101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw...

15
GRONDBANK vzw December 2010 Grondbank vzw WEGEN- EN RIOLERINGSWERKEN IN BESTAANDE WEGENINFRASTRUCTUUR: PRAKTISCHE RICHTLIJNEN VOOR GRONDVERZET

Transcript of 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw...

Page 1: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

GRONDBANK vzw

December 2010 Grondbank vzw

WEGEN- EN RIOLERINGSWERKEN IN BESTAANDE WEGENINFRASTRUCTUUR: PRAKTISCHE RICHTLIJNEN VOOR GRONDVERZET

Page 2: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 2 101217W&R2

SAMENVATTING De bemonsteringsstrategie zoals opgenomen in de standaardprocedure voor de opmaak van een technisch verslag is een minimale bemonsteringsstrategie. Waar nodig moet de bemonsteringsstrategie uitgebreid worden. De ervaring van de voorbije jaren leert dat de minimale strategie ontoereikend is voor wegen- en rioleringswerken in (bestaand) openbaar domein:

- De bodem is zeer heterogeen door de diverse werken in het verleden (bvb. opeenvolgende aanleg van rijweg, voetpaden, riolering, …).

- Ter hoogte van bestaande nutsleidingen en rioleringen, … kan niet altijd geboord worden. Door de heterogeniteit zijn boringen vlak buiten deze zones niet (onvoldoende) representatief.

- Opmenging van grond en opbraakmaterialen is vaak onvermijdelijk (‘minder hinder’-maatregelen, opbraak verharding,…). De milieukwaliteit zoals beschreven in het TV kan hierdoor negatief beïnvloed worden.

De minimale bemonsteringsstrategie volstaat dus niet voor de afbakening van de verschillende partijen. Het probleem stelt zich vooral voor de afvoer van partijen die (op basis van de analyseresultaten) voor vrij gebruik (211) in aanmerking komen. Anderzijds biedt bijkomend onderzoek vóór uitgraving ook geen oplossing. Als alternatief voor een uitgebreidere bemonsteringscampagne gelden volgende principes1. De volgende partijen kunnen in een technisch verslag niet zonder meer voor vrij gebruik ingedeeld worden:

- “Oppervlakkig grondwerk”: grond uit de toplagen die door de grote heterogeniteit en door bijkomende opmenging tijdens de voorbereidende werken en plaatselijke grondverplaatsing een groot risico vormen (gebruik als bodem buiten de kadastrale werkzone). Omwille van de uitvoerbaarheid zal dit in praktijk meestal samenvallen met de uitgraving tot het niveau van het toekomstig baanbed.

- “Vergraven zones”: uitgravingszones die omwille van praktische redenen niet of onvoldoende bemonsterd kunnen worden (bestaande nutsleidingen en rioleringen, huisaansluitingen,…)

Om misverstanden te vermijden wordt voorgesteld om aan dergelijke partijen de code 011 toe te kennen in plaats van 211. M.a.w. een indeling als bouwkundig bodemgebruik. Het betreft hier een algemene werkwijze, die als doel heeft een oplossing te bieden voor de grote onzekerheid rond grondoverschotten bij wegen- en rioleringswerken. De erkende bodemsaneringsdeskundige kan vanwege de specifieke situatie op het terrein afwijken van deze principes, bvb. op basis van gegevens over de historiek, een duidelijke trend in de analyseresultaten, gedetailleerde informatie over de werken…, zolang er voldoende garanties zijn over de kwaliteit van de uit te graven bodem en rekening houdend met de specifieke problemen in uitvoering (selectieve uitvoerbaarheid, opbraak verharding).

