2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

128
vzw Hogeschool Sint‐Lukas Brussel Paleizenstraat 70 1030 Brussel T +32 (0)2 250 11 00 F +32 (0)2 250 11 11 E [email protected] 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Transcript of 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Page 1: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

vzw Hogeschool Sint‐Lukas Brussel 

Paleizenstraat 70 

1030 Brussel 

T +32 (0)2 250 11 00 

F +32 (0)2 250 11 11 

[email protected] 

 

2010 ‐ 2011 

  PROGRAMMABOEK 

  MASTEROPLEIDINGEN 

Page 2: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN
Page 3: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

INHOUDSOPGAVE 

Inleiding door Willem De Greef  Jaarrooster 2010‐2011  Organisatie introductieweek  Algemeen  Onderwijs‐ & examenregeling Kritische studie  Aanbod seminaries 2010‐2011  Inhoud en onderwijsregeling per seminarie   Complexiteit en zelforganisatie   Concepts of Contemporary and Multilingual Typography   Cultural Memory   De lotgevallen van de blik   De relatie kunstenaar – galerie – verzamelaar   Film in België – de Belgische film   Filosofie van de representatie, van Jean Baudrillard tot Jacques Rancière   Geschiedenis en theorie van de avant‐garde: Jeff Wall   L’artisan électronique   Meeting Belgian Design   Omtrent de interactieve methode: identificatie, culturele impact en implementatie   Show, Unclose … Display   Sound Art : geluid als component in de beeldende kunst.      Strategie   “The only people who see the whole picture…” (Salman Rushdie)   Utopic Dimensions in Artistic Work   Verhalen in diverse media en crossmediale narratie   Vertellen met beelden en zonder woorden  

Page 4: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Onderwijs‐ en examenregeling Atelier  Aanbod ateliers 2010‐2011  Inhoud en onderwijsregeling per atelier 

animatiefilm film illustratie & beeldverhaal reclamevormgeving Show, Unclose … Display TYPO/GRAPHICS vrije kunsten 

 Bijzonder reglement in verband met stages  Onderwijs‐ en examenregeling Masterproef  Begeleiding Masterproef 2010‐2011  Bijzonder reglement in verband met de examens van de masteropleidingen  Begeleidende nota licentiecontract productiebureau – afstudeerwerk 

Handleiding bij het schrijven van papers en scripties 

 

 

Page 5: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Beste student, 

De Hogeschool Sint‐Lukas Brussel biedt twee initiële masteropleidingen aan: de opleiding Master in de Audiovisuele Kunsten en de opleiding Master in de Beeldende Kunsten. In deze opleidingen kun je  je  specialiseren  in een aantal  specifieke gebieden van de audiovisuele en beeldende kunsten.  Je kunt  je  bekwamen  tot  het  niveau  van  een  beginnend  kunstenaar,  tekenaar,  fotograaf,  grafische vormgever, reclamevormgever, striptekenaar,  illustrator,  animatiefilmmaker, documentairemaker, filmregisseur,  scenarist of mediakunstenaar. Deze masteropleidingen stellen  je bovendien  in  staat om je verder te verdiepen in het theoretische en kritische discours dat vandaag over de audiovisuele en beeldende kunsten wordt gevoerd. 

Onze  masteropleidingen  zijn  veeleisend  en  tijdsintensief.  Zij  zijn  bestemd  voor  getalenteerde studenten  die  een  groot  enthousiasme  aan  de  dag  leggen  voor  de  audiovisuele  en  beeldende kunsten  en  die  zich  daarvoor  meer  dan  gemiddeld  willen  inzetten.  In  vergelijking  met  de bacheloropleidingen wordt  van  jou  een  veel  grotere  inbreng  verwacht  aan  kennis,  vaardigheden, creativiteit,  motivatie  en  ambitie.  In  ruil  hiervoor  kun  je  beschikken  over  gespecialiseerde begeleiding  en  ondersteuning  en  over  professionele  productiefaciliteiten. Daarbij  zorgen  artistiek onderscheiden visies van docenten, individuele begeleiding  en tutoring, evenals een diversiteit aan afstudeerrichtingen,  studietrajecten,  ateliers  en  werkplaatsen  voor  op  maat  toegesneden studiemogelijkheden.   Binnen onze masteropleiding hebben de studenten de optimale vrijheid om de mogelijkheden die aanwezig zijn op de school te benutten en gebruik te maken van de relaties van de hogeschool met lokale, nationale en internationale culturele en maatschappelijke instellingen en professionele organisaties. 

Dit handboek biedt je antwoord op vragen over de doelstellingen, de inhoud, het studieprogramma en de onderwijs‐ en examenregeling van onze masteropleidingen. Om de keuzes die je moet maken voor bepaalde opleidingonderdelen te vergemakkelijken is een gedetailleerd overzicht opgenomen van  alle  seminaries  en  atelieractiviteiten  die  tijdens  het  academiejaar  2010‐2011  worden aangeboden. Uiteraard  staan  het  opleidingshoofd,  de  docenten  en de  ondersteunende diensten  je tijdens het academiejaar ter beschikking voor bijkomende vragen.  

Dit  handboek  bevat  alle  gegevens  beschikbaar  op  27  september  2010.  Wijzigingen  zijn  altijd mogelijk en worden ad valvas of via Toledo bekend gemaakt. Consulteer dus regelmatig de valven en je Toledo‐adres. 

Ad Valvas berichten kun je raadplegen via het intranet van de hogeschool. Je moet hiervoor je login enwachtwoord gebruiken. Raadpleeg ook dagelijks  je Sint‐Lukasmail, vermits ook via deze weg de hogeschool officieel met je communiceert. 

Een pdf‐versie van dit handboek kun je altijd consulteren en afdrukken via het studentenweb van de hogeschool: www.sintlukas.be. 

Ik wens je veel succes met je studies aan de hogeschool.  Willem De Greef Directeur Onderwijs en Onderzoek 

Page 6: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

JAARROOSTER  20.09                                    start academiejaar 2010‐2011 van 04.10 tot 09.10          introductieweek  eerste semester van 11.10 tot 22.01                 lesweken 31.10                                    indienen plan voor masterproef 01.11                                    Allerheiligen: school gesloten 11.11 & 12.11 & 13.11          Wapenstilstand & brugverlof: school gesloten van 25.12 tot 09.01                  kerstvakantie: school gesloten  van 24.01 tot 29.01                  eerste examenperiode: kritische studies van 31.01 tot 05.02                  projectweek  tweede semester van 07.02 tot 12.02    lesvrije week van 14.02 tot 04.06                  lesweken 08.03                                    symposium: verplichte deelname van 11.04 tot 24.04                  paasvakantie 25.04                                    paasmaandag 12.05                                    Dag van het Onderzoek: verplichte deelname 18.05                                    Staten‐Generaal: schorsing lessen 02.06 & 03.06 & 04.06          Hemelvaartsdag & brugverlof: school gesloten  van 06.06 tot 11.06                  lesvrije week 13.06                                    Pinkstermaandag: school gesloten van 14.06 tot 18.06                  tweede examenperiode: kritische studies van 20.06 tot 27.08                  open werkplaatsen van 11.07 tot 07.08                  zomervakantie: school gesloten 17.08        uiterste inleverdatum scriptie van 29.08 tot 03.09                  derde examenperiode: kritische studies van 05.09 tot 14.09                  opbouw tentoonstelling masterjury 15.09 & 16.09                          jury masterproef         17.09                                    deliberaties 19.09                                    proclamatie & academische opening    

  

Page 7: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

ORGANISATIE INTRODUCTIEWEEK  Aanwezigheid tijdens de introductieweek is verplicht voor alle studenten. Tijdens deze week: ‐ krijg je een introductie over het opstellen van het plan voor je geïntegreerde masterproef (deadline indienen van dat plan: 31.10) ‐ kun je kennismaken met de keuzeseminaries van het opleidingsonderdeel Kritische studie  ‐ kies je 1 keuzeseminarie en schrijf je ervoor in ‐ kun je kennismaken met de ateliers, de aan de ateliers verbonden seminaries en met de aan de ateliers verbonden begeleiders voor je masterproef ‐ kies je een atelier en schrijf je ervoor in ‐ krijg je toelichting bij het gebruik van het digitale leerplatform Toledo      maandag 04.10  10u                lokaal C‐3.17 (klein auditorium)                           verwelkoming & introductie jaarprogramma                   door Willem De Greef, Directeur Onderwijs en Onderzoek                   en Lies Declerck, Opleidingshoofd ad interim  14u                  introductie opstellen plan voor geïntegreerde masterproef                   door Jan Cools, Vakgroepvoorzitter Vrije Kunsten                   en Lies Declerck, Opleidingshoofd ad interim  dinsdag 05.10  10u                  lokaal C‐3.17 (klein auditorium)                   introductie keuzeseminaries:                           ‐ Film in België ‐ de Belgische film                           Roel Vande Winkel                           ‐ Omtrent de interactieve methode                           Peter Beyls                           ‐ Meeting Belgian Design                           Fatima Pombo                           ‐ De relatie kunstenaar ‐ galerie ‐ verzamelaar                           Marie‐Pascale Gildemyn     ‐ Utopic Dimensions in Artistic Work     Johan Teirlinck                           ‐ The only people who see the whole picture (Salman Rushdie)                           Johanna Kint                           ‐ Complexiteit en zelforganisatie                           Frank Maes                           ‐ De lotgevallen van de blik                           Marc Verminck     ‐ Jeff Wall     

Hans de Wolf    (alleen voor studenten die kiezen voor de ateliers     vrije kunsten en Show, Unclose … Display) 

 

Page 8: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

 14u                  ‐ lokaal C‐2.26 (filmstudio)                   introductie atelier film                  introductie aan het atelier verbonden seminaries:                   Cultural Memory / Roel Vande Winkel                                   Filosofie van de representatie / Camiel van Winkel ‐ OF ‐ Sound Art / Peter Beyls                   ‐ lokaal C‐1                   introductie atelier Show, Unclose ... Display                   introductie aan het atelier verbonden seminaries:                   Show, Unclose ... Display / Steven Humblet & Maarten Vanvolsem                   Jeff Wall / Hans de Wolf ‐ OF ‐ Complexiteit en zelforganisatie / Frank Maes                    woensdag 06.10  10u                  ‐ lokaal C‐2                   introductie atelier animatie                   introductie aan het atelier verbonden seminaries:                   L'artisan électronique / Claire Warnier                   Vertellen met beelden en zonder woorden / Pascal Lefèvre                   ‐ lokaal in de H‐blok                   introductie atelier reclamevormgeving                   introductie aan het atelier verbonden seminaries:                   Strategie / Guillaume Van der Stighelen en Kristin Verellen                   Utopic Dimensions in Artistic Work / Johan Teirlinck  14u                  ‐ lokaal in de H‐blok                   introductie atelier TYPO/GRAPHICS                   introductie aan het atelier verbonden seminaries:                   L'artisan électronique / Claire Warnier                   Contemporary and Multilingual Typography / Jo De Baerdemaeker                   ‐ lokaal C0                   introductie atelier vrije kunsten                   introductie aan het atelier verbonden seminaries:                   Jeff Wall / Hans de Wolf                   Filosofie van de representatie / Camiel van Winkel 

‐ lokaal in de H‐blok                   introductie atelier illustratie & beeldverhaal                   introductie aan het atelier verbonden seminaries:                   Crossmediale narrativiteit / Pascal Lefèvre                   Vertellen met beelden en zonder woorden / Pascal Lefèvre  donderdag 07.10  10u                  inschrijvingen keuzeseminarie en atelier  vrijdag 08.10  14u                  ‐ toelichting Toledo                   ‐ bekendmaking ad valvas deelnemerslijsten voor keuzeseminaries en ateliers  

Page 9: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

ALGEMEEN  De Hogeschool Sint‐Lukas Brussel biedt volgende initiële masteropleidingen aan:  Master in de Audiovisuele Kunsten De opleiding is onderverdeeld in twee studietrajecten of profielen: 

1. studietraject: Animatiefilm 2. studietraject: Film 

 Master in de Beeldende Kunsten De opleiding is onderverdeeld in drie afstudeerrichtingen: 

1. afstudeerrichting: Fotografie 2. afstudeerrichting: Grafisch ontwerp;  

is onderverdeeld in drie profielen:  grafische vormgeving, reclamevormgeving, illustratie en beeldverhaal 

3. afstudeerrichting: Vrije kunsten;  biedt specialisatiemogelijkheden in schilderkunst, tekenen, vrije grafiek, sculptuur en mediakunsten 

 OPLEIDINGSFICHE             Beeldende Kunsten       Audiovisuele Kunsten    graad en kwalificatie   Master in de Beeldende Kunsten   Master in de Audiovisuele Kunsten  beroepstitel     Master          Master   studiegebied     Audiovisuele en Beeldende Kunst   Audiovisuele en Beeldende Kunst  afstudeerrichtingen   Vrije kunsten        niet van toepassing 

Fotografie Grafisch ontwerp  

studietrajecten   niet van toepassing       Animatiefilm Film   

onderwijstaal     Nederlands         Nederlands   studieomvang    60 studiepunten       60 studiepunten   studieduur     voltijds: 12 maanden      voltijds: 12 maanden 

deeltijds studeren is mogelijk     deeltijds studeren is mogelijk   niveau      De opleiding sluit rechtstreeks aan   De opleiding sluit rechtstreeks aan bij de  

bij de academische bacheloropleiding  academische bacheloropleiding  in de Beeldende Kunsten     in de Audiovisuele Kunsten  (alle afstudeerrichtingen) en is er   (alle afstudeerrichtingen) en is er tegelijk  tegelijk een uitdieping van op    een uitdieping van op gevorderd niveau.   gevorderd niveau.  

erop volgende    rechtstreeks: Master of Transmedia  rechtstreeks: Master of Transmedia master‐na‐master‐  met voorwaarden: nvt      met voorwaarden: nvt   opleidingen    

Page 10: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

DOELSTELLINGEN VAN DE MASTEROPLEIDING Beide masteropleidingen zijn bedoeld voor studenten die zich na de bachelorstudie verder willen verdiepen en specialiseren tot het niveau van een beginnend kunstenaar, tekenaar, fotograaf, grafische vormgever, reclamevormgever, striptekenaar, illustrator, animatiefilmmaker en filmmaker of mediakunstenaar. Het doel van de opleidingen is het studenten mogelijk maken uit te groeien tot vakbekwame en geëngageerde scheppende kunstenaars of ontwerpers die zelfstandig kunnen functioneren binnen de complexe en onzekere beroepspraktijk van de audiovisuele en beeldende kunsten. Geen van de opleidingen is gebonden aan één opvatting over wat audiovisuele of beeldende kunst is of zou moeten zijn. De masteropleidingen willen juist bevorderen dat studenten hun eigen artistieke en professionele doelen definiëren en daaraan de nodige consequenties verbinden voor hun werkprocessen en producten. Bovendien stellen beide masteropleidingen studenten in staat om hun kennis en inzicht verder uit te diepen in het theoretisch‐kritische discours dat over de audiovisuele en beeldende kunsten vandaag wordt gevoerd en bijgevolg in de maatschappelijke context waarbinnen audiovisuele en beeldende kunstpraktijken noodzakelijk evolueren. De masteropleidingen zijn dan ook bedoeld voor studenten die één of andere vorm van kunst‐ of ontwerppraktijk en theoretisch‐kritische reflectie willen integreren tijdens hun studie. Voor sommige studenten kunnen de masteropleidingen een stap betekenen naar de master‐na‐masteropleiding Transmedia of naar een andere postacademische opleiding of een meer onderzoeksgericht doctoraat. Afgestudeerden van de masteropleiding kunnen hun verworven competenties ook aanwenden in een breed spectrum van beroepen binnen de sector van de audiovisuele of beeldende kunsten.  INHOUD In vergelijking met de bacheloropleidingen is er bij beide masteropleidingen een grotere dynamiek tussen wat de opleiding aanbiedt en wat de student zelf inbrengt. Via lezingen, seminaries, workshops en masterclasses wordt de student geconfronteerd met een spectrum van ideeën en posities die in de hedendaagse kunstproductie aan de orde zijn en met het intellectuele debat dat hierover wordt gevoerd.  Hiertegen zet de student in het atelier en in de masterproef zijn/haar eigen artistieke inzichten, kennis, vaardigheden, creativiteit, motivatie en ambities in. Tijdens de opleiding produceert de student artistiek werk dat getuigt van een persoonlijke of originele visie, van een onderzoekende houding en van gevorderde technische en productionele competenties. De masteropleidingen worden afgesloten met een masterproef die bestaat uit de productie van audiovisueel of beeldend werk en uit de presentatie ervan aan een jury van interne en externe deskundigen (in de vorm van een tentoonstelling, voorstelling of andere vorm van publieke presentatie). Het geproduceerde of gepresenteerde werk wordt in de masterproef schriftelijk onderbouwd en gecontextualiseerd door een scriptie.  EINDTERMEN Van studenten die een masteropleiding hebben gevolgd, mag worden verwacht dat zij in staat zijn om zelfstandig artistiek en maatschappelijk betekenisvol werk te produceren en zich te laten leiden door een besef van geschiedenis en context, vakmanschap, artisticiteit en maatschappelijke betrokkenheid. In regel geldt dat masterstudenten in staat zijn een creatieve bijdrage te leveren tot hun vakgebied door grenzen te verkennen en nieuwe inventies tot uitdrukking te brengen. Op het einde van de studie moeten zij daarom aantonen dat ze beschikken over: 

‐ gespecialiseerde kennis van en creatieve, conceptuele en technische expertise in de  gekozen artistieke praktijk; 

Page 11: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

‐ een engagement tot verdieping in de gekozen praktijk en tot het zelfstandig opzetten en in stand houden van een inspirerende en functionele werksituatie binnen een complexe en onzekere context; ‐ een gevorderd kritisch, maatschappelijk‐historisch en conceptueel begrip van de eigen praktijk; ‐ een geheel aan generieke en transfereerbare competenties zoals het assimileren en kritisch verwerken van visueel en tekstueel materiaal, het gebruik van informatietechnologie, een onderzoekende ingesteldheid, het plannen en organiseren van de eigen praktijk, het presenteren van eigen werk, het op een efficiënte manier kunnen communiceren over artistieke of professionele visies met vakgenoten. 

 FACILITEITEN Om je projecten en je masterproef te realiseren beschik je over deskundige begeleiding en professionele productiefaciliteiten zoals een gespecialiseerde bibliotheek en werkplaatsen (hout, metaal en andere materialen, schilderen, grafische technieken, fotografie, digitale tekst‐, beeld‐ en geluidsverwerking, opnamestudio’s, montagefaciliteiten, camera’s en belichtingsmateriaal, etc.). In de werkplaatsen krijg je bij de realisatie en distributie van je werk advies en praktische bijstand van gespecialiseerd technisch personeel en productiebureau.  BEGELEIDING MASTERPROEF De masterproef is een geïntegreerde proef met een praktisch luik – het afstudeerproject – en een theoretisch‐reflectief luik – de scriptie. De docententeams van elk atelier (zie verder Aanbod ateliers 2010­2011) bestaan uit zowel praktijk‐ als theoriedocenten. In sommige ateliers is er voor een begeleiding door een atelierteam gekozen; in andere wordt de student resp. een studiebegeleider (voor de begeleiding van het afstudeerproject) en een promotor (voor de begeleiding van de scriptie) toegewezen op basis van het plan van aanpak voor de masterproef dat alle masterstudenten tegen eind oktober indienen. Samen met de begeleiders wordt een programma afgesproken om de masterproef voor te bereiden. Er vinden minstens vijf individuele tutorialsessies plaats, gespreid over het academiejaar.  Het behoort tot de taken van de begeleiders om het proces te bewaken. Dit omvat:  

‐ het geven van feedback over en evalueren van de voortgang van de student, het controleren of gemaakte afspraken nagekomen zijn, het doorverwijzen naar gespecialiseerde ondersteuning of begeleiding, het oplossen van kleine praktische problemen; ‐ het bewaken van de inhoudelijke diepgang van de leerdoelen en het stellen van stimulerende vragen. 

Het behoort niet tot de opdracht van de begeleiders om met betrekking tot het afstudeerproject en de scriptie zelf leerdoelen en antwoorden te formuleren.  Verslag De student maakt van elke tutorialsessie een verslag (maximum 500 woorden) van de opmerkingen, verbetersuggesties en adviezen gegeven door de begeleiders. Dit verslag wordt binnen de week na de sessie aan de begeleider bezorgd. Hij/zij vult het eventueel aan en geeft, onder de vorm van een evaluatie, een aanduiding van de voortgang van de student.     

Page 12: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

STUDIEPROGRAMMA Hoewel het studieprogramma van beide masteropleidingen in grote mate hetzelfde is, kunnen er inhoudelijk belangrijke verschillen zijn, afhankelijk van de opleiding, de afstudeerrichting, het gekozen studietraject of atelier.  opleidingsonderdelen    statuut          CU   SP   SLU    Kritische studie     plichtvak met keuzemogelijkheden   90   18   450   Atelier        plichtvak         140   12   360  Masterproef       plichtvak         105   30   900  

Afstudeerproject                  96       24       720   Scriptie                     9       6       180   

 totaal                    338   60   1.710    TOELATINGSEISEN  Begincompetenties Je bent in staat om met kans op slagen aan een masteropleiding te beginnen: 1.  als je op het niveau van een academische bachelor en afhankelijk van de gekozen opleiding beschikt over de algemene kennis van en inzicht in de kernelementen van: 

‐ de geschiedenis van en de huidige ontwikkelingen in audiovisuele en beeldende kunsten; ‐ de concepten, ideeën, benaderingswijzen, werkwijzen en methoden op het vlak van de 

  audiovisuele en beeldende kunstproductie; ‐ het wetenschappelijk‐theoretische of intellectueel‐kritische debat dat over de audiovisuele of beeldende kunstproductie wordt gevoerd. 

2. als je beschikt over de vaardigheden om visuele en tekstuele data te assimileren en kritisch te verwerken en een betekenisvol portfolio kunt voorleggen met eigen werk waaruit blijkt dat je, afhankelijk van de gekozen opleidingen, beschikt over: 

‐ praktische kennis van en inzicht in de kernelementen van de audiovisuele en beeldende kunstproductie; ‐ creatief talent. 

                                                            

 CU= Contacturen. Vermits voor de Masterproef (afstudeerproject en scriptie) vooral gewerkt wordt op grond van individuele afspraken tussen de student en de begeleiders is het moeilijk het aantal contacturen exact te bepalen. De opgegeven uren vormen dan ook slechts een indicatie en zijn afhankelijk van de individuele afspraken die worden gemaakt. 

 SP = Studiepunten. Een studiepunt is de eenheid waarin de studietijd wordt uitgedrukt. Decretaal is vastgelegd dat één studiepunt staat voor een studietijd die ligt tussen minimaal 25 uren en maximaal 30 uren. 

 SLU = Studielasturen. De studielasturen drukken de studietijd of de totale tijdsinvestering uit die van een student verwacht mag worden met betrekking tot een afzonderlijk opleidingsonderdeel of met betrekking tot een studieprogramma als geheel. De studietijd is veeleer een  abstract  begrip,  waarbij  wordt  uitgegaan  van  de  zogenaamde  'normstudent'.  De  normstudent  is  de  student  die  beschikt  over  de voorkennis, begaafdheid, motivatie en het studiegedrag van de doelgroep van een opleiding. 

De  studietijd  bestaat  uit  twee  componenten.  De  eerste  component  is  het  aantal  uren  aanwezigheid  dat  in  principe  van  elke  student verwacht wordt voor een bepaald opleidingsonderdeel (de zogenaamde 'contacturen'). De tweede component is de 'verwerkingstijd'. Dit is de tijd die men investeert in de voorbereiding van een seminarie, de opdrachten in het atelier, de eventuele stage, het produceren van het afstudeerproject en de redactie van de scriptie. Deze verwachte (of begrote) studietijd is daarom altijd maar een indicatie van de reëel bestede studietijd, die immers afhankelijk is van kenmerken van de individuele student.  

 

Page 13: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

3. als je bekwaam en bereid bent in hoge mate zelfstandig te werken en aan zelfstudie te doen.  Toelatingsvoorwaarden 1. 1.a) Je kunt je zonder bijkomende voorwaarden inschrijven voor de opleiding Master in de Audiovisuele Kunsten als je in het bezit bent van het diploma van een academische bacheloropleiding in de Audiovisuele Kunsten (alle afstudeerrichtingen). 1.b) Je kunt je zonder bijkomende voorwaarden inschrijven voor de opleiding Master in de Beeldende Kunsten als je in het bezit bent van het diploma van een academische bacheloropleiding in de Beeldende Kunsten (alle afstudeerrichtingen). 2. Als je nog niet in het bezit bent van het diploma van een bacheloropleiding die zonder bijkomende voorwaarden toegang geeft tot een masteropleiding, dan mag je je al inschrijven voor de aansluitende masteropleiding onder volgende voorwaarden: 

a. je hebt in de bacheloropleiding creditbewijzen en/of vrijstellingen verworven voor een totaal van  minstens 174 studiepunten; b. je hebt creditbewijzen verworven voor alle opleidingsonderdelen die behoren tot de praktijkstudies. 

Je moet eerst geslaagd worden verklaard voor de hele bacheloropleiding alvorens je gedelibereerd kunt worden door de examencommissie voor het geheel van de masteropleiding. Als je in dit geval nog niet slaagde voor het geheel van de bacheloropleiding, dan kun je eventueel behaalde examenresultaten in de masteropleiding niet overdragen naar een volgend academiejaar. 3. 3.a) Als je in het bezit bent van het diploma van een andere academische bacheloropleiding dan vermeld in 1, kun je je enkel inschrijven na onderzoek van de geschiktheid en bekwaamheid om de opleiding te volgen. Dit onderzoek gebeurt door het bureau van de betrokken opleiding op grond van een dossier en intakegesprek. Uit dit onderzoek moet blijken dat je beschikt over de hierboven vermelde begincompetenties van de opleiding. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek kan het bureau je bijkomend het volgen van een voorbereidingsprogramma opleggen waarvan de inhoud en omvang afhankelijk zijn van de graad van inhoudelijke verwantschap tussen de opleidingskenmerken van de gevolgde bacheloropleiding en de academische bacheloropleiding in de Audiovisuele Kunsten of in de Beeldende Kunsten. 3.b) Het dossier waarvan sprake in 3.a) bezorg je aan het studentensecretariaat en omvat minstens volgende elementen: 

‐ een gedetailleerde omschrijving van de doelstellingen, inhoud en eindcompetenties van de gevolgde bacheloropleiding; ‐ een portfolio met eigen werk waaruit blijkt dat je op het niveau van een academische bachelor beschikt over praktische kennis en inzicht in de kernelementen van de audiovisuele of beeldende kunstproductie en over creatief talent. 

4. 4.a) Als je beschikt over een bachelordiploma van een opleiding uit het hoger professioneel onderwijs kun je je voor een masteropleiding enkel inschrijven na het met succes voltooien van een schakelprogramma met een studieomvang van ten minste 45 en ten hoogste 90 studiepunten.  Voor frequent voorkomende overgangen ontwikkelt de onderwijscommissie van een opleiding een standaard schakelprogramma met een studieomvang van 60 studiepunten. Voor niet‐frequent voorkomende overgangen stelt het bureau van de betrokken opleiding het schakelprogramma samen, na onderzoek van de opleidingskenmerken van de betreffende professionele bacheloropleiding die de student heeft gevolgd.   Aanvragen voor niet‐frequent voorkomende overgangen kunnen het hele jaar ingediend worden, maar kunnen na 1 oktober geen betrekking meer hebben op het lopende academiejaar.   

Page 14: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

4.b) Als je een bewijs van bekwaamheid kunt voorleggen dat werd afgeleverd door de validerende instantie van de Associatie K.U.Leuven of als je ‘elders verworven kwalificaties’ kunt voorleggen, kan een centrale examencommissie van de hogeschool de minimale studieomvang van een schakelprogramma verminderen of je vrijstellen van de verplichting om een schakelprogramma te volgen. Het bekwaamheidsbewijs of de EVK’s moeten aantonen dat je beschikt over de hierboven vermelde begincompetenties.  Hoe inschrijven? 1.  Om je in te schrijven in een masteropleiding dien je je vóór het begin van het academiejaar persoonlijk aan te melden op het studentensecretariaat van de hogeschool. Bovendien dien je aanwezig te zijn tijdens de introductieweek. Dan wordt namelijk je inschrijving vervolledigd. 2.  Je kunt pas deelnemen aan de mastercursussen en gebruikmaken van de productiefaciliteiten van de hogeschool als je alle inschrijvingsformaliteiten hebt vervuld en het studie‐ en ateliergeld hebt betaald.  3.  Je kunt je onder diplomacontract voltijds of deeltijds inschrijven. Als je je deeltijds wil inschrijven, moet je je eerst inschrijven voor de Kritische studie en voor het Atelier alvorens je je kunt inschrijven voor de Masterproef. 4. 4.a) Je kunt je onder creditcontract enkel inschrijven voor het Atelier na onderzoek van de geschiktheid en bekwaamheid om het atelier op masterniveau te volgen. Dit onderzoek gebeurt door het bureau van de betrokken opleiding op grond van een dossier en intakegesprek. Uit dit onderzoek moet blijken dat je op het niveau van een academische bachelor beschikt over de begincompetenties voor het opleidingsonderdeel Atelier. 4.b) Vermeld dossier bezorg je aan het studentensecretariaat en omvat minstens een portfolio met eigen werk waaruit blijkt dat je op het niveau van een academische bachelor beschikt over de praktische kennis van en het inzicht in de kernelementen van de audiovisuele of beeldende kunstproductie en over creatief talent. 5.   Als je je onder creditcontract wil inschrijven voor de Masterproef, moet je in het bezit zijn van een creditbewijs voor de opleidingsonderdelen Kritische studie en Atelier. 6.  Inschrijven onder examencontract met het oog op het behalen van één of meer creditbewijzen of met het oog op het behalen van een diploma is niet mogelijk.            

Page 15: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

ONDERWIJS‐ & EXAMENREGELING KRITISCHE STUDIE  De onderwijsregeling van het opleidingsonderdeel Kritische studie is voor beide masteropleidingen en voor elk seminarie in principe dezelfde. Afwijkingen van deze algemene regeling worden voor ieder seminarie afzonderlijk aangegeven (zie Aanbod seminaries 2010­2011).  FICHE VAN HET OPLEIDINGSONDERDEEL  naam van het opleidingsonderdeel   Kritische studie   contacturen         max. 90u/academiejaar  

(het aantal CU kan variëren per seminarie)   studieomvang        18 studiepunten   studielasturen        450u/academiejaar   niveau          uitdiepend   statuut          plichtvak met keuzemogelijkheden 

Twee seminaries zijn verbonden aan het atelier waar de student voor kiest; een derde seminarie kan de student kiezen uit een lijst van keuzeseminaries. 

onderwijsverstrekkers     zie Aanbod seminaries 2010­2011  onderwijstaal         Nederlands en Engels (zie Aanbod seminaries 2010­2011).  onderwijs‐ en leervormen     seminarie    volgtijdelijkheid       niet van toepassing  studiecontract    Het opleidingsonderdeel komt in aanmerking voor 

inschrijving bij wijze van diploma‐ en creditcontract (tenzij het seminarie rechtstreeks aangesloten is op een atelier); het opleidingsonderdeel komt niet in aanmerking voor inschrijving onder de vorm een examencontract.   

 BEGINCOMPETENTIES 1. Je beschikt op het niveau van een academische bachelor over kennis van en inzicht in de kernelementen van:   

‐ de geschiedenis van de audiovisuele of beeldende kunst; ‐ het wetenschappelijk‐theoretische of intellectueel‐kritische discours dat over deze artistieke praktijken wordt gevoerd. 

2. Je bent in staat je kennis en inzichten ter zake op een begrijpelijke wijze mondeling en schriftelijk te verwoorden. Je beschikt daartoe over de vaardigheden om visuele en tekstuele (Nederlands, Frans en Engels) data te assimileren en kritisch te verwerken. 3. Je bent bereid tot actieve participatie in de seminaries.  DOELSTELLINGEN EN EINDCOMPETENTIES In de veronderstelling dat audiovisuele en beeldende kunstpraktijken noodzakelijk evolueren tegenover het verleden en binnen bepaalde culturele en maatschappelijke contexten wordt van je verwacht dat je je uitdrukkelijk engageert voor de ideeën en projecten van anderen. De doelstellingen en eindcompetenties van de Kritische studie kunnen daarom als volgt omschreven worden: 

1. je beschikt over een gevorderd begrip van en inzicht in de actuele ontwikkelingen van de kunstproductie en/of ontwikkelingen binnen de fotografie, het grafische ontwerp, de film of andere vormen van audiovisuele productie en over het wetenschappelijk‐theoretische of intellectueel‐kritische discours dat hierover wordt gevoerd; 

Page 16: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

2. je bent in staat deze ontwikkelingen te volgen, te interpreteren en kritisch te beoordelen naar hun artistieke, maatschappelijk‐culturele of persoonlijke relevantie; 3. je bent in staat vanuit de kennis van en het inzicht in deze ontwikkelingen een relevante probleemstelling te ontwikkelen in functie van je eigen artistieke doelen en ambities; 4. je bent in staat je eigen begrip van en inzicht in de audiovisuele en beeldende kunstproductie en het discours dat erover wordt gevoerd mondeling en schriftelijk te verwoorden en hierover te communiceren met deskundigen. Je beschikt daartoe over de nodige vaardigheden als kritische assimilatie en verwerking van visuele en tekstuele data, het gebruik van informatietechnologie, schriftelijke en verbale communicatieve vaardigheden, zelfstandig verrichten van onderzoek.  

INHOUD De Kritische studie wordt aangeboden onder de vorm van een reeks seminaries. Ieder jaar worden minstens 15 seminaries georganiseerd. Inhoudelijk sluit een seminarie aan bij het onderzoek van de titularis(sen) van het seminarie of van de gastprofessor die het seminarie doceert.  EXAMENREGELING De evaluatie van de Kritische studie gebeurt in principe volgens de algemene regeling van het Bijzonder reglement in verband met de examens van de masteropleidingen. (zie Onderwijs­ en examenreglement van de hogeschool) Per seminarie zijn afwijkingen van deze algemene regeling mogelijk (zie Aanbod seminaries 2010­2011).                            

Page 17: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

AANBOD SEMINARIES 2010‐2011  Voor het opleidingsonderdeel Kritische studie volg je drie seminaries. Twee ervan zijn automatisch verbonden aan het atelier waarvoor je hebt gekozen. Een derde seminarie is vrij te kiezen. Inschrijven voor het atelier en de seminaries doe je in de loop van de introductieweek. Je kunt in de loop van het academiejaar enkel nog van seminarie veranderen mits toestemming van de titularis van het nieuwe seminarie waar je voor kiest en op voorwaarde dat het maximum aantal studenten voor het seminarie waarvoor je je wil herinschrijven niet bereikt is. Elke wijziging moet onmiddellijk meegedeeld worden aan het studentensecretariaat. Omwille van practisch‐organisatorische redenen heeft de hogeschool het recht om: 

‐ een seminarie waarvoor zich minder dan vijf studenten inschrijven niet in te richten; ‐ je in te schrijven voor een seminarie van je tweede voorkeur. 

Om je keuze te vergemakkelijken worden de seminaries die tijdens het academiejaar 2010‐2011 worden aangeboden in de volgende bladzijden nader toegelicht.   titel          titularis      statuut  Complexiteit en zelforganisatie  Frank Maes    verbonden aan atelier                   Show, Unclose … Display                 + keuzeseminarie  Concepts of Contemporary and   Jo De Baerdemaeker  verbonden aan atelier Multilingual Typography             TYPO/GRAPHICS   Cultural Memory      Roel Vande Winkel  verbonden aan atelier film  De lotgevallen van de blik: van de   Marc Verminck   keuzeseminarie gedesinteresseerde tot de voyeur  De relatie kunstenaar – galerie – verzamelaar      keuzeseminarie            Marie‐Pascale Gildemyn  Film in België – de Belgische film  Roel Vande Winkel  keuzeseminarie 

Filosofie van de representatie,   Camiel van Winkel  verbonden aan het atelier  van Jean Baudrillard tot Jacques Rancière       vrije kunsten                         en aan het atelier film  Geschiedenis en theorie van de avant‐garde:      verbonden aan het atelier vrije   Jeff Wall          Hans de Wolf    kunsten en aan het atelier                   Show, Unclose … Display             L’artisan électronique     Claire Warnier   verbonden aan de ateliers                   TYPO/GRAPHICS + animatiefilm  Meeting Belgian Design    Fatima Pombo    keuzeseminarie 

Omtrent de interactieve methode:   Peter Beyls    keuzeseminarie identificatie, culturele impact en implementatie 

Page 18: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Show, Unclose … Display  Steven Humblet &   verbonden aan het atelier Maarten Vanvolsem  Show, Unclose … Display 

Sound Art: geluid als component   Peter Beyls    verbonden aan het atelier film in de beeldende kunst. Kritische studie,  geschiedkundige situering en implementatie  Strategie        Guillaume Vander Stighelen   verbonden aan het atelier            & Kristin Verellen    reclamevormgeving  The only people who see the     Johanna Kint      keuzeseminarie whole picture (Salman Rushdie)  Utopic Dimensions in Artistic Work  Johan Teirlinck     verbonden aan het atelier                   reclamevormgeving                   + keuzeseminarie 

Verhalen in diverse media en     Pascal Lefèvre      verbonden aan het atelier crossmediale narratie              illustratie & beeldverhaal 

Vertellen met beelden en zonder woorden        verbonden aan de ateliers             Pascal Lefèvre      illustratie & beeldverhaal                   + animatiefilm 

          

  

Page 19: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

INHOUD en ONDERWIJSREGELING per SEMINARIE 

titel      Complexiteit en zelforganisatie  titularis    Frank Maes  statuut     plichtseminarie voor het atelier Show, Unclose … Display (naast Jeff Wall)       + keuzeseminarie  onderwijstaal    Nederlands contacturen    24 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties: Een basiskennis van de kunst‐ en cultuurgeschiedenis die toelaat een figuur, gebeurtenis of kunstwerk historisch te situeren.  De mogelijkheid om Engels en Frans te lezen en begrijpen.  Doelstellingen:  zie algemene doelstellingen van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Onze maatschappij wordt gekenmerkt door een hoge mate van ‘meervoudigheid’. Een aantal factoren die dit gestimuleerd hebben, zijn digitalisering, globalisering en migraties. Tal van maatschappelijke en culturele domeinen, waaronder ook de actuele beeldende kunst, worden gekenmerkt door een scherper bewustzijn en een grotere aandacht voor complexiteit. Domeinen die met levende, evoluerende of ‘zelforganiserende’ systemen te maken hebben ‐  zoals biologie en psychologie, neurologie en cybernetica, architectuur en stedenbouw, meteorologie en kosmologie ‐ maken steeds meer gebruik van open, dynamische modellen, die een zekere mate van rationaliteit introduceren om patronen te onderkennen en te hanteren in wat vroeger als louter onvoorspelbare, sublieme chaos beschouwd werd. Daarbij wordt naast de vaste parameters of constanten ook een dosis onvoorspelbaarheid en flexibiliteit in het model geïntegreerd. Essentieel is daarbij ook de premisse dat de observator deel uitmaakt van het geobserveerde terrein. Dit alleen al sluit elke mogelijkheid van een totaliserend overzicht en een onveranderlijk perspectief of model uit.  Een uitstekend startpunt om de relevantie van een dergelijke benadering voor de kunsten aan te vatten, is de Kritiek van het oordeelsvermogen van Immanuel Kant. Daarin wordt eerst de beoordeling van kunst, vervolgens de beoordeling van de (levende) natuur behandeld. Wetenschapsfilosoof Gertrudis Van de Vijver blijft, voor haar reflecties rond zelforganisatie in biologie, cybernetica en neurologie, Kants visie als een belangrijk ijkpunt hanteren.  Vervolgens worden een aantal belangrijke historische figuren kernachtig besproken, zoals: de filosofen Nicolaas van Cusa (15de eeuw) en Giordano Bruno (16de eeuw); Pieter Breugel de Oude; de dichters Arthur Rimbaud, Stéphane Mallarmé en Maurice Maeterlinck; de architecten Frederick 

Page 20: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Kiesler en Yona Friedman; de architect en componist Iannis Xenakis; de kunstenaars Jackson Pollock, Dieter Roth en Marcel Broodthaers; de filosoof Michel de Certeau; de tapijtkunst van Berbervrouwen. Tenslotte worden een aantal actuele figuren belicht, zoals Antonio Negri en Michael Hardt (auteurs van Empire en The Multitude, bijbels van het antiglobalisme); de kernfysicus Jean‐Louis Deneubourg (zoekt orde in de complexiteit door de organisatie en communicatie van mieren te bestuderen); de psycholoog Douwe Draaisma; de psychoanalytica en kunstenares Bracha Lichtenberg‐Ettinger; de architect Lars Spuybroek;  kunstenaarscollectieven zoals het Indische Raqs Media Collective, het Nederlandse De Geuzen, het Italiaanse Zimmer Frei; kunstenaars als Antony Gormley, Royden Rabinovitch, Raphaël Buedts, Michel François, Suchan Kinoshita, Joëlle Tuerlinckx, Virginie Bailly, Bart Lodewijks en Daniëlle Van Zuylen, Simona De Nicolai & Ivo Provoost, Els Opsomer, Olivier Rochette & Gerard‐Jan Claes.    Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  ‐ hoorcolleges ‐ werkcolleges ‐ gastlezingen ‐ screenings en/of tentoonstellingsbezoek ‐ individueel en collectief doornemen van literatuur   Gezien het vrij theoretische onderwerp wordt het eerste college, na een algemene inleiding, gespendeerd aan een reeks concrete artistieke cases, aan de hand van beeldmateriaal, screenings en toelichtingen van kunstenaar(s). Daarna volgt een hoorcollege waarin, aan de hand van gericht gekozen tekstfragmenten van Kant en Van de Vijver, een aantal kernbegrippen en facetten van hun respectievelijke theorieën helder en kernachtig worden toegelicht. Daarna afwisselend hoorcolleges (zie inhoud) en werkcolleges met bespreking van relevante teksten, die voor aanvang van het college individueel gelezen worden. Telkens terugkoppeling naar voorbeelden uit de artistieke praktijk.  Collectieve en individuele begeleiding van studenten in functie van een paper, waarin de studenten het thema interpreteren, vertalen naar eigen inzichten, toepassen op/in een bepaald artistiek domein. Tenslotte presentatie van de paper in groep.  Studiemateriaal (verplicht):  ‐ fragmenten  uit Immanuel Kant, De kritiek van het oordeelsvermogen ‐ fragmenten uit Gertrudis Van de Vijver, Kant et les intuitions de l’auto­organisation ‐ fragmenten uit Gertrudis Van de Vijver, Auto­organisation, identité, autonomie: figures kantiennes ‐ fragmenten uit Michael Hardt & Antonio Negri, De menigte ‐ de artikels van M. Hardt & A. Negri, Okwi Enwezor en Raqs Media Collective in Artforum, oktober 2009 ‐ Jean‐Louis Deneubourg, Quant à l’organisation et la communication des insectes sociaux ‐ fragmenten uit Maurice Maeterlinck, La vie des abeilles  ‐ fragment uit Kristin Ross, The Emergence of Social Space: Rimbaud and The Paris Commune ‐ enkele ‘Commune’‐gedichten van Arthur Rimbaud ‐ fragmenten uit Michel de Certeau, Arts de faire : l’invention du quotidien (over strategie en tactiek, over de consument, over de stad) ‐ fragmenten uit Paul Vandenbroeck, Azetta. Tapijtkunst van Berbervrouwen ‐ fragmenten uit Lars Spuybroek, The Architecture of Variation ‐ Frank Maes, Een lichaam in de ruimte (over recente sculpturen van Anthony Gormley) ‐ Frank Maes, Sneller dan het bewustzijn. Enkele processen in het werk van Dieter Roth ontrafeld 

Page 21: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Evaluatievormen:  een paper van 2500 woorden   Maximum aantal studenten: 15  Kalender: donderdag 17.02, 17u‐20u, lokaal +2.01 donderdag 24.02, 17u‐20u, lokaal +2.01 donderdag 03.03, 17u‐20u, lokaal +2.01 donderdag 10.03, 17u‐20u, lokaal +2.01 donderdag 17.03, 17u‐20u, lokaal +2.01 donderdag 24.03, 17u‐20u, lokaal +2.01 donderdag 31.03, 17u‐20u, lokaal +2.01 donderdag 07.04, 17u‐20u, lokaal +2.01  Biografie: Frank Maes is kunsthistoricus, freelance curator en publicist over beeldende kunst en architectuur. In een recent verleden was hij senior curator van het S.M.A.K. en consulting editor van het tijdschrift Janus.                   

