen): Het geheimzinnige eiland. In
die verhalen ontdek je wie kapitein Nemo was:
een Indiase prins van onmetelijke rijkdom.
In de negentiende eeuw werd India door
Engeland overheerst. Daarom haatte Nemo
de Engelsen. Tegelijk had hij grote bewondering
voor ze, omdat ze een wereldrijk hadden
gesticht en verder waren in techniek en
wetenschap dan ieder ander volk. De Indiaanse
prins ging als jongeman in Engeland studeren
en werd een geniaal ingenieur en uitvinder.
Maar hij werd ook vrijheidsstrijder in India en
hielp zijn landgenoten om in opstand te komen
tegen de Engelsen. Tevergeefs… En in die
strijd werden zijn vrouw en kind omgebracht.
Verbitterd keerde Nemo zich af van de
mensheid. Hij ontwierp zijn onderzeeër
en liet hem in het diepste geheim bouwen.
Hij vertrok naar zee: waar geen landen of
onderdrukkers of uitbuiting zijn… om nooit
meer terug te keren.
geen pagina
62 63
Ze noemen mij de Kraak.
Want alles wat zij maken
zou ik met mijn tentakels
in één keer kunnen kraken.
Ik ben een monsterbeest.
Eens in de zoveel eeuwen
zwem ik hun sprookjes in.
Ze rillen en ze gillen
wanneer ze van me dromen.
Dan zijn ze als de dood,
dat voel ik aan mijn inkt.
Mij wiegt het zwarte water
hier op de stille bodem
waar zij niet kunnen komen.
Zo is het steeds geweest:
zij hoog en droog daarboven,
ik slapend diep in zee.
Ik zou niet anders willen.
Toch zegt een oud verhaal:
ooit kwam een vis van staal,
die heeft mijn rust verstoord.
De Kraak
Een zeeman zonder naam
wou nooit meer terug aan land
uit bitterheid en wraak,
hij was de wereld zat.
Door ’t raampje van zijn boot
zag hij van mij één oog:
nog groter dan zijn hoofd.
Hij riep: ‘O nee, de Kraak!’,
we raakten in gevecht
en volgens dat verhaal
heeft hij me toen vermoord.
Ik laat ze in die waan...
Hier is het altijd nacht,
hier ben ik goed verborgen.
Geduldig wacht ik af
tot zij zijn uitgestorven.
Ik voel het aan mijn inkt:
misschien al overmorgen.
Judy Elfferich
Handgeschreven titel Twee vrijstaande illustraties Twee pagina’s beschikbaar
Let op: als je deze opdracht kiest, moet je nog een vrijstaande illustratie maken bij een andere tekst.
Tekenopdracht 2
64 65
Mobilis in mobile
Dieper dan de diepste zee
neemt de Nautilus je mee,
kopje boven, kopje onder
lijkt de duikboot net een monster.
Nemo is je kapitein, niemand
anders wil hij zijn, heerser
van de oceaan, schatbewaarder
van de dingen die vergaan
en zinken naar de bodem van de zee.
Durf jij, durf jij met hem mee?
Jagen op een potvis of lamprei,
vechten met de vreselijke kraken,
soms gevangen in het ijs,
dan weer op de vlucht voor kannibalen.
Bloedkoraal en parelmoer,
wrakken, lang verzonken steden
zo opeens ontdekken
ben je jager, ben je voer
als de haaien aan je kleren trekken?
Mobilis in mobile*:
altijd met de golven mee.
Niets is saai en niets is grijs
in dit onderwaterparadijs.
Wat maakt Nemo dan zo somber
in die wonderlijke oceaan?
Waarom raakt hij op zijn orgel
nooit de witte toetsen aan?
Mobilis in mobile*.
Welk geheim draagt Nemo met zich mee
twintigduizend mijlen onder zee?
Gerda De Preter
* Mobilis in mobile betekent: bewegend in iets wat beweegt. Dit motto van kapitein Nemo stond als spreuk op de scheepsvlag en op alle borden, messen, vorken en lepels aan boord van onderzeeboot de Nautilus.
Handgeschreven titel Twee vrijstaande illustraties Twee pagina’s beschikbaar
Let op: als je deze opdracht kiest, moet je nog een vrijstaande illustratie maken bij een andere tekst.
Tekenopdracht 2
66 67
Jules Verne
Igor Zhykov
vertaling Jurjen Tjallema
Ik zit in bad met een boek van Jules Verne
En misschien heb ik de kraan
Niet dichtgedaan
Want ik zie overal water staan
Die kraan zal mij een worst zijn
Nemo ben ik, kapitein!
Ik zit in bad...
En iemand staat op de deur te slaan
Maar ik ben op de bodem van de zee
Daar ben ik druk genoeg mee
En als ik boven kom
Vlieg ik uit een kanon
Ik zit in bad met een boek van Jules Verne
Al een maand of twee
Vaar ik onder zee
En merk hier in diepste duisternis
Hoe ver twintigduizend mijlen is
Handgeschreven titel Een vrijstaande illustraties Een pagina beschikbaar
Let op: als je deze opdracht kiest, moet je nog twee vrijstaande illustraties maken bij een of meer andere teksten.
Tekenopdracht 2
geen pagina
EregalerijstArtAward:Winnaars
2014 JesseStrikwerdaCABK/ArteZ, Academie voor beeldende kunst en vormgeving, Zwolle
2015 OonaMäkeläKASKA, Royal Academy of Fine Arts, Antwerpen (België)
2013 LeaVervoortAKV/St. Joost, Breda
2008 IngeBogaertsSint Lucas, Hogeschool voor Wetenschap & Kunst, Gent (België)
2009 TinneDriesenSint Lucas, Hogeschool voor Wetenschap & Kunst, Antwerpen (België)
2010 JeneBons CABK/ArteZ, Academie voor beeldende kunst en vormgeving, Zwolle
}
2012 SteefWildenbeestCABK/ArteZ, Academie voor beeldende kunst en vormgeving, Zwolle
2007 JanvanDoornspeek CABK/ArteZ, Academie voor beeldende kunst en vormgeving, Zwolle
2011 MerelCremersAKV/St-Joost, Den Bosch
2006 SünnevanderMeulenAcademie Minerva, Groningen
}