100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100...

25
[ . [ABORAORIUM 00� OEGEPSn GE�QGI� EN HYDROGEO061BEPALING VAN DE INVLOED OP DE GRONDWAT, ERSTAND . VEROORZAAKT DOOR DE BEMALINGEN VOOR DE RIOLERINGSWERKEN IN DE WESTHOEK PROJEKTNUMMER 92.541 ALBERT I-LAAN - OOSTLAAN TE OOSTDUINKERKE 111111 RIJUNIVERSITEIT GENT �-�- 1 j J

Transcript of 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100...

Page 1: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

[ .

[ABORAiVORIUM \100� l:OEGEPfoS"Fn GE()�QGI� EN HYDROGEOlli061�

BEPALING VAN DE INVLOED OP DE GRONDWAT,ERSTAND .

VEROORZAAKT DOOR DE BEMALINGEN VOOR DE

RIOLERINGSWERKEN IN DE WESTHOEK

PROJEKTNUMMER 92.541

ALBERT I-LAAN - OOSTLAAN

TE OOSTDUINKERKE

.AFL. 111111

RIJKSUNIVERSITEIT GENT

�-��- 1

j J

Page 2: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-� I U IJ I

UNIVERSITEIT GENT

BEPALING VAN DE INVLOED OP DE

GRONDWATERSTAND VEROORZAAKT

DOOR DE BEMALINGEN VOOR DE

RIOLERINGSWERKEN IN DE WESfHOEK

PROJEKTNUMMER 92.541 ALBERT I-LAAN- OOSTLAAN

TE OOSTDUINKERKE

Opdrachtgever

N. V. AQUAFIN Dijkstraat 8

2630 AARTSELAAR

Leiding : Prof. Dr. W. DE BREUCK

Studie en verslag : Lic. M. MAHAUDEN Dr. L. LEBBE

Projektnummer : TGO 92/46 Datum : februari 1993

laboratorium voor toegepaste geologie en hydrogeologie

geologisch instituut S 8 krijgslaan 281 8-9000. gent

telefoon 091/644647 fax 091/64 49 97

Page 3: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

INHOUD

LUST DER FIGUREN

1. INLEIDING

2. GEOLOGISCH-HYDROGEOLOGISCHE BOUW

3. VERLAGINGEN TEN GEVOLGE VAN DE .BEMALINGEN

3 .1. Weiding

3.2. Aard van de bemalingen

3.3. Ingevoerde gegevens

3.4. Resultaten

4. INVLOED OP DE NABUGELEGEN GROENGEBIEDEN

5. KANS OP VERZILTING

6. ALGEMEEN BESLUIT

REFERENTIES

I

1

2

5

5

5

5

6

15

18

20

21

Page 4: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

I

LUST DER FIGUREN

Fig. I Ligging van het kollektortracé en de beschikbare boringen in de omgeving.

Fig.2 Geologisch-hydrogeologische bouw ter hoogte van het kollektortracé.

Fig.3 Hydrogeologische typeprofielen langs het kollektortracé met aanduiding van de ingevoerde hydraulische parameters.

Fig.4 Berekende verlagingen in tijd- en afstandsgrafieken voor één pomping in laag 5 a . rato van 24 m3/d

Fig.S Berekende verlaging in funktie van de tijd in een vertikale doorsnede doorheen het freatisch grondwaterreservoir

Fig.6 Berekende invloed na 3 weken kontinu bemalen door middel van 2 puttenlijnen van 41 pompputten elk voor een te realiseren verlaging van 4,1 m

Fig. 7 Berekende invloed na 3 weken kontinu bemalen door middel van 2 puttenlijnen van 41 pompputten elk voor een te realiseren verlaging van 1,0 m

Fig.8 Detail van de "verlagingsellips" voor een kontinne bemaling van 3 weken door middel van 2 puttenlijnen van 41 pomputten elk en een te realiseren verlaging van 4,1 m

Fig.9 Ligging van het kollektortracé ten opzichte van het Gewestplan.