1 Intussen werden deze principes algemeen afgesproken tussen OVAM en de erkende bodembeheerorganisaties.

Page 3: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 3 101217W&R2

INHOUDSTAFEL Inleiding ……………………………………………………………………………..………………………………………………..4 1 Meest voorkomende knelpunten tijdens de uitvoering.......................................... 5

1.1 Onzekerheid over milieukwaliteit 211.......................................................... 5 1.1.1 Vergraven zones: grondwerk t.h.v. bestaande leidingen en rioleringen en grondwerk voor huisaansluitingen..................................................................... 5 1.1.2 Oppervlakkig grondwerk..................................................................... 5 1.1.3 Besluit ............................................................................................. 6

1.2 Meervolumes t.o.v. het technisch verslag.................................................... 6 1.3 Selectieve uitgraving ................................................................................ 7

2 Opmaak van het technisch verslag.................................................................... 7 2.1 Voorstudie............................................................................................... 7 2.2 Bemonsteringsstrategie ............................................................................ 9 2.3 Besluit van het technisch verslag en opmaak van het zoneringsplan ............. 10

3 Uitvoerbaarheid van de selectieve uitgraving.................................................... 12 4 Besluit......................................................................................................... 13 Bijlagen REDACTIE Grondbank vzw Lombardstraat 34-42 1000 Brussel Tel: 02/545 58 48 Fax: 02/545 58 54 Email : [email protected] www.grondbank.be Contactpersonen : Elisa Vermeulen, Andy Heurckmans, Cindy Bullens VOORWOORD Deze nota is een vervolg op de ‘Nota wegen- en rioleringswerken’ van juli 2009 en is tot stand gekomen in nauw overleg met opdrachtgevers, studie- en ontwerpbureau’s, aannemers en erkende bodemsaneringsdeskundigen. Deze nota is opgesteld als leidraad en kan geen rechtsgrond vormen waaruit rechten worden geput. Ze bevat aanbevelingen voor de opmaak van het technisch verslag en de uitvoering van de grondwerken. Deze nota heeft geenszins prioriteit op de bepalingen van het Vlarebo, standaardprocedures of andere richtlijnen m.b.t. grondverzet van OVAM.

Page 4: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 4 101217W&R2

INLEIDING De eerste nota voor wegen- en rioleringswerken (juli 2009) besteedde aandacht aan de sterke heterogeniteit van de bodem ter hoogte van bestaande wegeninfrastructuur en gaf aan hoe de erkende bodemsaneringsdeskundige daarmee kan omgaan bij de opmaak van het technisch verslag. De aspecten die hierbij reeds uitvoerig besproken werden, komen in deze nieuwe nota niet opnieuw aan bod. Ze blijven uiteraard wel van toepassing.

Het vertrekpunt van deze nieuwe nota waren de meest voorkomende knelpunten tijdens de uitvoering van wegen- en rioleringswerken. Grondbank doet hiermee – na intensief overleg met de sector – een algemeen voorstel voor deze problemen. Grondbank is uiteraard steeds bereid om in specifieke dossiers, in samenspraak met bouwheer en studiebureau, een meer projectspecifieke aanpak uit te werken.

Doelstelling: Wanneer een partij uitgegraven bodem na levering op de nieuwe bestemming bemonsterd wordt, wordt soms een afwijkende milieukwaliteit vastgesteld. In verband met deze afwijkingen worden twee duidelijke trends vastgesteld:

- Het gaat vaak om beperkte overschrijdingen van de waarde voor vrij gebruik (bijlage V, Vlarebo);

- De betwiste partijen zijn vaak afkomstig wegen- en rioleringswerken. Met deze nota wil Grondbank een oplossing bieden die meer zekerheid biedt voor de milieukwaliteit van de afgevoerde bodem (risico-beheersing), zonder daarbij de uitvoerbaarheid van de werken uit het oog te verliezen of de opmaak van het bestek te bemoeilijken. Inhoud In het eerste hoofdstuk worden de knelpunten tijdens de uitvoering bondig besproken. In het tweede hoofdstuk wordt een praktische werkwijze voorgesteld om deze knelpunten zoveel mogelijk preventief aan te pakken bij de opmaak van het technisch verslag. Het derde hoofdstuk bevat tips voor de uitvoering van de grondwerken. Terminologie In deze nota wordt gebruik gemaakt van de terminologie van standaardbestek 250 (2.2), verder afgekort als SB250. Deze tekst is beschikbaar op www.wegen.vlaanderen.be. Bijkomend worden de volgende nieuwe begrippen ingevoerd:

- oppervlakkig grondwerk = grondwerk boven het niveau van het te realiseren baanbed (m.a.w. de uitgraving van de wegkoffer voor rijweg, voetpaden, fietspaden, …);

- grondwerk in vergraven zones = grondwerk t.h.v. bestaande nutsleidingen en rioleringen en grondwerk voor de aanleg of vernieuwing van huisaansluitingen.

