200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina ... · hoogstaande verloskundige zorg op...
Transcript of 200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina ... · hoogstaande verloskundige zorg op...
gTijdschrift voor
Uitgave van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
Verloskundigen
juli/augustus 201035e jaargang
juli/augustus 2010
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 1
FINANCIEEL ADVISEURS VOOR VERLOSKUNDIGENSibbing & Wateler is een onafhankelijk financieel adviesbureau, gespecialiseerd in de praktijkbegeleiding van vrije medische beroepsbeoefenaren, waaronder verlos-kundigen. Wij bieden u een gevarieerd dienstenpakket voor al uw financiële zaken, nu en in de toekomst.
Telefoon: (0318) 544 044 - www.sibbing.nl
2e lijns verlos-
kundige
Binnen de locatie Hengelo bent u ondermeer verantwoordelijk voor patiënten
met een hoogcomplexe zorgvraag en levert u in dat verband kwalitatief
hoogstaande verloskundige zorg op 2e lijns niveau. U bent enthousiast,
flexibel en klantgericht, beschikt over relevante kennis, een getuigschrift
verloskunde en bent ingeschreven in het BIG register. Voor meer informatie
kunt u bellen met mevrouw A. Wiersma, operationeel leidinggevende afdeling
obstetrie & gynaecologie, telefoon (074) 290 55 21 of kijken op www.zgt.nl.
U kunt binnen 3 weken reageren via www.zorgselect.nl/ vacatures (zoek op
vac.nr. ZGT-10878/solliciteer).
zgt.nl ZGT heeft ziekenhuizen in Almelo en Hengelo
LOO
PB
AA
NB
EGEL
EID
ING
- O
RIË
NTA
TIE
IN D
E Z
OR
G -
REÏ
NTE
GR
ATI
E - V
AC
ATU
RES
(
08
8) 2
55
66
55
ALLES OVER WERKEN IN DE ZORG EN WELZIJN IN OOST-NEDERLAND: WWW.ZORGSELECT.NL
ZorgSelect
WerkgeversverenigingZorg en WelzijnOost-Nederland
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 2
3
TIJDSCHRIFT
Afgang 5RedactioneelWil van Veen
Weinig sterfte bij bevallingen onder leiding van de verloskundige 6Ank de Jonge, Jan Nijhuis, Joris van der Post,
Simone Buitendijk
KNOV
Afscheid en welkom 8Wil van Veen
Samen 9Angela Verbeeten
Moeder, verloskundige, voorzitter. In die volgorde! 11Wil van Veen
Veilige zorg, wat kan de cliënt doen? 13Wilma van Driel
Herregistratie kwaliteitsregister 15Maudy Dettingmeijer
WETENSCHAP
Even aandacht voor het bevalcentrum 19Simone Buitendijk
Proactieve psychosociale begeleiding: een kwalitatief onderzoek 20Ans Seefat-van Teeffelen et al
Samenwerken met de psycholoog 25Brigitte Tebbe, Carry Munnikhof
De Triple P-studie 31Corine Verhoeven, Esteriek de Miranda
PROMISES 33Huibert Burger et al
Uitwendige versie; hoe vaak lukt het en wat vinden vrouwen er van? 35Relinde van der Stouwe
Lange termijngevolgen van prenatale blootstelling aan de Ramadan 38Tessa Roseboom et al
Kennispoort Verloskunde 41Redactie Kennispoort
ONDERWIJS
Do good by doing less 47Kristel Zeeman
Les assises nationales des sages-femmes 51Lidewijde Jongmans en Agnes Oudenaarden
Workshop ‘Working with pain’ 52
KWALITEIT
Goed hulpverlenerschap en goede zorg 53 Peter Buisman en Ernst de Jong
Oninbare kosten 56
Patiëntveiligheid staat voorop 57Brigitte Tebbe
Deelname oproep onderzoek Q-koorts 58
PRAKTIJK
Mijnenveld 61Nyx
Intensieve begeleiding door invoering visitedienst 62Nicole Manders
INTERNATIONAAL
Alles voor Sierra Leone 65Yvonne Ossentjuk-Stiekema
Van vroedvrouw tot chirurg 67Kristel Zeeman
FORUM
Wiens kracht van begeleiding? 69
Studenten begeleiden: verrijking of last? 71
BERICHTEN
Nieuwe media 71Eerlijk verhaal over borstvoeding
De tweede man
Borstvoeding, natuurlijk eenvoudig
Duik in je weeën
Eponiemen en geschiedenis van de stuitgeboorte
NEXT 74
Congres & Cursus 76
Personalia 79
INHOUD
TvV juli/augustus 2010 • KNOV
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 3
4 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
RedactieMyrte de Geus, Brigitte Tebbe, Relinde van der Stouwe, Wil van Veen (hoofd- en eindredactie), Kristel Zeeman
Medewerkers juli/augustus 2010Claudy Bockting, Simone Buitendijk, Huibert Burger,Franka Cadee, Ton van de Coevering, Rafael van Crimpen, Maudy Dettingmeijer,Wilma van Driel, Bionda Heeringa, Ank de Jonge,Lidewijde Jongmans, Irne Korstjens, Manon LindersNicole Manders, Agnes Oudenaarden, Judith Meijer,Esteriek de Miranda, Carry Munnikhof,Marianne Nieuwenhuijze, Yvonne Ossentjuk-Stiekema,Rebecca Painter, Hilde Perdok, Redactie Kennispoort,Marielle van Pampus, Joris van der Post, Linda Rentes,Tessa Roseboom, Henk van Ruitenbeek,Ans Seefat van Teeffelen, Angela Verbeeten,Corine Verhoeven, Rebekka Visser, Annewil van 't Zelfde,Jolanda Zocchi
RedactieadresTijdschrift voor VerloskundigenWielingenweg 318, 1826 BX AlkmaarE: [email protected]
Abonnementen, personalia en adreswijzigingenKNOV, Jolanda ZocchiPostbus 2001, 3500 GA Utrecht T: 030 282 3115, F: 030 282 3101E: [email protected]
PersoneelsannoncesWil van VeenT: 072 5624400 / 06 53359153 E: [email protected]
Advertentie-exploitatieOvimex bv, Frank DijkmanT: 0570 674240 E: [email protected]
VormgevingAnnemiek Voogd, Ovimex bv
DrukOvimex bv, Deventer
AbonnementsprijzenAbonnementsprijs voor niet-leden van de KNOV: € 125,- per jaar (11 nummers), Europa € 150,-, buitenEuropa € 175,-. Voor studenten aan buitenlandse opleidingen: € 100,-.Los nummer € 16,50 aan te vragen bij de KNOV. Alle prijzen zijn incl. BTW en verzendkosten.
© 2010 Koninklijke Nederlandse Organisatie van VerloskundigenMercatorlaan 1200, 3528 BL UtrechtT: 030 282 3100
Voorzitter KNOVAngela Verbeeten
Foto’s binnenwerk:Bionda Heeringa, DelftCarien van Leeuwen, AmsterdamRon Moes, NijmegenFrank Muller, NijmegenSaskia van Veen, Den HaagWil van Veen, Alkmaar
Oplage: 3750
ISSN 0378-1925
Cover fotoCOLOFON
Het Tijdschrift voor Verloskundigen wordt uitgegeven door de KoninklijkeNeder landse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), opgericht op 22 september 1975. De vereniging is tot stand gekomen uit een fusie vande Bond van Nederlandse vroed vrouwen (opgericht 8 juni 1926) en deNederlandse R.K. Vereniging van Vroed vrouwen (opgericht 8 juli 1921). De KNOV stelt zich ten doel de bevordering van de verlos kundige zorg inzijn geheel in Nederland, de versterking van de positie die de verlos -kundige daarin inneemt, alsmede de belangen behartiging van alle verloskundigen in Nederland. Een van de manieren om dit doel te bereiken, is het uitgeven van het Tijdschrift voor Verloskundigen.
Het Tijdschrift voor Verloskundigen is in de eerste plaats een vakblad ophet gebied van de verloskunde en verwante wetenschappen. Het beoogtverloskundigen op de hoogte te stellen van relevante feiten en ontwik -ke lingen. Daarnaast is het een forum voor discussie over de verloskundeen verwante disciplines. In het redactionele beleid wordt ernaar gestreefdeen zo ruim mogelijke reeks aan onderwerpen te behandelen.
In de tweede plaats is het Tijdschrift voor Verloskundigen een verenigings -orgaan en als zodanig een middel voor het hoofd bestuur van de KNOVom in contact te treden met de leden. In dit kader dient het Tijdschriftvoor bestuur en leden als forum om van gedachten te wisselen.
Inzenden kopij en advertenties De redactie nodigt de lezers uit om reacties, artikelen en opiniebijdragenin te zenden. Bij voorkeur speciaal voor het Tijdschrift voor Verloskundigengeschreven kopij, maar ook elders aangeboden of gepubliceerde bijdragenzijn welkom; onder vermelding van bladtitel, jaargang en nummer.Kopij aanleveren als platte tekst, dus zonder speciale bekopping, voet -noten, paginacijfers, tabs, tabellen en ontdaan van hyperlinks, in Word via e-mail: [email protected]. Van tabellen of grafieken daarom alleen deonderzoeksgegevens aanleveren; deze worden door de vormgever opge-maakt. Referenties in de tekst tussen vierkante haakjes (geen superscript). Beeld apart aanleveren, bij voorkeur digitaal en in hoge resolutie. Bij tekstwijziging pleegt de redactie overleg. Ingezonden brieven wordenzo nodig bekort. De KNOV en de redactie zijn niet verantwoordelijk voorde inhoud van geplaatste reacties en opiniebijdragen.Het auteursrecht van artikelen berust bij de individuele auteur. Citerenmet bronvermelding is toegestaan, mits binnen de wettelijke regels.Overname van (langere delen van) artikelen is uitsluitend toegestaan natoestemming van de redactie en de auteur.
Personeelsadvertenties van leden voor het volgende nummer tot 27 augustus 2010. Gelieve bij de plaatsingsopdracht het gewenste formaat en het factuuradres te vermelden. Voor commerciële advertenties:zie colofon. Het septembernummer verschijnt op 14 september.
Welk tijdschrift plaatst de
voorzitter van haar beroeps-
vereniging op de cover
terwijl zij borstvoeding geeft
aan haar dochter Tamar?
Juist, wij! Angela Verbeeten,
18 jaar geleden, geportret-
teerd door haar man, Frank.
Angela, wat dromerig en
ingetogen, terwijl zij haar
kind voedt. Zo kent bijna
niemand haar, terwijl dit nu
mede haar die drive gaf om
te besluiten verloskundige te worden.
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 4
TIJDSCHRIFTREDACTIONEEL
5TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Agenda
De adviezen van de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte vragen om gedegen studie
en wetenschappelijk onderzoek alvorens zij tot uitvoering kunnen worden gebracht.
Daarover zijn alle betrokken partijen het nadrukkelijk eens. Implementatie van de
adviezen van de Stuurgroep doe je niet zomaar; zwangerschap en geboorte vormen een
complexe wereld. Elk advies biedt meerdere mogelijkheden, kent net zoveel facetten
als een mooie diamant en telt reeksen keuzemogelijkheden. In een wereld van die
complexiteit neem je snel en gemakkelijk minder goede beslissingen. Bovendien gaat
het niet altijd om de beste keuze, want er zijn ook nog aspecten als politiek, belangen,
geld, dogma’s, eigen agenda’s…
Om het zo goed mogelijk te doen vroeg minister Klink aan ZonMw te (laten) beschrijven
welke onderzoeken en deelonderzoeken nodig zijn om uiteindelijk tot een goede
besluitvorming over de adviezen te komen. ZonMw op haar beurt gaf een aantal hoog-
leraren en gerenommeerde onderzoekers opdracht uit te zoeken wat nodig is. Dat
leidde tot het verschijnen van een signalementstudie ‘Zwangerschap en geboorte 2010,
Lijnen in de perinatale sterfte’ van de hand van Gouke Bonsel, Erwin Birnie, Semiha
Denkta, Jashvant Poeran en Eric Steegers. Zij zijn allemaal verbonden aan Erasmus MC
en Universiteit. By the way: van de 109 Rotterdamse hoogleraren zijn er slechts 7 vrouw!
De signalementstudie van de heren staat vol ideeën, suggesties en aannames die aan-
dacht verdienen en onderzocht moeten worden. Er staan ook dingen in die vraagtekens
oproepen. Ik noem er eentje, die staat op blz. 45: “Inmiddels is een keizersnede dermate
veilig en de neonatologische opvang voor een kind zo effectief dat voor veel risico -
situaties het ‘actieve management’ en een vervroegde baring de beste uitkomsten geeft
voor moeder en kind.” Die jongens, denk ik dan, lezen het onderzoek van hun vak-
broeders en –zusters niet! Bovendien doen ze sterk hun best om onderzoek uit de
eerstelijn te negeren, te bagatelliseren of in diskrediet te brengen.
Want dan begint Het Spel! Zaterdag 3 juli jl. kregen Bonsel en Steegers volop de ruimte
in de Volkskrant om te vertellen over hun Signalementstudie (zie hiena). Van de Volkskrant,
toch al niet vies van het verguizen van de eerstelijns verloskunde, mogen deze weten-
schappers alles roepen. Bij de Volkskrant hebben ze nog nooit gehoord van journalistieke
wederhoor! In de signalementstudie is de conclusie nog dat meer onderzoek nodig is,
in het Volkskrant artikel wordt niet meer getwijfeld.
Eigen ideeën en aannames worden nu feiten, de werkelijkheid van de hoogleraren
strookt niet met de waarheid van door onderzoek verkregen kennis. 1700 overleden
baby’s, waarvan 50 baby’s (= 3%) zonder aangeboren afwijkingen en waarvan de bevalling
in de eerstelijn is begonnen (niet genoemd cijfer natuurlijk; 50 staat zo raar naast die
1700!). Maar de eerstelijns geboortezorg ligt wel weer onder vuur! Ra ra, waarom?
Waar leidt dit toe? Tot verlies van vertrouwen in ALLE zorgverleners; met dank aan Steegers,
Bonsel en consorten met hun eigen agenda’s en belangen. Wie kan je als zwangere
vrouw nog vertrouwen als je steeds in de krant leest dat zorgverleners niet goed zouden
functioneren en samenwerken. Angst leidt tot meer stagnatie, minder thuisbevallingen
en een grotere wens om pijnstilling. Want in de kern wordt weer aan de kwaliteit van
de eerstelijns verloskundige zorg getwijfeld, terwijl het over heel andere dingen zou
moeten gaan.
Steegers et al, zij weten heel goed wat ze doen. Maar eigenlijk valt het te beschouwen
als een afgang. Als je op een deze manier je eigen gelijk wil halen, dan is enig medelijden
niet misplaatst. Maar het wordt tijd voor een andere discussie: wat is de werkelijke
waarde van dergelijk onderzoek en van haar onderzoekers? In hoeverre zijn ZonMw en
Erasmus bereid zich te blameren? ■
Wil van Veen
Afgang
11 augustus 2010Begin van de Ramadam
6 september 2010 Platform Internationaal
11 september 2010 Einde van de Ramadan,Suikerfeest
13 september 2010Overleg KringvoorzittersKlankbordgroep prenatalescreening
28 september 2010Platform Klinisch verloskundigenPlatform Internationaal
7 oktober 2010PLAZA
12 oktober 2010 Training ITV
4 november 2010 Training ITV
5 november 2010Klankbordgroep prenatalescreening
19 november 2010 Algemene Ledenvergadering
22 november 2010 Training ITV
6 december 2010Platform Internationaal
7 december 2010Platform Klinisch verloskundigen
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 5
Jaarlijks zouden 550 baby’s onnodig stervenomdat risicofactoren niet tijdig worden opgespoord in het Nederlandse verloskundigesysteem. Dit stellen Bonsel en Steegers in eenartikel in de Volkskrant van zaterdag 3 juli. Zij baseren zich op hun ‘SignalementstudieZwangerschap en Geboorte’ die niet gepubli-ceerd is in een wetenschappelijk tijdschriftmaar alleen in een rapport. Het is voor onssoms onduidelijk waar de onderzoekers zichbaseren op feiten en waar zij hun eigenmening ventileren.
Een aantal zaken vallen onmiddellijk op in het artikel.
Zo zouden in Vlaanderen 550 minder baby’s overlijden.
Hierbij wordt niet vermeld dat in België alleen kinderen
boven 500 gram worden meegeteld. In Nederland zijn in
2007 369 kinderen overleden met een geboortegewicht
onder de 500 gram. Als alleen sterftes van kinderen
boven de 500 gram worden vergeleken is het verschil
tussen Nederland en België dus aanzienlijk minder dan
wordt gesuggereerd.
Sterfte bij bevallingen onder leiding van de verloskundigeVan kinderen zonder aangeboren afwijkingen overlijden
er elk jaar 50 bij bevallingen die onder leiding van de
eerstelijns verloskundige zijn begonnen. Dit is maar een
heel klein deel (3%) van de 1700 baby’s die jaarlijks
overlijden. Wij vinden het daarom wel verwonderlijk dat
bevallingen bij de eerstelijns verloskundige zoveel aandacht
krijgen in het artikel.
Om de uitkomsten van deze bevallingen te beoordelen,
moet je vrouwen bij de eerstelijns verloskundige vergelij-
ken met vrouwen bij de gynaecoloog die geen bekende
risicofactoren hebben. De onderzoekers maken zo’n
vergelijking niet maar stellen in het artikel dat negatieve
uitkomsten bij de verloskundige wijzen op het falen van
de risicoselectie. Ze stellen niet de vraag of zorg door de
gynaecoloog geleverd de uitkomsten verbetert.
Roken is een goed voorbeeld van een belangrijke risico-
factor voor het ongeboren kind. Verloskundigen onder-
steunen vrouwen om te stoppen met roken. En ze zullen
bij zwangeren die roken sneller een echo maken om de
groei te controleren. Maar veel vrouwen stoppen niet en
blijven roken. Wat heeft de gynaecoloog in dit geval
meer te bieden dan de verloskundige? Het gaat erom
slechte uitkomsten zoveel mogelijk te vermijden, niet om
te zorgen dat deze alleen bij de gynaecoloog en niet bij
de verloskundige optreden.
RisicoselectieAl jaren werken zorgverleners met een checklist om te
beslissen welke vrouwen baat hebben bij begeleiding
door de gynaecoloog. Deze verloskundige indicatielijst is
zorgvuldig samengesteld door gynaecologen, verlos -
kundigen, huisartsen en kinderartsen en wordt op dit
moment herzien. Als een vrouw geen risicofactoren heeft
aan het begin van de zwangerschap kunnen deze later
natuurlijk wel optreden. Een verloskundige verwijst haar
op dat moment door naar de gynaecoloog. Door de
indicatielijst te gebruiken zorgen hulpverleners ervoor
dat elke vrouw op elk moment de juiste zorg krijgt.
Deze risicoselectie heeft voordelen. Vrouwen krijgen zorg
van de gynaecoloog als dat zinvol is, maar niet als die
onnodig is. Hierdoor kunnen overbodige ingrepen worden
vermeden; ingrepen die ook (ernstige) bijwerkingen
kunnen hebben.
Wereldwijd neemt bijvoorbeeld de sterfte onder vrouwen
ten gevolge van een ernstige bloeding bij de bevalling
toe. Een toename van het aantal, deels onnodige, keizer-
snedes wordt als een van de oorzaken gezien.
Weinig sterfte bij bevallingen onderleiding van de verloskundigeReactie op artikel in Volkskrant van 3 juli 2010
6 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
TIJDSCHRIFT
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 13:13 Pagina 6
Engeland en Canada hebben zelfs de methode van risico-
selectie van Nederland overgenomen; ook daar krijgen
steeds meer vrouwen zorg van de verloskundige tenzij
begeleiding door de gynaecoloog voordelen biedt.
Ongeveer de helft van alle vrouwen wordt tijdens de
zwangerschap of bevalling verwezen naar de gynaecoloog.
Maar zelfs tijdens de bevalling is dit zelden met spoed.
Als een vrouw pijnbestrijding wil of als de bevalling niet
opschiet, is er meestal tijd genoeg om in het ziekenhuis
te komen. De bevalling verloopt dan niet zo anders dan
wanneer een vrouw van plan was om in het ziekenhuis
te bevallen. En het voordeel van thuis beginnen aan de
bevalling is dat dit de kans op medische ingrepen ver-
mindert.
De risicoselectie door verloskundigen lijkt op die door
huisartsen: zorg in de wijk waar het kan en zorg in het
ziekenhuis waar het moet. Dit sluit ook aan bij het advies
van de Raad voor de Volksgezondheid om gezondheids-
zorg zoveel mogelijk te verlenen dichtbij waar mensen
wonen. En net als huisartsen zijn verloskundigen medisch
opgeleid om zelfstandig te beoordelen of vrouwen
verwezen moeten worden naar het ziekenhuis.
De veiligheid van de thuisbevallingOnze studie, een groot onderzoek naar de thuisbevalling,
wordt in het Volkskrant artikel ter discussie gesteld. In dit
onderzoek werden vrouwen vergeleken die thuis wilden
bevallen met vrouwen die van plan waren in het zieken-
huis te bevallen onder leiding van de verloskundige. In
het Volkskrant artikel wordt gesteld dat deze groepen
teveel van elkaar verschillen en daarom niet met elkaar
vergeleken mogen worden. Vrouwen die thuis wilden
bevallen hadden inderdaad iets betere uitkomsten. Maar
in de analyses is wel degelijk rekening gehouden met die
verschillen bijvoorbeeld in zwangerschapsduur en etnische
afkomst en dan zijn de uitkomsten gelijk: in beide groepen
kwamen babysterfte en opname van de baby op een
intensive care afdeling even weinig voor.
Sommige bevallingen zijn buiten het thuisbevallingen
onderzoek gelaten om verschillen in risico’s tussen de
groepen te vermijden. Aangeboren afwijkingen zaten er
bijvoorbeeld niet in, in tegenstelling tot wat wordt
beweerd in het Volkskrant artikel.
Te vroege geboorten, die de belangrijkste oorzaak zijn
van laag geboortegewicht, zijn ook niet meegenomen in
het thuisbevallingen onderzoek. Volgens het Volkskrant
artikel zouden vroeggeboorten vaak voorkomen bij
bevallingen die door de verloskundige als laag risico zijn
ingeschat. Dit kan niet kloppen. Verloskundigen sturen
elke vrouw die voor 37 weken bevalt zo snel mogelijk
naar een gynaecoloog. Als vrouwen toch thuis bevallen
hebben ze het ziekenhuis niet op tijd kunnen bereiken.
Er zijn gevallen van vroeggeboorte bekend met zeer
goede afloop, juist omdat de verloskundige nog net op
tijd thuis ter plekke kon zijn. Maar uiteraard zijn deze
bevallingen nooit thuis gepland.
Bij 37 weken zou een thuisbevalling onveilig zijn omdat
de babysterfte drie keer zo hoog is als in de 39ste en
40ste week. Dit is niet juist. In ons onderzoek overleden
minder dan vier baby’s per jaar tussen 37 en 38 weken.
En dit risico was gelijk voor bevallingen die thuis of in
het ziekenhuis waren gepland.
Waar het echt om draaitMaar als de risicoselectie deugt, wat kunnen we dan
doen om de babysterfte te verminderen? Terecht gaat
het Volkskrant artikel in op het grote belang van een
gezonde leefstijl en een goede voorbereiding op de
zwangerschap. Vrouwen uit achterstandswijken hebben
vaker complicaties door een combinatie van allerlei
medische en sociale risicofactoren. Het is te simpel om te
veronderstellen dat deze problemen verdwijnen als al
deze vrouwen naar de gynaecoloog worden verwezen.
Er is meer onderzoek nodig naar oorzaken van baby -
sterfte en hoe deze aan te pakken. Dit klinkt natuurlijk
minder daadkrachtig dan roepen dat het mogelijk is om
550 baby’s te redden. Maar het is eerlijker dan zonder
goede argumenten vrouwen bang te maken voor verlos-
kundige hulpverleners.
Dat onderzoek moet vanzelfsprekend door de verschillen-
de beroepsgroepen gezamenlijk worden uitgevoerd en
gesteund. Door minder naar elkaar te wijzen, beter
samen te werken en te beseffen dat het niet gaat om
wie de zorgverlener is, maar dat het gaat om een goede
uitkomst van de zwangerschap, zal de verloskundige
zorg verder kunnen verbeteren. Uiteindelijk staan immers
niet de zorgverleners, maar moeder en kind centraal.
Ank de Jonge,
Verloskundige/ senior onderzoeker, Afdeling Midwifery
Science, AVAG en het EMGO Instituut voor Gezondheid
en Zorg, VUmc.
Jan Nijhuis,
Hoogleraar Obstetrie, Maastricht Universitair Medisch
Centrum
Joris van der Post,
Hoogleraar Verloskunde, Academisch Medisch Centrum,
Amsterdam
Simone Buitendijk,
Hoogleraar Eerstelijns Verloskunde en
Ketenzorg,Academisch Medisch Centrum, Amsterdam;
Hoofd Onderzoeksprogramma Jeugd, TNO Kwaliteit van
Leven ■
7
TIJDSCHRIFT
TvV juli/augustus 2010 • KNOV
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 7
KNOV
Tijdens de Algemene Ledenvergadering (ALV) van 11 juni
jl. trad Sjaak Toet af als voorzitter van de KNOV.
Zes jaar lang was hij voorzitter. Veel is onder zijn bestuur-
lijk leiderschap gerealiseerd. Tijdens de ALV, 's morgens,
's middags tijdens de afscheidsreceptie, waren er lovende
woorden, bedankjes, cadautjes. Sjaak gaf zelf, namens
de Catharina Schraderstichting waarvan hij penning-
meester is ook wat cadeau. De
uit het Fries vertaalde roman
over het leven van Catharina
Schrader van de hand van
Tineke de Jager - van der Zee
werd uitgereikt aan deelnemers
aan de ALV en tijdens de
afscheidsreceptie.
De ALV verkoos Angela
Verbeeten tot zijn opvolger. De
afgelopen drie jaar is Angela als
vice-voorzitter voorbereid op haar taak.
Op de foto overhandigt Sjaak Toet aan Angela Verbeeten
de – net niet zichtbare – voorzitters hamer.
Ook werd een nieuwe vice-voorzitter van de KNOV
gekozen als opvolgster van Angela in het bestuur. Er
was slechts een kandidaat, mevrouw Linda C. Rentes uit
Nieuwerkerk aan de IJssel.
Zij introduceerde zich
via de lancering van een
speciale uitgave van de
LINDA.
Tijdens haar presentatie
vertelde zij dat de prak -
tijk waar zij deel van
uitmaakt ‘Een goed
begin’ heet, zoals ook
het Rapport van de
Stuurgroep Zwangerschap en geboorte heet.
Linda zei: Ik zie het als een uitdaging om de komende
jaren mede vorm te geven aan de verloskunde in Nederland.
Door ons goed te positioneren in verlos kundig Nederland
en de ogen niet te sluiten voor veranderingen kunnen
we een belangrijke bijdrage leveren aan de verloskundige
zorg in Nederland. Belangrijk hierin vind ik dat we de
vrouw en haar naasten een centrale plaats geven.
Samen met drie collega’s werkt Linda in een praktijk die
deels een stadspraktijk (Rotterdam) is, deels een praktijk
in Nieuwerkerk aan de IJssel, van oorsprong een tuinders-
dorp. De praktijk is gevestigd in drie gezondheidscentra,
wat absoluut voordelen biedt door de korte lijnen met
andere gezondheidswerkers in de eerstelijn. ■
8 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Afscheid en welkom
© W
il va
n V
een
©H
enk
van
Ru
iten
bee
k
© W
il va
n V
een
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 8
KNOV
Een nieuwe voorzitter, een nieuwe look op deze pagina, meer dan een nieuwe
foto met een ander gezicht. Ik ben voor u natuurlijk helemaal geen nieuw
gezicht. Graag lever ik in mijn eerste voorzitterscolumn een bijdrage aan de
dialoog over de aanbevelingen van de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte.
Doet u mee op het KNOV-forum?
De klant staat centraal en er is een goede samenwerking tussen zorgverleners.
Dat is het doel van de stuurgroep Zwangerschap en Geboorte. U doet dat al in
uw praktijk, in uw ziekenhuis en in uw regio, coöperatie, netwerk of verloskundig
samenwerkingsverband?
Prachtig!
Of gelooft u niet zo in deze kreten?
Het is goed zoals het altijd ging en er hoeft niets te veranderen, in elk geval niet
in uw praktijk of ziekenhuis. De KNOV moet er maar voor zorgen dat de andere
zorgverleners rond de zwangere en barende vrouw betere zorg leveren, de thuis-
bevalling behouden blijft en dan komt het wel goed met de babysterfte. Het is
dan wel jammer dat u het woord samen nog veel gaat tegenkomen op deze
plaats.
Het is voor mij wel de vraag wat ‘samen’ inhoudt. Samen zorgen voor moeders
en baby’s willen we wel, maar samen besluiten nemen, blijkt lastig. Al snel valt
de bewering dat er maar één kapitein op het schip kan zijn. Blijkbaar is het
schip een metafoor voor ‘de verloskunde’.
Zelf zie ik de verloskunde als een vloot. Aan boord van elk schip worden cliënten
of patiënten goed verzorgd. Er zijn kleine, maar stabiele bootjes als metafoor
voor de eerstelijns praktijk. Zij kunnen snel bij de cliënt zijn voor goede, veilige
zorg en de kraamverzorgende stapt aan boord als de bevalling zich aandient.
De lijnen zijn kort en de wensen van de cliënt worden gemakkelijk gehonoreerd.
Er zijn ook bootjes die staan voor andere spelers in de eerstelijns zorg: de huis-
arts, de cursusleidster, de bekkentherapeut, de jeugdhulpverlener en noem maar
op. Soms sluiten kleine bootjes zich aaneen om samen een zichtbaarder koers
te varen: de eerstelijns coöperatie, het gezondheidscentrum of het centrum voor
Jeugd en Gezin. De grote boten in de vloot staan natuurlijk voor de verschillende
ziekenhuizen en de oceaanstomer is het universitair medisch centrum. De kleine
bootjes moeten goed laveren om de cliënt door haar zwangerschap te begeleiden
en indien gewenst of uit noodzaak veilig aan boord van het grote schip te krijgen.
En natuurlijk geldt hetzelfde voor het verkeer tussen de grote boten onderling.
Met goed gezamenlijk beleid moet dat allemaal prima lukken. Is het een
probleem dat er meerdere kapiteins zijn? Welnee! Als de kapiteins de koers van
hun boten ondergeschikt maken aan de belangen van de moeders aan dek zullen
we een veilige vloot vormen. De admiraliteit van de vloot (het nog op te richten
College Perinatale Zorg?) doen we samen. Met vereende krachten kunnen we
de woelige baren wel aan! Vaart u ook mee? ■
Angela Verbeeten,
Voozitter KNOV
Samen
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 9
14 december 2010Cursus kringbestuurders
19-23 juni 2011ICM congres – Durban
Kijk voor meer informatie in de rubriek Congres en Cursusachter in dit tijdschrift of opwww.kennispoort-verloskunde.nl
Vervolg agenda
© R
on
Mo
es, N
ijmeg
en
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 9
De helden van Den HelderRob, neonatologieverpleegkundige, volgde
naast zijn werk de opleiding tot Basic Life
Support-instructeur. Nu traint hij alle mede-
werkers – ook niet-verpleeg kundigen – in hart-
massage en mond-op-mond beademing.
Ook in eigen reanimatiekennis is Rob niet stil
blijven staan: hij specialiseerde zich in reanimatie
van vroeggeborenen.
KLINISCH VERLOSKUNDIGE (m/v) 32 - 36 uur
Zoals Rob zijn er nog 949 helden in ons ziekenhuis. Mensen die graag meer van hun werk maken, die geen
genoegen nemen met routine. Het Gemini biedt ze de ruimte. En kán dat ook: als middelgroot ziekenhuis is onze
organisatie overzichtelijk en toegankelijk genoeg om persoonlijke initiatieven naar waarde te kunnen schatten.
Het prettige Helderse woonklimaat werkt daarbij alleen maar stimulerend: met de ontspanning van zon, zee en
strand bij de hand ontstaan de meest verfrissende ideeën. Ook wonen in de rustige Kop van Noord-Holland en
werken in een collegiale sfeer? Ook deel uitmaken van een organisatie met oog voor kwaliteit – we zijn NIAZ
geaccrediteerd – en ruimte voor jouw ideeën?
Voor de afdeling Obstetrie & Gynaecologie zoeken we een nieuwe ‘held van Den Helder’.
DE FUNCTIE Je verricht werkzaamheden als klinisch verloskundige in loondienst. Je werkt in de verloskamer, op de
polikliniek en op de kraamafdeling. Je levert kwalitatief hoogstaande verloskundige zorg op tweedelijns niveau,
zowel aan prenatale en natale als aan postnatale patiënten.
DE EISEN Voor deze functie dien je te beschikken over het diploma Verloskundige, bij voorkeur aangevuld met
het certificaat voor de Opleiding Klinisch Verloskundige of je bent bereid deze opleiding op termijn te volgen.
Daarnaast ben je BIG-geregistreerd. Wij zijn op zoek naar een gemotiveerde en enthousiaste collega met een
actieve werkhouding en goede sociale en communicatieve vaardigheden. Je bent in staat zowel zelfstandig
als in teamverband en in samenwerking met overige disciplines binnen het ziekenhuis te werken. Collegialiteit,
flexibiliteit en een servicegerichte instelling zijn belangrijke eigenschappen.
DE ARBEIDSVOORWAARDEN Het salaris is conform de CAO Ziekenhuizen en is mede afhankelijk van kennis en/of
ervaring. We vullen het aan met een prima pakket secundaire arbeidsvoorwaarden.
DE BRIEF Geïnteresseerd? Stuur je schriftelijke sollicitatie (met vacaturenummer 2010.041) binnen veertien
dagen aan het Gemini Ziekenhuis, dienst Personeel en Organisatie, Postbus 750, 1780 AT Den Helder of per e-mail
[email protected]. Eerst meer weten? Bel met Ank Huiberts, afdelingshoofd 5 Noord, telefoon
(0223) 69 69 69.
MEER INFORMATIE over onze instelling op www.gemini-ziekenhuis.nl. Kijk voor wonen en werken in Den Helder op
www.denhelderonline.nl
Acquisitie wordt niet op prijs gesteld.
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 10
Tijdens de Algemene Ledenvergadering van 11 juni jl. koos de ALV een nieuwe voorzittervan de KNOV, de belangenbehartiger voorbijna 3000 verloskundigen in Nederland. Hetwerd Angela Verbeeten (geboren op 30 april1961) die als eerstelijns verloskundige al twintig jaar actief is in Nijmegen. Het was een unanieme keuze. Zij heeft bestuurlijkeervaring opgedaan als vicevoorzitter bij deKNOV en als bestuurslid bij de stichting STBN,de stichting Preconceptie zorg Nederland, destichting Prenatale Screening Nijmegen en deCoöperatieve Verloskundigen Nijmegen e.o. Zij heeft een voortrekkersrol vervuld bij deorganisatie en uitvoering van prenatale screening in de eerstelijns verloskunde.
Angela is moeder, verloskundige en bestuurder. In die
volgorde! Thuis heeft de eerste plaats, “want daar
komen mijn inspiratie en motivatie vandaan”, zo begint
zij het gesprek. ”Ik ben eerst moeder geworden. Dat
moederschap inspireerde mij uiteindelijk om verloskundige
te worden. Ik was werkloos docent beeldende vorming –
toen ik afstudeerde was er geen baan te vinden.”
Mama AngelaAngela was 21 jaar toen zij voor het eerst moeder werd,
van Merlijn. “Tot die tijd was het de bekende zoektocht
naar ‘wie ben ik?’, ‘wat wil ik?’. Maar met de geboorte
van mijn eerste kind viel alles min of meer op zijn plek. Ik
ben moeder, bedacht ik, en ondanks het feit dat ik nooit
echt voltijds moeder geweest ben, - ik ging uiteindelijk
weer studeren en nu aan de verloskunde academie in
Heerlen -, heeft het moederschap met de zorg voor man
en kinderen altijd op de eerste plaats gestaan.”
Angela was in 1987 26 jaar en de eerste vrouw met
kinderen op de academie in Heerlen. “Het moeder
worden heeft van mij uiteindelijk een verloskundige
gemaakt.” Door de week was zij daar intern, in het
weekend kwamen man Frank en kinderen haar vaak
opzoeken en verbleven op de academie. “Heerlen was
een inservice-opleiding en ik deed veel diensten in het
weekend. Die waren relatief rustiger en zo had ik ook
wat tijd voor man en kinderen. Voor de kinderen was het
vooral zomers heerlijk met dat zwembad, en
ook gedurende de rest van het jaar, want mijn collega
studenten verwenden en vertroetelden die twee jongens
mateloos door naar de speeltuin te gaan en meer van die
dingen.”
Haar partner Frank, kunstenaar en toen docent, steunde
haar in haar keuze voor de opleiding - ‘moet je doen‘- ,
alsook in de zorg voor de kinderen in de dagen dat
Angela in Heerlen zat. “Het eerste half jaar was heel erg
zoeken, voor Frank en voor mij, zoeken in de zin van ‘hoe
regel je dit?’ maar toen het eenmaal liep, vloog de tijd.”
Na drie jaar was Angela verloskundige, ging aan het
werk en Frank kreeg tijd en ruimte voor zijn eigen
ontwikkeling tot zelfstandig kunstenaar. Een jaar later
werd Tamar geboren, een dochter en hun derde kind.
Verloskundige Angela“In de verloskunde ligt mijn passie. De keuze voor het
vak is op verschillende manieren beïnvloed. Zo wilde ik
mijn eigen brood kunnen verdienen en had ik geen
behoefte aan nog een beroep dat in werkloosheid zou
eindigen.”
In de verloskunde waren toen steeds groter worden
tekorten, dus dat was een optie. Ook het werken met
mensen en de grote mate van zelfstandigheid in beslissen
en handelen waren zaken die haar aanspraken. “Wat
me vooral ook fascineerde was het partnership dat je
als verloskundige aangaat met een zwangere om de
zwangerschap en de baring samen tot een goed einde te
brengen.” Angela werkte op veel verschillende plaatsen,
maar altijd in de eerstelijn. Haar eerste baan was in loon-
dienst van een ziekenhuis, “maar ik deed de thuisbeval-
lingen.” Na zes jaar werd het een periode van waar -
neming, vooral bij vriendinnen die nu zwanger werden
en die in hun praktijk handen tekort kwamen. Drie jaar
later vroeg de ‘praktijk om de hoek’ of zij geen maat
wilde worden? Toen ik daar kwam, begonnen we net
met echo’s maken. Ik ben toen de basisopleiding gaan
doen en vervolgens kwam de prenatale screening als
issue tevoorschijn. Ik was eerst tegen die 20 wekenecho,
maar zag binnen de kring al snel in dat die ontwikkeling
niet te stoppen was en ja, dan was het maar beter om
KNOV
Wil van Veen
Wil van Veen is hoofdredacteur van dit tijdschrift
Moeder, verloskundige, voorzitter. In die volgorde!
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 11
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 11
die in de eerstelijn te houden, want wie zou dat beter
kunnen doen dan de verloskundige? Van tegenstander
werd ik aanjager. We zijn toen in 2005 een eigen oplei-
ding gestart met Fontijn en STBN. Wat later startte de
KNOV de stuurgroep prenatale screening en werd ik
gevraagd om deel te nemen in die werkgroep. Nog iets
later werd ik gevraagd voor een bestuursfunctie binnen
STBN.
In Nijmegen waren we inmiddels begonnen met de opzet
van een echocentrum voor prenatale screening en kregen
we er een baan bij. Naast verloskundige werden een
aantal collega’s en ik ook echoscopiste.”
Voor Angela geldt dat het daarmee nog niet ophield:
ze werd vice-voorzitter van de KNOV. “Nee hoor, ik zie
mezelf zeker niet als een work -
aholic. Ik doe een dag spreek-
uur, een dag dienst, een dag
echo, een dag bestuur, nou
ja en die vijfde dag is voor
de losse eindjes… Vroeger
werkte ik vier dagen in
de praktijk. Ik ben
een dag minder
gaan werken toen
ik echo’s ging
maken, met de
KNOV erbij
werd het nog
een dag
minder.”
Voorzitter AngelaAngela Verbeeten volgt Sjaak Toet op, die na een voor -
zittersperiode van zes jaar de voorzittershamer aan haar
overdraagt. “Ik ben een teamspeler, niet de grote roer-
ganger met verloskunde als ‘passie’. Ik leg mijn passie
allereerst bij de moeders.”
Ze wordt het gezicht naar buiten. “Dat is eigenlijk de
grootste verandering, maar weet wel: het gaat uiteinde-
lijk niet om mijn gezicht. De verloskundige en de verlos-
kundige beroepsgroep moeten meer gezien worden,
haar stem moet gehoord worden.”
Er kwamen in de laatste tien jaar steeds meer ontwikke-
lingen af op het verloskundige beroep en het zal nu niet
stoppen. “Ons vak is daardoor aan verandering onder -
hevig, mede onder invloed van de andere spelers in het
veld. Onze onderlinge visies mogen soms sterk verschillen,
we mogen nooit vergeten dat wij wel hetzelfde doel
voor ogen hebben. Daarin treffen we elkaar: de zorg
voor moeder en kind.”
Je ziet het percentage thuisbevallingen steeds verder
dalen. “Voor mij staat de vraag centraal: hoe houden wij
de keuzevrijheid van de vrouw in stand. Thuisbevalling is
een keuze. Dat die daalt is niet louter het gevolg van de
keuze van de vrouw voor wat anders. Willen we het tij
keren, dan zullen we ons daar eerst bewust van moeten
zijn.”
Bij alle nieuwe ontwikkelingen geldt hetzelfde: hoe groter
de club is waarmee je het samen doet, zoveel te sterker
sta je in je schoenen. Een sterke positie van verloskundigen
en een optimale samenwerking tussen alle zorgverleners
is noodzakelijk, thuis en in het ziekenhuis, om onze doelen
te bereiken.
“Ik wil mij als voorzitter van de KNOV met name inzetten
voor het centraal stellen van moeder en kind in de verlos-
kundige zorg en het behouden van de keuzevrijheid voor
aanstaande ouders.” Voor de komende periode zijn de
uitvoering van de adviezen van de Stuurgroep
Zwangerschap en Geboorte en de rol van de verloskundige
daarin een grote uitdaging voor de KNOV. “Maar veran-
deringen moeten wel onderbouwd zijn.”