Fig. lO Watertafelverlaging die kan veroorzaakt worden ter hoogte van de groengebieden in de omgeving van het kollektortracé

Fig.11 Schematisch vertikaal profiel die de grondwaterkwaliteitsverdeling ter hoogte van het kollektortracé en de nabijgelegen grondwaterwinning "St André" illustreert

Page 5: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-1-

1. INLEIDING

Met haar schrijven van 25 november 1992, kenmerk ENG/IV/92.540- 92./541/GVDE/5-22, gaf de N.V.AQUAFIN aan het LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLO­GIE EN HYDROGEOLOGIE ( LTGH) van de Universiteit Gent de opdracht een studie uit te voeren over de invloed van de grondwaterverlaging die zal optreden ten gevolge van de bemalingen voor de aanleg van een kollektor in de Leopold II-laan vanaf de Albert I-laan tot aan de Oostlaan te Oostduinkerke.

Onderhavig verslag omvat de resultaten van de studie. Hierbij werden konform de bestelling volgende punten bestudeerd:

- de mogelijke invloed op de (eventueel) nabijgelegen groengebieden

-de verandering van het niveau van het zout grondwater, m.a.w. de kans op verzilting

In de volgende hoofdstukken wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan:

- hoofdstuk 2: de geologisch-hydrogeologische bouw

-hoofdstuk 3: de verlagingen ten gevolge van de bemalingen

-hoofdstuk 4: de invloed op de nabijgelegen groengebieden

- hoofdstuk 5: de kans op verzilting

- hoofdstuk 6: het algemeen besluit

Page 6: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-2-

2.GEOLOGISCH-HYDROGEOLOGISCHE BOUW

Aan de hand van de beschikbare gegevens (boringen) werd de geologisch-hydrogeologi­sche bouw ter hoogte van het kollektortracé afgeleid. De beschikbare gegevens zijn afkomstig van:

- de archieven van het LTGH

- de archieven van de BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST (BGD)

- de archieven van de N.V. AQUAFIN

Op figuur 1 zijn het kollektortracé en de beschikbare boorgegevens aangeduid.

Het kollektortracé is 1078 m lang en ligt volledig in de Duinstreek. Het maaiveld varieert van + 9,30 1 aan het begin van het kollektortracé (Albert I-laan) tot + 7,14 aan het einde van het tracé (Oostlaan).

Vanaf het maaiveld tot op ca. - 21 komen kwartaire afzettingen voor. Ze bestaan overwegend uit zand. Meestal is dit zand fijn (d50 ca. 0,200 mm) tot op het peil -5,5 en wordt het grover naar onder toe (middelmatig tot grot). Onderaan bevat het grint- en schelpfragmenten. In de kwartaire zanden komen tussen de peilen -5,5 en -8,5 fijnere afzettingen (leemhoudend fijn tot zeer fijn zand) voor. Dit werd vastgesteld tijdens boringen uitgevoerd in de nabije omgeving (MAHAUDEN et. al., 1981). Met deze vast­stellingen werd rekening gehouden bij de berekeningen van de grondwaterverlagingen (zie hoofdstuk 3).

De kwartaire afzettingen rusten op een dikke laag van tertiaire ouderdom die hoofdzake­lijk kleihoudende sedimenten omvat waaronder de zgn. Ieperse Klei.

In figuur 2 is de geologische bouw ter hoogte van het kollektortracé aangegeven.

Voor deze studie is hydrogeologisch enkel het freatisch reservoir van belang. Het wordt op 27 tot 30 m diepte begrensd door de kleihoudende tertiaire sedimenten; deze kunnen in dit bestek als ondoorlatend beschouwd worden. De kwartaire zanden zijn doorlatend; de zeer fijne tot fijne leemhoudende zanden zijn slecht doorlatend. De watertafel komt volgens de vaststellingen, gebeurd tijdens de uitvoering van de verkenningsboringen langsheen het kollektortracé (oktober 1991), voor op ca. + 4,7. Bij het begin van het tracé is dit op ca. 4,5 m diepte, op het einde op ca.2,5 m diepte.

