FUNCTIONEREN EN TOEKOMSTPERSPECTIEF VAN DE … · De stadsdeelcentra zijn echter in de verdrukking...

Post on 28-Jun-2020

0 views 0 download

Transcript of FUNCTIONEREN EN TOEKOMSTPERSPECTIEF VAN DE … · De stadsdeelcentra zijn echter in de verdrukking...

FUNCTIONEREN EN TOEKOMSTPERSPECTIEF VAN DE STADSDEELCENTRA IN NEDERLAND MEI 2016

FUNCTIONEREN EN TOEKOMSTPERSPECTIEF VAN DE STADSDEELCENTRA IN NEDERLAND MEI 2016

Datum:

19 mei 2016

Een product van:

Bureau Stedelijke Planning bv

Silodam 1E

1013 AL Amsterdam

020 - 625 42 67

www.stedplan.nl

amsterdam@stedplan.nl

Team Detailhandel en Leisure

Dr. Aart Jan van Duren

Drs. Toine Hooft

Dr. Pieter van der Heijde

Voor meer informatie: Dr. Aart Jan van Duren, ajvd@stedplan.nl

In opdracht van:

Syntrus Achmea Real Estate & Finance

Syntrus Achmea Real Estate & Finance

De in dit document verstrekte informatie mag uitsluitend worden gebruikt in het kader van de

opdracht waarvoor deze is opgesteld. Elk ander gebruik behoeft de voorafgaande schriftelijke

toestemming van Bureau Stedelijke Planning BV©.

INHOUDSOPGAVE 5

INHOUDSOPGAVE

INHOUDSOPGAVE ....................................................................................................5

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT ...................................................................8

1 ONTSTAAN, HUIDIGE SITUATIE EN PERSPECTIEF ................................................ 10

1.1 HET ONTSTAAN: HET STADSDEELCENTRUM ALS KOOPMACHINE

1.2 HUIDIGE SITUATIE: NOODZAAK HERPOSITIONERING

1.3 PERSPECTIEF: OPSCHALEN, CONSOLIDEREN OF TRANSFORMEREN

2 ANALYSE 26 STADSDEELCENTRA ...................................................................... 21

2.1 DEFINITIE

2.2 DE ONTWIKKELING VAN DE VRAAG

2.3 DE ONTWIKKELING VAN TRADITIONELE STADSDEELCENTRA

2.4 DE ONTWIKKELING VAN NIEUWE STADSDEELCENTRA

2.5 DE POSITIE VAN HET STADSDEELCENTRUM IN HET VERZORGINGSGEBIED

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA ............................................................. 37

ALKMAAR - DE MARE

ALMERE - BUITENMERE

AMERSFOORT – EMICLAER

AMSTERDAM – AMSTERDAM BOVEN ‘T IJ

AMSTERDAM - OSDORPPLEIN

AMSTERDAM – AMSTERDAMSE POORT

AMSTERDAM - GELDERLANDPLEIN

ARNHEM - KRONENBURG

ARNHEM - PRESIKHAAF

BREDA – HOGE VUCHT

EINDHOVEN - WOENSEL

6 INHOUDSOPGAVE

GOUDA - BLOEMENDAAL

GRONINGEN - PADDEPOEL

HAARLEM - SCHALKWIJK

LEIDSCHENDAM - LEIDSENHAGE

NIJMEGEN - DUKENBURG

RIJSWIJK – IN DE BOGAARD

ROTTERDAM - KEIZERSWAARD

ROTTERDAM - ALEXANDRIUM

ROTTERDAM - ZUIDPLEIN

’S-GRAVENHAGE - LEIJWEG

’S-HERTOGENBOSCH – HELFTHEUVEL

TILBURG - WESTERMARKT

UTRECHT - KANALENEILAND

UTRECHT - OVERVECHT

ZWOLLE - ZUID

INHOUDSOPGAVE 7

8 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

STADSDEEL- EN WIJKCENTRA ONDERBELICHT

De stadsdeel- en wijkcentra vormen samen met de binnensteden de ruggengraat

van de Nederlandse verzorgingsstructuur en fungeren als brandpunt van

suburbaan winkelen, wonen en werken. Door demografische veranderingen,

schaalvergroting, veranderingen van het koopgedrag en de opkomst van e-

commerce verandert het toekomstperspectief van deze planmatig tot ontwikkeling

gebrachte centra. Toch is er in het debat over winkels relatief weinig aandacht

voor de stadsdeel- en wijkcentra en staan vooral de binnensteden en

woonboulevards centraal. Voor Bureau Stedelijke Planning en Syntrus Achmea

Real Estate & Finance was dit aanleiding om de staat van de stadsdeel- en

wijkcentra onder de loep te nemen en te analyseren hoe deze ook in de toekomst

optimaal kunnen blijven functioneren. Daartoe is gezamenlijk een seminar (19

mei 2016) georganiseerd en is deze publicatie tot stand gekomen. Hierin staat de

beantwoording van de volgende hoofdvraag centraal: Wat zijn de effecten van

generieke ontwikkelingen (demografie, technologie, economie) op het

functioneren van de stadsdeelcentra en grote wijkcentra en hoe kunnen/moeten

deze hun (winkel)aanbod aanpassen aan de veranderende tijden?

STADSDEELCENTRA IN DE VERDRUKKING

Nederland kent 26 stadsdeelcentra. Deze zijn ontstaan tussen eind jaren zestig

en zeventig als onderdeel van de naoorlogse verstedelijkingsopgave. Ze

vervulden een verzorgende functie voor de inwoners in het betreffende

stadsdeel of de groeikern. De centra hebben decennialang als koopmachine

gefungeerd. Ze voorzagen in een behoefte om functioneel te kunnen shoppen

buiten de stadscentra, ook voor inwoners van buiten het stadsdeel.

De stadsdeelcentra zijn echter in de verdrukking geraakt. In veel gevallen is

sprake van een verouderd product. De relatieve positie (in omvang en

bezoekersstromen) is tussen 2004 en 2016 verslechterd. Dit geldt zowel voor de

dagelijkse als niet-dagelijkse sector en dat is opmerkelijk omdat het aanbod in

de stadsdeelcentra in de afgelopen periode is toegenomen. De stadsdeelcentra

zijn in functionaliteit voorbij gestreefd door e-commerce en de onderliggende

wijkcentra. Qua beleving leggen ze het bovendien af tegen de grote (historische)

binnensteden. Tel daarbij de demografische en technologische verschuivingen

en de sterk veranderende consumentenvoorkeuren op en de conclusie is

duidelijk. Zo’n 50 jaar na de introductie van de stadsdeelcentra in Nederland

moeten ze hun bestaansrecht opnieuw bewijzen.

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 9

OPZET PUBLICATIE

De indeling van het rapport is als volgt:

• In het eerste hoofdstuk staat het ontstaan, het huidige functioneren en het

toekomstperspectief van de stadsdeelcentra centraal. Dit hoofdstuk geeft

een antwoord op de centrale onderzoeksvraag.

• In het tweede hoofdstuk zijn de huidige stadsdeelcentra meer in detail

geanalyseerd. Aan bod komen: het belang van stadsdeelcentra in de

Nederlandse winkelstructuur, en de ontwikkelingen in vraag en aanbod.

In de digitale versie van het rapport zijn in de bijlage bovendien de factsheets van

de 26 centra opgenomen.

TOT SLOT

Door generieke en specifieke ontwikkelingen zijn stadsdeelcentra tussen

tafellaken en servet geraakt. De situatie is urgent en vergelijkbaar met de

uitdagingen waar de centra van de middelgrote steden voor staan. De

stadsdeelcentra dienen zichzelf opnieuw uit te vinden.

We hopen met deze publicatie een constructieve bijdrage te leveren aan het debat

over de toekomst van de stadsdeel- en grote wijkcentra.

Veel leesplezier!

10 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

1 ONTSTAAN, HUIDIGE SITUATIE EN PERSPECTIEF

De stadsdeelcentra vormen samen met de wijkcentra en de binnensteden de

ruggengraat van de Nederlandse verzorgingsstructuur. De meeste van de

stadsdeelcentra zijn tussen eind jaren zestig en begin jaren tachtig gebouwd. Ze

naderen inmiddels de respectabele leeftijd van 50 jaar.

De centra waren bij oplevering het toonbeeld van moderniteit, functionaliteit en

keuzemogelijkheden. Ze vormden een volwaardig alternatief voor de

binnensteden. De positie van de stadsdeelcentra is in de loop van de 50 jaar

drastisch veranderd. De grote binnensteden zijn sterk vernieuwd en ontwikkelen

zich steeds meer tot beleveniscentra. Nieuwe(re), functioneel ingerichte

boodschappencentra rondom de stadsdeelcentra zetten bovendien de

boodschappenfunctie onder druk. Als gevolg van deze ontwikkelingen dienen de

stadsdeelcentra hun positie in het krachtenveld van het regionale winkellandschap

opnieuw te bepalen.

