Transcript of Hoofdvraag: Hoe kon het dat de Republiek in de 17 e en 18 e eeuw een zo lange periode van welvaart...
- Dia 1
- Hoofdvraag: Hoe kon het dat de Republiek in de 17 e en 18 e
eeuw een zo lange periode van welvaart meemaakte? 2010/2011 drs
Ardy W.J. Biemans
- Dia 2
- Het voorspel: Nederland in de 15 e en 16 e eeuw 15 e eeuw: De
Nederlanden soort politieke eenheid door: 1.Steden en samenwerking
daartussen 2.Hertogen van Bourgondi die probeerden de Nederlanden
in bezit te krijgen Begin 15 e eeuw Les Pays Bas/De Lage Landen
eigendom van de hertogen van Bourgondi Filips de Goede (1396-1467):
centralisatiepolitiek a.n muntstelsel b.belastingbede aan S-G
(1464, Brugge) Karel V (vorst 1515-1555) werd ook koning van
Habsburgs Spanje en Oostenrijk en reorganiseerde het centrale gezag
met een landvoogd(es) als plaatsvervanger in Brussel. Bedes en in
1542 nieuwe accijnzen die de gewesten mr opleverden dan het
centrale gezag.
- Dia 3
- De Reformatie/Hervorming Protestantisme had veel aanhang in de
noordelijke Nederlanden, maar Karel V en opvolger Filips II waren
streng katholiek: vervolging Conflict: Nederlanden/Spanje
1.centralisatiepolitiek 2.godsdienstvervolging 3.belastingdruk
1568-1648: De Opstand/Tachtigjarige Oorlog 1579 Unie van Utrecht
1581 Plakkaet van Verlatinge 1588 Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden (8 gewesten: Holland-Zeeland-Friesland-
Groningen-Overijssel-Gelderland-Utrecht en Drenthe, dat geen plaats
in de SG heeft)
- Dia 4
- Holland eind ME: ingeklonken veengrond, dat mr dan een half
jaar onder water stond: voedselprobleem en steden gn partij voor de
Vlaamse steden (Brussel, Antwerpen) en de IJsselsteden (Zutphen,
Deventer, Zwolle, Kampen). Graan: na 1450 uit Oostzeegebied
(Baltische staten en Polen) gn Malthusiaanse spanningen, zoals in
de rest van Europa! Graanhandel was voor Holland de moedernegotie,
de eerste en belangrijkste vorm van handel! Oostzeehandel:
internationale contacten, maar ook oorlogen met Hanzesteden en
Zweden: de Sontoorlogen in de 17 e eeuw! (zie later ook het
fluitschip in relatie tot de Sonttol!)
- Dia 5
- 16 e eeuw: specialisatie in de landbouw
(veengrond/moedernegotie) I.Specialisatie in zuivel vetweiderij
handelsgewassen II.Kapitaalintensieve landbouw III.Technische
vernieuwingen, bv windmolens (waterpeilbeheersing) Grote
zelfstandigheid van de boeren (waterschappen/adel) en urbanisatie
Verschillen met oosten/zuiden Republiek traditionele, autarkisch
ingestelde boerengemeenschappen productie voor zichzelf en lokale
markt feodale traditie met sterke adel HOLLAND EN ZEELAND in de 15
e en 16 e eeuw: Handel, textiel, trafieken, scheepvaart,
scheepsbouw, visserij Trafiek: het veredelen van grondstoffen tot
een eindproduct, bv suikerraffinage, koffiebranderij,
zoutziederij.
- Dia 6
- Oorzaken economische groei in Hld en Zld Groei van de vraag in
Hld en Zld door bevolkingsgroei, urbanisatie, immigratie en
commercialisering van de landbouw Profijt van de groei van Brugge,
Gent en Antwerpen (bv levering landbouwproducten en grondstoffen
aan Antwerpen; overslag Antwerpse producten in Adam (stapelmarkt);
Frans graan en wijn via Middelburg naar Antwerpen; Arnemuiden als
voorhaven Antwerpen (grote schepen konden de Schelde niet op:
overlading in Arnemuiden) Geografisch gunstige ligging Hld en Zld:
verbinding oosthandel/westhandel Sterke ontwikkeling scheepsbouw in
de 16 e eeuw Gunstige omstandigheden in Hld en Zld: zwakke gilden
Visserij: haringbuizen en haringkaken haringbuis met vleet
haringkaken
- Dia 7
- De opkomst van Amsterdam In de 16 e eeuw neemt Adam de
handelspositie van Antwerpen over: last Spaanse bezetting
faillissementen Antwerpse bankiers door Spaanse bankroet, 1557 en
1575 Spaanse Furie, 1576 Eind 16 e eeuw: omschakeling Antwerpen
naar Adam (zie ook hierboven): 1585 Parma herovert Antwerpen: Hld
en Zld sluiten de Scheldemond af gunstige econ. ontwikkeling in Hld
en Zld na 1585 Antwerpse kooplieden naar Adam (kapitalisme en
stapelmarkt) en zuidelijke protestanten (bv Plancius) gewestelijke
en stedelijke invoerrechten vaak door ontdoken In Hld en Zld
langzaam wat mr eenheid, mn door waterschappen, econ. eenheid door
koopman-regentenfamilies. Verder nog particularisme troef! Maak de
vragen 2 t/m 6 van H1. Partenrederij: ondernemingsvorm waarbij het
schip eigendom is van een aantal mensen die allemaal een deel
(=part) van het schip bezitten.
- Dia 8
- De Gouden Eeuw: de Republiek 15851672 (hoofdstuk 2 n 3 van
Geschiedenis Werkplaats!!!) Europa: absolutistische vorsten
Republiek: statenbond : gewestelijke staten (particularisme) en
alleen defensie/ verdediging en buitenlandse politiek door de
Staten-Generaa l te Den Haag. Ook bestuurde de SG de op Spanje
veroverde gebieden Zeeuws Vlaanderen, Noord- Brabant en delen van
Limburg: de Generaliteitslanden. Belangrijkste functies: de
raadpensionaris/landsadvocaat van Hld en de stadhouder (2 stuks
altijd leden van het Huis van Oranje, Friese en Hollandse tak).
