Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt...

108
‘Het leren van de toekomst’ Davie Klein Gunnewiek VR4B September 2012 Samenvatting 1

Transcript of Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt...

Page 1: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

‘Het leren van de toekomst’

Davie Klein GunnewiekVR4B

September 2012

Samenvatting

Dit onderzoek is uitgevoerd op basisschool De Watermolen in Groenlo. Tijdens dit onderzoek stonden er vijf hoofdvragen centraal. Door theorie en praktijk zijn deze hoofdvragen beantwoord.

1

Page 2: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Bij hoofdvraag 1 is het implementeren en evalueren van het Smartboard onderzocht. Hierbij is gekeken naar de didactische mogelijkheden van het smartboard en welk effect dit heeft op de leerprestaties. Ook is er gekeken naar welke activiteiten met het digibord kunnen worden ontplooid. Tijdens een observatie zijn verschillende lessen van leerkrachten die werkten met het smartboard bekeken en zijn de leerkrachten in een ontwikkelingsfase geplaatst. Tot slot heeft elke leerkracht voor zijn bouw drie good practices ontvangen, die zijn te gebruiken bij activiteiten op het digibord.

Bij hoofdvraag 2 is onderzocht of mediatoepassingen een bijdrage kunnen leveren aan een projectweek rond het thema ‘Kunst’. Bij deze hoofdvraag is er ingezoomd op mediakunst en met name op videokunst. Er is ook gekeken naar de meerwaarde van ICT bij het vak kunst. Tijdens de praktijk is er een workshop uitgewerkt, waarin kinderen met een flip-camera een doeochtend in de projectweek hebben vastgelegd. In deze workshop is ook ingegaan op de diverse standpunten van filmen en de manier van monteren.

Bij hoofdvraag 3 is onderzocht of ICT kan bijdragen om het niveau van woordenschat bij kinderen te verbeteren. In de theorie worden verschillende werkvormen van woordenschat en ICT beschreven. Voor de praktijk zijn drie good practices per bouw ontwikkeld waar de leerkracht direct mee aan de slag kan.

Bij hoofdvraag 4 zijn de zoekvaardigheden van kinderen in de bovenbouw onderzocht. In de theorie wordt de definitie van zoekvaardigheden beschreven en het Suc6-model van den Hollander. Voor de praktijk zijn de stappen van het Suc6-model uitgewerkt op aparte kaarten, die de kinderen op een juiste manier helpen bij het zoeken naar informatie.

Bij de laatste hoofdvraag is onderzocht op welke manier Social Media een rol kan spelen in het onderwijs op basisschool De Watermolen. In de theorie worden diverse vormen van Social Media omschreven en de mogelijkheden hiervan in het onderwijs. In een brochure wordt het team geïnformeerd over Social Media en wat ze met Social Media kunnen doen in de klas.

InhoudsopgaveInleiding blz. 4

2

Page 3: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Hoofdstuk 1: Schoolontwikkeling en ICT (Implementatie Smartboard) 1.1 Wat is er in de theorie bekend over digiborden? blz.5 1.2 Wat is de beginsituatie van De Watermolen m.b.t het gebruik van het Smartboard? blz.8 1.3 Wat is de gewenste situatie m.b.t het gebruik van het Smartboard? blz.9

Hoofdstuk 2: Onderwijsinhouden en ICT (1) ( Kunst) 2.1 Wat is er in de theorie bekend over Media en kunst? blz.10 2.2 Wat is de gewenste situatie m.b.t het toepassen van media tijdens een blz.12 projectweek rondom het thema “ Kunst “?

Hoofdstuk 3: Onderwijsinhouden en ICT (2) Woordenschat 3.1 Wat is er in de theorie bekend over het gebruik van ICT bij blz.13 woordenschatonderwijs? 3.2 Wat is de huidige situatie m.b.t woordenschatonderwijs op De Watermolen? blz.17 3.3 Wat is de gewenste situatie m.b.t woordenschatonderwijs op De Watermolen? blz.17

Hoofdstuk 4: Opvoeding en ICT (Zoekvaardigheden)

4.1 Wat is er in de theorie bekend over zoekvaardigheden? blz.18 4.2 Wat is de beginsituatie van kinderen in de bovenbouw op De Watermolen? blz.21

4.3 Wat is de gewenste situatie voor De Watermolen? blz. 21

Hoofdstuk 5: Web 2.0 ontwikkelingen (Sociale media)

5.1 Wat is er in de theorie bekend over sociale media in het onderwijs? blz.22 5.2 Wat is de beginsituatie voor De Watermolen? blz.26 5.3 Wat is de gewenste situatie voor De Watermolen? blz.27

Literatuurlijst blz.29

BijlagenMinorcontract blz.32Enquête digitale schoolborden blz.40Resultaten enquête digitale schoolborden blz.43Good practices digiborden blz.45Lesvoorbereiding workshop filmen blz.54Good practices woordenschat blz.58Kaarten zoekvaardigheden blz.67Enquête Social Media blz.73Resultaten enquete Social Media blz.75Brochure Social Media blz.80

Inleiding

3

Page 4: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Deze minor gaat over ‘Onderwijs en ICT’. Op dit moment gaat de ontwikkeling van ICT in het onderwijs erg snel en wordt het steeds vaker gebruikt. In de praktijk zie je dat op sommige basisscholen onderwijs en ICT nog geen vrienden zijn. Met dit onderzoek hoop ik leerkrachten en leerlingen meer inzicht te geven in de mogelijkheden van ICT in het onderwijs, zodat het vaker en bewuster wordt ingezet.

Tijdens deze minor worden er vijf hoofdvragen beantwoord die gaan over ‘Onderwijs en ICT’. Het praktijkonderzoek is gedaan op basisschool De Watermolen in Groenlo.

Op basisschool De Watermolen beschikt elk klaslokaal over een smartboard. Een aantal leerkrachten gebruikt het digitale schoolbord nog te weinig als middel tijdens de les. Daarom is de eerste hoofdvraag: Hoe kan het smartboard zo optimaal mogelijk worden ingezet in alle groepen van De Watermolen?

Elk jaar wordt er op basisschool De Watermolen een projectweek georganiseerd. Tijdens dit onderzoek was het thema van deze week ‘Kunst’. Kan ICT ook gekoppeld worden aan kunst? De tweede hoofdvraag: Op welke manier kunnen mediatoepassingen een bijdrage leveren aan een projectweek rondom het thema “Kunst”?

Woordenschat heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen in het taalonderwijs. Dit komt ondermeer door de toename van allochtone kinderen met een niet-Nederlandse thuistaal. Op basisschool De Watermolen wordt al een aantal jaren slecht gescoord op de Cito woordenschattoets. De derde hoofdvraag: Hoe kan ICT bijdragen om het niveau van woordenschat bij leerlingen te verbeteren?

Leerlingen zitten vaak op internet en denken vaak vaardig genoeg te zijn in het zoeken naar informatie. Toch blijkt uit een gesprek met de ict-coördinator op De Watermolen dat het niet altijd even gemakkelijk gaat. De vierde hoofdvraag: Hoe kunnen zoekvaardigheden van kinderen in de bovenbouw worden verbeterd?

“Social Media en onderwijs zijn nog geen dikke vrienden.’’ (Keijzer, 2011) Scholen zijn bang voor het onbekende en dat is aan de ene kant begrijpelijk. Vaak weten leerkrachten nog te weinig en zien ze totaal het nut er niet van in. Toch is het aan de andere kant ook doodzonde, als je kijkt wat een enorme mogelijkheden er zijn, als je maar weet hoe ze te benutten. Social Media is niet meer weg te denken uit de maatschappij. De vijfde hoofdvraag: Op welke manier kan sociale media worden ingezet in het onderwijs van R.K De Watermolen?

Voor het beantwoorden van deze deelvragen maak ik gebruik van verschillende onderzoeksmethoden. Met de literatuurstudie hoop ik meer theoretische achtergrond te krijgen. Internet, artikelen en boeken zullen mijn informatiebronnen zijn. Tevens wordt er een enquête afgenomen bij de leerlingen van groep 5 tot en met 8 en het team van de Watermolenschool. Social Media en het digitale schoolbord zullen bij deze enquête centraal staan.

Tijdens dit onderzoek hoop ik antwoord te krijgen op de vijf hoofdvragen. Daarnaast hoop ik dat de opbrengsten worden gebruikt in het lesgeven op basisschool De Watermolen en in mijn eigen lesgeven.

1. Implementeren en evalueren van het smartboard in het onderwijs van R.K De Watermolen

4

Page 5: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

InleidingHet doel van dit onderzoek is de leerkrachten op De Watermolen op een hoger niveau te krijgen en kennis en vaardigheden te geven over de verschillende mogelijkheden van het digitale schoolbord. Het is met name belangrijk dat de leerkrachten vaardiger worden in het gebruik van het digitale schoolbord. In deze paragraaf worden de didactische mogelijkheden, de leereffecten, de activiteiten en de interactiviteit met het digibord benoemt. Daarnaast worden de vijf fasen van Beauchamp beschreven, waarbij het vaardigheidsniveau van een leerkracht die het digibord gebruikt kan worden gescoord.

1.1.1 Didactische mogelijkhedenDe inzet van ICT heeft als doel de leerprestaties en vaardigheden van kinderen te vergroten. Een combinatie van beeld en geluid werkt effectiever dan beeld alleen (Van Rens e.a., 2008). Digitale leermaterialen kunnen kostenbesparend werken. Daarnaast wordt de motivatie van docenten en leerlingen vergroot door het inzetten van digiborden.

Bij elk digitaal schoolbord hoort vaak bijpassende software. Bij het Smartboard hoort de software ‘ Smart Notebook’. Deze software bevat verschillende mogelijkheden. Enkele mogelijkheden zijn op het bord schrijven of typen, plaatjes of figuren invoegen of werken met het stemkastje. Deze software kan de leerkracht helpen om zelf lessen te ontwerpen.

Naast bordsoftware (Smart Notebook) hebben ook lesmethodes bijpassende software voor het digitale schoolbord. Deze software biedt de lesstof digitaal aan, maar vaak kan er ook gebruik worden gemaakt van interactieve werkvormen, waarbij kinderen het bord mogen gebruiken. Hierbij moet gedacht worden aan rekensommen of een taalopdracht, die klassikaal via het digibord gedaan kunnen worden. Deze methodegebonden software geeft de leerkracht de kans om het digitale schoolbord te integreren bij bijvoorbeeld rekenen of taal. De lessen hoeven niet zelf ontworpen te worden door de leerkracht, maar alleen voorbereid en toegepast.

Een ander voordeel van het digitale schoolbord is, dat er gebruik kan worden gemaakt van het internet. Op het internet zijn vele foto’s, filmpjes, educatieve spelletjes en educatieve hulpmiddelen te vinden, die de les kunnen ondersteunen en verrijken. Een voorbeeld is Google Earth. Deze software haalt de wereld in het klaslokaal (Kennisnet, 2009). Met Google Earth kan elke plek op aarde visueel worden gemaakt. Google Earth wordt met name ingezet bij het vak aardrijkskunde, maar kan ook gebruikt worden bij vakken als geschiedenis en rekenen.

Tegenwoordig valt er voor een leerkracht zoveel te vinden op internet, dat het onoverzichtelijk kan worden, waar alle leermaterialen te vinden zijn. Yurls biedt een prima oplossing. Op deze website kan de leerkracht een persoonlijke pagina aanmaken en al de leermaterialen, filmpjes en educatieve spelletjes ordenen. De leerkracht kan nu gemakkelijk de materialen terugvinden en snel teruggrijpen op zijn persoonlijke links (URL).

Op het internet zijn nog veel meer didactische (hulp-) middelen te vinden. Deze middelen maken het lesgeven gemakkelijker voor de leerkracht. Er zijn zelfs kant-en-klare lessen te vinden, die soms met een beetje aanpassing ingezet kunnen worden. Op Wikiwijs kun je verschillende leermaterialen vinden die gemakkelijk te gebruiken zijn.

5

Page 6: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

1.1.2 LeerprestatiesSteeds meer scholen en leerkrachten doen ervaring op met digitale schoolborden en leermaterialen. Van deze borden wordt veel verwacht, want als ze goed worden ingezet kan het digibord het onderwijs versterken en zelfs veranderen. Het is de inzet en de werkwijze van de leerkracht die bepaalt of de meerwaarde uit het digibord gehaald wordt en of het bord tijdens de les op de juiste manier wordt ingezet. Hierbij moet de leerkracht over de juiste leermiddelen beschikken, openstaan voor nieuwe ontwikkelingen en daarnaast concrete voorbeelden krijgen over waarom het digibord in de ene situatie goed gebruikt kan worden en in de andere situatie juist niet.

In 2008 is er onderzoek gedaan naar het leereffect bij kinderen, als er gebruik wordt gemaakt van het digitale schoolbord (Koenraad, 2008). Uit het onderzoek zijn een aantal conclusies getrokken:- Werken met een digitaal schoolbord heeft op de lange termijn een positief effect op de leerprestaties van

kinderen.- Werken met een digitaal schoolbord zorgt voor een hoger werktempo. Voordeel is dat de tijd efficiënter ingedeeld kan worden. Een nadeel kan zijn dat de zorgleerlingen het tempo niet meer kunnen bijbenen.-Werken in kleine groepen bij een digitaal schoolbord zorgt voor een beter leerrendement dan een klassikale instructie.- Het digitaal schoolbord sluit aan bij de belevingswereld van het kind.- Zowel de leerkrachten, als leerlingen zijn gemotiveerder door het gebruik van het digitale schoolbord. De betrokkenheid is groot.

1.1.3 ActiviteitenHet schoolbord kan op verschillende momenten en manieren worden ingezet. Zo kan het digitale schoolbord worden gebruikt bij de instructie. Fisser & Gervedink Nijhuis (2007) geven in de literatuur aan hoe het digitale schoolbord gebruikt kan worden. De volgende didactische werkvormen worden genoemd:- Presenteren- Demonstreren- Uitleggen- Evalueren- Herhalen- OefenenBelangrijk is wel dat er interactie is tussen de leerkracht en de kinderen. Door kinderen te betrekken bij de instructie, zullen de kinderen gemotiveerder zijn en blijft de leerstof beter hangen. Een voorbeeld hiervan is een mindmap/woordweb. Naast een instructie kan het bord ook ingezet worden tijdens het zelfstandig werken of tijdens een circuitles.

1.1.4 InteractiefInteractiviteit kan op allerlei manieren plaatsvinden. Bijvoorbeeld door kinderen zelf fysiek bezig te laten zijn bij het bord. Door een opdracht te geven, waarbij ze bepaalde woorden naar een vak moeten slepen. Vooral als er ook een spelelement aan wordt toegevoegd, waarbij het ene kind het opneemt tegen de andere. Dit kan ook in teams. Als de kinderen het bord gebruiken zal dit hun betrokkenheid vergroten. Kinderen zijn zelf ook in staat om dingen aan elkaar uit te leggen door middel van het digitale schoolbord.

1.1.5 De 5 fasen van ontwikkelingOm op een goede manier gebruik te maken van alle didactische mogelijkheden van een digitaal schoolbord moet de leerkracht allereerst op de hoogte zijn van deze mogelijkheden. Daarnaast spelen de ICT-vaardigheden

6

Page 7: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

van een leerkracht een grote rol. Wanneer een leerkracht competent is, zal hij een positieve houding hebben ten opzichte van het gebruik van het digitale schoolbord.

De leerkracht zal een ontwikkeling door moeten maken. De leerkracht zal vanaf de start niet alle mogelijkheden van het digitale schoolbord gebruiken. Het is ook niet verstandig om direct alles aan een leerkracht aan te bieden. Deze mogelijkheden passen nog niet bij de fase, waarin de leerkracht zit. De materialen sluiten niet aan op het niveau van de leerkracht. Wellicht raakt de leerkracht ook gedemotiveerd. Het is goed om de zone van naaste ontwikkeling op te zoeken. Hierdoor blijft de leerkracht zich ontwikkelen.

De 5 fasen van ontwikkeling van Beauchamp (Beauchamp, 2004) gaan er vanuit dat er vijf verschillende ontwikkelingsfasen zijn, wat betreft het gebruik van het digitale schoolbord. De vijf fasen zijn:

1. SubstitutiefaseWanneer een leerkracht zich in deze fase bevindt, zal hij het bord voornamelijk gebruiken ter vervanging van het krijtbord. Het bord wordt gebruikt om op te schrijven en om filmpjes te laten zien. Het bord wordt voornamelijk ingezet als klassikaal instructiemiddel. De leerkracht benut niet alle mogelijkheden.

2. Lerende gebruikerIn deze fase is de leerkracht in staat om zijn eigen ICT- vaardigheden toe te passen. De leerkracht zal steeds vaker gebruik maken van het digitale schoolbord. Hierdoor groeit het competentiegevoel van de leerkracht en zullen de eigen vaardigheden blijven groeien.

3. Beginnende gebruikerEen beginnende gebruiker weet welke didactische mogelijkheden een digitaal schoolbord heeft en probeert deze mogelijkheden in te zetten in zijn lessen. De leerkracht neemt het gebruik van het digitale schoolbord al mee in zijn voorbereidingen. De leerkracht maakt gebruik van verschillende software. De leerkracht kan snel wisselen tussen verschillende software. Het bord wordt ook steeds vaker gebruikt door de kinderen.

4. Gevorderde gebruikerIn deze fase experimenteert de leerkracht met het digitale schoolbord. De leerkracht zoekt naar nieuwe mogelijkheden om de eigen vaardigheden en leerrendement voor de kinderen te vergroten. Het digitale schoolbord wordt niet alleen tijdens de instructie gebruikt, maar het bord wordt ook ingezet tijdens het zelfstandig werken en circuitlessen.

5. Samenwerkende/functionele gebruikerIn deze fase is de leerkracht in staat om kritisch naar de leermiddelen te kijken en deze aan te passen, zodat het leerrendement wordt vergroot. De leerkracht zet het digitale schoolbord op alle mogelijke manieren in en zet het bord ook flexibel in, zowel klassikaal, als in groepjes en individueel.

