ENGELS...het Engels uit als: It’s ten minutes past three. Als het halve uur is geweest, begin je...

14
SPREKEN / GESPREKKEN VOEREN ENGELS

Transcript of ENGELS...het Engels uit als: It’s ten minutes past three. Als het halve uur is geweest, begin je...

  • SPREKEN / GESPREKKEN VOEREN

    ENGELS

  • AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG KUN JE: - Jezelf voorstellen. - Iemand de weg wijzen. - Eenvoudige vragen beantwoorden als openingstijden, tijd en of iemand aanwezig is. - Informatie geven over jezelf en je familie. - Een telefoongesprek voeren. - De verschillende maanden en de dagen van de week noemen. - Het alfabet in het Engels uitspreken.

    WAAROM BELANGRIJK? Het is belangrijk dat je tijdens een gesprek met bezoekers of personeelsleden in staat bent om Engels te spreken. Het is belangrijk om er tijdens een gesprek op te letten dat je rustig en zelfverzekerd overkomt zodat bezoekers en personeelsleden begrijpen wat er van hen verwacht wordt en zo de regels opvolgen. Je houdt daarbij ook rekening met hiërarchieverschillen en verschillen in taalbeheersing. Door de meest voor de handliggende onderwerpen uit te leggen ben je in staat om dit op de goede manier te doen.

    1. BETER LEREN SPREKEN Spreken van een vreemde taal is vaak een kwestie van gewoon doen. Dat woordje ‘gewoon’ is echter niet zo gewoon. Veel mensen moeten een drempel over voordat ze gaan praten en bij sommigen is die drempel heel hoog. “Als ik maar de juiste woorden gebruik” of “Als ik maar geen fouten maak”, zijn vaak gedachten die iemand verhinderen die drempel over te gaan. Wanneer je ook last hebt van dit soort gedachten bedenk dan:

    Het is niet voor niets een vreemde taal, een taal die niet je moedertaal is Zelfs in je moedertaal maak je soms fouten en weet je woorden niet. Waarom maak je je

    daar dan niet druk om? Mensen die Engels spreken vinden het vaak geweldig dat ze in hun eigen taal

    aangesproken worden. Ze zijn misschien zelfs wel een beetje jaloers, velen van hen spreken zelf geen enkele vreemde taal.

    Ook hier geldt: hoe meer je het doet, hoe makkelijker het wordt. EEN GESPREK VOEREN Tips om je te helpen tijdens het voeren van een gesprek zijn:

    - Zorg ervoor dat je weet hoe je iemand moet begroeten en hoe je afscheid moet nemen. - Probeer niet stil te vallen en blijf doorpraten. Je kunt dit doen door tussenwerpsels te

    gebruiken. Dit zijn woordjes zonder betekenis en geven je de kans om even na te denken. Bijvoorbeeld:

    Nederlands Engels Ehh.. Er.. Nou.. Well..

    - Je geeft jezelf ook wat meer tijd door te zeggen dat je iets niet begrijpt, om een voorbeeld te vragen of om herhaling van de vraag. Bijvoorbeeld:

    Nederlands Engels

  • Het spijt me, maar ik begrijp het niet. I’m sorry, but I don’t understand. Ik weet niet wat betekent. I don’t know what that means. Kunt u een voorbeeld geven? Can you give an example, please? Kunt u dat nog een keer zeggen? Could you say that again, please? Kunt u dat herhalen? Could you repeat that, please?

    - Je kan ook om meer uitleg vragen door bijvoorbeeld:

    Nederlands Engels Wat betekend dat? What does that mean? Kunt u het beschrijven? Could you describe it? Waar lijkt het op? What does it look like? Wat bedoelt u? What do you mean?

    - Je kan als je een woordt niet weet vertellen hoe het er uit ziet. Bijvoorbeeld. Nederlands Engels Het ziet er uit als een klein paard en het heeft witte en zwarte strepen. (zebra)

    It look like a small horse and it has white and black stripes.

    Het heft de vorm van een peer en het geeft licht. (lampenbolletje)

    It has the shape of a pear and it gives light.

    - Je kan uitleggen waar je iets voor kan gebruiken. Bijvoorbeeld:

    Nederlands Engels Je gebruikt het als het regent om droog te blijven. (paraplu)

    You use it when it rains to keep dry.

    Je doet de boterhammen er in die je met de lunch wilt eten.

    You put the sandwiches in it you want to eat at lunchtime.

