Post on 21-Jun-2020
Institutionele druk en responsiestrategieën
Shell tijdens de olie- en gasreservekwestie
Lian M. M. Schouten, 1458582
Amsterdam, juni 2006
Master thesis BCO
Faculteit Sociale Wetenschappen
Vrij Universiteit te Amsterdam
Begeleidster: dr. Y. Taminiau
Tweede lezer: dr. A.M.J. van Hoof
L.M.M. Schouten Master Thesis
2
Voorwoord
Na een flinke dosis inzet, talloze koppen koffie en te veel Dextro Energy’s is het dan toch gelukt:
mijn master thesis is af! Na maanden achter mijn computer te hebben doorgebracht is het moment dan
toch aangebroken dat ik lekker van de zon kan gaan genieten en mijn sociale leven weer kan
oppakken. Alvorens ik het terras op duik zou ik graag een aantal mensen willen bedanken.
Als eerste mijn afstudeerbegeleidster dr. Yvette Taminiau. Ik vond het erg leuk dat je me benaderde
voor deze master thesis. Dank voor al je feedback en je vertrouwen in mij. Ook wil ik meelezer dr.
Anita van Hoof bedanken. Ik hoop dat jullie allebei plezier zullen hebben in het lezen van deze master
thesis.
Ook zou ik graag mijn vrienden en familie willen bedanken voor de vele lieve en soms wat bezorgde
telefoontjes die ik de afgelopen tijd heb mogen ontvangen. Aan mijn collega’s en baas wil ik ook
graag mijn dank uitspreken. Ik waardeer jullie flexibiliteit, interesse en steun enorm. Tot slot wil ik
met name Rick bedanken voor al zijn steun, begrip en vooral geduld.
Lian Schouten
Haarlem, 30 juni 2006
L.M.M. Schouten Master Thesis
3
Samenvatting
De bekendmaking van Shell in januari 2004 dat de organisatie 20 procent van haar olie- en
gasreserves niet meer als ‘bewezen’ kon boeken kwam als een klap aan bij aandeelhouders,
beurstoezichthouders, kredietbeoordelaars, medewerkers en andere organisaties die met Shell zijn
verbonden op basis van de boekhouding van olie- en gasreserves. Dit gaat in tegen de het idee uit de
institutionele theorie dat er sprake is van isomorphisme: organisaties gaan steeds meer op elkaar
gelijken doordat zij algemeen aanvaarde normen en gebruiken aanhangen (DiMaggio en Powell,
1983). Deze homogeniteit onder de organisaties wordt volgens DiMaggio en Powell (1983)
veroorzaakt door drie mechanismen van isomorphisme waarin druk wordt uitgeoefend op organisaties
om zich te voegen naar institutionele normen en gebruiken. De drie soorten druk die leiden tot
gelijkvormigheid betreffen dwang door regelgeving, normatieve druk door professionalisering, en
nabootsende druk door onderprestatie in vergelijking tot concurrenten. Een nadeel van deze
conformering is de beperking van keuzevrijheid die de organisaties ondervinden, waar ook wel aan
gerefereerd wordt als bureaucratie.
Zoals de afwijking van Shell aangeeft is er enige speelruimte in de druk om te conformeren aan
institutionele normen. Dit wordt beschreven door Oliver (1991) die het agentschap van individuele
organisaties onderstreept en stelt dat zij verschillende maten van weerstand kunnen bieden aan
institutionele druk. Zij verdeelt deze maten van weerstand in vijf strategieën in oplopende mate van
weerstand, te weten: berusting, tegemoetkoming, ontwijking, verzet en manipulatie. De keuze voor
een strategie hangt volgens Oliver (1991) af van een aantal factoren, maar hierin wordt geen
onderscheid gemaakt tussen de soorten druk die DiMaggio en Powell (1983) onderscheiden.
De crisis van Shell biedt een ideale casus om de dynamiek tussen druk vanuit het macroniveau
(regelgevers, concurrenten en andere constituenten) en de reacties op het microniveau (de strategieën
van individuele organisatie) nader te bestuderen. Dit onderzoek biedt daarmee gehoor aan de vraag om
gedetailleerd kwalitatief onderzoek vanuit het vakgebied (Louche, 2004) en doet een poging om
nieuwe verbanden aan het licht te brengen tussen de twee niveaus. De probleemstelling betreft de
vraag in hoeverre er een verband is te ontwaren tussen de verschillende soorten institutionele druk die
op Shell zijn uitgeoefend en de gevolgde strategieën van Shell tijdens de olie- en gasreserves crisis.
Dit onderzoek is gedaan aan de hand van een conceptueel model dat gebaseerd is op de theorieën
van ondermeer DiMaggio en Powell (1983), Oliver (1991), Scott (1995, 2001) en Kondra en Hinings
(1998). Dit model laat zien dat een organisatie legitimiteit ontleent aan haar conformering met een
institutie, wat leidt tot isomorphisme in het organisatieveld dat behoort bij deze institutie. De eerder
genoemde drie soorten druk om te conformeren alsmede de vijf strategieën van Oliver (1991) samen
met proactie van Cashore en Vertinsky (2000) komen terug in dit model om de dynamiek tussen het
macroniveau van het organisatieveld en het microniveau van de individuele organisatie weer te geven.
L.M.M. Schouten Master Thesis
4
De resultaten zijn verkregen middels een casestudie van de genoemde crisis waar Shell in verkeerde.
De gegevens komen uit twee kranten en betreffen handelingen van een groot aantal actoren in het
organisatieveld. De handelingen zijn gecodeerd naar soort druk of strategie en weergegeven in een
tijdlijn, frequentiegrafiek en verhoudingendiagram voor kwalitatieve analyse in een ‘real-life’ setting.
Uit de resultaten komen een zestal nieuwe inzichten naar voren die zijn geformuleerd in een aantal
hypotheses voor nader onderzoek. De onderzoeksvraag welke verbanden er zijn tussen de
verschillende soorten druk en de strategieën is maar in beperkte mate beantwoord wegens een
tekortkoming van de krantenanalyse. Doordat uit de krantenanalyse voornamelijk de dwang naar
voren komt kunnen er weinig verbanden worden gevonden met de andere soorten druk.
Uit de analyse komt naar voren dat de gekozen strategie niet is te koppelen aan alleen de soort druk
of het mechanisme waar vanuit de druk voortkomt. Druk X leidt dus niet altijd tot responsiestrategie Y
binnen tijdspanne Z. Wel opvallend is dat druk vanuit het dwingende mechanisme in de meeste
gevallen uiteindelijk leidt tot berusting van Shell.
Ook blijkt dat het conceptueel model nog enige ruimte biedt voor nuancering in de soort druk.
L.M.M. Schouten Master Thesis
5
Inhoudsopgave
1. INLEIDING ...................................................................................................................................... 8
1.1. AANLEIDING ................................................................................................................................... 8
1.2. RELEVANTIE ................................................................................................................................... 9
1.3. DOELSTELLING ............................................................................................................................. 10
1.4. PROBLEEMSTELLING ..................................................................................................................... 10
1.5. ONDERZOEKSMETHODE ................................................................................................................. 10
1.6. SAMENSTELLING VAN DE THESIS .................................................................................................... 11
2. INSTITUTIONELE THEORIE ...................................................................................................... 12
2.1. INSTITUTIONALISME: OUD EN NIEUW ............................................................................................. 12
Het oude institutionalisme .................................................................................................................. 12
Het nieuwe institutionalisme ............................................................................................................... 14
2.2. ENKELE DEFINITIES ....................................................................................................................... 15
Instituties............................................................................................................................................ 15
Organisatieveld .................................................................................................................................. 16
Institutionalisering ............................................................................................................................. 17
Legitimiteit ......................................................................................................................................... 18
2.3. MECHANISMEN VAN INSTITUTIONELE DRUK ................................................................................... 20
Dwingend isomorphisme ..................................................................................................................... 21
Normatief isomorphisme ..................................................................................................................... 22
Nabootsend isomorphisme .................................................................................................................. 23
2.4. PILAREN VAN SOCIALE DRUK ......................................................................................................... 24
Regulatieve pilaar .............................................................................................................................. 25
Normatieve pilaar............................................................................................................................... 25
Cognitieve pilaar ................................................................................................................................ 26
Combinatie van pilaren ...................................................................................................................... 26
2.5. (NON-)CONFORMERING VAN ORGANISATIES ................................................................................... 27
Responsiestrategieën van Oliver ......................................................................................................... 28
Empirische ondersteuning voor Olivers raamwerk .............................................................................. 34
2.6. EFFECTEN OP MACRONIVEAU ......................................................................................................... 35
Onderling risico ................................................................................................................................. 35
Processen van deïnstitutionalisering ................................................................................................... 38
2.7. ONDERZOEKSMODEL ..................................................................................................................... 38
3. METHODE ..................................................................................................................................... 41
3.1. VORM, STRATEGIE EN BEPERKINGEN .............................................................................................. 41
Onderzoeksvorm ................................................................................................................................. 41
Onderzoeksstrategie ........................................................................................................................... 41
L.M.M. Schouten Master Thesis
6
Beperkingen ....................................................................................................................................... 42
3.2. DE CASUS ..................................................................................................................................... 43
De olie- en gasreservecrisis van Shell ................................................................................................. 43
3.3. GEGEVENSVERZAMELING .............................................................................................................. 43
3.4. GEGEVENSANALYSE ...................................................................................................................... 45
Beoordeling van de druk ..................................................................................................................... 45
Beoordeling van de strategieën ........................................................................................................... 46
Voorbeelden van institutionele druk .................................................................................................... 47
Voorbeelden van responsiestrategieën ................................................................................................ 49
Categorisering van gebeurtenissen ..................................................................................................... 50
Betrouwbaarheid ................................................................................................................................ 50
4. RESULTATEN ............................................................................................................................... 51
4.1. WEERGAVE VAN RESULTATEN ....................................................................................................... 51
Kleurcodering .................................................................................................................................... 51
Diagrammen van verhoudingen .......................................................................................................... 51
Grafieken van frequenties ................................................................................................................... 52
Tijdlijnen ............................................................................................................................................ 53
Beschrijvingen .................................................................................................................................... 53
4.2. ALGEMENE RESULTATEN ............................................................................................................... 53
4.3. REGELS EN RESERVES ................................................................................................................... 57
4.4. BEDRIJFSSTRUCTUUR .................................................................................................................... 60
4.5. BESTUUR, BONUS EN REPUTATIE ................................................................................................... 62
4.6. TRANSPARANTIE ........................................................................................................................... 63
5. DISCUSSIE ..................................................................................................................................... 70
5.1. BEVINDINGEN ............................................................................................................................... 70
Institutionele druk............................................................................................................................... 70
Responsiestrategieën .......................................................................................................................... 72
5.2. CONCLUSIE ................................................................................................................................... 74
Beperkingen ....................................................................................................................................... 75
5.3. VERVOLGONDERZOEK ................................................................................................................... 75
LITERATUURLIJST ................................................................................................................................ 77
Krantenartikelen op volgorde van verschijning in de kranten NRC Handelsblad en Financial Times .... 83
Websites ............................................................................................................................................. 92
BIJLAGEN ................................................................................................................................................ 94
1. DE CASUS: SHELL TIJDENS DE OLIE- EN GASRESERVECRISIS ............................................................. 94
2. ACHTERGRONDINFORMATIE ........................................................................................................ 106
3. ANALYSE VAN GEBEURTENISSEN ONTLEEND UIT KRANTENARTIKELEN .......................................... 110
L.M.M. Schouten Master Thesis
7
INDEX VAN TABELLEN
TABEL 1. DE DRIE INSTITUTIONELE PILAREN, NAAR HET MODEL VAN SCOTT (1995)............................................ 25
TABEL 2. ANTECEDENTEN VAN STRATEGISCHE RESPONSIES (NAAR OLIVER, 1991) ............................................. 33
TABEL 3. RELATIE TUSSEN ORGANIZATIONAL FIT EN PRESTATIE, GEBASEERD OP KONDRA EN HININGS (1998). *
ORGANISATIES MET EEN HIGH INSTITUTIONAL FIT KUNNEN NIET BUITEN DE INSTITUTIONELE NORMEN
PRESTEREN. ............................................................................................................................................ 36
TABEL 4. INDICATOREN, DRAGERS EN BRONNEN VAN DE VERSCHILLENDE SOORTEN DRUK.................................. 46
TABEL 5. RESPONSIESTRATEGIEËN OP INSTITUTIONELE DRUK, GEBASEERD OP OLIVER (1991). ........................... 47
TABEL 6. KLEURCODERING VOOR DE SOORTEN DRUK(-VERLICHTING) EN DE STRATEGIEËN. ................................ 51
TABEL 7. AANTAL GEBEURTENISSEN DAT PER CATEGORIE IS BEOORDEELD ALS DRUK, DRUKVERLICHTING OF
STRATEGIE. ............................................................................................................................................. 52
INDEX VAN FIGUREN
FIGUUR 1. CONCEPTUEEL MODEL VAN HET PROCES VAN (DE-)INSTITUTIONALISERING IN EEN ORGANISATIEVELD. 39
FIGUUR 2. PERCENTAGES VAN DE GEMELDE DRUK EN DRUKVERLICHTING PER CATEGORIE. ................................ 54
FIGUUR 3. FREQUENTIES VAN DRUK EN DRUKVERLICHTING IN ALLE CATEGORIEËN. ........................................... 55
FIGUUR 4. PERCENTAGES VAN DE GEMELDE STRATEGIEËN PER CATEGORIE. ....................................................... 55
FIGUUR 5. FREQUENTIES VAN DRUK EN STRATEGIEËN IN ALLE CATEGORIEËN. .................................................... 56
FIGUUR 6. FREQUENTIES DRUK EN DRUKVERLICHTING (BOVEN) OF DRUK EN STRATEGIEËN (ONDER) IN DE
CATEGORIE REGELS EN RESERVES GETELD PER 14 DAGEN MET DATUMVERMELDING PER 8 WEKEN EN
MAATLIJNEN OP HOOGTEN VAN 0, 4, 8, ET CETERA. ................................................................................... 57
FIGUUR 7. FREQUENTIES DRUK EN DRUKVERLICHTING (BOVEN) OF STRATEGIEËN (ONDER) IN DE CATEGORIE
BEDRIJFSSTRUCTUUR GETELD PER 14 DAGEN MET DATUMVERMELDING PER 8 WEKEN EN MAATLIJNEN OP
HOOGTEN VAN 0, 4, 8, ET CETERA. ............................................................................................................ 61
FIGUUR 8. FREQUENTIES DRUK EN DRUKVERLICHTING (BOVEN) OF STRATEGIEËN (ONDER) IN DE CATEGORIE
BESTUUR, BONUS EN REPUTATIE GETELD PER 14 DAGEN MET DATUMVERMELDING PER 8 WEKEN EN LIJNEN
OP HOOGTEN VAN 0, 4, 8, ET CETERA. ....................................................................................................... 62
FIGUUR 9. FREQUENTIES DRUK EN DRUKVERLICHTING (BOVEN) OF DRUK EN STRATEGIEËN (ONDER) IN DE
CATEGORIE TRANS-PARANTIE GETELD PER 14 DAGEN MET DATUMVERMELDING PER 8 WEKEN EN
MAATLIJNEN OP HOOGTEN VAN 0, 4, 8, ET CETERA. ................................................................................... 64
FIGUUR 10. TIJDSLIJN VAN GEBEURTENISSEN IN DE CATEGORIE REGELS EN RESERVES MET DE INSTITUTIONELE
DRUK OP SHELL BOVEN EN DE GEVOLGDE STRATEGIEËN ONDER DE TIJDSLIJN GEPLAATST. ......................... 66
FIGUUR 11. TIJDSLIJN VAN GEBEURTENISSEN IN DE CATEGORIE BEDRIJFSSTRUCTUUR MET DE INSTITUTIONELE
DRUK OP SHELL BOVEN EN DE GEVOLGDE STRATEGIEËN ONDER DE TIJDSLIJN GEPLAATST. ......................... 67
FIGUUR 12. TIJDSLIJN VAN GEBEURTENISSEN IN DE CATEGORIE BESTUUR, BONUS EN REPUTATIE MET DE
INSTITUTIONELE DRUK OP SHELL BOVEN EN DE GEVOLGDE STRATEGIEËN ONDER DE TIJDSLIJN. .................. 68
FIGUUR 13. TIJDSLIJN VAN GEBEURTENISSEN IN DE CATEGORIE TRANSPARANTIE MET DE INSTITUTIONELE DRUK OP
SHELL BOVEN EN DE GEVOLGDE STRATEGIEËN ONDER DE TIJDSLIJN GEPLAATST. ....................................... 69
L.M.M. Schouten Master Thesis
8
1. Inleiding
1.1. Aanleiding
Op 9 januari 2004 schokte Shell de wereld met het bericht dat zij eenvijfde van haar ‘bewezen’
voorraden aan olie- en gasreserves moest afboeken. Deze onthulling bracht veel commotie teweeg in
de bedrijfstak, de financiële wereld en ver daarbuiten. Shell bleek namelijk al een aantal jaren af te
wijken van de gangbare normen met betrekking tot het boeken van reserves. De gerespecteerde
oliegigant waarvan altijd werd aangenomen dat deze conservatief was in het boeken van reserves
krijgt hiermee een ander gezicht. Shell komt uit allerlei richtingen onder vuur te liggen en moet zich
staande zien te houden onder de groeiende druk vanuit de beurstoezichthouders, aandeelhouders,
concurrenten en andere actoren.
De norm waar Shell van afweek wordt ook wel gezien als een instituut. De institutionele theorie, die
met de werken van Meyer en Rowan (1977) en DiMaggio en Powell (1983) een stevige basis heeft
gevonden, beargumenteert dat organisaties zich zullen conformeren aan dergelijke instituties. Door
conformering aan heersende mythen over wat efficiënte of geschikte handelswijzen zijn, verkrijgen de
organisaties legitimiteit, maar wordt ook hun keuzevrijheid beperkt. Deze conformering zorgt ervoor
dat organisaties wat betreft hun formele structuren, dagelijkse routines en praktijken op elkaar gaan
gelijken in een proces dat door DiMaggio en Powell (1983) isomorphisme wordt genoemd. Zij
onderscheiden hierin drie mechanismen die tot deze gelijkvormigheid kan leiden. Een organisatie
wordt gedwongen zich te houden aan de regels (dwingend mechanisme), de professionele normen
(normatief mechanisme), of de prestaties van concurrenten te evenaren (nabootsend mechanisme).
De afwijkende manier waarop Shell zich gedroeg gaat lijnrecht in tegen deze opvatting dat
institutionele druk vaak resulteert in isomorphisme of gelijkvormigheid van organisaties. Het laat juist
zien dat een individuele organisatie—zoals is beargumenteerd door ondermeer Covaleski en Dirsmith,
1988; DiMaggio, 1988; Powell en DiMaggio, 1991; Elsbach en Sutton, 1992; Fligstein, 1997;
Hoffman, 1999; Oliver, 1991—wel degelijk de mogelijkheid heeft om af te wijken, hetgeen resulteert
in verschillende mate van naleving van, dan wel verzet tegen, institutionele druk. Oliver (1991)
beschrijft vijf strategieën die een organisatie kan volgen in reactie op institutionele druk in oplopende
mate van weerstand, namelijk berusting, tegemoetkoming, ontwijking, verzet en manipulatie. Waar
Oliver (1991) echter geen onderscheid in maakt is de soort druk die vooraf gaat aan de strategie die
een organisatie naar aanleiding van die druk volgt. De koppeling tussen de soort druk—dwingend,
normatief en nabootsend (DiMagggio en Powell, 1983)—en de gekozen strategie—berusting,
tegemoetkoming, ontwijking, verzet en manipulatie—is later ook niet gemaakt.
L.M.M. Schouten Master Thesis
9
De bekendmaking van Shell leidde tot nieuwe druk vanuit de omgeving om te conformeren aan
regels, normen en gebruiken. De media hebben vele malen melding gemaakt van deze druk en de
reacties die Shell daarop had. De reservecrisis van Shell lijkt daarom een uitermate geschikt
onderwerp om de koppeling tussen de drie verschillende soorten druk (DiMaggio en Powell) en de
strategieën van Oliver (1991) te onderzoeken en te zien of daartussen een verband is te ontwaren.
1.2. Relevantie
De nadruk van dit exploratieve onderzoek ligt op het verkrijgen van nieuwe inzichten ten aanzien
van de huidige opvattingen over institutionalisme. De institutionele theorie is sinds de werken van
Meyer en Rowan (1977), DiMaggio en Powell (1983) en Oliver (1991) flink gegroeid en de
hoeveelheid onderzoek is intussen aanzienlijk. Zo is het proces van deïnstitutionalisering gedefinieerd
(Oliver, 1992) en wordt de vaststelling van de norm in het proces van institutionalisering omschreven
als een isomorphische dialoog (White, 1992) en zelfs als een institutionele oorlog (Hoffman, 1999).
Deze oorlog vindt plaats op het macroniveau van het organisatie veld: een (slag)veld van alle
organisaties die te maken heeft met het instituut behorend bij dat veld.
De druk die Shell ondervindt nadat de afwijking bekend wordt gemaakt zou volgens de institutionele
theorie deel uitmaken van een proces waarin Shell zich schikt en er weer homogeniteit in het
organisatieveld ontstaat. Shell biedt echter weerstand aan de groeiende druk en het proces van
isomorphisme dat de institutionele theorie beschrijft lijkt dus niet zo vanzelfsprekend. De casus laat
zien dat een individuele organisatie—zoals ondermeer Oliver (1991) beargumenteert—wel degelijk
kan afwijken en manoeuvreerruimte voor agentschap kan hebben, hetgeen resulteert in verschillende
mate van naleving van, dan wel verzet tegen, institutionele druk. Cashore en Vertinsky (2000) voegen
nog een strategie toe aan het raamwerk, namelijk die van de proactieve conformering. Kondra en
Hinings (1998) geven een raamwerk waarin zij de dynamiek beschrijven van druk op organisaties en
hun reacties wanneer zij onderpresteren aan de norm en proberen terug te komen binnen de
prestatienormen (Kondra en Hinings, 1998). De hoeveelheid kwalitatief onderzoek naar de dynamiek
tussen het microniveau en het macroniveau is echter nog beperkt (Louche, 2004).
In dit onderzoek zullen de genoemde responsiestrategieën die Shell heeft gevolgd tijdens crisis
(berusting, ontwijking, tegemoetkoming, verzet en manipulatie, aangevuld met proactie) tot in detail
worden geanalyseerd. Dit aangevulde raamwerk zal vervolgens worden uitgebreid door na te gaan of
de door Shell getoonde responsies een reactie waren op druk vanuit het dwingende, normatieve dan
wel nabootsende mechanisme (ook wel gerefereerd met respectievelijk dwingende, normatieve of
nabootsende druk). Hiermee wordt gehoor gegeven aan de vraag vanuit bijvoorbeeld Louche (2004)
om meer kwalitatieve benadering van de individuele strategische responsies in het licht van
verschillende soorten druk. Op deze manier kan wellicht een verband worden gevonden tussen de
soorten druk (DiMaggio en Powell, 1983) waarmee Shell tijdens de crisis te maken had en de
L.M.M. Schouten Master Thesis
10
responsiestrategieën (Oliver, 1991) die zij heeft gevolgd. Een combinatie van deze twee theorieën
biedt wellicht inzicht in (i) het belang dat Shell als organisatie hecht aan de verschillende soorten druk
en (ii) de impact die de verschillende soorten druk kunnen hebben op de strategie die deze organisatie
volgt.
1.3. Doelstelling
De auteur hoopt te kunnen vaststellen of er een patroon is te herkennen in de dynamiek tussen de
druk vanuit het macroniveau en de strategische keuzes op microniveau. Dit onderzoek richt zich op het
uitbreiden van een bestaand raamwerk van Oliver (1991) dat de mate van individuele weerstand van
een organisatie voorspeld uit een aantal institutionele factoren. In dit raamwerk bestaat er nog geen
onderscheid tussen de soorten druk waarop gereageerd wordt en door middel van een gedetailleerde
analyse zal worden getracht mogelijke verbanden aan het licht te brengen.
1.4. Probleemstelling
De probleemstelling van deze scriptie luidt als volgt:
In hoeverre is er een verband te ontwaren tussen de verschillende soorten institutionele
druk die op Shell zijn uitgeoefend en de gevolgde strategieën van Shell tijdens de olie- en
gasreserves crisis?
Deze vraag is te ontleden in drie deelvragen:
− Welke soorten institutionele druk heeft Shell tijdens de crisis ervaren?
Heeft Shell alle soorten druk ervaren die door DiMaggio en Powell (1983) zijn gedefinieerd, of
betreft het slechts een selectie?
− Welke strategieën heeft Shell tijdens de crisis gevolgd?
Heeft Shell alle strategieën gevolgd die volgens het raamwerk van Oliver (1991), aangevuld met de
proactieve strategie van (Cashore en Vertinsky, 2000) kunnen worden gekozen, of beperkte de
organisatie zich tot een selectie van deze strategieën?
− In hoeverre is er een verband tussen een soort druk en een gevolgde strategie?
Welke verbanden kunnen er worden ontdekt in de gedetailleerde analyse van de dynamiek tussen
druk en responsiestrategie? Als er geen verbanden zijn, hoe komt dat dan?
1.5. Onderzoeksmethode
Dit onderzoek is kwalitatief, gericht op het diepgaand analyseren van een enkele casus waarbij de
interpretatie van de context van belang is omdat het causale verbanden in een locale context
bestudeert, en tevens verkennend, met als doel het verwerven van nieuwe inzichten die kunnen leiden
L.M.M. Schouten Master Thesis
11
tot proposities binnen de institutionele theorie. De gekozen strategie is een casestudie, namelijk van de
crisis waarin Shell verkeerde nadat zij de bijstelling van hun olie- en gasreserves bekendmaakte. De
gegevens waarop de analyse is gebaseerd zijn afkomstig uit twee dagbladen die tijdens de crisis
uitgebreid bericht deden van verschillende ontwikkelingen en gebeurtenissen rondom Shell en de
andere actoren die met Shell van doen hadden. Uit de kranten zijn artikelen geselecteerd op basis van
een zoekopdracht in de zoekmachine LexisNexis. De zoekresultaten betroffen artikelen die handelden
over Shell en een van de termen ‘reserves’, ‘SEC’ of ‘crisis’ waaruit handelingen zijn ontleend die
vervolgens werden gecodeerd naar soort druk of responsiestrategie. Deze gegevens zijn
gecategoriseerd en geplaatst in aparte tijdlijnen, grafieken van frequentie en diagrammen van
verhouding waarop de kwalitatieve analyse is gebaseerd. Door het gedetailleerde niveau van analyse
en de vele tabellen, figuren en grafieken die de analyse weergeven is het gebruikelijke maximum
aantal van 60 pagina’s overschreden. Een concessie omwille van de omvang van het document zou
echter een belangrijke afbraak doen aan de inhoud. Daarom is ervoor gekozen het document niet
verder meer in te korten.
1.6. Samenstelling van de thesis
Deze thesis is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat uitgebreid in op de institutionele theorie en
behandelt de belangrijkste concepten, onderzoekers en ontwikkelingen. Het hoofdstuk mondt uit in
een conceptueel model dat als uitgangspunt is gebruikt voor dit onderzoek. Hoofdstuk 3 behandelt
uitvoerig de gehanteerde methode volgens welke gegevens zijn verzameld en geanalyseerd.
Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de resultaten die uit de analyse naar voren zijn gekomen en
behandeld deze per categorie. Tenslotte worden in hoofdstuk 5 de verworven inzichten gepresenteerd
en wordt een antwoord op de onderzoeksvraag geformuleerd. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een
beschouwing van de beperkingen van de gevonden resultaten en geeft aanwijzingen voor
vervolgonderzoek.
L.M.M. Schouten Master Thesis
12
2. Institutionele theorie
Dit hoofdstuk gaat in op de bestaande theorie en empirische kennis op het gebied van het
institutionalisme. Het eerste gedeelte geeft een korte historie van het ontstaan en de ontwikkeling van
institutionele theorie. Het volgende gedeelte gaat in op enkele definities die in de theorie worden
gehanteerd, zoals organisatieveld, institutionalisering, en legitimiteit. Vervolgens wordt een drietal
mechanismen van institutionele druk in meer detail behandeld, waarna het model van institutionele
pilaren wordt belicht. Het daarop volgende gedeelte gaat in op de manieren waarop organisaties
kunnen conformeren aan de institutionele druk, dan wel weerstand bieden. Deze weerstand kan leiden
tot bijstelling van de norm en deïnstitutionalisering zoals in het volgende gedeelte wordt beschreven.
Tenslotte wordt in dit hoofdstuk het conceptueel model gepresenteerd dat de leemte in de huidige
literatuur opvult, namelijk die van een koppeling tussen de verschillende soorten institutionele druk en
responsiestrategieën, en als uitgangspunt is genomen voor het onderzoek.
2.1. Institutionalisme: Oud en nieuw
Institutionele theorie biedt een theoretische basis voor het verkennen van sociale mechanismen. Het
institutionalisme neemt de processen in ogenschouw waardoor structuren van normen, regels, routines
en schema’s zich ontwikkelen tot autoritaire richtlijnen voor sociaal gedrag en waardoor organisaties
op elkaar gaan gelijken. Het onderzoekt hoe voornoemde elementen tot stand komen, hoe ze in de loop
der tijd worden opgenomen, aangepast en tenslotte in verval en onbruik raken. In de literatuur wordt
een onderscheid gemaakt tussen de zogenoemde ‘oude’ en ‘nieuwe’ institutionele theorie (Selznick,
1996). Hieronder volgt kort een beschouwing van de twee stromingen.
Het oude institutionalisme
Het institutionalisme vindt haar oorsprong in velerlei studies reikend tot in de negentiende eeuw
(Scott, 2001) en wordt in verband gebracht met Veblen, Commons, Marx en Durkheim (Louche,
2004). Wat deze verschillende benaderingen gemeen hebben is de overtuiging dat organisaties niet op
zichzelf staan, maar dat men rekening moet houden met de context van institutionele regelingen en
sociale processen. In de eerste van twee markante ontwikkelingsperioden worden drie scholen
onderscheiden, vernoemd naar Amerikaanse universiteiten: Columbia, Harvard en Carnegie. Deze drie
scholen van het ‘oude’ institutionalisme laten zien hoe sociale structuren leiden tot beperking van
keuzevrijheid van organisaties en individuen en de bevoordeling van enkele groeperingen, gezekerd
door heersende beloningen en sancties.
De eerste school is de zogenaamde ‘Columbia school,’ waarvan Philip Selznick (1948) een
overheersend onderzoeker is. Als student van Merton werd Selznick een aanhanger van de ideeën van
‘onbedoelde consequenties’ en ‘doelverlegging.’ Hij benadrukte het verschil tussen de gezichtspunten
L.M.M. Schouten Master Thesis
13
van organisaties als geordende instrumenten die rationele acties ondernemen om doelstellingen te
halen en organisaties als adaptieve organismen, die niet aan hun inbedding in een institutioneel matrix
voorbij kunnen gaan (Selznick, 1948 in Scott, 2001). Het lukt organisaties zelden de non-rationele
dimensies van organisatiegedrag (zoals waarden, tradities, historie, cultuur, gewoonten, interessen en
routines) te overmeesteren (Selznick, 1948 in Jaffee, 2001). Volgens Selznick zijn sociale acties niet
vrij van context, maar er juist door beperkt. Selznick definieert institutionalisering als een geleidelijk
proces, dat in de loop der tijd plaatsvindt (Selznick, 1948 in Scott, 2001).
De tweede zogenaamde ‘Harvard school’ wordt aangevoerd door Talcott Parsons (1956), die de
relatie tussen organisaties en hun omgeving bekijkt vanuit zijn cultureel-institutionele achtergrond.
Vooral de vraag hoe het waardesysteem van organisaties legitimiteit verkrijgt door aanknoping met
institutionele patronen (de matrices van Selznick) in verschillende functionele contexten houdt
Parsons bezig. Hierin onderscheidde Parsons drie verticale niveaus binnen de organisatie: (i) het
technische niveau, betrokken met productieactiviteiten; (ii) het bestuurlijke niveau, betrokken met
controle- en coördinatieactiviteiten, alsmede de verwerving van middelen en verwijdering van
producten; en (iii) het institutionele niveau, betrokken met het afstemmen van de organisatie op de
normen en conventies van de gemeenschap en de maatschappij (Parson, 1956 in Scott, 2001).
Tenslotte suggereerde Herbert Simon (1945) uit de ‘Carnegie school’ als reactie op conventionele
economische theorieën een theorie over adaptief gedrag, die gewaagde aannames deed over de
koppeling tussen de kenmerken van de organisationele structuur en de beperking van individuele
cognitieve capaciteiten (Simon, 1945 in Scott, 2001). Volgens Simon is gedrag binnen organisaties
rationeel omdat keuzes beperkt zijn en individuen geleid worden door regels. Samen met March
beargumenteerde Simon dan ook dat de organisatie, door regels te scheppen en routines te
ontwikkelen, de individuele keuzemogelijkheden beperkt (March en Simon, 1958 in Scott, 2001).
Deze scholen hebben dus al een basis gelegd voor de plaatsing van organisaties in een sociale
omgeving die groter is dan enkel de relaties tussen organisaties en hun belanghebbenden. De
Columbia school stelt dat de organisatie naast economische doelstellingen wordt beperkt door de
waarden, normen en gebruiken van de sociale omgeving, de Harvard school stelt voor dat er een
afstemming plaatsvindt tussen de organisatie en haar omgeving in het verkrijgen van legitimiteit, en de
Carnegie school stelt dat de organisaties de beperkingen zelf alleen maar erger maken door nog meer
regels en routines toe te voegen ten koste van de keuzevrijheid. Organisaties zijn gedoemd, zo lijkt het
wel, tot een steeds meer beperkende omgeving van regels en bureaucratie. In een volgende
ontwikkelingsperiode van het institutionalisme, aangeduid met de term ‘nieuw’ institutionalisme,
wordt de rationaliteit achter de bureaucratie verder uitgebreid en de rol van instituties genuanceerd.
L.M.M. Schouten Master Thesis
14
Het nieuwe institutionalisme
Naast vele anderen worden de werken van Meyer en Rowan (1977) en DiMaggio en Powell (1983)
beschouwd als de grondlegging van het ‘nieuwe’ institutionalisme, de tweede markante
ontwikkelingsperiode. Terwijl beide stromingen aangeven dat de rationaliteit van organisaties wordt
beperkt door institutionalisering, geeft de nieuwe stroming nieuwe bronnen van deze beperking.
Belangrijkste verschillen met het oude institutionalisme zijn de analytische nadruk, de benadering van
de omgeving, standpunten met betrekking tot conflicten en verandering, en het beeld van individuele
acties. Zo ziet het nieuwe institutionalisme instituties als onafhankelijke variabelen en is het
perspectief meer vanuit cognitieve en culturele benadering. Ook wordt er meer interesse getoond in de
kenmerken van groepen mensen die niet kunnen worden verklaard uit individueel gedrag (DiMaggio
et al. 1991 in Louche, 2004). Voor een uitgebreide vergelijking tussen het oude en nieuwe
institutionalisme verwijst de auteur naar DiMaggio en Powell (1991).
Meyer en Rowan (1977a) stellen dat veel elementen van formele structuren in bureaucratieën als
rationele mythen van efficiëntie functioneren (bijvoorbeeld de boekhouding) die meer vanuit traditie
en conformiteit worden aangehangen dan wegens empirisch aangetoonde effectiviteit. Zij
beargumenteren dat: “institutional techniques are not based on efficiency but are used to establish an
organization as appropriate, rational and modern. Their uses display responsibility and avoid claims
of negligence” (Meyer en Rowan, 1977a:344). Zo beweren Meyer en Rowan (1977a) dat bureaucratie
voor een deel wordt veroorzaakt door de snelle verbreiding van deze rationele mythen in de
maatschappij. Door een formele structuur aan te nemen die voldoet aan de voorschriften van de
mythen van de institutionele omgeving, laat een organisatie zien dat zij zich op een gepaste en
geschikte manier gedraagt. Zij stellen tevens dat mythen van algemeen geaccepteerde procedures een
bescherming geven tegen de perceptie van irrationaliteit en ertoe bijdragen dat organisaties
voortdurend zowel morele als financiële steun ontvangen van externe leveranciers van middelen.
Professionele macht schermt de besluitvormers af van anderen die kritiek kunnen uiten op deze
beslissingen en “binds supervisors and subordinates to act in good faith” (Meyer en Rowan,
1977a:343-344). Hieruit volgt dat organisaties die over veel institutionele formele structuren
beschikken geneigd zijn om werk aan geschikte professionals te delegeren om op die manier de
behoefte aan efficiëntie-evaluaties te beperken.
DiMaggio en Powell (1983) beargumenteren dat besluitvorming wordt beperkt door institutionele
regelingen. Organisatieactie wordt gestructureerd door gedeelde systemen van regels die zowel de
capaciteit van actoren beperken alsmede sommige groepen bevoorrechten wiens belangen door
heersende beloningen en sancties veilig worden gesteld (DiMaggio en Powell, 1983). Binnen het
algemene raamwerk van de institutionele theorie bespreken zij het concept dat zij institutioneel
isomorphisme noemen: “a constraining process that forces one unit in a population to resemble other
units that face the same set of environmental conditions” (DiMaggio en Powell, 1983:149).
L.M.M. Schouten Master Thesis
15
Institutioneel isomorphisme kan dus worden omschreven als het proces waarbij organisaties de
neiging hebben om na verloop van tijd dezelfde praktijken en/of structuren aan te nemen in antwoord
op gemeenschappelijke institutionele druk die op het niveau van het individu, van de organisatie en
van het organisatieveld kan bestaan. Zij beargumenteren dat isomorphisme organisaties meer op elkaar
doet lijken zonder hen noodzakelijk te verbeteren. Bureaucratie en ook andere vormen van
standaardisatie ontstaan omdat organisaties institutionele legitimiteit willen verkrijgen (een opvatting
die overeenkomt met die van de Harvard school). DiMaggio en Powell (1983) suggereren dat
overheden, die vaak ambigue doelen hebben en onbetrouwbare maatstaven voor prestaties, hun
toevlucht nemen in legitimiteitrituelen om hun sociale en economische geschiktheid op die manier aan
te tonen.
In deze korte historie zijn een aantal termen aan bod gekomen, waaronder institutie,
institutionalisering, legitimiteit en isomorphisme die in volgende gedeelten nader worden toegelicht en
gedefinieerd.
2.2. Enkele definities
In dit gedeelte volgen de belangrijkste definities die binnen de institutionele theorie centraal staan.
Dit zijn de definities voor instituties, organisatieveld, institutionalisering en legitimiteit die door de
auteur ter afbakening van het onderzoeksgebied zijn gekozen.
Instituties
De institutionele theorie omschrijft instituties of “instellingen” (Van Dale)214
als “social structures
that have attained a high degree of resilience. Social structures include norms, values, expectations,
procedures, standards and routines” (Scott, 2001:48).
Een belangrijk aspect van deze beschrijving is dat instituties sociale structuren zijn en geen fysieke
entiteiten. Een organisatie wordt daarom niet gezien als institutie, evenmin als een industrie of
technologie zo wordt gezien (Van den Hoed, 2004). De sociale structuren alleen maken de instituties
niet, zo benadrukt Scott (2001), maar het zijn de activiteiten waarin regels en normen worden
geproduceerd en gereproduceerd. Giddens (1984 in Van den Hoed, 2004) voegt toe dat ook middelen
en macht meegerekend zouden moeten worden wanneer we het hebben over instituties: regels kunnen
enkel effectief zijn mits deze gesteund worden door macht, waarbij gedacht kan worden aan het
uitvoeren van sancties (bijvoorbeeld door overheden). Als bepaalde regels niet worden ondersteund
door middelen of macht, zullen zij afgeschaft of langzaamaan genegeerd worden.
Uit de definitie van Scott (2001) blijkt tevens dat instituties veerkrachtig zijn en relatief bestand zijn
tegen verandering. Volgens North (1990) hebben instituties als voornaamste rol onzekerheid te
verminderen door een stabiele structuur te vestigen (North, 1990 in Louche, 2004). North (1990)
L.M.M. Schouten Master Thesis
16
omschrijft instituties als “perfectly analogous to the rules of the game in a competitive team sport.
They consist of formal written rules as well as typically unwritten codes of conduct that underlie and
supplement formal rules […] The rules and informal codes are sometimes violated and punishment is
enacted” (North, 1990:4 in Van den Hoed, 2004). Volgens hem bestaan instituties dus zowel uit
geschreven regels als ongeschreven gedragscodes die soms worden geschonden, hetgeen leidt tot
bestraffing. Als voorbeeld van instituties noemt Hoffman (2001) het huwelijkse instituut, dat
“connotes a cultural role, a practice of enduring value. […] For centuries couples repeat accepted
customs involving clothing, religious ceremonies, and family celebrations” (Hoffman, 2001 in Van
den Hoed, 2004).
De definitie wordt door Scott (2001:48) nog iets verder ontleed: “Institutions consist of cognitive,
normative, and regulative structures and activities that provide stability and meaning to social
behavior. Institutions are transported by various carriers – cultures, structures, and routines – and
they operate at multiple levels of jurisdiction”.
Samenvattend hebben instituties de volgende karakteristieken:
− Instituties zijn sociale structuren die een hoge graad van veerkracht hebben bereikt;
− Instituties zijn samengesteld uit cultureelcognitieve, normatieve en regulatieve elementen die,
tezamen met geassocieerde activiteiten en middelen, stabiliteit en betekenis aan het sociale
leven geven;
− Instituties impliceren per definitie stabiliteit, maar zijn aan veranderprocessen onderhevig
waar zowel toename als beëindiging optreedt;
− Instituties worden overgebracht door verschillende soorten dragers waaronder symbolische en
relationele systemen, routines en artefacten;
− Instituties opereren op meerdere niveaus van jurisdictie, variërend van het wereldwijde
systeem tot gelokaliseerde relaties tussen personen.
In dit onderzoek staat ondermeer het instituut van de boekhouding van olie- en gasreserves centraal.
Organisatieveld
Om de vraag te kunnen beantwoorden hoe instituties zich ontwikkelen en door de tijd heen
veranderen kan het organisatieveld als bruikbaar niveau van analyse worden genomen (DiMaggio en
Powell, 1983).
Een organisatieveld is het analyseniveau van “a community of organizations that partakes of a
common meaning system and whose participants interact more frequently and fatefully with one
another than with actors outside the field” (Scott, 1995:56). Het is dus een groep organisaties met
eenzelfde betekenissysteem, waarvan de participanten vaker en noodzakelijker met elkaar interageren
L.M.M. Schouten Master Thesis
17
dan met actoren buiten het veld. Het organisatieveld kan publieke of private actoren omvatten, ofwel
elke actor die een regulatieve, normatieve dan wel cognitieve invloed op een organisatie of populatie
van organisaties uitoefent (Scott, 1995 in Van den Hoed, 2004; Hoffman, 1999). Aanverwante
concepten zijn het industriesysteem (Hirsch, 1985 in Scott, 2001) en de societal sector (Scott en
Meyer, [1983] 1991 in Scott, 2001). Deze concepten bouwen voort op het meer traditionele concept
van de bedrijfstak, de verzameling van organisaties opererend in hetzelfde domein en wiens producten
en diensten overeenkomsten vertonen. Toegevoegd aan deze populatie worden andere en verschillende
organisaties die een enorme invloed kunnen uitoefenen op de prestaties van de organisatie, waaronder
concurrenten, uitwisselingspartners, geldschieters, regelgevende instanties, et cetera. Velden zijn
begrensd door de aanwezigheid van gedeelde cultureel-cognitieve, normatieve raamwerken of van een
gemeenschappelijk regulatief systeem die een erkend gebied van institutioneel leven vormen (Scott,
2001). Scott (2001) volgt DiMaggio en Powell (1983) en definieert een organisatieveld als: “those
organizations that, in the aggregate, constitute a recognized area of institutional life: key suppliers,
resource and product consumers, regulatory agencies, and other organizations that produce similar
services or products” (Scott, 2001:83).
Dit onderzoek richt zich op de organisatievelden Shell zich in bevindt. De actoren binnen dit veld
zijn ondermeer concurrenten, overheden, media, regelgevende agentschappen als
beurstoezichthouders, en belanghebbenden zoals personeel en aandeelhouders.
Institutionalisering
Institutionalisering, ofwel het “tot een gevestigde instelling worden gemaakt” (Van Dale)214
, wordt
gezien als het sociale proces waardoor individuen een gezamenlijke definitie van sociale realiteit
komen te aanvaarden. Het proces opereert om gemeenschappelijk begrip tot stand te brengen over
welk gedrag geschikt en fundamenteel betekenisvol is (Zucker, 1983 in Louche, 2004). Covaleski en
Dirsmith (1988:562) definiëren institutionalisering als “the process by which societal expectations of
appropriate organizational form and behavior come to take on rule-like status in thought and action”.
Door institutionalisering wordt een organisatieveld zeer gestructureerd, zodat interacties tussen de
deelnemers stabiliseren en routine worden. Organisaties in sterk gestructureerde velden vertonen dan
ook een convergentie naar normatieve praktijken die de diversiteit binnen een veld doen afnemen en
dus de homogeniteit doen toenemen. DiMaggio en Powell (1983) kennen aan institutionalisering de
volgende karaktereigenschappen toe: (i) een toename in interactie tussen organisaties van een veld, (ii)
de ontwikkeling van controle- en relatiestructuren tussen organisaties, (iii) een toename in de
hoeveelheid informatie die organisaties in het veld moeten verwerken, en (iv) de ontwikkeling van
wederzijdse gewaarwording door leden van het veld. Scott (1994 in Louche, 2004) voegt daar aan toe:
(v) een toename in overeenstemming binnen het veld over de institutionele logica, (vi) een toename in
isomorphisme wat betreft de structurele vorm die een organisatie moet aannemen binnen een bepaald
L.M.M. Schouten Master Thesis
18
veld, (vii) een toename van de gelijkwaardigheid van organisatierelaties in het veld, (viii) de evolutie
van een steeds duidelijker grens tussen het veld en andere sociale structuren, en (ix) de ontwikkeling
van een uniforme gewaarwording van de status van verschillende organisatievormen wordt geschapen.
Ook de institutionalisering van gebruiken omtrent de boekhouding van olie- en gasreserves zorgt dus
voor een noodzakelijke stabiliteit op ondermeer de Amerikaanse energiemarkt. Dankzij de gevestigde
instituties kunnen verschillende energie-industriëlen met elkaar worden vergeleken, bijvoorbeeld om
de waarde van een aandeel in de organisatie of de legitimiteit van hun handelen te bepalen.
Legitimiteit
Institutionele legitimiteit refereert aan de steun voor een organisatie die wordt verleend vanuit de
omgeving op basis van de overeenkomst tussen de handelswijze van een organisatie en de verwachte
handelswijze vanuit de omgeving. Theoretici verstaan verschillende dingen onder de term
“legitimiteit” en verstrekken dan ook verschillende definities hiervoor.
Meyer en Scott (1983) definiëren legitimiteit als “the degree of cultural support for an organization
– the extent to which the array of established cultural accounts provide explanations for its existence,
functions, and jurisdiction, and lack or deny alternatives” (Meyer en Scott, 1983:202 in Carpenter en
Feroz, 2001). Institutionele legitimiteit wordt afgeleid van de brede institutionele omgeving en niet
van de locale bureaucraten, die hun eigen unieke interpretaties van juiste procedure kunnen gebruiken
voor het behalen van hun doelen.
Parsons (1960) stelt dat de mate van legitimiteit van organisaties samenhangt met de mate waarin de
activiteiten van de organisatie overeenstemmen met de doelen van het overkoepelend systeem. Hij
maakt een onderscheid tussen het welzijn van het individu en het algemeen welzijn in zijn definitie
van legitimiteit, die luidt als “the appraisal of action in terms of shared or common values in the
context of the involvement of the action in the social system” (Parsons, 1960 in Louche, 2004:70).
Legitimiteit wordt enkel beschouwd als een output van ondergeschikten om aan middelen te geraken.
De algemene doelstelling is om het overkoepelend systeem te dienen. Parsons houdt geen rekening
met processen die leiden tot legitimiteit of keuzevrijheid van individuele organisaties.
Dowling en Pfeffer (1975) maken Parsons opvattingen iets concreter en stellen dat organisaties
proberen overeenstemming te bereiken tussen de sociale waarden die aan hun activiteiten zijn
verbonden enerzijds, met de normen van acceptabel gedrag die gelden in het grotere sociale systeem
waar zij deel van uit maken anderzijds. Er is sprake van legitimiteit als er overeenstemming is bereikt
tussen de twee systemen. Zonder deze overeenstemming wordt de legitimiteit bedreigd, hetgeen kan
resulteren in bijvoorbeeld rechterlijke en economische sancties. Het zich voegen van een organisatie
naar een reeks geïnstitutionaliseerde geloven doet legitimiteit, overlevingsmogelijkheden en middelen
toenemen volgens verschillende institutionele theoretici, waaronder Meyer en Rowan (1977a). Door
L.M.M. Schouten Master Thesis
19
legitimiteit te waarborgen, zo stellen zij, laten organisaties zien dat zij handelen om
gemeenschappelijk gewaardeerde doeleinden op een gepaste en geschikte manier te bereiken (Meyer
en Rowan, 1977a).
Streven naar legitimiteit
Vanuit een institutioneel perspectief gezien is legitimiteit niet een handelsartikel om te bezitten of te
ruilen, maar is het volgens Scott (1998) een staat of toestand die (i) waargenomen overeenstemming
met relevante regels en wetten, normatieve steun, of (ii) het op één lijn zijn met ‘cultureel-cognitieve
raamwerken’ (instituties) weerspiegelt. In tegenstelling tot technische informatie of materiële
middelen is legitimiteit geen input, die gecombineerd of getransformeerd kan worden om een nieuwe
en andere output te produceren, maar is het een symbolische waarde, die op dusdanige wijze getoond
moet worden dat deze zichtbaar is voor de buitenwereld (Scott, 1998 in Scott, 2001).