Steden: regenten en steden domineerden de Gewestelijke Staten. Het
staatsbestel van de Republiek Staten-Generaal Raad- pensionaris
Stadhouder Bestuur gewest PlattelandsbestuurStadsbestuur
- Dia 9
- Een bloeiperiode, een Gouden Eeuw Economische bloei zette zich
voort (zie oorzaken Hld en Zld), nu versterkt door: 1.grotere,
risicovolle ondernemingen (niet alleen op bestelling, maar ook voor
eigen rekening voor de vrije markt) 2.groei
wereldhandel/wereldeconomie met handelsposten en kolonin
Architectuur Vooral na 1590: waaggebouwen, koopmanshuizen, stadhuis
op de Dam (1655, sinds 1808 koninklijk paleis) Schilderkunst
Opdrachtgevers: rijke burgers/kooplieden, stedelijke overheden en
instellingen Rembrandt van Rijn, Jan Steen, Johannes Vermeer
Wetenschap Wetenschappelijke Revolutie, met OER-principe,
methodisch onderzoek en kritisch redeneren, bv Christiaan Huygens
(ringen van Saturnus, maan Titan, slinger van de klok) - Christiaan
Huygens - Stadhuis Adam - Huishouden van Jan Steen - Johannes
Vermeer - Rembrandt van Rijn, de koning van Het Licht
- Dia 10
- Veranderingen in de landbouw in de Gouden Eeuw 1.
Commercialisering van de landbouw gaat verder goedkoop graan
Oostzeegebied. Intensieve verbouw van handels-en tuinbouwgewassen,
mede dankzij veeteelt (mest). Na 1650 daling landbouwprijzen,
alerte reactie: extensivering vergroting efficiency specialisatie
in sterkere producten bv vetweiderij Keuterboertjes wel vaak
failliet 2. Investeringen in de
infrastructuur/landaanwinning/turfwinning Rijke burgers steken
kapitaal in: infrastructuur, bv trekvaarten (660 km) vaste
dienstregeling (ook passagiers, 1632 Adam-Haarlem): voordeel vaste
snelheid. landaanwinning: Beemster, Wormer, Schermer, drooggelegd
(resp 1612, 1624, 1635) met de molengang molengang turfwinning
(laagveen in Z-Hld, later hoogveen in Gro, Fri en Dr., warmte n
energiebron (suikerraffinage, koffiebranderijen,
jeneverstokerijen)
- Dia 11
- Veranderingen in de nijverheid in de Gouden Eeuw 1.Na 1585
stijgende vraag naar nijverheidsproducten in Europa. In de
Republiek door: a) groeiende bevolking en stijgende welvaart
waardoor de vraag stijgt b) minder autarkisch gedrag van de boeren:
behoefte aan andere producten. Investeringen in de nijverheid waren
goed mogelijk door 1) ruime beschikbaarheid van kapitaal tegen lage
rente en 2) tegen 1600 lijkt de Opstand geslaagd: vertrouwen! 2.De
Amsterdamse stapelmarkt bevorderde de nijverheid: voldoende
grondstoffen en exportmogelijkheden, bv suikerraffinage ZA-suiker,
trafieken voor zout (haring) en walvistraan (zeep) 3.Val van
Antwerpen en 2e Spaanse Furie (1585) had belangrijke gevolgen voor
de econ. van de noordelijke Nederlanden a) kapitaal en kennis b)
nieuwe bedrijfstakken (linnen, wol, zijde) en c) grote technische
kennis en kunde geschoolde arbeiders. 4.Hier profiteert de
scheepbouw weer van: 1595 het fluitschip met het kleine dek
(Sonttol per m2 dek). Scheepsbouw was goedkoop ondanks relatief
hoge lonen door a) lage invoerrechten op hout, de technische
voorsprong en lage belasting en b) standaardisatie door
grootschaligheid. En hier profiteren weer andere bedrijfs- takken
van als touwslagerijen, zeilmakerijen, houtzagerijen,
wapenindustrie (!) 5.Andere gunstige factoren : goede verbindingen
en goedkope energie (wind en turf) en zwakke gilden die als heel
beperkend werden ervaren: trafieken en manufacturen (werkplaatsen
met veel loonarbeiders) vereisten arbeidsdeling, flexibiliteit en
een meer kapitalistische werkgever/werknemer-relatie ipv de
patriarchale persoonlijke verhoudingen van de gilden. Mr kans op
conflicten, maar geen sterke vakbonden: veel concurrentie en
onderkruipende immigranten. Eind 16 e eeuw ook veel kinderarbeid
(misbruik) door hele lage kosten!
- Dia 12
- Veranderingen in de handel, scheepvaart en visserij in de
Gouden Eeuw Adam bloeit als stapelmarkt (val Antwerpen/geografische
ligging) Bulk als graan, maar ook luxeproducten
(suiker/specerijen). Centraal punt in Adam, vlak bij de Dam lag de
KOOPMANSBEURS (koop/verkoop verzekeringen leningen huren van
schepen en pakhuizen enz). Vlak daarbij de WISSELBANK (wisselen en
goedkoop lenen) en de minder belangrijke Bank van Lening/Lommerd,
waar je geld kon lenen tegen onderpand. Wisselbrieven: koper
verplicht zich op een bepaalde plaats en tijd in de toekomst de
koopsom te betalen, dus in feite een tijdelijk krediet. Ook in
wisselbrieven werd gehandeld. Gunstig was de sterke groei van de
koopvaardij- of handelsvloot (grootste van Europa) met
Oostzeegebied (hout en graan), Fra (zout), Rusland (leer, bont en
kaviaar, vooral door verhandeld). Vrede was gunstig voor de
handel.
- Dia 13
- De VOC - 1602 Peperdure specerijen (peper, kruidnagels,
muskaatnoten, foelie) : Compagnien van Verre (nmalig), in 1602 door
Johan van Oldebarnevelt verenigd tot de VOC (concurentie). Eerste
NV opgericht door S.G. met aandeelhouders (1 e multinational):
-monopolie t.o. van KdGH -soevereine rechten in Azi (verdragen met
vorsten, oorlog voeren, forten bouwen) -maar moet dit zlf
bekostigen VOC bestuurd door Heeren XVII met Zes Kamers (Adam, Zld,
Rdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen) De WIC 1621 (NB: einde 12-jarig
bestand) Eind 16 e : Hldse schepen naar Caraben door embargo Filips
II op handel met Portugal (geen zout meer uit Portugal) :
DRIEHOEKSHANDEL Rep-West-Afr.-Amerika -monopolie transatlantische
handel van SG Hldse nijverheidsproducten slaven, goud en ivoor
suiker, koffie, cacao, tabak. Bont en zout rechtstreeks uit Amerika
gehaald! En natuurlijk kaapvaart (1621!), met Piet Hein in 1628 als
bekendste held.