Wat Angela het meest verbaasd heeft in zichzelf is “dat
ik altijd dacht dat ik me het liefst vastbeet in één onder-
werp. Maar dat blijkt niet zo te zijn: ik kan meerdere
ballen tegelijk in de lucht houden. Die ontdekking was
een mooie nieuwe ervaring. Ik ben blij dat ik dit een
aantal jaren mag doen.” ■
KNOV
TvV juli/augustus 2010 • KNOV12
© R
on
Mo
es, N
ijmeg
en
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 12
De patiëntveiligheidskaart is een initiatief van het NPCF,
de overkoepelende organisatie van patiëntenverenigingen.
Een aantal jaren geleden heeft de NPCF een kaart ont-
wikkeld waarmee zij patiënten in ziekenhuizen wil
attenderen op onveilige situaties. Op de kaart worden
situaties verbeeld die zich voordoen in ziekenhuizen en
die de gezondheid van de patiënt kunnen schaden. In
een toelichtende tekst wordt duidelijk gemaakt welke
rol de patiënt zelf kan spelen om deze onveilige situaties
te voorkomen.
De NPCF gaat nu voor patiënten en cliënten in de eerste-
lijns zorg ook dergelijke kaarten maken. De cliënten van
de verloskundige zijn daarbij het eerst aan de beurt. In
overleg met de KNOV is er voor gekozen om in eerste
instantie te focussen op signalen en symptomen die
op mogelijke zwangerschapscomplicaties wijzen.
Het is de bedoeling dat wanneer een cliënt een dergelijk
symptoom bij zichzelf herkent dat zij dan contact
opneemt met haar verloskundige. Zo belt de cliënt tijdig
en kan er onderzocht worden of er sprake is van een
situatie die meer zorg behoeft.
Op de thema-avonden in dit voorjaar is een conceptkaart
aan de deelnemende verloskundigen voorgelegd.
De reacties van verloskundigen liepen uiteen van:
‘goed initiatief, je geeft de cliënt de regie en eigen
verantwoordelijkheid’, via:
‘het communiceert een heldere boodschap’ tot:
‘vreselijk, kinderachtig, onrustgevend’.
Naar aanleiding van de opmerkingen en suggesties van
verloskundigen zijn de teksten en illustraties aangepast.
De kaart is nu definitief en beschikbaar via de website
www.mijnzorgveilig.nl. U vindt de kaart door te klikken
op ‘ik ben een zorgverlener’, en vervolgens op ‘verlos-
kundige’. U kunt de kaart bewerken, dat wil zeggen
illustraties verplaatsen, toevoegen en teksten aanpassen.
Het is de bedoeling dat als u de kaart uitreikt deze
mondeling toelicht. U kunt daarnaast de kaart ook op
uw website plaatsen. ■
KNOV
Wilma van Driel
Wilma van Driel is beleidsmedewerker KNOV
Neem direct contact op met je verloskundige bij de volgendesignalen:
Ben je ongerust? Bespreek je zorgenmet je verloskundige.
Bij vaginaal bloedverlies
Bij hoofdpijn, sterretjes zien, braken,pijn in bovenbuik of bovenrug
Bij minder bewegingen van je kind dananders
Nog geen 37 weken zwanger enbuikpijn of rugpijn die komt en gaat
Bij vruchtwaterverlies
Neem direct contact op met je verloskundige bij de volgendesignalen:
Ben je ongerust? Bespreek je zorgenmet je verloskundige.
Bij vaginaal bloedverlies
Bij hoofdpijn, sterretjes zien, braken,pijn in bovenbuik of bovenrug
Bij minder bewegingen van je kind dananders
Nog geen 37 weken zwanger enbuikpijn of rugpijn die komt en gaat
Bij vruchtwaterverlies
Bespreek je zorgen over je gezondheid of jekind met de verloskundige. Ongerustheid isaltijd een reden om te bellen. Als je de uitleg ofinformatie niet begrijpt, zeg dit dan tegen deverloskundige. Vraag zo nodig om extra tijd in teplannen wanneer je een afspraak maakt.
Heb je vaginaal bloedverlies, bewaar je slipje ofinlegkruisje en neem contact op met jeverloskundige.
Ben je meer dan 20 weken zwanger en heb jelast van één of meer van de volgende signalen:hoofdpijn, sterretjes zien, braken, gevoel vanstrakke band om hoofd of bovenbuik, pijn in debovenbuik of tussen schouderbladen, plotselingvocht vasthouden in gezicht, handen of voeten.Neem dan contact op met je verloskundige.
Ben je 26 of meer weken zwanger en voel je jekind minder bewegen dan je gewend bent?Neem dan contact op met je verloskundige.
Ben je nog geen 37 weken zwanger en heb jebuikpijn of rugpijn dat met een bepaalderegelmaat komt en gaat? Neem dan contact opmet je verloskundige.
Wanneer de vliezen breken, merk je dat jeopeens vaginaal vocht verliest. Het kan eenplons vocht zijn, maar je kan ook kleine beetjesvocht verliezen. Vaak is vruchtwater helder en kleurloos. Soms heeft het een gele, groene ofbruine kleur. Probeer wat vruchtwater op tevangen en bewaar het voor de verloskundige.Neem contact op met je verloskundige.
Deze patiëntveiligheidskaart is tot stand gekomen in samenwerking met deNederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) en de KoninklijkeNederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV).
undefinedDeze patiëntveiligheidskaart is gemaakt op www.mijnzorgveilig.nl, een initiatief van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF).
Veilige zorg, wat kan de cliënt doen?
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 13
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 13
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 14
De eerste herregistratie in het kwaliteitsregisterkomt er aan! Aan de KNOV-medewerkers vanhet kwaliteitsregister worden regelmatig vragengesteld over het registeren van activiteiten die(achteraf) niet geaccrediteerd blijken te zijn.
Vraag van een verloskundigeIk ben vrij actief op allerlei terreinen. Ik doe aan nascholing,
train regelmatig in reanimeren, neem deel aan het VSV.
Nu kom ik er achter dat deze activiteiten alleen mee -
tellen wanneer deze zijn geaccrediteerd. Ik denk dat dit
voor een aantal activiteiten, bijvoorbeeld het VSV-overleg,
maar ook een reanimatietraining in het ziekenhuis, niet is
aangevraagd. Ook heb ik niet alle notulen bewaard. Van
de reanimatietraining heb ik geen bewijs van deelname.
In mei 2011 loopt mijn eerste registratietermijn af en
volgens mij heb ik dan niet genoeg punten. Wat kan ik
hier aan doen?
Antwoord van de KNOVAls eerste is het raadzaam om na te gaan of uw vermoe-
den klopt en of uw activiteiten inderdaad niet geaccredi-
teerd zijn. Dit kunt u het beste navragen bij degene die
de bijeenkomsten meestal organiseert. Bij diegene kunt u
ook eventuele ontbrekende notulen of presentielijsten
opvragen.
Activiteiten, die niet zijn geaccrediteerd, kunnen niet
meetellen voor het kwaliteitsregister. De reden hiervoor
is dat activiteiten aan kwaliteitscriteria moeten voldoen.
Met deze kwaliteitscriteria verwachten we dat deze
activiteiten effect hebben op de deskundigheid van zorg-
verleners. Wanneer er activiteiten zijn waarvoor (nog)
geen accreditatie is aangevraagd dan kan dit alsnog.
Hoe u accreditatie aan kunt vragen, leest u verderop.
Wanneer uw activiteiten niet voor accreditatie in aan -
merking komen heeft u inderdaad een probleem. In dat
geval kunt u samen met andere verloskundigen nieuwe
overlegvormen opzetten die voldoen aan de geldende
criteria. U kunt ook op zoek gaan naar een externe
toetsgroep- of gespreksleider.
Daarnaast kunt u deelnemen aan een bijeenkomst
‘Leren Reflecteren’. Deze bijeenkomsten organiseert
de KNOV dit najaar op 7 oktober en 9 november
speciaal voor verloskundigen die een dreigend
tekort aan MIO-uren hebben. Tijdens de bijeen-
komst doet u aan methodisch intercollegiaal over-
leg (MIO) en doet u tegelijkertijd kennis en ervaring
op met andere methodieken van MIO.
Accreditatie aanvragen voor MIOVoor het aanvragen voor accreditatie voor MIO kunt u
een aanvraagformulier downloaden van de website. Dit
formulier moet ingevuld en, voorzien van een recent
verslag, worden gestuurd naar de accreditatiecommissie.
Digitaal accreditatie aanvragen kan ook via
www.knov.nl/voor-verloskundigen/kwaliteitsverbetering-
in-de-verloskundige-praktijk/kwaliteitsregister-verlos -
kundigen/accreditatie-van-methodisch-intercollegiaal-
overleg/. De afhandeling van aanvragen voor accreditatie
gebeurt kosteloos. Wanneer de accreditatiecommissie de
accreditatie toekent, is deze vervolgens drie jaar geldig.
KNOV
Maudy Dettingmeijer
Maudy Dettingmeijer is beleidsmedewerker bij de KNOV
Om voor accreditatie in aanmerking te komen moet
het MIO aan een aantal criteria voldoen:
Er is sprake van een duidelijke reflectie op eigen
handelen.
Dit eigen handelen wordt afgezet tegen criteria van
goede zorg of van wenselijk beleid op basis van
objectieve gegevens, bijvoorbeeld een standaard of
standpunt.
Op basis van deze vergelijking worden er in het
overleg afspraken gemaakt over een gezamenlijk
beleid.
Er is expliciet een moment van evaluatie. Hierin
wordt het beleid tegen het licht gehouden en
gekeken wat hiervan in de praktijk is terecht -
gekomen. Wanneer blijkt dat de afspraken in de
praktijk niet goed werkbaar zijn volgt bijstelling
Er wordt een verslag van de bijeenkomst gemaakt
waaruit blijkt dat bovenstaande criteria van toe -
passing zijn. De accreditatiecommissie heeft een
voorbeeld verslagformulier opgesteld, dit kunt u
downloaden van de wegsite van de KNOV.
Criteria voor accreditatie MIO
Herregistratie KwaliteitsregisterDe noodzaak van geaccrediteerde activiteiten
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 15
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 15
KNOV
16 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Wanneer? 7 oktober of 9 november 2010,
van 9.00 tot 17.30 uur
Waar? Domus Medica Utrecht
Kosten? Afhankelijk van het aantal
deelnemers; maximaal € 150,-
Voor wie?Verloskundigen die staan geregistreerd in het
Kwaliteitsregister Verloskundigen én voorzien
dat zij de norm voor MIO (methodisch intercolle-
giaal overleg) niet halen voor de her registratie,
kunnen door deelname aan de bijeenkomst
‘Leren Reflecteren’ op efficiënte wijze hun
tekort aan MIO-uren aanvullen. Accreditatie is
aangevraagd voor 8 uur MIO.
Inhoud workshopsAan de hand van een voorbereidende opdracht
worden drie verschillende workshops gevolgd. De
workshops worden geleid door ervaren trainers.
Casuïstiekbespreking
Aan de hand van casussen - vergelijkbare erva-
ringen van de deelnemers - wordt een praktijk-
probleem besproken. Dit kan gaan over een
casus die bij de klachtencommissie is binnen -
gekomen. Bijvoorbeeld over problematische
verwijzing naar het ziekenhuis. Iedereen heeft
misschien iets anders gehandeld. Het doel van de
bespreking is om te komen tot de beste manier
van omgaan met een dergelijk probleem in de
toekomst.
Intervisie
Wil je groeien in je vak, reflecteren op je functio-
neren en je toekomst? Stel je je open voor het
analyserende oog van vakgenoten? Dan is
intervisie een goed gereedschap om je te ont-
wikkelen. Bij een intervisiebijeenkomst legt een
collega de groep een situatie uit haar eigen prak-
tijk voor. De groep denkt mee met de casus en
probeert de inbrenger te helpen met het krijgen
van inzicht in haar persoonlijk functioneren.
Ethische reflectie
Wat jou raakt, kun je niet altijd naast je neer
leggen. Misschien heb je een heel andere opvat-
ting dan jouw cliënt over bijvoorbeeld abortus
of het vervolg van de behandeling. Hoe ga je
hiermee om als professional? Je leert stappen-
plannen en ethische theorieën gebruiken als
hulpmiddel bij het nadenken over dergelijke
ethische problemen. Zo kom je tot inzicht en
eventueel een afgewogen beslissing.
Aanmelden
Aanmelden kan tot 30 augustus 2010 bij
Ingrid Buiten: [email protected].
Vermeld in de mail uw voornaam, achternaam,
voorletters, adres, postcode, plaats en telefoon-
nummer.
Leren ReflecterenAankondiging bijeenkomst
© H
enk
van
Ru
iten
bee
k
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 16
KNOV
Eventueel kan de accreditatiecommissie met terug -
werkende kracht accreditatie verlenen, bijvoorbeeld voor
het jaar dat aan de accreditatie-aanvraag vooraf gaat.
Om hiervoor in aanmerking te komen moet de aanvraag
zowel een recent verslag als een verslag van eerdere
datum (de datum waarop de accreditatie bij voorkeur
moet ingaan) bevatten.
Een enkele keer blijkt uit de aanvragen voor accreditatie
dat het overleg (nog) niet geheel aan de gestelde criteria
voldoet. In die gevallen wordt een voorlopige accreditatie
verleend met het verzoek om op enkele punten het
overleg aan te passen conform de accreditatiecriteria.
De voorlopige accreditatie is een jaar geldig, waarna
opnieuw accreditatie moet worden aangevraagd.
Regulier overlegAlleen bijeenkomsten die een aanvulling zijn op de
reguliere overlegvormen zoals maatschapsoverleg of
kringvergaderingen komen in aanmerking voor accreditatie.
Het reguliere overleg komt niet in aanmerking voor
accreditatie. Een uitzondering hierop is wanneer u kunt
aantonen dat het overleg of een afgebakend deel er van
inhoudelijk is en voldoet aan de criteria voor de MIO.
Vaardigheidstrainingen spoedeisende handelingenOok trainingen die door kringen of ziekenhuizen worden
georganiseerd, kunnen in aanmerking komen voor
accreditatie. Hiervoor moet u het formulier “accreditatie
van deskundigheidsbevordering” gebruiken (zie
www.knov.nl/voor-verloskundigen/kwaliteitsverbetering-
in-de-verloskundige-praktijk/kwaliteitsregister-verlos -
kundigen/accreditatie-van-scholingsactiviteiten/).
Er zijn criteria voor accreditatie van dit soort trainingen
voor de inhoud en het niveau, de onderwijskundige
opzet en op de uitvoering er van. Onderwerp en leer -
doelen zijn gericht op het realiseren van de kennis,
vaardigheden of attitude zoals beschreven in het vigerende
beroepsprofiel voor de eerstelijns verloskundige of het
functieprofiel van de klinisch verloskundige. Daarnaast
sluit de inhoud aan bij de actuele opvattingen over
spoedeisend verloskundig handelen en de door de KNOV
erkende (inter-)nationale standpunten, standaarden en/of
richtlijnen, zoals bijvoorbeeld het Standpunt reanimatie
pasgeborene KNOV. ■
17TvV juli/augustus 2010 • KNOV
De 2½ jarigeuniversitaire deeltijdopleiding tot
Master of ScienceVerloskunde (MSc/Drs)
academische vorming enwetenschappelijke scholing met een focus op het wetenschapsdomein Verloskunde
Start nieuwe eerste jaar 1 september 2010
Locatie: AMC
Voor contact,voorlichtingsdata, informatie enaanmelding:
www.amc.nl/masterverloskunde
UVA UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
R E G I S T E R E D M I D W I V E S
At Counties Manukau District Health Board we offer a full scope of practice – allowing you the autonomy to make decisions. Our midwives work in partnership with the women and their families/whanau. We provide midwifery care that recognises, values and respects the uniqueness of the individual. You will be part of a great team environment, working in a vibrant and culturally diverse community, with fl exible hours and a real family focus. And, as a teaching hospital we can offer you the professional and personal development you deserve!At Counties Manukau District Health Board we know your career is not just the job you do, which is why we offer so much more! Interested? Send your expression of interest to [email protected] can also visit www.deliveringfutures.co.nz for more online information.
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 17
www.westfriesgasthuis.nl
Het Westfriesgasthuis in Hoorn is het op-
leidingsziekenhuis voor de regio West-
Friesland. De medische staf bestaat uit
ongeveer 120 leden en behalve cardio-
chirurgie zijn alle specialismen vertegen-
woordigd.
Eind 2003 is een modern en architecto-
nisch fraai ziekenhuis in gebruik genomen.
Eind 2013 wordt de laatste fase nieuwbouw
afgerond. Het is een innovatief ziekenhuis.
Dit blijkt onder meer uit deelname aan het
project Sneller Beter pijler 3 en het eigen
Westfriesgasthuis Educatieprogramma
Nieuwe medisch Specialisten (WENS).
Sinds 2004 zijn opleidingen erkend voor
de anesthesiologie, cardiologie, chirurgie,
interne geneeskunde, KNO en oogheel-
kunde. Het Westfriesgasthuis werkt als
geïnte greerd medisch specialistisch bedrijf
met managementparticipatie van medisch
specialisten. Het Westfriesgasthuis heeft
een volledig elektronisch patiënten dos-
sier.
Sinds 2005 is het ziekenhuis volledig NIAZ
geaccrediteerd.
Algemene informatie De afdeling Obstetrie/Gynaecologie bevindt zich op de 4e etage in de oudbouw. Binnen de afdeling bevinden zich de specialismen gynaecologie en obstetrie/kraam. Vrijwel alle verpleegkundigen rouleren tussen beide units. De verloskun-digen zijn werkzaam in de kliniek Verloskunde. Zij werken onder de professionele verantwoordelijkheid van de Vakgroep Gynaecologen. Het verloskundig team zorgt voor een 24-uurs bezetting.In de toekomst gaat de afdeling verhuizen naar de nieuwbouw. De visie van het ziekenhuis is gericht op kraamsuites, die onderdeel worden van een vrouw/kind-centrum.
Functie-inhoud Uw werkzaamheden bestaan uit het bewaken van de patiënten met een medi-sche indicatie in partu en het verlenen van hulp tijdens de prenatale, natale en postnatale periode onder de verantwoordelijkheid van de gynaecoloog. U draagt zorg voor een verdere ontwikkeling van de verloskundige zorg binnen de kliniek in samenwerking met de gynaecologen en collega-verloskundigen. U begeleidt co-assistenten gedurende hun stage op de afdeling.
Wij vragenU bent in het bezit van het diploma verloskundige en staat ingeschreven in het BIG-register. Het diploma klinisch verloskundige strekt tot aanbeveling, anders de bereidheid deze opleiding te volgen. Het is belangrijk dat u zelfstandig in een multidisciplinair team kan functioneren. U beschikt over didactische vaardighe-den en volgt de ontwikkelingen binnen uw vakgebied.
Wij biedenEen klein goed samenwerkend team, waarin collegialiteit hoog staat aange-schreven. We houden ons bezig met kwaliteitsverbetering middels NIAZ en pro-jecten Werkt aan Beter. Zowel het medisch als verpleegkundige dossier is gedi-gitaliseerd middels een EPD. Het salaris is conform functiegroep 60 (minimaal € 2.556,00 en maximaal € 3.984,00 bruto per maand op fulltime basis). De CAO-Ziekenhuizen is van toepassing.
Inlichtingen Inlichtingen over deze vacature kunnen worden ingewonnen bij mevrouw C. de Ridder, unithoofd Verloskunde/Gynaecologie via telefoonnummer 0229-208348.
SolliciterenIndien uw belangstelling is gewekt dan ontvangen wij uw sollicitatie bij voorkeur via het online sollicitatie formulier op de website www.westfriesgasthuis.nl. Uw sollicitatie dient vóór 20 juli 2010 binnen te zijn.
Ten behoeve van de afdeling Obstetrie/Gynaecologie ontstaat per direct een vacature voor de functie van
Acquisitie naar aanleiding van deze
advertentie wordt niet op prijs gesteld.
2 klinischverloskundigen
Voor gemiddeld 24 tot 32 uur per week, onbepaalde tijd
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 18
het bevalcentrumWeet u het? Mij is nog steeds niet duidelijk wat DE filosofie achter het beval -
centrum is. Waarom zou dit moeten, nodig zijn, nuttig zijn? De motieven die
leiden tot de oprichting van steeds meer bevalcentra zijn voor mij onvoldoende
helder. Feitelijk zou het in ieder geval voor alle betrokken spelers, glashelder
moeten zijn, zodat een ieder, maar vooral ook verloskundigen, objectief kunnen
bepalen of zij met deze ontwikkeling mee willen gaan of niet. De term ‘beval-
centrum’ wordt bovendien op verschillende manieren ingezet. Er zijn varianten
op het thema, er is geen eenduidige definitie.
In Amsterdam staat Bevalcentrum-West. Dat is opgericht in een poging de thuis-
bevalling te bewaren en vooral vrouwen trekken die anders poliklinisch zouden
bevallen. De vraag is echter of het ook echt zo werkt. Want dat weten we niet.
Het zou immers ook kunnen dat juist vrouwen, die thuis zouden willen bevallen,
naar het bevalcentrum zijn overgestapt zeker door alle, voortdurende, gedoe rond
de veiligheid van ons verloskundige systeem en de steeds aggressievere herrie in de
media daar omheen. Ik hoor van heel veel verloskundigen dat dat vrouwen steeds
angstiger maakt, voor ons hele systeem, maar vooral voor de thuisbevalling. En
de cijfers zijn er ook naar: het thuisbevallingspercentage is in 2009 gedaald tot
een recordlaagte van 23,9%; 4,5 punt lager dan twee jaar daarvoor! De grootste
daling in twintig jaar!
WETENSCHAP
Even aandacht voor …
Ik kan me daarom voorstellen dat vrouwen liever kiezen voor de verplaatste thuisbevalling in een bevalcentrum, dat toch
iets ‘dichter bij haarzelf’ ligt dan de polikliniek. Waar ik echter een beetje bang voor ben, is dat - als we niet met z’n allen
goed bedenken waarom we die bevalcentra nu willen - dat je dan allerlei ongewenste bijeffecten krijgt, zoals bijvoor-
beeld een toename van medische interventies ten opzichte van de thuisbevalling, zonder dat de uit komsten beter zijn.
Het bevalcentrum lijkt het veiligheidsgevoel te vergroten. Dat zie je bijvoorbeeld in een bevalcentrum als dat van
Rotterdam dat in het gebouw van het ziekenhuis is ondergebracht. Zo wordt het ook gebracht, want bij de introductie
werd nadrukkelijk gesteld dat ‘als er iets gebeurt, dan is het ziekenhuis nabij’. Vrouwen kiezen liever niet voor een
gehospitaliseerde omgeving, willen graag de ambiance van ‘thuis’, maar in het achterhoofd speelt het idee van ‘dan ben
ik tenminste in de buurt van…’ En dat is eigenlijk ook precies wat mij zorgen baart. Want we weten uit onderzoek dat
als je dichter in de buurt bent, de kans op doorverwijzing groter is en daarmee de kans op medische interventie toe-
neemt. Lees het proefschrift van Marijke Hendrix er maar op na, en ook het onderzoek van Trees Wiegers. Alle onder-
zoeken wijzen in die richting. Zij tonen aan dat hoe dichter je in de buurt bent van de tweedelijn als laag risico zwange-
re, hoe groter de kans is op medische interventies zonder dat dit de uitkomst verbetert.
We moeten dus heel goed bedenken waarom wij die bevalcentra zouden willen. We moeten ons goed op de hoogte
stellen van allerlei ongewenste bijwerkingen en die laten meewegen in onze beslissingen. Verloskundigen moeten goed blij-
ven nadenken, want veel ziekenhuizen vinden de oprichting van bevalcentra prettig en zij ondersteunen initiatieven graag.
Moraal van het verhaal: geen idee of de trend is tegen te houden, maar laten we – zoals ook de minister wil - snel en
wetenschappelijk degelijk onderzoeken wat de effecten van geboortecentra zijn. De diverse vormen van beval centra die
er nu al bestaan zou ik wel willen vergelijken met die van de poliklinische bevalling en uiteraard van de thuisbevalling.
Daarbij zou het mij gaan om de ‘harde’ uitkomsten zoals sterfte en morbiditeit, maar ook om het verloop van de
bevallingen, de doorverwijs- en interventiepercentages, de kosten, maar vooral ook hoe vrouwen zich voelen in de
verschillende situaties. We weten het gewoon niet, en toch lijken we met zijn allen er toe te neigen het gewoon maar
te gaan doen… ■
Simone Buitendijk,
Buitengewoon hoogleraar Eerstelijns Verloskunde en Ketenzorg, AMC/UvA & TNO
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 19
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 19
WETENSCHAP
Verloskundigen zien psychosociale begeleidingals een vanzelfsprekend onderdeel van de ver-loskundige zorg. Dit wordt vaak als pluspuntvan de eerstelijns verloskundige zorg gezien,maar wat verwachten zwangere vrouwen precies? Deze kwalitatieve studie hanteerdeeen vraaggerichte benadering, waarbij vrou-wen werden uitgenodigd te vertellen welkewensen en behoeften zij hebben aan psycho-sociale begeleiding van de verloskundige tijdens de zwangerschap. Dit kan verloskun -digen helpen om optimaal te voldoen aan de behoeften van hun cliënten tijdens het veranderingsproces naar het moederschap.
IntroductieVerloskundige zorg is gericht op goede gezondheids -
uitkomsten voor moeder en kind.
Gezondheid omvat fysiek, psychisch en sociaal wel -
bevinden [www.who.int]. Gebrek aan psychosociaal
welbevinden heeft korte en lange termijn invloeden op
obstetrische- en gezondheidsuitkomsten bij moeder en
kind [b.v. Jasinski, 2004; Jørgensen et al, 2008; Lazinski
et al, 2008; Li et al, 2009; Van den Bergh et al, 2005].
Een kind krijgen is een ingrijpende levensgebeurtenis,
waarbij verstrekkende veranderingen plaatsvinden die
ingrijpen op het welbevinden van vrouwen [b.v. Sjostrom
et al, 2004]. Volgens vrouwen vormt het veranderings-
proces naar moederschap een kwetsbare periode en
verandert hun hele leven na de geboorte [Barclay et al,
1997, Darvill et al, 2008]. Daarnaast biedt dit verande-
ringsproces ook mogelijkheden tot zelfontwikkeling
[Leifer, 1977].
Verschillende studies rapporteerden dat de meeste
vrouwen tijdens het veranderingsproces naar het
moederschap behoefte hebben aan psychosociale steun
Proactieve psychosociale begeleiding:een kwalitatief onderzoek
Ans Seefat-van Teeffelen, Marianne Nieuwenhuijze, Irene Korstjens
Ans Seefat-van Teeffelen RM MSc consultant bij Isis Health Care
Consult; Marianne Nieuwenhuijze RM MPH is voorzitter en Irene
Korstjens PhD is senior docent onderzoeker bij de Vakgroep
Midwifery Science Academie Verloskunde Maastricht
Correspondentie: Ans Seefat-van Teeffelen, [email protected]
Dit artikel is gebaseerd op: Seefat - van Teeffelen A,
Nieuwenhuijze M, Korstjens, I. Women want proactive psycho -
social support from midwives during transition to motherhood:
a qualitative study. Midwifery. Doi 10.1016/j.midw.2009.09.006.
Het Engelstalige artikel is te vinden via:
http://dx.doi.org/10.1016/j.midw.2009.09.006 en op te vragen
via de auteurs.
Methode
Dit kwalitatieve onderzoek exploreerde wen-
sen en behoeften van zwangere vrouwen
aan psychosociale verloskundige begeleiding
tijdens hun veranderingsproces naar
moederschap. Aan drie focusgroep interviews
namen 21 zwangere vrouwen deel in Breda
(n=7; n=8) en Amsterdam (n=6).
Resultaten
Zwangere vrouwen wilden expliciet professi-
onele verloskundige begeleiding tijdens hun
veranderingsproces naar moederschap. Zij
wilden informatie en emotionele onder -
steuning bij psychologische en fysieke ver -
anderingen en hadden een sterke behoefte
om tijdens de zwangerschap geïnformeerd te
worden over hoe zij zich het best geestelijk
en lichamelijk konden voorbereiden op de
baring, de kraamperiode en het moederschap.
Uiteindelijk wilden zij hun eigen keuzes
maken.
Conclusie
Laagrisicozwangeren willen proactieve en
professionele psychosociale verloskundige
begeleiding tijdens hun veranderingsproces
naar moederschap. Zij verwachten dat verlos-
kundigen het veranderingsproces kunnen
overzien en in staat zijn om hen te onder-
steunen bij de veranderingen gedurende de
zwangerschap en dat verloskundigen hen
kunnen voorbereiden op de baring en het
moederschap.
Samenvatting
TvV juli/augustus 2010 • KNOV20
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 20
WETENSCHAP
van zowel hun persoonlijk netwerk als professionele
zorgverleners zoals verloskundigen [b.v. Darvill et al,
2008; Wilkins, 2006]. Professionele psychosociale
betrokkenheid tijdens de zwangerschap is in verband
gebracht met minder zorgen, meer cliënttevredenheid
en meer gevoel van controle [Enkin et al, 2003].
Verloskundigen en hun professionele organisaties zien
psychosociale begeleiding als een vanzelfsprekend en
noodzakelijk onderdeel van de verloskundige zorg
[www.internationalmidwives.org; www.knov.nl]. Dit wordt
vaak als sterk punt van de eerstelijns verloskundige zorg
gezien, maar wat er precies onder wordt verstaan, blijft
vrij impliciet. In tevredenheidonderzoek (achteraf)
waarderen cliënten bijvoorbeeld een persoonlijke bena-
dering en informatie voorziening [bv. Bondas, 2002],
maar waar ligt hun intrinsieke behoefte tijdens het
veranderingsproces? Daarom hanteerde deze kwalitatieve
studie een vraaggerichte benadering, waarbij vrouwen
werden uitgenodigd te vertellen welke wensen en
behoeften zij hadden aan psychosociale begeleiding
van de verloskundige tijdens de zwangerschap. Dit kan
verloskundigen helpen om optimaal in te spelen op de
behoeften van hun cliënten tijdens het veranderings-
proces naar het moederschap.
MethodeIn het originele artikel en een audit rapport zijn de
werving en selectie van deelnemers, data verzameling
en analyse uitgebreid beschreven (beide opvraagbaar
bij de eerste auteur).
DeelnemersDrie focusgroep interviews met in totaal 21 deelnemers
werden gehouden in mei en juni 2005. De groepen 1
(n = 7) en 3 (n = 8) bestonden uit zwangere vrouwen
van vier eerstelijns verloskundepraktijken in Breda en
omstreken, terwijl groep 2 (n = 6) bestond uit zwangere
vrouwen van drie Amsterdamse eerstelijns verloskunde-
praktijken.
De inclusiecriteria waren: minimaal achttien jaar oud, vol-
doende Nederlands sprekend, zwangerschapsduur tussen
26 en 36 weken, en minstens drie verloskundige controles
bezocht vóór het focusgroep interview. Verloskundige
zorgverleners konden niet deelnemen.
Dataverzameling en analyseDe data werden verzameld en geanalyseerd volgens
principes en richtlijnen voor focusgroepen onderzoek
[Morgan et al, 1998; Guba et al, 1985].
De geluidopnames van de interviews werden letterlijk
uitgetypt in transcripten en daarna thematisch geanaly-
seerd, gebaseerd op achtergrondliteratuur, de onder-
zoeksvragen en de data. De eerste auteur analyseerde
alle interviews en ontwikkelde een coderingssysteem
samen met andere onderzoekers. Validiteit werd verder
verzekerd door het gebruik van de transcripten, veld -
notities en de-briefing formulieren (methodologische- en
data triangulatie). Gedurende de hele studie reflecteerden
diverse onderzoekers op het onderzoeksproces (onder-
zoekers triangulatie). Inhoudelijke generalisatie werd
verzekerd door rijke beschrijving van de studie context,
zodat lezers kunnen beoordelen in hoeverre de bevindin-
gen generaliseerbaar zijn naar andere zorg contexten. Tot
slot voerde de tweede auteur een audit uit ter verificatie
van het volgen van de richtlijnen voor focusgroepen
onderzoek en de nauwkeurigheid van analyse en
rapportage.
ResultatenAan de focusgroepen namen dertien nulliparae en acht
multiparae deel met een leeftijd tussen 22 en 43 jaar
(gemiddeld 33 jaar). De vrouwen hadden als hoogste
opleiding HAVO (2), MBO (3), HBO (11) en Universiteit (5).
Aan het begin van elk focusgroep interview, spraken de
zwangere vrouwen over hun ervaringen met het veran-
deringsproces naar het moederschap en hoe deze hun
welbevinden beïnvloedden. Vervolgens bespraken ze met
elkaar welke begeleiding van hun verloskundigen zij
wensten (inhoud) en hoe verloskundigen hen het best
konden begeleiden (werkwijze). Ten slotte kwamen de
omstandigheden (randvoorwaarden) voor psychosociale
begeleiding aan bod.
Inhoud van psychosociale begeleidingBijna alle vrouwen waren het er over eens dat het krijgen
van een kind een turbulente fase in hun leven was.
Tijdens de zwangerschap werd hun welbevinden beïnvloed
door psychologische, lichamelijke en sociale veranderingen
en door het vooruitzicht op de veranderingen die op
zouden treden tijdens de baring en de periode na de
geboorte.
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 21
© B
ion
da
Hee
rin
ga
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 21
WETENSCHAP
… Ja, je weet wat je hebt en je weet niet wat je krijgt.
Hoe zal het veranderen … Ik ben dus bang dat ik het
niet leuk vind en dan is er geen weg terug.
Bijna alle vrouwen benadrukten dat het erg belangrijk
was dat niet alleen hun persoonlijke sociale netwerk
maar ook hun zorgverleners ondersteuning boden bij het
veranderingsproces naar het moederschap.
Veranderingen in de zwangerschap
Bij psychologische veranderingen vonden vrouwen het
belangrijk dat ze ruimte kregen om hun gevoelens te
bespreken. Zij wilden dat verloskundigen proactief
vroegen hoe zij zich voelden, naar hen luisterden, gerust-
stelden en bemoedigden, en hen uitlegden dat deze
veranderingen bij het veranderingsproces naar het
moederschap hoorden.
… Ik had een heel heftige paar weken achter de
rug…woede-uitbarstingen, huilbuien …Ik hoef daar niet
een uur te zitten en m’n hele ei kwijt te kunnen, maar ik
had het toch wel prettig gevonden als d’r ook even naar
gevraagd wordt. Van goh, hoe gaat het nou met jou
emotioneel? Merk je veranderingen? Lukt het allemaal?
Als vrouwen ongerust waren over hun eigen gezondheid
of die van hun baby, was het niet genoeg om deze
zorgen met de verloskundige te delen. Zij wilden ook
extra onderzoek ( zoals luisteren naar het hartje, een
echo), zodat ze zelf konden zien dat alles goed was.
… Als je je zorgen maakt, moet daar niet over heen
gepraat wor-den…heel belangrijk dat je daarin gesteund
wordt… als jij vindt dat er iets niet klopt…dan gaan we
daar naar kijken…
De vrouwen ervoeren dit als ondersteunend bij het vormen
van een band met hun kind. Zij waardeerden vooral
verloskundigen die deze band stimuleerden door hen
expliciet te adviseren om bewust contact te maken met
de baby.
Hoewel vrouwen echt wel sociale veranderingen bemerk-
ten, was de behoefte aan professionele ondersteuning
op dit gebied beperkt.
Als vrouwen lichamelijke veranderingen of klachten
hadden, wilden ze dat verloskundigen hiervoor open
stonden en hen serieus namen. Bovendien verwachtten
zij adequate informatie en advies over het voorkomen of
hanteren van klachten.
… ik had een tijdje last van flauwvallen…dan merk ik bij
de verloskundige, dat ze je geruststellen… het hoort erbij
en het geeft allemaal niks. Terwijl ik eigenlijk handvatten
nodig had van hoe kan ik het voorkomen en wat moet ik
nou doen als ik de neiging heb om flauw te vallen.
Voorbereiding op de bevalling en
de periode na de geboorte
Zowel primigravidae als multigravidae benadrukten sterk
de behoefte om tijdens de zwangerschap zowel lichame-
lijk als geestelijk goed op de geboorte en de periode na
de geboorte voorbereid te worden. Zij wilden dat verlos-
kundigen hen zouden helpen bij het versterken van hun
zelfvertrouwen.
Multigravidae vonden het belangrijk dat verloskundigen
zwangere vrouwen alvast bewust maakten van hun
nieuwe verantwoordelijkheden als moeder en dat zij
vrouwen een reëel beeld gaven van het lichamelijke en
geestelijke herstel na de geboorte.
… Dat ze je daar meer op voorbereiden, dat kan ook
best tegenvallen … dan sta je met zo’n kind… dat je
jezelf daar niet schuldig over hoeft te voelen of zo. Want
dat gaat allemaal over, natuurlijk, je houdt er zielsveel
van maar dat hoort er ook bij …
Werkwijze bij psychosociale begeleidingVrouwen voelden zichzelf verantwoordelijk voor hun
eigen welbevinden tijdens het veranderingsproces naar
moederschap. Zij vonden het wel moeilijk die verant-
woordelijkheid te dragen, omdat ze het veranderings -
proces zelf en de begeleidingsmogelijkheden van de
verloskundige niet konden overzien.
…ik denk wel dat het je eigen verantwoordelijkheid is
om de vragen te stellen ….zij kan mijn gedachten niet
raden… en dan moet zij daar een goed antwoord op
kunnen geven.
[aan het eind van het interview]… De werkwijze van
de verloskundige gaat verder dan dat ik nu dacht…
dus ze kan veel meer voor je betekenen dan de simpele
controles …?
Begeleiding op maat
Vrouwen wilden dat verloskundigen hun begeleiding
afstemden op individuele zwangere vrouwen en rekening
hielden met verschillen in persoonlijkheid, verwachtingen,
ervaringen enzovoort. Zij wilden dat verloskundigen
probeerden iedere vrouw werkelijk te begrijpen, bijvoor-
beeld door observatie en het stellen van vragen.
… inschatten…dat is echt een uitdaging denk ik.
… Maar je kunt ook direct vragen heb je behoefte aan
…of ben je…een type die…wat zijn je verwachtingen
…heel specifiek vragen…
Geïnformeerde keuze
Volgens de vrouwen kon algemene informatie over bij-
voorbeeld voorbereiding op de baring en borstvoeding
goed in groepen behandeld worden, terwijl zij specifieke
onderwerpen zoals omgaan met eerdere ervaringen en
22 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 22
WETENSCHAP
angsten het liefst bespraken in een persoonlijk gesprek.
… Maar het is dan ook persoonlijk … het is dan advies
aan mij …… als ik iets op Internet of in een boek op
zoek dan is dat zo algemeen… nu hebben we het over
mij … Dan neem je het denk ik sneller aan.
Vrouwen gaven aan dat zij onvoldoende vaardigheden
hadden om betrouwbare informatie te selecteren en
interpreteren. Zij wilden graag dat verloskundigen hen
daarbij ondersteunden, onder de voorwaarde dat de
informatie van meerdere kanten werd belicht en neutraal
gepresenteerd werd. Bovendien wilden de vrouwen dat
informatie en keuzemogelijkheden werden aangeboden
op het juiste moment voor iedere individuele vrouw.
Daarom stelden zij voor om een flexibele checklist met
mogelijke onderwerpen te gebruiken. Over het algemeen
gaven vrouwen sterk de voorkeur aan een niet-directieve
stijl van begeleiden en uiteindelijk wilde iedere vrouw
haar eigen keuzes maken.
… dat die keuze gewoon wat meer echt een keuze is.
…met borstvoeding. … ik heb echt het idee dat dat door
je strot geduwd wordt …keuze heb je … maar hij wordt
voor je gevoel gestuurd en niet altijd gerespecteerd
…niet zozeer door de verloskundige maar meer ook
gewoon door heel de buitenwereld…
Persoonlijke benadering
Alle vrouwen hadden voorkeur voor een empathische
verloskundige waarmee ze hun persoonlijke, unieke
ervaring konden delen. Zij wilden zich absoluut geen
nummer voelen.
… ik heb haar bijna anderhalf jaar niet gezien [verbaasd]
en ze weet gewoon, daar
horen twee kinderen
bij…ik ben weer
terug, de gezellig-
heid … ik vind
dat een heel
prettige
erva-
ring…
Randvoorwaarden bij psychosociale begeleidingDe vrouwen zeiden dat een goede relatie met hun verlos-
kundige, gebaseerd op vertrouwen, respect en gelijk-
waardigheid, essentieel was voor het delen van persoon-
lijke gevoelens en daarmee voor psychosociale begelei-
ding.
… als ze vraagt heb je nog iets te vragen, dan zeg ik nee
terwijl ik ….…wel dingen heb…maar die zeg ik …niet
als ik daar ben…
…dat is niet alleen de tijd… het ligt er ook aan wie ik
voor me heb…hoe druk het is in de wachtkamer…
Zowel primigravidae als multigravidae wilden meer con-
tact in het begin van de zwangerschap. Voor de meeste
vrouwen was het belangrijk dat er voldoende tijd was
om te bespreken wat hen bezig hield en dat ze meer
konden bespreken dan alleen het hoogstnoodzakelijke.
… niet alleen medische controle maar ook gewoon de
informatie… wat gebeurt er met je lichaam? wat gebeurt
er psychisch? … dan zie je die toegevoegde waarde …
De vrouwen wilden laagdrempelige toegang tot bege -
leiding tijdens hun zwangerschap, maar de medische
begeleiding was in hun beleving veel gemakkelijker
toegankelijk dan de psychosociale begeleiding.
… dat ik van harte welkom ben en dat ik alles mag
vragen, ook de kleinste dingen …, dat ze me gewoon
echt het vertrouwen geven van … het gaat goed …stel
me gerust …
Zij vonden dat het uitwisselen van ervaringen in een
groep met andere zwangere vrouwen of moeders, mits
goed begeleid, van toegevoegde waarde kon zijn.
… ervaringen uit … wisselen en de geruststelling van
een andere zwangere vrouw vind ik toch prettig, zodat je
… de emotie …of de ervaring kan delen.