1.1.6 Meerwaarde van het digibordHet digibord kan echt een meerwaarde hebben voor de leerkracht en binnen het onderwijs. Hieronder worden een aantal pluspunten genoemd:

Hergebruik van lessenDe lessen, die je als leerkracht geeft, kun je gemakkelijk opslaan, delen en hergebruiken. Doordat je gebruik maakt van de computer kan de leerkracht snel nieuwe bronnen toevoegen. Zo kan de leerkracht snel de inhoud van de les aanpassen en inspelen op vragen van de leerlingen (Glover & Miller, 2001).

7

Page 8: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Met stemkastjes een mening gevenDoor gebruik van stemkastjes worden leerlingen uitgedaagd om actief deel te nemen aan bijvoorbeeld een discussie. De resultaten van de stemmen zijn makkelijk zichtbaar te maken op het digibord en kunnen ook direct worden besproken.

Motivatie van leerlingenLessen worden aantrekkelijker en levendiger door het gebruik van het digibord, waardoor leerlingen gemotiveerd raken. Lesstof kan visueel worden weergegeven. Wel moet de leerkracht niet alleen naar visuele informatie kijken, maar auditieve informatie kan ook gecombineerd worden met het visuele (Glover & Miller, 2001). Het motiveert leerlingen om te luisteren naar inbreng van medeleerlingen.

Samenwerkend lerenDoordat interactie tussen de leerlingen door het digibord toeneemt en verbetert, neemt ook het samenwerkend leren toe (Levy, 2002). Samenwerkend leren versterkt het leereffect, omdat leerlingen hun gedachtegang bewust maken, door aan anderen uit te leggen en naar de argumenten van anderen te luisteren. Daarnaast helpt het delen van hun werk en ideeën leerlingen om samen tot conclusies te komen.

Samenwerken op het digibord is een krachtige werkvorm. De grootte van het bord is op de eerste plaats al een positief punt. Iedereen kan goed zien waar het over gaat. Het visuele karakter van het bord stimuleert en versterkt de discussie onder leerlingen.

1.2.1BeginsituatieHet bepalen van de beginsituatie is belangrijk om aan te sluiten op het gebruikersniveau van de leerkracht. Het doel is dat leerkrachten positieve ervaringen gaan opdoen, omdat ze op hun eigen niveau werken. Hierdoor zijn ze gemotiveerd om verder te leren en meer mogelijkheden te gebruiken. Het uiteindelijke doel is om de gewenste situatie te bereiken.

Om de beginsituatie van de leerkrachten op basisschool De Watermolen te bepalen, zijn een aantal leerkrachten geobserveerd. Hierbij is gebruik gemaakt van de kijkwijzer digitale schoolborden (Stichting Kennisnet, 2008). Ook hebben de leerkrachten een enquête ingevuld, waarop zij aangeven welke rol het digitale schoolbord op dit moment speelt binnen het onderwijs dat zij geven. Op basis van deze gegevens volgen gesprekken met de leerkrachten op basisschool De Watermolen. Tijdens dit gesprek wordt op basis van de gegevens het gebruikersniveau van de leerkracht bepaald en suggesties gegeven voor didactische mogelijkheden bij volgende lessen.

Op basis van deze gegevens kunnen er enkele conclusies worden geformuleerd, wat betreft het digitale bordgebruik op basisschool De Watermolen:

1. De niveauverschillen liggen uit elkaar, wat betreft de algemene kennis over ICT. Er zijn grote verschillen tussen de leerkrachten op basisschool De Watermolen. Dit zorgt ervoor, dat er geen duidelijke lijn zit in het digitale bordgebruik. De leerkrachten beschikken niet over dezelfde vaardigheden, dus kunnen niet dezelfde activiteiten verzorgen.

2. Zes van de zeven leerkrachten zitten in de substitutionele fase. Ze gebruiken het bord voornamelijk als vervanging van het krijtbord en als projectiemateriaal. Op de kijkwijzer digitale schoolbord ( Stichting Kennisnet, 2008) is bijna niets aangekruist, omdat er bijna geen sprake is van bordgebruik. Leerkrachten geven in een gesprek ook aan, dat ze nog niet over de vaardigheden beschikken, die nodig zijn om meer uit het digitale schoolbord te halen. Door gebrek aan kennis en tijd zijn zij niet in staat om gebruik te maken van de vele mogelijkheden. Met methodegebonden software kunnen deze leerkrachten wel goed overweg.

8

Page 9: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

1.2.2 Gewenste situatieNaast het bepalen van de beginsituatie, moeten er ook doelen worden gesteld. Wanneer er wordt aangesloten op de wensen van de leerkrachten, zullen zij ook gemotiveerd zijn om de doelen te bereiken. In de enquête moesten de leerkrachten invullen, hoe voor hen de gewenste situatie eruit ziet. Daarnaast moest aangegeven worden welke middelen de leerkrachten nodig hebben om de gewenste situatie te bereiken.

De leerkrachten op basisschool De Watermolen beschrijven de volgende gewenste situatie:

“ De mogelijkheden van het digitale schoolbord zijn ontzettend groot en veelzijdig. Je maakt gebruik van “bekende” mogelijkheden en opties. De ontwikkeling gaat erg snel. Hiervan ben ik niet goed op de hoogte”.

“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, wat betreft nieuwe ontwikkelingen, mogelijkheden etc. Ook nieuwe software bij methodes”.

“ Dat er materiaal is bij de thema’s voor zowel reken- als taalactiviteiten. Het liefst zelfcorrigerend materiaal. Ik moet nu alles nog zelf maken en kan dit niet allemaal”.

“ Ik gebruik de mogelijkheden van het bord te weinig. Wat ik nodig heb beheers ik, maar er is veel meer mogelijk”.

“ Het digibord als ondersteuning voor de leerkracht. Ik zie meerwaarde in het visuele en de filmpjes. Ze zijn zo duidelijk, daar kun je niet tegen concurreren, als je alleen maar vertelt. Ik zou graag zien dat leerlingen meer gebruik kunnen en mogen maken van het digibord”.

“ Het gebruik van het bord moet een meerwaarde hebben voor de les. Het gebruik moet aangepast zijn aan de behoefte van de kinderen. Meer interactie met bijvoorbeeld een circuitvorm”.

Om deze gewenste situatie te bereiken krijgen de leerkrachten per groep drie good practices aangeboden over het gebruik van het digitale schoolbord. Hierbij wordt vooral ingegaan op de didactische mogelijkheden, de verschillende werkvormen en de interactiviteit met het bord.

1.3 Methodesectie

1.3.1 OnderzoeksgroepVoor dit onderzoek zijn zeven leerkrachten persoonlijk benaderd met de vraag om een enquête in te voeren over het gebruik van het digitale schoolbord. De leerkrachten zijn afkomstig van basisschool De Watermolen in Groenlo. Alle zeven leerkrachten hebben de enquête geretourneerd. Deze groep bestaat vooral uit ervaren leerkrachten (met meer dan tien jaar onderwijservaring). De leerkrachten geven les in de groepen 1 t/m 8.

1.3.2 Onderzoeksinstrumenten en methodiek

De leerkrachten zullen op een hoger niveau worden gebracht op de volgende manier:

1. Vaststellen van de beginsituatie van de leerkracht door middel van een enquête.2. Observatie aan de hand van een kijkwijzer in de klas tijdens een moment, waarop het digitale

schoolbord wordt ingezet.3. Evaluatiegesprek met de leerkracht/feedback aan de leerkracht.4. Drie “good practices” waar de leerkracht mee aan de slag kan

1.4 PraktijkVoor De Watermolen worden drie good practices per bouw ontwikkeld met betrekking tot het gebruik van het smartboard.

9

Page 10: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

2. Kunst en ICTInleidingVeel basisscholen kunnen hun programma voor kunst en cultuureducatie nog steeds zonder ICT prima aanbieden. Toch sluit deze aanpak niet meer aan bij de actuele ontwikkelingen in de maatschappij en de kunstwereld. Ze kunnen niet meer zonder de computer. De computer moet meerwaarde krijgen tijdens kunst en cultuureducatie. De kansen liggen vooral bij het gebruik van de computer als creatief gereedschap (SLO, 2008).

2.1 VisieWil ICT geïntegreerd worden binnen de kunstvakken, dan zal de leerkracht hier een duidelijke visie over moeten formuleren. Hoe denkt het team over de integratie van ICT en wat is de meerwaarde of toegevoegde waarde? Het SLO (SLO, 2008) gaat uit van vier visies van ICT binnen de kunstvakken:

- De computer centraal: ICT is het medium in de kunst en daar moeten we ons binnen de kunstvakken op focussen. Mediakunst staat centraal en de computer vormt altijd het uitgangspunt binnen het programma. De leerlingen leren zowel binnen- als buitenschools en veel leerlingen nemen een eigen laptop mee.- Half om half: Een computer hoort ook thuis bij kunstvakken. Naast de meer traditionele media wordt er binnen de kunstvakken extra veel aandacht gegeven aan het medium ICT. Binnen de school zijn er genoeg mogelijkheden om met ICT te werken. Er wordt ook thuis aan opdrachten gewerkt.- Af en toe: Omdat ICT de leerlingen aanspreekt wordt er binnen de kunstvakken af en toe aandacht aan besteed. De computer wordt als aanvulling gebruikt en niet zo zeer als vervanging. Op de school is een mediatheek, waar de leerlingen eventueel op de computer kunnen werken. Daarnaast staan er in het lokaal ook een aantal computers.Geen aandacht: Kunstvakken kennen een lange traditie, waarbij de leerlingen, met een gedegen kennis van materialen en technieken, leren produceren en reflecteren. Binnen het programma wordt alleen gebruik gemaakt van de bekende materialen en technieken om de leerlingen dit te leren. Er zijn een aantal computers aanwezig, die leerlingen gebruiken om informatie te zoeken over kunstenaars of voor plaatjes.

2.1.1 Creatieve tools De computer biedt verschillende mogelijkheden voor alle kunstvakken. Hierbij kan gedacht worden aan:- Tekenprogramma’s- video bewerkingsprogramma’s- beeld of fotobewerkingsprogramma’s- muziekcomponeer of bewerkingsprogramma’s- film/animatiebewerkingsprogramma’s

2.1.2 Meerwaarde ICTDe ICT moet wel een meerwaarde hebben voor het kunstonderwijs. Duidelijk moet worden welke ondersteunende rol ICT kan hebben voor kunstvakken. Voorbeelden van ICT, die een meerwaarde krijgen bij kunsteducatie:

- Leerlingen kunnen relatief snel een professioneel resultaat bereiken.- Fouten zijn makkelijk te herstellen.- Ontwerpfasen kunnen makkelijk worden opgeslagen.- Leerlingen werken zonder gevaarlijke apparaten.- Leerlingen kunnen snel en makkelijk informatie zoeken.

Ondanks dat docenten inhoudelijke kansen zien voor het gebruik van de computer als creatief gereedschap, is

10

Page 11: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

gebleken dat ze in de praktijk tegen veel praktische en beleidsmatige problemen aanlopen (Rass, 2008). Vaak beschikt een klaslokaal maar over een paar computers en geven docenten aan over te weinig computerkennis en vaardigheden te beschikken.

Volgens Ensink (Cultuur en school, 2011) worden de mogelijkheden, die er zijn op het gebied van ICT onvoldoende gebruikt door leerkrachten bij de kunstvakken. ‘Er is veel te vinden over de verschillende vakken, bijvoorbeeld op de site van Digischool. Je zou daar in het onderwijs ook werkvormen bij kunnen verzinnen, bijvoorbeeld met digitale stemkastjes of met apps voor mobieltjes’.

Professor van Veen zegt (Cultuur en school, 2011) dat kunstleerkrachten, die zich niet met ICT bezighouden, terecht komen in een zelfgekozen isolement. ” Zij missen de aansluiting met de belevingswereld van kinderen of jongeren. Als leerkracht kan je de leerlingen inspireren als je hun wereld verweeft met het onderwijs. Je hebt als leerkracht niet alleen de plicht om hen vaardigheden en theoretische kennis over kunst en cultuur bij te brengen, maar ook om hen te motiveren en te inspireren’’.

Ook kunstvakken als dans en drama kunnen volgens Van Veen (Cultuur en school, 2011) gebruik maken van ICT. “ Zo kun je leren dansen met de Wii. De filmpjes kunnen zelfs in slow motion worden afgespeeld, zodat je precies kunt zien hoe je bepaalde bewegingen moet maken. Bij drama kun je bijvoorbeeld leerlingen bepaalde scènes van een toneelstuk op het internet laten opzoeken. Zo kunnen op een eenvoudige en aansprekende manier de lessen verrijkt worden’’.

2.1.3 Rol van de leerkrachtBelangrijk is de rol van de leerkracht bij kunst en ICT. De leerkracht als ontwikkelaar of de leerkracht als begeleider van het proces. Voor beide rollen zijn verschillende competenties gewenst (SLO, 2008). Docent als ontwikkelaar:- Kent op internet beschikbare cursussen en materialen op het eigen vakgebied.- Kan uitdagende vragen en opdrachten maken met ICT waar dit zinvol is.- Kan digitale leerstof maken of arrangeren.Docent als begeleider:- Kan feedback geven, die de zelfstandigheid van de leerlingen bevordert.- Kan coachen op leren leren: niet teveel en niet te weinig ingrijpen. - Kan werken met digitale portfolio’s.

2.2 MediakunstOnder Mediakunst wordt verstaan: alle vormen van tijdgerelateerde kunstwerken en die met geluid en/of beeldregistratie tot stand laten komen (Dijkstra, n.d.). Een tijd gerelateerd kunstwerk is een werk dat verandert en ‘beweegt’, in tegenstelling tot andere kunstvormen die statisch zijn, zoals schilderijen en de meeste beeldhouwwerken. Vormen van mediakunst kunnen bestaan uit foto of videokunst, maar bijvoorbeeld ook uit computerkunst of robotkunst. Voor het onderzoek wordt de vorm videokunst uitgewerkt.

2.3 VideokunstSinds 1965 heeft video een plaats gekregen binnen het domein van de beeldende kunst en heeft zich ontwikkeld tot één van de meest beoefende vormen van kunst. In de jaren zestig werd de videoapparatuur geïntroduceerd.

Belangrijke kenmerken die afwezig kunnen zijn in videokunst (Gerardus, 2011) :- De plot. De werken hoeven niet naar een einde te werken en karakters te bevatten. In een museum worden ze vaak herhalend getoond, waardoor bezoekers niet bij het begin van een film starten met kijken. - De acteurs. In videokunst wordt op een andere manier met acteren omgegaan, vaak komen er geen acteurs aan te pas. - Dialoog. Videokunst kan geen dialoog bevatten.

11

Page 12: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

- De techniek. Regelmatig is in videokunstwerken de techniek het onderwerp. Bepaalde technieken worden genegeerd, zoals belichting, montage of wijze van vertoning.

Videokunst kan in verschillende categorieën worden verdeeld:- Documentair: vastleggen van de werkelijkheid. Een documentaire geeft vaak feiten over een onderwerp.- Registratie: een act wordt vastgelegd en later tentoongesteld.- Fictie: Hieronder vallen werken, die zelf bedacht zijn, zoals films, reclames of soaps.- Mediumspecifiek: experimenten naar de mogelijkheden van de videotechniek zelf.

Voor dit onderzoek is gekozen voor de vorm ‘registratie’, omdat een doemorgen tijdens de projectweek wordt gefilmd. Deze wordt op een later tijdstip tentoongesteld.

2.4 Standpunten om te filmenBij het maken van een videofilmpje kan gelet worden op verschillende standpunten:Vogelperspectief: Een video in vogelperspectief wordt van bovenaf genomen. Het onderwerp bevindt zich lager dan de camera, net zoals een vogel neerkijkt op de mensen. Kikkerperspectief: Een video in kikkerperspectief wordt van onderaf genomen. Het onderwerp bevindt zich hoger dan de camera, net zoals een kikker omhoog kijkt naar de mensen. Lijnperspectief: Een video in lijnperspectief wordt op ooghoogte genomen. Het onderwerp bevindt zich op dezelfde hoogte dan de camera, net zoals wij normaal naar iets kijken.

2.5 LiteratuurstudieMet de literatuurstudie wil ik antwoord krijgen op de deelvraag: ‘ Wat is er in de theorie bekend over Kunst en ICT en mediakunst?’. De zoekmachine Google en de catalogus van het KCO in Doetinchem zijn gebruikt voor het vinden van informatie. De volgende zoektermen zijn gebruikt: ‘ Kunst en ICT’ en ‘Mediakunst’. 2.6 BeginsituatieElk jaar wordt er een projectweek gehouden op basisschool De Watermolen met elk jaar een ander thema. Dit jaar is het thema ‘Kunst’. Een week lang worden er lessen en workshops gehouden rond dit thema. Tijdens deze week wordt er een doeochtend gehouden voor de bovenbouw, waarop er allerlei workshops worden gegeven. Het team heeft gebrainstormd over de verschillende activiteiten. Hierbij heb ik aangegeven iets te willen doen met film en/of video. De school heeft nog weinig ervaring met een dergelijke activiteit als deze. Wel is er een aantal jaren geleden een promotiefilm gemaakt voor de school, maar dit werd gedaan door een externe partij.. Het team geeft mij de verantwoordelijkheid om deze workshop verder uit te werken.

2.7 Gewenste situatieVoor de projectweek ‘Kunst’ wordt een workshop uitgewerkt rond film/video. Deze workshop zal in de projectweek worden gegeven aan kinderen uit de bovenbouw. In deze workshop gaan de kinderen de verschillende activiteiten tijdens de doeochtend vastleggen. Zo leren de kinderen dat ze vanuit verschillende standpunten kunnen filmen en hoe ze het filmpje kunnen monteren. De filmpjes worden vertoond op de kijkavond.

3. Woordenschatonderwijs

12

Page 13: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

InleidingWoordenschat heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen in het taalonderwijs. Dit komt ondermeer door de toename van allochtone kinderen met een niet-Nederlandse thuistaal. Bij woordenschat gaat het niet alleen om het aanleren van de betekenis van nieuwe woorden, maar ook om uitdrukkingen en spreekwoorden. De computer kan een geschikt hulpmiddel zijn om te gebruiken bij vormen van taalonderwijs.