Hydraulische parameters zijn ter plaatse van het kollektortracé niet gekend; in de omgeving werden door het LTGH echter in gelijkaardige afzettingen verschillende pompproeven uitgevoerd en de hieruit afgeleide parameters werden bij de berekeningen

· (zie hoofdstuk 3) gebruikt. De schematische hydrogeologische bouw kan uit figuur 2 worden afgeleid.

I alle peilen in dit rapport zijn in m t.o.v. het referentievlak van de Tweede Algemene Waterpassing (T.A.W.)

Page 7: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

boring met archiefnummer B=archlef Belgische Geologische Dienst L=archlef Laboratorium voor Toegepaste Geologie

en Hydrogeologie · ' V=archief N.V. Aquafin (boringen N.V. Laboratoria

Van Vooren)

Fig. 1 - Ligging van het kollektortracé en de beschikbare boringen in de omgeving

I I

I c".) 1

Page 8: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

peil in mTAW

+10

0

-5

-10

-15

-20

I I I I I I I I I 0 100 200 300 400 500 600 700 800

Oostlaan Kluislaan l v11 V? ' V3

I

V :archief N.V. Aquafin

fijn zand fijn zand + steengruis fijn zand + steengruis fijn zand+ steengruis, weinig leemhoudend fijn zand leem en klei

�n� leem�ouden� - �!2.2,el!llyz�'l!L_ • _. _. _ ]in. z� yteinjg_ leemhoudend_ --middelmati�and weinig leem · udend

I kollektortracé

middelma.!'!'�zar� mlddelmatig zan.d •. schelpen, _ + schelpen wemig leemhoudend we1mg leemhoudend

middelmatig zand

doorlatend fijn tot middelmatig zand

middelmatig tot grof zand met basisgrint doorlatend

zeer slecht doorlatend tertiaire kleihoudende afzettingen X X X X Y X Y Y Y V X Y

Fig. 2 - Geologisch-hydrogeologische bouw ter hoogte van het kollektortracé

i I

T --- - ,- ---l I 900 1000 1100m

Albert l-Iaan

v14 J TIJn zand weinig leemhoudend

fijn zand

midd.el-;rurtig zand ' - · -"':""wat +schelpen

weinig leemhoudend ertafel

Page 9: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-5-

3. VERLAGINGEN TEN GEVOLGE VAN DE BEMALINGEN

3 .1. Inleiding

De verlagingen van de watertafel ten gevolge van de bemalingen werden berekend d.m.v. een axiaal symmetrisch model (L.LEBBE, 1988). Het laat o.a. toe voor een willekeurig grondwaterreservoir verlagingen te berekenen ten gevolge van pompingen. De pompingen kunnen willekeurig gekozen worden zowel wat betreft plaats (X, Y ,Z - coördinaat) als tijd. De verlagingen kunnen op elke plaats in het reservoir worden berekend. Het model werd aangepast om de invloed te berekenen van pompputtenlijnen of -batterijen.

3.2. Aard van de bemalingen

De bemalingen voor het droogmaken van de bouwsleuf (konform typebestek 200) voor de kollektor hebben volgende kenmerken:

- filterbatterij van vacuümfilters - verlagen watertafel tot 1 m onder niveau kollektor - geschat pompdebiet ca. 500 m3/d (afhankelijk van de te veroorzaken verlaging en de

hydraulische parameters) - lengte van de filters

voor een diepte van 2,5 tot 3,5 m: 5 à 6 m voor een diepte van 3,5 tot 4,5 m: 7 m

- diameter van de zuigleiding: 3" -diameter van de filters: 5/411

- aard van de pompen: dubbelwerkende zuigerpompen, capaciteit 20 à 25 m3/h - aantal uren pompen: 24 h/d en 7 d/week - lengte werktracé 100 m - duur bemaling 3 weken

Door het verhang van het kollektortracé enerzijds en het verschil in maaiveldpeil anderzijds (zie figuur 2) dient de watertafel, rekening houdend met de · opgemeten grondwaterstanden -zie 2.- maximaal 4,1 m verlaagd te worden nabij het einde van de kollektor (Oostlaan). Nabij de Albert I-laan zou de kollektor boven de watertafel liggen en zou geen of slechts een geringe watertafelverlaging noodzakelijk zijn.