Daarnaast hebben de stadsdeelcentra, net als andere winkelcentra te maken met

een aantal structurele veranderingen, namelijk:

• Demografische veranderingen, die overigens scherp verschillen per landsdeel:

van vergrijzing, ontgroening en bevolkingskrimp in de perifere delen van het

land tot groei, (relatieve) verjonging en kleinere huishoudens in de grootste

steden van de Randstad.

• De nog immer groeiende populariteit van e-commerce. Waar de gevestigde

detailhandel na een relatief lange periode (2008-2014) van fors afnemende

bestedingen blij is met een zeer bescheiden groeipercentage realiseren de

online-aanbieders nog steeds “double digits” aan omzetgroei.

• Het sterk onder druk staan van het middensegment, en daarmee van de filiaal-

en ketenbedrijven, vooral in de groep Mode & Luxe. Deze bedrijven moeten op

zoek naar een nieuw bestaansrecht. Ze worden enerzijds voorbij gestreefd door

prijsgerichte spelers als Action, Primark en luxe ketens als Bijenkorf en luxe

brandstores als Filippa K of Vanilia. Anderzijds ook door de pure webplayers als

Wehkamp, Zalando, Bol.com en straks mogelijk Amazon en het Chinese

Alibaba.

De stadsdeelcentra staan derhalve voor een dubbele uitdaging. Enerzijds zullen ze

hun rol in het Nederlandse winkellandschap moeten herzien. Anderzijds vraagt

het ook dat ze inspelen op de meer generieke demografische en technologische

verschuivingen als ook het veranderende consumentengedrag.

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 11

In dit hoofdstuk is het verleden, het heden en het toekomstperspectief van de

stadsdeelcentra geschetst. Daarbij is geput uit de uitkomsten van de analyse van

stadsdeelcentra (zie hiervoor hoofdstuk 2).

1.1 HET ONTSTAAN: HET STADSDEELCENTRUM ALS KOOPMACHINE

STADSDEELCENTRUM ALS ANTWOORD OP VERSTEDELIJKINGSOPGAVE

Onze wereld en ons land verstedelijkt in rap tempo. In Nederland wonen er sinds

2002 meer bewoners in de stad dan op het platteland. In de westelijke provincies

woont inmiddels al meer dan twee derde van de bevolking in de stad. Daarmee

loopt Nederland in de pas met een ontwikkeling die zich wereldwijd voordoet.

De verstedelijking heeft in Nederland vooral na de Tweede Wereldoorlog zijn

beslag gekregen:

• Aanvankelijk vond de massale wederopbouw aan de rand van de (grote)

steden plaats.

• Vervolgens (vanaf midden jaren zestig) op enige afstand van de grote steden

in de vorm van gebundelde deconcentratie (de groeikernen)

• Vanaf midden jaren tachtig door het beleid van de compacte stad en de

VINEX-operatie.

Het Nederlandse winkellandschap is daarin meegegroeid. De planning van

winkelcentra volgde de ruimtelijke ontwikkeling van nieuwe woonwijken. De

winkelstructuur was met andere woorden bevolkingsvolgend en functioneel-

hiërarchisch opgebouwd. De (historische) binnenstad staat aan de top van de

stedelijke winkelhiërarchie. Deze werden in eerste instantie, in lijn met de

zogenaamde ‘Wijkgedachte’, ondersteund door planmatig ontwikkelde wijkcentra.

Vanaf het einde van de jaren zestig kwam daar voor de grootste steden een select

aantal stadsdeelcentra bij. Voor een stad als Amsterdam kwam dat neer op een

viertal stadsdeelcentra, zo ongeveer in elke windstreek één. In Den Haag verrezen

deze stadsdeelcentra ook in de agglomeratiegemeenten Rijswijk en Leidschendam,

en vervulden zij naast een stadsdeelverzorgende functie voor Den Haag tevens de

rol van hoofdwinkelcentrum voor deze snel groeiende plaatsen. Geheel in de

traditie van toen kenden de stadsdeelcentra strak afgebakende

verzorgingsgebieden. Maar ook kenden ze een belangrijke functie voor de

aangrenzende regio. Zo had Amsterdam-Boven ’t IJ een functie tot diep in

Waterland (Purmerend) en de Zaanstreek en had Rotterdam-Zuidplein een

belangrijke functie voor de Zuid-Hollandse eilanden.

De realisering van de stadsdeelcentra werd even later gevolgd door een daaraan

verwante ontwikkeling, zij het op enige afstand van de kernsteden. Het betrof de

ontwikkeling van de centra in de groeikernen, die vanaf het einde van de jaren

12 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

zestig de opgave kregen om gebundeld de suburbanisatie op te vangen. Deels

waren dit historische steden die een forse groeiopgave meekregen (Purmerend,

Hoorn), deels waren het niet meer dan dorpen die transformeerden tot steden

(Spijkenisse, Zoetermeer). De (her)ontwikkeling van de centra van deze steden, tot

een maat die passend was bij de nieuwe bevolkingsomvang volgde later in de tijd

(vanaf midden jaren zeventig tot midden jaren tachtig) en vond veelal gefaseerd

plaats.

STADSDEELCENTRUM AANLOKKELIJK ALTERATIEF VOOR DE BINNENSTAD

De stadsdeelcentra vervulden de functie van grote ondersteunende centra van het

begin af aan met verve. Ze boden onderdak aan een vestiging van de

ketenbedrijven, waaronder de grote warenhuizen van toen (V&D en Hema) en aan

de grote modeketens. Tegelijkertijd had het stadsdeelcentrum een troef die de

historische binnenstad niet kon bieden: ze waren prima met de auto bereikbaar,

het parkeren was er gratis en ze waren ultiem functioneel in vorm en opzet: “what

you saw was what you got.” Hoe anders was dat in de toen sterk verloederde

binnensteden. Om die functionaliteit werden de stadsdeelcentra naar Amerikaans

voorbeeld zeer gewaardeerd. Het waren eigentijdse koopmachines, die qua

omvang en diversiteit van het aanbod de binnensteden wellicht niet naar de kroon

konden steken, maar die daar wel iets tegenover konden stellen dat in Nederland

zijn gelijke niet kende: ruim van opzet en volledig op de auto toegerust. Iets

waaraan in die tijd een enorme behoefte bestond voor de Nederlander die meer en

meer profiteerde van de welvaartsgroei en de consumptie die dit uitlokte.

FIGUUR 1 AMSTERDAM-BUIKSLOTERMEERPLEIN, PLM. 1972, KORT NA OPLEVERING Bron: Beeldbank, gemeente Amsterdam

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 13

1.2 HUIDIGE SITUATIE: NOODZAAK HERPOSITIONERING

Momenteel zijn er 26 stadsdeelcentra, met gemiddeld 130 verkooppunten

(waarvan 95 winkels) en 25.000 m² winkelvloeroppervlakte (wvo). De toename van

stadsdeelcentra is gestokt. Wel zal binnenkort nog het stadsdeelcentrum Utrecht-

Leidsche Rijn Centrum opgeleverd worden.

Consumenten binden zich al geruime tijd steeds minder aan het meest nabij

gelegen winkelcentrum, het centrum dat volgens het functioneel-hiërarchische

planningsprincipe voor hen is ‘ontworpen’. Daarnaast is sprake van alternatieve

vormen van tijd- en geldbesteding (vakanties, cultuur, vrije tijd), en zijn

consumenten kritischer, drukbezet, beter geïnformeerd en mobieler. Ook neemt

de concurrentie tussen winkelgebieden toe. Retailers en eigenaren zullen zich

continu op alle terreinen moet (blijven) inspannen om de gunst van de consument.

Winkelketens zien die veranderingen ook en kiezen nadrukkelijker voor het

winkelgebied dat hun doelgroep het beste bedient.

Internet als derde retailrevolutie (na het warenhuis en de supermarkt) brengt dit

proces de laatste jaren in een stroomversnelling. Door de opkomst van (mobiel)

internet is het winkelgedrag en het ruimtelijke patroon van winkels ingrijpend

aan het veranderen. Niet alleen vergroot internet de geografische en mentale

horizon van consumenten, het is tevens een logische manier om je voorafgaand

aan je aankoop te oriënteren en – niet in het minst – tevens een alternatief

aankoopkanaal. Het monopolie van winkels op de aankoop van

consumptiegoederen door consumenten is definitief verleden tijd, zo ook het

ruimtelijke monopolie dat winkelcentra hadden in de traditionele Nederlandse

planningsgedachte.

Naast deze meer generieke ontwikkelingen wordt de positie van de

stadsdeelcentra beïnvloed door de volgende factoren:

• De revival van de binnensteden. De grootste binnensteden floreren als nooit

tevoren. Het zijn centra van beleving geworden, waarvoor men bereid is

van ver te komen. Het zijn ook de centra waar de grote (internationale)

retailketens hun oog op richten, en die dus ook als winkelbestemming een

onderscheidende functie blijven vervullen.