Binnen de institutionele theorie worden organisaties gezien als entiteiten die legitimiteit eerder
nastreven dan maximale winst: De organisatie heeft enerzijds te maken met haar eigen, individuele
zoektocht naar winst, voordeel en de wens om te overheersen en anderzijds met het verkrijgen of
vasthouden van legitimiteit, hetgeen de behoefte aan sociale banden impliceert die individuen in
organisaties, families en staten samenbinden (Richardson et al., 1997 in Louche, 2004). Zo betoogt
Scott (2001:58) dat “organizations require more than material resources and technical information if
they are to survive in their social environments. They also need social acceptability and credibility”.
Om te kunnen overleven hebben organisaties dus niet alleen materiële middelen en technische
informatie nodig, maar ook sociale aanvaardbaarheid en geloofwaardigheid.
Institutionele theoretici beweren dat het hebben van legitimiteit voor een organisatie zelfs
noodzakelijk is om te kunnen overleven. Legitimiteit zorgt ervoor dat het gedrag van een organisatie
niet in twijfel wordt getrokken. Het kan worden beschouwd als een soort rationalisatie en
rechtvaardiging van de door organisaties getoonde gedragingen en uitgevoerde praktijken. Door
middel van legitimiteit kan een organisatie haar overlevingskansen vergroten. Organisaties waar
legitimiteit ontbreekt kunnen daarentegen als kwetsbaarder worden aangemerkt en afgedaan als
onachtzaam, irrationeel dan wel onnodig. Omdat organisaties over het algemeen gevoelig zijn voor
wat er in hun omgeving afspeelt zullen zij op zoek gaan naar rechtvaardiging van hun acties. Dit
proces kan worden gezien als een voortdurende waardebepaling van de overeenstemming tussen het
gedrag van een entiteit enerzijds en de gedeelde waarden en geloven van sociale groepen anderzijds.
De beslissing van een organisatie om zich aan te passen om als legitiem te worden beschouwd kan
volgens Carpenter en Feroz (2001) op meerdere niveaus worden beïnvloed: (i) op het individuele
niveau door de normen, waarden en onbewuste aanpassing aan tradities van belangrijke
besluitvormers (oftewel door ideologie, motivatie, bekwaamheid, professionalisme); (ii) op
organisatieniveau door gedeelde geloofsystemen, macht en politiek (aard van politieke competitie;
L.M.M. Schouten Master Thesis
20
decentralisatie; professionalisme); en (iii) op het niveau van het organisatieveld door druk vanuit
regelgeving, publieke druk en druk vanuit de geldende normen en waarden in het betreffende veld (de
institutionele omgeving).
Verleners van legitimiteit
Volgens Friedman (1970) is de legitimiteit van een organisatie beperkt tot de economische prestaties
die zij levert. Volgens hem is de legitimiteit volledig afhankelijk van één partij, namelijk
aandeelhouders, en moet een organisatie dus wel winstgevend zijn om als legitiem te worden gezien
(Friedman, 1970 in Louche, 2004). Donaldson en Preston (1995) denken hier heel anders over. Zij
stellen dat organisaties de belangen van alle partijen die door de acties van de organisatie worden
beïnvloed in overweging moeten nemen. Organisaties zijn immers afhankelijk van bepaalde externe en
interne gebieden van legitimiteit die de acceptatie en stabiliteit van een organisatie als sociale actor
definiëren. Met andere woorden, organisaties zijn niet onafhankelijk opererende autonome entiteiten,
maar zij maken deel uit van een sociale context die haar acties bepaald. Hieruit volgt dat legitimiteit
dus niet bepaald wordt door slechts één type belanghebbende, zoals Friedman (1970) stelt, maar
voortkomt uit interacties met en tussen een heel scala aan belanghebbenden.
Organisaties hebben te maken met een institutionele omgeving waarbinnen zij legitimiteit nastreven,
maar ook een technische omgeving waarbinnen winst moet worden behaald en fysieke diensten en
producten geleverd (Meyer en Rowan, 1977a). De twee omgevingen verbeteren elkaar niet altijd, en
het kan moeilijk zijn om zowel legitimiteit als winst te behalen. Door deze handelingen van elkaar ‘los
te koppelen’ kan het conflict tussen institutionele regels en efficiëntie worden opgelost. Dit wil zeggen
dat een organisatie een andere actor in het veld doet geloven dat zij handelt in overeenstemming met
de gestelde vereisten, door institutionele handelingen te ondernemen die losstaan van de activiteiten
van de onderneming technische handelingen. Zodoende denken andere actoren dat de organisatie in
kwestie handelt volgens de gestelde vereisten en zal aan de organisatie legitimiteit worden toegekend
(Louche 2004). Des te meer geïnstitutionaliseerd een omgeving is, des te meer tijd en energie door
elite organisaties wordt besteed aan hun publieke imago’s en des te minder ze besteden aan het
coördineren en voeren van grensoverschrijdende relaties.
2.3. Mechanismen van institutionele druk
Het basisprincipe van de institutionele theorie stelt dat organisaties geneigd zijn om zich te
conformeren aan overheersende normen, tradities en sociale invloeden in hun interne en externe
omgeving. Met andere woorden, institutionele theorie stelt dat alle organisaties geneigd zijn zich te
schikken naar sociale druk. Dit suggereert dat homogeniteit optreedt onder organisaties met betrekking
tot hun structuren en praktijken en dat succesvolle organisaties diegene zijn die steun en legitimiteit
winnen door zich te conformeren met sociale druk (Carpenter en Feroz, 2001). Binnen de
L.M.M. Schouten Master Thesis
21
institutionele theorie worden door DiMaggio en Powell (1983) drie mechanismen onderscheiden die
zorgen voor deze homogeniteit: dwingend, normatief, en nabootsend isomorphisme. DiMaggio en
Powell (1983) merken op dat bovenstaande mechanismen strategische keuze niet totaal verwerpen
maar dat zij wel het aantal keuzes die managers kunnen maken beperken.
De drie mechanismen opereren op het macroniveau, oftewel op het niveau van het organisatieveld.
De institutionele mechanismen zijn het resultaat van intense activiteit op het microniveau, waar dingen
veel complexer en dynamischer kunnen zijn. Alhoewel de mechanismen niet aan elk individu in de
organisatie bekend zijn, maken zij wel allen deel uit van de organisatie en vormen zij de (onbedoelde)
uitkomst van interacties op het microniveau (Louche, 2004).
Dwingend isomorphisme
Organisaties hebben middelen uit de omgeving nodig om te kunnen overleven. Het overleven hangt
dus af van de mogelijkheid om uitwisseling met de omgeving te laten plaatsvinden. Dit zorgt ervoor
dat andere organisaties die middelen kunnen verstrekken, macht kunnen uitoefenen op de organisaties
die van deze middelen afhankelijk zijn. Dit zogenoemde perspectief van resource dependence (Pfeffer,
1978; 1981) neemt het verwerven van middelen uit de omgeving als gegeven. Het resource
dependence perspectief richt zich dus op problemen die geassocieerd worden met het winnen van
financiële middelen van de omgeving om het gedrag van individuen in een bepaalde organisatie te
kunnen begrijpen.
Dwingend isomorphisme (coercive isomorphism) wordt gedreven door twee krachten: (i) druk
vanuit andere organisaties waarvan een bepaalde organisatie afhankelijk is en (ii) de behoefte om te
voldoen aan de culturele verwachtingen van de grotere gemeenschap. Dwingend isomorphisme
vertoont overeenkomsten met het resource dependence model waarbij organisaties worden gezien als
entiteiten die beperkt worden door degenen van wiens middelen zij afhankelijk zijn. Het refereert aan
het conformeren van een organisatie wanneer externe organisaties de mogelijkheid hebben om
naleving van hun eisen te vragen. Volgens de resource dependence theorie is een organisatie onderling
verbonden met haar externe omgeving en moet zij reageren op de verwachtingen en druk die door
verschillende bronnen worden uitgeoefend. De verschillende druk die op organisaties door
verschillende actoren wordt uitgeoefend kunnen tegenstrijdige eisen representeren. Aan welke druk als
eerste moet worden toegegeven wordt bepaald aan de hand van degene die de macht heeft over
schaarse, kritieke en onvervangbare middelen. Zulke beperkingen kunnen ervoor zorgen dat een
organisatie haar structuur op één lijn brengt met de eisen van machtige actoren (DiMaggio en Powell,
1983).
Een voorbeeld van zo’n soort druk betreft de door de overheid voorgeschreven regels waaraan
organisaties zich dienen te houden, hetgeen leidt tot gelijke reacties in een hele bedrijfstak. Hierbij kan
bijvoorbeeld gedacht worden aan een nieuwe door de overheid opgelegde milieuverordening die
L.M.M. Schouten Master Thesis
22
fabrikanten ertoe dwingt nieuwe technologieën toe te passen om verontreiniging tegen te gaan
(DiMaggio en Powell, 1983). Tussen organisaties kunnen veranderingen optreden, maar over het
algemeen zullen dezelfde prestatiestandaarden en oplossingen worden verkregen in een bedrijfstak.
Niet alleen overheden maar ook andere actoren, zoals in het geval van dit onderzoek bijvoorbeeld de
Securities and Exchange Commission (SEC), kunnen dwang uitoefenen (Van den Hoed, 2004). Er zijn
reeds verschillende studies gedaan naar de werking van het dwingende mechanisme. Voorbeelden
hiervan zijn onderzoeken van Covaleski en Dirsmith (1988), Rao en Neilsen (1992), Greening en Gray
(1994), Lehrman (1994) en Konrad en Linnehan (1995).
Normatief isomorphisme
Bureaucratieën mengen zich voortdurend in culturele (of institutioneel gedreven) innovatie.
Innovaties verbonden met culturele autoriteit zullen eerder invloed hebben en makkelijker worden
geïmplementeerd dan innovaties waarbij institutionele legitimiteit ontbreekt. Culturele innovaties
zullen naar alle waarschijnlijkheid meer invloed hebben wanneer zij gesteund worden door nationale
dan wel wereldwijde beroepsorganisaties (Meyer en Scott, 1983; Meyer en Rowan, 1977a; in:
Capenter en Feroz, 2001).
Opleiding en de verwezenlijking van professionele netwerken verhoogt een gemeenschappelijke
overeenstemming en vormt de basis voor waarden en routines binnen een specifiek veld. Dit leidt tot
de ontwikkeling van normen en routines binnen beroepen. Typische bronnen van normen en waarden
met betrekking tot nieuwe technologieën zijn conferenties of technische vakliteratuur waarin
technische gemeenschappen over dominante problemen en oplossingen onderhandelen en
discussiëren. Deze discussies leiden op hun beurt tot nieuwe technologische normen,
onderzoekheuristiek en gemeenschappelijke onderzoekstrajecten (Nelson, 1991; Dosi, 1982; in: Van
den Hoed, 2004). Professies pogen normatieve controle te verkrijgen door binnen een bepaald beroep
de normen te reguleren. Jespersen et al. (2001) omschrijven professies als “occupational groups that
have achieved a high degree of control with their own field of work and the organisational framework
and rules regulating this field” (Jespersen et al., 2001 in Louche, 2004:100). Dit resulteert in het feit
dat professies een bron zijn van normatief isomorphisme, gezien hun rol als dragers van institutionele
normen, waarden en praktijken. Buiten het veld proberen professies regulerende controle te verkrijgen
door publieke wetten en regels te beïnvloeden (Jespersen et al., 2001 in Louche, 2004).
Normatief isomorphisme beschrijft de motivatie van organisaties om voor lief genomen normen te
volgen. DiMaggio en Powell (1983; Powell en DiMaggio, 1991) wijzen op de rol van professies als
middelen van normatief isomorphisme. DiMaggio en Powell (1983) zien professionalisering als “the
struggle of members of an occupation to define the conditions and methods of their work, to control
“the production of producers”, and to develop a cognitive base and legitimation for their
occupational autonomy” (DiMaggio en Powell, 1983:152). Powell (1991 in Louche, 2004) noemt drie
L.M.M. Schouten Master Thesis
23
belangrijke aspecten van professionalisering als belangrijke bronnen van isomorphisme: (i) de groei
van professionele gemeenschappen gebaseerd op kennis van specialisten van de universiteit en
gelegitimeerd door academische getuigschriften; (ii) de groei en uitbreiding van zowel informele als
formele professionele netwerken die organisaties overspannen en waarlangs innovaties zich snel
kunnen verspreiden; en (iii) het tot stand komen van carrièrepatronen en beroepstitels.
Mizruchi en Fein (1999) geven aan dat het normatief mechanisme het minst onderzocht is van alle
drie de besproken mechanismen. Vele onderzoeken op het gebied van normatieve processen richten
zich bijvoorbeeld op professionele of collegiale netwerken (Ruef en Scott, 1998), of steun die
verkregen en verstrekt wordt via informele banden (Westphal en Zajac, 1994). Deze kunnen heersende
regels, normen en waarden beïnvloeden waaraan de organisatie moet voldoen om als legitiem te
worden gezien (Scott en Christensen, 1995 in Louche, 2004). Andere voorbeelden van onderzoeken
die zich op het normatief mechanisme hebben gericht zijn studies van Galaskiewicz (1985),
Galaskiewicz en Burt (1991) en Mezias en Scarselletta (1994).
Nabootsend isomorphisme
Meyer en Rowan (1977b) stellen dat “when there is uncertainty, organizations imitate other
organizations that are perceived to be succesful and/or similar” (Meyer en Rowan, 1997b in Louche,
2004). Als organisaties worden geconfronteerd met situaties waarin er geen duidelijke beste manier
van handelen is, kunnen zij zich beperken tot het selecteren van structuren of praktijken die worden
gebruikt door organisaties en worden gezien als zijnde succesvol in de institutionele omgeving
(Capenter en Feroz, 2001). DiMaggio en Powell (1983) volgen eenzelfde redenatie. Zij stellen dat
“organizations tend to model themselves after similar organizations in their field that they perceive to
be more legitimate or successful. The ubiquity of certain kinds of structural arrangements can more
likely be credited to the universality of mimetic processes than to any concrete evidence that the
adopted models enhance efficiency” (DiMaggio en Powell, 1983:152).
Modellen kunnen ongewild en indirect worden verspreid, bijvoorbeeld door middel van overdracht
van werknemers, of uitdrukkelijk, door aan de bedrijfstak gerelateerde vakbonden.
Nabootsend isomorphisme (mimetic isomorphism) is het resultaat van efficiënte reacties op
onzekerheid in het bepalen van de juiste handelswijze. Als een organisatie geconfronteerd wordt met
onzekerheid kan het voordelig zijn om de best beschouwde handelswijze na te bootsen om op die
manier onderzoekskosten te drukken. Vergelijken op basis van een referentiepunt (benchmarken) van
organisaties is een typische illustratie van een proces waarin nabootsend isomorphisme plaatsvindt
(DiMaggio en Powell, 1983; Van den Hoed, 2004). Met andere woorden, als managers geen duidelijk
beeld hebben van de relatie tussen in- en output, als er ambiguïteit bestaat met betrekking tot doelen,
als de omgeving hoogst onzeker is of als een duidelijk te varen koers ontbreekt, kunnen leiders van
een organisatie besluiten dat het nadoen van een concurrent in de markt die zij als zeer succesvol zien
L.M.M. Schouten Master Thesis
24
de beste (re)actie behelst. Volgens Davis en Powell (1990) dient dit mechanisme in deze gevallen “as
a convenient source of organizational practices that the borrowing organization may use” (Davis en
Powell, 1990 in Louche, 2004:98)
Volgens Palmer (1993) veronderstelt de institutionele theorie dat organisaties aanvankelijk op basis
van efficiëntieoverwegingen zullen kiezen uit alternatieve structuren (of praktijken), hoofdzakelijk op
het moment dat het organisatieveld wordt gevormd dan wel gereorganiseerd. Later worden vormen die
door andere organisaties opererend in het veld als legitiem worden beschouwd aangenomen, ongeacht
of deze structuren (of praktijken) werkelijk efficiënt zijn.
Een kwestie die vaak wordt benoemd in het nabootsend mechanisme is het sociale netwerk. Volgens
Granovetter (1985) kunnen netwerken van pas komen bij het overwinnen van onzekerheid en
wantrouwen. Een sociaal netwerk over organisatiegrenzen bevordert de verspreiding van ideeën en
innovaties in een organisatieveld (Galaskiewicz en Wasserman, 1989). Galaskiewicz en Wasserman
(1989) tonen het belang van netwerken in mimesis ook aan en laten zien dat organisaties eerder
organisaties nabootsen met wie zij banden hebben.
Er zijn al verschillende studies gedaan naar de werking van het mechanisme van nabootsing.
Voorbeelden hiervan zijn onderzoeken van Fligstein (1985), Fennell en Alexander (1987), Mizruchi
en Stearns (1988), Galaskiewicz en Wasserman (1989), Davis (1991), Bolton (1993), Haunschild
(1994) en Lomi (1995).
2.4. Pilaren van sociale druk
Het gedrag van organisaties wordt mede bepaald door de institutionele omgeving waarin zij
opereren (Scott, 1995). Het conformeren van organisaties aan de instituties geschiedt via de genoemde
mechanismen, maar er zijn nog meer aspecten te onderscheiden. Scott (1995; 2001) bouwt voort op
deze mechanismen en maakt in zijn conceptueel raamwerk een onderscheid tussen drie verschillende
steunpunten of pilaren van instituties: de regulatieve, normatieve en cognitieve pilaar. De pilaren zijn
een nieuw perspectief op de reeds behandelde theorie. Deze verhelderen de verschillen in de
karakteristieken van institutionele druk: de manier waarop organisatiegedrag beïnvloed en bewerkt
worden door hun verschillende soort legitimiteit, logica, indicatoren, dragers, et cetera (zie Tabel 1).
L.M.M. Schouten Master Thesis
25
Regulatief Normatief Cognitief
Basis voor
naleving
regels
Expediënt
(redmiddel, uitweg)
Sociale verplichting Voor lief genomen
Mechanisme Dwang Normatief Mimetisch
Logica Instrumenteel Geschiktheid Orthodoxie
Indicatoren Regels, wetten, formele sancties
Certificatie, accreditatie
Invloed, isomorphisme
Basis voor
legitimiteit
Wettelijk gesanctioneerd Moreel geregeerd Cultureel ondersteund,
conceptueel correct
Drager Regels, wetten,
verordeningen
Normen, waarden,
verwachtingen, regimes,
conventies
Categorieën,
isomorphisme,
manuscripten
Manier van
redeneren
“Wat zijn mijn belangen
in deze situatie?”
“Gegeven mijn rol in
deze situatie, wat wordt
er van mij verwacht?”
“De manier waarop we de
dingen hier doen.”
Tabel 1. De drie institutionele pilaren, naar het model van Scott (1995).
Regulatieve pilaar
De regulatieve pilaar refereert aan het regulerend of beperkend effect dat instituties hebben op
sociaal gedrag. Deze pilaar manifesteert zich in (i) expliciete en formele druk op organisaties
(bijvoorbeeld het stellen van regels, wetten, het inspecteren en controleren van systemen van
organisaties) en ook (ii) het nemen van sancties (beloning dan wel straf) om op die manier
organisatiegedrag te beïnvloeden (Scott, 1995 in Van den Hoed, 2004). Het kan in het belang zijn van
de organisatie om zich aan de regels te houden, aangezien deze regels verandering teweeg brengen in
kosten-batenanalyses. Een waarschijnlijke kandidaat voor het uitoefenen van dwang op organisaties is
de overheid. Legitieme organisaties zijn die organisaties die in overeenstemming opereren met
relevante wettelijke vereisten (Scott, 1995 in Van den Hoed, 2004). De vraag die wordt gesteld is “wat
zijn mijn belangen in deze situatie?” (March, 1981 in Hoffman, 1999).
Normatieve pilaar
De tweede, normatieve pilaar, benadrukt normatieve regels, waarden en normen die
organisatiegedrag vormen, waarbij waarden en normen als volgt zijn gedefinieerd: “Values are
conceptions of the preferred or the desirable together with the construction of standards to which
existing structures or behavior can be compared and assessed. Norms specify how things should be
done: they define legitimate means to pursue valued ends” (Powell en DiMaggio, 1991:37 in Van den
Hoed, 2004:65). De normatieve pilaar beïnvloedt organisaties en gedrag op basis van sociale
verplichting en verwachtingen met betrekking tot de meest geschikte manier van handelen (Scott,
1995 in Jaffee, 2001). Normatieve instituties bepalen voorschrijvende en verplichte doelstellingen
(bijvoorbeeld het maken van winst) en verstrekken ook de aangewezen manier om deze te kunnen
volgen (bijvoorbeeld het aangeven van gepaste bedrijfspraktijken). Regels kunnen verschillen per twee
L.M.M. Schouten Master Thesis
26
verschillende actoren aangezien deze verschillende rollen vervullen. De meest geschikte handelswijze
hangt samen met de rol die de actor heeft en kan dus verschillen tussen organisaties (Van den Hoed,
2004).
Normatieve regels worden vaak gezien als opgelegde beperkingen op organisatiegedrag, maar ze
kunnen volgens Scott (1995) ook gezien worden als regels die macht geven aan actoren: “normative
rules confer rights as well as responsibilities, privileges as well as duties, and licenses as well as
mandates” (Scott, 1995:38). In tegenstelling tot de regulatieve pilaar worden normatieve regels niet
opgelegd aan een sociaal systeem (bijvoorbeeld een bedrijfstak), maar worden zij door het systeem
juist gedeeld en eigen gemaakt. Actoren voegen zich niet naar normatieve regels omdat het in hun
eigen belang is (wat wel het geval is met regulatieve pilaar) maar omdat zij zich daartoe verplicht
voelen. In plaats van middels wettelijke sanctionering worden regels moreel geregeerd (Scott, 1995).
De vraag hier luidt dan ook: “wat wordt van mij verwacht gegeven mijn rol in deze situatie?” (March,
1981 in Hoffman, 1999; Van den Hoed, 2004).
Cognitieve pilaar
De derde, cognitieve pilaar, benadrukt de centrale ligging van sociaal geconstrueerde aannames die
over het algemeen voor lief worden genomen. Actoren interpreteren en geven betekenis aan de
omgeving en het sociaal gedrag is merendeels gebaseerd op orthodoxie (de manier waarop we dingen
hier doen) dan op sancties (regulerend) of gepastheid (normatief). Regels worden nageleefd, omdat
enig ander gedrag als onbegrijpelijk of onvoorstelbaar wordt gezien (Van den Hoed, 2004). Een en
ander resulteert erin dat bredere geloofssystemen en culturele raamwerken worden opgelegd aan of
opgenomen door individuele actoren en organisaties, waardoor deze op elkaar gaan lijken (DiMaggio
en Powell, 1983). Organisaties proberen zich op traditionele manieren te gedragen om niet in het oog
te vallen. Gezien het gegeven dat er verschillen zijn in status tussen actoren, zullen organisaties de
neiging hebben om die organisaties te imiteren die als succesvoller of superieur worden gezien. Een
indicator van deze processen van nabootsing is hun prevalentie (overwicht, invloed of overheersing).
Hiermee wordt het aantal gelijkaardige individuen of organisaties bedoeld die een bepaalde vorm of
praktijk vertonen (Scott, 1995). In vergelijking tot de normatieve pilaar benadrukt de cognitieve pilaar
meer de onbewuste aard van regelconformiteit, ofwel het voor lief nemen (Van den Hoed, 2004).
Combinatie van pilaren
Elk van de drie besproken pilaren verstrekken een verschillende basis voor legitimiteit (Scott, 2001).
De regulatieve pilaar benadrukt overeenstemming met de regels. Legitieme organisaties zijn degene
die zijn opgericht volgens en opereren in overeenstemming met relevante wettelijke of quasi-
wettelijke vereisten. Een normatief denkbeeld benadrukt een diepere, morele basis voor het beoordelen
van legitimiteit. Normatieve controles (regelorganen) zullen eerder eigen worden gemaakt dan
L.M.M. Schouten Master Thesis
27
regulatieve controles en de prikkelingen voor conformiteit zullen vandaar naar alle waarschijnlijkheid
zowel intrinsieke als excentrieke beloningen omvatten. Een cultureel-cognitief perspectief benadrukt
de legitimiteit die voortkomt uit het aannemen van een gemeenschappelijk referentiekader of
gemeenschappelijke definitie van een situatie. De cultureel-cognitieve wijze betreft het “diepste”
niveau omdat het rust op voor lief genomen overeenkomsten. De basis van legitimiteit verbonden met
de drie elementen zijn verschillend en kunnen soms in conflict zijn met elkaar. Zo wordt vanuit een
regulatief perspectief bekeken of een organisatie legaal gevestigd is en of ze handelt in
overeenstemming met relevante wetten en voorschriften. Vanuit een normatief gezichtspunt ligt de
nadruk op morele verplichtingen en kunnen acties, ontstaan vanuit zuiver wettelijke vereisten, al dan
niet worden gesteund.
Bovengenoemde drie pilaren vormen de institutionele omgeving die structureert hoe organisaties
gepaste acties ontwikkelen en legitieme beslissingen nemen (Fligstein, 1991 in Van den Hoed, 2004).
Alhoewel het lijkt alsof deze pilaren elkaar aanvullen in hun reglement van wat instituties zijn,
waarschuwt Scott (1995) ervoor dat voorzichtigheid geboden is in het combineren van de drie pilaren
om sociaal gedrag te verklaren. De drie pilaren rusten op verschillende aannames met betrekking tot
de aard van realiteit (sociaal realisme versus sociaal constructionisme) en de interpretatie van gedrag
(keuze op basis van intentie versus keuze niet op basis van intentie) (Scott, 1995 in Van den Hoed,
2004). In plaats van het kiezen van een enkele pilaar, zoals Scott (1995) voorstelt, suggereert Hoffman
(2001) dat alle drie kunnen worden samengenomen om organisatiegedrag te verklaren. Hoffman en
Ventresca (1999) stellen dat instituties uit alle drie de pilaren bestaan. De een kan dominanter zijn dan
de ander op bepaalde momenten, maar alle drie bestaan naast elkaar en zijn onderling verbonden
(Hirsch, 1997).
2.5. (Non-)conformering van organisaties
Oliver (1991) gaat lijnrecht in tegen de opvatting binnen de institutionele theorie dat organisaties
alleen maar kunnen conformeren aan de druk vanuit het macroniveau. Op het microniveau hebben
individuele organisaties wel degelijk vrijheid om weerstand te bieden aan de institutionele druk om te
conformeren, zo stelt zij. De studie van Oliver (1991) benadrukt dat nakoming van de opgelegde
standaarden niet altijd verwacht hoeft te worden. Organisaties hebben “ruimte om te manoeuvreren”.
Dit gebrek in de institutionele theorie is behalve door Oliver (1991) nog door vele anderen aangeduid
(Covaleski en Dirsmith, 1988; DiMaggio, 1988; Powell en DiMaggio, 1991; Elsbach en Sutton, 1992;
Fligstein, 1997; Hoffman, 1999; Ventresca en Hoffman, 2002). Hoewel het aanwezige potentieel van
actoren om te reageren op institutionele druk al op verschillende manieren ook in de eerdere
institutionele theorie is erkend (Selznick, 1949), heeft Oliver (1991) de eerste poging gedaan om
potentiële reacties systematisch in kaart te brengen. Sindsdien is haar artikel de theoretische
L.M.M. Schouten Master Thesis
28
grondlegging voor diverse theoretische uitbreidingen en empirische studies. Ook in dit onderzoek zal
de, in de volgende paragraaf beschreven, door Oliver (1991) ontwikkelde typologie worden toegepast.
Responsiestrategieën van Oliver
Oliver (1991) heeft een typologie ontwikkeld bestaande uit vijf strategieën met variërende maten
van agentschap, reikend van passieve naleving tot actief verzet tegen institutionele druk. In haar
raamwerk is de assumptie opgenomen dat verzet tegen institutionele druk een strategische keuze van
de organisatie is. Het perspectief van strategische keuze, een theorie die binnen de institutionele
theorie genegeerd wordt, benadrukt het belang van organisatiewaarnemingen van de omgeving waarin
men zich bevindt en de ondernomen acties om zich aan die omgevingen te kunnen aanpassen (Child,
1972). Dit houdt in dat leden van een organisatie over aanzienlijke flexibiliteit beschikken om hun
eigen pad te vormen en volgen. Er wordt vanuit gegaan dat actoren in een organisatie over de keuze
beschikken om volgens hun eigen vrije wil te handelen (Judge en Zeithaml, 1992 in Louche, 2004).
Vanuit dit perspectief kan volgens Oliver (1991) gesteld worden dat er interactie bestaat tussen de
organisatie en haar omgeving en dat, gebaseerd op de dynamiek van die interactie, het management
strategische beslissingen neemt over de geschikte reactie. Deze reacties betreffen:
Berusten
Berusting (acquiescence) betreft de bewuste of minder bewuste onderwerping aan institutionele
druk, afhankelijk van het bewustzijn van de organisatie van de institutionele processen en de
verwachting dat onderwerping in het belang van de eigen organisatie zal zijn. Berusting is
hoofdzakelijk instrumenteel, waarbij het doel is het verkrijgen dan wel behouden van legitimiteit en
sociale steun. Tactieken binnen deze strategie betreffen (i) gewoonte, (ii) imitatie en (iii) naleving.
Gewoonte (habit): hiermee wordt gerefereerd aan het onbewust of blind aanhangen van voor lief
genomen regels of waarden. Organisaties reproduceren acties en praktijken van de institutionele
omgeving die historisch herhaald, gebruikelijk, conventioneel en voor lief genomen zijn.
Imitatie: deze tactiek is verenigbaar met het concept van mimetisch isomorphisme. Het refereert aan
het bewust dan wel onbewust nabootsen of nadoen van institutionele modellen waaronder bijvoorbeeld
het imiteren van succesvolle organisaties en het accepteren van advies van adviesbureaus of
beroepsorganisaties.
Naleving (compliance): het bewust gehoorzamen in het opnemen van normen, waarden en
institutionele regels en vereisten. Naleving wordt gezien als zijnde meer actief dan gewoonte of
imitatie in zoverre dat een organisatie bewust en strategisch kiest om zich te onderwerpen aan
institutionele druk in afwachting van bepaalde zelfdienende voordelen.
L.M.M. Schouten Master Thesis
29
Tegemoetkomen
Tegemoetkomen (compromise) betreft gedeeltelijke onderwerping aan institutionele druk. Deze
strategie wordt naar alle waarschijnlijkheid gevolgd wanneer een organisatie geconfronteerd wordt
met tegenstrijdige institutionele eisen of met tegenstrijdigheden tussen institutionele verwachtingen en
aan efficiëntie of autonomie gerelateerde interne organisatiedoelen. Deze strategie wordt aangewend
om te conformeren aan institutionele normen, waarden en regels, maar er vindt in tegenstelling tot
berusting slechts gedeeltelijke berusting plaats en het eigenbelang wordt actiever bevorderd. Tactieken
binnen deze strategie betreffen (i) balanceren,(ii) pacificeren en (iii) onderhandelen.
Balanceren: hierbij wordt gerefereerd aan het aanpassen van meerdere eisen met als oogmerk
gelijkheid te bereiken tussen de verschillende belanghebbenden en interne belangen.
Pacificeren: betreft ook het gedeeltelijk conformeren aan de verwachtingen van een of meer
constituenten. Een organisatie die deze tactieken aanwendt, verzet zich slechts in kleine mate tegen
institutionele druk en probeert aan de minimumstandaarden te voldoen. De meeste energie wordt
gewijd aan het kalmeren van de institutionele bron of bronnen waartegen de organisatie zich heeft
verzet.
Onderhandelen (bargaining): dit is een meer actieve vorm van tegemoetkomen dan pacificeren.
Deze tactieken betreffen de inspanning van een organisatie om bepaalde concessies aan een externe
constituent met haar eisen en verwachtingen te ontrekken.
Ontwijken
Ontwijking (avoidance) betreft het door een organisatie proberen te voorkomen van de
noodzakelijkheid van onderwerping. Organisaties bereiken dit bijvoorbeeld door te verbergen dat zij
zich niet onderwerpen, door zich te bufferen tegen institutionele druk of door te ontsnappen aan
institutionele regels en verwachtingen. Tactieken binnen deze strategie betreffen (i) verbergen, (ii)
bufferen en (iii) ontsnappen.
Verbergen (concealment) tactieken betreffen het vermommen van non-conformiteit achter een
façade van berusting. Dit komt vaak tot uiting in “window dressing” en symbolische acceptatie van
institutionele normen, regels en vereisten (Meyer en Rowan, 1977a). Vanuit een institutioneel
perspectief is het onderscheid tussen verschijning en realiteit een theoretisch belangrijke dichotomie,
omdat wordt verondersteld dat met de verschijning van conformiteit in plaats van het feitelijk
conformeren volstaan kan worden om legitimiteit te verkrijgen (Scott, 1983; Zucker, 1983 in Oliver,
1991).
Bufferen: refereert aan de poging(en) van een organisatie om de mate waarin het van buitenaf
geïnspecteerd, in detail onderzocht en geëvalueerd wordt terug te brengen door gedeeltelijk de
L.M.M. Schouten Master Thesis
30
technische activiteiten los te koppelen of los te maken van extern contact (Pfeffer en Salancik, 1978;
Scott, 1987; Thompson, 1967 in Oliver, 1991).
Ontsnappen (escape): een organisatie kan het domein waarbinnen druk wordt uitgeoefend verlaten
door bijvoorbeeld haar doelen en activiteiten te veranderen of zich te vestigen op een plek waar
vereisten minder dwingend van aard zijn (Hirschman, 1970 in Oliver, 1991).
Verzetten
Verzetten (defiance) betreft een meer actieve vorm van verzet tegen institutionele processen. Deze
strategie zal naar alle waarschijnlijkheid worden gevolgd indien de kosten die gepaard gaan met niet-
onderwerping aan institutionele druk laag is; de belangen en doelen van de organisatie niet
verenigbaar zijn met institutionele druk; de organisatie gelooft dat alternatief handelen de juiste keuze
is; en indien de organisatie niks te verliezen heeft. Tactieken binnen deze strategie betreffen (i)
verwerpen, (ii) uitdagen en (iii) aanvallen.
Verwerpen (dismiss): of het negeren van institutionele regels en waarden is een strategische optie die
organisaties naar alle waarschijnlijkheid zullen toepassen indien het potentieel voor externe
handhaving van institutionele regels waargenomen wordt als laag of indien interne doelstellingen zeer
sterk uiteenwijken van of conflicteren met institutionele waarden en vereisten. De organisatie gaat
ervan uit dat de kans om betrapt te worden beperkt is.
Uitdagen (challenge): het actiever afstand doen van regels, normen en verwachtingen. Organisaties
kunnen een offensief voeren en de institutionele druk uitdagen en zelfs een deugd van deze opstand
maken. Organisaties zullen eerder deze tactiek toepassen als het uitdagen kan worden versterkt door
middel van demonstraties van de eerlijkheid en rationaliteit van een organisatie. Over het algemeen
zullen organisaties institutionele regels en waarden uitdagen wanneer er aanzienlijk minder waarde
wordt gehecht aan wijd gedeelde externe geloven dan aan de eigen gevormde visie van wat is of
behoort te worden gezien als geschikt, rationeel of aanvaardbaar.
Aanvallen (attack): dit is een duidelijk meer intense en agressieve strategie om actief afstand te doen
van institutionele druk en verwachtingen. Deze tactiek zal naar alle waarschijnlijkheid voorkomen als
institutionele waarden en verwachtingen organisatiespecifiek zijn in plaats van algemeen, als deze
waarden en verwachtingen voornamelijk negatief en wantrouwend zijn, of als de organisatie gelooft
dat haar rechten, voorrechten en autonomie serieus in gevaar zijn.
Manipuleren
Manipuleren betreft de meest actieve reactie op institutionele druk met de intentie om actief de
inhoud van verwachtingen van constituenten of constituenten zelf te veranderen of macht daarover uit
te oefenen. In deze strategie worden druk en verwachtingen niet gezien als gegeven beperkingen die
moeten worden nageleefd of weerstaan. Deze strategie zal naar alle waarschijnlijkheid worden
L.M.M. Schouten Master Thesis
31
gevolgd als institutionele regels en waarden zwak zijn, hetgeen mogelijkheden voor actieve
manipulatie biedt. Tactieken binnen deze strategie betreffen (i) opnemen, (ii) beïnvloeden en (iii)
beheersen.
Opnemen (co-opt): poging om een institutionele constituent over te halen om tot de organisatie of
haar Raad van Commissarissen toe te treden. Het gewenste effect van deze opname tactieken is het
neutraliseren van institutionele oppositie en het vermeerderen van de legitimiteit. Het gebruik van
institutionele verbindingen komt ook tot uiting in het vormen van coalities en het strategisch gebruik
van institutionele banden om de waardigheid en aanvaardbaarheid aan andere externe constituenten te
demonstreren waarvan zij hoopt middelen en goedkeuring te krijgen (Benson, 1975; DiMaggio, 1983;
Oliver, 1990; Wiewel en Hunter, 1985 in Oliver, 1991).
Beïnvloeden (influence): richt zich op institutionele waarden en geloven of definities en criteria voor
aanvaardbare praktijken en prestaties. Prestaties in geïnstitutionaliseerde omgevingen zijn zelf
institutioneel gedefinieerd en voorgeschreven en de daadwerkelijke definities en criteria voor
aanvaardbare prestatie staan vaak open voor strategische herinterpretatie en manipulatie (Hinings en
Greenwood, 1988 in Oliver, 1991). Het doel van de organisatie is het neutraliseren van institutionele
bronnen of processen (Louche, 2004).
Beheersen (control): beheersende tactieken betreffen specifieke inspanningen om macht en
overheersing te vestigen op de externe constituenten die druk uitoefenen op de organisatie. Het doel
van de organisatie is eerder om te domineren dan te beïnvloeden, vormen of neutraliseren van
institutionele bronnen en processen.
Proactieve internalisering
Cartwright (1998 in Louche, 2004) vult de typologie van Oliver (1991) aan met de categorie
‘internalisering’. De zogenoemde internalisering strategie houdt in dat organisaties zich volledig
onderwerpen aan institutionele druk én zelfs een stapje verder gaan. Zo kunnen organisaties
opinieleiders worden en interne praktijken ontwikkelen die verder gaan dan de institutionele
verwachtingen. Organisaties kunnen de institutionele verwachtingen in hun voordeel laten werken en
deze waarden actief promoten. Ook volgens Cashore en Vertinsky (2000) mist in Olivers raamwerk
een categorie voor organisaties die voorbij gaan aan sociale druk en de leiding nemen door middel van
innovatie en anticipatie (pro-actie). Cashore en Vertinsky (2000) onderzoeken het effect van
beleidsverandering op collectieve keuzes (corporate choices). Het negeren van de ‘proactieve
categorie’ is volgens hen problematisch omdat onderzoek van onder andere Greening en Gray (1994),
Post en Altman (1992) en Sharma en Vredenburg (1998) erop wijzen dat organisaties die interne
procedures voor issue management ontwikkelen, in staat zijn om proactief te zijn en daarmee
concurrentievoordeel kunnen behalen.
L.M.M. Schouten Master Thesis
32
Institutionele factoren
Voornoemde strategieën en tactieken betreffen de gedragingen die organisaties tot uiting kunnen
brengen in reactie op institutionele druk en verwachtingen. Het conformeren of weerstand bieden aan
institutionele regels en verwachtingen omvat zowel de bereidheid als mogelijkheid van organisaties
om zich te conformeren aan de institutionele omgeving.
Om organisatiegedrag te kunnen begrijpen en de waarschijnlijkheid dat een organisatie zal zwichten
onder institutionele druk, is het belangrijk om de aard, de inconsistenties en sterkte van handhaving
van de regels van de verschillende soorten institutionele druk te begrijpen. De reikwijdte van de
omstandigheden waaronder organisaties bereid zijn tot conformeren wordt begrensd door scepticisme,
politiek eigenbelang en controle. Kwesties met betrekking tot de legitimiteit en geldigheid van de
institutionele status-quo, politiek eigenbelang onder actoren dat niet correspondeert met institutionele
doelstellingen en de inspanningen om controle over processen en output te behouden, beperken de
bereidheid van organisaties om zich te conformeren aan institutionele vereisten. De reikwijdte van de
omstandigheden waaronder organisaties in staat zijn om zich te conformeren wordt begrensd door de
capaciteit van een organisatie, conflict en bewustzijn. Ontoereikende middelen of capaciteit om aan de
vereisten van conformiteit te voldoen, tegenstrijdige institutionele druk dat unilaterale conformiteit
onbereikbaar maakt en gebrek aan herkenning of bewustzijn van institutionele verwachtingen,
beperken de mogelijkheid van organisaties om zich aan institutionele vereisten te conformeren
(Oliver, 1991).
Samenvattend kan worden gesteld dat de bereidheid en mogelijkheid van organisaties om te
conformeren worden gedreven door institutionele factoren die de waarschijnlijkheid van weerstand
bepalen. Deze factoren van Oliver (1991) zijn gebaseerd op een vijftal vragen die de keuzes van
organisaties bepalen: de vraag (i) waarom de druk wordt uitgeoefend, (ii) wie de druk uitoefent, (iii)
waar de druk uit bestaat, (iv) hoe of op welke manier de druk wordt uitgeoefend, en (v) waar deze
voorkomt. Deze vijf vragen corresponderen met vijf institutionele antecedenten van strategische
reacties: oorzaak (cause), constituenten (actoren), inhoud (content), controle en context. Voor elk van
deze factoren heeft Oliver (1991) twee dimensies bepaald, waarvan een overzicht kan worden
teruggevonden in Tabel 2. In haar werk wordt voor elk van de tien dimensies een hypothese
geformuleerd ten aanzien van de mate van weerstand en de positie van de druk in deze dimensies.
L.M.M. Schouten Master Thesis
33
Institutionele
factor
Onderzoeksvraag Voorspellende dimensies
Oorzaak Waarom wordt de organisatie onder
druk gezet om aan institutionele regels of verwachtingen te
conformeren?
Legitimiteit (sociale fitheid)
Efficiëntie (economische fitheid)
Constituenten Wie oefent institutionele druk uit
op de organisatie?
Meervoudigheid van constituenteisen
Afhankelijkheid van institutionele constituenten
Inhoud Naar welke normen of vereisten
wordt de organisatie gedwongen
zich te conformeren?
Consistentie met organisatiedoelen
Keuzebeperkingen opgelegd aan de organisatie
Controle Hoe of met welke middelen wordt
de institutionele druk uitgeoefend?
Wettelijke dwang of handhaving
Vrijwillige vermenging van normen
Context Wat is de omgevingscontext
waarbinnen institutionele druk wordt uitgeoefend?
Onzekerheid in de omgeving
Verwevenheid van de omgeving
Tabel 2. Antecedenten van strategische responsies (naar Oliver, 1991)
Voor de vijf factoren worden de veronderstellingen van Oliver kort herhaald. Wat betreft de oorzaak
van de druk wordt gesteld, dat hoe lager de legitimiteit of efficiëntie die een organisatie denkt te
behalen door te conformeren aan institutionele druk, des te meer zij aan deze druk weerstand zal
bieden. Wat betreft de constituenten zegt Oliver, dat de organisatie meer weerstand biedt naar mate de
institutionele druk onderling verschilt (meervoudigheid) of de afhankelijkheid van de constituenten
lager is. De inhoud van de druk zal de weerstand vanuit de organisatie doen toenemen wanneer deze
inconsistent is met de organisatiedoelen of teveel beperking aan de bewegingsruimte van de
organisatie oplegt. De afwezigheid van wettelijke of sociale controle op de naleving van institutionele
druk wordt tevens verondersteld de weerstand te laten toenemen. Tenslotte wordt gesteld dat ook een
context van minder onzekerheid over de toekomst of van minder verwevenheid in de relaties tussen
organisatie leidt tot meer weerstand om aan institutionele druk te conformeren. Kortom, naast
berusting kan een organisatie tegemoetkomende, ontwijkende, verzettende, of manipulerende
strategieën volgen, afhankelijk van de aan- of afwezigheid van de genoemde vijf factoren.
Louche (2004) merkt op dat hoewel het raamwerk van Oliver (1991) erg duidelijk is met de goed
gedefinieerde variabelen die erop gericht zijn om het voorkomen van alternatieve strategieën te
voorspellen, de lineairheid van het model bekritiseerd kan worden. Oliver (1991) presenteert een
analytisch raamwerk wat tot statistische analyse leidt en zij ziet factoren in een simpele causale relatie.
Institutionele factoren zijn echter geen onafhankelijke entiteiten, maar onderling met elkaar verbonden
en zij beïnvloeden elkander. Daarom, zo stelt Louche (2004), is het noodzakelijk om dynamiek aan het
raamwerk toe te voegen (bijvoorbeeld door middel van systeembenadering). Op die manier is het
mogelijk om een onderzochte organisatie of groep van organisaties en de variabelen in een nieuwe
netwerkstructuur te plaatsen waarbij de analytische nadruk niet ligt op een individuele variabele of
L.M.M. Schouten Master Thesis
34
belanghebbende, maar op een reeks van multilaterale contracten tussen belanghebbenden en
variabelen.
Empirische ondersteuning voor Olivers raamwerk
Olivers raamwerk is als uitgangspunt voor diverse empirische onderzoeken genomen. Louche (2004)
verstrekt een overzicht van deze artikelen, waarvan een aantal hieronder kort besproken worden.
Goodstein (1994) heeft het raamwerk van Oliver toegepast om de mate van
werkgeversbetrokkenheid in werk- en familiekwesties te onderzoeken, waarbij hij zich met name
gericht heeft op mogelijkheden op het gebied van kinderopvang en flexibele werkplaatsen. Hij stelt dat
organisaties niet op overeenstemmende wijze reageren op institutionele druk, maar dat zij
verschillende strategieën toepassen die samenhangen met de aard van de druk die de organisatie
beïnvloedt. Gegevens zijn verzameld uit enquêtes onder 1239 organisaties en archiefbestanden.
Uitkomsten van de uitgevoerde correlatieanalyse bevestigen Olivers benadering: organisaties passen
verschillende strategieën toe, die samenhangen met de aard van de institutionele druk die wordt
uitgeoefend.
Ingram en Simons (1995) hebben het onderzoek van Goodstein herhaald en zijn toepassing van
Olivers raamwerk uitgebreid, waarbij zij resource dependence en institutionele theorieën hebben
geïntegreerd. De gegevens voor hun analyse halen zij uit de ‘1991 National Organizations Study
(NOS)’, een representatieve nationale steekproef van organisaties. Uitkomsten van de statistische
analyse van de hypotheses ondersteunen eveneens de door Oliver in kaart gebrachte factoren van
institutionele druk die de mate van onderwerping beïnvloeden.
Cashore en Vertinsky (2000) hebben onderzoek gedaan naar de reacties van bosbeheer bedrijven op
druk om meer milieubescherming toe te passen in Noord Amerika. Zij hebben een nieuw raamwerk
ontwikkeld dat het raamwerk van Oliver uitbreidt, aan de hand van literatuur over beleidsnetwerken en
regulerende regimes. Op basis van resultaten uit drie casestudies beargumenteren Cashore en
Vertinsky (2000) dat het overheidssysteem de benadering door bedrijven beïnvloedt van externe druk
van verschillende constituenten.
Clemens en Douglas (2005) hebben Olivers raamwerk empirisch getoetst op basis van gegevens uit
de staalindustrie en de belangrijke kwestie van radioactief besmet schrootstaal. De bevindingen
ondersteunen het raamwerk van Oliver, al worden er vraagtekens gezet bij de positionering van de
manipulatiestrategie, waarvan de mate van actief verzet niet het allersterkst is maar overeenkomt met
die van berustende en tegemoetkomende strategieën.
Al deze onderzoeken nemen de verschillende institutionele factoren die Oliver (1991) verstrekt—
oorzaak, constituenten, content, controle en context—en koppelen deze aan de mate van weerstand die
de organisatie levert, al dan niet gekoppeld aan de verschillende responsiestrategieën uit het
L.M.M. Schouten Master Thesis
35
raamwerk. De veronderstellingen van Oliver (1991) over de voorspellende factoren worden hierbij als
uitgangspunt genomen, bijvoorbeeld in Hypothese 4 van Ingram en Simons (1995:1469) en Hypothese
4 van Clemens en Douglas (2005:1208), die de mate van controle van de institutionele druk koppelen
aan de mate van weerstand. Beide hypothesen worden getest door de hoeveelheid middelen te
vergelijken waarmee druk wordt uitgeoefend op de onderzochte organisaties. In dit voorbeeld laten de
hypothesen de soort middelen (regels of normen) echter buiten beschouwing, en kan er dus geen
onderscheid worden gemaakt in het mechanisme van isomorphisme waaruit de druk voortkomt. De
koppeling van de responsiestrategieën aan de druk vanuit de dwingende, normatieve en nabootsende
mechanismen is nog niet onderzocht en komt in dit onderzoek voor het eerst aan de orde.
2.6. Effecten op macroniveau
Het besproken raamwerk van Oliver (1991) richt zich op de voorspelling van het ontstaan van
alternatieve strategieën op het microniveau en doet uitspraken over de waarschijnlijkheid van
weerstand vanuit een individuele organisatie op externe druk. Zij laat hierbij het organisatieveld
waarvan een organisatie deel uit maakt, met andere woorden het macroniveau, buiten beschouwing.
De verschillende mate van conformering aan institutionele druk leidt tot een gespreide positionering
van de organisaties binnen de verschillende organisatievelden waar zij toe behoren (Kondra en
Hinings, 1998), en mogelijk zelfs tot afbraak van de instituties waar de organisatievelden omheen zijn
gevormd. Dit gedeelte handelt over deze macropositionering binnen het raamwerk van Kondra en
Hinings (1998) en de afbraak van instituties.
Onderling risico
Kondra en Hinings (1998) bespreken het effect dat isomorphisme (DiMaggio en Powell, 1983) op de
prestaties van organisaties heeft. Zij stellen dat isomorphisme resulteert in gelijkaardige prestaties en
uitkomsten van organisaties. Organisaties opererend in hetzelfde organisatieveld conformeren zich aan
de institutionele normen, regels en vereisten teneinde hun legitimiteit en overlevingskansen te
vergroten. Als organisaties binnen een organisatieveld isomorf zijn kan het werken van een organisatie
op een manier overeenkomstig andere organisaties in het veld (nabootsend gedrag), het risico
minimaliseren dat de organisatie ten opzichte van andere spelers in dat veld onderpresteert. Als
organisaties erin slagen elkanders gedragingen succesvol na te bootsen zullen zij op overeenkomstige
wijze presteren.