  

Page 22: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Concepts of Contemporary and Multilingual Typography  titularis    Jo De Baerdemaeker  statuut     verbonden aan het atelier TYPO/GRAPHICS  onderwijstaal    Nederlands en Engels contacturen    30 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties:  De student wordt verondersteld een basiskennis van westerse typografie, de classificatie van lettertypes en de typografische stijlen en evoluties te hebben. 

Doelstellingen:  zie algemene doelstellingen van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Type is everywhere. De globalisering van de dagelijkse leefwereld verheft de stem van informatie tot een vorm van internationale typografische communicatie. De boodschap moet onmiddellijk verstaanbaar zijn bij een breder publiek, zonder haar intrinsiek karakter te verliezen. De samenleving van mensen uit diverse culturen en met verschillende talen vraagt dat informatie in meer dan één taal beschikbaar is: bewegwijzering in openbare plaatsen (luchthavens en treinstations, maar ook musea en galerijen); interfaces van websites, DVD’s of videogames; handleidingen van producten; ingrediënten en voedingssamenstellingen op verpakkingen; ondertiteling bij tv‐programma’s of operavoorstellingen; vliegtuigtickets; mobiele telefoons; affiches en programmaboekjes van theater‐ en dansvoorstellingen; tijdschriften en kranten; concerttickets; nieuwsboodschappen op gebouwen, filmposters, reclamecampagnes; menu’s van bankautomaten; woordenboeken en academische werken; etc. Lettertypes worden aanzien als de bouwstenen van elke vorm van grafische communicatie, zowel analoog als digitaal, reëel als virtueel. Het linguïstisch pluralisme en de diversiteit van de individuele beeldculturen vragen elk een verschillende typografische interpretatie en het is de taak van de ontwerper om van deze meerlagige vormentaal een harmonieus visueel geheel te maken. Dit seminarie is een exploratie van grafische toepassingen met meertalige en niet‐Latijnse typografie uit verschillende visuele media, waarin de student actief deelneemt aan een theoretisch en praktisch onderzoek en de resultaten toepast in een persoonlijke verwerking. In de colleges komen o.a. de volgende thema’s aan bod: ‐ type in the city: typografie in de publieke ruimte ‐ language culture type: draagt elk lettertype een culturele identiteit in zich? ‐ aspecten van meertalige typografische vormgeving ‐ dynamische & interactieve typografie: de rol van de ontwerper 

Page 23: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

‐ de toekomst van het boek? ‐ from script to type: hoe wordt een schrijfsysteem vertaald naar een digitaal lettertype? ‐ the art of type: de letter in de kunst en de architectuur ‐ ink vs. pixel: drukwerk vs. beeldscherm ‐ type animation: de beweegbare letter (typografie in film, videoclip, animatie, reclame) ‐ kalligrafie, belettering & graffiti vs. Typografie  Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  Hoor‐ & werkcolleges, gastlezing(en), workshop en excursie(s)  8 seminaries (elk van 3u): ‐ 1 inleidend seminarie ‐ 6 seminaries: topic + studentenpresentaties/discussies ‐ 1 concluderend seminarie + 1 volledige dag (6u) seminarie: workshop + gastlezing(en)  Studiemateriaal (verplicht):  ‐ Bennett, Audrey (ed). 2006. Design studies: theory and research in Graphic Design. New York: Princeton Architectural Press ‐ Berry, John D. (ed). 2002. Language culture type. International type design in the age of Unicode. New York: Association Typographique Internationale ‐ Bringhurst, Robert. 2004. The elements of typographic style. Third revised edition. Point Roberts and Vancouver: Hartley & Marks Publishers ‐ Heller, Steven & Meggs, Philip B (eds). 2001. Texts on type: critical writings on typography. New York: Allworth Press  ‐ Kinross, Robin. 2004. Modern typography: an essay in critical history. 2nd ed. London: Hyphen Press ‐ Noble, Ian & Bestley, Russell. Visual research: an introduction to research methodologies in graphic design. Lausanne: AVA Publishing SA  Studiemateriaal (aanbevolen):  ‐ Baines, Phil & Dixon, Catherine. 2008. Signs: lettering in the environment. London:        Laurence King Publishing ‐ Baines, Phil & Haslam, Andrew. 2002. Type & typography. London: Laurence King Publishing ‐ Blackwell, Lewis. 1992. Twentieth‐century type. London: Laurence King Publishing, 1992 ‐ Gill, Eric. 1988. An essay on typography. Boston: David R. Godine [eerste publicatie in 1931] ‐ Heller, Stephen & Fili, Louise. 1999. Typology. Typedesign from the Victorian era to the digital age. San Fransisco: Chronicle Books ‐ Morison, Stanley. 1990. Grondbeginselen der typografie. Amsterdam: De Buitenkant [eerste publicatie als First principles of typography in 1931] ‐ Nakanishi, Akira. 1980. Writing systems of the world: alphabets, syllabaries, pictograms. Rutland: Charles E. Tuttle Company, Inc. ‐ Noordzij, Gerrit. 2005. The stroke: theory of writing. London: Hyphen Press ‐ Poyner, Rick. 1998. Design without boundaries: visual communication in transition. London: Booth‐Clibborn    ——— 2007. Obey the giant: life in the image world. Basel, Boston & Berlin: Birkhäuser ‐ Ross, Fiona. 1998. ‘Translating non‐Latin scripts into type’ in Typography Papers, 3: 75?–?86    ——— 2005. ‘Beyond Latin, a glimpse into the subject of Arabic and Indic lettershapes and      digital typeforms’ in Circular. The magazine of the Typographic Circle, 13: 12–19 ‐ Sadek, George and Zhukov, Maxim. 1997. Typographia polyglotta. A comparative study in 

Page 24: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

multilingual typesetting. New York: Association Typographique Internationale and The Cooper Union ‐ Smeyers, Fred. 1996. Counterpunch. Making type in the sixteenth century, designing typefaces now. London: Hyphen Press ‐ Spiekermann, Erik. & Ginger, E.M. 1993. Stop steeling sheep & find out how type works. California: Adobe Press ‐ Unger, Gerard. 2006. Terwijl je leest. Amsterdam: De Buitenkant  Evaluatievormen:  De actieve deelname tijdens de wekelijkse seminaries worden permanent geëvalueerd, dus de aanwezigheid tijdens de verschillende sessies is een vereiste. Tijdens de seminaries wordt een topic als groepsdiscussie voorgelegd en verzorgt de student een actieve bijdrage (discussie en presentatie) als kritische reflectie. (25%) In de opeenvolgende weken worden individuele mondelinge presentaties voorgesteld waarin de probleemstellingen worden geïntegreerd met praktische en/of theoretische oplossingen, die de student volgens een toepassingsveld naar keuze (paper van 2000–2500 woorden of praktisch werk + paper van 1000–1250 woorden) kan invullen. De inhoudelijke richtlijnen worden tijdens de inleidende sessie meegedeeld. (40%) Mondeling examen van de seminarie‐inhoud en persoonlijke invalshoek op het thema (35%).  Kalender: maandag 14.02, 16u30‐19u, lokaal A+3.02 maandag 21.02, 16u30‐19u, lokaal A+2.03 maandag 28.02, 16u30‐19u, lokaal A+2.03 maandag 07.03, 16u30‐19u, lokaal A+2.03 maandag 14.03, 16u30‐19u, lokaal A+2.03 maandag 21.03, 16u30‐19u, lokaal A+2.03 maandag 28.03, 16u30‐19u, lokaal A+2.03 maandag 04.04, 16u30‐19u, lokaal A+2.03 maandag 09.05, 16u30‐19u, lokaal A+2.03 maandag 16.05, 16u30‐19u, lokaal A+2.03 maandag 23.05, 16u30‐19u, lokaal A+2.03 maandag 30.05, 16u30‐19u, lokaal A+2.03  Biografie: Dr. Jo De Baerdemaeker is Belgisch letterontwerper, typografisch vormgever en onderzoeker. Naast een Master of Arts in Typeface Design (2004) behaalde hij een doctoraat in Typography & Graphic Communication (2009) aan de University of Reading (UK). Zijn interesse gaat uit naar het ontwerpen en onderzoeken van digitale niet‐Latijnse lettertypes en meertalige typografie. Hij is de Belgische vertegenwoordiger bij de Association Typographique Internationale (ATypI) en gaf lezingen op talrijke internationale typografiesymposia. Zijn werk is reeds gepubliceerd bij TYPO magazine en DesignWeek. Lungta, zijn Latijns‐Tibetaans OpenType font is in gebruik door Oxford University Press en University of Chicago Press. Hij ontwierp, onder andere, de lettertypes voor WIELS, Nottingham Contemporary en Visual Editions. (www.typojo.com)  

Page 25: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Cultural Memory  titularis    Roel Vande Winkel  statuut     verbonden aan het atelier film  onderwijstaal    Nederlands (met Engelse leesteksten) contacturen    30 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties:  geen specifieke voorkennis vereist 

Doelstellingen:  zie algemene doelstellingen van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Dit seminarie sluit aan bij internationaal onderzoek naar ‘cultural memory’ en naar het functioneren van ‘mediated memories’ binnen en tussen gemeenschappen en culturen. Die theoretische concepten geven ondermeer aan dat personen en gemeenschappen ‘het’ verleden kennen, herontdekken maar ook heruitvinden via een breed gamma aan culturele ‘teksten’. Dergelijke teksten komen voor in uiteenlopende vormen: romans, strips, foto’s, architecturale creaties en geografische locaties (de zogenaamde ‘lieux de mémoire’), schilderijen, computergames, opera’s… en natuurlijk ook historische speelfilms. We vinden dergelijke teksten, zoals bovenstaande voorbeelden aangeven, zowel in ‘hoge’ als in ‘lage’ (populaire) cultuur terug. De impact die dergelijke teksten hebben, kan je moeilijk exact meten, maar is onmiskenbaar groot. Klinkt vreemd? Doe de test. Wat weet je ‐ of denk je te weten ‐ over de Spartanen en de Slag bij de Thermopylae? Datgene wat je in de geschiedenisles hebt geleerd? Of toch vooral wat je in de strip of de film 300 zag? Recent nog een historische studie over de 20ste‐eeuwse geschiedenis van Iran gelezen? Of toch vooral het verhaal van de strip en film Persepolis onthouden? Is onze ‘kennis’ over, of ‘herinnering’ aan de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust niet eerder gebaseerd op Shindler’s List, Maus of Der Untergang dan op historische boeken? Waren jongere generaties de Israëlische inval in Libanon en Sabra en Shatila niet al vergeten, tot de animatiefilm Waltz with Bashir opdook? Is de Vietnamoorlog niet gereduceerd tot Tom Cruise in Born on the 4th of July en tot Nick Uts foto van een naakt Vietnamees meisje, wegrennend van een napalmbombardement? Zouden we zonder het schilderij van Picasso nog wel weten dat Guernica in 1936 gebombardeerd werd?  In dit seminarie wordt onderzocht hoe culturele teksten historische verhalen doorgeven: hoe ze binnen een maatschappij functioneren, een collectief historisch geheugen vorm geven, trauma’s helpen verwerken, maar soms ook algemeen aanvaarde geschiedbeelden aanvallen en daardoor tot controverse leiden. Daarbij dienen we ons natuurlijk vertrouwd te maken met historische achtergronden, maar ligt de nadruk toch vooral op de culturele teksten zelf: op de culturele bewerking, verwerking of zelfs herdefiniëring van dat verleden. In de eerste lessen worden 

Page 26: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

studenten geïntroduceerd tot een aantal belangrijke theoretische concepten en worden die toegepast op een reeks concrete voorbeelden. Vervolgens wordt elke deelnemer uitgenodigd om een culturele tekst (boek, strip, film, foto, songtekst, computergame….) van zijn/haar keuze diepgaand te bestuderen (literatuuronderzoek, eigen analyse) en over dat onderzoek te rapporteren: mondeling (presentatie voor medestudenten) en in een paper.  Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  Hoorcolleges met audiovisuele fragmenten, leesteksten, feedback sessies, individueel onderzoek onder begeleiding van de docent. Het bijwonen van de lessen, de lectuur van een (beperkt) aantal basisteksten, de deelname aan regelmatig overleg (over het onderwerp, de structuur en de bronnen voor de paper) en de presentatie van de onderzoeksresultaten (mondeling en schriftelijk) is verplicht. Het seminarie bestaat uit 10 contactmomenten, telkens op vrijdag van 9u30‐12u45. Tijdens die contactmomenten wordt gedoceerd of worden er feedback sessies georganiseerd. Tijdens de laatste lessen presenteren studenten de eigen onderzoeksresultaten. Om alles in goede banen te leiden, wordt een strakke timing gehanteerd. Meer uitleg over de hieronder beschreven procedures wordt verschaft via een handleiding (pdf op Toledo) en in de introductielessen. Elke student mag zelf voorstellen over welk thema hij/zij wil werken. Dit voorstel (keuze culturele tekst, beknopte bibliografie) dient de docent uiterlijk op 1 maart via e‐mail te bereiken. Op 4 maart worden de onderwerpen in feedbacksessies definitief vastgelegd. Uiterlijk op 27 april dient een tussentijds verslag via e‐mail te worden overgemaakt aan de docent. Op basis daarvan worden op 29 april feedback sessies georganiseerd. Studenten presenteren hun onderzoek in de les(sen) van mei volgens een vooraf bekend gemaakt tijdschema. Uiterlijk op 6 juni wordt de definitieve paper (elektronisch en in ‘hard copy’) ingediend.   Studiemateriaal (verplicht):  Een aantal hoofdstukken uit de boeken van de aanbevolen literatuurlijst (zie infra) of uit andere publicaties worden via Toledo online geplaatst (pdf files) en zullen in de les worden besproken, omdat ze als theoretische achtergrond voor de papers kunnen fungeren. De op die manier aangeboden artikels gelden als verplichte literatuur.   Studiemateriaal (aanbevolen):  ‐ Erll, Astrid & Ansgar Nünning (eds), Cultural Memory Studies: An International and Interdisciplinary Handbook, Walter de Gruyter, Berlin ‐ New York, 2008. ‐ Hughes‐Warrington, M. (ed.), The History on Film Reader. Oxon ‐ New York: Routledge, 2009. ‐ Rosenstone, R. Visions of the Past: The Challenge of Film to Our Idea of History. Cambridge, Massachusetts: Belknap Press, 1996.  Evaluatievormen:  Studenten worden geëvalueerd op hun basis van hun paper (80% van de punten) maar ook op basis van hun participatie aan het seminarie in het algemeen en hun inbreng tijdens individueel contact met de docent in het bijzonder (20 % van de punten). Tijdens de examenperiode wordt de paper individueel besproken met de docent. Dit is een ‘feedback’ moment waarbij, na een eventuele discussie over de inhoud, het definitieve cijfer wordt vastgelegd.  Wie in de eerste examenperiode niet slaagt, krijgt een tweede kans in de derde examenperiode. Deadline voor het indienen van de papers (onder voorbehoud van wijzigingen: 22 augustus) vastgelegd.  

 

Page 27: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Kalender: vrijdag 18.02, 9u30‐12u45, lokaal A+2.02 vrijdag 25.02, 9u30‐12u45, lokaal A+2.02 vrijdag 04.03, 9u30‐12u45, lokaal A+2.02 vrijdag 11.03, 9u30‐12u45, lokaal A+2.02 vrijdag 25.03, 9u30‐12u45, lokaal A+2.02 vrijdag 08.04, 9u30‐12u45, lokaal A+2.02 vrijdag 29.04, 9u30‐12u45, lokaal A+2.02 vrijdag 13.05, 9u30‐12u45, lokaal A+2.02 vrijdag 20.05, 9u30‐12u45, lokaal A+2.02 vrijdag 27.05, 9u30‐12u45, lokaal A+2.02  Biografie: Dr. Roel Vande Winkel verricht onderzoek naar media‐ en beeldcultuur. Hij geeft les aan de Universiteit Antwerpen en aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel, waar hij ook voorzitter van de Onderzoeksraad is. Hij verricht cultuurhistorisch onderzoek over media, film, propaganda…  Hij publiceerde onder andere de boeken Cinema and the Swastika (2007, met David Welch), De Vlaschaard 1943 (2007, met Ine Van linthout), Perspectives on European Film & History (2007, met Leen Engelen) en Filmen voor Vlaanderen: Vlaamse beweging, propaganda en film (2008, met Daniel Biltereyst). Verder leverde hij ook bijdragen aan internationale tijdschriften als het Historical Journal for Film, Radio and Television, Journal of Film Preservation, Tijdschrift voor Mediageschiedenis en Historical Reflections. Hij was ook betrokken bij de productie van verscheidene filmarchief dvd’s. 

 

Page 28: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      De lotgevallen van de blik  titularis    Marc Verminck  statuut     keuzeseminarie  onderwijstaal    Nederlands en Engels contacturen    24 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties: interesse voor algemeen filosofisch‐culturele problematiek 

Doelstellingen:  De student verwerft inzicht in het geheel van de problematiek. Dat laatste moet, ondanks de keuze van de student voor een bepaalde problematiek uit de reader, vooral ook blijken uit de status quaestionis op het einde van het seminarie (eindevaluatie).  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Het seminarie betreft een vrij brede blik op de problematiek van de blik. Algemeen, filosofisch, artistiek, pervers. De invalshoeken zijn algemeen‐cultureel, artistiek, psychoanalytisch.  Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  hoorcolleges en individuele begeleiding  Studiemateriaal (verplicht):  Een reader is beschikbaar waaruit de student zijn/haar interesses kan halen voor zijn/haar presentatie.  Evaluatievormen:  ‐ een presentatie n.a.v. de reader (50% van de quotering) ‐ een onderhoud van ca. 15’ over de status quaestiones van de reader (25% van de quotering) ‐ deelname aan de discussies in het seminarie (25% van de quotering) De student wordt geacht aanwezig te zijn in elk seminarie.  Maximum aantal studenten: 15 

 

 

 

Page 29: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Kalender: donderdag 17.02, 16u‐19u, lokaal A+3.01 donderdag 24.02, 16u‐19u, lokaal A+3.01 donderdag 03.03, 16u‐19u, lokaal A+3.01 donderdag 10.03, 16u‐19u, lokaal A+3.01 donderdag 17.03, 16u‐19u, lokaal A+3.01 donderdag 24.03, 16u‐19u, lokaal A+3.01 donderdag 31.03, 16u‐19u, lokaal A+3.01 donderdag 07.04, 16u‐19u, lokaal A+3.01   Biografie: Marc Verminck is filosoof en psychoanalyticus.  Editor van o.m. Zes cahiers (Meulenhof/Kritak), Het vel van Cambyses. Kunstkritiek van Van nu en Straks tot heden (Kritak), Over het interessante (Kritak) en Nouvelle synthèse d’Anvers (Antwerpen). Verschillende publicaties over vooral cultuurfilosofische onderwerpen in diverse tijdschriften (Tijdschrift voor filosofie, Streven, Nox, DWR etc). Recent verscheen van hem: Als een gebroken spiegel (A&S/books, 2007) en Over schoonheid. Hedendaagse beschouwingen bij een klassiek begrip (A&S/books, 2008) 

 

 

Page 30: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      De relatie kunstenaar – galerie ‐ verzamelaar  titularis    Marie‐Pascale Gildemyn  statuut     keuzeseminarie  onderwijstaal    Nederlands (Engels en/of Frans voor gastsprekers) contacturen    24 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties: Een goede basiskennis van de geschiedenis van de moderne en hedendaagse kunst en een stevige interesse in de ontwikkelingen van de hedendaagse kunst.  Doelstellingen:  De student(e) verwerft kennis van de ontwikkeling van het moderne en hedendaagse museum‐ en verzamelinglandschap in België (en de ons direct omliggende landen). Hij/zij verwerft kennis van het galeriesysteem in België. Hij/zij wordt bewust van de problematiek (rechten en plichten) eigen aan de aankoop en verkoop van kunst (zowel voor de verzamelaar, voor de galeriehouder als voor de verzamelaar).  Eindcompetenties: De student(e) heeft een vrij duidelijk beeld van de ontwikkeling van musea, galeries en verzamelingen in België (en de ons omliggende landen). Hij/zij heeft de werking van één galerie (in België) in het bijzonder opgevolgd en bestudeerd, en die via zijn/haar medestudenten getoetst aan die van andere galeries. Hij/zij is zich bewust van de maatschappelijke gevolgen van het kunstenaarschap, in het bijzonder wat betreft de relaties tussen de wereld van de economie en die van de kunst. Hij/zij heeft aan de hand van een reader, van colleges en lezingen, alsook van bezoeken en ontmoetingen, een ruimer ‐ theoretisch en praktisch ondersteund ‐ beeld verworven van het onderwerp.   Inhoud:  De ontwikkeling van het modern en hedendaags museum‐ en galerielandschap in België, alsook de rol en de vorming van belangrijke verzamelingen (privé en publiek) worden bestudeerd. Een aantal galeries (in België) worden gedurende één academiejaar bestudeerd en vergeleken. Problemen en aspecten eigen aan de collectievorming van kunst worden geanalyseerd.  Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  Hoorcollege(s) door de docente over de ontwikkeling van het museum‐ en galerielandschap in België. Gastsprekers (voertaal: Nederlands, Engels en/of Frans) over galeriewezen, collectievorming en al wat daarbij te pas komt (bv. certificaat, contract, beheer en behoud). Bezoeken (in België) aan verzamelingen (publiek of privé) en/of galeries en/of kunstenaarsateliers. 

Page 31: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Opvolging door elke student van een galerie. Opstellen van een schriftelijk rapport hieromtrent en mondelinge presentatie aan de medestudenten met vergelijkende discussie tussen de studenten onderling. Elke student(e) leest een reader met teksten die verband houden met de relatie kunstenaar ‐galerie ‐ verzamelaar.  Studiemateriaal (verplicht):  Aan de studenten wordt op het einde van het eerste semester een reader overhandigd die hij/zij moet lezen voor de aanvang van het seminarie in het tweede semester. De studenten zijn steeds aangewezen op het nemen van notities. Voor elke sessie wordt een rapport opgesteld door één of meerdere studenten (bepaald in samenspraak met de docente). Dat rapport wordt overhandigd aan de docente en aan alle medestudenten.  Studiemateriaal (aanbevolen):  ‐ Pierre Assouline: L homme de l art. D.H. Kahnweiler 1884­1979, Parijs, Balland, Folio, 1988. ‐ Bart De Baere, Henry Bounameaux: Contemporary Art in Belgium 2007, Brussel, Best Of Publishing,‐2006. ‐ AA Bronson, Peggy Gale: Museums by artists, Toronto, Art Metropole, 1983.  ‐ Karel J. Geirlandt e.a.: Kunst in Belgëi na 1945, Antwerpen, Mercatorfonds, 1983,2001. ‐ Reesa Greenberg, Bruce W Ferguson, Sandy Nairne: Thinking about Exhibitions, Londen, Routledge,1996. ‐ Uta Grosenick, Raimar Stange: International Art Galleries. Post­War to Post­Millenium. A narrative chronology of the dealers, artists and spaces that have defined modern art, Londen, Thames & Hudson, 2005. ‐ Bernd Klser, Katharina Hegewisch & verschillende auteurs: L’ART de l’Exposition. Une documentation sur trente expositions exemplaires du XXe siècle, Parijs, Editions du Regard, 1998.  ‐ Brian O Doherty: Inside the White Cube. The Ideology of the Gallery Space, University of California Press, Berkeley, Los Angeles, London, 1999. ‐ Jean‐Marc Poinsot: Quand l’oeuvre a lieu. L’art exposé et ses récits autorisés, Genève, Mamco, Villeurbanne, Institut d art contemporain, 1999. ‐ Mary Anne Staniszewski: The Power of Display. A History of Exhibition Installations at the Museum of Modern Art, The MIT Press, Cambridge, Massachusetts, London, England, 1998. ‐ Tent. cat. Three blind mice. De collecties: Visser, Peeters, Becht, Eindhoven, Stedelijk van Abbemuseum, 6.4‐19.5.1968, Gent, Sint Pietersabdij, 15.6‐15.8.1968. ‐ Tent. cat. Bilder. Objekte. Filme. Konzepte (Sammlung Herbig), München, Stadtische Galerie im Lenbachhaus, 3.4‐13.5.1973. ‐ Tent. cat. Von Pop zum Konzept. Kunst unserer Zeit in Belgischen Privatsammlungen, Aachen, Neue Galerie‐Sammlung Ludwig, 4.10‐9.11.1975.  ‐ Tent. cat. To the Happy Few. Bcher Bilder Objekte aus der Sammlung Reiner Speck, Krefeld, Museum Haus Lange & Museum Haus Esters, 15.5‐10.7.1983.  ‐ Tent. cat. Collection Sonnabend. 25 années de choix et d activités d’Ileana et Michael Sonnabend, Bordeaux, capc Muse d art contemporain, 6.5‐21.8.1988. ‐ Tent. cat. Kunst in Vlaanderen, Nu. Een keuze uit tien jaar aankopen van de Vlaamse Gemeenschap, Antwerpen, Muhka, 14.12.1991‐26.1.1992. ‐ Tent. cat. Wide White Space. Achter het museum. 1966­1976. Derrière le musée, Brussel, Paleis voor Schone Kunsten, 28.10‐31.12.1994, Marseille, MAC, april‐mei 1996. ‐ Tent. cat. De kunst van het verzamelen. 20e­eeuwse kunst uit Nederlandse Musea, Brussel, Paleis voor Schone Kunsten, 26.2‐25.5.1997. ‐ Tent. cat. Many colored objects placed side by side to form a row of many colored objects. Works from 

Page 32: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

the collection of Annick and Anton Herbert, Luxemburg, Casino Luxembourg ‐ Forum d Art Contemporain, 29.10.2000‐11.2.2001. ‐ Tent. cat. Conceptuele kunst in Nederland en België, 1965­1975. Kunstenaars, verzamelaars, galeries, documenten, tentoonstellingen, gebeurtenissen, Amsterdam, Stedelijk Museum, Rotterdam, NAi uitgevers, 20.4‐23.6.2002. ‐ Tent. cat. Friedrich Christian Flick Collection im Hamburger Bahnhof, Berlijn, Hamburger Bahnhof‐Museum für Gegenwart, 22.9.2004‐23.1.2005. ‐ Lieven Van Den Abeele: Kunst, commercie en consumptie. De privatisering van de Franse kunst, in Context K #2. Actuele kunst 2005, Hasselt, CIAP, 2005, p. 145‐154.  ‐ Verschillende auteurs: L’Exposition imaginaire. The art of exhibiting in the eighties. De kunst van het tentoonstellen in de jaren tachtig. SDU Uitgeverij, Rijksdienst Beeldende Kunst,  s‐Gravenhage, 1989. ‐ Verschillende auteurs: Belgacom Art­collectie 1996­2006, Brussel, 2006. ‐ Verschillende auteurs: Collectie Vlaamse Gemeenschap Aanwinsten 1999 2001, Brussel, Vlaamse Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media, 2006.  Evaluatievormen:  1. actieve participatie aan alle seminaries (1/3 van de quotering) 2. opvolgen van een commerciële galerie gedurende één academiejaar + opstellen schriftelijk verslag + mondelinge toelichting voor de medestudenten tijdens de laatste sessie (1/3 van de quotering) Alle afspraken hieromtrent worden gemaakt tijdens de eerste sessie in oktober. 3. mondeling examen: kennis van alle tijdens het seminarie besproken aspecten + grondige kennis van de teksten uit de reader + formuleren van een persoonlijk en geargumenteerd standpunt omtrent de verschillende besproken thema’s (1/3 van de quotering)  Maximum aantal studenten: 12  Kalender: maandag 11.10, 15u‐16u, lokaal A+2.02 donderdag 17.02, 13u45‐17u donderdag 03.03, 13u45‐17u donderdag 10.03, 13u45‐17u donderdag 17.03, 13u45‐17u donderdag 24.03, 13u45‐17u donderdag 31.03, 13u45‐17u donderdag 07.04, 13u45‐17u  Biografie: Marie‐Pascale Gildemyn is doctor in de kunstgeschiedenis (Universiteit Rennes 2 ‐ Haute Bretagne, Marcel Broodthaers (1924­1976). Les (noms de) personnes, 2004). Docent moderne en hedendaagse kunst, Hogeschool Sint‐Lukas Brussel.  Kunstcriticus AICA. Erevoorzitter ABCA‐BVKC (AICA). Vice‐voorzitter AICA. Publiceert artikels over hedendaagse kunst in catalogi, boeken en tijdschriften, o.a. in Artefactum (Antwerpen), Critique d’Art (Rennes), Forum International (Antwerpen), Kunst Nu (Gent), MDD: Museum DoorDacht (Deurle), Museumjournaal (Amsterdam), October (Cambridge/London), Parachute (Montréal), + ­ 0 (Brussel), Siksi (The Nordic Art Review, Stockholm‐Helsinki), Sint­Lukastijdschrift (Brussel), DITs (Mac’s, Grand‐Hornu).   

Page 33: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Film in België – de Belgische film  titularis    Roel Vande Winkel  statuut     keuzeseminarie  onderwijstaal    Nederlands  contacturen    24 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties:  geen specifieke voorkennis vereist 

Doelstellingen:  zie algemene doelstellingen van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Dit seminarie biedt een introductie tot de Belgische film, gisteren en vandaag. We bespreken kort het thema ‘film in België’ (schets van het Belgisch bioscooplandschap en –aanbod), maar focussen vooral op ‘film uit België’. De nadruk ligt dus op Belgische filmproducties, op een kennismaking met de Belgische (Nederlands‐ en Franstalige) film. Studenten leren via dit seminarie niet enkel een aantal belangrijke Belgische films en hun makers kennen, maar krijgen ook inzicht in de praktijk van de Belgische filmproductie, ‐verdeling en ‐vertoning. Daarbij wordt natuurlijk ook aandacht besteed aan de bredere context, met bijvoorbeeld aandacht voor de ontwikkelingen op het vlak van overheidssteun (filmsubsidies).  Het eerste en kortste luik van het seminarie bestaat uit een (eendaags) historisch overzicht. In vogelvlucht wordt een ruime eeuw Belgische filmgeschiedenis doorlopen, met aandacht voor fictiefilm, animatiefilm en documentaire genres. Daarin komen een aantal belangrijke Belgische filmregisseurs, ‐producenten en hun oeuvre aan bod. Fragmenten uit hun werk worden bekeken en toegelicht.  Het tweede luik bestaat uit een (tweedaags) filmseminarie in het ‘Huis van de Vlaamse Film’ (gebouwen Vlaams Audiovisueel Fonds in Brussel) en zoomt in op een aantal specifieke, relatief recente films. Deze films worden integraal of gedeeltelijk bekeken en geanalyseerd. Daarbij wordt een betrokkene (producent, regisseur, acteur, cameraman etc.) als gast uitgenodigd. De nadruk ligt op bioscoopfilms, maar coproducties met televisieomroepen komen natuurlijk ook in aanmerking. Door deze specifieke films te analyseren en in hun context te plaatsen, verwerven de deelnemers via dit seminarie niet alleen een beter inzicht in de geschiedenis en de productie van de Belgische cinema, maar maken ze ook kennis met de ervaringen van erkende filmprofessionals. (Dit tweedaags filmseminarie wordt georganiseerd in samenwerking met de Media & Design Academie Genk en met de Vlaamse Dienst voor Filmcultuur van de Cinematek.) 

Page 34: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

 In een derde luik onderzoeken studenten individueel de productie, de promotie, de verspreiding en de ontvangst (door filmrecensenten en door het publiek) van een specifieke Belgische film. Ze verrichten daarvoor opzoekwerk (bibliotheek, Cinematek) en nemen ook persoonlijk contact op met een of meerdere betrokken (vb. de producer, regisseurs, scenarist, hoofdacteurs). Het onderzoek wordt neergeschreven in een paper, maar kan ook op een andere manier gepresenteerd worden, bijvoorbeeld in audiovisuele vorm (als zelfgemaakte dvd‐extra). Belangrijk is wel dat het eindresultaat duidelijk gebaseerd is op eigen onderzoek, dat in een portfolio gedocumenteerd wordt.  In dit hele proces worden de studenten begeleid door de docent, zowel wat het onderzoek als de rapportering betreft. (Zie ook Evaluatievormen).  Opgelet: de films waar studenten over werken, kunnen niet zelf worden gekozen, maar worden door de docent toegewezen. Er wordt gestreefd naar een brede analyse van Belgische filmproducties: dus niet alleen auteursfilms, maar ook op het brede publiek georiënteerde producties met weinig of geen artistieke kwaliteiten komen aan bod.   Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  Hoorcollege, gastlezingen, tutorials, interviews en archief‐ en bibliotheekonderzoek.  Studiemateriaal (verplicht):  syllabus die via Toledo als pdf zal worden aangeboden  Studiemateriaal (aanbevolen):  ‐ Mosley, P., Split Screen: Belgian cinema and cultural identity, New York, 2001, State University of New York Press. ‐ Thys, M. (red.), Belgian Cinema ‐ Le Cinéma Belge ‐ De Belgische Film, Brussel ‐ Gent ‐ Amsterdam, 1999, Cinematek ‐ Ludion. In de bibliotheek van de hogeschool bevinden zich tevens een aantal basiswerken over de Belgische film. Deze kunnen niet ontleend worden en staan dus altijd ter beschikking van de studenten.  Evaluatievormen:  De studenten dienen in het kader van dit seminarie, individueel of in kleine groepen, zelf de productie en de vertoning van een Belgische film te onderzoeken. Ze bekijken de film, zoeken er in het filmarchief informatie over op, praten eventueel met betrokkenen. Hierover rapporteren ze in een met de docent af te spreken vorm: dit kan een klassieke paper zijn, maar ook andere vormen aannemen, bijvoorbeeld een ontwerp voor een DVD‐extra. De studenten worden geëvalueerd op dit werkstuk (80% van de punten) maar ook op hun participatie aan het seminarie (20% van de punten), waarbij zowel aandacht uitgaat naar het bijwonen van de drie volledige lesdagen als naar het indienen van het tussentijds verslag en de inbreng tijdens individueel contact met de docent.  Kort voor de examenperiode (zie Kalender) wordt de paper ingediend. Tijdens de examenperiode wordt de paper individueel besproken met de docent. Dit is een ‘feedback’ moment waarbij, na een eventuele discussie over de inhoud, het definitieve cijfer wordt vastgelegd.  Wie in de eerste zittijd niet slaagt, krijgt een tweede kans in de tweede zittijd. Deadline voor het indienen van de papers : (onder voorbehoud van wijzigingen) 22 augustus. 

Maximum aantal studenten: 15 

Page 35: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Kalender:  Het seminarie beslaat ‘slechts’ drie volledige lesdagen in oktober (wie zich daar niet voor kan vrijmaken, kan zich niet inschrijven!), waarna er in november ‐ december aan de paper gewerkt moet worden. Om alles in goede banen te leiden, wordt een strakke timing gehanteerd. Meer uitleg over de hieronder beschreven procedures wordt verschaft via een handleiding (pdf op Toledo) en in de introductielessen. 

1. Volledige lesdag, op woensdag 10 oktober, waarin Roel Vande Winkel luik 1 (totaaloverzicht Belgische filmgeschiedenis) doceert. Deze lesdag dient natuurlijk door alle studenten te worden bijgewoond. (lokaal C‐3.15) 2. Tweedaags filmseminarie, op woensdag 27 en donderdag 28 oktober, waarin een aantal films worden geanalyseerd. Dit luik 2 vormt één geheel en dient door alle studenten te worden bijgewoond. (lokaal C‐3.15) 3. Verder zijn er geen algemene lesmomenten voorzien, maar heeft de docent voor en na het seminarie individueel contact (persoonlijk of via e‐mail) met de studenten, zodat ze voldoende ondersteuning krijgen bij het maken van hun taak. 4. Het onderwerp van de taak wordt uiterlijk op maandag 25 oktober vastgelegd. Uiterlijk op maandag 29 november 2010 wordt een tussentijds verslag (elektronisch) ingediend: de docent geeft schriftelijke feedback tegen uiterlijk maandag 6 december. Uiterlijk op maandag 27 januari 2010 wordt de definitieve paper (elektronisch en op ‘hard copy’, inclusief portfolio) ingediend. Deze paper wordt besproken tijdens de examenperiode.  Biografie: Dr. Roel Vande Winkel verricht onderzoek naar media‐ en beeldcultuur. Hij geeft les aan de Universiteit Antwerpen en aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel, waar hij ook voorzitter van de Onderzoeksraad is. Hij verricht cultuurhistorisch onderzoek over media, film, propaganda…  Hij publiceerde onder andere de boeken Cinema and the Swastika (2007, met David Welch), De Vlaschaard 1943 (2007, met Ine Van linthout), Perspectives on European Film & History (2007, met Leen Engelen) en Filmen voor Vlaanderen: Vlaamse beweging, propaganda en film (2008, met Daniel Biltereyst). Verder leverde hij ook bijdragen aan internationale tijdschriften als het Historical Journal for Film, Radio and Television, Journal of Film Preservation, Tijdschrift voor Mediageschiedenis en Historical Reflections. Hij was ook betrokken bij de productie van verscheidene filmarchief dvd’s. 