• Wijkcentra als alternatief voor de dagelijkse boodschappen. De wijkcentra die

in een krans om het stadsdeelcentrum heen liggen, hebben (zo blijkt uit

onze analyse in hoofdstuk 2) ook een specifieke functie voor zichzelf

opgeëist. Het zijn functioneel opgezette centra die, geholpen door de

kracht van de supermarkten, de consumenten aan zich weten te binden

voor de dagelijkse boodschappen. In veel gevallen zijn deze centra in de

afgelopen decennia gemoderniseerd en uitgebreid, met grotere

supermarkten, meer niet-dagelijks aanbod en meer parkeergelegenheid.

Voor het doen van efficiënt boodschappen steken ze de stadsdeelcentra

momenteel naar de kroon.

14 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

• Bovenlokale functie onder druk. De bovenlokale functie van de

stadsdeelcentra is onder druk komen te staan. De relatieve positie (in

omvang, koopkrachtbinding en -toevloeiing) is tussen 2004 en 2016

verslechterd. Dit geldt zowel voor de dagelijks als niet-dagelijkse sector. Dit

is des te opmerkelijker daar de onderzochte stadsdeelcentra in deze

periode alle in meer of mindere mate het aanbod zagen groeien.

• Direct potentieel verschraalt. De bevolking in de verzorgingsgebieden van

vooral de grote stadsdeelcentra is de afgelopen decennia van samenstelling

veranderd. Het proces van verarming en verkleuring is hier overigens

dominanter dan het proces van vergrijzing en ontgroening. Dit heeft grote

gevolgen voor de bestedingskracht en voor het winkelgedrag, nog los van

het effect van de generieke ontwikkelingen.

• Verouderd product. De meeste stadsdeelcentra bereiken de komende tien

jaar de respectabele leeftijd van 50 jaar. Eens het toonbeeld van

vernieuwing en modernisme, kan een aantal van deze winkelgebieden een

facelift meer dan goed gebruiken. Bovendien is ook de functionaliteit van de

stadsdeelcentra onder druk komen te staan. Met name door de invoering van

betaald parkeren, de realisering van (niet altijd even klantvriendelijke)

parkeergarages, en door herontwikkelingen en uitbreidingen die niet altijd

bijdroegen aan de kracht van het geheel.

Door deze ontwikkelingen zijn stadsdeelcentra tussen tafellaken en servet geraakt.

De situatie is urgent en vergelijkbaar met de uitdagingen waar de centra van de

middelgrote steden voor staan. De stadsdeelcentra dienen zichzelf opnieuw uit te

vinden. Hierbij dient het onderscheidend vermogen en de ‘raison d’être’ centraal

te staan.

1.3 PERSPECTIEF: OPSCHALEN, CONSOLIDEREN OF TRANSFORMEREN

Naar onze verwachting zal zich in de grootstedelijke regio’s een nieuwe structuur

van winkelgebieden ontwikkelen. De grote binnensteden zullen hierbij nog meer

dan nu een exclusieve plaats innemen. Zij zullen zich door ontwikkelen tot

attractieve ontmoetingsplekken, waarin naast retail ook veel ruimte is voor

cultuur, leisure en evenementen. De bezoeker van deze centra maakt een bewuste

keuze voor een recreatief bezoek. Deze centra zijn te beschouwen als dagje uit,

waarbij niet zozeer het winkelmotief exclusief leidend is, maar de combinatie met

andere functies, ingebed in een aantrekkelijke, historische en/of grootstedelijke

setting. Het zijn centra van beleving, waarvoor men bereid is van ver te komen.

Het zijn ook de centra waar de grote (internationale) retailketens hun oog op

richten, en die dus ook als winkelbestemming een onderscheidende functie blijven

vervullen.

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 15

In het grote aanbod aan planmatig ontwikkelde winkelgebieden rondom de grote

binnensteden in de metropoolregio zal meer differentiatie ontstaan. Hierbij zullen

de wijkcentra zich vooral richten op de behoefte aan dagelijkse boodschappen en

andere frequent benodigde artikelen. De toekomstige structuur van dagelijkse

verzorging voorziet in minder, maar wel grotere centra, waarbij de meeste

buurtcentra en enkele van de kleine wijkcentra hun bestaansrecht verliezen. Voor

de stadsdeelcentra is het beeld diffuser. Zij staan in de nieuwe winkelstructuur op

een kruispunt. De opties zijn:

• opschalen naar topregionaal centrum;

• consolideren, is revitaliseren; of

• (gedeeltelijk) transformeren.

OPTIE 1: OPSCHALEN NAAR TOPREGIONAAL CENTRUM

In de Randstad zal zich een nieuwe toplaag ontwikkelen van een beperkt aantal

onderscheidende centra met een bovenregionaal bereik. Deze zogenaamde

topregionale centra vullen het gat tussen de grote binnensteden en de

ondersteunende centra. Niet alleen qua aanbod, maar ook in termen van

bezoekmotief en bezoekduur. Deze topregionale winkelcentra appelleren aan

eigentijdse behoeften van consumenten en toonaangevende retailers naar omni-

channel retailing, vernieuwing en keuzemogelijkheden in een prettige en veilige

omgeving. Een omgeving waar ook efficiënt gewinkeld kan worden en een

uitstekende bereikbaarheid en parkeergelegenheid een voorwaarde is. Het bezoek

aan een dergelijk centrum is dan geen dagje of weekendje uit zoals naar de

binnensteden, maar een middagje of avondje uit.

Een select aantal stadsdeelcentra in de Randstad komen hiervoor in beeld. Deze

centra dienen te voldoen aan:

• een centrale ligging in de metropoolregio, met een ultieme en multimodale

bereikbaarheid, de auto voorop;

• een van oudsher groot verzorgingsbereik en draagvlak;

• een dynamisch marktgebied, concentratie en groei van (internationale)

inwoners, toerisme en werkgelegenheid;

• aansluiting bij de wensen van de (internationale) retailers en potenties die

in de winkelgebied zelf besloten liggen (mede op grond van huidige

omvang, functie, bereikbaarheid en fysieke uitbreidingsmogelijkheden);

• en investeringsbereidheid van alle partijen, de eigenaren voorop.

Een goed voorbeeld is de nu ingezette ontwikkeling in Leidsenhage in de

Metropoolregio Rotterdam-Den Haag.

16 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

Leidsenhage vernieuwt

Sinds de opening in 1971 heeft Leidsenhage een toonaangevende

positie in de regio. De laatste jaren staat deze positie echter onder druk.

De recessie, veranderende voorkeuren van consumenten en retailers,

versterking van het winkelaanbod elders in de regio en het uitblijven

van een structurele herontwikkeling hebben de positie van

Leidsenhage verslechterd. Met een uniek en internationaal

onderscheidend concept willen eigenaren, ondernemers en de

gemeente het winkelcentrum terugbrengen naar de regionale functie

van weleer. Met de vernieuwing van Leidsenhage ontstaat een voor

Nederlandse begrippen uniek winkelcentrum. Het beoogde programma

omvat een mix van toonaangevende retailers, horeca, vermaak

(bioscoop) en parkeren. Het gaat om de toevoeging van 25.000 m² bvo

(20.000 m² wvo) detailhandel, 3.500 m² bvo horeca en 7.500 m² bvo

leisure. Tegelijkertijd wordt 30.000 m² bvo aan kansloze kantoorruimte

aan de markt onttrokken.

BRON: HTTP://LEIDSENHAGEVERNIEUWT.NL/

OPTIE 2: CONSOLIDEREN, IS REVITALISEREN

Veel stadsdeelcentra ontlenen hun kracht aan het feit dat ze op de beste, centraal

gelegen en goede bereikbare plekken in de stad liggen, en dat ze van oudsher grote

verzorgingsgebieden bedienen. Vanuit deze kracht is voor diverse stadsdeelcentra

consolidatie een optie. Het is daarbij niet reëel om de positie van weleer te

heroveren. Daarvoor is veelal het product te verouderd en de concurrentiepositie

te verzwakt. Het is de uitdaging een nieuwe, bestendige positie te verkrijgen in het

regionale krachtenveld. Dit vraagt om een vereende krachtsinspanning van alle

partijen (eigenaar, ondernemers en gemeente) op alle fronten (functie/branchemix,

communicatie & marketing en het fysiek domein). Bureau Stedelijke Planning

hanteert daarbij het onderstaande model.

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 17

In ruimtelijk-functioneel opzicht vraagt het nieuwe stadsdeelcentrum om een

zorgvuldige balans tussen yin en yang, het vrouwelijke en het mannelijke. Behoud

en verbetering van de functionaliteit (voldoende keuze, goede bereikbaarheid,

parkeergemak) dienen gelijk op te gaan met de meer vrouwelijke aspecten als de

ontmoetingsfunctie, de verblijfskwaliteit en de menselijke maat. In een

zorgvuldige balans kunnen deze elementen elkaar versterken

Een (substantiële) toevoeging van winkelmeters is hierbij niet aan de orde. Wel

vereist is het toevoegen van andere stedelijke functies (in hogere dichtheden).