Page 5: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 5 101217W&R2

1 Meest voorkomende knelpunten tijdens de uitvoering

1.1 Onzekerheid over milieukwaliteit 211

1.1.1 Vergraven zones: grondwerk t.h.v. bestaande leidingen en rioleringen en grondwerk voor huisaansluitingen

De erkende bodemsaneringsdeskundige kan omwille van praktische redenen (veiligheid) dikwijls niet boren t.h.v. bestaande leidingen en rioleringen. De exacte ligging ervan is bovendien niet steeds gekend. De boringen gebeuren daarom meestal buiten deze vergraven zones, soms zelfs in de natuurlijke ondergrond. In de vergraven zone werd in het verleden mogelijk aanvulgrond gebruikt. De resultaten van de natuurlijke ondergrond zijn m.a.w. niet zomaar voldoende representatief voor deze vergraven zones. Bijlage 1 bevat een analyse van vzw Grondbank van de uitgegraven bodem op TOP’s, afkomstig van werken door nutsmaatschappijen. Deze analyse toont aan dat de uitgegraven bodem t.h.v. nutsleidingen meestal niet voldoet aan de waarde voor vrij gebruik (211). Het grondwerk voor huisaansluitingen omvat vele kleine uitgravingen, verspreid over het traject. Een gerichte monstername is zeer moeilijk. Om die reden wordt dit grondwerk mee beschouwd onder de term “vergraven zone”.

1.1.2 Oppervlakkig grondwerk

Het technisch verslag bepaalt de verschillende kwaliteiten van de bodem vóór uitgraving. Vooraleer de echte grondwerken starten, wordt er echter al heel wat grondverzet uitgevoerd in de toplagen, bvb.:

- verplaatsen van nutsleidingen; - graven van proefsleuven; - huisaansluitingen; - tijdelijk aanbrengen van granulaten om de toegankelijkheid van de bewoners

te garanderen (‘minder hinder’-steenslag). Tijdens deze voorbereidende werken wordt de toplaag (soms verschillende keren) omgewoeld, verplaatst of mogelijk vermengd met andere materialen (bvb. puin voor de werfwegen, opgebroken verhardingen, “minder hinder”-steenslag, …). Dit kan de milieukwaliteit beïnvloeden. De voorbereidende werken gebeuren vaak door derden, die niet op de hoogte zijn van het technisch verslag. Zo kan bodem met verschillende milieukwaliteit vermengd worden. Daardoor is het technisch verslag vaak niet meer representatief op het moment dat de eigenlijke grondwerken starten. Tot op welke diepte reikt het ‘oppervlakkig grondwerk’? Een selectieve uitgraving bij wegenwerken blijft moeilijk: niet enkel omwille van technische en logistieke beperkingen, maar ook omwille van strikte uitvoeringstermijnen (bvb. in functie van ‘minder hinder’-maatregelen). Daarom wordt de uitgraving tot het niveau van het baanbed als ‘oppervlakkig grondwerk’ beschouwd.

Page 6: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 6 101217W&R2

1.1.3 Besluit

Vrij gebruik als bodem Uitgegraven bodem die vrijkomt t.h.v. bestaande nutsleidingen en rioleringen (vergraven zone) kan vóór uitgraving onvoldoende bemonsterd worden om een milieukwaliteit 211 (vrij gebruik) te garanderen. Als gevolg van voorbereidende grondwerken is het onzeker of de bodem met milieukwaliteit 211 uit de toplaag na uitgraving nog zal voldoen aan norm van bijlage V. Gebruik binnen de kadastrale werkzone en bouwkundig bodemgebruik/vormvast product Voor bodem die voldoet aan bouwkundig bodemgebruik/ vormvast product (xy1) werden tot nog toe weinig problemen vastgesteld (o.b.v. totaalconcentraties). Een beperkte opmenging met granulaten en resten opbraakmateriaal is minder problematisch. Deze materialen moeten immers voldoen aan de normen voor bouwstof (cfr. Vlarea) en bovendien gaat het steeds om een beperkte vermenging. De kans is dus klein dat de bodemfractie niet meer zou voldoen aan de voorwaarden voor bouwkundig bodemgebruik. Ook voor gebruik binnen de kadastrale werkzone werden tot nog toe weinig problemen vastgesteld. Gebruik als bodem op een bestemming, waar een studie ontvangende grond of groeve werd uitgevoerd Het risico op het overschrijden van de acceptatiecriteria is zeer afhankelijk van de bestemming, bvb. welke parametergroep verhoogd aanwezig mag zijn (> waarde vrij gebruik). Voor dergelijke bestemmingen is steeds een projectspecifieke aanpak vereist.