      

Page 36: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Filosofie van de representatie,          van Jean Baudrillard tot Jacques Rancière  titularis    Camiel van Winkel  statuut     plichtseminarie voor het atelier vrije kunsten        plichtseminarie voor het atelier film (naast Sound Art)  onderwijstaal    Nederlands  contacturen    16 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties:  zie algemene begincompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie 

Doelstellingen:  De student verwerft kennis van en inzicht in het hedendaagse filosofische denken over beeld en representatie, en leert zich daar op kritische wijze toe te verhouden, zowel mondeling als schriftelijk.  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  In de hedendaagse filosofie, met name in Frankrijk, is veel aandacht voor de theorievorming over het beeld. Het beeld ligt als een geprivilegieerde (denk)vorm ten grondslag aan een algemene filosofie van de representatie.  Dit seminarie is gewijd aan het lezen en analyseren van een aantal hedendaagse filosofische teksten die gewijd zijn aan deze problematiek. Vanuit soms radicaal verschillende uitgangspunten wordt de theorie van het beeld doorgetrokken naar maatschappelijke, culturele en politieke aspecten van de representatie.  Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  8 sessies van 2 uur.  De overige studielasturen besteedt de student aan het lezen van de te behandelen teksten.  Werkcolleges. Elke les staat één tekst centraal, die de student van tevoren heeft bestudeerd. De les bestaat uit een collectieve bespreking en analyse van de tekst, waaraan de studenten actief deelnemen.   Studiemateriaal (verplicht):  ‐ Jean Baudrillard, “De precessie van de simulakra”, in: In de schaduw van de zwijgende meerderheden (Amsterdam: SUA, 1986), pp. 63‐116. ‐ Frank Vande Veire, “Als comateuze patiënten. De kunst in een gemediatiseerde wereld”, in: Neem en eet, dit is je lichaam. Fascinatie en intimidatie in de hedendaagse cultuur (Amsterdam: SUN, 

Page 37: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

2005), pp. 215‐243 ‐ Jacques Rancière, “Het delen van het zintuiglijk waarneembare. Esthetiek en politiek”, in: Het esthetische denken (Amsterdam: Valiz, 2007), pp. 9‐73. ‐ Jacques Rancière, “De esthetische revolutie en haar consequenties. Scenario’s van autonomie en heteronomie”, in: De Witte Raaf nr 105 (september 2003). ‐ Marie‐José Mondzain, “Het natuurlijke beeld”, in: De Witte Raaf nr 89 (januari 2001). ‐ Jean‐Luc Nancy, “Het beeld – het onderscheidene”, in: De Witte Raaf nr 111 (september 2004).  Evaluatievormen:  Als examentaak schrijft de student een paper van ca. 3.000 woorden over de filosofie van de representatie, waarin de behandelde literatuur op kritische wijze dient te worden verwerkt. Deze paper telt voor 75% mee in de eindbeoordeling. De actieve deelname aan de reeks seminaries/discussies telt mee voor 25%.  Maximum aantal studenten: 15 

Kalender: dinsdag 15.02, 16u‐18u, lokaal A+3.02 vrijdag 25.02, 15u‐17u, lokaal A+2.02 dinsdag 01.03, 16u‐18u, lokaal A+3.02 dinsdag 22.03, 16u‐18u, lokaal A+3.02 dinsdag 10.05, 16u‐18u, lokaal A+3.02 dinsdag 17.05, 16u‐18u, lokaal A+3.02 dinsdag 24.05, 16u‐18u, lokaal A+3.02  dinsdag 31.05, 16u‐18u, lokaal A+3.02  Biografie: Drs. C.H. (Camiel) van Winkel. Kunsthistoricus en criticus; auteur van Moderne leegte. Over kunst en openbaarheid (1999), Het primaat van de zichtbaarheid (2005) en De mythe van het kunstenaarschap (2007). Doceert kunsttheorie/kunstfilosofie aan Hogeschool Sint‐Lukas Brussel. Geeft leiding aan het lectoraat beeldende kunst van de AKV/St Joost in ’s‐Hertogenbosch (Avans Hogeschool).           

Page 38: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Geschiedenis en theorie van de avant‐garde: Jeff Wall  titularis    Hans de Wolf  statuut     plichtseminarie voor het atelier vrije kunsten        plichtseminarie voor het atelier Show, Unclose … Display                   (naast Complexiteit en zelforganisatie)  onderwijstaal    Nederlands en Engels contacturen    26 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties:  Een actieve kennis van het Engels is aangewezen. Een zekere kennis van de historische avant‐garde in de beeldende kunsten is voor de student zeker een hulpbron. 

Doelstellingen:  zie algemene doelstellingen van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Het Jeff Wall‐seminarie, dat dit jaar voor de derde keer wordt ingericht (maar niet identiek is aan de vorige uitgaven), vormt de meest directe toepassing van het credo dat onderwijs gebaseerd is op onderzoek. Het seminarie vormt namelijk een direct uitvloeisel van het onderzoek dat werd gedaan en nog aan de gang is naar het werk en het denken van de Canadese kunstenaar Jeff Wall. Dit onderzoek zal aanleiding geven tot een belangrijke Jeff Wall‐tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten in 2011. Het is voorzien dat tijdens het seminarie Jeff Wall ook zelf aan minstens één van de sessies zal deelnemen. Het seminarie richt zich ertoe het oeuvre van Jeff Wall niet alleen te begrijpen als dat van een belangrijke vernieuwer in de fotografie, maar probeert de kunstenaar terug te plaatsen in de context waaruit zijn artistieke demarche aan het begin van de jaren ‘70 is gekomen. Tot deze context behoren niet alleen een paar fundamentele debatten (avant‐garde versus conceptuele kunst, traditionele media versus conceptuele kunst, fotografie versus schilderkunst, hedendaagse kunst versus historische avant‐garde, etc.), maar ook andere kunstenaars die actief waren in Vancouver zoals Ian Wallace, Rodney Graham, Stan Douglas etc. en ontwikkelingen binnen de beeldende kunsten, die pas mettertijd als belangrijk kunnen worden gepercipieerd.  

Met dit onderzoek willen we een nieuwe dimensie toevoegen aan het oeuvre van Jeff Wall, waarvan de inspiratie nog altijd te zeer beheerst wordt door louter kunsthistorische verwijzingen naar mogelijke bronnen uit de 19de eeuw.   Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  De didactische werkvorm die voor dit seminarie wordt gebruikt, is die van een Angelsaksisch seminar. Dit format functioneert als volgt: studenten en docent bevinden zich rond een tafel en ontmoeten elkaar tijdens wekelijkse afspraken. De docent stelt alle leden van het seminar een aantal 

Page 39: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

teksten ter beschikking die voor het onderzoek relevant zijn. Er wordt daarbij naar gestreefd om zowel rekening te houden met de laatste stand van zaken in het onderzoek als met de hoogste kwaliteit van de teksten. In het geval van Jeff Wall zijn nagenoeg alle teksten in het Engels en één in het Nederlands. De studenten krijgen de gelegenheid tijdens de week dit materiaal te lezen. Voor elke tekst wordt één lid van het seminarie aangeduid die de tekst tijdens de bijeenkomst presenteert, de kernvragen eruit haalt en zijn eigen standpunt ten opzichte van de tekst formuleert. Daarna wordt de tekst gewogen in een groepsdiscussie. Tijdens het seminarie en doorheen de lectuur van deze teksten formuleren de studenten een voorstel voor een paper die nauw aansluit bij het onderwerp van het seminar. Tijdens de laatste sessie worden deze papers in een nog onafgewerkte versie voorgesteld aan de groep en besproken. Tijdens deze laatste sessie worden altijd een of meerdere externe en vaak buitenlandse gasten uitgenodigd. Het examen bestaat uit het mondeling bespreken van de afgewerkte paper.   Studiemateriaal (verplicht): De literatuurlijst bestaat uit een twaalf‐ tot veertiental relevante artikels, die tijdens de eerste dag van het seminarie worden aangeboden.    Evaluatievormen:  De studenten worden voor de helft van de quotering beoordeeld op hun medewerking aan het seminarie, voor de helft op de paper.   Maximum aantal studenten: 16 

Kalender: elke maandagavond, van 18u tot 20u, vanaf 11.10 VUB Faculteit Letteren & Wijsbegeerte, Campus Pleinlaan, lokaal C5.404 voor meer info: www.vub.ac.be/LW  Biografie: Prof. Dr. Hans de Wolf studeerde Kunstwetenschappen en Archeologie aan de Vrije Universiteit Brussel en vervolgens aan het Art History Department van Columbia University in New York. Zijn licentiaatsdiploma behaalde hij op basis van een vergelijkende studie van de creatieve processen bij Marcel Duchamp en Stéphane Mallarmé. In 2002 doctoreerde hij met een omvangrijke en fundamenteel vernieuwende exegese van La mariée mise à nu par ses célibataires, même, het centrale werk in het oeuvre van Marcel Duchamp. In 1998 ontdekte hij in de archieven van de Beinecke Rare Books and Manuscript library van Yale University in New Haven, een nog ongekend werk van de hand van Marcel Duchamp dat aanleiding gaf tot een intens debat en sindsdien werd toegevoegd aan het oeuvre van de kunstenaar. Vanaf 1998 was hij betrokken bij de conceptie en de realisatie van verschillende tentoonstellingsprojecten in de Neue Nationalgalerie im Hamburger Bahnhof, het Berlijnse museum voor hedendaagse kunst. Aan de Kunsthochschule Berlin‐Weissensee doceert hij sinds 2002 kunsttheoretische seminaries. In 2004 werd Hans de Wolf aangesteld als docent kunstwetenschappen en esthetica aan de Vrije Universiteit Brussel. Gelijktijdig werd hij aangetrokken als consulent door het Paleis voor Schone Kunsten van Brussel (BOZAR), in het bijzonder voor het ontwikkelen en onderhouden van de relaties met de Duitse musea. In dit kader vonden in de lente van 2007 enkele opmerkelijke tentoonstellingen plaats waarbij hij nauw betrokken was (Blicke auf Europa, Visite). Beide instellingen (PSK en VUB) verbindt bovendien een samenwerkingsovereenkomst waarvoor Hans de Wolf de verantwoordelijkheid draagt. Hij maakt deel uit van een reflectiecel die als opdracht heeft de installatie van een permanent Broodthaerskabinet in het Museum voor Actuele Kunst van Gent (SMAK) te sturen en te begeleiden. In 2005 werd Hans de Wolf gevraagd een voorstel uit te werken 

Page 40: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

voor de nieuw in te richten doctorsgraad voor kunstenaars binnen de Universitaire Associatie Brussel (UAB). Zijn voorstel ‐ dat uitgaat van een zo zinvol mogelijke toenadering tussen de academische wereld, de kunsthogescholen en de kunstwereld ‐ leidde tot de oprichting van het Platform Doctoraat in de Kunsten, ook gekend als het Brussels model. 

        

                       

 

 

 

 

   

Page 41: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      L’artisan électronique titularis    Claire Warnier  statuut     plichtseminarie voor de ateliers TYPO/GRAPHICS en animatiefilm  onderwijstaal    Nederlands en Engels contacturen    30 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties:  Een basiskennis van softwareprogramma’s zoals Adobe illustrator, Google Sketchup, ... is vereist. 

Doelstellingen:  zie algemene doelstellingen van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Technologische innovaties democratiseren na verloop van tijd van een experiment in een  wetenschappelijk lab tot een alomtegenwoordig gebruiksartikel. Deze democratisering van  technologische innovaties gaat steeds sneller. Net zoals de A4‐printer ooit een 10.000 dollar  speelgoedje was voor de happy few, zal binnen niet al te lange tijd ook de 3D‐printer verhuizen van het lab en het industriepand naar de copyshop om de hoek en wie weet naar het eigen bureau thuis. En ook dit zal leiden tot heuse verschuivingen op sociaal, cultureel en economisch vlak. Geen e‐card meer voor je verjaardag, maar je cadeau rolt zo uit de printer.  Dat dit idee niet erg futuristisch is, bewijzen mensen als Adrian Bowyer. Hij zette zijn idee om een 3D‐printer te ontwikkelen die je zelf kon bouwen en thuis kon gebruiken op het internet. Er kwam een online communicatie op gang met als resultaat de zelf te bouwen RepRap 3D‐printer. Onderzoekers, vormgevers, bedrijven, ... werken nu rond de RepRap en ontwikkelen er verschillende, zelf te maken, toepassingen en verbeteringen voor. Een apparaat dat rond de twintigduizend euro kost, kun je nu met doe‐het‐zelf materiaal in elkaar zetten voor zo’n 700 euro ‐ en dit met behulp van de kennis en het enthousiasme dat online gedeeld wordt. Kennisoverdracht wordt gemakkelijker en vrijer, waardoor meer mensen ermee aan de slag kunnen gaan en er dus meer nieuwe kennis wordt gegenereerd. In dit seminarie kijken we naar de consequenties die deze democratisering van technologie voor de vormgever en de kunstenaar betekent.  Thema’s die aan bod komen: ‐ analyse van interessante initiatieven zoals Ponoko, Guerilla Gardening, Sustainable Everyone, Fablab, RepRap, ... ‐ samenwerking en kennisverwerving in de genetwerkte maatschappij ‐ open source en economie ‐ digitaal ‐ analoog ‐ digitaal ‐ fysiek: bezoek Fablab  

Page 42: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  Het seminarie bestaat uit kaderende, theoretische hoorcolleges en gastlezingen. Daarbij zal er een bezoek gebracht worden aan een Fablab.  Dit seminarie zal bestaan uit 10 lessen van 2 uur en een dagbezoek aan een Fablab.  Studiemateriaal (verplicht):  Er zal een reader samengesteld worden met teksten die gebruikt worden in de lessen en die gebruikt kunnen worden in de onderzoeksopdracht.  Evaluatievormen:  30%: deelname en verslag daguitstap naar het Fablab / Protospace in Utrecht 70%: paper n.a.v. onderzoeksopdracht in groepen van 2 personen  Kalender: maandag 14.02, 10u30‐13u, lokaal A+2.02 maandag 21.02, 10u30‐13u, lokaal A+2.02 maandag 28.02, 10u30‐13u, lokaal A+2.02 maandag 07.03, 10u30‐13u, lokaal A+2.02 maandag 14.03, 10u30‐13u, lokaal A+2.02 maandag 21.03, 10u30‐13u, lokaal A+2.02 maandag 28.03, 10u30‐13u, lokaal A+2.02 maandag 04.04, 10u30‐13u, lokaal A+2.02 maandag 09.05, 10u30‐13u, lokaal A+2.02 maandag 16.05, 10u30‐13u, lokaal A+2.02 maandag 23.05, 10u30‐13u, lokaal A+2.02 maandag 30.05, 10u30‐13u, lokaal A+2.02  Biografie: Claire Warnier studeerde af aan de Design Academy Eindhoven, afdeling Man and Identity in 2002 en behaalde haar Master of Arts in 2008 aan de Universiteit van Gent. In 2002 startte zij samen met Dries Verbruggen de ontwerpstudio Unfold op. Het werk van Unfold bevindt zich tussen productontwerp en het ontwerp van kleine ruimtes, maar spitst zich vooral toe op eigen geïnitieerde onderzoeksprojecten die vooral gepresenteerd worden in installaties voor tentoonstellingen. Claire Warnier geeft tevens les aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel en bereidt haar PhD aan de Konstfack in Stockholm voor. (www.unfold.be)     

Page 43: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Meeting Belgian Design titularis    Fatima Pombo  statuut     keuzeseminarie  onderwijstaal    Engels contacturen    24 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties:  zie algemene beginscompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Doelstellingen:  1. The student will be interested to develop further research on any of these topics.  2. The student will have a critical perspective on Design.  3. The student will take profit of this knowledge to be critical about his/her own practice.  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  We face the opportunity of this seminar to develop knowledge about the practice of  Belgian Design, its roots, specificities and consequences. This research will be developed in 3 parts:  1. The contribution of Art Nouveau for an eventual specific Design and Architecture in Belgium 1.1 organization and functionalisation of the space (for ex. the domestic space) 1.2 organicist practice (in contrast with the classicism neo‐romantic) that wishes to  explore the nature forces and not to fight against them  1.3 the connections between Art Nouveau, technology and industry  2. The inheritance of the relations between design/science, design/nature and design/art in the practice of contemporary Belgian Design  2.1 the idea of beauty based in useful and practical criteria 2.2 selection and interpretation of some Belgian paradigmatic design projects   3. How Belgian Design contributes to shape a way of living, a ’world vision’ 3.1 discussion of projects with designers and researchers 3.2 approach to a critical position about Contemporary Design  Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  This seminar is a combination of practical research work carried out by the students and of theoretical presentations developed by the docent, the students and guests (designers and researchers). Visits in the frame of the seminar are also foreseen, namely visits to studios.  

Page 44: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

 Studiemateriaal (verplicht):  A reader will be provided.  Evaluatievormen:  To be evaluated the student needs to be present at least in all sessions. The evaluation is as follows: 50%: practice‐based research work 50%: presentation of a ‘paper’ in the frame of any topic of the seminar  Kalender: donderdag 17.02, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 donderdag 24.02, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 donderdag 03.03, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 donderdag 10.03, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 donderdag 17.03, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 donderdag 31.03, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 donderdag 07.04, 13u45‐17u, lokaal A+2.03  Biografie: Dr. Fátima Pombo has taught at the Universities of Aveiro, Porto (Portugal), Barcelona, Vigo (Spain), Munich (Germany).  She got her post‐doctorate title in Philosophy at the University of Munich. She was responsible for the courses of Aesthetics and for Theory and History of Design in the Department of Communication and Art, University of Aveiro, where she has been Head of the Design Department during four years. She has lectured extensively on design and aesthetics at international and national conferences. She participates in several international and national research projects, reviews and anthologies. She is an affiliated researcher at K.U.Leuven. She studied Music at the Conservatório of Música of Porto. She also writes novels and children stories. 

Page 45: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Omtrent de interactieve methode:         identificatie, culturele impact en implementatie  titularis    Peter Beyls  statuut     keuzeseminarie  onderwijstaal    Nederlands contacturen    24 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties:  Dit seminarie vereist geen specifieke begincompetenties.  Doelstellingen:  zie algemene doelstellingen van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Dit seminarie rond het thema ‘interactie’ onderschrijft een dubbele vraagstelling: (1) wat is interactie als cognitieve strategie en wat zijn de vitale eigenschappen van interactieve media, en (2) hoe creëert de actieve participatie van menselijke interventies specifieke vormen van ‘betekenis’ in een interactief medium en welke mogelijkheden bestaan er om een interactief protocol te implementeren? Onder de term ‘interactieve media’ verstaan wij de specificiteit van een volledige spectrum; van tastbaarheid in bij uitstek analoge media tot virtualiteit in het digitale medium. Zijn beide extremen eventueel verenigbaar in betekenis en functionaliteit?  Wat bedoelt men met ‘interactiviteit’ in een artistieke context? Welke zijn de waarachtige implicaties van de interactieve methode? Wat zijn de kenmerken van ‘interactieve’ kunstwerken? Welke soorten interactiviteit bieden een meerwaarde in de esthetische ervaring? Wij bestuderen vormen van interactie in termen van kwantiteit (semantische eigenschappen) en kwaliteit (cognitieve consequenties). De essentiële verschillen tussen laag niveau interactie (de responsieve keuze) en hoog niveau interactie (participatie in een autonome wereld) worden in kaart gebracht. Deze benadering belichaamt eveneens een spectrum aan implicaties; van zuiver determinisme (selectie uit een responsief palet) tot speculeren over het potentieel van beïnvloeding eerder dan controle. Wij beschouwen interactie in een grotere, globale sociale context: (1) modellen van sociale interactie tussen personen, (2) interactie tussen personen en machines en (3) interactie in abstracte, denkbeeldige werelden geïmplementeerd in silico. Met andere woorden, onze wezenlijke belangstelling richt zich op de interactie tussen natuur en cultuur en hoe deze dynamiek zich manifesteert in wat wij benoemen als ‘kunst’. In deze context ontwikkelen wij eveneens een kunsthistorische situering van de rol van interactie bij de genese van interdisciplinariteit in de kunst (lang voor er sprake was van Mediakunst); bijvoorbeeld Cage/Cunningham/Tudor, 

Page 46: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Rauschenberg/Kluver, Sonic Arts Union, het MIT Medialab Reas/Fry partnership tot en met het recente wereldwijd DorkBot initiatief. Verder geven wij een overzicht van de grote diversiteit aan implementaties van interactiviteit; van interactie in lokale en globale netwerken, interactieve niet‐lineaire narratieve structuren, software ontwikkeling (introspectieve interactie met het artistieke zelf), interactieve films en interactieve audiovisuele kunstwerken. Er volgt een overzicht van de methodes om dergelijke werken te implementeren: computer vision, principes van physical computing (het werken met sensoren), interactieve visualisatie van massale hoeveelheden informatie gewonnen op het internet, interactie via fysiologische signalen onttrokken aan het menselijk lichaam (Stelarc, Rosenboom), hogere vormen van mens‐machine interactie bijvoorbeeld via gesproken taal (Rokeby), ‘mixed reality’ interactie met machines via spontane lichaamstaal (Krueger), de extractie van een emotionele component uit een menselijk beweging (Machover), interactie met virtuele lichamen over netwerken (Stenslie), uiterste virtuositeit in interactie met muzikale processen (Waisviz), interactiviteit in video games, gedeeld auteurschap bij het bespelen van een gecomputeriseerd muziekinstrument door verschillende spelers tezelfdertijd (bv. Reactable)... Implementaties van biologisch geïnspireerde mechanismen in de kunst; bijvoorbeeld cellulaire automaten en particle systems in computeranimatie en interactie tussen biologische en synthetische componenten in hybride vormen van artificieel leven (bijvoorbeeld de markante Culture Tissue beweging in Australië). Hoe kan men diepere, meer intieme vormen van mens‐machine interactie realiseren? Eventueel via improvisatie, leren en evolutie? Op deze en vele aanverwante vragen zoeken wij naar een antwoord.  Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  Hoorcolleges, groepsbesprekingen, individuele presentaties van studenten, werkcolleges. Monitoraat op afspraak via e‐mail. Het seminarie start met een reeks hoorcolleges die een kritische invulling geven van het concept ‘interactie’. Verder zal elke student een eigen project ontwikkelen in samenspraak met de docent. Studenten worden ook aangemoedigd om samen te werken om zo de inzet van hun individuele expertise te maximaliseren.   Studiemateriaal (verplicht):  geen verplichte literatuur  Studiemateriaal (aanbevolen): ‐ Jones, Caroline; 2006, Sensorium: Embodied Experience, Technology and Contemporary Art, MIT Press, Cambridge, MA ‐ Moggridge, Bill; 2006, Designing Interactions, MIT Press, Cambridge, MA ‐ O’ Neill, Shaleph, 2008, Interactive Media: The Semiotics of Embodied Interaction, Springer London Ltd. ‐ Buxton, Bill; 2007, Sketching User Experiences: Getting the Design Right and the Right Design, Morgan‐Kaufmann Publishers, Elsevier, Amsterdam  ‐ Salen, Katie and Zimmerman, Eric; 2004, Rules of Play, MIT Press, Cambridge, MA ‐ Wolfram, Stephen; 2002, A New Kind of Science, Wolfram Media, Inc, Champaign, IL ‐ Reas, Casey and Fry, Ben; 2007, Processing, MIT Press, Cambridge, MA ‐ Noble, Joshua; 2009, Programming Interactivity: A Designer's Guide to Processing, Arduino, and openFrameworks, O'Reilly ‐ Igoe, Tom; 2007, Making Things Talk: Practical Methods for Connecting Physical Objects, O'Reilly ‐ Gold, Rich; 2007, The Plenitude: Creativity, Innovation, and Making Stuff, MIT Press, Cambridge, MA Tijdschriften: talrijke relevante artikels in  Leonardo en Leonardo Music Journal, MIT Press. 

Page 47: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

 Evaluatievormen:  Elke student zal zich documenteren en een dossier samenstellen en zijn/haar intenties op basis van dit dossier communiceren met de docent. Het dossier zal het proces documenteren (in conceptuele en technische betekenis van het woord) dat de student heeft doorlopen. De globale evaluatie berust op drie factoren: (1) participatie en engagement in de les, (2) een presentatie van het afgelegde parcours (op basis van het dossier) en het (eventueel) behaalde eindresultaat en (3) een mondelinge evaluatiegesprek omtrent inhoudelijke aspecten.    Maximum aantal studenten: 15  Kalender: donderdag 17.02, 13u45‐17u, lokaal A+2.01 donderdag 24.02, 13u45‐17u, lokaal A+2.01 donderdag 03.03, 13u45‐17u, lokaal A+2.01 donderdag 10.03, 13u45‐17u, lokaal A+2.01 donderdag 17.03, 13u45‐17u, lokaal A+2.01 donderdag 31.03, 13u45‐17u, lokaal A+2.01 donderdag 07.04, 13u45‐17u, lokaal A+2.01  Biografie: Peter Beyls exploreert sinds de vroege jaren '70 het programmeren van computers als artistieke activiteit. Hij studeerde informatica en muziek in Brussel, Stockholm en Londen. Beyls realiseerde autonome tekensystemen, interactieve audiovisuele installaties en ontwierp computergebaseerde muziekinstrumenten. Hij koppelt artistieke intuïtie aan wetenschappelijk onderzoek en benut principes uit het domein van de Artificiële Intelligentie voor het realiseren van geluid, beeld en hybride kunstwerken. Hij publiceerde uitvoerig over diverse aspecten van digitale kunst. Zijn interesse gaat vooral uit naar interactie, artistieke autonomie in machines en generatieve systemen. Beyls was gastdocent aan diverse universiteiten in de USA, Canada en Japan. Hij doceert momenteel Theorie van de Mediakunst aan KASK, Hogeschool Gent en coördineert onderzoek aan het KASK Interaction Lab. Hij doceert over generatieve systemen en Sound Art aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel. Beyls ontving een doctoraat in de computerwetenschappen van de University of Plymouth, UK. 

Page 48: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Show, Unclose … Display titularis    Steven Humblet & Maarten Vanvolsem  statuut     plichtseminarie voor het atelier Show, Unclose … Display  onderwijstaal    Nederlands contacturen    30 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    niet mogelijk examencontract  niet mogelijk aantal examenkansen  2  Begincompetenties:  zie algemene begincompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Doelstellingen:  zie algemene doelstellingen van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  In de masteropleiding wordt elke student geconfronteerd met de opdracht zijn/haar werk aan een breder publiek te presenteren. Het masteratelier en het daarbij aansluitende masterseminarie Show, Unclose...Display willen stilstaan bij de verschillende consequenties van deze intrede in de publieke ruimte. (zie ook Aanbod ateliers 2010­2011) Los van het medium waarin de student werkt, willen dit atelier en seminarie de complexe handeling die het publiek maken van het eigen werk vooronderstelt aan een kritische analyse onderwerpen. Presenteren betekent niet alleen loslaten, uit de beslotenheid van het atelier treden, beslissingen uit handen geven, samenwerkingen organiseren, maar het betekent ook verantwoordelijkheid nemen, een bewuste strategie aanwenden, zichzelf een identiteit als kunstenaar aanmeten. Alhoewel verschillende presentatievormen aan bod zullen komen (zoals publicaties in boekvorm, op web, e.d.), zal de grootste klemtoon liggen op de tentoonstellingsproblematiek: het presenteren van beeldend werk in de concrete ruimte van het museum of galerie. Verschillende aspecten van de tentoonstellingspraktijk zullen aan bod komen, aangebracht door een uitgebreide literatuurlijst en interventies van een aantal gastsprekers (kunstenaars, scenografen, curatoren,...). Het programma is georganiseerd rond een serie tentoonstellingsbezoeken, lezingen, geanimeerde discussies en presentatiemomenten. De student houdt zijn/haar ideeën en evolutie bij in een research‐ en procesfolio. Er worden proefopstellingen gedaan op maquette (van bestaande ruimtes) en in reële tentoonstellingsruimtes (Recylart / kelder Koninginnegalerij). Finaal geeft de student een korte presentatie van zijn/haar ideale tentoonstelling voor het afstudeerproject en dient zijn/haar research‐ en procesfolio in.  Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  literatuurlijst, zelfstudie, gastsprekers, tutorsessies en studentenpresentaties   

Page 49: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Studiemateriaal (verplicht):  ‐ Les cahiers de la photographie 7, les espaces photographiques: LA GALERIE. L'ACCP, Paris, 1982. ‐ Yves  Aupetitallot (ed.), Marie‐Ange Brayer (ed.), Dirk Snauwaert (ed.), Wide White Space: achter het museum 1966 ‐ 1976. Wide White Space: derrière le musée 1966 ‐ 1976, Brussel : Paleis voor schone kunsten, [tent. cat.] Brussel, 28.10.‐31.12.1994 Marseille, 04.1996 ‐ 05.1996, 1994. (bib Sint‐Lukas). ‐ Olivier Lugon, Des cheminements de pensée. La gestion de la circulation dans les expositions didactiques, Art Press n° spécial « Oublier l'exposition », 2000. ‐ Julie K. Brown, Making culture visible, Routledge, London, 2002. ‐ Olivier Lugon, "Kodakoration". Photographie et scénographie d'exposition autour de 1900, Etudes photographiques n°16, pp. 182‐197, 2005. ‐ Gaëlle Morel, Olivier Lugon (ed.), Les Espaces de l'Image/ The Spaces of the image. Le mois de la photo à Montreal, 2009. ‐ Charlotte Klonk, Spaces of Experience. Art Gallery Interiors from 1800 to 2000. Yale University Press, London, 2009. ‐ Jorge Ribalta (ed.), Public Photographic Spaces. Propaganda Exhibitions from Pressa to The Family of Man (1928‐55). MACBA, Barcelona, 2009. ‐ Olivier Lugon, Avant la 'forme tableau'. in: Etudes Photographiques n° 25 (cfr. http://etudesphotographiques.revues.org/index3038.html) No25, mai 2010, p. 6‐41.  Studiemateriaal (aanbevolen): ‐ Brawne Michael, The museum interior: temporary and permanent display techniques, New YorkArchitectural Book Pub Co, 1982. ‐ John H. Falk, Lynn D. Dierking, The Museum Experience, Washington (U.S.A.), Howells House / Whalesback Books , 1992. ‐ Douglas Crimp, On the Museum’s Ruins, Cambridge, Massachusetts – London, England: The MIT Press, 1993. ‐ Reesa Greenberg, Bruce W. Ferguson, Sandy Nairne, Thinking about Exhibitions, London (U.K.), New York (U.S.A.), Routledge, 1996. (bib Sint‐Lukas) ‐ Mary Anne Staniszewski, The Power of Display: A History of Exhibition Installations at the Museum of Modern Art, Cambridge (U.S.A.), The MIT Press, 1998. (bib Sint‐Lukas) ‐ Bernd Klüser, Katharina Hegewisch, L'Art de l'exposition. Une documentation sur trente expositions exemplaires du XXe siècle, Paris, Editions du Regard, 1998. (oorspronkelijk in het Duits, Frankfurt, Insel,1991) ‐ O'doherty Brian, Mcevilley Thomas, Inside the White Cube: The Ideology of the Gallery Space, Berkeley, Los Angeles (U.S.A.), London (U.K.), University of California Press, 1999. (bib Sint‐Lukas) ‐ Jean‐Marc Poinsot, Quand l'oeuvre a lieu, L'art Exposé Et Ses Récits Autorisés, Genève, Les presses du réel – domaine Mamco, 1999. ‐ Barry Lord (ed.), Gail Dexter Lord (ed.), The Manual of Museum Exhibitions, Lanham (U.S.A.), New York (U.S.A.), Oxford (U.K;), AltaMira Press, 2001. ‐ Marincola Paula (ed), What Makes a Great Exhibition?, Philadelphia (U.S.A.), Philadelphia Exhibition Initiative, Reaktion Books, 2006. ‐ Wouter Davidts, Bouwen voor de kunst? Museumarchitectuur van Centre Pompidou tot Tate Modern, Gent, A&S/books, 2006. ‐ Renato Barilli, Valerio Deho, Vittorio Fagone, Nicoletta Leonardi, Franco Vaccari,  Franco Vaccari: Exhibitions in Real Time, Damiani, 2007. ‐ Teufel Philipp, Uwe Reinhardt, New Exhibition Design 01, Ludwigsburg, Avedition GmbH, Dec. 2007. ‐ Nairne Sandy, Thinking About Exhibitions, Abingdon (U.S.A.), Routledge, Taylor & Francis, 2007. 

Page 50: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

‐ Judith Rugg (ed.), Michele Sedgwick (ed.), Issues in Curating Contemporary Art and Performance, Bristol (U.K.), Chicago (U.S.A.), Intellect Ltd, 2008. ‐ Bruce Altshuler (ed.), Salon to Biennal. Exhibitions that Made Art History. Volume 1: 1863‐1959, Phaidon Press, London, 2008. ‐ Beryl Graham, Sarah Cook, Rethinking Curating: Art after New Media, Cambridge (U.S.A.), The MIT Press, 2010.  Evaluatievormen:  ‐  permanente evaluatie op aanwezigheid en actieve participatie (20%) ‐ evaluatie van de door de student samengestelde researchfolio (40%) en van de presentatie van de researchfolio (40%)  Kalender: 12.10, 14u‐17u   inleiding / algemene probleemstelling / verdeling opdrachten 19.10, 14u‐18u   theoretische reflectie verplichte literatuur (studentenpresentatie) 23.11, 10u‐12u   analyse oeuvre André Kertesz (I) (studentenpresentatie)              14u‐17u   analyse oeuvre André Kertesz (II) (studentenpresentatie) 30.11     bezoek tentoonstelling André Kertesz (Parijs) + bespreking 14.12, 10u‐12u   analyse oeuvre Stephen Shore (I) (studentenpresentatie)              14‐17u     analyse oeuvre Stephen Shore (II) (studentenpresentatie) 16.12     bezoek tentoonstelling Der Rote Bulli (Düsseldorf) + bespreking 18.01, 10u‐13u   studentenpresentatie Olivier Lugon + bespreking teksten.              14u‐16u   lezing Olivier Lugon 01.03, 10u‐12u   studentenpresentatie Alexander Streitberger + bespreking teksten.              14u‐18u   lezing Alexander Streitberger 22.03, 14u‐18u   theoretische reflectie verplichte literatuur (studentenpresentatie) 03.05,10u‐13u    presentatie en bespreking van de research‐folio             14u‐16u    presentatie en bespreking van de research folio  Biografieën:  Steven Humblet studeerde filosofie en antropologie aan de K.U.Leuven. Van 1999 tot 2005 werkte hij als freelance kunstcriticus voor de Financieel‐Economische Tijd. Sindsdien schrijft hij over fotografie voor tijdschriften als De Witte Raaf, Camera Austria, etc. Sinds 2003 is hij assistent‐docent Fotogeschiedenis en Fototheorie aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel. Hij is als doctorandus verbonden aan de UGent waar hij werkt aan een doctoraat over de fotografische verbeelding van New York in stadsfotoboeken uit het interbellum. Hij is als onderzoeker betrokken bij het project Citygraphy, een multidisciplinaire onderzoeksgroep naar de visuele verbeelding van stad en platteland. Hij was tevens de curator van de Namiddagen van de Topografie IV die in het voorjaar van 2008 werden georganiseerd in de Beursschouwburg. Hij bereidt momenteel als guesteditor het Cahier #3 voor. Relevante recente publicaties en artistieke projecten: ‐ ‘Een modern traject doorheen de stad. Over 100 X Paris van Germaine Krull’, in: Dirk Lauwaert (red.), Cahier Citygraphy I (2007)  ‐ ‘L’évènement’, in: Camera Austria, 28 (2007), 98  ‐ ‘Regarder Vu’, in: De Witte Raaf, 22 (2007), 126 ‐ ‘Atget: un rétrospective’, in: De Witte Raaf, 22 (2007), 127 ‐ ‘Over de rekbaarheid van een fotografisch genre (en zijn onafwendbaar breekpunt)’, in: Debuut. Cahier Fotografie Sint‐Lukas, 1 (2007), 50‐53 

Page 51: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

‐ ‘Picturing Fashion. Over jagers en prooien (en Britney Spears)’, in: Debuut. Cahier Fotografie Sint‐Lukas, 1 (2007), 74‐81 ‐ ‘A desire for transparency. On Berenice Abbott’s Milk wagon and Old Houses’, in: Recherches en Communication (nog te verschijnen)  Dr. Maarten Vanvolsem is docent fotografie aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel en research fellow aan het LGC. Als fotograaf kaart hij de verhoudingen aan tussen de kijker en het fotografische beeld. Centraal staat de ervaring van tijd die bij het omgaan met en kijken naar een fotografisch beeld tot stand komt. In deze ervaring probeert hij een dynamische tijdsduur te stimuleren. Hierbij wordt een actieve participatie aan de toeschouwer gevraagd bij het beschouwen (lezen) van het beeld. Relevante recente publicaties en artistieke projecten: ‐ Maarten Vanvolsem, The Art of Strip Photography. Making Still Images with a Moving Camera, Leuven, Leuven University Press, 2010. ‐ Maarten Vanvolsem, Fotografie en Kunst, Karakter Tijdschrift van Wetenschap, nr 27, september 2009. ‐ Teasers and Pleasers. Galerie Kusseneers (Antwerp, Belgium), 08/05 ‐ 30/05/2009. ‐ Hasselt in beweging ­ Maarten Vanvolsem. Het Stadsmus (Hasselt, Belgium), 1/02 ‐ 26/04/2009. ‐ Tobias Hild ­ Maarten Vanvolsem [the Safe]. Galerie Kusseneers (Antwerp, Belgium), 19/03 ‐ 03/05/2009.     

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 52: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Sound Art : geluid als component in de beeldende kunst.   

       Kritische studie, geschiedkundige situering  titularis    Peter Beyls  statuut     plichtseminarie voor het atelier film  onderwijstaal    Nederlands contacturen    30 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2 

Begincompetenties:  Dit seminarie vereist geen specifieke begincompetenties.  Doelstellingen:  zie algemene doelstellingen van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Waarom gebruiken kunstenaars muziek en geluid als wezenlijke componenten bij het realiseren van beeldende kunst? Hoe beïnvloedt een muzikale cultuur het picturaal denken: wij stellen ons de vraag en trekken een historische lijn van Wagner tot MTV.  De wisselwerking tussen muziek en beeld loopt als een rode draad doorheen de hele kunstgeschiedenis van de 20ste eeuw ‐ bijvoorbeeld muziek als allegorie, inspiratie en motief zoals manifest in het werk van Kandinsky tot Kounellis. Hybride kunstvormen ontstaan; musici realiseren grafische partituren en concerten worden vooral interessant vanwege hun visuele complexiteit (Cage, Cunningham, Rauschenberg). Beeldhouwers creëren audiovisuele objecten waarbij vorm en klank samenvallen  (Tinguely, Vogel, Baschet) of musici ontwerpen nieuwe muziekinstrumenten die vorm en materiaal letterlijk vertalen in klank (Tudor). Kunstenaars ontwikkelen formele mechanismen om muziek te interpreteren naar een visuele dimensie (Scriabin, Ox). Kunstenaars vormen een team met het oog op een perfecte integratie van beeld en geluid, bijvoorbeeld in de eigentijdse opera (Glass, Wilson). Kunstenaars zoeken naar een universeel onderliggende strategie voor de simultane ontwikkeling van beeld en geluid; denk aan de structurele film en de algoritmische cinema (Whitney). Meer recent worden beeld en geluid op dezelfde wijze gerepresenteerd in een digitaal medium; een algehele transdisciplinaire beïnvloeding wordt mogelijk waarbij de grenzen tussen de eigenheid en het artistiek potentieel van de media daadwerkelijk vervagen. In combinatie met interactiviteit (in eenvoudige lokale interfaces of in grootschalige interactieve installaties) wordt de dynamiek in het digitale medium naar een hoger niveau van complexiteit getild. Bovendien maakt de computer als massaproduct (in combinatie met globale netwerken) en de beschikbaarheid van gratis public domain software het audiovisuele experiment toegankelijk voor 

Page 53: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

iedereen. Meer in het bijzonder ondersteunt de Processing software omgeving (http://processing.org) beeld, geluid, dynamiek en beweging ‐ zonder onderscheid en op een basis van gelijkwaardigheid ‐ als componenten in een variabel creatief productieplatform. Dit seminarie ontwikkelt een antwoord om het hoofd te bieden aan de vormen van hogere artistieke complexiteit van audiovisuele projecten die beeld en geluid als structurele en semantische componenten op een bijzondere wijze confronteren of laten interfereren.   Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  Hoorcolleges, groepsbesprekingen, individuele presentaties van studenten, werkcolleges. Individuele begeleiding op afspraak via e‐mail. Het seminarie start met een reeks hoorcolleges. In de eerste hoorcolleges wordt een kunstkritisch en kunsthistorisch overzicht gegeven van hoe beeld en geluid/muziek elkaar hebben beïnvloed van 1900 tot vandaag. In de volgende hoorcolleges wordt actueel werk getoond van performers, filmmakers, beeldende en geluidskunstenaars en hybride audiovisuele kunstvormen van de laatste tien jaar.  De volgende sessies worden op een meer pragmatische wijze ingevuld. Elke student ontwikkelt een project dat op een of andere wijze beeld en geluid op een originele wijze confronteert. Studenten worden ook aangemoedigd om samen te werken om zo de inzet van hun expertise te maximaliseren.   Studiemateriaal (verplicht):  geen verplichte literatuur  Studiemateriaal (aanbevolen): ‐ Sound Art, Beyond Music, Between Categories, Rizzoli International Publications, New York, 2007 ‐ Vom Klang Der Bilder, Karin Von Maur (ed.), Prestel Verlag, Munchen, 1985 ‐ Digital Mantras, Steven Holtzman, MIT Press, 1994 ‐ Echo. The Images of Sound, Paul Panhuysen (ed.), Het Apollohuis, Eindhoven, 1987 ‐ Art and Innovation, Craig Harris (ed.), MIT Press, 1999 ‐ Processing: A Programming Handbook for Visual Designers and Artists, Ben Fry en Casea Rea, MIT Press, 2008 ‐ Processing: Creative Coding and Computational Art, Ira Greenberg, Friends of Ed, 2007 ‐ Tijdschriften: talrijke relevante artikels in Leonardo en Leonardo Music Journal, MIT Press  Evaluatievormen:  Elke student zal zich documenteren en een dossier samenstellen en zijn/haar intenties op basis van dit dossier communiceren met de docent. Het dossier zal het proces documenteren (in conceptuele en technische betekenis van het woord) dat de student heeft doorlopen. De globale evaluatie berust op drie factoren: (1) participatie en engagement in de les, (2) een presentatie van het afgelegde parcours (op basis van het dossier) en het (eventueel) behaalde eindresultaat en (3) een mondelinge evaluatiegesprek omtrent inhoudelijke aspecten.    Maximum aantal studenten: 15   

 

 

 

Page 54: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Kalender: vrijdag 18.02, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 vrijdag 25.02, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 vrijdag 04.03, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 vrijdag 11.03, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 vrijdag 25.03, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 vrijdag 08.04, 13u45‐17u, lokaal A+2.03  vrijdag 29.04, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 vrijdag 13.05, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 vrijdag 20.05, 13u45‐17u, lokaal A+2.03 vrijdag 27.05, 13u45‐17u, lokaal A+2.03  Biografie: Peter Beyls exploreert sinds de vroege jaren '70 het programmeren van computers als artistieke activiteit. Hij studeerde informatica en muziek in Brussel, Stockholm en Londen. Beyls realiseerde autonome tekensystemen, interactieve audiovisuele installaties en ontwierp computergebaseerde muziekinstrumenten. Hij koppelt artistieke intuïtie aan wetenschappelijk onderzoek en benut principes uit het domein van de Artificiële Intelligentie voor het realiseren van geluid, beeld en hybride kunstwerken. Hij publiceerde uitvoerig over diverse aspecten van digitale kunst. Zijn interesse gaat vooral uit naar interactie, artistieke autonomie in machines en generatieve systemen. Beyls was gastdocent aan diverse universiteiten in de USA, Canada en Japan. Hij doceert momenteel Theorie van de Mediakunst aan KASK, Hogeschool Gent en coördineert onderzoek aan het KASK Interaction Lab. Hij doceert over generatieve systemen en Sound Art aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel. Beyls ontving een doctoraat in de computerwetenschappen van de University of Plymouth, UK. 