3.3 Ingevoerde gegevens

Gelet op de geologisch-hydrogeologische bouw langs het kollektortracé (zie hoofdstuk 2) werd één typeprofiel bestudeerd. Het profiel 1 is representatief voor de bouw ter hoogte van het ganse tracé. De geologisch-hydrogeologische bouw komt overeen met deze zoals gekend uit de beschikbare boringen (zie fig. 2); hierbij werd rekening gehouden met de vaststellingen van het LTGH bij de terreinwerkzaamheden uitgevoerd in de Plaatsduinen (voorkomen van leemhoudende fijne tot zeer fijne zanden in het kwartair reservoir). De diepte van de watertafel teri opzichte van het maaiveld werd bepaald uit de vaststellin­gen volgens de verkenningsboringen (zie 3.2).

De ingevoerde hydraulische parameters:

Page 10: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-6-

-hydraulische doorlatendheden k -hydraulische weerstanden c -specifieke elastische berging S ',. - bergingscoëfficiënt nabij de watertafel So zijn waarden die representatief zijn voor de afzettingen ter hoogte van het kollektortracé. Ze stemmen overeen met de resultaten van verschillende _pompproeven uitgevoerd in gelijkaardige grondwaterreservoirs in de omgeving.

De geologisch-hydrageologische bouw, de hydraulische parameters en de overeenkomstige lagenbouw zoals ingevoerd in het model, zijn voor het typeprofiel in figuur 3 afgebeeld. De anisotropie tussen de horizontale en vertikale doorlatendheid �/kv bedraagt steeds 4.

Rekening houdend met de ingevoerde gegevens werd berekend hoe door middel van puttenlijnen langs de bouwsleuf de te realiseren watertafelverlaging kon bekomen worden. Voor het model werden 2 puttenlijnen ingeplant langs weerszijden van de bouwsleuf. Op elke lijn komt om de drie meter een pompput voor; de afstand tussen de lijnen bedraagt steeds 5 meter (deze afstand houdt rekening met het type dwarsprofiel zoals door de N.V.AQUAFIN opgegeven). Gelet op een werktracé van 100 m werd in het model gere­kend met een totale tracélengte van 120 m, dus met 2 lijnen van elk 41 pompputten.

3.4. Resultaten

In een eerste fase zijn met het model de verlagingen berekend die optreden ten gevolge van een pomping op één pompput In figuur 4 zijn deze berekende verlagingen uitgezet in funktie van tijd en afstand voor een pomping in laag 5 van het grondwaterreservoir met een debiet van 24 m3/d.

In figuur 5 zijn deze verlagingen in funktie van de tijd uitgezet in een vertikale doorsnede doorheen het freatisch grondwaterreservoir. Vervolgens is berekend hoe door Jniddel van 2 puttenlijnen (lengte 120 m) van respektie­velijk 41 pomputten elk, de vooropgestelde verlagingen ter hoogte van de kollektorsleuf kunnen worden gerealiseerd.

In figuur 6 zijn de verlagingen voorgesteld in enerzijds de aangepompte laag en anderzijds nabij de watertafel ter hoogte van de kollektorsleuf waar een verlaging van 4, 1 m vereist is. Hierbij wordt kontinu bemalen gedurende 30240 minuten (3 weken). Uit de figuur blijkt dat de watertafelverlaging op het einde van de pompperiode maximaal 0,1 m bedraagt op ca. 100 m van het kollektortracé; in het verlengde van de sleuf is een analoge verlaging tot op ca. 70 m van de buitenste pomputten merkbaar. Het pompdebiet nodig om de gewenste verlaging te bekomen is beduidend hoger dan de vooropgestelde waarde en bedraagt ca. 2200 m3/d. ·