3.1 WoordenschatWoorden staan centraal in onze taal. Zonder een gedegen woordenschat is taalontwikkeling maarbeperkt mogelijk. Het herkennen van woorden (decoderen, vlot lezen, lezen met begrip, luisteren) enhet actief gebruiken van taal (spreken, schrijven, spellen) wordt veel moeilijker op het moment dat dewoordbetekenissen niet bekend zijn. Daarmee is een goed ontwikkelde woordenschat één van de belangrijkstevoorwaarden voor een succesvolle schoolloopbaan (Biemiller, 2003).

3.2 Belang van woordenschatonderwijsKinderen maken zich spelenderwijs een grote hoeveelheid woorden eigen. Op school tijdens onderwijsactiviteiten vergroten kinderen hun woordenschat zonder dat ze daar veel moeite voor doen. Huizinga (2005) noemt drie redenen waarom woordenschatonderwijs van belang kan zijn:1. Er zijn veel begrippen die kinderen alleen op school leren en niet in het gewone taalverkeer. Begrippen als thema, vulkanisme, persoonsvorm en klinker heb je nodig om het onderwijs te kunnen volgen.2. Kinderen leren op school begrippen van het ‘Standaardnederlands’. Dat is de officiële taal die bij overheidsinstellingen, kranten en op radio en televisie gebruikt worden. Op de basisschool wordt er gebruikgemaakt van een taalvariant die heel dicht in de buurt ligt van het Standaardnederlands en die wordt aangeduid als ‘schooltaal’. Kenmerken voor de schooltaal is dat je duidelijk aangeeft wat je bedoelt en correcte grammaticale zinnen hanteert. 3. Bij woordenschatonderwijs moet speciale aandacht besteed worden aan kinderen die er baat bij hebben als er veel nieuwe woorden worden aangeleerd. Het gaat vaak om allochtone kinderen, maar ook om kinderen die van huis uit dialect spreken of kinderen die een vertraagde taalontwikkeling hebben of opgroeien in een taalarm milieu.

Bij woordenschatontwikkeling maakt Huizinga (2005) onderscheid tussen incidentele en intentionele woordleersituaties. Bij incidentele woordleersituaties komen de leerlingen toevallig een nieuw woord tegen en is er een noodzaak om achter de betekenis van het woord te komen. Bij intentionele woordleersituaties heeft de leerkracht de bedoeling om de leerlingen nieuwe woorden aan te leren. Uit Amerkaans onderzoek (Carlisle, 2002) blijkt dat kinderen jaarlijks hun woordenschat uitbreiden met 300 tot 600 woorden op basis van expliciet woordenschatonderwijs. Bij deze vorm van onderwijs is er sprake van gerichte instructie waarmee woorden worden uitgelegd. Een veel groter aantal woorden, 3000 tot 3500 in getal, leren kinderen op een impliciete manier, waarbij ze de betekenissen van woorden leren kennen zonder dat deze expliciet aangeleerd worden.

Vergroting van de woordenschat komt tot stand als woorden in een zinvolle context worden aangeboden en voldoende worden herhaald.

3.2 Verschillen in woordenschatAl op jonge leeftijd kunnen er grote verschillen ontstaan tussen kinderen als het gaat om woordbetekenissen. Deze verschillen hebben een drietal oorzaken (Anderson & Nagy, 1992):

1. De verschillen kunnen verklaard worden door omgevingsfactoren, zoals bijvoorbeeld de thuisomgeving. Het aantal woorden dat kinderen in thuissituaties horen verschilt enorm. Stahl (1999) zegt op basis van onderzoek dat er 615 woorden per uur worden gesproken bij gezinnen in een bijstandssituatie. In gezinnen met lichtgeschoolde ouders stijgt dit aantal tot 1251. Bij hoogopgeleide ouders gaat het zelfs naar 2153 woorden per uur.

2. Verschillen kunnen soms worden verklaard door biologische factoren. Taal- of geheugenproblemen kunnen maken dat het uitbreiden van de woordenschat minder vanzelfsprekend is dan vaak wordt aangenomen.

13

Page 14: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

3. De leesvaardigheid en het leesgedrag spelen een belangrijke rol. Een aantal onderzoekers (Anderson & Nagy, 1992) hebben aangetoond dat juist door veel lezen de mogelijkheid ontstaat om veel nieuwe woorden te leren kennen. Het niet goed kunnen of willen lezen is daardoor een enorme beperking voor de uitbreiding van de woordenschat.

Kinderen uit taalrijke milieus komen dus veel meer in aanraking met nieuwe woorden dan hun leeftijdgenootjes uit taalarme milieus. Dit staat ook wel bekend als het woordenschatgat. Dan is er ook nog een enorme diversiteit aan woordbetekenissen die kinderen kennen. Interesses en leefwerelden van kinderen verschillen sterk en ook is de opbouw van hun woordenschat maar gedeeltelijk vergelijkbaar. Deze verschillen komen vaak samen op school.

3.3 Instructie tijdens het woordenschatonderwijs

Verhallen en Verhallen (2004) laten zien waarom woordenschat zo belangrijk is: bij taalverwerving draait alles om woordenschat. Een gesprek hapert altijd wanneer de woordenschat niet voldoende is. Er zijn vier niveaus waarop een taalverwerver zich moet bekwamen: 1. het klank- en letterniveau 2. het woordniveau 3. zinsniveau 4. tekstniveau

Een goede aanpak voor instructie tijdens het woordenschatonderwijs is het vierfasenmodel van Verhallen (Verhallen en Verhallen, 1994). Dit model bestaat uit de volgende fasen:1. Voorbewerken: Dit is een fase die voorafgaat aan het eigenlijke leren van nieuwe woorden. Er wordt een gunstige beginsituatie gecreëerd. Dat houdt in dat er gezorgd wordt voor een goede context of een functionele leersituatie en de voorkennis van de kinderen activeert.2. Semantiseren: In deze fase wordt de betekenis van woorden voor de leerlingen duidelijk. Dat wordt binnen de context waarin een woord wordt aangeboden gedaan. Dit kan bijvoorbeeld door een voorwerp te laten zien, een omschrijving te geven en het verwoorden van kenmerken van het woord.3. Consolideren: In deze fase worden de woorden ingeoefend. Als één keer de betekenis van een woord is uitgelegd, dan wordt het nog niet vastgehouden in het woordgeheugen. Het is belangrijk om de aangeleerde woorden geregeld terug te laten komen in verschillende situaties en op verschillende momenten.4. Controleren: In de laatste fase wordt nagegaan of de kinderen de aangeleerde woorden ook werkelijk onthouden hebben en de betekenis kennen.

Dan is er nog de vraag: ‘welke woorden leer je de kinderen aan’? Verschillende criteria worden regelmatig gebruikt voor het maken van een woordselectie (Nagy & Hiebert, 2008):- Een eerste argument is de woordfrequentie oftewel hoe vaak worden woorden gebruikt. Hoogfrequente woorden hebben de voorkeur, omdat het kennen van deze woorden meer effect heeft op de verbetering van taalvaardigheid van de leerling.- Een tweede argument is de vertrouwdheid van woorden. Deze hangt samen met de mogelijkheden om de betekenis van een woord te herkennen en te begrijpen. Het woord ‘mediaspeler’ zal niet gauw in lagere groepen aangeboden waren. Het vraagt te veel achtergrondkennis om het woord te kunnen begrijpen.- Een derde argument is de interconnectiviteit. Naarmate een woord meer verbindingen heeft met andere woorden is de bereidheid om een woord aan te leren meer aanwezig.

Naast individueel en samenwerkend leren met een computer, wordt het momenteel ook steedsgemakkelijker om met meer kinderen tegelijk te leren met behulp van een computer en een digitaalschoolbord. Het belangrijkste winstpunt is dat er zaken groot geprojecteerd kunnen worden. Hierdoor ontstaan nieuwe mogelijkheden om begeleiding te bieden en gerichte interactie tussen meerdere leerlingen te creëren. Bijvoorbeeld door samen de opdrachten uit te voeren. De tijd is er rijp voor om ook woordenschatsoftware groot te projecteren en er vervolgens, met de kinderen die het nodig hebben, samen mee aan de slag te gaan.

14

Page 15: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Begeleid onderwijs met behulp van een computer en een digibord biedt veel nieuwe mogelijkheden voor doelgerichte interactie en hoeft daardoor zeker niet te vervallen in het klassikale onderwijs.

3.4 Woordenschatsoftware

Om vast te kunnen stellen welke software effectief is, is het belangrijk om af te bakenen wat nuwel en niet valt onder woordenschatsoftware. Een eerste belangrijke voorwaarde is dat er een didactiek in verwerkt zit om kinderen op een effectieve en efficiënte manier nieuwe woorden te laten leren. Een tweede belangrijke voorwaarde is dat er een groot aantal woorden, minimaal enkele honderden, op deze manier worden aangeboden. Voldoet de software niet aan deze kenmerken, dan vallen de betreffende pakketten niet onder ‘goede’ woordenschatsoftware. Er zijn namelijk onvoldoende garanties te geven dat de kinderen door te werken met de software ook daadwerkelijk hun woordenschat vergroten (Cös, 2008).

Als je kijkt naar de mogelijkheden van goede woordenschatsoftware, dan kun je vaststellen dat hetsemantiseren, het consolideren en het contoleren op een heel krachtige manier met de computer kan gebeuren. Dit is minder het geval bij het voorbewerken, want daar is de computer niet goed in. De computer kent het kind niet, weet niet wat de specifieke belevingswereld is en kan ook niet globaal inschatten wat de voorkennis van het kind is. Voorbewerken, het voor het eerst in aanraking komen met de woorden, kan beter gebeuren tijdens een interactieve activiteit, bijvoorbeeld in een taalles. De woorden kunnen dan in een context gepresenteerd worden, ondersteund door achtergrondkennis en begeleiding van de leerkracht (Cös, 2008).

3.4 De cirkel van woordenschatonderwijs

De belangstelling voor woordenschatonderwijs is in Nederland de laatste jaren sterk toegenomen. Daarmee wordt onderwijs in woordenschatontwikkeling vaak geassocieerd met het aanleren van woordbetekenissen. Dit is een belangrijk aspect, maar er zijn er meer zaken die een positieve invloed hebben op het vergroten van de woordenschat van kinderen. Deze zaken hebben een cyclisch karakter en zijn daarom te plaatsen in een cirkel (Cös, 2008). Binnen deze cirkel kan je vier onderdelen onderscheiden.

Het eerste onderdeel is de taalrijke omgeving. Er bestaan grote verschillen tussen de thuissituatie, maar ook scholen verschillen in de mate waarin de onderwijsleeromgeving taalrijk is ingericht. Voorbeelden hiervan zijn interactief voorlezen, gespreksvormen en uitwisselingsvormen zoals een discussie. Ook de digitale leeromgeving op scholen is onderdeel van een taalrijke omgeving. Hierbij kan gedacht worden aan websites die gebruikt worden om woorden, begrippen en informatie na te zoeken, zoals zoekmachines en woordenboeksites. Verder zijn er ook verschillende educatieve sites die bedoeld zijn om je te verdiepen in onderwerpen. Dan zijn er nog videosites waar op basis van zoekwoorden bijpassend beeldmateriaal te bekijken is.

Het tweede onderdeel van de cirkel van het woordenschatonderwijs zijn de strategieën en vaardigheden om de betekenis van woorden die nog onbekend zijn, af te leiden. Instructie geven over woordenschat kan zinvol zijn, maar de meeste woorden leren kinderen zelf zonder dat er wat wordt uitgelegd. Ze leiden de betekenis zelf af, zoeken het woord op of vragen het na. Dit blijft vaak niet in één keer hangen. Daarom is het belangrijk dat kinderen zelf ook over strategieën en vaardigheden beschikken waarmee ze in staat zijn om de betekenis beter te onthouden. Dit kunnen ze doen door te associëren, bijvoorbeeld een woordweb te maken, woorden aan

15

Page 16: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

elkaar te verbinden met een relatieschema, bijvoorbeeld een woordparaplu of de woordbetekenissen toe te passen, bijvoorbeeld in raadsels, teksten, afbeeldingen, gespreksvormen en presentaties.

Het derde onderdeel van de cirkel van het woordenschatonderwijs is gericht op het aanleren van woordbetekenissen. Dit kan via is het vierfasenmodel van Verhallen (Verhallen en Verhallen, 1994) zoals hierboven beschreven.

Het vierde en laatste onderdeel van de cirkel van het woordenschatonderwijs is het gebruiken of toepassen van nieuwe woordbetekenissen. Dit betekent dat kinderen bij het lezen, schrijven, luisteren en spreken de woorden herkennen en actief gebruiken. In de communicatie tussen kinderen gaan woorden een rol spelen, wat betekent dat de omgeving weer taalrijker wordt en ook andere kinderen in contact komen met nieuwe woorden die ook voor hen belangrijk kunnen zijn.

3.5 De toegevoegde waarde van ict

Bij alle onderdelen van de cirkel van het woordenschatonderwijs is meerwaarde te creëren door gebruik te maken van ict. Er zijn verschillende mogelijkheden om hardware en software te gebruiken. Met name de rol van internet wordt steeds belangrijker. Cös (2008) heeft een schema gemaakt met een aantal gebruiksmogelijkheden van ICT binnen het woordenschatonderwijs.

De meest bekende voorbeelden van ICT in het woordenschatonderwijs zijn de computerprogramma’s die tot doel hebben om nieuwe woorden aan te leren. Daar is ICT een belangrijk middel om de instructie flexibeler te maken en los te koppelen van instructie door de leerkracht. Amerikaans onderzoek (McCardle, 2004) laat zien dat woordenschatinstructie met de computer effectiever kan zijn dan traditionele instructie door de leerkracht. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de kwaliteit van de software in orde moet zijn.

Goede software voor woordenschatonderwijs hoeft niet gebonden te zijn aan een taal of leesmethode. Het kan wel een voordeel zijn als dit wel zo is, want dan worden woorden op een functionele manier verbonden met

16

Page 17: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

dat wat al in de klas gebeurt. Dit betekent dat betekenissen niet zomaar uit de lucht komen vallen en op een geïsoleerde manier aan de orde komen. Bij het ‘los’ aanbieden van woorden is de kans een stuk kleiner dat kinderen het woord uiteindelijk onthouden. In goede software worden woorden op meerdere manieren uitgelegd of gesemantiseerd. Verder zorgt audio-ondersteuning ervoor dat de instructie ook te beluisteren is en, als het van toepassing is, ook het geluid bij het woord te horen is.

3.3 Methode

3.3.1 LiteratuurstudieMet de literatuurstudie wil ik antwoord krijgen op de deelvraag: ‘ Wat is er in de theorie bekend over woordenschat en ICT?’. De zoekmachine en de catalogus van het KCO in Doetinchem zijn gebruikt voor het vinden van informatie. De volgende zoektermen zijn gebruikt: ‘ Woordenschat’ en ‘Woordenschat en ICT’.

3.3.2 BeginsituatieAl een aantal jaren wordt er in de verschillende groepen op basisschool De Watermolen laag gescoord op de Cito woordenschattoets. Eén van de oorzaken is het percentage NT2-kinderen dat de afgelopen jaren is toegenomen in de verschillende groepen. Leerkrachten proberen in de groepen het woordenschatniveau omhoog te brengen met verschillende werkvormen. Zo wordt er al gebruik gemaakt van een ‘woordspin’ of het visualiseren van woorden doormiddel van afbeeldingen. De leerkrachten maken nog maar weinig gebruik van de mogelijkheden van ICT.

3.3.3 Gewenste situatieDe school wil graag dat het woordenschatniveau in de verschillende groepen omhoog gaat en dat resultaten op de Cito woordenschattoets verbeteren. De school is niet bekend met de mogelijkheden van ICT die bij kunnen dragen aan het woordenschatonderwijs. Daarom worden er per bouw drie ‘good practices’ ontworpen, die de leerkracht zou kunnen gebruiken om ICT te betrekken in het woordenschatonderwijs.

4. ZoekvaardighedenInleidingAls je het hebt over zoekvaardigheden, dan kun je niet om computers en internet heen. Dat zijn de middelen bij uitstek om informatie te zoeken, te selecteren en te verwerken. Het goed kunnen omgaan met informatie is

17

Page 18: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

een essentiële voorwaarde voor leerlingen om zelfstandig te kunnen werken en het vormt de basis voor een leven lang leren (Boekhorst, 2010).

4.1 Definitie informatievaardigheden/zoekvaardighedenEr bestaan verschillende opvattingen over het begrip informatievaardigheden. De afgelopen jaren zijn vanuit meerdere kanten allerlei definities gegeven aan het begrip, die nauwelijks op elkaar zijn afgestemd.

Eén van de studies die inzicht geeft in de verschillende opvattingen over informatievaardigheden is ‘Seven Faces of Information Literacy in Higher Education’ van Christine Bruce (1997). Zij ontdekte dat er op zeven verschillende manieren over informatievaardigheden wordt gedacht. Ze noemt het de zeven gezichten van informatievaardigheden.

Informatietechnologie: Informatievaardigheden kunnen worden gezien als een manier om informatietechnologie te leren gebruiken om informatie te vinden. Informatie is te vinden in allerlei bestanden en technologie maakt deze informatie toegankelijk. Het is belangrijk dat mensen goed met technologie kunnen werken.

Informatiebronnen: Informatievaardig zijn betekent dus: goed je bronnen kennen en het vermogen hebben om deze te gebruiken. De informatiebronnen kunnen in allerlei media worden aangetroffen: internet, boeken, bibliotheken en de mensen zelf.

Informatieproces: Het proces dat iemand doorloopt om een probleem op te lossen staat centraal. De gebruiker ontdekt dat hij te weinig weet en gaat op zoek naar informatie om dat tekort aan te vullen. Informatietechnologie speelt hier niet een hele belangrijke rol. Het gaat erom hoe mensen problemen oplossen of beslissingen nemen met informatie.