DiscussieDe zwangere vrouwen in onze studie waren zich bewust
van de grote invloed van de veranderingen tijdens de
zwangerschap op hun welbevinden. Hoewel zij zich in
de eerste plaats zelf verantwoordelijk voelden voor hun
welzijn, hadden zij ook behoefte aan steun omdat alles
zo nieuw voor hen was. In tegenstelling tot bevindingen
van Logsdon et al [2003], wilden de vrouwen zelfs bij
voldoende steun van hun eigen sociale netwerk expliciet
aanvullende professionele psychosociale begeleiding van
verloskundigen tijdens hun veranderingsproces naar het
moederschap. Bondas [2002] rapporteerde ook al dat
vrouwen het belangrijk vonden om met hun verloskundi-
gen te praten over hun problemen, angsten rond de
geboorte en persoonlijke zorgen die zij niet wilden delen
met partners of vrienden.
Bogossian [2007] onderscheidde vier typen sociale steun:
emotionele, informatieve, praktische ondersteuning en
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 23
© B
ion
da
Hee
rin
ga
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 23
WETENSCHAP
steun van vrouwen in dezelfde situatie. Op veel verschil-
lende manieren benadrukten de vrouwen in onze studie
dat de verloskundige een belangrijke rol speelt in het
geven van informatieve steun. Bovendien wilden zij
emotionele steun van hun verloskundigen, zoals gerust-
stelling, partnerschap en een oprechte interesse in hun
wensen en behoeften. Ook hadden zij enige behoefte
aan praktische steun en wilden zij contact met andere
zwangere vrouwen.
Multigravidae merkten op dat het belangrijk is dat verlos-
kundigen op eigen initiatief zwangere vrouwen bewust
maken van hun nieuwe verantwoordelijkheden als
moeders en hen informeren over fysiek en psychologisch
herstel na de geboorte. Dit sluit aan bij Nelson’s [2003]
metasynthese en Wilkins’ [2006] studie waaruit bleek dat
vrouwen overvallen worden en vrijwel onvoorbereid zijn
op het omgaan met het veranderingsproces naar moeder-
schap. Dit betekent dat er behoefte is aan een proactieve
benadering door verloskundigen om realistische verwach-
tingen te creëren over de tijd na de geboorte en aan
programma’s om zwangeren beter voor te bereiden op
de transitie naar moederschap.
De vrouwen wilden dat de begeleiding van verloskundi-
gen toegankelijk zou zijn, met genoeg tijd om uitgebreid
te bespreken wat hen bezighield. Ook wilden de vrouwen
meer contact vroeg in de zwangerschap. Onze studie liet
zien dat de begeleiding toegesneden moet zijn op de
individuele behoeften van de vrouwen.
Deze studie gaf diepte inzicht in de behoeften van
gezonde laag-risico zwangeren aan psychosociale
begeleiding van hun verloskundigen tijdens hun veran-
deringsproces naar moederschap. Vrouwen met lage
opleidingsniveaus en immigranten waren helaas onder-
vertegenwoordigd, wat de resultaten niet zonder meer
toepasbaar maken op deze groepen. Een sterk punt was
dat de vrouwen vanuit een vraaggerichte benadering
uitgenodigd werden om te vertellen wat hun wensen
en behoeften waren aan verloskundige zorg tijdens
hun transitie naar moederschap. Validiteit, inhoudelijke
generalisatie en nauwkeurigheid werden verzekerd door
triangulatie van methoden, data en onderzoekers, rijke
beschrijving van de context en de audit. Toekomstig
onderzoek naar de zienswijze van zwangere vrouwen
tijdens het veranderingsproces naar moederschap zou
moeten inzoomen op hun behoeften aan interventies ter
voorbereiding op de uitdagingen na de geboorte en aan
verloskundige steun bij het nemen van beslissingen.
Laagrisicozwangeren willen proactieve en professionele
psychosociale begeleiding van verloskundigen tijdens hun
veranderingsproces naar het moederschap. Zij verwach-
ten dat verloskundigen het veranderingsproces kunnen
overzien en in staat zijn om hen te ondersteunen bij de
veranderingen gedurende de zwangerschap en dat
verloskundigen hen voorbereiden op de baring en het
moederschap.
DankzeggingDe auteurs spreken graag hun waardering uit voor de
steun van vier verloskundige praktijken in Breda en drie
praktijken in Amsterdam en de Koninklijke Nederlandse
Organisatie van Verloskundigen (KNOV), in het bijzonder
drs. Pien Offerhaus. Speciale dank gaat uit naar de
zwangere vrouwen voor het met ons delen van hun
gedachten. ■
ReferentiesBarclay, L., Everitt, L., Rogan, F., Schmied, V., Wyllie, A. (1997). Becoming
a mother: an analysis of women's experience of early motherhood. J Adv
Nurs.; 25(4):719-28.
Bogossian, F.E. (2007). Social support: proposing a conceptual model for
application to midwifery practice. Women Birth; 20(4):169-73.
Bondas, T. (2002). Finnish women's experiences of antenatal care.
Midwifery;18(1):61-71.
Darvill, R., Skirton, H., Farrand, P. (2008). Psychological factors that
impact on women's experiences of first-time motherhood: a qualitative
study of the transition. Midwifery. doi:10.1016/j.midw.2008.07.06.
Enkin, M., Keirse, M.J.N.C., Neilson, J., Crowther, C., Duley, L., Hodnett,
E., et al. (2003). A guide to effective care in pregnancy and childbirth.
Oxford: Oxford University.
Guba, E.G., Lincoln, Y.S. (1985). Naturalistic inquiry. Newsbury Park: Sage.
Jasinski, J.L. (2004). Pregnancy and domestic violence: a review of the
literature. Trauma Violence Abuse;5(1):47-64.
Jørgensen, T., Mortensen, L.H., Andersen, A.M.N. (2008). Social inequality
in fetal and perinatal mortality in the Nordic countries. Scand J Public
Health.;36(6):635-49.
Lazinski, M.J., Shea, A.K., Steiner, M. (2008). Effects of maternal prenatal
stress on offspring development: a commentary. Arch Womens Ment
Health.;11(5-6): 363-75.
Leifer, M. (1977). Psychological changes accompanying pregnancy and
motherhood. Genet Psychol Monogr.;95(1):55-96.
Li, D., Liu, L., Odouli, R. (2009). Presence of depressive symptoms during
early pregnancy and the risk of preterm delivery: a prospective cohort
study. Hum Reprod.;24(1):146-53.
Logsdon, M.C., Davis, D.W. (2003). Social and professional support for preg-
nant and parenting women. MCN Am J Matern Child Nurs.;28(6): 371-6.
Morgan, D.L., Krueger, R.A. (1998). The focus group kit. Thousand Oaks:
Sage.
Nelson, A.M. (2003). Transition to motherhood. J Obstet Gynecol
Neonatal Nurs.;32(4):465-77.
Sjostrom, H., Langius Eklof, A., Hjertberg, R. (2004). Well-being and
sense of coherence during pregnancy. Acta Obstet Gynecol
Scand.;83(12):1112-8.
Van den Bergh, B.R.H., Mulder, E.J.H., Mennes, M., Glover, V. (2005).
Antenatal maternal anxiety and stress and the neurobehavioural develop-
ment of the fetus and child: links and possible mechanisms: a review.
Neurosci Biobehav Rev.;29(2):237-58.
Wilkins, C. (2006). A qualitative study exploring the support needs of
first-time mothers on their journey towards intuitive parenting.
Midwifery;22(2):169-80.
www.internationalmidwives.org. ICM Essential competences for basic
midwifery practice 2002. Opgehaald 29-04-2009.
www.knov.nl. Beroepsprofiel verloskundige 2005. Opgehaald 29-04-2009.
www.who.int. WHO definition of health 1946. Opgehaald 29-04-2009.
TvV juli/augustus 2010 • KNOV24
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 24
WETENSCHAP
Verbetert een samenwerkingsverband meteerstelijns psychologen de zorg voor zwangerevrouwen met psychische of psychosocialeklachten? Vijf eerstelijns verloskundigen -praktijken en vijf psychologenpraktijken in de Gelderse Vallei gingen het experiment aan.Cliënten waren positief over de samenwerkingen vonden de stap om hulp te zoeken mindergroot.
Zorgen, problemen en psychische klachten komen vrij
veel voor bij zwangere vrouwen. Dat is de ervaring van
de verloskundigen van de kring Gelderse Vallei. Dit en
een toenemende stroom evidence over psychische
problematiek bij zwangeren vormden de aanleiding voor
het samenwerkingsverband en het pilotproject
‘Psychische hulpverlening in de verloskundigenpraktijken
Gelderse Vallei’.
Vijf verloskundigenpraktijken maakten afspraken met
eerstelijns psychologen in de omgeving over consultatie
en samenwerking. Binnen het samenwerkingsverband
hadden verloskundigen de mogelijkheid om cliënten met
klachten direct door te verwijzen naar de psycholoog voor
behandeling. Daarnaast bestond de optie van begeleiding
door de verloskundige zelf, met de mogelijkheid voor
consultatie bij de psycholoog. Terugkoppeling over
diagnose of behandeling gebeurde op vaste momenten.
De afspraak was dat interdisciplinair overleg in principe
altijd mogelijk zou zijn. Er werden kortdurende behande-
lingen en dito wachttijden voor cliënten beoogd.
Het samenwerkingsverband werd in drie delen geëvalu-
eerd, in een voormeting, een procesmeting en een
cliëntenevaluatie. Voor dit onderzoek werden speciale
vragenlijsten ontworpen.
VoormetingDe voormeting startte in het najaar van 2006. Het
samenwerkingsverband met de psychologen was op dat
Samenwerken met de psycholoogPilot psychologische hulpverlening in verloskundigenpraktijken Gelderse Vallei
Brigitte Tebbe en Carry Munnikhof
Brigitte Tebbe is verloskundige n.p. en heeft in het kader van
haar Master of Science-studie onderzoek verricht waarover ze
hier rapporteert. Carry Munnikhof is eerstelijns verloskundige in
Veenendaal
Carry Munnikhof is verloskundige in
Veenendaal. Vanaf het allereerste begin liep
zij warm voor het project, een initiatief van
collega Franka Cadée. Munnikhof nam de
taak van projectleider op zich. Over de eerste
stappen die leidden tot het pilotproject
vertelt zij:
“Tijdens ons kringoverleg kwam naar voren
dat praktijken een toename aan psychische
klachten bij zwangeren signaleerden. Extra
tijd nemen tijdens de spreekuren en een
stukje persoonlijke aandacht en coaching
helpt natuurlijk wel, maar de verloskundigen
merkten dat dit bij serieuze klachten vaak
niet toereikend was. Ook voelden zij dat zij
daar de expertise niet voor in huis hebben.
We vonden dat het meerwaarde zou hebben
om een psycholoog op de sociale kaart te
zetten, net zoals een samenwerking met
andere disciplines, bijvoorbeeld met fysio -
therapeuten bij bekkenklachten. Zo ontstond
het initiatief voor samenwerking met eerste-
lijns psychologen en het pilotonderzoek.
De psychologen die wij benaderden waren
direct enthousiast om aan een dergelijke
pilot mee te werken. We richtten een project-
groep op, bestaande uit een projectleider
vanuit de verloskundigenkring, een psycho-
loog, een sociaal psychiatrisch verpleeg -
kundige en een wetenschappelijk mede -
werker van Stichting Oogg. Eerst kwam het
voortraject met alles wat hierbij hoort, zoals
het maken van een onderzoeksvoorstel,
aanvragen van subsidie, ontwikkelen van
materiaal. Met een voormeting onder
cliënten van enkele verloskundige praktijken
van onze kring gingen we echt van start met
het pilotproject.”
Pilot
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 25
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 25
WETENSCHAP
moment nog niet geëffectueerd, dat gebeurde pas in
2007. Er deden 62 cliënten uit verschillende praktijken
aan de voormeting mee, een ongeselecteerde steekproef
van cliënten, die kort daarvoor waren bevallen. Zij vulden
zelfrapportagelijsten in over eventuele psychische of
psychosociale problematiek tijdens de laatste zwanger-
schap, de ervaringen met de bestaande hulpverlening en
de wensen voor extra hulpverlening.
Tweederde van de vrouwen uit de voormeting had zich
tijdens de zwangerschap zorgen gemaakt over zwanger-
schap of moederschap, bijvoorbeeld vanwege mogelijke
afwijkingen bij de baby of complicaties bij de baring.
Bijna de helft van de vrouwen ondervond problemen
tijdens de zwangerschap door eerdere ervaringen,
vooral obstetrische complicaties in de anamnese.
Andere problematische zaken waren de combinatie werk
en moederschap, relaties met partner of familie of aan-
passing van de levensstijl door het stoppen met roken.
Eén op de vijf vrouwen uit de steekproef had last van
psychische of psychosomatische klachten, labiliteit of
een laag zelfbeeld.
Het merendeel van de problemen of klachten ontstond
of verergerde tijdens de zwangerschap. Ze hadden vooral
impact op de zwangerschap (zie tabel 1). Bevalling en
kraambed werden in veel mindere mate beïnvloed (res-
pectievelijk 17-44% en 22-54%).
Vanwege de kleine aantallen geven de resultaten uit de
voormeting geen representatief beeld. Wel passen de
resultaten in de lijn van andere Nederlands onderzoeken
met meer deelnemers, waaruit blijkt dat psychische
klachten vaak voorkomen in de zwangerschap en
kunnen verergeren [Van den Berg, 2009; Wewerinke,
2006; Parry, 2001; Burt, 2002].
Driekwart van de vrouwen met problemen, klachten of
zorgen maakten deze bespreekbaar. Dit gebeurde vrijwel
altijd binnen de familie- of vriendenkring. Daarnaast
namen bijna alle vrouwen de verloskundige in vertrou-
wen als zij problemen had. Eén op de vier vrouwen met
problemen had behalve deze vormen van steun en bege-
leiding extra professionele hulp willen hebben.
ProcesmetingIn het najaar van 2007 was het samenwerkingsverband
geëffectueerd en begon de instroom van vrouwen in het
onderzoek van de pilot (procesevaluatie).
Vrouwen die zich tijdens het spreekuur bij de verlos -
kundige met psychische of psychosociale klachten
presenteerden, werden gevraagd aan het onderzoek mee
te doen. De vragenlijsten voor de procesmeting werden
ingevuld door de verloskundigen en de eerstelijnspsycho-
logen. Bij aanvang van de procesmeting stuitten de ver-
loskundigen gelijk al op een onvoorziene omstandigheid:
de moeizame werving van deelnemers. Aan het begin
van het project werd op basis van literatuurgegevens
geschat dat in een periode van zes maanden een kleine
tweehonderd vrouwen zouden instromen. Maar dit bleek
bij lange na niet te lukken.
Geïnventariseerd probleem Ja % (n) In zwangerschap Invloed van probleem op (%)*:
(n=62) ontstaan / verergerd % (n)*
Zwanger- Beval- Kraam-
schap ling bed
Zorgen door eerder
meegemaakte dingen 40.3 (25) 96 (24) 100 44 28
Aanpassing levensstijl 9.7 (6) 50 (3) 83.3 16.7 50
Aspecten zwangerschap of
moederschap 66.1 (41) 68.3 (28) 73.1 56.1 21.9
Combi werk/zwangerschap/
moederschap en relaties 17.7 (11) 72.7 (8) 90.9 18.2 36.4
Psychische of
psychosomatische klachten 21.0 (13) 76.9 (10) 92.3 38.5 53.8
*Hier is het percentage aangegeven van het aantal vrouwen met klachten.
Tabel 1. Geïnventariseerde problemen bij zwangeren tijdens de voormeting
© B
ion
da
Hee
rin
ga
TvV juli/augustus 2010 • KNOV26
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 26
WETENSCHAP
Uiteindelijk stroomden 48 vrouwen met psychische
klachten het pilotproject in, waaruit 37 registraties voort-
kwamen. De non-respons en de kleine onderzoeksgroep
laten ook bij de procesregistratie conclusies over de effec-
ten niet toe, wel zijn tendensen waar te nemen die voor
de praktijk en vervolgonderzoek interessant kunnen zijn.
ComplexiteitDe vrouwen die aan de procesregistratie meededen
presenteerden zich op het spreekuur van de verlos -
kundige meestal met een cluster van klachten, gemiddeld
zes tot zeven tegelijk. Dit stemt overeen met bevindingen
in de literatuur, die erop wijzen dat psychische klachten
vaak complex zijn [Burt, 2002; Andersson, 2006;
Halbreich, 2004].
De complexiteit van psychische klachten is niet bevorderlijk
voor de herkenbaarheid ervan. Dit verklaart wellicht deels
het gegeven dat de verloskundigen in de pilot twee- tot
driemaal zoveel klachten signaleerden dan de eerstelijns
psychologen. Ook schatten de verloskundigen de gevolgen
van de problemen ernstiger in.
Tijdens de intervisiebijeenkomsten en bij de evaluatie van
het onderzoek werden nog meer verklaringen voor deze
discrepantie geopperd. Bijvoorbeeld dat verloskundigen
onvoldoende kennis hebben op dit vlak en klachten
misschien ook te snel toeschrijven aan psychische proble-
matiek door de toegenomen aandacht ervoor. De cliënt
vertelt misschien ook meer aan de verloskundige dan aan
de eerstelijnspsycholoog omdat de verloskundige haar al
vaker heeft ontmoet en dichter bij haar staat.
DiagnoseVan de ingestroomde vrouwen kregen er 23 een defini-
tieve diagnose, van de overigen ontbraken de gegevens.
(zie tabel 2)
VangnetVan de vrouwen die een diagnose kregen, werd bijna
80% behandeld. In de hele groep van de procesmeting
(n=37) was dit 60%. Vergeleken met landelijke behandel-
percentages is dit hoog; slechts 35% van de Nederlandse
Carry Munnikhof: ”Voordat de praktijken
cliënten voor extra begeleiding zouden laten
instromen, hebben we een structuur bedacht
om het project goed in het veld neer te zetten.
We deden veel moeite om alle praktijken te
informeren over de juiste werkwijze. Elke
deelnemende verloskundige praktijk benoem-
de een contactpersoon, die haar collega’s
informeerde en toezag op het verloop van de
dataverzameling binnen haar praktijk. Bij
aanvang kregen de contactpersonen en de
deelnemende psychologen duidelijke instruc-
ties en werd er geoefend met de werkwijze
van inschrijven en registreren. Deze werkgroep
van contactpersonen ontwikkelde zich
gedurende de looptijd van het project als
klankbord- of intervisiegroep. Tijdens aparte
intervisiebijeenkomsten bespraken we
casuïstiek en informeerden verloskundigen
en psychologen elkaar over elkaars vak -
gebied. Dit werkte erg stimulerend en inspi-
rerend! Naast de bijeenkomsten van deze
werkgroep was er frequent telefonisch en
mailcontact tussen de projectleider en de
contactpersonen en psychologen.
Praktisch
© B
ion
da
Hee
rin
ga
Diagnose ELP %/n
Aanpassingsproblematiek 13/3
Angststoornissen 30/7
Depressie 17.3/4
Laag zelfbeeld 8.6/2
Stress 8.6/2
PTSS 4.3/1
Relatieproblemen 4.3/1
Verwerkingsproblemen 8.6/2
Combinatie van klachten 4.3/1
ELP= Eerstelijns psychologen
Dat angst- en depressieklachten het meest
voorkwamen in deze populatie stemt over-
een met het psychisch klachtenpatroon bij
zwangere vrouwen uit de literatuur.
Tabel 2. De diagnose van de psychische
klachten van zwangeren tijdens de
proces meting
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 27
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 27
WETENSCHAP
vrouwen in de vruchtbare leeftijd met psychische klachten
zoekt en krijgt hulp hiervoor [Vollebergh, 2003]. De
resultaten van dit pilotproject suggereren, dat een inten-
siever georganiseerde eerstelijns psychische hulpverlening
rondom de zwangerschap meer vrouwen ertoe zet om
hun psychische klachten te laten behandelen. Om dit te
bevestigen is onderzoek binnen een grotere groep nodig.
Uiteindelijk zou het de mogelijkheid bieden om binnen
de verloskunde een vangnet te creëren voor psychische
problematiek, wat impact heeft op het niveau van de
volksgezondheid. Relatief veel vrouwen komen tijdens
hun leven immers in contact met de verloskundige
[Priest, 2008].
BehandelingDe eerstelijns psychologen behandelden de zwangere
vrouwen die werden doorverwezen het vaakst met
cognitieve gedragstherapie. Bij deze vorm van therapie
staat de cognitie centraal. Niet de omstandigheden of
gebeurtenissen zijn bepalend voor de toestand van de
patiënt, maar de manier waarop hij erover denkt.
Disfunctionele denkwijzen van patiënten worden met
behulp van cognitieve gedragstherapie omgebogen in
functionele. Ook gaven de eerstelijns psychologen
psycho-educatie, waarbij inzicht ontstaat in de eigen
problematiek of voerden zij ondersteunende gesprekken.
De meeste psychische klachten konden met enkele
consulten en binnen anderhalve maand worden opgelost.
Dat impliceert dat de meeste klachten van deze vrouwen
licht waren en goed behandelbaar, voornamelijk aan -
passingsstoornissen.
Over de hele linie werd een vermindering van de ernst
van de klachten waargenomen. Volgens een schatting
van de eerstelijns psychologen trad na de behandeling
een verschuiving op van ernstiger naar minder ernstige
problematiek. Het aantal vrouwen met ernstige proble-
matiek tijdens de zwangerschap verminderde met de
ongeveer de helft, van 37% naar 17%. Bij de bevalling
en in het kraambed zorgde begeleiding voor een nog
grotere afname van de problematiek.
CliëntenevaluatieDeze tendens wordt bevestigd door de resultaten van de
cliëntenevaluatie, het derde onderdeel van het pilot-
onderzoek. Hiervoor werd een zelfrapportagelijst ingevuld
door 25 cliënten, die in de pilot waren ingestroomd voor
behandeling (68%).
Bij 80-90% van de cliënten verminderden de psychische
klachten door de behandeling. Een zelfde percentage
vrouwen voelde zich prettiger gedurende langere tijd.
Behandeling had vooral effect op de beleving van de
zwangerschap, in mindere mate op de bevalling of de
kraamtijd. De behandeling van zowel de verloskundige
als de eerstelijns psycholoog werden even positief
beoordeeld: vrijwel unaniem met ‘goed’ tot ‘zeer goed’.
Ook de organisatie van het project kreeg de kwalificatie
‘goed’ tot ‘zeer goed’ van een meerderheid van de deel-
nemers. Dat geldt voor de snelheid waarmee zij op het
spreekuur van de eerstelijns psycholoog terecht konden,
het tijdstip waarop dat kon, de interdisciplinaire informatie-
overdracht en het aantal contacten dat nodig was voor
behandeling. De grootste winst van de samenwerking
zagen de cliënten in de toegankelijkheid voor psychische
hulpverlening. De stap om hulp te zoeken werd minder
groot. Ook al omdat er geen verwijzing van de huisarts
nodig was.
AandachtspuntenNaar aanleiding van het pilot project stelden verlos -
kundigen en eerstelijns psychologen een aantal aan-
dachts punten vast.
Behandellocatie
Meestal werd behandeling van de psycholoog in de
psychologenpraktijk uitgevoerd, om logistieke redenen.
Een aantal vrouwen had expliciete voorkeur om binnen
Carry Munnikhof: ”Het werken in een samen-
werkingsverband draagt bij aan het kunnen
leveren van zorg op maat. Een mooi voor-
beeld hiervan is dat van een cliënte die deel-
nam aan de pilot, zwanger van haar vijfde
kindje. Tijdens haar voorgaande zwanger-
schappen en kraambedden had zij terug -
kerende klachten van depressiviteit en nervo-
siteit. De klachten presenteerde zich in deze
zwangerschap als ‘nooit kunnen genieten
van de zwangerschap en de zwangerschap
ervaren als een moeilijke tijd’. De vrouw was
erg perfectionistisch in het huishouden en
kon de zwangerschap, een periode waarin ze
lichamelijk minder uit de voeten kon, daar-
mee niet combineren. Zij kreeg begeleiding
van de psycholoog, die haar hielp met wat
vooral een aanpassingsprobleem bleek.
Tijdens de behandeling groeide haar inzicht
daarin en werd er gezocht naar oplossingen.
Inzicht en een andere praktische aanpak
gaven gelijk resultaat, waardoor ze dit keer
een heel ander beleving van de zwanger-
schap had. Ook na de geboorte van dit vijfde
kindje voelde zij zich veel evenwichtiger en
herstelde zij vlotter.”
Zorg op maat
28 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 28
WETENSCHAP
de muren van de verloskundigenpraktijk geholpen te
worden voor haar psychische klachten, vanwege de
drempelverlaging.
Privacy
Garanties voor de privacy vonden de vrouwen uit dit
pilot project belangrijk. Gebrek daaraan zou een belem-
mering voor behandeling vormen. Dit geldt niet alleen
voor de behandellocatie, maar ook bij de informatieover-
dracht tussen verloskundigen en eerstelijns psychologen.
Snelheid van behandeling
Bij cliënten bestaat behoefte aan een snelle behandeling.
Het tijdsinterval tussen het verloskundig consult, het
interdisciplinair overleg en de behandeling moet kort
gehouden worden.
Financiering zorg
Voor sommige cliënten kan financiering van de zorg door
de psycholoog een belemmering vormen voor behandeling.
Cliënten hebben behoefte aan duidelijke informatie hier-
over.
Interdisciplinaire kennisuitwisseling
Voordrachten van de eerstelijns psychologen zorgden
ervoor dat verloskundigen meer handvatten kregen om
psychische problemen te herkennen en begeleiden.
Omgekeerd informeerden verloskundigen de eerstlijns
psychologen over zwangerschap, baring en kraambed.
Kennisuitwisseling verdient structurele inbedding in een
samenwerkingsverband.
Samengevat kunnen we stellen dat het samenwerkings-
verband van verloskundigen en eerstelijns psychologen in
de kring Gelderse Vallei positief is ontvangen door zowel
hulpverleners als cliënten.
Het laatste goede nieuws is dan ook dat de kring Gelderse
Vallei het samenwerkingsverband wil voortzetten. Als
uitvloeisel van dit pilotproject willen verloskundigen en
psychologen een lokaal interdisciplinair protocol ont -
wikkelen. De KNOV-standaard Prenatale Verloskundige
Begeleiding zal hierbij als uitgangspunt dienen. Een
dergelijk protocol kan de triage- en overlegprocedures
ondersteunen en het behandelproces versnellen. Wat
eventuele drempels voor psychische hulpverlening
wellicht nog verder zal verlagen.
Stichting Oogg te Lienden (eerstelijns steunpunt Gelderse
Vallei en Gelders Rivierenland) begeleidde het project,
zorgverzekeraar Menzis zorgde voor de financiering.
Het eindrapport van dit pilotproject In blijde verwach-
ting?!... Psychische hulpverlening in verloskundigen -
© B
ion
da
Hee
rin
ga
Carry Munnikhof over de intervisiebijeen-
komsten: ”Positief was de onderlinge kruis-
bestuiving die de kennis vergroot over
elkaars vakgebied. Verloskundigen voelen
zich met die kennis beter toegerust in het
signaleren van klachten en het zelf begelei-
den hiervan. Tijdens een van de intervisie -
bijeenkomsten gaf een psycholoog een lezing
over veel voorkomende klachten zoals angst
en depressie en over de behandelmogelijk -
heden hiervan. Ook gaf ze een paar belang-
rijke tips: goed luisteren naar je cliënt is
essentieel! Bij aanpassingsproblemen en
andere lichte psychische klachten kun je als
verloskundige veel zelf doen. Het beste is om
waar mogelijk je eigen coachingcompetenties
in te zetten en waar het nodig is door te
verwijzen.”
Carry Munnikhof: ”Het was voor onze Kring
een hele ervaring om te helpen een onder-
zoek op te zetten en hieraan mee te werken.
Gedurende het hele pilot project bleef het,
zoals bij ieder onderzoek, belangrijk om te
zorgen voor blijvende betrokkenheid en een
consciëntieuze werkwijze. Het werken met de
contactpersonen van de verschillende praktij-
ken verliep op zich goed, maar bracht ook met
zich mee dat niet alle verloskundigen zich even
betrokken voelden bij het project. Goed de
vinger aan de pols houden is dan wel nodig.
Het onderzoeksrapport werd door Brigitte en
Eerstelijns onderzoek: enerverend
Kruisbestuiving
29TvV juli/augustus 2010 • KNOV
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 29
WETENSCHAP
TvV juli/augustus 2010 • KNOV30
praktijken Gelderse Vallei is te downloaden op
www.kennispoortverloskunde.nl of de website van
stichting Oogg: www.oogg.nl/actueel/nieuws ■
ReferentiesAndersson L, Sundström-Poromaa I, Wulff M, et al. Depression and anxie-
ty during pregnancy and six months postpartum: a follow-up study. Acta
Obstetrica et Gynecologica 2006;85:937-944
Berg MP van den. Psychische klachten tijdens de zwangerschap. Tijd voor
een landelijk plan van aanpak! Tijdschrift voor Verloskundigen 2009;3:19-24
Burt VK, Stein K. Epidemiology of depression throughout the female life
cycle. J Clin Psychiatry 2002;63 suppl 7:9-15
Halbreich U. Prevalence of mood symptoms and depression during preg-
nancy: implications for clinical practice and research. CNS Spectrums
2004;9(3):177-184
Parry BL, Newton RP. Chronobiological basis of female-specific mood dis-
orders. Neuropsychopharmacology 2001; 25 (5 suppl):102-108
Priest. SR, Austin MP, Barnett BB, Buist A. A psychosocial risk assessment
model (PRAM) for use with pregnant and postpartum women in primary
care settings. Arch Womens Ment Health 2008;11:307-317
Vollebergh W.A.M., Graaf R. de, Have M. ten, Schoemaker C.G.,
Dorsselaer S. van, Spijker J., Beekman A.T.F. Psychische stoornissen in
Nederland, overzicht van de resultaten van Nemesis. Utrecht: Trimbos-
instituut, 2003.
Wewerinke, A et al. Psychiatrische stoornissen bij zwangeren en kraam-
vrouwen. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150 (6): 294-8
mij gezamenlijk gepresenteerd aan de kring
in aanwezigheid van de wetenschappelijk
medewerker van Stichting OOGG die het
onderzoek begeleidde en het rapport ook
breder verspreidde. Er is gemotiveerd aan
gewerkt en het was echt een gezamenlijk
gedragen project.
Na twee jaar pilot project zijn de verloskundi-
gen alerter op psychische klachten en zullen
zij ook na afronding ervan hun contacten
met de eerstelijns psychologen onderhouden.
De meeste praktijken wijzen nog regelmatig
door naar de eerstelijns psycholoog. Hierbij
moet wel worden opgemerkt dat daar waar de
samenwerking met de psycholoog het soepel-
ste liep er ook een betere samenwerking
overeind blijft. We zijn ons bewust van het feit
dat je hierin op praktijkniveau moet blijven
investeren. Om de samenwerking voort te
zetten en praktisch gevolg te geven aan het
project wordt nu gewerkt aan een inter -
disciplinair protocol. Daarnaast willen we als
Kring ook aandacht houden voor dit onder-
werp. We willen de eerstelijns psychologen
uitnodigen voor lezingen of kringtrainingen.
Het uitwisselen van ervaringen draagt ertoe
bij dat wij ook in de toekomst gezamenlijk
onze cliënten met psychische klachten beter
kunnen begeleiden”.
Invitation The First Global Conference of the DoctoralMidwifery Research Society is being held atthe University of Ulster Jordanstown from the1st September 2010 until 3rd September 2010in partnership with the Royal College ofMidwives.
The Conference has brought together Midwifery,
Obstetric and Technology Research experts.
The programme includes Research Master Classes
and concurrent papers from on-going international
research. The main themes of the Conference are:
1. Technology and Childbirth: Effective and
Appropriate Usage
2. Developing Midwifery Theory
3. Medical Device Appraisal
4. Safe Motherhood
This unique Conference, the first of its kind in the
world, offers you the opportunity to hear the World
Leaders in Midwifery, Obstetric and Technology
Research, network with colleagues and learn about
new technologies, products and devices.
Full Conference details can be found on our web -
site, www.doctoralmidwiferyresearch.org
The Programme and Registration are now available
online with Early Bird booking available until 30th
June 2010. Accommodation is available on the
campus of Ulster University, single on-suite only,
and in Belfast City Centre at selected hotels offering
special Conference rates.
We look forward to welcoming you to this important
World Event in Midwifery Research and if you
require any further information regarding the
Conference please contact us by email. ■
OproepBij één van de vorige edities van het Tijdschrift voor
Verloskundigen heeft u de DVD 'Starting Up' ontvangen.
Deze DVD geeft voorlichting over vroegtijdige ont -
wikkelingsstimulering van kinderen met Downsyndroom,
in gezinnen met uiteenlopende culturele achtergronden.
De Stichting Downsyndroom zou het zeer op prijs stellen
als u uw mening over deze DVD wilt geven door het
invullen van een korte enquête (5 à 10 minuten), te vinden
op www.downsyndroom.nl ■
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 30
De Triple P-studie (Preventing Preterm birthwith Progesterone) is een cohort studie die bestaat uit een screeningsdeel en eenbehandeldeel. De studie wil de voorspellendewaarde van de cervixlengte op de kans opvroeggeboorte onderzoeken, door de cervix-lengte te meten bij gezonde zwangeren.Vervolgens wordt het effect van behandelingmet progesteron bestudeert in de groep zwan-geren met een cervixlengte ≤ 30 mm. Hetonderzoek moet uitwijzen of er verschillenzijn in perinatale uitkomsten (aantal en tijdstipvroeggeboortes, gezondheid kind) tussen detwee behandelgroepen. Tevens wordt onder-zocht of de screening kosteneffectief is.
Achtergrond van de studieIn Nederland bedraagt het percentage vroeggeboortes
8%. Dat komt neer op zo’n 12.000 vroeggeboortes per
jaar. Vroeggeboorte is gerelateerd aan 75% van de
gevallen van perinatale sterfte en (ernstige) neonatale
morbiditeit niet veroorzaakt door congenitale afwijkingen
[NVOG, 2007].
We kennen een aantal factoren die de kans op een
vroeggeboorte doen toenemen, zoals vroeggeboorte in
de voorgeschiedenis, meerlingzwangerschap of een korte
cervixlengte bij 20-24 weken. Toch blijft de oorzaak van
de vroeggeboorte vaak onbekend.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat toediening van pro-
gesteron bij zwangeren met een spontane vroeggeboorte
in de anamnese, de kans om opnieuw te vroeg te bevallen
significant doet afnemen [Meis et al, 2003]. Het relatief
risico voor het optreden van een partus voor 32 weken
bij behandeling met van progesteron is 0.58 (95% BI
0.37 tot 0.91), vergeleken met placebo, een ruim 40%
kleinere kans op vroeggeboorte dus.
Fonseca heeft onderzoek gedaan naar de werkzaamheid
van progesteron bij zwangeren met een korte cervixlengte
bij 20-24 weken [Fonseca et al, 2007]. De cervixlengte
werd bij deze termijn gemeten met behulp van trans -
vaginale echoscopie. Zwangeren met een cervixlengte
≤ 15 mm werden gerandomiseerd voor progesteron of
placebo. Ook Fonseca vond een significante daling van het
aantal vroeggeboortes in de groep die progesteron kreeg
(risicoverlaging tot 50%). Er was echter geen statistisch
significant effect op de neonatale morbiditeit en morta-
liteit, mogelijk door een gebrek aan statistische power.
Dit was één van de redenen om de studie hier in Nederland
te herhalen. Andere redenen waren: in de onderzoeks-
groep van Fonseca zijn alleen zwangeren met een cervix-
lengte ≤ 15 mm gerandomiseerd. De studie geeft geen
antwoord op de vraag wat te doen met zwangeren met
WETENSCHAP
De Triple P-studieCorine Verhoeven en Esteriek de Miranda
Corine Verhoeven is verloskundige onderzoeker in het Máxima
Medisch Centrum Veldhoven en lid van de projectgroep Triple
P-studie
Dr. Esteriek de Miranda is hoofd MSc opleiding Verloskunde AMC-
UvA en lid van de projectgroep Triple P-studie namens de KNOV
De Triple P-studie onderzoekt het voorkómen
van vroeggeboorte bij gezonde zwangeren
met een korte cervixlengte. Het is het eerste
ketenonderzoek van het Verloskundig
Consortium dat tot stand is gekomen in
nauwe samenwerking met de eerstelijn.
Het Verloskundig Consortium is een samen-
werkingsverband tussen alle perinatologische
centra en meer dan zestig perifere zieken -
huizen (zie ook www.studies-obsgyn.nl).
Door gezamenlijk verloskundig onderzoek
op te zetten en uit te voeren, kunnen grote
aantallen patiënten in uniforme studies
geïncludeerd worden om een onderzoeks-
vraag te beantwoorden.
In het relatief korte bestaan van het
Verloskundig Consortium (2003) zijn reeds
een aantal grote studies afgerond die inter-
nationaal zeer goed ontvangen zijn. Zo zijn
de resultaten van de Hypitat-trial
(Hypertension At Term), waarbij zwangeren
gerandomiseerd werden tussen inleiden of
afwachten, gepubliceerd in The Lancet
[Koopmans et al, 2009] en is het onderzoek
naar de effectiviteit en veiligheid van de
intra-uteriene drukmeting door klinisch
verloskundige Jannet Bakker gepubliceerd
in het New England Journal of Medicine
[Bakker et al, 2010]. Beide tijdschriften
behoren tot de top 10 van internationale
medische tijdschriften.
Het Verloskundig Consortium
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 31
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 31
een cervixlengte groter dan 15 mm maar onder de 30 mm.
Van deze groep zwangeren is bekend dat ook zij een ver-
hoogd risico op een vroeggeboorte hebben. Ook werden
zowel zwangeren met een laag als met een hoog risico
in zijn onderzoek geïncludeerd en is verder niet gekeken
naar de kosten die een eventuele screening op cervix-
lengte met zich mee brengt. Een andere belangrijke reden
om in Nederland een vergelijkbare studie op te zetten is
dat als dit nu niet onderzocht wordt, er een gerede kans
bestaat dat cervixlengtemeting op grond van buitenland-
se studies hier in Nederland wordt ingevoerd zonder dat
bekend is of dit effectief is in onze laagrisico populatie.
DoelHet doel van de Triple P-studie is antwoord te vinden op
de volgende vragen:
1. is het meten van de cervixlengte, om zwangeren met
een verhoogde kans op vroeggeboorte op te sporen,
kosteneffectief? (het Triple P screeningsonderzoek).
2. is behandeling van zwangeren met een korte cervix-
lengte met progesteron effectief in het voorkomen van
vroeggeboorte? (het Triple P behandelonderzoek).
StudiedesignDe Triple P-studie is een multicenter cohort studie (Triple
P screening) met een randomised clinical trial (Triple P
treat) in het follow up onderzoek.
StudiepopulatieVrouwen met een eenlingzwangerschap die een structureel
echoscopisch onderzoek (SEO) laten verrichten tussen
18 en 22 weken, worden gescreend op een korte cervix-
lengte (het Triple P screeningsonderzoek). Zwangeren
met een cervixlengte ≤ 30 mm zullen gevraagd worden
om deel te nemen aan een gerandomiseerd onderzoek
(het Triple P behandelonderzoek). De cervixlengte zal bij
40.000 zwangeren gemeten worden. In het behandel-
onderzoek van de Triple P zullen 1920 zwangeren
gerandomiseerd worden.
InterventieBij deelname aan het Triple P behandelonderzoek worden
de zwangeren met een korte cervixlengte verdeeld in
twee groepen. Zij krijgen oftewel progesteron (200 mg
per vaginaal capsule) voor elke nacht of een placebo, van
22 tot 34 weken zwangerschapsduur.
UitkomstmatenDe samengestelde primaire uitkomstmaat is neonatale
morbiditeit en mortaliteit. Secundaire uitkomstmaten zijn
partus voor 34 weken, gezondheid van het kind, groei
en ontwikkeling van het kind op tweejarige leeftijd, tijd
tot aan partus, aantal vroeggeboortes voor 32 en
37 weken, aantal dagen opname op NICU, eventuele
complicaties van de moeder, opname van de moeder
voor vroeggeboorte en kosten.
PoweranalyseBerekend is dat ongeveer 1920 zwangeren met een
korte cervix nodig zijn (960 per arm) voor het behandel-
deel. Dit betekent dat van ongeveer 40.000 zwangeren
de cervixlengte gemeten moet worden, ervan uitgaande
dat ongeveer 10% werkelijk een cervix ≤ 30 mm heeft
en dat het deelnamepercentage aan randomisatie onge-
veer 50% zal zijn.
KetenzorgHet screenen van 40.000 gezonde zwangeren maakt
deze studie tot een echt ketenonderzoek, want om dit te
bereiken is medewerking van de eerstelijns verloskundige
praktijken een absolute noodzaak. Overal in het land
worden momenteel voorlichtingspraatjes georganiseerd
in kringen en VSV-bijeenkomsten. Dit om zowel de
eerstelijn als de tweedelijn kennis te laten maken met de
studie, en om ieders medewerking aan dit onderzoek te
vragen. Voor verloskundig Nederland een uitdaging om
dit onderzoek samen van de grond te krijgen!
Tot slotVoor meer informatie over het onderzoek verwijzen wij
u naar de website van het verloskundig consortium,
www.studies-obsgyn.nl en naar de website van de Triple
P studie, www.studies-obsgyn.nl/TripleP. Aanmeldingen
om als praktijk aan de studie deel te gaan nemen kunt
u per mail richten aan Jeanine van der Ven. Zij is als
verloskundige- onderzoeker aan deze studie verbonden
([email protected]). Ook voor meer informatie
kunt u bij haar terecht. ■
ReferentiesBakker JJH, Verhoeven CJM, Janssen PF, van Lith JM, van Oudgaarden ED,
Bloemenkamp KWM, Papatsonis DNM, Mol BWJ, van der Post JAM.
(2010). Outcomes after Internal versus External Tocodynamometry for
Monitoring. Labor N Engl J Med; 362:306-313
Fonseca EB, et al (2007). Progesterone and the risk of preterm birth
among women with a short cervix. N Engl J Med; 357(5):462-9.