Binnen het winkelaanbod is bovendien een gedeeltelijke verschuiving binnen de

retailmix van belang.

mix to the max: toevoeging nieuwe stedelijke functies

In de functiemix zal in deze centra veel meer aandacht moeten komen voor niet-

winkelfuncties. Naast horeca gaat het dan ook om sociaal-maatschappelijke

functies (waaronder zorg), ambacht en dienstverlening, (kleinschalige)

bedrijvigheid (inclusief flexibele werkplekken) en verschillende vrijetijdsfuncties.

Ook (centrumstedelijk) wonen is kansrijk. Het toevoegen van extra functies is

belangrijk omdat dit extra draagvlak genereert voor de winkels.

Belangrijk is ook om een deel van de verdiensten aan te wenden voor de aanpak

van de openbare ruimte en de look & feel van het winkelcentrum.

en, verschuiving binnen de retailmix

In de retailmix dienen de volgende verschuivingen zich aan:

• Een (in termen van winkelvloeroppervlakte) afnemend belang van de

traditionele detailhandel, en dan vooral de niet-dagelijkse detailhandel, en

daarbinnen de branche Mode & Luxe, vertegenwoordigd door het filiaal- en

grootwinkelbedrijf. Veel (mode)warenhuizen rationaliseren hun

18 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

portefeuille, schroeven hun expansie terug en opteren voor een select

aantal centra van de hoogste orde.

• Een toenemend belang van foodretail en horeca, tot uitdrukking komend

in grotere, meer onderscheidende supermarktconcepten (‘verstheaters’ of

versmarkten), concepten waarin de grenzen tussen foodretail en horeca

vervagen (‘blurring’) en nieuwe horecaformules, laagdrempelig voor een

brede doelgroep (waaronder gezinnen met kinderen en de nieuwe

Nederlanders).

• Meer accent op ‘local heroes’ (zelfstandige retailers en franchisers),

tijdelijke invullingen (pop up winkels, pop up straten) en ruimte voor

nieuwe, onderscheidende concepten en experimenten (denk aan fysieke

winkels voor internetaanbieders, de Decathlon-stadswinkel, het concept

Ieder zijn Vak met verhuur van plankruimte).

Een goed voorbeeld van een aanstaande revitalisering is stadsdeelcentrum Utrecht-

Overvecht.

Winkelcentrum Overvecht gaat op de schop

Winkelcentrum Overvecht en het gebied eromheen worden de

komende drie jaar vernieuwd. Op NPD-strook (het terrein plus de

loodsen van de voormalige Nederlandse Pakket Dienst) komen vier

woontorens voor studenten, starters en senioren. In het gebied komen

geen nieuwe winkels, maar op de begane grond zijn een lunchroom,

kleine bedrijvigheid of sportvoorzieningen wel mogelijk. Daarna gaat

de openbare ruimte een nieuw uiterlijk krijgen en tot slot wordt het

winkelcentrum vernieuwd.

BRON: BUREAU STEDELIJKE PLANNING

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 19

OPTIE 3: (GEDEELTELIJK) TRANSFORMEREN

Voor andere stadsdeelcentra ligt een gedeeltelijke transformatie van de winkels

naar niet-winkels in het verschiet. Vaak kampen deze centra met een hoge en

structurele winkelleegstand. Winkels maken de afgelopen jaren al geleidelijk

plaats voor niet-winkels. De opgave is vergelijkbaar met ‘consolidatie’, met dien

verstande dat daarnaast moet worden voorgesorteerd op een reductie van het

aantal winkelmeters.

Een goed voorbeeld is stadsdeelcentrum Leyweg in Den Haag.

Den Haag Leyweg krimpt in

Stadsdeelcentrum Leyweg meet 32.500 m² wvo. Het stadsdeelcentrum

kampt al jaren met bovengemiddelde leegstand. Al voor het

faillissement is V&D hier vertrokken. Opvallend is dat de laatste tien

jaar de tophuren meer dan gehalveerd zijn: van € 500 naar € 225 per m²

per jaar. De gemeente Den Haag wenst de winkels meer te

concentreren, en de uiteinden van het winkelgebied te laten

verschieten van functie, door hier een brede bestemming mogelijk te

maken. In de laatste Detailhandelsmonitor maken de verkooppunten

ten noorden van de Hengelolaan en ten zuiden van de Melis Stokelaan

geen deel meer uit van de Hoofdwinkelstructuur.

BRON: BUREAU STEDELIJKE PLANNING

20 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

TOT SLOT

Stadsdeelcentra zijn 50 jaar na hun introductie in het Nederlandse

winkellandschap toe aan een nieuwe levensfase. Of hierbij sprake dient te zijn van

opschaling, consolidatie of transformatie is maatwerk. Maar in alle gevallen

moeten de winkelcentra evolueren naar nieuwe centrumgebieden. Daarbij horen

meer stedelijke functies, hogere dichtheden en een wijziging van de retailmix.

Forse investeringen zijn noodzakelijk, echter veelal zonder toevoeging van

winkelmeters. Van belang is om de verdiensten van de toevoeging van nieuwe

stedelijke functies mede aan te wenden worden voor de aanpak van de openbare

ruimte en de opstal van het winkelcentrum. Zo worden meerdere vliegen in een

klap geslagen.

Het vraagt ook meer regie en een andere rol van de eigenaren. In concreto:

• Heldere keuzes.

− (op welke wijze) doorgaan of afscheid nemen van zittende huurders;

− en het actief oplijnen van geschikte nieuwe kandidaat huurders.

• Innige(re) relatie met huurder:

− huur op maat;

− tijdelijke en hybride concepten faciliteren;

− mee-investeren of financieren (bv inventaris);

− en retailcoaching.

• Pakken van de regie in:

− de aankleding van het winkelcentrum (look & feel);

− vernieuwde marketing en promotie;

− parkeren: capaciteit, kwaliteit en regime;

− en een professionele organisatie, in de driehoek met huurders en gemeente.

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 21

2 ANALYSE 26 STADSDEELCENTRA

2.1 DEFINITIE

Het onderzoek heeft betrekking op 26 stadsdeelcentra die we hebben

onderscheiden. De definitie die we daarbij hanteren sluit nauw aan bij die van Ed

Bolt1 en die van Locatus. We beschouwen een centrum als stadsdeelcentrum als

deze tot de grote ondersteunende reguliere winkelgebieden in het stadsgewest

behoort, en als het minstens 50 winkels telt en bij voorkeur minimaal 12.000 m²

wvo (maar niet minder dan 10.000 m² wvo) meet.

Bolt maakte een onderscheid tussen kleine en grote stadsdeelcentra. Om een groot

stadsdeelcentrum te zijn, waren minimaal 100 winkels nodig, met een

gezamenlijk winkelvloeroppervlakte van minstens 24.000 m². Ook wij hebben een

tweetal categorieën gehanteerd, namelijk de traditionele stadsdeelcentra en de

nieuwe stadsdeelcentra. De 26 centra vallen uiteen in:

• 17 traditionele stadsdeelcentra, voor het overgrote deel gerealiseerd tussen

de late jaren vijftig en eind jaren zeventig2;

• 9 nieuwe stadsdeelcentra, deels pas gerealiseerd vanaf de vroege jaren

tachtig, of al eerder gerealiseerd als groot wijkwinkelcentrum, maar door

uitbreiding later geëvolueerd tot stadsdeelcentrum.

Stadsdeelcentra vormen samen met de wijkcentra, binnenstedelijke winkelstraten,

buurtcentra en supermarktcentra de ondersteunende winkelgebieden van

Nederland. De 26 winkelgebieden in dit onderzoek vertegenwoordigen samen 14%

van de totale winkelvloeroppervlakte in de ondersteunende centra en 3% van de

totale winkelvloeroppervlakte in Nederland (exclusief grootschalige concentraties

en speciale winkelgebieden).

1 E.J. Bolt, Winkelvoorzieningen op waarde geschat (2003) 2 Amsterdamse Poort is de enige uitzondering: dit centrum werd pas in 1986 geopend, maar kende zijn

planningshistorie al in de late jaren ’60.