- Dia 14
- Haring was de belangrijkste vorm van visserij: de grote
visserij, kleine visserij bijv. kabeljauw. In 1614 werd de Noordse
Compagnie opgericht: alleenrecht/monopolie op het jagen op robben
en walvissen (baleinen, wervels en vooral traanolie (uit het spek):
braad- en lampolie en zeep (in zeepziederijen). In 1642 NC
opgeheven en walvisvaart verder particulier ondernemerschap. HET
ZUIDEN EN OOSTEN VAN DE REPUBLIEK IN DE GOUDEN EEUW Economische
achterstand op het westen door: - matige verbindingen (ondanks de
trekvaarten) - autarkisch gedrag van de boeren (kleine gemengde
bedrijven, met paar dieren voor de mest) - veel zandgrond, goed
voor rogge, maar graan was al goedkoop (Oostzeegebied) Soms wat
samenwerking met het westen : - keuterboeren bij Amersfoort en
Arnhem produceerden tabak, als aanvulling op Amerikaanse tabak, -
omstreeks 1650 plaatsen Leidse lakenfabrikanten de wolweverij naar
Tilburg: een lage-lonen-gebied, - keuterboertjes met eigen
weefgetouw produceerden m.n. in de winter wol voor rondtrekkende
kooplieden: huisnijverheid, - omstreeks 1650 laten Haarlemse
kooplieden hun linnengaren spinnen in de huisnijverheid van de
Meierij (bij Den Bosch), ook i.v.m lagere lonen, - hier en daar wat
specifieke nijverheid, zoals papiernijverheid op de Veluwe.
keuterboer sprokkelt hout walvisvaart, niet zonder gevaren
- Dia 15
- Traankokerij van de Noordse Compagnie op Spitsbergen Cornelis
de Man, 1639. Links wordt een walvis geflenst (in stukken
gesneden), op de tafels worden de stukken spek klein gehakt, daarna
gekookt in de traanovens (rechts). Daarna nog gezuiverd en in vaten
gedaan. Het vet werd gebruikt voor zeep, kaarsen, smeermiddelen,
lampolie. De wervels werden gebruikt als fundering voor huizen, de
baleinen bij de dakbedekking.
- Dia 16
- Politiek in de Gouden Eeuw Buitenlandse politiek en verdediging
was in handen van de SG, verder overheerste het particularisme, met
vooral het behartigen van het eigenbelang. Overzeese handel:
hoeksteen van de welvaart bevordering: -in havens heffing konvooi
en licentiegelden : bekostiging oorlogsschepen die de
koopvaardijvloot moesten beschermen. -verlenen van monopolies:
bundeling krachten. De overheid steunde de ondernemers, want de
onderlinge afhanke- lijkheid was groot a.gunstige
regels/aantrekkelijke voorwaarden b.overheid grootste opdrachtgever
van het bedrijfsleven (mn leger en vloot) c.overheid was grootste
schuldenaar bij de ondernemers d.bij sociale conflicten kozen de
overheden de kant van de ondernemers In 1621 (einde Twaalfjarig
Bestand) werd de handelspolitiek van de Republiek agressiever:
-kaapvaart (Piet Heyn, 1628, buit 10,5 miljoen gulden)
-stelselmatig proberen zwakkere omringende landen klein te houden,
bv dmv discriminerende tariefpolitiek (zo was export van wol naar
Zuidelijke Nederlanden twee maal zo duur als naar andere landen.
Doel: Vlaamse textielindustrie treffen!) Piet Heyn (of Piet Hein)
zeeheld of piraat? Piet Heyn, al wasser sijne naeme Kleyn sijn
daden nochtans waren uyttermate Groot gelijck bleek uyt het
veroveren van de Silveren vloot
- Dia 17
- Prins Maurits van Oranje (1567-1625), stadhouder van Hld, Zld,
Gelre, Utrecht, Overijssel, Groningen en Drenthe De internationale
situatie In de eerste jaren van de Opstand tegen Spanje kon de
Republiek interne stabiliteit bereiken, haar strategische positie
uitbouwen en een overheersende rol gaan spelen in handel en
scheepvaart. -stadhouder Maurits verovert veel (43) steden in
zuiden, oosten en noorden waardoor Hld en Zld minder gesoleerd zijn
-Spanje had ook andere vijanden (Eng, Fra, Turkse Rijk) -Eng en Fra
huurden schepen van de Republiek omdat ze hun eigen schepen voor de
oorlog nodig hadden -30 jaar godsdienstoorlogen in Fra (hugenoten)
Oorlogen kost je handelspartners, maar biedt weer andere
mogelijkheden, bv specerijenhandel via Antwerpen stokte door de
oorlog: Adam en de VOC profiteerden! Het Twaalfjarig Bestand
(1609-1621 ) was economisch gunstig: -Hollandse schepen weer in
Spaanse en Portugese havens -Geen Spaans-Portugese kaapvaart meer
vanuit Duinkerken Rond 1620 lange Europese economische crisis,
waaraan ook de Republiek niet ontkwam en na 1621 werd de oorlog
voortgezet! -uitbreiding Vlaamse kapersvloot (1626-34 brachten
Duinkerkers 300 Hldse schepen tot zinken en 1500 kapingen!) -dit
leidde tot veel hogere verzekeringspremies (dus hogere kosten en
slechtere concurrentiepositie) -hernieuwde oorlog met Spanje en
Portugal was ook slecht voor de handel met het Oostzeegebied (geen
zout, zuidvruchten, wijn, olijfolie meer voor de heenreis:
Duitsers, Denen en Noren gaan die zaken nu zelf halen in
Z-Europa)
- Dia 18
- Compensatie van deze teruggang: 1.toename van de koloniale
handel (VOC/WIC) 2.groeiende vraag naar landbouwproducten in Dld en
de Zuidelijke Nederlanden (legers) 3.bloei Leidse en Haarlemse
textiel, dankzij de Dertigjarige oorlog (vernietiging Duitse
textielsteden) 1644 onderhandelingen in Munster tussen de
Habsburgers (Spanje en Oostenrijk) en de Republiek, Frankrijk en
Zweden 1648 Vrede van Munster/Westfalen, het einde van de
Tachtigjarige Oorlog en de Dertigjarige Oorlog. Na de Vrede zie je
positieve en negatieve ontwikkelingen: Gunstig: a.definitieve
opheffing Spaans handelsembargo: groei handel met Zuid-Europa en de
transatlantische handel b.opleving van de handel in hoogwaardige
producten als specerijen en fijn laken c.Frankrijk verkreeg in 1662
Duinkerken, waardoor de Vlaamse kaapvaart eindigde 1648-1672:
economisch hoogtepunt van de Gouden Eeuw!!! Ongunstig: a.handel in
Oostzeebulk liep terug (Pools graan werd duurder)
b.protectionisme/mercantilisme van Engeland en Frankrijk, bv Acte
van Navigatie (Navigation Act, 1651): veel producten mogen alleen
nog in Engelse schepen naar Engeland worden vervoerd, en Frans
mercantilisme.