1.2 Meervolumes t.o.v. het technisch verslag

Het totale volume uit te graven bodem in het technisch verslag is dikwijls te laag ingeschat. De belangrijkste redenen daarvoor zijn:

- Vaak wordt er uitgegaan van een verharding (wegopbouw met verharding, fundering en onderfundering) met een theoretische dikte van 60 cm. Na de opbraak wordt dikwijls al bodem aangetroffen vanaf bvb. 40 cm-mv.

- Het grondwerk voor de opbraak van bestaande rioleringsbuizen en/of huisaansluitingen wordt niet steeds in rekening gebracht. Bovendien wordt er dikwijls pas tijdens de uitvoering beslist of een bestaande riolering dient vervangen te worden.

- Soms moet dieper gegraven worden dan initieel voorzien, bvb. wanneer de bodem van het baanbed of de rioleringssleuf onvoldoende draagkrachtig is. Voor deze extra volumes wordt vaak geen marge voorzien.

Dit leidt tot o.a. tot de volgende problemen:

- De aannemer baseert zich op het zoneringsplan en de opmetingstabel. Deze geven geen gedetailleerd overzicht van de volumes per uitgravingszone. De aannemer kan daarom niet inschatten welke partijen uit te graven bodem voorzien waren en welke niet.

- Afhankelijk van de reden van het meervolume, is de milieukwaliteit die de aannemer afleidt van het zoneringsplan niet steeds representatief voor de extra vrijgekomen bodem.

- Meervolumes komen helaas meestal pas aan het licht wanneer de werken al afgerond zijn, wat er voor zorgt dat de situatie niet meer kan rechtgezet worden. Dit kan leiden tot het weigeren van bodembeheerrapporten.

Page 7: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 7 101217W&R2

Besluit: Het technisch verslag moet een meer gedetailleerd en volledig overzicht geven van de uitgravingszones en hun milieukwaliteit.

1.3 Selectieve uitgraving

Voor een gedetailleerde omschrijving verwijzen we opnieuw naar de eerste nota wegen- en rioleringswerken van de Grondbank, juli 2009. Bondig samengevat zijn de belangrijkste knelpunten:

- Bij uitgravingen in een sleuf is vermenging van verschillende lagen soms onvermijdelijk;

- Selectieve uitgraving vergt selectieve opslag/transport en dus een grotere werfzone. Dit is niet altijd mogelijk.

In praktijk wordt te weinig aandacht besteed aan de haalbaarheid van een selectieve uitgraving. Nochtans is dit essentieel. De milieukwaliteit van de uitgegraven bodem kan immers negatief beïnvloed worden door bvb. de vermenging van verschillende milieukwaliteiten of inkalving. Daarom mag bij de opmaak van het zoneringsplan niet uit het oog verloren worden dat in uitvoeringsfase een aannemer dit ook effectief moet uitvoeren. Het technisch verslag moet dus meer zijn dan de correcte bepaling van de milieukwaliteit vóór uitgraving. De milieukwaliteit moet ook nog voldoen nà uitgraving. In tegenstelling tot de meeste bouwprojecten, is het voor de erkende bodemsaneringsdeskundige moeilijk om de haalbaarheid van de selectieve uitgraving correct in te schatten bij wegen- en rioleringswerken. Dit hangt immers ook af van logistieke en technische mogelijkheden, timing, fasering, … Hoewel niet al deze factoren gekend zijn bij de opmaak van het bestek, is toch al een eerste bijsturing mogelijk in overleg met de bouwheer en het studiebureau. Dit wordt verder besproken in hoofdstuk 3.