Institutional fit en Institutional Operators
Aangezien uit het bovenstaande blijkt dat prestaties van organisaties beperkt worden door
institutionele normen, kunnen prestaties van organisaties die van de institutionele normen afwijken
uiteenlopen met die van organisaties die zich wel conformeren. Omdat organisaties kunnen afwijken
L.M.M. Schouten Master Thesis
36
van institutionele normen en dit ook doen (Oliver, 1991), zal er verscheidenheid en diversiteit binnen
het organisatieveld optreden. Kondra en Hinings (1998) introduceren het begrip institutional fit
(institutionele overlap), waarmee zij refereren aan “the degree of compliance by an organization with
the organizational form of structures, routines and systems prescribed by institutional norms”
(Kondra en Hinings, 1998:750). Als er sprake is van een ‘high fit’ (veel overlap), zal er sprake zijn
van een beperkt prestatiebereik. Met andere woorden, prestaties van organisaties zullen in dat geval
dicht bij elkaar liggen. Organisaties die binnen deze categorie vallen presteren binnen de institutionele
normen en worden door Kondra en Hinings (1998) Institutional Operators genoemd. Er kan echter
ook sprake zijn van ‘low fit’ (weinig overlap). Kondra en Hinings (1998:751) maken binnen deze
categorie onderscheid tussen Renegades, Equifinalists en Dogs (zie Tabel 3).
Low institutional fit High institutional fit
Prestatie boven de institutionele normen Renegades *
Prestatie binnen de institutionele normen Equifinalist Institutional Operators
Prestatie onder de institutionele normen Dogs *
Tabel 3. Relatie tussen organizational fit en prestatie, gebaseerd op Kondra en Hinings (1998).
* Organisaties met een high institutional fit kunnen niet buiten de institutionele normen presteren.
Renegades
Renegades zijn organisaties die opzettelijke dan wel onopzettelijk van institutionele normen
afwijken en beter presteren dan de andere organisaties in het veld. Renegades kunnen zijn (i)
organisaties die net in het veld zijn toegetreden, (ii) voormalig Institutional Operators die niet wegens
gewoonte of normatieve processen zich in institutionele normen berustte, maar juist wegens
pragmatische redenen (actief agentschap) en (iii) voormalig Institutional Operators die onbewust van
de institutionele normen zijn afgeweken.
Kondra en Hinings (1998) verstrekken drie manieren waarop Institutional Operators op Renegades
kunnen reageren: (i) zij kunnen proberen om de Renegades te laten berusten in institutionele normen
middels dwingende processen (actief agentschap), (ii) zij kunnen de Renegades nabootsen (actief
agentschap) en (iii) zij kunnen ervoor kiezen de Renegades te negeren. Dit laatste lijkt vrij
onwaarschijnlijk omdat de prestaties van Renegades de Institutional Operators slecht doen
afschilderen. Indien dit aan de orde blijft zullen Institutional Operators gedreven zijn om hun
prestaties te verbeteren door de Renegades na te bootsen of door ervoor te zorgen dat Renegades geen
kans meer krijgen hun prestaties te verbeteren. Als Institutional Operators er niet in slagen om of
Renegades na te bootsen dan wel hen te laten onderwerpen aan dwingende institutionele druk, kan dat
het aantal Institutional Operators doen afnemen.
L.M.M. Schouten Master Thesis
37
Equifinalists
Equifinalists conformeren zich niet aan de institutionele omgeving, maar presteren wel binnen
institutionele normen. Dit is mogelijk omdat er meerdere manieren mogelijk zijn om tot dezelfde
uitkomsten te komen. Als er geen aanzienlijk verschil is in prestaties tussen Equifinalists en de
Institutional Operators, zullen Institutional Operators niet geprikkeld zijn om risicovolle en
dramatische veranderingen te ondergaan om Equifinalists na te bootsen. Daarnaast zullen organisaties
die pogen om andere spelers in het veld na te bootsen hoogst waarschijnlijk eerder institutionele
normen nabootsen omdat daarbij minder risico wordt gelopen. Daarom zullen Equifinalists geen
invloed hebben op de institutionele normen en het daaraan gekoppelde prestatieniveau (Kondra en
Hinings, 1998). Equifinalists kunnen Renegades of Dogs worden indien hun prestaties afwijken van de
institutionele normen. Wanneer omstandigheden wijzigen kunnen alternatieve vormen of routines
resulteren in andere uitkomsten dan die door Institutional Operators worden behaald. Zulke
omstandigheden kunnen een aanmoediging zijn voor Equifinalists om Institutional Operators na te
bootsen om hun potentiële uitkomsten goed te kunnen inschatten. Een terugkomend thema binnen de
institutionele theorie is immers het terugbrengen van onzekerheid (DiMaggio, 1998; in: Kondra en
Hinings, 1998).
Dogs
Dogs zijn organisaties die onder de institutionele normen presteren. Hun prestaties zijn ontoereikend
en zij hebben een gebrek aan legitimiteit. De kans om als Dog te overleven is kleiner dan de kans die
Equifinalists en Institutional Operators hebben. Kondra en Hinings (1998) verstrekken drie redenen
waarom organisaties een Dog kunnen worden: (i) organisaties kunnen er bewust voor kiezen
alternatieve organisatievormen aan te nemen; (ii) organisaties kunnen onbewust zijn afgeweken van
institutionele normen en (iii) organisaties kunnen er niet in zijn geslaagd mee te veranderen met
veranderende normen.
Volgens Kondra en Hinings (1998) kan verwacht worden dat Dogs geen invloed hebben op
institutionele normen. Aangezien Dogs slecht presteren zullen andere organisaties niet geprikkeld zijn
deze na te bootsen en worden de normen gehandhaafd. Gemiddeld presterende organisaties zouden
geprikkeld kunnen zijn om Dogs in leven te houden, omdat zij dan niet onder druk staan om hun
prestaties te verbeteren. Institutionele theorie suggereert echter druk voor isomorphisme en weinig
variantie tussen organisaties. Dit zet Dogs extra onder druk aangezien het verdwijnen van deze Dogs
ervoor zorgt dat institutionele normen met het bijbehorende prestatieniveau gehandhaafd kunnen
worden. Kondra en Hinings (1998) geven aan dat Dogs, indien zij hiertoe de middelen hebben, kunnen
pogen een nabootsend proces te volgen om de vorm van de organisatie overeenkomstig institutionele
normen te krijgen en daarmee hun prestaties te doen toenemen. Dogs kunnen ook, indien zij over de
kennis en middelen beschikken, trachten nieuwe, niet geïnstitutionaliseerde routines of
L.M.M. Schouten Master Thesis
38
organisatievormen aan te nemen om hun prestaties en daarmee hun overlevingskansen te doen
toenemen. Doen zij dit niet zullen zij waarschijnlijk niet overleven. Gedreven om te overleven, zo
stellen Kondra en Hinings (1998), is het het meest waarschijnlijk dat Dogs een proces van nabootsing
of veranderingsproces zullen volgen om een ‘Institutional Operator’ te worden.
Processen van deïnstitutionalisering
Het is mogelijk dat veel organisaties in een organisatieveld ervoor kiezen van de norm af te wijken
en weerstand te bieden aan de instituties die druk op hen uitoefenen. Wanneer dit gebeurt kan dit
leiden tot afbraak van deze instituties op het macroniveau. Dit wordt ook wel deïnstitutionalisering
genoemd: “the process by which the legitimacy of an established or institutionalised organisatoinal
practice erodes or discontinues” (Oliver, 1992). De literatuur noemt vele redenen die leiden tot
afbraak van instituties, variërend van verzwakte wetgeving en een toename in weerstand, tot de erosie
van normen of van culturele geloven. Oliver (1992) geeft drie algemene typen van druk die leiden tot
deïnstitutionalisering: (i) politieke druk die het gevolg kan zijn van herverdeling van macht, (ii)
functionele druk doordat de instrumentele waarde (bijvoorbeeld effectiviteit of efficiëntie) van het
instituut ter discussie wordt gesteld, en (iii) sociale druk door de aanwezigheid van verschillende
sociale groepen en uiteenlopende of tegenstrijdige waarden en praktijken.
Op het macroniveau ontwikkelt een organisatieveld zich rond een kwestie, kan het groeien,
stabiliseren en vervolgens weer afnemen (Meyer et al., 1990). In het organisatieveld treden (populaties
van) organisaties toe en uit, en machtsverhoudingen veranderen (Brint en Karabel, 1991). Deze
dynamiek, waarin debatteren, onderhandelen en conflict centraal staan, wordt wel omschreven als een
“isomorphische dialoog” (White, 1992 in Van den Hoed, 2004) of zelfs als een “institutionele oorlog”
(Hoffman, 1999). De instituties die uit deze discussies voortkomen zullen in sterkte verschillen
(Hoffman, 1999; D’Aunno et al., 2000), onder andere afhankelijk van de urgentie van de kwestie (Van
den Hoed, 2004).
2.7. Onderzoeksmodel
Tot slot mondt hier het hoofdstuk uit in een samenvattend conceptueel model dat de onderlinge
samenhang van de besproken concepten weergeeft. Aan de hand van dit model is het onderzoek
opgezet en geanalyseerd.
L.M.M. Schouten Master Thesis
39
(Re)acties
Proactie
Berusting
Tegemoetkoming
Ontwijking
Verzet
Manipulatie
Conformerende druk
Dwang
Normatieve druk
Nabootsende druk
Organisatieveld
Institutie
Regulerend
Normatief
Cognitief
Legitimiteit
Isomorphisme
Organisatie
(Shell)
Figuur 1. Conceptueel model van het proces van (de-)institutionalisering in een organisatieveld.
In Figuur 1 wordt de onderlinge samenhang gegeven van de behandelde concepten. Zoals uit de
definities duidelijk is geworden heeft elke institutie haar eigen organisatieveld met daarin
verschillende organisaties waar druk op wordt uitgeoefend en die weerstand kunnen bieden aan deze
druk. In de figuur worden een aantal zaken afgebeeld die enige toelichting verdienen (Scott, 2001).
Ten eerste is er de institutie, afgebeeld als een rechthoek binnen het kader van het organisatieveld.
De institutie wordt ondersteund door één of meerdere institutionele pilaren die in de rechthoek worden
gerefereerd met de termen regulerend, normatief en cognitief (Scott, 1995; 2001).
Ten tweede is er de organisatie, afgebeeld als een rechthoek met ronde hoeken. De organisatie is op
drie manieren verbonden met de institutie: (a.) de organisatie ondervindt conformerende druk vanuit
de institutie; (b.) de organisatie biedt een zekere mate van weerstand tegen of berust zich in deze druk;
en (c.) door de conformering aan de institutie wordt de organisatie legitimiteit verleend en treedt er
isomorphisme op.
Ad a.) De pijl die loopt van de institutie naar de organisatie beeld de conformerende druk uit op de
organisatie om te conformeren aan de institutie. Deze druk kan zijn van dwingende, normatieve dan
wel nabootsende aard, waarmee wordt geduid op de corresponderende mechanismen van
isomorphisme (DiMaggio en Powell, 1983). Indien de institutie van regelgeving of dwingende sancties
is voorzien is er sprake van dwang, indien de institutie gebaseerd is op een algemene norm spreken we
van normatieve druk, en wanneer de institutie voortkomt uit overprestatie van concurrenten spreken
we van nabootsende druk.
L.M.M. Schouten Master Thesis
40
Ad b.) De pijl van organisatie naar de institutie duidt op de gekozen strategie van de organisatie
voorafgaand aan of als reactie op de conformerende druk. Deze strategie kan bestaan uit proactie
(Cashore en Vertinsky, 2000), berusting, tegemoetkoming, ontwijking, verzet of manipulatie (Oliver,
1991).
Ad c.) De pijlloze verbinding tussen de institutie en de organisatie geeft de dubbele werking aan van
enerzijds de conformering aan een institutie waardoor isomorphisme optreedt (DiMaggio en Powell,
1983), en anderzijds de verlening van legitimiteit aan de organisatie doordat de het handelen van de
organisatie overeenkomt met de institutionele norm (Meyer en Scott, 1983).
Bij de figuur dient te worden opgemerkt dat een organisatie in meerdere organisatievelden tegelijk
deel kan nemen, en dat er in een organisatieveld meerdere constituenten aanwezig zijn. Al deze
organisaties zijn gekoppeld aan dezelfde institutie en kunnen daardoor via de institutie elkaar
beïnvloeden. Institutionalisering is in deze context de werking van het isomorphisme en de verlening
van legitimiteit binnen het organisatieveld (Covaleski en Dirsmith, 1988; Kondra en Hinings, 1998).
Het onderzoeksmodel laat duidelijk zien wat in dit onderzoek wordt bestudeerd, namelijk de
koppeling van de verschillende soorten druk aan de verschillende soorten responsiestrategieën.
Hoewel Oliver (1991) een voorspellend raamwerk biedt dat aangeeft hoe verschillende factoren van de
institutionele druk invloed hebben op de gekozen mate van weerstand, is er nog geen onderzoek
gedaan naar de verbanden tussen de drie druksoorten en specifieke strategieën in het dynamische
proces van institutionalisering.
Aan de hand van deze casus zal worden getracht het raamwerk van Oliver (1991) verder uit te
breiden in een poging de leemte in de literatuur op te vullen, met name die van een koppeling tussen
de conformerende druk van dwingende, normatieve en nabootsende mechanismen van isomorphisme
met specifieke responsiestrategieën van de organisatie. De manier waarop het onderzoek wordt
uitgevoerd wordt in het volgende hoofdstuk uiteengezet.
L.M.M. Schouten Master Thesis
41
3. Methode
In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de gevolgde aanpak voor het bestuderen van de
onderzochte fenomenen en de specifieke onderzoekstechnieken die daarbij zijn toegepast. Er zal
informatie worden verstrekt met betrekking tot het type onderzoek waarvoor is gekozen, de
onderzoekseenheid, evenals de onderzoeksstrategie die is toegepast. Daarnaast zullen ook de
methoden van gegevensverzameling en gegevensanalyse aan bod komen.
3.1. Vorm, strategie en beperkingen
Dit gedeelte gaat in op de gekozen vorm en strategie van onderzoek en beschouwt kort de mogelijke
beperkingen.
Onderzoeksvorm
Dit onderzoek is een poging om te voldoen aan de vraag vanuit het institutionele onderzoeksveld
naar analyse van de causale verbanden in een ‘werkelijke’ context. Bestaande analyses van
bijvoorbeeld het raamwerk van Oliver (1991) zijn overwegend kwantitatief en gebruiken statistiek om
de strategische responsies te testen (Louche, 2004). Terwijl kwantitatieve gegevensanalyse zich richt
op grootschalig onderzoek waarbij de invloed van de specifieke context van individuele cases buiten
beschouwing wordt gelaten, wordt kwalitatieve gegevensanalyse voornamelijk toegepast om een
relatief klein aantal cases diepgaand te onderzoeken waarbij de locale context en de interpretatie
hiervan een centrale rol speelt (zie voor een uitgebreid overzicht van de verschillen tussen
kwalitatieve- en kwantitatieve gegevensanalyse bijvoorbeeld Lee, 1999; Punch, 2005). Dit onderzoek
is kwalitatief, gericht op het diepgaand analyseren van een enkele casus waarbij de interpretatie van de
context van belang is omdat het causale verbanden in een locale context bestudeert, en tevens
verkennend, met als doel het verwerven van nieuwe inzichten die kunnen leiden tot proposities binnen
de institutionele theorie.
Onderzoeksstrategie
Onderzoeksstrategieën leiden tot specifieke methoden voor het verzamelen en analyseren van
empirisch materiaal (Louche, 2004). Ze behelzen een combinatie van vaardigheden, aannames en
praktijken die onderzoekers aanwenden wanneer ze hun geïnterpreteerde opvattingen verplaatsen naar
de empirische wereld en in beweging zetten (Denzin en Lincoln, 1998). Yin (1994) beschrijft het
gebruik van casestudies in de sociale wetenschap, de onderzoeksstrategie die ook in dit onderzoek
wordt toegepast. Volgens Yin (1994) kan een casestudie worden gedefinieerd als: “an empirical
inquiry that investigates a contemporary phenomenon within its real-life context, especially when the
boundaries between phenomenon and context are not clearly evident”. Een casestudie biedt de
L.M.M. Schouten Master Thesis
42
mogelijkheid om diepgaand op de identificatie van een reeks variabelen in te gaan, alsmede op de
contextuele factoren die de onderzochte fenomenen beïnvloeden. In plaats van de nadruk te leggen op
het vinden van zoveel mogelijk causale verbanden tussen bepaalde variabelen is het doel van
casestudieonderzoek de causaliteit te onderzoeken in het licht van haar ‘real-life’ context. Volgens Yin
(1994) heeft het toepassen van een case studie de voorkeur als hedendaagse gebeurtenissen worden
onderzocht (in tegenstelling tot historische gebeurtenissen). Naast het feit dat dit onderzoek zich richt
op een vrij recente gebeurtenis zijn het exploratieve karakter van deze onderzoeksstrategie, alsmede de
mogelijkheid om toegang te verkrijgen tot diepgaande informatie, ondersteunend voor de keuze voor
deze onderzoeksstrategie.
Beperkingen
Zoals bij elke onderzoeksstrategie zijn er ook aan de casestudie bepaalde beperkingen en problemen
verbonden. Een eerste beperking van de casestudie is dat deze tijdrovend kan zijn (Bakker, 2001). Het
mogelijk contact moeten leggen met potentiële casestudies, het verkrijgen van toegang, maar ook het
verzamelen van informatie kan veel tijd kosten. Dit resulteert erin dat er vaak een beperkt aantal
casestudies tegelijkertijd wordt onderzocht. Ook in geval van dit onderzoek is in verband met beperkte
onderzoekstijd gekozen één casus te onderzoeken. Andere belangrijke beperkingen wat betreft
geldigheid en betrouwbaarheid van het onderzoek worden door Yin (1994) als volgt geïdentificeerd:
− constructvaliditeit—het ontwikkelen van de juiste meetmethoden en instrumenten om zo
nauwkeurig mogelijk de onderzochte concepten te kunnen operationaliseren;
− externe validiteit—het domein waarbinnen de bevindingen van een onderzoek kunnen worden
gegeneraliseerd; en
− betrouwbaarheid—het kunnen aantonen dat de in het onderzoek gedane verrichtingen, zoals
de procedures voor het verzamelen van de data, kunnen worden herhaald met dezelfde
resultaten.
Om het probleem van constructvaliditeit in casestudies te ondervangen stelt Yin (1994) het gebruik
van meerdere bronnen van bewijs voor. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het gebruik van
documentatie in combinatie met interviews en enquêtes. Meerdere bronnen verstrekken meerdere
metingen van hetzelfde fenomeen en dit maakt de bevindingen nauwkeuriger en overtuigender. Een
ander punt van kritiek betreft de beperkte basis voor generalisatie die de casestudiemethodologie biedt.
Yin (1994) merkt op dat casestudies eerder bruikbaar zijn om theoretische proposities uit af te leiden
(zoals in dit onderzoek het geval is) dan om uitspraken te kunnen doen over hele populaties. Wat
tenslotte behoort te worden opgemerkt is dat kwalitatieve gegevensanalyse nauw verbonden is met
subjectiviteit, hetgeen een probleem kan opleveren voor de betrouwbaarheid van het onderzoek.
Hiermee wordt gerefereerd aan de mate van consistentie waarmee bijvoorbeeld bepaalde stukken tekst
L.M.M. Schouten Master Thesis
43
door verschillende observeerders aan dezelfde categorie worden toegekend. Met betrekking tot het
verhogen van de betrouwbaarheid stelt Yin (1994) voor om gebruik te maken van studieprotocollen
alsmede een casestudie database te ontwikkelen en bij te houden. Er moet duidelijkheid bestaan over
hoe het onderzoek is opgezet, uitgevoerd, welke gegevens er verzameld zijn en hoe deze zijn
geïnterpreteerd. Op deze en voornoemde problemen zal in volgende paragrafen worden teruggekomen.
3.2. De casus
De onderzoekseenheid van deze casestudie betreft de organisatie Shell, een olie- en gasproducent die
in een crisis belandt wanneer deze gedwongen wordt schattingen van reserves bij te stellen.
Onderstaand wordt de crisis beschreven, maar voor een uitgebreide beschrijving van de casus verwijst
de auteur naar Bijlage 1. De auteur raadt tevens aan om, eventueel voorafgaand aan het doornemen
van de uitgebreide casus, de benodigde achtergrondinformatie die onder Bijlage 2 wordt toegelicht
door te nemen.
De olie- en gasreservecrisis van Shell
In het voorjaar van 2004 was de Koninklijke/Shell Groep veelvuldig in het nieuws vanwege haar
aankondiging in januari 2004 dat meer dan 20 procent van haar olie- en gasreserves moest worden
afgeboekt. Deze aankondiging zorgde voor nogal wat commotie in de bedrijfstak en het hele
organisatieveld, met name omdat Shell was afgeweken van standaarden die door de machtige
regulerende constituent de Securities and Exchange Commission (SEC) zijn vastgesteld, terwijl elke
organisatie die op een van de Amerikaanse beurzen staat meegedeeld verplicht is deze standaarden na
te leven. Ook aandeelhouders reageerden geschokt en het bestuur en zelfs de hele bedrijfsstructuur van
Shell komen zwaar onder vuur te liggen. De resulterende crisis duurt nog tot aan de herfst van 2004
totdat men begin 2005 weer overgaat tot de orde van de dag en de organisatie medio 2005 boetes
betaalt aan ondermeer de SEC, waarmee de berichtgeving rond de crisis vrijwel is geëindigd. Op 20
juli 2005 unificeert de organisatie officieel de duale structuur en gaat verder door het leven als Royal
Dutch Shell.
3.3. Gegevensverzameling
In dit gedeelte wordt na een korte toelichting op de afbakening van de periode van de analyse in dit
onderzoek kort ingegaan op de bronnen die zijn gebruikt om de gegevens te verzamelen.
Om de periode van onderzoek af te bakenen is als beginpunt genomen de dag dat de eerste
bijstelling van de olie- en gasreserves bekend werd gemaakt (9 januari 2004) en als eindpunt de dag
dat de kwestie werd afgesloten met het officieel betalen van een boete door Shell aan de SEC en de
FSA (30 juni 2005). Het doel van het onderzoek is immers om vast te stellen van welke soorten druk
L.M.M. Schouten Master Thesis
44
en strategieën er sprake was ten tijde van de reservekwestie, waarvan in de media nauwelijks meer
sprake was na de betaling van de boetes.
Het vergaren van goede informatie is belangrijk om goede conclusies te kunnen trekken. Door
bijvoorbeeld meerdere informatiebronnen zoals enquêtes, interviews, krantenartikelen en
persberichten te combineren neemt de betrouwbaarheid van conclusies toe. Helaas ligt het onderwerp
van de crisis gevoelig bij organisatie waardoor interviews en enquêtes geen mogelijkheid boden voor
gegevensverzameling. Daarom is voor secundaire gegevensanalyse gekozen. Hoewel secundaire data
niet direct van de bron afkomstig is gaat de auteur ervan uit dat de gekozen bronnen, in dit geval twee
vooraanstaande kranten, voldoende feitelijke informatie leveren. Er is overwogen om ook
persberichten in de analyse op te nemen, maar omdat enerzijds de persberichten al in de
krantenartikelen waren verwerkt is hiervoor uiteindelijk niet gekozen. Daarnaast wordt ervan uit
gegaan dat het opnemen van persberichten zou betekenen dat er niet meer met gelijke vertraging wordt
bericht, wat op het geheel gezien een vertekenend beeld van de situatie kan geven.
Het onderzoek bestaat uit een gedetailleerde, systematische inhoudsanalyse van twee kranten.
Gezien de dubbele nationaliteit van de organisatie is gekozen voor zowel een Nederlandse als een
Britse krant van kaliber, respectievelijk het NRC Handelsblad (NRC) en de Financial Times (FT),
waarvan wordt verondersteld dat de journalisten in dienst van deze kranten kunnen doordringen tot de
verschillende niveaus van de organisatie. Uit het ruime aanbod van kranten van de twee naties zijn
deze twee gekozen omdat zij met betrekking tot verscheidene onderwerpen een duidelijk overzicht
geven van de situaties en hun context. Zo verschijnt in het NRC informatie met betrekking tot de
interne strijd die binnen Shell heeft plaatsgevonden (onder andere gebaseerd op gelekte e-mails en
PowerPoint presentaties, verstrekt via anonieme e-mails van huidige of ex-medewerkers), en doet de
FT uitgebreid verslag van ontwikkelingen in het institutionele veld, zoals reacties van andere
oliegiganten opererend in het veld, informatie over de SEC en aanpassingen in de kredietbeoordeling
van ondermeer Standard & Poor’s, Fitch en Moody’s. De FT bekijkt het verloop meer vanuit een
zakelijk perspectief, terwijl het NRC meer kijkt vanuit een sociaal perspectief. De berichtgeving van
de kranten overlapt in grote mate maar vult elkaar tevens goed aan, zodat een completer beeld kan
worden verkregen van de gebeurtenissen in een ‘real-life’ context.
Met behulp van de digitale database van LexisNexis, een zoekmachine voor ondermeer
krantenartikelen, zijn artikelen uit het NRC en de FT geselecteerd aangaande de reservekwestie. De
selectie van de artikelen gebeurde middels een zoekvraag of -patroon, opgebouwd uit een combinatie
van zoektermen. Voor het NRC was de zoekvraag: “Shell and (SEC or reserve or reserves
or concurrent or crisis),” en voor de FT: “Shell and (SEC or reserve or reserves
or competitor or crisis).” Dit leverde artikelen op waarin Shell werd genoemd met tenminste
één van de termen tussen de haakjes. Voor de periode van 1 januari 2004 tot 1 juli 2005 zijn dat 289
artikelen en 849 artikelen voor respectievelijk het NRC en de FT.
L.M.M. Schouten Master Thesis
45
3.4. Gegevensanalyse
Dit gedeelte gaat in op de methoden van gegevensanalyse. Vervolgens worden er enkele
voorbeelden gegeven van gebeurtenissen die zijn beoordeeld als een institutionele druk of
responsiestrategie. Tenslotte wordt de noodzaak van de categorisering van ontleende handelingen
verhelderd en komt de manier aan bod waarop de betrouwbaarheid van de resultaten is getracht te
vergroten.
Alle geselecteerde artikelen zijn doorgenomen en gefilterd voor ongewenste subjectiviteit in
bijvoorbeeld opiniestukken. Uit de resterende artikelen zijn de handelingen geselecteerd van de
verschillende actoren, dus zowel de acties van constituenten waarmee druk uitgeoefend werd op Shell
als de responsiestrategieën van Shell. Hierbij is steeds de voorkeur gegeven aan de vroegste meldingen
van de verschillende handelingen. Dus als een handeling bijvoorbeeld op 9 januari 2004 plaatsvond en
enkele dagen daarna nogmaals aan diezelfde handeling werd gerefereerd, is er in de analyse voor
gekozen om de melding op te nemen uit de krant die als eerste over de handeling berichtte. Na
wegfiltering van dubbele meldingen en overbodige artikelen bleven 293 handelingen over. Deze zijn
op chronologische volgorde in een spreadsheet geplaatst, waarbij zijn benoemd (i) de actor die de
handeling verrichte; (ii) het citaat van de handeling zelf; (iii) de krant; (iv) de datum; (v) de titel van
het artikel, én, indien hiervan sprake was, (vi) de auteur(s) van het artikel (zie Bijlage 3).
Beoordeling van de druk
Op basis van de institutionele theorie is van de handelingen van constituenten in het veld bepaald of
deze druk uitoefenden vanuit het dwingende, normatieve of nabootsende mechanisme. Hierbij is Tabel
4 als uitgangspunt genomen, waarin een samenvattend overzicht wordt gegeven van de indicatoren,
dragers en bronnen van de verschillende soorten druk (DiMaggio en Powell, 1983; Hoffman, 1999;
Scott, 1995; 2001; Van den Hoed, 2004).
Tabel 4 in ogenschouw nemend, is het voor regulerende instanties als de SEC en de FSA
vanzelfsprekend welke druk zij uitoefenen, namelijk die van het dwingende mechanisme. In het geval
van analisten is de keuze eveneens eenvoudig, namelijk druk vanuit het normatieve mechanisme,
terwijl concurrenten in verband worden gebracht met de druk vanuit het nabootsende mechanisme.
Zoals in de theorie echter al is gemeld is de scheidslijn tussen de verschillende soorten druk niet altijd
even duidelijk vanwege overlapping. Zo kunnen aandeelhouders, kredietbeoordelaars en werknemers
mogelijk als twijfelgevallen worden gezien.
L.M.M. Schouten Master Thesis
46
Mechanisme Dwingend Normatief Nabootsend
Indicatoren Regels
Wetten Sancties
Certificering
Accreditatie
Overwicht
Dragers Opgelegde
standaarden
Mandaten
Regels
Wetten
Geloven
Verwachtingen
Dominante
probleemdefinities
Voorkeursrichting
Voor lief genomen
praktijken
Geschikt of
toepasselijk gedrag
Gedragscode
Bronnen Machtige
uitvoerende
krachten
Regelgevers (SEC)
Gemeenschap
(leveranciers,
consumenten,
regelgevers,
consultancy)
Koplopers
(ExxonMobil)
Vernieuwers
Concurrenten
Tabel 4. Indicatoren, dragers en bronnen van de verschillende soorten druk.
In dit onderzoek zijn de handelingen van de aandeelhouders gecodeerd als zijnde druk vanuit het
dwingende mechanisme. Alhoewel de drager van deze druk veelal verwachtingen en
voorkeursrichtingen betreft (normatief), kan non-conformering aan deze verwachtingen door hen
worden bestraft, bijvoorbeeld middels afwaardering van aandelen of afkeuring van bestuursvoorstellen
tijdens aandeelhoudersvergaderingen (dwingend). De kredietbeoordelaars (Standard & Poor’s, Fitch
en Moody’s) hebben eveneens verwachtingen aangaande de boekhouding en bedrijfsvoering van
organisaties als Shell en kunnen net als aandeelhouders non-conformering afstraffen, in dit geval door
de accreditatie af te waarderen waardoor de kosten voor leningen (en dus investeringen) hoger
worden. Daarom zijn ook zij in dit onderzoek voornamelijk in verband gebracht met druk vanuit het
dwingende mechanisme. Tenslotte is de druk vanuit werknemers veelal ingedeeld als dwingend,
omdat zij de macht hebben om de bedrijfsactiviteiten te ontwrichten of lam te leggen.
Verder leek het de auteur noodzakelijk om niet alleen de uitgeoefende druk op te nemen in de
analyse, maar ook meldingen van drukverlichting. Voor zover de auteur hiervan op de hoogte is wordt
dit nog niet meegenomen in de bestaande literatuur, en daarom is de volgende notatie gekozen: [+]
voor druk en [–] voor drukverlichting. Dit onderscheid helpt om de dynamiek beter weer te geven,
zonder de suggestie te wekken dat de druk op Shell alleen maar toeneemt.
Beoordeling van de strategieën
Van alle handelingen door Shell is beoordeeld welke responsiestrategieën deze betroffen. Daarbij
zijn naast de proactie strategie van Cashore en Vertinsky (2000) ook de reagerende strategieën van
berusting, tegemoetkoming, ontwijking, verzet, manipulatie als mogelijke strategieën opgenomen
(Oliver, 1991) op basis van de eerder besproken theorie (zie paragraaf 2.5). Hierbij is Tabel 5 als
uitgangspunt genomen, waarin een samenvattend overzicht is gegeven van de mogelijke
responsiestrategieën en bijbehorende tactieken.
L.M.M. Schouten Master Thesis
47
Strategie Tactieken Voorbeelden
Berusting Gewoonte
Imitatie
Naleving
Het volgen van voor lief genomen normen en regels
Nabootsen van institutionele modellen
Bewust gehoorzamen aan regels en accepteren van normen
Tegemoetkoming Balanceren
Pacificeren
Onderhandelen
Balanceren van verwachtingen van meerdere constituenten
Kalmeren van de bron(nen) waartegen eerder is verzet
Onderhandelen met institutionele belanghebbenden
Ontwijking Verbergen
Bufferen
Ontsnappen
Vermommen van non-conformiteit
Loskoppelen (technische) activiteiten van extern contact
Veranderen van doelen, activiteiten of domeinen
Verzet Verwerpen
Uitdagen
Aanvallen
Verwerpen of negeren van normen en waarden
Aanvechten van regels en vereisten
Aanvallen van de bronnen van institutionele druk
Manipulatie Opnemen Beïnvloeden
Beheersen
Opnemen van invloedrijke constituenten in organisatie Vormgeven aan waarden en criteria
Domineren van institutionele constituenten en processen
Tabel 5. Responsiestrategieën op institutionele druk, gebaseerd op Oliver (1991).
Voorbeelden van institutionele druk
Actoren zijn Shell en de constituenten waar Shell mee te maken heeft binnen de organisatievelden
van de verschillende instituties, zoals de regelgevers, werknemers en concurrenten en worden wel
tussen rechte haken geplaatst. Met de termen dwang, normatieve en nabootsende druk wordt
gerefereerd aan druk respectievelijk vanuit het dwingende (coercive), normatieve (normative) en het
nabootsende (mimetic) mechanisme zoals omschreven in paragraaf 2.3, afkomstig van DiMaggio en
Powell (1983). De termen proactie (proaction), berusting (acquiescence), ontwijking (avoidance),
tegemoetkoming (compromise), verzet (defiance) en manipulatie (manipulation) refereren aan de
strategieën van agentschap die zijn beschreven onder paragraaf 2.5, afkomstig van Oliver (1991) en
Cashore en Vertinsky (2000). Ten slotte is er door de auteur onderscheid gemaakt tussen druk (+) en
drukverlichting (–) om aan te geven of de druk door een bepaalde handeling toe- of afneemt. Deze
nieuwe notatie gaat vooraf aan de vermelding van de druksoort, bijvoorbeeld +Dwang of –Normatief.
[SEC] +Dwang
The US Securities and Exchange Commission is to investigate why Royal Dutch/Shell, Europe's
second-largest energy group, had to slash 20 per cent off its proved oil and gas reserves.37
[Aandeelhouders] +Dwang
Shell's problems have put Sir Philip Watts, its chairman, under the most scrutiny, with some
shareholders warning that they would push for a change at the top.9
L.M.M. Schouten Master Thesis
48
[Kredietbeoordelaars] +Dwang
Moody's Investor Services and Fitch Ratings [yesterday] cut its highly prized AAA credit rating by
one notch to AA1. [..] Moody's said the recent audit report into the Anglo-Dutch group's conduct
"indicates a range of reporting and oversight flaws inconsistent with a highly rated entity, and raises
major questions about Royal Dutch/ Shell's controls, reporting standards and corporate governance".
The agency attacked Royal Dutch/Shell's dual structure, saying it would slow the company's ability to
make the changes it has promised and regain credibility in the financial community.92
[International Energy Agency] –Dwang
The International Energy Agency is planning to unveil plans in October that it hopes will lead to a
mandatory global standard for accounting of oil and gas reserves. [..] Despite the SEC's stance, the
IEA maintains there is a need to create a harmonised system for investors. "There are no consistent
rules on oil reserves," said Dr Fatih Birol, its chief economist.129
[Aandeelhouders] –Dwang
"De aandeelhoudersvergadering van Koninklijke Olie heeft gisteren met een meerderheid van ruim
60 procent de directie en de commissarissen ontheven van persoonlijke aansprakelijkheid voor het
boekjaar 2003"124
[Adviesbureau Deminor] +Normatief
"Directeur P. Frentrop van adviesbureau Deminor ziet in het uitgelekte rapport het bewijs dat het
externe onderzoek dat Shell eerder dit jaar liet doen "waardeloos" is. Hij beveelt aan dat de
Ondernemingskamer een enquête naar wanbeleid doet"139
[NITG-TNO] –Normatief
[Onderzoeker Bos] "In geen van de grote bedrijven wordt intern gewerkt met de criteria die de SEC
hanteert voor bewezen reserves. [...] Oliemaatschappijen beconcurreren elkaar niet langer inzake het
schatten van reserves. [...] Je probeert de SEC met zo min mogelijk inspanning van dienst te zijn"91
[Concurrenten] +Nabootsend
Executives from all Shell's top oil competitors said they were comfortable with their accounting
policies and would not be making similarly large revisions. [...] ExxonMobil said: "We have never had
to do anything like this - what Shell did today - in the past, and we would not expect to have to do
anything like this in the future.”3
L.M.M. Schouten Master Thesis
49
[Concurrenten] –Nabootsend
El Paso, the US energy group, yesterday warned it expects to follow Royal Dutch/Shell and
significantly revise down its proved reserves estimates. In a filing to the Securities and Exchange
Commission, the US natural gas supplier, said: "We currently expect that we will have a material
negative revision to our proved reserve estimates."25
Voorbeelden van responsiestrategieën
Proactie
Energieconcern Shell moet mogelijk nog eens 900 miljoen vaten olie uit zijn "bewezen reserves"
schrappen. Volgens Shell tonen onderzoeken aan dat de eerdere reducties waarschijnlijk juist zijn,
maar er zijn nog een aantal onduidelijkheden die zouden kunnen leiden tot verdere aanpassingen.161
Berusting
The booking of new reserves had previously constituted between 5 and 15 per cent of the possible
annual bonus for certain EP staff. That element has now been removed for anyone involved in the
assurance of reserves. This will include the committee of managing directors (CMD), all of whom will
now have to sign off reserves each year. [...]* reserves auditors will report to the group internal audit,
outside the business line. Within EP, reserves reporting will come through the technical rather than
the planning side; * approval will involve peer challenge at regional level; [...] Some governance
changes had already been made: * chief financial officers in operating businesses will report to the
group CFO, rather than to divisional chief executives; and * the group internal audit will report direct
to the group CFO, with the group chief internal auditor having direct access to the GAC.62
Tegemoetkoming
[...] kondigde gisteren aan op de aandeelhoudersvergadering van 28 juni een voorlopig rapport te
presenteren, plus een tijdpad voor mogelijke structuurveranderingen. Eerder zei Shell dat het volgend
jaar met voorstellen komt.87
Ontwijking
Op alle vragen over de toedracht van de eerste reserveverlaging verwees Van der Veer naar het
onderzoek van de commissarissen dat eind april af moet zijn.59
Verzet
Royal Dutch/Shell, the global energy group, is preparing to insist it was not at fault when it wrongly
booked 3.9bn barrels of oil and natural gas. It will claim instead that it was the victim of ambiguous
US regulations. [...] The defence strategy is expected to focus on the Securities and Exchange
L.M.M. Schouten Master Thesis
50
Commission's rules governing the accounting of proved reserves. [...] Shell would insist it took
appropriate measures when the SEC's guidance made it aware of possible problems, said people close
to the company's defence.71
Manipulatie
De nieuwe Shell-topman Van der Veer heeft de afgelopen weken een charme- en informatieoffensief
gericht op grote beleggers.42
Categorisering van gebeurtenissen
Omdat het gaandeweg duidelijk werd dat er een aantal hoofdthema’s tijdens de crisis speelden is
ervoor gekozen om de handelingen (zowel druk als strategie) te verdelen over vier categorieën, te
weten (i) Regels en Reserves, (ii) Bedrijfsstructuur, (iii) Bestuur, Bonus en Reputatie, en (iv)
Transparantie. Deze categorieën omvatten instituties met verschillende mate van regulering. Hierbij
dienen twee zaken te worden opgemerkt. Ten eerste zijn in de categorie Bestuur ook de gebeurtenissen
aangaande bonusregeling en reputatie opgenomen, aangezien de gehanteerde bonusregeling de
reputatie van het bestuur aantastte. Ten tweede dienen belangrijke gebeurtenissen (bijstellingen van de
reserves en de unificatie van de bedrijfsstructuur) als referentiepunt en worden hiertoe in alle
categorieën opgenomen. Tot slot moge het duidelijk zijn dat sommige gebeurtenissen invloed hebben
in meerdere categorieën. De indeling van een handeling in de ene categorie sluit indeling in een andere
categorie dan ook niet uit.
Betrouwbaarheid
Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten heeft een tweede onderzoeker, eveneens op
de hoogte van de in dit onderzoek toegepaste theorieën, onafhankelijk een steekproef van de
handelingen gecodeerd (Van Hoof, 2006). De uitkomsten van de twee analyses zijn vervolgens naast
elkaar gelegd, met elkaar vergeleken en twijfelgevallen zijn besproken. Nadat overeenstemming over
de wijze van codering was bereikt is er opnieuw onafhankelijk gecodeerd. Uit de vervolgens
uitgevoerde intercodeurs betrouwbaarheidstest bleek dat er sprake was van 90% overeenstemming.
L.M.M. Schouten Master Thesis
51
4. Resultaten
Dit hoofdstuk presenteert de resultaten die voortkomen uit de analyse van de handelingen die zijn
ontleend uit de kranten NRC Handelsblad en Financial Times in de periode van 1 januari 2004 tot 1
juli 2005. Deze gebeurtenissen worden in dit hoofdstuk gekoppeld aan de verschillende soorten druk
en de strategieën. Vervolgens zijn opvallendheden weer gekoppeld aan de verwachtingen vanuit de
behandelde theorie. Na een korte toelichting op de keuzes betreffende de presentatiewijze volgt een
overzicht van resultaten die over het algemeen zijn opgevallen, waarna in vier gedeeltes de
belangrijkste gebeurtenissen en resultaten worden besproken in alle vier de categorieën Regels en
Reserves, Bedrijfsstructuur, Bestuur, Bonus en Reputatie, en Transparantie.
4.1. Weergave van resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de analyse verduidelijkt aan de hand van diagrammen,
grafieken en tijdlijnen, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen druk, drukverlichting en strategieën.
De gekozen kleurcodering en de verschillende figuren worden in de volgende paragrafen beschreven.
Kleurcodering
Voor elke soort druk en strategie is een eigen kleurcode gekozen volgens de indeling in Tabel 6. De
kleurcodes worden in alle diagrammen, grafieken en tijdlijnen toegepast om de onderlinge samenhang
van de figuren helder te maken.
Druk(verlichting) Kleurcode Strategie Kleurcode
Dwang Donkerblauw Proactie Donkergroen
Normatief Roze Berusting Lichtgroen
Nabootsend Paars Tegemoetkoming Geel
Ontwijking Lichtblauw
Verzet Oranje Manipulatie Rood
Tabel 6. Kleurcodering voor de soorten druk(-verlichting) en de strategieën.
Diagrammen van verhoudingen
De eerste overzichten worden gepresenteerd in staafdiagrammen, waarin de verhoudingen tussen het
aantal gebeurtenissen per druksoort en strategie is weergegeven voor elke categorie. Een overzicht van
het aantal gebeurtenissen en hun indeling in een of meerdere categorieën wordt weergegeven in Tabel
7. De gedetailleerde indeling kan worden gevonden in Bijlage 3.
L.M.M. Schouten Master Thesis
52
Aantal per Categorie Alle Regels en
Reserves
Structuur Bestuur,
Bonus en
Reputatie
Transparantie
+ Dwang 90 36 27 33 26
+ Normatieve druk 15 3 0 9 3 + Nabootsende druk 20 19 1 0 1
– Dwang 15 5 4 4 2
– Normatieve druk 2 1 1 0 0
– Nabootsende druk 13 13 0 0 0
Proactie 5 5 0 1 3
Berusten 53 30 4 17 8
Ontwijken 36 8 8 9 17
Tegemoetkomen 18 5 7 8 7
Verzet 24 3 6 13 2
Manipulatie 2 0 2 2 2
Totaal 293 128 60 96 71
Tabel 7. Aantal gebeurtenissen dat per categorie is beoordeeld als druk, drukverlichting of strategie.
Grafieken van frequenties
Om een iets gedetailleerder beeld van de gebeurtenissen te geven zijn er grafieken gemaakt die het
aantal gebeurtenissen per 14 dagen weergeven in een bepaalde categorie voor elke soort
druk(verlichting) en strategie. Hierin wordt de horizontale as gebruikt als tijdlijn met maatstrepen om
de 14 dagen en geeft de verticale as het aantal gebeurtenissen weer met maatlijnen op de hoogte van 4,
8, 12, enzovoort.
Een beperking van deze weergave is dat de frequenties van druk, drukverlichting of strategieën
nogal eens samenvallen. Dit komt simpelweg omdat de kans groot is dat er van een aantal soorten
druk, drukverlichting of strategieën maar een paar voorkomen in een interval van twee weken, vooral
wanneer men zich realiseert dat er 293 handelingen worden verdeeld over 468 ‘vakjes’ met frequenties
van aantal handelingen per interval (12 soorten × 39 intervallen = 468). Daarom is ervoor gekozen de
druk te scheiden van de drukverlichting en van de strategieën, wat drie grafieken oplevert voor elke
categorie. Deze grafieken zijn vervolgens gecombineerd in een poging de resultaten zo inzichtelijk
mogelijk te maken. Zo is voor elke categorie de frequenties van druk tweemaal weergegeven met de
ene keer eronder de frequenties van drukverlichting, en de andere keer de frequenties van gekozen
strategieën. De grafieken van drukverlichting zijn gespiegeld, zodat de pieken naar beneden wijzen.
Op deze manier wordt de (on)gelijktijdigheid van handelingen duidelijker, maar dit kan wellicht tot
het misverstand leiden dat er een negatief aantal handelingen is geweest van een soort drukverlichting
of strategie. Dit is natuurlijk niet het geval, en de pieken onder de horizontale as geven net als de
pieken erboven positieve aantallen of frequenties weer.
Toch is met deze splitsing in drie grafieken de overlapping van frequenties niet helemaal opgelost,
en in plaats van enkel de aantallen te markeren, waarbij vele markeringen over elkaar heen vallen, is
ervoor gekozen om de verschillende soorten markeringen met lijnen te verbinden en de oppervlakte
L.M.M. Schouten Master Thesis
53
tussen de lijnen en de horizontale as op te vullen. Ondanks dat er wel sprake is van overlapping en
enig verlies van informatie wordt de dynamiek tussen de verschillende soorten druk en de strategieën
veel duidelijker. De volgorde van overlapping (de volgorde van de legenda van boven naar beneden) is
door de auteur dusdanig gekozen dat er zo min mogelijk informatie onzichtbaar wordt.
Er is enige voorzichtigheid geboden bij het interpreteren van de grafieken. Ten eerste zijn de
genoemde aantallen slechts indicaties van de mate van druk en de mate van weerstand. Een piek die
twee keer zo hoog is als een andere wil niet zeggen dat er twee keer zoveel druk wordt uitgeoefend.
Hier en daar komt er van dezelfde soort actor meerdere malen dezelfde soort druk, en omdat het over
net andere onderwerpen gaat zijn deze allemaal opgenomen. Zo komt er in de categorie Regels en
Reserves bijvoorbeeld drie maal dwang vanuit aandeelhouders in januari ’04 in de vorm van nieuwe
rechtszaken en wordt er dus een hogere piek veroorzaakt, terwijl de uitspraken van de handhaver SEC
maar een keer worden genoemd terwijl ze een veel grotere impact hebben op de organisatie. Ten
tweede moet worden opgemerkt dat journalisten vaak proberen zoveel mogelijk actoren aan het woord
te laten, waardoor de reacties op druk vrijwel gelijktijdig bekend worden. Men dient zich echter te
realiseren dat de druk om aan instituties te conformeren een constante factor is en dat niet alle
strategieën van Shell een reactie zijn op de druk die even tevoren is genoemd.
Tijdlijnen
Om de handelingen nog overzichtelijker in beeld te brengen kunnen ze worden geplaatst in een
tijdlijn, een figuur met een horizontale tijdas waar de verschillende gebeurtenissen omheen zijn
vermeld en lijnen die de gebeurtenissen koppelen aan de datum dat ze zich voordoen. De tijdlijnen zijn
opgenomen in Figuur 10 tot en met Figuur 13 en geven een exact beeld weer van alle opgenomen
gebeurtenissen in de verschillende categorieën met wederom de soorten druk boven de horizontale as
en de strategieën eronder. Deze figuren zijn daarom het meest geschikt voor de lezers die een
gedetailleerd overzicht wensen.
Beschrijvingen
In de beschrijving van de resultaten worden de verschillende soorten druk en strategieën vermeld bij
de gebeurtenissen en onderstreept, zodat de lezer gemakkelijk de koppeling kan maken naar de
grafieken en overige figuren. Omdat het gehele verhaal teveel details bevat (zie Bijlage 1) voor een
heldere analyse worden in de beschrijvingen vooral de grote lijnen gemeld om zo de gebeurtenissen
overzichtelijk te houden.
4.2. Algemene resultaten
Dit gedeelte behandelt zaken die in het algemeen opvallen betreffende de druk en de strategieën.
L.M.M. Schouten Master Thesis
54
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Alle Regels Structuur Bestuur Transparantie
Categorie
Per
cen
tag
e
[+] Dwang [+] Normatief [+] Nabootsend [–] Dwang [–] Normatief [–] Nabootsend
Figuur 2. Percentages van de gemelde druk en drukverlichting per categorie.
Zoals Figuur 2 laat zien is de druk die door verschillende constituenten op Shell wordt uitgeoefend
en door de kranten wordt bericht over het algemeen van dwingende aard, in veel mindere mate van
nabootsende aard, en vrijwel niet van normatieve aard. De kranten, die over het algemeen een
voorkeur hebben voor feiten met veel nieuwswaarde, lijken dus de meeste nieuwswaarde toe te kennen
aan uitgeoefende dwang, terwijl druk om de praktijken van concurrenten na te bootsen (vooral
betreffende de naleving van regels) weinig belangrijk worden gevonden en de druk om aan normen
(normatieve druk) te voldoen in het geheel niet of nauwelijks als nieuws wordt beschouwd. De laatste
twee worden vooral in de krantenartikelen waargenomen indien de mate van dwang tevens erg sterk is,
zoals is te zien in Figuur 3.
Uit de definitie van institutionalisering van DiMaggio en Powell (1983) en Scott (1994) kan men
afleiden dat er sprake is van een oplopende trap van institutionalisering die leidt tot meer structuur en
conformerende druk. De mate waarin de kranten afwijkingen melden lijkt hier mee overeen te komen.
