Stotterende kinderen

Post on 16-Jan-2015

391 views 0 download

description

Stotteren is het herhalen van klanken, lettergrepen of woorden. Daarbij kan het voorkomen, dat de stem of adem stokt, tijdens het uitspreken van een klank.

Transcript of Stotterende kinderen

Stotterende kinderen

info

rm

ati

e vo

or

ou

der

S/v

erzo

rg

erS

2

3

Door middel van deze folder wil Maasstad Ziekenhuis u algemene

informatie en adviezen geven ten aanzien van stotteren van kinderen.

Wat is stotteren?Stotteren is het herhalen van klanken, lettergrepen of woorden. Daarbij

kan het voorkomen, dat de stem of adem stokt, tijdens het uitspreken

van een klank.

Hoe kan stotteren ontstaan?Het komt veel voor dat een kind van drie à vier jaar woorden herhaalt

en hapert in zijn spreken. Dit haperen is een normaal voorkomend

verschijnsel in de ontwikkeling van een kind. Het kind wil namelijk goed

praten, de zinnen net zo goed formuleren als de volwassene maar dat

lukt nog niet. Spreken is namelijk het bewegen met tong en lippen en

hij kan al die spreekbewegingen nog niet snel achter elkaar uitvoeren.

Daardoor worden de woorden herhaald.

Bijvoorbeeld: “Wij gaan naar naar de speeltuin”.

Heel belangrijk is uit het bovenstaande te begrijpen: ‘het kind is het

zich niet bewust’.

Wie constateert dat het kind stottert? Nooit het kind zelf, altijd iemand

uit zijn omgeving: bijvoorbeeld ouders/verzorgers of de juf op school.

Hij kan het zich wel bewust worden, maar dan altijd door reacties,

goedbedoelde aanwijzingen uit zijn omgeving. Door een goede

houding van de omgeving kan deze vorm van haperen vanzelf

verdwijnen.

Stotterende kinderen

4

Hoe ga je daar mee om?Accepteer het haperend spreken en geef het kind de ervaring dat aan

het spreken ‘plezier’ verbonden is. Naarmate zijn woordenschat zich

uitbreidt en hij zijn spraak beter onder controle krijgt, kan het haperen

verdwijnen. Wel is goed te weten, dat het zeker drie maanden maar

ook veel langer kan duren voor het over is.

Raadgevingen aan ouders waarvan de kinderen soms haperend spreken

Laat u kind niet merken dat u bezorgd bent over de manier van −

spreken.

Noem uw kind geen stotteraar, beschouw het als een normaal kind, −

dat op dit moment blijkbaar wat moeilijkheden heeft met zijn

spreken.

Kijk uw kind aan als het praat en laat door uw gezichtsuitdrukking −

merken dat u belang stelt in wat het zegt en dat u het fijn vindt met

hem te praten.

Vermijd dingen te doen of te zeggen die een bovenmatige druk op −

uw kind uit zullen oefenen wat goed praten betreft.

Geef hem het goede voorbeeld door uw eigen spraak rustig te −

houden.

Leer hem geen trucjes of maniertjes om zijn moeilijkheden te −

verminderen of te doen verdwijnen.

Probeer niet hem over te halen in gezelschap van vreemden of −

bezoekers te praten. Laat hem dat alleen doen als hij dat zelf wil.

Stel hem geen vragen die een lang antwoord eisen. Stel uw vragen −

zodanig, dat duidelijke korte antwoorden mogelijk zijn.

5

Als uw kind iets zegt waaruit u opmaakt dat het hem hindert dat hij −

niet goed praat, stel hem dan gerust en vertel hem dat iedereen het

wel eens moeilijk vindt om te praten.

Als een kind opgewonden en vlug een belevenis wil vertellen en −

door zijn enthousiasme over zijn woorden struikelt, help het kind

dan met een vraag of een inleidend zinnetje.

Wanneer uw kind uit school komt, wil het weleens over een −

belevenis vertellen. Als u dan geen tijd heeft en zegt dat uw kind het

later mag vertellen, kom deze belofte dan ook na. Neem zelf het

initiatief en wacht niet tot uw kind er nog eens om vraagt.

Bestraf het haperend spreken niet. −

Beloon het haperend spreken niet. Bijvoorbeeld: Ieder lid van het −

gezin heeft het recht zijn ervaringen te vertellen. Wanneer het kind

haperend iemand probeert te onderbreken, hoeft niet iedereen

gelijk te stil te zijn en naar hem te luisteren. Ook voor hem geldt:

‘iedereen op zijn beurt’.