- Dia 19
- Ook de Engelse Oorlogen kostten de Nederlanders heel veel:
Eerste en Tweede Engelse Oorlog (1652-54/1665-67) eindigden
onbeslist maar leverden de Nederlanders veel schade en verliezen
op. 1650-1672 Eerste Stadhouderloze Tijdperk, stadhouder Willem II
stierf aan de pokken, nog voor zijn zoon Willem III geboren was:
raadpensionaris Johan de Witt, is de leider van de Republiek. Als
Hollander veel aandacht voor de vloot, maar niet voor het
landleger; desastreus in het rampjaar 1672 wanneer Engeland,
Frankrijk, Keulen en Munster de Republiek aanvallen (doel:
vernietigen economische positie): aanvankelijk grote schade voor de
Republiek, maar stadhouder Willem III weet met Hollandse en Zeeuwse
steun een goed landleger op de been te brengen: oorlog onbeslist!
In dit Rampjaar van de Hollandse Oorlog werd De Witt samen met zijn
broer Cornelis (pensionaris van Dordrecht) te Den Haag door
Orangisten gelyncht. (zie verder volgende dia) Johan de Witt
- Dia 20
- Schilderij, eind 17 e eeuw, toegeschreven aan Jan de Baen
Inscriptie op de achterzijde van het schilderij: Dit sijn de
lijcken van Jan ende Cornelis de Witt door een voornaem schilder
naer het leeven afgeschildert soo als deselven des avonts ten elff
ueren noch aenden wip hingen. Cornelis is die geene sonder
pairuque. Jan de Witt met sijn eijgen hair. Dit is het eenichste
principaal naer het leven gedaen den XX augusti MDCLXXII en daerom
veel gelt waerdich. 1672Rampjaar: het volk is redeloos, radeloos,
reddeloos. Johan de Witt wordt door het gepeupel op het Groene
Zoodje in Den Haag vermoord! De Witt kreeg een nekschot; zijn lijk
werd ontkleed, ondersteboven opgehangen, ontmand en ten dele
opgegeten. Zijn hart werd door Dirck Verhoeff uit het lichaam
gesneden en samen met het hart van zijn broer nog jaren
tentoongesteld. De duim en tong van de gebroeders de Witt zijn nu
te vinden in het Haags Historisch Museum. Het standbeeld van Johan
de Witt op de Plaats in Den Haag verwijst met zijn vinger naar de
plek waar hij en zijn broer gelyncht zijn: het Groene Zoodje (de
vaste standplaats van het schavot). Hoewel er meer aanwijzingen
zijn voor een meer directe betrokkenheid van de Prins van Oranje
bij deze moord op de gebroeders De Witt, werden deze van officile
zijde nooit afdoende onderzocht. Wel kan worden vastgesteld dat de
prins ervoor zorg droeg dat de moordenaars niet werden vervolgd.
Integendeel, zij werden beloond met jaargelden en ambten.
(bron:wikipedia)
- Dia 21
- SOCIALE VERHOUDINGEN IN DE GOUDEN EEUW de stad had een
verzorgende functie voor het platteland (notaris, advocaat,
chirurgijn) het westen vormde een tamelijk open, mobiele
samenleving (stijgingskansen), het oosten was mr star sociale
lagen: de gegoede burgerij (10%), de grote ondernemers met als
toplaag de regentenfamilies de kleine burgerij (25%) met o.m.
predikanten, leraren, winkeliers en rijke ambachtslieden de
volksklasse (60-70%), de rest van de burgers die het redelijk goed
hadden zolang het economisch goed ging In het Oosten was er nog de
adel, met beperkte macht, maar veel aanzien en sommige rijke
families, die rijk bleven door net als de gegoede burgerij
succesvol te investeren. de chirurgijn behandelt een gekwetste
voet
- Dia 22
- De armenzorg In de Republiek was een goed stelsel van armenzorg
en liefdadigheidsinstellingen door stedelijke overheden en
kerkelijke instellingen. Financile basis: onteigening van
bezittingen van de RK-kerk. Armen leefden van de bedeling mn in de
winter onder- steuning in geld of natura (voedsel, kleding,
brandstof). Er waren weeshuizen, gasthuizen (=ziekenhuizen), hofjes
(kleine huisjes voor bejaarden), dolhuizen (krankzinnigengesticht),
oudemannenhuizen, maagdenhuizen (weesmeisjes). Er gold een ijzeren
discipline en mensen moesten hard werken voor de steun! Gezinnen In
steden en gebieden met gespecialiseerde landbouw leefden men in
kerngezinnen ; op het platteland en de Generaliteitslanden
overheerste het uitgebreide gezin (extended family)
(gezin+grootouders en broers/zussen). Door gebrek aan
bestaansmiddelen zie je: 1.sterke migratie van platteland naar stad
2.relatief hoge huwelijksleeftijd (v/m resp 25/26,5 jr) 3.groot
aantal ongehuwden Huwelijken vaak door de twee betrokken families
gearrangeerd, maar in de Hldse steden wat vrijere partnerkeuze in
de eigen soc-econ/religieuze groep. in het dolhuis kerngezin in de
regentenklasse
- Dia 23
- Die vrijere partnerkeuze leidde tot een betere positie van de
vrouwen. In Hld mochten vrouwen scheiden en werden na scheiding (of
dood man) weer handelingsbekwaam. In veel gezinnen was de vrouw
betrokken bij de bedrijfsvoering. Er was relatief veel
vrouwenarbeid (dienstmeid, landbouw, liefdadigheid, turfsteken,
textiel) en behoorlijke groep vrouwen kan lezen en schrijven. De
sterke positie van vrouwen tov het buitenland was opvallend.