In figuur 7 zijn op analoge wijze de verlagingen voorgesteld in het geval dat een verlaging moet gecreëerd worden van 1,0 m. De keuze van deze waarde is als volgt te verantwoorden: op de plaats waar een natuurgebied op de · kortste afstand van het kollektortracé gelegeil is moet de watertafel één meter verlaagd worden (op ca. 350 m van de Albert I-laan - zie 4.). Hiertoe dient het pompdebiet ca. 550 m3/d te bedragen. Na drie weken kontinu bemalen zou de watertafelverlaging maximaal 0, 1 m bedragen tot op ca. 70 m van de kollektorsleuf; een analoge verlaging is merkbaar tot op ca.40 m in het

Page 11: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

t"'" 11' mTAW

+10

+5

0

-5

-10

-15

-20

proflel einde tracfl

+ 7 • 1 r------. . . . ·

. : . watertafel 1-·---· � +4,7 . .. .

basis : · ·

kollektor · : • . +1,64- · . • . .

+.0,64- .. : .

te creêren verlaging 4,1 m

proflel begin tract!

+ 9 ,3 r-.-..... . . .

· . . . basis •

kollektor • +5,34- · · · watertafel . .:..=-.. 't-= +4, 7

+4 34- . . 1 1 . • · te creêren

. . . . . .

variaging 0,4m

. . . fijn tot mlddelmatig zand

. .

. .

. , .

. . . . . . . .

.. ..

. .. " .. . ·"_· . ;. leemhoudend fijn tot zeer fijn zand ". :; . ·; . . .

·

. . .

. . . . .

. .

. .

. . . . . ,. . . .

0 • • 0 ... . . .

0 • • • A

fijn tot middelmatig zand

mlddelmatig tot grof zand

+grint en schelpen

klei

, . . . , .

. . . .

. . .

. " .. . . . 0

.. . "' .. .

50-0,15

+0,7

·1,3

Lagenbouw In model

Laeg 11

Llleg !I I filter

Llleg 4

Llleg3

Laeg :Z

Laag1

S'A Is steeds 0,000Snr1

4 7 atertafel + , W

k·8m/d

k.Sm/d c-1,05d

k·8m/d

c-61d

d k·0.1m�

c-61d

d k·20m�

c-1,16d

k·25m� d

Fig. 3 - Hydrogeologische typeprofielen langs het kollektortracé met aanduiding van de ingevoerde hydraulische parameters

I I

Page 12: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-8-

�U'Il

wo

�-------+------_,--------+--------+------�

100+--------r--------�------4-------�

10-1.+--------r--------�------4-------�

10 'i TtDt/IIHl 10 3 W5TfKJ01l LFFIG3

100+--------r------�--------+--------r------�

10�·+--------r------�--------+--------+------� 1

-......_ 1\ I T·10"ti!N I � · 10-3 •lU�Ml/'1

� � , I T-10t tiiN I 102 10 3 II'STFKl01l

LFffi 2

100

+--------r------�--------+--------r------�

l0-

1-t---------r------�--------+--------+------�

w-3 I T ·10"�111N I

-......_

� 1\ ·I T.lot I1IN I � � �

101 102 10 3 II'ST!Kl011 LAAG 1

Fig. 4 - Berekende verlagingen in tijd- en afstandsgrafiekeli voor €i€in pomping in laag 5 a rato van 24 m3 /d

Page 13: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-9-

wo

t--------4--------1-------_,---------r------�

tDDt---------t---------+---------4---------�

W 3 FFSTFNIOU LAAG 6

VElli..R>IIGCHl

wo

+---------�-------4--------�--------4-------�

wD+-------��-------4--------�--------�

W" TU:H111Nl 10 3 FFSTFNICIU LAAG 5

toDt-______ _, ________ ,_ ______ _,�-------r------_, !0 0

+---------+---------+---------+-------�

1D � TI1HI1!Nl 103 WSTFWC11l LAAG I.J

Fig. 4 - vervolg 1

Page 14: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-10-

o mrPrton

IS

2S Ff"STJI(]�) 11JD rol ro2 roJ

LllöFRITl'f VR� VERLJiiOO UN 10••-31) N'l 10n2.0 lll�TEN f'()ffil

0 Dlf:Pif:Otl D DlfPTlOil

ro

IS 15

15 UI 115 D.U

25 �I!KJOH 2S lf"STINJC,.,l 111o 101 102 10J wo 101 102 wJ

t.mmlll'f VA'� VERLJiiOO (fN 10.,.-31) N'l 10wd.O 11In.ITEN !'()f'EN UI;:JUTIE � VE!l.RiOO (fN 10n-31l N'l lOoo'!O 11In.ITEN Pilf'EN