Koopmans CM, Bijlenga D, Groen H, Vijgen SM, Aarnoudse JG, Bekedam
DJ, van den Berg PP, de Boer K, Burggraaff JM, Bloemenkamp KW,
Drogtrop AP, Franx A, de Groot CJ, Huisjes AJ, Kwee A, van Loon AJ, Lub
A, Papatsonis DN, van der Post JA, Roumen FJ, Scheepers HC, Willekes C,
Mol BW, van Pampus MG. (2009). Induction of labour versus expectant
monitoring for gestational hypertension or mild pre-eclampsia after 36
weeks' gestation (HYPITAT): a multicentre, open-label randomised con-
trolled trial. Lancet 374 (9694)9:979-988
Meis PJ, Klebanoff M, Thom E, Dombrowski MP, Sibai B, Moawad AH,
Spong CY, Hauth JC, Miodovnik M, Varner MW. (2003). Prevention of
recurrent preterm delivery by 17 alpha-hydroxyprogesterone caproate. N
Engl J Med; 348:2379–2385
NVOG, Richtlijn Preventie recidief spontane vroeggeboorte. (2007).
www.nvog.nl
WETENSCHAP
32 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 32
Ruim 3 maanden geleden is het PROMISESonderzoek (UMC Groningen) van start gegaan.Hieronder beschrijven de onderzoekers in hetkort de achtergrond en doelstelling van ditonderzoek en hoe het is opgezet.
AchtergrondAngstklachten en klachten van depressieve aard komen
veel voor, ook tijdens de zwangerschap. De schattingen
lopen uiteen maar over het geheel genomen blijkt dat
ongeveer 10 tot 15% van de vrouwen tijdens de zwan-
gerschap te maken krijgt met dit soort zogenaamde
emotionele klachten. Er zijn sterke aanwijzingen dat de
kinderen van deze vrouwen vaker te vroeg geboren
worden, een lager geboortegewicht en een lagere Apgar
score hebben dan kinderen van vrouwen die deze klachten
niet hebben gehad. Inmiddels zijn er ongeveer 20 obser-
vationele studies die laten zien dat deze kinderen niet
alleen een ongunstiger obstetrisch profiel hebben maar
later ook een verhoogde kans hebben op emotionele of
gedragsproblemen. In deze studies werden verbanden
gevonden tussen prenatale angst of depressie bij de
moeder en onder andere sociale angst en Attention
Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) maar ook met
crimineel gedrag. Over de mechanismen die deze
verbanden kunnen verklaren is nog maar weinig bekend.
Mogelijk leidt de stress die voortkomt uit het hebben
van angst of depressie tot veranderingen in het cortisol-
metabolisme van de moeder. Deze veranderingen kunnen
een ongunstig effect hebben op de hersenen van het
ongeboren kind. Het verband met de emotionele en
gedragsproblemen kan ook psychologisch verklaard
worden doordat depressie of angst voortduurt tot na de
geboorte waardoor de hechting tussen moeder en kind
in gevaar komt. Het is inmiddels duidelijk dat een goede
hechting van wezenlijk belang is voor een gezonde
geestelijke ontwikkeling van het kind. Een belangrijke
alternatieve verklaring is dat de verbanden indirect zijn
en verklaard worden door een derde factor die zowel de
angstige of depressieve symptomen van de moeder als
de psychosociale problemen van het kind verklaart. De
gevonden verbanden zouden in dat geval niet causaal
zijn. De meest voor de hand liggende derde factor is een
genetische gevoeligheid voor psychische problemen. Een
dergelijke factor wordt immers voor de helft gedeeld
door moeder en kind. Ook een door moeder en kind
gedeelde ongunstige omgeving kan een derde factor zijn
die het verband tussen prenatale angst of depressie en
een ongunstige ontwikkeling van het kind verklaart. Het
uitsluiten van een niet causaal verband en het aantonen
van de sterkte van het verband kan alleen onderzocht
worden door een experiment te doen waarbij de depres-
sieve of angstige symptomen behandeld worden en te
kijken naar effecten op de ontwikkeling van het kind.
Dit is precies wat we in het Pregnancy Outcomes after
Maternity Intervention for Stressful Emotions (PROMISES)-
onderzoek gaan doen.
DoelstellingHet doel van dit onderzoek is na te gaan of preventie
van psychosociale problemen bij kinderen mogelijk is
door tijdens de zwangerschap en in de eerste weken na
de geboorte, symptomen van depressie of angst bij de
moeder te behandelen met een psychologische interventie.
Naast psychosociale uitkomsten willen we ook kijken of
de behandeling leidt tot een beter obstetrisch profiel.
OnderzoeksopzetHet PROMISES-onderzoek zal uitgevoerd worden in twee
fasen. De eerste fase, de screening, is onderdeel van
een ander onderzoek. Dit onderzoek betreft de rol van
persoonlijkheid, sociale steun en levensgebeurtenissen bij
het krijgen van angst en depressie in de periode van het
tweede trimester van de zwangerschap tot in het eerste
jaar postpartum. Alle vrouwen die zich gedurende de
onderzoeksperiode van ongeveer een jaar inschrijven bij
een van de 31 participerende eerstelijns verloskundigen-
praktijken in Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel
WETENSCHAP
33TvV juli/augustus 2010 • KNOV
PROMISESHet PRegnancy Outcomes after Maternity Intervention forStressful EmotionS (PROMISES) –onderzoek.
Huibert Burger, Claudi L.H. Bockting, Marielle G. van Pampus en Judith L. Meijer
Huibert Burger en Judith L. Meijer zijn verbonden aan de afdeling
Epidemiologie en Interdisciplinair Centrum voor Psychiatrische
Epidemiologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen;
Claudi L.H. Bockting is verbonden aan de afdeling Klinische
Psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen; Marielle G. van
Pampus is verbonden aan de afdeling Obstetrie en Gynaecologie,
Universitair Medisch Centrum Groningen.
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 33
WETENSCHAP
worden voor dit onderzoek uitgenodigd. Het doel is om
gegevens te krijgen van ongeveer 6000 vrouwen. In dit
onderzoek wordt de mate van depressiviteit gemeten
met de Edinburgh Postnatal Depression Scale (EPDS). Het
niveau van angst wordt gemeten met de State and Trait
Anxiety Inventory (STAI-Trait). Beide vragenlijsten zijn
goed gevalideerd voor gebruik tijdens de zwangerschap.
Vrouwen met een verhoogde mate aan klachten van
angst of depressie (EPDS >=12 en/of STAI >=42) zullen
uitgenodigd worden voor de tweede fase, het eigenlijke
PROMISES-onderzoek. Indien de vrouwen toestemming
geven en aan geen van de exclusiecriteria (meerling-
zwangerschap, hoog suïcide-risico, huidige psychotherapie,
ernstige lichamelijke aandoening, of onvoldoende
beheersing van de Nederlandse taal) voldoen worden
zij gerandomiseerd naar de interventie- dan wel de
controlegroep. Vrouwen in de controlegroep worden
geadviseerd contact op te nemen met hun huisarts om de
klachten te bespreken. We zullen nauwkeurig vastleggen
welke zorg de vrouwen ontvangen van de huisarts maar
de aanname is dat deze zorg aanmerkelijk minder inten-
sief zal zijn dan in de interventiegroep. Vrouwen in de
interventiegroep krijgen 6 tot 10 sessies cognitieve
gedragstherapie (CGT) tijdens de zwangerschap en na
de bevalling nog eens 4-8 sessies vanaf 6 weken post -
partum. De CGT wordt door speciaal getrainde gedrags -
therapeuten gegeven. De eerste stap bij de CGT bestaat
uit het opsporen van negatieve of automatische gedachten
die aan de angst of depressie bijdragen, of deze in stand
houden. Er wordt in het bijzonder ingegaan op thema’s
die vooral tijdens de zwangerschap van belang kunnen zijn
zoals de angst voor aangeboren afwijkingen, miskramen,
complicaties bij de bevalling of een voorgeschiedenis van
seksueel misbruik. Gebruik makend van de zogenaamde
‘Socratische dialoog’ wordt geprobeerd deze negatieve
gedachten blijvend te veranderen. Vervolgens wordt tot en
met 18 maanden postpartum het niveau van symptomen
van angst en depressie herhaaldelijk gemeten om te kijken
of de klachten afnemen. Ook wordt gedurende deze
periode op verschillende momenten gevraagd naar kwa-
liteit van leven, ‘coping’ stijl, alcoholgebruik, rookgedrag,
zorgconsumptie, levensgebeurtenissen, moeder-kind
hechting en de kwaliteit van de partnerrelatie. Dit wordt
grotendeels gedaan via vragenlijsten die via het internet
ingevuld kunnen worden. Gegevens over zwangerschap
en bevalling worden gevraagd aan de verloskundigen die
meedoen aan PROMISES. Om het effect van de CGT bij
de kinderen te meten, gaan we het kind op anderhalf -
jarige leeftijd thuis onderzoeken. Bij dat bezoek wordt
een aantal testen gedaan om de motorische, cognitieve
en gedragsontwikkeling te meten. Dit gebeurt met de
zogenaamde Bayley schalen die hier speciaal voor zijn
ontwikkeld. Daarnaast zullen we (voorlopers van) gedrags-
en emotionele problemen proberen vast te stellen door
de moeder te interviewen aan de hand van een goed
gevalideerd instrument voor deze jonge leeftijdscategorie
(CBCL 1.5-5). Dit instrument heeft ook een versie voor
personen die de kinderen vaak zien, maar niet de ouders
zijn. Daarbij valt te denken aan medewerkers van de
kinderopvang. Het is belangrijk om ook deze mensen de
CBCL voor te leggen omdat deze niet op de hoogte
zullen zijn van de behandelingsstatus van de moeder en
daarom waarschijnlijk minder bevooroordeeld zullen zijn.
Wij hopen dat het PROMISES-onderzoek gaat leiden tot
programma’s die angst- en/of depressieklachten tijdens
de zwangerschap kunnen verminderen. Op die manier
hopen we dat dit onderzoek zal bijdragen aan het terug-
dringen van obstetrische problemen en aan het voor -
komen van psychosociale problemen bij kinderen.
Uiteindelijk hopen wij dat dit weer zal leiden tot een
reductie van de lijdensdruk door psychische stoornissen
onder de gehele, ook volwassen, bevolking.
Het PROMISES-onderzoek is een samenwerking tussen de
afdelingen Epidemiologie, Psychiatrie en Gynaecologie
van het UMCG en de afdeling Klinische Psychologie van
de Universiteit Groningen. Daarnaast is er samenwerking
met de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verlos -
kundigen (KNOV) en de Vereniging voor Gedragstherapie
en Cognitieve Therapie (VGCT). Het onderzoek wordt
financieel ondersteund door ZonMw, subsidienummer
120520013.
Meer informatie: www.promises-onderzoek.nl. ■
Onderzoeksteam van PROMISES.
Vlnr: Huib Burger (projectleider), Judith Meijer (onderzoeker),
Juliette Kalkman (onderzoeksassistent),
Claudi Bockting (psychotherapeut)
TvV juli/augustus 2010 • KNOV34
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 34
WETENSCHAP
Na de publicatie van de Term Breech Trial in2000, steeg het percentage sectio’s bij eenstuitligging in Nederland van 50 naar 80%. Dit stijgende percentage bracht hernieuwdeaandacht voor de uitwendige versie teweeg.Er kwam een KNOV-standpunt uitwendige versie, er werd scholing ontwikkeld en eenversieregister opgezet. PRN-cijfers laten echter zien dat het aantalstuitliggingen bij de geboorte stabiel blijft. Dit roept vragen op over het aanbieden vande versie en het succespercentage ervan. In juni jl. publiceerden Marlies Rijnders enanderen in het Amerikaanse tijdschrift Birthover een studie waarin zij onderzochten: 1) de prevalentie en uitkomst van de uit -wendige versie, 2) de redenen van vrouwen of zorgverleners om geen uitwendige versie te proberen, 3) de factoren die de keuze vande vrouw kunnen beïnvloeden zoals pijn, decounseling en medicatie.
Opzet van het onderzoekIn een representatief sample van eerstelijns verloskundige
praktijken werd tussen juni 2007 en januari 2008 gegevens
verzameld van vrouwen waarbij bij een zwangerschaps-
duur van 34+0 weken of meer een stuitligging werd
vermoed bij uitwendig onderzoek. Indien de stuitligging
werd bevestigd, ontvingen de praktijk, de vrouw en de
degene die de uitwendige versie verrichtte, een vragen-
lijst. De vragenlijst bevatte zowel multiple choice als open
vragen en betroffen de procedure, uitkomsten, redenen
om geen versie uit te voeren en de ervaringen van vrou-
wen. De ervaren pijn en angst werden gemeten op een
vijfpuntschaal. De vrouwen werden verzocht om de
vragenlijst na de eventuele versie in te vullen en voor de
geboorte te retourneren.
StudiepopulatieVan de 65 praktijken die werden benaderd, reageerden
49 positief (75%). Uiteindelijk werden 140 nullipara en
141 multiparae in 46 praktijken geïncludeerd. Vergeleken
met de landelijke cijfers, waren in deze groep relatief meer
vrouwen van Nederlandse origine. Wat betreft leeftijd en
opleiding verschilde de studiegroep niet met de landelijke
populatie. De meeste van de vermoede stuitliggingen (67%)
werden voor de 36ste zwangerschapsweek bevestigd, de
meeste versies (72%) werden voor 37 weken uitgevoerd.
AanbodAlle 304 vrouwen met een vermoedelijke stuitligging
werden doorgestuurd naar een gynaecoloog. In meer dan
de helft van de gevallen (n=167) werd het vermoeden
bevestigd. Bij 123 (74%) van de 167 vrouwen werd een
versie verricht. Vijftien vrouwen (9%) zagen af van een
versie, zeven vrouwen (4%) kwamen in partu voor de
versieafspraak. Bij 20 vrouwen (12%) besloot de gynaeco-
loog geen versie te verrichten. Redenen daarvoor waren
onder andere weinig vruchtwater, strakke buikspieren,
placenta op voorwand, laag geboortegewicht, aangebo-
ren afwijkingen of redenen aangegeven door de vrouw.
Deze laatste waren: een vermoed hoog risico of lage
kans van slagen en slechte verhalen van anderen.
Relinde van der Stouwe
Relinde van der Stouwe is redacteur van dit tijdschrift
Uitwendige versie; hoe vaak lukt het en wat vindenvrouwen er van?
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 35
Referaat
© F
ran
k M
ulle
r, N
ijmeg
en
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 35
WETENSCHAP
Met uitzondering van een versie door een verloskundige,
werden alle andere pogingen verricht door een gynaeco-
loog. Er waren 41 ziekenhuizen betrokken, verspreid over
heel Nederland.
Bij eenderde van de vrouwen werd meer dan één poging
gedaan. Bij 37% van de vrouwen werden weeënremmers
gebruikt bij de versie. In het Zuiden van Nederland werden
vaker weeënremmers gebruikt (51%) dan in het midden
(36%) en het Noorden (12%). In de dossiers werd niet ver-
meld of pijnstillende medicatie werd toegepast. De onder-
zoekers gaan er vanuit dat dit ook niet gebruikt werd.
SlagingspercentageVan de uitwendige versies resulteerde 39% (n=48) in een
hoofdligging. Het opleidingsniveau en etnische achter-
grond van de zwangere waren niet van invloed op het
slagingspercentage. Ook de omvang van de verloskundige
praktijk, het aantal uitgevoerde versies in het ziekenhuis,
zwangerschapsduur waarbij de stuitligging werd vastge-
steld of uitwendige versie werd verricht en het gebruik
van tocolytica hadden geen invloed.
Wel van invloed waren pariteit en de regio waar de versie
werd uitgevoerd. Bij nulliparae slaagde de versie significant
minder vaak (27%) dan bij multiparae (57%; p=0.002).
In de zuidelijke regio lag het slagingspercentage op 16
procent (5 van de 32 uitgevoerde versies), in het midden
van het land op 42% (20/48) en in het noorden 54%
(23/43). Deze verschillende zijn statistisch significant.
Voor multiparae bleef het succespercentage in het zuiden
significant het laagst. Bij primiparae waren de verschillen
niet significant. Ten dele kan dit lage succespercentage in
het zuiden toegeschreven worden aan één ziekenhuis,
waar relatief veel van de versies verricht werden en
zonder succes. Echter, ook na uitsluiting van de versies in
dit ziekenhuis, bleef het slagingspercentage in het zuiden
significant laag ten opzichte van het midden en noorden
van het land.
De kans dat het kind na versie in hoofdligging bleef liggen,
was groot. Na succesvolle versie bleken 47 kinderen bij
de geboorte nog steeds in hoofdligging te liggen; bij een
kind ontbraken hierover gegevens. In de groep vrouwen
waarbij de versiepoging mislukte, draaiden alsnog twee
(van de 75) kinderen zich spontaan naar hoofdligging. En
ook in de groep waarbij geen versie werd verricht (n=44)
lagen twee kinderen bij de geboorte in hoofdligging.
De onderzoekers rekenden de kans uit op een hoofd -
ligging ten tijde van de partus. Vrouwen die een versie
ondergingen, hadden een negen keer zo grote kans op
een hoofdligging bij de geboorte dan vrouwen die geen
versie ondergingen: RR 8.8 (BI 95%:2.2-34.8). De kans
op een vaginale geboorte was drie keer zo groot in de
groep vrouwen waarbij een versie verricht werd: RR 2.7
(BI 95% 1.5-5.0).
ComplicatiesBij vier versies werden complicaties gemeld. Drie kinderen
hadden een bradycardie die minder dan 10 minuten
Geen of een Pijnlijk, erg of OR Aangepaste OR
beetje pijn extreem pijnlijk (BI 95%) (BI 95%)
(n=38) (n=57)
Aantal (%) Aantal (%)
Regio
Noord 18 (64) 10 (36) 1 1
Midden 13 (33) 26 (67) 3.5 (1.2-9.6) 4.0 (1.2-12.6)
Zuiden 7 (25) 21 (75) 5.4 (1.7-17.1) 4.7 (1.3-16.9)
Geslaagde versie
Ja 22 (67) 11 (33) 1
Nee 16 (26) 46 (64) 6.3 (2.5-16.2) 5.3 (1.9-14.7)
Zwangerschapsduur
Bij diagnose
≥ 36 wkn 17 (57) 13 (43) 1 1
< 36 wkn 21 (32) 44 (68) 2.7 (1.1-6.5) 2.3 (0.8-6.5)
Tabel 1: Onafhankelijke factoren die effect hebben op pijn tijdens de versie
(aantal vrouwen die versie ondergingen en die vragenlijst terugstuurde = 95)
TvV juli/augustus 2010 • KNOV36
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 36
WETENSCHAP
duurde. In twee gevallen trad dit op na een succesvolle
versie, in een geval na een mislukte versie. Na een versie
werd met de echo een laagliggende navelstreng gezien
die na een dag verdwenen was. Alle vier kinderen werden
vaginaal en in goede conditie geboren.
Ervaringen van vrouwenVan de 135 vrouwen die een versie ondergingen,
reageerden 95 (80%) op de vragenlijst.
Het uitkomen van de verwachtingen van deze vrouwen
en het slagen van de versie zijn niet automatisch met
elkaar verbonden. Voor 65 van de 95 vrouwen (68%)
bleek het ondergaan van de versie overeen te komen
met wat ze er van verwacht hadden. In deze groep
beschouwden de meeste vrouwen (83%) de versie als
een goede ervaring. De vrouwen waarbij het ervaren
van de versie niet overeen kwam met wat ze er van
verwachten, was het voor 67% een positieve ervaring.
Voor de hand ligt dat pijn en angst de ervaring van de
versie negatief beïnvloedt. Dat bleek ook zo te zijn. Een
pijnlijk ervaren versie geeft een zesmaal hogere kans op
een negatief ervaren versie: OR 6.0 (BI 95%,: 3.3-12.2)
in vergelijking met vrouwen die geen of een beetje pijn
voelden tijdens de versie. Daarnaast beoordeelden geen
van de tien vrouwen die zich angstig hadden gevoeld
tijdens de versie, de versie als een positieve ervaring.
Elf procent van de vrouwen ondervond geen pijn en
30% een beetje pijn tijdens de versie. Meer dan de
helft van de vrouwen (60%) gaf aan pijn van betekenis
gevoeld te hebben: 32% beoordeelde de versie als pijn-
lijk, 17% als erg pijnlijk en 10% als extreem pijnlijk.
Factoren die significant gerelateerd waren aan een pijnlijk
ervaren versie waren: het wel/niet slagen van de versie,
de regio waarin de versie plaatsvond, en de zwanger-
schapsduur ten tijde van de diagnose (zie tabel 1). Niet
van invloed op de pijn waren: pariteit, tocolysis, het toe-
passen van de versie voor de 36ste zwangerschapsweek.
Ook is er geen relatie tussen angst vooraf aan de versie
en de ervaren pijn tijdens de versie. Van de vrouwen die
zich angstig voelde voor de versie, ervoer 76% pijn van
betekenis in vergelijking tot 58% van de vrouwen die
geen angst aangaven voor de versie. Aan de andere kant
ervoeren alle elf vrouwen die zich angstig voelden tijdens
de versie, de versie als pijnlijk in vergelijking met 55% van
de 84 vrouwen die geen angst tijdens de versie voelde.
CounselingDe meeste vrouwen (71%) die een versie ondergingen
waardeerden de counseling van de verloskundige over de
versie als goed tot zeer goed, 23 procent beschouwde
het als adequaat en 6 procent als slecht. De counseling
door de zorgverlener die de versie uitvoerde werd door
87% van de vrouwen als goed tot zeer goed beoordeeld.
De beoordeling van de counseling bleek niet gerelateerd
te zijn aan het succespercentage of de regio. Wel ervoeren
alle zeven vrouwen die de counseling als slecht aanduiden,
de versie als pijnlijk in vergelijking met 57% van de 88
vrouwen die de counseling als goed beoordeelden.
Slechte counseling was niet gerelateerd aan de angst
vooraf en tijdens de versie.
DiscussieVeel vrouwen zijn bereid om een versie te ondergaan
terwijl de ingreep niet pijnloos is. Meer dan de helft van
de vrouwen in deze studie ervoer pijn van betekenis en
tien procent had zich angstig gevoeld tijdens de versie.
Niettemin beoordeelden de meeste vrouwen de versie
als een positieve ervaring. Hoewel de counseling in het
algemeen goed werd beoordeeld, pleiten de onder -
zoekers terecht voor extra aandacht voor de pijn die
vrouwen kunnen ervaren tijdens versie.
Ook met een slagingspercentage van ‘slechts’ 39%, stijgt
de kans op een kind in hoofdligging bij de geboorte en
de kans op een vaginale baring significant. In deze studie
werden geen grote complicaties gerapporteerd. Daarbij
moet wel opgemerkt worden dat de omvang van de
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 37
© F
ran
k M
ulle
r, N
ijmeg
en
© F
ran
k M
ulle
r, N
ijmeg
en
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 37
WETENSCHAP
studiegroep te beperkt is om daar conclusies aan te
verbinden. Andere studies laten zien dat complicaties
zeldzaam zijn.
Gezien deze gunstige uitkomsten, de bereidheid van
vrouwen om een versiepoging te ondergaan en hun
positieve ervaring in deze studie, is het een gemiste kans
dat in 26% van de gevallen de gynaecoloog afzag van
een versiepoging. De meest genoemde redenen daarvoor
waren: niet genoeg vruchtwater, strakke buikspieren, en
ingedaalde stuit. De onderzoekers wijzen er op dat oligo-
hydramnion beschouwd wordt als een relatieve contra-
indicatie voor een versie, maar dat er geen wetenschap-
pelijke basis is voor onvoldoende vruchtwater en
ingedaalde stuit als factoren in de besluitvorming. Ook een
laagliggende navelstreng, placenta op de voorwand en
een sectiolitteken vormen in nationale en internationale
richtlijnen geen absolute contra-indicaties. De onder -
zoekers zien mogelijkheden tot verbetering in de opge-
voerde redenen om geen versie uit te voeren.
Ook signaleren zij regionale verschillen in de uitvoering
van de procedure en het slagingspercentage. Dit zijn voor
de onderzoekers aanwijzingen voor verbetering van de
vaardigheden en van wetenschappelijk onderbouwde
beslissingen.
ConclusieDe uitwendige versie kan een stuitligging bij de geboorte
voorkomen en daarmee de kans op een vaginale baring
vergroten. Complicaties zijn zeldzaam. Niettemin werd bij
een op de vier laagrisico vrouwen met een stuitligging
geen versiepoging verricht.
De regionale verschillen in het succespercentage van de
versie en de procedure vraagt om training van vaardig -
heden van zorgverleners.
In de counseling moet meer aandacht besteed worden
aan de pijn die vrouwen kunnen ervaren tijdens de
versie. Een aanzienlijk deel van de vrouwen ervaart pijn
van betekenis tijdens de ingreep. ■
ReferentieRijnders M, Offerhaus P, Van Dommelen P, Wiegers Th, Buitendijk S.
(2010). Prevalence, outcome, and women’s experiences of external
cephalic version in a low-risk population. Birth 37: 124-133
38 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Op 11 augustus a.s. begint de Ramadan, deislamitische vastenmaand. Van dageraad totzonsondergang wordt dan gevast. Kinderen,zieken, en reizigers hoeven niet te vasten. Dit geldt ook voor vrouwen die borstvoedinggeven of menstrueren. Zwangere vrouwenmogen vasten, maar hoeven dat niet te doenals ze zich zorgen maken over hun eigengezondheid of die van hun ongeboren kind.Tot nu toe waren er geen aanwijzingen datzwangere vrouwen zich zorgen zouden moetenmaken om de gezondheid van hun kind.Grootschalig onderzoek in Indonesië laat echterzien dat mensen die voor hun geboorte warenblootgesteld aan de Ramadan op latere leef-tijd minder gezond zijn. Het suggereert dataanpassingen van de foetus aan een beperktehoeveelheid voedingsstoffen blijvende nega-tieve gevolgen heeft gehad die leiden totziekte in het latere leven. Een bevestiging vande ‘fetal origins of adult disease’ hypothese.
Onderzoek in IndonesiëDe Nederlandse econoom Reyn van Ewijk voerde onder-
zoek in Indonesië uit naar de effecten van Ramadan
tijdens de zwangerschap op de gezondheid op korte en
lange termijn (Van Ewijk, 2009). Er zijn verschillende
redenen waarom Indonesië als land erg geschikt is voor
een dergelijk onderzoek. In Indonesië woont de grootste
moslimpopulatie ter wereld; 86% van de 238 miljoen
inwoners zijn moslim. Omdat Indonesië op de evenaar
ligt, is dit land extra geschikt om effecten van Ramadan
te onderzoeken. De Ramadan valt namelijk elk jaar elf
dagen eerder. Dit betekent dat de Ramadan verschuift
in het kalenderjaar en niet altijd in hetzelfde seizoen valt.
In Nederland zou dat betekenen dat het vasten tijdens
de Ramadan in de zomer langer duurt dan in de winter.
In Indonesië is het aantal uren tussen dageraad en zons-
ondergang – de periode waarin gevast moet worden –
Lange termijn gevolgenTessa Roseboom, Joris van der Post, Rebecca Painter
De drie auteurs zijn verbonden aan het Academisch
Medisch Centrum in Amsterdam.
Tessa Roseboom is universitair hoofddocent aan de
afdeling Klinische Epidemiologie, Biostatistiek en
Bioinformatica, en Gynaecologie en Verloskunde.
Joris van der Post is hoogleraar Gynaecologie en Verloskunde
en Rebecca Painter is gynaecoloog in opleiding.
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 38
WETENSCHAP
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 39
altijd even lang, of de Ramadan nu in de winter of in de
zomer valt.
Groot databestandVan Ewijk koos een slimme strategie om zijn onderzoek
uit te voeren. Hij maakte gebruik van de Indonesian Family
Life Survey, onderzoeksgegevens van grote aantallen
mensen over zowel economische, sociale als gezondheids-
factoren van enkele tienduizenden mensen die represen-
tatief zijn voor de Indonesische bevolking. Deze gegevens
zijn vrij toegankelijk, en dat maakte het mogelijk ant-
woord te vinden op de vraag of prenatale blootstelling
aan de Ramadan gevolgen heeft voor de gezondheid.
Van Ewijk gebruikte gegevens die in 2000 waren verzameld
bij ruim veertigduizend mannen en vrouwen van verschil-
lende leeftijd afkomstig uit ruim tienduizend huishoudens.
Op basis van geboortedatum stelde hij vast of moslims al
dan niet mogelijk blootgesteld waren geweest aan de
Ramadan. Hij vergeleek de gezondheid van moslims die
voor hun geboorte mogelijk blootgesteld waren geweest
aan de Ramadan (omdat ze tot acht maanden na een
Ramadan werden geboren), met de gezondheid van
moslims die niet konden zijn blootgesteld aan de Ramadan
(omdat ze in de weken voor een Ramadan werden
geboren), waarbij hij rekening hield met hun leeftijd,
geboorteseizoen en geslacht. Omdat Ramadan bloot -
stelling alleen werd bepaald op grond van de geboorte-
datum, is niet met zekerheid vast te stellen of de moe-
ders ook daadwerkelijk tijdens de zwangerschap hadden
gevast. Als slechts een deel van hen had gevast, dan zullen
de effecten die werden gevonden een onderschatting zijn
van de echte effecten van vasten tijdens de zwangerschap.
Minder gezondVan Ewijk vond dat prenatale blootstelling aan de Ramadan
blijvende gevolgen had voor de gezondheid op latere
leeftijd. Zo waren mensen (> 45 jaar) die prenataal waren
blootgesteld aan de Ramadan ongezonder (als beoordeeld
door een verpleegkundige), vaker ziek, hadden ze vaker
klachten van pijn op de borst (als indicator voor hart- en
van prenatale blootstelling aan de Ramadan
11 augustus 2010: begin van de Ramadan
© S
aski
a va
n V
een
, Den
Haa
g
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 39
vaatziekten) en wonden die langzaam helen (als indicator
voor type 2 diabetes).Door dezelfde analyses te doen bij
niet-moslims (waar hij geen effect vond van prenatale
blootstelling aan de Ramadan) kon hij aannemelijk maken
dat de gevonden effecten niets te maken hadden met
seizoenseffecten of bijeffecten van de Ramadan, maar zeer
waarschijnlijk met het vasten tijdens de Ramadan zelf.
HongerwinterTijdens de Ramadan wordt er na zonsondergang genoten
van de Iftar maaltijd, een feestelijke en calorierijke maal-
tijd. Het is frappant dat desondanks de resultaten van
Ewijk sterk overeenkomen met de resultaten van onder-
zoek naar de gezondheid van mensen die voor hun
geboorte zijn blootgesteld aan de Hongerwinter. Tijdens
de Hongerwinter was er slechts een rantsoen van 400-
800 calorieën voor handen. Ook daar waren met name
de mensen die waren verwekt tijdens de Hongerwinter
– en dus in het eerste trimester waren blootgesteld aan
ondervoeding – op latere leeftijd minder gezond.
Ze leden twee keer vaker aan hart- en vaatziekten en
hadden vaker type 2 diabetes.
KanttekeningenEen kanttekening bij het onderzoek van Van Ewijk is dat
de metingen van de gezondheid niet optimaal zijn. Dit zal
hebben gezorgd voor “ruis”. Over het algemeen zal dit
leiden tot een onderschatting van de effecten, en zullen
de echte effecten waarschijnlijk groter zijn.
Hoewel het gaat om zeer gedegen en grootschalig onder-
zoek – en de resultaten passen binnen een grote hoeveel-
heid wetenschappelijke literatuur over de relatie tussen
prenatale omstandigheden en latere gezondheid – zijn
de resultaten niet zomaar te vertalen naar Nederland.
Simpelweg omdat de gezondheidszorg en de omstandig-
heden in Nederland heel anders zijn dan die in Indonesië.
Een van de belangrijkste verschillen is dat in Indonesië
40% van de bevolking onder de armoedegrens leeft, en
dat chronische ondervoeding veel voorkomt, ook onder
zwangeren. Het is denkbaar dat de effecten van Ramadan
in Indonesië om deze redenen anders zijn dan in
Nederland, waar overgewicht een veel groter gezond-
heidsprobleem vormt dan ondervoeding.
Onderbouwd adviesWe weten eigenlijk niet goed of het verstandig is
Nederlandse moslima’s te ontraden mee te doen aan de
Ramadan. Vandaar dat tijdens de komende Ramadan in
Nederland onderzoek zal worden gedaan. Doel is na te
gaan wat de effecten zijn van vasten tijdens de zwanger-
schap op de korte termijn. Ook zal worden onderzocht
hoeveel zwangere vrouwen vasten tijdens de Ramadan,
en wat redenen zijn om al dan niet te vasten. Het is een
eerste stap om zwangere vrouwen tijdens de Ramadan
beter te kunnen begeleiden. Meer informatie over het
onderzoek dat het AMC in samenwerking met Reyn van
Ewijk zal gaan uitvoeren is te vinden op
www.healthywombstudycenter.nl ■
ReferentiesVan Ewijk, R.J.G. (2009). Long-term health effects on the next generation
of Ramadan fasting during pregnancy, CEP Discussion Paper, No. 926,
Centre for Economic Performance, London School of Economics.
http://vanewijk.economists.nl/papers.php
www.hongerwinter.nl
www.healthywombstudycenter.nl
WETENSCHAP
40 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
© S
aski
a va
n V
een
, Den
Haa
g
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 40
Nieuwsbrief - juli 2010, jaargang 6
w w w . k e n n i s p o o r t - v e r l o s k u n d e . n l
Risico’s voor zwangeren na jeugdkanker en abdominale radiotherapiePregnancy outcome in female childhood cancer survivors.
Lie Fong S, van den Heuvel-Eibrink MM, Eijkemans MJC et al.
Human Reproduction 2010; Advance access February 19
Steeds vaker overleven kinderen kanker, waardoor nu ook het aantal
zwangeren toeneemt dat in hun jeugd kanker heeft gehad. De onder-
zoekers deden een retrospectieve studie naar zwangerschapsuit-
komsten onder 40 ex-kankerpatiënten van het Rotterdamse Sophia
Kinder ziekenhuis die tussen 2000 en 2005 zijn bevallen van een
eenling.
Deze vrouwen werden vergeleken met 9.031 controles zonder jeugd-
kanker uit de landelijke PRN-data door matching op pariteit, leeftijd,
en maand en jaar van de bevalling.
Dit is de eerste studie waarbij zwangerschapsuitkomsten van vrou-
wen met jeugdkanker worden vergeleken met die van een landelijke
populatie.
De zwangerschapsuitkomsten verschilden niet tussen beide groepen
vrouwen. Echter, de ex-kankerpatiënten die waren behandeld met
abdominale radiotherapie hadden vaker een post-partum bloeding
(33% versus 5%, p=0,007) en bevielen vroeger (34,9 versus 39,2
weken zwangerschap, p=0,001), maar na correctie voor zwanger-
schapsduur was er geen verschil in geboortegewicht.
Deze studie benadrukt de noodzaak voor een goede bewaking van
de bevalling bij vrouwen die tijdens hun jeugd kanker hadden en
daarvoor abdominale radiotherapie ondergingen. De auteurs raden
deze vrouwen af om thuis te bevallen.
Maakt een zwangerschap je nu wel of niet vergeetachtig?Cognition in pregnancy and motherhood: prospective cohort study.
Christensen H, Leach LS, Mackinnon A. British Journal of Psychiatry
2010; 196:126-132
Volgens onderzoeken worden zwangere vrouwen en moeders vergeet-
achtig, en deze informatie wordt ook gepubliceerd in zwangerschaps-
boeken, tijdschriften en op websites. Studies bij ratten toonden juist het
tegenovergestelde aan. De humane studies waren echter niet optimaal
opgezet; zonder metingen voorafgaand aan de zwangerschap en bij te
kleine en niet representatieve onderzoekspopulaties.
Deze prospectieve studie onderzocht in een grote representatieve
onderzoekspopulatie of er een relatie was tussen enerzijds zwangerschap
of moederschap en anderzijds korte of langdurige cognitieve verslech-
tering. Bij 1.241 vrouwen met een leeftijd tussen 20 en 24 jaar werden
uitgangsmetingen uitgevoerd in 1999. Er vonden follow-up metingen
plaats bij 1.126 van deze vrouwen in 2003 en bij 1.058 vrouwen in 2007.
Vier gevalideerde cognitietesten werden afgenomen voorafgaand, tijdens
en na de zwangerschap: mentale snelheid, werkgeheugen, korte- en
langetermijngeheugen. Daarnaast werd informatie verzameld over
opleiding, depressie, angst, medicijngebruik voor depressie of angst,
burgerlijke staat, en slaapproblemen.
Zesenzeventig vrouwen waren zwanger (primigravida) bij vervolgmetin-
gen, 188 kregen een (eerste) kind gedurende de studie en 542 raakten
niet zwanger. Er werden geen cognitieve veranderingen gevonden die
verband hielden met zwangerschap of moederschap, hoewel er wel
een verband was tussen late zwangerschap en degeneratie bij de werk-
geheugentest. De onderzoekers vonden dus geen ondersteuning voor
hun hypothese dat zwanger- en moederschap verband zou houden
met aanhoudende cognitieve degeneratie.
In tegenstelling tot eerdere berichtgeving gaat de Conferentie Kennispoort dit jaar niet door. De SOV gebruikt dit jaar om een
vernieuwde opzet van het congres te onderzoeken en uit te werken. De vijfde editie van dit congres vindt daardoor plaats in 2011.
Vitamine D en groei in ABCDMaternal early pregnancy vitamin D status in relation to fetal and
neonatal growth: results of the multi-ethnic Amsterdam Born
Children and their Development cohort. Leffelaar ER, Vrijkotte
TGM, van Eijsden M. British Journal of Nutrition 2010; doi:10.1017/
S0000711451000022X
Er wordt aangenomen dat de intra-uteriene omgeving veel gezondheids-
uitkomsten in het volwassen leven beïnvloedt. Verder weten we dat vitamine
D belangrijk is voor foetale en neonatale ontwikkeling, vooral voor de groei.
Deze studie onderzocht het verband tussen maternale vitamine D status
bij 12-14 weken zwangerschap en geboortegewicht (SGA) en postnatale
groei (lengte en gewicht). Etniciteit van de moeder heeft invloed op SGA en
postnatale groei. Daarom bekeken de onderzoekers ook of verschillen in SGA
en postnatale groei verklaard konden worden door etnische verschillen in
vitamine D status.
Uit het Nederlandse ADCD-cohort werden 3.730 vrouwen met een à-terme
geboorte van één levend kind geselecteerd. Het bleek dat vrouwen met
ontoereikende vitamine D waarden ( 29,9 nmol/l) bijna 2,5 keer vaker een
kind met een laag geboortegewicht (SGA) kregen. Ook kregen deze vrouwen
kinderen die gemiddeld 114 gram lichter waren dan de kinderen van vrouwen
met toereikende vitamine D waarden ( 50 nmol/l). Deze kinderen vertoon-
den in het eerste levensjaar een versnelde groei vergeleken met kinderen van
vrouwen met een toereikende vitamine D status. De verschillen in SGA en
neonatale groei werden slechts in beperkte mate verklaard door de etnische
verschillen in maternale vitamine D status.
Hoewel het supplementeren van vitamine D voor zwangeren met een on -
toereikende vitamine D status een gunstige invloed zou kunnen hebben,
is eerst meer onderzoek nodig om dit beleid verder te onderbouwen.
41
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 41
w w w . k e n n i s p o o r t - v e r l o s k u n d e . n l
Nieuwe WHO-richtlijnen voor de behandeling en preventie van HIVNew WHO HIV treatment and prevention guidelines. Crowley S, Rollins
N, Shaffer N. The Lancet 2010; 375:874-875
Eind 2009 heeft de WHO nieuwe richtlijnen gepubliceerd voor de behande-
ling en preventie van HIV, ook specifiek voor moeder-kind transmissie van
HIV en zuigelingvoeding bij HIV. De voornaamste doelen hiervan zijn het
verbeteren van gezondheidsuitkomsten voor moeder en kind en het vermin-
deren van verticale transmissie.
De nieuwe richtlijnen zijn vooral gericht op een eerdere start van de behande-
ling. De nieuwe richtlijn voor antiretrovirale therapie (ART) voor zwangere
vrouwen bevat onder andere de volgende vier aanbevelingen: 1) Start ART
bij alle zwangeren met HIV en 350 CD4-cellen/mm3, onafhankelijk van
klinische symptomen; 2) CD4 tests zijn noodzakelijk om te bepalen of
zwangeren met HIV en WHO klinische fase 1 of 2 moeten beginnen met
antiretrovirale behandeling of profylaxe; 3) Start ART bij alle zwangeren met
HIV en WHO klinische fase 3 of 4, onafhankelijk van het aantal CD4-cellen; 4)
Start EVF-medicatie niet gedurende het eerste trimester van de zwangerschap.
De keuze voor bepaalde middelen is onder andere afhankelijk van de vraag
of alleen transmissie van HIV naar het kind moet worden voorkomen of dat
Wat belemmert of bevordert bewegen in de zwangerschap volgens zwangeren zelf? Perspectives of Latina and non-Latina white women on barriers
and facilitators to exercise in pregnancy. Marquez DX, Bustamante
EE, Bock BC et al. Women Health 2009; 49:505-521
Hoewel matig intensief bewegen gedurende de zwangerschap de kans op
zwangerschapsdiabetes vermindert, bewegen Amerikaanse zwangeren,
zeker Latina’s, veel minder dan niet-zwangere vrouwen. De auteurs organi-
seerden 2 blanke focusgroepen en 1 Latina focusgroep met 20 zwangeren
die wekelijks hoogstens 2 halve uurtjes matig intensief bewogen.
De onderzoekers vroegen naar belemmerende en bevorderende factoren
voor gezond bewegen in de zwangerschap.
Alle vrouwen noemden als belangrijke belemmeringen: fysieke beperkin-
gen als enkeloedeem, adviezen van familie of artsen om niet te bewegen,
gebrek aan tijd door hun vele rollen, gebrek aan energie en motivatie
(vooral Latina’s), gebrek aan beweegprogramma’s op maat (blanken) en
geld (Latina’s). Latina’s noemden ook gebrek aan informatie over veilig
bewegen, maar blanke vrouwen noemden juist teveel informatie waardoor
zij onzeker werden. Minder belangrijke belemmeringen waren weers-
omstandigheden, veiligheid op straat, kinderopvang, zichzelf voldoende
actief vinden en niet van beweging houden.