Met andere woorden: De afwijking van Shell lijkt breed te worden uitgemeten omdat het
organisatieveld sterk geïnstitutionaliseerd is en de regelgeving waar Shell van afwijkt algemeen
bekend is en goed gehandhaafd. ►Men kan wellicht spreken van een verband tussen de mate van
openbare regulering (institutionalisering) en de hieruit volgende druk of dwang enerzijds, en de kans
dat een afwijking wordt gemeld (de nieuwswaarde) anderzijds.
De nabootsende druk om concurrenten minstens te evenaren (Kondra en Hinings, 1998) wordt voor
het merendeel uitgeoefend in de categorie Regels en Reserves en zal in de corresponderende paragraaf
worden besproken. De normatieve druk om algemene gebruiken van professionalisme over te nemen
(Meyer en Rowan, 1977a) is beperkt aanwezig en wordt tevens verspreid behandeld in de categorieën.
L.M.M. Schouten Master Thesis
55
1-jan-04 26-feb-04 22-apr-04 17-jun-04 12-aug-04 7-okt-04 2-dec-04 27-jan-05 24-mrt-05 19-mei-05 14-jul-05
[+] Dwang
[+] Nabootsend
[+] Normatief
[–] Normatief
[–] Nabootsend
[–] Dwang
Figuur 3. Frequenties van druk en drukverlichting in alle categorieën.
Wat de strategieën betreft die Shell volgt vallen tevens een aantal zaken op.
Ten eerste lijkt de organisatie slecht nieuws dat verbonden is aan haar legitimiteit zoveel mogelijk te
willen combineren met goed nieuws over economische prestaties, wellicht om de aandacht van de
negatieve berichten af te leiden. Zo wordt bijvoorbeeld (gedeeltelijke) naleving van doelstellingen27,
56, 98, 121, 142 of uitbreiding van investeringen
61, 150, 151, 176 tegelijk gemeld met weerstand tegen
conformerende druk om maatregelen te nemen of berusting in bestraffing. ►Gezien het feit dat de
sociale druk niet afneemt met de aankondiging van economische successen lijkt het dat het zinloos is
om legitimiteittekort te compenseren met economische prestaties.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Alle Regels Structuur Bestuur Transparantie
Categorie
Per
cen
tag
e
Proactie Berusting Tegemoetkoming Ontwijking Verzet Manipulatie
Figuur 4. Percentages van de gemelde strategieën per categorie.
Ten tweede wordt opgemerkt, dat ondanks de vele malen dat de organisatie weerstand biedt aan de
institutionele druk, deze toch vrij vaak uitmondt in berusting (zie Figuur 5) volgens de werking van
het mechanisme van isomorphisme (DiMaggio en Powell, 1983). ►De veronderstelde
L.M.M. Schouten Master Thesis
56
manoeuvreerruimte (Oliver, 1991) is dus niet blijvend, en in de loop van de tijd en bij aanhoudende
druk lijkt de bewegingsruimte af te nemen.
1-jan-04 26-feb-04 22-apr-04 17-jun-04 12-aug-04 7-okt-04 2-dec-04 27-jan-05 24-mrt-05 19-mei-05 14-jul-05
[+] Dwang
[+] Nabootsend
[+] Normatief
Berusting
Ontwijking
Verzet
Tegemoetkoming
Proactie
Manipulatie
Figuur 5. Frequenties van druk en strategieën in alle categorieën.
Ten derde komen de bekendmakingen van berusting niet verdeeld over de tijd zoals de druk, maar
ongeveer om de twee à drie weken (zie de tijdlijn in Figuur 10), en wordt in de tussentijd weerstand
geboden variërend van ontwijking en tegemoetkoming tot verzet en manipulatie. ►Druk van soort X
wordt dus niet altijd gevolgd door responsiestrategie Y binnen tijdspanne Z. Op dit verschijnsel wordt
nog teruggekomen in volgende paragrafen.
Tenslotte valt op dat de druk vanuit de verschillende constituenten ook met verschillende mate van
weerstand vanuit Shell krijgt te maken zoals Oliver (1991) voorspelt. Figuur 4 laat vrij duidelijk zien
dat deze manoeuvreerruimte erg wisselt per categorie. Voor de categorie Regels en Reserves is de
gekozen strategie in ruim vier zesde van de gevallen proactief of volledig berustend, terwijl in de
categorie Bedrijfsstructuur slechts in één zesde van de gevallen wordt gekozen voor volledige
berusting. De helft van de gekozen strategieën in de categorie Bedrijfsstructuur behelst dus een zekere
mate van weerstand, die niet zou worden geboden in de categorie Regels en Reserves, waar de dwang
minder is (zie Figuur 2). Voor de categorieën Bestuur, Bonus en Reputatie en Transparantie is dit
verschil respectievelijk ongeveer eenderde en vier tiende deel van de keuzes, terwijl ook hier de
dwang groter is dan bij Regels en Reserves. De weerstand tegen dwang is verschillend, dus zijn de
waargenomen kosten om niet aan de regels van de SEC te conformeren blijkbaar een stuk groter dan
de waargenomen kosten om niet aan de eisen van aandeelhouders te conformeren. ►Het verschil in
weerstand hangt dus samen met de inhoud en de actor, een onderscheid dat met alleen dwingende,
normatieve of nabootsende druk niet kan worden gemaakt (zie Figuur 4).
L.M.M. Schouten Master Thesis
57
Zoals gezegd valt op dat de manoeuvreerruimte per thema varieert (zie Figuur 4) en we zien dus dat
er per categorie verschillend wordt gereageerd op de soorten druk. De onderlinge verschillen worden
in de volgende paragrafen toegelicht.
4.3. Regels en Reserves
In deze categorie vallen alle handelingen die betrekking hebben op de regelgeving omtrent het
boekhouden van olie- en gasreserves. Figuur 6 laat de frequenties van de druk zien met daaronder de
drukverlichting (boven) of de responsstrategieën (onder) voor deze categorie. Dit is de belangrijkste
categorie waarin het begin1 en einde
194 van de crisis wordt gemarkeerd (zie voor een gedetailleerd
overzicht de tijdlijn in Figuur 10). Actoren die in deze categorie tijdens de analyseperiode aan bod
komen zijn directe concurrenten, kredietbeoordelaars, analisten, autoriteiten (SEC, FSA), consultants,
aandeelhouders, werknemers, en de media. In totaal zijn er vijf reservebijstellingen in deze
analyseperiode1, 61, 83, 103, 178
, te weten op 9 jan., 19 mrt., 19 apr., 25 mei ‘04 en 3 feb. ‘05. De hierop
volgende druk is overwegend van nabootsende en dwingende aard en wordt hieronder toegelicht.
1-jan-04 26-feb-04 22-apr-04 17-jun-04 12-aug-04 7-okt-04 2-dec-04 27-jan-05 24-mrt-05 19-mei-05 14-jul-05
[+] Dwang
[+] Nabootsend
[+] Normatief
[–] Normatief
[–] Nabootsend
[–] Dwang
1-jan-04 26-feb-04 22-apr-04 17-jun-04 12-aug-04 7-okt-04 2-dec-04 27-jan-05 24-mrt-05 19-mei-05 14-jul-05
[+] Dwang
[+] Nabootsend
[+] Normatief
Berusting
Ontwijking
Verzet
Tegemoetkoming
Proactie
Manipulatie
Figuur 6. Frequenties druk en drukverlichting (boven) of druk en strategieën (onder) in de categorie Regels en
Reserves geteld per 14 dagen met datumvermelding per 8 weken en maatlijnen op hoogten van 0, 4, 8, et cetera.
L.M.M. Schouten Master Thesis
58
Wanneer Shell een bijstelling of een ander bericht omtrent de reserves naar buiten brengt volgen
direct daarop berichten over de prestaties van verschillende concurrenten van Shell. Doordat veel
belangrijke concurrenten (aanvankelijk) beweren dat zij geen bijstelling hoeven te plegen aan hun
reserves33, 34, 38, 79, 85, 127, 183
neemt de druk op Shell toe om zulk voorbeeldig gedrag te evenaren
(nabootsende druk). Met behulp van deze berichten kan door andere constituenten worden ingeschat
hoe groot precies de afwijking van de norm is (normatieve druk) die Shell bekendmaakte3. Vooral de
dwang vanuit de aandeelhouders neemt toe als de afwijking van de norm eenmaal bekend is. Volgens
Kondra en Hinings (1998) spreekt men van een Dog als de organisatie onderpresteert ten opzicht van
de norm die concurrenten hanteren, en Shell kan dus ook als Dog worden gezien.
Vervolgens wordt gemeld dat er behalve Shell nog meer spelers in de markt zijn die zich niet aan de
regels van de SEC houden25, 36, 64, 67, 68, 161, 184, 185, 189
. De afwijking van deze norm die Shell vertoont
wordt daarmee weer kleiner dan oorspronkelijk werd vermoed en er is sprake van nabootsende
drukverlichting (zie Figuur 6 boven, begin 2005). De dwang vanuit de autoriteiten (SEC, FSA en
Justitie VS) neemt vervolgens af, en ook de aandeelhouders laten minder van zich horen. ►Daarmee
komt een belangrijke samenhang tussen de soorten druk aan het licht: de mate van nabootsende druk
en drukverlichting lijken de norm te bepalen, en de afwijking van de norm is een indicatie voor de
mate van dwang.
Langzaam maar zeker lijkt de norm zich dus te verplaatsen in het organisatieveld waardoor deze dus
anders komt te liggen dan de regels van de SEC aangeven. Shell wordt met deze normverlegging niet
meer zozeer als een Dog gezien en komt weer in het zicht van categorie Equifinalist, organisaties die
gelijke resultaten behalen maar minder overlappen met instituties dan Institutional Operators (Kondra
en Hinings, 1998). Wat hier opvalt, is dat een Dog invloed uitoefent op de norm van een
organisatieveld, terwijl Kondra en Hinings (1998) stellen dat alleen Renegades (overpresteerders) en
Institutional Operators de norm kunnen beïnvloeden wanneer de Renegades niet kunnen worden
gedwongen zich aan de norm te houden. ►In tegenstelling tot de bewering van Kondra en Hinings
(1998) is de beweging van de norm echter niet alleen naar de overpresterende Renegades toe, maar
kan de beweging van de norm ook plaatsvinden naar onderpresterende Dogs toe.
Opvallend is dat behalve Shell14,71
ook de SEC78
zelf alsmede andere actoren zoals de FT66
, NITG-
TNO91
, de IEA129
en de CERA185
later eveneens aangeven dat de regels die SEC hanteert aan
vernieuwing toe zijn (zie overige drukverlichting in Figuur 6, boven). Er is dus ook een zekere mate
van druk op de SEC, die haar regels zelfs versoepelt78
, en de beperkte weerstand die Shell hier biedt
lijkt hiermee enigszins gerechtvaardigd. ►Niet alleen Shell en al haar concurrenten, maar ook de
regelgevers ondervinden dus functionele druk wat leidt tot deïnstitutionalisering (Oliver, 1992) en het
idee van een institutionele oorlog (Hoffman, 1999) lijkt te zijn bevestigd.
L.M.M. Schouten Master Thesis
59
De uitgeoefende dwang in de categorie Regels en Reserves is in eerste instantie afkomstig van de
regulerende autoriteiten13, 37, 47, 55, 57, 91, 93
zoals de SEC en de FSA. De SEC wordt indirect14
en
direct71
het verwijt gemaakt (verzet) dat haar regelgeving onduidelijk is, maar Shell blijkt al voor de
bekendmaking van de reservebijstelling in goed contact te staan met de SEC. Aan elk verzoek dat de
verschillende autoriteiten richting Shell doen94
(bijvoorbeeld interviews met personeel en
boekhouders93
of beperkte publicatie van onderzoeksrapporten) wordt meteen voldaan. Het lijkt er dus
op dat Shell en de SEC goed samenwerken volgens een door de Shell van tevoren gekozen strategie
van berusting en openheid29
. ►Het lijkt er zelfs op dat deze strategie van berusting de norm is in
geval van (onbedoelde) afwijking van regelgeving, en dat er dus sprake is van ongeschreven regels die
weer gebruiken voorschrijven om de sancties te beperken in geval van afwijking van (gewone)
normen.
Ook de kredietbeoordelaars laten in navolging van de SEC niet lang op hun straffen wachten en
S&P3, 51, 63, 84, 87, 91, 99, 159, 166
, Fitch51, 92
en Moody’s92
passen allen hun oordeel van de
kredietwaardigheid van Shell aan (dwang) kort op de eerste drie reservebijstellingen1, 61, 83
.
►Kredietoordelen kunnen schijnbaar gezien worden als indicators van de sociale legitimiteit van een
organisatie, in dit geval met betrekking tot de acceptatie van de bedrijfsvoering. Dit is in lijn met
Meyer en Scott (1983) die stellen dat legitimiteit niet alleen ontleend wordt aan de bureaucratie
(bijvoorbeeld de SEC), maar aan het gehele organisatieveld.
De aandeelhouders hebben het lastiger en ondervinden meer verzet van Shell als zij om uitleg en
verantwoording vragen15
(dwang). Aanvankelijk probeert Shell de bijstellingen af te doen (ontwijken)
als technische aangelegenheden die geen invloed hebben op de economische prestaties3, maar de
aandeelhouders beginnen allerlei rechtszaken19, 22, 23, 47, 69
. Een intern onderzoek dat Shell is gestart26,
45 (berusting) vinden de aandeelhouders echter bij lange na niet voldoende
31 (dwang), en het verzoek
om een extern onderzoek wordt gehonoreerd70
(berusting). Shell ontwijkt de aandeelhouders,
schuilend achter het feit dat in afwachting van onderzoeksrapporten45
het jaarverslag moet worden
uitgesteld61, 66
waardoor concurrentiegevoelige informatie over de reserves niet mag worden
verstrekt16
, en dat er allerlei rechtszaken worden aangespannen die publicatie van feiten beperken.
Toch blijven de aandeelhouders druk uitoefenen (dwang), al wordt deze verlegd naar andere
instituties, waarvan de gebeurtenissen in deze categorieën in paragrafen 4.4, 4.5 en 4.6 aan de orde
komen. In een poging meer transparantie te verkrijgen wil men dat er maatregelen worden genomen
met betrekking tot het bestuur17
, bonusregelingen, en de bedrijfsstructuur20, 40
. ►Het valt dus op dat
de druk vanuit het ene organisatieveld kan overslaan op het organisatieveld van een andere institutie.
Al met al kan gesteld worden dat Shell de schade zoveel mogelijk probeert te beperken door zo snel
mogelijk te voldoen aan eisen, vragen en verwachtingen, en de belangrijkste partijen te betalen.
L.M.M. Schouten Master Thesis
60
Rechtszaken van aandeelhouders en justitie van de VS worden geschikt189
, boetes van de FSA en SEC
worden betaald149, 150
, van aandeelhouders worden aandelen teruggekocht98
en er wordt geïnvesteerd
in exploratie en nieuw en huidig personeel151
. De kosten van deze berusting zijn echter niet alleen in
economische zin, maar er moet vooral ook aan legitimiteit worden ingeboet. Dit blijkt wel uit het
gerucht147
dat door de Economist de wereld in wordt geholpen, namelijk dat een overname van Shell
mogelijk is en dat het voor de hand ligt dat Total de koper is. Total geeft later echter te weten dat het
uitsluit een overnamebod op Shell uit te brengen153
. ►Hiermee lijkt de centrale opvatting van de
institutionele theorie bevestigd, namelijk dat een zekere mate van legitimiteit noodzakelijk is en een
gebrek aan legitimiteit de organisatie schendbaar maakt (Meyer en Rowan, 1977a).
4.4. Bedrijfsstructuur
Deze categorie betreft handelingen waarbij de duale bedrijfsstructuur van Shell centraal staat. Figuur
7 laat voor deze categorie de frequenties van de druk zien met daaronder de drukverlichting (bovenste
figuur) of de responsstrategieën (onderste figuur). Een gedetailleerd overzicht is te vinden in Figuur
11. De constituenten zijn behalve Shell samengesteld uit de aandeelhouders, kredietbeoordelaars,
voorbeeldbedrijven en de media. De druk is meest dwingend, maar in tegenstelling tot de categorie
Regels en Reserves hebben de gevolgde strategieën veelal vaker een vorm van weerstand.
1-jan-04 26-feb-04 22-apr-04 17-jun-04 12-aug-04 7-okt-04 2-dec-04 27-jan-05 24-mrt-05 19-mei-05 14-jul-05
[+] Dwang
[+] Nabootsend
[+] Normatief
[–] Nabootsend
[–] Normatief
[–] Normatief
1-jan-04 26-feb-04 22-apr-04 17-jun-04 12-aug-04 7-okt-04 2-dec-04 27-jan-05 24-mrt-05 19-mei-05 14-jul-05
[+] Dwang
[+] Nabootsend
[+] Normatief
Ontwijking
Verzet
Berusting
Tegemoetkoming
Proactie
Manipulatie
L.M.M. Schouten Master Thesis
61
Figuur 7. Frequenties druk en drukverlichting (boven) of strategieën (onder) in de categorie Bedrijfsstructuur
geteld per 14 dagen met datumvermelding per 8 weken en maatlijnen op hoogten van 0, 4, 8, et cetera.
Voordat de afwijking van de norm bekend was zou Shell volgens Kondra en Hinings (1998)
beschouwd kunnen worden als een Equifinalist, omdat de resultaten voldeden maar het bedrijf een
andere bedrijfsstructuur aanhoudt dan de norm is bij beursgenoteerde concurrenten. Na de
bekendmaking blijkt Shell een Dog, en wordt er druk uitgeoefend dat de organisatie een Institutional
Operator wordt, want met de oude Equifinalist status wordt geen genoegen genomen. Deze druk op
Shell, om de afwijkende bedrijfsstructuur te conformeren aan het algemeen gebruikte Anglo-
Amerikaanse model, is vrijwel alleen maar van dwingende aard (dwang) en voornamelijk afkomstig
van aandeelhouders17, 20, 40
. De druk volgt ondermeer op uitspraken van concurrenten die deze
afwijking niet vertonen en (aanvankelijk) geen problemen hebben met de SEC regels33, 34, 38
(nabootsende druk in categorie Regels en Reserves). De druk wordt mede ondersteund door de
vergelijkende onderzoeken van de kredietbeoordelaars (dwang) die hun oordeel over de
kredietwaardigheid mede baseren op de bedrijfsvoering van de organisatie, waaronder dus ook de
bedrijfsstructuur. Verder kan worden opgemerkt dat de handelingen in deze categorie veelal
gelijktijdig plaatsvinden (zie Figuur 7, boven), waarschijnlijk omdat de meeste communicatie over dit
thema vaak via aandeelhoudersvergaderingen dan wel via persconferenties plaatsvindt of omdat de
grootste klagers over de bedrijfsstructuur tussentijds worden gemanipuleerd zich zoet te houden door
middel van haast persoonlijke informatierondes en charmeoffensieven41, 42, 55, 102, 110
(manipulatie).
Belangrijk is dat Shell zich ondanks een eerste toezegging van Watts28
de eerste zeven maanden
voornamelijk weerstand biedt aan de dwang om de structuur aan te passen40, 109
en allerlei strategieën
volgt, waaronder tegemoetkoming44, 54
, verzet61,86
en manipulatie41, 42, 55, 102, 110
. Wanneer een eigen
intern onderzoek87, 134
de twee grootste Amerikaanse aandeelhouders (Knight Vinke en Calpers) gelijk
geeft in hun oordeel dat de binationale structuur gedateerd is109
, besluit de organisatie haar 97–jaar
oude structuur te wijzigen en wordt in november 2004 groen licht gegeven voor een samengaan
volgens Anglo-Amerikaans model163, 190
. Deze belangrijke en kostbare toegave (berusting) zorgt
ervoor dat de druk vanuit de aandeelhouders meteen afneemt163, 165
(dwangverlichting). ►Hieruit
blijkt overduidelijk dat het dwingende mechanisme van isomorphisme (DiMaggio en Powell, 1983)
haar werk doet. Daarbij kan worden opgemerkt dat in druk vanuit grotere aandeelhouders (Knight
Vinke, Calpers) sneller wordt berust dan in druk van kleinere aandeelhouders (ABP, PGGM). Dit
weerspiegelt de afhankelijkheid van middelen waarvan Oliver (1991) al aangeeft dat deze de mate van
weerstand beïnvloed.
L.M.M. Schouten Master Thesis
62
4.5. Bestuur, Bonus en Reputatie
De categorie Bestuur, Bonus en Reputatie betreft alle handelingen waarbij het bestuur van Shell
direct wordt aangevallen dan wel verdedigd, waarbij de bonusregeling ter discussie wordt gesteld of
de reputatie van de organisatie anderszins in het geding komt. Figuur 8 laat voor deze categorie de
frequenties van de druk met de drukverlichting (boven) of met de responsstrategieën (onder) zien. Een
detailoverzicht wordt gegeven in Figuur 12. De actoren zijn ondermeer aandeelhouders, de
kredietbeoordelaars, analisten, adviseurs, media, huidige en ex-bestuurders.
Hoewel Shell de crisis afdoet als een technisch boekhoudincident (ontwijking) wordt al vanaf het
begin door aandeelhouders de druk het bestuur opgevoerd4, 9, 17
(dwang), en vooral op Watts wegens
zijn afwezigheid bij de allereerste bekendmaking3, 6
. Na enkele mooie tegemoetkomende beloftes16, 20
,
excuses27
en een kort verzet vanuit Watts21, 26, 28
, berust de organisatie al vrij snel en wordt hij
gedwongen zijn functie neer te leggen40
. Ook Van de Vijver moet opstappen40
. Nog even verschijnen
de heren inclusief advocaten ten tonele om hun verontwaardiging te uiten72
(dwang), maar dit wordt
meteen door Shell de kop ingedrukt77, 96
(ontwijking).
1-jan-04 26-feb-04 22-apr-04 17-jun-04 12-aug-04 7-okt-04 2-dec-04 27-jan-05 24-mrt-05 19-mei-05 14-jul-05
[+] Dwang
[+] Nabootsend
[+] Normatief
[–] Dwang
[–] Nabootsend
[–] Normatief
1-jan-04 26-feb-04 22-apr-04 17-jun-04 12-aug-04 7-okt-04 2-dec-04 27-jan-05 24-mrt-05 19-mei-05 14-jul-05
[+] Dwang
[+] Nabootsend
[+] Normatief
Berusting
Ontwijking
Verzet
Tegemoetkoming
Proactie
Manipulatie
Figuur 8. Frequenties druk en drukverlichting (boven) of strategieën (onder) in de categorie Bestuur, Bonus
en Reputatie geteld per 14 dagen met datumvermelding per 8 weken en lijnen op hoogten van 0, 4, 8, et cetera.
L.M.M. Schouten Master Thesis
63
Op aandringen van de aandeelhouders (dwang) wijzigt het bestuur de bonusregeling62, 105
die met
beloning in aandelen werkt en nu de prestatie (berusting) en de ambtsperiode van het management
wordt verkort (berusting).
De reputatie van Shell komt ook nog onder druk te staan wanneer de New York Times46
en het Wall
Street Journal45, 72
uitgelekte interne memo’s en rapporten aanhalen, waaruit blijkt dat de bestuurders
al jaren worstelden met de correcte weergave van de reserves (dwang). Shell ontwijkt72
. De nog
zittende bestuurders Boynton, Coopman en Van de Veer komen weer onder vuur te liggen51, 80
en
worden verdedigd door de Raad van Commissarissen48, 81
(verzet) maar alleen de laatste overleeft73
(tegemoetkoming). Later volgt een kleine schermutseling met het NRC (dwang), die alle negativiteit
rondom de oorzaak van de bijstellingen nog eens op een rij zet133, 138
. De aantijgingen worden met een
paar woorden van de hand gedaan139
(verzet). Aangezien de sfeer onder het personeel door de crisis
erg verslechterd is76, 173
probeert Van der Veer zijn hachje en dat van de Top 400 managers bij
voorbaat veilig te stellen172
(proactie).
Al deze berusting (zei het na enig verzet) doet wederom vermoeden dat er sprake is van een
vooringenomen strategie te voldoen aan een norm ‘wat te doen in geval van crises’ om de totale
schade van de afwijking zoveel mogelijk te beperken.
Samenvattend valt op dat in deze categorie de kwesties korter duren (ongeveer één á twee maanden)
en de organisatie veel sneller en veel meer weerstand biedt tegen kritiek op het bestuur of op de
bonusregeling dan in de categorie van Regels en Reserves het geval was. De organisatie investeert veel
in actief bestrijden (verzetten) of ontwijken van negatieve publiciteit, en in het manipuleren van en
tegemoetkomen aan actoren die een machtige positie hebben om wijzigingen, die in deze categorie
niet heel kostbaar zijn, (aanvankelijk) te voorkomen. Dit is in lijn met de verwachting van Oliver
(1991) dat wanneer kosten van non-conformering laag zijn, een organisatie meer weerstand zal bieden.
4.6. Transparantie
Hierbij gaat het om de openheid van zaken die Shell biedt. Figuur 9 laat wederom de frequenties
zien van de druk met de drukverlichting (boven) of met de responsstrategieën (onder) en het
detailoverzicht voor deze categorie staat in Figuur 13. De actoren in deze categorie zijn
kredietbeoordelaars en (verenigingen van) aandeelhouders.
L.M.M. Schouten Master Thesis
64
1-jan-04 26-feb-04 22-apr-04 17-jun-04 12-aug-04 7-okt-04 2-dec-04 27-jan-05 24-mrt-05 19-mei-05 14-jul-05
[+] Dwang
[+] Nabootsend
[+] Normatief
[–] Dwang
[–] Nabootsend
[–] Normatief
1-jan-04 26-feb-04 22-apr-04 17-jun-04 12-aug-04 7-okt-04 2-dec-04 27-jan-05 24-mrt-05 19-mei-05 14-jul-05
[+] Dwang
[+] Nabootsend
[+] Normatief
Ontwijking
Verzet
Tegemoetkoming
Berusting
Proactie
Manipulatie
Figuur 9. Frequenties druk en drukverlichting (boven) of druk en strategieën (onder) in de categorie Trans-
parantie geteld per 14 dagen met datumvermelding per 8 weken en maatlijnen op hoogten van 0, 4, 8, et cetera.
Op een enkele melding van normatieve en nabootsende95
drukverlichting na is de druk overwegend
dwingend. Hoewel de druk vanuit aandeelhouders om uitleg te krijgen continu aanwezig is7, 11, 50, 111
maakt Shell geen haast om openheid van zaken te geven. De uitleg waarom de eerste bijstelling
plaatsvond of waarom Watts afwezig was tijdens de bekendmaking van deze bijstelling komt pas na
een maand29
en is erg mager31
(berusting). Om de beleggers tegemoet te komen terwijl zij wachten12,
43 (ontwijking) op de uitkomsten van een nieuw intern onderzoek (berusting) naar de bijstelling van de
reserves, biedt Watts aan de beleggers te ontmoeten en naar hen te luisteren. Gezien zijn ontslag kort
daarna40
(berusting) krijgt hij hier niet meer de kans toe, waarop Van de Veer het stokje overneemt41,
42, 55, 102, 110 (manipulatie). Shell ontwijkt vragen over de kwestie en verschuilt zich achter het nog
bekend te maken onderzoeksrapport waarvan pas eind mei de resultaten bekend worden gemaakt43, 59,
104 (berusting). De resultaten zijn echter in verkorte vorm omdat de SEC niet wil dat alle details op
straat liggen zo lang zij nog onderzoek doen82
(tegemoetkoming). Een later verzoek vanuit ABP om
het eerste rapport, waarvan dus slechts een samenvatting is verspreid, geheel openbaar te maken,
wordt afgewezen121
(verzet). ►Dit is in lijn met de verwachting dat er weerstand wordt geboden in
geval van conflicterende constituenteisen (Oliver, 1991).
L.M.M. Schouten Master Thesis
65
Na de openbaarmaking van de samenvatting komen de grootste Amerikaanse aandeelhouders
(Knight Vinke en Calpers) ten tonele en beginnen sterk de nadruk te leggen op een veel opener beleid
met meer transparantie109, 111, 113
(dwang). Na enig aandringen en schikken114
(tegemoetkomen) wordt
er een onderzoek naar een nieuwe bedrijfsstructuur gestart87, 134
. Ook vragen ze om een plek in de
onderzoekscommissie naar de nieuwe bedrijfsstructuur. Ook nu worden vragen ontweken met de
melding dat de onderzoekscommissie haar resultaten in november bekend zal maken115
. Al op 28
oktober komt de organisatie echter met de aankondiging dat ze haar structuur zal verenigen zoals de
onderzoekscommissie voorstelt163, 190
, waarmee alle druk om meer transparantie verdwijnt. ►De
eenwording van de duale bedrijfsstructuur zorgt blijkbaar voor de gewenste transparantie. Door deze
berusting is er dus ook hier sprake van isomorphisme middels het dwingende mechanisme (DiMaggio
en Powell, 1983).
L.M.M. Schouten Master Thesis
66
[Vinke / Calpers] +Dwang (Externe expertise)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Berusting (Boetes)
[Norsk Hydro] -Nabootsend (Revisie)
Tegemoetkoming (Rechtszaak)
[BP] -Nabootsend (Ratio)
[CERA] -Dwang (Regels)[Repsol] -Nabootsend (Revisie)
[Conoco] +Nabootsend (Ratio)[BP] -Nabootsend (Ratio)
Berusting (Regels Investering)Berusting (FSA)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
Proactie (Waarschuw Revisie)
Ontwijking (Ratio)
[Concur.] +Nabootsend (Concur.)[Total] -Nabootsend (Overname)
Berusting (Concur.)
[FSA] +Dwang (Onderzoek)[FSA / SEC] +Dwang (Boetes)
Ontwijking (Onderzoek)
[FSA / SEC] +Dwang (Onderzoek)[Concur.] +Nabootsend (Ratio)
[Concur.] +Nabootsend (Ratio)
Berusting (Boetes)Berusting (Ratio)
Berusting (US GAAP)Ontwijking (Revisie)
[AFM] +Dwang (Regels)[IEA] -Dwang (Regels)
Berusting (SEC)
[BP] +Nabootsend (Revisie)[Norsk Hydro] -Nabootsend (Revisie)
Berusting (Aandeelh.)Berusting (Revisie)
[Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaken)[VS] +Dwang (Regels)
Berusting (REVISIE 4)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)[Concur.] +Nabootsend (Terugkoop)
[Aandeelh., etc.] +Dwang (Openbaren Reserves)
Berusting (FSA)
[FSA] +Dwang (Onderzoek)[SEC] +Dwang (Regels)[Moody's / Fitch] +Dwang (Kredietoordeel)
Ontwijking (Rechtszaken)
[VS] +Dwang (Rechtszaken)
[Werknemers] +Dwang (Regels)[Cairn Energy] +Nabootsend (Ratio)
Proactie (Waarschuw Revisie)
[Exxon / BP] +Nabootsend (Ratio)
Berusting (REVISIE 3)Tegemoetkoming (Onderz. Boekh.)
[SEC] +Dwang (Onderz. Boekh.)[BP] +Nabootsend (Revisie)
Verzet (SEC)Berusting (Externe expertise)
Ontwijking (AFM)Ontwijking (Onderzoek)
[VS] +Dwang (Onderzoek)
Berusting (FSA)
[FSA] +Dwang (Onderzoek)[Fitch] +Dwang (Kredietoordeel)
[Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaak)
[Exxon / BP] +Nabootsend (Ratio)
[BP] +Nabootsend (Ratio)
[Analisten] +Normatief (Ratio)
Berusting (SEC)
[Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaak)[Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaak)
[Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaak)
Berusting (SEC)Verzet (SEC)
[SEC] +Dwang (Onderzoek)
Berusting (SEC)
[Wood Mackenzie] -Nabootsend (Ratio)[Exxon / BP] +Nabootsend (Kosten)[SEC] +Dwang (Regels)
[Analisten] +Normatief (Concur.)[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)[Concur.] +Nabootsend (Revisie)
Ontwijking (Aandeelh.)Proactie (Waarschuw Revisie)
[Concur.] +Nabootsend (Ratio)
End
Berusting (REVISIE 1)
[Wood Mackenzie] +Normatief (Regels)
Berusting (Ratio)
[El Paso] -Nabootsend (Regels)
Berusting (Onderz. Boekh.)
[BP] +Nabootsend (Ratio)
[El Paso] -Nabootsend (Revisie)[SEC] +Dwang (Onderzoek)
Berusting (Ratio)
[AFM] +Dwang (Onderzoek)
[Aandeelh.] +Dwang (Externe expertise)
Berusting (SEC)Berusting (REVISIE 2)Berusting (Regels Investering)Berusting (Externe expertise)
[S&P] +Dwang (Onderzoek)[BP / Norsk Hydro] -Nabootsend (Revisie)
[FT] -Dwang (Regels)[Ramco Energy] -Nabootsend (Revisie)[Concur.] -Nabootsend (Revisie)
[Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaken)[SEC] -Dwang (Regels)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
[NITG-TNO] -Normatief (Regels)
[Anadarko] +Nabootsend (Openbaren Reserves)
Tegemoetkoming (Terugkoop)Ontwijking (Maatregelen)
Berusting (US GAAP)
[Concur.] +Nabootsend (Revisie)[CESR / SEC] +Dwang (Regels)
[Economist] +Dwang (Overname)
Tegemoetkoming (SEC)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
Tegemoetkoming (Ratio)
Verzet (Externe expertise)
Berusting (REVISIE 5)
[Concur.] +Nabootsend (Ratio)[Concur.] +Nabootsend (Ratio)
[Concur.] -Nabootsend (Revisie)
Berusting (Regels Investering)
[VS] -Dwang (Rechtszaak)
Proactie (Waarschuw Revisie)
1-jan-04 19-feb-04 8-apr-04 27-mei-04 15-jul-04 2-sep-04 21-okt-04 9-dec-04 27-jan-05 17-mrt-05 5-mei-05 23-jun-05
Figuur 10. Tijdslijn van gebeurtenissen in de categorie Regels en Reserves met de institutionele druk op Shell boven en de gevolgde strategieën onder de tijdslijn geplaatst.
L.M.M. Schouten Master Thesis
67
Berusting (REVISIE 4)
End
Berusting (REVISIE 1)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
Manipulatie (Bezoeken)
Tegemoetkoming (Maatregelen)
[Knight Vinke] +Dwang (Maatregelen)
[S&P] +Dwang (Onderzoek)
[ABP / PGGM] -Dwang (Maatregelen)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Ontwijking (Maatregelen)
Ontwijking (Maatregelen)
Manipulatie (Bezoeken / Luisteren)
Ontwijking (Vinke / Calpers)
Ontwijking (Luisteren)
[PGGM / ABP] +Dwang (Luisteren)
[Knight Vinke] +Dwang (Maatregelen)
Ontwijking (Maatregelen)
Berusting (Externe expertise)
Berusting (New Structure)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Tegemoetkoming (Maatregelen)
Tegemoetkoming (Bezoeken)
Verzet (Maatregelen)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen / Contracttijd)
[Aandeelh.] +Dwang (Meer inspraak)
[Fitch] +Dwang (Kredietoordeel)
Berusting (Luisteren / Maatregelen)
Berusting (REVISIE 2)
Verzet (Maatregelen)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Tegemoetkoming (Onderz. Boekh.)
Berusting (REVISIE 3)
Verzet (Maatregelen)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Verzet (Maatregelen)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Tegemoetkoming (Maatregelen)
[Moody's / Fitch] +Dwang (Kredietoordeel)
Tegemoetkoming (Maatregelen)
[Unilever] -Normatief (Maatregelen)
[Calpers] +Dwang (Maatregelen)
[Calpers] +Nabootsend (Maatregelen)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Ontwijking (Maatregelen)
Tegemoetkoming (Maatregelen)
[Vinke / Calpers] +Dwang (Luisteren)
Verzet (Maatregelen)
[ABP] +Dwang (Luisteren)
Verzet (Maatregelen)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
[breakingviews.com] +Dwang (Maatregelen)
[FT] +Dwang (Maatregelen Overeenkomst)
Ontwijking (Maatregelen Overeenkomst)
Berusting (NIEUWE STRUCTUUR)
[ABP] -Dwang (Maatregelen)
[PGGM] -Dwang (Maatregelen)
[Knight Vinke] -Dwang (Maatregelen)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
Ontwijking (Maatregelen)
Berusting (REVISIE 5)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
1-jan-04 19-feb-04 8-apr-04 27-mei-04 15-jul-04 2-sep-04 21-okt-04 9-dec-04 27-jan-05 17-mrt-05 5-mei-05 23-jun-05
Figuur 11. Tijdslijn van gebeurtenissen in de categorie Bedrijfsstructuur met de institutionele druk op Shell boven en de gevolgde strategieën onder de tijdslijn geplaatst.
L.M.M. Schouten Master Thesis
68
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
Berusting (Externe expertise)
[Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Revisie)
[Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Revisie / Absentie)
End
Berusting (REVISIE 1)
Ontwijking (Uitleg Revisie / Absentie)
[Aandeelh.] +Dwang (Watts Ontslag)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
[Aandeelh.] +Dwang (Geloofwaardigheid)
[Analisten] +Normatief (Watts Ontslag)
[Aandeelh.] +Dwang (Watts Ontslag)
Ontwijking (Uitleg Revisie)
Tegemoetkoming (Werknemers)
[PGGM] -Dwang (Geloofwaardigheid)
Manipulatie (Bezoeken)
[WSJ] +Dwang (Boynton / Van der Veer)
[Aandeelh.] -Dwang (Ontslag)
Ontwijking (Ontslag)
Berusting (Bonus)
[S&P] +Dwang (Onderzoek)
[Werknemers] +Dwang (Ontslag)
[Van de Vijver] +Dwang (Ontslag)
[Boynton] +Dwang (Ontslag)
Verzet (Watts)
Verzet (Van de Vijver)
Verzet (Ontslag)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
[NRC] +Dwang (Reputatie)
[Moody's / Fitch] +Dwang (Kredietoordeel)
Berusting (REVISIE 4)
[NRC] +Dwang (Top 400 Ontslag)
[NRC / Deminor] +Normatief (Reputatie)
[Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaak)
Berusting (Contracttijd)
[Analisten] +Normatief (Ontslag)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
[Werknemers] +Dwang (Ontslag)
Tegemoetkoming (Werknemers)
Berusting (REVISIE 5)
Berusting (Boynton Ontslag)
[Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaken)
Tegemoetkoming (Uitleg Revisie / Absentie)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Verzet (Watts Ontslag)
Verzet (Ontslag)
Berusting (Absentie)
Tegemoetkoming (Bezoeken)
Tegemoetkoming (Admit)
Berusting (Watts/Van de Vijver Ontslag)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen / Contracttijd)
[ABP] -Dwang (Luisteren)
Ontwijking (WSJ)
[NYT] +Normatief (Ontslag)
[Aandeelh.] +Dwang (Externe expertise)
[Werknemers] +Dwang (Ontslag)
[Fitch] +Dwang (Kredietoordeel)
Berusting (Bonus)
Verzet (NYT/WSJ)
Berusting (REVISIE 2)
[WSJ] +Dwang (Reputatie)
Ontwijking (WSJ)
Berusting (Coopman Ontslag)
Ontwijking (Coopman Ontslag)
Berusting (Bonus)
[FT / WSJ] +Dwang (Ontslag)
Ontwijking (Van de Vijver)
Tegemoetkoming (Onderz. Boekh.)
Berusting (REVISIE 3)
Verzet (Van de Vijver)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
Verzet (NRC)
[AFM] +Dwang (Bonus)
Verzet (AFM)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Berusting (Bonus)
Manipulatie (Bezoeken / Luisteren)
Berusting (Bonus)
Berusting (Voser)
Verzet (Van de Vijver)
[Aandeelh.] -Dwang (Ontslag)
Tegemoetkoming (Ontslag)
[ABP / PGGM] +Dwang (Ontslag)
Verzet (NYT / WSJ)
Verzet (NRC)
Verzet (NRC)
[NRC] +Dwang (Reputatie)
[NRC] +Dwang (Reputatie)
Ontwijking (NRC)
Ontwijking (Ontslag)
Berusting (Bonus)
Berusting (Coopman)
Proactie (Ontslag)
[Werknemers] +Dwang (Ontslag)
Berusting (Boynton Ontslag)
Berusting (Bonus)
Berusting (Externe expertise)
1-jan-04 19-feb-04 8-apr-04 27-mei-04 15-jul-04 2-sep-04 21-okt-04 9-dec-04 27-jan-05 17-mrt-05 5-mei-05 23-jun-05
Figuur 12. Tijdslijn van gebeurtenissen in de categorie Bestuur, Bonus en Reputatie met de institutionele druk op Shell boven en de gevolgde strategieën onder de tijdslijn.
L.M.M. Schouten Master Thesis
69
Berusting (Revisie)
Ontwijking (Uitleg Revisie)
Berusting (REVISIE 5)
[Knight Vinke] +Dwang (Externe expertise)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
Proactie (Waarschuw Revisie)
Proactie (Waarschuw Revisie)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
[Analisten] +Normatief (Doelstellingen)
Ontwijking (Uitleg Maatregelen)
[Aandeelh.] -Dwang (Uitleg Maatregelen)
Ontwijking (Uitleg Maatregelen)
Ontwijking (Maatregelen Overeenkomst)
Verzet (VEB)
[VEB] +Dwang (Openbaren Resultaten)
[ABP] +Dwang (Openbaren Onderz. Boekh.)
Ontwijking (Openbaren Onderzoek Structuur)
Berusting (Openbaren Onderzoek Structuur)
[ABI] -Dwang (Explain Changes )
Berusting (Aandeelh.)
[Vinke / Calpers] +Dwang (Uitleg Maatregelen)
[Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Maatregelen)
Ontwijking (Uitleg Maatregelen)
[Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Maatregelen)
Manipulatie (Bezoeken / Luisteren)
Berusting (Uitleg Revisie)
Ontwijking (Maatregelen)
Berusting (REVISIE 4)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
[Aandeelh., etc.] +Dwang (Openbaren Reserves)
[Moody's / Fitch] +Dwang (Kredietoordeel)
Tegemoetkoming (Maatregelen)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
Berusting (REVISIE 3)
Tegemoetkoming (Onderz. Boekh.)
Ontwijking (Onderz. Boekh.)
[Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Revisie)
Ontwijking (Uitleg Revisie)
Ontwijking (Openbaren Onderz. Boekh.)
[Knight Vinke] +Dwang (Luisteren)
[Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Ontslag / Onderz.
Boekh.)
Ontwijking (Openbaren Onderz. Boekh.)
[Aandeelh.] +Dwang (Openbaren Onderz. Boekh.)
Ontwijking (Onderz. Boekh.)
Manipulatie (Bezoeken)
Ontwijking (Uitleg Revisie)
[Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Revisie)
Tegemoetkoming (Admit)
Tegemoetkoming (Bezoeken)
Berusting (Onderz. Boekh.)
Tegemoetkoming (Uitleg Revisie)
[Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Revisie)
Ontwijking (Uitleg Revisie)
[S&P] +Dwang (Uitleg Maatregelen)
Verzet (Openbaren Onderz. Boekh.)
Ontwijking (Maatregelen)
[Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
[Anadarko] +Nabootsend (Openbaren Reserves)
[S&P] +Dwang (Onderzoek)
Berusting (REVISIE 2)
Ontwijking (Onderz. Boekh.)
[Fitch] +Dwang (Kredietoordeel)
[Aandeelh.] +Normatief (Openbaren Onderz. Boekh.)
Berusting (Uitleg Revisie)
Berusting (Absentie)
Tegemoetkoming (Uitleg Revisie / Absentie)
[VEB] +Dwang (Uitleg Revisie)
[Aandeelh., etc.] +Dwang (Uitleg Revisie)
[S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
[Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Revisie / Absentie)
Proactie (Waarschuw Revisie)
Ontwijking (Uitleg Revisie / Absentie)
Berusting (REVISIE 1)
End
1-jan-04 19-feb-04 8-apr-04 27-mei-04 15-jul-04 2-sep-04 21-okt-04 9-dec-04 27-jan-05 17-mrt-05 5-mei-05 23-jun-05
Figuur 13. Tijdslijn van gebeurtenissen in de categorie Transparantie met de institutionele druk op Shell boven en de gevolgde strategieën onder de tijdslijn geplaatst.
L.M.M. Schouten Master Thesis
70
5. Discussie
In de hoop nieuwe inzichten te verwerven binnen het gebied van de institutionele theorie is in dit
kwalitatieve en explorerende onderzoek de casus geanalyseerd van Shell ten tijde van een crisis
betreffende haar olie- en gasreserves. Uit de analyse komen een aantal interessante resultaten naar
voren die niet alleen de onderzoeksvraag beantwoorden, maar dankzij de mate van detail in de
onderzoeksmethode ook hebben geleid tot de nieuwe inzichten waar de auteur op hoopte. Dit
hoofdstuk zal eerst de bevindingen formuleren waar de resultaten van de analyse toe hebben geleid, en
vervolgens ingaan op de beantwoording van de onderzoeksvraag. Tenslotte wordt in dit hoofdstuk
aandacht besteed aan de beperkingen van dit onderzoek en worden onderwerpen en aanwijzingen voor
nader onderzoek verstrekt.
5.1. Bevindingen
Dit onderzoek heeft geleid tot resultaten die de behandelde theorie in grote mate bevestigen en in
zekere mate bekritiseren of zelfs aanvullen. Dit gedeelte gaat in op de beantwoording van de
onderzoeksvraag.
De casus van Shell laat zien dat er vele sociale instituties (bijvoorbeeld boekhoudregels,
bedrijfsstructuur, beloningsregelingen et cetera) zijn waaraan de organisatie al dan niet kan of moet
conformeren. Een organisatie heeft geen sociaal bestaansrecht wanneer haar handelen sociaal niet als
legitiem wordt beschouwd, en zoals Meyer en Rowan (1977a) stelden is ook voor Shell een zekere
mate van conformering onontbeerlijk. Uit de analyse blijkt dat deze legitimiteit niet slechts aan de
bureaucratie van bijvoorbeeld de SEC en de FSA wordt ontleend, maar aan het gehele organisatieveld
van ondermeer concurrenten, kredietbeoordelaars, adviseurs en belanghebbenden zoals werknemers en
aandeelhouders, zoals is geopperd door Meyer en Scott (1983).
Institutionele druk
In deze casus wordt Shell dus gedwongen aan de instituties met betrekking tot zowel regelgeving als
bedrijfsvoering (bedrijfsstructuur en bestuur) te conformeren vanuit het dwingend mechanisme van
isomorphisme van DiMaggio en Powell (1983). De normatieve druk is in deze analyse vrijwel
afwezig, maar de nabootsende druk komt nog wel ter sprake, namelijk op momenten dat er
afwijkingen onder de concurrenten (waaronder Shell) in het organisatieveld worden opgemerkt. De
berichtgeving over de handelswijzen van concurrenten draagt bij aan een heroverweging van de norm,
oftewel wat normaal gedrag is in een organisatieveld.
De mate van afwijking van de norm door een organisatie bepaalt vervolgens de mate van dwang op
deze organisatie. Shell week aanvankelijk flink af van de veronderstelde norm en ondervond veel
L.M.M. Schouten Master Thesis
71
dwang, maar later nam de dwang af toen er sprake was van nabootsende drukverlichting waardoor
bleek dat de norm anders lag en de afwijking van Shell ‘verkleinde’. Uit het bovenstaande kan worden
afgeleid dat de norm bepaald wordt aan de hand van nabootsende druk. De mate van afwijking van de
norm kan worden gezien als graadmeter voor de hierop volgende dwingende druk. De soorten druk
hebben dus een dynamische samenhang, die als volgt wordt voorgesteld:
Hypothese 1. De mate van dwang op een organisatie hangt af van haar afwijking van
de norm, die weer afhangt van de nabootsende druk(verlichting) in het organisatieveld.
De druk om concurrenten na te bootsen is niet altijd eenduidig. Organisaties die zich aan de regels
houden presteren niet altijd beter en organisaties die beter presteren houden zich niet altijd aan de
regels. Deze tegenstrijdigheid leidt er dus toe dat de algemene norm langzaam kan verschuiven binnen
het organisatieveld. In de onderzochte casus is het zelfs zo dat de norm zodanig is verschoven dat een
groot aantal concurrenten zich niet meer aan de regels houdt. De autoriteit staat onder druk om de
regels te versoepelen en past vervolgens de regelgeving aan de huidige norm aan. Naast
deïnstitutionalisering (Oliver, 1992) is er in sterk geïnstitutionaliseerde velden dus ook nog ruimte
voor isomorphische dialoog (White, 1992) of vindt er een institutionele oorlog (Hoffman, 1999) plaats
die wijziging of evolutie van normen en regelgeving tot gevolg heeft. Ook Kondra en Hinings (1998)
geven aan dat de handelswijzen van alle concurrenten in een organisatieveld samen bepalen of een
organisatie binnen de normen opereert. Institutional Operators vallen binnen de normen maar kunnen
door ongewilde of gewilde afwijking van de instituties (low institutional fit) veranderen in Renegades
die beter dan de norm presteren, Equifinalists die net zo goed presteren, of Dogs die slechter presteren.
Renegades en Dogs ondervinden nabootsende druk om zich te conformeren aan Institutional
Operators.
Wanneer Renegades echter niet conformeren en toch beter blijven presteren zullen anderen hun
voorbeeld gaan volgen waarmee de norm dus verschuift richting de Renegades. In deze casus heeft
Shell een low institutional fit omdat de bedrijfsvoering niet gebruikelijk is en kan de organisatie gezien
worden als een Dog omdat met de bijstelling haar reserves onder de gebruikelijke norm liggen. De
druk om anderen na te bootsen en aan de norm te voldoen is echter tegenstrijdig (er is druk en
drukverlichting) omdat er naast Shell meerdere organisaties zijn die niet binnen de normen presteren.
De norm verschuift hiermee naar de onderpresteerders (waaronder Shell) toe, terwijl Kondra en
Hinings (1998) stellen dat Dogs geen invloed hebben op de norm. De analyse leidt tot de volgende
hypothese die hier tegenin gaat:
Hypothese 2. De institutionele norm beweegt zowel naar Renegades als naar Dogs toe.