Page 55: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Strategie

titularis    Guillaume Vander Stighelen & Kristin Verellen  statuut     plichtseminarie voor het atelier reclamevormgeving  onderwijstaal    Nederlands contacturen    30 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2 

 Begincompetenties:  zie algemene begincompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Doelstellingen:  Studenten  ‐ kunnen kritisch en strategisch reflecteren, uitwisselen en conceptualiseren over wat de toekomst is van de reclameontwerper in het sterk veranderende marketing‐ en communicatielandschap;   ‐ leren zelf een relevant en origineel toekomstscenario en merkstrategie ontwikkelen voor een vooruitstrevende reclameontwerper (persoon of organisatie);    ‐ zijn in staat om eigen, zeer persoonlijke standpunten over communicatie en media te ontwikkelen, te formuleren, uit te werken en te onderzoeken; ‐ kunnen naast hun ideeën, ook een onderbouwde visie en strategie ontwikkelen en formuleren, waaruit deze ideeën zijn ontstaan; ‐ zijn uiteindelijk in staat zijn om zichzelf en hun ideeën sterker te maken en zich beter te vermarkten.  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Reclame is dood. Leve de reclame! Dit seminarie werkt rond specifieke vragen m.b.t. reclame. Wat is de toekomst van de reclameontwerper in een zeer sterk veranderende communicatie en ‘branding’landschap? Is de term reclame achterhaald? Kan reclame nog liegen/manipuleren? Of kan reclame de wereld tot een betere plek maken? Welke persoonlijke onderzoeksvragen stelt een reclameontwerper zich? Welk gericht onderzoek is relevant in de context van hedendaags reclameontwerp? Waar haal je informatie en inspiratie voor communicatie‐ideeën die authentiek zijn en overtuigen. Welke strategische keuzes voeden vernieuwende concepten?  Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  20% kadering – 80% workshops   

Page 56: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Studiemateriaal (verplicht):  basisslides voor merkstrategie en trends   Studiemateriaal (aanbevolen): Interessante sites : www.trendwatching.com, www.springwise.com, www.allaboutbranding.com, … Interessante literatuur :  John Steel, The perfect Pitch en Truth, lies and advertising John Grant, The brand innovation manifesto en The green marketing manifesto Guillaume Van der Stighelen, Maak van je merk een held en Creativiteit  Evaluatievormen:  Elke student zal zich documenteren en een dossier samenstellen en zijn/haar intenties op basis van dit dossier communiceren met de docent. Het dossier zal het proces documenteren, conceptueel en technisch, dat de student heeft doorlopen. De globale evaluatie berust op drie factoren: participatie en engagement in de les (40%), een presentatie van het afgelegde parcours in een dossier of paper ( 30%), en een mondelinge en visuele presentatie (30%).  Kalender: maandag 14 februari, 9u30‐17u30, auditorium C‐3.15:     inleiding met Guillaume Van der Stighelen (voormiddag) + worldcafé rond           trends & kansdomeinen met Kristin Verellen (namiddag) dinsdag 21 februari, 13u45‐17u, lokaal A+2.03:     groepsworkshop ‘van kansdomeinen naar potentiële strategische keuzes’ (Kristin Verellen) maandag 28 februari, 13u45‐17u, lokaal A+2.03:     workshop in duo’s ‘van potentiële strategische keuze naar een sterk merkidee’       (Kristin Verellen) maandag 14 maart, 13u45‐17u, lokaal A+2.03:       workshop in duo’s ‘van sterk merkidee naar touchpoint strategie’     (gastspreker en Kristin Verellen) maandag 21 maart, 13u45‐17u, lokaal A+2.03:    open markt waarbij per duo het strategische uitgewerkte merkidee voor de toekomst aan     elkaar wordt verkocht, en in co‐creatie wordt versterkt. (Kristin Verellen) maandag 28 maart, 9u30‐17u30, auditorium C‐3.15:     de big show (presentaties en evaluatie per duo van het merkidee voor de toekomst)      + de vuurproef (Guillaume Van der Stighelen en Kristin Verellen)  Biografie: Kristin Verellen is merkstrateeg en creative coach. Na vele jaren ervaring en plezier als copywriter, projectleider en strateeg in verschillende communicatiebureaus (Dmb&b, Publicis, McCann, Lowe) heeft ze in 2002 met enkele kompanen het eigen(zinnig) bureau Choco opgericht. In 2006 besloot ze zich volledig te wijden aan haar nieuw initiatief Peel The Onion. Hierin focust ze zich op de creatieve ontwikkeling en synergie van mensen, merken en organisaties als Colruyt, Change Designers e.a.  

Guillaume Van der Stighelen studeerde voor tuinarchitect, werd vervolgens cafébaas, copywriter, creative director en is inmiddels een internationaal gevierd reclamemaker en medeoprichter van het reclamebureau Duval Guillaume. Hij is ook de auteur van The Simple Truth about Advertising (1997), Maak van je merk een held (2008) en Creativiteit (2010). 

Page 57: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      “The only people who see the whole picture…”  

titularis    Johanna Kint  statuut     keuzeseminarie  onderwijstaal    Nederlands contacturen    24 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2 

 Begincompetenties: zie algemene begincompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie   Doelstellingen:  zie algemene doelstellingen van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud: We leven in een maatschappij die door toenemende contacten tussen verschillende culturen steeds meer uitgroeit tot een interculturele samenleving. Hoe gaan wij daarmee om? Welke vragen stellen wij ons daarbij? Welke impact heeft deze andersoortige culturele omgeving op de beeldtaal die we hanteren? Wat kunnen we ons voorstellen bij veellagige beeldculturen? Hoe gaan jonge kunstenaars, filmmakers en ontwerpers hiermee om? Hoe maken zij zich dat eigen? Kunnen we dat gegeven in kaart brengen? Welke meerwaarde biedt, in deze context, een stad als Brussel en een school in Schaarbeek? In het seminarie wordt stilgestaan bij het breed cultureel en maatschappelijk engagement van kunstenaar en ontwerper, dat reeds van met de modernistische avant‐garde ingeleid werd. Hoe gaan wij in de huidige context om met het gegeven dat verschillende levende culturen naast elkaar bestaan, elkaar wederzijds beïnvloeden zonder geheel in elkaar op te gaan of te verdwijnen in een creolisatieproces? Welke meerwaarde biedt de omgang van verschillende disciplines met elkaar? 

Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten: hoor‐ en werkcolleges, bezoeken, gastlezingen   Studiemateriaal (verplicht):  Er wordt een reader ter beschikking gesteld.  Studiemateriaal (aanbevolen): ‐ A. Coles ( ed.) (2007), Design and Art, Londen: Whitechapel en Cambridge, Mass: MIT Press. ‐ R. Boomkens (2006), De Nieuwe Wanorde. Globalisering en het einde van de maakbare samenleving, Amsterdam: Van Gennep.  ‐ C. Van Winkel (2005), Het primaat van de zichtbaarheid, Rotterdam: NAi Uitgevers.  

Page 58: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

‐ L. De Cauter (2004), De capsulaire beschaving. Over de stad in het tijdperk van de angst, Rotterdam: Nai Uitgevers. ‐ Idem (1995), Archeologie van de kick: verhalen over moderniteit en ervaring, Amsterdam: De Balie. ‐ D. Power en A.J. Scott (ed.) (2004), Cultural Industries and the Production of Culture, Londen‐New York: Routledge. ‐ R. Wolfson (ed.) (2003), Kunst in crisis, Amsterdam: Prometheus. ‐ R. Poynor (2000), Design without Boundaries: Visual Communication in Transition. ‐ M. Lind (2000) , What if? Art on the verge of Architecture and Design, Stockholm: Moderna Museet.  ‐ An Van. Dienderen, Joris Janssens, Katrien Smits (2007), Tracks. Artistieke praktijken in een diverse samenleving, EPO.  ‐ J.Derrida (1998),  Over gastvrijheid (vertaald uit het Frans door W Van der Staal), Amsterdam: Boom. ‐ Erwin Jans (2006), Interculturele intoxicaties Over kunst, cultuur en verschil, Antwerpen : Epo. ‐ A. Van Sevenant (1992), Ademruimte, van cultuurproduct tot productcultuur, Leende: Damon. 

Evaluatievormen:  Permanente evaluatie van actieve deelname  tijdens het  seminarie en opvolging van de afspraken: elke deelnemer verzorgt mondeling en op wekelijkse basis presentaties, als kritische reflectie op het aangereikte topic. Deze presentaties worden ter discussie binnen de groep voorgelegd. (50% van de punten) Uit  deze  presentaties  volgt  een  eindpresentatie,  waarin  inzichten  en  (mogelijke)  conclusies  zijn opgenomen. De student maakt daarbij gebruik van een door haar/hem gekozen werkstuk/medium. (50% van de punten)  Kalender: donderdag 17.02, 13u45‐17u, lokaal A+3.02 donderdag 24.02, 13u45‐17u, lokaal A+3.02 donderdag 03.03, 13u45‐17u, lokaal A+3.02 donderdag 10.03, 13u45‐17u, lokaal A+3.02 donderdag 17.03, 13u45‐17u, lokaal A+3.02  donderdag 24.03, 13u45‐17u, lokaal A+3.02 donderdag 31.03, 13u45‐17u, lokaal A+3.02 donderdag 07.04, 13u45‐17u, lokaal A+3.02  Biografie: Johanna  Kint,  doctor  in  de  kunstwetenschappen.  Medecurator  van  het  samenwerkingsproject  en auteur  van de  catalogus The distance between  (2006),  tussen Bauhaus Universiteit Weimar  en de Hogeschool  Sint  Lukas  Brussel.  Coördinator  Luisterplekken  (2008)  tussen  de  hogeschool  en  de Brusselse Erfgoedcel. Docent kunst en designcultuur, Hogeschool Sint‐Lukas Brussel. Verzorgt o.m. ‘DesignCulture’ aan de Technische Universiteit van Eindhoven. 

 

 

 

Page 59: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Utopic Dimensions in Artistic Work 

titularis    Johan Teirlinck  statuut     plichtseminarie voor het atelier reclamevormgeving        + keuzeseminarie  onderwijstaal    Nederlands en Engels contacturen    30 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2 

Begincompetenties:  zie algemene begincompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Doelstellingen:  ‐ inzicht verwerven in de rol die een utopie of ideaalbeeld speelt voor het bedenken en produceren van creatief werk; ‐ de eigen inzichten kunnen formuleren en presenteren; ‐ de eigen inzichten kunnen omzetten in creatief werk; ‐ kritische reflectie over de betekenis van een (utopische) wereldvisie op maatschappelijk, sociaal, artistiek en cultureel vlak; ‐ inspiratie opdoen tijdens dit seminarie.  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Artistic work always refers to a set of social, cultural and contextual aspects. In this seminar a research will focus on these underlying elements that carry or sustain the artistic work. Can we speak or express ourselves without implying a ‘better’ world, or society, or future? Is the artistic or creative effort an open (or concealed) form of criticism on our actual life and culture? Some speakers (artists as well as philosophers) will come and present their thoughts on this matter. Students will be invited to study their own work and investigate utopic dimensions in it.  Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  hoorcolleges, gastlezingen en presentaties van studenten  Mogelijke gastsprekers zijn Luc Deleu (stedenbouw, toekomstige steden en wereld, staatsprijswinnaar), Serge De Gheldere (de zogeheten Vlaamse Al Gore, over de rol van ecologie en wetenschap), Francis Smets (filosoof en kunstcriticus), Fabio Wuytac (filmmaker en oud‐student Sint‐Lukas), e.a.  Studiemateriaal (verplicht):  De gastsprekers zullen elk een tekst voorbereiden. 

Page 60: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

 Studiemateriaal (aanbevolen): Johan Teirlinck, De wereld voor beginners (Colibro 2010)  Evaluatievormen:  ­ schriftelijk examen (50% van de eindbeoordeling) ‐ eigen presentatie + inbreng  tijdens de sessies zelf (50% van de eindbeoodeling)  Maximum aantal studenten: 30  Kalender: vrijdag 18.02, 9u30‐12u45, lokaal A+2.03 vrijdag 25.02, 9u30‐12u45, lokaal A+2.03 vrijdag 04.03, 9u30‐12u45, lokaal A+2.03 vrijdag 11.03, 9u30‐12u45, lokaal A+2.03 vrijdag 25.03, 9u30‐12u45, lokaal A+2.03 vrijdag 08.04, 9u30‐12u45, lokaal A+2.03 vrijdag 29.04, 9u30‐12u45, lokaal A+2.03 vrijdag 13.05, 9u30‐12u45, lokaal A+2.03 vrijdag 20.05, 9u30‐12u45, lokaal A+2.03 vrijdag 27.05, 9u30‐12u45, lokaal A+2.03  Biografie: Johan Teirlinck studeerde Germaanse Filologie en Filosofie. Hij publiceerde literair werk: Van hier tot aan de brug (roman), Branes (theatertekst) en Schitterend werk (gedichten) – en essays: Het actuele denken: de mentale ruimte, contaminaties en serendipiteit, tweede herziene druk in 2010 die vertaald werd als Today’s mind: mental space, contaminations and serendipity (2009). Hij gaf gastcolleges in 2009 in de Kent State University in Ohio (USA) en was er curator van een tentoonstelling in the Main Gallery of Kent State met als titel Mental Space. In 2010 schreef en publiceerde hij De wereld voor beginners, een project waarbij de huidige maatschappelijke en culturele situatie kritisch wordt bekeken en waarbij tal van initiatieven worden opgezet om te zoeken naar mogelijkheden voor de toekomst. 

Page 61: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Verhalen in diverse media en crossmediale narratie 

titularis    Pascal Lefèvre  statuut     plichtseminarie voor het atelier illustratie & beeldverhaal  onderwijstaal    Nederlands contacturen    30 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2 

 Begincompetenties:  Dit seminarie vereist geen specifieke begincompetenties.  Doelstellingen:  zie algemene doelstellingen van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Hoe kunnen we verhalen analyseren? Wat zijn de narratieve mogelijkheden en beperkingen van bewegende en stilstaande beelden, van fotografische en handgemaakte beelden, van woord‐beeld combinaties? Hoe wordt één fictief universum crossmediaal gecommuniceerd?   Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  In dit seminarie zullen we vooral in groep werken: een aantal sleutelteksten (o.a. van Marie‐Laure Ryan) en creaties in verband met de thematiek van het seminarie samen doornemen, in dialoog gaan met een aantal gespecialiseerde gastsprekers, onderzoeksvoorstellen bespreken, mondeling presenteren...  Daarnaast zal de student ook zelfstandig onderzoek verrichten: informatie verzamelen en kritisch verwerken, eigen onderzoeksvraag uitwerken, paper schrijven… Digitaal leerplatform Toledo zal daarbij een centraal werkingsinstrument zijn.  Studiemateriaal (verplicht):  zie lijst met verplichte artikels en werken op Toledo  Evaluatievormen:  Elke student doet een eigen onderzoek in verband met het thema van het seminarie. De resultaten van dit onderzoek worden zowel mondeling (voor de groep) als schriftelijk (tekst in de vorm van de academisch artikel, 2.500 à 3.500 woorden) op een afgesproken moment gepresenteerd.  Inhoudelijk en vormelijk dient de paper te beantwoorden aan de eisen zoals vastgelegd in de handleiding Richtlijnen voor het schrijven van papers en scriptie.  Regelmatig overleg met de docent over het onderwerp en de structuur van de paper en de 

Page 62: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

presentatie is verplicht. De mondelinge presentatie en de paper zelf tellen elk voor 40% mee in de eindbeoordeling, de actieve deelname aan het seminarie voor 20%.   Kalender: woensdag 16.02, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 woensdag 23.02, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 woensdag 02.03, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 woensdag 09.03, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 woensdag 16.03, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 woensdag 23.03, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 woensdag 30.03, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 woensdag 06.04, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 woensdag 27.04, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 woensdag 04.05, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02  Biografie: Pascal Lefèvre (doctor in Sociale Wetenschappen) werkte eerst voor de openbare omroep, waar hij o.a. enkele korte documentaires realiseerde (Winsor McCay en Bilal). Nadien was hij enkele jaren aan het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal verbonden en sinds 1998 doceert hij over visuele sequentiële media (voornamelijk strip, film en tv) in het hoger kunstonderwijs. Hij deed/doet onderzoek voor Hogeschool Sint‐Lukas Brussel, MDA Genk, K.U.Leuven, Het Huis van Alijn (Gent) en de kunstenaarsvereniging SMart. Meer info op <http://sites.google.com/site/lefevrepascal/> 

 

 

Page 63: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

titel      Vertellen met beelden en zonder woorden

titularis    Pascal Lefèvre  statuut     plichtseminarie voor de ateliers animatiefilm en illustratie & beeldverhaal  onderwijstaal    Nederlands contacturen    30 studielasturen    150 studiepunten    6 creditcontract    mogelijk examencontract  mogelijk aantal examenkansen  2 

 Begincompetenties:  Dit seminarie vereist geen specifieke begincompetenties.  Doelstellingen:  zie algemene doelcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Eindcompetenties:  zie algemene eindcompetenties van het opleidingsonderdeel Kritische studie  Inhoud:  Behalve een historische schets van de visuele vertelling, zullen de mogelijkheden en beperkingen van puur visuele vertellingen behandeld worden aan de hand van talrijke voorbeelden uit de praktijk.  Leer‐, onderwijs‐ en begeleidingsactiviteiten:  In dit seminarie zullen we vooral in groep werken: een aantal sleutelteksten en creaties in verband met de thematiek van het seminarie samen doornemen, in dialoog gaan met een aantal gespecialiseerde gastsprekers, onderzoeksvoorstellen bespreken, mondeling presenteren...  Daarnaast zal de student ook zelfstandig onderzoek verrichten: informatie verzamelen en kritisch verwerken, eigen onderzoeksvraag uitwerken, paper schrijven… Digitaal leerplatform Toledo zal daarbij een centraal werkingsinstrument zijn.  Studiemateriaal (verplicht):  zie lijst met verplichte artikels en werken op Toledo  Evaluatievormen:  Elke student doet een eigen onderzoek in verband met thema van het seminarie. De resultaten van dit onderzoek worden zowel mondeling (voor de groep) als schriftelijk (tekst in de vorm van de academisch artikel, 2.500 à 3.500 woorden) op een afgesproken moment gepresenteerd.  Inhoudelijk en vormelijk dient de paper te beantwoorden aan de eisen zoals vastgelegd in de handleiding Richtlijnen voor het schrijven van papers en scriptie.  Regelmatig overleg met de docent over het onderwerp en de structuur van de paper en de presentatie is verplicht. 

Page 64: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

De mondelinge presentatie en de paper zelf tellen elk voor 40% mee in de eindbeoordeling, de actieve deelname aan het seminarie voor 20%.   Kalender: maandag 14.02, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 maandag 21.02, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 maandag 28.02, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 maandag 07.03, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 maandag 14.03, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 maandag 21.03, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 maandag 28.03, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 maandag 04.04, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 maandag 25.04, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02 maandag 02.05, 9u30‐12u45, lokaal A+3.02  Biografie: Pascal Lefèvre (doctor in Sociale Wetenschappen) werkte eerst voor de openbare omroep, waar hij o.a. enkele korte documentaires realiseerde (Winsor McCay en Bilal). Nadien was hij enkele jaren aan het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal verbonden en sinds 1998 doceert hij over visuele sequentiële media (voornamelijk strip, film en tv) in het hoger kunstonderwijs. Hij deed/doet onderzoek voor Hogeschool Sint‐Lukas Brussel, MDA Genk, K.U.Leuven, Het Huis van Alijn (Gent) en de kunstenaarsvereniging SMart. Meer info op <http://sites.google.com/site/lefevrepascal/> 

  

Page 65: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

ONDERWIJS‐ & EXAMENREGELING ATELIER  De onderwijsregeling van het opleidingsonderdeel Atelier is voor beide masteropleidingen dezelfde. Afwijkingen van deze algemene regeling worden voor elk atelier afzonderlijk aangegeven (zie Aanbod ateliers 2010­2011).   FICHE VAN HET OPLEIDINGSONDERDEEL  naam van het opleidingsonderdeel        Atelier contacturen                                          140u/academiejaar studieomvang                                  12 studiepunten studielasturen                                  360u/academiejaar niveau                                           uitdiepend statuut                                          plichtvak 

Tijdens de introductieweek schrijf je je in voor één van de ateliers die worden aangeboden (zie Aanbod ateliers 2010­2011). 

onderwijsverstrekkers                          atelierteams                                                     (zie Aanbod ateliers 2010­2011) onderwijstaal                                   Nederlands 

Als in het atelier gedoceerd wordt door een anderstalige docent, kan de atelierbegeleiding gebeuren in een andere internationale forumtaal dan het Nederlands.                                                              

onderwijs‐ en leervormen                        atelier volgtijdelijkheid                                  niet van toepassing studiecontract                                  Het atelier komt in aanmerking voor inschrijving onder 

diploma‐ en creditcontract. Je kunt je voor het atelier enkel inschrijven onder de vorm van een creditcontract na onderzoek van de geschiktheid en bekwaamheid om het atelier op masterniveau te volgen. Dit onderzoek gebeurt door het bureau van de betrokken opleiding en een gesprek waarin gepeild wordt naar je motivatie                                                                          en artistieke praktijkervaring en naar de mate waarin je beschikt over de begincompetenties die noodzakelijk aanwezig worden geacht voor deelname aan het atelier. Het atelier komt als opleidingsonderdeel niet in aanmerking voor inschrijving onder de vorm van een examencontract.                                                

 BEGINCOMPETENTIES 1. Je kunt een betekenisvol portfolio voorleggen met werk waaruit blijkt dat je: 

‐ op het niveau van een academische bachelor beschikt over kennis en inzicht in de praktijk van het gekozen atelier; 

        ‐ beschikt over voldoende creatieve potentie en houding. 2. Je bent in staat de artistieke, maatschappelijk‐culturele of persoonlijke relevantie van dit portfolio aan deskundigen toe te lichten. 3. Je bent bereid tot actieve participatie in het atelier en tot zelfstandig werken.    

Page 66: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

DOELSTELLINGEN EN EINDCOMPETENTIES 1. Afhankelijk van het gekozen atelier ben je in staat op het niveau van een beginnend 

audiovisueel of beeldend kunstenaar betekenisvolle projecten en werk te ontwikkelen. 2. Je bent in staat om een functionele werksituatie op te zetten en te onderhouden en om 

zelfstandig werk en projecten te realiseren. 3. Je beschikt over gevorderde technische en productionele competenties in de praktijk van het 

gekozen atelier. 4. Je bent in staat zelfstandig te werken en je permanent bij te scholen. 

 INHOUD 

1. Via advies, technische en productionele ondersteuning of gerichte opdrachten verdiep je je praktische kennis van en inzicht in de technische en productionele aspecten van het gekozen atelier. 

2. Naast de technische en productionele ondersteuning kun je in het atelier een beroep doen op het advies van artistieke en professionele raadgevers over je persoonlijke, artistieke of professionele objectieven, je onderzoeksmethodes en werkwijzen of over je gerealiseerde of nog te realiseren projecten. 

3. In de veronderstelling dat het onderzoek en de productie van de ene de context vormt voor het onderzoek en de productie van de ander, wordt verwacht dat je je uitdrukkelijk engageert voor de ideeën en projecten van anderen. In het atelier worden daarom op regelmatige tijdstippen groepsdiscussies georganiseerd waar je je eigen projecten presenteert. 

4. In het atelier leg je contacten met de professionele wereld van de audiovisuele of beeldende kunsten, onder de vorm van stages of onder de vorm van tentoonstellingsbezoeken en andere uitstappen, atelierbezoek door kunstenaars, galeriehouders, curators, enz. 

5. In het atelier werk je aan de verdere uitbouw van je proces‐ en/of portfolio.  EXAMENREGELING De evaluatie van de Kritische studie gebeurt in principe volgens de algemene regeling van het Bijzonder reglement in verband met de examens van de masteropleidingen. (zie Onderwijs­ en examenreglement van de hogeschool) Per seminarie zijn afwijkingen van deze algemene regeling mogelijk (zie Aanbod ateliers 2010­2011). 

Page 67: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

AANBOD ATELIERS 2010‐2011  Inschrijven voor het atelier doe je in de loop van de introductieweek.  Elk atelier biedt een bepaald programma aan van workshops, tentoonstellingsbezoeken, stage, lezingen, etc. Bovendien zorgt het docententeam van het atelier voor de begeleiding van je masterproef, soms aangevuld met andere docenten. Voor de specifieke modaliteiten voor de begeleiding van je masterproef in een bepaald atelier: zie verder bij Inhoud & onderwijsregeling per atelier en bij Begeleiding masterproef 2010­2011.  Aan elk atelier zijn twee verplicht te volgen seminaries verbonden. Daarnaast kies je zelf nog één seminarie uit de lijst van keuzeseminaries.  Aan een atelier is doorgaans ook een werkplaats verbonden. Inschrijven voor een bepaald atelier sluit de toegang tot de andere werkplaatsen en de apparatuur van de hogeschool niet uit. In overleg met de begeleider(s) van je masterproef kun je toegang hebben tot een andere werkplaats dan diegene die verbonden is aan het atelier waarvoor je bent ingeschreven. Om de apparatuur van een bepaalde werkplaats te mogen gebruiken, kan het zijn dat je vooraf moet bewijzen dat je met deze apparatuur kunt werken. Het is mogelijk dat je hiervoor een bijscholing moet volgen.     atelier                                   kernteam van docenten   animatiefilm                                  Kris Mergan (atelierverantwoordelijke)                                                   Yves Bex, Senjan Jansen, Pascal Lefèvre, Erik van Drunen  film                                               Herman Asselberghs (atelierverantwoordelijke)                                                   Rob Rombout, Patrice Toye  illustratie & beeldverhaal           Johan Stuyck (atelierverantwoordelijke)                                                   Inge Heremans, Pascal Lefèvre  reclamevormgeving                    Inge Ferwerda (atelierverantwoordelijke)                                                   Frank Marinus, Johan Teirlinck, Marjan Van den Berghe  Show, Unclose ... Display        Maarten Vanvolsem (atelierverantwoordelijke)                              Frank Casteleyns, Geert Goiris, Steven Humblet, Aglaia Konrad,  

Philippe Van Snick  TYPO/GRAPHICS                  Jo De Baerdemaeker (atelierverantwoordelijke)                                                   Inge Gobert, Annelies Vaneycken, Klaas Verpoest, Claire Warnier  vrije kunsten                                 Richard Venlet (atelierverantwoordelijke)                                                     Aglaia Konrad, Sophie Nys, Gert Verhoeven, Kris Vleeschouwer 

 

Page 68: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

INHOUD  & ONDERWIJSREGELING PER ATELIER 

atelier             animatiefilm opleiding           Master in de Audiovisuele Kunsten 

INHOUD In het atelier verdiept en specialiseert de student zich in die aspecten van de animatiefilm die overeenstemmen met zijn/haar persoonlijke voorkeuren, ambities en inzichten en die hem/haar professioneel nut bijbrengen. Op geregelde tijdstippen worden in het atelier groepsdiscussies, groepspresentaties, lezingen en workshops georganiseerd met input van interne en externe deskundigen. Daarnaast zijn er bezoeken gepland aan festivals en andere evenementen. Aanwezigheid op en participatie aan deze activiteiten is verplicht. Door het bevorderen van intensief contact met professionele animatiefilmers, producenten, curators, enz. leert de student in het atelier de nationale en internationale wereld van de animatiefilm van dichtbij kennen. Zo mogelijk vindt hij/zij er zijn/haar eigen plek in. In het atelier werkt de student in grote mate zelfstandig aan zelfgeïnitieerde projecten en ontwikkelt hij/zij zijn/haar praxis tot professionele standaarden. Hij/zij werkt aan zijn/haar artistieke portfolio. Voor het afstudeerproject van de masterproef realiseert de student binnen het atelier een animatiefilm die gebaseerd is op persoonlijk onderzoek en getuigt van een hoge graad van creativiteit en van het gebruik van professionele standaarden. Deze film kan gerealiseerd zijn in eender welke vorm, stijl of techniek, maar moet geschikt zijn voor publieke vertoning en beoordeeld kunnen worden door een jury van deskundigen. Voor het afstudeerproject wordt van de student verwacht samen te werken met scenaristen, componisten en andere deskundigen.  De student volgt 48 uur tekenen als verplicht onderdeel van het atelier. Met de titularis van de tekenateliers, Georges Braem, kan de student overleggen wanneer hij/zij die uren opneemt in de diverse tekenateliers.  De geïntegreerde masterproef (afstudeerproject + scriptie) wordt begeleid door het volledige atelierteam van docenten. (zie verder)  Aan het atelier animatiefilm zijn volgende twee seminaries (kritische studie) verbonden: ‐ L'artisan électronique / Claire Warnier ‐ Vertellen met beelden en zonder woorden / Pascal Lefèvre Voor meer info over deze seminaries: zie Aanbod seminaries 2010­2011  FACILITEITEN De hogeschool beschikt over professionele faciliteiten voor de opname en de postproductie van zowel beeld als geluid. De uitleendienst stelt materiaal ter beschikking aan de studenten voor het realiseren van films en de technische staf begeleidt hen bij het gebruik ervan. De hogeschool heeft een volledig uitgeruste filmstudio met professionele film‐ en videocamera’s (super16mm en DV‐cam) en een klankstudio met de modernste opname‐ en mixageapparatuur (Protools, DIGI 002). De montagesets bieden de studenten de mogelijkheid hun films professioneel af te werken op DV‐cam, Betacam SP en DVD via Avid Xpress Pro, Final Cut Studio, Protools en Adobe Production Studio. Studenten die zich toeleggen op animatiefilm kunnen bovendien gebruikmaken van specifieke animatiesoftware als Autodesk 3ds Max, Maya, Bauhaus Mirage en Adobe After Effects. Daarnaast worden uiteraard de traditionele animatietechnieken aangeboden. 

Page 69: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Tenslotte zijn de ateliers uitgerust met professionele opnametafels voor tekenanimatie en infrastructuur voor clay‐mation. Het auditorium van de hogeschool is uitgerust met een 16mm‐filmprojector en een video‐ en dataprojector. Het productiebureau begeleidt de studenten met hun afstudeerwerk en kan, als dat gewenst is, een licentiecontract tussen student en hogeschool opmaken (zie begeleidende nota).  ATELIERTEAM Kris Mergan (atelierverantwoordelijke)  Yves Bex Senjan Jansen Pascal Lefèvre Erik van Drunen  

De animatiefilmprojecten en het art work van Kris Mergan ontwikkelen vaak een surrealistisch universum waarbij het 3D‐gegenereerde beeld het grafische karakter van zijn roots bevat. Dat is ook merkbaar in de vele tv‐generieken en mediacampagnes waarmee hij internationale bekendheid verwierf. Tijdens de laatste vijf jaar vallen, naast divers art work en de mediacampagne voor de NMBS, vooral enkele lange auteursfilms op. Goed nieuws, een film die met Geert Vandenbroele werd gerealiseerd, haalt internationale prijzen binnen. 

Yves Bex is realisator van auteursfilms (animatie) en schrijver van scenario's. In zijn werk ligt de nadruk op het individu en zijn existentie. Daarnaast werkt hij freelance als graphic designer, artdirector, animator en illustrator. Momenteel legt hij de laatste hand aan zijn nieuwste kortfilm The Appointment en werkt hij als coscenarist aan Voyage in the Dark, (langspeelfilm van Rudi Van Den Bossche). Werk van hem is geselecteerd voor het festival Anima, Forum des Images in Parijs en de festivals van o.a. Gent, Annecy, Rimini. In 2003 won hij de Grote Prijs Anima 2003, Brussel (B) en werd de film Desperado geselecteerd voor de Cartoon d'or (Europese competitie beste animatiefilm). Vorig jaar maakte Desperado deel uit van een Belgische selectie fictie‐ en animatiefilms die vertoond werden in Dreux (Frankrijk) op het festival Regards d'ailleurs, Filmer La Belgique. 

Senjan Jansen currently lives in Antwerp, where he works as composer and sound designer for film, theatre and in the fashion industry. His work alternates between sound design and film scoring, DJ performances, theatre and fashion runway shows. As a sound designer, Jansen has a long working relationship with left field film directors such as Fien Troch, Felix Van Groeningen en Pieter Van Hees, providing the sound design for movies such as Someone else's happiness (2005), Unspoken (2008), Dirty Mind (2009) and Bo (2010) among others. Together with Joris Vermeiren Jansen forms Discodesafinado; under their label they produce minimal techno that symbiotically touches experimental electronics. Under the same name they also organised a series of concerts with line‐ups containing Thomas Brinkmann, Pan Sonic, Pole, Vladislav Delay, Dettinger…   Geert Vandenbroele realiseerde verschillende animatieproducties voor televisie‐ en mediahuizen. (brt, vt4, vtm, atv, mtv, tmf) Verschillende nationale en internationale nominaties en prijzen vormen een duidelijke erkenning van zijn werk. Goed nieuws, de midlange animatiefilm die hij samen met Kris Mergan realiseerde, ging in première op Anima 2010 en won de Light of Asia Award 2010 op het Buddhist Film Festival in Sri Lanka. 

Page 70: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Erik Van Drunen is programmator bij het Holland Animation Film Festival in Utrecht (haff.awn.com) en  doceert  aan  de  Nederlandse  Film  en  Televisie  Academie  (www.filmacademie.nl)  en  aan  de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel. 

 

ATELIERPROGRAMMA 13.10                          groepsbriefing: de studenten stellen mogelijke concepten voor voor hun 

afstudeerproject + toelichting Animakit 18.10, 20u30  Art Cinema Offoff Gent: Nouzha & Baladi/Bokanowski/Quay Brothers 21.10                          groepstoelichting opmaken van inhoudelijk dossier; de 

studenten verdedigen de keuze van hun concept 12‐23.10                          Internationaal Filmfestival Gent (Vlaamse kortfilms, studentenfilms)                             seminarie filmmuziek          (data nog niet bekend, zie http://www.filmfestival.be/ ) 27.10                          individuele bespreking inhoudelijke dossiers,  

o.a. integratie afstudeerproject met scriptie 03.11      groepsbespreking: de studenten leggen hun concepten voor hun masterproef  

in een finale vorm voor d.m.v. een inhoudelijk dossier 3‐7.11      Holland Animation Film Festival Utrecht       lezing (datum nog niet bekend, zie http://haff.awn.com/) van 08.11 tot 10.11        3‐daagse sessie uitschrijven scenario   17.11                          presentatie, lezing en bespreking scenario 17.11, 19u    Het Grote Ongeduld ‐ VUB Brussel 24.11                          presentatie, lezing en bespreking scenario  

onder begeleiding van een script doctor 25.11                          presentatie, lezing en bespreking scenario                             onder begeleiding van een script doctor 01.12                          lezing en finaliseren scenario 04‐11.12                          lezing Internationaal Kortfilmfestival Leuven van 08.12 tot 10.12        3‐daagse sessie storyboard 15.12                          opstellen productieproces met deadlines                             sessie van 1 volledige dag (Animakit) 16.12                          presentatie storyboard 22.12                          presentatie storyboard 23.12                          presentatie storyboard 12.01                          individueel: Animatic 1 19.01                          individueel: Animatic 2 16.02                          in groep: Animatic 3, sound effecten, muziek  

onder begeleiding van een componist 23.02      individueel:  

presentatie en bespreking Animatic onder begeleiding van een dramaturg 02.03                          eventuele aanpassingen Animatic en  

uitwerking grafisch concept en animatietechnieken 04‐13.03                          lezing Internationaal Animatiefilmfestival Brussel 09.03                          grafische animatietesten 16.03                          definitief grafisch concept 

                                                            

 In de loop van het academiejaar kunnen er nog bijkomende activiteiten worden gepland. 

Page 71: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

30.03                          realisatie beeld 06.04                          realisatie beeld, bespreking sound effecten onder begeleiding van een         componist 04‐09.05                          lezing Festival of Animated Film Stuttgart        (data nog niet bekend, zie http://www.itfs.de/en/  ) 25.05                          realisatie beeld, opnames geluidsstudio onder begeleiding van een         componist 07‐12.06                          lezing Festival International d'Animation Annecy 30.06                          realisatie beeld, opnames geluidsstudio onder begeleiding van een        componist 31.07                          realisatie beeld 31.08                          mixage, montage 14.09                            afgeven afstudeerproject, omzetting naar DVD op pool 

                      

Page 72: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

atelier    film opleiding           Master in de Audiovisuele Kunsten 

INHOUD In vergelijking met de bacheloropleiding bestaat er in de masteropleiding een grotere wisselwerking tussen wat de school aanbiedt en wat de student zelf inbrengt. Het aanbod van het masteratelier film bestaat uit oefeningen, workshops, lezingen, kunstenaarsbezoeken, groepspresentaties, groepsdiscussies, filmvertoningen en tentoonstellingsbezoeken waarin een brede waaier aan ideeën en posities uit het hedendaagse veld van de audiovisuele kunsten aan bod komen. De student brengt zijn/haar eigen kennis, gevoeligheden, vaardigheden, ambities, motivatie en engagement in. Met behulp van de input en in dialoog met de docenten probeert hij/zij zelfstandig adequate vragen en antwoorden te formuleren en oplossingen aan te reiken om tot de realisatie van betekenisvol audiovisueel werk te komen. Dit werk moet getuigen van een persoonlijke visie en van ver gevorderde technische en productionele competenties in beeld‐ en geluidstechnieken. Van de masterstudent wordt verwacht dat hij/zij in staat is om de vele keuzes en beslissingen in zijn/haar artistiek ontwikkelingsproces zowel te verwoorden als te beoordelen.   1ste semester: 1 research workshop naar keuze Het masteratelier film is de centrale productieplek binnen de opleiding waarin de artistieke praxis tot professioneel niveau wordt ontwikkeld. Het atelier film biedt in het eerste semester twee verschillende research workshops aan waaruit één enkele moet worden gekozen. In deze workshops geven teams van docenten inkijk in de ontwikkeling van een nieuw, eigen project: ze verwoorden hun plannen, intenties en intuïties, nodigen specialisten uit met het oog op nieuwe input, dragen (beeld‐ en lees)materiaal aan om hun gedachtegang duidelijk te maken, gaan in dialoog met elkaar en met de deelnemers zodat de student kan leren van een lerend en onderzoekend kunstenaar. Terwijl de docenten hun werkmethodes en referentiekaders al doende expliciteren en ontwikkelen, verwerven de studenten kennis en inzicht in nauw contact met de artistieke onderzoekspraktijk van de kunstenaar en in directe relatie tot de professionele wereld.   2de semester: een continu programma In het tweede semester biedt het atelier een continu programma van verplichte activiteiten dat bestaat uit intensieve workshops gegeven door gastdocenten, tentoonstellingsbezoeken en tussentijdse evaluaties.   Doorheen het hele jaar: studiebegeleiding bij het afstudeerproject In het masteratelier film werkt de student gedurende het hele academisch jaar zelfstandig en continu aan een persoonlijk portfolio. Hij/Zij pleegt regelmatig overleg met zijn/haar studiebegeleider en brengt verslag uit over de vorderingen van het werk, in het bijzonder over de vorderingen van het afstudeerproject. In ruil krijgt de student deskundig advies en technische ondersteuning ter uitdieping van de creatieve en technische ervaring opgedaan in de bacheloropleiding. In deze intensieve, permanente dialoog met de studiebegeleider gaat speciale aandacht naar de artistieke relevantie van het afstudeerproject en naar de haalbaarheid ervan in alle fasen van het productieproces (productiedossier, preproductie, opname, montage, sound design en postproductie).  Voor het afstudeerproject realiseert de student een audiovisueel werk dat gebaseerd is op persoonlijk onderzoek en dat getuigt van een hoge graad van creativiteit en van het gebruik van professionele standaarden. Dit werk kan gerealiseerd worden in eender welke vorm, stijl, medium of techniek, maar moet geschikt zijn voor publieke vertoning en beoordeeld kunnen worden door een jury van deskundigen. 