Bevorderend waren vooral sociale steun van familie en andere zwange-
ren (vooral Latina’s), middelen (blank: programma’s op maat, Latina’s:
betaalbare fitness faciliteiten, adequate informatie (blank: gerichte recente
informatie, Latina’s: voorkomen van schade door bewegen). Latina’s
vonden een goed dieet bevorderend en blanke vrouwen inpassing in hun
leven en goede weersomstandigheden. Slechts enkele vrouwen noemden
de voordelen als betere bevalling, zichzelf beter voelen of frisse lucht
krijgen.
Gezondheidsbevorderende programma’s voor verschillende groepen
vrouwen zouden sociale steun, informatie, middelen en zicht op voordelen
moeten bieden. De bevindingen kunnen verloskundigen ondersteunen in
individuele voorlichting over gezond bewegen in de zwangerschap.
daarnaast de moeder ook behandeld moet worden. Na de bevalling speelt
de vraag of er borstvoeding wordt gegeven.
De WHO stelt nu een werkgroep samen die aanbevelingen zal opstellen voor
succesvolle implementatie van de richtlijn. Vroeger starten met HIV-behande-
ling kost meer geld, maar zal volgens de WHO uiteindelijk wel kosteneffectief
zijn. De WHO acht verder onderzoek nodig naar eenvoudiger interventies
(dan CD4 tests) en naar middelen met minder bijwerkingen en toxociteit.
42
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 42
Prevalentie en risicofactoren voor postnatale depressie bij vrouwen met premature en SGA kinderenPrevalence and risk factors for postpartum depression among women
with preterm and low-birth-weight infants: a systematic review.
Vigod SN, Villegas L, Dennis C-L, Ross LE. BJOG 2010; 117:540-550
Postnatale depressie (PND) komt bij 10-15% van de kraamvrouwen voor
en deze vrouwen hebben twee keer zoveel kans om in de volgende vijf jaar
weer depressief te worden. PND verstoort moeder-kind interacties die bij
het kind kunnen leiden tot problemen met hechting, ontwikkeling en sociale
vaardig heden. Hoewel er veel bekend is over de risicofactoren voor postnatale
depressie (PND), is er nooit een systematische review gedaan naar de
voorspellende waarde van kindgebonden zorg zoals bij een prematuur of
SGA kind.
Voor deze meta-analyse werden artikelen gezocht met zoektermen relevant
voor depressie en prematuriteit in Medline, CINAHL, EMBASE, PsycINFO
en Cochrane tot augustus 2008. Dit leverde 26 peer-reviewed artikelen op
met 2.392 vrouwen, die voldeden aan het inclusiecriterium dat bij moeders
met prematuren een gestandaardiseerd onderzoek naar depressie uitgevoerd
moest zijn tussen de bevalling en 52 weken postpartum.
De resultaten betroffen de prevalentie van PND, gemiddelde depressie scores
in de doelgroep en controlegroep en risico factoren voor PND.
De belangrijkste uitkomst was 40% PND in de vroege postpartum periode bij
vrouwen met premature kinderen. Langdurige depressie werd geassocieerd
met vroege prematuriteit, laag geboortegewicht, langdurige ziekte van het
kind en gebrek aan ondersteuning.
De conclusie was dat er een groter risico op PND is bij moeders van prema-
ture kinderen dan bij moeders van à terme kinderen in de eerste maanden
na de geboorte en voor moeders met SGA kinderen in het hele eerste jaar.
Verloskundigen hebben te maken met deze kwetsbare kraamvrouwen en
moeten daarom alert zijn op tekenen van PND.
Voordelen van borstvoeding of nadelen van flesvoeding?What are the risks associated with formula feeding? A re-analysis and review. McNiel ME, Labbok MH, Abrahams SW. Birth 2010; 37:50-58
Het wordt aanbevolen om baby’s de eerste 6 maanden van hun leven uit-
sluitend borstvoeding te geven. Echter, in de meeste studies over zuigelin-
genvoeding wordt flesvoeding als de standaard voeding gezien. Vervolgens
worden de voordelen van borstvoeding beschreven in vergelijking met
flesvoeding, maar gezien de voordelen van borstvoeding zou het logischer
zijn om borstvoeding als de standaard te beschouwen. Het geven van
borstvoeding kan worden voorspeld en verklaard door gebruik te maken
van theoretische modellen (Theory of Reasoned Action, Trans theoretical
Model en Integrated Change Model). Volgens de modellen vermindert de
kans op flesvoeding als de kosten in verhouding tot de baten toenemen.
Dus, om borstvoeding en de sociale acceptatie daarvan te stimuleren,
zouden de bewezen risico’s en gezondheidskosten van de alternatieve
flesvoeding moeten worden benadrukt.
Daarom zijn voor deze review de
resultaten van eerdere studies
omgerekend. De auteurs bere-
kenden nu in plaats van verlaag-
de risico’s bij borstvoeding juist
bij flesvoeding de verhoogde
risico’s op otitis media, diabetes,
astma, dermatitis of ziekenhuisopname als gevolg van lucht weginfecties.
De auteurs waren van mening dat ze daardoor ondersteuning bieden
aan zorgprofessionals bij hun counseling aan zwangeren en pasbevallen
vrouwen. Vrouwen kunnen nu gewezen worden op de risico’s van het
geven van flesvoeding. Deze omgekeerde benadering zou mogelijk meer
vrouwen stimuleren tot het geven van borstvoeding.
Minister eens met onderzoeksagenda
Demissionair minister Ab Klink van VWS sprak zijn steun uit voor
de onderzoeksagenda die hij op 17 juni van ZonMW ontving.
De onderzoeksagenda beschreef hoe de zorg rond zwangerschap
en geboorte beter kan. De samenstelling en formulering van deze
agenda is gecoordineerd door ZonMW, gebaseerd op de inbreng
vanuit een brede expermeeting op 21 april en drie ’verlanglijstjes’,
waarin de kennislacunes en onderzoeksbehoeften zijn weergegeven:
De Kennisagenda Fysiologische Verloskunde van de KNOV, de
Kennisagenda Perinatale Zorg van de NVK en de Signalementstudie
Zwangerschap en Geboorte, die is uitgevoerd door het Erasmuc MC
in opdracht van ZonMW.
De verschillende beroepsgroepen zijn opvallend eendrachtig over de
noodzaak en richting van het onderzoek. Als het aan de samenstel-
lers van de agenda ligt, dan is het hoofdthema voor onderzoek in de
komen de jaren ‘de aanpak van de belangrijkste oorzaken van peri-
natale sterfte en morbiteit (vroeggeboorte, groeivertraging, congenitale
afwijkingen en asfyxie bij het kind). Leidend zijn daarbij het voorkomen
van (een cumulatie van ) risicofactoren en de vroege opsporing
daarvan om te komen tot een vroege (preventieve) behandeling.
In de agenda zijn de bijbehorende kennislacunes verder uitgewerkt.
Hoge prioriteit gaat naar praktijkgericht onderzoek en zorgexperimen-
ten die bijdragen aan verbeteringen op korte termijn. Dit onderzoek
moet zoveel mogelijk lijnoverstijgend (0e, 1e, 2, en 3e-lijnszorg) be-
roepsoverstijgend plaatsvinden, aldus de opstellers. Daarnaast wordt
gepleit voor een blijvende investering in fundamenteel onderzoek en
speficieke aandacht voor (aanstaande) ouders in achterstandsituaties.
Het onderzoek moet zoveel mogelijk in gezamenlijkheid plaatsvinden,
door middel van consortia, aldus de auteurs. Het nieuwe kabinet zal de
voorstellen verder op gaan pakken.
kennispoort-verloskunde.nl
Agenda
43
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 43
w w w . k e n n i s p o o r t - v e r l o s k u n d e . n l
Cliëntenparticipatie bij richtlijnontwikkelingOntwikkeling van een landelijk netwerkrichtlijn subfertiliteit; de rol van de patiëntenvereniging. Vd Schoor-Knijnenburg J, de Breejen E,
Hermens R et al. Ned Tijdschrift voor Obstetrie & Gynaecologie 2010; vol.123
Individuele beroepsverenigingen stellen klinische richtlijnen op het gebied
van subfertiliteit vaak op vanuit eigen visie en discipline. Hierdoor komen
aanbevelingen soms niet overeen en ontbreekt de samenhang tussen de
verschillende richtlijnen. Als de cliënt in de zorg centraal staat, zouden zij
betrokken moeten worden bij de ontwikkeling, zodat de richtlijn aansluit bij
wensen en behoeften van de cliënten, een breder draagvlak en een betere
implementatiekans heeft. Zo wordt de multidisciplinaire richtlijn subfertiliteit
ontwikkeld, waarin een innovatieve methode voor cliëntenparticipatie een
essentiële rol speelt. Deelname: Nederlands Huisartsen Genootschap,
Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, Nederlandse
Vereniging Urologie, Vereniging voor Klinische Embryologie, Nederlandse
Vereniging Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde, Landelijke
Marihuana, hasjies, of sensemilla - producten van de Cannabis
Sativaplant - behoren tot de meest gebruikte verdovende middelen
in Nederland. El Marroun onderzocht het cannabisgebruik onder
zwangere vrouwen in het Generation-R cohort door middel van
zelfrapportage en urineonderzoek. Van de 3.997 vrouwen bleken
130 cannabis te gebruiken (3.3%). Dit percentage komt in de buurt
van het gemiddelde aantal cannabis gebruikende Nederlandse
vrouwen van dezelfde leeftijdscategorie, die niet zwanger zijn. En passant
onderzocht El Marroun de diagnostische kwaliteiten van zelfrapportage
en urineonderzoek. Zelfrapportage geeft een hogere schatting (2.3%)
dan urine-analyse (1.8%), maar beide methoden vullen elkaar aan.
Vrouwen die zeggen alleen vóór de zwangerschap cannabis te hebben
gebruikt of die vragen over druggebruik niet willen beantwoorden,
scoren vaak toch positief op de urinetest.
Cannabisgebruik tijdens de zwangerschap blijkt met een aantal facto-
ren te correleren. Een laag opleidingsniveau, een traumatische jeugd,
delinquent gedrag van de moeder en cannabisgebruik van de partner,
blijken significant gecorreleerd. Een huwelijkse staat en religie
daar entegen blijken significant te beschermen tegen het gebruik van
cannabisproducten.
Blootstelling aan cannabis in utero heeft negatieve consequenties
voor de groei en ontwikkeling van de foetus, zo laat dit onderzoek
zien. De foetale groei verminderde met 14.4 gram per week (95%
C I: -22.94,-5.94) en de omtrek van het hoofd met 0.21 mm per
week (95% CI: -0.42, 0.02), vergeleken met niet-blootgestelde
kinderen. Blootstelling aan cannabis had grotere gevolgen dan
blootstelling aan tabak. Cannabisgebruik van de vader had geen
invloed op de foetale groei.
Proefschrift: Cannabis geeft ernstiger groeivertraging dan tabakPrenatal Cannabis Exposure and Infant Development “A Tolerated Matter”.
Hanan El Marroun, 4 maart 2010, Erasmus Universiteit Rotterdam
Eten en drinken tijdens de bevalling magRestricting oral fluid and food intake during labour. Singata M, Tranmer
J, Gyte GML. Cochrane Database of Systematic Reviews 2010, Issue 1.
Art. No: CD003930. DOI:10.1002/14651858.CD003930.pub2
Vrouwen kunnen met een gerust hart eten en drinken tijdens de bevalling.
Volgens deze Cochrane review is er geen bewijs dat vrouwen met een laag
obstetrisch risico gebaat zouden zijn bij beperking hiervan. Integendeel:
alle energie is nodig voor dit enorme karwei. Vocht- of voedselonthouding is
onplezierig voor vrouwen en wordt juist in verband gebracht met stagnatie
van de baring.
De vijf gerandomiseerde onderzoeken die voor deze Cochrane’s review in
aanmerking kwamen, laten geen verschillen in uitkomsten zien tussen de
groepen vrouwen die vrijuit konden eten of die werden beperkt tot water,
glucosedrankjes of bepaalde licht verteerbare voedselsoorten. Maternale
uitkomsten waren het aantal sectio caesarea en kunstverlossingen.
Neonatale uitkomsten waren een Apgar score <7 vijf minuten postpartum
en hypoglycemie. Het gevreesde maar zeldzame Mendelsson’s syndroom,
waarbij aspiratie van maaginhoud tijdens operaties onder algehele narcose
fatale gevolgen kan hebben, kwam in de geselecteerde vijf onderzoeken met
3.130 deelnemers niet voor. Recente literatuurstudies tonen geen verband
tussen vasten tijdens de baring en een verkleinde maaginhoud. En met de
beschikbaarheid van de ruggenprik plus de huidige kennis over standaard
voorzorgsmaatregelen die bij algehele anesthesie van een barende vrouw
moeten worden genomen, is een regime van vasten niet echt meer van
deze tijd, zeggen Singata et al.
Overigens blijkt dat de behoefte aan voedsel of vocht sterk verschilt per
vrouw. Ongeveer 30% van de vrouwen week af van de restricties (of vrij-
heden) die door randomisatie vooraf waren bepaald. De maternale tevreden-
heid over de verschillende eetvoorschriften tijdens de bevalling werd in geen
van de geselecteerde onderzoeken gemeten.
Vereniging Medisch Psychologen, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en
bedrijfsgeneeskunde en Freya, vereniging voor mensen met vruchtbaar heids-
problemen. Vanuit elke groep namen een of twee personen deel. Daarnaast
werd een nieuw instrument ontwikkeld om aanbevelingen via een grote groep
cliënten te krijgen: WikiFreya, een afgeleide van Wikipedia waar web documen-
ten gezamenlijk kunnen worden bewerkt. Het blijkt dat via WikiFreya de
cliëntengroep goed bereikt wordt en bereid is een bijdrage te leveren.
De lijst aanbevelingen uit WikiFreya dient na prioritering als directe input voor
de richtlijnwerkgroep en krijgt een definitieve plaats in de richtlijn. De richtlijn
wordt eind van het jaar ter autorisatie aangeboden aan de deelnemende
beroepsgroepen. Het is duidelijk dat WikiFreya een veel belovend instrument is
voor patiëntenparticipatie in richtlijnontwikkeling.
kennispoort-verloskunde.nl
Cannabis
44
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 44
Colofon: Kennispoort Verloskunde is een initiatief van de Samenwerkende
Opleidingen Verloskunde (SOV). Deze maandelijkse nieuwsbrief verschijnt ook
als emailversie. Aanmelden kan gratis op www.kennispoort-verloskunde.nl,
het grootste kennisplatform voor Nederlands verloskundig onderzoek.
Postbus 2040
3000 CA ROTTERDAM
e-mail: [email protected]
telefoon: 020 - 635 30 99
Hoofdredactie:
Paul Heere (Limetree Business Refreshment)
Redactieraad:
Elies de Geus (AVAG), Judith Manniën (AVAG/EMGO),
Irene Korstjens (AVM), Stans Verschuren (VAR),
Bernadette Kroon (AVAG), Brigitte Tebbe (KNOV).
Proefschrift: Nog één keer alles over HPVSexual behaviour and HPV in young women.
Charlotte Lenselink, 9 maart Radboud Universiteit Nijmegen
Wie na de mediahype rond de HPV-vaccinatie (humaan papillomavi-
rus) behoefte heeft aan meer achtergronden en nuancering, komt dit
proefschrift als geroepen. Het onderzoek van Charlotte Lenselink is om
te beginnen bedoeld als 0-meting voor toekomstig onderzoek naar de
effecten van de HPV-vaccinaties in Nederland. Daartoe verrichtte ze
onderzoek onder 2.065 vrouwen van 18 tot en met 29 jaar.
Lenselink constateert dat de HPV-prevalentie onder deze groep vrouwen
18,9% bedraagt, waarvan 11,8% een verhoogd risico heeft op baar-
moederhalskanker later in het leven, de zogeheten hr-HPV-prevalentie.
Een besmetting met HPV 16 of HPV 18 komt voor bij respectievelijk
2,8 % en 1,4 % van deze categorie vrouwen. Bij slechts 3 vrouwen
(0,1%) werden beide types tegelijkertijd aangetroffen.
Tot aan de leeftijd van 22 jaar nam de aanwezigheid van het virus
aantoonbaar toe, vanaf deze leeftijd bleef het percentage constant.
Hoe meer seksuele partners een vrouw heeft, hoe groter haar kans
op een HPV-infectie.
Uit vervolgonderzoek bleek dat de HPV-infectie bij een deel van de
vrouwen vanzelf was overgegaan, maar ook, dat vervolgens een
besmetting met een ander of hetzelfde HPV-type kan optreden.
Vrouwen die momenteel tussen de achttien en dertig jaar oud zijn,
vallen buiten het vaccinatieprogramma en komen ook niet in aan-
merking voor een uitstrijkje, het screeningsprogramma op baarmoeder-
halskanker. Vooral voor deze leeftijdsgroep heeft Lenselink een model
ontwikkeld, waarmee een goede inschatting te maken is van de kans
dat iemand nog niet met HPV 16 of 18 besmet is.
In dat geval is vaccinatie nog zinvol. Het model is gebaseerd op leeftijd,
aantal en geslacht van seksuele partners, condoomgebruik en coïtus-
frequentie. Op basis van de uitkomst van dit model kan een vrouw
informatie krijgen over haar individuele risico en zelf bepalen of een
vaccinatie nog nut kan hebben.
Proefschrift:Slaagkansen en kosten van IVF in NederlandIVF in the Netherlands: success rates, lifestyle, psychological
factors, and costs.
Bea Lintsen, 12 maart 2010 Radboud Universiteit Nijmegen
Op dit moment is 1 op de 39 kinderen in Nederland een IVF of ICSI
kind. De stijgende behoefte aan IVF en ICSI is een direct gevolg van de
uitgestelde kinderwens van vrouwen. De NVOG heeft 10 jaar geleden
een richtlijn IVF geformuleerd, waarin is vastgelegd op welk moment en
na welke diagnostische procedures, er een indicatie bestaat voor een
behandeling met IVF of ICSI. In dit proefschrift heeft IVF-arts Linsen de
kosten en kansen van IVF/ICSI in Nederland op een rij gezet, waaruit
aanbevelingen volgen voor de herziening van de huidige richtlijn. De
meeste data zijn afkomstig uit een prospectief cohortonderzoek onder
vrijwel alle Nederlandse IVF centra. In totaal betreft het de behandelge-
gevens van 4.928 paren.
kennispoort-verloskunde.nl
ICSI
kennispoort-verloskunde.nl
HPV
We zetten enkele uitkomsten op een rij, maar verwijzen graag naar
het volledige proefschrift op KennispoortVerloskunde: De kans op een
doorgaande zwangerschap na één IVF- of ICSI-behandeling bedraagt
in Nederland gemiddeld 24 procent. Een jaar na de start van een
IVF/ICSI behandeling is 45 procent van de behandelde vrouwen
zwanger of bevallen. Dit percentage varieert per behandelcentrum
(36-55%), maar hiervoor is geen eenduidige reden gevonden.
Leeftijd is de belangrijkste voorspeller van de kans op een zwanger-
schap. Die kans ligt voor vrouwen rond de 40 de helft lager dan rond
de 30. Rokende vrouwen en vrouwen met overgewicht (BMI > 27 kg/
m2) hebben 28% resp. 30% minder kans op een zwangerschap met
IVF. De kosten van IVF/ICSI per succesvolle zwangerschap bedragen
€ 10.250 (prijspeil 2004). De kosten van één behandeling, inclusief
medicijnen, bedroegen in 2004 gemiddeld € 2.500.
45
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 45
Het Lange Land Ziekenhuis te Zoetermeer is als algemeen ziekenhuis een middelgrote zorgonderneming die de komende jaren in omvang zal toenemen. Het functiepakket voor het verzorgingsgebied zal daarbij verder ontwikkeld worden, veelal in samenwerking met andere zorgaanbieders. Het ziekenhuis vervult een bijzonder maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de curatieve medisch specialistische gezondheidszorg in de stad Zoetermeer en de omliggende gemeenten. Naast de uitoefening van de kernfuncties van een algemeen ziekenhuis functioneert ’t Lange Land Ziekenhuis daarbij in een concurrerende en snel veranderende omgeving. Binnen de afdeling Verloskunde ontstaan plaatsingsmogelijkheden voor
2e LIJNSVERLOSKUNDIGE(N) (047.10) minimaal 24 uur per week
In 1e instantie voor de duur van 1 jaar, na gebleken geschiktheid wordt de overeenkomst
gecontinueerd voor onbepaalde tijd Functie-inhoud:
Bewaken en observeren van zwangere en foetus tijdens onderzoek met behulp van bewakingsapparatuur;
Behandelplan opstellen ; Voorschrijven van medicijnen binnen de bevoegdheden; Voorlichting geven aan patiënten en hun relaties over het beleid en hen betrekken bij het
verloskundig proces tijdens de zwangerschap, de baring en het kraambed; Geeft verloskundige zorg op de kraamafdeling en verricht dagelijks de visite aan kraamvrouwen; Doet in het medisch dossier verslag van het uitgevoerd onderzoek met de motivatie, de uitkomst en
de eventuele ingestelde behandeling en het verdere verloop van de bevallingen die door de verloskundige zelf geleid zijn;
Zelfstandig medium en high risk bevalling begeleiden onder supervisie van gynaecoloog; Verrichten van spreekuren ten behoeve van bijvoorbeeld
counseling/baringsplan/preconceptiezorg/onderzoek; Participeren in overleg met 1e lijns verloskundigen; Participeren in opstellen van extra-murale en 2e lijns verloskundige protocollen; Actieve deelname aan de lopende onderzoeken/de perinatale audit/onderwijs.
Functie-eisen: Afgeronde opleiding tot klinisch verloskundige, evenals registratie in het BIG register; Het strekt tot aanbeveling dat er sprake is van zowel vakkennis als ervaringskennis in de
1e lijnsverloskunde Kennis van actuele ontwikkelingen en theorieën binnen het verloskundig beroep en de
gezondheidszorg in het algemeen; Bereidheid tot het verrichten van diensten volgens rooster.
Arbeidsvoorwaarden: De arbeidsvoorwaarden zijn conform de CAO-Ziekenhuizen.
Inlichtingen over deze functie worden gegeven door mevrouw I. Zwaan (Afdelingshoofd Verloskunde/Kindergeneeskunde/Avond- en Nachthoofden). Mevrouw Zwaan is te bereiken op telefoonnummer 079 – 346 2113. Uw schriftelijke sollicitatie met curriculum Vitae kunt u binnen 14 dagen richten aan de stafafdeling P&O, Toneellaan 1, 2725 NA Zoetermeer, of per e-mail [email protected] onder vermelding van vacaturenummer 047.10
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 46
ONDERWIJS
Nu het aantal thuisbevallingen in Nederlandnog verder daalt, het aantal ver wijzingen enhet aantal interventies stijgen en centralise-ring van zorg dreigt, is de behoefte aanwetenschappelijke onderbouwing voor de fysiologische verloskunde groter dan ooit.Er zijn parallellen te trekken met de ontwikke-lingen in Engeland en andere westerse landeneen aantal decennia geleden. Er valt daaromveel te leren van de inspanningen van Britseverloskundigen om ‘normal birth’ te promoten,onder andere door wetenschappelijke kenniste bundelen. Denis Walsh’ workshop geeft vandeze kennis een overzicht. Onderbouwingvoor een krachtige eerstelijns visie!
FysiologieDenis Walsh is verloskundige, onderzoeker en universitair
hoofddocent aan de Universiteit van Nottingham (UK).
Toen hij zich rond 1990 ging bezighouden met weten-
schappelijk onderzoek rondom fysiologische verloskunde,
viel hem op hoeveel wetenschappelijk bewijs er is ter
ondersteuning van de fysiologische baring en niet-
technologische zorg. Vreemd genoeg zag hij deze evidence
niet terug in de zorg en hij vroeg zich af waarom er tijdens
de baring zoveel niet-onderbouwde routinehandelingen
worden uitgevoerd. Hij besloot cursussen te gaan geven
voor verloskundigen door heel Groot Brittannië en daar-
buiten over de beschikbare wetenschappelijk kennis en
praktische aanbevelingen die daaruit voortvloeien. De
cursus is een groot succes. Walsh kwam inmiddels ook
een paar keer naar Nederland, op uitnodiging van Tine
Oudshoorns ‘Midwifery Business’.
Denken over ontsluitenIn de vorige eeuw verplaatsten bevallingen zich van het
eigen huis naar geboortehuizen en ziekenhuizen. In de
Verenigde Staten begon dit al vanaf ongeveer 1920, in
Europa vanaf de jaren zestig. Vervolgens kwam de trend
naar steeds grotere, gecentraliseerde instellingen. De kijk
op het baringsproces veranderde hiermee. Walsh noemt
het, in navolging van Perkins [Perkins, 2004], het
industriële of zakelijke model. De geboorte van een kind
werd een soort lopende band werk, vergelijkbaar met de
productie van een auto: het baringsproces werd ingedeeld
in een aantal afgebakende fasen, die binnen een bepaalde
tijd moesten worden afgerond. Alles moest zo efficiënt
mogelijk gebeuren, de baring werd gereglementeerd en
gecontroleerd. En er ontstond een noodzaak dit geheel
te managen (door een medicus), waarbij de arbeider (de
barende vrouw) weinig autonomie kreeg [Walsh, 2006].
Binnen dit model werd ontsluitingsduur geproblematiseerd.
Het ritme van elke individuele vrouw was niet langer lei-
dend; in plaats daarvan kwam er een focus op progressie.
Dit werd visueel gemaakt in partogrammen met lineaire
curven en een ‘alertheidlijn’ en ‘actielijn’ (geïntroduceerd
door Phillpot & Castle in 1972). Met het partogram kon
‘abnormal labour’ worden gediagnosticeerd, waarvoor
behandeling nodig werd in de vorm van oxytocine; een
‘active management of labour’ (O’Driscoll ea 1986).
Onderzoeken naar ontsluitingsduur, die de basis vormen
van de definities van normaal en abnormaal, vonden
meestal plaats in ziekenhuissettings waar interventies in
het ontsluitingsproces gewoon waren. Denis Walsh
brengt de belangrijke vraag te berde: “Zegt al dit onder-
zoek iets over de fysiologie van geboorte of over de
manier waarop vrouwenlichamen functioneren in een
ziekenhuis?”
Unique normalityAan het begin van de 21e eeuw - net toen het ‘active
Kristel Zeeman
Kristel Zeeman is redacteur van dit tijdschrift
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 47
“Do good by doing less”Evidence based midwifery volgens Denis Walsh
Denis Walsh: “Luister naar haar, moedig haar aan en doe verder
vooral zo weinig mogelijk. Doing well is doing less.”
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 47
ONDERWIJS
management’ in een moderner jasje in Nederland aan
een opmars begon [ Reuwer en Bruinse, 2002] -
verschenen in de literatuur kritische geluiden over de
gebruikte ontsluitingscurven. Primiparae [Albers 1999;
Zhang ea 2002] en grande multiparae [Gurewitsch et al,
2002] zouden een langere ontsluitingsduur hebben
dan aangenomen. Davis en anderen ontdekten in een
retrospectief onderzoek rustperiodes in de ontsluiting,
zogenaamde plateaus in de curve van een grote groep
thuis bevallen vrouwen [Davis et al, 2002]. En Gaskin
beschreef het fenomeen van het starten, stoppen en het
uren of zelfs dagen later opnieuw beginnen van de
weeën [Gaskin 2003]. Ook werd er meer bekend over
de werking van hormonen tijdens een ongestoorde
bevalling. De ontsluiting verloopt het snelst als oxytocine,
catecholaminen en endorfinen in balans zijn. Deze balans
wordt gemakkelijk verstoord door invloeden van buiten-
af, zoals fel licht, geluid en interventies als geobserveerd
worden, vaginale touchers etcetera [Buckley 2004].
Downe en McCourt concluderen mede op basis hiervan
dat een normale ontsluitingsduur uniek is voor elke
vrouw [Downe en McCourt 2008].
Afwachten“Hou daarom alsjeblieft op met het praten over vorde-
ring”, aldus Walsh, die het liever heeft over ‘ritmes’.
“Luister naar haar, moedig haar aan en doe verder vooral
zo weinig mogelijk. Doing well is doing less.” Want veel
bewijs voor negatieve effecten van een afwachtend beleid
vond hij niet. Wel zijn er aanwijzingen in de literatuur dat
medische interventies de uitkomsten negatief beïnvloeden.
Zo verhoogt het kunstmatig breken van de vliezen moge-
lijk de kans op een sectio [Smythe ea 2007] en lijkt er
een associatie te bestaan tussen bijstimulatie met oxyto-
cine en meer kunstverlossingen, lage Apgarscores en
meer NICU-opnamen [Oscarsson et al, 2006]. “Gebruik
deze middelen daarom niet zolang moeder en kind het
goed doen”.
En wat willen vrouwen zelf? Uit een gerandomiseerde trial
van Lavender blijkt dat vrouwen medische interventies
liever uitstellen [Lavender, 2006]. Andere onderzoeken
laten zien dat vrouwen prijs stellen op een positieve
begeleiding door mensen met een fysiologische kijk op
geboorte [Coyle et al, 2001; Downe enMcCourt, 2008].
Thuis minder interventiesOm zoveel mogelijk interventies te vermijden is het kiezen
van de juiste plek voor de bevalling cruciaal.
Verschillende onderzoeken tonen aan dat bij een thuis -
bevalling minder interventies optreden [Fullerton et al,
2007; Johnson en Davis, 2005; Olsen, 1997; Maassen et
al 2008, Lindgren, 2008), er geen verschil is in perinatale
sterfte [De Jonge et al, 2010; Olsen, 1997] en vrouwen
meer tevreden zijn [Rijnders, 2008; Olsen, 1997]. In een
Cochrane review uit 2006 bleek dat er geen onder -
bouwing is in het voordeel van een ziekenhuisbevalling
voor laagrisico vrouwen [Olsen en Jewell, 2006].
Voor een goed verloop van de ontsluiting is het, zeker
in de latente fase, belangrijk dat vrouwen zich op hun
gemak voelen, positieve emotionele steun ervaren,
toegang hebben tot niet-farmacologische pijnverlichting
en zelf hun houding kunnen bepalen [Hodnett et al,
2008]. Simkin en Ancheta [2005] noemen in dit kader
het belang van zorg dat op het individu is afgestemd.
Verloskamers zijn voor de latente fase niet de juiste
omgeving volgens Bailit ea. Vrouwen die daar al vroeg
waren, hebben meer kans op interventies, zoals continue
CTG bewaking, bijstimulatie en sectio [Bailit et al, 2005].
KeuzeDe aanbevelingen die Walsh doet, lijken vanzelfsprekend
voor verloskundigen in Nederland, maar verdienen zeker
in deze tijd hernieuwde aandacht: “Bied expliciet de
optie thuisbevalling aan bij de intake en geef voorlichting
over de voordelen ervan. Raad de vrouw aan haar uitein-
delijke beslissing over de plaats pas tijdens de bevalling
te maken en zorg als verloskundige voor het behoud van
voldoende vaardigheden in de thuisbevalling”.
Als vrouwen niet thuis willen bevallen of als die mogelijk-
heid er in de regio niet is, geeft Walsh aanbevelingen
voor het opzetten van geboortecentra: “Zorg voor
geïntegreerde geboortekamers, waar zowel de bevalling
als de postpartumperiode worden doorgebracht en waar
partners continu samen kunnen zijn met vrouw en kind.
Zorg voor voldoende privacy en comfort, mogelijkheden
de kamer persoonlijk te maken en de inrichting te
veranderen. Het is belangrijk dat het geboortecentrum
fysiek gescheiden is van een ziekenhuis en dat het
personeel een fysiologische kijk heeft op de bevalling”.
Uit een systematische review blijkt dat vrouwen in
dergelijke ‘suites’ meer tevreden zijn over de zorg,
minder interventies kregen en vaker met borstvoeding
begonnen dan vrouwen in het ziekenhuis. De perinatale
mortaliteit bleef gelijk [Hodnett et al, 2006].
Het is van het allergrootste belang dat vrouwen een
keuze houden over de plaats van bevalling en dat ze niet
gedwongen zijn tot één bepaalde plek [Kirkham 2004].
Attitude verloskundigenEr is in de literatuur veel te vinden over de attitude van
zorgverleners. Veel auteurs benadrukken het belang van
het geloof in de fysiologische baring [Coyle et al, 2001;
Downe en McCourt, 2008; Laep en Anderson, 2008;
Regan en Liaschenko, 2007]. Walsh: “Focus op wat goed
gaat. Het maakt verschil als zorgverleners geboorte zien
als iets wat normaal is, in plaats van risicovol. De maat-
schappij is bang voor de bevalling, maar angst remt het
TvV juli/augustus 2010 • KNOV48
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 48
ONDERWIJS
fysiologisch proces”.
Ook heeft Walsh het over zelfreflectie: “Denk na over je
eigen houding ten opzichte van fysiologie en risico.
Marsden Wagner waarschuwde voor het fenomeen ‘Fish
can’t see the water they swim in’. Daarmee bedoelt hij:
de blindheid voor het effect van je eigen handelen op
de baring, die optreedt wanneer je lang achter elkaar
bevallingen begeleidt op een bepaalde manier of in een
bepaalde setting”.
Holistische visieNaar Walsh’ mening is er in verloskundige richtlijnen
teveel focus op de resultaten van kwantitatief onderzoek.
Dit terwijl Sackett, de grondlegger van het begrip ‘evi-
dence based care’, ervan uitgaat dat in de praktijk de uit-
komsten van onderzoek worden verbonden met patiënt-
voorkeur en klinische ervaring [Sackett, 2006]. Walsh
gaat verder en ziet evidence based midwifery zoals
Stewart het omschrijft: de uitkomsten van kwalitatief
en kwantitatief onderzoek, gecombineerd met klinische
ervaring en expertise, kennis van de fysiologie,
‘embodied knowledge’ (intuïtie) en ‘ancient knowledge’
[Stewart 2001]. Hij omarmt een holistische visie: “combi-
neren van de medische kennis en vaardigheden met
gevoel (van vrouw en vroedvrouw) en wetenschappelijke
onderbouwing”.
Meer weten?De workshop die Denis Walsh in Nederland gaf, behelsde
meer dan hier te lezen is. In het boek dat hij schreef
vindt u de uitgebreide versie van de verzamelde kennis
en zijn visie op het hele fysiologische baringsproces.
Hoogstwaarschijnlijk komt Walsh volgend jaar mei
opnieuw naar Nederland.
Walsh D. Evidence based care for normal labour and
birth. A guide for midwives. Abingdon, 2006. Routledge.
ReferentielijstAlbers L (1999) The duration of labour in healthy women. Journal of
Perinatology 19(2):114-119
Bailit J ea (2005) Outcomes of women presenting in active versus latent
phase of spontaneous labour. Obstetrics and Gynaecology 105:77-79
Buckley S(2004) Undisturbed birth – nature’s hormonal blueprint for safety,
ease and ecstasy. Midirs 14(2): 203-209.
Coyle K ea (2001) Ongoing relationships with a personal focus: mothers
perceptions of birt centre versus hospital care. Midwifery 17: 182-193.
Davis ea (2002). The MANA Curve. Describing plateaus in labour using
the MANA database. Abstract no 30, 26th Triennial Congress, ICM, Vienna.
De Jonge A ea (2009) Perinatal mortality and morbidity in a nationwide
cohort of 529,688 low-risk planned home and hospital births. BJOG 2009
Aug;116(9):1177-84.
Downe S (ed) (2008). Normal childbirth: evidence and debate. Oxford:
Churchill Livingstone.
Downe en McCourt (2008) From being to becoming: reconstructing child-
birth knowledges. In S Downe (ed) Normal childbirth: evidence and deba-
te. Oxford: Churchill Livingstone.
Fullerton J ea (2007) Outcomes of planned Home Birth; An Integrative
Review. Journal of Midwifery and Women’s health 52:323-333.
Gaskin I (2003) Going backwards: the concept of ‘pasmo’. The Practising
Midwife 6(8):34-36.
Gurewitsch E ea (2002) The labour curve of the grand multipara: Does
progress of labour continue to improve with additional childbearing?
American Journal of Obstetrics and Gynaecology 186:1331-8.
Hodnett Eea (2006) Home-like verus conventional birth settings. In: the
Cochrane Library, issue 4 2006. Chichester UK: John Wily & Sons Ltd.
Hodnett E ea (2008) Effects on birth outcomes of a formalized approach
to care in hospital labour assessments units: interbational randomized
controlled trial. Britisch Medical Journal 337(a1021):1-8.
Johnson K & Davis B (2005) Outcomes of planned home births with certi-
fied professional midwives: large prospective study in North America.
British medical Journal 330 (7505):1416-18.
Kirkham M (2004) Informed Choice in Maternity Care. London: Palgrave
MacMillan.
Lavender T ea (2006) Effects of different partogram action lines on birth
outcomes: a randomised controlled trial. Obstetrics&Gynaecology
108(2):295-302.
Leap N and Anderson P (2008) The role of pain in normal birth and the
empowerment of women. In S Downe (ed) Normal childbirth: evidence
and debate. Oxford: Churchill Livingstone.
Lindgren H ea (2008) Transfers in planned homebirths related to midwife
availability and continuity: a nationwide population-based study. Birth
25(1):9-15.
Maassen m ea (2008) Operative deliveries in low-risk pregnancies in The
Netherlands: primary versus secondary care. Birth 35(4):277-82.
O’Driscoll K ea (1986) Active management of labour. London: WB Saunders.
Olsen O (1997) meta analysis of the safety of home birth. Birth 24(1):4-13.
Olsen O & Jewell M (2006) Home versus Hospital Birth. In: the Cochrane
Library, issue 4 2006. Oxford: Update Software.
Oscarsson ME, Amer-Wåhlin I, Rydhstroem H, Källén K. (2006). Outcome
in obstetric care related to oxytocin use. A population-based study. Acta
Obstet Gynecol Scand. 2006;85(9):1094-8.
Perkins B (2004) The Medical Delivery Business: Health Reform, Childbirth
and the Economic Order. London: Ruthgers University Press.
Phillpot&Castle (1972) Cervicographs in the management of labour on
primigravidae 1. The alertline for detecting abnormal labour. Journal of
Obstetrics and Gynaecology of the British Commonwealth 79:592-8.
Regan M & Liaschenko J (2007) In the Mind of the Beholder:
Hypothesized Effect of Intrapartum Nurses’ Cognitive Frames of Childbirth
Caeserean Section rate. Qualitative Health Research 17(5):612-624.
Reuwer en Bruinse (2002) Preventive support of labour. Een uitdaging
voor verloskundigen, gynaecologen en beleidsmakers. Alphen aan de
Rijn: Van Zuiden Communications.
Rijnders M ea (2008) Perinatal factors related to negative or positive recall
of birth experience in women 3 years postpartum in the Netherlands.
Birth 2008 Jun;35(2):107-16.
Sackett DL (1996) Evidence based medicine: what it is and what it isn't.
British Medical Journal 312(7023):71-72.
Simkin P en Ancheta R (2005) The Labour Progress Handbook. Oxford
and London: Blackwell Science.
Smythe R ea (2007)Amniotomy for shortening spontaneaous labour.
Cochrane database of Systematic reviews.
Walsh D (2006) Birth Centres, Community and Social capital. Midirs
16(1):7-15.
Walsh D (2008) Promoting normal birth: weighing the evidence. In: S
Downe (ed) Normal childbirth: evidence and debate. Oxford: Churchill
Livingstone.
World Health Organization (1996), Care in normal Birth: a practical guide.
Maternal and newborn health/safe motherhood unit, family and repro-
ductive health. WHO1211.WHO: Geneva.
Zhang J ea (2002) Reassessing the labour curve. American Journal of
Obstetrics and Gynaecology 187:824-8. ■
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 49
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 49
In verband met uitbreiding van ons verloskamercomplex zijn wij binnen de afdeling Verloskunde en Gynaecologie per direct op zoek naar diverse enthousiaste (m/v)
Klinisch Verloskundigen Afdeling De Bedrijfseenheid Gynaecologie/Verloskunde is een onder deel van het Vrouw-Kind centrum binnen het Sint Lucas Andreas Zieken huis. Onze afdeling ontwikkelt zich sterk! Wij hebben de ambitie om optimale kwaliteit van zorg en dienstverlening te bieden aan onze patiënten. Tweedelijns bevallingen vinden plaats op onze verloskamers. Ons verlos-kamercomplex is recent gemoderniseerd en heeft een warme uitstraling. Poliklinische eerstelijns bevallingen vinden plaats in het Beval Centrum West, welke grenst aan onze verloskamers. Onze afdeling participeert in een verloskundig samenwerkingsverband dat de VIL als uitgangspunt heeft. Er wordt gewerkt in een enthousiast, dynamisch, multidisciplinair professioneel team van O&G-verpleegkundigen, doktersassistenten, echoscopisten, klinisch verloskundigen, verloskundigen in opleiding, arts-assistenten in opleiding, arts-assistenten niet in opleiding en gynae-cologen, waarin veel ruimte is voor eigen initiatieven en ontplooiing.
Functie-inhoud De Klinisch Verloskundige is een teamspeler, met eigen verantwoordelijkheden. Zij biedt klinische tweedelijns verlos kundige zorg conform het functieprofiel van de KNOV/NVOG. De Klinisch Verloskundige is werkzaam op de polikliniek, de kraamafdeling en op de verloskamers. Het geven van onderwijs heeft hierbij een hoge prioriteit.
Functie-eisen Wij vragen een geregistreerd verloskundige (BIG register) die zowel zelfstandig als in teamverband kan werken, initiatief neemt, collegiaal is ingesteld en bereid is om onregelmatige diensten te draaien. Ervaring in de eerste lijn is een pre. Enthousiasme voor onderwijs is belang-rijk. Echo-ervaring is gewenst, maar geen vereiste.
Arbeidsvoorwaarden Het betreft een dienstverband voor 1 jaar voor 27-36 uur per week, met mogelijkheid tot een vast contract. Van toepassing is de CAO Ziekenhuizen. De functie is ingedeeld in FWG 60.
Informatie Nadere inlichtingen worden u gaarne verstrekt door mevrouw C. Wisman, klinische verloskundige, Dr. A.J. van Veelen, gynae coloog en mevrouw M. van Heugten, manager bedrijfseenheid Gynaecologie/Verlos-kunde te bereiken via het secretariaat Gynaecologie/ Verloskunde, telefoon (020) 5108 400 of (020) 5108 401, of kijk voor meer informatie op www.slaz.nl.
Sollicitatie U kunt uw schriftelijke sollicitatie tot uiterlijk drie weken na het verschijnen van dit blad sturen naar het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, ter attentie van mevrouw K. Klister, personeels functionaris, postbus 9243, 1006 AE Amsterdam of per e-mail aan [email protected].
Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.
Het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis is gehuisvest in een volledig vernieuwd gebouw in Amsterdam-West, naast de A10 en de ring-spoorlijn. Het is één van de modernste ziekenhuizen van Nederland met alle medische mogelijkheden en specialismen. Er werken 2100 mensen, die allemaal streven naar het leveren van hoogstaande patiëntgerichte zorg in een multiculturele samenleving. Het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis ambieert op het gebied van patiëntenzorg, opleiding en wetenschappelijk onderzoek vernieuwend te zijn. Het hoge kwaliteitsniveau van de zorg wordt daardoor in stand gehouden en verder uitgebouwd. Ons ziekenhuis is een Teaching Hospital dat is aangesloten bij de vereniging Samenwerkende Topklinische Opleidings Ziekenhuizen.
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 50
ONDERWIJS
InleidingDe 38ste aflevering van ‘Les Assises Nationales des sages-
femmes’ vond dit jaar plaats op 19-20 en 21 mei in
Grenoble. Ruim duizend Franse verloskundigen en een
tiental buitenlandse verloskundigen waren er bijeen.
Tijdens de algemene inleiding werd het belang van het
verloskundige beroep belicht. De Franse verloskundige
speelt een grote rol bij de bevalling. Ondanks dat is het
beroep van verloskundige onbekend bij het Franse publiek.
Niet bekend is dat ze een VWO als vooropleiding heeft,
vervolgens een jaar gemeenschappelijk college volgt met
studenten geneeskunde en tandheelkunde en dan nog
eens vier jaar verloskunde studeren alvorens zij haar
staatsdiploma ‘sage-femme d’état’ verkrijgt.
Tijdens dit drie dagen durende congres kregen wij een
gevarieerd programma aangeboden. Enkele onderwerpen
zullen wij belichten in dit verslag. Tijdens de pauzes werden
we geacht de stands van de sponsors te bezoeken.
Bevalbaden en ingewikkelde verlosbedden, zo groot dat
ook de partner er ruim op kan plaatsnemen. Ook gezien:
minispeentjes voor prematuren. Maar de crisis is voelbaar:
wij kregen veel minder gratis zalfjes, poedertjes, pennen en
zwangerschapsschijven aangeboden dan in voorgaande
jaren.
AcademiseringEr zijn 35 vroedvrouwenscholen in Frankrijk. Iedere school
gaat in eigen tempo richting versmelting met de univer-
siteit, het proces van academisering van het vak ‘verlos-
kundige’. In Grenoble zijn ze het verst gevorderd.
Komend schooljaar is in Grenoble de opleiding van verlos-
kundige geheel geacademiseerd. In 2015 hebben de
eerste verloskundigen een academische titel. Het behalen
van een academische graad betekent vooral dat ze beter
zijn opgeleid om wetenschappelijk onderzoek te beoor-
delen en zelf te initiëren. Ze hebben dan de graad van
Master in de Maïeutique, een term die afkomstig is van
de filosoof Socrates (469-399 v.Chr.) en ‘verloskunde’
betekent.
Er wordt hard gewerkt aan het uitbreiden van de bevoegd-
heid van de verloskundige. Sinds 2009 zijn verloskundigen
bevoegd om anticonceptiespreekuren te houden en de
pil en spiraaltje voor te schrijven. Ook het opsporen van
cervixcarcinoom door het doen van uitstrijkjes hoort bij
haar bevoegdheden.
UitdrijvingsduurZolang wij al bekend zijn met de Franse verloskunde heeft
het ons altijd verbaasd dat de uitdrijvingsduur beperkt is
tot 30 minuten. Als de gynaecoloog niet in huis is, bete-
kent dit dat je hem na twintig minuten gaat bellen
wegens een niet-vorderende uitdrijving.
Volkomen ontsluiting wil niet zeggen dat de uitdrijvings-
fase begint. Die fase start pas als het caput op H3 staat
en wanneer mevrouw persdrang heeft. Het bijzondere is
evenwel dat in de voordrachten over dit onderwerp heel
regelmatig wordt opgemerkt dat het wetenschappelijk
bewezen is dat een uitdrijvingsduur van 1 tot 2 uur bij een
goede foetale conditie niet leidt tot verhoogde mortaliteit
en morbiteit van moeder en kind en dat het aantal
kunstverlossingen geringer is. Maar de Fransen hebben
een ‘accord professionnel’ dat ze het toch bij 30 minuten
willen laten. Het argument is dat als je het tot twee uur
gaat verlengen het later wellicht naar drie of vier uur
verlengd wordt. Een redenering die wij maar moeilijk
kunnen volgen en zo ook een aantal verloskundigen in
de zaal die zeiden: ”als de hele wereld minstens 1 uur
perst waarom krijgen de Françaises dan maar een half
uur de tijd”. Zij kregen geen bevredigend antwoord.
Evidenced based wil nog niet zeggen dat oude wetten of
gewoontes afgeschaft worden. Sommige tradities zijn
hardnekkig. Trente minutes, pas plus!
Het bijzondere was wel dat het volgende onderwerp
luidde: “Hoe kan het aantal kunstverlossingen verlaagd
worden?” Volgens Professor Oury uit Parijs, die de voor-
dracht hield, spelen onderstaande zaken daarin een
belangrijke rol:
Lidewijde Jongmans en Agnes Oudenaarden
Lidewijde Jongmans en Agnes Oudenaarden zijn klinische
verloskundigen, verbonden aan het Máxima Medisch Centrum
te Veldhoven.
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 51
Les Assises Nationales des sages-femmes Congres verslag
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 51
ONDERWIJS
• bijhouden van een partogram bij alle bevallingen om
op tijd afwijkingen te signaleren, en snel te starten met
oxytocine bijstimulatie;
• vroeg ( < 3 cm Ø) toedienen van epiduraal analgesie;
• manueel corrigeren van een achterhoofdligging met
het achterhoofd achter;
• continue ondersteuning van de barende.
WervingTijdens het bezoeken van de stands kwamen wij in
gesprek met een Engelsman die Franse verloskundigen
warm probeerde te krijgen voor een baan in Engeland,
vooral in de omgeving van London. Er is een tekort van
ongeveer 400 verloskundigen. Het geboortecijfer is aan
het stijgen, vandaar deze overzeese werving. We hebben
hem beloofd om zijn gegevens in dit artikel te plaatsen,
zodat Nederlandse geïnteresseerden ook kunnen reageren.
Andrew Bowsher, senior Recruitment Consultant, Medacs
Healthcare ([email protected]).
Hij biedt een goed salaris, huisvesting, scholing en de
mogelijkheid voor bevriende verloskundigen om in één
ziekenhuis te werken
In 2011 zijn de Assises Nationales des Sages-Femmes in
Nantes op 18-19-20 mei 2011 ■
Vrouwen en hun partners goed voorbereiden op de pijn-
beleving tijdens hun baring is geen gemakkelijke opdracht!
Recente ontwikkelingen en onderzoeksresultaten dwingen
ons, verloskundigen, onze rol als begeleider bij barings-
pijn kritisch onder de loep te nemen. Laat u op deze
– deels Engelstalige - workshop inspireren door collega’s
die van pijn en pijnbeleving hun specialiteit hebben
gemaakt.
Irene Veringa presenteert de resultaten van haar onder-
zoek over pijnperceptie van zwangeren.
David Borman vraagt uw aandacht voor de rol en de
invloed van de toekomstige vader in het omgaan met
baringspijn en de consequenties daarvan voor de verlos-
kundige begeleiding.
Nicky Leap is verloskundige en internationaal bekend
door haar onderzoek over en ervaring met het concept
‘working with pain’. Haar opvatting is dat het niet werkt
om vrouwen en hun partners enkel een ‘menu van
mogelijke pijnbestrijdingsmethoden’ voor te schotelen.
Het is de taak van de verloskundige om op individueel
niveau met de vrouw en haar baringspartner(s) aan de
slag te gaan met pijn. Hoe ze dat concept jarenlang als
verloskundige in Engeland en Australië heeft uitgewerkt
en toegepast, laat ze ons zien in een interactieve en
praktische workshop. Absoluut een unieke kans om deze
bevlogen expert aan het werk te zien en praktische
instrumenten aangereikt te krijgen.
Na deze dag heeft u kennis van de meest actuele
inzichten in hoe zwangeren en hun partners omgaan
met baringspijn en met de keuzes die ze maken; heeft u
inzicht in hoe u praktisch in uw verloskundige praktijk
uw begeleidende rol als verloskundige volgens het
concept ‘working with pain’ kunt invullen.
Meer informatie: www.av-m.nl, klik door naar
Kenniscentrum; 23 of 24 september 2010 in Maastricht,
telkens van 13.00 - 17.30 uur; kosten: € 95,-;
Accreditatie wordt aangevraagd. ■
Workshop ‘Working with pain’
TvV juli/augustus 2010 • KNOV52
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 52
Hoe gaan verloskundigen om met een collegaverloskundige of een andere zorgverlener dieniet (goed) functioneert? Het is lastig om aande bel te trekken wanneer je ziet dat eenander volgens jou geen verantwoorde zorgverleent en daarmee misschien ook eensamenwerkingsprobleem creëert. Dit speeltniet alleen in eerstelijns praktijken. Ook in ziekenhuizen worden verloskundigen met ditprobleem geconfronteerd. Een lastig onder-werp, waar echter wel aandacht aan besteedmoet worden. Dit artikel gaat in op het juridischkader van goed hulpverlenerschap, goedezorg en aansprakelijkheid.
Juridisch kaderGoed hulpverlenerschap
Heel belangrijk is de vraag, hoe disfunctioneren voor -
komen kan worden. Dat heeft vooral te maken met
duidelijkheid over wat onder ‘goed hulpverlenerschap’
wordt verstaan. Uit artikel 453 WGBO vloeit voort dat de
verloskundige “…de zorg van een goed hulpverlener in
acht neemt…” en daarbij “…handelt in overeenstemming
met de professionele standaard.” Deze bepaling uit de
WGBO is enerzijds een norm voor het handelen van een
verloskundige en geeft anderzijds ook de grens voor dit
handelen aan. Artikel 1.6 van de KNOV-beroepscode uit
2009 geeft aan dat de verloskundige de grenzen van
haar beroepsuitoefening in acht neemt, waarbij zij zich
beperkt tot handelingen en uitspraken die binnen het
terrein van haar bevoegdheid en bekwaamheid liggen.
Ook wet- en regelgeving, jurisprudentie, KNOV stan-
daarden en richtlijnen, het verloskundige vademecum
(o.a. VIL) en landelijke kwaliteitseisen terzake prenatale
screening behoren tot de professionele standaard. Indien
een verloskundige afwijkt van de professionele standaard
dan moet zij dit kunnen verantwoorden en moet worden
aangetoond dat er goede redenen waren om van de
professionele standaard af te wijken.
De WGBO is gebaseerd op het uitgangspunt dat de
verloskundige en zwangere een geneeskundige behande-
lingsovereenkomst sluiten. Hiermee verplicht de verlos-
kundige zich om volgens de criteria van goed hulp -
verlenerschap een bepaalde inspanning te verlenen.
Deze inspanningsverplichting bestaat uit het uitvoeren
van het met de cliënte besproken plan van aanpak en
het voldoen aan haar zorgvraag.
KNOV beroepscodeWat kunnen verloskundigen doen als zij signaleren dat
een collega verloskundige geen verantwoorde zorg
verleent? Een gesprek aangaan met de betreffende
collega is moeilijk, maar wel altijd noodzakelijk. Dit geldt
ook voor relaties met andere zorgverleners, bijvoorbeeld de
relatie tussen klinisch verloskundigen en arts-assistenten
en gynaecologen. De KNOV-beroepscode van verloskun-
digen heeft ook op die situaties betrekking. De KNOV
beroepscode zegt hierover het volgende:
Artikel 2.1.2: De verloskundige is ten opzichte van een
collega en andere zorgverleners bereid tot openheid en
Goed hulpverlenerschap en goede zorgKWALITEIT
53TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Peter Buisman en Ernst de Jong
mr. Peter Buisman is hoofd van het team belangenbehartiging en
jurist van de KNOV
mr. Ernst de Jong is advocaat bij KBS advocaten te Utrecht
Het probleem van niet goed functionerende
zorgverleners speelt ook in andere sectoren
van de zorg. Zo vond het NIVEL in een steek-
proef van 341 verpleegkundigen, dat 18% van
hen te maken had met een disfunctionerende
collega. Ruim 11% had te maken met een
collega, die een fout had gemaakt bij de
behandeling van een patiënt. De meeste
verpleegkundigen wisten niet goed hoe ze
op zo’n situatie moesten reageren. Het is dus
nodig om dit in werkverbanden, of dat nu een
eerstelijns praktijk is, of een verloskundige
afdeling in het ziekenhuis, te bespreken en
vooral ook duidelijke afspraken te maken
over hoe in zo’n geval gehandeld moet
worden. [Veer AJE en Francke AL– 2009]
Morele dilemma’s in het dagelijkse werk van
verpleegkundigen en verzorgenden Utrecht.
NIVEL)
Met de professionele standaard wordt bedoeld
het geheel van regels en normen waarmee
de verloskundige bij de uitoefening van haar
werkzaamheden rekening behoort te houden.
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 53
communicatie over en evaluatie van haar handelen, met
inachtneming van het beroepsgeheim. Kritiek ten aanzien
van collegae en andere zorgverleners bespreekt zij primair
met de betrokkene(n) zelf. Zij onthoudt zich van het in
openbaar of ten overstaan van cliënten uiten van kritiek
en stelt zich terughoudend op indien zij zulke kritiek
verneemt. Zij stimuleert haar cliënten kritiek zelf met de
betrokkene te bespreken.
Artikel 1.7: De verloskundige stelt zich toetsbaar op en is
bereid zich te verantwoorden. Leidraad voor haar handelen
is het criterium “algemeen onder beroepsgenoten”
gebruikelijk”, zoals dat onder meer in wet- en regel-
geving en in richtlijnen van de KNOV is uitgewerkt.
Artikel 3.3.1: De verloskundige spant zich zoveel mogelijk
in om meningsverschillen met (een) collega(‘s) of met
(een) andere zorgverlener(s) in openheid te bespreken
en er alles aan te doen dat deze niet uitgroeien tot een
conflict of een geschil.
Artikel 3.3.2: De verloskundige spant zich in om bij con-
flicten of geschillen met (een) andere verloskundige(n)
en/of met (een) ander zorgverlener(s) in onderling over-
leg tot een oplossing te komen, zonodig met inschake-
ling van wederzijds geaccepteerde deskundigen
Goede zorgOp grond van artikel 2 Kwaliteitswet Zorginstellingen als
ook artikel 40 Wet BIG biedt de verloskundige verant-
woorde zorg aan. Hieronder wordt verstaan zorg van een
goed niveau, die doeltreffend, doelmatig en patiënt -
gericht wordt verleend en die afgestemd is op de reële
behoefte van de cliënte.
In de aanstaande wetgeving over cliëntenrechten in de
zorg wordt het begrip ‘verantwoorde zorg’ iets uitgebrei-
der omschreven: ’Onder goede zorg wordt verstaan zorg
van goed niveau, die in ieder geval veilig, doel treffend,
doelmatig en cliëntgericht is, die tijdig wordt verleend en is
afgestemd op de reële behoefte van de cliënt, en waarbij
de personen die de zorg verlenen, handelen in overeen-
stemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid,
voortvloeiende uit voor hen geldende professionele stan-
daard.’
Melden calamiteiten Uit de Kwaliteitswet Zorginstellingen vloeit de plicht voort
om calamiteiten in de verloskundige zorg te melden aan
de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Indien sprake
is van overtreding van tuchtrechtelijke of strafrechtelijke
normen kan de IGZ besluiten zich tot het tuchtcollege
respectievelijk het Openbaar Ministerie (OM)te wenden.
(zie ook het interview met Marianne Amelink hierna.)
Als onderdeel van het veiligheidsmanagementsysteem
wordt elk ziekenhuis geacht een systeem voor het melden
en analyseren van incidenten te hebben [Roode R de en
Legemaate J, 2008]. In ziekenhuizen kunnen verloskundi-
gen terecht bij de daar ingestelde commissie Meldingen
Incidenten Patiëntenzorg (MIP). De meer recente ontwik-
keling is dat de meldingssystemen niet op het centrale
ziekenhuisniveau plaatsvinden, maar op afdelingsniveau.
Het melden op afdelingsniveau staat bekend als Veilig
Incident Melden (VIM). Bij artsen is in de tuchtrechtelijke
jurisprudentie aangenomen dat het doen van een MIP-
melding geen vrije keuze is. Doet zich een gebeurtenis
voor die een MIP-melding waard is, dan dient daartoe te
worden overgegaan.
Zorgverleners zijn verplicht om bijna-incidenten en
incidenten via een daarvoor ontworpen formulier aan
de commissie te melden. Na ontvangst van een melding
analyseert de commissie de gegevens (oorzaak, gevolg)
en bericht de melder over de voorzienbaarheid en de
eventuele maatregelen ter voorkoming van herhaling.
De commissie wordt geacht ook adviezen te geven als er
meer structurele oorzaken aan de orde zijn, zoals bijvoor-
beeld een structurele onderbezetting, of een structureel
disfunctioneren door bijvoorbeeld afwezigheid. Het
ziekenhuis kan vervolgens kwaliteitsbevorderende maat-
regelen treffen.
Ook al hangen zij samen, de kwaliteit van de zorgverle-
ning zegt niet alles over de kwaliteit van de onderlinge
samenwerking.. De samenwerking kan goed zijn, terwijl
de zorgverlening verbetering behoeft. Zorgverlening
volgens de professionele standaard is niet noodzakelijker-
wijs een waarborg voor goede onderlinge samenwerking
[Gerats G. en Bekker B., 2010].
Hoe te handelen?Het disfunctioneren van een collega zorgverlener kan
verschillen van aard en omvang. Het kan gaan om de
kwaliteit van de verleende zorg, maar ook om de wijze
waarop wordt samengewerkt. Daarom is niet voor iedere
situatie een passende aanpak te geven. Echter op grote
hoofdlijnen kan gedacht worden aan het volgende.
Herken een signaal van disfunctioneren van een collega
zorgverlener waarmee wordt samengewerkt. Beoordeel
dit volgens de normen van ‘goed hulpverlenerschap’
KWALITEIT
54 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Een calamiteit is een niet beoogde of onver-
wachte gebeurtenis die betrekking heeft op
de zorg en die de dood van of een ernstig
schadelijk gevolg voor een patiënt of een
cliënt van een instelling heeft geleid.
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 54
respectievelijk ‘goede zorg’. Ga hierbij na of een collega
werkt volgens de professionele standaard en dat er geen
sprake is van substandard care.
Bespreek (mogelijk) disfunctioneren met de collega zorg-
verlener. Vraag naar de redenen waarom is afgeweken
van de professionele standaard.
In plaats van een individueel gesprek kan een casus
besproken worden tijdens Intercollegiale Toetsing voor
Verloskundigen. Hierbij vormt een aantal verloskundigen
een toetsgroep waarin zij de verloskundige zorgverlening
vergelijken (met elkaar en met objectieve gegevens) met
als doel de verloskundige zorg te verbeteren.
Ook tijdens een perinatale audit kunnen zorgverleners op
een kritische, gestructureerde wijze kijken naar de daad-
werkelijk verleende zorg bij perinatale sterfte. Het lande-
lijke systeem van perinatale audit bestaat uit lokale regio-
nale en landelijke audit met ieder een eigen focus.
Wanneer de bespreking niet tot een bevredigend resultaat
leidt en de gezondheidsrisico’s voor cliënten aanmerkelijk
zijn en/of kans op herhaling hiervan groot is, dan kan
overwogen worden om de kwestie aan de IGZ voor te
leggen. In theorie zou een collega beroepsgenoot ook
een klacht aanhangig kunnen maken bij de tuchtrechter.
Maar het ligt meer voor de hand dat de IGZ zich tot het
tuchtcollege of het Openbaar Ministerie wendt.
Wanneer er sprake is van conflict en mediation geen
oplossing biedt, dan is het vaak verstandig om juridisch
advies in te winnen. Een daadwerkelijk geschil moet
worden beslecht door bijvoorbeeld arbiters, het Scheids -
gerecht Gezondheidszorg of door de gewone rechter.
PraktijkvoorbeeldenBij de beantwoording van de vraag wat er gedaan moet
worden bij een vermoeden van disfunctioneren van een
collega-verloskundige, is ook het kader waarbinnen deze
verloskundige en haar of zijn collega’s werkzaam zijn van
belang. Disfunctioneren kan bijvoorbeeld al blijken terwijl
de verloskundige nog in opleiding is. In dat geval is het
vooral aan degenen die de verloskundige opleiden om
actie te ondernemen, teneinde het functioneren van de
student te verbeteren of eventueel de opleiding te beëin-
digen. De kwaliteit van de beroepsgroep wordt mede
bepaald door het vermogen van die groep om ongeschikt-
heid voor het beroep tijdig op te merken en desnoods
harde maatregelen te treffen.
Indien de mogelijk disfunctionerende verloskundige in
loondienst werkzaam is – in een ziekenhuis of bij een
maatschap – dan is vooral het arbeidsrecht van belang.
Zoals in het voorgaande reeds opgemerkt ten aanzien
van ziekenhuizen dient er op grond van de Kwaliteitswet
zorginstellingen (KWZ) verantwoorde zorg te worden
geboden. Die verplichting geldt ook voor een extramurale
maatschap. Op een dergelijke maatschap is de Kwaliteits -
wet Zorginstellingen ook van toepassing.
Een mogelijke disfunctionerende collega die in loondienst
werkt, kan in beginsel op eenvoudige wijze gecorrigeerd
worden. Een werknemer dient redelijke instructies van
zijn werkgever op te volgen. Leidt dat niet tot verbetering,
dan kan ontslag volgen. Dat is geen gemakkelijke weg,
maar anderzijds zeker geen onmogelijke. In extreme
gevallen kan zelfs ontslag op staande voet worden over-
wogen. In dergelijke situaties dient nog meer dan anders
zorgvuldig en snel gehandeld te worden.
Een werkgever kan het handelen van een verloskundige
in loondienst ook ter toetsing aan de tuchtrechter voor-
leggen. De Wet BIG, waarin het tuchtrecht voor onder
anderen verloskundigen geregeld is, biedt die mogelijk-
heid uitdrukkelijk. Van deze mogelijkheid wordt zelden
gebruik gemaakt. Er is een gering aantal zaken bekend
waarin de voormalige werkgever van een hulpverlener
een klacht indiende bij de tuchtrechter tegen die ex-
werknemer. De gedachte is daarbij waarschijnlijk dat
ontslag alleen niet voldoende is, omdat ontslag van een
hulpverlener niet kan voorkomen dat deze hulpverlener
elders weer aan de slag zal gaan. De tuchtrechter kan
dat eventueel wel voorkomen. Zo diende de voormalig
werkgever van een verpleegkundige alsnog een klacht in
bij de tuchtrechter, nadat deze vanwege seksueel mis-
bruik van meerdere patiënten was ontslagen [Regionaal
Tuchtcollege Amsterdam 12 februari 2002]. De registratie
van betrokkene in het Big-register werd doorgehaald. In
een ander geval ging het om een psychiater in opleiding,
die vanwege een seksuele relatie met een patiënte was
ontslagen. Ook in die casus diende de werkgever na
ontslag alsnog een klacht in bij het tuchtcollege [Centraal
Tuchtcollege 1 september 2009].
Veel lastiger is de situatie wanneer disfunctioneren wordt
vermoed of zelfs vastgesteld bij een collega met wie een
maatschap wordt gevormd. De leden van de maatschap
zijn gelijkwaardig aan elkaar, er is geen gezagsverhouding
tussen de maten en iedereen handelt zelfstandig als
verloskundige. Indien zich een situatie van disfunctioneren
van een collega in de maatschap voordoet, blijkt een
maatschap zijn minder aantrekkelijke kanten te hebben.
Bestaat de maatschap uit twee verloskundigen, dan kan
de een de maatschap met de ander vrij eenvoudig
opzeggen. Vervolgens moet dan wel verdeling van het
maatschapvermogen plaatsvinden, waarbij bijvoorbeeld
de verdeling van de patiënten, het praktijkpand en de
apparatuur tot lastige, energievretende discussies kan
leiden. Wat bijvoorbeeld te denken van de situatie dat
twee verloskundigen in een maatschap ruzie krijgen en
één van hen plotseling haar praktijk verplaatst blijkt te
hebben met medeneming van het echoapparaat? Of de
situatie dat vier leden van een maatschap plotseling de
KWALITEIT
55TvV juli/augustus 2010 • KNOV
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 55
sloten van de deur van het praktijkpand hadden vervangen,
waardoor hun collega, van wie zij af wilden, haar werk
niet meer kan verrichten? De juridische en financiële
problemen zijn dan niet van de lucht.
Het is buitengewoon ingewikkeld wanneer de maatschap
uit drie of meer leden bestaat. Indien de meerderheid
dan van één collega af wil, dan zal dat vaak alleen
mogelijk zijn via een arbitrageprocedure. Reden is dat
het zogenaamde uitstoten van een collega, ofwel het
opzeggen van de maatschap door de andere maten
jegens één maat, slechts is toegestaan als dat uitdrukke-
lijk in de maatschapovereenkomst is vastgelegd. Meestal
is dat niet het geval. Bij het sluiten van een maatschap-
overeenkomst wil men over het algemeen niet nadenken
over de mogelijkheden tot beëindiging. Wat dan resteert,
is een procedure bij de rechter of bij arbiters. De uitkomst
daarvan is altijd onzeker. Voor de goede orde: beëindiging
van een maatschap is uiteraard niet alleen aan de orde
als er sprake is van disfunctioneren. Er zijn ook andere
redenen om uit elkaar te gaan. Het is bij het aangaan
van een maatschapovereenkomst verstandig om daar
praktische afspraken over te maken.
Collega’s in een maatschap zouden bij vermoeden van
disfunctioneren van een van hen ook kunnen overwegen
om de hulp van de Inspectie voor de Gezondheidszorg in
te roepen. De sfeer binnen de maatschap verbetert
daardoor over het algemeen niet, maar zeker bij ernstige
incidenten bestaat er een meldingsplicht op grond van
de KWZ. De inspectie kan eventueel onderzoek doen en
bezien of een verbetertraject nodig is. Ook zou de inspectie
kunnen besluiten om het concrete handelen van een
verloskundige aan de tuchtrechter voor te leggen. Indien
het zou gaan om (ernstig) disfunctioneren op basis van
bijvoorbeeld een geestelijke ziekte of verslaving, dan kan
de Inspecteur een voordracht doen bij het College van
Medisch Toezicht. Een dergelijke ‘voordracht’ moet aller-
minst luchtig worden opgevat; het gaat om situaties dat
de Inspecteur meent dat er aanleiding is het algemeen
functioneren van betrokkene te laten toetsen door het
genoemde college. Dat college heeft de mogelijkheid om
zeer zware maatregelen op te leggen, bijvoorbeeld een
schorsing of een doorhaling van de registratie. Dit komt
gelukkig niet veel voor.
ConclusieIndien een verloskundige onder de maat presteert, is dat
voor alle betrokkenen een probleem. Ten eerste natuurlijk
voor de patiënten, maar ook voor de verloskundige zelf,
haar werkgever of haar maten. Weglopen voor het
probleem heeft geen zin, dat zal het disfunctioneren niet
beëindigen. Van iedere verloskundige mag worden
verwacht dat zij oog heeft voor haar eigen functioneren,
maar ook voor het functioneren van haar collega’s. ■
ReferentieVeer AJE. Francke AL. (2009) Morele dilemma’s in het dagelijkse werk van
verpleegkundigen en verzorgenden. NIVEL, Utrecht 2009.
Roode R. de. Legemaate J. Juridische aspecten van Perinatale audit,, pag
55-56. KNMG/RVNM, Utrecht, 2008
Gerats G. Bekker B. Samenwerken in de praktijk: een kwestie van onder-
houd . Tijdschrift voor Verloskundigen, februari 2010
Regionaal Tuchtcollege Amsterdam 12 februari 2002, Tijdschrift voor
Gezondheidsrecht 2003/5.
Centraal Tuchtcollege 1 september 2009, Gezondheidszorg Jurisprudentie
2009/107.
KWALITEIT
56 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Tijdens het Congres Safe Motherhood van 29 juni jl. hield verloskundige Dr. Ank de Jongeeen inleiding. Daarin vertelde zij ondermeerdat de compensatie voor oninbare kosten,gemaakt voor een zwangere en haar babyhonderd procent bedraagt. Vanuit de zaalwerd dat ontkend: ziekenhuiszorg zou slechts voor 80% worden vergoed. Het echteantwoord luidt als volgt.
De compensatie van de oninbare kosten van zorg
verband houdende met zwangerschap en geboorte
bedraagt 100%. Deze uitzondering van de wetgever op
het basisbeginsel van gedeeltelijke compensatie heeft
alles te maken met het feit, dat zwangeren een uiterst
kwetsbare groep zijn die geen enkele barrière mogen
ervaren als ze hulp zoeken en heeft ook het wordende
kind op grond van allerlei verdragen recht op volledige
bescherming.
Het CVZ rekent alle medisch noodzakelijke zorg rondom
zwangerschap en bevalling tot de direct toegankelijke
zorg. Ieder ziekenhuis/gynaecoloog kan daardoor alle
medisch noodzakelijke zorg leveren rondom zwanger-
schap en bevalling en komt de oninbare vordering in
aanmerking voor een vergoeding van 100%.
Ook verlangt het CVZ geen overplaatsing
in het geval bijvoorbeeld een couveuse-
plaatsing van de baby nood zakelijk is (in
principe niet-direct toegankelijke zorg) en
de moeder voor nazorg in het ziekenhuis
verblijft. Het is voor de ontwikkeling van
het kind van groot belang dat moeder en
kind niet gescheiden worden.
Voor meer informatie verwijzen wij u naar
de website: www.cvz.nl.
Met vriendelijke groet,
w.g. College voor Zorgverzekeringen ■
Oninbare kosten
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 56
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)ontvangt jaarlijks ‘een zeer gering aantal’meldingen van verloskundigen over collega’sdie niet goed functioneren. Marianne Amelink,verloskundige en inspecteur perinatale zorgvoor de IGZ, licht in dit interview toe wat ermet zulke meldingen gebeurt. Ze hoopt datverloskundigen eventuele schroom overwin-nen om ermee naar buiten te treden: “Als het gaat om patiëntveiligheid is het vanuit je professionele verantwoordelijkheid heelbelangrijk om disfunctioneren aan de orde te stellen.”
Hoe vaak per jaar krijgt de Inspectie meldingen binnen
van verloskundigen die signaleren dat haar collega haar
werk niet goed doet?
Marianne Amelink: ”We krijgen verschillende categorieën
meldingen binnen. Die kunnen gaan over concurrentie,
over patiënten die overlopen van een naburige praktijk
met klachten over de bejegening, of over een praktijk
die niet mee doet aan nascholing, ITV of kring. Dit zijn
signalen waar de Inspectie in principe niets mee doet.
Maar meldingen kunnen ook gaan over fouten in de
zorgverlening. En dan is er ook nog de categorie
meldingen die binnenkomt via andere instanties, zoals
het Medisch Tuchtcollege of de Klachtencommissie.
Deze meldingen nemen we wel in behandeling. De focus
van de Inspectie is immers erop toezien dat patiënten
verantwoorde zorg krijgen.
We krijgen per jaar maar een zeer gering aantal meldingen
van verloskundigen over het disfunctioneren van collega’s,
waarbij fouten in de zorg worden gemaakt. Dat betekent
niet dat er weinig te melden valt. Het betekent evenmin
dat er sprake is van onderrapportage en dat er meer te
melden valt. We weten het gewoon niet. ”
Om wat voor soort problematiek gaat het meestal als
een verloskundige haar werk niet goed doet?
“Er zijn verloskundigen die niet goed functioneren omdat
zij psychisch niet in orde zijn. Vaak gaat het om over-
spannenheid. Dan heeft een verloskundige geen greep
meer op het werk en collega’s signaleren dat. Ook kan
iemand psychiatrisch patiënt zijn, en er niet mee voor de
draad komen. Of er is sprake van verslavingen. Al is het
lang geleden dat ik een melding om die reden heb gezien...
Het kan ook gaan om meldingen over verloskundigen
die vanuit een bepaalde visie werken. Dan spreek ik niet
over religieuze overtuigingen, maar over alternatieve
behandelingen. De alternatieve zorg is dan niet meer
complementair, maar vervangt evidence based practice.
Collega’s vragen zich dan af of er nog verantwoorde
zorg wordt geleverd.
Een andere reden voor een melding over disfunctioneren
kan ondeskundigheid in het verloskundig-technisch
handelen zijn.”
Hoe komt het dat verloskundigen het zelf niet altijd
doorhebben dat zij suboptimale zorg verlenen?
“Bij psychische problematiek kan dat komen doordat de
verloskundige, als onderdeel van haar ziektebeeld, niet
alles meer overziet. Als haar cliënten niet aan de bel
trekken, gaat zij gewoon door. Cliënten zeggen vaak
niets, omdat zij niet weten wat zij van de zorg moeten
verwachten. Het wil niet zeggen dat een verloskundige
verplicht is om haar eigen aandoeningen te melden.
Maar ze is als professional wel verantwoordelijk voor
bevoegd en bekwaam hulpverlenerschap, en voor het
leveren van verantwoorde zorg. Dat verloskundigen
ervoor kiezen om niets te zeggen uit schaamte of omdat
Patiëntveiligheid staat vooropMelden van disfunctioneren bij de IGZ
KWALITEIT
57TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Brigitte Tebbe is lid van de redactie
Brigitte Tebbe
© W
il va
n V
een
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 57
zij hun baan niet kwijt willen? Dat is speculeren, maar
het zou kunnen.”
Wat maakt verloskundigen kwetsbaar voor
disfunctioneren?
“Als een verloskundige solistisch werkt, kan het gemak-
kelijker voorkomen dat zij onopgemerkt niet goed
functioneert. Er is dan niemand die tegen haar zegt, dat
het niet goed gaat met haar, of dat ze op een onjuiste
wijze werkt.
Niet blijven bijscholen is een andere oorzaak. Het vak ver-
andert zo snel; als ik kijk wat er in de afgelopen 35 jaar
dat ik in de verloskunde werk allemaal is bij gekomen
aan diagnostiek, aan apparatuur en evidence! Als je niet
aan bijscholing mee wilt doen, dan oefen je het vak niet
meer state of the art uit. Dan ben je er misschien niet eens
bewust van dat je disfunctioneert of verkeerd handelt,
omdat je niet weet wat de actuele beste behandelwijze is.
De belangrijkste manier om disfunctioneren te voor -
komen is dat verloskundigen zich toetsbaar opstellen
binnen de praktijk, de kring, het VSV. Er zijn zoveel
methoden om het verloskundig handelen te evalueren:
zoals de spiegelinformatie van LVR en VOKS, inter -
collegiale toetsing, deelname aan VSV-besprekingen en
perinatale audits. Als je daar niet voor open staat, ben
je wel netjes afgestudeerd, maar werk je toch niet ver-
antwoord. Je hoort zorgverleners vaak klagen over de tijd
die registratie, dossiervoering, onderzoek en bijscholing
kost. ‘Laat mij maar gewoon mijn werk doen, dáár ben
ik verloskundige voor geworden, niet voor al die dingen
eromheen’ zeggen ze dan. Maar mijn stelling is dat je
alleen maar een goed verloskundige kunt zijn als je die
dingen eromheen ook doet – en dat die dus gewoon
onderdeel van je werk zijn.”
Hoe gaat IGZ om met meldingen over disfunctioneren
van collega’s?
“Een melding komt via het loket van de website van IGZ
binnen. Dan bekijken we eerst om wat voor melding het
gaat. Een melding moet concreet zijn, zodat we kunnen
beoordelen of de patiëntveiligheid inderdaad mogelijk in
het geding is. Met anonieme meldingen doen we op dit
moment in principe niets, tenzij het om ernstige mis -
standen gaat.
De inspecteur uit de regio van de melder neemt de
melding in behandeling. De ernst van de zaak bepaalt
daarbij de snelheid waarmee de inspectie te werk gaat.
De eerste vraag aan de melder zal zijn wat deze er zelf
aan heeft gedaan om haar collega op de hoogte te
stellen en de situatie ten goede te keren. En ook wat er
binnen de praktijk, de kring, vakgroep of het bestuur
van het ziekenhuis is ondernomen om het op te lossen.
Altijd met de insteek van de patiëntveiligheid.
Als een zaak ondanks goede acties niet kon worden
opgelost, gaat de Inspectie zelf op onderzoek uit.
Allereerst wordt de melding voorgelegd aan degene over
wie de melding is gedaan. De inspecteur vraagt diegene
om toelichting. Afhankelijk van die reactie en de situatie
gaat de inspecteur op bezoek bij zo’n praktijk, om de
praktijkvoering te toetsen waarbij dan uiteraard maat -
regelen voor kwaliteitsborging belangrijke aandachts -
punten zijn. Soms worden ook inlichtingen gevraagd
aan andere zorgverleners of aan de betreffende cliënten.
De bevindingen van het onderzoek van de Inspectie
worden samengevat in een rapport met een conclusie.
Bij ziekte of verslavingen kan ze de zaak voorleggen aan
het College van Medisch Toezicht. Deze kan aan het
werken als verloskundige tijdelijk voorwaarden stellen
(bijvoorbeeld alleen onder supervisie werken of zich eerst
onder behandeling laten stellen), de bevoegdheid van de
verloskundige gedeeltelijk beperken of de registratie van
de verloskundige in het BIG-register doorhalen.
Bij ondeskundig handelen kan de inspecteur de verlos-
kundige bijvoorbeeld opleggen om bijscholing te volgen
of (tijdelijk) onder supervisie te werken. Als er een concrete
calamiteit is ontstaan door onbekwaam handelen, kan de
zaak aan het Medisch Tuchtcollege worden voorgelegd.
In het uiterste geval kan een verloskundige ook, na een
tuchtzaak, uit het register worden geschrapt. Maar dat
zijn grote uitzonderingen. Meestal wordt een aantal
concrete acties afgesproken inclusief een tijdpad en een
follow-up periode waarin de verloskundige of de praktijk
verbetering moet aantonen. Ook kan het gebeuren dat de
verloskundige gaandeweg uit zichzelf zegt: ik stop ermee.
Wat betekent het voor collega’s en praktijken als een
melding moet worden gedaan?
“Dat is dramatisch…. Je bent ooit zo enthousiast begon-
nen met elkaar. Dit is voor de samenwerking heel pijnlijk.
Een praktijk is gezamenlijk verantwoordelijk voor de
kwaliteit van zorg. Als er één van de maten disfunctio-
neert en niet wil verbeteren, is dat een groot probleem.
Je hebt dan niet alleen het probleem van het disfunctio-
neren, maar ook een communicatieprobleem. De praktijk
moet als werkgever zelf in actie komen. De IGZ komt pas
in actie als praktijken het zelf niet kunnen. Maar duidelijk
moet zijn dat de Inspectie geen bemiddelingsinstituut is:
onze focus is de patiëntveiligheid, voor mediation kunnen
collega’s bij de beroepsvereniging terecht.”
Wij vonden bij het maken van deze reportage geen
enkele verloskundige bereid om haar verhaal te delen
over disfunctioneren in de verloskundige praktijk.
Ligt er een taboe op dit onderwerp?
“Dat is niet specifiek voor verloskundigen! Dat is
algemeen menselijk; het geldt ook voor de buurman die
KWALITEIT
58 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 58
teveel herrie maakt of zijn afval bij jou in de tuin gooit.
Het is heel moeilijk om op een goede manier aan je
collega duidelijk te maken dat hij of zij niet goed bezig
is. Maar als het gaat om patiëntveiligheid, is het vanuit je
professionele verantwoordelijkheid heel belangrijk om
disfunctioneren aan de orde te stellen, om patiënten te
beschermen. Ik hoop dat wat meer informatie over dit
onderwerp verloskundigen helpt om over hun schroom
heen te stappen.”
De IGZ werkt momenteel aan een aanpassing van de
IGZ-richtlijn Omgaan met signalen van disfunctionerende
specialisten naar de eerstelijns situatie. Het beleid blijft
hetzelfde, alleen komt er nu een aangepast protocol voor
de eerstelijns setting, van zelfstandige ondernemers die
niet kunnen terugvallen op een Raad van Bestuur. Meer
informatie over de bestaande richtlijn is te vinden op
www.rijksoverheid.nl/kamerstukken.
Uitgebreide informatie over de procedure bij meldingen
aan de IGZ is te vinden in de Leidraad meldingen 2010,
via www.igz.nl/actueel/publicaties ■
KWALITEIT
59TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Er is een groot landelijk onderzoek gaande naar de aan-
wezigheid van Q-koorts bij eerstelijns zwangeren die geen
ziekteverschijnselen hebben: is screening zinvol bij deze
groep?
Dit is een uniek onderzoek! De Q-koorts epidemie met
vorig jaar 2300 ziektegevallen in Nederland is ook uniek
in de wereld.
Er is nog weinig bekend over Q-koorts en over de risico’s
voor zwangeren. Maar wat we weten baart grote zorgen:
1. In een (klein) onderzoek uit 2007 in Frankrijk onder
53 zwangeren met de diagnose Q-koorts, zijn veel
ernstige complicaties beschreven: 27 % groeivertraging,
27% intra-uteriene vruchtdood, 11 % oligohydram-
nion.
2. In een onderzoek in in 2007 in het met Q-koorts
besmette dorp Herpen in Noord-Brabant was 16% van
de zwangeren besmet!
3. De bloeduitslagen van alle zwangeren die vanaf april
gescreend zijn in het lopende Q-koortsonderzoek tonen
een besmettingsgraad van ongeveer 10% met Q-koorts
onder zwangeren. Het gaat hier om zwangeren die
geen klachten hebben! Dit kunnen oude of recente
infecties met Q-koorts zijn, dat wordt dan vervolgens
uitgezocht.
4. Verloskundigen spreken zelden over beroepsrisico,
maar bij Q-koorts is het een belangrijk element. Met
Q-koorts besmette zwangeren kunnen in de actieve
fase van de Q-koorts zeer besmettelijk zijn tijdens de
partus: vruchtwater, vliezen en placenta zijn zeer
infectieus. Op deze wijze kan overdracht van mens op
mens plaatsvinden van Coxiella Burnetii.