Naast de dwang die de autoriteiten (SEC, FSA, AFM, Justitie VS) uitoefenen om te conformeren aan
hun regelgeving, oefenen ook de aandeelhouders dwang uit om te conformeren aan de instituties van
bedrijfsvoering. Hoewel de laatst genoemden geen regelgeving tot hun beschikking hebben zorgen ze
L.M.M. Schouten Master Thesis
72
dat de organisatie, die afwijkt van algemeen gebruikelijke bedrijfsstructuren en bonusregelingen,
wordt gestraft. Middels aandeelhoudersvergaderingen oefenen zij hun macht uit om de structuur en de
bonusregelingen te conformeren met gangbare normen. In deze casus is de druk op Shell om te
conformeren aan de regelgeving overgeslagen op de andere instituties waar Shell een low institutional
fit vertoont.
Hypothese 3. Afwijking van de norm in één institutie versterkt de druk om te
conformeren aan de normen van alle instituties waarvan wordt afgeweken.
Daarnaast oefenen ook kredietbeoordelaars dwang uit doordat zij hun kredietoordelen bijstellen op
basis van onderzoek naar de bedrijfsvoering en –prestaties. Deze kredietoordelen geven een indicatie
van de mate waarin de organisatie voldoet aan sociale verwachtingen, eisen en verplichtingen
aangaande ondermeer de verschillende instituties omtrent bedrijfsvoering, zoals bedrijfsstructuur,
bestuur en beloning. Daarom stelt de auteur het volgende voor:
Hypothese 4. De mate van legitimiteit die een organisatie ontvangt is evenredig aan het
oordeel van kredietbeoordelaars.
De mechanismen van isomorphisme (DiMaggio en Powell, 1983) die op het macroniveau van het
organisatieveld spelen—dwingend, normatief en nabootsend—komen niet allen evenveel aan bod in
de analyse van de krantenartikelen. Hoofdzakelijk is het dwang wat de klok slaat, terwijl de
nabootsende druk relatief weinig en normatieve druk vrijwel niet aanwezig lijken te zijn. Er is een
ogenschijnlijk tekort aan normatieve en nabootsende druk in de analyse, terwijl deze toch wel degelijk
bestaan. Dit gebrek wordt geweten aan de gekozen analysevorm, waarvan de beperkingen in een
volgende paragraaf uitgebreid worden behandeld. Het is in ieder geval duidelijk dat er voornamelijk
grote afwijkingen worden gemeld. De kans dat een afwijking binnen een organisatieveld in de krant
wordt gemeld (nieuwswaarde) hangt samen met de mate van afwijking van de institutionele normen.
Responsiestrategieën
Shell moet flink inboeten aan sociale legitimiteit die zij voor de reservebijstelling ontving. Vooral in
het begin probeert Shell het tekort aan legitimiteit te compenseren met optimistische berichtgeving
over economische prestaties en de verwachting aan doelstellingen te kunnen voldoen. De sociale
legitimiteit die Shell is kwijtgeraakt met de bijstelling kan echter niet zo gemakkelijk worden
teruggewonnen, en de sociale druk blijft aanhouden. Dit leidt tot de volgende propositie:
Hypothese 5. Een legitimiteittekort kan niet worden gecompenseerd met economische
prestaties.
In het sterk geïnstitutionaliseerde veld van de boekhouding van reserves zijn de sancties het zwaarst,
reikend van geldboetes tot bijvoorbeeld verlies van de beursnotatie. Shell volgde handelswijzen die
gebruikelijk zijn in geval van afwijking van regelgeving, en berustte in elke druk vanuit de
L.M.M. Schouten Master Thesis
73
autoriteiten. Door deze strategie te volgen probeert de organisatie de boetes en overige kosten zoveel
mogelijk te beperken. Ook naar de aandeelhouders toe geeft de organisatie zoveel mogelijk openheid
van zaken en waarschuwt van tevoren voor mogelijk nieuwe bijstellingen. Deze proactie strategie lijkt
overeen te komen met het idee van Cashore en Vertinsky (2000) dat organisaties zich van tevoren
kunnen profileren als conformerend aan de institutionele druk om legitimiteit te verkrijgen.
Niet alle sociale druk vanuit het organisatieveld wordt echter meteen door een ‘ja’ en ‘amen’ van
Shell begroet. Vooral bij instituties die met weinig regelgeving gepaard gaan, zoals de keuze voor
bedrijfsstructuur, bonusregeling en transparantie, wordt allerlei weerstand geboden door Shell. Gezien
de hoge mate van dwang en de verschillen in weerstandstrategieën in deze analyse zijn de verschillen
in bewegingsruimte niet te verklaren door alleen te kijken naar het mechanisme waar vanuit de druk
ontstaat. De mate van weerstand hangt samen met de constituent. Actoren met veel macht,
bijvoorbeeld door een groot gerechtelijk apparaat of aandelenbelang, krijgen minder weerstand te
verduren dan actoren met minder macht. Hieruit blijkt dat de drie soorten druk niet losstaan van de
weerstand voorspellende factoren van Oliver (1991). Ook wordt er zoals Oliver (1991) voorspelt
weerstand geboden in geval van conflicterende constituenteisen, waarbij de constituent met de meeste
macht het veelal wint. Tevens wordt vastgesteld dat Shell meer weerstand biedt wanneer vooral
sociale kosten van conformering door de verwevenheid met de organisatie hoog zijn, bijvoorbeeld het
aanpassen van de bedrijfsstructuur. Dit bouwt voort op Oliver (1991) en wordt als volgt concreet
voorgesteld:
Hypothese 6. De weerstand van een organisatie aan institutionele druk is evenredig
aan de sociale kosten verbonden aan de conformering.
Volgens Kondra en Hinings (1998) zal de organisatie proberen haar status als Dog te af te schudden
en haar legitimiteit of institutionele fit te vergroten door Institutional Operators bijvoorbeeld op het
gebied van bedrijfsvoering na te bootsen. De dwang vanuit aandeelhouders om de bedrijfsstructuur
aan te passen komt hiermee overeen maar stuit aanvankelijk op verzet vanuit Shell, de sociale kosten
om te voldoen aan deze druk zijn immers groot. Het grote verlies aan legitimiteit zorgt echter voor
aanhoudende druk en er wordt uiteindelijk toch geconformeerd. Bij verschillende thema’s van
uiteenlopende sociale kosten (bijvoorbeeld het ontslag van een bestuurder of het omgooien van de
structuur) varieert ook de snelheid waarmee uiteindelijk wordt geconformeerd. Er lijkt dus een
tijdsaspect verbonden te zijn aan de bewegingsruimte die een organisatie heeft, welke waarschijnlijk
afhankelijk is van zowel het betreffende mechanisme van isomorphisme (DiMaggio en Powell, 1983)
als de verschillende voorspellende factoren (Oliver, 1991). De reactiesnelheid van organisaties op
verschillende institutionele druk leent zich voor nader onderzoek.
L.M.M. Schouten Master Thesis
74
5.2. Conclusie
Dit gedeelte gaat in op de beantwoording van de onderzoeksvraag die als volgt is gesteld:
In hoeverre is er een verband te ontwaren tussen de verschillende soorten institutionele
druk die op Shell zijn uitgeoefend en de gevolgde strategieën van Shell tijdens de olie- en
gasreserves crisis?
Deze vraag valt uiteen in drie deelvragen die aan de hand van de analyse en de discussie kort kunnen
worden beantwoord.
Welke soorten institutionele druk heeft Shell tijdens de crisis ervaren?
De resultaten laten zien dat alle druk vanuit alle drie de mechanismen van isomorphisme—
dwingend, nabootsend en normatief—zijn uitgeoefend op Shell. Het opvallende overwicht van dwang
ten opzichte ven nabootsende en normatieve druk ligt waarschijnlijk, zoals reeds eerder gesteld, aan de
in dit onderzoek toegepaste methode. Hier zal in de volgende paragraaf nog op worden teruggekomen.
Welke strategieën heeft Shell tijdens de crisis gevolgd?
Naast de proactieve strategie zijn ook alle responsiestrategieën van Oliver (1991) (berusting,
tegemoetkoming, ontwijking, verzet en manipulatie) waargenomen in de analyse. De keuze van
strategie en daarmee de mate van weerstand verschilde sterk per thema.
In hoeverre is er een verband tussen een soort druk en een gevolgde strategie?
Uit de analyse komt naar voren dat de gekozen strategie niet is te koppelen aan alleen de soort druk
of het mechanisme waar vanuit de druk voortkomt. Druk X leidt dus niet altijd tot responsiestrategie Y
binnen tijdspanne Z. Wel opvallend is dat druk vanuit het dwingende mechanisme in de meeste
gevallen uiteindelijk leidt tot berusting van Shell. Deze berusting geschiedt sneller als het om een
machtiger constituent gaat. Uit de analyse blijkt dus dat er meer factoren een rol spelen die de gekozen
strategie bepalen. Naast de actor is ook de duur van de druk en de kosten van conformering hieraan
bepalend voor de soort responsiestrategie die volgt. Deze factoren kunnen echter niet in het in deze
thesis toegepaste onderzoeksmodel worden onderscheiden, omdat het model zich enkel richt op de
druk vanuit de drie mechanismen van isomorphisme.
Concluderend kan dus als antwoord op de onderzoeksvraag worden gesteld dat er op de relatie
tussen dwang en berusting na, geen verband valt te trekken tussen een soort druk en een gevolgde
strategie. Om de responsiestrategie te kunnen koppelen aan de druk vanuit het organisatieveld ziet het
ernaar uit dat het onderzoeksmodel moet worden uitgebreid opdat rekening wordt gehouden met
tenminste de macht van de actor die druk uitoefent, de kosten verbonden aan conformering en de duur
L.M.M. Schouten Master Thesis
75
van voorafgaande druk. Hiertoe kunnen de factoren van Oliver (1991) als uitgangspunt worden
genomen.
Beperkingen
De resultaten uit dit onderzoek hebben een aantal beperkingen ten aanzien van hun validiteit en
betrouwbaarheid.
Ten eerste is gebleken dat de kranten niet alle druk melden die zich voordoet. Kranten melden over
het algemeen feiten die een hoge nieuwswaarde hebben en die kunnen worden bevestigd. Dit beperkt
de soorten gebeurtenissen die in de kranten kunnen worden gevonden tot respectievelijk grote
afwijkingen en publieke kennis. Kranten maken naar alle waarschijnlijkheid vooral melding van
gebeurtenissen rond Shell wanneer de organisatie opvalt door grote afwijkingen van algemeen
bekende regels en normen. Melding van goede prestaties en legitiem gedrag dat overeenkomt met
regels en normen wordt echter sneller achterwege gelaten vanwege de beperkte nieuwswaarde. Ook
wordt de strategiekeuze in reactie op normatieve en nabootsende druk helaas niet duidelijk uit de
krantenanalyse. Dit komt mogelijk omdat respectievelijk de interpretatie van de normen in een
bedrijfstak en de logische strategiekeuze enige expertise behoeft die voor kranten te kostbaar is, en de
reactie op concurrenten in de vorm zijn van geheime strategieën die een organisatie liever niet deelt
gezien hun concurrentiegevoelige aard. Daarnaast wordt door Shell wel eens ontkend dat de responsie
op nabootsende druk ook werkelijk conformering is, en stellen ze dat de strategie geheel losstaat van
wat concurrenten doen. Zo wordt de structuur gewijzigd omdat deze ‘verouderd’ is, maar niet omdat
organisatie X het ook zo doet.
Een beperking van het uitgevoerde onderzoek is het kleine aantal bronnen van informatie (Yin,
1994). In deze casus is dit probleem te wijten aan de gevoelige aard van de kwestie. Hoewel de basis
om conclusies uit deze casus te generaliseren dus beperkt is, lijkt de validiteit van de meetmethoden in
orde, dankzij de systematische aanpak van de analyse.
Verder dient te worden opgemerkt dat de keuze van handelingen uit de artikelen aan subjectiviteit is
onderworpen. Er bestaat dus een kans dat ondanks zorgvuldige selectie, een aantal handelingen
onbedoeld buiten beschouwing zijn gebleven. De subjectiviteit van de beoordeling van de handelingen
is tegengegaan door dubbele beoordeling van de handelingen door twee theoretici, beiden bekend met
het vakgebied van institutionalisme. Dit heeft de betrouwbaarheid van het onderzoek verhoogd, maar
beoordeling door meer wetenschappers zou de betrouwbaarheid verder doen stijgen.
5.3. Vervolgonderzoek
Onderzoekers die geïnteresseerd zijn in het nader uitdiepen van de gevonden resultaten en een
bijdrage willen leveren aan de theorievorming kunnen de opmerkingen in acht nemen ten aanzien van
L.M.M. Schouten Master Thesis
76
het gebruikte onderzoeksmodel, de betrouwbaarheid en suggesties voor nieuwe onderzoekspaden die
hieronder aan bod komen.
Gebleken is dat het in dit onderzoek toegepaste model nog ruimte laat voor verbetering.
Verschillende factoren die bijdragen aan de variatie in weerstand vanuit de organisatie kunnen nog
worden toegevoegd, zoals de macht van de actoren, de kosten van conformering en de duur van
voorafgaande druk. De voorspellende factoren van Oliver (1991) kunnen hierbij uitkomst bieden, maar
ook de beeldvorming van de dynamiek tussen Renegades, Equifinalists, Dogs en Institutional
Operators (Kondra en Hinings, 1998) verdient in een dergelijk uitgebreid model aandacht.
In vervolgonderzoek kan de betrouwbaarheid worden verhoogd door bronverbreiding, bijvoorbeeld
middels triangulatie van meerdere bronnen. Hierbij wordt gedacht aan enquêtes of interviews met
organisaties, experts en andere actoren zodat de beperking die in deze analyse aan het licht is gekomen
wordt gecompenseerd en ook normatieve en nabootsende druk vanuit het gehele organisatieveld (of
organisatievelden) beter in kaart kan worden gebracht. In dergelijke omstandigheden kan er gekeken
worden naar de responsiestrategieën van verschillende concurrenten binnen een organisatieveld op
dezelfde druk. In het geval van deze casus zou vervolgonderzoek zich bijvoorbeeld kunnen richten op
de handelingen van BP, ExxonMobil of Total (et cetera) ten tijde van deze crisis. Ook zou de positie
van de SEC nader onderzocht kunnen worden, alsmede de manier waarop zij met de beweeglijke norm
omgaan.
Een ander mogelijk onderwerp voor nader onderzoek is het interval tussen het eerste begin van druk
en de eerste berusting. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan analyse met behulp van een database
waarin wordt bijgehouden wanneer verschillende instituties of thema’s onder druk komen te staan,
hoeveel keer er op dat thema de druk wordt herhaald of de sterkte ervan wijzigt, en hoe vaak, wanneer,
van wie en in welke context de verschillende responsiestrategieën volgen. Dit vereist een grondiger
aanpak van analyse, en het is wellicht raadzaam om een kortere periode in acht te nemen en een
minder complex onderwerp van studie te kiezen.
Tot slot wil de auteur met betrekking tot vervolgonderzoek de aandacht vestigen op de nieuw
verworven inzichten van dit onderzoek die zijn geformuleerd in zes hypothesen. Behalve nieuwe
inzichten breiden deze hypothesen ondermeer het werk van DiMaggio en Powell (1983), van Oliver
(1991) en van Kondra en Hinings (1998) uit. Gezien de vorm van de hypothesen kunnen deze getoetst
worden op zowel kwantitatieve als kwalitatieve wijze.
L.M.M. Schouten Master Thesis
77
Literatuurlijst
Baum, J.A.C. & C. Oliver (1991). “Institutional Linkages and Organizational Mortality”.
Administrative Science Quarterly, 36(2): 187-216.
Benson, J.K. (1975). “The interorganizational network as a political economy”. Administrative Science
Quarterly, 20: 229-249.
Bolton, M.K. (1993). “Organisational innovation and substandard performance: when is
necessity the mother of invention”. Organisation Science, 4: 57-75.
Brint, S. & J. Karabel (1991). “Institutional origins and transformations: the case of American
community colleges”. In W.W. Powell & P.J. DiMaggio (Ed.), The new institutionalism in
organizational analysis: 337-360. Chicago: University of Chicago Press.
Carpenter, V.L & E.H. Feroz (2001). “Institutional theory and accounting rule choice: an analysis of
four US state governments’ decisions to adopt generally accepted accounting principles”.
Accounting, Organizations and Society, 26: 565-596.
Cartwright, D.K. (1998). Strategic responsiveness to institutional pressures: resistance and
internalization strategies in response to conflicting institutional pressures
regarding assessment in higher education. University of Missouri-Columbia, US.
Cashore, B. & I. Vertinsky (2000). “Policy networks and firm behaviours: Governance systems and
firms responses to external demands for sustainable forest management”. Policy Sciences, 33: 1-
30.
Child, J. (1972). “Organizational structure, environment, and performance: The role of
strategic choice”. Sociology, 6: 1-22.
Clemens, B.W. & T.J. Douglas (2005). “Understanding strategic responses to institutional pressures”.
Journal of Business Research, 58: 1205-1213.
Covaleski, M.A. & M.W. Dirmith (1988). “An institutional perspective on the rise, social
transformation and fall of a university budget category”. Administrative Science
Quarterly, 33(4): 562-587.
D’Aunno, T. e.a. (2000). “The Role of Institutional and Market Forces in Divergent Organizational
Change”. Administrative Science Quarterly, 45(4): 679-703.
Davis, G.F. (1991). “Agents without Principles? The Spread of the Poison Pill through the
Intercorporate Network”. Administrative Science Quarterly, 36(4): 583-613.
L.M.M. Schouten Master Thesis
78
Davis, G.F. & W.W. Powell (1990). “Organisation-Environment Relations”. In H. C.
Triandis (Ed.), Handbook of industrial and organizational psychology. Palo
Alto, California: Consulting Psychologists Press.
DiMaggio, P. (1988). “Interest and agency in institutional theory”. In L.G. Zucker (Ed.),
Institutional patterns and organisations: culture and environment: 3-22. MA:
Ballinger.
DiMaggio, P.J. & W.W. Powell (1983). “The Iron Cage Revisited: Institutional Isomorphism and
Collective Rationality in Organizational Fields”. American Sociological Review, 48(2): 147-160.
DiMaggio, P.J. & W.W. Powell (1991). The New Institutionalism in Organizational Analysis.
Chicago: University of Chicago Press.
Dowling, J.B. & J. Pfeffer (1975). “Organisational legitimacy: Social values and organisational
behaviour”. Pacific Sociological Review, 18: 122-136.
Donaldson, T. & L.E. Preston (1995). “The Stakeholder Theory of the Corporation: Concepts,
Evidence, and Implications”. The Academy of Management review, 20(1): 65-91.
Dosi, G. (1982). “Technological Paradigms and Technological Trajectories a Suggested Interpretation
of the Determinants and Directions of Technical Change”. Research Policy, 11(3): 147-162.
Elsbach, K. & R. Sutton (1992). “Acquiring organizational legitimacy through illegitimate actions: A
marriage of institutional and impression management theories”. Academy of Management
Journal, 35: 699-738.
Fligstein, N. (1991). “The Structural Transformation of American Industry: An Institutional Account
of the Causes of Diversification in the Largest Firms, 1919-1979”. In WW. Powell & P.J.
DiMaggio (Ed.), The New Institutionalism in Organizational Analysis, . Chicago: University of
Chicago Press.
Fligstein, N. (1997). “Social skill and institutional theory”. American Behavioral Scientist, 40: 397-
405.
Friedman, M. (1970). “The Social Responsibility of Business is to Increase its Profits”. The
New York Times Magazine, September 13.
Galaskiewicz, J. (1985). “Professional networks and the institutionalisation of a single mind
set”. American Sociological Review, 50: 639-658.
Galaskiewicz, J. & R.S. Burt (1991). “Interorganization Contagion in Corporate Philanthropy”.
Administrative Science Quarterly, 36(1): 88-105.
L.M.M. Schouten Master Thesis
79
Galaskiewicz, J. & S. Wasseman (1989). “Mimetic processes within an interorganisational
field: An empirical test”. Administrative Science Quarterly, 34: 454-479.
Giddens, A. (1984). The Constitution of Society: Outline of the Theory of Structuration. Berkeley:
University of California Press.
Goodstein, J. (1994). “Institutional pressures and strategic responsiveness: employer involvement in
work-family issues”. Academy of Management Journal, 37(2): 350-382.
Granovetter, M. (1985). “Economic Action and Social Structure: The problem of Embeddedness”.
American Journal of Sociology, 91: 481-510.
Greening, D.W. & B. Gray (1994). “Testing a model of organizational response to social and political
issues”. Academy of Management Journal, 37(3): 457-498.
Haunschild, P.R. (1994). “How Much is That Company Worth?: Interorganizational Relationships,
Uncertainty, and Acquisition Premiums”. Administrative Science Quarterly, 39(3): 391-411.
Hinings, B. & R. Greenwood (1988). “The normative prescription of organisations”. In L. Zucker
(Ed.), Institutional patterns and organisations, Culture and environment: 53-70. Cambridge:
Ballinger Publishing Company.
Hirsch, P.M. (1985). “The study of industries”. In S.B. Bacharach & S.M. Mitchell (Ed.), Research in
the Sociology of Organizations. Mitchell. Greenwich, CT:JAI Press.
Hirsch, P.M. (1997). “Sociology without social structure: Neo-institutional theory meets brave new
world”. American Journal of Sociology, 102: 1702-1723.
Hirschman, A.O. (1970). Exit, voice, and loyalty: responses to decline in firms, organizations, and
states. Cambridge: Harvard University Press.
Hoed, R. Van den (2004). “Driving Fuel Cell Vehicles – How Established Industries React to Radical
Technologies”. DelFinancial Times University of Technology. Ph.D. Thesis defended on May
17th, 2004, http://www.io.tudelFinancial Times.nl/research/dfs/hoed/
Hoffman, A.J. (1999). “Institutional evolution and change: Environmentalism and the U.S. chemical
industry”. Academy of Management Journal, 42(4): 351-371.
Hoffman, A.J. (2001). From Heresy to Dogma: An Institutional History of Corporate
Environmentalism. Stanford, CA: Stanford University Press.
Hoffmann, P. (2001). Tomorrow’s Energy : Hydrogen, Fuel Cells and the Prospects for a Cleaner
Planet. Cambridge, MA: MIT Press.
Hoffman, A. & M. Ventresca (1999). “The institutional framing of policy debates: Economics versus
the environment”. American Behavioral Scientist, 42: 1369-1393.
L.M.M. Schouten Master Thesis
80
Hoof, A.M.J., Van (2006). “Codeurstraining: de regionale krant als socius”. In F. Wester (Red.),
Inhoudsanalyse: theorie en praktijk: 99-119. Kluwer.
Ingram, P. & T. Simons (1995). “Institutional and Resource Dependence Determinants of
Responsiveness to Work-Family Issues”. Academy of Management Journal, 38(5): 1466-1482.
Jaffee, D. (2001). Organization theory. Tension and change. New York: McGraw-Hill International
Editions.
Jespersen, P.K. e.a. (2001). “Professions, interests and processes of institutionalisation in the Danish
Hopsital field”. Paper presented at the EGOS, Lyon, France.
Judge, W.Q. & C.P. Zeithaml (1992). “Institutional and strategic choice perspectives on board
involvement in the strategic decision process”. Academy of Management Journal, 35: 766-794.
Kondra, A.Z. & C.R. Hinings (1998). “Organizational diversity and change in institutional theory”.
Organization Studies, 19(5): 743-767.
Konrad, A.M. & F. Linnehan (1995). “Formalized HRM Structures: Coordinating Equal Employment
Opportunity or Concealing Organizational Practices?”. Academy of
Management Journal, 38(3): 787-820.
Lee, T.W. (1999). Qualitative methods in organisational research. London: Sage Publications.
Lehrman, W.G. (1994). “Diversity in decline: institutional environment and organisational failure in
the American life insurance industry”. Social Forces, 73: 605-635.
Lomi, A. (1995). “The Population Ecology of Organizational Founding: Location Dependence and
Unobserved Heterogeneity”. Administrative Science Quarterly, 40(1): 111-144.
Louche, C. (2004). Ethical Investment – Processes and mechanisms of institutionalisation in the
Netherlands, 1990-2002. PhD dissertation, Erasmus University Rotterdam.
March, J.G. & H.A. Simon (1958). Organizations. New York: John Wiley.
March, J.G. (1981). “Decisions in organizations and theories of choice”. In A. Van de Ven & W.
Joyce (Eds.), Perspectives on organizational design and behaviour: 205-244. New York: Wiley.
Meyer, A.D. e.a. (1990). “Environmental Jolts and Industry Revolutions – Organizational Responses
to Discontinuous Change”. Strategic Management Journal, 11: 93-110.
Meyer, J.W. & B. Rowan (1977a). “Institutionalized organizations: formal structure as myth and
ceremony”. American Journal of Sociology, 83(2): 340-363.
Meyer, J.W., & B. Rowan (1977b). “The effects of education as an institution”. American
Journal of Sociology, 87: 53-77.
L.M.M. Schouten Master Thesis
81
Meyer, J.W. & R.W. Scott (1983). “Centralization and legitimacy problems of local government”. In
J.W. Meyer & R.W. Scott (Eds.), Organizational Environments: Ritual and rationality: 199-
215. Beverly Hills, CA: Sage Publications.
Mezias, S.J. & M. Scarselletta (1994). “Resolving Financial Reporting Problems: An Institutional
Analysis of the Process”. Administrative Science Quarterly, 39(4): 654-678.
Mizruchi, M.S. & L.C. Fein (1999). “The social construction of organisational knowledge: a study of
the uses of coercive, mimetic, and normative isomorphism”. Adminstrative Science Quarterly,
44: 653-683.
Nelson, R.R. (1991). “Why Do Firms Differ and How Does It Matter”. Strategic Management
Journal, 12: 61-74.
North, D.C. (1990). Institutions, Institutional Change and Economic Performance. New York:
Cambridge University Press.
Oliver, C. (1990). “Determinants of interorganizational relationships: Integration and future
directions”. Academy of Management Review, 15: 241-265.
Oliver, C. (1991). “Strategic Responses to Institutional Processes”. The Academy of Management
Review, 16(1): 145-179.
Oliver, C. (1992). “The antecedents of deinstitutionalisation”. Organization Studies, 13(4): 563-588.
Palmer, D.A. e.a. (1993). “Late adoption of the multivisional form by large U.S. corporations:
institutional, political and economic accounts”. Administrative Science Quarterly, 38: 100-131.
Parsons, T. (1960 [1956]). Structure and process in modern societies. New York: Free Press.
Pfeffer, J. & G.R. Salancik (1978). The external control of organizations : a resource dependence
perspective. New York: Harper & Row.
Pfeffer, J. (1981). Power in organizations. Boston, MA: Pitman.
Post, M.E. & B.W. Altman (1992). “Models of corporate greening: How corporate social policy and
organizational learning inform leading-edge environmental management”. Markets, Policies and
Social Performance, 13: 3-29.
Powell, W.W. (1991). “Expanding the scope of institutional analysis”. In P.J. DiMaggio
(Ed.), The new institutionalism in organisational analysis: 183-203. Chicago: University of
Chicago Press.
Powell, W.W., & P.J. DiMaggio (1991). The new institutionalism in organizational analysis. Chicago:
University of Chicago Press.
L.M.M. Schouten Master Thesis
82
Punch, K.F. (2005). Introduction to social research : quantitative and qualitative approaches. 2nd.ed.
London: Sage Publications.
Rao, H. & E.H. Neilsen (1992). “An Ecology of Agency Arrangements: Mortality of Savings and
Loan Associations, 1960-1987”. Administrative Science Quarterly, 37(3): 448-470.
Richardson, A.J. & A. Joshi (1997). “Exploring the empirical relationship between legitimacy and
efficiency: models and methods”. Paper presented at the Interdisciplinary Perspectives on
Accounting Conference, Manchester, UK.
Ruef, M. & W.R. Scott (1998). “A Multidimensional Model of Organizational Legitimacy: Hospital
Survival in Changing Institutional Environments”. Administrative Science Quarterly, 43(4):
877-904.
Scott, W.R. (1983). “The organizations of environments: Network, cultural, and historical
Elements”. In W.R. Scott (Ed.), Organizational environments: Ritual and rationality: 155-175.
Beverly Hill: Sage.
Scott, W.R. (1987). “The adolescence of institutional theory”. Administrative Science Quarterly, 32:
493-511.
Scott, W.R. (1994). “Conceptualizing organisational fields: linking organizations and societal
systems”. In H.-U. Derlien (Ed.), Systemrationalitaet und Partialinteresse: FestschriFinancial
Times fuer Renate Mayntz. Baden-Baden, Germany: Nomos-Verl.-Ges.
Scott, W.R. (1995). Institutions and Organizations. Thousand Oaks, CA: Sage Publications.
Scott, W.R. (1998). Organizations : rational, natural, and open systems. 4th ed. New Jersey: Prentice
Hall International.
Scott, W.R. (2001). Institutions and Organizations, Second Edition. Thousand Oaks, CA: Sage
Publications.
Scott, W.R. & S. Christensen (1995). “Conclusion -CraFinancial Timesing a wider lens”. In S.
Christensen (Ed.), The institutional construction of organisations –International and
longitudinal studies: 302-313. California: Sage Publication: Thousand Oaks.
Scott, W.R. & J.W. Meyer (1983). “The organization of societal sectors: Propositions and early
evidence”. In W.W. Powell & P.J. DiMaggio (Eds.), The new institutionalism in organizational
analysis: 108-140. Chicago: University of Chicago Press.
Selznick, P. (1948). “Foundations of the Theory of Organization”. American Socological Review, 13:
25-35.
Selznick, P. (1949). TVA and the grass roots. Berkeley. CA: University of California Press.
L.M.M. Schouten Master Thesis
83
Selznick, P. (1996). “Institutionalism "Old" and "New"”. Administrative Science Quarterly, 41(2):
270-277.
Simon, H.A. (1997 [1945]). Administrative behavior: A study of decision-making processes in
administrative organization. 4th ed. New York: Free Press.
Sharma, S. & H. Vredenburg (1998). “Proactive corporate environmental strategy and the
development of competitively valuable organizational capabilities”. Strategic Management
Journal, 19(8): 729-754.
Suchman, M.C. (1995). “Managing legitimacy: strategic and institutional approaches”. Academy of
Management Review, 20(3): 571-610.
Thompson, J.D. (1967). Organizations in action. New York: McGraw-Hill.
Ventresca, M.J. & A.J. Hoffman (2002). Organizations, Policy and the Natural Environment:
Institutional and Strategic Perspectives. Stanford University Press.
Westphal, J.D. & E.J. Zajac (1994). “Substance and Symbolism in CEOs' Long-Term Incentive
Plans”. Administrative Science Quarterly, 39(3): 367-390.
White, H. (1992). Identity and control: A structural theory of social interaction. Princeton, New
Jersey: Princeton University Press.
Wiewel, W. & A. Hunter (1985). “The interorganizational network as a resource: A comparative case
study on organizational genesis”. Administrative Science Quarterly, vol. 30: 482-496.
Zucker, L. G. (1983). “Organisations as Institutions”, in B. S. B. (Ed.), Research in the
Sociology of Organisations: 1-42: Greenwich, Conn: JAI Press.
Krantenartikelen op volgorde van verschijning in de kranten NRC Handelsblad en
Financial Times
1. NRC (2004-1-9) Heleen de Graaf, “Reserves van energiereus Shell drogen op”.
2. NRC (2004-1-9) “Reserves van Shell aanzienlijk kleiner; Beleggers reageren geschokt op
bijstelling”.
3. Financial Times (2004-1-10) Ian Bickerton, Joanna Chung, Carola Hoyos, Virginia Marsh,
Sheila McNulty, Michael Peel & Tony Tassell, “Shell hit by move on reserves: Surprise cut
of 20% in estimates wipes £3bn off oil giant's market value and increases pressure on
beleaguered chief”.
4. Financial Times (2004-1-10) “Shell shock, The Lex Column”.
5. Financial Times (2004-1-10) Steve Johnson & Darryl Thomson, “Footsie's run ends but stars
still perform”.
L.M.M. Schouten Master Thesis
84
6. Financial Times (2004-1-10) “Chairman's absence as bombshell is dropped raises doubts
about his future: Insiders say there is no plan to oust Sir Philip Watts but some believe he
has lost credibility”.
7. Financial Times (2004-1-12) “Shell told to detail its proved reserves”.
8. Financial Times (2004-1-12) “Shell shock: Oil is another sector that needs more independent
auditing”.
9. Financial Times (2004-1-12) Carola Hoyos, “Life of Shell reserves cut by 3 years”.
10. Financial Times (2004-1-12) Carola Hoyos, “Call for oil giants to detail fields: Analysts and
shareholders demand industry-wide disclosure: * Rivals insist overestimation of stocks is a
problem limited to Shell”.
11. NRC (2004-1-12) “Beleggers waarderen aandelen Shell af”.
12. Financial Times (2004-1-14) Carola Hoyos & Alison Maitland, “Shell's man who wasn't there:
PROFILE: Sir Philip Watts says communication skills matter. His investors can only agree”.
13. NRC (2004-1-14) “SEC wil onderzoek Shell”.
14. NRC (2004-1-14) Heleen de Graaf, “Schatten reserves is een gok”.
15. NRC (2004-1-16) “ABP: snel uitleg van Shell-top”.
16. Financial Times (2004-1-17) Joanna Chung & Carola Hoyos, “Shell chief explains absence”.
17. NRC (2004-1-20) Joanna Chung & Carola Hoyos, “Shell loopt rijk olieveld in India mis”.
18. NRC (2004-1-23) ANP, “Groeiende twijfels over reserves olieconcerns”.
19. NRC (2004-1-26) “Shell gedaagd voor rechter in VS om reserves; 'Boekhoudregels
overtreden'”.
20. NRC (2004-1-29) Carola Hoyos, Virginia Marsh & Michael Peel, “De onzekerheid van Shell;
tegenvallende reserves roepen vragen op over bedrijfsstructuur van de Koninklijke”.
21. NRC (2004-1-29) “Shell-topman: ik blijf”.
22. NRC (2004-1-29) Heleen de Graaf, “Shell voor de rechter”.
23. Financial Times (2004-1-31) Joanna Chung, “UK: Shell faces US law suits”.
24. NRC (2004-2-2) “Reserves Shell Nigeria snel weer 'bewezen'”.
25. Financial Times (2004-2-3) Sheila McNulty, “El Paso warns on reserves estimates”.
26. NRC (2004-2-5) “Shell onderzoekt afboeking reserves”.
27. NRC (2004-2-5) Heleen de Graaf, “"We hebben een deuk opgelopen"”.
28. Financial Times (2004-2-6) Carola Hoyos, “Shell to consider changing its dual structure”.
29. NRC (2004-2-6) Max Christern, “Toen ik dat zag, dacht ik: oh shit!”.
30. NRC (2004-2-6) Heleen de Graaf, “Shell was op weg alle doelen te missen”.
31. NRC (2004-2-7) “PGGM: uitleg Shell te summier”.
32. NRC (2004-2-9) “Beleggers eisen een bestuur Shell; Andere bedrijfsstructuur”.
33. NRC (2004-2-10) “Beleggers teleurgesteld over winst BP”.
34. Financial Times (2004-2-11) Carola Hoyos, “BP oil price rise lifts investment hopes”.
L.M.M. Schouten Master Thesis
85
35. Financial Times (2004-2-12) “Clammed shut”.
36. Financial Times (2004-2-18) Sheila McNulty, “El Paso in $1bn charge as it cuts reserves by
41%”.
37. Financial Times (2004-2-20) “SEC mounts inquiry into Shell's proved reserves”.
38. NRC (2004-2-20) “SEC onderzoekt oliereserves Shell”.
39. NRC (2004-2-25) “Shell pompt olie op in Kazachstan”.
40. Financial Times (2004-3-4) Joanna Chung, Clay Harris, Carola Hoyos & Sundeep Tucker,
“Shell chairman forced out as investor pressure grows”.
41. NRC (2004-3-4) Menno Tamminga, “Wij zijn blij met Jeroen'; PGGM–directeur over vertrek
Shell- topman Watts.”
42. NRC (2004-3-4) “Oliereserves kosten topman Shell de kop; Beleggers zijn verrast, koers
grillig”.
43. Financial Times (2004-3-5) Clay Harris, Carola Hoyos & Sundeep Tucker, “Shell lost
confidence in Watts, says new chairman”.
44. NRC (2004-3-5) “Shell onderzoekt structuur bedrijf”.
45. NRC (2004-3-8) “Shell kende probleem al jaren”.
46. NRC (2004-3-9) “Van der Veer wist ook van problemen; Bestuur Shell kreeg memo”.
47. Financial Times (2004-3-10) Ian Bickerton, Clay Harris, Carola Hoyos & Sundeep Tucker,
“Investors call for no more Shell shocks”.
48. NRC (2004-3-10) “Vertrouwen in bestuur Shell'; Persbericht van commissaris Jacobs steun
voor nieuwe topman”.
49. Financial Times (2004-3-11) Clay Harris & Sundeep Tucker, “Audit chief at Shell backs top
managers”.
50. Financial Times (2004-3-13) Ian Bickerton & Sundeep Tucker, “Investors want an outsider as
Shell chairman”.
51. Financial Times (2004-3-13) Ian Bickerton, Carola Hoyos & Sundeep Tucker, “More top
Shell executives are under threat”.
52. Financial Times (2004-3-15) Eric Knight, “Shell must improve relations with its investors”.
53. Financial Times (2004-3-15) Clay Harris & Adrian Michael, “Ex-SEC chief Pitt considered
by Shell for job”.
54. NRC (2004-3-15) “Shell wil Harvey Pitt als adviseur”.
55. Financial Times (2004-3-16) Ian Bickerton & Clay Harris, “Shell looks to overhaul
management after studying other multinationals”.
56. Financial Times (2004-3-17) Ian Bickerton & Carola Hoyos, “Shell's ousted chiefs 'paid no
bonuses': Watts and van de Vijver received no cash pay-outs in 2003, according to annual
report: * Company provides no insight into audit inquiry on oil reserves”.
L.M.M. Schouten Master Thesis
86
57. Financial Times (2004-3-17) Joshua Chaffin, Joanna Chung, Carola Hoyos & Adrian
Michaels, “US prosecutors to probe Shell: New York US attorney’s office joins regulators
in investigating misbooked reserves: * Oil giant makes $371m profit from Sinopec sale”.
58. Financial Times (2004-3-19) Ian Bickerton, “Regulator probes insider trading report”.
59. NRC (2004-3-19) Menno Tamminga & Erik van der Walle, “Shell-bestuur erkent: dit is
beschamend”.
60. Financial Times (2004-3-19) Ian Bickerton, “Regulator probes insider trading report”.
61. Financial Times (2004-3-19) “Shell shocks again: Size and structure compound its reserves
problem”.
62. Financial Times (2004-3-19) Clay Harris, “Bonuses go as changes in internal control
structures take effect”.
63. Financial Times (2004-3-19) Charles Batchelor, “Leading agencies likely to come under
increased pressure”.
64. Financial Times (2004-3-20) Carola Hoyos, “BP faces queries over figures for Norwegian
field”.
65. Financial Times (2004-3-22) Astrid Wendlandt, “Shell plans to squeeze more from Nigerian
operations”.
66. Financial Times (2004-3-24) Carola Hoyos, “Doubts over rules on energy reserves: Shell's
second restatement highlighted the fact that SEC regulations are open to a variety of
different interpretations”.
67. Financial Times (2004-3-26) Joanna Chung, “Ramco shares fall on results delay”.
68. Financial Times (2004-3-27) Joanna Chung & Carola Hoyos, “SEC pulls out of energy
forum”.
69. NRC (2004-3-27) Viktor Frolke, “Zaak tegen Shell is nog groter dan tegen Ahold'; Advocaat
Melvyn Weiss beleeft hoogtijdagen door stroom van financiele schandalen”.
70. Financial Times (2004-3-29) Sheila McNulty, “The rise of the independent consultancy: Oil
companies are turning to reservoir-evaluation companies to provide investors with credible
estimates”.
71. Financial Times (2004-3-29) Carola Hoyos, “Shell aims to deflect blame over oil reserves”.
72. NRC (2004-4-1) “Shell wist al vier jaar van probleem”.
73. NRC (2004-4-8) ANP, “Shell zet manager uit functie”.
74. NRC (2004-4-10) Heleen de Graaf & Tom-Jan Meeus, “Accountant Shell waarschuwde in
2002; Olieconcern schafte omstreden bonusregeling pas in maart dit jaar af”.
75. NRC (2004-4-13) “Shell geeft afgetreden top alle schuld van bijstelling”.
76. Financial Times (2004-4-13) “Shell report questioned”.
77. Financial Times (2004-4-14) Carola Hoyos & Adrian Michaels, “Ex-Shell chief goes on
attack on reserves”.
L.M.M. Schouten Master Thesis
87
78. Financial Times (2004-4-15) Sheila McNulty, “New SEC oil rules for Gulf of Mexico”.
79. Financial Times (2004-4-16) Friederike Tiesenhausen Cave, “BP seeks to prove its worth to
investors”.
80. Financial Times (2004-4-17) Ian Bickerton, Clay Harris & Adrian Michaels, “Shell is set to
publish reserves report soon”.
81. Financial Times (2004-4-19) Clay Harris, “Shell crisis to claim third scalp”.
82. NRC (2004-4-19) Heleen de Graaf, “Van de Vijver: Ik word doodziek van het liegen;
Onderzoek naar afboeken oliereserves onthult ruzie Shell-top”.
83. NRC (2004-4-19) “Shell-top ruziede al lang over reserves; Ook financieel directeur weg”.
84. Financial Times (2004-4-20) Clay Harris & Adrian Michaels, “Shell puts crisis blame on
'human failings': Ex-board member was 'sick and tired about lying'”.
85. Financial Times (2004-4-20) Andrea Felsted, “Grim reading follows further downgrades”.
86. Financial Times (2004-4-20) Ian Bickerton & Norma Cohen, “Shareholders step up calls for
structural reform”.
87. NRC (2004-4-20) “Shell verliest triple-A status”.
88. NRC (2004-4-20) Heleen de Graaf & Tom-Jan Meeus, “Ruzie in top breekt paranoide Shell
open”.
89. Financial Times (2004-4-21) Friederike Tiesenhausen Cave, “Cairn eclipses competitors to
make third Indian field discovery”.
90. Financial Times (2004-4-21) Ian Bickerton & Andrea Felsted, “Staff around the world left
reeling as Shell image cracks: All appears normal at the London headquarters but workers
are stunned and many fear that a big asset sale is just around the corner”.
91. NRC (2004-4-21) Heleen de Graaf & Tom-Jan Meeus, “De probabilistische methode van
Shell; Onderzoeker Bos nam kijkje in de keuken bij schatten en boeken van reserves”.
92. Financial Times (2004-4-22) Carola Hoyos & Adrian Michael, “Criminal authorities at centre
of Shell probe”.
93. Financial Times (2004-4-23) Adrian Michaels, “KPMG and PwC braced for grilling over
Shell audit”.
94. Financial Times (2004-4-24) Ian Bickerton & Carola Hoyos, “Shell insiders defend dual
boards: Corporate structure not regarded as having contributed to crisis: * Oil giant expected
to focus on strengthening supervision”.
95. Financial Times (2004-4-27) Carola Hoyos, “Oil groups urged to adopt Anadarko disclosure
method”.
96. Financial Times (2004-4-29) Carola Hoyos, “Shell 'had systems in place' to hear fears over
reserves”.
97. Financial Times (2004-4-29) Paul Betts, “Shell scandal widens Anglo-Dutch divide”.
98. NRC (2004-4-29) “Shell verrast met 4,2 mls kwartaalwinst; Weer inkoop aandelen”.
L.M.M. Schouten Master Thesis
88
99. Financial Times (2004-4-30) Carola Hoyos & Friederike Tiesenhausen Cave, “Strong results a
respite for Shell”.
100. NRC (2004-5-10) “Onderzoekers kapen PC van Shell-topman”.
101. Financial Times (2004-5-15) Ian Bickerton & Carola Hoyos, “Royal Dutch's options prompt
argument”.
102. Financial Times (2004-5-22) Ian Bickerton & Sundeep Tucker, “Dutch and UK investors link
up to lobby Shell”.
103. Financial Times (2004-5-25) Andrea Felsted & Clay Harris, “Shell restates reserves of oil and
gas for the fourth time this year”.
104. Financial Times (2004-5-25) “Shell accounts get signed off at last: The embarrassment of a
fourth revision of proved oil reserves is lost in the euphoria of auditors clearing the
accounts”.
105. NRC (2004-5-27) Menno Tamminga, “Een Shell, twee maten”.
106. NRC (2004-5-28) “Shell spekt ex-top met extra toelage van 800.000 euro”.
107. Financial Times (2004-6-3) Nicholas George, “Hydro to keep gas bookings”.
108. Financial Times (2004-6-5) Ian Bickerton, “SEC and CESR to work together”.
109. NRC (2004-6-10) “Belegger VS stelt eisen aan Shell; 'Duidelijkere rol topman'”.
110. Financial Times (2004-6-12) Sundeep Tucker, “Shell holds meeting with UK investors”.
111. Financial Times (2004-6-14) Sundeep Tucker, “Leading investors prepare to grill Shell”.
112. Financial Times (2004-6-15) Sundeep Tucker, “Investors press Shell to name executives
under review”.
113. Financial Times (2004-6-16) Sundeep Tucker, “Investors attack Shell over review secrecy”.
114. Financial Times (2004-6-17) Sundeep Tucker, “Shell to issue review update to calm
investors”.
115. Financial Times (2004-6-18) James Boxell & Sundeep Tucker, “Shell bows to investor
pressure on structure: Controversial dual-board system may be scrapped”.
116. NRC (2004-6-19) Heleen de Graaf & Tom-Jan Meeus, “Halve Shell-top wist van probleem”.
117. Financial Times (2004-6-23) Carola Hoyos & Adrian Michaels, “SEC leans to voluntary code
on oil reserves”.
118. NRC (2004-6-24) “Shell benoemt Voser in top”.
119. Financial Times (2004-6-25) James Boxell & Sundeep Tucker, “Shell urged to bring investors
into review: US shareholders set out fresh demands for change”.
120. Financial Times (2004-6-26) Sheila McNulty, “US pension funds file suit on behalf of Shell”.
121. NRC (2004-6-28) “Shell: afgeboekte reserves komen terug”.
122. Financial Times (2004-6-29) Ian Bickerton, James Boxell, Raphael Minder & Sundeep
Tucker, “Shell chief 'was warned in advance' of problems”.
L.M.M. Schouten Master Thesis
89
123. Financial Times (2004-6-29) Ian Bickerton, James Boxell & Sundeep Tucker, “Shell
apologises to angry shareholders: Sundeep Tucker, Ian Bickerton & James Boxell find
investor activism alive and well in the UK and the Netherlands”.
124. NRC (2004-6-29) “Belegger steunt beleid van Shell”.
125. NRC (2004-6-29) Mark Houben & Tom-Jan Meeus, “Alle kritiek blijkt uiteindelijk
symboliek”.
126. Financial Times (2004-6-30) Nicholas George, “Norsk Hydro restates reserves”.
127. Financial Times (2004-6-30) James Boxell, “BP surprises with upward adjustment”.
128. Financial Times (2004-7-3) Clay Harris, “Shell files revised 20-F with SEC”.
129. Financial Times (2004-7-5) Kevin Morrison, “IEA to push for global standards on reserves”.
130. Financial Times (2004-7-6) Ian Bickerton, “Shell director comments on data problems”.
131. NRC (2004-7-7) Menno Tamminga, “Opbiechten en pootjes geven”.
132. Financial Times (2004-7-9) Ian Bickerton, “S&P raises concerns over Shell review”.
133. NRC (2004-7-12) “Berichtgeving Shell”.
134. Financial Times (2004-7-14) Clay Harris, “Shell picks banks to advise on shake-up”.
135. Financial Times (2004-7-14) James Boxell, “Shell restates net income upwards”.
136. NRC (2004-7-14) “Voordeeltje' Shell van 226 miljoen”.
137. NRC (2004-7-22) “Onderzoek legt gebrekkig bestuur bij Shell bloot”.
138. NRC (2004-7-24) Heleen de Graaf & Tom-Jan Meeus, “Fraaie beeldvorming, modale
prestaties; Hoe Shell de werkelijkheid maskeerde en marktleiderschap suggereerde”.
139. NRC (2004-7-24) Heleen de Graaf & Tom-Jan Meeus, “Shell hield sombere analyse
binnenshuis; Bedrijfsgeheimen in detail op cd-rom”.
140. NRC (2004-7-24) “Enquete naar wanbeleid Shell wenselijk”.
141. NRC (2004-7-26) “Shell: niets verzwegen”.
142. NRC (2004-7-29) “Olieproductie Shell blijft onder druk; Energieconcern boekt 3,8 mld
winst”.
143. NRC (2004-7-29) Heleen de Graaf & Tom-Jan Meeus, “Opluchting Shell maskeert
sudderende crisis”.
144. NRC (2004-7-30) Fiona Maharg-Bravo, “Shell moet olie zoeken; Commentaar uit Londen”.
145. Financial Times (2004-8-12) Ian Bickerton, James Boxell & Carola Hoyos, “Shell moves to
unify boards and look at merger”.
146. NRC (2004-8-12) “Shell wil structuur van bestuur hervormen”.
147. NRC (2004-8-16) Herman Frijlink, “Angst is olie op het vuur van de voortdurend stijgende
prijzen”.
148. NRC (2004-8-18) Maarten Schinkel en Jeroen Wester, “Alles is te koop, dus ook Shell”.
L.M.M. Schouten Master Thesis
90
149. Financial Times (2004-8-25) Carola Hoyos, Adrian Michaels & Andrew Parker, “Shell was
warned on reserves in 2000: Regulators say group ignored internal alerts over several years
in an attempt to impress investors”.