  • 2. JEZELF VOORSTELLEN

    Om jezelf in het Engels voor te kunnen stellen is het handig om de meest voor de hand liggende vragen te weten die je gesteld kunnen worden. Dit zijn de vragen die je stelt als je iemand niet kent en de antwoorden die je daarop zou kunnen geven.

    De vraag in het Engels

    De vraag in het Nederlands

    Antwoord in het Nederlands

    Antwoord in het Engels

    What’s your name? Hoe heet je? Ik heet …. My name is … What’s your first name?

    Wat is je voornaam? Mijn voornaam is …. My First name is ….

    What’s your surname? Wat is je achternaam? Mijn achternaam is …. My surname is …. Where are you from? Waar kom je

    vandaan? Ik kom uit Nederland. I’m from Holland.

    Where do you live? Waar woon je? Ik woon in Utrecht I live in Utrecht How old are you? Hoe oud ben je? Ik ben … jaar oud. I’m … years old. When’s your birthday?

    Wanneer ben je jarig? Ik ben 12 Juni jarig. My day of birth is on 12 June (spreek uit: the 12rd of June).

    What’s your place of birth?

    Wat is je geboorteplaats?

    Ik ben geboren in Utrecht.

    I was born in Utrecht.

    What’s your address? Wat is je adres? Mijn adres is … My address is … Do you have brothers or sisters?

    Heb je broers of zussen?

    Ik ben enigkind I’m an only child Ik heb 1 broer en 2 zussen

    I have one brother and two sisters.

    What are your hobbies?

    Wat zijn je hobby’s? Mijn hobby’s zijn .. My hobbies are …

    GROETEN EN AFSCHEIDEN NEMEN Als je iemand voor het eerst ontmoet kun je zeggen: Nice to meet you, (Leuk je te ontmoeten) How do you do? (Aangenaam) Hello, (Hallo)

    Als algemene begroeting kan je zeggen: Good morning, (Goedemorgen) Good afternoon, (Goedemiddag) Good evening, (Goede avond) Hi, (Hoi)

    Als afscheid kan je zeggen: Goodbye (Dag) See you tomorrow (Tot morgen) Good night, (Welterusten)

  • Uit beleefdheid kan je aan iemand vragen hoe het gaat.

    Dan zeg je : How are you?

    Als iemand vraagt hoe het met jou gaat kan je antwoorden met: I’m fine, thank you.

    Het is belangrijk dat je duidelijk, vriendelijk, professioneel en zelfverzekerd uitleg geeft aan personen naar aanleiding van de gestelde vragen en controleert of zij begrijpen wat je hebt gezegd.

  • 3. DE WEG WIJZEN Omdat je als beveiliger op een centrale of duidelijke plek gesitueerd bent, spreken mensen je eerder aan om je een vraag te stellen. Zo kan het zijn dat iemand je om de weg vraagt. Dan is het handig om je ook in het Engels verstaanbaar te kunnen maken.

    Woorden die je helpen bij de weg wijzen zijn:

    naar links = to the left naar rechts = to the right

    1e = first 2e = second 3e = third

    ga rechtdoor = go straight ahead

    kruispunt = crossroads rotonde = roundabout afslag = turning / exit

    Nu een overzicht met zinnen die te maken hebben met de weg wijzen.

    Antwoord in het Nederlands Antwoord in het Engels

    Het is de eerste straat links. It’s the first road on the left. Het is de tweede afslag rechts. It’s the second turning on your right. Loop deze straat uit en sla rechtsaf. Walk down this road and turn right. Steek de straat over bij de verkeerslichten. Cross the street at the traffic lights Ga rechtdoor en sla links af bij het kruispunt. Go straight on and turn left at the crossroads. Ga rechtdoor. Go straight ahead. Steek de brug over en sla rechtsaf. Cross the bridge and turn right. Neem de derde afslag links Take the third turning on the left. U kunt het beste omdraaien, dan de eerste afslag op de rotonde nemen en dan afrit 18 nemen.

    You could best turn around, then take the first turning at the roundabout and then take exit 18.

    Ga rechtdoor, de pinautomaat is net om de hoek.

    Go straight on. The cash machine is just around the corner.

  • 4. TIJDEN Iemand kan je vragen wat de openingstijden van de winkel zijn of hoe laat het is. Deze vragen kunnen je ook gesteld worden in het Engels. Vandaar dat het handig is om in ieder geval de verschillende kloktijden te weten.