2 Opmaak van het technisch verslag

2.1 Voorstudie

Als voorbereiding op de opmaak van het technisch verslag, maakt de opdrachtgever (ontwerper/studiebureau) een kopie van het (voorlopige) ontwerpplan en een volume-inschatting over aan de erkende bodemsaneringsdeskundige. Het is belangrijk dat deze informatie voldoende gedetailleerd is.

- Een correcte inschatting van het volume is nodig om de bemonsteringsstrategie correcte te bepalen (zie knelpunt 1.2);

- Een duidelijke beschrijving van de uit te voeren werken (bvb. afgraven van teelaarde in de onverharde berm, uitgraving onder de verharding tot op het niveau van het baanbed, …) geven de aannemer extra houvast bij de interpretatie van het zoneringsplan. Zo worden misverstanden in uitvoering vermeden.

- De erkende bodemsaneringsdeskundige kan beter inschatten welke zones meer aandacht vragen.

Page 8: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 8 101217W&R2

Om de erkende bodemsaneringsdeskundige deze gedetailleerde informatie te geven over de uit te voeren grondwerken, kan de opdrachtgever (of het studiebureau) gebruik maken van een grondverzettabel (zie tabel 1). Tabel 1: Voorbeeld voor grondverzettabel – geplande uitgravingen

1. GRONDWERKEN IN BESTAANDE WEGINFRASTRUCTUUR VH (m³)

1.1 Heraanleg van de weg

Opbraak bestaande weginfrastructuur volgens 4-1.1.2.3. VLAREA

Uitgraving onder bestaande weginfrastructuur tot op niveau baanbed

*

Uitgraving naast bestaande weginfrastructuur tot niveau baanbed (bvb. voor verbreden van de weg, aanleg nieuw fietspad, …)

Subtotaal

1.2 (Her)aanleg van riolering

Opbraak bestaande buizen, kokers, … volgens 4-1.1.2.5

Uitgraving van sleuf(ven) voor riolering

Huisaansluitingen

Persputten, ontvangstputten, inspectieputten, …

Subtotaal

2. GRONDWERKEN DOOR AKKERLAND / IN ONVERHARDE BERM

2.1 Aanleg van riolering

Afgraven teelaarde

Uitgraving van sleuf

Subtotaal

2.2 Bouwputten (bufferbekken, pompstation, …)

3. VARIA

Grachten (herprofileren, uitgraven, …)

Andere

Subtotaal

TOTAAL

TOTAAL met marge voor grondverbetering, bredere uitvoering sleuven, … (10 à 15%)

* Opgelet: (1) Dit volume wordt vaak onderschat, omdat het initieel berekend wordt o.b.v. de theoretische diktes in SB250 (4-1.1.2.3), wat vaak niet overeenstemt met de vaststellingen op de werf. Pas dit volume aan (zowel in het bestek als in het technisch verslag) nadat de boringen werden uitgevoerd, en de wegopbouw gekend is. (2) Wanneer er t.h.v. aanwezige verharding geen diepere uitgraving (t.b.v. riolering) voorzien is, wordt vaak geen rekening gehouden met mogelijk grondverzet onder de verharding. Er zijn dan ook geen boringen in het technisch verslag (of sonderingen) om de opbouw van de weg te kennen. In uitvoering kan dan een onvoorzien meervolume vrijkomen met ongekende milieukwaliteit. Anticipeer op dit probleem en laat de erkende bodemsaneringsdeskundige enkele boringen doorheen de verharding plaatsen om na te gaan of uitgegraven bodem zal vrijkomen en om de milieukwaliteit ervan te bepalen.

Page 9: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 9 101217W&R2

2.2 Bemonsteringsstrategie

De bemonsteringsstrategie moet rekening houden met alle uit te graven volumes, inclusief

- grondwerk voor de huisaansluitingen; - grondwerk voor de opbraak van oude rioleringen; - grondwerk onder de wegverharding (wordt dikwijls pas vastgesteld na het

uitvoeren van de boringen); Neem een marge van minimaal 10 à 15% voor de extra uitgraving tengevolge van grondverbetering, bredere uitvoering van de sleuven, … (zie tabel 1). Opgelet:

(1) Indien (deels) gegraven wordt onder de verharding, moeten er boringen doorheen de verharding gebeuren om de milieukwaliteit te bepalen. De milieukwaliteit van de onverharde berm is niet representatief voor de toplagen onder de verharding.