Informatiebeheer: Het beheersen van de grote hoeveelheid informatie staat centraal. Het gaat erom grip te houden op een enorme hoeveelheid informatie door deze systematisch te organiseren. Informatie moet snel kunnen worden teruggevonden.

Kennisverwerving: Het verwerven van kennis. Informatie is iets waar je over kunt nadenken. Het is kneedbaar en subjectief. De gebruiker evalueert en analyseert de informatie zodat een persoonlijk gezichtspunt wordt ontwikkeld.

Kennisgroei: Op basis van informatie moet nieuwe kennis worden gecreëerd. Het gaat erom om het goed te gebruiken. Dat er nieuwe dingen met de informatie worden gemaakt, staat centraal. De informatievaardige mens creëert altijd nieuwe informatie.

Wijsheid: Het zodanig gebruiken van informatie dat anderen er baat bij hebben. De persoonlijke waarden vormen een drijfveer bij het gebruik van informatie. Wijsheid helpt informatie in een breder perspectief te bezien. Informatie heeft altijd betekenis in het leven van de gebruiker en zijn omgeving.

Naast de zeven verschillende gezichten van Bruce zijn er nog drie mentale wijzen te beschrijven waarop iemand aan zijn informatie komt.

1. ObservatieOnder ‘observatie’ worden alle activiteiten gerekend die erop gericht zijn om via de zintuigen door directe waarneming die informatie te verkrijgen die nodig is om de informatiebehoefte te bevredigen (Boekhorst,

18

Page 19: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

2010). Door om je heen te kijken en te experimenteren en hierover te reflecteren, is een persoon in staat om onzekerheden over zijn omgeving te verminderen.

2. ConversatieMet ‘conversatie’ wordt de situatie bedoeld waarin aan anderen een vraag of vragen worden gesteld om de informatiebehoefte te bevredigen (Boekhorst, 2010). Dat kan gebeuren in face-to-facesituaties met een ander persoon of met een groep mensen, maar ook op afstand via een telefoon of email. Je kunt je richten op mensen uit je directe omgeving, maar ook tot onbekenden die je helpen bij het oplossen van een informatieprobleem.

3.ConsultatieHet begrip ‘consultatie’ verwijst naar het gebruik van informatie die in documenten op informatiedragers zijn vastgelegd. Het gaat dan met name om gedrukte en elektronische informatiebronnen die toegankelijk zijn via professionele informatieverzorging. Hieronder worden instellingen gerekend die als zelfstandige organisatie of als onderdeel van een grote organisatie belast zijn met het toegang geven tot informatie. Tot de mogelijke bronnen behoren bibliotheken, archieven en musea.

Bij het onderwijs wordt uitgegaan van informatievaardigheden als proces. Als mensen informatie gaan zoeken, doen ze dat met een bepaald doel voor ogen: om bestaande kennis te bevestigen of om nieuwe kennis te verwerven. Gedurende dit proces wordt een beroep gedaan op uiteenlopende vaardigheden: het kunnen omgaan met de computer om een catalogus te raadplegen, het kunnen beoordelen van een informatiebron, het verwerken van informatie in een verslag. De definitie van informatievaardigheden luidt dan: ‘ Iemand is informatievaardig als hij in staat is een informatiebehoefte te onderkennen, deze informatiebehoefte om te zetten in een zoekvraag, vervolgens de relevante informatiebronnen kan kiezen en raadplegen, de hiervoor benodigde informatietechnologie beheerst en in staat is de gevonden informatie te selecteren, te evalueren, te gebruiken en zo nodig vast te leggen en verder te verspreiden’ (Evers et al., 2004).

4.2 Lokaliseren, lezen en beoordelenInformatie vinden op internet lijkt heel gemakkelijk omdat je met weinig moeite toegang hebt tot veel informatie. Kinderen onderschatten vaak wat je allemaal moet weten en kunnen om met die informatie om te gaan. Bij goed gebruik van internet gaat het om drie soorten vaardigheden: lokaliseren, lezen en beoordelen (Kuiper, 2007).

Lokaliseren: Kinderen moeten leren waar je de informatie die je nodig hebt kunt lokaliseren, dus vinden. Ze hebben vaak veel moeite met het formuleren van goede zoektermen. Dit komt omdat ze slecht op de hoogte zijn van de manier waarop zoekmachines werken en hoe ze de verschillende manieren van zoeken kunnen inzetten.

Lezen: In een boek of tijdschrift moet je bladeren om naar de volgende informatie te gaan, maar op internet kun je gewoon een woord aanklikken en ga je automatisch naar de pagina waar meer informatie over dat woord wordt gegeven. Wat kinderen moeten leren, is het zogenaamde scannen van een tekst: geeft de tekst op het eerste gezicht informatie die je zoekt? Een ander aspect van het lezen op internet is lezen vanaf een computerscherm. Kinderen hebben vaak al snel in de gaten hoe een site is opgebouwd en leren snel achter welke knop welke informatie te vinden is.

Beoordelen: Het beoordelen van informatie kent drie vormen: begrijpen, betrouwbaarheid en bruikbaarheid. Om de tekst van een website te kunnen begrijpen, moet een kind een bepaald niveau van begrijpend lezen beheersen. Om een tekst te begrijpen is naast het begrijpen van de woorden en zinnen, ook nodig om leesstrategieën toe te passen. Kinderen moeten de informatie die ze op de websites vinden ook beoordelen op betrouwbaarheid. Wie is de auteur van de gevonden informatie en wat is de achterliggende bedoeling? Het laatste aspect is bruikbaarheid. Kunnen kinderen zien of de informatie relevant en dus bruikbaar is? Dat heeft

19

Page 20: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

te maken met of zij de informatie die ze gevonden hebben ook begrijpen. De kinderen moeten vragen stellen bij de informatie die ze gevonden hebben, zodat de leerling kan zien of de informatie ook werkelijk antwoord geeft op zijn informatiebehoefte.

Begrijpen, beoordelen en bruikbaarheid zijn vaardigheden die de leerling al doende leert door vragen te stellen bij de gevonden informatie om zo erachter te komen of die informatie echt voldoet aan zijn informatiebehoefte (Kuiper, 2007). 4.2 Het Suc6-modelOp basis van het informatieproces heeft Den Hollander (2010) het ‘Suc6-model’ ontwikkeld. In dit model doorloopt een leerling zes stappen om een probleem op te lossen. Dit model heeft Den Hollander specifiek voor het onderwijs ontwikkeld. Hieronder is het ‘Suc6-model’ in stappen weergegeven:

Stap 1 – Starten: Het probleem eigen maken. Je moet je afvragen wat het probleem precies is en wat je precies te weten wil komen. Daarnaast moet je een plan van aanpak maken om aan de slag te kunnen. Onzekere leerlingen zullen hier onmiddellijk al naar het oplossen van het vraagstuk door heen willen om van die onzekerheid af te komen. Het plan van aanpak dat ze in dit stadium moeten opstellen, zal een duidelijk beeld en dus zekerheid moeten verschaffen over de manier waarop ze aan hun informatiebehoefte gaan voldoen. Anderen gebruiken hun ervaring en structureren hun handelingen. In deze fase gaan leerlingen over van opdrachtgerichte aandacht naar aandacht voor het eigen handelen: ‘Wat ga ik doen?’, ‘Hoe ga ik het doen?’ en ‘Wanneer ga ik het doen’?

Stap 2 – Vragen: Je vraagt je af wat je al weet over het onderwerp en waar je de informatie gaat zoeken. Je formuleert een aantal onderzoeksvragen die gebruikt kunnen worden bij het opzoeken van informatie. Het formuleren van goede vragen is niet gemakkelijk. De vraag moet ook daadwerkelijk leiden naar het antwoord dat je wilt. Er zijn binnen het onderwijs drie niveaus van vragen te onderscheiden. Het eerste niveau betreft vragen die de leerlingen tot het vergaren van informatie laat komen. Het tweede niveau betreft vragen op procesniveau: langs welke weg kom je tot die bepaalde informatie en kennis? Het derde niveau betreft vragen over het kennisniveau van de leerlingen. Deze vragen komen vooral voor in toetsen.

Stap 3 – Zoeken: Je gaat kijken welke zoekstrategieën je gaat gebruiken. Een zoekstrategie wil zeggen dat je bepaalt langs welke wegen je op zoek gaat naar informatie. Nu moet bepaald worden waar en hoe de informatie kan worden gevonden. Er moeten een aantal zoektermen worden geformuleerd. Goede zoektermen zijn een voorwaarde om met een zoekmachine op internet gericht te kunnen zoeken en bij bruikbare informatie uit te komen. Ook moet worden bepaald welke bronnen er worden gebruikt. De opties waar leerlingen vaak over beschikken variëren van boeken, tijdschriften tot websites en zoekmachines.

Stap 4 – Vinden: Bij deze stap begint het zoeken naar informatie. Er wordt gekeken of de informatie betrouwbaar is, van wie de informatie afkomstig is en of het voldoende informatie is. Eén van de mogelijkheden is het zoeken naar informatie op internet. Er zijn drie criteria voor bruikbaarheid van een website. Bij het eerste criterium wordt gekeken of de website aan de behoefte voldoet. Met andere woorden: of de vragen die in zoektermen zijn vertaald, door de informatie op de sites beantwoord worden. Bij het tweede criterium gaat het om de vormgeving van een website. De vormgeving bepaalt de volgorde van het lezen van informatie op een beeldscherm. Bij het derde criterium gaat het om een goede leesbare site die voor leerlingen aantrekkelijke informatie biedt. Het is in deze stap van belang dat de leerlingen niet te snel tevreden zijn met de informatie die ze gevonden hebben, maar dat ze meerdere bronnen raadplegen om de informatie met elkaar te vergelijken en om meer informatie te vinden.

Stap 5 – Kiezen: De benodigde informatie wordt bestudeerd en kan verwerkt worden in een presentatie die een antwoord kan geven op de onderzoeksvragen. De leerlingen ordenen de informatie. Ze plaatsen de antwoorden op de vragen bij deelonderwerpen of hoofdstukken en schrijven een conclusie als antwoord op de

20

Page 21: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

hoofdvraag. De wijze waarop ze gaan ordenen is ook afhankelijk van de wijze van publiceren: wordt het een werkstuk, een PowerPointpresentatie, een spreekbeurt of een website?

Stap 6 – Terugkijken: Terugkijken en evalueren of het probleem is opgelost. De evaluatie kan het best worden georganiseerd aan de hand van formulieren. Zo kan de leerkracht samen met de leerling de verschillende aspecten van de opdracht op basis van vooraf geformuleerde criteria doornemen. In deze samenwerking met de leerlingen kan gezamenlijk het niveau van het geleverde werk worden bepaald. Er kan voor worden gekozen om de criteria aan de leerlingen kenbaar te maken, maar dit kan ook de creativiteit van de leerlingen beschadigen.

4.3 Belang van informatievaardighedenOp dit moment is alle informatie toegankelijk vanachter ons eigen bureau, maar is het probleem om in de overvloed van beschikbare gegevens de juiste informatie te vinden. Je moet kunnen beoordelen of de gevonden informatie relevant is. Hoe mensen met informatie omgaan staat aan de basis van het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden (Boekhorst & van Veen, 2010). Telkens zijn er nieuwe technologieën die nieuwe mogelijkheden aanbieden. Veel informatievaardigheden worden informeel of al doende geleerd. Dit biedt echter geen garanties op kwaliteit. Er vindt geen normering, toetsing of certificering plaats. Boekhorst & van Veen (2010) vinden dat informatievaardigheden onderdeel van het curriculum van de school moeten zijn.

4.4 Methode

4.4.1 LiteratuuronderzoekMet de literatuurstudie wil ik antwoord krijgen op de deelvraag: ‘Wat is er in de theorie bekend over informatievaardigheden? De zoekmachines Google en de catalogus van het KCO in Doetinchem zijn geraadpleegd. De volgende zoektermen zijn tijdens het onderzoek gebruikt: informatievaardigheden, suc6-model en leerlijn informatievaardigheden.

4.5 BeginsituatieUit een gesprek met de ict-coördinator van De Watermolen is gebleken dat kinderen in de bovenbouw het moeilijk vinden om op internet goede informatie te vinden voor een spreekbeurt of werkstuk. De ict-coördinator heeft in de praktijk ervaren dat het sommige kinderen niet lukt om de juiste informatie te vinden bij een onderwerp. Wanneer de kinderen op zoek gaan naar informatie op het internet zijn er afspraken gemaakt wat betreft het gebruik van de verschillende sites. Naast de informatie van het internet gebruiken de kinderen ook wel informatie uit boeken of informatieboekjes van Junior. Om het werkstuk of een spreekbeurt te presenteren gebruiken de kinderen vaak een powerpoint-presentatie.

4.6 Gewenste situatieDe ict-coördinator van De Watermolen geeft aan de informatievaardigheden van de bovenbouwleerlingen te willen verbeteren. In samenspraak met de ict-coordinator is afgesproken een stappenplan te ontwikkelen. Hierbij wordt uitgegaan van het ‘Suc6-model’ van den Hollander (2010). De stappen in het model bieden een goede structuur voor kinderen en is makkelijk in te zetten. De stappen worden los van elkaar uitgewerkt op een kaart.

5. Sociale media

InleidingSociale Media zijn internettoepassingen, waarmee mensen online met elkaar in contact kunnen komen. Je kunt ze op allerlei manieren gebruiken. Voor privédoeleinden, vereniging/bedrijfsdoeleinden, maar ook in het onderwijs. In deze paragraaf wordt allereerst uitgelegd wat Sociale Media zijn. Daarna worden een aantal

21

Page 22: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

mogelijkheden beschreven om Sociale Media te gebruiken in het onderwijs. Als laatste wordt gekeken welke stappen er gezet moeten worden om Sociale Media ook daadwerkelijk te gaan gebruiken.

5.1 Web 2.0Op dit moment maakt het internet verschillende ontwikkelingen door. De ontwikkelingen zijn te onderscheiden in: web 1.0, web 2.0 en web 3.0. Web 2.0 wordt op dit moment het meest gebruikt, maar er wordt ook al gekeken naar web 3.0. Tegenwoordig wordt het internet niet alleen gebruikt om informatie te zoeken en uit te wisselen, maar ook om contacten te leggen met andere mensen. Van de Berg (2007) geeft de volgende definitie over web 2.0 toepassingen: Web 2.0 betekent niet veel meer dan “nieuwe fase van internet”.

5.2 Wat is Social Media“Social Media en onderwijs zijn nog geen dikke vrienden” (Keijzer, 2011). Scholen zijn bang voor het onbekende en dat is aan de ene kant begrijpelijk. Vaak weten leerkrachten nog te weinig en zien ze totaal het nut er niet van in. Toch is het aan de andere kant ook doodzonde als je kijkt wat een enorme mogelijkheden er zijn, als je maar weet hoe ze te benutten. Social Media is niet meer weg te denken uit de maatschappij.

Social Media is een verzamelnaam voor alle internettoepassingen waarmee het mogelijk is om informatie met elkaar te delen op een gebruiksvriendelijke en vaak leuke wijze (Social Media, 2011). Het gaat niet alleen om informatie in de vorm van tekst (nieuws of artikelen). Ook geluid (muziek) en beeld (foto’s of video) worden gedeeld via Social Media websites. Met andere woorden sociale media staat voor media die je laten socialiseren met de omgeving waarin je je bevindt.

De samenleving verandert ingrijpend door de inzet van ICT en sociale media. Mensen communiceren eindeloos met elkaar. Scholen merken deze veranderingen ook. Kinderen beschikken over mobiele telefoons en gebruiken sociale media veel. De ICT-voorzieningen zijn op de meeste scholen in orde. Bijna elke klas heeft een digitaal schoolbord, met toegang tot internet. Over sociale media zijn nog veel vragen (Pijpers, 2012).

5.3 Voorbeelden van Social MediaDe bekendste voorbeelden van Social Media zijn Facebook, Youtube, Twitter, maar ook WikiPedia. Een voorbeeld uit Nederland is Hyves. Hieronder wordt uitgelegd wat ze inhouden.

5.2.1 Facebook – Een website waar gebruikers hun persoonlijke interesses delen met anderen. Op dit moment zijn daar 800 miljoen gebruikers op actief. Als gebruiker kun je een persoonlijk profiel aan maken en anderen die ook een profiel hebben uitnodigen om vriend te worden. Iedere gebruiker kan op een zogenaamd prikbord berichtjes plaatsen. Deze berichtjes kunnen gaan over waar ze mee bezig zijn, waar ze aan denken of wat hun mening is. Men kan zowel publiekelijk als privé met elkaar communiceren. Daarnaast kun je foto’s en filmpjes delen met je vrienden. Daarnaast kun je het virtuele huisdier, je eigen boekenplank, je eigen aquarium en je eigen tuintje toevoegen.

Wat is het nut?Je kunt een omvangrijk vriendennetwerk aanleggen. Je kunt er gemakkelijk voor kiezen om alleen mensen die je kent toe te laten op de Facebookpagina. Je kunt gemakkelijk contact hebben met bijvoorbeeld familie aan de andere kant van de wereld en je foto’s en video’s delen.

Nadelen?Vrienden kunnen alles zien wat jij op Facebook verandert, wat voor berichten je hebt verstuurd en wat je tegen anderen hebt gezegd.

22

Page 23: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

5.2.2 Youtube – Een website die gespecialiseerd is in het publiceren van korte filmpjes die door gebruikers op internet worden gezet. Het motto van deze website is: “Youtube, broadcast yourself”. Elke maand worden er ruim 20 miljoen video’s op Youtube gezet. Het grootste gedeelte hiervan zijn thuisvideo’s, maar tegenwoordig speelt muziek ook een belangrijke rol. Om een video op Youtube te zetten moet er een gebruikersnaam aangemaakt worden. Elke video kan worden opgezocht met behulp van zoektermen die bij het filmpje zijn toegevoegd. Gebruikers kunnen zich abonneren op een andere gebruiker. Op die manier krijg je een berichtje als de betreffende gebruiker een nieuw filmpje heeft gemaakt. Daarnaast kun je reacties plaatsen bij video’s en een cijfer geven.