150. NRC (2004-8-25) “Beursboete Shell wegens 'wangedrag'; Felle kritiek Britten en VS”.
151. Financial Times (2004-8-26) Carola Hoyos, “R Dutch/Shell lifts European spending”.
152. Financial Times (2004-8-30) Jonathan Moules, “R Dutch/Shell to revise staff bonus scheme”.
153. NRC (2004-9-9) ANP, AFP, “Frans Total sluit bod op Shell uit”.
154. Financial Times (2004-9-11) Sundeep Tucker, “R Dutch/ Shell to give no update of review”.
155. Financial Times (2004-9-17) Sundeep Tucker, “Shell shock for FSA as Sir Philip fights back”.
156. NRC (2004-9-22) “Shell: miljarden meer voor opsporen olie; olieconcern wil reserves snel
verhogen”.
157. Financial Times (2004-9-23) James Boxell, “Shell to spend $45bn over three years”.
158. Financial Times (2004-9-23) James Boxell & Sundeep Tucker, “Slick Shell shows lack of
substance: Despite claiming a new urgency, the group still faces the challenge of what it
does in this decade - not the next”.
159. Financial Times (2004-10-1) James Boxell, “S&P calls for more oil data”.
160. NRC (2004-10-16) ANP, “Oud-directeur nu echt weg bij Shell”.
161. NRC (2004-10-28) “Reserves gas en olie weer omlaag”.
162. NRC (2004-10-28) Heleen de Graaf, “Het is nu duidelijk wie de leiding heeft”.
163. NRC (2004-10-28) Jeroen Wester, “Een Britse onderneming met Nederlandse trekjes; Nieuwe
structuur Shell: Een bedrijf, een baas. Brits concern met Nederlandse trekjes. Shell blijft in
AEX”.
164. NRC (2004-10-29) Heleen de Graaf & Jeroen Wester, “We kunnen nu het tempo opvoeren';
Topman Jeroen van der Veer over de veranderingen bij Shell”.
165. NRC (2004-10-29) “Een probleem bij Shell nu opgelost”.
166. Financial Times (2004-10-30) Ian Bickerton & James Boxell, “Shell's credit rating goes back
under review”.
167. Financial Times (2004-11-9) James Boxell & Sundeep Tucker, “'Audit oil reserves' investors
tell Shell”.
168. NRC (2004-11-9) “Controle op reserves van Shell”.
169. NRC (2004-11-10) “Shell: geen aparte externe controle”.
170. NRC (2004-11-26) “Vertraging bij fusieplannen Shell”.
171. Financial Times (2004-12-6) Rebecca Bream & Sundeep Tucker, “FSA seeks news of Shell
trio”.
172. Financial Times (2004-12-16) James Boxell, “Shell chief says he's under threat: 'My head is
on the block,' admits van der Veer in private speech: * Company must get to grips with oil
reserve booking 'by end of year'”.
L.M.M. Schouten Master Thesis
91
173. NRC (2004-12-16) “Zorg top over vertrouwen in Shell-leiding”.
174. NRC (2004-12-31) Heleen de Graaf, “Shell is nu een ander bedrijf dan in januari'; Mijn
grootvader zou trots zijn geweest als hij had gezien wat we als groep beleggers dit jaar
hebben bereikt'”.
175. NRC (2005-1-8) “Miljoen voor Boynton”.
176. Financial Times (2005-1-18) Ian Bickerton, James Boxell & Doug Cameron, “Shell jobs drive
to restore name”.
177. Financial Times (2005-2-2) Ian Bickerton, “Shell staff unhappy with leaders: Survey shows
lack of confidence in management after reserves crisis: * Chief executive faces difficult task
presenting results”.
178. NRC (2005-2-3) “Shell moet weer reserves afboeken; Nog eens 1,4 mld vaten”.
179. Financial Times (2005-2-4) Christopher Adams, Ian Bickerton, James Boxell & Andrew
Taylor, “Shell's reserves cut further: 10% reduction overshadows record income: * Group
struggles to replace depleted resources: * $3bn-$5bn share buyback planned”.
180. Financial Times (2005-2-4) Ian Bickerton & James Boxell, “Shell needs something in reserve:
Despite looking healthy, the company must get back to the business of finding oil”.
181. NRC (2005-2-4) Heleen de Graaf, “Shell sluit 'jaar van extremen' af met afboeking;
Energiereus heeft grote moeite nieuwe olievelden te vinden”.
182. NRC (2005-2-8) “Hoogste winst ooit voor Brits BP”.
183. Financial Times (2005-2-17) Doug Cameron, “Conoco stocks ratio hits an industry high”.
184. NRC (2005-2-23) ANP, “Ook Repsol stelt oliereserves bij”.
185. NRC (2005-2-26) “Regels over oliereserves van SEC zijn gedateerd”.
186. Financial Times (2005-3-10) James Boxell, “Debate rumbles on over calculation of proved
reserves”.
187. Financial Times (2005-3-18) James Boxell & Sundeep Tucker, “Shell bows to City over
executive pay”.
188. NRC (2005-4-1) “Salaris nieuwe topman Shell met 34% omhoog”.
189. Financial Times (2005-5-13) Carola Hoyos, “Norsk asks SEC to clarify reserves rules”.
190. NRC (2005-5-19) “Fusie tot 'nieuwe' Shell op 20 juli”.
191. Financial Times (2005-5-28) James Boxell, “Shell's second cut more serious”.
192. Financial Times (2005-6-23) Ian Bickerton & Thomas Catan, “UK: Shell unveils plans to
boost flagging oil production”.
193. Financial Times (2005-6-29) Ian Bickerton, James Boxell & Thomas Catan, “Shell to consider
acquisitions under $9bn”.
194. Financial Times (2005-6-30) Sheila McNulty, “Royal Dutch/Shell will not be prosecuted for
overstatement”.
L.M.M. Schouten Master Thesis
92
Websites
195. Shell Nederland - Het geheim van de Schelp (2006)
URL: http://www.shell.com/home/Framework?siteId=nl-nl&FC2=/nl
nl/html/iwgen/about_shell/geschiedenis/zzz_lhn.html&FC3=/nl-
nl/html/iwgen/about_shell/geschiedenis/hetgeheim_10221001.html (27 juni 2006).
196. U.S. Securities and Exchange Commission (2006)
URL: http://www.sec.gov/about/whatwedo.shtml. (27 juni 2006).
197. Stichting Peakoil Nederland (2006)
URL: http://www.peakoil.nl/pivot/entry.php?id=81 (27 juni 2006).
198. Financial Services Authority – What we do (2006)
URL: http://www.fsa.gov.uk/pages/About/What/index.shtml (27 juni 2006).
199. Financial Services Authority – Statutory objectives (2006)
URL: http://www.fsa.gov.uk/Pages/about/aims/statutory/index.shtml (27 juni 2006).
200. Autoriteit Financiële Markten – Over de Autoriteit Financiële Markten (2006)
URL: http://www.afm.nl/marktpartijen/default.ashx?folderid=1046 (27 juni 2006).
201. Autoriteit Financiële Markten – Santies (2006)
URL: http://www.afm.nl/marktpartijen/default.ashx?DocumentId=4969 (27 juni 2006).
202. About International Energy Agency (2006)
URL: http://www.iea.org/Textbase/about/index.htm (27 juni 2006).
203. Het IEA – PV OESO – Parijs (2006)
URL: http://www.nederland-oeso.org/energie_agentschappen/index.html (27 juni 2006).
204. CESR [The Committee of European Securities Regulators] (2006)
URL: http://www.cesr-eu.org/index.php?page=cesrinshort&mac=0&id (27 juni 2006).
205. AXA IM NL - CESR (2006)
URL: http://www.nl.axa-im.com/index.cfm?pagepath=about-axa-
im/roleinindustry/europeinternational (27 juni 2006).
206. CERA: About CERA (2006)
URL: http://www.cera.com/about/1,2161,,00.html (27 juni 2006).
207. TNO Bouw en Ondergrond (2006)
L.M.M. Schouten Master Thesis
93
URL: http://www.tno.nl/bouw_en_ondergrond/index.xml (27 juni 2006).
208. TNO Bouw en Ondergrond – Olie en Gas (2006)
URL: http://www.tno.nl/bouw_en_ondergrond/markten/olie_en_gas_1/ (27 juni 2006).
209. VEB – Kerntaken VEB (2006)
URL: http://www.veb.net/overveb/code.php?codenr=54. (27 juni 2006).
210. The Association of British Insurers (2006)
URL:http://www.abi.org.uk/Display/default.asp?Menu_ID=501&Menu_All=1,499,50 1 (27
juni 2006).
211. Association of British Insurers (ABI) Campaign site (2006)
URL: http://www.politics.co.uk/campaignsite/association-of-british-insurers-(abi)-
$1587712$1.htm (27 juni 2006).
212. AXA IM NL – Association of British Insurers (2006)
URL: http://www.nl.axa-im.com/index.cfm?pagepath=about-axa-im/roleinindustry/uk (27
juni 2006).
213. Standard & Poor’s – Wikipedia (2006)
URL: http://nl.wikipedia.org/wiki/Standard_&_Poor's (27 juni 2006).
214. Van Dale Taalweb – Oline woordenboek (2006)
URL: www.woordenboek.nl/opzoeken/woordenboek (27 juni 2006)
L.M.M. Schouten Master Thesis
94
Bijlagen
1. De casus: Shell tijdens de olie- en gasreservecrisis
Op 9 januari 2004 maakt een woordvoerder van de Koninklijke/Shell Groep bekend dat de
organisatie na een intern onderzoek, dat elke vier jaar plaatsheeft, gedwongen is de ‘bewezen’ olie- en
gasreserves met eenvijfde – het equivalent van 3,9 miljard vaten - te verminderen voor de periode
1996-20021. Shell zegt dat deze bewezen reserves moeten worden beschouwd als waarschijnlijke
reserves. Aandeelhouders reageren geschokt. Shell laat de vraag waarom topman Philip Watts of
financieel directeur Judy Boynton niet zelf de toelichting verzorgen onbeantwoord2.
Een dag later geeft Shell aan dat haar bewezen reserves nogmaals zullen krimpen waarbij wordt
aangegeven dat slechts 70-90 procent van de geboekte olie- en gasreserves zullen worden
vervangen3.Tegelijkertijd geeft de organisatie aan dat de bijstelling geen materieel effect heeft op de
financiële verklaringen dan wel het totale volume aan koolwaterstoffen (gas en olie)3.
Aandeelhouders zijn boos over de slechte communicatie vanuit Shell en de afwezigheid van
toenmalig afdelingshoofd ‘Exploratie en Productie’ Philip Watts en andere bestuursleden tijdens de
bekendmaking van de bijstelling3. De geloofwaardigheid van het bestuur komt hiermee onder vuur te
liggen4.
Al snel wordt duidelijk dat Shell een van de minst succesvolle organisaties is in relatie tot haar
concurrenten in het doen van nieuwe vondsten3
. Topconcurrenten van Shell maken duidelijk dat zij
zich comfortabel voelen bij het boekhoudbeleid dat zij volgen en sluiten gelijksoortige revisies uit3
.
Analisten degraderen Shell stellend dat de organisatie in verhouding tot haar concurrenten een ex-
groei organisatie is5. Kredietbeoordelaar Standard en Poor’s plaats de AAA lange termijnbeoordeling
voor Shell op CreditWatch met negatieve implicaties, hetgeen impliceert dat de beoordeling naar alle
waarschijnlijkheid naar beneden zal worden bijgesteld3
.
De problemen van Shell zetten voorzitter Philip Watts, die de schuld krijgt van de herziening6,
steeds meer onder druk, waarbij sommige aandeelhouders waarschuwen dat zij voor een verandering
aan de top zullen gaan9
. Ook eisen aandeelhouders dat Shell meer openheid van zaken geeft over de
reservekwestie7,11
. Shell geeft aan open te staan voor veranderingen en altijd probeert volgzaam te
zijn10
. Maar, gezien het feit dat de organisatie zich in het stadium voor de bekendmaking van de
vierdekwartaal cijfers bevindt, zal geen verder commentaar worden geven tot de publicatie van de
cijfers op 5 februari, aldus Watts12
.
L.M.M. Schouten Master Thesis
95
Op 14 januari 2004 kondigt de Securities and Exchange Commission (SEC) aan waarschijnlijk een
onderzoek te zullen starten naar de reserves van Shell13
. Shell geeft in een reactie aan dat de definitie
van een ‘bewezen’ reserve onduidelijk is en bovendien een grote onzekerheid, ingebakken in het
rubriceren van de velden14
.
Inmiddels schaart ook ABP zich in het groeiende koor van ontevreden beleggers en analisten die
meer tekst en uitleg van het concern willen. Die uitleg komt er op 16 januari 2004. Niet aan de
aandeelhouders, maar aan de werknemers van Shell. Philip Watts verstrekt in een brief aan zijn
werknemers een reden voor zijn afwezigheid op 9 januari. Ook geeft hij toe dat de boekhouding met
betrekking tot de reserves gebreken vertoont en laat hij weten dat hij zich volledig inzet om de kwestie
zo snel mogelijk op te lossen16
. Aan aandeelhouders belooft Watts op 5 februari 2004, bij de
presentatie van de resultaten over het vierde kwartaal, uit te zullen leggen waarom het concern 3,9
miljard vaten olie en gas als ‘direct winbaar’ heeft geboekt terwijl ze dat niet waren20
.
Ondertussen worden er vanuit aandeelhouders diverse rechtszaken tegen Shell aangespannen. De
aanklacht luidt dat “de beklaagden doelbewust boekhoudregels en voorschriften hebben
overtreden”19,22,23
. Ook geven aandeelhouders opnieuw openlijk aan dat er veranderingen moeten
komen in het management van Shell17
en wordt er aangedrongen op een grondige herziening van de
ingewikkelde bedrijfsstructuur van Shell20
.
Shell geeft op 2 februari 2004 aan dat de organisatie verwacht de komende vijf jaar een gedeelte van
de eerder afgewaardeerde olie- en gasreserves weer te kunnen boeken als ‘bewezen’24
. Tegelijkertijd
geeft concurrent El Paso aan dat het concern verwacht Shell te volgen in het negatief bijstellen van de
geschatte ‘bewezen’ reserves25
.
Op 5 februari 2004 presenteert Shell haar vierde kwartaalresultaten over 2003. Bestuursvoorzitter
Jeroen van der Veer en Philip Watts proberen het vertrouwen terug te winnen door zo transparant en
eerlijk mogelijk te zijn29
. Van der Veer geeft aan dat Shell een onafhankelijk onderzoek instelt naar de
verkeerde inschatting van de oliereserves26
. Op de vraag of er mensen uit de top zullen opstappen
reageert Van der Veer: “Als er een probleem is, dan is de reactie bij Shell niet dat de directie moet
aftreden, maar juist dat zij de problemen gaat aanpakken26
”. Philip Watts biedt zijn excuses aan voor
zijn afwezigheid op 9 januari bij de bekendmaking van de problemen27
. Hij geeft toe dat er fouten zijn
gemaakt, ook onder zijn bewind, maar geeft tegelijkertijd aan dat hij geen ontslag zal nemen21,28
. Op
de vraag of Shell al stappen ondernomen heeft om te voorkomen dat er opnieuw te veel ‘bewezen’
reserves worden geboekt luidt het antwoord: “We hebben de interne controles en de definities
aangescherpt. Daarnaast hadden we al een commissie ingesteld die extra op de reserves zou letten27
”.
Om een gebaar te maken aan de aandeelhouders geeft Watts aan de roep om verandering in de duale
L.M.M. Schouten Master Thesis
96
bedrijfsstructuur in overweging te nemen. Watts zegt eveneens toe in de komende drie a vier weken
investeerders te zullen gaan ontmoeten28
.
Aandeelhouders reageren ontevreden. Pensioenfonds PGGM geeft aan de uitleg “ronduit
onvoldoende” te vinden en Robeco maakt duidelijk dat zij de presentatie als niets meer ziet dan “een
eerste aanzet”31
.
In tegenstelling tot Shell weet BP wel de olie- en gasproductie te laten groeien in 200333
en al haar
reserves te vervangen34
. Ook concurrent ExxonMobil doet het goed. Het is het tiende opeenvolgende
jaar dat de organisatie meer reserves toevoegt, dan dat het produceert38
. El Paso daarentegen moet
haar bewezen reserves met 41% naar beneden bijstellen36
.
Op 20 februari 2004 meldt het NRC dat de Amerikaanse beurswaakhond SEC een formeel, niet
openbaar onderzoek begint naar de afboeking van olie- en gasreserves door Shell. De Securities &
Exchange Commission was al een informeel onderzoek gestart nadat Shell op 9 januari de ‘bewezen’
reserves met 20% had teruggebracht, maar heeft dit nu omgezet in een formeel onderzoek37
.
Op 3 maart 2004 wordt voorzitter Philip Watts gedwongen om af te treden. De ‘definitieve duw’
komt vanuit de interne controlecommissie (internal audit committee) die het bestuur geadviseerd heeft
dat veranderingen in het management nodig zijn. Jeroen van der Veer wordt benoemd als nieuwe
voorzitter40
. Hij geeft aan niet te willen ingaan op de vraag of er bewijs voor illegale praktijken was
gevonden43
. Ook Walter van de Vijver, voormalig afdelingshoofd ‘Exploratie en Productie’ treedt af.
Hij wordt vervangen door Malcolm Brinded40
.
Enkele aandeelhouders reageren positief. Directeur aandelenbeleggingen van ABP zegt: “Ik denk dat
Koninklijke Olie geluisterd heeft naar de reacties van beleggers”42
en PGGM geeft aan vertrouwen in
Shell en in de persoon van Jeroen van der Veer, die wekenlang een charme- en informatieoffensief op
grote beleggers heeft losgelaten,42
te hebben41
.
Andere investeerders geven aan dat zij meer willen dan veranderingen in het management alleen en
herhalen hun roep om de besturen van Shell te verenigen. “We willen echtere onafhankelijke
executives dan lifers”, zei een van de tien grootste investeerders. Aandeelhouders geven eveneens aan
meer zeggenschap in de besluitvorming te willen40
.
Shell zegt toe voor 5 april 2005 een besluit te nemen over de duale bedrijfsstructuur44
.
Dan komt de Wall Street Journal met het bericht dat Shell al twee jaar eerder wist dat het de olie- en
gasreserves veel te hoog inschatte. Shell wil op dat bericht niet reageren. “We zijn bezig met een
onderzoek naar de reserves dat binnen enkele weken of maanden gereed zal zijn”, aldus Shell45
. Uit
een bericht van de New York Times, gebaseerd op een intern memorandum van Shell, blijkt zelfs dat
de nieuwe topman Jeroen van der Veer en financieel directeur Judy Boynton al in 2002 ervan op de
L.M.M. Schouten Master Thesis
97
hoogte waren dat de olie- en gasreserves te hoog werden ingeschat46
. Aandeelhouders zijn het erover
eens dat zij niet nog meer koppen willen zien rollen na dit nieuws. Zij stellen: “het bestuur heeft
gehandeld en de centrale karakters van de hand gedaan”. In plaats van nog meer bloed vergieten
willen zij liever duidelijkheid over waarom dingen mis gingen en waarom er niets aan aandeelhouders
verteld werd47
.
Inmiddels heeft ook de Autoriteit Financiële Markten, de Nederlandse gedragstoezichthouder op de
financiële markten, een onderzoek gestart naar Shell en de zogenaamde ‘bewezen’ reserves. Ook
hebben tenminste veertien Amerikaanse advocatenkantoren aangekondigd plannen te hebben om
class-action suits (groepsaanklachten) tegen Shell aan te spannen47
.
De commissie van Shell, die bezig is met een onderzoek naar de bijstelling, laat weten dat zij het
volledige vertrouwen heeft in het huidige bestuur48
. Enkele leden van het bestuur van Shell vragen
daarentegen om het aftreden van topmedewerkers die al eerder van de verkeerd geboekte reserves
afwisten. Vooral de positie van Jeroen van der Veer en Judy Boynton liggen hierbij onder vuur51
.
Aandeelhouders willen dat Shell een buitenstaander aanwijst als onafhankelijke non-executive
voorzitter. Tevens willen zij meer informatie over het vertrek van Watts en Van de Vijver en een
update van het internal audit review50
.
Kredietbeoordelaar Fitch herziet de beoordeling van Shell van stabiel naar negatief vanwege de
lagere reserves, de mogelijkheid van meer managementinstabiliteit en mogelijke processen met
aandeelhouders51
. De Financial Services Authority, de Britse financiële regelgever, is inmiddels ook
een onderzoek naar Shell gestart. Shell geeft aan met de FSA in contact te staan en met hen te blijven
samenwerken53
.
De grote Amerikaanse Shell-belegger Knight Vinke doet op 15 maart 2004 in de Financial Times
een oproep aan alle andere Shell-beleggers om druk uit te oefenen op het concern. Hij wil dat Shell
serieus nadenkt over het vereenvoudigen van de complexe bestuursstructuur54
en de relatie met haar
investeerders verbetert52
. Shell geeft aan te kijken naar mogelijkheden met betrekking tot haar
managementstructuur en stelt dat zij actief luistert naar de zorgen die haar aandeelhouders uiten55
.
Op 17 maart 2004 brengt de Financial Times naar buiten dat volgens twee mensen, bekend met de
inhoud van het jaarrapport van Shell dat enkele dagen later naar buiten zal worden gebracht, dat Watts
en Van de Vijver geen bonus hebben gekregen in 2003. Het inleidend bericht van Philip Watts in het
jaarrapport is vervangen door een verklaring van Van der Veer, die snel voorbij gaat aan de problemen
van Shell. Zo verklaart hij dat hoewel 2003 een goed jaar was, er een aantal problemen zijn die de
organisatie moet aanpakken56
.
L.M.M. Schouten Master Thesis
98
Eveneens wordt bekend dat ook de Amerikaanse Justitie een onderzoek begonnen is bij Shell,
waarbij het zich richt op de vraag of het bedrijf de Amerikaanse wet heeft overtreden door te zwijgen
over de kleinere olie- en gasreserves. Shell verklaart zich niet bewust te zijn van dit onderzoek57
.
Op 19 maart 2004 komt het bericht naar buiten dat Shell tijdens de persconferentie de dag daarvoor
heeft aangegeven de publicatie van het jaarverslag, evenals de aandeelhoudersvergaderingen, te zullen
uitstellen in verband met een nieuwe bijstelling van 470 miljard vaten61
en een nieuw allesomvattend
onderzoek naar de reserves59
. Shell geeft tevens aan honderden personeelsleden op cursus te doen om
kennis te nemen van de regels van de SEC61
, externe experts een systematische rol te geven in de
controle van reserves, en richtlijnen van rapportage te herzien om ambiguïteit met betrekking tot de
toepassing van de SEC regels weg te nemen. Ook zegt de organisatie niet langer een bonus te
koppelen aan het aantal nieuw geboekte reserves62
. In antwoord op de vragen over de toedracht van de
eerste reserveverlaging verwijst Van der Veer naar het onderzoek dat eind april af zou moeten zijn59
.
Hij ontkent tevens iets af te hebben geweten van de onjuiste boekingen en geeft aan dat de organisatie
documenten en informatie aan de SEC heeft verstrekt voor haar niet-publieke onderzoek60
. Ook maakt
hij nog maar eens duidelijk dat de reservekwestie niet gekoppeld kan worden aan de structuur van de
organisatie61
. Het onderzoek van de Autoriteit Financiele Markten wordt afgedaan als een
routinekwestie, gerelateerd aan de beurskoers bewegingen voorafgaand aan de aankondiging van de
reservebijstelling op 9 januari60
.
Standard & Poor’s ziet haar eerdere keuze om Shell als negatief te beoordelen gerechtvaardigd nu de
organisatie opnieuw een bijstelling heeft gedaan. De kredietbeoordelaar geeft aan onderzoek te zullen
doen naar de procedures van de reserveboekingen van Shell en hoe deze zich verhouden tot haar
concurrenten, de impact van de hercategorisering op de bestedingsbehoeften, alsmede naar de
bestuurskwestie63
.
Inmiddels komen ook concurrenten BP en Norsk Hydro onder druk te staan. Zij moeten eveneens
hun boekingen van reserves verdedigen omdat zij hierin minder conservatief blijken dan hun
partners64
. Ramco Energie geeft eveneens aan dat zij op een lager volume aan reserves dan verwacht
zal uitkomen67
. Naast El Paso geven ook Canada’s Nexen en Amerikaans Forest Oil aan in hun
‘bewezen’ reserves te moeten snijden68
. In de Financial Times verschijnt een artikel van Carola Hoyos
waarvan de strekking is dat de tweede bijstelling van Shell impliceert dat de SEC regels openstaan
voor een reeks van verschillende interpretatiemogelijkheden66
.
Op 27 maart 2004 vernieuwt advocaat Melvyn Weiss namens beleggers de aanklacht tegen Shell. De
periode waarover de groepsaanklacht gaat, strekt zich nu uit tot 22 maart 200469
. Shell maakt bekend
dat het Ryder Scott heeft ingehuurd, een consultant van buitenaf, die de reserves zal evalueren70
. Ook
L.M.M. Schouten Master Thesis
99
wordt bekend dat Shell bereid is vol te houden dat het niet haar fout was om 3,9 miljard vaten
verkeerd te boeken maar dat zij slachtoffer is van ambigue voorschriften vanuit de US en SEC71
.
De Wall Street Journal brengt het nieuws naar buiten dat Shell al vier jaar eerder wist dat de
prognoses voor de olie- en gaswinning waarschijnlijk te optimistisch waren72
. Shell wil op dit bericht
geen commentaar geven72
.
Een week later, op 8 april 2004, wordt duidelijk dat Shell financieel directeur Frank Coopman van
de divisie Exploratie en Productie uit zijn functie heeft ontheven73
. De woordvoerder van Shell wil
omtrent dit vertrek geen details geven74
.
De Wall Street Journal en Financial Times melden op 13 april 2004 dat in het interne
onderzoeksrapport van Shell zou staan dat de afgetreden top alle schuld van de bijstelling krijgt75
.
Werknemers van Shell uiten hun bezorgdheid hierover en vinden dat de schuld te veel ligt bij
voormalig voorzitter Watts ligt en te weinig bij de zittende staf76
. Ook Van de Vijver laat via zijn
advocaten weten dat hij niet blij is met de beschuldigingen. Hij legt de verantwoordelijkheid op zijn
beurt weer bij de commissie van management directeuren, die hij volgens eigen zeggen direct heeft
geïnformeerd over reserveboekingen die in zijn visie behoorden te worden herzien. Shell weigert elk
commentaar op deze verklaring77
.
Ondertussen heeft de Amerikaanse Securities & Exchange Commission (SEC) het voor de olie
industrie makkelijker en goedkoper gemaakt om ‘bewezen’ reserves in de Golf van Mexico op te
eisen. The SEC zei dat het de regel uit 1977 die de noodzaak van een flow test voorschrijft om de
ontdekkingen te bevestigen voordat ze als bewezen worden geboekt overbodig is door de huidige
technologie. 78
.
Concurrent BP geeft tijdens een jaarvergadering aan dat de organisatie er na een intern onderzoek
door het bestuur vertrouwen in heeft Shell niet te zullen volgen in het verkleinen van het aantal
geboekte reserves79
. Financieel directeur Judy Boynton heeft inmiddels een advocaat in de hand
genomen die haar zal vertegenwoordigen in de reservekwestie80
.
Op 19 april 2004 openbaart Shell, op verzoek van de SEC, een samenvatting van het
onderzoeksrapport met veel boze e-mails82
. Volgens het onderzoek koos Shell er voor om het
probleem met de reserves ‘te managen’ in de hoop dat nieuwe projecten en ontdekkingen de voorraad
reserves op tijd zouden aanvullen. Al op 2 december 2003 hadden Shell-managers gewaarschuwd dat
het bedrijf de afboekingen ‘zonder uitstel’ openbaar moest maken. Uit het rapport blijkt dat Van de
Vijver hier als volgt op reageerde: ‘Dit is absoluut dynamiet, in het geheel niet wat ik had verwacht en
moet vernietigd worden’83
. Uit het onderzoek blijkt ook dat Judy Boynton inschattingsfouten heeft
gemaakt met betrekking tot de reservekwestie en daarom ook zij haar functie zal neerleggen81
.
Volgens de commissarissen hebben de huidige bestuurders van Shell geen ‘inhoudelijke
L.M.M. Schouten Master Thesis
100
verantwoordelijkheid’ voor de problemen en hebben ze daarom volledige steun van de
commissarissen.
Voor de derde keer stelt Shell haar reserves neerwaarts bij, met nog eens een half miljard vaten83
.
Daarbij geeft Shell aan dat in geval van een ‘worst case scenario’ er nog eens een hercategorisering
van 150 miljoen vaten zal plaatsvinden. Het nieuws benadrukt nog eens hoe veel beter concurrenten
ExxonMobil, BP85
en Cairn Energy het doen89
.
Er volgen diverse reacties op het onderzoeksrapport. Kredietbeoordelaars Standard & Poor’s,
Moody’s Investor Services en Fitch Ratings verlagen de AAA beoordeling van Shell naar AA+87,91
.
De roep om structurele veranderingen van het bestuur wordt vanuit sommige aandeelhouders luider.
Anderen, waaronder ABP en PGGM bekritiseren niet langer de duale structuur en geven aan dat ze
tevreden zijn over de ernst waarmee Shell naar deze kwestie kijkt. Shell geeft aan dat uit het rapport
duidelijk naar voren komt dat de structuur niets van doen heeft met de problemen86
. Toch kondigt
Shell aan op de aandeelhoudersvergadering van 28 juni naast het voorlopig rapport ook een tijdpad
voor mogelijke structuurveranderingen te zullen presenteren87
.
Het NRC publiceert een artikel waarin de juistheid van het door Shell uitgebrachte rapport in twijfel
wordt getrokken88
. Het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO laat via het
NRC weten dat in geen van de grote bedrijven intern wordt gewerkt met de criteria die de SEC
hanteert voor bewezen reserves91
.
Amerikaanse openbare aanklagers voeren de druk met hun onderzoek naar de crisis op. De
Amerikaanse Justitie die zich bezig houdt met criminele praktijken, heeft nu een centrale rol in het
onderzoek. Shell geeft aan op dit bericht niet in te willen gaan91
. KPMG en PwC, accountants van
Shell, kunnen verwachten de komende weken gedwongen te worden hun werk tegenover de SEC te
moeten rechtvaardigen93
. De Financial Services Authority bevestigt dat het formeel onderzoek doet
naar Shell, die op haar beurt aangeeft samen te werken met de FSA om hen te kunnen assisteren bij het
snel kunnen voltooien van het onderzoek94
.
Anadarko, het grootste onafhankelijke Amerikaanse oliebedrijf, geeft aan hoe de transparantie van
de boekhouding van reserves kan worden verbeterd. Het bedrijf onthult hoelang haar bewezen
onontwikkelde olie- en gasvelden geboekt staan bij de SEC. Aandeelhouders, analisten en reserves
auditoren vinden dat ook Shell Anadarko’s benadering zou moeten toepassen95
.
Shell directeur Human Resources John Hofmeister legt in de Financial Times een verklaring af die
lijnrecht ingaat tegen de eerder geuite beschuldigingen van Van de Vijver96
. Voorzitter Van de Veer
maakt in reactie op het eerder gepubliceerde beschuldigende artikel van het NRC duidelijk dat ook hij
uitvoerig onderzocht is100
. Unilever gaat in tegen alle critici die denken dat de bestuursstructuur van
L.M.M. Schouten Master Thesis
101
Shell voor problemen zorgt en stelt dat leiderschap en niet de structuur van een bedrijf vertrouwen en
transparantie bepalen97
.
Shell brengt op 29 april 2004 goed nieuws naar buiten: in het eerste kwartaal heeft de organisatie
een nettowinst geboekt. Shell besluit, ondanks de hoge investeringen, voor 2 miljard dollar aan eigen
aandelen in te gaan kopen98
. Veel minder dan concurrent BP heeft geïnvesteerd99
.
Twee weken later is er sprake van een meningsverschil tussen de Autoriteit Financiële Markten en
Shell. De AFM is van mening dat prestatiegerelateerde bonussen bij hen moeten worden geregistreerd.
Shell betwist dit en stelt dat zij geen wettelijke verplichting zien om hiertoe over te gaan101
.
Nog een week later, op 22 mei 2004, slaan Nederlandse en Britse aandeelhouders de handen ineen
om structurele veranderingen en verbeteringen in het bestuur af te dwingen. Shell geeft aan
voortdurend in dialoog te staan met haar investeerders en gaat hier verder niet op in102
.
Op 25 mei 2004 wordt bekend dat Shell een dag eerder voor de vierde keer een bijstelling voor de
zogenaamde ‘bewezen’ olie- en gasreserves heeft gedaan103
. Shell geeft aan haar resultaten nu in het
geheel volgens de “US Generally Accepted Accounting Principles”, te rapporteren in plaats van de
eerdere mix tussen US GAAP en Nederlandse GAAP. Met betrekking tot mogelijke veranderingen in
bestuur en structuur wil Shell alleen loslaten dat de onderwerpen zo snel als mogelijk is worden
behandeld104
.
Een paar dagen later publiceert Shell haar jaarverslag. Shell is in dit jaarverslag buitengewoon
openhartig over de bijstellingen106
. Het bevat ook informatie over een nieuwe beloningsregeling,
waarvoor de organisatie eerder fiat kreeg van haar aandeelhouders: beloning in de vorm van gratis
aandelen. Ook andere grote bedrijven hebben een dergelijke beloningsregeling105
.
Norsk Hydro, de energiegroep uit Noorwegen, geeft aan niet te hoeven snijden in haar
gasreserves107
. De CESR (Committee of European Securities Regulators) en de SEC (Securities &
Exchange Commission) laten weten samen te zullen werken om de gaten in hun regelgeving, waarin
organisaties tot nu toe wisten te vluchten, te zullen dichten en strenger toezicht te zullen gaan
houden108
.
Aandeelhouders, waaronder het grote Calpers, melden dat Shell op de beurs al vijf jaar slechter
presteert dan haar concurrenten en pleiten er nogmaals voor dat Shell haar duale bedrijfsstructuur
afschaft en een onafhankelijke voorzitter benoemd109
. Ook eisen zij meer uitleg en details over het
onderzoek dat Shell doet naar mogelijkheden op dit gebied111
.
Shell is inmiddels een charmeoffensief begonnen en heeft al diverse face-to-face ontmoetingen
gehad met investeerders110
. De organisatie laat weten de zorgen van de aandeelhouders serieus te
nemen, maar pas meer uitleg te kunnen geven op de jaarvergadering in 2004111
. Aandeelhouders
L.M.M. Schouten Master Thesis
102
beginnen echter ongeduldig te raken112
en via een brief in de Financial Times voeren de machtige
aandeelhouders Vinke en Calpers de druk op Shell om meer uitleg te geven op113
. Shell gaat eindelijk
door de knieën114
en laat haar aandeelhouders weten (i) de bekritiseerde priority shares, die het
management extra stemrecht verlenen, af te zullen schaffen; (ii) in overweging te zullen nemen de
complexe duale structuur te vereenvoudigen; (iii) wie de vijf executives zijn die het onderzoek naar de
bedrijfsstructuur uitvoeren; en (iv) dat de uitkomsten van het onderzoek in november publiek zullen
worden gemaakt115
.
Op 28 juni 2004 vindt er een aandeelhoudersvergadering plaats. Tijdens deze vergadering maakt
Shell bekend de komende 10 jaar 85% van de afgeboekte reserves opnieuw als bewezen voorraden te
kunnen boeken. Van der Veer biedt zijn excuses aan voor de affaire met de afgeboekte reserves121
en
maakt duidelijk dat het “tekort door de bocht is” om hem de overtreding van de SEC regels te
verwijten124
. De schuld wordt gelegd bij Van der Vijver, die al in november 2003 van de kwestie op
de hoogte zou zijn geweest en daar pas maanden later op terug kwam122
. Een stemming wijst uit dat
met een meerderheid van 60% de directie en commissarissen ontheven worden van persoonlijke
aanspraken voor het boekjaar 2003124
.
Pensioenfonds ABP vraagt tijdens de vergadering om openbaarmaking van alle rapporten met
betrekking tot de reserveszaak121
en bepleit samen met PGGM een nieuwe aandeelhouders-
vergadering, geheel gewijd aan een nieuw bestuursmodel123
. Shell wijst het verzoek om
openbaarmaking af en benadrukt nogmaals dat de reservekwestie niet is veroorzaakt door de
bestuurstructuur van de organisatie en dat de intern gevormde commissie hierover later dit jaar zal
rapporteren121
.
Norsk Hydro geeft aan toch 6,6% haar ‘bewezen’ olie- en gasreserves te moeten afboeken126
. BP
daarentegen verrast de markt met een kleine opwaartse aanpassing van het aantal geschatte
reserves127
. De IEA (International Energy Agency) geeft aan dat het hoopt in oktober met plannen te
komen voor een verplichte, globale norm voor het boekhouden van olie- en gasreserves. Volgens de
IEA bestaan er geen consistente regels met betrekking het boeken van de reserves en moet er een
geharmoniseerd systeem voor investeerders worden gecreëerd129
.
Op 14 juli 2004 meldt Shell dat het in het eerste kwartaal van 2004, ten gevolge van een wijziging in
de boekhoudmethode, meer winst heeft geboekt dan eerder vermeld werd135,136
. De organisatie laat
zien dat zij haar aandeelhouders tegemoet komt door externe deskundigen Citigroup en NM
Rothschild te raadplegen in verband met mogelijke structuur- veranderingen134
.
Kredietbeoordelaar Standard & Poor’s stelt in een rapport over het ondernemingsbestuur van Shell
dat deze matig en gecompliceerd is. In het onderzoek staat eveneens dat er ruimte is voor verbetering
L.M.M. Schouten Master Thesis
103
in de huidige structuur, mede door de complexe eigendomsverhoudingen in het Nederlands-Britse
bedrijf137
.
Het NRC publiceert een aantal artikelen, gebaseerd op gelekte interne rapporten en documenten, wat
de reputatie van Shell niet ten goede komt133,138
. Zo zou Shell de werkelijkheid gemaskeerd hebben en
marktleiderschap hebben gesuggereerd terwijl dit niet het geval was138
. Adviesbureau Deminor ziet in
het uitgelekte rapport het bewijs dat het externe onderzoek dat Shell eerder dit jaar liet doen
“waardeloos” is en beveelt aan dat de Ondernemingskamer een enquête naar wanbeleid doet139
. Shell
laat weten niet te willen reageren “op mogelijk gelekte interne rapporten en documenten”139
.
Shell maakt op 29 juli 2004 bekend dat het in het tweede kwartaal van 2004 een winst heeft geboekt
dat 16% hoger ligt dat het jaar ervoor142
. Shell verwacht echter wel dat de volumes de komende twee
jaar ook zullen afnemen, terwijl de concurrentie juist uitbreidt144
. Inmiddels is Shell ook door BP in
beurwaarde voorbijgestreefd; Exxon nadert het dubbele en Total nadert Shell148
. In de media gaat het
gerucht dat een overname van Shell mogelijk is en het voor de hand ligt dat Total de koper is147
.
Op 25 augustus 2004 komt het nieuws naar buiten dat de Amerikaanse en Britse
beurstoezichthouders Shell een dag eerder wegens “wangedrag zonder weerga” definitief een boete
hebben opgelegd van respectievelijk 120 miljoen dollar en 17 miljoen pond. Volgens de FSA heeft
Shell: “volledig aan het onderzoek van de beurstoezichthouders meegewerkt, anders was de boete
aanzienlijk hoger uitgevallen”. De FSA geeft overigens nog wel aan verder onderzoek te doen naar de
andere aspecten in de affaire.
Met de SEC is Shell overeengekomen om 5 miljoen dollar te investeren in een intern
controlesysteem om herhaling te voorkomen150
. Shell maakt tevens bekend dat de organisatie een
extra 150 miljoen dollar zal investeren in haar Europese Exploratie en Productie afdeling151
.
Tot slot laat Shell weten dat de conclusies van de onderzoeken uitgevoerd door de FSA en de SEC
een belangrijke stap voor Shell representeren in het een punt achter de reservekwestie zetten149
.
Twee weken later meldt Total dat het bedrijf uitsluit een overnamebod uit te brengen op concurrent
Shell153
. Weer een week later wordt bekend dat Amerikaanse pensioenfondsen Philip Watts en tien
andere voormalige en huidige directeuren evenals de accountants PwC en KPMG van Shell,
verantwoordelijk houden voor de schade tengevolge van het schandaal155
.
Op 28 oktober 2004 maakt Shell bekend dat er mogelijk nog eens 900 miljoen vaten olie uit de
‘bewezen reserves’ moeten worden geschrapt161,164
. In reactie hierop laat kredietbeoordelaar Standard
& Poor’s weten de AA+ beoordeling mogelijk negatief te moeten bijstellen in verband met eventuele
toekomstige revisies166
.
L.M.M. Schouten Master Thesis
104
Ook maakt Shell die dag bekend dat de organisatie de fusie tussen de Nederlandse en Britse
moederbedrijven gaat afronden. De duale bedrijfsvoering wordt omgezet in een structuur waarin
bestuursleden en commissarissen samen in een bestuur plaatsnemen, er komt een hoofdkantoor in Den
Haag en een aandeel met de belangrijkste beursnotering in Londen162
.
Beleggers en analisten reageren positief op dit nieuws163,165
.
Investeerders Knight Vinke en Calpers laten op 9 november 2004 weten dat zij graag zouden zien
dat Shell een voorbeeld stelt voor de bedrijfstak door jaarlijks een externe controle van de olie- en
gasreserves te laten uitvoeren167
. Shell laat in een reactie weten dat de organisatie geen aparte, externe
controle wil laten uitvoeren en voegt toe: “In ons nieuwe auditsysteem worden de controles al
uitgevoerd door een team van onze eigen mensen en externe consultants”169
.
Op 16 december 2004 bericht de Financial Times dat algemeen directeur Jeroen van der Veer tijdens
een toespraak de dag daarvoor heeft aangegeven dat zijn reputatie, en ook dat van Malcolm Brinded
onder druk staan en blijven als de organisatie niet voor het eind van het jaar de procedures rond de
regelgeving rondheeft172
. Uitkomsten van een interne Shell-enquête maken duidelijk dat veel
werknemers vinden dat Shell beter geleid kan worden en van der Veer uit daarover zijn
bezorgdheid173
. Hij geeft aan alleen goed te zullen slapen als Shell ervoor gezorgd heeft geheel te
voldoen aan de voorschriften met betrekking tot reserves172
.
Medio januari 2005 maakt Shell bekend dat zij van plan is meer dan 1000 ingenieurs aan te nemen
voor de exploratie en productie divisie176
.
Op 3 februari 2005 stelt Shell opnieuw haar ‘bewezen’ olie- en gasreserves naar beneden bij. Deze
heeft een omvang van maximaal 9 miljoen vaten178
. De organisatie laat weten over 2004 slechts een
vervangingsratio van 15-25% te hebben behaald179
. Duidelijk wordt dat door deze grote afboeking
Shell momenteel nog maar voldoende olie en gas heeft om haar eigen productie negen jaar vol te
houden, een veel kortere periode dan grote rivalen als het Britse BP en het Amerikaanse ExxonMobil
en niet veel meer dan een kleinere concurrent als het Franse Total181
.
Concurrent ConocoPhilips meldt over het jaar 2004 een vervangingsratio te hebben behaald van
206%183
. De Spaanse oliemaatschappij Repsol laat daarentegen weten dat het net als Shell de raming
van haar ‘bewezen’ olie- en gasreserves heeft moeten verlagen184
. Ook blijkt dat ExxonMobil en BP
moeten interen op hun reserves als zij de SEC-regels aanhouden185
.
De CERA (Cambridge Energy Research Associates) meldt in haar rapport dat de regels waaraan
energiebedrijven moeten voldoen bij het opstellen van hun ‘bewezen’ olie- en gasreserves achterhaald
zijn en dat de door de Amerikaanse beurswaakhond SEC gehanteerde regels dan ook moeten worden
L.M.M. Schouten Master Thesis
105
herzien185
. Dat er verwarring bestaat omtrent de SEC-regels wordt nog eens benadrukt door de vraag
van Norsk Hydro aan de SEC om opheldering te geven over de regels189
.
Ondertussen meldt Shell in de rubriek rechtszaken dat gesprekken worden gevoerd over een
schikking met deelnemers in Amerikaanse pensioenregelingen die na de affaire schade hadden
geclaimd188
.
Op 19 mei 2005 geeft Shell aan dat op 20 juli 2005 de binationale structuur van Shell zal ophouden
te bestaan en dat vanaf die datum de Nederlandse en Britse tak zullen worden samengevoegd en verder
gaan onder de naam Royal Dutch Shell190
.
Op 30 juni 2005 laat de Amerikaanse regering weten Shell niet langer te zullen vervolgen voor het
overwaarderen van haar ‘bewezen’ olie- en gasreserves194
.
L.M.M. Schouten Master Thesis
106
2. Achtergrondinformatie
Shell
In l907 bundelden de N.V. Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij (60%) en de Shell
Transport and Trading Company Ltd. (40%) hun activiteiten en vormden vanaf dat moment de
Koninklijke/Shell Groep. Eind 2004 kondigde Shell aan deze duale structuur na bijna een eeuw over
boord te zetten. Op 20 juli 2005 werd op de effectenbeurzen voor het eerst gehandeld in het aandeel
Royal Dutch Shell. De Koninklijke/Shell Groep werd daarmee één onderneming, naar Brits recht:
Royal Dutch Shell plc (public limited company; het Britse equivalent van de Nederlandse N.V.). De
organisatie is in Den Haag in één hoofdkantoor gevestigd en heeft nu één ‘single tier’ board. Deze
bestaat voor het grootste gedeelte uit onafhankelijke non-executive Directors en wordt voorgezeten
door een non-executive Chairman (voorzitter).195
SEC
De Securities & Exchange Commission (SEC) is de Amerikaanse beurstoezichthouder.
Alle organisaties die op een van de Amerikaanse beurzen staan ingeschreven zijn verplicht de
standaarden en regels van de SEC na te leven. De SEC vereist dat deze organisaties belangrijke
(financiële) informatie openbaar maken aan het publiek, opdat investeerders over de juiste kennis
beschikken om zelf op basis van eerlijke informatie te kunnen bepalen een waardepapier (aandeel) al
dan niet te kopen, verkopen of vast te houden. Als een organisatie zich niet aan de gestelde
standaarden en regels houdt is de SEC bevoegd om maatregelen te nemen en de organisatie in kwestie
te straffen. Typische overtredingen betreffen handelen met voorkennis, boekhoudfraude en het
verstrekken van foutieve of misleidende informatie over waardepapieren dan wel over de organisaties
die deze uitgeven.196
Reserves
Reserves zijn de hoeveelheid voorraden waarvan geacht wordt dat deze op dit moment en mogelijk
in de toekomst gewonnen kunnen worden. De letterlijke definitie is: “de hoeveelheid olie die
technologisch en economisch winbaar is”. Oliereserves worden ingedeeld in drie categorieën: (i)
bewezen, (ii) waarschijnlijke en (iii) mogelijke reserves. Als een reserve als bewezen wordt aangeduid
betekent dit dat de kans dat de reserves winbaar zijn 90% bedraagt. Als een reserve als waarschijnlijk
wordt aangeduid is die kans nog maar 50% en als een reserve als mogelijk wordt aangeduid is die kans
nog slechts 5%. Een reserve mag volgens de SEC als bewezen worden beschouwd als een veld
momenteel producerend is of afdoende is getest en dus “economisch en juridisch klaar is om te
produceren onder de bestaande economische of werkende condities”.8,198
L.M.M. Schouten Master Thesis
107
FSA
De Financial Services Authority (FSA) is een onafhankelijke instelling die toezicht houdt op de
financiële markten in Groot-Brittannië. De FSA zorgt ervoor dat het vertrouwen in de markt
gehandhaafd wordt; geeft publieke voorlichting met als doel een beter begrip te creëren van het
financiële systeem; zorgt ervoor dat consumenten de juiste mate van bescherming krijgen en gaat
financiële misdaad tegen. De FSA heeft de bevoegdheid om regelgeving te ontwikkelen, onderzoek te
doen en te straffen indien er sprake is van overtreding van de regels.198,199
AFM
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is gedragstoezichthouder op de financiële markten in
Nederland. De AFM houdt toezicht op het gedrag van iedereen die actief is op de markt van sparen,
lenen, beleggen en verzekeren. De AFM stelt dat het vertrouwen in de ordelijke en eerlijke werking in
die markten cruciaal is en dat het daarom van groot belang is dat er toezicht gehouden wordt op de
behoorlijke werking van deze markten. Het gedragstoezicht richt zich op de vraag of deelnemers aan
de financiële markten correct behandeld en juist geïnformeerd worden. Dit toezicht is de
verantwoordelijkheid van de AFM. De AFM is bevoegd boetes en een last onder dwangsom op te
leggen.200,201
IEA
Het International Energy Agency (Internationaal Energieagentschap, IEA) handelt als
energiebeleidsadviseur voor haar 26 aangesloten lidstaten en is verbonden aan de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De IEA is opgericht tijdens de oliecrisis begin
jaren zeventig en haar aanvankelijke rol betrof het coördineren van te nemen maatregelen in tijden van
leveringsproblemen met olie. De bij de IEA aangesloten lidstaten hebben zich ertoe verplicht om,
indien nodig, hun krachten te bundelen en gezamenlijke maatregelen te nemen om crisissituaties met
betrekking tot de olievoorziening het hoofd te bieden. Tevens hebben zij zich verplicht om informatie
over energie onderling met elkaar uit te wisselen, om samen te werken om tot de ontwikkeling van
betere en efficiëntere energieprogramma’s te komen en tot slot om hun energiebeleid op dat van de
andere lidstaten af te stemmen. Doelstellingen van de IEA betreffen onder andere “het behouden en
verbeteren van beheerssystemen om onderbrekingen van de olievoorzieningen op te vangen; de
bevordering van een doelmatig energiebeleid wereldwijd door middel van samenwerking met de
bedrijfstak, internationale organisaties en niet-leden; het beheren van een permanent
informatiesysteem over de internationale oliemarkt; het ontwikkelen van alternatieve energiebronnen
en het verhogen van de doelmatigheid van energieverbruik zodat beter kan worden ingespeeld en
voldaan aan de vraag om energie, en tot slot het verlenen van hulp bij het integreren van het milieu- en
energiebeleid”.202,203
L.M.M. Schouten Master Thesis
108
CESR
Het Committee of European Securities Regulators (CESR) dient als overlegorgaan tussen Europese
effectentoezichthouders en is sinds 1 juni 2001 een officieel comité van de Europese Commissie. De
rol van het CESR is de verbetering van de coördinatie onder de effectentoezichthouders; het geven van
advies over relevante kwesties aan onder andere de Europese Commissie en het ontwikkelen en
implementeren van effectieve, operationele netwerkmechanismen om dag na dag de consistente
supervisie te kunnen waarborgen en te komen tot versterking van de gemeenschappelijke markt voor
financiële diensten.204,205
CERA
De Cambridge Energy Research Associates (CERA) is een adviesbureau dat onder andere
internationale energiebedrijven, overheden en financiele instituties adviseert. CERA levert kennis en
onafhankelijke analysis met betrekking tot energiemarkten, geopolitiek, bedrijfstaktendensen en
strategie.206
NITG-TNO
Het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO, valt sinds 1 januari 2005 onder
TNO Bouw en Ondergrond. De organisatie werkt aan innovaties voor het bedrijfsleven en de overheid
die gericht zijn op “het duurzaam inrichten, gebruiken en beheren van de gebouwde omgeving,
infrastructuur en ondergrond”. De organisatie ontwikkelt kennis en past deze toe in de vorm van
advies, strategisch onderzoek, toegepast onderzoek en productinnovatie. Zij ontwikkelen onder andere
software in een geïntegreerde technisch-economische omgeving, waarmee risico’s en onzekerheden in
het exploratieproces van nieuwe olie- en gasreserves geminimaliseerd kunnen worden.207,208
VEB
De Vereniging van Effectenbezitters (VEB) heeft als kerntaken de behartiging van de belangen van
effectenbezitters en het bevorderen van het effectenbezit. De belangenbehartiging vindt met name
plaats tijdens aandeelhoudersvergaderingen waarin VEB namens haar leden communiceert en
onderwerpen als dividendbeleid, acquisities, vermogenspositie en corporate governance extra aandacht
krijgen.209
ABI
De Association of British Insurers (ABI) vertegenwoordigt het collectief belang van de Britse
verzekeringsindustrie (insurance industry). ABI beïnvloedt en geeft vorm aan de besluitvorming van
de overheid, regelgevers en andere publieke autoriteiten binnen en buiten Groot-Brittannië en staat in
dialoog met bedrijven en toezichthouders over zaken die van belang zijn voor beleggers in aandelen en
L.M.M. Schouten Master Thesis
109
obligaties. ABI neemt tevens actief deel aan kwesties omtrent sociaal verantwoordelijk investeren en
corporate governance.210,211,212
Kredietbeoordelaar
Kredietbeoordelaars als Standard & Poor’s, Fitch en Moody’s, beoordelen de kredietwaardigheid van
een organisatie. Dit doen zij aan de hand van een zogenoemd kredietratingsysteem, welk systeem
hiervoor een indicatie geeft. De verschillende soorten leningen en obligaties die een organisatie heeft
uitstaan, evenals de organisatie zelf, hebben een rating. De rating geeft een indicatie van de
terugbetaalcapaciteit en het risico dat men op de organisatie of lening loopt. Een slechte rating
betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente; hoe slechter
de lening, hoe duurder het voor een organisatie wordt om geld te lenen. Iedere organisatie die de
kapitaalmarkt op wil, moet een rating hebben. Wanneer een kredietbeoordelaar een rating wil
veranderen, kan er een persbericht worden uitgeven dat de organisatie ten positieve of ten negatieve
“on credit watch” staat. Wanneer na een paar weken de positieve dan wel negatieve verwachtingen
uitkomen zal inderdaad de rating verhoogd of verlaagd worden. Op een daling van de rating volgt
vrijwel altijd een keldering van de obligatie- en eventueel van de aandelenkoers.213
L.M.M. Schouten Master Thesis
110
3. Analyse van gebeurtenissen ontleend uit krantenartikelen
Actor Quote Bron Datum Label
Einddatum 30-jun-05 End
Shell
"Shell werd na een 'intern onderzoek' dat elke vier jaar
plaatsheeft gedwongen de 'bewezen' olie- en gasreserves met eenvijfde te verminderen"
NRC 9-jan-04 Berusting (REVISIE
1)
Shell
"De vraag waarom Shell-topman Philip Watts of financieel
directeur Judy Boynton niet zelf de toelichting verzorgden, bleef onbeantwoord"
NRC 9-jan-04 Ontwijking (Uitleg Revisie / Absentie)
Concur. Shell has been among the least successful of its peers in making new finds
FT 10-jan-04
[Concur.]