    KLOKKIJKEN Klokkijken in het Engels gaat soms iets anders dan in het Nederlands. Het gaat als volgt:

    De klok is in halve uren verdeeld. Je begint met 1 minuut over en eindigt bij 29 minuten over. Al die 29 minuten noem je ‘past’. Bijvoorbeeld 15.10 uur. Is 10 minuten over 3. Dat spreek je in het Engels uit als: It’s ten minutes past three. Als het halve uur is geweest, begin je weer opnieuw, maar je telt wel terug, van 29 minuten voor tot 1 minuut voor. Van het halve uur tot het hele uur noem je de minuten 'to'.

    Bijvoorbeeld 15.50 uur. Is tien voor 4. Dat spreek je in het Engels uit als : It’s ten minutes to four. De kwartieren noem je 'a quarter past' (kwart over) of 'a quarter to' (kwart voor). De hele uren en halve uren gaan gelukkiger wel wat makkelijker.

    Twelve o’clock

    One o'clock

    Two o’clock Tree o‘clock

  • Four o’clock Five o’clock

    Six o’clock Seven o’clock

    Eight o’clock Nine o‘clock

    Ten o’clock Eleven o’clock

  • Half past one

    Half past six

    OPENINGSTIJDEN

    Als iemand vraagt naar de openingstijden van een winkel, kan je als volgt reageren als de openingstijden van 9 tot 6 uur zijn: The opening hours are today from nine till six o’clock.

    OVERDAG OF IN DE AVOND (AM en PM) In het Engels zetten ze achter de digitale notering (bv 05:00 uur) een AM of een PM. De eerste 12 uur AM, de tweede 12 uur PM. Ze kennen niet het 2 uur ‘s middags opschrijven als 14.00 uur. Dit is dus 2.00 PM.

    De AM staat voor vóór de middag, PM voor ná de middag,

    BIJVOORBEELD Je werkt van 9 uur ochtends tot 6 uur ‘s avonds. Dan zeg je in het Engels van: 9.00 AM (voor de middag) till 06.00 PM.

    EZELSBRUGGETJES Om de AM en PM te onderscheiden wat handige ezelsbruggetjes.

    PM = Passeerde de Middag als je dat weet, weet je al direct dat AM de middag nog moet passeren.

    of

    De A staat eerder in het alfabet, dus AM is eerder dan PM.

  • FAMILIE Door wat over je familie te vertellen krijgen andere mensen een beeld van je gezinssituatie. Hoe doe je dit in het Engels?

    Door alle mogelijkheden hier te noemen kun je zelf de samenstelling van jouw gezin maken.

    Nederlands Engels Familie Family Ouders Parents Vader Father – Dad Moeder Mother – Mom Broer Brother Broers Brothers Zus Sister Zussen Sisters Opa Grandfather Oma Grandmother

    VOORBEELD Mijn familie bestaat uit mijn vader, moeder, twee broertjes en mezelf.

    I have 5 people in my family. My parents and two little brothers.

  • 5. TELEFONEREN Het kan zijn dat je de telefoon bij de balie op moet nemen en dat je er een Engelstalig sprekende persoon aan de lijn krijgt. Hij kan jou dan een aantal dingen vragen, waar jij op moeten weten te antwoorden. Het is daarom handig om de meest voor de hand liggende vragen en antwoorden te noemen, zodat je het beter begrijpt en dus dienstverlenend kan optreden.

    Engels Nederlands Good morning/afternoon, this is … from ….

    Goede morgen/Goede middag, dit is … van…

    Hello is this Mrs. …? Hallo, spreek ik met mevrouw ….? I’d like to speak to Mr. …please. Ik zou graag willen spreken met meneer …. I’m sorry. Mr… is not present at the office today.

    Sorry, meneer is niet aanwezig op kantoor vandaag.

    When do you expect Mr. … back at the office?

    Wanneer verwacht je dat mr. … weer terug is op kantoor?

    Could you ask Mrs. … to call me back? Kunt u mevrouw … vragen om mij terug te bellen?

    Could you tell her I called? Kunt u doorgeven dat ik heb gebeld? Is there someone else who could help me?

    Kan iemand anders mij misschien helpen?

    I’m sorry, I didn’t quite get that. Sorry, dat heb ik niet goed verstaan. Could you say that again, please? Kunt u dat misschien herhalen? Could you spell that (for me), please? Kunt u dat even voor mij spellen? I’ll try again later today. Ik zal het laten op de dag nog eens

    proberen. Could you give me your (mailing) address?