Wat is het nut?Het bereik van Youtube is omvangrijk. Je kunt goedkoop en gemakkelijk bekijken hoe bijvoorbeeld een land aan de andere kant van de oceaan eruit ziet. Een groot deel van de filmpjes zijn educatief. Zo wordt uitgelegd hoe de zon om de aarde draait.

Nadelen? – Je video’s zijn voor iedereen te zien, tenzij je alles goed afschermt. Er staan ook minder leuke filmpjes op Youtube die bijvoorbeeld te maken hebben met geweld.

5.2.3 Twitter - Met twitter kun je snel korte berichten (140 tekens) uitwisselen met andere gebruikers. Dat wordt “ twitteren” genoemd (Bathoorn, 2011). Een bericht op twitter wordt ook wel een tweet genoemd. Een hashtag kan je aan een bericht toevoegen om te laten zien waar het bericht over gaat. Twitter is een sociaal netwerk waarbij je vrienden kan toevoegen van wie jij de berichten leest. Jouw vrienden

kunnen ook jouw account volgen waardoor zij jou berichten zien. Twitter is helemaal gratis. Iemand die actief is op twitter wordt een twitteraar genoemd. Op dit moment zijn er in Nederland één miljoen actieve twitteraars actief. Wereldwijd zijn er honderd miljoen actieve gebruikers actief. Dit aantal groeit nog steeds.

Wat is het nut? - Twitter kan erg goed gebruikt worden in de klas. Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140 tekens. Of de leerkracht kan een vraag twitteren en de kinderen twitteren het antwoord terug. Daarnaast kan aan woordenschat gewerkt worden door een moeilijk woord te twitteren dat opgezocht moet worden. Het is wel belangrijk dat de leerkracht afspraken maakt over het taalgebruik in een educatieve context.

Nadelen? Twitter brengt ook gevaren met zich mee. In een tweet kan persoonlijke informatie worden gezet. Je kunt bijvoorbeeld gemakkelijk zien dat iemand niet thuis is, als er wordt getwitterd dat je ergens heen gaat. Je kunt ook gemakkelijk persoonlijke informatie van anderen op twitter zetten, waardoor diegene schade oploopt. Je kunt je twitter ook afschermen zodat niet alle mensen jouw informatie kunnen lezen.

5.2.4 Wikipedia – Wikipedia is een online encyclopedie. De naam “Wiki” komt uit het Hawaï en betekent snel en “pedia” komt van het Griekse woord “Encyclopedia”. Wikipedia kan in principe door iedereen bewerkt worden en kan daarmee dus niet garanderen dat de informatie daadwerkelijk klopt. Afgelopen december werden de 1.000.000 artikelen bereikt in Nederland. In

23

Page 24: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

totaal zijn er bijna 17.000.000 artikelen te vinden. Kinderen kunnen ook terecht op de website ‘wikikids.nl’. Deze variant op Wikipedia is voor en door kinderen gemaakt.

Wat is het nut? – Voor spreekbeurten of werkstukken is er veel informatie te vinden op Wikipedia. Wel moet er goed worden gekeken of de informatie ook daadwerkelijk klopt. Als leerkracht moet je kinderen goed laten zien hoe je omgaat met deze informatie.

Nadelen? Iedereen kan de artikelen op Wikipedia bewerken, waardoor er niet gegarandeerd kan worden dat de informatie klopt. Wanneer je informatie overneemt moet je goed controleren of deze informatie ook klopt.

5.2.5 Hyves – Hyves is een website waar je als gebruiker een vriendennetwerk kunt aanleggen. Het grootste doel van de website is contact houden met je vrienden doormiddel van een zogenoemde ‘krabbel’ te sturen. Dit is een kort berichtje naar een andere gebruiker. Naast berichtjes kun je als gebruiker ook foto’s en filmpjes plaatsen om je vrienden op de hoogte te houden. Als gebruiker kun je ook laten weten waar je op dat moment bent door een “ Wiewatwaar” in te vullen. Dit is een kort bericht op je eigen pagina waar in staat wat je waar aan het doen bent.

Wat is het nut? – Een mogelijkheid zou zijn om een eigen Hyves-pagina aan te maken voor de klas. Aan de hand van Mediawijsheidlessen kun je kinderen bewust maken van de gevaren op Hyves, maar kun je ook laten zien hoe je op een prettige manier met andere kinderen omgaat op Hyves.

Nadelen? Wanneer je een Hyves-pagina niet goed afschermt is deze voor iedereen te zien en te lezen. Ook digitaal pesten gebeurt steeds vaker via Hyves. Kinderen moeten altijd aangeven aan de leerkracht of ouders wanneer ze gepest worden op Hyves.

5.2.6 Blog – Een blog is een online dagboek die je als gebruiker kunt bijhouden. Naast het plaatsen van berichten kunnen mensen reageren op berichten en kun je artikelen makkelijk doorsturen naar andere netwerken. Eén van de bekendste blog is “waar ben jij nu”, waarbij gebruikers die in het buitenland zitten hun belevenissen vertellen.

Wat is het nut? Een blog kan ook heel goed gebruikt worden in de klas. Kinderen vinden het vaak leuk om achter de computer te werken. Er zijn verschillende manieren om het bloggen te gebruiken in het onderwijs. Samen met een klas kun je een blog bijhouden met daarin de dingen die kinderen hebben geleerd of hebben gedaan. Kinderen leren op deze manier ook nog eens schrijven en spellen. Er kan een schoolblog worden gemaakt, waarop de gebeurtenissen op school worden gepost. Ook kan je een onderwijsblog maken, waarop de laatste ontwikkelingen in het onderwijs staan.

Nadelen? Het risico bestaat dat je teveel informatie in een blogbericht zet, zodat persoonlijke informatie vrijkomt. Op deze manier zijn gegevens voor anderen makkelijk op te sporen.

Hoe ga je sociale media ook daadwerkelijk gebruiken in het onderwijs?Steeds meer scholen willen iets met sociale media. De eerste vraag is dan: Wat wil je ermee bereiken? Het vervolg is: Hoe pak je het aan en waar moet je op letten? Pijpers (Pijpers, 2012) heeft een mogelijk stappenplan ontwikkeld.

Stap 1: Onderzoeken wat je als school wilt bereiken met sociale media.Wil je iets doen voor de kinderen en dus inzetten tijdens de lessen? Of wil je sociale media inzetten voor de

24

Page 25: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

profilering van de school? Kijk daarna naar de verwachtingen bij de beschreven doelen. Wordt de bekendheid van de school vergroot? Sluit je aan bij de leefwereld van de kinderen? Verbetert het contact tussen de school en de ouders?

Stap 2: Prioriteiten stellen. Welke doelen wil je als eerste bereiken ?Je kunt als school de ambitie hebben om sociale media op alle fronten tegelijk in te zetten. Voor communicatie, professionalisering, en het onderwijsproces. Een risico daarbij is dat je als school teveel tegelijk wilt, waardoor de kans bestaat dat je overal dezelfde fouten maakt. Beter is één hoofddoel te stellen. Je kunt op twee manieren een rangorde aanbrengen: pragmatisch of principieel. Bij een pragmatische ordening worden de doelen gerangschikt op haalbaarheid. Bij een principiële ordening worden de doelen gerangschikt op basis van de missie of de onderwijsvisie van de school.

Stap 3: Kies de mediastrategie. Welke services worden ingezet?Zodra je als school weet wat je wilt, en wat je het eerste wilt aanpakken, moet er een mediastrategie worden gekozen. Welke services wil je inzetten? Daarvoor moet de school op de hoogte zijn van de mogelijkheden. De snelste manier is om te kijken hoe andere scholen het doen. Of oriënteer je op de plekken waar de doelgroep komt (Bijvoorbeeld: Hyves, Twitter, Ouders Online). Maak daarna een keuze.

Stap 4: Kies een boodschap. Welk verhaal wil je vertellen?Het beeld dat de school wil uitdragen, is belangrijk voor de schoolprofilering. Wat gebeurt er dagelijks in het contact tussen leerlingen en hun ouders en in het contact tussen leerkrachten onderling? Dat verhaal kan je op verschillende manieren vertellen. Bijvoorbeeld: met foto’s, filmpjes, of statusupdates op twitter. De school kan het zelf vertellen, maar de school kan het ook laten vertellen door leerlingen of ouders. De stijl en toon moet aangepast worden aan het beeld dat de school wil uitdragen. Bij sociale media gaat het om interactie en om de dialoog. Met de verhalen moeten anderen worden geïnspireerd en worden verleid om te reageren. Alleen dan heeft het gebruik van sociale media een meerwaarde.

Stap 5: Kies de mensen. Wie moeten erbij betrokken worden?Welke mensen zijn nodig om de gestelde doelen te bereiken? Wie krijgt welke taken? Komt de uitvoering bij één persoon te liggen of bij meerdere personen? Passen de taken binnen de gewenste uren? De school moet onderzoeken of er voldoende middelen zijn (hardware, software, budget, tijd en kennis).

Stap 6: Kies de successen. Wat gaat er goed en niet goed?Bepaal als school vaste evaluatiemomenten. Kies de successen: wat gaat er goed en wat niet? Wat heeft de school geleerd en welke successen zijn behaald? Wat is het volgende doel dat de school wil realiseren?

5.3 Methode

5.3.1 Literatuurstudie Met de literatuurstudie wil ik theorie vinden over ‘Social Media’ en ‘web 2.0’. Google en de catalogus van het KCO in Doetinchem zijn gebruikt bij het zoeken naar informatie. Zoektermen die zijn gebruikt: ‘ Social Media’, ‘Web 2.0’, ‘Twitter in de klas’, ‘Facebook’, en ‘Bloggen in de klas’.

5.3.2 EnquêteMet de enquête wil ik erachter komen of kinderen in de bovenbouw van basisschool De Watermolen zich op Social Media bevinden en of ze vinden dat Social Media in de klas moet worden gebruikt. De enquête is ingevuld door kinderen uit de groepen 5 t/m 8.

5.4 BeginsituatieDe school heeft aangegeven dat ze in de lessen geen gebruik willen maken van Social Media en dat Social

25

Page 26: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Media geen rol speelt binnen de school. Wel is de school van mening dat kinderen de gevaren van verschillende Social Media moeten weten. Zo zou het goed zijn om de kinderen te informeren over de mogelijkheden van Social Media, zodat kinderen er op een juiste manier mee om gaan. Het grootste gedeelte van het team van basisschool De Watermolen is niet bekend met Social Media en de mogelijkheden daarvan.

Op de vraag of de kinderen bekend zijn met het begrip Social Media antwoordt 82% procent met ja. De vraag die hierop aansluit is: “ Welke sociale media zijn dat”? In de grafiek hieronder zijn de antwoorden zichtbaar.

Hyves

Twitter

Faceb

ook

Youtube

Linked

inGeen

Anders0

20

40

60

80

100

120

hyvesTwitterFacebookYoutubeLinkedinGeenAnders

Uit de grafiek blijkt dat bijna alle keuzemogelijkheden bekend zijn bij de kinderen. Youtube, Facebook en Hyves scoren het hoogst.

Daarnaast is de vraag gesteld op welke websites de kinderen zelf actief zijn. Bij deze vraag komt opnieuw naar voren dat Youtube en Hyves het meest gebruikt worden.

Hyves Twitter FacebookYoutube Linkedin Geen Anders0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

HyvesTwitterFacebookYoutubeLinkedInGeenAnders

Conclusie beginsituatie:De sociale media zijn aardig bekend bij de kinderen van basisschool De Watermolen. Van Youtube en Hyves wordt dagelijks gebruik gemaakt. De websites worden vooral gebruikt om rond te kijken bij verschillende filmpjes en persoonlijke pagina’s.

5.5 Gewenste situatieIn de enquête zijn vragen gesteld over de gewenste situatie met betrekking tot het gebruik van sociale media in de klas. De school wil niet dat er in de lessen met Social Media wordt gewerkt. Toch is er gekeken of kinderen hier anders over denken.

26

Page 27: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

ja nee0

102030405060708090

janee

Uit deze grafiek blijkt dat een overgrote meerderheid (84%) in de klas met sociale media wil werken. Een klein percentage (16%) heeft dit liever niet. Een vervolg op de vorige vraag is: “ Hoe zou je sociale media in de klas kunnen gebruiken?”.

Via een

opdracht

Met een

gesprek

Met een

spree

kbeu

rt of w

erkstu

k

Anders0

10203040506070

Via een opdrachtMet een gesprekMet een spreekbeurt of werkstukAnders

Uit bovenstaande grafiek valt te lezen dat veel kinderen (64%) dit willen via een opdracht. Daarnaast zegt een grote groep (44%) dat het ook gebruikt kan worden met een spreekbeurt of werkstuk.

Wel wil de school graag geïnformeerd worden over de mogelijkheden van Social Media en wat dit betekent voor de kinderen. Ook de kinderen geven met een duidelijke meerderheid (71%) aan dat ze les willen krijgen over de mogelijkheden van sociale media.

27

Page 28: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

ja nee0

10

20

30

40

50

60

70

80

janee

Over wat de onderwerpen moeten zijn in deze lessen wordt verschillend geantwoord.

Toelichting leerlingen:

Over de gevaren van Social Media Hoe moet je omgaan met Social Media Privacy op internet Hoe je dingen op zoekt op internet Als je gepest wordt via Social media

Ook het team geeft aan om het fijn te vinden informatie te krijgen over Social Media. Er wordt een brochure

voor de leerkrachten ontwikkeld, waarin Social Media wordt uitgelegd en de mogelijkheden worden bekeken.

Conclusie gewenste situatieUit de antwoorden op bovenstaande vragen kan worden geconcludeerd dat kinderen openstaan voor gebruik van sociale media in de klas. Sociale media zouden een prima hulpmiddel kunnen zijn tijdens een opdracht of het maken van een spreekbeurt of werkstuk. De school vindt het belangrijk dat kinderen op de hoogte zijn van de gevaren van sociale media en kinderen geven dit zelf ook aan. Ze willen graag leren over de gevaren van Social Media en hoe je hier mee moet omgaan.

28

Page 29: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

BronvermeldingAnderson & Nagy (1992). The vocabulary conundrum. In: American Educator, 16(4), 14–18, 45–47

Andringa, M. (2012, februari 5). Juf Marije ( Kleuters en digibord). Opgehaald van Yurls: http://marijeandringa.yurls.net/nl/page/

Biemiller, A. (2003). Teaching vocabulary in the primary grades: Vocabulary instruction needed. In J.Baumann and E. Kame'enui (Eds.). Reading vocabulary: Research to practice, pp 28-40. New York, NY: Guilford Press.

Bordwerk. (2012, April 18). Verkeerapplicatie. Opgehaald van Bordwerk: www.bordwerk.nl

Brummelhuis, A. (2008). Digitale schoolborden in het PO. Zoetermeer: Kennisnet.

Brummelhuis, A. d. (2009). Web 2.0 als leermiddel. Zoetermeer: Kennisnet.

Brummelhuis, A. d. (2011). Vier in Balans Monitor 2011. Zoetermeer: Kennisnet.

Carlisle, J.F. (2002). Fostering Vocabulary Development in Elementary Classrooms. Michigan: University of Michigan/CIERA

Cös, J. (2009). Hoe ICT het woordenschatonderwijs kan verbeteren. Utrecht: Projectbureau Kwaliteit

De Muziekbus. (2012, Mei 20). De Muziekbus. Opgehaald van De Muziekbus: www.demuziekbus.nl

Digibord en digitaal schoolbord. (2011, september 26). Opgehaald van Schoolbordportaal: www.schoolbordportaal.nl

Duerings, J. v. (2011). Op Woordenjacht. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.

Dummer, G. (2010). Ict voor de klas. Groningen: Noordhoff Uitgevers.

e.a, V. R. (2009). Vier in Balans monitor 2009. Zoetermeer: Kennisnet.

F., V. (2007). Digitale schoolborden: een kritische kijk. COS, 16-17.

Fisser, P. &. (2007). Digitale schoolborden: Implementatie en gebruik van digiborden bij de scholen van de stichting VCPO Centraal Twente. n.b: n.b.

Hollander, P. d. (2010). Goochelen met informatievaardigheden. Bussem: Coutinho

Huizenga, H. (2005): Woordenschat. Groningen: Wolters-Noordhoff

instituut, F. (2012, April 18). Rekenspelletjes. Opgehaald van Rekenweb: www.rekenweb.nl

Jacobse, A. L. (2009, September 26). Kunstzinnige orientatie; werken met digitale media. Opgehaald van SLO: http://tule.slo.nl/KunstzinnigeOrientatie/F-L54a.html

Keijzer, C. (2011, Oktober 6). Social Media in het onderwijs. Opgehaald van Corinne Keijzer: http://www.corinnekeijzer.nl/2011/08/16/social-media-in-het-onderwijs/#more-851

29

Page 30: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Kennisnet. (2011, Oktober 14). Digiborden basisonderwijs - lesmateriaal. Opgehaald van Kennisnet: http://po.digiborden.kennisnet.nl/lesmateriaal/google_earth

Klascement. (2012, Mei 20). Startpagina voor Hot Potatoes. Opgehaald van Hot Potatoes: http://hotpot.klascement.net/

Koster, G. (2011). Filmpjes verrijken begrip en woordenschat. Zone, 10-11.

Kuipers, S. (2000). Internet in de klas. Utrecht: Bruna uitgevers B.V.

Manschot, M. B. (2009-2010). Maak je eigen online woordenboek. Jeugd in school en wereld, 6-9.

Mediamasters. (2012, Mei 20). Mediamasters. Opgehaald van Mediamasters: www.mediamasters2012.nl

Nederlands instituut voor mediakunst. (2012, mei 18). Wat is mediakunst? Opgehaald van NIMK: http://nimk.nl/nl/educatie/wat-is-mediakunst

Rass, A. en Lanschot Hubrecht,V. van, (2008). Kunstvakken en de computerals creatief gereedschap. In: Kunstzone, jaargang 7, nummer 9.

Schravesande, E. (2009). De betrouwbaarheid van internetbronnen. Zoetermeer: Kennisnet.

Stahl, K. A. (2008). Assessing Comprehension of Young Children. In: Handbook of Research on Reading Comprehension. Newark, DE: International Reading Association.