Immigratie (naar mn Hollandse steden) na 1585 (Val Antwerpen)
100.000-150.000 zuidelijke Nederlanders (econ. en godsdienstige
motieven) na 1620 protestanten uit de Duitse gebieden door de
Dertigjarige oorlog (godsd. motief, vaak erg arm) duizenden joden
(na 1585 in Z-Ned levende Portugese joden (Sefardische joden) en na
1620 vooral uit Dld en Polen (Azhkenazische joden) dissenters uit
Engeland, die vonden dat de Anglicaanse kerk te katholiek was
gebleven. Vele immigranten uit economische motieven: de
transmigranten die maar beperkte tijd bleven (VOC, WIC en vloot) en
seizoenarbeiders uit Dld in de grensstreken. Mede door een tekort
aan arbeidskrachten en de tolerantie waren de meeste migranten
welkom in de Republiek lezende vrouw Rembrandt, t Joodse bruidje
(fragm)
- Dia 24
- Wl was er wat wantrouwen tegenover de joden (eigen religie en
taal, en herkenbaar) en angst voor economische concurrentie:
1.Joden mochten geen lid worden van de gildes, dus actief als
geldhandelaar, diamantbewerking, marskramer, venter of
lompenhandelaar en in de nieuwe trafieken die geen gildes kende
zoals suikerraffinage. 2.in sommige steden mochten joden niet
trouwen met christenen 3.bouwen synagoge was niet altijd toegestaan
(eerste in Adam in 1639) 4.joden nogal eens slachtoffer in
stadsoproeren. In de steden was het sterftecijfer hoog, soms hoger
dan geboortecijfer, maar na 1590 sterke groei van de steden dankzij
de immigranten. In de tweede helft van de 17 e eeuw daalde het
aantal immigranten (behalve Franse hugenoten) waardoor de groei in
de Hldse steden afnam. OPDRACHTEN uit je BOEK HAVO: hfdst. 2
toepassingsvragen 1 t/m 6 hfdst. 3 toepassingsvragen 1 t/m 7 VWO:
hfdst. 2 toepassingsvragen 1 t/m 7 hfdst. 3 toepassingsvragen 1 t/m
7 Portugees-Israelitische synagoge Adam, 1639) het
hugenotenkruisje
- Dia 25
- De Zilveren eeuw: de Republiek 1672-1780 (hoofdstuk 4 en 5 van
Geschiedenis Werkplaats) DE REPUBLIEK EN DE REST VAN DE WERELD
Economische en politieke macht van de Republiek en Spanje loopt
terug, ten gunste van Engeland en Frankrijk. Oorzaken: Engeland en
Frankrijk werden machtiger 1689 stadhouder Willem III wordt koning
van Engeland: de Republiek moet zich schikken naar Engeland hinder
van protectionisme/mercantilisme van veel Europese staten (maar
door herstel landbouw is er zelfs sprake van economische groei!!!)
Kolonin Economische groei maakte de kolonin belangrijker: Eng en
Fra bouwen hun Amerikaanse en Aziatische kolonin uit voor hun eigen
economie. De Republiek kreeg in Azi steeds meer te maken met
Engelse concurrentie (East India Company) Suriname (sinds 1667)
plantage-economie met Afrikaanse slaven: suiker, koffie en tabak
Transatlantische slavenhandel gedomineerd door de Engelsen maar
blijft ook voor de WIC een belangrijke activiteit.
Stadhouder/Koning Willem III
- Dia 26
- De Verlichting ( 1650 1800) De politieke en filosofische
beweging die de opvattingen over politiek, filosofie, wetenschap en
religie binnen de westerse wereld grondig wijzigde. Het was een
reactie op het autoriteitsgeloof. Verlichters als Voltaire,
Rousseau en Montesquieu bekritiseerden (genstitutionaliseerd)
geloof en onredelijkheid en de Verlichting zocht naar nieuwe kennis
(wetenschap) en nieuwe samenlevingsvormen met als idealen
rechtvaardigheid, democratie, volkssoevereiniteit en mensenrechten.
Het verstand (rationalisme) stond voorop. Onder invloed van de
Verlichting eiste de bourgeoisie (=rijke burgerij) een groter
aandeel in de macht op. Zo moest in Engeland Willem III bij zijn
aantreden als koning meteen The Bill of Rights (1689) tekenen
waarin de rechten van volk en parlement waren vastgelegd (bv alleen
parlement mag besluiten over wetten). In Frankrijk vergrootten
absolute vorsten hun macht en daar kregen de burgers pas na 1789 mr
invloed. In de Republiek lag de macht in handen van een kleiner
wordende groep regentenklasse die zich steeds meer terugtrok uit de
actieve handel (adellijk gedrag). In de loop van de 18 e eeuw
steeds mr kritiek om deze regenten en stadhouder Willem V: de
Patriotten, die invloed eisten op het bestuur, democratisering en
volkssoevereiniteit. Voltaire
- Dia 27
- Veranderingen in de agrarische markt In westen en noorden na
1670 problemen: minder bevolkingsgroei minder vraag dalende prijzen
groei Engelse concurrentie relatief hoge loonkosten belastingen op
onroerend goed steeds hoger aantal epidemien (bv veepest) na 1730
paalworm in de zeedijken stenen palen hoge waterschapslasten
Herstel na 1740: bevolkingsgroei groeiende vraag verder
specialisatie in handelsgewassen besparing loonkosten door
vernieuwingen 1750: verlagingen grondbelasting pachtprijzen waren
tijdens recessie gedaald en bleven laag In het oosten minder
problemen mr autarkisch dus minder last van prijsfluctuaties pacht
deels in natura veel gemengde bedrijven: minder gevoelig voor
recessie In de loop van de 18 e eeuw worden de (kleine) boeren
sterker op de markt gericht (tabak, vlas, hop) en na 1730
aardappelteelt, steeds meer volksvoedsel. Grotere boeren blijven
bij extensieve graanbouw. paalworm en aangevreten balken Van Gogh,
De aardappeleters (1885)
- Dia 28
- Veranderingen in de nijverheid De nijverheid kreeg ook last van
de economische teruggang, als eerste de aan handel en stapelmarkt
verbonden activiteiten (scheepsbouw, zeilmakerijen, touwslagerijen)
maar ook trafieken als zoutziederijen, zijdenijverheid en
textielververijen. Uiteindelijk had alle nijverheid last van Het
hoge loonpeil Niet verder groeiende arbeidsproductiviteit
Concurrentie en protectie van Eng en Fra E.e.a. het meest voelbaar
in Holland, dat het sterkst was verbonden met de internationale
markt. In de 18 e eeuw aanpassingen aan de achteruitgang, bijv.