+Nabootsend (Ratio)
Shell Shell said its reserves would shrink again this year, with only
70-90 per cent of oil and gas extracted being replaced FT 10-jan-04
Proactie (Waarschuw
Revisie)
Shell the company said the decision would have no material effect on its financial statements, or the total volume of hydrocarbons in place
FT 10-jan-04 Ontwijking (Aandeelh.)
Aandeelh.
pressure [intensified] on Sir Philip Watts, its embattled chairman. Sir Philip was head of Shell's exploration and
production division when the fields in question - the majority of them in Australia and Nigeria - were classified as proved
FT 10-jan-04 [Aandeelh.] +Dwang
(Watts Ontslag)
Aandeelh.
Leading UK shareholders said the news was the latest example of poor communication by the oil group. They were particularly
angered by the absence of Sir Philip and other board members from a conference call explaining the revision to investors yesterday
FT 10-jan-04
[Aandeelh.] +Dwang
(Uitleg Revisie / Absentie)
Concur.
Executives from all Shell's top oil competitors said they were comfortable with their accounting policies and would not be
making similarly large revisions.[..] ExxonMobil said: "We have never had to do anything like this - what Shell did today - in the past, and we would not expect to have to do anything like this in
the future."
FT 10-jan-04 [Concur.] +Nabootsend (Revisie)
S&P Standard & Poor's, the rating agency, placed its AAA long-term ratings for Shell on CreditWatch with negative implications -
meaning the rating was more likely to go down than up.
FT 10-jan-04 [S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
Aandeelh.
But the re-categorisation throws the problem of reserve replacement into even starker relief, calling growth prospects
into question. Management credibility, questioned by some, has been further dented.
FT 10-jan-04 [Aandeelh.] +Dwang
(Geloofwaardigheid)
L.M.M. Schouten Master Thesis
111
Analisten Merrill Lynch downgraded Shell, taking the view that it was an "ex-growth company in context of its peers" with few catalysts for change over the next six to nine months.
FT 10-jan-04 [Analisten] +Normatief (Concur.)
Analisten
But the blame for the restatement is directed squarely at Sir
Philip's shoulders because he was seen as having "booked his way to the top". He won the top job on the merit of his discoveries while he was head of Shell's exploration and
production division, according to analysts.
FT 10-jan-04 [Analisten] +Normatief (Watts Ontslag)
Aandeelh., etc.
Ratings agencies, analysts and shareholders called for Royal
Dutch/Shell, the third-largest listed oil group, and its rivals to detail the fields the companies have classified as proved
FT 12-jan-04
[Aandeelh., etc.]
+Dwang (Uitleg Revisie)
SEC
So companies need to reassess constantly what to put, and keep, in their "proved" reserves. They have a guideline: this is the US Securities and Exchange Commission's definition of
"proved" reserves as fields that are currently producing or have been conclusively tested "to be economically and legally producible under existing economic or operating conditions"
FT 12-jan-04 [SEC] +Dwang
(Regels)
Exxon / BP The cut in reserves also affected Shell's costs, with each new barrel costing Dollars 7.90 compared with ExxonMobil's Dollars
3.93 and BP's Dollars 3.73.
FT 12-jan-04 [Exxon / BP] +Nabootsend
(Kosten)
Wood Mackenzie
But proved reserves are not all that matter, and when probable reserves are taken into account, Shell is in line with its peers, according to Wood Mackenzie.
FT 12-jan-04 [Wood Mackenzie] -Nabootsend (Ratio)
Aandeelh.
Shell's problems have put Sir Philip Watts, its chairman, under
the most scrutiny, with some shareholders warning that they would push for a change at the top.
FT 12-jan-04 [Aandeelh.] +Dwang
(Watts Ontslag)
Shell
Shell yesterday hinted the company would be open to changes. "We always seek to be compliant. Further regulatory
clarification has the potential to be helpful to everyone in the industry," a spokesman said.
FT 12-jan-04 Berusting (SEC)
VEB
"Pensioenfonds PGGM, een grote belegger in Shell, vindt dat
het management naar buiten moet treden over de zaak" -- De Vereniging van Effectenbezitters (VEB) gaat het management van Shell om opheldering vragen"
NRC 12-jan-04 [VEB] +Dwang (Uitleg Revisie)
Shell As Shell is in its pre-results closed period Sir Philip will not be free for further comment until the fourth-quarter figures are published on February 5.
FT 14-jan-04 Ontwijking (Uitleg Revisie)
SEC "Ik ben er zeker van dat onze onderzoekers naar de zaak zullen kijken [..] zegt SEC-commissaris Roel Campos"
NRC 14-jan-04 [SEC] +Dwang (Onderzoek)
Shell "De definitie van een 'bewezen' reserve is echter onduidelijk en het is bovendien een grote onzekerheid die ingebakken zit in
het rubriceren van de velden"
NRC 14-jan-04 Verzet (SEC)
Aandeelh. "Frijns [van ABP] schaart zich in het groeiende koor van ontevreden beleggers en analisten die meer tekst en uitleg van
het concern willen"
NRC 16-jan-04 [Aandeelh.] +Dwang
(Uitleg Revisie)
L.M.M. Schouten Master Thesis
112
Shell
Sir Philip Watts, embattled chairman of Royal Dutch/ Shell, yesterday broke his silence for the first time since failing to
appear when the oil company announced it was slashing its proved reserves by 20 per cent. In a letter to employees, he acknowledged the unprecedented move had caused "significant
concern" and "in some quarters, outrage" [...] He also offered a reason for his absence during the announcement last week, hinting that his strained relations with investors could have
overshadowed the facts. "Since the announcement involved a technical recategorisation, and we could not add any further market-sensitive information, I did not participate in the 9
January teleconference," he wrote. "Given subsequent reactions, to some this might not seem to have been the correct decision but we did achieve the objective of giving the facts
unclouded by personality issues in the first instance."
FT 17-jan-04 Tegemoetkoming (Uitleg Revisie /
Absentie)
Shell The chairman [..] assured his staff that he was "committed to the full resolution of this issue as soon as possible".
FT 17-jan-04 Tegemoetkoming (Werknemers)
Shell
He admitted that process of reserves accounting, one of the
most important things an oil company does, had been flawed at Shell.
FT 17-jan-04 Berusting (SEC)
Aandeelh. "Sommige zeiden openlijk dat er veranderingen moesten komen
in het management van Shell" NRC 20-jan-04
[Aandeelh.] +Dwang
(Maatregelen)
Wood
Mackenzie
"Van de Amerikaanse Beurscommissie mogen maatschappijen reserves alleen boeken als ze denken dat de olie of het gas
rendabel is te winnen. Daarom boeken bedrijven reserves van nieuwe fondsen gespreid over een aantal jaren"
NRC 23-jan-04 [Wood Mackenzie]
+Normatief (Regels)
Aandeelh.
"Het kantoor wil de belangen van Shell-aandeelhouders dienen door het bedrijf via de districtsrechtbank van New Jersey aan te
pakken"--"de beklaagden [hebben] doelbewust boekhoudregels en voorschriften overtreden"
NRC 26-jan-04 [Aandeelh.] +Dwang
(Rechtszaak)
Shell
"Sir Phillip heeft beloofd op 5 februari bij de presentatie van de
resultaten over het vierde kwartaal, uit te leggen waarom het concern 3,9 miljard vaten olie en gas als 'direct winbaar' heeft geboekt terwijl ze dat niet waren"
NRC 29-jan-04 Tegemoetkoming (Uitleg Revisie)
Aandeelh. "[dringen aan] op een grondige herziening van de ingewikkelde
bedrijfsstructuur van Shell" NRC 29-jan-04
[Aandeelh.] +Dwang
(Maatregelen)
Shell
"Shell-topman Sir Philip Watts heeft geen plannen voortijdig af te treden als bestuurs-voorzitter van het Nederlands-Britse
energieconcern. Dit heeft de Britse topman tegen het personeel van het bedrijf in het hoofdkantoor in Londen gezegd"
NRC 29-jan-04 Verzet (Watts
Ontslag)
Aandeelh. "Het Amerikaanse kantoor Wechsler Harwood, ook uit New York, heeft deze week eenzelfde dagvaarding [als eerder Milberg Weiss] aangekondigd"
NRC 29-jan-04 [Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaak)
L.M.M. Schouten Master Thesis
113
Aandeelh.
Last week, Milberg Weiss Bershad Hynes Lerach filed a suit
with the district court in New Jersey. In the past few days, law firms Schiffrin & Barroway, Lasky & Rifkind,Cauley Gellar, and Wechsler Harwood have announced similar suits
FT 31-jan-04 [Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaak)
Shell "De Koninklijke/Shell Groep verwacht de komende vijf jaar een gedeelte van de onlangs afgewaardeerde olie- en gasreserves
weer te kunnen boeken als 'bewezen'"
NRC 2-feb-04 Berusting (Ratio)
El Paso
El Paso, the US energy group, yesterday warned it expects to follow Royal Dutch/Shell and significantly revise down its
proved reserves estimates. In a filing to the Securities and Exchange Commission, the US natural gas supplier, said: "We currently expect that we will have a material negative revision to our proved reserve estimates."
FT 3-feb-04
[El Paso] -
Nabootsend (Regels)
Shell "Shell stelt een onafhankelijk onderzoek in naar de verkeerde inschatting van oliereserves" -- "We willen graag een transparant, integer en degelijk bedrijf zijn en zo worden gezien"
NRC 5-feb-04 Berusting (Onderz. Boekh.)
Shell […]dan is de reactie bij Shell niet dat de directie moet aftreden" NRC 5-feb-04 Verzet (Ontslag)
Shell "Het was, achteraf gezien, niet goed dat Watts daar niet was en hij biedt daarvoor vandaag zijn excuses aan"
NRC 5-feb-04 Berusting (Absentie)
Shell "[…] interne controles en de definities aangescherpt. Daarnaast hadden we al een commissie ingesteld die extra op de reserves zou letten"
NRC 5-feb-04 Berusting (SEC)
Shell
Royal Dutch/Shell, Europe's second-largest energy group, will consider whether its century-old dual structure should be
changed in the light of its recent mis-steps. Sir Philip Watts, chairman, said he did not believe the structure had contributed to Shell's misjudgements, which culminated in its admission last
month that it had overestimated its proved reserves by 20 per cent. But he said he would consider calls by investors, some of whom want the group to unify its structure. "The problems with
reserves bookings, I think, reflect the need for that structural change and Shell is open for change. What interests our shareholders has to interest us"
FT 6-feb-04 Tegemoetkoming
(Maatregelen)
Shell Sir Philip said he would meet investors holding 35 per cent of the group within the next three to four weeks.
FT 6-feb-04 Tegemoetkoming (Bezoeken)
Shell
Sir Philip admitted mistakes were made not only in initial classification of some fields; some were repeated in reviews, for many of which he was head of exploration and production. He
said he would not resign before his mandatory retirement date of June 30 next year.
FT 6-feb-04 Tegemoetkoming
(Admit)
Shell "[Vijver en Watts probeerden] vertrouwen terug te winnen door zo transparant en eerlijk mogelijk te zijn" -- "De beoordeling van de definitie [van de SEC] is nu aangepast"
NRC 6-feb-04 Berusting (Uitleg Revisie)
L.M.M. Schouten Master Thesis
114
Shell
"Watts trad echter niet af" -- "Waar Watts […] zei open te staan voor zulke veranderingen als aandeelhouders dat wilden, zei
Van der Veer in Den Haag dat dit soort herstructureringen niet aan de orde waren"
NRC 6-feb-04 Verzet
(Maatregelen)
Analisten [Lehman Brothers] "Wij zien dat het bedrijf op weg was alle
doelstellingen te missen" NRC 6-feb-04
[Analisten]
+Normatief (Ratio)
Aandeelh. "Pensioenfonds PGGM vindt de uitleg ronduit "onvoldoende" -- "Belegger Robeco vindt de presentatie van donderdag niet
meer dan "een eerste aanzet"
NRC 7-feb-04 [Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Revisie)
Aandeelh. "De klagende aandeelhouders willen dat er een bestuur komt naar Brits-Amerikaans model"
NRC 9-feb-04 [Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
BP "In tegenstelling tot Shell wist BP wel de olie- en gasproductie te laten groeien in 2003"
NRC 10-feb-04 [BP] +Nabootsend (Ratio)
BP
BP, Europe's biggest listed energy group, increased its benchmark oil price by 25 per cent to Dollars 20 yesterday,
raising expectations of further aggressive investments.[..] BP managed to replace all its reserves, boasting a 158 per cent replacement rate, including acquisitions, and a 122 per cent
rate without them.
FT 11-feb-04 [BP] +Nabootsend (Ratio)
Shell
Anyone hoping that Shell will open up further about its incredible shrinking reserves can think again, it seems. The line
from managing director Malcolm Brinded, at an energy conference in Houston yesterday: "For those of you with questions about reserves, that was last week."
FT 12-feb-04 Ontwijking (Uitleg
Revisie)
El Paso El Paso, the US energy company, yesterday cut its proved reserves by 41 per cent, forcing the company to take a Dollars 1bn charge in the fourth quarter.
FT 18-feb-04 [El Paso] -Nabootsend (Revisie)
SEC
The US Securities and Exchange Commission is to investigate
why Royal Dutch/Shell, Europe's second-largest energy group, had to slash 20 per cent off its proved oil and gas reserves
FT 20-feb-04 [SEC] +Dwang (Onderzoek)
Exxon / BP "Het is het tiende opeenvolgende jaar dat Exxon meer reserves toevoegt, dan dat het produceert"
NRC 20-feb-04
[Exxon / BP]
+Nabootsend (Ratio)
Shell "Shell pompt olie op in Kazachstan [..] Met de definitieve investeringsbeslissing zal Shell dit jaar weer olie kunnen toevoegen aan de voorraad 'bewezen' reserves"
NRC 25-feb-04 Berusting (Ratio)
L.M.M. Schouten Master Thesis
115
Shell
Sir Philip Watts, the embattled chairman of Royal Dutch/Shell, was yesterday forced to resign - less than two months after the Anglo-Dutch energy group slashed its oil and natural gas reserves by 20 per cent. Sir Philip had vowed to remain
chairman until his normal retirement date next spring, but the final push came from an internal audit committee, which advised the board that management changes were needed.
Members of its Dutch board were said to have seized the initiative in the battle over the governance of the world's third largest listed energy group, which has faced calls from investors
to unify its complex dual board structure. [..] Sir Philip's dismissal paved the way for the first Dutchman to head the company since 1997. Jeroen van der Veer, head of chemicals
and president of Royal Dutch, will become chairman. [..] Walter van de Vijver, former head of the exploration and production division, also resigned yesterday, and was replaced by Malcolm
Brinded, the UK national who had led Shell's gas division and been a director of the board of Royal Dutch
FT 4-mrt-04 Berusting (Watts/Van de
Vijver Ontslag)
Aandeelh.
Investors said yesterday that they wanted more than just
management changes and reiterated their call for Shell to unite its boards. "We want more genuinely independent executives rather than lifers," said one of its 10 largest investors.
Shareholders argue that Shell should follow the example of Unilever, the Anglo-Dutch food and soap maker, last month when it moved towards a unitary board.
FT 4-mrt-04 [Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen /
Contracttijd)
Aandeelh. They also sought more say in decision-making at Royal Dutch, whose voting procedure is especially restrictive to outsiders.
FT 4-mrt-04 [Aandeelh.] +Dwang (Meer inspraak)
PGGM "Wij hebben vertrouwen in Shell en in de persoon van Jeroen van der Veer"
NRC 4-mrt-04 [PGGM] -Dwang (Geloofwaardigheid)
Shell
"De nieuwe Shell-topman Van der Veer heeft de afgelopen
weken een charme- en informatieoffensief gericht op grote beleggers"
NRC 4-mrt-04 Manipulatie (Bezoeken)
ABP "Ik denk dat Koninklijke Olie geluisterd heeft naar de reacties van beleggers", zegt directeur aandelenbeleggingen J. Straatman van ABP"
NRC 4-mrt-04 [ABP] -Dwang (Luisteren)
Shell
He declined to discuss whether any evidence of illegality had been uncovered. "These investigations have not finished, so I'm
not going to speculate on that. I'm not aware of all the precise facts," he said.
FT 5-mrt-04 Ontwijking (Onderz.
Boekh.)
Shell
"De koninklijke/Shell Groep zal voor 5 april 2005 een besluit
nemen over de duale bedrijfsstructuur -- Wij zijn momenteel in gesprek met aandeelhouders en luisteren goed naar wat zij zeggen"
NRC 5-mrt-04 Tegemoetkoming (Maatregelen)
WSJ "Bestuurders van de Koninklijke/Shell Groep wisten twee jaar geleden al dat het concern de olie- en gasreserves veel te hoog
inschatte"
NRC 8-mrt-04 [WSJ] +Dwang (Boynton / Van der
Veer)
Shell
"Shell wilde vanmorgen niet reageren op het bericht. "We zijn
bezig met een onderzoek naar de reserves dat binnen enkele weken of maanden gereed zal zijn"
NRC 8-mrt-04 Ontwijking (WSJ)
L.M.M. Schouten Master Thesis
116
NYT
"De nieuwe topman van de Koninklijke/Shell Groep, Jeroen van
der Veer, en financieel directeur Judy Boynton lijken in 2002 al te hebben geweten dat de olie- en gasreserves te hoog werden ingeschat. Dit blijkt uit een intern memorandum"
NRC 9-mrt-04 [NYT] +Normatief (Ontslag)
Aandeelh.
British institutional investors and Dutch unions agreed that they
did not want further Royal Dutch/ Shell management scalps, after indications yesterday that the company's board was advised in 2002 of huge shortfalls in proved oil reserves. [..]
One of the top 10 investors said: "The board has acted and got rid of the central characters.
FT 10-mrt-04 [Aandeelh.] -Dwang (Ontslag)
Aandeelh. Rather than more bloodletting, we are much more interested in why things went wrong and why they didn't tell shareholders."
FT 10-mrt-04 [Aandeelh.] +Dwang (Openbaren Onderz. Boekh.)
AFM The Authority for Financial Markets, the Dutch securities regulator, said yesterday it was "looking into the matter in order to establish the facts".
FT 10-mrt-04 [AFM] +Dwang (Onderzoek)
Aandeelh.
At least 14 US law firms have announced plans to file class action suits.One lawyer said a "flurry" of suits was expected
before the deadline on March 26. None of the actions has reached the stage at which documents would have changed hands.
FT 10-mrt-04 [Aandeelh.] +Dwang
(Rechtszaak)
Shell
"Het huidige bestuur van Shell heeft het volledige vertrouwen
van de commissie die bezig is met een onderzoek naar de bijstelling van de 'bewezen' olie- en gasreserves" Dit heeft de voorzitter van deze commissie, Aad Jacobs, vanmorgen laten
weten weten
NRC 10-mrt-04 Ontwijking (Ontslag)
Aandeelh.
A senior investment industry figure suggested yesterday that Shell had concluded its internal audit review and presented its
findings to the board, contrary to the group's claims. "In that case, it must come clean with shareholders and reveal the findings and likely implications," he said.
FT 11-mrt-04
[Aandeelh.]
+Normatief (Openbaren Onderz. Boekh.)
Shell Shell did not comment, apart to note Mr van der Veer's statement on Friday that the final report would come in "weeks, maybe some months".
FT 11-mrt-04 Ontwijking (Openbaren Onderz. Boekh.)
Aandeelh.
Leading shareholders in Shell Transport and Trading are to step
up the pressure on the UK arm of the beleaguered oil giant Royal Dutch/Shell by demanding it appoint an outsider as independent non-executive chairman. Shell chairmen have
traditionally been recruited internally but, with the company in crisis, UK investors say the time is right for Shell to employ outside talent. The subject is expected to be among the main
topics of discussion when UK institutional investors meet Lord Oxburgh, interim chairman of Shell's UK arm, and Sir Peter Burt, the senior non- executive, on March 22 at the Association
of British Insurers, a leading investor group.
FT 13-mrt-04 [Aandeelh.] +Dwang (Externe expertise)
L.M.M. Schouten Master Thesis
117
Aandeelh.
Shareholders are also anxious to hear why Royal Dutch/Shell
this month parted company with Sir Philip Watts, chairman, and Walter van de Vijver, head of exploration and production. They also want an update on the internal audit review.
FT 13-mrt-04 [Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Ontslag / Onderz. Boekh.)
Werknemers
Some Royal Dutch/Shell board members are pressing for further resignations among top executives who knew about the
wrongly booked reserves well before they were admitted to the public, people close to the board said yesterday. The pressure to make management changes stems in part from a perceived
need to impress upon US regulators that the company is taking the right remedial action. The two executives viewed as most vulnerable are Jeroen van der Veer, the new chairman, and
Judy Boynton, chief financial officer.
FT 13-mrt-04 [Werknemers] +Dwang (Ontslag)
Fitch
Yesterday Fitch revised its outlook for the company's credit rating to negative from stable. The change reflected the lower reserves, possibility of further management instability and
potential shareholder litigation, Fitch said.
FT 13-mrt-04 [Fitch] +Dwang (Kredietoordeel)
Knight Vinke Shell must improve relations with its investors (stuk in krant) FT 15-mrt-04 [Knight Vinke]
+Dwang (Luisteren)
FSA Shell is also under scrutiny by the Financial Services Authority, the UK financial regulator
FT 15-mrt-04 [FSA] +Dwang (Onderzoek)
Shell Shell said yesterday: "We have been in contact with the FSA in line with our continuing obligations and continue to work with
them."
FT 15-mrt-04 Berusting (FSA)
Knight Vinke
"In de Financial Times roept de Amerikaanse belegger Eric Knight andere Shell-beleggers op om druk op het concern uit te
oefenen [..] Hij wil dat Shell serieus nadenkt over het vereenvoudigen van de complexe bestuursstructuur van het concern"
NRC 15-mrt-04
[Knight Vinke]
+Dwang (Maatregelen)
Shell
Royal Dutch/Shell is exploring ways to overhaul its
management structure, in a move that would answer some investors' criticisms after it restated oil and gas reserves in January. The Anglo-Dutch group has reviewed the board
structures of three other multinationals with roots in two countries. It is seeking models for its own senior team, according to a person with knowledge of the plans. [..] Shell
said yesterday: "We are actively listening to the concerns of shareholders, both institutional and retail, after which we will give serious consideration to the way forward and make
recommendations for the shareholders' approval." It added: "These matters are being pursued with deliberate speed, but they are serious issues which should not be addressed hastily
and without appropriate consultation and deliberation."
FT 16-mrt-04 Berusting (Luisteren
/ Maatregelen)
L.M.M. Schouten Master Thesis
118
Shell
Sir Philip Watts, Royal Dutch/ Shell's ousted chairman, and
Walter van de Vijver, former head of exploration and production, were paid no bonus in 2003, according to two people familiar with the contents of the oil group's annual report scheduled to
be published on Friday. One said: "There is a fairly high level of disclosure about remuneration, and neither Phil Watts nor Walter van de Vijver appears to have received a bonus in 2003, at least certainly not a cash bonus. The total (salary) number is
quite some way lower than the 2002 number."
FT 17-mrt-04 Berusting (Bonus)
Shell
An introductory message from Sir Philip has been replaced with
a statement by Jeroen van der Veer, who was appointed his successor on March 3. Mr van der Veer passes quickly over Shell's problems, noting only that, while 2003 was a good year,
the company recognises there are problems it has to tackle. While detailed reference is made to Shell's reserves policy, there is no new information that might provide an insight into the
progress of the audit committee team probing the matter.
FT 17-mrt-04
Ontwijking
(Openbaren Onderz. Boekh.)
VS
US federal criminal prosecutors have launched an investigation
into Royal Dutch/Shell, increasing pressure on the Anglo-Dutch energy group that this month forced its chairman to retire amid a growing crisis over misbooked reserves. The US attorney's
office for the southern district of New York has joined the Securities and Exchange Commission, the chief US civil financial regulator, in looking at the circumstances behind the
company's restatement of oil and gas reserves.
FT 17-mrt-04 [VS] +Dwang
(Onderzoek)
Shell A Shell spokesman said he was not aware that the justice department had notified the company about an investigation.
FT 17-mrt-04 Ontwijking (Onderzoek)
Shell
Shell yesterday gave a very different appraisal of what it believed the AFM inquiry concerned, suggesting it was "a
routine matter" related to share price movements ahead of the company's January 9 reserves restatement announcement. Indeed, asked during the company's press conference whether
there was an insider trading inquiry in the Netherlands, Jeroen van der Veer, Royal Dutch/Shell chairman, said: "I do not have a clue."
FT 19-mrt-04 Ontwijking (AFM)
Shell
"De top van het concern wil eerst alle reserves tellen voor het jaarverslag over 2003 kan worden gepubliceerd 'Het is teleurstellend en beschamend'" [..] "In reactie op de bijstelling
en een nieuw allesomvattend onderzoek naar de reserves besloten directie en commissarissen [..] de publicatie van het jaarverslag, dat vandaag had zullen verschijnen, uit te stellen,
evenals de aandeelhoudersvergaderingen.
NRC 19-mrt-04 Ontwijking (Onderz.
Boekh.)
Shell "Op alle vragen over de toedracht van de eerste reserveverlaging verwees Van der Veer naar het onderzoek van
de commissarissen dat eind april af moet zijn"
NRC 19-mrt-04 Ontwijking (Uitleg
Revisie)
L.M.M. Schouten Master Thesis
119
Shell Yesterday, Mr van der Veer bluntly denied that. "The underlying question which you always get is 'did you know about incorrect bookings in SEC returns?' The answer is 'no'."
FT 19-mrt-04 Verzet (NYT/WSJ)
Shell Yesterday, Shell said it was providing documents and information to the SEC's "non-public investigation".
FT 19-mrt-04 Berusting (SEC)
Shell
the Anglo-Dutch oil company yesterday again revised its
reserves downward by another 470m barrels less than two weeks, by its own claim, after discovering the additional discrepancy. [..] yesterday's reserve revisions now bring its
reserve replacement ratio for 2003 down 16 percentage points to 82 per cent.
FT 19-mrt-04 Berusting (REVISIE 2)
Shell Jeroen van der Veer, the Shell chairman, yesterday claimed "the reserve issue is not related to the structure of the group"
FT 19-mrt-04 Verzet (Maatregelen)
Shell To prevent future problems, Shell now plans to retrain hundreds of its reserve assessors and auditors across the world on sticking to SEC guidelines.
FT 19-mrt-04 Berusting (Regels Investering)
Shell
The booking of new reserves had previously constituted
between 5 and 15 per cent of the possible annual bonus for certain EP staff. That element has now been removed for anyone involved in the assurance of reserves. This will include
the committee of managing directors (CMD), all of whom will now have to sign off reserves each year. [..] * reserves auditors will report to the group internal audit, outside the business line.
Within EP, reserves reporting will come through the technical rather than the planning side; * approval will involve peer challenge at regional level; [..] Some governance changes had
already been made: * chief financial officers in operating businesses will report to the group CFO, rather than to divisional chief executives; and * the group internal audit will
report direct to the group CFO, with the group chief internal auditor having direct access to the GAC.
FT 19-mrt-04 Berusting (Bonus)
Shell
It said external experts would have a "systematic" role in the audit of reserves [..] * reporting guidelines are being "revised to
remove any remaining ambiguity in the application of SEC rules and guidance" and EP staff will be trained to "ensure that SEC rules, guidance and compliance requirements are fully
understood and adhered to throughout the organisation"; * in addition to a significant increase in staff, including external experts, the frequency of country reserve audits would
increased, with important countries now audited annually; and * guidelines will include "clear, auditable commercial triggers for recognising new proved reserve bookings . . . and clearer
guidance on technical and commercial issues".
FT 19-mrt-04 Berusting (Externe expertise)
L.M.M. Schouten Master Thesis
120
S&P
Standard & Poor's, the largest of the big three, said the latest revision to Shell's reserves justified its decision to put the
company on negative credit watch at the time of the first revision on January 9. [..] S&P will carry out an examination of Shell's procedures for proved-reserve booking and how these
compare with its main competitors. It will also look at key areas of the company's operations and the specific projects that led to the recategorisation of its reserves. It will review the impact of
the recategorisation on the company's capital spending needs. S&P said it would also focus on corporate governance issues.
FT 19-mrt-04 [S&P] +Dwang
(Onderzoek)
BP / Norsk Hydro
BP, Europe's largest energy group, and Norsk Hydro, a Norwegian oil and gas company, were under pressure yesterday to defend their booking of reserves as suspicion grew
that they might have been over-enthusiastic in their assessment of Norway's Ormen Lange field. They appear to have been far less conservative than their partners in booking proved natural
gas reserves at the field [..] BP appears to have booked as much as 80 per cent of its share, and Norsk Hydro 75 per cent, according to calculations by the Financial Times based on field
reserves data provided by Wood Mackenzie, the Edinburgh-based independent consultants, and verified by people close to the companies. ExxonMobil, the world's largest energy group,
booked at most 35 per cent of the field. Statoil, the Norwegian oil company, booked 25 per cent and had independent consultants DeGolyer & MacNaughton verify their decision. BP
would not reveal what percentage of its share of the field it had booked, but a spokesman said: "We believe we are in compliance with SEC regulations in all material respects. We
remain confident of the numbers we have booked for Ormen Lange." Norsk Hydro said it was confident with its booking decision and had auditors confirm it.
FT 20-mrt-04 [BP / Norsk Hydro] -Nabootsend (Revisie)
Aandeelh. Today one of Britain's most powerful shareholder groups will grill Royal Dutch/Shell's directors about the true level of the oil
company's reserves.
FT 22-mrt-04 [Aandeelh.] +Dwang
(Uitleg Revisie)
Aandeelh. The ABI, along with other shareholders, is concerned about corporate governance at Shell. It said yesterday: "We are in a dialogue with Shell."
FT 22-mrt-04 [Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
FT
Doubts over rules on energy reserves: Shell's second
restatement highlighted the fact that SEC regulations are open to a variety of different interpretations, says Carola Hoyos
FT 24-mrt-04 [FT] -Dwang
(Regels)
Ramco
Energy
Ramco Energy shares tumbled 60 per cent yesterday after the
oil and gas company postponed its annual results announcement to reassess its reserves, following production problems at its Seven Heads gas field off Ireland. Ramco said
recent data suggested each well was connected to a lower volume of reserves than expected, so production would be lower than planned.
FT 26-mrt-04 [Ramco Energy] -Nabootsend
(Revisie)
L.M.M. Schouten Master Thesis
121
Concur.
Royal Dutch/Shell, Europe's second-largest energy group, on January 9 announced it had erroneously booked 3.9bn barrels
of oil and gas with the SEC from 1996-2002. El Paso, the largest US pipeline company, Canada's Nexen and Forest Oil, the US independent, all announced cuts in proved reserves
they had booked.
FT 27-mrt-04
[Concur.] -
Nabootsend (Revisie)
Aandeelh.
"Advocaat Melvyn Weiss wil namens gedupeerde beleggers
Shell voor de rechter slepen wegens misleiding. [..] Deze week vernieuwde hij zijn aanklacht. De periode waarover de groepsaanklacht gaat, strekt zich nu uit tot 22 maart 2004 ipv 9
januari.
NRC 27-mrt-04 [Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaken)
Shell
After the embarrassment of having to cut its proved reserves twice by a total of more than 20 per cent, Royal Dutch/Shell has hired Ryder Scott, one of the biggest reservoir-evaluation
consulting companies in the oil industry, to provide its investors with a credible estimate.
FT 29-mrt-04 Berusting (Externe expertise)
Shell
Royal Dutch/Shell, the global energy group, is preparing to insist it was not at fault when it wrongly booked 3.9bn barrels of
oil and natural gas. It will claim instead that it was the victim of ambiguous US regulations. [..] The defence strategy is expected to focus on the Securities and Exchange
Commission's rules governing the accounting of proved reserves. [..] Shell would insist it took appropriate measures when the SEC's guidance made it aware of possible problems,
said people close to the company's defence.
FT 29-mrt-04 Verzet (SEC)
WSJ
"Managers van de Koninklijke/Shell Groep wisten vier jaar
geleden al dat de prognoses voor de olie- en gaswinning waarschijnlijk te optimistisch waren" [..] De waarschuwing zou staan in een intern rapport dat juni 2000 is gepresenteerd" [..]
"Shell bracht deze problemen destijds niet naar buiten, maar zei juist dat de divisie de beloftes waarmaakte"
NRC 1-apr-04 [WSJ] +Dwang (Reputatie)
Shell "Een woordvoerder van Shell wilde geen commentaar geven op
het bericht" NRC 1-apr-04 Ontwijking (WSJ)
Shell
"De Koninklijke/Shell Groep heeft financieel directeur Frank
Coopman van de divisie Exploratie en Productie uit zijn functie ontheven. De divisie speelt een centrale rol in de kwestie rond de reserves"
NRC 8-apr-04 Berusting (Coopman Ontslag)
Shell
"De woordvoerder wilde geen details geven over het vertrek van Coopman, behalve dat het te maken heeft met de al eerder naar buiten gebrachte keuze van Shell voor een nieuwe
financiele organisatie"
NRC 10-apr-04 Ontwijking (Coopman Ontslag)
Shell
"Een accountant van Shell heeft al in 2002 ernstig gewaarschuwd tegen de praktijk bij het concern om de
beoordeling van managers en directeuren te koppelen aan de hoogte van olie- en gasreserves"
NRC 10-apr-04 Berusting (Bonus)
L.M.M. Schouten Master Thesis
122
FT / WSJ
"Shell geeft afgetreden top alle schuld van bijstelling [..] Dit zou
staan in het interne onderzoeksrapport van Shell naar de bijstelling van de reserves begin januari, zo melden de Britse Financial Times en de Amerikaanse Wall Street Journal
vandaag"
NRC 13-apr-04 [FT / WSJ] +Dwang (Ontslag)
Werknemers
Some members of the non-executive boards of Royal Dutch/ Shell raised concerns about an internal report they say puts too much blame for the reserves scandal on Sir Philip Watts, its
former chairman, and too little on remaining executives
FT 13-apr-04 [Werknemers] +Dwang (Ontslag)
Van de Vijver
The forthright comments by Walter van de Vijver, his first since
quitting the company in March, come at a critical time for Shell as it prepares to make public an internal audit committee report [..] The report, which has started to be distributed to board
members, is said to lay much of the blame for the crisis on Sir Philip Watts, former chairman, and Mr van de Vijver [..] But Mr van de Vijver made clear yesterday that he was not happy with
the impression that he was responsible for many of the problems. He squarely lays responsibility at the feet of the committee of managing directors, which he says was informed
"without delay" of reserve bookings that needed to be re-evaluated. Mr van de Vijver's statement says he took "a close look at the company's reserves classification procedures and
some of its previously booked reserves. I found that the company's procedures were in need of improvement and that some prior bookings needed to be re-evaluated for compliance
(with the SEC) purposes".
FT 14-apr-04 [Van de Vijver] +Dwang (Ontslag)
Shell Shell declined to comment on the statement, which was issued
by Mr van de Vijver's lawyers in the US late yesterday FT 14-apr-04
Ontwijking (Van de
Vijver)
SEC
The US Securities and Exchange Commission has made it easier and cheaper for the oil industry to claim proved reserves in the Gulf of Mexico despite controversial admissions of
overbooking by Royal Dutch/Shell and El Paso in other parts of the world. After completing a two-year review of how the industry accounted for deepwater petroleum reserves in the
Gulf of Mexico, the SEC said it believed the new technology used to detect reserves discounted the need for a 1977 rule requiring oil companies to perform flow tests in the region to
confirm their discoveries before booking them as proved, undeveloped reserves. The SEC reached that conclusion after reviewing about 30 responses to a questionnaire asking how
companies accounted for reserves in the Gulf of Mexico. The questionnaire was prompted by complaints by companies that the costs of doing the flow tests, coupled with the costs of doing
so in environmental compliance with regulations, was prohibitive.
FT 15-apr-04 [SEC] -Dwang
(Regels)
L.M.M. Schouten Master Thesis
123
BP
BP sought to reassure investors that it would not follow rival Shell in reducing the level of reserves on its books, saying it
was confident about the way proved oil and gas deposits are accounted for after an internal review by the board. Peter Sutherland, chairman, told shareholders at the annual meeting
yesterday: "On the basis of that review, we are satisfied that there are appropriate processes in place within the group to estimate the proved reserves that we report."
FT 16-apr-04 [BP] +Nabootsend (Revisie)
Shell
Royal Dutch/Shell is understood to be working towards the publication early next week of the main conclusions of the internal report on the circumstances surrounding the dramatic
cut in its oil and gas reserves
FT 17-apr-04 Ontwijking (Onderz. Boekh.)
Boynton
Judy Boynton, chief financial officer, meanwhile, has engaged Samuel Winer, formerly a lawyer in the enforcement division of the Securities and Exchange Commission and now a partner at
Foley & Lardner in Washington, to represent her personally. The New York Times said Ms Boynton had complained last year to Walter van de Vijver, former head of exploration and production, about a reserves analysis by Frank Coopman, who
was removed as that division's finance director this month
FT 17-apr-04 [Boynton] +Dwang (Ontslag)
Shell
Royal Dutch/Shell is expected to announce today the departure of Judy Boynton, its chief financial officer, the third executive
board member to be forced out as a result of the oil and gas group's crisis over the restatement of its reserves [..] the board has decided that, at the least, Ms Boynton made errors of
omission. As a result, she too will now leave the company.
FT 19-apr-04 Berusting (Boynton Ontslag)
SEC Shell publiceerde een samenvatting van het rapport omdat de SEC niet wil dat de volledige uitkomsten al openbaar worden
gemaakt"
NRC 19-apr-04 [SEC] +Dwang (Onderz. Boekh.)
Shell "Vanmorgen openbaarde Shell een samenvatting van een onderzoek met veel boze e-mails
NRC 19-apr-04 Tegemoetkoming (Onderz. Boekh.)
Shell
"Shell stelde vanochtend voor de derde keer zijn reserves
neerwaarts bij, met een half miljard vaten. 'Hiermee zetten we een streep onder de onzekerheden over de reserves' zei de nieuwe bestuursvoorzitter Jeroen van der Veer vanmorgen in
een toelichting"
NRC 19-apr-04 Berusting (REVISIE 3)
Shell
"Volgens het onderzoek koos Shell er voor om het probleem met de reserves 'te managen' in de hoop dat nieuwe projecten
en ontdekkingen de voorraad reserves op tijd zouden aanvullen"
NRC 19-apr-04 Verzet (Watts)
Shell
"Al op 2 december 2003 hadden Shell-managers [..]
gewaarschuwd dat het bedrijf de afboekingen 'zonder uitstel' openbaar moest maken. Van de Vijver reageerde toen: 'Dit is absoluut dynamiet, in het geheel niet wat ik had verwacht en
moet vernietigd worden"
NRC 19-apr-04 Verzet (Van de Vijver)
L.M.M. Schouten Master Thesis
124
Shell "Volgens de commissarissen hebben de huidige bestuurders 'geen inhoudelijke verantwoordelijkheid' voor de problemen en
hebben ze daarom volledige steun van de commissarissen"
NRC 19-apr-04 Verzet (Ontslag)
Shell
Top executives of Royal Dutch/ Shell were aware that it was overstating its oil and gas reserves for nearly two years before the news was made public, the Anglo-Dutch oil giant disclosed
yesterday. The group sought to blame "human failings not structural deficiencies" as it published e-mails and memos that showed how two of its most powerful board members were
feuding about the reserves issue
FT 20-apr-04 Verzet
(Maatregelen)
S&P Shell's credit rating was cut a notch to AA+ by Standard &
Poor's FT 20-apr-04
[S&P] +Dwang
(Kredietoordeel)
Exxon / BP
"This is a low point for Shell," said Peter Hitchens, at CAI Cheuvreux, who estimates the group has now cut some 25 per
cent off its reserves figure. After the downgrades, Shell will have a five year reserve replacement ratio of 50-60 per cent. This compares with 100-150 per cent at rival integrated oil
companies, says Mr Hitchens. Moreover, the life of its reserves is now just 10.2 years, while JJ Traynor, at Deutsche Bank, estimates that BP had a reserve life of 14.1 years in 2003 and
ExxonMobil's stood at 13.5 years. [..] Yesterday's downgrade means the company will now have replaced only 60 per cent of its depleted stocks in 2003, rather than the 82 per cent it
announced in March and the 98 per cent it outlined in February.
FT 20-apr-04 [Exxon / BP] +Nabootsend (Ratio)
Shell
In order to draw a line under the potential for fresh downgrades,
Shell indicated that the worst case scenario for the remainder of the portfolio was a re-categorisation of a further 150m boe.
FT 20-apr-04
Proactie
(Waarschuw Revisie)
Aandeelh.
Shareholders stepped up their calls for structural reforms of Royal Dutch/ Shell's governance after the release yesterday of a scathing report on how it failed to disclose its true reserves
position for two years.
FT 20-apr-04 [Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Shell
But Lord Oxburgh, non-executive chairman of Shell Transport
and Trading, appeared to cast doubt on the extent to which directors were determined to undertake structural reforms, saying: "It (the report) makes quite clear that structure had
nothing to do with the problems."
FT 20-apr-04 Verzet (Maatregelen)
L.M.M. Schouten Master Thesis
125
ABP / PGGM
But Netherlands-based ABP and PGGM, two of Europe's
largest pension funds, while welcoming the move to speed the review, stopped short of criticising the dual-board structure under which the Dutch and UK arms of Shell are overseen
separately. [..] PGGM welcomed the "seriousness with which the company takes this matter", and said: "We have always said that whatever Royal Dutch/ Shell does is fine with us as long as
it is a clear step and they are moving in a way that is positive." ABP said: "Shell has listened to the shareholders and the signals."
FT 20-apr-04 [ABP / PGGM] -Dwang (Maatregelen)
Aandeelh. UK shareholders, however, said they want the company to scrap the Committee of Managing Directors (CMD), the
executive directors of the two companies.
FT 20-apr-04 [Aandeelh.] +Dwang
(Maatregelen)
Shell
"[..] kondigde gisteren aan op de aandeelhoudersvergadering
van 28 juni een voorlopig rapport te presenteren, plus een tijdpad voor mogelijke structuurveranderingen. Eerder zei Shell dat het volgend jaar met voorstellen komt"
NRC 20-apr-04 Tegemoetkoming (Maatregelen)
S&P "[..] heeft gisteren de waardering van de Koninklijke/Shell Groep verlaagd van triple-A naar AA [..] is een reactie op de publicatie
gisteren van het interne Shell onderzoek"
NRC 20-apr-04 [S&P] +Dwang
(Kredietoordeel)
NRC
trekt juistheid van het door Shell uitgebrachte rapport in twijfel: "e-mails van Watts en [..] Judy Boynton [ontbreken]. [..] De
invloed van bonussen op reserveboekingen [blijft] in het stuk ongenoemd. [..] In het stuk [komen] alleen functionarissen voor die hun baan hebben verloren. [..] Frank Coopman [..] voerde
het verzoek documenten te vernietigen juist niet uit"
NRC 20-apr-04 [NRC] +Dwang (Reputatie)
Cairn Energy
Cairn Energy continues to eclipse its bigger oil and gas rivals,
announcing its third successive oil discovery in an Indian field rejected by Shell. [..] Cairn bought the Rajasthan field from Shell, the Anglo-Dutch oil group, in two tranches for about
Dollars 20m (Pounds 11.1m), taking complete ownership in September 2002. Drilling started in December last year and oil has been struck at three wells out of four.
FT 21-apr-04 [Cairn Energy] +Nabootsend
(Ratio)
Werknemers
employees say there is a sense of shock inside the company. There is also a feeling that the reserves debacle will be a turning point for the group. "The most shocking thing probably
for people is that the Shell way is not the right way," says one London-based employee.
FT 21-apr-04 [Werknemers] +Dwang (Regels)
NITG-TNO
[Onderzoeker Bos] "In geen van de grote bedrijven wordt intern gewerkt met de criteria die de SEC hanteert voor bewezen
reserves" [..] Oliemaatschappijen beconcurreren elkaar niet langer inzake het schatten van reserves [..] Je probeert de SEC met zo min mogelijk inspanning van dienst te zijn"
NRC 21-apr-04 [NITG-TNO] -
Normatief (Regels)
L.M.M. Schouten Master Thesis
126
VS
US federal prosecutors have stepped up their investigation of the crisis at Royal Dutch/Shell, indicating that the criminal
authorities are now taking a central role in the probe into how it overstated reserves for two years.
FT 22-apr-04 [VS] +Dwang
(Rechtszaken)
Shell Shell declined to comment yesterday on the intervention by
criminal prosecutors. FT 22-apr-04
Ontwijking
(Rechtszaken)
Moody's / Fitch
Moody's Investor Services and Fitch Ratings [yesterday] cut its highly prized AAA credit rating by one notch to AA1. [..] Moody's said the recent audit report into the Anglo-Dutch group's
conduct "indicates a range of reporting and oversight flaws inconsistent with a highly rated entity, and raises major questions about Royal Dutch/ Shell's controls, reporting
standards and corporate governance". The agency attacked Royal Dutch/Shell's dual structure, saying it would slow the company's ability to make the changes it has promised and
regain credibility in the financial community.
FT 22-apr-04 [Moody's / Fitch] +Dwang
(Kredietoordeel)
SEC
Royal Dutch/Shell's auditors are braced for tough questions from regulators about their oversight of the Anglo-Dutch oil
company's accounts in light of disclosures that internal controls were deficient. KPMG and PwC, Shell's joint auditors, are both expecting in the coming weeks to be forced to justify their work
to the Securities and Exchange Commission, the chief US financial regulator.
FT 23-apr-04 [SEC] +Dwang (Regels)
Shell
Royal Dutch/Shell is understood to be considering increasing the transparency and authority of its dual non-executive boards
rather than unifying them, as some investors have demanded, to strengthen governance in response to its reserves crisis.