Onlangs is besloten het onderzoek te verlengen: zwange-
ren uit de eerstelijn, die aterm zijn in de periode tot
1 januari 2011 en wonen in een risico gebied voor Q-
koorts (m.n. in Zuid-Nederland) kunnen meedoen met dit
onderzoek. (Bij aanvang onderzoek: alleen voor zwange-
ren aterm in de periode van 1 juni tot 1 oktober 2010).
Inmiddels doen ruim vijftig eerstelijns verloskundige
praktijken mee met dit onderzoek: zwangeren
worden opgeroepen een buisje bloed af te geven
voor het Q-koortsonderzoek. Er kunnen zich nog
praktijken aanmelden om mee te doen.
Meer informatie:
http://medischcontact.artsennet.nl/blad/Tijdschriftartikel/
Qkoorts-ziekte-van-vele-vragen.htm;
http://zwangerschap.qkoortsonderzoek.nl/download/fileh
andler.ashx?FileId=142;
http://zwangerschap.qkoortsonderzoek.nl; NTvG 2009 ,
4 april; 153 ■
Oproep deelname onderzoekQ-koorts bij eerstelijns zwangerenOnderzoekstermijn verlengd!
© W
il va
n V
een
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 59
‘De deskundige ondersteuning van Biomedic
biedt mij meerwaarde, daarom kies ik voor ALOKA‘
Vermeulen Medical B.V. • Kryptonstraat 1 • 6718 WR Ede • T 0318 643424 • F 0318 643047 • [email protected] • www.vermeulenmedical.nl
Biomedic Nederland B.V. • Antennestraat 86 • 1322 AS Almere • T 036 5463000 • F 036 5463010 • [email protected] • www.biomedic.nl
Mieke isverloskundige
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 60
"Ga jij die mevrouw even van beneden halen?" Verloskundige Ria keek over haar lees-
bril naar haar studente Linda. "Het is een priem en ze heeft nu weeën om de vier
minuten." Het was elf uur 's avonds, Linda was net de wacht in gegaan en had wel zin
in een partus. Blijmoedig ging ze met de lift naar beneden, waar ze Barbara aantrof,
een forse vrouw met een volle bos haar, type kroegbaas, al puffend in haar rolstoel.
'Malle Babbe', was het eerste dat door Linda's hoofd schoot. Malle Babbe werd begeleid
door een iel, pezig en nerveus mannetje, die zich voorstelde als Pieter, na enige moeite
om een hand vrij te krijgen uit de hengsels van alle tassen die hij droeg. "Ik ben de
vader," verklaarde Pieter. "Nou ja, de aanstaande vader", voegde hij daar aan toe. "Als
alles goed gaat, tenminste…" Barbara keek hem al puffend vanuit haar zittende positie
al vorsend aan.
"Maar natuurlijk gaat het goed, schat. Het gaat heel goed!" haastte haar man zich te
zeggen.
Op de VK bleek Barbara drie centimeter
te hebben. Barbara wilde wel een
glaasje appelsap. Pieter banjerde nerveus
door de verloskamer. "Het is toch wat,
het is toch wat. Als je het mij vraagt…
ik loop nog liever in een mijnenveld. En
daar heb ik ervaring in, dus ik weet wat ik
zeg…."
"Hij is marinier," verklaarde Barbara.
"Wilt u ook wat drinken", vroeg Linda.
"Misschien een glaasje sap, of een lekker kopje
thee…"
"Doe mij maar koffie!" Ook dat nog, dacht Linda.
Barbara deed het allemaal geweldig. Linda besloot om
eens te proberen of ze Pieter wat kon kalmeren. "Waar
maak je je nou zo druk om? Het gaat allemaal heel goed!
En jullie zijn nu in het ziekenhuis, wij zijn vlak in de buurt.
En jullie hebben alles bij je: druivensuikertabletten, labello, maxi-cosi, camera…"
"Camera", mompelde Pieter, …"camera… O nee, de CAMERA!!! We zijn de camera
vergeten! Ik ga hem NU halen!"
Zonder zijn vrouw gedag te zeggen schoot Pieter zijn jas aan en verliet de kamer.
"Vergeet je autosleutels niet", riep Linda hem achterna. Pieter hield even in. "Maar ik
ga niet met de auto, ik ga rennen!"
En zo verliet de aanstaande vader het warme ziekenhuis om al rennend vijf kilometer
verderop thuis de camera te gaan halen.
Het was nu tenminste heerlijk rustig op de kamer. Dat leek een positieve invloed op de
weeënactiviteit te hebben.
"Thuis was het nog erger", zei Barbara. "Samen met een collega van hem stonden ze
te roepen dat ik naar het ziekenhuis moest. Ik had toen weeën om de tien minuten.
En dat zijn dan twee mannen die het land moeten redden."
Linda legde haar hand op Barbara's buik en keek nog eens op de klok. "Je doet het
MijnenveldLinda is in 2003 in Rotterdam afgestudeerd als verloskundige. Het onderstaande verhaal speelt inhaar derde leerjaar van de opleiding. Inmiddels is ze geassocieerd in een leuke dorps/stadspraktijkna 1,5 jaar door het hele land te hebben waargenomen. Met haar drie collega's verzorgen ze zo'n380 partus/jaar.
PRAKTIJK
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 61
© T
on
vd
Co
ever
ing
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 61
Een van de krachten van de eerstelijns verlos-kunde is de persoonlijke en intensieve begelei-ding. Dit kost echter veel tijd. Bij grotere praktijken is dit soms moeilijk te realiseren.Verloskundigenpraktijk ‘’t Noorden’ inEindhoven ging op zoek naar een efficiënteoplossing, waarbij er meer tijd is voor alle cliënten.
Veel verloskundigen kennen wel van die drukke dienst -
dagen: de hele nacht bij een bevalling gezeten, drie
kraamvisites afgelegd, een consult buikpijn tussendoor
en dan belt de volgende bevallende cliënt alweer…
En er staan nog twee visites.
BrainstormZeven jaar geleden begon het ons op te breken omdat
dit soort drukke diensten zich te vaak voordeden. We
hielden een uitgebreide brainstorm binnen de maatschap
en kwamen tot de conclusie dat de kwaliteit van onze
zorg niet onder druk mocht komen te staan door deze
drukke diensten. We moesten onze werkzaamheden op
een andere manier vorm gaan geven. Tijdens de brain-
supergoed", moedigde ze haar parturiënte aan. "De
weeën komen nu ook veel sneller."
"Sneller?!" riep Pieter, die net op dat moment buiten
adem de kamer weer in kwam gestoven. "Sneller?! Ik
heb gvd de ballen uit mijn broek gerend!!!"
Barbara ging vlot naar VO en baarde volgens alle regelen
der kunst een prachtige, gezonde zoon en met behoud
van een gaaf perineum. Maar zelfs dat hielp de verse
vader niet te kalmeren. Deze liep nog steeds onrustig
door de verloskamer, nu met zijn pasgeboren zoon in zijn
armen. "Het is toch wat, het is toch wat… Doe mij maar
een mijnenveld…"
Linda keek hem meewarig aan. "Pieter, waar maak je je
nou zo druk om? Het is toch allemaal goed gegaan, je
hebt een gezonde zoon en je hebt nu de camera … Dan
kun je zo mooi foto's van hem maken in zijn eerste
kleertjes."
"Kleertjes… kleertjes… O nee, de Kleertjes!!!"
En zo kon men in Rotterdam voor de tweede keer die
nacht een hevig transpirerende marinier door de maan-
verlichte straten zien rennen… ■
Nyx
PRAKTIJK
62 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Intensieve begeleiding Nicole Manders
Nicole (N.C.H.) Manders is eerstelijns verloskundige en
verbonden aan Verloskundigenpraktijk ’t Noorden te
Eindhoven
Correspondentie: [email protected]
- extra verloskundige voor visitedienst (VD)
- visitedienst op maandag, woensdag, vrijdag
- merendeel kraambedvisites tijdens VD
- dienstdoende doet visites mee met VD op
een rustige dag en geen visites wanneer er
een partus is
- VD is achterwacht vanaf de voorafgaande
nacht
- Op andere dagen is een ‘roostervrije’ verlos-
kundige achterwacht of eventueel de buur-
praktijk
- Dienstmap en visitemap
- extra mobiele telefoon voor VD (nummer
alleen voor collega en kraamverzorgenden)
In ’t kort
Haagse stadspraktijk zoekt
langdurige waarneming
� +/- 300 zorgeenheden
� Orfeus online
� Praktijkassistente
� Waarneming 26 %
Interesse ?
Meer informatie: www.mundo-vroedvrouwen.nl
of bel 070-3468288 of onderstaande nummers
of mail CV naar [email protected]
Christine Eckert Michelle Beijerinck Sylke Keizer
06-11154189 06-22240433 06-39568740
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 62
za zo ma di wo do vr za zo ma di wo do vr
Kraambed 1 Par D V V V (V)
1 2 3 5 8 10
Kraambed 2 Par V V V V (V)
1 2 4 6 9 11
storm hebben we allerlei mogelijkheden besproken. Alles
kon en alles mocht gezegd worden. Het was erg belang-
rijk om niet meteen met allerlei bezwaren de ideeën van
tafel te vegen.
Twee factoren waren voor ons erg belangrijk:
1. meer tijd voor de cliënt
2. minder werkdruk en meer werkplezier voor de verlos-
kundige
We hebben gekeken naar het soort werkzaamheden. De
oorzaak van ons probleem lag met name in de onvoor-
spelbaarheid van de diensten. Als er meerdere of lange
bevallingen zijn tijdens een dienst, beïnvloedt dat de tijd
en daarmee de kwaliteit van de overige werkzaamheden
voor die dag, zoals kraamvisites. Bevallingen en spoed-
consulten zijn niet te plannen. Spreekuren en kraam -
visites echter wel. De meeste praktijken hebben spreek-
uur en dienst al gesplitst. Door deze twee activiteiten los
te koppelen verhoog je de kwaliteit van beide. Als je nog
een stap verder gaat en een extra verloskundige inzet voor
kraamvisites, maak je deze werkzaamheden ook planbaar.
Door deze opsplitsing zullen de verloskundigen vaker
moeten werken, maar met minder werkdruk en meer tijd
voor de cliënt.
In eerste instantie zagen we een heleboel knelpunten:
extra werkdagen, roosterplanning, extra overdrachten
etc. Maar omdat we echt iets wilden veranderen, zijn we
stap voor stap gaan uitwerken hoe het eruit zou kunnen
zien. We konden er immers altijd nog vanaf zien. Toen
we uiteindelijk op papier hadden staan, hoe we het vorm
zouden kunnen gaan geven, bleken al onze bezwaren
ineens niet meer zo zwaar te wegen. Het was dus nuttig
om onszelf te dwingen open minded naar oplossingen te
blijven kijken.
Onze manier van visitedienstOm andere verloskundigenpraktijken aan het denken te
zetten, beschrijven we hier hoe wij de visitedienst heb-
ben vormgegeven. Er leiden echter meerdere wegen naar
Rome, dus kun je dit voorbeeld gebruiken als startpunt
voor je eigen brainstorm.
Op maandag, woensdag en vrijdag werkt een extra
verloskundige voor het afleggen van kraamvisites. Zij
werkt gelijktijdig met de dienstdoende verloskundige.
Afhankelijk van de drukte tijdens de dienst, verdeelt zij
de visites met de dienstdoende verloskundige. We
proberen de visites zoveel mogelijk op de visitedagen te
plannen. Op de overige dagen bezoekt de dienstdoende
verloskundige alleen de nieuwe kraamvrouwen (eerste en
tweede dag postpartum) en de kraamvrouwen die extra
zorg nodig hebben. We bepalen voor iedere kraamvrouw
hoeveel kraamvisites zij nodig heeft. Als er geen bijzonder-
heden zijn na de vijfde dag postpartum, hebben we in
het weekend telefonisch contact. Indien nodig volgt
alsnog een visite.
Door het invoeren van de visitedienst is er veel meer tijd
en rust voor het afleggen van een kraambezoek (geen
telefoon, partus of consult tussendoor). We kunnen onze
route efficiënter plannen, omdat we het merendeel van
de visites in drie dagen afleggen.
Tijdens de dienst kunnen we bij elke bevalling intensieve
begeleiding waarborgen, omdat de dienstdoende verlos-
kundige zich niet druk hoeft te maken over de visites die
nog gereden moeten worden. Op de dagen dat er geen
visitedienst is, zijn er maar enkele visites te rijden.
In het kader zie je hoe een rooster met visitedienst eruit
zou kunnen zien. Er zijn minimaal vier verloskundigen
nodig om een mooie werkverdeling te krijgen. We werken
iets vaker, maar omdat er zoveel meer tijd en rust is tijdens
alle werkdagen, voelt dit niet als extra belasting.
PRAKTIJK
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 63
door invoering visitedienst
Voorbeeld 1: de geel gemarkeerde dagen
worden de visites afgelegd door de visite-
dienst (V), overig door dienstdoende (D).
Par=partus
Voorbeeld 2: voorbeeld rooster drie weken, rouleren. Geel zijn de extra werkdagen voor visitedagen.
D=dienst; V=visitedienst; SU=spreekuur;OS=ochtendspreekuur.
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 63
AchterwachtOok heeft de dienstdoende verloskundige altijd een
achterwacht. De verloskundige die extra is ingepland
voor de visites, is tevens achterwacht vanaf de vooraf-
gaande nacht. Op de andere dagen zijn de roostervrije
verloskundigen achterwacht en eventueel kan ook een
beroep worden gedaan op een buurpraktijk.
Dossiers en bereikbaarheidEen goede verslaglegging van elke visite met het afge-
sproken beleid is erg belangrijk. Wij doen dit schriftelijk.
We hebben twee mappen: een voor de dienst en een
voor de kraamvisites. In principe zitten alle kraamdossiers
in de visitemap, behalve de visites die de dienstdoende
verloskundige aflegt op de overige dagen. In de dienst-
map zitten tabs voor alle dagen van de week met daar-
achter de visites voor die dag.
De visitedienst haalt de avond voor of de ochtend van de
visitedienst de map op de praktijk op en brengt deze aan
het eind van de dag weer op de praktijk of bij de dienst-
doende verloskundige. Op de dagen dat er geen visite-
dienst is, is de visitemap bij de dienstdoende verloskundige.
De visitedienst heeft een aparte mobiele telefoon, zodat
je elkaar altijd kunt bereiken en je een kraamverzorgster
dit telefoonnummer kan geven als er nog bijzonderheden
doorgebeld moeten worden.
Evaluatie na een paar jaar visitedienstWij zijn erg positief over de visitedienst. We hebben
meer tijd om onze cliënten persoonlijk te begeleiden, bij
de bevalling en tijdens de kraamperiode. We kunnen
onze zorg beter afstemmen op de individuele behoeften
van de cliënten, wat leidt tot meer tevredenheid. We
leggen meer visites af dan voorheen, maar ervaren min-
der tijdsdruk.
De visitedienst is een leuke werkdag. Je werkt op ‘kantoor -
uren’, hoort hoe de dienst verloopt en regelmatig is er
tijd voor een gezamenlijke lunch op de praktijk tijdens
het rustuur, samen met de assistente en de verloskundige
die spreekuur houdt. Doordat je met meer verloskundigen
tegelijk werkt, heb je meer en intensiever contact met je
collega’s. Dit extra contact heeft ons werkplezier vergroot.
Het gevreesde nadeel van het vaker moeten werken,
weegt hier niet tegenop.
Kortom, loop je tegen hetzelfde probleem aan als wij, ga
eens met elkaar om de tafel voor een goede brainstorm,
want misschien is de visitedienst ook wel een oplossing
voor jouw praktijk! ■
PRAKTIJK
64 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Voorbeeld 2: voorbeeld rooster drie weken, rouleren. Geel zijn de extra werkdagen voor visitedagen. D=dienst; V=visitedienst;
SU=spreekuur;OS=ochtendspreekuur.
za zo ma di wo do vr za zo ma di wo do vr za zo ma di wo do vr
vk1 D os D V D os D V su D
vk2 D su V D D su D su D V D
vk3 D su D V D V D D os su
vk4 V D su D su D su V D D V
Ook praktijk ‘Het Verloskundig Huys’ in Zwolle werkt
met visitediensten. Verloskundige Hetty Baerveldt:
“Wij zijn visitediensten gaan doen om de vaak drukke
diensten te ontlasten en omdat we niet altijd
voldoende tijd en aandacht voor kraamvrouwen
hadden. We doen ook meteen achterwacht. Wij
hebben van maandag tot en met vrijdag elke ochtend
een extra verloskundige voor de visites. Zij begint om
9.00 uur, net als de dienstdoende verloskundige, en
gaat dan eerst naar diegenen die het meest zorg
nodig hebben, bijvoorbeeld gele kinderen.
We kunnen ook veel meer tijd aan borstvoeding
(problemen) besteden. Het is een extra morgen in de
week werken en lastiger roosteren, maar voor ons
voelt het echt als verbetering van kwaliteit van zorg
en de cliënten stellen het op prijs”.
© B
ion
da
Hee
rin
ga
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:26 Pagina 64
In januari jl. werd ik ‘twin’. Het was lastig inte schatten wat dat in zou houden. Feit is datik mij graag wilde inzetten om de moeder-sterfte terug te dringen in Sierra Leone en mijdaarom aangesproken voelde om te reagerenop de oproep van de KNOV.Naast het corresponderen met een buitenlandsevroedvrouw werd ons verteld dat wij moestenproberen fondsen te werven om geld in tezamelen. Op deze manier zouden wij samenmet onze twin naar het congres in Durbankunnen, waar plannen gemaakt zullen wordenom de moedersterfte wereldwijd terug tedringen: Millenniumdoel 5.
Er kwamen al snel ideeën op om op verschillende manieren
geld in te zamelen voor het project. Zo ‘moest’ er vanaf
begin dit jaar getraind worden en sponsors worden
gezocht voor de Marikenloop waar het vorige tijdschrift
veel aandacht aan besteedde.
VerwenweekendZo bestond er al een plan om een reünie te houden voor
jaargenoten van de opleiding om te vieren dat wij dit jaar
twintig jaar verloskundige zijn. Om daar geld mee te ver-
dienen is de reünie in de vorm van een verwenweekend
gegoten. Tegen een niet geringe vergoeding kregen de
hardwerkende collega’s een ontspanningsweekend aan-
geboden.
Voor iedereen was er een pedicure- en gezichtsbehandeling,
een uitgebreid zesgangendiner en overnachting met
natuurlijk een overheerlijk ontbijt.
Toen bekend werd bij de organisatie dat bediening door
een gynaecoloog meer geld op zou leveren voor het
twinning was dat natuurlijk een goede reden om de
lokale samenwerking op de proef te stellen!
Pedicures, schoonheidsspecialistes, kok, keukenpersoneel
en gynaecoloog, zij hebben allemaal belangeloos mee -
gewerkt!
Alle verloskundigen hebben een heerlijk weekend gehad
en het heeft heel wat geld opgeleverd voor het project.
Sierra LeoneweekIntussen waren er gesprekken geweest met de eigenaresse
van een sportschool over het project. Het team van dit
sport- en healthcenter, - alleen voor dames -, had direct
affiniteit met dit goede doel. Er werd besloten een Sierra
Leoneweek te houden.
We hebben het volgende georganiseerd: een spinning-
marathon, een beautyavond, een zumbaparty en een
fancy fair/markt.
Nu werd mijn talent aangesproken om bedrijven en
mensen enthousiast te maken om ons te steunen. Dit
was af en toe best spannend maar ook erg leuk als je
merkt dat mensen enthousiast reageren.
Als je als verloskundige bijna twintig jaar in een stad
werkt, ken je heel veel mensen en dat hebben van
‘relaties’ komt goed van pas bij dit soort projecten. Zo
kregen we van een marktkraamverhuurbedrijf gratis
kramen, een kopieerbedrijf leverde gratis posters en
flyers, een cateraar werkte mee, supermarkten gaven
levensmiddelen en veel bedrijven stelden prijzen ter
beschikking voor het rad van fortuin voor de fancy fair.
Via een bevalling van 18 jaar geleden(!) kwamen we aan
INTERNATIONAAL
65TvV juli/augustus 2010 • KNOV
“Alles voor Sierra Leone”Yvonne Ossentjuk-Stiekema
Yvonne Ossentjuk-Stiekema is eerstelijns verloskundige bij
Aiber Verloskundigen in Assen
om in K
e oeging vwebn SiI
en wof dehet lom w
emo
eoa Lrror Siert 1 op d
ofersteone s
ana Lerr
wan de zvolg vady
vals gee LtivcA. A
en aaallingvee b
ouwvre ld inzamele
an dezot ve ge
e drinwillen w
ug teree ttferederst
one!oude 8 vr -
ngerschapekt zichy tr
an. Daar-en om de ngen
ammarogHet pr
rijdag 4 juniV -
rijdag 4 juniV -
e eek ziet er als vwan deza v
- r fficiële openingO20.00 uur
- 20.30 - 22..30 uur
emoe oWW
met eonL
e drin
olgt uit:v
g
ug terew
e ttferederst, in samenen,skundigen, d
ganiserorloserer vibA
.eek-wne
ngen.ing ker
ade Sierr
j g jtaarSpinning M
(deelname € 5,-
ensdag 9 juoWWoond mv-ayeautB
ond is een bevativi(€ 25,- per ac
rijdag 11 juniV
hon ingelu -jembéuid door DDj.).pp
uni - 19.00 -- 22.00 uurmet onder a analleure kander
t tsen beschtal plaakt aanepereit)it
i - 20.30 uur
oo
ommelaars-tr
V).-upmakeie (me op tijd op aa
, visagseyeef j. Gbaarhik
er dezan de balie
ytumbaparZ(deelname € 5,-
dag 12 juertaZommy fair/rancF
tuin metoran ffovheid ommogelijk
erijdens de SierTinegKom in bew
.).pp
ni -12.00 - 16.00 uurkt v ot 16.0an 12.00 tvmelmar
ij etvlechen, haarjzt mooie prjem ekshop torw-mbém een DDj
week zijn alle lessew-eonee Le en!ouwoor vren vouwng: vr
schminken, v.a. ok
0 uur met o. Oc. etcetnippen
oor maar € 5,-
en en kolgen.e v
oolgen ve ven t
aden, rvervis er de
.- per les
inegKom in bew
Assen
e en!ouwoor vren vouwng: vr
Ketellaapperstraat 45, 9 tel. 05992 302525, info@
w etivacww
n9403 VS [email protected]
nlnelady
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 65
INTERNATIONAAL
een djembégroep die de spinningmarathon opende en
op de fancy-fair workshops gaf.
Een communicatiebedrijf verzorgde het persbericht
waardoor de hele regionale pers op de hoogte was en
een uitnodiging van radio Drenthe volgde. Het was
spannend, maar “alles voor Sierra Leone” is hier een
gevleugelde uitspraak geworden.
De sportweek is een groot succes geworden. Dank zij alle
persberichten is het gelukt het probleem bij een groter
publiek kenbaar te maken. Dit bleek wel uit alle reacties
uit mijn omgeving, ook op de praktijk.
Het organiseren van deze activiteiten heeft veel tijd en
energie gekost, maar ook opgeleverd. Het is geweldig
om te zien hoeveel mensen zich belangeloos inzetten
voor het project.
Dit betekent overigens niet dat het werk nu gedaan is,
er zijn nog genoeg ideeën!
TwinDe correspondentie met mijn Twin, Susan Gbow, komt
langzaam op gang. Ik heb inmiddels drie keer een
mail(tje) van haar ontvangen, het is nog een beetje
aftasten, maar in haar laatste mail heb ik iets over haar
werkzaamheden gelezen.
Ze woont in de stad maar werkt mee aan een preventie-
programma op het platteland over HIV/AIDS. Verder doet
ze een studie Community Health.
Nu we een klein half jaartje verder zijn weet ik dat het
project leuk en enerverend is. Tot nu toe hebben mijn
inzamelingsacties ruim 4000 euro opgeleverd en
misschien zijn ze een inspiratiebron voor anderen.
Je zult vooral opkijken van de bereidheid van je
medemensen om iets voor een ander te doen! ■
TvV juli/augustus 2010 • KNOV66
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 66
INTERNATIONAAL
Zondag 27 juni jl. was bij de IKON de documen-taire “Van vroedvrouw tot chirurg” te zien.Daarin wordt de verpleegkundige EmiliaCumbane uit Mozambique gevolgd tijdenshaar opleiding tot ‘vroed-chirurg’.
Tijdens de zestien jaar lange burgeroorlog in Mozambique
bracht het verzetsleger enorme schade toe aan de infra-
structuur van het land. Scholen en ziekenhuizen werden
verwoest; artsen en verpleegkundigen vluchtten, werden
gekidnapt of vermoord. Momenteel is er nog steeds een
groot tekort aan medisch personeel. Vooral op het platte-
land zijn er weinig specialisten en er zijn slechts zeven
professionele vroedvrouwen op een bevolking van
15.000.000 mensen. Een op de tien vrouwen sterft ten
gevolge van zwangerschap of bevalling. Emilia: “Het is
niet goed om een moeder te zien dood gaan. Als een
vroedvrouw een probleem tijdens de bevalling kan
diagnosticeren, waarom kan ze het dan niet oplossen?”
De regering van Mozambique heeft een paar jaar geleden
het plan opgevat om hier verandering in te brengen.
Een kleine groep vroedvrouwen wordt opgeleid om alle
verloskundige ingrepen uit te kunnen voeren, waaronder
sectio’s en hysterectomieën.
De documentaire toont de ambitieuze Emilia en haar
collega’s tijdens alle facetten van de opleiding: de eerste
snede in de huid, haar eerste zelfstandige beslissingen,
het gevecht om voor ‘vol’ te worden aangezien. De
vroedvrouwen zijn strijdbaar en vol zelfvertrouwen:
“Eens komt de dag dat ze hoog opgeleide vroedvrouwen
serieus nemen“.
Prachtig, deze oplossing om de moedersterfte een halt
toe te roepen. Meer dan de moeite waard om te bekijken
als u dat nog niet heeft gedaan! Toch zal de verloskundige
kijker ook af en toe een ongemakkelijk gevoel bekruipen.
De gemedicaliseerde omgeving waarin vrouwen bevallen,
het harde en autoritaire optreden van het personeel
(“Niet bewegen! Straks valt u en worden wij aange-
klaagd”) en de moeders die voor hun tweede of vierde
keizersnee komen; ze geven een eenzijdig beeld. De
nadruk ligt echt op het uitvoeren van sectio’s. Onduidelijk
blijft welke oplossingen deze vroedvrouwen overwegen
voordat ze overgaan tot snijden, doen zij bijvoorbeeld
ook vacuüm- of forcipale extracties? En worden er ook
‘gewone’ vroedvrouwen opgeleid en liefst veel?!! Wat
doen ze aan prenatale zorg? Wellicht te veel vragen voor
één documentaire…
“Van vroedvrouw tot chirurg” is te zien op
www.uitzendinggemist.nl of op het digitale kanaal
Hollanddoc 24, www.hollanddoc.nl. ■
Kristel Zeeman is lid van de redactie van dit tijdschrift
Kristel Zeeman
Van vroedvrouw tot chirurg“Eens komt de dag dat ze hoog opgeleide vroedvrouwenserieus nemen“.
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 67
Franka Cadee
MarikenloopDe Marikenloop was een groot succes. Dank aan iedereen die
was betrokken. Volgend jaar weer? De opbrengst voor Sierra
Leone bedroeg € 7.189,-. Een geweldig resultaat.
GeboortemutsjesEr zijn inmiddels 14.848 geboortemutsjes
verkocht. De eerste tienduizend hebben
onder aftrek van de inkoop € 18.523,- voor
het fonds opgebracht. Een mooi resultaat.
Van de tweede tienduizend zijn er inmiddels
4.848 verkocht. Er staan er nog 5.152 muts-
jes te wachten op een pas geboren baby-
hoofdje, maar we zijn al uit de kosten. Elk
mutsje dat nu nog wordt verkocht komt
geheel ten goede van het fonds. De mutsjes
zijn nog steeds te bestellen bij Agaath
Schoon, [email protected]
FondsMomenteel is er bijna € 90.000,- ontvangen
of toegezegd. Een mooi resultaat. We zijn er
nog niet, maar we komen er wel! ■
Acties rond Twins
Franka Cadee is beleidsmedewerker Belangenbehartiging KNOV
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 67
Verloskundige(tijdelijk voor een jaar; 67.77% - 88.89%) en Oproep Verloskundigen In het Diaconessenhuis Meppel vinden per jaar 750 bevallingen plaats op medischeindicatie. Het grootste deel van deze baringen worden begeleid door de klinischverloskundigen. Daarnaast zijn er 150 bevallingen onder leiding van eerstelijns ver-loskundigen en huisartsen. De klinisch verloskundigen vormen samen met de viergynaecologen het medische team. Het medische team, O&G-verpleegkundigen,polikliniekassistentes, tweedelijns verloskundigen én eerstelijns verloskundigen werken samen in een ongedwongen, maar professionele sfeer. In januari 2010 zijn we gestart met kraamsuites.
Uw functieUw werkzaamheden bestaan onder meer uit het begeleiden van opgenomen zwangeren, barenden en kraamvrouwen. Verder deelt u kennis met en draagt ukennis over aan verloskundigen in opleiding, co-assistenten en verpleegkundigen. U werkt in een zelfstandige functie binnen de klinische setting, met een team van ervaren O&G-verpleegkundigen, gynaecologen en natuurlijk klinisch verloskundigen.
Wat wij vragen en biedenU beschikt over een opleiding tot verloskundige, bent BIG-geregistreerd en hebt bijvoorkeur ziekenhuiservaring als klinisch verloskundige. Daarnaast bent u flexibel enzowel sociaal als communicatief meer dan vaardig. Uw arbeidsvoorwaarden zijnovereenkomstig de CAO-Ziekenhuizen; het salaris is conform FWG 60. Ook kennenwij diverse kortingsfaciliteiten en kinderopvang.
Voor aanvullende informatie kunt u bellen met dienstdoende tweedelijns verloskun-dige, telefoon (0522) 23 31 53, Joke van der Werff, teamleider verpleegafdeling obstetrie/gynaecologie, telefoon (0522) 23 34 09 en dr. G Vermeulen, gynaecoloog,telefoon (0522) 23 33 56.
Uw reactieUw sollicitatie kunt u binnen 14 dagen richten aan de afdeling HRM vanNoorderboog, t.a.v. Ciska Postma, HR-Adviseur, postbus 503, 7940 AM Meppel([email protected]).
Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.
Zo rg co mb i nat i e No o rderb o o g
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 68
FORUM
In de afgelopen weken stuurde ik een e-mail rond die als
een sneeuwbal door het land ging. Ik uitte zo mijn zorg
over de richting die er gekozen wordt als het gaat om
het uitvoeren van een aanbeveling uit het Rapport ‘Een
Goed Begin’, dat een vrouw niet alleen gelaten mag
worden tijdens de actieve fase van de baring. Die richting
zet de deur open naar het meer betrekken van de kraam-
zorg bij de begeleiding van een baring en die de verlos-
kundige indien nodig/gewenst de ruimte geeft om daar
zelf een tweede plaats bij in te nemen.
In het Rapport staat letterlijk: ‘bewaking door de verlos-
kundige, begeleiding door de kraamverzorgster’. Het
standpunt van de Stuurgroep is daarmee helder: de
begeleiding hoort bij de kraamzorg.
Ik kreeg sussende woorden van de KNOV dat het zeer
zeker niet de bedoeling is dat wij de begeleiding naar de
kraamzorg gaan doorschuiven. Maar ik ben er niet gerust
op. Vandaar die e-mail!
Op vrijdag 11 juni 2010 stemde de ALV over de intentie-
verklaring tussen de KNOV en ActiZ met daarin de
bovenstaande visie op de rol van de kraamzorg.
Tijdens de behandeling van dit agendapunt was er ruimte
voor vragen. Ik heb daar, na een korte toelichting van
mijn bezorgdheid, uitgeroepen: ”Hoe kan het zijn dat wij
hier vóór zijn?!”
Angela Verbeeten reageerde kort; hoewel ze de emotie
achter mijn betoogje kon invoelen, moet het duidelijk zijn
dat het vanuit de KNOV níet de bedoeling is te promoten
dat de begeleiding tijdens de partus bij voorkeur door de
kraamzorg moet worden gedaan. Nee, het is én/én; op
het moment dat de kraamverzorgster aanwezig is,
wordt de verloskundige ook geacht aanwezig te zijn,
uitzonderingen daargelaten.
“Zou dat echt zo gaan?” vroeg ik mij hardop af?
Op dat moment hoorde ik achter me zeggen: ‘Nou, als
je acht visites moet rijden, heb je niet veel keus!’
Dank je wel collega! Daar heb je het al! Als ter plekke een
verloskundige concreet invulling geeft aan de begeleiding
omwille van de afwezigheid van de verloskundige die
visites rijdt, dan valt het toch niet hard te maken dat dit
om een uitzondering zal gaan?
Praktijken die één dienstdoende verloskundige hebben
voor drie of meer keer de norm, staan onder grote druk
als het om het leveren van continu support durante partu
gaat, zeker als dit overdag is.
Deze praktijken hebben een probleem als het common-
sense wordt om vrouwen continu support te garanderen
bij hun bevalling. Zou het niet beter zijn te denken in de
richting van het splitsen van de visites en de partusdienst,
of van het gaan werken met kleinere teams, dan de
zaken te laten zoals ze zijn?
Nu hebben die praktijken de mogelijkheid om het probleem
‘op te lossen’, waarbij ze geen ingrijpende veranderingen
hoeven in te voeren met betrekking tot de organisatie
van hun praktijk. Die oplossing luidt: vervroegde inzet
van kraamzorg.
Ik heb daar heel veel moeite mee. Het druist in tegen de
eed die ik heb afgelegd, het druist in tegen mijn beroeps-
code én het druist in tegen de wensen van de vrouwen
zelf, iets waar we nog lang niet genoeg over weten,
maar waar we, sinds het onderzoek van Yvonne Fontein
[Fontein Y, 2008] wél duidelijke aanwijzingen over hebben.
In onze beroepseed staat: ‘Ik stel het belang van de cliënt
voorop en eerbiedig haar opvattingen’.
En in onze beroepscode: ‘De relatie tussen verloskundige
en cliënte is gericht op een adequate zorgverlening. De
verloskundige heeft daarbij steeds het belang van de
vrouw en haar ongeboren of pasgeboren kind voor ogen.
Zij ontwikkelt een persoonlijke vertrouwensrelatie, zodat
de voorwaarden geschapen worden voor een goed
verloop van zwangerschap, baring en kraamperiode.’
Volgens mij is er een probleem. We staan een (vertrou-
wens-)relatie met onze klant voor. Maar wat definieert
die relatie? Waar moet die aan voldoen? Wat geven
we aan een vrouw, op grond waarvan moet zij ons ver-
trouwen?
Louter op grond van onze professie?
Op basis van onze deskundigheid zoals voldoen aan de
eisen van het kwaliteitsregister?
Niet op grond van onze bekendheid met haar?
Dat is wat mij betreft ronduit onzinnig!
De resultaten uit het onderzoek van Yvonne Fontein logen
er niet om. Vrouwen zijn tevredener naar mate het aantal
verloskundigen dat hen in de zwangerschap begeleidt
kleiner is. Ook zijn ze tevredener als er een bekende
verloskundige bij de baring aanwezig was.
Bovendien harde cijfers: een kleine praktijk (1-2 vk):
53,8% thuispartus en 32,9% verwijzingen durante partu;
een middelgrote praktijk (3-4 vk) 34,7% thuispartus en
51,2% verwijzingen durante partu; een grote praktijk
(>/= 5 vk) 23,7% thuispartus en 63,6% verwijzingen
durante partu. Cijfers die op zijn minst voor wat discussie
binnen de beroepsgroep zouden moeten zorgen over de
manier waarop binnen grote praktijken de zorg georga-
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 69
Wiens kracht van begeleiding?
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 69
niseerd wordt en de gevolgen die dat heeft! En cijfers die
volgens de laatste indicaties alleen maar slechter zijn
geworden, nu de thuisbevalling volgens de laatste cijfers
van CBS nog maar 23,9% bedraagt [CBS, 2010].
Wat doet de KNOV? Hard investeren in een intensievere
samenwerking met de kraamzorg, een samenwerking die
maar al te gemakkelijk kan ontaarden in een manier van
werken die alleen maar tot een nog grótere versnippering
van de zorg leidt, en de kansen op het opbouwen van een
vertrouwensrelatie van de cliënt met haar zorgverlener
minimaliseert. Zonder eerst concreet te maken wat een
vertrouwensrelatie precies inhoudt. Met hoeveel verlos-
kundigen kan een zwangere een vertrouwensrelatie
binnen één zwangerschap opbouwen? Hoeveel belang
hecht de zwangere eraan om ook tijdens de baring te
kunnen profiteren van die vertrouwensrelatie? Krijgt zij
de mogelijkheid om met een vaste kraamverzorgster een
persoonlijke vertrouwensrelatie op te bouwen?
Nee? HOE kan het dan zijn dat er ook maar één praktijk
in Nederland is die het acceptabel vindt om in geval van
drukte een onbekende kraamverzorgster met de barende
alleen te laten?
De KNOV zou wat mij betreft een actieve bijdrage moeten
leveren aan het concretiseren van de vragen:
Wat verstaan we onder een (vertrouwens-)relatie?
HOE bouwen we die op?
In hoeverre mogen vrouwen daar vervolgens aanspraak
op maken?
De KNOV zou wat mij betreft moeten concretiseren dat
vroedvrouwen de belangen van de cliënt voorop dienen
te stellen.
Als de KNOV dit zelf niet kan, dan wil ik graag van haar
horen hoe ik een bijdrage kan leveren om iets te doen
aan de vloedgolf van ‘innovaties’, geïnspireerd door het
Rapport van de Stuurgroep. Innovaties die vooral leiden
tot het zekeren van de belangen van zorgverleners zelf,
in plaats van de belangen van de vrouw!
Rebekka Visser,
Vroedvrouw te Middelstum
ReferentiesFontein Y.(2008) Minder is meer. TvV 2008;12:23-29 CBS, 2010.
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=37302&
LA=NL
70 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
FORUM
Reactie van Angela Verbeeten, voorzitter KNOVVooropgesteld: de KNOV staat achter de aanbeveling van
de stuurgroep om zwangere vrouwen niet alleen te laten
tijdens de baring. Bij een eerstelijns baring kunnen hier-
voor zowel de verloskundige als de kraamverzorgende als
ook beiden ingezet worden. Dit zal afgestemd moeten
worden tussen de barende vrouw (en haar partner) en de
verloskundige, die immers de regie over de verloskundige
zorg heeft. Het is aan hen om samen te bepalen op welk
moment de kraamzorg wordt ingeschakeld. Dat kan in
een vroeg stadium gebeuren. Ook kan een vrouw er voor
kiezen om de eerste tijd nog geen hulpverlener in huis of
in de bevalkamer te hebben. Wel zal zij dan op elk
moment een beroep op professionele ondersteuning
moeten kunnen doen. De organisatie van eerstelijnszorg
zal hierop afgestemd dienen te zijn.
In reactie op het stuurgroepadvies is de KNOV op meer-
dere plaatsen en momenten een dialoog met de achter-
ban gestart: op het Forum, op de ALV, op het middag-
symposium van 11 juni en in dit tijdschrift. Ik ben blij met
de reactie van Rebekka Visser. De vragen die zij stelt zijn
zeer terecht en leveren een zinvolle bijdrage aan de dis-
cussie. Rebekka raakt, wat mij betreft, de kern van de
discussie als zij vraagt wat verloskundigen verstaan onder
de vertrouwensrelatie met de vrouw. En wat dienen ver-
loskundigen hiervoor te regelen in hun praktijk. Zet je je
kraamvisites opzij bij een eerste wee? Ga je in een grote-
re praktijk in kleinere teams werken voor een betere her-
kenbaarheid? Roep je je achterwacht op als zich een
tweede bevalling aandient?
Rebekka vraagt om sturing van de KNOV. De KNOV zal
aan het eind van de zomer met haar aanbevelingen
komen. Maar de dialoog hierover en de invulling van de
aanbevelingen zal vooral van de verloskundigen zelf
moeten komen. Welke zorg wil jij jouw klanten geven?
Dat hierbij het belang van de klant voorop staat mag dui-
delijk zijn, dat staat in onze beroepscode. Verloskundigen
hebben terecht een centrale positie bij de zorg voor
barende vrouwen. Als zij met deze rol als vanouds
betrokken en verantwoordelijk omgaan moeten we de
problemen die vastgesteld zijn kunnen oplossen. Dat
doen we door onze visie helder neer te zetten en deze
uit te dragen naar onze samenwerkingspartners waaron-
der de kraamzorg. Een samenwerkingspartner die onze
cliënten en ons ook kan bijstaan in het streven het per-
centage verwijzingen, ook durante partu, qua trend om
te buigen.
Ik ben zeer benieuwd naar reacties van verloskundigen
op de brief van Rebekka. ■
Angela Verbeeten,
voorzitter KNOV
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 70
Met liefde en toewijding gaf Caroline Dorbeck haar twee
kinderen langdurig borstvoeding. Haar ervaringen,
afwisselend prachtig, vervelend, grappig en ingewikkeld,
schreef ze op in het boekje: ‘Borstvoeding, een eerlijk
verhaal’. Volgens de achterflap informatief en inspirerend
voor zwangeren. Zeker, hoewel de vele grote en kleine
problemen van Dorbeck, in combinatie met het enorme
doorzettingsvermogen dat ze aan de dag legt, ook
vrouwen van te voren zou kunnen ontmoedigen. Wat
een opgave! Vooral haar beschrijving van de voedsel -
overgevoeligheden van haar baby’s en het hypoallergene
dieet dat ze daarvoor volgde, is indrukwekkend.
Voor voedende moeders zijn de verhalen daarentegen
vast herkenbaar en steunend. Dorbeck geeft praktische
tips, ook voor gevoelige zaken als de toeschietreflex tij-
dens een orgasme en kolven op ongebruikelijke plaatsen
(bijvoorbeeld een smerig cafétoilet). Zeer informatief zijn
haar ervaringen met voeden na één jaar en alle verande-
ringen die de borstvoedingsrelatie in de loop van de tijd
doormaakt. Dat is een verhaal dat vrouwen doorgaans
niet veel horen.
De tekst van het boekje heeft een zeer eenvoudige lay-
out en structuur, zonder inhoudsopgave. Zoeken op
onderwerp is daardoor lastig, maar van kaft tot kaft lees
je het gemakkelijk in twee uur uit.