Page 73: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Tegen eind oktober legt de student een plan van aanpak voor zijn/haar masterproef voor. Op basis daarvan wordt de student een studiebegeleider toegewezen voor zijn/haar afstudeerproject alsook een promotor voor zijn/haar scriptie. De pool van begeleiders bestaat uit: ‐ voor het afstudeerproject:  Herman Asselberghs, André Colinet, Jo Huybrechts, Ronnie Ramirez, Rob Rombout, Patrice Toye, Dorothée Van den Berghe, Miel Van Hoogenbemt en Francis Vranckx; Michel Coquette (geluid), Ludo Troch (montage) en Walther Vanden Ende (camera) ‐ voor de scriptie: Herman Asselberghs, Johan Teirlinck, Roel Vande Winkel en Camiel van Winkel  Aan het atelier zijn twee verplichte seminaries verbonden: ‐ Cultural Memory / Roel Vande Winkel ‐ Sound Art / Peter Beyls ‐ OF ‐ Filosofie van de representatie / Camiel van Winkel Voor meer info over deze seminaries: zie Aanbod seminaries 2010­2011  FACILITEITEN De hogeschool beschikt over professionele faciliteiten voor de opname en de postproductie van zowel beeld als geluid. De uitleendienst stelt materiaal ter beschikking aan de studenten voor het realiseren van films en de technische staf begeleidt hen bij het gebruik ervan. De hogeschool heeft een volledig uitgeruste filmstudio met professionele film‐ en videocamera’s (super16mm en DV‐cam) en een klankstudio met de modernste opname‐ en mixageapparatuur (Protools, DIGI 002). De montagesets bieden de studenten de mogelijkheid hun films in Full HD af te werken via Final Cut Studio en Adobe Production Premium. Daarnaast biedt het atelier een waaier van minder gebruikelijke technieken aan zoals super8mm, 16mm‐montage, optical printing, etc.  Studenten die zich toeleggen op animatiefilm kunnen bovendien gebruikmaken van specifieke 2D en 3D animatiesoftware, maar uiteraard worden ook traditionele animatietechnieken aangeboden. Hiertoe zijn de ateliers uitgerust met professionele opnametafels voor tekenanimatie en infrastructuur voor clay‐mation. De auditoria van de hogeschool bieden de mogelijkheid om films in Full HD te vertonen. Het productiebureau begeleidt de studenten met hun afstudeerwerk en kan, als dat gewenst is, een licentiecontract tussen student en hogeschool opmaken (zie begeleidende nota).  

ATELIERTEAM Herman Asselberghs (atelierverantwoordelijke) Rob Rombout Patrice Toye  ATELIERPROGRAMMA  EERSTE SEMESTER: keuze uit twee research workshops  Sferologie, o.l.v. Patrice Toye en Herman Asselberghs  Op het eerste gezicht huizen filmmaakster Patrice Toye en beeldend kunstenaar Herman Asselberghs op verschillende planeten, maar bij nader inzien delen zij een fascinatie voor de dubbelzinnigheden van sferen, luchtbellen en capsules. In hun werk verkennen zij elk op hun manier de verlokkingen en valstrikken van  de sfeer  die vele vormen kan aannemen. Een nacht op stap. Een lange zomervakantie. Een autorit zonder bestemming. Een dwaaltocht door de stad. Een reis in de ruimte. De bubble kan vele vormen aannemen (een omgeving, een duur, een stemming, een verhouding). Ook die van een film misschien? Van een sfeer gesproken: voor de duur van de vertoning vergeten we de wereld om hem op het scherm des te scherper te kunnen zien. Deze 

Page 74: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

capsulaire kwaliteit wordt helemaal duidelijk wanneer de film het zelf over sferen heeft, wanneer de film zelf sfeer wordt. (In het geval van Sophia Coppola bijvoorbeeld. Om maar één naam en een paar titels ‐ The Virgin Suicides, Lost in Translation, Marie Antoinette ‐ te noemen.)  De masteroefening Sferologie resulteert na een intensieve periode van onderzoeksmomenten (individueel en in groep, via integrale filmvertoningen, lezingen, groepsgesprekken, docenten‐ en studentenpresentaties,…) in de realisatie van een korte film per student (min. 8 min. – max. 10 min.).  Structuur van de workshop: Patrice Toye en Herman Asselberghs introduceren hun benadering van het begrip ‘sfeer’ aan de hand van eigen en andermans werk. Bij aanvang van de masteroefening verschaffen zij inzicht in zowel hun onderwerpskeuze als werkwijzen met vertoning van (fragmenten uit) Rosie (1998) en (N)Iemand (2008), en uit a.m./p.m. (2004) en capsular (2006). Samen met de studenten bakenen zij het onderwerp verder af en speuren zij naar sferische kwaliteiten in een selectie van relevante titels zoals Bilitis (David Hamilton, 1977), Marie Antoinette (Sophia Coppola, 2006), Walkabout (Nicholas Roeg, 1971), Safe (Todd Haynes, 1995) en Out of the Present (Andrej Ujica, 1995). Andere stemmen en perspectieven worden op het thema losgelaten via bijdragen door gastsprekers van binnen en buiten de school.  In de research workshop Sferologie maken de studenten kennis met de filmmaker/kunstenaar aan het werk, met zijn/haar ideeën, affiniteiten en manieren van werken. Zij leren een project inhoudelijk voor te bereiden, een intuïtie hard te maken, onuitgesproken interesses te expliciteren en communiceren, thema’s uit te diepen en scherp te stellen, verworven kennis te gebruiken en inzichten om te zetten in audiovisuele vorm en artistiek werk.   Kalender: 27.10 & 28.10                 introductie 08 & 09 & 10.11          Michael Roskam, Nicolas Karakatzanis, Anneleen Masschelein 15 & 16.11                  Stefan Hertmans 06 & 07.12    studentenpresentaties 08 & 09 & 10.12         filmworkshop o.l.v. Patrice Toye en Walther Vanden Ende, met Griet Van Reeth van 13.12 tot 09.01  opnames + beeld‐ en geluidsmontage 10.01      tussentijdse visie 17 & 18.01    screening van de werken uit de oefeningen 'Sferologie' en 'Road Movie' en        ‘Mad Marginal’ 19.01              feedback op de films  Het exacte verloop, de precieze planning en de juiste locaties van Sferologie worden bij aanvang van de oefening meegedeeld.  Sferologie is toegankelijk voor alle studenten van de Master in de Audiovisuele Kunsten mits tijdige inschrijving. Maximum aantal deelnemers is beperkt. Aanwezigheid op bovenstaande data is verplicht.  Road Movie, o.l.v. Rob Rombout  Bestaat er een genre dat de documentaire road movie zou kunnen heten dat per definitie de beweging (van mensen, van gedachten, van de camera) centraal stelt? Grote namen in de 

Page 75: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

geschiedenis van de documentaire film hebben zich alleszins vol overgave op de avontuurlijke reis gestort (Ivens, Van Der Keuken, Marker, Varda,...). Vandaag rijst de vraag hoe deze rijke erfenis van de cinematografische verplaatsing on the road kan worden verder gezet ten tijde van permanente bereikbaarheid (via GSM), geautomatiseerde oriëntatie (met GPS) en non‐stop communicatie (online) voor sommigen, en van gedwongen migratie, gesloten grenzen en opgelegde immobiliteit voor anderen.  De masteroefening Road Movie resulteert na een intensieve periode van onderzoeksmomenten (individueel en in groep, via presentaties, screenings, discussies, lezingen,& ) in de realisatie van een korte film per student. (min. 8 min. – max. 10 min.).  Structuur van de workshop: Rob Rombout introduceert zijn benadering van het begrip ‘road movie’ aan de hand van eigen en andermans werk. Bij aanvang van de masteroefening verschaft hij inzicht in zowel zijn onderwerpskeuze als werkwijzen met vertoning van Wim Wenders’ Alice in the Cities (1974), die tevens de blauwdruk voor de workshop zal bieden. Samen met de studenten bakent hij het onderwerp verder af. Vervolgens wordt een professioneel productiedossier opgesteld als grondige (practische, thematische, geografische en historische) voorbereiding van de eigenlijke draaiperiode op verplaatsing. Andere stemmen en perspectieven worden op het thema losgelaten via bijdragen door gastsprekers van binnen en buiten de school.  In de research workshop masteroefening Road Movie maken de studenten kennis met de filmmaker aan het werk, met zijn ideeën, affiniteiten en manieren van werken. Zij leren hun eigen praktijk te kaderen in een bredere thematische context en hun concrete projecten systematisch uit te bouwen met evenveel aandacht voor inhoudelijke uitwerking als productionele uitvoering. Zij gaan de confrontatie aan met de buitenwereld en scherpen al doende hun zin voor communicatie, planning en improvisatie aan.  Kalender: 11. 10                       introductie, planning en taakverdeling                             screening Alice in the Cities van Wim Wenders 12.10                       Rob Rombout over eigen roadmovie‐praktijk                             + vervolg planning en taakverdeling  13.10      screening El Dorado, gevolgd door een gesprek met  

Bouli Lanners (regisseur) en Jean‐Paul Dezaytijd (DOP)                             (met Miel van Hoogenbemt) 14.10       bespreking regelgeving VAF‐dossiers                             individuele opvolging dossier (Miel van Hoogenbemt) 21.10       screening The Motorcycle Diaries van Walter Salles (door Ronnie Ramirez) 22 & 23.10      prospectie op locatie langs de geplande route (2 studenten) 29.10       becommentarieerde screening Route 1 USA van Robert Kramer 

(door Ronnie Ramirez)                             + individuele opvolging dossier (Miel van Hoogenbemt) 10.11       groepspresentatie dossier (met Herman Asselberghs & Miel van Hoogenbemt) 12.12       becommentarieerde screening Sans Soleil van Chris Marker  

(door Herman Asselberghs) 18.11 screening The Last Conversation, gevolgd door een gesprek met  

Noud Heerkens (regisseur) & Richard Van Oosterhout (DOP)                             (met Herman Asselberghs) 

Page 76: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

19.11       individuele opvolging dossier + meeting uitvoerende productie (met Miel van Hoogenbemt) 

25 & 26.11     seminarie video letter (off voice in de road movie) i.s.m. INSAS,  in het kader van Cinemaster 

03.12       groepspresentatie dossier (met Miel van Hoogenbemt) van 06 tot 11.12   opnames op locatie (5 dagen / 4 nachten) van 11 tot 16.12   derushage van 17.12 tot 09.01   beeld‐ en geluidsmontage 17 & 18.01    screening van de werken uit de oefeningen 'Sferologie' en 'Road Movie' en        ‘Mad Marginal’ 19.01              feedback op de films  Het exacte verloop, de precieze planning en de juiste locaties van Sferologie worden bij aanvang van de oefening meegedeeld. Road Movie  is toegankelijk voor alle studenten van de Master in de Audiovisuele Kunsten mits tijdige inschrijving. Maximum aantal deelnemers is beperkt. Aanwezigheid op bovenstaande data is verplicht.   TWEEDE SEMESTER: verplicht programma 16.02, 10u                  poolvergadering over de (post‐)productieplanning van de eindwerken 16.02, 14u tot 17u         rondgeleid bezoek curator Pieter‐Paul Mortier aan                             Artefact, Festival voor Kunst en Nieuwe Media, STUK, Leuven  21, 22 & 23.02          driedaagse workshop over episch tv‐drama                             o.l.v. de Nederlandse scenarioschrijver Robert Albertdingk Thym                             (beperkt aantal deelnemers, inschrijving vooraf) 23, 24 & 25.02          driedaagse workshop over Dziga Vertov                             o.l.v. de Belgische filmtheoreticus Thierry Odeyn i.s.m. Zin TV                             (beperkt aantal deelnemers, inschrijving vooraf) 07, 08 & 09.03          tussentijdse evaluatie 1:                              voortgang omtrent het eindwerk wordt individueel voorgelegd  

aan een externe evaluator 14, 15 & 16.03          programma nog te bepalen 18.03                          visiting artists Maria Palacios Cruz & Stoffel Debuysere,                             curatoren van Courtisane, Festival voor Film, Video & Mediakunst 28, 29 & 30.03          driedaagse workshop Cinefilie i.s.m. Courtisane, Cinematek & Uitgeverij        Octavo  02, 03 & 04.05          driedaagse workshop  

o.l.v. de Brusselse beeldend kunstenaar Ana Torfs                             (beperkt aantal deelnemers, inschrijving vooraf) 06.05, 10u‐17u          themadag over audiovisuele productie met  

Eurydice Gysl, Thomas Leyers, Peter Krüger, filmproducenten 06, 07 & 08.06          tussentijdse evaluatie 2:                             voortgang omtrent het eindwerk wordt individueel voorgelegd aan  

een externe evaluator        + voorleggen van opname‐, montage‐ en klankplan  

aan de respectievelijke docenten               05.09      indienen eindwerk (definitieve versie) 06.09      testscreening 1 08 & 09.09    testscreening 2 15 & 16.09    jury masterproef (screenings + beraadslaging) 

Page 77: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

 Aanwezigheid op bovenstaande data is verplicht. De keuze voor workshops met beperkt aantal deelnemers wordt gemaakt in overleg met de atelierverantwoordelijke. 

STUDIEBEGELEIDERS Herman Asselberghs is kunstenaar en publiceert onregelmatig over audiovisuele cultuur. In zijn werk bevraagt hij grenszones tussen klank en beeld, media en wereld, poëzie en politiek. Zijn video's a.m./p.m. (2004), proof of life (2005), capsular (2006), futur antérieur (2007), altogether (2008) en black box (2009) en Dear Steve (2010) werden o.a. getoond in Contour Mechelen, Muhka Antwerpen, Witte de With Rotterdam, Tate Modern, International Film Festival Rotterdam, Rencontre Internationales Paris/Berlin en FIF Marseille. Hij is de winnaar van de Transmediale Award 2007. Herman Asselberghs is stichtend lid van het Brusselse productieplatform Auguste Orts. Hij woont en werkt in Brussel. 

André Colinets 16 mm‐films, waaronder Ritus (1977), Clair­Obscur (1982) en Les frères Piqueray, états poétiques (1991) werden sterk beïnvloed door de vooroorlogse Europese avant‐garde en de Amerikaanse underground film. In zijn reeks videokunst‐producties, waaronder de triptiek A kiss to build a dream on (1986), To be born again (1987) en Avalon (1989), onderzocht Colinet menselijke relaties op ritmische, haast mathematische wijze. In een volgende serie, met o.a. Lost poets (1994, Prix Le Loup Argenté op Le Nouveau Festival International du Cinéma, Vidéo et Nouvelles Technologies de Montréal), Amazing grace (1993, eervolle vermelding op Biennale Internationale du Film sur l’Art Paris ‐ Centre Pompidou) en Larguez les amarres (2001), tastte hij het grensgebied af tussen film en video en tussen fictie en documentaire, en verwerkte hij verschillende genres, stijlen en technieken tot een heterogeen audiovisueel geheel. Sinds enkele jaren werkt hij aan poëtische filmportretten van bejaarde vrienden, waaronder wijlen Henri Storck en Virginia Haggard Leirens. André Colinet woont en werkt in Brussel.  

Dora Garcia is beeldend kunstenaar en werkt met tekst, video, film, expanded performance en publieke ruimte. Ze gebruikt de tentoonstellingsplek als een platform om relaties te onderzoeken tussen de bezoeker, het kunstwerk en de ruimte. Ze hanteert gescripte ervaringen zodat het publiek, bewust of onbewust, de hoofdrol in een fictie krijgt toebedeeld. Dora Garcia nam deel aan internationale tentoonstellingen zoals Manifesta (1998), Istanbul Biennial (2003), Münster Sculpture Projects (2007) and Sydney Biennale (2008). Dit jaar opent haar soloshow in CGAC (Santiago de Compostela) en participeert ze in Playing the city (Schirn Kunsthalle, Frankfurt), The Jerusalem Show, Lyon Biennale and Athens Biennale. 

Jo Huybrechts realiseert video’s sinds 1983. Na enkele jaren nam zijn werk ook een wending naar het installatoire en ontwikkelde hij audiovisuele opstellingen en beeldende werkstukken. Het huidige videowerk bevat korte genreloze videofilms, hybride van aard en gerealiseerd met eenvoudige middelen. Zijn werk werd vertoond in verscheidene individuele en groepstentoonstellingen en/of manifestaties in o.a. Montevideo ‐ Amsterdam, The Long Beach Museum of Art ‐ Los Angeles, Festival International du Nouveau Cinéma et de la Video ‐ Montreal, Beursschouwburg ‐ Brussel, Muhka ‐ Antwerpen, International Film Festival Rotterdam en Les Halles ‐ Brussel. Jo Huybrechts woont en werkt in Brussel. 

Michel Coquette is bedrijvig als postproductiemixer. Hij neemt postsyncs en bruitages op en mixt de klankbanden van audiovisuele programma's. In die functies werkte hij op tal van kort‐ en langspeelfilms, o.a. Rosie, Le Festin de la Mante, Suske en Wiske, Kruistocht in spijkerbroek, Meisjes. Hij mixte als freelance mixer in tal van filmmixagestudio's in binnen‐ en buitenland: AGeNT, Dame Blanche, Alea Jacta, Studio l'Equipe, Le Fresnoy.  

Page 78: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Ronnie Ramirez is zelfstandig cameraman en documentairemaker. Vier van zijn films hebben meerdere internationale onderscheidingen gekregen. Palestine, those who keep the key (2003) is een serie portretten van Palestijnse kunstenaars. Plein Publiek (2004) is het resultaat van ontmoetingen met de bewoners van Antwerpen Noord. Les fantômes de Victoria (2000) en Absent world (2004) werden gedraaid (op 35mm) langs de Panamericanaweg aan beide geografische uiteeinden van Chili. Onlangs draaide hij in Congo Campus Kassapa (2010), een portret van de universiteit van Lubumbashi. Ramirez' werk wordt gekenmerkt door een kritische houding. Alle personages in deze films worden geconfronteerd met ingrijpende maatschappelijke veranderingen en (daardoor) verstoorde levens. Ramirez' werk wordt gekenmerkt door een kritische houding gecombineerd met een sociaal en politiek engagement. Hij doceert in Cuba en Venezuela en woont in Brussel. 

Rob Rombout is onafhankelijk documentairemaker. Zijn films werden vertoond op internationale filmfestivals en meerdere Europese televisiekanalen. Recente titels als Amsterdam via Amsterdam (2004) en Canton, la Chinoise (2001) kregen onderscheidingen in de VS en Canada. Zijn werk varieert van videokunst (Entre deux Tours, 1987) tot klassieke documentaire op 35mm (Black Island, 1994). Reizen vormen de rode draad door zijn oeuvre, van zijn ‘road, boat & train movies’ als Nordexpress (1990, de trein van Parijs naar Moskou) en Le Piège de Kerguelen (2000, een expeditie naar de Kerguelen eilanden in het zuiden van de Indische Oceaan), over zijn films over ’s werelds grootste lijnboten (Queen Elizabeth 2, 1992 en Queen Mary 2, 2004) tot de geplande roadmovie Amsterdam Stories, USA (2010, een road movie door de VS, van Oost naar West langs 17 lokaties met de naam Amsterdam). Hij werkt momenteel aan een docu‐fictie over het leven van de Nederlandse schrijver Robert van Gulik en is vicevoorzitter van de Franse Auteursmaatschappij SCAM. Rob Rombout woont in Brussel.  Patrice Toye is filmregisseur en scenariste. In haar speelfilms belicht zij graag de existentiële zoektocht naar de eigen identiteit van het individu. Haar personages sluiten zich keer op keer op in een eigen, vaak surreële zielsruimte om zich te wapenen tegen de werkelijkheid. Toye’s debuutfilm Rosie (1998) werd uitgebracht in 14 landen waaronder de VS, Frankrijk en Japan en werd geselecteerd en bekroond op tal van internationale filmfestivals, o.a. in Berlijn en Toronto. Haar tweede langspeelfilm (n)iemand/NOWHERE MAN (2008) werd bekroond met de NHK International Filmmakers Prize van het Sundance festival, ging in wereldpremière op het Internationaal Film Festival van Venetië en werd geselecteerd door verschillende internationale filmfestivals, o.a. in Montreal, Gyon, Sao Paulo, Hamburg, Rome, Kopenhagen, Praag en Seoul. Momenteel bereidt ze haar volgende langspeelfilm voor. Patrice Toye woont in Antwerpen. 

Dorothée Van den Berghe is filmregisseur en scenariste. Haar kortfilms, waaronder Bxl Minuit (1998), en de twee middellange films, Keer uw boot om en bid (1996) en Het achterland (2000), werden gevolgd door haar langspeelfilm debuut Meisje (2002), bekroond met de Prix Arte en de Prix De la Jeunesse op het Internationaal Festival van Locarno. Haar scenario voor haar tweede langspeelfilm My Queen Karo werd voor ontwikkeling geselecteerd door het Festival van Cannes. Tijdens het schrijven ervan realiseerde zij in opdracht van het Internationaal Film Festival Rotterdam de kortfilm Zoë (2007) en het bekroonde Kroeskop (2006). My Queen Karo (2009) ging in wereldpremière op het Toronto International Film Festival. In haar werk spelen de verschillende visies van ouders en kind tijdens het opgroeien een grote rol. In veel van haar films dient Brussel als belangrijkste lokatie en inspiratiebron. Dorothée Van den Berghe woont en werkt in Brussel. 

Walther Vanden Ende werkt sinds 1975 als directeur fotografie. Hij heeft verschillende internationale prijzen op zijn naam staan en een 50‐tal speelfilms waaronder Daens (S.Coninx), Le maître de musique & Farinelli ( G. Corbiau ), Joyeux Noël (C.Carion), No man's land (D.Tanovic), Minoes (V. Bal ), Noce en Gallilée ( M. Khleifi ), Dust (M.Hänsel), Toto le héros (J. Van Dormael), Left Luggage (J. Krabbé), Felice...Felice (P.Delpeut). Zijn meest recente werken zijn l'Affair Farewell 

Page 79: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

(C.Carion) en Cirkus Columbia (D. Tanovic ). De betrachting in zijn werk is om in nauwe samenwerking met de regisseur en artdirector een bij de film passende fotografische stijl te ontwikkelen.   Miel Van Hoogenbemt is sinds 1985 zelfstandig filmmaker. In zijn werk staat vooral de ‘gewone mens’ centraal. In zijn documentaires Signes de Vie (1993) confronteert hij hem met leven en dood, in On ne vit qu’une fois (1991) met liefde en ouderdom. In de films Un jour ou l’autre (1995) en Demain est un autre jour (2000) portreteert hij mensen die geconfronteerd worden met sociale en financiële problemen. In People of Migdal (1997) schetst hij het portret van een Duitse nederzetting in Israël. Hij regisseert ook langspeelfilms die vooral gebaseerd zijn op zijn documentaires: Miss Montigny (2005) en de publiekstrekker Man zkt Vrouw (2007). Al zijn films werden vertoond op internationale festivals. Miel Van Hoogenbemt is eveneens televisieregisseur van o.a. Aspe, Het Huis Anubis en Le petit Juge. Hij monteert momenteel aan zijn nieuwste langspeelfilm Fils Unique en werkt aan Trois Trains, een nieuwe documentaire over drie treinen tijdens WOII.  

Francis Vranckx was in de jaren ‘80 producer, curator en organisator videokunsten voor de Nieuwe Workshop/Beursschouwburg, Brussel. Tussen 1979 en 1999 realiseerde hij verschillende videofilms en ‐installaties vertoond in tentoonstellingen en festivals in o.a. Brussel, Amsterdam, Den Haag, Parijs, San Sebastian. In de jaren ‘90 was hij ook televisierealisator voor de VRT. Vandaag maakt hij kleinschalige, veelal live film‐ en videoprojecten en multiscreen‐installaties. Francis Vranckx verricht experimenteel onderzoek in praktijkprojecten binnen de domeinen van de pre‐cinema, direct cinema, smalfilm en painted film, en is initiator van artistiek‐pedagogische projecten als Cinema Voltaire. Hij is eveneens docent praktijkinitiatie, stagebegeleiding en onderzoek in de lerarenopleiding van Hogeschool Sint‐Lukas Brussel. 

 

Page 80: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

atelier             illustratie & beeldverhaal opleiding          Master in de Beeldende Kunsten,                      afstudeerrichting Grafisch ontwerp 

INHOUD Het einde van de twintigste eeuw leek even het einde van het klassieke stripverhaal. Een oude generatie ‘lonesome cowboys’ reed een bordkartonnen zonsondergang tegemoet terwijl jeugdige enthousiastelingen verblind werden door de dageraad van de digitale revolutie met een overvloed aan interactieve media. De Hogeschool Sint‐Lukas Brussel geloofde echter in nieuwe mogelijkheden voor het beeldverhaal en richtte in 1998 een stripafdeling op. De eerste afgestudeerden konden zich tonen in de magazines Demo en Ink. Ze werden gezien, gelezen en goedgekeurd. Olivier Schrauwen, Conz, Judith Van Istendael, Simon Spruyt, Kristof Spaey en anderen mogen zich ondertussen volwaardig stripauteur noemen.  Recente (inter)nationale ontwikkelingen tonen aan dat de term ‘stripverhaal’, zowel inhoudelijk als vormelijk, achterhaald is. Traditionele krantenstroken of magazinepagina’s zijn niet langer de norm, want de literaire strip biedt auteurs de kans om letterlijk uit hun hokjes te breken. De stap van striptekenaar naar illustrator en terug is erg klein geworden. Vandaar ook de logische keuze voor een synergie van de trajecten beeldverhaal en illustratie binnen de afstudeerrichting Grafisch ontwerp in Sint‐Lukas.  Illustrators scheppen een imaginaire wereld waar de kijker kan instappen. Ze gebruiken tekeningen, foto’s of andere grafische elementen die tekst ondersteunen of zij creëren beelden die zelfstandig communiceren als een volwaardige visuele taal. Ze combineren traditioneel vakmanschap met digitale technologie om hun grafisch en narratief talent te ontplooien en het medium waarin zij dat doen (het klassieke stripverhaal, de beeldroman, de cartoon, de illustratie,…) is slechts een middel om hun persoonlijk verhaal te vertellen.   In het masteratelier illustratie & beeldverhaal werkt de student in grote mate zelfstandig aan zelfgeïnitieerde projecten en ontwikkelt zijn/haar praxis (tekenen, digitale technieken, scenario,...) tot professionele standaarden. Aan de hand van kortlopende oefensessies kan de student zich in het atelier bovendien verdiepen in gespecialiseerde vertel‐ en beeldtechnieken die relevant zijn voor zijn/haar persoonlijk werk. Daarnaast is er in het atelier ook plaats voor groepsdiscussies en groepspresentaties die aangevuld worden met gastcolleges en workshops van de beste hedendaagse professionals.   Door deelname aan beurzen, tentoonstellingen en door het bevorderen van intensief contact met auteurs, uitgevers, recensenten en andere actoren uit het werkveld leert de student in het atelier de nationale en internationale wereld van het hedendaagse beeldverhaal van dichtbij kennen en vindt er een eigen plek in.   De student volgt 28 uren tekenen als verplicht onderdeel van het atelier. Met de titularis van de tekenateliers, Georges Braem, kan de student bepalen wanneer hij/zij die uren opneemt in de diverse tekenateliers.  Voorts is er binnen het atelier een verplichte stage. De student kan de stage lopen in een grafisch bureau, bij een mediabedrijf of bij een externe mentor. In het laatste geval fungeert de mentor ook als externe begeleider van de masterproef (zie verder).  

Page 81: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

De student overlegt regelmatig met het atelierteam (zie verder) over de vorderingen van zijn/haar afstudeerproject en krijgt daarbij artistiek en professioneel advies en technische ondersteuning. Naast de begeleiding van de masterproef door de leden van het atelierteam kan de student ook een beroep doen op een externe mentor, bij wie hij/zij stage heeft gelopen.  Aan het atelier illustratie & beeldverhaal zijn volgende twee seminaries (kritische studie) verbonden: ‐ Vertellen met beelden en zonder woorden / Pascal Lefèvre ‐ Transmediale narrativiteit / Pascal Lefèvre Voor meer info over deze seminaries: zie Aanbod seminaries 2010­2011 

FACILITEITEN Het atelier beschikt over professionele werkplaatsen die uitgerust zijn met hoogwaardige computers en randapparatuur voor de realisatie van zowel multimediaal werk als werk voor druk. De student kan bijgevolg gebruikmaken van professionele grafische software zoals Adobe Creative Suite, Final Cut Studio, Photoshop, Indesign, audio‐video editing en diverse webapplicaties. Binnen de werkplaatsen kan de student een beroep doen op advies en ondersteuning van gespecialiseerd technisch personeel. Er wordt ook werk gemaakt van een gespecialiseerde bibliotheek met een ruime selectie van de beste hedendaagse werken over illustratie en beeldverhaal. 

ATELIERTEAM Johan Stuyck (atelierverantwoordelijke) Inge Heremans Pascal Lefèvre  Johan Stuyck is grafisch ontwerper en uitgever. Hij is oprichter van Uitgeverij Oogachtend in Leuven waar hij vooral werk van jonge striptekenaars en illustrators begeleidt en publiceert. Mentor van striptalent als Ilah, Kim Duchateau, Conz, Gerolf Van de Perre, Kristof Spaye, Brecht Evens, Randall Casaer, Stedho. 

Inge Heremans (pseudoniem: ilah) studeerde Toegepaste Grafiek aan Sint‐Lukas in Brussel (1993) en Wijsbegeerte in Leuven (1997). Sinds 1996 staat haar stopstrip Cordelia in De Morgen. Oogachtend publiceerde ondertussen 9 Cordelia‐albums (2001‐2008). Daarnaast tekent ze onder meer Mira voor Flair (sinds 2007). Daarvan werden twee albums uitgegeven. Ze werd genomineerd voor de Bronzen Adhemar/Vlaamse Cultuurprijs voor de strip 2009: “In haar strips presenteert ze een persoonlijke kijk op relaties, vaak erg minimalistisch van opzet en zeer herkenbaar voor de lezer.” (uit het juryrapport) 

Pascal Lefèvre (doctor in Sociale Wetenschappen) werkte eerst voor de openbare omroep, waar hij o.a. enkele korte documentaires realiseerde (Winsor McCay en Bilal). Nadien was hij enkele jaren aan het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal verbonden en sinds 1998 doceert hij over visuele sequentiële media (voornamelijk strip, film en tv) in het hoger kunstonderwijs. Hij deed/doet onderzoek voor Hogeschool Sint‐Lukas Brussel, MDA Genk, K.U.Leuven, Het Huis van Alijn (Gent) en de kunstenaarsvereniging SMart. Meer info op <http://sites.google.com/site/lefevrepascal/> 

   

Page 82: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

ATELIERPROGRAMMA   van 18.10 tot 17.12  stageperiode (5 dagen/week) 29.10      eindbespreking plan van aanpak masterproef 11.11      groepsactiviteit op de Boekenbeurs in Antwerpen 22.12      masterpresentatie 1: eerste conceptuele voorstellen 24.12      feedback op de masterpresentatie 14.12      workshop Kim Duchateau deel 1 21.01      atelier van 27 tot 30.01  Festival International de la Bande Dessinée in Angoulême 18.02      workshop Kim Duchateau deel 2 van 21.02 tot 25.02  masterclass i.s.m. Artez Zwolle                                          (o.l.v. Randall Casaer, Brecht Evens, Hanco Kolk en Johan Stuyck) 04.03      workshop Kim Duchateau deel 3 11.03      atelier 16.03      masterpresentatie 2: concepten en ideeën uitwerking 18.03      lezing Maarten Vande Wiele 25.03      atelier 01.04      atelier 08.04      lezing Sebastiaan Van Doninck 29.04      atelier 04.05      masterpresentatie 3: definitieve voorstellen in executie en ontwerpfase 06.05      atelier 13.05      lezing Jeroen Janssen 20.05      atelier 04.06      atelier  In samenwerking met de master‐na‐master Transmedia staat een project rond narrativiteit op stapel. Datum en programma volgen nog. 

                                                            

 In de loop van het academiejaar kunnen er nog bijkomende activiteiten worden gepland. 

Page 83: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

atelier                  reclamevormgeving opleiding            Master in de Beeldende kunsten,                            afstudeerrichting Grafisch ontwerp 

INHOUD Het masteratelier reclamevormgeving wil een platform zijn voor studenten die hun eigen, zeer persoonlijke standpunten over communicatie en media willen voeden, formuleren, uitwerken en onderzoeken.  Merken bepalen vaak de enige gemeenschappelijke visuele beeldtaal in een multiculturele maatschappij waarin de gekende, gemeenschappelijke referenties van betekenis en begrip niet langer gedeeld worden. We leven in steden waar we vooral het niet‐gemeenschappelijke delen. Kan een ontwerper (reclameontwerper) zich uitdrukken zonder een betere wereld te willen ontwerpen? Wat zijn de utopische dimensies in zijn/haar werk? M.a.w. reclame moet uitgaan van een visie op de toekomst en die dichterbij brengen door te communiceren en het pad te effenen naar die ideale wereld.  Het atelier reclamevormgeving bestaat uit bezoeken, lezingen, discussie‐ en presentatiemomenten. Aanwezigheid op en participatie aan deze activiteiten is verplicht. Door een verplichte stage en door het bevorderen van intensief contact met professionele vormgevers en deskundigen via seminars, lezingen en workshops leert de student in het atelier de nationale en internationale wereld van de reclamevormgeving van dichtbij kennen en er een eigen plek te vinden.  Centraal in het masteratelier reclamevormgeving staat het project BXL s’éveille. Benjamin Verdonck fungeert als peter ervan. De leefbaarheid van Brussel staat al langer dan vandaag ter discussie. De demografie van deze stad is ook zeer specifiek. Er leven 156 nationaliteiten, er zijn ongeveer 650 protestbetogingen per jaar en elke dag is er een instroom van meer dan 150.000 pendelaars. In hoeverre is Brussel kunstmatig? Onveilig? Onmenselijk? Hoe kan Brussel een stad worden waarin menselijkheid en leefbaarheid voorop staan?  BXL s’éveille is een zoektocht naar de mogelijkheden om Brusselaars en wie in Brussel beweegt, wakker te schudden. Hoe kan een reclameontwerper de bewoners en bezoekers van de stad ertoe te bewegen Brussel weer op te eisen? Het is een exploratie waarin de student actief, in het veld, op zoek gaat naar de individuele beleving van de stad. De student zal alle gegevens en bevindingen samenbrengen op één concreet en centraal punt in de stad, bijvoorbeeld een gehuurde studio of een leegstaand winkelpand. Er wordt een theoretische en praktische communicatiestrategie opgemaakt van waaruit een originele, interactieve en speelse communicatiecampagne kan ontwikkeld worden.  Voor zijn/haar masterproef heeft de student tegen eind oktober een plan van aanpak klaar. Voor het afstudeerproject van de masterproef produceert de student reclamewerk dat gebaseerd is op persoonlijk onderzoek en dat getuigt van een hoge graad van creativiteit en van het gebruik van professionele standaarden. Dit werk kan in eender welke vorm, stijl, medium of techniek gemaakt zijn en wordt op het einde van de studie onder de vorm van een portfolio en tentoonstelling voorgelegd aan een jury van interne en externe deskundigen. Sommige werken moeten geschikt zijn voor publieke vertoning tijdens de jurytentoonstelling van de hogeschool.  De begeleiding van de masterproef gebeurt door het volledige atelierteam. (zie verder)    

Page 84: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Aan het atelier reclamevormgeving zijn volgende twee seminaries (kritische studie) verbonden: ‐ Strategie / Guillaume Van der Stighelen en Kristin Verellen ‐ Utopic Dimensions In Artistic Work / Johan Teirlinck Voor meer info over deze seminaries: zie Aanbod seminaries 2010­2011  FACILITEITEN De werkplaatsen zijn uitgerust met hoogwaardige computers en randapparatuur voor de realisatie van zowel multimediaal werk, als werk voor druk. De student kan gebruikmaken van professionele grafische software zoals Adobe Creative Suite, Final Cut Studio, Photoshop, Indesign, audio‐video editing en diverse webapplicaties.  Binnen de werkplaatsen kan de student een beroep doen op advies en ondersteuning van gespecialiseerd technisch personeel.   ATELIERTEAM Inge Ferwerda (atelierverantwoordelijke) Frank Marinus Johan Teirlinck Marjan Van den Berghe  Inge Ferwerda werkt meer dan 20 jaar als artdirector en creative director in reclamebureaus als TBWA, Mc‐Cann Erickson, Lowe, Saatchi, Euro RSCG, Ogilvy. Ze heeft ruime ervaring in strategie, merkidentiteit en brand activation, en alle hedendaagse tendensen van multimediale communicatie. Ze heeft bijzondere interesse voor duurzame communicatie, culturele en sociale thema’s en voert onderzoek naar de maatschappelijke verantwoordelijkheid en relevantie van reclame. Recente realisaties en projecten:  ‐ onderzoek interculturaliteit inzake communicatie en beeldtaal (www.nextdoorsintlukaswordpress.com)  ‐ freelance artdirector voor Change Designers (www.changedesigners.be) 

Na Germaanse filologie, een jaar communicatiewetenschappen en 5 jaar FilmNet pay TV gaat Frank Marinus in 1995 aan de slag als copywriter bij Quattro. Via DDB in 1998 naar TBWA, waar hij sinds 2005 creative director is. Hij probeert daar in alle mogelijke media werk te creëren dat fris, impactvol, relevant en vernieuwend is. Popular yet creative, creative yet popular. Recente realisaties en projecten:  ‐ nieuwe communicatie‐aanpak voor De Post  ‐ lancering bpost, nieuw overkoepelend communicatieconcept voor Het Nieuwsblad ‐ internationaal juryvoorzitter Best Yet 2010, creatieve competitie voor jonge Europese teams 

Johan Teirlinck studeerde Germaanse Filologie en Filosofie. Hij publiceerde literair werk: Van hier tot aan de brug (roman), Branes (theatertekst) en Schitterend werk (gedichten) – en essays: Het actuele denken: de mentale ruimte, contaminaties en serendipiteit, tweede herziene druk in 2010 die vertaald werd als Today’s mind: mental space, contaminations and serendipity (2009). Hij gaf gastcolleges in 2009 in de Kent State University in Ohio (USA) en was er curator van een tentoonstelling in the Main Gallery of Kent State met als titel Mental Space. In 2010 schreef en publiceerde hij De wereld voor beginners, een project waarbij de huidige maatschappelijke en culturele situatie kritisch wordt bekeken en waarbij tal van initiatieven worden opgezet om te zoeken naar mogelijkheden voor de toekomst. 

 

Page 85: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Marjan Van den Berghe is freelance reclamemaker, illustrator en grafisch vormgever. Tot 2009 was ze creative director bij Fé, een geëngageerd reclameonderzoek‐en communicatiebureau, gespecialiseerd in ecologie en nieuwe waarden (www.fe‐online.be). Hiervoor legde zij een lang en ietwat bizar parcours af in de wereld van kunst & communicatie. Na studies Grafische Vormgeving en Animatiefilm (KASK Gent, Raoul Servais), gaat ze werken daar waar men haar visie en talent nodig heeft. Ondertussen blijft ze verder studeren met ondermeer studies avondonderwijs in Fotografie, Vrije Grafiek, Schilderen, Waarnemingstekenen, Kunstbeschouwing en Restauratie Glasramen. 

Externe specialisten: 

Hannes Couvreur is licentiaat Germaanse Filologie met een aanvullende master Journalistiek. Hij is procesbegeleider bij Change Designers en eigenaar van Superbly Human, oplossingsgerichte coaching, communicatie en procesbegeleiding (http://www.superblyhuman.com). Hij is gastdocent aan Sint‐Lucas Gent dept. beeldende kunsten en dichter (pseud. Arne Schoenvuur) met publicaties in de Brakke Hond (http://arneschoenvuur.blogspot.com).   Ruth Soenen is Doctor in de sociale en culturele antropologie. Ze is deeltijds (40%) senior researcher IMMRC‐antropologie aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van K.U.Leuven (tot en met November 2010). Daar is ze promotor van het etnografische onderzoek naar de alledaagse praktijken van jongeren uit minderheden met bijzondere aandacht voor hun informatietactieken en –behoeften. Ze is zaakvoerder van Simply Community, een advies‐ en studiebureau m.b.t. sociaal‐culturele vraagstukken. Ze geeft lezingen aan diverse hogescholen en universiteiten en workshops ‘leren antropologisch observeren’.  Benjamin Verdonck studeerde in 1992 af aan de toneelafdeling van het Antwerpse Conservatorium. Hij werkt als beeldend kunstenaar en als theatermaker. Hij voert onderzoek naar bestaansredenen van kunst binnen onze samenleving en de kracht en functies van theatraliteit in de openbare ruimte. Een onderzoek naar het politieke draagvlak van theater resulteerde in Shopping= Fun, waarbij Verdonck een voorstel formuleerde omtrent zijn ongemak ten opzichte van geconditioneerd koopgedrag. (www.benjamin‐verdonck.be , www.kalender09.be) 

 

ATELIERPROGRAMMA   van 11.10 tot 10.12  voltijdse stage 29.10      deadline indienen plan van aanpak voor masterproef 21.12, 9u    atelier 22.12      presentatie masterproef 1 10.01, 9u                  feedback presentaties over masterproef 11.01, 9u                  facultatief:  

research methods: scriptie outlines (Jo De Baerdemaeker) 17.01, 9u                  atelier 18.01, 9u                  facultatief: research methods: bronnen en referenties (Jo De Baerdemaeker) 19.01, 10u                       feedback groepsdiscussie over scriptie 16.02, 9u    BXL s’éveille: briefing en mise‐en place met Ruth Soenen en Stad BXL 23.02, 9u    BXL s’éveille: presentatie Benjamin Verdonck over zijn kalenderproject 

                                                            

 In de loop van het academiejaar kunnen er nog bijkomende activiteiten worden gepland. 