(2) Grond en stenen

Puinhoudende bodem onder de verhardingen moet bemonsterd worden. Niet bemonsterde puinfracties (Vlarea) dienen duidelijk aangeduid te worden op het zoneringsplan, met een indicatie van de diepte. Het is niet evident om de wegopbouw correct in beeld te brengen aan de hand van steekproefsgewijze boringen. Tijdens de uitvoering komt vaak bodem vrij op dieptes waar initieel vlarea-materiaal verwacht werd (zie ook 1.2). Kort samengevat:

o Uitgegraven bodem met minder dan 25% stenen wordt steeds als bodem beschouwd (Vlarebo);

o Bodem met meer dan 25% stenen wordt beschouwd als een gemengde afvalstroom: na de (verplichte) afzeving moet de afgezeefde grond behandeld worden conform Vlarebo XIII.

o Indien de steenfractie groter is dan 75 % is Vlarea van toepassing.

Page 10: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 10 101217W&R2

2.3 Besluit van het technisch verslag

Bij de afbakening van de milieukwaliteiten op het zoneringsplan wordt rekening gehouden met de ‘standaardprocedure voor de opmaak van het technisch verslag’ (OVAM, 1/4/2008…) en de ‘nota wegen- en rioleringswerken’ (Grondbank, juli 2009). Voor de diepere uitgravingen (uitgraving van nieuwe rioleringssleuven), voor bouwkundige toepassingen en voor toepassingen binnen de werf is geen aangepaste werkwijze nodig. Voor het oppervlakkig grondwerk en grondwerk in vergraven zones wordt volgende werkwijze voorgesteld, rekening houdend met knelpunt 1.1.

- Uitgegraven bodem met milieukwaliteit 211 komt slechts in aanmerking voor gebruik als bodem op een nieuwe bestemming (buiten de kadastrale werkzone), op voorwaarde dat de milieukwaliteit bevestigd wordt na uitgraving. (Bijkomende bemonstering is niet nodig voor bouwkundig bodemgebruik of gebruik binnen de kadastrale werkzone.)

- In het technisch verslag worden deze partijen aangeduid met code 011 (211 mits bijkomende bemonstering na uitgraving).

- In overleg kan de noodzaak voor bijkomende bemonstering komen te vervallen voor specifieke bestemmingen, bvb. indien er verhoogde acceptatiecriteria van toepassing zijn op de bestemming (bvb. groeves, saneringsprojecten, …); Op dergelijke bestemmingen kan bij controlestalen evengoed twijfel zijn over de driedelige code 211 uit het technisch verslag. Het risico dat daarbij niet voldaan is aan de voorwaarden van Vlarebo XIII is echter veel kleiner, nl. door verhoogde acceptatiecriteria of de verontreiniging die reeds aanwezig is op het terrein.

- Opgelet: indien diverse milieukwaliteiten worden vastgesteld in eenzelfde bodemlaag, waaronder code 211, wordt niet code 011 toegekend, maar wordt de driedelige code van de omliggende partijen geëxtrapoleerd, bvb. code 411 (zie paragraaf 2.2.1 uit de nota wegen en rioleringswerken dd. juli 2009).

Page 11: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 11 101217W&R2

2.4 Opmaak van het zoneringsplan

Het zoneringsplan moet een duidelijk onderscheid maken tussen de verschillende uitgravingszones, rekening houdend met de gedetailleerde voorstudie (zoals beschreven onder 2.1), bvb.