In de laatste twee hoofdstukken houdt Dorbeck een
betoog over het nut en de noodzaak van borstvoeding
en het borstvoedingsbeleid van zorginstellingen en werk-
gevers. Het staat los van het ervaringsverhaal en is hier
BERICHTEN
71TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Iedereen kent het wel, een verloskunde academie die
belt of er nog ruimte is om een student te begeleiden.
De eerste reactie is dan: nou, dat gaat extra tijd kosten.
Natuurlijk kost het begeleiden van studenten tijd, maar
kijk er ook eens naar vanuit een andere invalshoek.
Studenten bieden namelijk ook verrijking. Dit doen ze
door het stellen van kritische vragen, maar ook door het
inbrengen van nieuwe evidence.
Dit laatste is zeker een ervaring binnen de Kring
Amersfoort. In onze kring zaten in dezelfde periode twee
studenten, die beiden van de opleiding opdracht hadden
gekregen een klinische les te verzorgen.
Om de Kringvergadering niet te veel te belasten, werd er
voorgesteld om de klinische lessen te combineren door
een bijscholing te organiseren. Samen met het huisartsen-
laboratorium ‘Saltro’ is toen een bijscholing opgezet
over infectieziekten in de zwangerschap en navelstreng -
prolaps. Mede door de verkregen accreditatie door de
KNOV was er een goede opkomst.
Hopelijk geeft dit weer eens een nieuwe kijk op het
begeleiden van studenten. ■
Annewil van 't Zelfde,
verloskundige Thijsseserre, Amersfoort
Karin den Besten, student verloskunde
Studenten begeleiden: verrijking of last?
Nieuwe mediaEerlijk verhaal over borstvoeding
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 71
BERICHTEN
Borstvoeding, natuurlijk eenvoudigDit boek is de vertaling van de Amerikaanse bestseller
'Breast feeding made simple' waarover eerder in dit
tijdschrift werd geschreven [Zeeman K. 2009]. Het is een
bruikbre aanvulling op de boeken over borstvoeding die
al op de Nederlandstalige markt aanwezig zijn. Het gaat
uit van de basisbehoeften van een baby, waarbij borst-
voeding de meest natuurlijke voeding is. Het boek is
opgebouwd rond zeven principes, de natuurwetten van
borstvoeding genoemd.
De heldere beschrijving van de fysiologie van borst -
voeding en de adviezen bij voorkomen en verhelpen van
problemen, helpen je om ouders beter te begeleiden bij
hun keuze. Borstvoeding lijkt soms een hele uitdaging.
Dit boek helpt borstvoeding eenvoudiger maken. ■
Zeeman K. De zeven wetten van eenvoudig borstvoeden.
TvV 2009;01:29-31
Titel: Borstvoeding, natuurlijk eenvoudig
Auteurs: Nancy Mohrbach&Kathleen
Kendall-Tackett
ISBN: 9789044125092
Omvang: 279 pagina’s
Prijs: € 24,50
Uitgever: Uitgeverij Garant
en daar onvolledig of onjuist. Bovendien is sommige
informatie onderhevig aan veranderingen (bijvoorbeeld
het betoog over het gebruik van de WHO- groei curven).
(Aanstaande) ouders kunnen daarvoor beter terecht op
websites van borstvoedingsorganisaties, die regelmatig een
update krijgen. Helemaal achterin zijn de aanbevelingen
voor zwangere en voedende moeders wel weer nuttig.
Afgezien van de onvolkomenheden is het boek met recht
een eerlijk verhaal.
Kristel Zeeman
Het boek ‘Borstvoeding, een eerlijk verhaal’ van
Caroline Dorbeck is te bestellen via www.boekscout.nl
en kost 14,95. ■
“Het initiatief voor deze publicatie kwam toen ik van het
naderend afscheid van gynaecoloog Dirk van ’t Hof hoor-
de. Zo’n markante persoonlijkheid die in 40 jaar tijd 16-
duizend bevallingen heeft begeleid, en daarom bekend is
in een groot deel van Noord-Holland, daar zat een mooi
boek in. De 2e Man is een coproductie van Dirk van ’t
Hof en mij als schrijver. Hij droeg de kandidaten aan voor
de interviews. Verhalen van moeilijke zwangerschappen,
successen bij een zwangerschapswens, intens gezins -
geluk, verdriet en echte emotie. Hij stond ook aan de
basis van de beschrijvende hoofdstukken over de ontwik-
keling van de verloskunde. Tot slot gaf hij in tien korte
verhalen zijn mooiste herinneringen weer. Het eindresul-
taat biedt een goede inkijk in de dagelijkse praktijk van
de gynaecoloog Dirk van ’t Hof, die zich in zijn functie
heeft opgesteld op een wijze die ver uitgaat boven dat-
gene wat van een gynaecoloog mag worden verwacht of
als normaal kan worden beschouwd.” ■
Titel: De 2e man
Auteur: Corrie van Diemen
ISBN: 978.94.90.81901.9
Prijs: € 29,50
www.communicatiewebshop.nl
De 2e man
'Duik in je weeën'20e, compleet herziene editie
Carita Salomé en Juliette de Wit schreven twintig jaar
geleden Duik in je weeën, een boek waarmee vrouwen
zich bewust kunnen voorbereiden op de bevalling en
leren hoe ze ontspannen moeten omgaan met weeën.
Inmiddels is het boek een begrip geworden: al decennia-
lang wordt het aanbevolen bij veel zwangerschapscursus-
sen. Deze 20e, totaal herziene herdruk is geactualiseerd
en aangepast aan de nieuwste ontwikkelingen en theo-
rieën. Ook de tekeningen zijn geactualiseerd naar het
nieuwe tijdsbeeld.Het boek is gericht op het leren kennen
en voelen van je lijf en de verschillende spieren, weten wat
weeën zijn en hoe daarin mee te gaan. Voor de partners
wordt er beschreven hoe je kunt helpen bij het persen. ■
Reeds 45.000 exemplaren verkocht!
Titel: Duik in je weeën
Auteur: Carita Salomé
Illustrator: Juliette de Wit
Uitgeverij: Spectrum
ISBN: 9789049103828
Prijs: € 18,99
TvV juli/augustus 2010 • KNOV72
Veertig jaar verloskunde met Dr. Dirk van ’t Hof
doorCorrie van Diemen
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 72
BERICHTEN
De liefde voor het vakHet moet een multipara geweest zijn, zo soepel herinner
ik me het hele gebeuren. De scapulapunten waren zicht-
baar. Voor de zekerheid keek ik mijn opleider aan: ga je
gang zei ze. Ik pakte het kind vast met de handgreep van
Bracht en ontwikkelde het kind zoals ik vele malen op het
fantoom geoefend had terwijl mijn opleider forse expres-
sie gaf op het nakomend hoofd. Niet lang daarna was
het kind geboren: een vlotte spontane baring in onvolko-
men stuit. Het zou de enige stuitbevalling zijn die ik mijn
tien jaar durende praktijkuitoefening zelf zou begeleiden.
Dat ik deze handeling zelf maar slechts eenmaal heb uit-
gevoerd en dan ook nog in een leeromgeving is in over-
eenstemming met de praktijk die beschreven wordt in het
boek Eponiemen en geschiedenis van de stuitgeboorte.
Opkomst en verlies van vaardigheden, geschreven door
A.T.M. Verhoeven. Het is een zeer lezenswaardig boek
over het verdwijnen van verloskundige vaardigheden met
betrekking tot de stuitligging. Anno 2010 begeleidt een
Nederlandse gynaecoloog jaarlijks gemiddeld anderhalve
stuitbevalling.
Verhoeven beschrijft zijn eigen ervaringen als gynaecoloog
met bijzondere belangstelling voor de stuitligging. Hij
gebruikt eponiemen - de van persoonsnamen afgeleide
termen als Handgreep van de Snoo en Handgreep van
Bracht - en licht deze stuk voor stuk aan de hand van
illustraties toe.
Niet alleen de methoden zelf komen uitgebreid aan bod,
ook de praktische gevolgen daarvan beschrijft hij. De
forceps op het nakomend hoofd beschrijft hij uitvoerig en
je begrijpt meteen waarom de stuitextractie tot begin jaren
zestig de belangrijkste oorzaak van perinatale sterfte was.
In het hele boek klinkt een zekere weemoed die voor velen
van ons herkenbaar is. Verhoeven raakt een gevoelige
snaar wanneer hij schrijft: ‘de recente eenzijdige focus op
evidence based medicine ging gepaard met een blinde
vlek voor de experience based medicine, het ouderwetse
ambachtelijke verloskundige werk.
In 2000 werd de Term Breech Trial gepubliceerd. Daarin
werden morbiditeit en sterfte na een geplande sectio
vergeleken met de uitkomst van een geplande vaginale
baring. Deze bleek op korte termijn lagere morbiditeit
met zich mee te brengen. Dit leidde tot een enorme en
abrupte stijging van het sectiopercentage bij stuitliggingen
in de hele wereld. In Nederland steeg het percentage bij
stuitliggingen van 50% naar 80%. Echter na een paar
jaar bleek dat de langetermijn morbiditeit (neurologisch
letsel) bij kinderen geen verschil uit te maken, en de
maternale risico’s van een sectio bleken ernstig onder-
schat. Intussen werden er veel minder vaginale stuiten
geboren en ging er in rap tempo veel kennis en vaardig-
heid verloren. Verhoeven beschrijft dat er op dit moment
nog steeds 850 electieve sectio’s verricht worden om op
termijn één extra kind in leven te houden, terwijl er jaar-
lijks meer kinderen overlijden door uterusrupturen als
gevolg van toegenomen sectio’s in het algemeen dan er
gered worden door de primaire sectio in verband met
stuitligging.
Het boek is een prachtig pleidooi voor het behoud van
een blijvend kritische houding ten aanzien van ingrepen.
Het roept ook de vraag op: wat leren student verloskun-
digen tegenwoordig aan vaardigheden over de stuit in
hun opleiding?
Dat zijn de volgende:
Het bijwonen van een vaginale stuitbevalling (dit wordt
helaas niet altijd gehaald)
Fantoomlessen: (de stuitbevalling hoort bij de lifesaving
skills) in het tweede jaar en herhalingstrainingen in het
derde en vierde jaar
Studenten worden getraind in het uitvoeren van een ver-
sie en zij moeten minimaal een (poging tot) uitwendige
versie hebben gezien tijdens hun opleiding.
Niet alles was vroeger beter, maar al mijn jaargenoten
hebben zelf minimaal één kind in stuitligging zelf aange-
pakt in hun opleiding. Een onvergetelijke ervaring en het
spijt mij dat we dit onze huidige studenten moeten ont-
houden. Lees dit boek, hier spreekt veel liefde uit voor
het vak en maakt ons bewust van de kwetsbaarheid
van opgedane vaardigheden die zo weer kunnen
verdwijnen. ■
Rafael van Crimpen
Titel: Eponiemen en geschiedenis van de stuitgeboorte.
Opkomst en verlies van vaardigheden
Auteur: Dr. A.T.M. Verhoeven
Uitgever: DCHG Medische Communicatie, 2010
ISBN: 978-94-90826-01-7
Prijs: € 39, incl. btw en verzendkosten
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 73
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 73
BERICHTEN
KNMG: CIRCUMCISIE STERK ONTRADEN
Voor meisjesbesnijdenis geldt een wettelijk verbod, maar
jongens worden in Nederland nog steeds besneden. Terwijl
het in strijd is met de regel dat minderjarigen alleen mogen
worden blootgesteld aan medische handelingen als er
sprake is van ziekte of afwijkingen. Omdat het verwijderen
van de voorhuid ook nog eens lelijke complicaties kan
opleveren, heeft artsenorganisatie KNMG het standpunt
‘Niet-therapeutische circumcisie (NTC) bij minderjarige
jongens’ geformuleerd. Hiermee wil de KNMG een maat-
schappelijke discussie over deze ‘schending van de licha-
melijke integriteit’ op gang brengen. De KNMG kiest niet
voor een verbod, uit vrees dat de ingreep door ongekwa-
lificeerde personen wordt uitgevoerd. Wel wil de artsen-
vereniging streven naar een krachtig ontmoedigingsbeleid.
Ouders die niet-therapeutische circumcisie voor minder -
jarige jongens overwegen, moeten nadrukkelijk op de
hoogte worden gebracht van de kans op complicaties en
het ontbreken van medische voordelen.
De laatste decennia zijn er aanwijzingen dat circumcisie
het risico op hiv/aids, HPV, urineweginfecties en penis-
kanker zou kunnen reduceren. Maar een aantal studies
weerleggen dit. Bovendien zijn er goede medische
alternatieven voor de behandeling van kinderen met
aangeboren afwijkingen of infecties aan de urinewegen.
KNMG
Q-KOORTS UPDATE
Het aantal gevallen van Q-koorts neemt af, aldus het
RIVM. Waren er in 2009 nog 860 nieuwe meldingen van
Q-koorts, in de periode 1 januari tot 2 juni, dit voorjaar
zijn het er fiks minder: 348. Ondertussen breken weten-
schappers zich het hoofd over hoe het komt dat zoveel
mensen de afgelopen jaren ziek werden van de Q-koorts-
bacterie Coxiella Burnetii. Het Tijdschrift voor Diergenees -
kunde zette tien onderzoeken op een rijtje. Hieruit blijkt
dat veel Nederlanders vroeger anti stoffen hadden. Het
percentage positief testende deel nemers liep uiteen van
39 tot 100 procent.
Recente metingen van het RIVM laten zien dat nu nog maar
2,4 procent van de Nederlandse bevolking anti stoffen
heeft tegen de Coxiella burnetii. Mogelijke verklaringen
voor de verminderde immuniteit zijn dat de jongste bac-
teriestammen virulenter zijn, of dat schaal vergroting in
de veehouderij voor meer zieken zorgt. Een derde hypo-
these is, dat blootstelling aan de Q-koortsbacterie en
resistentie ervoor zijn verminderd door pasteurisatie van
geiten en schapenmelk. Die is in de jaren tachtig ingevoerd.
De Volkskrant/Medisch Contact
BESTRIJDING HONGER=GEZONDHEIDSWINST
Nog nooit in de geschiedenis waren zo veel mensen op
de wereld ondervoed of leden zo veel mensen honger:
nu meer dan 1 miljard! Met de actie ‘Starved for
Attention’ vraagt Artsen zonder Grenzen aandacht voor
de ondervoeding van een groot deel van de wereld -
bevolking, want bestrijding van honger blijkt pure
gezondheidswinst.
Ondervoede moeders baren immers vroeggeboren baby’s
en de premature meisjes die het overleven, groeien op
tot ondervoede vrouwen die ook weer vroeggeboren
baby’s krijgen. Alle gezondheidsproblemen die dat oplevert,
worden uitstekend gedocumenteerd in publicaties over
het Hongerwinter onderzoek van het AMC. Ondervoeding
is bovendien de oorzaak van meer dan een derde van de
kindersterfte (3,5 tot 4 miljoen doden per jaar).
Volgens de beroemde (gezondheids)econoom en Nobel -
prijswinnaar Amyrtya Sen geselen ondervoeding en honger
de mensheid onnodig. Er is meer dan genoeg voedsel
voor de hele wereldbevolking. Het probleem is de oneer-
lijke verdeling en het ontbreken van middelen om de
distributie te verbeteren. Vooral onderwijs aan en econo-
mische, sociale en politieke empowerment van vrouwen
zouden duurzame verbeteringen in de voedselvoorziening
van moeder en kind kunnen brengen. Maar ook simpele
maatregelen als voedingssuppletie met vitamines of
micronutriënten. Weinig interventies in de gezondheids-
zorg zouden kosteneffectiever zijn dan dit soort maat -
regelen, zeggen gezondheidseconomen.
Medisch Contact
TRISOMIE 13 EN 18 OOK IN DOWNTEST
Minister Klink heeft de Centra voor Prenatale Screening
toestemming gegeven om de test op het Downsyndroom
(trisomie 21) uit te breiden met de syndromen van Patau
en Edwards (trisomie 13 en 18). Zwangeren krijgen vóór
de screening op Downsyndroom de keuze voorgelegd of
zij ook geïnformeerd willen worden over trisomie 13 en
18. De labwaarden bij de combinatietest laten ook vaak
afwijkingen zien als er sprake is van trisomie 13 en 18,
maar aanpassing van de test met trisomie 13 en 18
geeft meer zekerheid. De voorlichting aan de zwangeren
moet gebeuren met de meest actuele versie van de infor-
matiebrochure over de screening op Downsyndroom. Het
Centraal Orgaan Prenatale Screening stelt de brochure
vast. De websites van de KNOV en RIVM houden u op de
hoogte van de implementatie van screening op Trisomie
13 en 18. Deze wordt in de loop van 2010 verwacht.
Ministerie van VWS
TVV•next
TvV juli/augustus 2010 • KNOV74
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 74
BERICHTEN
GROTE KWALITEITSVERSCHILLEN IN GEZONDHEIDSZORG
De toegankelijkheid van de zorg in Nederland is onver-
minderd goed. Voorzieningen zijn betaalbaar, dichtbij en
toegankelijk. Wel zijn de onderlinge verschillen tussen
zorgverleners groot, zowel in prijs als in kwaliteit. Dat
staat in de Zorgbalans 2010 van het RIVM.
Met behulp van 125 indicatoren beschrijft de Zorgbalans
de toegankelijkheid, kwaliteit en kosten van de Nederlandse
zorg. De onderzoekers geven een aantal voorbeelden
waaruit grote kwaliteitsverschillen tussen zorgverleners
en zorginstellingen blijken. Zo verschillen huisartsen aan-
zienlijk in de mate waarin ze volgens professionele richt-
lijnen geneesmiddelen voorschrijven (49% – 77%). En
het aantal ongeplande keizersneden in ziekenhuizen
loopt uiteen van 7% tot 30%.
Op Internet komt steeds meer patiënteninformatie, maar
deze is nog te algemeen voor het maken van overwogen
keuzes in de zorg. Zorgverzekeraars letten bij het afsluiten
van contracten met zorgaanbieders nog vooral op de
prijs en onvoldoende op kwaliteit.
De uitgavengroei van de Nederlandse zorg is opvallend:
7% in de jaren tussen 2007 en 2009, tegenover 4,5 %
in de jaren ervoor. De reden hiervoor is vooral dat er
meer zorg wordt geboden.
RIVM
LAGERE STERFTE DOOR VROUWEN IN ZORG
Ontwikkelingslanden moeten investeren in het opleiden
van vrouwelijk medisch personeel. Daardoor neemt de
moeder- en kindersterfte sterk af, stelt Save the Children.
De kinderrechtenorganisatie schrijft dit in het rapport
‘Women on the Front Lines of Health Care’. Met name in
ontwikkelingslanden is het voor veel vrouwen vaak nog
een grote stap om door een mannelijke arts onderzocht
te worden. Soms staat een echtgenoot dat zelfs niet toe,
waardoor de vrouwen – en hun kinderen – niet de
medische zorg krijgen die ze nodig hebben.
“Een vrouwelijke verpleegkundige of vroedvrouw wekt
vertrouwen en is in staat ziektes op een laagdrempelige
manier te voorkomen en genezen. Vrouwen met een
paar jaar basisonderwijs kunnen na een korte training
al kinderziektes herkennen en behandelen. Daarnaast
kunnen ze gezonde voeding promoten en de gezondheid
van zwangere vrouwen en pasgeboren kinderen in de
gaten houden“, zo stelt Save the Children. Zo is in Nepal
door het aanstellen van vijftigduizend vrouwelijke vrij -
willigers in de gezondheidszorg de afgelopen twintig jaar
de moedersterfte gehalveerd.
Medisch Contact
BORSTVOEDING IS POLITIEK
“Borstvoeding is meer dan een moeder met haar baby,
borstvoeding is politiek”, bevestigt de peiling van La
Leche League vlak voor de Tweede Kamerverkiezing in
juni. De borstvoedingsorganisatie, die nadrukkelijk stelt
er geen politieke voorkeuren op na te houden, hield
deze peiling onder de meest zetelbestendige politieke
partijen. Vijf stellingen kregen die voorgeschoteld, plus de
volgende open vragen: “Wat is in uw partijprogramma
opgenomen over borstvoeding? Op welke wijze denkt u
deze doelen te behalen?”
De SP en de Partij voor de Dieren waren het eens met de
vijf stellingen:
1. de borstvoedingscijfers moeten stijgen;
2. het Masterplan Borstvoeding 2010 moet worden
doorgevoerd door het ministerie van VWS;
3. het bevallingsverlof moet minimaal 26 weken worden
in plaats van 16;
4. werkgevers moeten borstvoeding- en kolfrecht beter
naleven, meer toezicht daarop;
5. marketing van kunstvoeding moet aan banden gelegd
in verscherpte Warenwet;
Het CDA, ChristenUnie, D66 en GroenLinks gingen met
de meeste stellingen akkoord. Het CDA en ChristenUnie
voelen niets voor de voorgestelde verlenging van het
bevallingsverlof. Hierover hebben GroenLinks en D66 hun
standpunt niet bepaald. Ook over het Masterplan borst-
voeding hebben deze twee partijen nog geen standpunt.
PvdA, VVD, SGP en PVV hadden het waarschijnlijk te
druk met campagnevoeren, want zij negeerden de
oproep om aan de peiling mee te doen.
Nieuwsbrief La Leche League
HEPATITIS MOET IN RIJKSVACCINATIEPROGRAMMA
Het wordt hoog tijd dat alle baby’s in Nederland automa-
tisch een vaccinatie krijgen tegen hepatitis B. Dat vindt
het Nationaal Hepatitis Centrum, die hiermee naar aan-
leiding van Wereld Hepatitis Dag in mei naar buiten kwam.
De Gezondheidsraad heeft het kabinet vorig jaar al gead-
viseerd de vaccinatie standaard in te voeren. Eerder had
de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) dat al gedaan.
Naar schatting zijn in Nederland 100.000 mensen besmet
met Hepatitis B of C. Het precieze aantal is moeilijk te
schatten, omdat de meeste patiënten niet weten dat zij
de ziekte hebben. Het Nationaal Hepatitis Centrum roept
mensen uit risicogroepen op zich te laten testen.
ANP ■
Brigitte Tebbe
TvV juli/augustus 2010 • KNOV 75
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 75
BERICHTEN
76 TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Cong
res
en C
ursu
sU
itg
ebre
ide
info
rmat
ie o
ver
de
in d
it o
verz
ich
t o
pg
eno
men
cu
rsu
ssen
, co
ng
ress
en e
n s
ymp
osi
a vi
nd
t u
op
de
web
site
van
Ken
nis
po
ort
Ver
losk
un
de:
w
ww
.ken
nis
po
ort
-ver
losk
un
de.
nl o
f o
p d
e in
de
teks
t aa
ng
egev
en w
ebsi
tes.
CO
NG
RES
/CU
RSU
SD
ATU
MPL
AA
TSIN
FOA
CC
RED
ITA
TIE
KO
STEN
(€
)
Visie
ont
wik
kele
n ip
v br
andj
es b
luss
en3-
9Zw
olle
ww
w.p
rakt
ijkon
dern
emer
.nl
235.
-
Coac
hing
cla
ss v
oor v
erlo
skun
dige
n6,
13,2
7-9;
11-1
0;1,
22-1
1;6-
12;3
,24-
1;14
-2w
ww
.am
ethi
sttra
inin
gcoa
chin
g.nl
16 u
ur18
00,-
Curs
us b
arin
gdsp
ijn v
anui
t neu
row
eten
scha
ppel
ijk p
ersp
ectie
f7,
28-
09Ha
arle
mw
ww
.stic
htin
gito
n.nl
21 p
nt30
+36
0
Zwan
gers
chap
en
psyc
hatr
ie, v
ol v
erw
acht
ing
en u
it b
alan
s9-
9Co
rpus
, Oeg
stge
est
ww
w.lk
pz.n
laa
ngev
raag
d22
5,-
Krac
ht v
an B
egel
eidi
ng; b
eval
len
doe
je n
iet a
lleen
; clie
ntge
richt
e be
gele
idin
g9,
16-9
R'da
mw
ww
.var
.nl
16 u
ur50
0,-/
475,
-
19th
Wor
ld C
ongr
ess
on U
ltras
ound
and
Gyn
aeco
logy
13,1
4,15
,
Man
agem
ent i
n de
gez
ondh
eidz
org
14-9
-201
0 (9
x)Ei
ndho
ven
ww
w.v
vaa.
nl16
uur
3000
,-
New
born
Life
Sup
port
16-9
Riel
ww
w.s
shk.
nl7,
5 uu
r49
5,-
New
born
Life
Sup
port
17-9
Riel
ww
w.s
shk.
nl7,
5 UU
R49
5,-
Pren
atal
e sc
reen
ing
21,2
8-9
Rotte
rdam
ww
w.v
a-r.n
l14
uur
500,
-
Glo
bal c
ongr
ess
of m
ater
nal a
nd in
fant
hea
lth22
,23,
24,2
5,26
-9Ba
rcel
ona
ww
w.g
loba
lcong
ress
2010
.com
321,
-
Basis
curs
us A
cute
ver
losk
unde
23-9
Boxm
eer
ww
w.a
cute
verlo
skun
de.n
l7,
5 uu
r33
5,-
Wor
ksho
p In
a M
ay G
aski
n: p
reve
ntie
nie
t-vor
dere
nde
onts
luiti
ng e
n ui
tdrij
ving
24-9
Amst
erda
mw
ww
.mid
wife
ryex
perti
sece
ntre
.nl
aang
evra
agd
95,-
Basis
curs
us A
cute
ver
losk
unde
25-9
boxm
eer
ww
w.a
cute
verlo
skun
de.n
l7,
5 uu
r33
5,-
Basis
curs
us A
cute
ver
losk
unde
26-9
Boxm
eer
ww
w.a
cute
verlo
skun
de.n
l7,
5 uu
r33
5,-
Basis
curs
us A
cute
ver
losk
unde
27-9
Boxm
eer
ww
w.a
cute
verlo
skun
de.n
l7,
5 uu
r33
5,-
Verd
iepi
ngsc
ursu
s ee
rtsel
ijns
echo
graf
ie29
-9Ed
ew
ww
.stb
n.nl
80,-
Mid
wife
ry T
oday
Inte
rnat
iona
l Con
fere
nce:
Brit
h is
a hu
man
rigt
hs29
,39-
9; 1
,2,3
-10
Stra
atsb
urg
ww
w.m
idw
ifery
toda
y.com
Pijn
tijd
ens
de b
eval
ling
anno
201
030
-9Am
ersf
oort
ww
w.s
cem
.nl
159,
-/197
,-/10
0,-
OK
T-10
Bekk
enpi
jn1-
10ce
ntru
m B
TRw
ww
.bek
kent
hera
pie.
nl
6 uu
r
Krac
ht v
an b
egel
eidi
ng1,
11-1
0N
ijmeg
enw
ww
.av-
m.n
l16
uur
500,
-
Uitw
endi
ge v
ersie
5-10
VAA
ww
w.v
erlo
skun
deac
adem
ie.n
l
[vet
]Bor
stvo
edin
g bl
ijft[v
et]
5-10
Ede
ww
w.b
orst
voed
ingb
lijft.
nl
Pren
atal
e gr
oeps
voor
licht
ing
5-10
Eind
hove
nw
ww
.av-
m.n
l8,
5 uu
r23
5,-
V-M
is tra
inin
g5-
10Ed
ew
ww
.stiv
o.nl
/pro
fess
iona
ls3
uur
155,
-
Uitw
endi
ge v
ersie
7-10
;4-1
1;2-
12Ro
tterd
amw
ww
.va-
r.nl
16 u
ur16
25,-/
1540
,-
Inte
rnat
iona
l Stil
lbirt
h Al
lianc
e8-
10Sy
dney
ww
w.is
aisp
id20
10.c
om
20th
Wor
ld C
ongr
ess
on U
ltras
ound
and
Gyn
aeco
logy
10,1
1,12
,13,
14-1
0Pr
aag
ww
w.is
uog.
org
ITV
train
ing
toet
sgro
epbe
gele
ider
s12
-10;
04,
22-1
1Ut
rech
tw
ww
.kno
v.nl
ja, a
kkoo
rdge
en
Curs
us e
vide
nce
base
d m
edici
ne v
oor t
oets
groe
pbeg
elei
ders
13-1
0Ro
tterd
amw
ww
.va-
r.nl
geen
Rean
imat
ie n
eona
at, s
chou
derd
ysto
cie e
n st
uitg
eboo
rte12
-10
Rotte
rdam
ww
w.v
a-r.n
l6
uur
362,
50/3
40,-
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 76
BERICHTEN
77TvV juli/augustus 2010 • KNOV
rean
imat
ie v
olw
asse
ne (i
ncl.
zwan
gere
, ecla
mps
ie e
n flu
xus
15-1
0Ro
tterd
amw
ww
.va-
r.nl
6 uu
r36
2,50
/340
,-
Visie
ont
wik
kele
n ip
v br
andj
es b
luss
en22
-10
Zwol
lew
ww
.pra
ktijk
onde
rnem
er.n
l23
5,-
Kind
erzie
kten
en
Cong
enita
le a
fwijk
inge
n24
-10
Rotte
rdam
ww
w.v
a-r.n
l5
uur
245,
-
Hygi
ëne
& In
fect
iepr
even
tie, r
eani
mat
ie v
olw
asse
ne tg
v in
fect
ies
25-1
0Ro
tterd
amw
ww
,va-
r.nl
6 uu
r36
2,50
Verv
olg
Basis
curs
us A
cute
ver
losk
unde
25-1
0w
ww
.acu
teve
rlosk
unde
.nl
Boxm
eer
7,5
uur
335,
-
Verv
olg
Basis
curs
us A
cute
ver
losk
unde
27-1
0w
ww
.acu
teve
rlosk
unde
.nl
Boxm
eer
7,5
uur
335,
-
Verv
olg
Basis
curs
us A
cute
ver
losk
unde
28-1
0w
ww
.acu
teve
rlosk
unde
.nl
Boxm
eer
7,5
uur
335,
-
Verv
olg
Basis
curs
us A
cute
ver
losk
unde
29-1
0w
ww
.acu
teve
rlosk
unde
.nl
Boxm
eer
7,5
uur
335,
-
Zuid
elijk
e ee
rste
lijns
dag
27-1
0Ei
ndho
ven
ww
.eer
stel
ijnsd
ag.n
l
NO
V-1
0
Life
Sav
ing
Skill
s2-
11M
aast
richt
ww
w.a
v-m
.nl
*=1,
15 U
UR39
0,-
Krac
ht v
an b
egel
eidi
ng; b
eval
len
doe
je n
iet a
lleen
, clie
ntge
richt
e be
gele
idin
g2,
9-11
Rotte
rdam
ww
w.v
a-r.n
l16
uur
500,
-
Bege
leid
ing
bij b
orst
voed
ing
4, 2
5-11
Maa
stric
htw
ww
.av-
m.n
l, w
ww
.stb
n.nl
Man
agem
ent i
n de
gez
ondh
eidz
org
5-11
-201
0 (9
x)Ei
ndho
ven
ww
w.v
vaa.
nl16
uur
3000
,-
New
born
Life
Sup
port
11-1
1Ri
elw
ww
.ssh
k.nl
7,5
uur
495,
-
New
born
Life
Sup
port
12-1
1Ri
elw
ww
.ssh
k.nl
7,5
UUR
495,
-
Krac
ht v
an b
egel
eidi
ng12
,22-
11ei
ndho
ven
ww
w.a
v-m
.nl
16 u
ur50
0,-
Gen
eesm
idde
len
en c
onge
nita
le a
fwijk
inge
n16
-11
Rotte
rdam
ww
w.v
a-r.n
laa
ngev
raag
d24
5,-
Foet
ale
echo
card
iogr
afie
, van
vie
rkam
erbe
eld
tot g
ecor
rigee
rde
trans
posit
ie16
-11
Amst
erda
m, V
Uw
ww
.vum
c.nl
250,
-
Basis
curs
us e
chos
copi
e 1s
te li
jn16
, 30-
11;1
4-12
;18-
01,
1-2;
15,
26-3
Maa
stric
htw
ww
.av-
m.n
l16
uur
2500
,-
Obs
tetri
c M
edec
ine
Ern
stig
e in
fect
ies
en a
nder
e sp
oedg
eval
len
bij m
oede
r en
kind
18-1
1Ed
ew
ww
.sce
m.n
l4
uur
149,
-
Prec
once
ptie
zorg
18,2
5-11
Rotte
rdam
ww
w.v
a-r.n
l11
uur
500,
-
3rd
EMA
Educ
atio
n Co
nfer
ence
19,2
0-11
Mad
eira
ww
w.e
urop
eanm
idw
ives
.eu
Hygi
ëne
en In
fect
iepr
even
tie, r
eani
mat
ie z
wan
gere
23-1
1Ro
tterd
amw
ww
.va-
r.nl
6 uu
r36
2,50
/340
,-
Scho
lings
dag
prak
tijka
ssist
ente
n25
-11
Nijm
egen
ww
w.a
v-m
.nl
170,
-
Zorg
rond
de
pasg
ebor
ene
29-1
1Ed
ew
ww
.sce
m.n
l10
0,-
Pren
atal
e G
roep
svoo
rlich
ting
30-1
1M
aast
richt
ww
w.a
v-m
.nl
8,5
uur
235,
-
DEC
-10
Man
agem
ent i
n de
gez
ondh
eidz
org
2-12
-201
0 (9
x)Ei
ndho
ven
ww
w.v
vaa.
nl16
uur
3000
,-
hech
ten
8-12
Rotte
rdam
ww
w.v
a-r.n
l4
uur
270,
-
Scho
lings
dag
prak
tijka
ssist
ente
n8-
12N
ijmeg
enw
ww
.av-
m.n
l17
0,-
Infe
ctie
ziekt
en in
de
zwan
gers
chap
; alg
. bee
ld e
n co
nseq
uent
ies,
bele
id14
-12
Rotte
rdam
ww
w.v
a-r.n
l5
uur
245,
-
JAN
-11
Ik z
ie ie
ts b
ij uw
kin
dje…
28-1
Ede
ww
w.s
cem
.nl
JUN
-11
ICM
29t
h Tr
ienn
al C
ongr
ess
19,2
0,21
,22,
23-0
6Du
rban
, Sou
th A
frica
ww
w.m
idw
ives
2011
.org
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 77
Zet jij de stap naar waarneming in onze praktijk???
Wie zijn wij? Wij zijn een snelgroeiende verloskundige praktijk in Almere bestaande uit drie maten. We werken in drie
stadsdelen, waaronder de nieuwbouwwijk Almere Poort. Persoonlijke aandacht, warmte en voldoende tijd voor de cliënten staan bij ons hoog in het vaandel. We
hebben een goede samenwerking met de tweedelijn en ongeveer 300 inschrijvingen per jaar.
Waar zijn wij naar op zoek? In verband met een zwangerschapsverlof van één van ons, zoeken wij een waarneemster die vanaf half
augustus 2010 tot en met begin januari 2011 kan waarnemen. Het gaat om 3 tot 4 dagen per week. Ben jij die leuke, gezellige en lieve verloskundige die wij zoeken
en lijkt het je leuk om ons team te komen versterken gedurende 5 maanden? Reageer dan snel door je sollicitatiebrief en CV op te sturen of te mailen.
Voor vragen kan je altijd bellen op 06-51009420 of mail naar [email protected]
Verloskundige praktijk “De Eerste Stap” Angela Klaassen, Dagmar Kurtze en Manon Draijer
Achterwerf 301A, 1357 DD Almere Haven
Bartokweg 161, 1311 ZX Almere Muziekwijk Duitslandstraat 104, 1363 BG Almere Poort
Tel: 036-5400266 / Mob: 06-51009420
Duo praktijk voor verloskunde is een praktijk waargoede medische zorg gecombineerd wordt met tijd enaandacht.Wij werken in Halfweg, Zwanenburg, Spaarndam, e.o.
Waarneming gezocht per 1 september 2010
Wegens vertrek van een van ons zijn wij per 1 september 2010 opzoek naar een enthousiaste waarneemster.Voor gemiddeld 4 dagen per week voor een periodevan minimaal 3 maanden.Bij een goede samenwerking is verlenging van dewaarneemovereenkomst mogelijk. Op termijn is ookassociatie bespreekbaar.
Voor meer informatie over Duo: www.duo-verloskunde.nl
Spreekt het je aan om in een praktijk met extra tijd enaandacht voor de cliënten aan het werk te gaan?Stuur dan je reactie en CV naar:
Duo praktijk voor verloskundetav E.H. Zwiers ovv sollicitatieMientekade 141165 LM HalfwegOf mail naar: [email protected]
Stageplaatscursus echografie nodig?
Als verloskundig opleider en echografiste bied ik je de mogelijkheid om je stageperiode ineigen praktijk te volgen.
Beste collegaʼs:“Op zoek naar een stageplaats voor mijn cursusechografie aan de Fontys Hogeschool vond ik eenprofessioneel opleider die mij in mijn eerstelijnsverloskundigen praktijk kwam begeleiden.Voor mijis dit een goede en prettige ervaring geweest.Ik kan je haar van harte aanbevelen.”(Verloskundige eerstelijns duopraktijk).
Wat ik verder nog te bieden heb is:• advisering m.b.t. de aanschaf van apparatuur.• vervanging echospreekuur.• flexibele werktijden (ook ’s avonds).
Bel of mail naar:
Annet BraaksmaNieuwstraat 185311 BG GamerenTel. 0418-639739 / 06-22558361e-mail: [email protected]
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
� � � � �
� �
����� � � �
� � � �
�
� �
� �
�
�
�
� � � � � � �
� � � � � � �
�� � �
�
� ���
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 78
GEBOREN
Noah, zoon van Evelien en Rob Bakkers-Dunselman,
Piet Avontuurstraat 68, 4818 TH Breda
Thijs, zoon van Margreet en Walter Brand-van Belzen,
de Rietvoorn 23, 2661 KC Bergschenhoek
Tom, zoon van Deborah Gerrits en Dick Visch,
Grote Poortstraat 88, 3841 AM Harderwijk
Meintje, dochter van Lotte en Sven Heeren-Liesker,
Dorpstraat 24, 4851 CM Ulvenhout
Nina, dochter van Kim Luth en Jordy Tabor,
De Plaetse 154, 5708 ZJ Helmond
Duco, zoon van Angela Ruiter en Bjorn Jeurissen,
Zuidpoldersingel 139, 2645 LA Delfgauw
Nienke, zoon van Hanneke en Pascal van Vlodrop-
Heebink, Andoornweg 31, 5361 PA Grave
Mart, zoon van Elja en Gerrit Zielman-van der Kuil,
Azaleastraat 14, 3772 HK Barneveld
Noor, dochter van Linda en Jan Bunt-van den Berg,
Brug. Gaarlandtstraat 52, 4205 CD Gorinchem
Laurens Frederik Olav, zoon van Olav en Rieneke
Alberga-Repko, Schippersmeen 14, 3844 CR Harderwijk
Merle Norah, dochter van Esther en Chris Rietveld-Leene,
Lentetuin 1, 3772 VS Barneveld
Tim, zoon van Edith Bischofs en Jo van Deik, Aureus 85,
6661 SG Elst,
Bart, zoon van Liesbeth van der Esch en Roosmarijn
Emmelot, Molenaarserf 92, 3991 KT Houten
SECTOR NOORDOOST NEDERLAND
Nieuwe leden (m.i.v. 01-07-2010)
Mw. M. Blokzijl-Huisman, De Esdoorn 13, 9781 VE
Bedum – Asp
Mw. I. de Jongh, Prinses Ireneplateau 61, 3554 HW
Utrecht – WN
Mw. S.C. Sok, Marsstraat 125, 9742 EN Groningen – Asp
Mw. F. Strating, Beukenlaan 57, 9741 HK Groningen - Asp
Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2010)
Mw. M. Groenouwe, Gieterijstraat 2f, 7411 EC
Deventer - VID
SECTOR NOORDWEST NEDERLAND
Nieuwe leden (m.i.v. 01-07-2010)
Mw. H. vd Lagemaat, Erica 15, 3317 HG Dordrecht – Asp
Mw. M. Slippens, Paardebloem 39, 1689 RN Zwaag – Asp
Beëindiging lidmaatschap (per 01-07-2010)
Mw. M. Breederveld, Omval 56, 1812 NB Alkmaar – VID-zhs
Mw. B.E. van Kooten, Sleper 38, 3448 WJ Woerden - WN
SECTOR ZUID NEDERLAND
Nieuwe leden (m.i.v. 01-07-2010)
Mw. M.J.F.H. Cleven, van Myrlaerstraat 6, 5864 BN
Meerlo – Asp
Mw. N. Gost, Fort Sint Michiel straat 37, 5922 XC
Venlo – Asp
Mw. D. Jansen, Oratoriumhof 5, 2992 AS
Barendrecht – Asp
Mw. W. Jonkhout, Labouréstraat 2, 6191 CE Beek – Asp
Mw. R. van Lee-van den Broek, Schoor 7, 5422 CK
Gemert – WN
Mw. M. van Swaaij, ’t Wasven 8, 4661 AJ Halsteren – Asp
Mw. M. Rouweler, Verdistraat 44, 5624 DL Eindhoven – WN
Mw. L. Wagemans, Ruys de Beerenbroucklaan 55,
6129 HB Urmond - Asp
ART. 1
Leden, die bezwaar hebben tegen de toelating van
een kandidaat (aspirant-)lid, moeten hun bezwaar met
redenen omkleed schriftelijk binnen één maand na het
verschijnen van het officiële verenigingsorgaan bij het
Bestuur kenbaar maken.
BERICHTEN
Geslaagd
Personalia
79TvV juli/augustus 2010 • KNOV
Op 21 juni jl. werd aan vier verloskundigen het
Masterdiploma uitgereikt. Van links naar rechts
Loes Moll, Nelleke Agterhof, Joke Brandenbarg
en Aline Guijt
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 79
Moeders voor Moeders...
De organisatie van Moeders voor Moeders zamelt urine in van zwangere vrouwen. Uit de urine van deze vrouwen wordt het hCG-hormoon gewonnen. Dit hormoon wordt door farmaceutische bedrijven verwerkt tot een geneesmiddel, dat wordt gebruikt bij vruchtbaarheidsbehandelingen.
Moeders voor Moeders is onderdeel van MSD.
...heeft elke druppel keihard nodig!
200641 - TvV juli/augustus.qxp:TvV 12-07-2010 12:27 Pagina 80