0 ll!U'I�OU D DirPIEllil

ss� 10

IS lS

25 ffS 11>�011 25 lrSIINJOil 10o rol ro2 roJ roo rol 1112 rol

lCGlllnE VIJ>I VERtFlöltG CIN 10.o-31l N'l lOwoUU tll�EN P!Jf'EN l(l;m!Tl'f Vftl YERRil"' CIN 10u-31l N'l 10.,.J.Il 111NJTEN P!H'EN

Fig. 5 - Berekende verlaging in funktie van de tijd in een vertikale doorsnede doorheen het freatisch grondwaterreservoir

Page 15: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-11-

�T·L-------�--------,--------,--------r-------� liD

Verlaging in.m1n laag 5

� T�-------,--------,--------,--------,-------� 1lXl :m

Watertafelverlaging in m

Fig. 6 - Berekende invloed na 3 weken kontinu bemalen door middel van 2 puttenlijnen van 41 pompputten elk voor een te realiseren verlaging van 4, l m

Page 16: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-12-

�I

c �_L_------�--------.--------.--------r--------J. n m � s m �

lW

Verlaging in m in laag 5

Zll JD:)

Watertafelverlaging in m Gtn

Fig. 7 - Berekende invloed na 3 weken kontinu bemalen door middel van 2 puttenlijnen van 41 pompputten elk voor een te realiseren verlaging van 1,0 m

Page 17: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-13-

verlengde van de buitenste pompputten.

Ter illustratie is in figuur 8 een detail uit de "verlagingsellips" voorgesteld nabij het kollektortracé, en dit voor het geval van pomping op 2 puttenlijnen van elk 41 pompput­ten voor een te realiseren verlaging van 4,1 m. De voorgestelde verlaging komt voor in de aangepompte laag. Uit deze figuur blijkt dat de te realiseren· verlaging van 4, 1 m ter hoogte van de kollektorsleuf bereikt wordt.

Page 18: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

- 14-

0 10 20 30

- kollektortracé �. pompput

Fig. 8 - Detail van de "verlagingsellips" voor een kontinue·bemaling van 3 weken door middel van 2 puttenlijnen van 41 pompputten elk en een te realiseren watertafelverlaging van 4, 1 m

Page 19: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-15-

4. INVLOED OP DE NABUGELEGEN GROENGEBIEDEN

In figuur 9 is de ligging van het kollektortracé ten opzichte van het gewestplan aangege­ven. Het tracé dat in het wegdek van de Leopold 11-laan gepland is ligt volledig in woongebied. Zowel ten westen �s ten oosten van de Leopold ll-laan komen groengebie­den voor.

Ten westen ligt een uitloper van het duinengebied "St André" tot op ca. 70 m van de Leopold ll-laan op 350 m van het begin van het tracé. Verder zuidwaarts komt een natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat voor tot op ca. 310 m van het kollektortracé. De uitbreiding van dit gebied. stemt overeen met een waterwinningsge­bied (in uitbating zijnde waterwinning "St André" van de Intercommunale Waterleidings­maatschappij van Veurne-Ambacht -IWV A). Tenslotte is op 200 m ten zuiden en zuidwesten van het einde van het tracé een duingebied "Witte Burg" als natuurgebied aangegeven.

Ten oosten van de Leopold IJ-laan komt nabij het begin van het tracé een parkgebied voor tot op ca. 50 m afstand. Verder zijn op ca.220 m van het einde van het tracé de "Plaats­duinen" als natuurgebied gerangschikt.