- uitgravingen in de onverharde berm; - uitgraving van de nieuwe sleuf of sleuven; - opbraak van bestaande riolering; - …

Op die manier is het risico op foute interpretaties kleiner. De driedelige codes voor oppervlakkig grondwerk en grondwerk in vergraven zones zijn moeilijk eenduidig aan te duiden op een zoneringsplan. Extra verduidelijking is aangewezen door (1) een algemene vermelding op het zoneringsplan voor de vergraven zones: “Ongeacht de milieukwaliteit, aangeduid op het zoneringsplan, komt uitgegraven bodem die vrijkomt bij huisaansluitingen of bij grondwerk t.h.v. bestaande nutsleidingen/rioleringen, slechts in aanmerking voor gebruik als bodem op een nieuwe bestemming na bijkomende bemonstering na uitgraving.” (2) gedetailleerdere afbakening van de milieukwaliteiten op dwarsprofielen als aanvulling op het zoneringsplan. Een schematisch voorbeeld vindt u in bijlage.

2.5 Conformverklaring

In de uitvoeringsbepalingen van de conformverklaring wordt de code 011 alsvolgt verduidelijkt: 011: oppervlaktegrondwerk (uitgraving van het baanbed) en grondwerk in vergraven zones (t.h.v.bestaande nutsleidingen):

- bouwkundig bodemgebruik of gebruik binnen de kadastrale werkzone mogelijk (geen bijkomende bemonstering vereist).

- gebruik als bodem buiten de kadastrale werkzone onder bijkomende voorwaarden (bvb. bemonstering ter bevestiging van de milieukwaliteit)

Page 12: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 12 101217W&R2

3 Uitvoerbaarheid van de selectieve uitgraving

In hoofdstuk 2 werd aangegeven dat bij de opmaak van het technisch verslag zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met de uitvoering en de technische beperkingen. Ook de aannemer moet vóór start van de werken nagaan hoe hij het grondverzet zal aanpakken. Dit betreft niet enkel de selectieve uitgraving, maar ook de organisatie van de grondstromen (opslag, gescheiden afvoer, …). Startvergadering : overleg Indien verschillende milieukwaliteiten werden vastgesteld is het alleszins aangeraden dat de aanpak van de grondwerken worden besproken op een startvergadering met alle betrokkenen:

- aannemer(s), - opdrachtgever, - studiebureau, - erkende bodemsaneringsdeskundige, - erkende bodembeheerorganisatie.

De volgende punten komen daarbij best aan bod:

- Een toelichting van het technisch verslag door de erkende bodemsaneringsdeskundige;

- Overlopen van de uitvoeringsplannen (m.b.t. grondwerken). o Zijn er wijzigingen sinds de opmaak van het technisch verslag? Heeft dit

een impact op de volumes en de milieukwaliteit? Een aanpassing van het technisch verslag kan vereist zijn;

o Zijn alle uit te graven zones effectief in rekening gebracht (zone nutsleidingen, op te breken rioleringen,…)?

- Welke partijen zullen/kunnen selectief uitgegraven worden? Kunnen de verschillende milieukwaliteiten (bvb. in de rioleringssleuven) correct gescheiden worden uitgegraven en afgevoerd? De haalbaarheid hiervan hangt af van de geplande bestemmingen, timing, fasering, risico op inkalving,…

- Waar worden deze partijen eventueel opgeslagen? Zijn bodembeschermende maatregelen nodig?

- …

Maar ook voor minder complexe situaties blijft het nuttig om de grondwerken op voorhand te bespreken. Zo komen hiaten in het technisch verslag, ontwerpswijzigingen,… tijdig aan het licht.

Page 13: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 13 101217W&R2

4 Besluit Wegen- en rioleringswerken zijn niet vergelijkbaar met bouwprojecten. Een specifieke aanpak is vereist. Deze nota biedt een oplossing voor de meest voorkomende knelpunten bij wegen- en rioleringswerken in uitvoering, nl. de onzekerheid van milieukwaliteit 211 (vrij gebruik als bodem) die vrijkomt bij oppervlaktegrondwerk en t.h.v. vergraven zones. In het technisch verslag worden deze partijen preventief niet langer als code 211 beschouwd, maar als code 011. In overleg blijft echter een meer projectspecifieke benadering mogelijk.