    Wat is precies uw (post)adres?

    What’s your e-mail address? Wat is uw e-mailadres? I’ll will get back to you as soon as possible

    Ik neem zo spoedig mogelijk contact met u op.

    Could I have your name (again) please? Met wie heb ik gesproken? Who do I need to talk to? Wie moet ik daarvoor hebben? I’m calling about Ik bel in verband met … Until what time can we reach you? Tot hoe laat bent u te bereiken? I would like to make an appointment with you.

    Ik zou graag een afspraak met u willen maken?

    I’ll confirm this in writing/by e-mail Ik zal dit nog even schriftelijk/per e-mail bevestigen.

  • 6. MAANDEN & DAGEN De verschillende maanden en dagen schrijf je als volgt: MAANDEN Maand Month Januari January Februari February Maart March April April Mei May Juni June Juli July Augustus August September September Oktober October November November December December DAGEN Dag Day Maandag Monday Dinsdag Tuesday Woensdag Wednesday Donderdag Thursday Vrijdag Friday Zaterdag Saturday Zondag Sunday

  • 7. ALFABET In het Engels is de uitspraak van het alfabet anders dan in het Nederlands. Let in het bijzonder op de A, E (die klinken bijna het zelfde) en de W.

    Hoofdletter Kleine

    letter Naam Uitspraak Opmerkingen

    A a a a / e Als A: bath (bath) Als korte E: bad (bed)

    Als lange E: case (kees)

    B b bee b

    C c cee k / s / stom

    Als K: country (kontrie).

    Als S: century (senturie).

    Stom: black (blek).

    D d dee d

    E e e e / i / ie / u / stom

    Als E: bed (bed). Als korte I: beer (bir). Als lange Ie: meet (miet).

    Aan het eind van een woord vaak stom: case (kees), service (survis).

    F f ef f

    G g gee g / tsj / sj / dzj / stom

    Geen schrapende G zoals in het Nederlands, maar zacht, zoals in goal. Als Tsj: huge (hjoetsj).

    Als Dzj: genius (dzjienius), gender (dzjender). Als Sj: change (tsjeensj).

    Stom: high

    (haih).

    H h aitch / haitch

    h / j / stom

    Als H: here (heer) Stom: hour (our) Als J: ship (sjip)

    I i i i / ai / u Als I: king (king). Als Ai: time (taim). Als U: first (furst), sir (sur).

    J j jay j / dj / dzj Als J: hallelujah (hallelujah) Als Dj: Jack (Djek), joy (djoj), job (djob). Als Dzj: Jane (Dzjeen).

    K k kay k / stom Als K: king (king). Stom: knee (nie), knife (naif), knight (naiht).

    L l el l

    M m em m

    N n en n

    O o o o / oe / e Korte O: border (border) Lange O: show (sjoow)

    Oe: Cool (koel) Korte E: station (steesjen).

    P p pee p

    Q q cue kw

  • R r ar r De letter R is in het Engels zachter dan in het Nederlands. De Engelse R wordt meestal uitgesproken zoals in het Nederlands aan het eind van een woord, zoals in meer. Niet zoals in rond.

    S s ess s / stom Als S: silent (sailent). Stom: island (ailand).

    T t tee t / sj Als T: cat (ket).

    Als Sj: station (steesjen).

    U u u oe / joe / u / ju

    Als U: burn (burn). Als Ju: during (djuring).

    Als Oe: include (inkloed). Als Joe: use (joes).

    V v vee v

    W w double-u

    w / stom Als W: warm (warm). Stom: windows (windoos), two (toe).

    X x eks ks

    Y y wy j / i / ai Aan begin van woord of lettergreep als J. yes (jes)

    Aan eind van woord meestal als Ai. cry (krai), July (Djoelai)

    Of als Ie:

    January (Djanoe-erie)

    Gevolgd door medeklinker meestal als I.

    Crystal (kristel). Maar ook wel als Ai: tyre (tajr).

    Z z zed / zee

    z / zj Een zeldzame letter in het Engels. De letter Z komt vrijwel niet voor in Engels woorden van Germaanse oorsprong. Vergelijkbare woorden die in het Nederlands met een Z geschreven worden, worden in het Engels vaak met een S geschreven, denk aan zuid / south en zee / sea. Als Z: Zone (zoon). Als Zj: seizure (siezjur)