textiel naar lage-lonen-gebieden West-Brabant en Twente, die
hierdoor opbloeien scheepsbouw in de Zaanstreek stagneert, maar
houdt vol weinig teruggang bij de papiermolens aan de Zaan
steenbakkerijen blijven van belang (ook scheepsballast, ivm minder
lading op de heenreis [zie bv Hof van Justitie in Paramaribo)
suikerraffinage in Adam bleef belangrijk jeneverstokerijen en
Schiedam (+ varkensvoer) Eene zoutziederij (boven) Hof van
Justitie, Paramaribo (onder)
- Dia 29
- Gunstige factoren voor het voorbestaan van de nijverheid:
1.beschikbaarheid van water, turf en windenergie 2.hoge kwaliteit
van de nijverheidsproducten Werkgelegenheid kon zich handhaven,
niet alleen in de nijverheid: Amsterdams stapelmarkt zorgt voor
indirecte werkgelegenheid VOC als werkgever steeds belangrijker: ca
1750 zon 36.000 werknemers (grootste werkgever van de Republiek)
Veranderingen in handel, scheepvaart en visserij In de zilveren
eeuw gaan steeds mr Hollandse kooplieden zich bezighouden met
geldzaken, mede dankzij hun internationale netwerken:
kredietverlening, verzekeringen, commissiehandel, en na 1750
wisselhandel en acceptbedrijf. -kooplieden gaven krediet aan hun
leveranciers (binding) -kooplieden organiseerden de
(zee)verzekeringen voor schepen en lading - Commissiehandel :
kooplieden sluiten handelstransactie af in goederen die ze zelf
niet bezaten: ze waren tussenpersonen/ commissionairs (soort
makelaars) - Wisselhandel : goederen vaak niet contant betaald maar
met een wisselbrief (zie ook dia 12), die vaak verhandeld werden
door handelaars in wisselbrieven. Sommigen specialiseerden zich in
het acceptbedrijf : acceptatie van buitenlandse wisselbrieven met
de garantie aan kopers van die brieven tot uitbetaling.
- Dia 30
- Zo ontstonden beroemde banken uit koopmanshuizen, zoals Hope
& Co / Mees & Hope (Fortis) Amsterdam: kapitaalmarkt Adam
werd het centrum van vraag en aanbod mbt kredieten/ leningen:
1.Beleggers uit de Republiek investeerden in buitenlandse
ondernemingen en verstrekten leningen aan Europese staten:
dividenden en renten werden een belangrijke, zij het onregelmatige
inkomensstroom. Vooral geld naar Engeland (EIC en staatsleningen).
In 1780 ongeveer 350 miljoen gulden Nederlandse beleggingen in het
buitenland, die 16 miljoen winst opleverden (vgl: VOC bracht in die
eeuw jaarlijks 20 miljoen aan goederen naar Nederland die maximaal
n miljoen winst opleverden!) 2.Binnen de Republiek ging de overheid
(S-G, G-S, steden) steeds meer lenen: staatsschuld in 1780 was 350
miljoen. Ook particulieren (VOC, WIC, plantages in Suriname)
leenden veel: dat leverde de kredietverlener mr geld op, maar met
een groter risico (bv 1773 Suriname prijsdaling koffie). De rijke
elite was de grootste speler op de kapitaalmarkt, maar ook wel
adel, kleinere beleggers en instellingen. De internationale
handelsvaart bleef in omvang ongeveer gelijk maar ging relatief
achteruit door concurrentie van Londen en Hamburg, Europees
mercantilisme, oorlogen en de steeds grotere bedragen die de steden
moeten uitgeven om verzanding van havens en rivieren tegen te gaan.
Lastig was dat de trekvaart zo langzaam was.
- Dia 31
- Amsterdam werd als handelscentrum belangrijker door de
commissiehandel en de voorbijlandvaart (goederen worden
rechtstreeks van de buitenlandse leverancier naar de buitenlandse
afnemer vervoerd, waarbij de Republiek wordt voorbijgevaren):
stapelmarktfunctie wordt minder belangrijk!!! VOC groeit, maar
maakt weinig winst De VOC breidde haar vloot sterk uit, voerde
grotere hoeveelheden en mr verschillende koloniale producten in (bv
nieuw: Java-koffie) en vergrootte de inter-Aziatische handel (om
aan ruilproducten voor specerijen te komen) maar maakte geen
grotere winsten (80% rond 1650, rond 1750 slechts 7,5% en na 1780
alleen nog maar verlies). Oorzaken: 1)hogere militaire uitgaven
door vele inlandse oorlogen 2)het stijgen van de bestuurskosten
3)corruptie De WIC bleek weinig rendabel (winstgevend) door: 1)hoge
militaire uitgaven en bestuurskosten 2)producten uit Amerika minder
kostbaar/exclusief 3)concurrentie Engelsen en Fransen In 1674 ging
de WIC failliet, maar meteen werd een tweede WIC opgericht die ook
geen succes had en in 1734 werd het monopolie van de WIC opgeheven.
De WIC zelf werd in 1791 opgeheven en de gebieden en bezittingen
kwamen onder het bestuur van de Staten- Generaal. Nadat het
monopolie van de WIC was opgeheven werden de Zeeuwen het
belangrijkste in de slavenhandel. Het Nederlandse aandeel in de
slavenhandel was ongeveer 5%.
- Dia 32
- De visserij gaat achteruit Haringvisserij loopt terug vanaf
1675 door: haringtrek minder haring in Noordzee wijziging van de
smaak concurrentie Noren en Schotten: Hlds aandeel in haring van
80% naar 20% Walvisvangs t verplaatst zich van Spitsbergen naar
Groenland en Canada: veel verder weg en spek pas in Nederland
gekookt: mindere kwaliteit. Met name na 1750 definitieve teruggang.
Veranderingen buiten Holland en Zeeland Niet overal was er
achteruitgang: in het oosten bloei van de landbouw na 1750 de
Friese handel met het Oostzeegebied groeit Tilburg en Twente:
bloeiende textielnijverheid papierindustrie in de Zaanstreek en de
Veluwe steen- en pannenbakkerijen langs de rivieren DE OVERHEID:
PROBLEMEN EN VERZET De teruggang in de 18 e eeuw was deels ook te
wijten aan binnenlandse factoren als het optreden van de overheid.