22 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

De centra zijn als volgt over het land verdeeld:

FIGUUR 2 BUREAU STEDELIJKE PLANNING; STADSDEELCENTRA IN DIT ONDERZOEK

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 23

GEMEENTE WINKELCENTRUM TYPE AANTAL VKP M² WVO

Rijswijk In de Bogaard Traditioneel 221 62.866

Rotterdam Rotterdam Zuidplein Traditioneel 231 52.774

Leidschendam-Voorburg Leidsenhage Traditioneel 210 48.538

Amsterdam Amsterdam Boven t Y Traditioneel 188 37.723

‘S Gravenhage s Gravenhage Leijweg Traditioneel 214 32.462

Eindhoven Eindhoven Woensel Traditioneel 185 32.248

Rotterdam Rotterdam Alexandrium Traditioneel 156 30.926

Amsterdam Amsterdamse Poort Traditioneel 250 29.755

Utrecht Utrecht Overvecht Traditioneel 137 25.632

Haarlem Haarlem Schalkwijk Traditioneel 133 23.942

Arnhem Arnhem Kronenburg Traditioneel 139 22.769

Amsterdam Amsterdam Osdorpplein Traditioneel 221 22.333

Nijmegen Dukenburg Traditioneel 128 21.621

Amsterdam Gelderlandplein Traditioneel 119 17.854

Arnhem Presikhaaf Traditioneel 93 16.908

Utrecht Kanaleneiland Traditioneel 94 16.558

Groningen Groningen Paddepoel Traditioneel 100 12.607

Almere Buitenmere Nieuw 160 22.875

Alkmaar De Mare Nieuw 118 19.029

Rotterdam Keizerswaard Nieuw 100 16.600

Tilburg Westermarkt Nieuw 102 14.923

‘S Hertogenbosch Helftheuvel Nieuw 98 12.871

Gouda Bloemendaal Nieuw 82 12.569

Amersfoort Emiclaer Nieuw 90 11.839

Breda Breda Hoge Vucht Nieuw 74 11.357

Zwolle Zwolle-Zuid Nieuw 86 10.776

TABEL 1 STADSDEELCENTRA IN DIT ONDERZOEK

Bron: Bureau Stedelijke Planning en Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

In de volgende paragraaf vatten we de belangrijkste conclusies van het onderzoek

samen naar de omvang en samenstelling van het winkelaanbod in deze centra (en

de ontwikkeling daarin). Achtereenvolgens gaan we in op de omvang van de

centra, de samenstelling van het aanbod naar groep en branche, de filialisering en

de leegstand. We besluiten met een paragraaf over de ontwikkeling van het

aanbod in de verzorgingsgebieden van de stadsdeelcentra tussen 2004 en 2016. Zo

toetsen we of de positie van het stadsdeelcentrum in die periode inderdaad

beïnvloed is door de ontwikkeling van de kleine en grote wijkcentra rondom de

stadsdeelcentra.

24 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

2.2 DE ONTWIKKELING VAN DE VRAAG

Stadsdeelcentra hebben door hun functie per definitie een groot

verzorgingsbereik, van minimaal de omvang van een stadsdeel. Van oorsprong

kenden zeker de oudste centra daar bovenop ook nog een grote bovenlokale

functie. Voor dit onderzoek is van elk stadsdeelcentrum indicatief het primaire

verzorgingsgebied benoemd en de bevolkingssamenstelling (en de veranderingen

daarin) getypeerd. We vatten in deze paragraaf de belangrijkste conclusies samen.

AANTAL EN SAMENSTELLING INWONERS

Het aantal inwoners van de verzorgingsgebieden van de 26 winkelgebieden in dit

onderzoek varieert sterk, van rond de 20.000 tot rond de 100.000 en zelfs meer.

Gemiddeld hebben de 26 winkelgebieden een verzorgingsgebied dat ruim 56.000

inwoners telt. Voor de kleinere centra (10.000-15.000 m² wvo) is dat vaak maximaal

30.0000 inwoners, de grootse centra bedienen altijd meer dan 50.000 inwoners,

maar vaak zelfs veel meer dan dat aantal. De samenhang tussen omvang van het

centrum en omvang van het verzorgingsgebied is echter niet lineair: een groot

centrum als Rijswijk-In de Bogaard kent een relatief klein primair

verzorgingsgebied, terwijl een relatief klein centrum als Amersfoort-Emiclaer een

relatief groot gebied bedient. Voor de eerste geldt evenwel dat de bovenlokale

functie weer fors groter is. Uit koopstromenonderzoek weten we dat de

bovengemeentelijke component sterk varieert. Van minder dan 10% voor de

stadsdeelcentra in de grote steden (Den Haag-Leyweg en Amsterdam-Osdorpplein)

tot 25-35% voor de overige stadsdeelcentra in Amsterdam en voor centra als

Haarlem-Schalkwijk en Rotterdam-Zuidplein tot zelfs ruim meer dan 50% voor

Leidsenhage en In de Bogaard.

Voor de centra geldt dat de bevolkingssamenstelling van het verzorgingsgebied op

een aantal fronten afwijkt van het Nederlandse gemiddelde:

• De verzorgingsgebieden kennen iets meer jongeren (< 25 jaar) en iets meer

ouderen (> 65 jaar) dan Nederland als geheel. De verschillen zijn echter

niet heel groot. Wel geldt dat nieuwe stadsdeelcentra een jongere

bevolking bedienen dan traditionele stadsdeelcentra.

• Het aandeel niet-westerse allochtonen is substantieel groter dan in

Nederland als geheel. Hier geldt dat de categorie traditionele

stadsdeelcentra er uitspringt: het aandeel niet-westerse allochtonen is met

37% drie keer groter dan landelijk, en zo’n 80% groter dan bij de nieuwe

stadsdeelcentra. Dit komt omdat de eerste categorie vaker in grootstedelijk

gebied gesitueerd is en daarbinnen vaker in de wederopbouwwijken dan de

nieuwe stadsdeelcentra.

• Voor beide type stadsdeelcentra geldt dat inwoners in het

verzorgingsgebied minder welvarend zijn dan de gemiddelde Nederlander.

Bij traditionele stadsdeelcentra is dat met een inkomensindex van 90

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 25

sterker het geval dan bij de nieuwe stadsdeelcentra, waar het inkomen 3%

onder het landelijk gemiddeld ligt.

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-

WESTERSE

ALLOCHT.

(INDEX)

INKOMEN

2016 66.762 17 13 29 25 16 37 90

2004 63.101 18 13 31 23 16 32 99

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

TABEL 2 DEMOGRAFISCHE KENMERKEN TRADITIONELE STADSDEELCENTRA (GEMIDDELD)

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking CBS, 2016 en 2004

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-

WESTERSE

ALLOCHT.

(INDEX)

INKOMEN

2016 36.187 18 13 26 28 15 21 97

2004 35.346 19 12 31 24 14 16 98

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

TABEL 3 DEMOGRAFISCHE KENMERKEN NIEUWE STADSDEELCENTRA (GEMIDDELD)

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking CBS, 2016 en 2004

Tussen de verschillende winkelcentra zijn opmerkelijke verschillen te ontdekken

als het gaat om de demografische kenmerken van het verzorgingsgebied:

Jong versus oud. In een relatief jong stadsdeel als Almere Buiten wonen veel

(jonge) gezinnen. Het aandeel jonge kinderen (< 15 jaar) is met 22% hoog. In

Buitenveldert, het verzorgingsgebied van Amsterdam Gelderlandplein, wonen

juist veel ouderen: 27% van de bevolking is 65 jaar of ouder. In 2004 was dat nog

sterker het geval, de wijk is ondertussen aan het verjongen.

Rijk versus arm. Inwoners van Buitenveldert hebben ook veel te besteden. Het

gemiddelde inkomen ligt hier 28% boven het landelijk gemiddelde. Inwoners

van Kanaleneiland hebben daarentegen weinig te besteden: hun inkomen ligt

31% onder het landelijk gemiddelde. Buitenveldert is daarmee een positieve

uitzondering op het algemene beeld: de stadsdeelcentra in de

wederopbouwwijken bedienen een armer publiek dan de stadsdeelcentra in de

uitbreidingswijken van de jaren zeventig, tachtig en later.

Veel studenten en veel ouderen: Een groot deel van de inwoners in Paddepoel

Groningen is student (23% is tussen de 15 en 25 jaar oud) of ouder dan 65 jaar

(19%). Deze combinatie komt ook terug in het verzorgingsgebied van Tilburg -

Westermarkt.

26 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

Autochtonen versus niet-westerse allochtonen. Het aandeel niet-westerse

allochtonen is met 64% het hoogst in het verzorgingsgebied van Amsterdamse

Poort (Amsterdam-Zuidoost). Ook in Amsterdam-Nieuw West (winkelcentrum

Osdorpplein), Rotterdam-Zuid (Zuidplein), Den Haag-Zuidwest (Leyweg) en

Utrecht (Kanaleneiland) is meer dan de helft van de bevolking van niet-westerse

afkomst. In Zwolle-Zuid ligt het aandeel op slechts 6%. Ook in de

verzorgingsgebieden van Gouda-Bloemendaal en Amersfoort-Emiclaer ligt het

aandeel beneden het landelijke gemiddelde.

ONTWIKKELING 2004 - 2016

Tussen 2004 en 2016 is de samenstelling van de bevolking in de

verzorgingsgebieden op een aantal fronten veranderd. Anders dan wellicht

verondersteld is het draagvlak in absolute zin gegroeid (gemiddeld met 5% sinds

2004). Opvallend is dat van de 9 verzorgingsgebieden met bevolkingskrimp, dit

vooral wijken uit de jaren zeventig en tachtig zijn, zoals in Alkmaar-Noord,

Arnhem-Zuid, Gouda-Bloemendaal en Zwolle-Zuid.