VoorbeeldClara van vier jaar verkeerde in de periode van het haperend spreken,

die normaal in de ontwikkeling voor kan komen. Moeder maakte zich

zeer ongerust en ging Clara steeds verbeteren, liet haar zinnetjes over

zeggen. Hierdoor werd de aandacht op haar manier van spreken

gevestigd, en na een jaar stotterde Clara echt.

Door dit voorbeeld zal het u duidelijk zijn dat het plezier hebben in

spreken na een jaar wel verdwenen is.

6

Dit plezier is nu juist een voorwaarde om tot goed spreken te komen.

Het kind is zich in de loop van het jaar bewust geworden van zijn

haperend spreken. Hij probeert door meer zijn best te doen dit haperen

te voorkomen. Daardoor wordt de spanning groter, wat weer duidelijk

hoorbaar is aan zijn spreken. Het haperend spreken gaat over in

stotteren.

Er wordt ook vaak gezegd:

‘Haal eens rustig adem!’ −

‘Denk na voordat je wat zegt!’ −

‘Zeg het eens over!’ −

Ouders reageren hierop vaak met: ‘als ik dat tegen hem zeg, dan helpt

dat’. Inderdaad lijkt het voor even te helpen, maar korte tijd later wordt

er weer gestotterd. Deze aanwijzingen leiden tot een bewustwording

van het haperend spreken en leiden uiteindelijk tot meer stotteren.

Bijkomende factorenVaak spelen ook andere factoren een rol, zoals:

Uw kind heeft weinig zelfvertrouwen; −

Uw kind heeft angst voor bepaalde situaties; −

Uw kind blijft in de ontwikkeling blijft iets achter bij de leeftijd; −

Uw kind is zeer bijdehand, maar kan toch hoge verwachtingen niet −

aan.

Deze factoren hebben niet direct betrekking op het spreken. Hieruit

kunt u opmaken dat stotteren veelal niet op zichzelf staat.

7

Mogelijke oorzakenEr zijn veel oorzaken die tot stotteren kunnen leiden. U kunt als ouders

proberen na te gaan of er in de periode voorafgaande aan het begin

van het stotteren een mogelijke aanleiding te vinden is. Zijn er

omstandigheden die ertoe hebben geleid dat het stotteren zich

openbaart?

Bijvoorbeeld:

de overgang op school; −

verandering van school; −

ziekenhuisverblijf van moeder of kind; −

sinterklaas; −

langdurig ziekte; −

verjaardag. −

VoorbeeldErik is pas verhuisd van een boerderij naar een huis in de stad. Vroeger

speelde hij meestal alleen. Nu heeft hij in de straat veel vriendjes. Zijn

vriendjes spelen, ravotten en praten de hele dag door. Erik vindt het

praten wat moeilijker. Ook de ouders merken dat Erik minder vlot praat

dan zijn vriendjes. Moeder gaat haar best doen om Erik snel vooruit te

helpen. Ze gaat overdreven veel tegen hem praten: hij moet alles een

paar keer nazeggen. Als hij licht hapert, wordt ze ongeduldig en zegt

hem op te schieten. Ze zegt vaak: ‘je weet wel’. En hij weet het op dat

moment juist niet. Erik gaat slechter praten in plaats van beter. ‘Hij

stottert’, wordt tegen de logopedist gezegd. Als moeder zich bewust

wordt dat haar goed bedoelde bemoeienis een averechtse uitwerking

8

heeft, verandert ze haar houding tegenover het kind en na kort tijd

wordt het stotteren minder.

Hoe stotteren zich ontwikkeltNiet iedereen stottert op dezelfde manier. In het begin zijn

stotterverschijnselen niet altijd zo opvallend. Na een tijd kan zich een

ernstiger vorm van stotteren ontwikkelen.

Het stotteren kan zich op de volgende wijze ontwikkelen:

Het kind weet nog niet dat het stottert, maar krijgt een onbehaaglijk

gevoel als het praten niet helemaal lukt. Ook stottert het niet altijd.

Soms blijft het stotteren een dag of langer weg.

Het kind heeft door reacties uit zijn omgeving gemerkt dat hij stottert.

Vecht er nog niet tegen maar wil er graag vanaf. Als hij merkt dat het

niet over gaat, wordt hij soms boos. Hij gaat vechten tegen het

stotteren, doet alle mogelijke moeite om goed te spreken. Hij gaat met

meer druk, kracht, de woorden uitspreken, waardoor het stotteren

verergert. Ook gaat het kind vaak meebewegingen maken, zoals:

knipperen met de ogen of meebewegen met het hoofd tijdens het

spreken. Zo’n meebeweging is voor de stotteraar een middeltje om zijn

spreken makkelijker te maken.