Bij de overheid leefde wel het besef dat de handel basis was van de
welvaart, maar vaak voerden stedelijke of gewestelijke belangen de
boventoon. haring het werk in een papiermolen
- Dia 33
- Gewesten hinderden elkaar door: onderlinge tolbarrires te
weinig samenwerking wb infrastructuur toename indirecte belastingen
Het particularisme was te sterk! Ondanks alles was en bleef het
gewest Holland en mn Amsterdam het welvarendste deel van de
Republiek en leverde de grootste bijdrage aan de schatkist. De
Spaanse Successieoorlog (1701-1713) (Rep/Eng/Oost tegen Fra van
Lodewijk XIV) vooral in de Zuidelijke Nederlanden uitgevochten en
een enorme belasting voor de SG, waarvoor mn Hld opdraaide. Het
duurde tientallen jaren eer Hld er financieel een beetje bovenop
was. DE PACHTERSOPROEREN, 1747-1748 De Republiek kende directe en
indirecte belastingen. De indirecte werden gend door
belastingpachters, die het recht die te innen pachtten van de
overheid, bij opbod! Hierdoor werd de pachtsom hoog, die de
pachters terug moesten zien te halen bij de burgers. Accijnzen
steeds hoger en op mr producten, rijke burgers werden steeds
zwaarder belast (aanslagen op bezit, erfenis, huispersoneel) en
boeren zwaar belast, ondanks de economische teruggang. De pachters
kregen de schuld van de zwaardere lasten: Pachtersoproeren, gericht
tegen de pachters in Friesland, Haarlem, leiden en Amsterdam,
waarbij de huizen van belastingpachters werden geplunderd!
- Dia 34
- Doelisten waren middengroepen die zich verzetten tegen de
regenten. Kwamen bijeen in de Kloveniersdoelen (verenigingsgebouw
Adams schuttersgilde). ELF ARTIKELEN: tegen zelfverrijking
regenten, tegen belastingpacht, tegen vestiging immigranten,
bescherming stedelijke nijverheid. 1747 steun bij Willem IV (sinds
1747 stadhouder na het Tweede Stadhouderloze Tijdperk, 1711-1747).
Willem echter deed niet veel meer dan wat regenten vervangen en de
belastingpacht afschaffen: nu gend door ambtenaren, gaarders. Er
veranderde verder weinig en de steden beschermden hun ondernemers
maar geen samenwerking! BUITENLANDSE POLTIEK: ANTI-FRANS,
ANTI-ENGELS of NEUTRAAL? De drie Coalitieoorlogen Na Rampjaar 1672,
waarbij Lodewijk XIV een groot deel van de Republiek veroverde,
bleef Fra proberen de Spaanse Nederlanden te veroveren. Stadhouder
Willem III wilde dat voorkomen en voerde drie coalitieoorlogen
tegen Frankrijk. Tegen W IIIs zin werd in 1678 de 1 e oorlog
afgesloten met de Vrede van Nijmegen, waarbij Lodewijk XIV kleine
gebieds- winst had. De regenten wilden liever gn oorlog met
Frankrijk, want dat was slecht voor de handel (denk aan de
Duinkerker kapers, 1662). 1685: groeiende anti-Franse stemming
door: intrekking van het Edict van Nantes, waardoor de hugenoten
weer werden vervolgd en vluchtte naar onder meer de Republiek
nieuwe importheffingen die de Hldse handel belemmerden.
- Dia 35
- Hldse kooplieden ook zeer teleurgesteld dat de Engelse
Navigation Act bleef bestaan, ook toen Willem III koning van
Engeland werd (1689). Nu kon W III Engeland ook inschakelen in zijn
strijd tegen de Fransen. De Tweede Coalitieoorlog/Negenjarige
Oorlog eindigde in 1697 met de Vrede van Rijswijk waarna Fra zich
uit de zuidelijke Nederlanden terugtrok. De Derde Coalitie- oorlog
of Spaanse Successieoorlog (1701-1713) eindigde met de Vrede van
Utrecht waarbij de zuidelijke Nederlanden onder Oostenrijks bewind
kwamen: Lodewijk XIV had zijn doel niet bereikt! Maar de Republiek
was erg verzwakt Dat had de in 1702 overleden W III niet meer
meegemaakt! Regenten willen neutrale koers Na de Successieoorlog
was de Republiek geen grote mogendheid meer, gepasseerd door Fra en
Eng, die steeds belangrijker werden schade aan handel en
werkgelegenheid door mercantilisme grote financile schade door de
oorlogen hoge loonpeil en beperkte groei productiviteit De
Staten-Generaal probeerden een neutrale koers te varen, wat zeker
na 1750 goed was voor de handel. De nijverheid had sterk te lijden
van het protectionisme J.B. Colbert, de architect van het
mercantilisme
- Dia 36
- Engeland of Frankrijk Leger of vloot??? Officile neutraliteit
maar in de 18 e eeuw fikse discussies over de buitenlandse politiek
welke houding is het beste voor de handel PAMFLETTENOORLOG
Zeegewesten : oorlogsvloot ter bescherming van scheepvaart en
handel. Anti-Engels! Landgewesten : landleger tegen Fra, Oostenrijk
en Pruisen. Anti-Frans en pro-Engels! Door particularisme en trage
besluitvorming niet echt besluit, waardoor zowel leger als vloot
werden verwaarloosd, wat tijdens neutraliteit niet zo opvalt, maar
na 1750 blijkt de zwakte 4 e Engelse oorlog (1780-84): Engelse
vloot legt de zeehandel van de Republiek volledig stil. Gevolg van
Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog Fra koos Amerikaanse zijde
tegen Engeland, Republiek was neutraal, maar Hldse schepen
handelden met Amerikanen, ondanks Engels verbod: oorlog!!!
Patriotten fel anti-Engels, tegen de pro-Engelse stadhouder Willem
V en ze waren fan van de opstandige Amerikanen.