Page 86: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

23.02, 14u    BXL s’éveille: presentatie Benjamin Verdonck over zijn kalenderproject 28.02, 9u    BXL s’éveille: lezing en procesbegeleiding strategie BXL Hannes Couvreur 02.03, 14u    BXL s’éveille       atelier: masterproefbegeleiding 02.03, 19u                  Shapeshifters 1: Karsten Schmidt & Petr Van Blokland                             locatie: Beursschouwburg 09.03, 9u    BXL s’éveille: verdieping, inspiratie en documentatie (o.l.v. Benjamin Verdonck) 09.03, 14u    BXL s’éveille: verdieping, inspiratie en documentatie (o.l.v. Benjamin Verdonck) 14.03, 9u    BXL s’éveille: veldwerk met Ruth Soenen 16.03, 9u    atelier: masterproefbegeleiding 16.03, 14u    presentatie masterproef 2 21.03, 9u    atelier: masterproefbegeleiding 23.03, 9u    BXL s’éveille: strategische evaluatie (o.l.v. Hannes Couvreur) 23.03, 14u    atelier: masterproefbegeleiding 30.03, 9u    atelier: masterproefbegeleiding 30.03, 14u    BXL s’éveille: atelier en veldwerk 04.04, 9u    BXL s’éveille: evaluatie (o.l.v. Benjamin Verdonck) 04.04, 14u    BXL s’éveille: evaluatie (o.l.v. Benjamin Verdonck) 06.04, 9u    BXL s’éveille: atelier, veldwerk       atelier: masterproefbegeleiding 06.04, 14u    BXL s’éveille: atelier, veldwerk       atelier: masterproefbegeleiding 06.04, 19u                  Shapeshifters 2: Marjan Bantjes en Mark Farrow                              locatie: Beursschouwburg 27.04, 19u                  Shapeshifters 3: Carsten Nicolai & Wim Crouwel                             locatie: Beursschouwburg 02.05, 9u    BXL s’éveille: atelier en veldwerk 02.05, 14u    BXL s’éveille: atelier, veldwerk       atelier: procesfolio 04.05, 9u    presentatie masterproef 3 04.05, 14u    BXL s’éveille: atelier en veldwerk 09.05, 9u    BXL s’éveille: installatie project       atelier: procesfolio 09.05, 14u    BXL s’éveille: installatie project       atelier: procesfolio 11.05, 9u    BXL s’éveille: installatie project 11.05, 14u    BXL s’éveille: installatie project 16.05, 9u    BXL s’éveille: evaluatie project (o.l.v. Benjamin Verdonck en Ruth Soenen) 16.05, 14u    BXL s’éveille: evaluatie project (o.l.v. Benjamin Verdonck en Ruth Soenen) 20.05, 9u    tentoonstellingsdesign (o.l.v. Lucas Messens) 23.05, 14u    atelier: voorbereiding tentoonstelling masterproef 30.05, 14u    atelier: masterproefbegeleiding 01.06, 14u    atelier: masterproefbegeleiding 08.07      deadline indienen masterproef (tussen 08.07 en 31.08 geen feedbacksessies) 

Page 87: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

atelier             Show, Unclose … Display opleiding           Master in de Beeldende Kunsten, afstudeerrichting Fotografie 

INHOUD In de masteropleiding wordt elke student geconfronteerd met de opdracht zijn/haar werk aan een breder publiek te presenteren. Het masteratelier en het daarbij aansluitende masterseminarie Show, Unclose...Display willen stilstaan bij de verschillende consequenties van deze intrede in de publieke ruimte. (zie ook Aanbod seminaries 2010­2011) Los van het medium waarin de student werkt, willen dit atelier en seminarie de complexe handeling die het publiek maken van het eigen werk vooronderstelt aan een kritische analyse onderwerpen. Presenteren betekent niet alleen loslaten, uit de beslotenheid van het atelier treden, beslissingen uit handen geven, samenwerkingen organiseren, maar het betekent ook verantwoordelijkheid nemen, een bewuste strategie aanwenden, zichzelf een identiteit als kunstenaar aanmeten. Alhoewel verschillende presentatievormen aan bod zullen komen (zoals publicaties in boekvorm, op web, e.d.), zal de grootste klemtoon liggen op de tentoonstellingsproblematiek: het presenteren van beeldend werk in de concrete ruimte van het museum of galerie. Verschillende aspecten van de tentoonstellingspraktijk zullen aan bod komen, aangebracht door een uitgebreide literatuurlijst en interventies van een aantal gastsprekers (kunstenaars, scenografen, curatoren,...). Het programma is georganiseerd rond een serie tentoonstellingsbezoeken, lezingen, geanimeerde discussies en presentatiemomenten. De student houdt zijn/haar ideeën en evolutie bij in een research‐ en procesfolio. Er worden proefopstellingen gedaan op maquette (van bestaande ruimtes) en in reële tentoonstellingsruimtes (Recylart / kelder Koninginnegalerij). Finaal geeft de student een korte presentatie van zijn/haar ideale tentoonstelling voor het afstudeerproject en dient zijn/haar research‐ en procesfolio in.  Voor zijn/haar masterproef heeft de student tegen eind oktober een plan van aanpak klaar. Op basis daarvan krijgt de student twee individuele begeleiders toegewezen voor respectievelijk het afstudeerproject en de scriptie. Naast de leden van het atelierteam (zie verder) komen volgende docenten in aanmerking voor die begeleiding: Frank Uyttenhove, Kris Van Beek (afstudeerproject), Liesbeth Decan en Marie‐Pascale Gildemyn (scriptie). Binnen de atelierwerking wordt er één feedback moment voorzien waarbij in groep naar de evolutie van de scriptie gekeken wordt en worden er twee momenten voorzien waarbij het afstudeerproject in groep inhoudelijk en technisch besproken wordt.  Aan het atelier zijn twee verplichte seminaries verbonden: ‐ Show, Unclose...Display / Steven Humblet & Maarten Vanvolsem Dit seminarie wordt geïntegreerd in het atelier zelf. ‐ Complexiteit en zelforganisatie / Frank Maes – OF – Jeff Wall / Hans de Wolf Voor meer info over deze seminaries: zie Aanbod seminaries 2010­2011  FACILITEITEN Aan dit atelier is geen specifieke werkplaats verbonden, de studenten kunnen gebruik maken van alle werkplaatsen die in de hogeschool aanwezig zijn. Afhankelijk van de vooropleiding van de student zal soms een bijkomende opleiding nodig zijn of zullen sommige gespecialiseerde instrumenten niet ontleend kunnen worden. Binnen de werkplaatsen kan de student een beroep doen op advies en ondersteuning van gespecialiseerd technisch personeel.   

Page 88: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

 ATELIERTEAM Maarten Vanvolsem (atelierverantwoordelijke) Frank Casteleyns Geert Goiris Steven Humblet Aglaia Konrad Philippe Van Snick  Dr. Maarten Vanvolsem is docent fotografie aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel en research fellow aan het LGC. Als fotograaf kaart hij de verhoudingen aan tussen de kijker en het fotografische beeld. Centraal staat de ervaring van tijd die bij het omgaan met en kijken naar een fotografisch beeld tot stand komt. In deze ervaring probeert hij een dynamische tijdsduur te stimuleren. Hierbij wordt een actieve participatie aan de toeschouwer gevraagd bij het beschouwen (lezen) van het beeld. Relevante recente publicaties en artistieke projecten: ‐ Maarten Vanvolsem, The Art of Strip Photography. Making Still Images with a Moving Camera, Leuven, Leuven University Press, 2010. ‐ Maarten Vanvolsem, Fotografie en Kunst, Karakter Tijdschrift van Wetenschap, nr 27, september 2009. ‐ Teasers and Pleasers. Galerie Kusseneers (Antwerp, Belgium), 08/05 ‐ 30/05/2009. ‐ Hasselt in beweging ­ Maarten Vanvolsem. Het Stadsmus (Hasselt, Belgium), 1/02 ‐ 26/04/2009. ‐ Tobias Hild ­ Maarten Vanvolsem [the Safe]. Galerie Kusseneers (Antwerp, Belgium), 19/03 ‐ 03/05/2009.  De werken van Frank JMA Castelyns (° 1957, woont en werkt in Antwerpen) voeren een veelzijdig dialoog, zowel maatschappelijk als historisch en artistiek. In zijn werk, dat raakt aan verschillende disciplines, combineert hij diverse voorstellingen die leiden naar hybride vormen die wisselend worden geïnterpreteerd. Bestaand beeldmateriaal, röntgenopnamen, enz. fungeren als drager voor minimale ingrepen waarbij een sjabloon als luik fungeert, een deklaag die simultaan toont en verbergt. In zijn recent werk worden tekens en symbolen onderzocht. Recente artistieke projecten (selectie): ‐ (In)dépendence chacha, Atlas, Antwerpen (B) ‐ Bolero, Laphto Complex, Old Airport, Addis Abeba (ETH) / Alliance Française, Dar es Salaam (TZA) / Karoo Gallery, Prince Albert (ZAF) / ZeroStation, Ho Chi Minhstad (VIE)   ‐ XXI – into dAdA, ArteVentuno, Hasselt (B)   ‐ Wunderkammer, MDA (Media & Design academy), C‐mine, Genk (B)  Let’s stick together, Design Vlaanderen, Brussel (B)  ‐ deelname aan Bolero, an international art project on the move ‐ Sirius artists’ book van Frank JMA Castelyns, PERSONA, Antwerpen  ‐ The North, East and South , New York City, 5 locaties, individuele tentoonstelling (USA)   Geert Goiris (°1971, woont en werkt in Antwerpen) studeerde aan Hogeschool Sint‐Lukas Brussel, het departement fotografie van FAMU (Film‐ en Televisie‐Academie) in Praag en het HISK (Hoger Instituut voor Schone Kunsten) in Antwerpen. Sinds vijf jaar is hij docent vrije kunsten en fotografie aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel, waar hij het artistiek onderzoeksproject Whiteout ­ The Unreliable Narrator (2007‐2010) voerde. Selectie groepstentoonstellingen:  ‐ Manifesta 5 ( San Sebastian, 2004)  

Page 89: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

‐ Croiser Des Mondes (Jeu de Paume, Parijs 2005) ‐ Buenos Dias Santiago – an exhibition as an expedition (Museum of Contemporary Art, Santiago de Chile, 2006) ‐ Les Rencontres de Photographie (Arles, 2006) ‐ Spectacular City – Photographing the Future (Nai Rotterdam, Holland and NRW‐Forum Düsseldorf, 2006) ‐ Lugares Comprometidos, topography and actuality, Fundacion ICO (Madrid 2008) ‐ Le travail de Rivière (Le crédac, Ivry‐sur‐Seine, 2008)  Recente solo‐tentoonstellingen: ‐ Whiteout and Other Stories (Hamburger Kunsthalle, 2010) ‐ Czar Bomba (CAB Burgos, 2010) Geplande tentoonstellingen:  ‐ Fresh Hell, groepstentoonstelling (Palais de Tokyo, Parijs, 2010) ‐Turbulences, duotentoonstelling met Vincent Lamouroux, (KIOSK, Gent, 2010) De monografische publicatie The Unreliable Narrator  is in voorbereiding bij ROMA publications. De geplande verschijningsdatum is midden 2011.  Steven Humblet studeerde filosofie en antropologie aan de K.U.Leuven. Van 1999 tot 2005 werkte hij als freelance kunstcriticus voor de Financieel‐Economische Tijd. Sindsdien schrijft hij over fotografie voor tijdschriften als De Witte Raaf, Camera Austria, etc. Sinds 2003 is hij assistent‐docent Fotogeschiedenis en Fototheorie aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel. Hij is als doctorandus verbonden aan de UGent waar hij werkt aan een doctoraat over de fotografische verbeelding van New York in stadsfotoboeken uit het interbellum. Hij is als onderzoeker betrokken bij het project Citygraphy, een multidisciplinaire onderzoeksgroep naar de visuele verbeelding van stad en platteland. Hij was tevens de curator van de Namiddagen van de Topografie IV die in het voorjaar van 2008 werden georganiseerd in de Beursschouwburg. Hij bereidt momenteel als guesteditor het Cahier #3 voor. Relevante recente publicaties en artistieke projecten: ‐ ‘Een modern traject doorheen de stad. Over 100 X Paris van Germaine Krull’, in: Dirk Lauwaert (red.), Cahier Citygraphy I (2007)  ‐ ‘L’évènement’, in: Camera Austria, 28 (2007), 98  ‐ ‘Regarder Vu’, in: De Witte Raaf, 22 (2007), 126 ‐ ‘Atget: un rétrospective’, in: De Witte Raaf, 22 (2007), 127 ‐ ‘Over de rekbaarheid van een fotografisch genre (en zijn onafwendbaar breekpunt)’, in: Debuut. Cahier Fotografie Sint‐Lukas, 1 (2007), 50‐53 ‐ ‘Picturing Fashion. Over jagers en prooien (en Britney Spears)’, in: Debuut. Cahier Fotografie Sint‐Lukas, 1 (2007), 74‐81 ‐ ‘A desire for transparency. On Berenice Abbott’s Milk wagon and Old Houses’, in: Recherches en Communication (nog te verschijnen)  Metropolitan urban space is a fundamental pillar in the photographical work of Aglaia Konrad. Since the early 90s she focuses on the specificity of urban landscape and its advancements of many megacities on different continents. Recently she realised a series of 16mm films on sculptural architecture. She has had soloshows in Siegen, Antwerp, Geneva, Graz, Colone, New York etc. and participated in international group exhibitons like Cities on the Move, Dokumenta X, Orbis Terrarum.Ways of Worldmaking, Talking Cities etc.   

Page 90: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Philippe Van Snick (°1946 in Gent, woont en werkt in Brussel) is docent schilderkunst aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel. Zijn werk situeert zich binnen het veld van de schilderkunst, sculptuur en de fotografie. Het schilderkunstig werk en het sculpturaal werk is in essentie abstract en krijgt vorm in zowel kleinschalige schilderijen als ruimtevullende installaties. Het fotografisch werk onderzoekt het inhoudelijke getoetst aan een fotografische objectiviteit en verloopt parallel met de realisaties in de andere disciplines.  Recente solotentoonstellingen: ‐ 2009, Pans de sensation, Hogeschool Sint‐Lukas Brussel ‐ 2010, Philippe Van Snick, Museum M Leuven Recente groepstentoonstellingen: ‐ Percept, Affect, Concept voor De plaats van de kunst, het symposium van Hogeschool Sint‐Lukas Brussel in 2009 ‐ Jeugdzonde. Over opus één en opus min één, LLS 387, Antwerpen  ‐ 10 dagen 10 nachten / J.Beuys, Marcel Broodthears, bibliotheek Bree ‐ There is no(w) romanticisme, Les filles du calvaire, Bruxelles  ‐ Hommage aan de monochromie, Cultuurcentrum Hasselt ‐ Tegenlicht, SMAK Gent  

ATELIERPROGRAMMA   12.10, 14‐17u     theoretische sessie: bespreking van eerste teksten 26.10, 14‐18u     bezoek aan CRAIGIE HORSFIELD; Schering en inslag,       Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen + nabespreking 29.10, 10u30    Back To The Future  

(gasten: Sara Deraed, Patricia Esquivias, Maartje Fliervoet, Suzanne Kriemann, Charlotte Moth, Batia Suter) 

02.11, 10‐12u & 14‐16u studentenpresentaties eigen projectvoorstel (verdeling begeleiders) 09.11, 14‐17u     bezoek aan Cassochrome (www.csc.be) 16.11, 10‐12u     lezing Roger Willems (o.v.)              14‐16u     Boekexpo en bespreking van kunstenaarsboeken 26.11, 10u30     Back To The Future 

(gasten: Sara Deraed, Patricia Esquivias, Maartje Fliervoet, Suzanne Kriemann, Charlotte Moth, Batia Suter) 

07.12, 10‐17u     tentoonstellingsbezoek       + bezoek expo ruimtes Recylart / kelder Koninginnegalerij, met 

nabespreking       + opdracht maquette 21.12, 10‐12u & 14‐16u   stand van zaken masterproef 11.01, 10‐12u  presentatie cases van docenten + studentenpresentaties aan Bernard Voïta              14‐17u   lezing Bernard Voïta (o.v.) 15.02, 10‐12u     presentaties Kris Kimpe en Bruno Poelaerts (onder voorbehoud)              14‐18u     discussie maquettes, met Kris Kimpe en Bruno Poelaerts (o.v.) 25.02, 10u30     Back To The Future 

(gasten: Sara Deraed, Patricia Esquivias, Maartje Fliervoet, Suzanne Kriemann, Charlotte Moth, Batia Suter) 

 

                                                            

 In de loop van het academiejaar kunnen er nog bijkomende activiteiten worden gepland. 

Page 91: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

01.03, 10‐12u     theoretische sessie: bespreking van teksten              14‐17u     stand van zaken scriptie 15.03, 10‐18u     tentoonstellingsbezoek + lezing Alexander Streitberger & Jean‐Marc Bodson  22.03, 10‐12u     studentenpresentatie aan Maxine Kopsa & Pieter‐Nelle Van Martel (o.v.)              14‐17u     lezingen Maxine Kopsa & Pieter‐Nelle Van Martel (o.v.)   25.03, 10u30     Back To The Future 

(gasten: Sara Deraed, Patricia Esquivias, Maartje Fliervoet, Suzanne Kriemann, Charlotte Moth, Batia Suter) 

29.03, 10‐12u     studentenpresentaties:      1 student cureert het werk van 3 andere in een virtuele ruimte              14‐17u     testopstellingen Recylart / Koninginnegalerij + nabespreking 05.04, 10‐12u     studentenpresentaties:       1 student cureert het werk van 3 andere in een virtuele ruimte              14‐17u     testopstellingen Recylart / Koninginnegalerij + nabespreking 26.04, 10‐12u     studentenpresentaties:       1 student cureert het werk van 3 andere in een virtuele ruimte              14‐17u     testopstellingen Recylart / Koninginnegalerij + nabespreking 06.05, 10u30     Back To The Future 

(gasten: Sara Deraed, Patricia Esquivias, Maartje Fliervoet, Suzanne Kriemann, Charlotte Moth, Batia Suter) 

10.05, 10‐12u     studentenpresentaties aan Jochen Lempert & Gert‐Jan Kocken (o.v.)              14‐17u     lezing Jochen Lempert & Gert‐Jan Kocken (o.v.) 17.05, 10‐12u     presentatie ideale opstelling afstudeerproject               14‐16u    presentatie ideale opstelling afstudeerproject 

Page 92: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

atelier             TYPO/GRAPHICS opleiding           Master in de Beeldende Kunsten,                      afstudeerrichting Grafisch ontwerp 

INHOUD Het masteratelier TYPO/GRAPHICS vertrekt vanuit het principe dat grafisch ontwerpen meer is dan louter een communicatief proces van informatieoverdracht doorheen de verschillende media. Door te focussen op de rol van de typografie als interface binnen multidisciplinaire omgevingen, en de relatie tekst versus beeld & inhoud versus vorm binnen verschillende contexten grondig te analyseren, wordt de rol van de grafisch vormgever voortdurend uitgedaagd.  Vanuit dit oogpunt, biedt de masteropleiding TYPO/GRAPHICS een modus operandi van ontwerpen aan door praktijk en theorie te combineren met een individueel praktijk‐gericht onderzoek waarin historische, technologische en ideologische ontwerpsprincipes en hun toepassingen kritisch in vraag worden gesteld.  Door in discussie te gaan met docenten, gastdocenten, professionele vormgevers en medestudenten wordt de masterstudent TYPO/GRAPHICS tijdens de geplande masterseminaries, workshops, lezingen, verdiepende sessies, projectweken en atelierwerking geconfronteerd met specifieke thema's als meertalige typografie, interactieve & dynamische typografie, multimediale vormgeving, micro‐ & macrotypografie, social design, en de rol van de grafisch vormgever als auteur.   Door een verplichte stage en door het bevorderen van intensief contact met professionele vormgevers en deskundigen, leert de student de nationale en internationale wereld van grafische vormgeving van dichtbij kennen en er een eigen plek te vinden. Van deze stage dienen de masterstudenten TYPO/GRAPHICS een verslag en bijhorende presentatie te maken.  Shapeshifters is een lezingreeks over grafische vormgeving, die elk jaar vertrekt vanuit een specifiek thema. Ieder jaar presenteren grafisch ontwerpers, kunstenaars, designers, onderzoekers, uitgevers... hun visie op het thema binnen het kader van hun eigen werk en ontwerppraktijk. De publieke lezingen – in samenwerking met de Beursschouwburg Brussel – worden gecombineerd met 'in‐depth sessions' voor de studenten TYPO/GRAPHICS. Zij zwengelen het debat aan over de toekomst van het sterk bewegende grafische landschap en de visuele cultuur in het algemeen. Shapeshifters kan ondertussen bogen op een rijk archief aan internationale sprekers en telkens rekenen op een enthousiast en divers publiek.  Via het thema Signs & Sense onderzoekt Shapeshifters in 2011 hoe ontwerpers tekens en tekensystemen gebruiken om een sensibiliteit te bereiken die verder gaat dan oriënteren of louter informeren. Wanneer worden tekens connectoren naar ervaringen of gedachten? Hoe kan immateriële informatie tastbaar of leesbaar gemaakt worden? Shapeshifters presenteert (onder voorbehoud!) Petr Van Blokland (NL), Karsten Schmidt (UK), Marian Bantjes (CA), Mark Farrow (UK), Wim Crouwel (NL) en Carsten Nicolai (DE).  Voor de masterproef kan de student rekenen op een begeleiding door het volledige atelierteam (zie verder). Er wordt van de student verwacht dat het afstudeerproject getuigt van een hoge graad van creatieve individualiteit en een daarbij horende professionele uitvoering. Aanvullende sessies over onderzoeksmethodologiëen zullen de masterstudent TYPO/GRAPHICS tijdens het academiejaar informeren over het ondernemen van praktijkgericht & visueel onderzoek en over de principes van het schrijven van academisch teksten. Tijdens het academiejaar werkt de masterstudent TYPO/GRAPHICS in grote mate zelfstandig, maar wordt daarnaast ook begeleid door een docententeam dat via regelmatige sessies zowel groeps‐ als individuele feedback voorziet. De student is zelf verantwoordelijk om van de vorderingen van 

Page 93: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

zijn/haar masterproef een dossier samen te stellen en van de verschillende feedbackmomenten een verslag te schrijven en dit naar het docententeam door te sturen. Daarnaast worden er drie publieke plenaire sessies ingelast waar de masterstudent het concept en de evolutie van zijn/haar afstudeerproject en scriptie aan de medestudenten (zowel master‐ als bachelorstudenten), docenten en geïnteresseerden uit het werkveld en andere nationale of internationale scholen en universiteiten voorstelt. Daarnaast werken de masterstudenten gedurende een heel jaar naar een gemeenschappelijke publieke tentoonstelling en publicatie toe, waarin hun gefinaliseerde projecten opgenomen worden. De tentoonstelling en publicatie worden als groepsopdracht verwezenlijkt.  Aan het atelier zijn twee verplichte seminaries verbonden: ‐ L'artisan électronique / Claire Warnier ‐ Concepts of Contemporary and Multilingual Typography / Jo De Baerdemaeker Beide seminaries worden in het Engels gedoceerd.  Voor meer info over deze seminaries: zie Aanbod seminaries 2010­2011  FACILITEITEN Hoewel de masterstudent aangeraden wordt een eigen computer te gebruiken tijdens het jaar, zijn er in het werkplaatsen die gelijkenissen vertonen met een professionele werkomgeving. Deze werkplaatsen zijn uitgerust met hoogwaardige computers en randapparatuur voor de realisatie van zowel multimediaal werk als drukwerk. De masterstudent TYPO/GRAPHICS kan bijgevolg gebruik maken van professionele grafische software zoals Adobe Creative Suite (InDesign, Illustrator, Photoshop), Final Cut Studio, audio‐video editing en diverse webapplicaties. Binnen de werkplaatsen kan de masterstudent een beroep doen op advies en ondersteuning van gespecialiseerd technisch personeel.  ATELIERTEAM  Jo De Baerdemaeker (atelierverantwoordelijke) Inge Gobert Annelies Vaneycken Klaas Verpoest Claire Warnier  Dr. Jo De Baerdemaeker is Belgisch letterontwerper, typografisch vormgever en onderzoeker. Naast een Master of Arts in Typeface Design (2004) behaalde hij een doctoraat in Typography & Graphic Communication (2009) aan de University of Reading (UK). Zijn interesse gaat uit naar het ontwerpen en onderzoeken van digitale niet‐Latijnse lettertypes en meertalige typografie. Hij is de Belgische vertegenwoordiger bij de Association Typographique Internationale (ATypI) en gaf lezingen op talrijke internationale typografiesymposia. Zijn werk is reeds gepubliceerd bij TYPO magazine en DesignWeek. Lungta, zijn Latijns‐Tibetaans OpenType font is in gebruik door Oxford University Press en University of Chicago Press. Hij ontwierp, onder andere, de lettertypes voor WIELS, Nottingham Contemporary en Visual Editions. (www.typojo.com)  Inge Gobert is grafisch vormgever. In 1996 richtte ze het grafisch bureau Van Looveren & Gobert op. Sinds 2006 werkt ze op zelfstandige basis als grafisch vormgever. Naast haar vormgevingswerk is ze als docent en coördinator van de opleiding Grafisch ontwerp verbonden aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel. Sinds 2005 organiseert en programmeert ze het onderzoeksproject en de lezingenreeks Shapeshifters. In 2010 publiceerde ze samen met Johan Van Looveren en Steven Devleminck het boek Shaping Voices, talking and thinking about graphic design.  

Page 94: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Annelies Vaneycken vervolledigde haar studies aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel met een postgraduaat in Nieuwe Media aan het Sandberg Instituut in Amsterdam. In 1999 richtte ze het grafisch bureau Trans‐ID op, waar ze tot op heden werkt als grafisch ontwerper. Naast haar vormgevingswerk voor klanten is ze geïnteresseerd in het auteurschap van haar beroep. Dit verwerkt ze in zelfgeïnitieerde projecten die vertrekken vanuit maatschappelijke bekommernissen. In 2007 ontving ze de tweejaarlijks prijs voor beeldende kunst en vormgeving van de provincie Vlaams‐Brabant. Haar werk werd gepubliceerd in boeken en magazines over grafisch ontwerp, waarvan recent Ten things I know about Belgian Graphic Design door Rick Poynor (Kwintessens, mei 2010). Sinds 1999 doceert ze aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel in de opleiding Grafisch ontwerp. (www.anneliesvaneycken.be ‐ www.trans‐id.be)  Als video grafieker besteedt Klaas Verpoest in zijn werk zowel aandacht aan het ontwikkelen van animatiekortfilms als het realiseren van live en interactieve videoscenografie. Als videast is zijn werk narratief. Vertrekkende vanuit de connotatie en denotatie van woorden gaat hij op zoek naar een evenwicht tussen typografie, tempo en taal. Maar ook abstracte, non‐narratieve beeld‐ en klankexperimenten waarin hij deze vormtaal verder verkent, komen aan bod. Als performer is zijn werk technologiegedreven, met een sterke focus op computer gegenereerde grafiek. Door middel van live improvisaties gaat hij op zoek naar de raakvlakken tussen beeldende kunst, hedendaagse dans, ruimte en experimentele muziek. In deze crossmediale performances werkte hij reeds samen met verschillende artiesten uit diverse disciplines.  (www.klaasverpoest.com)  Claire Warnier studeerde af aan de Design Academy Eindhoven, afdeling Man and Identity in 2002 en behaalde haar Master of Arts in 2008 aan de Universiteit van Gent. In 2002 startte zij samen met Dries Verbruggen de ontwerpstudio Unfold op. Het werk van Unfold bevindt zich tussen productontwerp en het ontwerp van kleine ruimtes, maar spitst zich vooral toe op eigen geïnitieerde onderzoeksprojecten die vooral gepresenteerd worden in installaties voor tentoonstellingen. Claire Warnier geeft tevens les aan de Hogeschool Sint‐Lukas Brussel en bereidt haar PhD aan de Konstfack in Stockholm voor. (www.unfold.be)  ATELIERPROGRAMMA Tijdens het academiejaar worden de verschillende sessies opgedeeld als volgt: • GROUP FEEDBACK SESSION (GF): Tijdens deze sessie geven de studenten een digitale presentatie van hun afstudeerproject en/of scriptie en krijgen ze van alle docenten en medestudenten feedback op hun geleverd werk. • INDIVIDUAL FEEDBACK SESSION (IF): De student kan tijdens deze sessie individuele feedback vragen aan het docententeam, dit kan zowel over het afstudeerproject als over de scriptie gaan. • MASTER SEMINARS (MS): academische seminaries (kritische studies) • RESEARCH METHODS (RM): academische seminaries over onderzoeksmethodologiëen en het schrijven van een academische tekst. • IN‐DEPTH SESSION (IS): uitdiepende momenten met de (gast)docenten en/of gastsprekers over de basisconcepten van het masteratelier TYPO/GRAPHICS • STUDIO TIME (ST): individueel werken in het atelier met mogelijkheid tot feedback van docenten • THEME DISCUSSION (TD): regelmatige groepsdiscussies over een thema/visie/concept/citaat/publicatie/ontwerp/... dat de studenten zelf aanbrengen • WORKSHOPS (WS): meerdaagse praktische workshops met (gast)docenten  

                                                            

 In de loop van het academiejaar kunnen er nog bijkomende activiteiten worden gepland. 

Page 95: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Aanwezigheid tijdens alle geplande academische activiteiten en atelierwerking is een vereiste om voor de masteropleiding TYPO/GRAPHICS te kunnen slagen.  eerste semester 12.10, 14u                 research methods: time management (RM)                             sessie over Toledo 13.10, 10u                  feedback groepsgesprek: (GF)                             gedetailleerde uitleg over ateliertijd, presentaties,                              feedback groepsgesprekken en individuele begeleiding, publicatie, enz. 14.10, 10u                  research methods: brainstormsessie (RM) 15.10, 10u                  voorstelling van individuele brainstorming aan de groep van 18.10 tot 17.12  voltijdse stage 29.10                          deadline indienen plan van aanpak voor masterproef 21.12, 9u                  ateliertijd (ST) 22.12                          individuele feedback (IF) 23.12, 9u                  ateliertijd (ST) 10.01, 9u                  feedback groepsgesprek over masterproef (GF) 11.01, 9u                  ateliertijd (ST) + research methods: scriptie outlines (RM) 12.01, 10u                  themadiscussie (TD) 13.01, 9u                  ateliertijd (ST) 14.01, 9u                  ateliertijd (ST) 17.01, 9u                  ateliertijd (ST) 18.01, 9u                  ateliertijd (ST) + research methods: bronnen en referenties (RM) 19.01, 10u                  themadiscussie (TD) + ateliertijd (ST) 20.01, 9u                  ateliertijd (ST) 21.01, 9u                  feedback groepsdiscussie over scriptie (GF)  tweede semester 15 tot 18.10                  workshop MarolMessages (hosted door Annelies Vaneycken) (WS) 22.02, 9u                  ateliertijd (ST) + research methods: digitale beelden (RM) 23.02, 9u                  feedback groepsdiscussie: presentatie masterproef (GF) 24.02 & 25.02          workshop MarolMessages (hosted door Annelies Vaneycken) (WS) 28.02                          deadline indienen voor eerste ruwe versie van de scriptie 01.03 & 02.03, 9u          Petr Van Blokland: The Design Game 02.03, 19u                  Shapeshifters 1: Karsten Schmidt & Petr Van Blokland                             locatie: Beursschouwburg 03.03, 9u                  Karsten Schmidt (IS) 04.03, 9u                  ateliertijd (ST) + themadiscussie (TD) 09.03, 9u                  feedback groepsdiscussie over scriptie (GF) 10.03, 9u                  ateliertijd (ST) 11.03, 9u                  ateliertijd (ST) + themadiscussie (TD) 15.03, 9u                  ateliertijd (ST) 16.03, 9u                  ateliertijd (ST) 17.03, 9u                  ateliertijd (ST) 11.03, 9u                  ateliertijd (ST) + themadiscussie (TD) 22 tot 25.03, 9u          Annelys de Vet: Subjectieve atlas van België (WS) 29.03, 9u                  ateliertijd (ST) + research methods (RM) 30.03                          individuele feedbacksessie masterproef (IF) 31.03 & 01.04, 9u          Annelys de Vet: Subjectieve atlas van België (WS) 05 & 06.04, 9u          Marian Bantjes (IS) 

Page 96: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

06.04, 19u                  Shapeshifters 2: Marjan Bantjes en Mark Farrow                              locatie: Beursschouwburg 07.04, 9u                  ateliertijd (ST) 08.04, 9u                  ateliertijd (ST) 26 & 27.04, 9u          Carsten Nicolai (IS) 27.04, 19u                  Shapeshifters 3: Carsten Nicolai & Wim Crouwel                             locatie: Beursschouwburg 28.04, 9u                  ateliertijd (ST) 29.04, 9u                  individuele feedbacksessie over scriptie 02.05                          deadline indienen tweede versie van de scriptie 03.05, 9u                  ateliertijd (ST) 04.05, 9u                  ateliertijd (ST) 05.05, 9u                  ateliertijd (ST) 06.05, 9u                  ateliertijd (ST) 10 & 11.05                  MA TYPO/TEMPORARIES SYMPOSIUM                             presentatie individuele afstudeerprojecten en scripties                             opening tentoonstelling van het werk van masterstudenten 12.05, 9u                  ateliertijd (ST) 13.05, 9u                  ateliertijd (ST) 17.05, 9u                  ateliertijd (ST) 19.05, 9u                  ateliertijd (ST) 20.05, 9u                  Lucas Messens: tentoonstellingsdesign (IS) 24.05, 9u                  ateliertijd (ST) 25.05, 9u                  themadiscussie (TD) + ateliertijd (ST) 19.05, 9u                  ateliertijd (ST) 29.05, 9u                  ateliertijd (ST) 31.05, 9u                  ateliertijd (ST) 01.06, 9u                  indivueel feedbackgesprek over masterproef (IF) 08.07                        deadline indienen masterproef (geen feedbacksessies tussen 08.07 en 31.08)                      

Page 97: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

atelier             vrije kunsten opleiding           Master in de Beeldende Kunsten,                      afstudeerrichting Vrije kunsten  INHOUD Afhankelijk van zijn/haar persoonlijke voorkeuren, ambities en inzichten kan de student zich in het masteratelier vrije kunsten verdiepen en specialiseren in zijn/haar eigen artistieke praktijk. De student werkt in grote mate zelfstandig aan zelfgeïnitieerde projecten en ontwikkelt zijn/haar praxis tot professionele standaarden. Van de student wordt verwacht dat hij/zij regelmatig overleg pleegt met zijn/haar studiebegeleider en het atelierteam en verslag uitbrengt van de vorderingen van zijn/haar werk, in het bijzonder van de vorderingen van het afstudeerproject. Het werk van de student en de ontwikkeling naar een proffesioneel kunstenaarschap staan centraal. Naast een doorgedreven individuele begeleiding volgt de student eveneens een uitgebreid programma van lezingen, workshops en seminaries.    Als rode draad doorheen het masteratelier vrije kunsten wordt er gewerkt rond de term ‘embedded research’. Wat kan onderzoek voor een kunstenaar betekenen? Welke vormen van onderzoek zitten reeds ingebed binnen de praktijk van de kunstenaar en hoe kunnen we die traceren? Heeft het zin deze te stimuleren en welke positie en rol heeft de kunstenaar binnen dit debat?  

Via workshops, lezingen en symposia worden deze vragen dieper onderzocht. Ook de eigen artistieke ontwikkeling van de student wordt onderwerp van het onderzoek. Pieter Vermoortel is als externe gast uitgenodigd voor de begeleiding van ‘Embedded’. Onder haar begeleiding zal er in Londen een workshop met de studenten plaats vinden.  “The given context, an educational institution and artists who enrolled in an MA in fine arts, sets the tone and basis for ‘Embedded’. If art knows a form of research, what is research then about? How does the artist develop his individual practice within this charged context and what can artistic research entail? Is research within this context different than outside the institution and how does it relate to artistic practice? Research is often talked about in relation to knowledge production and the difference between work and practice will highlight its potential agency in a wider socio­economical context. Through studio visits, exhibition visits and case studies we will explore the idea of embedded research. We will also apply these questions to the half term exhibition as a way to extend the topic to the relation between the artist work and the exhibition format.”  Pieternel Vermoortel is independent curator en co‐director van FormContent (www.formcontent.org) in London. 

Om in te gaan op de recente kunstactualiteit, worden er maandelijks Meeting/Visits georganiseerd. Zo worden er tentoonstellingen in kleine groep bezocht en besproken. Er worden ook persoonlijke ontmoetingen georganiseerd met kunstenaars, curatoren en andere actoren binnen de nationale en internationale kunstwereld. De student leert hierdoor kritisch en reflectief zich te spiegelen aan de kunstactualiteit. Hij/zij krijgt een breder inzicht in de positie van de hedendaagse kunstenaar en de werking van het tentoonstellingsveld.   

Om concreet kennis te maken met ondermeer de praktijk van het kunstenaarschap, de productie en het tentoonstellen zal de student gedurende minimum 30 uur mee opbouwen aan een tentoonstelling binnen een instituut, galerie of museum of meewerken aan de productie van een kunstenaar of een hieraan verbonden onderzoek. De keuze van deze buitenschoolse activiteit wordt in overleg met de student bepaald door een atelierdocent.  

 

Page 98: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Naast ‘Embedded’ vindt in het eerste semester ook het project ‘Meeting Istanbul’ plaats. Dit is een internationaal project in samenwerking met de technische universiteiten van Eindhoven en Istanbul. Istanbul is dit jaar uitgeroepen tot culturele hoofdstad van Europa. Vanuit het persoonlijk werk kan er gewerkt worden rond de culturele en artistieke diversiteit en de wisselwerking tussen Istanbul, Brussel en Eindhoven. In december is er een werkperiode en verblijf van twee weken gepland in Istanbul. Het project wordt financieel ondersteund door het Erasmus Intensive Programme.   

Tijdens het hele jaar worden de studenten begeleid door het atelierteam (zie verder). De docenten van dit team organiseren groepsmomenten, presentaties en volgen de algemene evolutie op van de atelierpraktijk van de student. Elke student krijgt ook een studiebegeleider (voor de begeleiding van het afstudeerproject) en een promotor (voor de begeleiding van de scriptie). Deze worden besproken op basis van het voorgestelde mastervoorstel eind oktober. De student kan hierbij steeds zijn/haar voorkeur verdedigen.  Mogelijke studiebegeleiders: docenten van het atelierteam + Frank Castelyns, Luc Coeckelberghs, Fik Van Gestel, Philippe Van Snick, Dirk Wauters Mogelijke promotoren: Peter Beyls, Marie‐Pascale Gildemyn, Johanna Kint, Johan Teirlinck, Camiel van Winkel, Marc Verminck  Aan het atelier zijn er twee verplichte seminaries verbonden:  ‐ Jeff Wall / Hans de Wolf  ‐ Filosofie van de representatie / Camiel van Winkel  (voor meer info over deze seminaries: zie Aanbod seminaries 2010­2011)  FACILITEITEN De masterstudenten vrije kunsten hebben een eigen werkruimte. Dit is een open ruimte waar voldoende plaats is voor de individuele creatie maar ook voor het tentoonstellen van werk. Voor productie kunnen de werkplaatsen schilderkunst, sculptuur en grafiek gebruikt worden. Daarnaast zijn er ook nog de ateliers hout, metaal en digitaal beeld en geluid. Bij het gebruik van materialen, technieken en werkwijzen die niet op de hogeschool aanwezig zijn, worden in de mate van het mogelijke productiemogelijkheden buiten de school gezocht. Binnen de werkplaatsen kan de student een beroep doen op advies en ondersteuning van gespecialiseerd technisch personeel. 

ATELIERTEAM Richard Venlet (atelierverantwoordelijke) Aglaia Konrad Sophie Nys Gert Verhoeven Kris Vleeschouwer  Richard Venlet (°1964, Australië) bewandelt in zijn oeuvre verschillende kunstvormen die nauw met elkaar verbonden zijn: installatie en sculptuur, vormgeving en architectuur, maar ook kunsthistorisch onderzoek. In een sterk gereduceerde vormentaal creëert Venlet interventies die focussen op de architecturale structuur en de ruimere context van de ruimte waarin hij tentoonstelt. Zijn ruimtelijke 'ingrepen' omsluiten niet zelden werken van andere kunstenaars. De presentatiecontext neemt hierin een belangrijke plaats in. Zijn werken vormen een reflectie over het concept tentoonstelling in relatie tot haar beschouwer en sluiten als dusdanig aan bij de hedendaagse ontwikkelingen van de kunstenaar/curator en de 'institutionele kritiek'.  