Er zijn gemiddeld meer mensen komen wonen in de verzorgingsgebieden van de

stadsdeelcentra en gemiddeld is die bevolking ouder geworden. Ook is het aandeel

jonge kinderen (< 15 jaar) afgenomen. Toch is het bevolkingsprofiel anno 2016 iets

groener en minder vergrijsd dan het landelijk gemiddelde.

Niet alleen de leeftijdssamenstelling is veranderd, ook de samenstelling van de

bevolking is meer divers geworden. In nagenoeg alle verzorgingsgebieden is het

aandeel niet-westerse allochtonen gegroeid, waarvan een belangrijk deel in de

vorm van gezinshuishoudens. Het feit dat de bevolking iets groener en minder

vergrijsd is geraakt dan Nederland als geheel, komt voor een belangrijk deel voor

rekening van het feit dat het verzorgingsgebied meer verkleurd is.

Ook moeten we vaststellen dat in de verzorgingsgebieden tussen 2004 en 2016 een

proces van verarming heeft plaats gevonden. Het verschil met het landelijk inkomen

is tussen 2004 en 2016 groter geworden, bovenal voor rekening van de categorie

traditionele stadsdeelcentra.

2.3 DE ONTWIKKELING VAN TRADITIONELE STADSDEELCENTRA

Gemiddeld telt een traditioneel stadsdeelcentrum in 2016 bijna 30.000 m² wvo en

circa 150 verkooppunten, waarvan 110 winkels. Een winkel heeft een gemiddelde

omvang van 270 m² wvo.

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 27

Het grootste traditionele stadsdeelcentrum, Rijswijk-In de Boogaard, is met bijna

63.000 m² wvo vijf keer zo groot als het kleinste traditionele stadsdeelcentrum,

Groningen-Paddepoel (12.600 m² wvo). Overigens moet hierbij worden

aangetekend dat Rotterdam-Alexandrium en Amsterdamse Poort sinds eind jaren

negentig van de vorige eeuw onderdeel uit maken van een veel groter

winkelgebied, met PDV en GDV (Alexandrium II en III en Arenaboulevard en

Woonmall). Alleen het reguliere, oorspronkelijk deel van het winkelgebied is

meegenomen in het onderzoek.

De meeste centra zijn tussen 2004 en 2016 in omvang van het winkelaanbod

gegroeid. De winkelcentra die gegroeid zijn, zijn gemiddeld met bijna 4.000 m²

wvo uitgebreid3. Een aantal daarvan zijn zelfs fors gegroeid: Eindhoven-Woensel

(+55%), Amsterdam-Boven ‘t IJ (+22%), Amsterdam-Gelderlandplein (+18%) ,

Nijmegen-Dukenburg en Utrecht-Kanaleneiland (beide +16%).

In slechts vijf centra is het winkelaanbod (veelal) beperkt gekrompen. Meestal

omdat units niet meer als winkel gebruikt worden, maar bijvoorbeeld voor horeca

of diensten. Alleen de winkelvloeroppervlakte in Amsterdam Osdorpplein is met

16% fors gekrompen.4

FIGUUR 3 AANBOD TRADITIONELE STADSDEELCENTRA NAAR WINKELVLOEROPPERVLAKTE 2004-2016

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

3 Dit betreft winkelaanbod in gebruik en leegstand tezamen. 4 Een aantal winkels is niet meer in gebruik, omdat ze in de toekomst gesloopt en opnieuw gebouwd worden.

28 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

AANBOD NAAR TYPE: WINKELS, HORECA EN DIENSTEN

Het totale aantal verkooppunten in de traditionele stadsdeelcentra is tussen 2004

en 2016 afgenomen. Dit geldt voor zowel winkels (food en non-food), als voor

diensten. Alleen het aantal horeca-vestigingen en het aantal leegstaande

vestigingen is gegroeid.

De groei van de winkelvloeroppervlakte en de daling van het aantal

winkelverkooppunten wijst op een groeiende schaalgrootte. Was de gemiddelde

winkel in 2016 zo’n 270 m² wvo, in 2004 was dat met 236 m² wvo bijna 13%

kleiner.

Wat betreft het aantal vestigingen is alleen het dagelijkse aanbod in de

traditionele stadsdeelcentra gegroeid. Voor die groei is voor twee derde de

uitbreiding van persoonlijke verzorging (drogisten, parfumerieën)

verantwoordelijk en voor het overige deel door supermarkten. Het aanbod van

versspeciaalzaken is juist afgenomen.

FIGUUR 4 GEMIDDELD AANTAL VERKOOPPUNTEN TRADITIONEEL STADSDEELCENTRUM NAAR TYPE

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 29

FIGUUR 5 GEMIDDELDE WINKELVLOEROPPERVLAKTE (IN M² WVO) TRADITIONEEL STADSDEELCENTRUM NAAR

GROEP

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

Naar winkelvloeroppervlakte is alleen de dagelijkse sector met 9% gegroeid tussen

2004 en 2016. Het aanbod in Mode & Luxe en Overig is met respectievelijk bijna

10% en ruim 20% gedaald.

SUPERMARKTEN

De supermarkten in de traditionele stadsdeelcentra vullen 18% van de totale

winkelvloeroppervlakte in. In 2004 was dat nog 15%. Albert Heijn is verreweg de

grootste speler en heeft in alle traditionele stadsdeelcentra (met uitzondering van

Den Haag-Leijweg) een vestiging. Van de 16 AH-supermarkten behoren er negen tot

de AH XL formule. Na Albert Heijn volgen op grote afstand Jumbo en Ekoplaza met

elk vier winkels. Albert Heijn had die sterke positie ook al in 2004, toen met 15

vestigingen. Konmar was toen met zes winkels een goede tweede. Deze winkels

zijn in 2006 overgenomen, waarvan deels door Albert Heijn en deels door Jumbo.

De gemiddelde oppervlakte van de reguliere supermarkten in de traditionele

stadsdeelcentra is tussen 2004 en 2016 met 230 m² wvo toegenomen. Een

gemiddelde supermarkt is nu circa 2.050 m² wvo. Een consument heeft in de

traditionele stadsdeelcentra, afhankelijk van het winkelcentrum, keuze uit één tot

vier reguliere supermarkten. Gemiddeld zijn er 2,1 supermarkten gevestigd.

30 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

FIGUUR 6 GEMIDDELD AANDEEL SUPERMARKTEN EN FOOD TRADITIONEEL STADSDEELCENTRUM (IN M² WVO)

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

FILIALISERINGSGRAAD

In 2004 behoorde 62% van de verkooppunten en 84% van de

winkelvloeroppervlakte tot een filiaal. In 2016 is dat aandeel toegenomen tot

respectievelijk 66% en 87%. In vergelijking met het Nederlandse gemiddelde (67%,

op basis van oppervlakte) is de filialiseringsgraad zeer hoog.

Na het faillissement van V&D zijn qua winkelvloeroppervlakte HEMA en C&A nog

de overgebleven grote spelers in de traditionele stadsdeelcentra. Zij zijn in alle

(Hema) of nagenoeg alle (C&A) stadsdeelcentra gevestigd, met gezamenlijk elk

meer dan 20.000 m² wvo. H&M, Blokker, Action, Mediamarkt en Primark volgen in

termen van wvo. Waar Blokker ook nagenoeg in alle stadsdeelcentra gevestigd is,

komt het grote stempel van Mediamarkt en Primark op de stadsdeelcentra puur

voor rekening van de schaalgrootte van de gevestigde winkels. Het aantal

traditionele stadsdeelcentra zonder Mediamarkt en Primark is veel groter dan het

aantal traditionele stadsdeelcentra met een Mediamarkt en/of Primark.

ONTWIKKELING LEEGSTAND

De leegstand in de traditionele stadsdeelcentra bedraagt momenteel 18%. Dit is

fors hoger dan de gemiddelde leegstand in Nederland. Het faillissement van V&D

(die in 6 van de 17 stadsdeelcentra gevestigd was, met in totaal bijna 30.000 m²

wvo) heeft een zware wissel getrokken op die leegstand. De voormalige panden

van V&D bepalen ruim 30% van de totale leegstand. Ook andere in 2015

gefailleerde ketens als Schoenenreus, Miss Etam, Dixons en Dolcis waren in de

stadsdeelcentra sterk vertegenwoordigd.

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 31

FIGUUR 7 GEMIDDELDE WINKELVLOEROPPERVLAKTE IN GEBRUIK EN LEEGSTAAND TRADITIONEEL

STADSDEELCENTRUM

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

2.4 DE ONTWIKKELING VAN NIEUWE STADSDEELCENTRA

Gemiddeld telden deze 9 centra 14.750 m² wvo en 101 verkooppunten, waarvan 67

winkels. Een winkel heeft hier een gemiddelde omvang van 220 m² wvo. Dit is

bijna 20% kleiner dan in de categorie traditionele stadsdeelcentra.