Soms helpt het ook nog wel eens. Maar helaas helpt het maar kort.

Daarna komt het stotteren weer terug. Door angst voor het stotteren

zal het kind zich aan verschillende situaties onttrekken, zoals: hij wil

geen boodschappen meer doen, of hij weet in de klas het antwoord op

9

een vraag maar geeft het niet omdat hij vooraf al denkt dat hij zal

stotteren en dat gebeurt dan ook.

De stotteraar is een deskundige op het gebied van stotteren. Hij weet

precies welke woorden en omstandigheden moeilijk voor hem zijn en

gaat deze ontwijken. Zijn angst voor stotteren wordt nog groter.

VoorbeeldRené, een Surinaamse jongen van 11 jaar, stottert vrij ernstig. Op school

vertoont hij agressief gedrag. Hij is zich zeer bewust van zijn stotteren

en zondert zich steeds meer af van zijn leeftijdgenoten. Tijdens de

behandeling vertelt Réne dat hij altijd uitgescholden wordt voor ‘aap’.

Dat is voor hem aanleiding om zijn vuisten te gebruiken, wat anderen

weer brengt tot nog meer schelden. Hij is ervan overtuigd dat iedereen

tegen hem is.

Op de vraag of er nog meer kinderen ‘bijnamen’ hebben, kan hij er niet

één verzinnen. Hij denkt dat hij de enige is en is zeer verbaasd wanneer

hij ontdekt dat er in zijn klas meer kinderen met bijnamen zijn. Dat een

ander hem daarop moet wijzen, laat zien hoezeer hij zich al heeft

afgezonderd.

Tijdens de wekelijkse behandeling wordt steeds over deze zaken

gesproken en wordt gewerkt aan een andere instelling tegenover zijn

klasgenoten. Onder andere: is er ook een andere manier om op het

schelden te reageren?

Na ongeveer twee maanden verandert zijn gedrag en probeert hij zich

aan de tijdens de behandeling gemaakt afspraken te houden. Het

10

gevolg is: zijn zelfvertrouwen groeit aanmerkelijk en na enige

aanmoediging wordt hij weer lid van de voetbalclub waar hij een jaar

geleden was afgegaan. Al deze veranderingen in combinatie met

ontspanning- en ademtherapie leidden tot geleidelijke vermindering

van het stotteren.

Ook wanneer het stotteren zich zo heeft ontwikkeld, kan de omgeving

zowel een gunstige als een ongunstige invloed op het stotteren

hebben. Bij het ernstig stotteren van wat oudere kinderen en

volwassenen is soms niet direct meer aan te geven, wat bijdroeg tot het

ontstaan ervan. Ook door gewenning kan het stotteren blijven bestaan,

terwijl de eventuele aanleiding allang opgeheven is. Hier werkt de

stotteraar zelf aan mee. Hij geeft bijvoorbeeld zijn stotteren de schuld

wanneer iets mislukt, terwijl een gebrek aan zelfvertrouwen de

eigenlijke oorzaak is.

Het stotteren heeft invloed op het gedrag. Vaak is de stotteraar stil en

trekt zich terug. Vaak gedraagt hij zich agressief of hij probeert de

grootste ‘lolbroek’ van de klas te zijn, om er toch maar bij te horen.

Zodat nu niet de omgeving of het gedrag van anderen gewijzigd moet

worden maar de eigen beleving van het stotteren. Ouders kunnen nu

niet meer om het stotteren heen. Er op reageren met: ‘o dat gaat

vanzelf over’, heeft geen zin meer. Beter is te zeggen dat de stotteraar

zich voor zijn spreken niet hoeft te schamen.

11

Ten slotteHet zo vroeg mogelijk contact opnemen met een logopedist is zeer aan

te bevelen. De ouders en de leerkracht op school zijn voor een goed

verloop van een eventuele behandeling zeer belangrijk. Heeft u naar

aanleiding van deze informatie nog vragen stel ze dan gerust aan de

logopedist.

Maasstad ZiekenhuisPostbus 9100, 3007 AC Rotterdam

Telefoon 010 – 291 19 11

www.maasstadziekenhuis.nl

info@maasstadziekenhuis.nl

Locatie ZuiderGroene Hilledijk 315, 3075 EA Rotterdam

Locatie ClaraOlympiaweg 350, 3078 HT Rotterdam

mzp3293 oktober 2008