Page 99: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Selectie recente projecten (2010): ‐ Errera­Tondo, Ambtswoning Errera‐huis, Brussel – i.s.m. Office ‐ Kersten Geers, David Vanseveren ‐ Dit par, Passa Porta ‐ Het beschrijf,  Brussel ‐ Laboratoire espace cerveau: station 2, Institut d’Art Contemporain, Villeurbanne  Metropolitan urban space is a fundamental pillar in the photographical work of Aglaia Konrad. Since the early 90s she focuses on the specificity of urban landscape and its advancements of many megacities on different continents. Recently she realised a series of 16mm films on sculptural architecture. She has had soloshows in Siegen, Antwerp, Geneva, Graz, Colone, New York etc. and participated in international group exhibitons like Cities on the Move, Dokumenta X, Orbis Terrarum.Ways of Worldmaking, Talking Cities etc.  Sophie Nys’ (b. Belgium, 1974) practice brings conceptual and minimalist artistic strategies to their logical and formal limits by exploiting the broad artistic license possible within the contemporary art milieu. Far from being flippant, her works ‐ although seemingly ironic ‐ maintain their eloquence as poetic reflections on her subjects derived from the everyday. Artistic projects in 2010: ‐ CIRCUIT, Centre d’art Contemporain, Lausanne (CH) – curators Marie de Gaulejac / Frédéric Chapon ‐ The Drunkard’s Cloak, Objectif Exhibitions, Antwerp – curator Mai Abu ElDahab – solo ‐ Present Future, Artissima16, Lingotto Fiere, via Nizza, Torino (I) curator Mai Abu ElDahab  – solo ‐ Artbrussels 2010, Heizel, Place de Belgique, 1020 Brussels – solo ‐ 2 1/2 dimesional: film featuring architecture, deSingel, Antwerp – curator Moritz Küng ‐ Exhibition, Sunday, Brussels – curators Tim Ryckaert / Amélie Laplanche ‐ Tessere, Passaporta, Brussels – programmer Brigitte Neervoort  Met sculpturale installaties bestaande uit tafels en gipsen bollen (Copy­Boules, eind jaren '90; CAPITALISTA, 2007) over tekeningen (o.a. New Feet, 2002) tot video's van wedstrijden voor pompoenenkweek (THE BLOB, 2000) heeft het oeuvre van Gert Verhoeven een bijzonder divers voorkomen. Deze diversiteit is echter het teken van de zoektocht van de kunstenaar naar creativiteit. Meer dan het resultaat van een artistieke creatie zijn zijn werken instrumenten in het creatief proces. Wat Verhoeven interesseert is met andere woorden niet zozeer de artistieke creatie op zich, dan wel de methode om de mogelijkheden die de beeldende kunst biedt als maker van betekenissen te verkennen. Gert Verhoeven werkt consequent aan een oeuvre vanuit een grote interesse in (pseudo)classificatiesystemen en (quasi‐)indelingen, die veelal ontleend zijn aan 'narratieve' structuren zoals familiepatronen en verwantschap. De betekenis, status en waarde van een object/subject wordt immers in grote mate bepaald door hun plaatsing binnen een bepaald systeem. Daarbij staat ook de rol en positionering van de kunstenaar en zijn/haar kunst binnen het maatschappelijk kader centraal. Vanuit die optiek staat Gert Verhoeven bijzonder kritisch tegenover de institutionalisering van kunst, de kunstgeschiedenis en de kunstmarkt die hij als remmend en beperkend aanziet. Deelname aan tentoonstellingen in 2010: ­ The state of things­  Beijing/Brussels, Curator Luc Tuymans, Beijing, China. ­ Nieuwe monumenten, Middelheimmuseum, Antwerp, Belgium.  Kris Vleeschouwer  (°1972, Mortsel) behaalde in 2000 de Master Beeldende Kunsten aan Sint‐Lucas in Antwerpen. Onmiddellijk daarna begon hij de postgraduaatopleiding aan het Hoger Instituur voor Schone Kunsten, waar hij in 2004 als Laureaat afstudeerde. In 2005 won de kunstenaar de BOZAR‐

Page 100: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

prijs met de installatie Glasswork I. Datzelfde jaar resideerde hij ook in het PROGR Zentrum für Kulturproduktion in Bern. Kris Vleeschouwer maakt sculpturen en installaties met een vaak industrieel karakter. Vanuit een interactie met de toeschouwer ontstaan bewegende installaties waarin toeval een grote rol speelt. De kunstenaar wordt door Galerie Annie Gentils vertegenwoordigd en stelde reeds tentoon in ondermeer Palais de Tokyo in Parijs, Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, Akademie der Künste in Berlijn en het MuseumsQuartier in Wenen.  

ATELIERPROGRAMMA  13.10      uitwerken masterproposal + introductie technische werkplaatsen 20.10      individuele werkpresentaties (o.l.v. Pieternel Vermoortel) 27.10      voorstel masterproposal + keuze studiebegeleider & promotor 29.10, 10u30    Back To The Future  

     (gasten: Sara Deraed, Patricia Esquivias, Maartje Fliervoet, Suzanne  Kriemann, Charlotte Moth, Batia Suter) 

van 01.11 tot 12.11  Meeting Istanbul in Hogeschool Sint‐Lukas Brussel in week 15.11 tot 19.11driedaagse excursie naar Manifesta, Murcia (Spanje) (o.l.v. Dora Garcia) 26.11, 10u30     Back To The Future 

(gasten: Sara Deraed, Patricia Esquivias, Maartje Fliervoet, Suzanne Kriemann, Charlotte Moth, Batia Suter) 

van 06.12 tot 18.12  Meeting Istanbul in Istanbul, Turkije 22.12      individuele werkpresentaties & groepsdiscussie (o.l.v. het begeleidersteam) 12 & 13 & 14.01  workshop Embedded (o.l.v. Pieternel Vermoortel) 19.01      Meeting/Visit in week 14.02 tot 18.02driedaagse excursie Londen + workshop (o.l.v. Pieternel Vermoortel) 23.02      Meeting/Visit 25.02, 10u30     Back To The Future 

(gasten: Sara Deraed, Patricia Esquivias, Maartje Fliervoet, Suzanne Kriemann, Charlotte Moth, Batia Suter) 

02.03      voorbereiding eerste toonmoment 08.03      symposium 16.03      toonmoment (o.l.v. Pieternel Vermoortel) 23.03      infodag 25.03, 10u30     Back To The Future 

(gasten: Sara Deraed, Patricia Esquivias, Maartje Fliervoet, Suzanne Kriemann, Charlotte Moth, Batia Suter) 

06.04      individuele werkpresentaties & groepsdiscussie (o.l.v. het begeleidersteam) 28.04      Meeting/Visit 04.05      adviessessie startende kunstenaar (BAM) 06.05, 10u30     Back To The Future 

(gasten: Sara Deraed, Patricia Esquivias, Maartje Fliervoet, Suzanne Kriemann, Charlotte Moth, Batia Suter) 

18.05      voorbereiding toonmoment 25.05      tweede toonmoment, georganiseerd door de studenten zelf 01.06      nabespreking toonmoment + voorbereiding masterproef van 04 tot 06.06  bezoek aan de Biënnale van Venetië van 05 tot 13.09  opbouw mastertentoonstelling 

                                                            

 In de loop van het academiejaar kunnen er nog bijkomende activiteiten worden gepland. 

Page 101: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

BIJZONDER REGLEMENT IN VERBAND MET STAGES  DOELSTELLING Het volgen van een stage vormt een verplicht onderdeel van het atelier TYPO/GRAPHICS, het atelier reclamevormgeving en het atelier illustratie & beeldverhaal. Als de onderwijscommissie van de opleiding de mogelijkheid daartoe voorziet, zijn ook in de andere ateliers van de masteropleidingen vrije stages mogelijk. Ze zijn aan dezelfde reglementering onderworpen als de verplichte stage, maar kunnen nooit meer dan 30 kalenderdagen binnen het betrokken academiejaar beslaan. De stage vormt een belangrijk tussenschakel tussen de masteropleiding en de professionele praktijk. Zij biedt studenten de mogelijkheid vertrouwd te raken met de beroepswereld en hun eigen ervaring en ideeën te toetsen aan de realiteit. Tijdens de stage maken studenten kennis met de omvang en reikwijdte van het werk en leren ze specifiek beroepsmatige aspecten van het vak of van de discipline kennen.  STAGEVERANTWOORDELIJKE Tot de opdracht van de stageverantwoordelijke behoort: ‐ het coördineren en ondersteunen van de administratieve processen die bij een stage komen kijken; ‐ het inhoudelijk begeleiden, monitoren en evalueren van de stagiair(e); ‐ het vinden en onderhouden van het contact met de stageplaatsen; ‐ het evalueren van de kwaliteit van de stageplaatsen en het stageprogramma.  Stageverantwoordelijken atelier TYPO/GRAPHICS: Johan Stuyck atelier reclamevormgeving: Inge Ferwerda atelier illustratie & beeldverhaal: Johan Stuyck  DUUR EN PERIODE VAN DE STAGE De stageperiode kan verschillen van atelier tot atelier. Het totaal aantal uren van de stage bedraagt minimaal 240u en maximaal 288 u. De spreiding van deze uren binnen de gestelde stageperiode gebeurt in overleg met de stagebieder. Hierbij wordt rekening gehouden met de verplichte aanwezigheid van de student tijdens seminaries of andere onderwijsactiviteiten op de hogeschool.  STAGEPLAATSEN De eindcompetenties van de opleiding zijn richtinggevend voor de eisen die aan een stageplaats gesteld worden. Zij geven zowel de student, de stageverantwoordelijke als de stagebieder houvast bij de beoordeling van de geschiktheid van de student of van de stageplaats. In de regel geldt dat masterstudenten in de Audiovisuele en Beeldende Kunsten in staat zijn een creatieve bijdrage te leveren tot hun vakgebied door grenzen te verkennen en nieuwe inventies tot uitdrukking te brengen. Het is belangrijk dat tijdens het grootste deel van de stage de student zijn/haar creatieve kwaliteiten in de praktijk verder ontwikkelt en dat de stageplaats voorziet in een juiste balans tussen uitvoerend en scheppend werk. De werkzaamheden die de stagiair(e) mag en kan uitvoeren, moeten daarom van te voren worden besproken en vastgelegd in de stageovereenkomst. Bij dit alles moet de student de kans krijgen zijn/haar persoonlijke doelstellingen maximaal voorop te stellen. 

Belangrijk is dat de student tijdens de stage een breed aanbod krijgt van verschillende aspecten van het vak, goed begeleid wordt door ervaren deskundigen en de gelegenheid krijgt zijn/haar creatieve kwaliteiten in de praktijk verder te ontwikkelen en persoonlijke doelstellingen te realiseren. 

Page 102: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

 Eisen gesteld aan de stageplaats ‐ zij biedt inhoudelijk voldoende uitdagingen; ‐ zij kan in voldoende mate invulling geven aan de ontwikkeling van de competenties en de persoonlijke doelstellingen van de student; ‐ de werkzaamheden van de stageplaats liggen in het verlengde van de opleiding; ‐ zij kan voldoende ondersteuning en begeleiding garanderen aan de student.  STAGES IN HET BUITENLAND Stages in het buitenland zijn (geheel of gedeeltelijk) mogelijk na goedkeuring door de stageverantwoordelijke. Studenten die een stage in het buitenland willen volgen, moeten eerst contact opnemen met de dienst internationale betrekkingen van de hogeschool eer de stage door de stageverantwoordelijke kan worden goedgekeurd. Een student die in het buitenland een stage wil volgen, moet rekening houden met een langere administratieve aanvraagprocedure. Voor studenten die een stage volgen in het buitenland kan, mits goedkeuring van de stageverantwoordelijke, worden afgeweken van de vooropgestelde stageperiode. 

Een stage in het buitenland valt in de regel onder de wetgeving van het land waar de stage wordt volbracht. Doorgaans zorgen de buitenlandse stagebieders voor de stageovereenkomst. De hogeschool stelt evenwel modelcontracten ter beschikking.  STAGEVOORBEREIDING Tijdens de stagevoorbereiding: ‐ stelt de student een portfolio samen waarmee hij/zij zich aan het bureau/de onderneming/instelling kan presenteren. Het portfolio is een visueel en persoonlijk product dat een goed beeld geeft van de persoonlijke stijl en capaciteiten van de student; ‐ formuleert de student de doelen waarin hij/zij zich tijdens de stage verder wil bekwamen. Met behulp van deze persoonlijke doelstellingen is het makkelijker een geschikte stageplaats te selecteren; ‐ selecteert de student een stageplaats. De stageverantwoordelijke van de ateliers stimuleren de student zoveel mogelijk zelf een stageplaats te vinden in binnen‐ of buitenland. De stageverantwoordelijke beschikt zelf ook over een longlist van kwalitatieve stageplaatsen die de student kan helpen en goede stageplaats te vinden. De student bespreekt de stageplaats van zijn/haar voorkeur met de stageverantwoordelijke. De stageplaats moet op maat zijn voor de student en aangepast aan zijn/haar persoonlijke doelstellingen.  STAGEDOSSIER Bij een stage zijn er drie spelers op het veld die elk over een dossier moeten beschikken. De verplichtingen in het kader van de Welzijnswet maken het opmaken van een dergelijk dossier nodig. 

De stagebieder bewaart in dit dossier: ‐ de stageovereenkomst door alle partijen ondertekend; ‐ de uitgebreide risicoanalyse van de arbeidsplaats; ‐ een exemplaar van de werkpostfiche die door de partijen is ondertekend; ‐ een kopie van het attest van de gezondheidsbeoordeling, als een medisch onderzoek noodzakelijk is. 

  

Page 103: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

De stageverantwoordelijke bewaart: ‐ de lijst van de stageplaatsen; ‐ de werkpostfiches per stageplaats met resultaat van de risicoanalyse; ‐ de lijst van stagiaires die naar de verschillende stageplaatsen gaan; ‐ de resultaten van de risicoanalyses; ‐ de ondertekende stageovereenkomsten per student; ‐ een kopie van het attest van de gezondheidsbeoordeling, als onderzoek vereist is. 

De stagiair(e) houdt ook een dossier bij met volgende documenten: ‐ een exemplaar van de ondertekende stageovereenkomst; ‐ een exemplaar van de werkpostfiche die door de partijen is ondertekend; ‐ een geldig attest van de gezondheidsbeoordeling, als een medisch onderzoek vereist is.  STAGEOVEREENKOMST Om onduidelijkheden en misverstanden te voorkomen, is het verplicht om voorafgaand aan de stageperiode een schriftelijke stageovereenkomst te sluiten waarin alle afspraken in het kader van het stageprogramma worden vastgelegd. In deze overeenkomst binden student, stagebieder en stageverantwoordelijke zich minimaal: ‐ plaats, dagen en uren van de stage worden erin opgenomen; hierbij wordt rekening gehouden met de dagen dat de student verplicht aanwezig moet zijn op een seminarie of andere verplichte onderwijsactiviteiten; ‐ er wordt in verduidelijkt wie de student zal begeleiden en beoordelen; ‐ afspraken m.b.t. rechten en plichten van de student, intellectuele en materiële eigendom, geheimhoudingsplichten en verzekeringen worden erin opgenomen; ‐ de stage‐ en programma‐eisen worden erin opgenomen. 

De hogeschool stelt een model van overeenkomst voor stages ter beschikking. De stageovereenkomst wordt in drie exemplaren opgesteld en elke partij houdt een ondertekend exemplaar bij in het stagedossier. 

Als de stagebieder geen gebruik wil maken van de modelovereenkomst, moet bijzondere aandacht worden besteed aan de bepalingen in het contract die de Welzijnswet betreffen. 

De stagebieder is verplicht een risicoanalyse van de stagepost op te stellen en het resultaat daarvan aan de stageverantwoordelijke door te geven. Dit document wordt als bijlage beschouwd van de stageovereenkomst; de stageverantwoordelijke bewaart het in het stagedossier. Als uit deze analyse blijkt dat er een gezondheidstoezicht nodig is, kan de stagebieder dit onderzoek door de preventiedienst waarbij hij is aangesloten, laten uitvoeren. Het is ook mogelijk dat de stagebieder de uitvoering van dit onderzoek overdraagt aan de preventiedienst van de onderwijsinstelling. De kosten worden dan door de overheid betaald. Deze overdracht moet schriftelijk gebeuren per stagiair(e). 

Enkel als er in de stageovereenkomst geen specifieke clausule hierover is opgenomen, moet een bijzondere overeenkomst worden afgesloten tussen de hogeschool en de stageplaats. Een exemplaar van deze overeenkomst wordt in het stagedossier bewaard. Als de modelovereenkomst van de hogeschool gebruikt wordt, hoeft er geen bijzondere overeenkomst afgesloten te worden. 

Een stageovereenkomst mag voor de hogeschool enkel ondertekend worden door de stageverantwoordelijke van het betrokken atelier. De stageverantwoordelijke die namens de hogeschool de overeenkomst ondertekent, draagt ook de verantwoordelijkheid voor het naleven ervan. 

Page 104: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

 WELZIJNSWET Werknemers worden op veel arbeidsplaatsen geconfronteerd met risico's voor hun veiligheid en gezondheid. De Welzijnswet bevat alle wettelijke bepalingen die betrekking hebben op de preventie, de veiligheid op het werk, het dragen van werkkledij en beschermingsmiddelen en het gezondheidstoezicht. 

Omdat stagiaires gebrek hebben aan ervaring, is bovendien een adequaat preventiebeleid noodzakelijk. Het K.B. van 21 september 2004 regelt de verplichtingen die zowel de werkgever (de stagebieder) als de onderwijsinstelling hebben. 

De verantwoordelijkheid voor de welzijnsverplichtingen en het gezondheidstoezicht liggen juridisch bij de stagebieder.  Risicoanalyse 

De stagebieder moet een analyse uitvoeren van de gezondheidsrisico's waaraan de stagiair(e) wordt blootgesteld. Dit gebeurt aan de hand van een risicoanalyse. De stageplaats moet deze analyse op zich nemen en het resultaat meedelen aan de stageverantwoordelijke. De risicoanalyse wordt toegevoegd als bijlage van de stageovereenkomst. 

Volgens het modelcontract vult de stagebieder de werkpostfiche van de hogeschool in. Een dubbel van deze ingevulde fiche wordt aan de stageverantwoordelijke bezorgd. 

Het kan voorkomen dat de stagebieder een eigen model van werkpostfiche opmaakt. Dat is zijn goed recht, want de eindverantwoordelijkheid voor het gezondheidstoezicht ligt bij de stagebieder. In elk geval moet die het eindresultaat van de risicoanalyse aan de stageverantwoordelijke meedelen. Als er geen gezondheidsrisico’s zijn, dan is hierbij aan alle wettelijke verplichtingen voldaan. 

Per stageplaats in dezelfde werkpost moet deze analyse één keer gebeuren, tenzij er veranderingen zijn aan de werkomstandigheden.  Gezondheidstoezicht 

In bepaalde gevallen is een gezondheidstoezicht noodzakelijk. De wet laat toe dat de stagebieder de gepaste medische onderzoeken laat uitvoeren door de preventiedienst van de onderwijsinstelling. De overheid komt hierbij tussen in de financiering op voorwaarde dat er per student een overeenkomst is tussen de stagebieder en de onderwijsinstelling. In het modelcontract dat de hogeschool hanteert, is deze clausule opgenomen. 

Na onderzoek levert de externe preventiedienst het attest van voorafgaande gezondheidsbeoordeling af aan de stagiair(e). Dat attest kan de stagiair(e) op een eventuele volgende stageplaats gebruiken.  STAGEBEGELEIDING Een goede begeleiding van de student tijdens de stage is van groot belang en ligt in handen van de stageverantwoordelijke en van de stagebieder. Beiden zullen zich tijdens de stage over de student ontfermen. Tijdens de stageperiode zijn er verschillende contactmomenten. De partijen kunnen elkaar ontmoeten, maar kunnen ook schriftelijk, telefonisch of per mail contact met elkaar opnemen. 

Page 105: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Als de student problemen heeft die hij/zij niet kan oplossen, kan hij/zij contact opnemen met de stageverantwoordelijke. Deze kan op zijn beurt contact nemen met de student en de stagebieder mochten er problemen dreigen te ontstaan die een verdere samenwerking bemoeilijken of onmogelijk maken.  BEGELEIDINGSPROGRAMMA ‐ De stageverantwoordelijke keurt de stageovereenkomst goed, en daarmee tegelijk de keuze van de stageplaats en de bijhorende invulling van de stage, door het ondertekenen van de stageovereenkomst; ‐ De stageverantwoordelijke bewaart één exemplaar van de stageovereenkomst; ‐ De stageverantwoordelijke neemt bij voorkeur in de eerste maand contact met de stagebieder. Op die manier kan de stageverantwoordelijke kennismaken met de stagebieder en horen of de stage goed van start is gegaan. Op dat moment kan er ook een afspraak gemaakt worden voor het stagebezoek; ‐ De stageverantwoordelijke gaat tijdens de stage, mits een redelijke afstand, minstens éénmaal op stagebezoek voor een evaluatie met de student en met de stagebieder. Tijdens dit bezoek bekijkt de stagebegeleider waar de student aan gewerkt heeft en wordt zijn/haar functioneren besproken. Daarnaast wordt gezamenlijk onderzocht of de invulling van de stage moet bijgesteld worden. De stageverantwoordelijke zal de evaluatie en eventuele afspraken over bijstelling van de stage vastleggen in een bezoekverslag; ‐ De stagebieder krijgt voor het einde van de stage het stageverslag van de student overhandigd; ‐ Na afloop van de stage ontvangt de stagebieder een dankbrief van de stageverantwoordelijke met het verzoek om het formulier 'Beoordeling stage' in te vullen en terug te sturen; ‐ De student levert na afloop van zijn/haar stage het stageverslag in bij de stageverantwoordelijke; ‐ De stageverantwoordelijke beoordeelt de stage en het stageverslag op het formulier 'Beoordeling stage' en stelt vast of de student al dan niet voldaan heeft voor de stage; ‐ De student krijgt een individuele toelichting over de eindbeoordeling van de stage door de stageverantwoordelijke; ‐ De student geeft tijdens een informatiebijeenkomst met alle deelnemers aan het atelier een presentatie van zijn/haar stage‐ervaringen. ‐ De begeleiding van de student die in het buitenland op stage is, gebeurt schriftelijk, telefonisch of via mail. De stageverantwoordelijke heeft in deze situatie minstens tweemaal contact met de stagebieder, waarvan de eerste maal bij voorkeur bij het begin van de stage.  STAGEVERSLAG Het maken van een stageverslag door de student is verplicht. Tijdens de stage houdt de student bovendien een stagelogboek bij, waarop hij/zij zijn/haar ervaringen en ontwikkeling in woord en beeld toegankelijk kan maken voor de stagebegeleider. Dit logboek kan bestaan uit korte notities, krabbels, schetsen, kopietjes, foto’s enz. en kan nadien gebruikt worden als basis voor het stageverslag. 

De voortgang van het stageverslag wordt besproken en bekeken door de stageverantwoordelijke. Na goedkeuring van de stagebieder kan de student het stageverslag indienen bij de stageverantwoordelijke. 

Hij/zij zal het beoordelen op inhoud en vorm. De beoordeling van het stageverslag is een verplicht onderdeel van de eindbeoordeling van de stage.   

Page 106: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

EINDBEOORDELING VAN DE STAGE  De stageverantwoordelijke stelt op grond van de beoordeling van de stagebieder, het stageverslag en de presentatie ervan aan de deelnemers van het atelier vast of de stage van de student voldoende is en berekent het behaalde resultaat. Aanwezigheid, actieve inzet en wijze van uitvoering en resultaten van stageopdrachten vormen de criteria voor de eindbeoordeling van de stage. 

De beoordeling van de stage wordt door de stageverantwoordelijke van het atelier in een individueel gesprek toegelicht. 

In de ateliers TYPO/GRAPHICS, illustratie & beeldverhaal en reclamevormgeving geldt het resultaat van de eindbeoordeling van de stage voor 60% in het eindresultaat van het opleidingsonderdeel atelier. 

Page 107: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

ONDERWIJS‐ EN EXAMENREGELING MASTERPROEF   

 

De onderwijsregeling voor de masterproef is voor beide masteropleidingen dezelfde. 

FICHE VAN HET OPLEIDINGSONDERDEEL naam van het opleidingsdeel    masterproef   contacturen        108u/academiejaar studieomvang        30 studiepunten studielasturen        900u/academiejaar niveau          uitdiepend statuut         plichtvak onderwijsverstrekkers     begeleiders afstudeerproject en scriptie,             andere artistieke en technische begeleiders onderwijstaal        Nederlands onderwijs‐ en leervormen    individuele begeleiding/tutoring en zelfstudie volgtijdelijkheid      Wil je deeltijds onder diplomacontract studeren, dan moet je                   je eerst inschrijven voor de opleidingsonderdelen Kritische                studie en Atelier alvorens je je kan inschrijven voor de                  Masterproef. studiecontract        inschrijven onder de vorm van examencontract is niet              mogelijk  BEGINCOMPETENTIES 1. Je kunt een betekenisvol portfolio voorleggen met werk waaruit blijkt dat je: ‐ op het niveau van een academische bachelor beschikt over praktische kennis van en inzicht in de kernelementen van de audiovisuele of beeldende kunstproductie; ‐ beschikt over een voldoende creatieve potentie en houding. 

2. Je bent in staat de artistieke, maatschappelijk/culturele of persoonlijke relevantie van dit portfolio mondeling en schriftelijk aan deskundigen toe te lichten. Je beschikt hiertoe over de vaardigheid om visuele en tekstuele (Nederlandstalige, Engelstalige en Franstalige) data op te zoeken, te assimileren en kritisch te verwerken. 

3. Je bent bereid en bekwaam in hoge mate zelfstandig te werken en aan zelfstudie te doen. 

4. Je beschikt op het niveau van een academische bachelor over kennis van en inzicht in de kernelementen van: ‐ de geschiedenis van de audiovisuele en beeldende kunsten; ‐ het wetenschappelijk‐theoretische of intellectueel‐kritische discours dat over de audiovisuele en beeldende kunsten wordt gevoerd.   

 

Page 108: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

DOELSTELLINGEN EN EINDCOMPETENTIES In de masterproef geef je blijk van: ‐ het vermogen om op het niveau van een beginnend audiovisueel of beeldend kunstenaar artistiek en professioneel betekenisvolle projecten te ontwerpen en te realiseren die inhoudelijk, technisch en productioneel beantwoorden aan professionele standaarden; ‐ het vermogen zelfstandig te kunnen werken en problemen op te lossen; ‐ te beschikken over een kritische, reflecterende en onderzoekshouding met betrekking tot het eigen werk en werkproces en tot het werk en de praktijk van andere audiovisuele of beeldende kunstenaars; ‐ te beschikken over een groot creatief vermogen.  INHOUD De masterproef is een door de wetgever opgelegd werkstuk waarmee een masterstudent zijn/haar studie afrondt. De masterproef vormt een geïntegreerde proef die bestaat uit: ‐ het afstudeerproject: de realisatie van beeldend of audiovisueel werk en de presentatie en mondelinge toelichting ervan (onder de vorm van een tentoonstelling, voorstelling of andere vorm van publieke presentatie) aan een jury van interne en externe deskundigen (zie ook Aanbod ateliers 2010­2011: toelichting bij de begeleiding van de masterproef); ‐ het gerealiseerde en gepresenteerde werk wordt in de masterproef bovendien onderbouwd en gecontextualiseerd door een scriptie. In deze scriptie toon je aan dat je je kan oriënteren binnen het veld van de gekozen artistieke discipline en dat deze oriëntatie kan leiden tot een beargumenteerde probleemstelling in relatie tot je eigen artistieke praktijk of ervaring (zie ook Aanbod ateliers 2010­2011: toelichting bij de begeleiding van de masterproef); 

Hoewel je voor de masterproef kunt gebruikmaken van technische en productionele ondersteuning en een beroep kunt doen op het advies van de studiebegeleiders, werk je in grote mate zelfstandig. 

Via de masterproef werk je verder aan de uitbouw van je proces‐ en/of portfolio.  EXAMENREGELING Zie Bijzonder reglement in verband met de examens van de masteropleidingen. 

Page 109: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

BEGELEIDING MASTERPROEF  2010 – 2011 atelier animatiefilm De begeleiding van je masterproef gebeurt door het volledige atelierteam: Yves Bex Senjan Jansen Pascal Lefèvre  Kris Mergan Erik van Drunen  atelier Show, Unclose … Display Na de opmaak van je plan voor je masterproef (deadline: 31 oktober) wordt de begeleiding van je masterproef toegewezen aan individuele begeleiders uit de volgende lijsten:  studiebegeleiders (voor begeleiding van het afstudeerproject): Frank Casteleyns Geert Goiris Aglaia Konrad Frank Uyttenhove Kris Van Beek  Philippe Van Snick Maarten Vanvolsem  promotors (voor begeleiding van de scriptie): Liesbeth Decan Marie‐Pascale Gildemyn Steven Humblet  atelier film Na de opmaak van je plan voor je masterproef (deadline: 31 oktober) wordt de begeleiding van je masterproef toegewezen aan individuele begeleiders uit de volgende lijsten: 

studiebegeleiders: Herman Asselberghs André Colinet Jo Huybrechts Ronnie Ramirez Rob Rombout Patrice Toye Dorothée Van Den Berghe Miel van Hoogenbemt Francis Vranckx Michel Coquette (geluid), Ludo Troch (montage) en Walther Vanden Ende (camera)  promotors: Herman Asselberghs Johan Teirlinck Roel Vande Winkel Camiel van Winkel  

Page 110: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

atelier TYPO/GRAPHICS De begeleiding van je masterproef gebeurt door het volledige atelierteam: Jo De Baerdemaeker Inge Gobert Annelies Vaneycken Johan Van Looveren Klaas Verpoest Claire Warnier  atelier illustratie & beeldverhaal De begeleiding van je masterproef gebeurt door het volledige atelierteam: Inge Heremans Pascal Lefèvre Johan Stuyck  atelier reclamevormgeving De begeleiding van je masterproef gebeurt door het volledige atelierteam: Inge Ferwerda Frank Marinus Johan Teirlinck Marjan Vandenbergh  atelier vrije kunsten Voor  de  begeleiding  van  je  masterproef  kies  je  zelf  een  studiebegeleider  en  promotor  uit  de volgende lijsten: 

studiebegeleiders: Richard Venlet Frank Casteleyns Luc Coeckelberghs Aglaia Konrad Sophie Nys Fik Van Gestel Philippe Van Snick Gert Verhoeven Kris Vleeschouwer Dirk Wauters 

promotors: Peter Beyls Marie‐Pascale Gildemyn Johanna Kint Johan Teirlinck Camiel van Winkel Marc Verminck 

Page 111: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

BIJZONDER REGLEMENT IN VERBAND MET DE EXAMENS VAN DE MASTEROPLEIDINGEN  Dit bijzonder reglement is een uitreksel uit het examenreglement van de hogeschool dat je kunt raadplegen op het studentenweb. 

Afdeling 2. Bijzonder examenreglement 

2.1.Bijzondere bepalingen in verband met de masteropleidingen  

2.1.1. Examenkansen per academiejaar 

Binnen een zelfde academiejaar is herkansen voor het opleidingonderdeel kritische studies mogelijk. Een student die dient te herkansen draagt automatisch het cijfer voor participatie aan het seminarie en het cijfer van de seminaries waarvoor een examencijfer van minstens 10/20 werd behaald, over naar de volgende examenperiode. Om te slagen voor het opleidingsonderdeel kritische studie dient de student voor elk van de gevolgde seminaries een examencijfer van minstens 10/20 te behalen. 

Omwille van praktisch‐organisatorische redenen wordt voor het opleidingsonderdeel atelier slechts één examenperiode ingericht. Herkansen in een zelfde academiejaar is bijgevolg niet mogelijk. 

Om de student voldoende tijd te geven, wordt voor het deel afstudeerproject van de masterproef één examenperiode ingericht in de maand september. Herkansen binnen een zelfde academiejaar is bijgevolg voor het afstudeerproject niet mogelijk.   2.1.2. Overdracht examencijfers 

Om het geïntegreerde karakter van de masterproef te garanderen, kan de student noch voor het afstudeerproject noch voor de scriptie een behaald examencijfer overdragen naar een volgend academiejaar. 

2.1.3. Examenregeling 

De evaluatie van het opleidingsonderdeel kritische studie gebeurt in principe op grond van: 

1. de graad van actieve participatie aan de discussies en/of collectieve activiteiten binnen een seminarie, beoordeeld door de titularis van het seminarie en/of door de betrokken gastprofessor. In het examencijfer telt de graad van participatie voor 25% van de punten. 

2. het vervullen van individuele of collectieve taken die bij aanvang van het seminarie worden bekendgemaakt. Deze taken kunnen de vorm aannemen van lees‐ en presentatieopdrachten, papers, literatuurstudies, syntheseverslagen of andere werkstukken zoals beeldanalyses, tentoonstellingsconcepten, filmprogrammaties, de samenstelling van readers, enz. In het examencijfer tellen deze taken voor 75% van de punten.  

Afwijkingen op deze principes zijn mogelijk en worden vermeld in het programmaboek van de masteropleidingen. 

 

 

Page 112: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

De evaluatie van het opleidingsonderdeel atelier gebeurt op grond van: 

1. een aanwezigheid, beoordeeld door de atelierverantwoordelijke, van 100% tijdens de groepsdiscussies en op gemaakte afspraken met begeleiders, raadgevers of tijdens georganiseerde atelierbezoeken. In het examencijfer telt de graad van aanwezigheid voor 25%; 

2. de graad van actieve participatie aan de groepsdiscussies binnen het atelier, beoordeeld door de atelierverantwoordelijke. In het examencijfer telt de graad van participatie voor 30%; 

3. evaluatie van de persoonlijke, artistieke of professionele objectieven, onderzoeksmethoden en  werkwijzen en de vooruitgang in het ontwerp en in de realisatie van de eigen projecten van de student en/of in de uitvoering van gerichte opdrachten, stages en/of ontwikkeling van het eigen portfolio. In het examencijfer telt deze evaluatie voor 45%. De beoordeling gebeurt door de atelierverantwoordelijke en minstens 1 ateliertitularis. 

Afwijkingen op deze principes zijn mogelijk en worden vermeld in het programmaboek van de masteropleidingen. 

De evaluatie van de masterproef bestaat uit: 

1. een afstudeerproject en een scriptie 

2. De inhoudelijke en formele voorwaarden waaraan het afstudeerproject moet voldoen, staan expliciet vermeld in het programmaboek masteropleidingen. Het afstudeerproject wordt in elk geval gepresenteerd en mondeling toegelicht aan een jury van interne en externe deskundigen. De studiebegeleider van het afstudeerproject is automatisch lid van deze jury. De jury bepaalt collegiaal het cijfer op 20. In het examencijfer van de masterproef telt het behaalde resultaat voor het afstudeerproject voor 70%. Om te kunnen slagen voor de masterproef dient de studenten minstens de helft van de punten behaald te hebben voor het afstudeerproject. 

3. Om het geïntegreerde karakter van het afstudeerproject en de scriptie te garanderen, is minstens één docent algemene en kritische studies lid van de jury van het afstudeerproject. Het behoort tot de opdracht van dit lid om de scripties van elke student, die zich voor deze jury presenteert, doorgenomen te hebben. 

4. De scriptie wordt beoordeeld door een jury samengesteld uit de studiebegeleider van het afstudeerproject, de promotor van de scriptie en één corrector of lezer. In geval de scriptie wordt begeleid door het atelierteam, bestaat de jury uit alle leden van het team. De scriptiejury bepaalt collegiaal het cijfer op 20. In het examencijfer voor de masterproef telt het behaalde resultaat voor de scriptie voor 30%. 

2.1.4. Reglementering van de scriptie 

In de artistieke praktijk spelen allerhande ideeën, concepten, referentiekaders en argumentaties een belangrijke rol. Enerzijds biedt de scriptie de student de mogelijkheid om deze te bevragen, te expliciteren, bij te stellen en in een samenhangend geheel onder te brengen. Anderzijds fungeert de scriptie als katalysator voor de eigenlijke realisatie van het werk door de impliciete en expliciete onderzoeksprocessen en –methodologieën van de eigen artistieke praktijk te overdenken en onder woorden te brengen. De scriptie is aanleiding om aandachtspunten uit de praktijk te ontdekken, beschouwen, bevragen, expliciteren, thematiseren, contextualiseren, etc. Heldere tekstproductie op basis van kritisch verwerkt bronnenmateriaal is zowel vertrek‐ als eindpunt. 

 

Page 113: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Door het ontwikkelen van een dergelijke reflexieve ruimte bewijst de student in staat te zijn zich op niveau van een mastergraad te oriënteren binnen het veld van de gekozen opleiding, afstudeerrichting of studietraject. Tevens toont de student aan dat deze oriëntatie kan leiden tot een beargumenteerde probleemstelling in relatie tot de artistieke praktijk of ervaring.  

De scriptie dient te voldoen aan inhoudelijke en formele vereisten: 

1. Inhoudelijk: terwijl het onderwerp en de vraagstelling van de scriptie worden ingegeven uit de (eigen) artistieke praktijk, dient de uitwerking van de scriptie te beantwoorden aan een aantal inhoudelijke en methodologische eisen eigen aan een masteropleiding. 

Aan de hand van de scriptie dient een student aan te tonen dat hij in staat is om: 

a) een welomschreven vraag‐ of probleemstelling te formuleren en te ontwikkelen naar aanleiding van of voortvloeiend uit de eigen artistieke praktijk, ervaring of ambities; 

b) een verdedigbare onderzoeksmethode op te bouwen en te gebruiken; 

c) de bronnen en literatuur op te sporen die relevant zijn voor de probleemstelling, ze accuraat te lezen of te analyseren en zelfstandig te interpreteren en te verwerken; 

d) de bestaande inzichten coherent te synthetiseren, te verwoorden en te beoordelen; 

e) een kritische en persoonlijke positiebepaling te ontwikkelen ten opzichte van de problematiek; 

f) uit de probleemstelling, de literatuur en de analyse van de bestaande problematiek een verantwoorde conclusie te trekken. 

2. Formeel: de scriptie bestaat minstens uit een tekstueel gedeelte met een omvang van ongeveer 7.500 woorden of 50.000 tekens inclusief spaties (dit stemt overeen met 20 pagina’s Times New Roman korps 12, interlinie 1,5, afwijking +/‐ 5%). Het tekstueel gedeelte van de scriptie is geschreven in correct Nederlands en bevat een inhoudsopgave en een coherent systeem van literatuur‐ en bronverwijzingen.  

Het tekstueel gedeelte kan aangevuld worden met alle vormen van beeld‐ of ander materiaal. 

In de loop van de maand november wordt de student op grond van zijn plan van aanpak voor de masterproef een promotor en studiebegeleider toegewezen. Regelmatig overleg met de promotor over de inhoud, vraagstelling, methodiek en structuur van de scriptie is ten zeerste aangewezen. In samenspraak met de promotor wordt een individueel werkschema uitgetekend. 

De uiterste datum van inleveren van de scriptie wordt vermeld in de academische kalender. Van het tekstueel gedeelte levert de student 4 gedrukte exemplaren bij de promotor in. Eén exemplaar wordt bewaard door de bibliotheek van de hogeschool.  

 

 

  

Page 114: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

BIJZONDERE REGELEMENTERING BETREFFENDE DE MASTERPROEF VAN AUDIOVISUELE KUNST De studententapes van de masterproef voldoen betreffende de identificatie aan volgende voorwaarden: 

‐ een pancarte met naam, school, titel, programmaduur, beeldsnelheid, tijdcode eerste beeld (of relatieve waarde na de start quicktime movie), een cirkel met daarin 4/3 of 16/9 waaruit je kan opmaken of je in de juiste beeldverhouding visioneert; ‐ een aftelklok (in de juiste beeldverhouding) met een bip op 2 en 2 sec zwart voor het eerste beeld (dat een beeldbeeldje of klankbeeldje moet zijn) ‐ geen geluid meer na het visuele einde van de eindtitel. 

Page 115: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

BEGELEIDENDE NOTA LICENTIECONTRACT PRODUCTIEBUREAU ‐  AFSTUDEERPROJECT  1. Met de opleiding Audiovisuele kunsten wil Hogeschool Sint‐Lukas Brussel vooral filmmakers vormen. Vooral de creatie en de realisatie van het audiovisueel werk staan centraal. De student kan daarbij kiezen voor  een animatiefilm, fictiefilm, documentaire of experimentele film. 

Hogeschool Sint‐Lukas Brussel stelt allerlei diensten en faciliteiten ter beschikking van de studenten bij het verwezenlijken van hun film en ander creatief werk. Hogeschool Sint‐Lukas Brussel levert een grote onrechtstreekse ondersteuning door het vrijmaken van budgetten voor het ter beschikking stellen van hoogwaardige apparatuur, uitgeruste ateliers, montagecellen e.a., voor de verzekeringen, voor het bezoeken van festivals, voor het aantrekken van externe juryleden bij de beoordeling van het afstudeerwerk, …  

De studenten worden intensief begeleid door een team van docenten en administratief en technisch personeel en hebben een productiebureau ter beschikking.  

Het Productiebureau begeleidt de studenten met hun afstudeerwerk. Zijn functie is:  

‐ productiebegeleiding van de afstuderende studentenwerken tijdens de opleiding; 

‐ promotie in de professionele, artistieke wereld binnen het netwerk van de hogeschool; 

‐ bewaring en eventuele archivering van een submaster van, in eerste instantie, de afstudeerwerken.  

Het Productiebureau waarborgt een exploitatie van het Werk overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken. Het zal zich inspannen om de nodige promotie te voeren met het oog op de exploitatie van het Werk maar beschikt terzake over de ruimste discretionaire bevoegdheid. Als het Productiebureau beslist het Werk te laten deelnemen aan welbepaalde festivals of andere vertoningsevenementen, stelt het de Student/Auteur hiervan 2 maal per jaar in kennis.  Deze laatste heeft het recht om ‐ mits melding aan het Productiebureau ‐ zelf deel te nemen aan festivals of vertoningselementen waarvoor het Productiebureau niet instaat.  

Hogeschool Sint‐Lukas Brussel engageert zich om faciliteiten en samenwerking met instanties buiten de school te genereren en een aanspreekpunt van de opleiding Audiovisuele Kunsten en haar studenten te zijn. Het Productiebureau zet zich in voor het actualiseren en uitbouwen van zijn netwerken. Het Productiebureau zorgt voor de reproductie van de films, het verzenden ervan naar festivals, de communicatie naar pers‐ en professionele wereld, ...  

Het Productiebureau beoogt niet als doel de al dan niet commerciële exploitatie van het afstudeerwerk. Desalniettemin is het nodig voor het Productiebureau zich bepaalde rechten te laten overdragen om de beste promotie van het afstudeerwerk en zijn verspreiding naar festivals of andere partners, deelname aan wedstrijden, eventuele verspreiding in bioscoopzalen mogelijk te maken.  

2.  In geval van co‐producties met andere, al dan niet buitenlandse (onderwijs)instanties, zal een apart contract van co‐productie tussen betrokken scholen opgemaakt worden, waarbij de betrokken instanties aan elkaar zullen tegemoetkomen.  