Het grootste nieuwe stadsdeelcentra, Almere-Buitenmere, is met bijna 23.000 m²

wvo ruim twee keer zo groot als het kleinste winkelcentrum Zwolle-Zuid (10.775

m² wvo).

De meeste centra zijn tussen 2004 en 2016 gegroeid. Een aantal daarvan is zelf fors

gegroeid, en is pas na 2004 tot de categorie nieuwe stadsdeelcentra toegetreden:

Almere-Buitenmere (+137%), Zwolle-Zuid (+90%), Gouda-Bloemendaal (+81%) en

Alkmaar-De Mare (+58%).

32 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

FIGUUR 8 AANBOD NIEUWE STADSDEELCENTRA NAAR WINKELVLOEROPPERVLAKTE 2004-2016

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

AANBOD WINKELS, HORECA EN DIENSTEN

Het aantal verkooppunten in de nieuwe stadsdeelcentra is de afgelopen 12 jaar

toegenomen. Hierbij is de verdeling over de verschillende typen (detailhandel,

horeca en diensten) nagenoeg gelijk gebleven.

FIGUUR 9 GEMIDDELD AANTAL VERKOOPPUNTEN NIEUW STDASDEELCENTRUM NAAR TYPE

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 33

FIGUUR 10 GEMIDDELDE WINKELVLOEROPPERVLAKTE NIEUW STADSDEELCENTRUM NAAR GROEP

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

De forse groei van de winkelvloeroppervlakte en de meer beperkte groei van het

aantal winkelverkooppunten wijst ook hier op een groeiende schaalgrootte. Is de

gemiddelde winkel in nu (2016) zo’n 220 m² wvo, in 2004 was dat met zo’n 190 m²

wvo, bijna 14% kleiner. De groei van het gemiddelde wvo tussen 2004 en 2016 is

hiermee vergelijkbaar met de procentuele groei van het gemiddelde voor de

traditionele stadsdeelcentra.

Wat betreft het aantal vestigingen is zowel het dagelijkse aanbod als het niet-

dagelijkse aanbod in de nieuwe stadsdeelcentra gegroeid tussen 2004 en 2016.

Vooral onder invloed van de schaalsprong van centra als Almere-Buitenmere,

Zwolle-Zuid, Gouda-Bloemendaal en Alkmaar-De Mare is echter in deze centra ook

het niet-dagelijkse aanbod substantieel gegroeid. Dit komt vooral voor rekening

van de branche warenhuis (volledig voor rekening van de expansie van Hema in

deze categorie centra), maar ook in andere branches binnen de groep Mode & Luxe

(kleding en mode, schoenen en lederwaren, juweliers en opticiens e.d.). Alleen in

branches als sport & spel, hobby en media is ook hier sprake van een teruggang

van het aantal vestigingen.

SUPERMARKTEN

Veel meer dan bij de traditionele stadsdeelcentra zijn supermarkten de belangrijke

spelers in nieuwe stadsdeelcentra. Zij vullen samen 33% van de

winkelvloeroppervlakte in (tegenover 18% in de stadsdeelcentra). In 2004 was dat

met 35% overigens nog meer. Als het gaat om het aandeel supermarkten groeien

de nieuwe stadsdeelcentra en de traditionele stadsdeelcentra dus wel langzaam

naar elkaar toe. Albert Heijn is ook hier de belangrijkste speler, met in alle negen

winkelcentra een vestiging (gold ook in 2004). Jumbo heeft met de overname van

34 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

de winkels van C1000 nu vijf vestigingen. Ook Lidl heeft tussen 2004 en 2016 haar

positie verstevigd, met nu vier vestigingen (slechts één in 2004).

Het gemiddelde wvo van de reguliere supermarkten is tussen 2004 en 2016 met

130 m² toegenomen. Een gemiddelde supermarkt in een nieuw stadsdeelcentrum

meet nu circa 1.550 m² wvo. Hoewel de oppervlakte van een gemiddelde

supermarkt dus 500 m² kleiner is dan in de traditionele stadsdeelcentra, is het

aantal supermarkten in de nieuwe stadsdeelcentra groter. De klant heeft hier

keuze uit gemiddeld 2,8 supermarkten, variërend van minimaal twee

supermarkten tot zelfs vijf supermarkten (waarvan vier regulier) in Alkmaar-De

Mare.

FIGUUR 11 GEMIDDELDE AANDEEL SUPERMARKTEN EN FOOD NIEUW STADSDEELCENTRUM (IN M² WVO)

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

FILIALISERINGSGRAAD

In 2004 behoorde 57% van de verkooppunten in de nieuwe stadsdeelcentra tot een

filiaal en 78% op basis van winkelvloeroppervlakte. In 2016 is dat aandeel

toegenomen tot respectievelijk 66% en 85%, nagenoeg gelijk aan het aandeel in de

traditionele stadsdeelcentra.

Qua oppervlakte zijn na de supermarkten Hema, Action, Blokker, Xenos en

Kruidvat de grootste spelers in de nieuwe stadsdeelcentra. Van de modeketens is

alleen C. Vögele met regelmaat hier gevestigd. Zij weten zich vergezeld door

modisch aanbod als Zeeman, Shoeby en Scapino, terwijl de in de traditionele

stadsdeelcentra dominante spelers als C&A en H&M in de nieuwe centra slechts

sporadisch gevestigd zijn.

STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT 35

ONTWIKKELING LEEGSTAND

De leegstand in de nieuwe stadsdeelcentra bedraagt momenteel 8%. Dit is

ongeveer vergelijkbaar met het Nederlandse gemiddelde. Anders dan bij de

traditionele stadsdeelcentra is het faillissement van V&D (die hier niet gevestigd

was) niet van invloed geweest op de leegstand en de leegstandsontwikkeling.

Opmerkelijk is wel dat de leegstand in 2004 hier slechts op 1% lag. De forse

toename tot 2016 is onder meer het gevolg van recent gefailleerde ketens als

Free Record Shop, Foto Klein, Schoenenreus, Miss Etam, Dixons en Dolcis

FIGUUR 12 GEMIDDELDE WINKELVLOEROPPERVLAKTE IN GEBRUIK EN LEEGSTAAND NIEUW

STADSDEELCENTRUM

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

2.5 DE POSITIE VAN HET STADSDEELCENTRUM IN HET VERZORGINGSGEBIED

Op grond van een analyse van de ontwikkeling van het (reguliere) aanbod (geen

PDV) in de verzorgingsgebieden van een vijftal (grote) stadsdeelcentra tussen 2004

en 2016 kunnen we vaststellen dat:

• In 2004 alle stadsdeelcentra het merendeel van het reguliere niet-dagelijkse

aanbod in hun verzorgingsgebied voor hun rekening namen; dit varieerde

(in wvo) van 54% (in Eindhoven-Woensel) tot 94% in Nijmegen-Dukenburg.

• Voor het dagelijkse aanbod was dat logischerwijs minder, variërend van

iets onder de 30% in Eindhoven-Woensel en Amsterdam-Noord tot tegen de

60% in Utrecht-Overvecht en Nijmegen-Dukenburg.

• Het belang van het stadsdeelcentrum in het totale reguliere aanbod is

zonder uitzondering tanende tussen 2004 en 2016. Dit geldt zowel voor

dagelijks als voor niet-dagelijks. In 2016 vertegenwoordigt in geen van de

stadsdeelcentra het dagelijkse aanbod nog meer dan 50% van het aanbod.

Voor regulier niet-dagelijks aanbod zijn vooral in Amsterdam-Noord de

36 STADSDEELCENTRA OP EEN KRUISPUNT

verschillen groot met de situatie in 2004. Hier daalde het aandeel met 19%-

punt, van 78% naar 59%.

• Deze conclusies zijn eens te meer opmerkelijk omdat de vijf genoemde

stadsdeelcentra in meer (Amsterdam-Boven ’t IJ, Eindhoven-Woensel) of

mindere mate het aanbod zagen groeien tussen 2004 en 2016.

• De tanende aandelen komen voor rekening van het feit dat het aanbod in

de ondersteunende centra in het verzorgingsgebied is opgewaardeerd,

vooral als het gaat om de dagelijkse sector.

• In Amsterdam-Noord is deze ontwikkeling het meest zichtbaar. Tussen

2004 en 2016 zijn niet alleen het Waterlandplein en In de Banne tot

(her)ontwikkeling gekomen, ook is er nieuw supermarktaanbod

gerealiseerd op verspreide locaties: de Jumbo Foodmarkt en de Landmarkt.