Verhallen M. & Verhallen S. (2000). Woorden leren, woorden onderwijzen. Handleiding voor leraren in basis- en voortgezet onderwijs. Amersfoort: CPS.

Videologic. (2011, Oktober 6). Film: " De digitale uitdaging in het onderwijs''. Opgehaald van Socialmediawijs: http://socialmediawijs.nl/over-smw/positieve-prikkels/film-digitale-uitdaging/

30

Page 31: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

BIJLAGE

Minorcontract Onderwijs en ICT en Mediawijsheid 2011-2012

31

Page 32: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

A. Persoonlijke gegevens

Naam Davie Klein Gunnewiek

Klas VR4BStageschool: naam en plaats De Watermolen GroenloNaam coach stageschool Cilia Stortelder

B. Minorgegevens

Nummer en naam van de minor Onderwijs en ICT

Naam van je begeleidend docent Lizette de Man

C. Vraagstelling

1. Wat is het onderwerp van je onderzoek?

2. Wat is het doel van je onderzoek?

Subdoelen minoronderdelen (SMART formuleren):

a. Schoolontwikkeling en ICT

1. Nieuwe media in het onderwijs op R.K De Watermolen.

2. Doel onderzoek

a. Implementeren en evalueren van het Smartboard in het onderwijs

32

Page 33: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

b. Onderwijsinhouden en ICT

c. ICT en opvoeding

d. Web 2.0 toepassingen

3. Welke onderzoeksvragen heb je opgesteld?

van R.K De Watermolen.

b. ICT- in een projectweek rondom het thema ‘Kunst’.Toepassen ICT in woordenschatonderwijs.

c. Zoekvaardigheden verbeteren van kinderen in de bovenbouw.

d. Onderzoeken hoe sociale media kunnen worden ingezet in het onderwijs van R.K De Watermolen.

Schoolontwikkeling en ICT

Hoofdvraag: Hoe kan het smartboard zo optimaal mogelijk worden ingezet in alle groepen van R.K De Watermolen?

Onderzoeksvragen:

- Wat is er in de theorie bekend over het gebruiken van digiborden in het onderwijs?

- Wat is de huidige situatie m.b.t. het gebruik van het smartboard op. R.K De Watermolen?

- Wat is de gewenste situatie m.b.t het gebruik van het smartboard op R.K De Watermolen?

- Welke stappen moeten worden gezet om te komen tot de gewenste situatie?

Onderwijsinhouden en ICT

Hoofdvraag: Op welke manier kunnen media-toepassingen een bijdrage

33

Page 34: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

leveren aan een projectweek rondom het thema “ Kunst”?

Onderzoeksvragen:

- Wat is er in de theorie bekend over de combinatie tussen Media en kunst?

- Wat is de gewenste situatie m.b.t. het toepassen van Media tijdens een projectweek rondom het thema “Kunst”?

- Welke stappen moeten worden gezet om te komen tot de gewenste situatie?

Hoofdvraag: Hoe kan ICT bijdragen om het niveau van woordenschat bij leerlingen te verbeteren?

Onderzoeksvragen:

- Wat is er in de theorie bekend over het gebruik van ICT bij woordenschatonderwijs?

- Wat is de huidige situatie m.b.t. woordenschatonderwijs op R.K De Watermolen?

- Wat is de gewenste situatie m.b.t. het toepassen van ICT bij woordenschatonderwijs?

- Welke stappen moeten worden gezet om te komen tot de gewenste situatie?

Opvoeding en ICT

Hoofdvraag: Hoe kunnen zoekvaardigheden van kinderen in de bovenbouw worden verbeterd?

Onderzoeksvragen:

- Wat is er in de theorie bekend over zoekvaardigheden?

- Wat is de beginsituatie van kinderen in de bovenbouw op De Watermolen?

- Wat is de gewenste situatie voor De Watermolen?

- Welke stappen moeten worden gezet om te komen tot de

34

Page 35: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

gewenste situatie?Web 2.0 toepassingen

Hoofdvraag: Op welke manier kan sociale media worden ingezet in het onderwijs van R.K De Watermolen?

Onderzoeksvragen:

- Wat is er in de theorie bekend over sociale media in het onderwijs?

- Wat zijn de mogelijkheden van sociale media voor R.K De Watermolen?

- Welke stappen moeten worden gezet om te komen tot deze situatie?

D. Bronnenonderzoek

1. Welke literatuur ga je bestuderen?

- Dummer, G. (2010). Ict voor de klas. Groningen: Noordoff Uitgevers

- Schoolbordportaal (2011). Verkregen op 26 september van:http://www.schoolbordportaal.nl/schoolborden/index.html

- Brummelhuis, A. den. (2009). Web 2.0 als leermiddel. Zoetermeer: Kennisnet.

- Brummelhuis, A. den. (2011). Vier in Balans Monitor 2011. Zoetermeer: Kennisnet.

- Brummelhuis, A.den (2008) Digitale schoolborden in het PO.Zoetermeer: Kennisnet

Brummelhuis, A.den (2010) Meerwaarde van het digtale schoolbord. Zoetermeer: Kennisnet

- Man L. de (2011). ICT, media en onderwijs. Verkregen op 26 september van:

http://lizette.yurls.net/

- Kuipers, S., (2000) Internet in de klas. Utrecht: Bruna uitgevers B.V.

- Vandewyer, F. (2007). Digitale schoolborden: een kritische kijk. COS. 19, 16-17.

- Wikiwijs. Verkregen op 26 september 2011 van: http://www.wikiwijs.nl/sector/po/home.psml

- Jacobse, A., Lei, R. van der., Loenen, S., Nieuwmeijer, C., & Roozen, I. (2009)

35

Page 36: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

2. Welke andere bronnen ga je bestuderen?

Kunstzinnige oriëntatie; werken met digitale media. Verkregen op 26 september 2011

- van, Ringersma, D., Zwaan, M., Kokkeler, B. (2008) Web 2.0 als leermiddel. Zoetermeer:Kennisnet.

- Schravesande, E. (2009) De betrouwbaarheid van internetbronnen. Zoetermeer: Kennisnet

- Social Media Wijs. (2011). Digitale uitdaging in het onderwijs. Verkregen op 6 oktober 2011 van: http://socialmediawijs.nl/film-digitale-uitdaging/

- Hollander. P. den. (2010). Goochelen met informatievaardigheden. Bussem: Coutinho

- Social Media Wijs. (2011). Digitale uitdaging in het onderwijs. Verkregen op 4 oktober 2011 van: http://socialmediawijs.nl/film-digitale-uitdaging/

- Blogs medestudenten

- Studiemiddag november 2011 UT Enschede

- ICT coördinator Stichting Delta

E. De praktijkcomponent

1. Welke activiteiten ga je ontwikkelen voor de stageschool?

Schoolontwikkeling en ICT

Aanbevelingen + handleiding met werkvormen voor het gebruik van het Smartbord bij verschillende vakken.

Onderwijsinhouden en ICT

- Mogelijkheden van ICT uitwerken bij een projectweek rondom het thema “Kunst”.

- Mogelijkheden van ICT uitwerken om het niveau van woordenschat bij leerlingen te verbeteren.

Web 2.0 toepassingen

36

Page 37: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

2. Hoe waarborg je een goede koppeling tussen theorie en praktijk?

Een studiemiddag waarin de mogelijkheden voor sociale media in het onderwijs worden uitgelicht.

Als eerste de theorie bij de verschillende onderzoeksvragen grondig te bestuderen. Daarna wordt de theorie de basis om de activiteiten in praktijk te brengen. Door meerdere keren te evalueren of de wisselwerking voldoende is, wordt een goede koppeling gewaarborgd.

F. Het eindproduct

Wat wordt het eindproduct van je minor?

- Ontwikkelen van 3 good practices per groep met betrekking tot het optimaal gebruik van het smartboard.

- Draaiboek uitwerken rondom de mogelijkheden voor media bij het thema “kunst”.

- Ontwikkelen van 3 good practices per bouw met betrekking tot het gebruik van ICT in het woordenschatonderwijs.

- Studiemiddag rond het thema “ Sociale media in de klas”.

G. Tijdsplanning

1. Hoe ziet je tijdpad eruit? SeptemberOpstellen van het werkplan, overleg met de stageschool, bestuderen van bronnen.

Oktober

Aanpassen werkplan, uitwerken van deelvragen, interviews afnemen met

37

Page 38: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

2. Wanneer/hoe vaak consulteer je je begeleidend docent?

3. Wanneer wil je het eindproduct presenteren?

leerkrachten op de stageschool over de specifieke beginsituatie.

November

Uitwerken deelvragen, bezoeken studiemiddag Enschede.

December

Uitwerken deelvragen afronden, website maken.

Januari

Presentatie eindproduct

Elke maand minimaal één keer. Via mail of op afspraak.

Januari

Januari

H. Urenverantwoording

1. Theoretisch deel: 420 uur

2. Praktisch deel: 410 uur

3. Presentatie: 10 uur

38

Page 39: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Overige opmerkingen

Voor akkoord:

Doetinchem, …………..2011

Docent Student

39

Page 40: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Enquête Digitale schoolborden

Bedankt voor het invullen van deze enquête. Het invullen van deze enquête zal ongeveer tien minuten in beslag nemen.

De enquête bestaat uit tien vragen: acht meerkeuzevragen en twee open vragen. Deze vragen zullen gaan over de rol van het digitale schoolbord in het onderwijs op basisschool De Watermolen. Bij de meerkeuze vragen is het de bedoeling dat je één antwoord aankruist. Kies dus het antwoord dat het beste bij je past.(Wanneer meerdere antwoorden mogelijk zijn, wordt dit aangegeven)Bij de open vragen probeer je zo kort en volledig mogelijk antwoord te geven.

Ik haal de enquête volgende week maandag/dinsdag weer op.

1. Ik gebruik het digitale schoolbord dagelijks in mijn lessen.

Ja, ik gebruik mijn bord dagelijks

Nee, ik gebruik het bord niet dagelijks

2. Ik ben ICT-vaardig genoeg om het digitale schoolbord te bedienen en kleine technische problemen zelf op te lossen.

Ja, ik ben in staat om het bord zelf te bedienen en kleine technische problemen zelf op te lossen. Ja, ik ben in staat om het bord te bedienen zolang deze goed werkt. Technische problemen kan ik zelf niet oplossen. Nee, ik ben niet ICT-vaardig genoeg om het bord te bedienen en kleine technische problemen zelf op te lossen.

3. Ik maak gebruik van verschillende software: bord-eigen software, methodegebonden software en methode onafhankelijke software.

Ja, ik maak gebruik van de verschillende software. Zowel bordeigen software, methodegebonden software en methode onafhankelijke software.

Ik maak alleen gebruik van de bordeigen software (Smart Notebook) I Ik maak gebruik van bordeigen software en de methodegebonden software Ik maak geen gebruik van verschillende software.

4. Ik ben in staat de verschillende software door elkaar te gebruiken.

40

Page 41: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Ja, ik ben in staat te switchen tussen verschillende software

Nee, ik ben alleen in staat om de software afhankelijk van elkaar te gebruiken.

Nee, ik ben helemaal niet in staat de verschillende software te gebruiken.

5. Ik ben de enige die gebruik maakt van het digitale schoolbord. De kinderen gebruiken het bord niet.

Ja, ik ben de enige die gebruik maakt van het bord tijdens bijvoorbeeld de instructie. Ik bepaal wat op het bord gebeurd en te zien is. Ja, ik ben de enige die gebruik maakt van het bord tijdens bijvoorbeeld de instructie. Ik laat de informatie die op het bord te zien is wel uit de kinderen komen. Nee, de kinderen krijgen bij mij de kans om het bord te gebruiken. Ik sta er wel bij om een controlerende taak uit te voeren. Nee, de kinderen krijgen bij mij de kans om het bord zelfstandig te gebruiken. Hierbij ben ik als leerkracht niet altijd aanwezig.

6. Ik zet het digitale schoolbord bij de volgende activiteiten in:( Meerdere antwoorden mogelijk)

Inleiding

Instructie

Verlengde instructie

Klassikale verwerking

Zelfstandige verwerking

Afsluiting

7. Ik wil me graag verder ontwikkelen in het gebruik van het digitale schoolbord, zodat ik de verschillende didactische werkvormen in kan zetten in de praktijk.

41

Page 42: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Ja, ik ben gemotiveerd om mijzelf verder te ontwikkelen. Dit doe ik het liefst zelfstandig. Ja, ik ben gemotiveerd om mijzelf verder te ontwikkelen. Dit doe ik het liefst onder begeleiding. Nee, ik hoef mij niet verder te ontwikkelen, omdat ik het gewenste niveau beheers. Nee, ik ben niet gemotiveerd om mijzelf verder te ontwikkelen. Ik zie hier het nut niet van in.

8. Het gebruik van het digitale schoolbord (in de gewenste situatie) krijgt van mij het volgende cijfer.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

9. Welke situatie is volgens jou gewenst, wat betreft het gebruik van het digitale schoolbord?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

10. Wat heb jij nodig om deze gewenste situatie te realiseren?

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

A B C D EVraag 1 7 0Vraag 2 6 1 0

42

Page 43: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Vraag 3 5 1 1 0Vraag 4 6 0 0Vraag 5 0 1 6 0Vraag 6 6 7 3 7 4Vraag 7 1 6 0 0

Resultaten enquête digibord

Vraag 8 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

0 0 0 0 0 0 0 5 1 0

Vraag 9 De gewenste situatie

1De mogelijkheden van het digitale schoolbord zijn ontzettend groot/veelzijdig. Je maakt gebruik van “bekende” mogelijkheden en opties. De ontwikkeling gaat erg snel! Hiervan ben ik niet goed op de hoogte.

2Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden wat betreft nieuwe ontwikkelingen, mogelijkheden etc. Ook nieuwe software bij methodes.

3Dat er materiaal is bij de thema’s voor zowel reken als bij taal activiteiten. Zelfcorrigerend materiaal. Moet nu alles zelf maken en kan dit niet allemaal.

4Ik gebruik de mogelijkheden van het digibord te weinig. Wat ik nodig heb beheers ik, maar er is veel meer mogelijk.

5Als ondersteuning voor de leerkracht. Ik zie meerwaarde in het visuele en de filmpjes. Ze zijn zo duidelijk, daar kun je niet tegen concurreren als je alleen maar vertelt. Ik zou graag zien dat lln. Meer gebruik kunnen en mogen maken van het digibord.

6Het gebruik van het bord moet een meerwaarde hebben voor de les. Het gebruik moet aangepast zijn aan de behoefte van de kinderen. Meer interactie ( Bijv: circuit)

7

Vraag 10 Benodigdheden

1Geregeld een bijeenkomst onder begeleiding, waarbij herhaling van bijvoorbeeld de mogelijkheden van Smart Notebook aan de orde komen. Daarbij zou er nieuwe

43

Page 44: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

software getoond kunnen worden en eventueel worden geoefend.

2 Begeleiding etc. ICT-bijeenkomst

3 Extra materiaal/oefeningen op digibord en evt. scholing.

4 Tijd om “stap voor stap” dingen uit te voeren, zodat ik zelf ook begrijp wat ik doe.

5 Om kinderen meer te laten gebruik maken, zou ik zelf lessen moeten maken en dat lukt me nog niet.

6 Observeren van de behoefte van kinderen. Zijn ze visueel ingesteld? Op wat voor manier blijven ze beter bij de les? Een rustige klas die de vrijheid van een circuit aan kan.

7

44

Page 45: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Marije Andringa is onderbouwleerkracht op CBS De Tol in Zuidlaren. Ze beheert een drukbezochte Yurls-pagina, waarop ze haar digibordbronnen beheert wanneer ze in de klas met het digibord werkt.

De yurls van Marije andringa is te bekijken via: http://marijeandringa.yurls.net

45

Op welke manier kan de yurls ingezet worden?De yurls van Marije Andringa is makkelijk in te zetten tijdens kringmomenten. Een groot voordeel is dat je thuis je les of activiteit kan voorbereiden, omdat de yurls via het internet beschikbaar is. Kinderen worden actief betrokken bij de activiteit, omdat ze vaak ook zelf op het digibord iets mogen doen.

YurlsYurls staat voor ‘ Your url’ en betekent jou eigen webadressen. Waar je vroeger themamappen gebruikte met kopieerbladen, kleurplaten en posters is alles nu digitaal te vinden.

Page 46: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Op internet zijn al vele digitale prentenboeken te vinden die direct bruikbaar zijn in onderbouwgroepen. Daarnaast is het leuk om met de kinderen zelf een digitaal prentenboek te maken.

Het digibord is in de onderbouw ook prima te gebruiken voor educatieve spelletjes.

46

Digitaal prentenboekEen digitaal prentenboek kan jezelf maken, maar er staan er ook al verschillende op internet die bruikbaar zijn in de klas. Vaak worden ze gemaakt met het programma ‘Powerpoint’.

Voordelen van digitale prentenboeken- Je kan op een groot scherm aan een grote groep illustraties laten zien.- Extra toevoeging mogelijk: geluid, interactiviteit en beweging.- Kinderen kunnen het digitale prentenboek zelfstandig bekijken op de computer. Herhaling is goed voor de woordenschat.- Interactiviteit maakt dat drukke kinderen zich beter kunnen concentreren op digitale prentenboeken.

Zelf een digitaal prentenboek makenLaat kinderen een scène van een bestaand prentenboek natekenen. Scan de tekeningen en zet ze in PowerPoint of de software van het digibord. Typ de teksten erbij en klaar is je prentenboek.

Websites1.http://prentenboek.yurls.net2.http://www.kinderpleinen.nl/showPlein.php?plnId=14953.http://www.symbaloo.com/?quickstart=1

Educatieve games in de onderbouwSommige leerkrachten zijn nog een beetje huiverig voor kleuters achter de computer, maar er zijn al veel

Page 47: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Kinderen kunnen zelf aan de slag op de computer en leren spelenderwijs.