Het licentiecontract kan je opvragen bij het productiebureau:  [email protected] 

Page 116: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

HANDLEIDING BIJ HET SCHRIJVEN VAN PAPERS EN SCRIPTIES 

Steven Jacobs 

I. SCHRIJVEN  Papers, scripties of artikels zijn academische of wetenschappelijke werkstukken en hierbij moeten bepaalde regels worden gevolgd. Daarnaast vergt het schrijven van teksten ook bepaalde vaardigheden.  

Bondigheid  Werkstukken kunnen uiteraard sterk variëren in lengte. Dit hangt af van het soort opdracht en van de doelstellingen die daarbij door de docent of door jezelf worden geformuleerd. Ongeacht de lengte van de tekst is bondigheid evenwel een na te streven ideaal. De eerste betrachting blijft immers het aantonen en het uiteenzetten van een bepaalde stelling of argumentatie. Verwerk in de tekst dus in de eerste plaats de informatie die nodig is om die stelling te staven. Wanneer je bijvoorbeeld een paper schrijft over een stilleven van Picasso en je het vooral wil hebben hoe dit schilderij zich verhoudt tot de stillevens van andere schilders is het niet nodig uit te wijden over de hele levensloop of het volledige oeuvre van de kunstenaar. Bij de bespreking of analyse van een film of een roman is het niet nodig om het volledige verhaal na te vertellen.  

Invalshoek en methodologie  Probeer zo vlug mogelijk het onderwerp dat je bestudeert voor jezelf duidelijk te definiëren. Vaak staat dit uiteraard al in de opdracht geformuleerd of is dit onmiddellijk evident. In andere gevallen is het echter belangrijk om het te bestuderen onderwerp (of een geheel corpus van onderwerpen) duidelijk af te bakenen. Het is echter ook nuttig om zo vlug mogelijk te bepalen welke theoretische invalshoek of methodologie je zal hanteren om een bepaald onderwerp te analyseren, te duiden of in kaart te brengen.      Voorbeeld 1: Je schrijft een paper over een bepaald schilderij van Picasso en je wil aantonen dat het werk kubistisch is. Je zou kunnen opsporen wat volgens bepaalde toonaangevende auteurs de kenmerken van het kubisme zijn en nagaan hoe deze eigenschappen zijn terug te vinden in het schilderij.      Voorbeeld 2: Je wil in een paper aantonen dat Marcel Broodthaers een avant‐gardekunstenaar kan worden genoemd. Je kan opzoeken wat volgens belangrijke studies over het fenomeen 'avant‐garde' hiervan de belangrijkste kenmerken of modaliteiten zijn en vervolgens nagaan hoe de figuur van Broodthaers en zijn werk hieraan beantwoorden.      Voorbeeld 3: Je wil een paper schrijven over het stadsmotief in de foto’s van William Klein. Misschien is het nuttig na te gaan wat een toonaangevende socioloog of historicus heeft geschreven over wat nu precies zo specifiek is voor het leven in een grootstad. Je kan vervolgens onderzoeken of deze elementen in het werk van Klein aanwezig zijn en aantonen welke middelen, technieken en vormelijke strategieën Klein hanteert om die elementen te evoceren.  

Documentatie, informatie, onderzoek en bibliografie  Een belangrijk aspect bij het schrijven van een paper en scriptie is het verzamelen en ordenen van relevante informatie. Deze informatie verschaft je niet alleen de noodzakelijke kennis over jouw onderwerp maar maakt je ook vertrouwd met de opinies die anderen eerder over het onderwerp hebben gevormd. De bronnen die je gebruikt vinden hun neerslag in de bibliografie (zie verder), die je aan het eind van jouw werkstuk opneemt. Jij kan op jouw beurt natuurlijk volop gebruik maken van de bibliografie die je op het eind van een naslagwerk, boek of een artikel of op een website aantreft.  

Page 117: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Het internet kan beslist een nuttig hulpmiddel zijn maar beperk je bij het opzoeken van kritische en theoretische documentatie zeker niet tot de informatie die je op het net aantreft. Een bibliografie die enkel uit op het internet aangetroffen informatie bestaat, geeft aan dat elementair onderzoekswerk niet heeft plaatsgegrepen. Dit geldt, in enkele gevallen uitgezonderd, evenzeer bij een bibliografie die uitsluitend uit Nederlandstalige titels bestaat. Van de auteur van een academisch werkstuk wordt verwacht dat hij of zij in staat is om op zijn minst Engelstalige en Franstalige bronnen te kunnen raadplegen. Ga uiteraard kijken in de bibliotheek van de school en consulteer er de gespecialiseerde databases. Doe daarnaast evenwel ook een beroep op andere bibliotheken en maak zeker gebruik van de diverse (vak)bibliotheken die Brussel rijk is. Bovendien bieden vele instellingen de mogelijkheid tot interbibliothecair ontlenen (met dikwijls gunstige tarieven voor studenten). Maak eventueel gebruik van de gespecialiseerde bibliotheken van diverse musea.  

Werkmethode: een structuur of inhoudstafel  Begin niet lukraak te schrijven. Probeer eerst, nadat je je wat met het onderwerp en de belangrijkste literatuur erover hebt vertrouwd gemaakt, een bepaalde structuur vast te leggen en een soort rudimentaire inhoudstafel van paragrafen of hoofdstukken te ontwerpen. In de loop van het werkproces kan deze inhoudstafel lichtjes bijgesteld of, indien nodig, zelfs grondig aangepast worden. Ongeacht de lengte van jouw werkstuk stelt deze inhoudstafel, die de structuur van jouw paper of scriptie weergeeft, je in staat om het geheel te blijven overzien terwijl je een bepaald onderdeel uitwerkt. Zo kan je een grote hoeveelheid informatie onmiddellijk in verschillende onderdelen thuisbrengen: wat die auteur beweert kan je in dit hoofdstuk misschien verwerken, wat je in dat artikel heb gelezen kan interessant zijn om in de derde paragraaf te verwerken, enzovoort. Bovendien kan je met behulp van een structureel overzicht het werk veel makkelijker plannen of in een bepaalde kalender met deadlines onderbrengen. Zelfs bij het schrijven van een paper van hooguit één pagina is het voorafgaand ontwerpen van een structuur bijzonder nuttig.  Vooral bij langere papers of scripties is het handig dat je de lezer meteen een inzicht geeft in jouw structuur. Zo kan je in een inleiding of een eerste hoofdstuk duidelijk maken (a) wat de concrete vraagstelling is, (b) via welke methodes daarop een antwoord zal worden gezocht, en (c) hoe dit zich zal vertalen in de structuur van de volgende hoofdstukken. In een laatste hoofdstuk of besluit kan je expliciet naar die inleiding terugkoppelen. Hier kan je ook, door de vorige hoofdstukken samen te vatten en de eindjes aan elkaar te knopen, een duidelijk antwoord op de centrale vraag formuleren.  

Een paperontwerp of paperopzet  Een (ontwerp van een) inhoudstafel is tenslotte een handig instrument om met de docent over jouw werkstuk te overleggen. In sommige gevallen kan de docent een paperontwerp of een paperopzet vragen die je bijvoorbeeld enkele weken eerder dan de paper zelf indient. In deze opzet vermeld je bijvoorbeeld de titel en beschrijf je in enkele regels wat je in de uiteindelijke paper wil aantonen of bestuderen. Tevens geef je een schematisch overzicht (bijvoorbeeld een inhoudstafel) van het werkstuk op en vermeld je de belangrijkste bronnen die je al hebt gelezen of die je in de toekomst wil raadplegen. Op basis van dit ontwerp kan de docent of een andere lezer je bijsturen of je nuttige tips aanreiken.  

Eindresultaat en vorm  Het spreekt voor zich dat het taalgebruik (qua spelling en grammatica) verzorgd moet zijn. Maak daarbij eventueel gebruik van de correctiemogelijkheden van jouw tekstverwerkings‐programma. Een grote hoeveelheid aan fouten verraadt een zekere slordigheid en zal ongetwijfeld het globale oordeel over het werkstuk beïnvloeden. Verzeker je ervan dat het notenapparaat en de bibliografie (zie verder) volledig, transparant en consistent zijn. Besteed aandacht aan de lay‐out en maak vooral dat die de duidelijkheid van de tekst ten goede komt. Vergeet ook niet jouw naam op jouw werkstuk te vermelden.  

Page 118: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Hoe zal een paper of scriptie worden beoordeeld?  Bij de beoordeling van een paper of scriptie zal de lezer of de docent rekening houden met onder meer de volgende factoren:  ‐ is het onderwerp van het werkstuk duidelijk omschreven en afgebakend?  ‐ beantwoordt de concrete invulling van het onderwerp aan de opdracht? Is het onderwerp relevant voor de behandeling van de vooropgezette problematiek? Zijn de besproken thema’s en concrete voorbeelden goed gekozen?  ‐ is de argumentatie duidelijk?  ‐ is het werkstuk goed opgebouwd en overzichtelijk gestructureerd?  ‐ is het onderwerp voldoende bestudeerd? Heeft de auteur gebruik gemaakt van de belangrijkste en meest relevante literatuur over het onderwerp?  ‐ wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen feiten en meningen? Wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen eigen opvattingen en deze van andere geraadpleegde auteurs?  ‐ zijn het notenapparaat en de bibliografie volledig, transparant en consistent?  ‐ is de taal verzorgd?  ‐ is de deadline voor het indienen gerespecteerd?  

II.  BRONNEN  Academische regels  Een belangrijk doel van het schrijven van werkstukken is het zelf leren een goed onderbouwde redenering of analyse te formuleren. Je participeert echter ook aan een bepaalde academische gemeenschap. Het is dus belangrijk te verwijzen naar eerder vastgestelde feiten of eerder gevormde opinies (ook om je ervan te distantiëren). Bij het onderbouwen van jouw eigen redenering kun je (of moet je zelfs) gebruik maken van wetenschappelijke artikelen, papers of boeken. Er is echter een belangrijk verschil tussen “gebruik maken” en “kopiëren.” De lezer moet bijboorbeeld in staat zijn een onderscheid te maken tussen feiten en meningen en tussen jouw eigen opinies en deze van de auteurs waar je expliciet of impliciet naar verwijst.  Bij het schrijven van een scriptie, artikel of andere tekst is het tevens van groot belang correct weer te geven welke bronnen (boeken, artikels, websites, interviews, etcetera) je daarbij gebruikt hebt. Zet een citaat altijd tussen aanhalingstekens en vermeld de bron telkens op adequate wijze. Indien dit niet gebeurt is er sprake van een bepaalde slordigheid of nalatigheid die geïnterpreteerd kan worden als een vorm van plagiaat en dus bedrog of fraude.  Het is dus nuttig om van in den beginne, zelfs wanneer je nog louter voorbereidend leest en je nog min of meer toevallig documentatie verzamelt, een duidelijk onderscheid te maken tussen (1) citaten die je kopieert uit bronnen (die telkens tussen aanhalingstekens geplaatst moeten worden en vergezeld moeten zijn van volledige bibliografische informatie); (2) samenvattingen of parafrases van informatie die je in die bronnen aantreft (die evenzeer van bronverwijzingen moeten worden voorzien maar niet tussen aanhalingstekens moeten worden geplaatst); en (3) persoonlijke commentaren, inzichten of ideeën.  Noteer in elk geval onmiddellijk de bron zodra je meent bepaalde informatie eruit te gebruiken of ernaar te verwijzen. Maak hiervoor eventueel een apart document en sla de informatie juist en volledig op (dus Fredric Jameson in plaats van Frederic Jameson; William M. T. Mitchell blijkt een ander persoon te zijn dan William M. Mitchell; etcetera). Het onmiddellijk volledig noteren van bibliografische informatie bespaart je veel werk achteraf – zeker als je informatie verwerkt uit artikels of boeken die je bijvoorbeeld in een bibliotheek ter plekke raadpleegt. Vergeet bijvoorbeeld niet de paginanummers van het volledige artikel te noteren (bijvoorbeeld 62‐88) maar ook niet de specifieke pagina (bijvoorbeeld 72) waarnaar je verwijst of waarvan je een citaat ontleent.  

 

Page 119: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Systemen en voorschriften  Verwijs in jouw tekst in elk geval op een correcte manier naar jouw bronnen. Volg bij het citeren en het vermelden van bronnen onderstaande regels (of een variant ervan). Er bestaan zeer veel verschillende systemen van citeren en stijlen van bronvermelding, variërend van kort tot zeer uitgebreid en gedetailleerd. Veel tijdschriften en uitgeverijen maken gebruik van voorschriften die internationaal zijn vastgelegd. De meest gebruikte (Angelsaksische en dus ook internationaal gebruikte) stijlen in de humane wetenschappen zijn de Chicago Style (zie hiervoor de de zogenaamde Chicago Manual of Style gepubliceerd door de University of Chicago Press), MLA (Modern Language Association) en APA (American Psychological Association).  Welk systeem je precies gebruikt, maakt niet zo veel uit, maar probeer in elk geval consequent te werken. Maak gebruik van deze handleiding en eventueel ook van de Chicago Manual, een ander handboek of raadpleeg een website waarop dergelijke regels worden toegelicht. Een goed boek over een onderwerp dat je interesseert gepubliceerd door een zichzelf respecterende wetenschappelijke uitgeverij kan ook als een handig voorbeeld dienen. De hieronder vermelde richtlijnen zijn gebaseerd op (een vereenvoudiging van) de Chicago Manual. Enkel de meest voorkomende situaties worden hier vermeld.  

II.1. Citeren  

Voorbeeld:  Voor Henry van de Velde vormde de woning een Gesamtkunstwerk. Ook het meubilair en de gebruiksvoorwerpen maakten in de eerste plaats deel uit van een artistieke totaliteit.  Dit  aspect  werd overigens al in de vroege twintigste eeuw door critici als Karl Scheffler beklemtoond. “De meubels uit zijn vroege periode zijn eigenlijk maar in tweede instantie gebruiksvoorwerpen,”  merkte Scheffler op. “In wezen zijn het objecten waarop de krachten Zwellen, Klemmen, Streven en Spannen op een nieuwe manier en op kunstige wijze tot uitdrukking gebracht worden. En de ornamenten uit zijn begintijd zijn grafologische lijncombinaties, zwanger van temperament en abstracte gevoelens. (...) Al zijn meubels 

vertellen ons over zijn overtuigingen, zijn temperament, zijn wil.”1  

Van de Velde bracht zijn fascinatie voor de grillige lijn in verband met de esthetische theorieën van Theodor Lipps. In zijn Formules citeert de architect zelfs de Duitse filosoof. “De theorie van de (...) Einfühlung, die vanaf haar verschijnen door de aanhangers van de sensuele en de sensibele schoonheid op geestdriftige wijze werd onthaald,” schrijft Van de Velde, “werd door Lipps in een lapidaire volzin samengevat: ‘Het esthetisch genot bestaat in 

het genot van het geobjectiveerd ik!’”2  

1. Karl Scheffler. 1913. Henry Van de Velde. Leipzig: Insel Verlag, 65‐68 (vertaling van de auteur)    2. Henry Van de Velde. 1928. Formules van een moderne esthetiek. Uit het Frans vertaald en ingeleid door Frank van den Wijngaert. Antwerpen: De Sikkel, 107‐108.  

Aanhalingstekens in plaats van cursivering  Het begin en einde van een citaat dient altijd duidelijk gemarkeerd te worden. Gebruik dus altijd dubbele “aanhalingstekens” bij het citeren van een bepaald tekstfragment. Cursivering van citaten is overbodig en verwarrend. Gebruik cursief sporadisch en enkel voor het beklemtonen van een bepaalde term, het vermelden van een titel of voor het gebruik van begrippen uit een vreemde taal en niet voor het citeren. De interpunctie wordt binnen de aanhalingstekens geplaatst.  

 

 

Page 120: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Inkorten van citaten  Citaten kunnen ingekort worden. Maak evenwel duidelijk dat er een stuk uit de brontekst is weggevallen door aan te geven dat je zelf een ellips hebt aangebracht met behulp van drie puntjes tussen twee haakjes (…).  

Citaten in citaten  Je kan uiteraard een auteur aanhalen die op zijn beurt citeert. Citaten in citaten worden met enkele ‘aanhalingstekens’ aangeduid.  

Citaten vertalen  In principe maak je zo veel mogelijk gebruik van oorspronkelijke edities van teksten. Het opnemen van korte Engelse, Franse of andere citaten in een lopende Nederlandse tekst kan echter soms storend werken. Het is uiteraard toegestaan om deze naar het Nederlands te vertalen alleen moet je dan wel aangeven (in de noot met de bronverwijzing bijvoorbeeld) dat je het tekstfragment zelf hebt vertaald (met behulp van de vermelding “vertaling van de auteur”).  

Lange citaten  Probeer citaten niet te lang te maken. Indien dit toch nodig blijkt voor jouw argumentatie kan je een lang (bijvoorbeeld langer dan 5 regels) citaat markeren door het in een apart en inspringend tekstblok te plaatsen. Aanhalingstekens zijn in dit geval niet langer nodig.  

II.2. Bronvermeldingen en bronverwijzingen  

 Dubbele bronverwijzing  Het meest handige systeem (zowel voor de auteur als de lezer) is gebruik te maken van een dubbele bronverwijzing:    (a) In een afzonderlijke literatuurlijst, die je aan het eind van jouw paper opneemt, som je de aangewende bronnen op. Deze literatuurlijst kan eventueel een onderdeel vormen van een groter bronnenoverzicht, waarin je ook aangeeft van welke andere bronnen (zelf afgenomen interviews, bezochte tentoonstellingen, geraadpleegde documenten in archieven, televisie‐uitzendingen, etcetera) je gebruik hebt gemaakt.    (b) Via een notenapparaat (voet‐ of eindnoten of een parenthetisch systeem, zie verder) verwijs je in de lopende tekst naar de bronnen. Je geeft hier exact aan van welk fragment uit een tekst je gebruik gemaakt hebt om jouw eigen tekst te schrijven.  

(a) De literatuurlijst of bibliografie  Het opmaken van een literatuurlijst is een belangrijk onderdeel van een academisch werkstuk. Doorgaans is het niet de bedoeling om een bibliografie in letterlijke zin (een lijst van alle relevante titels) over een bepaald onderwerp op te maken. De bibliografie aan het einde van jouw paper of scriptie bestaat in de eerste plaats uit een lijst van geraadpleegde werken: dat wil zeggen alle bronnen waarnaar je letterlijk verwijst maar ook alle teksten die je kennis over het onderwerp hebben bijgebracht. Probeer zeker niet te imponeren met ellenlange bibliografische lijsten – de (intelligente) lezer kan uit jouw tekst wel afleiden welke bronnen je effectief hebt gehanteerd.  In een bibliografie worden teksten alfabetisch gerangschikt per auteur. Boeken, bijdragen of essays in boeken en tijdschriftartikels worden dus in eenzelfde lijst alfabetisch door elkaar opgenomen. Meerdere titels van eenzelfde auteur worden na elkaar chronologisch opgegeven.  

 

 

Page 121: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Verwijzing naar een boek van één auteur      ‐ Naam, voornaam. Datum. Titel in cursief: Ondertitel in cursief. Plaats van uitgave: Uitgever.      Voorbeelden:      ‐ Alloway, Lawrence. 1975. Topics in American Art Since 1945. New York: W.W. Norton.      ‐ Bernardi, Sandro. 2002. Il paesaggio nel cinema italiano. Venezia: Marsilio.      ‐ Kint, Johanna. 2001. Expo 58 als belichaming van het humanistisch modernisme.   Rotterdam: Uitgeverij 010.      ‐ Kolakowski, Leszek. 1978. Main Currents of Marxism: Its Origins, Growth and Dissolution.     Oxford: Oxford University Press (3 Vols).     ‐ MacKenzie, John M. 1995. Orientalism: History, Theory and the Arts. Manchester:     Manchester University Press.      ‐ Rothman, William. 1982. Hitchcock: the Murderous Gaze. Cambridge, MA: Harvard     University Press.      ‐ Sémoulé, Jean. 1993. Bresson ou l’acte pur des métamorphoses. Flammarion.      ‐ Winkel, Camiel van. 1999. Moderne leegte: over kunst en openbaarheid. Nijmegen: Sun.  

Opmerkingen  ‐ Let op de interpunctie (plaatsing van komma, punten en het dubbele punt tussen de titel en de ondertitel, etcetera). Diverse varianten zijn in omloop en toegelaten. Gebruik in elk geval één consistent systeem.  ‐ In principe neem je de informatie over van de titelpagina en niet wat op de kaft staat vermeld (die soms onvolledig is). Jaar en plaats van uitgave staan doorgaans in het colophon vermeld.  ‐ Een uitgever kan vestigingen in verschillende steden hebben die soms op de titelpagina vermeld staan. Noteer enkel de eerst vermelde plaats van uitgave. Bij tentoonstellingscatalogi is het daarentegen gebruikelijk (doch niet verplicht) om de verschillende locaties te vermelden.  ‐ De naam gaat de voornaam vooraf omdat in de bibliografie de titels alfabetisch zijn gerangschikt op auteur. Wanneer je in een voetnoot of eindnoot naar een bepaalde bron verwijst is het natuurlijk logisch om eerst de voornaam en dan pas de naam te vermelden.  ‐ Wanneer een boek uit meerdere volumes bestaat geef je dit aan (zie het voorbeeld van Kolakowski).  ‐ Franse uitgevers geven doorgaans geen plaatsnaam op. Wanneer deze bekend is mag je die toch vermelden, dus “Paris: Flammarion.”  ‐ In Engelse titels (en vooral in American English) worden alle hoofdwoorden van een titel met hoofdletter geschreven. Dit is niet het geval in het Frans, Italiaans of Nederlands.  ‐ Vooral in het Nederlands (en Duits) bestond lange tijd de gewoonte om de voornaam van de auteur in te korten tot de initialen. Het is echter duidelijker om de volledige voornaam te vermelden.  ‐ In het Nederlands en Duits is het gebruikelijk om namen met voorzetsels als “van” of “von” alfabetisch te rangschikken op het hoofdbestanddeel van de naam (zie het voorbeeld van Camiel  van Winkel). Een Engelstalige auteur zou diezelfde naam op basis van het voorzetsel rangschikken. Probeer systematisch één systeem te gebruiken.  

 

 

 

Page 122: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Verwijzing naar een boek met meerdere auteurs      ‐ Naam1, Voornaam1 & Voornaam2 Naam2. Datum. Titel in cursief: Ondertitel in cursief      Plaats van uitgave: Uitgever.      ‐ Naam1, Voornaam1, Voornaam2 Naam2 & Voornaam3 Naam3. Datum. Titel in cursief:     ondertitel in cursief . Plaats van uitgave: Uitgever.            Voorbeelden:      ‐ Haskell, Francis & Nicholas Penny. 1981. Taste and the Antique: The Lure of Classical     Sculpture. New Haven: Yale University Press.      ‐ Horkheimer, Max & Theodor W. Adorno. 1947. Dialektik der Aufklärung: Filosofische     Fragmente. Amsterdam: Querido Verlag.      ‐ Manuel, Frank E. & Fritzie P. Manuel. 1979. Utopian Thought in the Western World. Oxford:     Basil Blackwell.  

Opmerkingen:      ‐ Opgelet: meerdere auteurs betekent hier dat de auteurs gezamenlijk het gehele boek     hebben geschreven; het gaat hier niet over aparte bijdragen of hoofdstukken van     verschillende auteurs in één boek (zie verder).      ‐ Bij meer dan drie auteurs is het gebruikelijk om slechts de eerste auteur te vermelden     gevolgd door de vermelding “e.a.” (et aliqui, en andere).  

Verwijzing naar een boek dat door één of meerdere redacteur(s) is samengesteld      ‐ Naam editor, voornaam editor, ed. Datum. Titel in cursief: Ondertitel in cursief. Plaats van   uitgave: Uitgever.  

  Voorbeelden:      ‐ Neuerer, Gregor, ed. 2003. Untitled: Experience of Place. London: Koenig Books.      ‐ Newman, Michael & Jon Bird, eds. 1999. Rewriting Conceptual Art. London: Reaktion Books.  

  Opmerkingen:      ‐ De vermelding “ed” staat voor editor, “eds” is uiteraard het meervoud en impliceert dat het   boek door meer dan één persoon werd samengesteld. Uiteraard kan de Nederlandse    uitdrukking “(red)” gebruikt worden (voor redacteur, zowel enkelvoud als meervoud).     ‐ In beide gevallen wordt naar het gehele boek verwezen en niet naar één of meerdere    specifieke bijdragen in het boek (vergelijk met de volgdende voorbeelden).  

Verwijzing naar een bijdrage of artikel in een boek met redacteur(s) of samensteller(s)      ‐ Naam auteur, voornaam auteur. Datum. “Titel van artikel: ondertitel van artikel.” In   Voornaam redacteur Naam redacteur, ed, Titel boek in cursief: ondertitel boek in cursief.    Plaats van uitgave: Uitgever, beginpagina‐eindpagina.      ‐ Naam auteur1, voornaam auteur1 & voornaam auteur2 naam auteur2. Datum. “Titel   artikel: ondertitel artikel.” In Voornaam redacteur1 Naam redacteur1 & Voornaam   redacteur2 en Naam redacteur2, eds, Titel boek in cursief: ondertitel boek in cursief. Plaats    van uitgave: Uitgever, beginpagina‐eindpagina.  

  Voorbeelden:      ‐ Comolli, Jean‐Luc & Jean Narboni. 1992. “Cinema/Ideology/Criticism.” In Gerald Mast,   Marshall Cohen & Leo Braudy, eds, Film Theory and Criticism: Introductory Readings. New     York: Oxford University Press, 690‐707.      ‐ Jacobs, Steven. 2003. “Slapstick and Self‐Reflexivity: Buster Keaton’s Metropolitan    Acrobatics.” In Gregor Neuerer, ed, Untitled: Experience of Place. London: Koenig Books, 111 

Page 123: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

   128.     ‐ Lauwaert, Dirk. 1993. “Twee scripts voor de camera: fotoreporters in de stad.” In Hilde   Heynen, ed, Wonen tussen gemeenplaats en poëzie: opstellen over stad en architectuur.    Rotterdam: Uitgeverij 010, 113‐30.     ‐ Rorimer, Anne. 1999. “Siting the Page: Exhibiting Works in Publications: Some Examples of   Conceptual Art in the USA.” In Michael Newman & Jon Bird, eds, Rewriting Conceptual Art.   London: Reaktion Books, 11‐26.     ‐ Sharpe, William & Leonard Wallock. 1987. “From ‘Great Town’ to ‘Nonplace Urban Realm’:   Reading the Modern City.” In William Sharpe & Leonard Wallock, eds, Visions of the Modern    City: Essays in History, Art, and Literature. Baltimore: Johns Hopkins University Press, 1‐50.  

  Opmerkingen:     ‐ De titel van het artikel of hoofdstuk staat steeds tussen dubbele aanhalingstekens, de titel    van het gehele boek wordt in cursief geplaatst (hetzelfde principe geldt bij artikels in    tijdschriften; zie verder).     ‐ In de bibliografie kunnen dus meerdere titels (van verschillende auteurs) voorkomen die    uit één en hetzelfde volume afkomstig zijn.     ‐ Redacteur(s) worden in deze gevallen eerst met voornaam en vervolgens met naam    aangeduid. De alfabetische rangschikking heeft immers alleen betrekking op de auteur van    het artikel en niet op de smanesteller(s) van het boek.     ‐ Het voorbeeld van Sharpe & Wallock geeft aan dat de auteur(s) van een artikel dezelfde   kan/kunnen zijn als de samensteller(s) van het gehele boek.  

Bijdrage in een boek of catalogus zonder opgave van redacteur     ‐ Naam auteur, voornaam auteur. Datum. “Titel artikel: ondertitel artikel.” In Titel boek of   catalogus in cursief: Ondertitel in cursief. Plaats van uitgave: Uitgever, beginpagina    eindpagina.  

  Voorbeelden:     ‐ Decan, Liesbeth. 2005. “Tussen leegte en overbevolking: over de ‘pictures’ van Frank van    der Salm.” In Frank van der Salm. Rotterdam: Mk editions, 12‐16.     ‐ Reust, Hans Rudolf. 1997. “Mond vor Wolken vor Mond: Annäherungen an ein Bild Raoul    De Keysers.” In Raoul De Keyser: Schilderijen 1995. Antwerpen: Muhka, 7‐10.  

  Opmerking:     Dit komt zeer vaak voor bij tentoonstellingscatalogi en fotoboeken.  

Publicaties zonder auteur of samensteller     ‐ Titel in cursief. Datum. Plaats uitgave: Uitgever.  

  Voorbeelden:     ‐ Années 30 en Europe: Le temps menaçant 1929­1939. 1997. Paris: Musée d’Art moderne de    la Ville de Paris.     ‐ Pollock, Jackson. 1982. Paris: Centre Georges Pompidou.     ‐ Der zerbrochene Spiegel: Positionen der Malerei. 1993. Wien: Kunsthalle/Hamburg:    Deichtorhallen.  

  Opmerkingen:     ‐ Dit is vaak het geval bij tentoonstellingscatalogi en fotoboeken.     ‐ Dergelijke publicaties worden in de bibliografie opgenomen en alfabetisch gerangschikt op    basis van het eerste hoofdwoord (dus niet het eerste lidwoord) van de titel. Het voorbeeld 

Page 124: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

   van Der zerbrochene Spiegel komt in deze alfabetische lijst achteraan terecht want    gerangschikt op basis van de letter z en niet d.     ‐ Een specifieke bijdrage van een bepaald auteur in een dergelijk boek wordt natuurlijk   opgenomen onder de naam van de auteur.     ‐ Bij monografische tentoonstellingscatalogi (zoals bij het voorbeeld van Pollock) fungeert    de naam van de kunstenaar vaak als titel van de tentoonstelling en van de catalogus. In dit    geval is het gebruikelijk de familienaam van de kunstenaar eerst te vermelden (hoewel de    titel van het boek in kwestie natuurlijk Jackson Pollock is).  

Artikel in een tijdschrift     ‐ Naam auteur, voornaam. Datum. “Titel artikel: ondertitel artikel.” Naam tijdschrift in   cursief Nummer (specifieke datumaanduiding of specifiek nummer): beginpagina‐  eindpagina.  

  Voorbeelden:     ‐ Andre, Carl. 1972. “A Note on Bernhard and Hilla Becher.” Artforum 11: 4 (December): 59.     ‐ Bruno, Giuliana. 1997. “Site‐seeing: Architecture and the Moving Image.” Wide Angle 19 (4):    8‐24.     ‐ Humblet, Steven. 2005. “Rinko Kawauchi.” De Witte Raaf 115 (mei‐juni): 39‐41.  

Latere edities en vertalingen  In principe verwijs je best naar de oorspronkelijke uitgave van een bepaalde tekst. Wanneer je van een latere editie gebruik maakt, vermeld de oorspronkelijke verschijningsdatum van de tekst.  

  Voorbeelden:     ‐ Benjamin, Walter. 1935. “Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen    Reproducierbarkeit.” In Walter Benjamin, Gesammelte Schriften I, 2, ed. Rolf Tiedemann &    Hermann Schweppenhäuser. Frankfurt am Main: Suhrkamp, 1991, 431‐70.     ‐ Horkheimer, Max & Theodor Adorno. 1947. Dialectiek van de Verlichting: Filosofische    fragmenten. Uit het Duits vertaald door Michel J. van Nieuwstadt. Nijmegen: Sun, 1987.     ‐ Simmel, Georg. 1908. “The Stranger.” In Donald N. Levine, ed. Georg Simmel on Individuality    and Social Forms. Chicago: University of Chicago Press, 1971, 143‐49.     ‐ Van de Velde, Henry. 1928. Formules van een moderne esthetiek. Uit het Frans vertaald en    ingeleid door Frank van den Wijngaert. Antwerpen: De Sikkel.  

  Opmerkingen:     ‐ De tekst van Simmel werd oorspronkelijk in 1908 gepubliceerd. Je geeft echter te kennen    dat je de tekst hebt geraadpleegd in een bundel met teksten van Simmel die in 1971 onder    redactie van Donald Levine is verschenen.     ‐ Een gelijkaardig geval bij Benjamin. I,2 verwijst naar deel twee van het eerste volume.    Gezien het hier om het verzamelde werk gaat (en niet om een door een redacteur gemaakt    selectie zoals in het voorbeeld van Simmel) kan je de naam van Benjamin ook als auteur va    het geheel vooraan plaatsen. De editors worden na de titel vermeld.     ‐ Wanneer je gebruik maakt van een vertaling kan je vermelden in welke taal de tekst   oorspronkelijk is verschenen alsook de naam van de vertaler.  

 

 

 

Page 125: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Meerdere publicaties van eenzelfde auteur uit hetzelfde jaar  Zeker wanneer je een parenthetische systeem (zie verder) gebruikt is het noodzakelijk om in de bibliografie een onderscheid te maken bij de titels die één auteur in eenzelfde jaar publiceerde. Hiervoor wordt een kleine letter (a, b, enzovoort) aan het jaartal gekleefd.  

  Voorbeelden:     ‐ Jackson, John Brinckerhoff. 1997a. “The Future of the Vernacular,” in Paul Groth & Todd W.   Bressi, eds. Understanding Ordinary Landscapes. New Haven: Yale University Press, 145‐54.     ‐ Jackson, John Brinckerhoff. 1997b. Landscape in Sight: Looking at America. New Haven:    Yale University Press.     ‐ Lange, Susanne. 2002a. “Bernd and Hilla Becher: Industrial Landscapes.” In Bernd and Hilla   Becher, Industrial Landscapes (Cambridge, MA: MIT Press, 5‐11.    ‐ Lange Susanne, ed. 2002b. Bernd und Hilla Becher: Festschrift Erasmuspreis 2002. München:   Schirmer/Mosel.  

Internet  De verwijzing naar internetbronnen volgt in grote mate die van de geschreven bronnen. De verwijzing begint met een auteur. Als die er niet is, begint men met de titel van de webpagina. Daarna volgt de datum van de laatste wijziging (hetzij enkel een jaartal, hetzij de volledige datum  als die beschikbaar is) of de afkorting ‘n.d.’ De titel van het document volgt (cursief gezet), gevolgd door de vermelding ‘Geraadpleegd op … op het World Wide Web’, en de datum van raadpleging. Tot slot van de verwijzing volgt het volledige Internet‐adres.    

  Voorbeelden:     ‐ Independent Television Commission (2000, 20 april). About the ITC. Geraadpleegd op 20   oktober 2000 op het World Wide Web: http://www.itc.org.uk/about/side.htm     ‐ Mogg, K. (2000, 31 maart). I Never Felt More Aliv’: Thoughts on North by Northwest and Its    Title. Geraadpleegd op 20 oktober 2000 op het World Wide Web:   http://www.labyrinth.net.au/~muffin/NxNW_c.html  

(b) Het notenapparaat  

Voetnoten en eindnoten  Je kan naar bronnen verwijzen via voet‐ of eindnoten. Een voetnoot komt onderaan de pagina, een eindnoot komt achteraan de scriptie (of achteraan een hoofdstuk). Eindnoten ogen vaak eleganter dan voetnoten, omdat ze de opmaak van de lopende tekst niet verstoren. Voetnoten zijn daarentegen soms makkelijker voor de lezer omdat dan niet van de ene pagina naar de andere versprongen moet worden. Welk systeem je kiest, hangt bijvoorbeeld af van de lengte van de tekst, de omvang van jouw bibliografie of van het soort informatie dat je in de noten opneemt. Probeer alvast het aantal noten te beperken en er vrijwel uitsluitend bronverwijzingen in op te nemen. Probeer informatie zo veel mogelijk in de hoofdtekst te verwerken.  Je kan de noten uiteraard handmatig aanmaken maar in de meeste tekstverwerkingsprogramma’s (zoals Word) zijn daarvoor toepassingen voorzien.  In de noot neem je de exacte herkomst van het citaat op of de exacte passage uit de tekst waar je naar verwijst. De pagina‐aanduiding kan dus hier verschillen van de informatie die in de bibliografie is opgenomen.  

 

 

 

Page 126: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

Na het nootnummer vermeld je bijvoorbeeld:  

  ‐ John M. MacKenzie. 1995. Orientalism: History, Theory and the Arts. Manchester:    Manchester University Press, 67‐68.     ‐ Leszek Kolakowski. 1978. Main Currents of Marxism: Its Origins, Growth and Dissolution.    Oxford: Oxford University Press, Vol. II: 260.  

  Opmerking:     Dit betekent dat je citeert uit of verwijst naar een tekstfragment op de desbetreffende    pagina’s. In de bibliografie komen deze paginanummers (en de nummer van het volume)    niet voor.  

  ‐ Dirk Lauwaert, 1993. “Twee scripts voor de camera: fotoreporters in de stad.” In Hilde    Heynen, ed, Wonen tussen gemeenplaats en poëzie: opstellen over stad en architectuur.    Rotterdam: Uitgeverij 010, 119.  

  Opmerking:     Dit betekent dat je naar een tekstfragment verwijst op pagina 119. De omvang van het    gehele artikel vind je terug in de bibliografie (pagina’s 113‐119; zie hierboven).  

Verkorte weergave van de bronvermelding in de noten  Het gebeurt natuurlijk vaak dat je in een bepaalde tekst meerdere keren naar éénzelfde bron verwijst. In dit geval is het toegestaan en zelfs gebruikelijk om de bron vanaf een tweede vermelding in te korten. De volledige informatie kan de lezer immers aantreffen in een voorafgaande noot én in de bibliografie.  Het inkorten kan op verschillende wijzen. Een veel gehanteerd systeem is:     ‐ Naam, Verkorte weergave titel van boek in cursief, pagina‐aanduiding.     ‐ Naam, “Verkorte weergave titel van artikel,” pagina‐aanduiding.  

  Voorbeelden (vergelijk met de hierboven vermelde voorbeelden):     ‐ Kolakowski, Main Currents, II: 260.     ‐ Lauwaert, “Twee scripts,” 115.     ‐ MacKenzie, Orientalism, 77‐78. 14  

  Opmerkingen:     ‐ Bij Kolakowski verwijst de II naar het volume en 260 naar het paginanummer.     ‐ Door zowel gebruik te maken van cursivering als aanhalingstekens maakt ook deze    verkorte weergave duidelijk dat de titels van Kolakowski en MacKenzie boeken zijn en dat    de tekst van Lauwaert een artikel is dat in een boek of tijdschrift is opgenomen.  

Verkorte weergave van bronverwijzingen in de tekst: het parenthetische systeem  Een nog beknoptere methode is het zogenaamde parenthetische systeem waarbij je noten eigenlijk achterwege laat maar je de gecondenseerde referenties in de lopende tekst integreert. Ook dit systeem is bijzonder handig als je meerdere malen naar enkele titels verwijst. Soms kan dit evenwel de vlotte leesbaarheid van een tekst hinderen.     Vaak gebruikte vormen van parenthetische aanduiding zijn:     ‐ (Naam auteur Datum: relevante pagina’s)     ‐ Naam auteur (Datum: relevante pagina’s)  

  

Page 127: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN

  Voorbeelden:     ‐ De fascinatie voor het Oosten had dus voor een groot stuk te maken met de wijze waarop    een beeld werd geproduceerd dat haaks stond op de moderne industrialisatie, de    verstedelijking en de steeds toenemende sociale spanningen die de samenleving van de    negentiende eeuw kenmerkten. (MacKenzie 1995: 59) Oriëntalistische kunst beantwoordde    in die zin aan een vorm van escapisme.     ‐ Ook John Brinckerhoff Jackson (1997a) heeft de aantrekkelijkheid van het alledaagse en    banale karakter van dergelijke landschappen beklemtoond.     ‐ In zijn studie over het oriëntalisme, beklemtoont MacKenzie (1995: 55) de ambivalentie    van dergelijke schilderijen waarop wilde dieren staan afgebeeld.     ‐ In het kielzog van de digitalisering van het beeld maakten diverse auteurs als Mitchell    (1994) en Druckrey (1994) gewag van een “postfotografisch” tijdperk. Rosland Krauss    (1998: 36) had het daarentegen over een “heruitvinding” van het medium fotografie.     ‐ De wereldtentoonstelling te Brussel in 1958 sluit dus thematisch aan bij deze die in 1939    te New York plaatsvond. “De continuïteit is deze van de American Dream van een betere    wereld, met pas verworven wetenschappelijke inzichten gekoppeld aan de meest recente    technische mogelijkheden.” (Kint 2001: 27) Daarnaast legde de tentoonstelling te Brussel    uiteraard ook enkele nieuwe accenten.     ‐ Volgens Horkheimer en Adorno brachten de Verlichting en de moderniteit geen bredere    waaier  aan keuzemogelijkheden of grotere vormen van differentiatie met zich mee.    Integendeel, beide filosofen beweren dat “de cultuur heden ten dage alles met    eenvormigheid slaat. Film, radio en magazine vormen één systeem.” (Horkheimer &    Adorno (1947) 1987: 135) Bovendien beweren Horkheimer en Adorno (1987: 138)    dat “de meedogenloze eenheid van de cultuurindustrie de naderende eenheid van de    politiek bevestigt.”  

  Opmerkingen:     ‐ Na een volzin of een paragraaf wordt alle informatie (auteur jaartal: pagina) tussen haakjes   geplaatst. Wanneer de naam van de auteur in de lopende tekst wordt vermeld kan je    onmiddellijk erna de bijkomende informatie (jaartal: pagina) tussen haakjes opgeven.     ‐ Het voorbeeld van Horkheimer & Adorno laat zien dat je ook in het parenthetische systeem    kan duidelijk maken dat je een latere editie (en/of vertaling, zoals blijkt uit de bibliografie)    hebt gebruikt. De oorspronkelijke verschijningsdatum hoef je echter slechts één keer te    vermelden. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 128: 2010 2011 PROGRAMMABOEK MASTEROPLEIDINGEN