Uit figuur 10 blijkt dat voor een bemalingstracé van 120 m en een te realiseren verlaging van 4,1 m nabij het einde van het tracé na 3 weken onafgebroken pompen met een debiet van ca. 2200 m3/d geen verlaging van de watertafel in de nabijgelegen groengebieden zal optreden. Nabij het begin van het tracé, waar slechts kleine verlagingen moeten gerealiseerd worden zal tevens nauwelijks een invloed merkbaar zijn. Na 3 weken ononderbroken pompen zouden aan de uiterste randen van het natuurgebied St André (ten westen van het tracé) en het parkgebied (ten oosten van het tracé) minieme watertafel­verlagingen van hoogstens enkele centimeters ( < < 0, 1 m) kunnen optreden. ·

Langere tracés en langere bemalingsperloden zullen op dezelfde natuur- en/of parkge­bieden een grotere invloed veroorzaken.

Page 20: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

.;•;·� . : .... •• • . . . . · N ::::->·.·.6 . . . . " . . . . . .

• • • 4 • • . . . . . .

. . . . ..

-�· ··'�•''" ··o· .. Legende:

..

E3 natuurgebleden N 1 m rïätüiirgebleden met wetenschappelijke waaide-·.

• of natuurreservaten R ·l � parkgebleden p

I I

Page 21: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

Fig. 10 - Watertafelverlaging die kan veroorzaakt worden ter hoogte van de groengebieden in de omgeving van het kollektortracé (in m)

I I

Page 22: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-18-

5. KANS OP VERZILTING

Uit diverse studies uitgevoerd door het LTGH in de omgeving van het kollektortracé blijkt dat het freatisch grondwaterreservoir er over de ganse dikte gevuld is met zoet water.

Ter illustratie is in figuur 11 de zoet - zoutwaterverdeling ter hoogte van het tracé en ter hoogte van de grondwaterwinning "St André'' (ca. 1 km ten westen van de Leopold 11-laan ) in een representatieve vertikale doorsnede loodrecht op de kustlijn voorgesteld. Uit de figuur blijkt dat ook ter hoogte van de waterwinning het freatisch grondwaterreservoir volledig met zoet water gevuld is.

Gelet op deze vaststellingen en op de. resultaten van de modelberekeningen kan men aannemen dat de bemalingen voor de aanleg van de kollektorsleuf geen gevaar voor verzilting inhouden. De redenen hiervoor zijn:

- er is geen zout water in het freatisch grondwaterreservoir aanwezig.

- de bemalingsduur bedraagt per werkprofiel in normale omstandigheden slechts 3 weken.

Gelet op de nabijheid van het waterwinningsgebied van de IWV A (op ca. 310 m van de zuidelijke helft van het kollektortracé) enerzijds en de · goede kwaliteit van het op te pompen water (zoet duinwater) anderzijds wordt aanbevolen om het water, dat dient opgepompt te worden VQ9r het droogmaken van dit tracégedeelte, te infiltreren in het waterwinningsgebied. Deze werkwijze werd reeds toegepast tijdens bemalingen voor het tracé Koksijde dorp - Koksijde bad. Op deze manier wordt enerzijds vermeden dat ca. 150000 m3 water van· goede kwaliteit uit het gebied wegvloeit en wordt anderzijds relevante informatie verzameld omtrent de infiltratiemogelijkheden in het gebied.

Page 23: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

A I I ZEE -- NATTE STRAND

mTAW I I 1 0

lttfN 0

IL.Lw

·10

-20

-30 0 300 400

Grondwatetkwaliteitsverdeling ter hoogte van het kollektortracé

BI I

mTAW 10 1

0

-10

-20

-30 0

ZEE NATTE STRAND·

VVV'JVV• <,

100 200 300 400

!DROGE I ----\STRAND! I I

soom

SOOm

Grondwatetkwaliteitsverdeling ter hoogte van de grondwaterwinning "St. André".