47

Educatieve games in de onderbouwSommige leerkrachten zijn nog een beetje huiverig voor kleuters achter de computer, maar er zijn al veel

Wat leert een kind van het samen spelen op een computer?- zelfvertrouwen- samenwerken met andere kinderen- initiatief nemen- vragen om hulp- rekening houden met anderen

Websiteshttp://plein1.yurls.nethttp://www.nijntje.nl/http://www.schooltv.nl/koekeloere/http://www.nps.nl/nps/sesamstraat/

Page 48: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Bij veel rekenmethodes zit tegenwoordig een programma voor het digibord met aanvullende oefeningen en rekenmaterialen. Daarnaast valt er op internet ook veel te vinden over rekenspelletjes en materialen, die te gebruiken zijn tijdens de les. Bijvoorbeeld ‘rekenweb’.

48

RekenwebHet rekenweb is een website voor rekenen-wiskunde in het basisonderwijs. Op deze website valt informatie voor de leerkracht, spelletjes en werkbladen voor gebruik in de klas te vinden. Voor groep 3 t/m 8.

De leerkracht en RekenwebBij elk spel van Rekenweb wordt leerkrachtinformatie aangeboden. Op deze manier is per aangeboden spel terug te vinden hoe de makers van het spel denken dat het materiaal ingepast kan worden in de lessen en in de methode. Om deze informatie overzichtelijk te maken is er een Rekenmatrix gemaakt om snel te kunnen zoeken.

De rekenspelletjes voor groep 3 t/m 8 en gesorteerd op verschillende domeinen is te vinden op: www.rekenweb.nl

Page 49: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Hoe maak je een verkeerssituatie tijdens een verkeersles visueel voor je leerlingen? Het instructiegereedschap ‘Verkeer’ van Bordwerk biedt uitkomst.

49

Verkeer op bordwerkMet dit instructiegereedschap is het heel eenvoudig om een verkeerssituatie inzichtelijk te maken. Als leerkracht kies je eerst een verkeerssituatie. Dit kan zijn een kruispunt, een rotonde of een andere situatie. Daarna kan de leerkracht door weggebruikers en verkeersborden een situatie creëren.

Voordelen

- Je kan met een digitaal potlood ook aantekeningen maken in de verkeerssituatie.- De mogelijkheid bestaat om je verkeerssituatie of verkeersles op te slaan, zodat je het opnieuw kunt gebruiken.

Account Bordwerk aanmaken

Voordat je met dit gereedschap aan de slag kan, moet je eerst een account aan maken bij Bordwerk. Ga hiervoor naar bordwerk.nl

Page 50: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

De Muziekbus is een project voor het ontwikkelen en realiseren van digibord apps voor muziek in het basisonderwijs. Een leerkracht zonder muzikale vaardigheden kan ook prima werken met De Muziekbus.

50

De MuziekbusDe Muziekbus bestaat uit een serie apps, waarmee een doorlopende lijn van muzieklessen gevormd kan worden. Iedere app behandelt een onderdeel van muziek en wordt ingeleid door de Muziekbusproducer Jim. De leerlingen ontdekken de wereld van muziek op het scherm, spelen met geluiden en tonen en creëren hun eigen muziek.

DoelHet doel van de Muziekbus is om leerkrachten laagdrempelig lesmateriaal te bieden waarmee zij op eenvoudige wijze muziek kunnen inpassen tijdens diverse onderwijsactiviteiten. Hierdoor zullen leerkrachten het belang van muziek voor de ontwikkeling van kinderen leren kennen.

Het project is bedoeld voor kinderen uit de groepen 3 t/m 8, leerkrachten en studenten aan de pabo.

De Muziekbus is te vinden op www.demuziekbus.nl

Page 51: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Google Earth is bij veel mensen al bekend. Wanneer je Google Earth hebt gedownload heb je een interactieve wereldbol op je digibord. Hoe kun je Google Earth gebruiken in de klas?

Een klassenweblog biedt een heleboel mogelijkheden. Het is leuk en leerzaam voor kinderen, leuk voor de ouders en de familie van de kinderen en misschien ook wel een stukje PR voor de school.

51

MogelijkhedenHet is mogelijk om plaatsen te zoeken, routes te verkennen, 3D-gebouwen te bekijken of zelfs het heelal te observeren. Dit biedt veel mogelijkheden voor het onderwijs.

Manier van inzetten1. Als instructiemoment2. Als zelfstandig werken3. Als afsluiting van de les

Werken met Google EarthOp de website ‘Werken met Google Earth’ staan verschillende mogelijkheden voor Google Earth in het onderwijs. Op deze website staan verschillende handleidingen die gaan over het werken met Google Earth. Ook worden didactische voorbeelden gegeven van werkvormen. Op de website www.werkenmetgoogleearth.nl kun je de verschillende handleidingen en

didactische werkvormen vindenGoogle Earth is te downloaden via http://www.google.nl/earth/

Stappenplan1. De leerkracht maakt via de website blogger.com een weblog aan en geeft de leerlingen

Page 52: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Mediawijsheid staat voor:’ Het geheel van kennis, vaardigheden, en mentaliteit waarmeer burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel

52

Stappenplan1. De leerkracht maakt via de website blogger.com een weblog aan en geeft de leerlingen

Meerwaarde- Kinderen leren kort en bondig te formuleren aan de hand van eigen ervaringen.- Ouders krijgen een inkijkje in de klas, wat de betrokkenheid kan vergroten.- Via de blog kan de leerkracht teruggrijpen op lesstof of ervaringen eerder in het jaar.

Didactiek- Goede afspraken en een planning maken met de klas- Eén keer een instructie geven: hoe schrijf je een blogbericht?- Controleren van de tekst op inhoud, stijl en spelling.

RisicoJe kan kiezen voor een besloten weblog dat alleen de kinderen in de klas en ouders kunnen lezen. Bekijk of je reacties op berichten toestaat of blokkeert.

Mediamasters 2012Tijdens Mediamasters 2012 gaan leerlingen samen met hun klas aan

Page 53: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

gemedialiseerde wereld. Met Mediamasters voor groep 7 en 8 leren kinderen in de ‘Week van de mediawijsheid’ alles over de invloed van media.

Lesvoorbereiding

Zakelijke gegevens

naam student: Davie Klein Gunnewiek

stageschool: De Watermolen

Iselinge klas: VR4B mentor/mentrix: Carla Harthoorn

datum: 18-04-12 aantal leerlingen: 10 tijd: 08.30 -12.15 groep: 5 t/m 8

53

Mediamasters 2012Tijdens Mediamasters 2012 gaan leerlingen samen met hun klas aan

Week van de MediawijsheidTijdens deze week wordt het belang van mediawijsheid benadrukt. Het thema van dit jaar is ‘ De invloed van media op stijl van leven’. Welke invloed hebben media op je relatie en identiteit? Wat doen ze met je gezondheid?

De week van de mediawijsheid is van 23 tot 30 november 2012. Scholen kunnen zich inschrijven voor Mediamasters op www.mediamasters2012.nl

Page 54: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Inhoudelijke gegevens

vak of vormingsgebied: Kunst

activiteit: Tijdens deze workshop gaan de kinderen met een flipcamera de doeochtend op school vastleggen. Ze krijgen informatie over standpunten van filmen en hoe je een filmpje monteert.

Componenten van de les

beginsituatie van de leerlingen:

- De kinderen hebben nog nooit zelf een filmpje gemaakt.- De kinderen houden nog geen rekening met verschillende standpunten van filmen.- Sommige kinderen hebben nog weinig ervaring met computervaardigheden.

Doelen

persoonlijk leerdoel (gericht op competenties): - Een goede samenwerking tot stand brengen met leerlingen en tussen kinderen onderling (deeltaak 122)- Stimuleren van samenwerkend leren waarin wederzijdse afhankelijkheid, individuele aanspreekbaarheid en betrokkenheid op elkaar aanwezig zijn.

Lesdoelen

proces-/productdoelen; kennis-, vaardigheids-, vormingsdoelen:

- Aan het einde van de les letten de kinderen op de standpunten van het filmen.- Aan het einde van de les kennen de kinderen de volgende begrippen: vogelperspectief, kikkerperspectief en lijnperspectief.

- Aan het einde van de les weten de kinderen hoe ze een filmpje moeten monteren.

54

Page 55: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

lesfase tijd didactische route (wat doen de kinderen?)

leerstof leerling leefwereld

interventies van de leerkracht organisatie en hulpmiddelen

inleiding

5’

x

De kinderen denken na over wat ze tijdens deze workshop gaan doen en wat ze gaan leren.

De leerkracht vraagt aan de kinderen wat ze denken te gaan doen in deze workshop en wat ze leren.

     

kern

1’

5’

x

De kinderen luisteren naar de leerkracht die vertelt wat ze tijdens de workshop gaan doen.

xDe kinderen luisteren naar de leerkracht die uitlegt dat je van verschillende standpunten kunt filmen.

De leerkracht vertelt wat de kinderen tijdens de ochtend gaan doen.

De leerkracht legt de begrippen kikker, vogel en lijnperspectief aan de hand van foto’s.

     

Digibord + plaatjes

55

Page 56: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

3’

75’

5’

75’

xDe kinderen worden in groepjes verdeelt en krijgen een camera. Ze luisteren naar de leerkracht die uitlegt hoe de camera werkt.

xDe kinderen gaan aan de slag met het filmen van de doeochtend. Ze lopen verschillende activiteiten langs en filmen dit op een unieke manier.

x

De kinderen komen weer terug in het lokaal en luisteren naar de leerkracht die uitlegt hoe je het filmpje kan monteren.

xDe kinderen gaan aan de slag met het monteren van hun filmpje. Hierbij voegen ze effecten en geluidjes/muziek toe.

De leerkracht deelt de camera’s uit en legt de werking uit.

De leerkracht loopt rond en begeleid de kinderen waar nodig is.

De leerkracht legt uit hoe je kan monteren en welke effecten en geluiden je kan toevoegen.

De leerkracht loopt rond en begeleid de kinderen waar nodig is.

Flip-camera’s

Digibord

afsluiting

20’

x

De kinderen kijken hun filmpje terug op het digibord. De leerkracht laat de filmpjes van de kinderen zien op het digibord.

Digibord-

Hoe evalueer je om na te gaan hoe de kinderen het gedaan hebben?

56

Page 57: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

- Aan het eind van de les wordt besproken wat de kinderen ervan vonden en wordt de ochtend geëvalueerd.

57

Page 58: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Waar of niet waar?

Bij deze oefening laat je een aantal plaatjes zien op het digibord en moeten de leerlingen raden of dit waar is of niet.

Voorbeeld

Is dit een kiwi? Is dit een mango? Waar of niet waar? Waar of niet waar?

58

Page 59: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Is dit een politieagent? Is dit een bakker?Waar of niet waar? Waar of niet waar?

Zelf een verhaaltje maken

Bij deze oefening maken de kinderen met de plaatjes op het digibord zelf een verhaaltje.

59

Page 60: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Een denkwolk maken op het digibordBij het begin van een thema kan worden begonnen met het maken van een denkwolk om erachter te komen wat de kinderen al weten over het onderwerp.Via Google afbeeldingen kunnen er ook plaatjes worden gezocht bij de woorden. De denkwolken kunnen ook worden uitgeprint, zodat de kinderen er thuis over kunnen vertellen. De denkwolk kan worden opgehangen bij de thematafel.

60

Page 61: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Combineren

In deze oefening moeten de leerlingen twee woorden combineren tot samengestelde woorden. De leerkracht kan de woorden op het digibord zetten en de kinderen kunnen dan de lijnen trekken.

Broek Brauw

61

Page 62: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Maan Gom

Fietsen Vrouw

Vlieg Beeld

Buur Stad

Wenk Zak

Kauw Rek

Auto Licht

Land Goed

Hoofd Veld

Speel Maat

Voor Schap

Woordcollage maken

Je kunt een collage maken met woorden en afbeeldingen gericht op een bepaald onderwerp of thema.

62

Page 63: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Met Hot Potatoes kunnen leerkrachten zonder speciale voorkennis interactieve oefeningen maken.

63

Vakantie

Strand

Zwemmen

Hangmat

File

Caravan

Welke oefeningen kun je maken?

- Jmatch (Mix en matchoefeningen)- Jcross (kruiswoordraadsels)- Jquiz (meerkeuzevragen)- Jcloze (gatenteksten/invuloefeningen)- Jmix (zinsvolgorde bepalen)

Page 64: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Eigen online woordenboek

Mijn Eigen Woordenboek biedt kinderen de gelegenheid om binnen het reguliere lesprogramma hun eigen woordenlijst samen te stellen, met gebruik van multimediale middelen.

64

JcrossJcross wordt gebruikt om kruiswoordraadsels te ontwerpen. De vorm van de puzzel kan zelf bepaald worden.

JclozeDeze invuloefening is opgebouwd uit tekst met daarin één of meerdere gaten waarin telkens het juiste antwoord dient ingevoerd te worden.

In deze oefening moeten begrippen, woorden of zinnen gesorteerd worden en in de juiste volgorde worden gezet.

Mijn eigen woordenboekDe opzet van Mijn Eigen Woordenboek is heel eenvoudig. Kinderen kunnen hun eigen online woordenboek samenstellen. Ze kunnen zelf hun keuze invoeren: woorden, definities, afbeeldingen en

Page 65: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Waar of niet waar?Bij deze werkvorm bedenken de kinderen een stelling over een opgegeven woord. De stelling kan waar zijn, maar dat hoeft niet perse. Aan de andere kinderen de taak om te beslissen of de stelling waar is, of niet waar…

65

Mijn eigen woordenboekDe opzet van Mijn Eigen Woordenboek is heel eenvoudig. Kinderen kunnen hun eigen online woordenboek samenstellen. Ze kunnen zelf hun keuze invoeren: woorden, definities, afbeeldingen en

Rol van de leerkrachtVoordat de kinderen kunnen starten met het woordenboek maakt de leerkracht een aantal keuzes: krijgt ieder kind een eigen woordenboek of komt er een woordenboek voor de hele groep. De leerkracht maakt een keuze bij het vaststellen van de woorden die er in het woordenboek komen.

Reflectie en evaluatieReflectie en evaluatie zijn belangrijk bij het gebruik van Mijn Eigen Woordenboek. De leerkracht kan met regelmaat van elke leerling zijn/haar woordenboek bespreken. Ook kan een woordenboek klassikaal worden besproken via het digibord.

Meer informatie is te vinden op: myowndictionary.eu

In de praktijk (deel 1)De afgelopen weken zijn ze in groep 6 bezig geweest met allerlei woorden rondom het thema ‘weer’. De leerkracht heeft een aantal moeilijke woorden op het digibord gezet.- Thermometer

In de praktijk (deel 2)Er zijn tweetallen gevormd. De leerkracht noemt een woord van het digibord en vraagt de leerlingen een stelling te bedenken. Per tweetal bepalen ze van elkaar of de stelling waar is of niet. Het eerste woord is ‘thermometer’. Karin

Page 66: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Filmpjes verrijken begrip en woordenschat

Hoe kan het digitale schoolbord op betekenisvolle wijze ingezet worden in het thematisch onderwijs? Samen kijken naar informatieve filmpjes is een sterk onderdeel van interactief taalonderwijs en uitbreiding van de woordenschat.

66

In de praktijk (deel 1)De afgelopen weken zijn ze in groep 6 bezig geweest met allerlei woorden rondom het thema ‘weer’. De leerkracht heeft een aantal moeilijke woorden op het digibord gezet.- Thermometer

In de praktijk (deel 2)Er zijn tweetallen gevormd. De leerkracht noemt een woord van het digibord en vraagt de leerlingen een stelling te bedenken. Per tweetal bepalen ze van elkaar of de stelling waar is of niet. Het eerste woord is ‘thermometer’. Karin

Aandachtspunten- De rol van de leerkracht is beperkt: je geeft aan over welk woord of onderwerp de kinderen een stelling mogen bedenken.- Laat de kinderen aan elkaar vertellen of de ander het goed heeft. Als de één het goed heeft, geeft de ander een compliment.

In de praktijk (deel 1)In groep 7-8 hebben enkele kinderen te maken met kanker in hun omgeving. De kinderen

Page 67: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

67

In de praktijk (deel 1)In groep 7-8 hebben enkele kinderen te maken met kanker in hun omgeving. De kinderen

In de praktijk ( deel 2 )Na het filmpje wordt samen met de kinderen gekeken naar belangrijke nieuwe woorden en begrippen en wordt de betekenis achterhaald. De woorden komen daarna terug in allerlei activiteiten die ervoor zorgen dat de kinderen de betekenis goed kennen en de woorden goed gaan gebruiken.

BetekenisvolHet bekijken van filmpjes op het digibord geeft een kracht mee aan het woordenschatonderwijs. De filmpjes komen binnen bij de kinderen en ze raken geboeid. Het is een betekenisvolle manier om informatie de klas in te brengen. De woordbetekenissen kunnen helder en in context herkent en herhaalt worden.

Plan van aanpak

In deze stap ga je een plan van aanpak schrijven. Dit plan zorgt ervoor dat je straks op

een goede manier aan informatie komt.

Voordat je een plan van aanpak kunt maken moet je eerst de volgende vragen beantwoorden:

- Wat moet ik doen?- Op welke manier ga ik het aanpakken?- Wat wordt er van mij verwacht?- Voor wie ga ik het doen?

Page 68: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

68

Voordat je een plan van aanpak kunt maken moet je eerst de volgende vragen beantwoorden:

- Wat moet ik doen?- Op welke manier ga ik het aanpakken?- Wat wordt er van mij verwacht?- Voor wie ga ik het doen?

Vragen stellen

In deze stap ga je vragen stellen die je kunnen helpen om meer informatie over je onderwerp te vinden.

Daarnaast maak je hoofd en deelvragen die je opdracht in stukjes verdelen.

Page 69: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

69

Wat weet je al?

Wat weet jij al over je onderwerp? Maak een woordweb.

Vragen stellen

Het stellen van goede vragen is niet gemakkelijk. Bedenk open vragen bij je onderwerp.

Wie……Wat……

Waar……Wanneer…….

Welke……..Voorbeeld: Welke soorten amfibieën ken je al?

Zoeken

In deze stap ga je bepalen welke bronnen je wilt gaan gebruiken en welke zoektermen je wilt gebruiken.