FIGUUR 13 POSITIE TRADITIONELE STADSDEELCENTRA IN HET VERZORGINGSGEBIED DAGELIJKSE SECTOR

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

FIGUUR 14 POSITIE TRADITIONELE STADSDEELCENTRA IN HET VERZORGINGSGEBIED NIET-DAGELIJKSE

SECTOR

Bron: Bureau Stedelijke Planning, bewerking Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 37

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

In deze bijlage zijn factsheets van de 26 stadsdeelcentra uit het onderzoek

opgenomen. Deze factsheets bestaan uit de volgende onderdelen:

• Een foto van het winkelgebied of een logo van het winkelcentrum (bron

foto’s: Bureau Stedelijke Planning, bron logo’s: de website van het

betreffende winkelcentrum).

• Een afbakening van het verzorgingsgebied. In het verzorgingsgebied woont

het overgrote deel van de consumenten van het betreffende

winkelcentrum. Het is bepaald op grond van de kennis van Bureau

Stedelijke Planning en secundaire bronnen.

• De oppervlakte van het winkelcentrum, het aantal verkooppunten

detailhandel en het aantal overige verkooppunten (diensten en leisure) in

2004 en 2016 (bron: Locatus Verkooppunt Verkenner, 2016).

• De brancheverdeling van de detailhandels in winkelvloeroppervlakte naar

de typen dagelijks, mode & luxe, overig en leegstand (bron: Locatus

Verkooppunt Verkenner, 2016).

• De brancheverdeling van de overige verkooppunten (horeca, overig leisure,

ambacht en verhuur en dienstverlening) (bron: Locatus Verkooppunt

Verkenner, 2016).

• De demografische samenstelling van de bevolking in het verzorgingsgebied

(bron: CBS, 2016). Op basis van beschikbaarheid is ook het toekomstige

aantal inwoners, in (variërend van) 2021 tot 2040 opgenomen. Bij groei van

de bevolking is het getal groen gearceerd, bij krimp is het getal rood

gearceerd.

• De datum van realisatie, uitbreiding en of er plannen zijn voor het

betreffende winkelcentrum, op basis van de kennis van Bureau Stedelijke

Planning.

38 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

ALKMAAR - DE MARE

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 19.029 80 30

2004 12.006 49 21

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 40.250 18 11 27 30 14 12 98

2004 41.560 19 14 31 27 9 11 96

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1984 2006 Nee

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 39

ALMERE - BUITENMERE

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 22.875 93 49

2004 9.660 61 42

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 55.830 22 13 29 29 8 30 89

2004 46.200 26 12 38 18 6 24 96

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1986 2009 Nee

40 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

AMERSFOORT – EMICLAER

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 11.839 55 25

2004 11.530 55 25

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2040 55.666

2016 56.925 20 12 24 32 13 10 109

2004 54.390 25 10 37 21 8 8 106

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1993 1997 Nee

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 41

AMSTERDAM – AMSTERDAM BOVEN ‘T IJ

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 37.723 119 50

2004 30.921 116 57

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2035 113.302

2016 91.285 18 12 28 26 16 38 84

2004 87.730 19 12 30 23 16 33 93

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1970 2009 Ja

42 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

AMSTERDAM - OSDORPPLEIN

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 22.333 119 54

2004 26.660 152 51

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2035 157.985

2016 146.575 18 15 31 24 13 51 86

2004 129.020 21 12 31 21 15 43 95

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1964 1998 Ja

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 43

AMSTERDAM – AMSTERDAMSE POORT

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 29.755 154 77

2004 26.671 166 65

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2035 92.245

2016 84.455 18 15 29 28 11 64 79

2004 82.030 21 15 33 23 8 61 89

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1986 2002 Nee

44 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

AMSTERDAM - GELDERLANDPLEIN

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 17.854 73 29

2004 15.080 74 26

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2035 20.250

2016 20.357 11 10 31 21 27 21 128

2004 18.630 10 7 26 24 32 13 144

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1970 2016 Nee

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 45

ARNHEM - KRONENBURG

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 22.769 88 34

2004 22.907 83 36

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2040 66.200

2016 63.045 18 11 28 28 15 22 87

2004 64.510 19 12 33 24 11 19 92

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1979 2004 Nee

46 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

ARNHEM - PRESIKHAAF

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 16.908 61 23

2004 15.728 73 23

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2040 16.300

2016 14.710 15 15 31 22 18 34 74

2004 15.260 15 15 32 20 18 29 87

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1964 1987 Ja

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 47

BREDA – HOGE VUCHT

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 11.357 51 15

2004 10.586 53 13

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 24.710 18 14 30 23 16 29 80

2004 22.160 17 14 29 22 17 24 88

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1970 1994 Nee

48 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

EINDHOVEN - WOENSEL

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 32.248 129 42

2004 20.785 104 32

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2026 99.602

2016 102.555 15 13 27 26 19 20 96

2004 99.490 17 12 31 24 16 14 102

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1967 2006 Nee

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 49

GOUDA - BLOEMENDAAL

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 12.569 57 20

2004 6.958 45 19

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 22.455 16 11 20 29 25 11 111

2004 22.690 17 12 23 32 17 8 113

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1974 2011 Nee

50 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

GRONINGEN - PADDEPOEL

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 12.607 69 20

2004 13.282 69 18

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 29.245 13 23 27 19 19 20 69

2004 26.920 13 20 25 20 21 16 82

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1969 2008 Nee

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 51

HAARLEM - SCHALKWIJK

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 23.942 89 26

2004 24.394 101 29

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 32.385 17 11 26 26 21 34 90

2004 31.700 16 11 29 25 18 26 102

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1972 1991 Ja

52 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

LEIDSCHENDAM - LEIDSENHAGE

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 48.538 156 43

2004 46.435 162 40

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 97.280 15 9 28 26 21 19 116

2004 97.540 15 9 30 27 20 14 122

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1971 2000 Ja

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 53

NIJMEGEN - DUKENBURG

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 21.621 85 31

2004 18.689 96 24

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 37.295 16 12 26 29 17 19 88

2004 39.980 19 13 31 27 10 17 87

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1976 1995 Nee

54 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

RIJSWIJK – IN DE BOGAARD

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 62.866 171 39

2004 55.671 180 37

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 46.515 14 9 26 28 23 17 109

2004 45.880 14 9 27 27 22 10 118

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1963 2001 Ja

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 55

ROTTERDAM - KEIZERSWAARD

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 16.600 74 17

2004 14.341 71 19

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 45.310 17 12 27 26 18 36 86

2004 45.660 18 12 28 23 19 27 93

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1969 1994 Nee

56 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

ROTTERDAM - ALEXANDRIUM

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 30.926 111 37

2004 31.806 132 44

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2030 96.288

2016 94.100 17 11 24 28 20 23 106

2004 85.860 16 11 27 26 20 16 109

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1984 2002 Nee

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 57

ROTTERDAM - ZUIDPLEIN

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 52.774 147 71

2004 47.116 159 69

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 151.785 18 14 32 24 13 52 75

2004 153.760 18 15 32 21 14 47 84

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1972 2003 Ja

58 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

’S-GRAVENHAGE - LEIJWEG

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 32.462 142 57

2004 31.250 144 56

INWO

NERS

%

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2021 68.453

2016 65.985 19 11 33 23 14 55 72

2004 61.620 17 12 30 21 19 42 87

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1960 2003 Nee

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 59

’S-HERTOGENBOSCH – HELFTHEUVEL

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 12.871 69 23

2004 13.149 76 20

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 20.370 14 13 31 23 18 24 95

2004 19.640 15 13 32 23 16 21 95

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1973 1999 Nee

60 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

TILBURG - WESTERMARKT

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 14.923 77 14

2004 13.278 70 20

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2016 30.080 14 16 27 23 20 26 86

2004 29.380 14 15 26 22 22 21 100

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1961 1995 Nee

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 61

UTRECHT - KANALENEILAND

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 16.558 67 15

2004 14.325 66 19

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2035 33.294

2016 22.585 18 18 36 16 12 54 69

2004 20.270 21 16 33 16 15 56 84

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1963 1996 Ja

62 BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA

UTRECHT - OVERVECHT

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 25.632 94 29

2004 24.397 96 27

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2035 38.766

2016 33.715 18 15 31 21 15 47 74

2004 31.040 17 13 31 21 18 38 92

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1969 1996 Ja

BIJLAGE: FACTSHEETS STADSDEELCENTRA 63

ZWOLLE - ZUID

M² WVO

DETAILHANDEL

VERKOOPPUNTEN

DETAILHANDEL

OVERIGE

VERKOOPPUNTEN

2016 10.776 50 26

2004 5.680 33 15

INWONERS %

0-15

%

15-25

%

25-45

%

45-65

%

65+

% NIET-WESTERSE

ALLOCHTONEN

(INDEX)

INKOMEN

2025 29.560

2016 29.755 18 12 23 33 13 6 104

2004 31.500 24 12 31 24 8 5 99

NL ‘16 17 12 26 28 17 12 € 22.400

Gerealiseerd Uitbreiding Plannen

1990 2010 Nee