Page 14: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

© vzw Grondbank 14 101217W&R2

Bijlage 1: Analyse van uitgegraven bodem op TOP’s, afkomstig van werken thv nutsleidingen (nieuwsbrief Grondbank, juli 2010) De Grondbank deed recent een analyse van de kwaliteit van samengestelde partijen afkomstig van de vervanging/herstelling van nutsleidingen. Dergelijke (kleine) grondoverschotten worden naar een tussentijdse opslagplaats of grondreinigingscentrum afgevoerd en samengevoegd tot maximaal 250 m³. De kwaliteit van 853 partijen werd geëvalueerd aan de hand van de technische verslagen. De Grondbank kreeg voor deze evaluatie de hulp van heel wat TOP's en CGR's. Het doel van deze evaluatie was na te gaan wat gemiddelde gebruiksmogelijkheden zijn van dit type van grondoverschotten. Ook wilden we zicht krijgen op het probleem van de verhoogde pH: vanwege het gebruik van cement en kalk in de zones van de nutsleidingen vertonen de grondoverschotten vaak een verhoogde pH. De onderstaande tabel geeft voor 4 provincies het percentage weer van: - Vrij gebruik (VG), met normale pH - Vrij gebruik, maar verhoogde pH (VG, pH>9) - Bouwkundig bodemgebruik (BBG) - Te reinigen (999)

VG VG, pH>9 BBG Te reinigen

Provincie # partijen # % # % # % # %

West-Vlaanderen

331 126 38 56 17 148 45 1 0,3

Limburg 74 7 9 2 3 63 85 2 3

Antwerpen 176 50 28 15 9 111 63 0 0,4

Oost-Vlaanderen

272 7 3 106 39 158 58 1 0,4

Totaal 853 190 22 179 21 480 56 4 0,5

Uit deze tabel blijken o.a. grote verschillen per provincie voor wat betreft het aandeel dat vrij gebruikt kan worden. Ook het percentage uitgegraven bodem dat voldoet aan de normen voor vrij gebruik, maar een verhoogde pH (> 9) heeft, verschilt sterk. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn bvb. het intensiever gebruik van kalk en cement in die streken waar de bodem lemiger is, of de jongere leeftijd van het wegennetwerk,... Globaal ligt het aandeel van uitgegraven bodem die voldoet aan de normen voor vrij gebruik tussen de 18 à 33 %. Het percentage van 18% is van toepassing indien men méér dan de minimumstrategie toepast: m.a.w. door meer stalen te nemen dan strikt vereist (1 enkel mengmonster), wordt een verontreiniging makkelijker gedetecteerd. Gevolgen voor de opmaak van het technisch verslag: Opmaak technisch verslag vóór de uitgraving: deze evaluatie geeft aan dat uitgegraven bodem ter hoogte van voetpaden, fietspaden, bermen,… (zones van de nutsleidingen) dikwijls niet in aanmerking komt voor vrij gebruik. Wanneer er geen zekerheid is dat deze zones grondig bemonsterd kunnen worden, is het zeker aangeraden om deze niet in te delen voor vrij gebruik. Bemonstering van samengestelde partijen: Gezien het hoge risico op de aanwezigheid van verhoogde concentraties (> waarde vrij gebruik), is het nemen van minstens 2 mengmonsters zeker aangeraden.

Page 15: 101217 Grondbank vzw - nota wegen en riolering 2€¦ · grondbank vzw december 2010 grondbank vzw wegen- en rioleringswerken in bestaande wegeninfrastructuur: praktische richtlijnen

011 (211 mits bijkomende bemonstering)

Toepassingsmogelijkheden:

- Bouwkundig bodemgebruik

- Gebruik binnen kadastrale werkzone

Oppervlakkig grondwerk

011 (211 mits bijkomende bemonstering)

Toepassingsmogelijkheden:

- Bouwkundig bodemgebruik

- Gebruik binnen de kadastrale werkzone

Grondwerk in vergraven zones

Zie zoneringsplanNiveau wegkoffer – uitgravingsdiepte

Bestaande nutsleidingen (zwart)

Nieuw aan te leggen nutsleidingen (rood)

Bijlage 2: Voorbeeld van een dwarsprofiel, aanvullend op het zoneringsplanIn dit voorbeeld wordt uitgegaan van de situatie waar in het technisch verslag enkel code 211 werd vastgesteld.