Doel

- Stellen van goede vragen- Door goede vragen te stellen wordt het duidelijk wat je wilt weten

Bronnen

Bibliotheek, mediatheek, musea internet etc.Boeken, kranten, tijdschriften etc.

Page 70: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

70

Bronnen

Bibliotheek, mediatheek, musea internet etc.Boeken, kranten, tijdschriften etc.

Zoektermen

Welke woorden of begrippen wil je gebruiken om te zoeken naar informatie?

Kijk nog eens naar je woordweb uit stap 2. Zitten hier woorden bij die je helpen om de juiste informatie te vinden?

Bedenk zoveel mogelijk woorden of begrippen die jou helpen om de juiste informatie te vinden.

Doel

- Kunnen bepalen welke bronnen je wilt gebruiken- Goede zoektermen bedenken die je helpen om de juiste informatie te vinden.

Informatie zoeken

In deze stap ga je op zoek naar informatie en bekijk je welke informatie bruikbaar en betrouwbaar is.

Betrouwbaar?

- Kun je op de website vinden wie de tekst heeft geschreven? (auteur)

- Staat op andere websites dezelfde informatie? Klopt deze informatie?

- Snap je alles in de tekst op de website?

Page 71: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

71

Betrouwbaar?

- Kun je op de website vinden wie de tekst heeft geschreven? (auteur)

- Staat op andere websites dezelfde informatie? Klopt deze informatie?

- Snap je alles in de tekst op de website?

Doel

- Informatie zoeken die antwoord geven op je hoofd en deelvragen

- Je weet welke bronnen bruikbaar of betrouwbaar zijn

Aan de slag met informatie

In deze stap ga je aan de slag met de informatie die je gevonden hebt. Je gaat antwoorden zoeken op je hoofd en deelvragen. Daarna maak je een presentatie, waarin je de

antwoorden geeft op je vragen.

Bekijk je informatie

- Bestudeer je vragen en bekijk of de informatie antwoord geeft op je vragen.

- Geef antwoord op je hoofd en deelvragen.

Page 72: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

72

Presenteren

Als je alle antwoorden op je hoofd en deelvragen hebt gevonden en verwerkt, dan begin je met het maken van

een presentatie.Dit kan met een:

- Werkstuk- Powerpoint

- Collage- Filmpje

-Of misschien weet jezelf wel iets anders

Doel

- De gevonden informatie kunnen gebruiken om antwoord te geven op de hoofd en deelvragen

- Een presentatie maken waarin de antwoorden op de vragen worden gegeven

Terugkijken

In deze laatste stap ga je terugkijken op hoe het is gegaan. Wat ging er goed en niet goed? Klopte jou aanpak?

Hoe ging het?

Beantwoordt de volgende vragen, zodat je weet wat je de volgende keer beter kan doen.

- Wat ging er goed?- Wat ging niet goed?

- Kon je alle informatie op een juiste manier vinden?

- Kwam je uit met de tijdsplanning?

Stap 6 Stap 6

Page 73: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Enquête sociale media

Hallo kinderen van groep 5, 6, 7 en 8,

Zou je deze enquête willen invullen? Via deze enquête wil ik te weten komen of je gebruik maakt van Social Media. Het invullen duurt maar een paar minuten.

Social mediaSocial media is een verzamelnaam voor online websites waar gebruikers informatie met elkaar delen op een vaak leuke manier. Niet alleen tekst, maar ook foto’s, muziek of filmpjes worden gedeeld via Social media websites. Bekende voorbeelden zijn Facebook, Twitter, Hyves en Youtube.

Vraag 1Ben je bekend met het begrip ‘Social media’?

0 Ja

0 nee

73

Doel

- Je hebt duidelijk wat je de volgende keer beter kan doen- Je hebt een beeld hoe je hebt gewerkt

- Je weet of het zoeken naar juiste informatie op een goede manier lukt

Page 74: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Vraag 2Welke vormen van ‘Social media’ ken je? (meerdere antwoorden mogelijk)

0 Hyves 0 Youtube 0 Anders:…………………………………....................................

0 Twitter 0 LinkedIn

0 Facebook 0 Geen

Vraag 3Op welke van deze websites ben jezelf actief? (meerdere antwoorden mogelijk)Antwoord:………………………………………………………………………………………………………………………………..

Vraag 4Wat doe je vooral op deze websites? (meerdere antwoorden mogelijk)

0 rondkijken 0 Foto’s of video’s met anderen delen

0 Af en toe een bericht sturen naar vrienden 0 Vertellen tegen anderen wat ik aan het

doen ben

0 Anders:………………………………………………………………………………………………………………………………

Vraag 5Hoe vaak gebruik je deze websites op internet? (één antwoord mogelijk)

0 Eén keer per dag 0 één keer per week

0 Meerdere keren per dag 0 Meerdere keren per week 0 Eén keer per maand

Vraag 6Hoe lang doe je dit per keer?

0 5 minuten 0 Ongeveer een half uur

0 10 minuten 0 Ongeveer een uur

0 15 minuten 0 langer dan een uur

Vraag 7Gebruik je Social Media ook om dingen voor school te maken? (Bijvoorbeeld: huiswerk, spreekbeurt of werkstuk)

74

Page 75: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

0 ja

0 nee

Vraag 8 Heb je ook wel eens te maken gehad met de nadelen van Social Media( Ruzie, verslavend, pestgedrag)

0 ja

0 nee

Vraag 9Moet je op school les krijgen over het gebruik van Social Media en de mogelijkheden en gevaren ervan?

0 ja ------> ga naar vraag 10

0 nee -------> ga naar vraag 11

Vraag 10Waar zou je dan les over willen hebben?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………Vraag 11Zou Social Media in de klas gebruikt moeten worden?

0 ja -----------> ga naar vraag 12

0 nee -----------> einde

Vraag 12Hoe zou je Social Media in de klas kunnen gebruiken? ( Meerdere antwoorden mogelijk)

0 Via een opdracht 0 Met een spreekbeurt of werkstuk

0 Met een gesprek 0 Anders:…………………………………………………………………….

Resultaten enquête Social Media

Vraag 1: Ben je bekend met het begrip ‘Social media’?Ja: 37 82%Nee: 8 18%

75

Bedankt voor het invullen van deze enquête !!!

Page 76: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

0102030405060708090

janee

Vraag 2: Welke vormen van ‘Social media’ ken je? (meerdere antwoorden mogelijk)

Hyves: 44 98% Twitter: 41 91% Facebook: 44 98% Youtube: 45 100%LinkedIn: 0 0%Geen: 0 0%Anders: 23 51%

Hyves

Twitter

Faceb

ook

Youtube

Linked

inGeen

Anders0

20

40

60

80

100

120

hyvesTwitterFacebookYoutubeLinkedinGeenAnders

Vraag 3: Op welke van deze websites ben jezelf actief? (meerdere antwoorden mogelijk)

Hyves: 35 78%Twitter: 7 16%

76

Page 77: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Facebook: 7 16%Youtube: 37 82%LinkedIn: 0 0%Geen: 1 2%Anders: 19 42%

Hyves Twitter FacebookYoutube Linkedin Geen Anders0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

HyvesTwitterFacebookYoutubeLinkedInGeenAnders

Vraag 4: Wat doe je vooral op deze websites? (meerdere antwoorden mogelijk)Rondkijken: 34 76%Foto’s of video’s met anderen delen: 18 40%Bericht sturen naar vrienden: 32 71%Vertellen tegen anderen wat ik aan het doen ben: 18 40%Anders: 17 38%

020406080

RondkijkenFoto's of video's met anderen delenBericht sturen naar vriendenVertellen tegen anderen wat ik aan het doen benAnders

Vraag 5: Hoe vaak gebruik je deze websites op internet? ( één antwoord mogelijk)Eén keer per dag: 14 31%Eén keer per week: 4 9%Meerdere keren per dag: 11 24%

77

Page 78: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Meerdere keren per week: 15 33%Eén keer per maand: 0 0%Niet: 1 2%

Eén ke

er per

dag

Eén ke

er per

week

Meerdere

keren

per dag

Meerdere

keren

per week

Eén ke

er per

maand

Niet05

101520253035

Eén keer per dagEén keer per weekMeerdere keren per dagMeerdere keren per weekEén keer per maandNiet

Vraag 6: Hoe lang doe je dit per keer? (één antwoord mogelijk)5 minuten: 0 0%10 minuten: 1 2%15 minuten: 4 9%Ongeveer een half uur: 14 31%Ongeveer een uur: 12 27%Langer dan een uur: 9 20%Niet: 1 2%

5 minuten

10 minuten

15 minuten

Ongeve

er een

half uur

Ongeve

er een

uur

Lange

r dan

een uur

Niet05

101520253035

5 minuten10 minuten15 minutenOngeveer een half uurOngeveer een uurLanger dan een uurNiet

Vraag 7: Gebruik je Social Media ook om dingen voor school te maken? ( Bijvoorbeeld een spreekbeurt of werkstuk)Ja: 23 51%Nee: 20 44%

78

Page 79: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

ja nee40

42

44

46

48

50

52

janee

Vraag 8: Heb je ook wel eens te maken gehad met de nadelen van Social Media (Ruzie of pestgedrag)Ja: 21 47% Nee: 24 53%

Ja Nee4445464748495051525354

JaNee

Vraag 9 : Moet je op school les krijgen over het gebruik van Social Media en de mogelijkheden ervan?Ja: 32 71%Nee: 13 29%

ja nee0

10

20

30

40

50

60

70

80

janee

Vraag 10: Waar zou je les over willen hebben?

Toelichting leerlingen:

79

Page 80: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Over de gevaren van Social Media Hoe moet je omgaan met Social Media Privacy op internet Hoe je dingen op zoekt op internet Als je gepest wordt via Social media

Vraag 11: Zou Social Media in de klas gebruikt moeten worden?Ja: 38 84%Nee: 7 16%

ja nee0

102030405060708090

janee

Vraag 12: Hoe zou je Social Media in de klas kunnen gebruiken ( Meerdere antwoorden mogelijk)Via een opdracht: 29 64%Met een gesprek: 5 11%Met een spreekbeurt of werkstuk: 20 44%Anders: 8 18%

Via een

opdracht

Met een

gesprek

Met een

spree

kbeu

rt of w

erkstu

k

Anders0

10203040506070

Via een opdrachtMet een gesprekMet een spreekbeurt of werkstukAnders

80

Page 81: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Social Media

Deze brochure bevat informatie over het toepassen van Social Media in het basisonderwijs. Er zijn verschillende mogelijkheden die in de klas kunnen worden ingezet. Deze brochure is een ‘eyeopener’

en geeft een korte uitleg over de verschillende Social media en ideeën voor in de les.

81

Davie Klein Gunnewiek

Iselinge Hogeschool Doetinchem

Februari 2012

Page 82: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

82

Sociale mediaSocial Media is een verzamelnaam voor alle internettoepassingen waarmee het mogelijk is om informatie met elkaar te delen op een gebruiksvriendelijke en vaak leuke wijze(Social Media, 2011). Het gaat niet alleen om informatie in de vorm van tekst (nieuws of artikelen). Ook geluid (muziek) en beeld (foto’s of video) worden gedeeld via Social Media websites. Met andere woorden sociale media staat voor ‘ Media die je laten socialiseren met de omgeving waarin je je bevindt.

Kinderen en Sociale mediaGemiddeld 82 % van de kinderen uit groep 5 t/m 8 is bekend met het begrip ‘Sociale media’. Youtube, Facebook, Twitter en Hyves zijn het bekendst onder de kinderen.

Waarom deze brochure?Hoe lang zit je dagelijks op een Social Media website?

5 minuten

10 minuten

15 minuten

Ongeve

er een

half uur

Ongeve

er een

uur

Lange

r dan

een uur

Niet0

5

10

15

20

25

30

35

5 minuten10 minuten15 minutenOngeveer een half uurOngeveer een uurLanger dan een uurNiet

Page 83: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

83

HyvesHyves is een website waar je als gebruiker een vriendennetwerk kunt aanleggen. Het grootste doel van de website is contact houden met je vrienden doormiddel van een zogenoemde ‘krabbel’ te sturen. Dit is een kort berichtje naar een andere gebruiker. Naast berichtjes kun je als gebruiker ook foto’s en filmpjes plaatsen om je vrienden op de hoogte te houden. Als gebruiker kun je ook laten weten waar je op dat moment bent door een “ Wiewatwaar” in te vullen. Dit is een kort bericht op je eigen pagina waar in staat wat je waar aan het doen bent.

Kinderen en hyvesGemiddeld 78 % van de kinderen in groep 5 t/m 8 heeft een profiel op Hyves.

Hyves in de klasEen mogelijkheid zou zijn om een eigen Hyves-pagina aan te maken voor de klas. Aan de hand van mediawijsheidlessen kun je kinderen bewust maken van de gevaren op Hyves, maar kun je ook laten zien hoe je op een prettige manier met andere kinderen omgaat op Hyves.

Nadelen van HyvesWanneer je een Hyves-pagina niet goed afschermt is deze voor iedereen te zien en te lezen. Ook digitaal pesten gebeurt steeds vaker via Hyves. Kinderen moeten altijd aangeven aan de leerkracht of ouders wanneer ze gepest worden op Hyves.

Page 84: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

84

FacebookEen website waar gebruikers hun persoonlijke interesses delen met anderen. Op dit moment zijn daar 800 miljoen gebruikers op actief. Als gebruiker kun je een persoonlijk profiel aan maken en anderen die ook een profiel hebben uitnodigen om vrienden te worden. Iedere gebruiker kan op een zogenaamd prikbord berichtjes plaatsen. Deze berichtjes kunnen gaan over waar ze mee bezig zijn, waar ze aan denken of wat hun mening is. Men kan zowel publiekelijk als privé met elkaar communiceren. Daarnaast kun je foto’s en filmpjes delen met je vrienden. Daarnaast kun je je virtuele huisdier, je eigen boekenplank, je eigen aquarium en je eigen tuintje toevoegen.

Kinderen en facebookGemiddeld 16 procent van de kinderen in groep 5 t/m 8 heeft een profiel op Facebook.

TwitterMet twitter kun je snel korte berichten (140 tekens) uitwisselen met andere gebruikers. Dat wordt “ twitteren” genoemd (Bathoorn, 2011). Een bericht op twitter wordt ook wel een tweet genoemd. Een hashtag kan je aan een bericht toevoegen om te laten zien waar het bericht over gaat. Twitter is een sociaal netwerk waarbij je vrienden kan toevoegen van wie jij de berichten leest. Jouw vrienden kunnen ook jouw account volgen waardoor zij jou berichten zien. Twitter is helemaal gratis. Iemand die actief is op twitter wordt een twitteraar genoemd. Op dit moment zijn er in Nederland één miljoen actieve twitteraars actief. Wereldwijd zijn er honderd miljoen actieve gebruikers actief. Dit aantal groeit nog steeds.

Kinderen en twitterGemiddeld 16 procent van de kinderen in groep 5 t/m 8 heeft een profiel op twitter.

Twitter in de klasTwitter kan erg goed gebruikt worden in de klas. Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140 tekens. Of de leerkracht kan een vraag twitteren en de kinderen twitteren het antwoord terug. Daarnaast kan aan woordenschat gewerkt worden door een moeilijk woord te twitteren dat opgezocht moet worden.

Nadelen van twitterTwitter brengt ook gevaren met zich mee. In een tweet kan persoonlijke informatie worden gezet. Je kunt bijvoorbeeld gemakkelijk zien dat iemand niet thuis is, als er wordt getwitterd dat je ergens heen gaat. Je kunt ook gemakkelijk persoonlijke informatie van anderen op twitter zetten, waardoor diegene schade oploopt. Je kunt je twitter ook afschermen zodat niet alle mensen jouw informatie kunnen lezen.

Page 85: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

85

BlogEen blog is een online dagboek die je als gebruiker kunt bijhouden. Naast het plaatsen van berichten kunnen mensen reageren op berichten en kun je artikelen makkelijk doorsturen naar andere netwerken. Eén van de bekendste blog is “waar ben jij nu”, waarbij gebruikers die in het buitenland zitten hun belevenissen vertellen.

Blog in de klasEen blog kan ook heel goed gebruikt worden in de klas. Kinderen vinden het vaak leuk om achter de computer te werken. Samen met een klas kun je een blog bijhouden met daarin de dingen die kinderen hebben geleerd of hebben gedaan. Kinderen leren op deze manier ook nog eens schrijven en spellen.

WikipediaWikipedia is een online encyclopedie. De naam “Wiki” komt uit Hawaï en betekent snel en “pedia” komt van het Griekse woord “Encyclopedia”. Wikipedia kan in principe door iedereen bewerkt worden en kan daarmee dus niet garanderen dat de informatie daadwerkelijk klopt. Afgelopen december werden de 1.000.000 artikelen bereikt in Nederland. In totaal zijn er bijna 17.000.000 artikelen te vinden. Kinderen kunnen ook terecht op de website ‘wikikids.nl’. Deze variant op Wikipedia is voor en door kinderen gemaakt.

Wikipedia in de klasVoor spreekbeurten of werkstukken is er veel informatie te vinden op Wikipedia. Wel moet er goed worden gekeken of de informatie ook daadwerkelijk klopt. Als leerkracht moet je kinderen goed laten zien hoe je omgaat met deze informatie.

Page 86: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

86

Moet je op school les krijgen over Sociale Media?

ja nee0

1020304050607080

janee

Waar zou je les over willen hebben? Over de gevaren van Social Media Hoe moet je omgaan met Social Media Privacy op internet Hoe je dingen op zoekt op internet Als je gepest wordt via Social media

Zou sociale media in de klas gebruikt moeten worden?

ja nee0

102030405060708090

janee

Page 87: Web view“ Dat ik voortdurend op de hoogte word gehouden, ... 5.1 Web 2.0. Op dit moment maakt ... Kinderen kunnen bijvoorbeeld een gedicht bedenken van maximaal 140

Via een

opdracht

Met een

gesprek

Met een

spree

kbeu

rt of w

erkstu

k

Anders0

10203040506070

Via een opdrachtMet een gesprekMet een spreekbeurt of werkstukAnders

87