0

0

Legende: �zout E;;:S:Jbrak c::Jzoet

'

- stromingsrichting -·- grondwaterscheidingslijn

_ watertafel

DUINEN

' \ \

A'

.. , , , . ' ,

I!� I \ - , " ,

500

I I\

1500

WATERWINNING . ST.-ANDRE

\ · \ �---�. 1 I

\ '' ,': 1111111111111, ; ,

' , -

500 1000 1500 2000

' I

3000m

I POLOERS B' I Langgeleed

2500 3000m

Fig. 11 - Schematisch vertikaal profiel die de grondwaterkwaliteitsverdeling ter hoogte van het kollektortracé en de nabijgelegen grondwaterwinning "St. André" illustreert

i I

r -tO I

Page 24: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-20-

6.ALGEMEEN BESLUIT

Indien gewerkt wordt volgens tracés van ca. 100 m lengte, waarbij de bemalingsduur per tracé 3 weken bedraagt, dan zullen de bemalingen voor het droogmaken van de kollektor­sleuf vanaf de Albert I-laan tot de Oostlaan nagenoeg geen watertafelverlagingen in groengebieden veroorzaken. In het uiterste westen van het natuurgebied "St André" en het uiterste oosten van het parkgebied nabij het begin van het kollektortracé zijn op het einde van de pompenode watertafelverlagingen van hoogstens enkele centimeters ( < < 0, 1 m) te verwachten. De bemalingen op het einde van het kollektortracé nabij de Oostlaan, waar verlagingen van 4, 1 m nodig zijn, zullen geen watertafelverlagingen in de nabijgelegen groengebieden veroorzaken.

Deze waarden houden rekening met de ingevoerde hydraulische parameters, de hydra­geologische bouw van het freatisch grondwaterreservoir en de grondwaterstanden zoals waargenomen tijdens de uitvoering van de boringen in oktober 1991.

Langere werktracés die langere bemalingsperloden vereisen zullen grotere watertafel­verlagingen in grotere delen van het natuurgebied veroorzaken.

Ter hoogte· van het geplande kollektortracé is het freatisch grondwaterreservoir over de volledige dikte opgevuld met zoet water. Hierdoor zullen bemalingen van ca. 3 weken over werktracés van ca. 100 m voor het droogmaken van de bouwsleuf geen gevaar voor verzilting opleveren.

Korte werktracés (ca. 100 m), die tevens een kort bemalingsduur inhouden, zijn aan· te bevelen; naast het feit dat aldus slechts kleine gebieden beïnvloed worden en het gevaar op verzilting het kleinst is, zal ook het op te pompen debiet beperkt worden.

Page 25: 100 l:OEGEPfoSFn GE() QGI EN HYDROGEOlli061 - -1 J · 2017. 12. 19. · [aboraivorium \100 l:oegepfos"fn ge() qgi en hydrogeolli061 bepaling van de invloed op de grondwat,erstand

-21-

REFERENTIES

LEBBE, L. en PEDE, K. (1986) Salt-fresh waterflow beneath old dunes and low polders influenced by pumpage and drainage in the Western Belgian coastal plain. SWIM 9 Delft, p. 199-220

LEBBE, L. (1988) Uitvoering van pompproeven en interpretatie door middel van een invers model. Proefschrift voorgelegd tot het verkrijgen van de graad van Geaggregeerde voor het Hoger Onderwijs. Laboratorium voor Toegepaste Geologie en Hydrogeologie Universiteit Gent.

LEBBE, L., DAMIEN, B. en MAHAUDEN, M. (1993) Hydrologische en hydrogeologi­sche studie in het bestek van het landinrichtingsprojekt "De Westhoek". Studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij VLM.

MAHAUDEN, M. en LEBBE, L. (1982) Hydrogeologische studie van en rondom het gebied van de geplande waterwinning Ter Yde te Koksijde (Oostduinker ke). Studie uitgevoerd in opdracht van het Mi.Disterie van de Vlaamse Gemeenschap. Laboratorium voor Toegepaste Geologie en Hydrogeologie Universiteit Gent.

MAHAUDEN, M. en LEBBE, L. (1993) Bepaling van de invloed op de grondwaterstand veroorzaakt door de bemalingen voor de rioleringswerken in de Westhoek. Projektnummer 92.540 Groenendijk- RWZI Wulpen. Studie uitgevoerd in opdracht van de N.V. Aquafin.