FT 24-apr-04 Tegemoetkoming
(Maatregelen)
FSA Separately, the Financial Services Authority, the City watchdog, confirmed it was formally investigating Shell.
FT 24-apr-04 [FSA] +Dwang (Onderzoek)
Shell The company said it was co-operating with the FSA "to assist
them to complete their inquiry expeditiously". FT 24-apr-04 Berusting (FSA)
Anadarko
The oil reserves scandal that broke at Royal Dutch/Shell in January has prompted many of its competitors to offer their
ideas of how best to improve the transparency of reserves accounting. But only one competitor appears to have introduced a practice so innovative that it could have avoided Shell's
predicament had it been standard in the industry. In its annual filings, Anadarko, the largest US independent oil company, this year discloses how long its proved undeveloped oil and natural
gas fields have been booked with the Securities and Exchange Commission. By doing so, it is giving away little to its competitors, but at the same time arming its investors with data
that goes a long way towards showing them how healthy the company's reserves bookings really are.
FT 27-apr-04
[Anadarko]
+Nabootsend (Openbaren Reserves)
L.M.M. Schouten Master Thesis
127
Aandeelh., etc.
Analysts, major shareholders of oil companies and reserves auditors said Shell and others in the industry should adopt Anadarko's approach.
FT 27-apr-04
[Aandeelh., etc.] +Dwang (Openbaren Reserves)
Shell
A senior Royal Dutch/Shell executive has insisted that there were systems in place for any director to raise concerns over the oil group's reserves position with the board. John
Hofmeister, Shell's director of human resources, told the Financial Times that the issue could have been raised "through audit, human resources or the non-executive process" if it was
not being addressed under normal reporting lines. His statement is in stark contrast to assertions made last month by Walter van de Vijver, head of exploration and production, that
he could not bypass Sir Philip Watts, the chairman, to make his concerns over reserving more widely known.
FT 29-apr-04 Verzet (Van de
Vijver)
Unilever
Antony Burgmans, Unilever's chairman, says critics who think Shell's complex board structure is to blame are "barking up the wrong tree". He says leadership, and not structure, determine
trust and transparency. His remarks matter because Unilever's move to an Anglo-Saxon unitary structure has been advocated as a model for Shell.
FT 29-apr-04
[Unilever] -
Normatief (Maatregelen)
Shell
[..] heeft in het eerste kwartaal een nettowinst geboekt. [De nettowinst] is veel meer dan was verwacht door financiele
analisten" [..] Ondanks de hoge investeringen besloot Shell voor 2 miljard dollar aan eigen aandelen in te gaan kopen, voorhet eerst in twee jaar.
NRC 29-apr-04 Tegemoetkoming (Terugkoop)
Concur. But Irene Himona, analyst at Morgan Stanley, pointed out that Shell's buy-back fell far short of that of BP, its closest European
rival, which spent Dollars 1.25bn in the first quarter
FT 30-apr-04 [Concur.] +Nabootsend
(Terugkoop)
S&P
Standard & Poor's, the rating agency, yesterday said this and
an erosion in oil and gas production, which fell by 1 per cent compared with last year, had led it to retain Shell on CreditWatch negative. Earlier this month, S&P cut its long-term
rating on the group to AA-plus from AAA
FT 30-apr-04 [S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
Shell "De onderzoekers gingen ver: terwijl van der Veer elders vertoefde haalden de onderzoekers de harde schijf uit zijn PC en namen zij diverse stukken uit zijn dossiers mee"
NRC 10-mei-04 Verzet (NRC)
AFM
Royal Dutch/Shell is caught in an argument over a potential multi-million pound share bonus package granted to its
chairman. Shell is at odds with the Netherlands Authority for Financial markets (AFM), the regulator investigating the company's reserves crisis, over not registering performance-
related packages granted to Jeroen van der Veer, chairman of its management committee. Werner van Bastelaar of AFM said: "We are of the opinion that (performance-related) bonus
packages should be registered with us. We are examining the facts carefully."
FT 15-mei-04 [AFM] +Dwang
(Bonus)
L.M.M. Schouten Master Thesis
128
Shell
But Royal Dutch/Shell disputed this. Sjoerd Eisma of its long-
time legal adviser, said: "It is my view that there is no legal obligation for Shell or the beneficiary to make any announcement to the Dutch regulator at this time. "It is Dutch
law that if the award is made under suspensive conditions (where the effect of the award is suspended until the condition is satisfied), the obligation to inform the regulator arises on the
satisfaction of the condition." He said the rule was in AFM's official brochure, and he had inquired with the regulator whether it was still being applied.
FT 15-mei-04 Verzet (AFM)
Aandeelh.
Leading Royal Dutch/Shell shareholders in the Netherlands
have stepped up contacts with London investors to launch a joint drive for structural change and governance improvements at the embattled oil company. As a result of recent meetings,
Netherlands-based ABP and PGGM - two of Europe's biggest pension funds that are big investors in Royal Dutch - and London-based investors in Shell Transport & Trading have
agreed common ground on how to tackle the Anglo-Dutch company. Investors in both countries have agreed that change in governance, transparency and controls is essential if Shell is
to recover credibility following this year's reserves downgrades and management upheaval.
FT 22-mei-04 [Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Shell Shell said it had an ongoing dialogue with investors FT 22-mei-04 Ontwijking
(Maatregelen)
Shell
Royal Dutch/Shell yesterday restated its proved oil and gas
reserves at the end of 2002 for the fourth time this year. The latest revision, largely reflecting a change in the accounting treatment of reserves in Canada, was smaller and more
technical than previous restatements but increased the total reduction from 4.35bn to 4.47bn barrels. The Anglo-Dutch group announced the revision and accounting changes ahead
of the publication of its annual report on Friday, two months later than normal. The accounts will show proved reserves of 14.35bn barrels at the end of 2003, equal to 10.2 years of
production. Its reserve replacement ratio was 63 per cent in 2003.
FT 25-mei-04 Berusting (REVISIE 4)
Shell
Shell is reporting 2003 results entirely according to US
Generally Accepted Accounting Principles rather than the previous mixture of US GAAP and Netherlands GAAP. It will move to International Financial Reporting Standards (IFRS) in
2005. Anticipating its move to IFRS, Shell also said it was now reporting all inventories on a first-in, first-out (Fifo) basis.
FT 25-mei-04 Berusting (US GAAP)
Shell
And the debate over structure and governance rumbles on. Mr van der Veer declined to say how far along Shell now was, after his taking the wheel in March. "We are really trying to move as
fast as we can," he said. "We are trying to close it out as early as possible."
FT 25-mei-04 Ontwijking
(Maatregelen)
L.M.M. Schouten Master Thesis
129
Philips, Unilever
"Philips doet [de beloningsregeling met gratis aandelen] sinds vorig jaar na fiat van aandeelhouders, Unilever heeft ook zo'n regeling"
NRC 27-mei-04 [Philips, Unilever] +Normatief (Bonus)
Shell
"Het jaarverslag bevat wel informatie over de voortgang van de nieuwe beloningsregeling, waarvoor het energiebedrijf vorig jaar fiat kreeg van zijn aandeelhouders: gratis aandelen [..] Deze
beloningsvorm is een winaar"
NRC 27-mei-04 Berusting (Bonus)
Shell
"[..] is buitengewoon openhartig in het verslag [dat vandaag werd gepubliceerd] dat door het schandaal rond de bijstellingen
van de 'bewezen' olie- en gasreserves veel later werd gepubliceerd dan gebruikelijk"
NRC 28-mei-04 Berusting (Uitleg
Revisie)
Concur.
Norsk Hydro, the Norwegian energy group, said it saw no need to cut its bookings of gas in Ormen Lange, the field at the centre of confusion over how the Securities and Exchange
Commission classifies reserves. Hydro booked 70 per cent of its share of estimated recoverable gas reserves in Ormen Lange, significantly more than several of its partners on the
project.
FT 3-jun-04
[Concur.]
+Nabootsend (Revisie)
CESR / SEC
US and European financial regulators yesterday cemented the terms of a closer working relationship in a move they said would plug holes in regulations by identifying early risks of market
abuse. The Committee of European Securities Regulators, the co-ordinating forum for national regulators in the European Union, and the US Securities and Exchange Commission said
the move would lead to further convergence of European and US regulations. "The concept of transatlantic co-operation should send a message that there are not going to be holes in
the regulations where companies can seek refuge," said Roel Campos, one of five SEC commissioners.
FT 5-jun-04 [CESR / SEC] +Dwang (Regels)
Calpers
"[..] vindt dat het energieconcern Shell moet reorganiseren om het vertrouwen van beleggers terug te winnen [..] Het
Nederlands Britse Shell moet volgens Calpers een breed onderzoek laten verrichten [..] naar de ingewikkelde bedrijfsstructuur"
NRC 10-jun-04 [Calpers] +Dwang
(Maatregelen)
Calpers "Volgens Calpers presteert Shell op de beurs al vijf jaar slechter
dan zijn concurrenten" NRC 10-jun-04
[Calpers]
+Nabootsend (Maatregelen)
Shell
Senior executives of Shell Transport & Trading have embarked
on a City charm offensive ahead of the embattled oil company's annual meeting later this month. Jeroen van der Veer, president of the Shell Group, yesterday had his first face-to-face meetings
with London investors since taking up the position. Lord Oxburgh, acting chairman of Shell Transport, will meet a number of key City institutions next week.
FT 12-jun-04 Manipulatie (Bezoeken /
Luisteren)
L.M.M. Schouten Master Thesis
130
Aandeelh.
Investors in Shell Transport, the UK arm of the Dutch-British combine, want Shell to reform its governance structures and
internal controls, which they believe led directly to the reserves fiasco. UK investors want Shell to abolish its dual share structure and appoint an independent chairman and non-
executives answerable to shareholders.
FT 12-jun-04 [Aandeelh.] +Dwang (Maatregelen)
Shell
Shell said yesterday: "We have an ongoing dialogue with investors and take their concerns seriously but we are unable to
comment on individual meetings between staff and shareholders."
FT 12-jun-04 Ontwijking
(Maatregelen)
Aandeelh.
At least six leading investors in Shell are planning to ask "embarrassing" questions at this month's annual meeting of the
Anglo-Dutch group's British arm unless the company provides details of its internal review into governance and structure.
FT 14-jun-04 [Aandeelh.] +Dwang
(Uitleg Maatregelen)
Shell A spokesman for Shell Transport said: "We are in dialogue with shareholders and take their concerns seriously. An update of the review will be given at the 2004 company meetings."
FT 14-jun-04 Ontwijking (Uitleg Maatregelen)
Aandeelh.
UK investors in Shell Transport & Trading were left "disappointed and frustrated" yesterday after a meeting in London at which senior management failed to soothe their
concerns over the slow pace of the company's review into governance. [..] investors are growing impatient at the lack of transparency surrounding the process. They used the one-hour
meeting yesterday to press home their demands for Shell to name the executives on the review, the group's terms of reference and to whom it will report.
FT 15-jun-04 [Aandeelh.] +Dwang (Uitleg Maatregelen)
Vinke / Calpers
Two powerful shareholders in Royal Dutch/Shell have broken ranks to criticise the oil company for the secrecy surrounding
the review of its governance and structure. In a letter in today's Financial Times, Knight Vinke, a US-based activist investor, and Calpers, the Dollars 160bn (Pounds 87m) Californian pension
fund, call on Shell to release more details or expect hostile questioning from investors at the Anglo-Dutch company's dual annual meetings on June 28.
FT 16-jun-04 [Vinke / Calpers] +Dwang (Uitleg Maatregelen)
L.M.M. Schouten Master Thesis
131
Shell
Royal Dutch/Shell has bowed to investor pressure and will provide fresh details of its review into governance and structure
in an attempt to avoid a public row with shareholders at its forthcoming annual meetings. The Anglo-Dutch oil company had said it would issue an update of the review at its dual
annual meetings on June 28. But following intense lobbying by investors, an announcement is expected today or tomorrow following the company's simultaneous monthly board meetings.
The move follows yesterday's letter in the Financial Times from two US shareholders - Calpers, the Californian pension fund, and Knight Vinke, a US-based asset manager - in which they
called on Shell to release more details of the review or expect hostile questioning from investors at the annual meetings
FT 17-jun-04 Berusting (Aandeelh.)
ABI
News of Shell's imminent about-turn received a cautious welcome yesterday from the Association of British Insurers, the
group that has been co-ordinating UK investor responses to the Shell debacle. Peter Montagnon, ABI's head of investment affairs, said: "We'll have to look and see what we get. But the
more clarity they can give, the more trust there will be in the process."
FT 17-jun-04 [ABI] -Dwang (Explain Changes )
Shell
Royal Dutch, the dominant partner in the embattled Anglo-Dutch oil company, surprised and pleased investors by
announcing that it would scrap its much-criticised priority shares, which carry extra voting rights controlled by the company's management.
FT 18-jun-04 Berusting (Bonus)
Shell
It also revealed that, as part of a review into its governance, the
company would consider simplifying its complex dual-board structure.
FT 18-jun-04 Tegemoetkoming (Maatregelen)
Shell Shell met another shareholder demand by naming the five executives in the steering group conducting the review, drawn
from the boards of both companies.
FT 18-jun-04
Berusting (Openbaren Onderzoek
Structuur)
Shell
Shell said the results of the review would be made public in
November before further consultation with shareholders. The process would be concluded in the shareholders' meetings of 2005 and implemented immediately.
FT 18-jun-04
Ontwijking
(Openbaren Onderzoek Structuur)
NRC
"De helft van de 400 hoogste Shell-managers moet worden ontslagen omdat ze verantwoordelijk zijn voor de problemen
waarin het bedrijf is terecht gekomen [..] Hans Bouman, in april in een persoonlijke e-mail geadviseerd aan groepsvoorzitter Jeroen van der Veer"
NRC 19-jun-04 [NRC] +Dwang (Top
400 Ontslag)
VS
US regulators have for now ruled out changing their controversial rules on oil industry reserves amid fall-out from the
Shell scandal and would prefer companies voluntarily to reveal more details.
FT 23-jun-04 [VS] +Dwang
(Regels)
L.M.M. Schouten Master Thesis
132
Shell
"Shell heeft vandaag een nieuwe financiele directeur benoemd. Per 4 oktober aanstaande wordt de Zwitser Peter Voser [..] de
eerst verantwoordelijke voor de financien van de Koninklijke/Shell Groep.
NRC 24-jun-04 Berusting (Voser)
Vinke /
Calpers
Two powerful shareholders in Royal Dutch/Shell have raised
the temperature ahead of Monday's annual meetings by calling on the company to include investor representatives on the committee that is reviewing its governance and structure. The
demand is contained in a letter, seen by the Financial Times. [..] The third demand in the latest letter is that the entire review process be speeded up and that the committee report back in
September, not November.
FT 25-jun-04 [Vinke / Calpers]
+Dwang (Luisteren)
Shell Shell maintains that it satisfied investors with last week's announcement
FT 25-jun-04 Ontwijking (Vinke / Calpers)
Aandeelh.
Two US pension funds have filed a lawsuit on behalf of Royal Dutch/Shell, seeking damages from its boards, current and past top executives and its accountants - PwC and KPMG - for
overstating the group's proved reserves. [..] The lawsuit, filed in New Jersey Superior Court, seeks "equitable relief and damages" from defendants it is charging with breach of fiduciary
duty, abuse of control, unjust enrichment and constructive fraud. Among the 26 individuals named are current top executives Jeroen van der Veer, Robert Routs and Malcolm
Brinded. The charges stem from Shell's overnight elimination at the start of the year of almost 4.5bn barrels of proved reserves. That was more than 22 per cent of its previously claimed proved
reserves and led the group to restate financial statements for 2002-2003, eliminating hundreds of millions of dollars in previously reported net income.
FT 26-jun-04 [Aandeelh.] +Dwang (Rechtszaken)
Shell
"[..] verwacht de komende 10 jaar 85 procent van zijn afgeboekte reserves opnieuw als 'bewezen' voorraden te kunnen boeken. Dit zei van der Veer vanochtend bij de opening
van de aandeelhoudersvergadering van Koninklijke Olie in Den Haag"
NRC 28-jun-04 Berusting (Revisie)
Shell
"Van der Veer bood de aandeelhouders zijn excuses aan [..]
voor de affaire met de afgeboekte reserves, die het bedrijf dit voorjaar in de greep hield"
NRC 28-jun-04 Berusting (Aandeelh.)
ABP
"Pensioenfonds ABP [..] vroeg openbaarmaking van alle rapporten die externe deskundigen en toezichthouders hebben
gemaakt of maken over de reserveszaak, zodra dit juridisch mogelijk is"
NRC 28-jun-04 [ABP] +Dwang (Openbaren
Onderz. Boekh.)
Shell "President-commissaris Jacobs wees dit [verzoek van ABP voor
openbaarmaking] af" NRC 28-jun-04
Verzet (Openbaren
Onderz. Boekh.)
Shell
Jacobs benadrukte dat de reserveszaak niet is veroorzaakt
door de bestuursstructuur van het bedrijf [..] [er] is een interne commissie gevormd die [hierover] later dit jaar zal rapporteren"
NRC 28-jun-04 Verzet (Maatregelen)
L.M.M. Schouten Master Thesis
133
ABP
"[..] bepleitte een nieuwe aandeelhoudersvergadering, geheel
gewijd aan een nieuw bestuursmodel. "[..] het feit dat u de structuur wilt heroverwegen voedt onze twijfel over de voortvarendheid waarmee u de problemen wilt aanpakken"
NRC 28-jun-04 [ABP] +Dwang (Luisteren)
Shell
The most senior non-executive director of Royal Dutch Petroleum, the larger arm of Royal Dutch/Shell, knew of an
"imminent problem" with the booking of oil reserves two months before the company disclosed it publicly, it emerged yesterday. The revelation, made at the annual meeting of Royal Dutch in
the Netherlands by Aad Jacobs, chairman of the supervisory board, contrasted with comments made in London by Lord Oxburgh, chairman of Shell Transport & Trading. Mr Jacobs
said he became aware of the issue at a November 2003 lunch with Walter van der Vijver, then head of exploration and production. "(Mr van der Vijver) told me there was an imminent
problem about the oil reserves. I heard nothing else about that until January."
FT 29-jun-04 Verzet (Van de Vijver)
Shell
Responding to one private shareholder's complaints, Lord Oxburgh said: "It's not in anyone's interests for this to be
rushed. There have been innumerable suggestions from the outside. But we all know how to run other people's businesses better than we know how to run our own."
FT 29-jun-04 Ontwijking
(Luisteren)
PGGM / ABP
In a rare show of public criticism, PGGM and ABP, two leading
Dutch pension funds, said they "regretted" the company's refusal to call a special shareholders' meeting to discuss corporate governance or accelerate the publication of its
proposals. "It is a pity that you are keeping the market and your organisation in a position of uncertainty," said a spokesman for the funds. "The risk is that it appears that you have not been
listening (to investors) but are concentrating on your own plans."
FT 29-jun-04 [PGGM / ABP]
+Dwang (Luisteren)
Aandeelh.
"De aandeelhoudersvergadering van Koninklijke Olie heeft gisteren met een meerderheid van ruim 60 procent de directie
en de commissarissen ontheven van persoonlijke aansprakelijkheid voor het boekjaar 2003"
NRC 29-jun-04 [Aandeelh.] -Dwang
(Ontslag)
Shell
"Voorzitter Aad Jacobs van de Raad van Commissarissen van
Koninklijke Olie liet weten dat hij waarde hecht aan de grote hoeveelheid tegenstemmers"
NRC 29-jun-04 Tegemoetkoming (Ontslag)
ABP / PGGM
"Institutionele beleggers zoals ABP en PGGM stemden tegen
decharge "[..] Ik vind het ontluisterend dat u deze decharge zonder toelichting op de agenda hebt gezegd"aldus Geert Raaijmakers van het ABP"
NRC 29-jun-04 [ABP / PGGM] +Dwang (Ontslag)
Shell
"Groepsvoorzitter van der Veer, die februari 2002 met andere groepsdirectieleden wel is gewezen op mogelijke overtreding van SEC regels, zei dat het "tekort door de bocht is" om hem dit
te verwijten".
NRC 29-jun-04 Verzet (NYT / WSJ)
L.M.M. Schouten Master Thesis
134
Shell
"[Van der Veer] reageert daarna [..] geprikkeld als de uitgelekte e-mails worden voorgehouden waarin ex-NAM-topmanagers
Hans Bouman suggereerde de helft van de top-400 de laan uit te sturen. Hij wil "geen heksenjacht" in Shell"
NRC 29-jun-04 Verzet (NRC)
Knight Vinke "Het opmerkelijkste is het optreden van Eric Knight van het Amerikaanse Knight Vinke, die uitvoerig campagne voert voor
een directie met eenhoofdige leiding"
NRC 29-jun-04 [Knight Vinke] +Dwang
(Maatregelen)
Shell "Jacobs houdt de boot af [..]. In november zal Shell sjoege geven"
NRC 29-jun-04 Ontwijking (Maatregelen)
Norsk Hydro
Norsk Hydro yesterday finally bowed to pressure from the US Securities and Exchange Commission to re-evaluate its booking of proved oil and gas reserves, cutting its global reserves figure
by 6.6 per cent.
FT 30-jun-04 [Norsk Hydro] -Nabootsend
(Revisie)
BP
BP yesterday surprised the markets with a slight upward adjustment of its estimates of reserves. Europe's biggest oil group had to recalculate its UK-approved figures to bring them
into line with US Securities and Exchange Commission guidelines.
FT 30-jun-04 [BP] +Nabootsend (Revisie)
Shell Royal Dutch/Shell late yesterday filed its revised 20-F financial statement for 2002 with the US Securities and Exchange
Commission.
FT 3-jul-04 Berusting (SEC)
IEA
The International Energy Agency is planning to unveil plans in
October that it hopes will lead to a mandatory global standard for accounting of oil and gas reserves. [..] Despite the SEC's stance, the IEA maintains there is a need to create a
harmonised system for investors. "There are no consistent rules on oil reserves," said Dr Fatih Birol, its chief economist.
FT 5-jul-04 [IEA] -Dwang (Regels)
Shell
Royal Dutch/Shell's most powerful non-executive [Aad Jacobs] has conceded it is "not easy" to corroborate information given
him by directors. [..] Mr Jacobs reiterated that non-executives had no prior knowledge of the reserves problem, and restated the company's view that its dual-board structure was not a
factor in a crisis. He said his view that it was an "exceptional incident" had been corroborated by the investigation into the reserves issue by Davis Polk & Wardwell, the US law firm, for
the company's audit committee, which Mr Jacobs chairs.
FT 6-jul-04 Verzet
(Maatregelen)
AFM
"Vanaf volgend jaar gaat de beurswaarkhond Autoriteit Financiele Markten (AFM) ook toezicht houden op accountants
en op financiele verslaggeving van beursgenoteerde ondernemingen [..] Minister G. Zalm van Financien heeft haast [..] snel ingrijpen is nodig om te voldoen aan Amerikaanse antifraude wetgeving met tanden"
NRC 7-jul-04 [AFM] +Dwang (Regels)
L.M.M. Schouten Master Thesis
135
S&P
A leading credit ratings agency yesterday raised concerns over
the transparency of an internal structural review being undertaken by Royal Dutch/Shell. The move echoed the views of some of the oil group's biggest institutional investors.
Standard & Poor's said it "remains concerned by, notably, a relative lack of transparency regarding the dual ownership review process and the scope of reforms to be implemented" by
the Anglo-Dutch group.
FT 9-jul-04 [S&P] +Dwang
(Uitleg Maatregelen)
Shell
"Rein Willems, president-directeur van Shell Nederland, verwijt (9 juli) NRC Handelsblad in de artikelenserie over Shell "de schijn te hebben gewekt vermeende management-standpunten
te hebben weergegeven", "informatie te geven die niet onderbouwd is op basis van onderzochte feiten" en "in hoge mate laakbaar gedrag" bij het publiceren van e-mails"
NRC 12-jul-04 Verzet (NRC)
NRC
[D.F. Rijkels, Shell gepensioneerde] "De top van Shell is
onvervaard voortgegaan met de strategie dat met benadrukte transparantie en openheid hierover van het grootste belang te vinden, terwijl in de praktijk men door wollige formuleringen,
halfwaarheden, het achterhouden van informatie en ontkenningen de crisis tracht te bagatelliseren en de nog in functie zijnde verantwoordelijken, directie en commissarissen,
uit de wind te houden:
NRC 12-jul-04 [NRC] +Dwang
(Reputatie)
Shell
Royal Dutch/Shell offered more evidence yesterday of its new-found willingness to embrace the outside world by recruiting Citigroup and NM Rothschild to advise on its structural shake-
up. The oil and gas group was criticised fiercely for an inward-looking and unaccountable culture after it was forced to cut its proved oil reserves by more than 20 per cent. It rarely uses
external financial advisers - except for transactions - so the appointment is a coup for the two banks.
FT 14-jul-04 Berusting (Externe expertise)
Shell
Royal Dutch/Shell showed yesterday that the debacle this year
over proved reserves was having minimal impact on its financial performance, at least in the short term. It restated net income for the first quarter of 2004 upwards by Dollars 226m (Pounds
121m) to Dollars 4.7bn. It had previously restated net income for 2003 downwards by Dollars 203m to Dollars 12.5bn. Most of the adjustments were related to technical issues of how it
reports inventories
FT 14-jul-04 Ontwijking (Revisie)
Shell "De Konkinklijke/Shell Groep heeft in het eerste kwartaal van dit jaar [..] meer winst geboekt dan eerder vermeld. De verhoging is een gevolg van wijzigingen in de boekhoudmethode"
NRC 14-jul-04 Berusting (US GAAP)
L.M.M. Schouten Master Thesis
136
S&P
"Het ondernemingsbestuur van de Koninklijke/Shell Groep is matig en gecompliceerd. Dit stelt kredietbeoordelaar Standard
& Poor's (S&P) in een rapport over ondernemingsbestuur." [..] "In het onderzoek staat dat er ruimte is voor verbetering in de huidige structuur, mede door de complexe
eigendomsverhoudingen in het Nederlands-Britse bedrijf. Shell kijkt momenteel naar de structuur, een actie die door S&P positief wordt beoordeeld."
NRC 22-jul-04 [S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
NRC "Fraaie beeldvorming, modale prestaties; Hoe Shell de werkelijkheid maskeerde en marktleiderschap suggereerde"
NRC 24-jul-04 [NRC] +Dwang (Reputatie)
Shell "Shell zei gisteren niet te willen reageren "op mogelijk gelekte interne rapporten en documenten"
NRC 24-jul-04 Ontwijking (NRC)
NRC / Deminor
"Directeur P. Frentrop van adviesbureau Deminor ziet in het uitgelekte rapport het bewijs dat het externe onderzoek dat Shell eerder dit jaar liet doen "waardeloos" is. Hij beveelt aan dat de Ondernemingskamer een enquete naar wanbeleid doet"
NRC 24-jul-04 [NRC / Deminor] +Normatief (Reputatie)
VEB
"Het niet openbaar maken van de bevindingen dat aangekondigde kostenbesparingen moeilijk haalbaar zullen zijn [..] kan worden aangemerkt als het achterhouden van
koersgevoelige informatie, stelt Peter Paul de Vries, directeur van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB)"
NRC 24-jul-04 [VEB] +Dwang (Openbaren
Resultaten)
Shell
"De Koninklijke/Shell Groep ontkent informatie te hebben
verzwegen voor aandeelhouders [..] Het concern stelde vanmorgen dat het document een "werk in uitvoering" was, een "discussiestuk" en slechts een "momentopname"
NRC 26-jul-04 Verzet (VEB)
Shell
"Het Nederlands-Britse olieconcern boekte in het tweede kwartaal een winst [..] 16 procent meer dan een jaar eerder"--
"De toevoegingen aan de reserves zullen dit jaar tussen de 60 en 80 procent liggen [..]. Van der Veer zei dat Shell nog altijd verwacht dat het vervangingspercentage de komende vijf jaar
op gemiddeld 100 ligt."
NRC 29-jul-04 Berusting (Ratio)
Shell
"Zowel met de Amerikaanse beurswaakhond SEC als diens Britse evenknie FSA is Shell overeengekomen dat de onjuiste
opgave van 'bewezen' reserves kan worden afgedaan met een boete"
NRC 29-jul-04 Berusting (Boetes)
Shell "Shell benadrukte vanochtend dat Van der Veer nooit te horen heeft gekregen dat hij als persoon wordt onderzocht"
NRC 29-jul-04 Ontwijking (Ontslag)
Concur.
"[..] Shell verwacht dat de volumes de komende twee jaar ook zullen afnemen, terwijl de concurrentie juist uitbreidt. Zakenbank JP Morgan verwacht de komende drie jaar een
productiegroei van 20 procent bij BP, ExxonMobil, Total en Eni [..] dan blijft het doen van overnames over. Dit is juist het punt waarop Shells concurrentiepositie het zwakst lijkt"
NRC 30-jul-04
[Concur.]
+Nabootsend (Ratio)
L.M.M. Schouten Master Thesis
137
breakingviews.com
"[..] olie- en gasconcerns kunnen hun eigen hooggewaardeerde aandelen gebruiken om kleinere bedrijven aan de haak te
slaan."--"[Shell's] dubbele beursnotering maakt het moeilijk om een met aandelen gefinancierd bod te lanceren. Dat is dus nog een extra reden om de ingewikkelde bedrijfsstructuur van Shell
te heroverwegen."
NRC 30-jul-04
[breakingviews.com]
+Dwang (Maatregelen)
FT
Royal Dutch/Shell, the energy group, has reached a preliminary agreement to unify its two boards and has hired bankers to assess the feasibility of merging its Dutch and British holding
companies. The review, advocated by several important members of Shell's steering committee, goes beyond investors' expectations. The advocates of reform are pushing for a "root-
and-branch" restructuring, including consideration of a full merger, to restore the company's credibility. They see less resistance than they had expected for their proposals.
FT 12-aug-04 [FT] +Dwang (Maatregelen Overeenkomst)
Shell
"Een Shell-woordvoerder wilde vanmorgen niet ingaan op het
artikel. "De commissie zal in november met voorstellen komen die wij naar buiten zullen brengen", zei hij"
NRC 12-aug-04
Ontwijking
(Maatregelen Overeenkomst)
Economist "Een overname van Shell is mogelijk en het ligt voor de hand dat Total de koper is"
NRC 16-aug-04 [Economist] +Dwang (Overname)
Concur.
"Inmiddels is Shell ook door BP in beurswaarde
voorbijgestreefd [..] Exxon nadert het dubbele en Total nadert Shell"
NRC 18-aug-04
[Concur.]
+Nabootsend (Ratio)
FSA / SEC
Royal Dutch/Shell, the energy group, ignored internal warnings for several years that it was overstating reserves because it was determined to show investors it could find enough oil and gas to
keep it at the forefront of the industry. The UK's Financial Services Authority and the US Securities and Exchange Commission yesterday issued their findings into wrongdoing
that led Shell to admit in January it had improperly booked 20 per cent of its oil and natural gas reserves with the SEC. The investigations found Shell's reserves auditors warned the
company as early as January 2000 its reserves figures may have been overstated.
FT 25-aug-04 [FSA / SEC] +Dwang
(Onderzoek)
Shell
Jeroen van der Veer, Shell's chairman, said yesterday: "The
conclusion of the FSA's and SEC's investigations into Shell represents another significant step for Shell in putting the reserves issues behind us.
FT 25-aug-04 Ontwijking (Onderzoek)
FSA / SEC
"De Amerikaanse en de Britse beurstoezichthouders hebben Shell wegens "wangedrag zonder weerga" definitief een boete opgelegd van respectievelijk 120 miljoen dollar en 17 miljoen
pond [..] Volgens de FSA heeft Shell volledig aan het onderzoek van de beurstoezichthouders meegewerkt, anders was de boete "aanzienlijk hoger" uitgevallen"
NRC 25-aug-04 [FSA / SEC]
+Dwang (Boetes)
FSA "De FSA zei gisteren overigens nog verder onderzoek te doen
naar andere aspecten in de affaire" NRC 25-aug-04
[FSA] +Dwang
(Onderzoek)
L.M.M. Schouten Master Thesis
138
Shell
"Met de SEC is Shell overeengekomen om 5 miljoen dollar te
investeren in een intern controlesysteem om herhaling te voorkomen"
NRC 25-aug-04 Tegemoetkoming
(SEC)
Shell Royal Dutch/Shell is to spend an extra Dollars 150m (Pounds 84m) on its European exploration and production operations
this year.
FT 26-aug-04 Berusting (Concur.)
Shell
Royal Dutch/Shell, the oil company, is planning to revise its company-wide bonus scheme to create incentives for staff to look beyond their specific section of the business and focus on
improving the entire company. At the moment, staff at the Anglo-Dutch company are rewarded for both their individual performance and the success of their division. However, under
changes that are due to come into effect this January, the divisional element will be dropped and a bonus will be added based on the entire company's performance.
FT 30-aug-04 Berusting (Bonus)
Total "Het Franse olieconcern Total sluit uit dat het een overnamebod
uitbrengt op concurrent Shell" NRC 9-sep-04
[Total] -Nabootsend
(Overname)
Shell
Royal Dutch/Shell has decided not to provide an update of its
ongoing review into structure and governance when it unveils its revamped business strategy later this month.
FT 11-sep-04 Ontwijking (Uitleg Maatregelen)
Aandeelh. Investors said they accepted the situation. FT 11-sep-04 [Aandeelh.] -Dwang (Uitleg Maatregelen)
Aandeelh.
Meanwhile, it emerged yesterday that US pension funds are holding Sir Philip, 10 former or current company directors and
Shell's auditors, PwC and KPMG, responsible for damages arising from the scandal.
FT 17-sep-04 [Aandeelh.] +Dwang
(Rechtszaak)
Shell
"Het concern wil zich de komende jaren vooral concentreren op
het vinden van nieuwe olie- en gasvelden en het veranderen van de bedrijfscultuur, aldus bestuursvoorzitter Jeroen van der Veer" [..] "We willen nu deze rotatie [van managers] langer laten
duren dan de huidige twee tot drie jaar en we willen de organisatie simpeler maken"
NRC 22-sep-04 Berusting (Contracttijd)
Shell
"Van der Veer weigerde in te gaan op een mogelijke nieuwe
structuur van Shell [..] Daarover geeft de onderneming in november openheid van zaken"
NRC 22-sep-04 Ontwijking (Uitleg
Maatregelen)
Analisten
Royal Dutch/Shell intends to spend Dollars 45bn over the next
three years as it looks to repair the damage caused by its oil reserves scandal. [..] [Shell] said at its annual strategy meeting yesterday that most of the cash would be spent on oil
exploration and production. However, analysts were unhappy about the lack of detail in Shell's plans to boost production over the next few years.
FT 23-sep-04 [Analisten] +Normatief
(Doelstellingen)
Concur.
Jeroen van der Veer, chairman, also said Shell needed oil to
remain at Dollars 25 per barrel to ensure its cash income covered capital spending over the next three years. Rivals such as BP only need to assume Dollars 20 to make sure they are
covered.
FT 23-sep-04 [Concur.] +Nabootsend (Concur.)
L.M.M. Schouten Master Thesis
139
Shell
To shift attention away from the reserves debacle, Mr Brinded also pointed to the fact that Shell's underlying resources still sit
at 60bn barrels of oil, the same figure as before the reserves readjustment. He said Shell could unlock 13bn barrels of oil from these resources in the next five years, which would help
meet its reserves replacement target. Shell said it would replace 100 per cent of the oil it takes from the ground in the next five years, up from between 60 and 80 per cent this year.
FT 23-sep-04 Ontwijking (Ratio)
S&P
The world's biggest energy companies must do more to improve the transparency of their oil and gas reserves reporting, according to Standard & Poor's. In a new report calling for much
greater disclosure from the oil majors, the credit agency is scathing about their refusal to provide a country-by-country breakdown of reserves.
FT 1-okt-04 [S&P] +Dwang
(Kredietoordeel)
Shell
"Voormalig financieel-directeur Frank Coopman van de divisie
Exploratie en Productie is vorige maand "definitief" vertrokken bij Shell [..] Coopman heeft een vertrekpremie meegekregen, maar Shell wil niet zeggen hoe hoog deze is"
NRC 16-okt-04 Berusting (Coopman)
Shell
"Shell [..] gaat er nog steeds vanuit dat de komende vijf jaar
[2004-2009] gemiddeld net zoveel gas en olie zal vinden als het oppompt"
NRC 28-okt-04 Tegemoetkoming (Ratio)
Shell
"Energieconcern Shell moet mogelijk nog eens 900 miljoen
vaten olie uit zijn "bewezen reserves" schrappen. Volgens Shell tonen onderzoeken aan dat de eerdere reducties waarschijnlijk juist zijn, maar er zijn nog een aantal onduidelijkheden die
zouden kunnen leiden tot verdere aanpassingen"
NRC 28-okt-04 Proactie (Waarschuw Revisie)
Shell
"Energiereus Shell gaat eindelijk de fusie tussen de Nederlandse en Britse moederbedrijven afronden [..] De duale bedrijfsvoering wordt omgezet in een structuur waarin
bestuursleden en commissarissen samen in een bestuur plaatsnemen, er komt een hoofdkantoor in Den Haag en een aandeel met de belangrijkste beursnotering in London [..]
Vanmorgen werd gesteld dat Shell al jarenlang wist dat de organisatie anders moest en de affaire rond de reserves alleen "het laatste zetje" was"
NRC 28-okt-04 Berusting (NIEUWE STRUCTUUR)
ABP
"Superbelegger ABP is positief [..] "Op het eerste gezicht
voldoet het voorstel aan de criteria", liet het pensioenfonds vanmiddag weten"
NRC 28-okt-04 [ABP] -Dwang (Maatregelen)
Shell
"Vraaggesprek met de Nederlandse topman Van der Veer [..] "Het is ook helemaal niet zeker of er daadwerkelijk reserves
afgeboekt zullen worden. Ik ben erop gespitst dat belangrijk nieuws snel verwerkt wordt. Is dit materieel voor de aandeelhouders? Dan zullen we dit meteen openbaren"
NRC 29-okt-04
Proactie
(Waarschuw Revisie)
PGGM "Voorzover wij de plannen overzien zijn wij redelijk positief" NRC 29-okt-04 [PGGM] -Dwang (Maatregelen)
L.M.M. Schouten Master Thesis
140
Knight Vinke "[..] een van Shells scherpste critici, is enthousiast: "alle vragen omtrent goed bestuur worden, zonder een uitzondering, met de plannen beantwoord"
NRC 29-okt-04 [Knight Vinke] -Dwang (Maatregelen)
Analisten [Lehman Brothers] "[..] noemt de fusie goed voor de onderneming, maar heeft twijfels over de managers"
NRC 29-okt-04 [Analisten] +Normatief (Ontslag)
S&P Standard & Poor's yesterday put Royal Dutch/Shell's AA+ credit rating under "negative" review because it may have to restate
its proved reserves yet again.
FT 30-okt-04 [S&P] +Dwang (Kredietoordeel)
Vinke /
Calpers
Two leading activist investors in Royal Dutch/ Shell, the scandal-hit oil group, have called on the company to set an
example to the industry by providing an annual reserves statement signed off by an external auditor. Calpers, the Dollars 170bn (Pounds 92bn) Californian state pension fund, and
Knight Vinke Asset Management praised Shell for unveiling plans to abolish its complex dual-board governance structure but challenged it to introduce "transparent and meaningful"
reporting on its reserves.
FT 9-nov-04 [Vinke / Calpers] +Dwang (Externe
expertise)
Shell
"[..] wil geen aparte, externe controle van zijn olie- en
gasreserves laten uitvoeren [..] "In ons nieuwe auditsysteem worden de controles al uitgevoerd door een team van onze eigen mensen en externe consultants"
NRC 10-nov-04 Verzet (Externe expertise)
Shell
"De fusie van de Nederlandse en de Britse tak van de Koninkelijke/Shell Groep loopt twee maanden vertraging op. Dit
komt omdat er waarschijnlijk een nieuwe neerwaartse bijstelling nodig is [..] Het energieconcern stelt ook de aandeelhoudersvergadering uit en zal het jaarverslag later
publiceren [..] Het uitstel van de jaarvergadering is weer een direct gevolg van het lopende grote onderzoek"
NRC 26-nov-04 Ontwijking (Maatregelen)
Shell
Royal Dutch/Shell has taken the unusual step of disclosing to
the Financial Services Authority the private details of meetings held between its former senior management and institutional investors. The City watchdog is seeking details of what three
former executives said to investors during meetings as part of a continuing probe into events that led to the trio's resignation.
FT 6-dec-04 Berusting (FSA)
Shell
Jeroen van der Veer, the chief executive of Royal Dutch/Shell, admitted yesterday his "head is on the block" unless the
company gets to grips by the end of the year with the way in which it books its oil and gas reserves. In a private speech to Shell's top 100 executives in the Hague Mr Van der Veer said
the position of Malcolm Brinded, head of the exploration and production division, was also under threat. Mr Van der Veer said yesterday that he would "only sleep well" after Shell had
made sure it was fully compliant with reserves regulations
FT 16-dec-04 Proactie (Ontslag)
L.M.M. Schouten Master Thesis
141
Werknemers
"Werknemers [zijn] erg kritisch over de "eindeloze veranderingen van hun bazen". Ook een recente interne shell-
enquete, de People Survey, maakte duidelijk dat "veel mensen vinden dat Shell beter geleid kan worden", aldus van der Veer. "En als ik kijk naar hoe op het midden-niveau over het bedrijf
wordt gedacht, ben ik zeer bezorgd"
NRC 16-dec-04 [Werknemers] +Dwang (Ontslag)
Knight Vinke
"Ook zouden wij graag zien dat ze externe controle op de
reserves die momenteel wordt uitgevoerd openbaar maken. Daar zouden ze veel krediet voor krijgen en ze zouden weer vooraan lopen wat betreft corporate governance"
NRC 31-dec-04 [Knight Vinke] +Dwang (Externe expertise)
Shell
"Judy Boynton, voormalig financieel directeur van de
Koninklijke/Shell Groep heeft het concern vorige week definitief verlaten. De Amerikaanse kreeg van Shell een vertrekpremie mee van een miljoen dollar"
NRC 8-jan-05 Berusting (Boynton Ontslag)
Shell
Royal Dutch/Shell is planning to hire more than 1,000 engineers for its core exploration and production business in a bid to restore the credibility of its oil and gas reserves accounting. [..]
The recruitment drive is one of a series of moves designed to improve accountability and performance within the [..] Shell said the new hirings reflected a combination of its usual
recruitment policies and its planned increase in capital spending in the next few years.
FT 18-jan-05 Berusting (Regels Investering)
Werknemers
A year on from the reserves crisis that shattered confidence in Royal Dutch/Shell, less than half the Anglo-Dutch energy company's workforce believes it is well led, according to an
internal study.
FT 2-feb-05 [Werknemers] +Dwang (Ontslag)
Shell
Responding to the survey findings in a recent e-mail to staff, Mr Van der Veer said: "I am not proud of these results. The strongest message is that you think Shell leadership at all levels
can work harder to ensure that 'enterprise first' (part of the company's bid to instil a spirit of teamwork) is a reality."
FT 2-feb-05 Tegemoetkoming
(Werknemers)
Shell
[..] heeft vanochtend opnieuw de bewezen olie- en gasreserves fors naar beneden bijgesteld [..] Deze zou een omvang hebben van maximaal 9 miljoen vaten. Dat de bijstelling een half miljard
vaten groter is uitgevallen, komt volgens Shell vooral doordat technische data over olie- en gasvelden anders is geinterpreteerd"
NRC 3-feb-05 Berusting (REVISIE
5)
Concur.
The group also said it had only replaced 15-25 per cent of the depletion in its reserves in 2004. [..] The replacement level is expected to recover next year - although it will not reach 100
per cent, the ratio achieved by rivals ExxonMobil and BP.
FT 4-feb-05 [Concur.] +Nabootsend
(Ratio)
Shell
There are also complaints about why Shell had not made the news of its latest cut available sooner, as it was market-sensitive. The company says the final proved reserves figure
was only finalised this week.
FT 4-feb-05 Ontwijking (Uitleg Revisie)
L.M.M. Schouten Master Thesis
142
Concur.
"Door deze grote afboeking heeft Shell momenteel nog maar voldoende olie en gas om zijn eigen productie negen jaar vol te houden, een veel kortere periode dan grote rivalen als het
Britse BP en het Amerikaanse ExxonMobil en niet veel meer dan een kleinere concurrent als het Franse Total"
NRC 4-feb-05 [Concur.] +Nabootsend
(Ratio)
BP
maar [BP] stelde net als andere energieconcerns teleur waar het nieuwe olie- en gasvondsten betrof. [..] BP, na Exxonmobil de grootste beursgenoteerde oliemaatschappij ter wereld, zei
dat de vervangingsratio in 2004 uitkwam op slechts 89 procent"
NRC 8-feb-05 [BP] -Nabootsend (Ratio)
Conoco
ConocoPhillips yesterday said its purchase of a stake in Russia's Lukoil had lifted its key replacement ratio for oil and gas reserves to an industry-leading 206 per cent last year.
Conoco is the first of the three US majors to release 2004 reserves data, amid increasing concern about the industry's ability to replenish stocks successfully as they explore ever
more hostile environments.
FT 17-feb-05
[Conoco]
+Nabootsend (Ratio)
Repsol "De Spaanse oliemaatschappij Repsol heeft net als Shell de raming van haar bewezen olie- en gasreserves moeten verlagen"
NRC 23-feb-05 [Repsol] -Nabootsend (Revisie)
CERA
"De regels waaraan energiebedrijven moeten voldoen bij het opstellen van hun "bewezen"olie- en gasreserves zijn
achterhaald. Deze door de Amerikaanse beurswaakhond SEC gehanteerder regels moeten dan ook worden herzien. Dit stelt het gerenommeerde Cambridge Energy Research Associates
(CERA) in een rapport dat deze week is verschenen"
NRC 26-feb-05 [CERA] -Dwang (Regels)
Concur. "Ook het energiebedrijf El Paso moest vorig jaar de reserves bijstellen. Eerder deze maand bleek dat ExxonMobil en BP
interen op hun reserves als zij de SEC-regels aanhouden"
NRC 26-feb-05 [Concur.] -Nabootsend
(Revisie)
BP
The debate about calculating proved reserves rumbles on in
BP's annual report, published this week, which shows it only replaced 64 per cent of the oil and gas it extracted last year under US regulations,writes James Boxell. BP had said
previously it replaced 78 per cent under the same Securities and Exchange Commission rules, but this did not include disposals and acquisitions. Using the same guidelines, Royal
Dutch/Shell replaced 15-25 per cent of its used reserves. Exxon-Mobil replaced 83 per cent, but it does not strip out joint ventures.
FT 10-mrt-05 [BP] -Nabootsend (Ratio)
L.M.M. Schouten Master Thesis
143
Shell
Royal Dutch/Shell has announced details of new pay plans
designed to provide incentives for senior managers. [..] In line with the trend among UK companies and driven by poor stock market performance and new international accounting
standards, Shell proposes to scrap share options and to pay out in restricted shares, which depend on future performance. [...] Yesterday's announcement follows a series of meetings with City investors about the new incentives. [...] The median award
will now be 40 per cent.
FT 18-mrt-05 Berusting (Bonus)
Shell "In de rubriek rechtszaken meldt Shell dat gesprekken worden gevoerd over een schikking met participanten in Amerikaanse pensioenregelingen die na de affaire schade hadden geclaimd"
NRC 1-apr-05 Tegemoetkoming (Rechtszaak)
Norsk Hydro
Norsk Hydro, the Norwegian energy group, has asked the US
Securities and Exchange Commission to clarify its reserves rules regarding Ormen Lange, one of the most controversial gas fields in Europe. The inquiry highlights the confusion among oil
and natural gas companies surrounding the way they book proved reserves with the SEC. The issue was thrown into the spotlight after Royal Dutch/Shell slashed 20 per cent of its
reserves in January, plunging Europe's second-largest energy group into the worst scandal in its 100-year history.
FT 13-mei-05
[Norsk Hydro] -
Nabootsend (Revisie)
Shell "De KNPM [..] zal op 20 juli ophouden te bestaan. Vanaf deze datum worden de Nederlandse en Britse tak samengevoegd en gaat de energiegigant verder onder de naam Royal Dutch Shell"
NRC 19-mei-05 Berusting (New Structure)
Shell
Royal Dutch/Shell has underlined the seriousness of its second reserves cut last year by estimating that the barrels of oil and
gas removed were more valuable than those in its first, far bigger reduction. [..] In its annual report, published yesterday, Shell said the net present value of the 4.5bn barrels cut in the
first restatement was about Dollars 6.65bn (Pounds 3.65bn), when applied to the year 2002. However, the value of the second cut when applied to the same year was about Dollars
5.4bn, even though only 1.15bn barrels were removed, which was less than a third of the first reduction.
FT 28-mei-05 Berusting (Revisie)
Shell
Royal Dutch/Shell, the Anglo-Dutch energy giant, has unveiled measures designed to boost its flagging oil and gas production and gain access to new resources around the world. Jeroen van
der Veer, Shell's chief executive, said the company would open a new "commercial academy" to train staff to negotiate more effectively with governments that control oil and gas resources.
FT 23-jun-05 Berusting (Regels
Investering)
Aandeelh. Shareholders brought an end to nearly 100 years of corporate history yesterday when they voted overwhelmingly to merge the
two arms of the Anglo-Dutch energy group.
FT 29-jun-05 [Aandeelh.] +Dwang
(Maatregelen)
L.M.M. Schouten Master Thesis
144
VS
Royal Dutch/Shell will not be prosecuted for overstating its
proved oil and gas reserves, for 2002 and prior years, by about 23 per cent, the US government ruled yesterday. [..] Shell, Europe's second-biggest oil company, had provided "full co-
operation" in his investigation.
FT 30-jun-05 [VS] -Dwang (Rechtszaak)
Shell
In addition, Shell had agreed to a Dollars 120m (Pounds 66m) civil penalty settlement and "to take substantial remedial actions". Those actions included enhancing the accuracy of its
reserves reporting and compliance, including a commitment to spend Dollars 5m to develop and implement a comprehensive corporate compliance programme.
FT 30-jun-05 Berusting (Boetes)