- Dia 37
- Veranderingen onder de regenten families die hun fortuin hadden
gemaakt in de Gouden Eeuw bleven vooral als financiers betrokken
bij handel en nijverheid. ze belegden hun geld in aandelen VOC,
obligaties aan steden, gewesten en SG financierden buitenlandse
ondernemingen en staten als Engeland, Denemarken, Spanje,
Oostenrijk Regenten: een gesloten elite de regentenkliek Contracten
van correspondentie, verdeling van de ambten Hechte, gesloten
oligarchie (regering door weinigen) Aristocratisering, mt
kasteel/landhuis en grondbezit, bv aan de Vecht Problemen voor
andere bevolkingsgroepen adel in de landgewesten verarmde maar
behielden hun hoge status. Landbouwcrisis 1650-1750 door afname
bevolkingsgroei zorgde voor grootgrond-bezitters voor grote
financile problemen (lagere pacht) en uiteindelijk halvering van
het gemiddeld adellijk inkomen. Alleen de rijkste adel had ook
beleggingen en hielden hun vermogen op peil. Een regentengezin
Landhuis aan de Vecht (tekening: Isings)
- Dia 38
- Kleine burgerij had te lijden van de recessie in de nijverheid
en de accijnsdruk (zie Pachtersoproer) Volksklasse had het vaak
moeilijk door de teruggang in de nijverheid: geen werk = geen
inkomsten, leidend tot verpaupering (pauper=arm). Paupers werden
gezien als maatschappelijke bedreiging: stadpoorten dicht voor
zwervers. Wel stedelijke zorg voor de eigen armen. De patriotten
waren bang dat door steun aan de armen de wil om te werken
verdween: onderwijs en werkinstellingen zijn betere aanpak van het
armoedeprobleem. Positie vrouwen verslechtert : veranderende
opvattingen over de rol van vrouw als (huis)moeder. Mr jongens dan
meisjes profiteerden van de uitbreiding van het onderwijs (een
relatieve verslechtering dus). Vrouwen minder prominent in de
economie door veranderend beeld en het verdwijnen van veel kleine
bedrijven waarin man en vrouw samenwerkten: bij grotere bedrijven
was meer scheiding van wonen en werken. Lonen van vrouwen werden
ook minder goed. Op andere gebieden bleef de positie hetzelfde : -
vrouwen konden nog steeds publieke functies bekleden, bv als
regentes van een weeshuis, - vrouwen uit midden- en volksklasse
bleven vaak werken voor het gezinsinkomen (noodzaak) -
alleenstaande vrouwen en meisje konden soms geld verdienen in
werkinstellingen, opgericht door overheden, kerken en
particulieren. Vanuit Adam veel mannen naar de kolonin, de vrouwen
bleven: vrouwenoverschot, dus veel ongehuwde vrouwen
- Dia 39
- Sociale groepen: zelfbescherming Alle sociale groepen
probeerden de schade voor zichzelf te beperken middenklasse:
Doelistenbeweging gilden probeerden de rijen gesloten te houden en
werden moeilijker toegankelijk ondernemers verhuizen naar
lage-lonen-gebieden Gevolgen van de veranderingen op economisch
gebied De immigratie naar de zeegewesten nam af door de economische
teruggang. Nog wel vanuit de landgewesten migratie naar het westen.
Door de economische recessie steeg de huwelijksleeftijd, waardoor
het kindertal daalde. Door punt 1 en 2 kwam de bevolkingsgroei
vrijwel tot stilstand. In het oosten na 1750 nog wat groei, maar in
de Hollandse steden daalde de bevolking: de-urbanisatie. In de
pamfletten na 1750 zie je het beeld van stagnatie : leegloop van de
steden, dalend bedrijvigheid, groeiend aantal renteniers en
bedeelden, die geen economische bijdrage leveren aan de
maatschappij. Steden lopen terug, evenals de nijverheid HAVO: maken
Toepassen blz 72 e.v. 1 t/m 7 blz 88 e.v. 1 t/m 6 VWO: maken
Toepassen blz 78 e.v. 1 t/m 7 blz 96 e.v. 1 t/m 8
- Dia 40
- Afsluiting 1780-1806 van relatieve naar absolute achteruitgang
In de 18 e eeuw klaagden de patriotten dat de regenten, vooral
actief in de geldhandel ingeslapen, vastgeroest en decadent waren.
De dienstensector bleef echter absoluut gezien gelijk en was een
(bescheiden) groei in geldhandel en landbouw. Wel was er sprake van
relatieve achteruitgang : de internationale concurrentiepositie
werd zwakker en het Nederlands marktaandeel kleiner. Pas na 1780
was er sprake van een absolute achteruitgang. Oorzaken van de
relatieve achteruitgang: mercantilisme van Engeland en Frankrijk
groei Engelse en Franse economie Engeland en Frankrijk werden
sterke centraal geleide staten met n duidelijke economische
politiek, terwijl in de Republiek het particularisme hoogtij bleef
vieren en problemen niet gezamenlijk werden aangepakt! de regenten
wilden geen risicos meer lopen, maar kozen voor zekerheid
(obligaties). Gevolgen van de relatieve achteruitgang:
winstgevendheid van handel en nijverheid nam af Adam verloor de
stapelmarktfunctie stop groei bevolking en de-urbanisatie
(ontstedelijking)
- Dia 41
- Het historisch debat over de economische dynamiek in de 17 e en
18 e eeuw De visie van de patriotten De patriotten vonden dat de
verslapte, zich uit de actieve handel terugtrekkende regenten
verantwoordelijk waren voor de stagnatie van de 18 e eeuw, na een
eeuw van activiteit en dynamiek in de 17 e eeuw. Visies in de 19 e
eeuw Protestant-nationalistische visie: de Opstand olv Willem van
Oranje was een religieuze strijd en de strijders brachten welvaart,
mede door de gunstige ligging van de Republiek en de gevolgen van
de scheiding van de Nederlanden en de val van Antwerpen. Liberale
visie: de Opstand was niet alleen religieus, maar ook een strijd
voor de vrijheden van steden en gewesten, waardoor de regenten en
stadhouders een belangrijke rol kregen. Vaak sloot men zich aan bij
de patriotse visie dat de regenten zich uit de handel terugtrokken
en zo het initiatief aan de Engelsen overlieten. Visies in de 20 e
eeuw D e Annales School (empirisch-kwantitatief onderzoek): bloei
vooral het gevolg van de gestage bevolkingsgroei van 1520-1650.
Nuancering van het beeld na WO II : het risicomijdend gedrag zag je
ook al bij de kooplieden in de 17 e eeuw beleggingen buiten de
Republiek waren verstandig en rationeel, omdat de Republiek niet
bij machte was het staatsbestel en financin te herordenen niet alle
sectoren kenden teruggang: naast de geldhandel droegen ook
koopvaardij en nijverheid bij aan de economie opkomst van andere
landen verzwakte de positie van de Republiek meer aandacht voor
structurele ontwikkelingen (demografie, urbanisatiegraad enz) en de
rol van de staat (particularisme e.d.)