Post on 29-Jul-2020
FEODALISME Vazalliteit
Ideaal tegenover werkelijkheid
TOETS
749
BRON I
De Franse hertog Charles d'Orléans (1394-1465) ontvangt de hulde van een vazal.
BRON II
Fragment uit de kroniek van een zekere Lambert van
Waterloo, 1151. Gerard Maufilatre was een vazal van
graaf Boudewijn.
"Toen trad de jongeman Aegidius, zoon van Gerard
Maufilatre, in het huwelijk met een vrouw, genaamd
Bertha, halfzuster van graaf Boudewijn van
Henegouwen en nam haar zonder zijn toestemming.
De graaf, hierover uitermate boos, nam onmiddellijk
de wapens tegen hem op aan het begin van de maand
oktober. Dus vanaf de tijd dat hij met haar getrouwd
was tot Pinksterzondag, met of zonder toestemming,
hield hij haar met geweld en wapens vast in zijn huis.
Maar toen Aegidius een ernstige koorts had opgelopen
die hem elke dag hevig kwelde, liet hij, gedwongen
door de raad van zijn vrienden, die hem eervol in alle
aangelegenheden in zijn oorlog hadden geholpen, haar
gaan en zwoer hij haar af, en de vrede met de graaf
was dus hersteld en het land, dat lang door oorlogen
was geteisterd, was in vrede."
1 Leg uit door welke
omstandigheden in de Vroege
Middeleeuwen de vazalliteit
ontstond.
2 Maak duidelijk dat uit bron I
blijkt dat de relatie tussen een
heer en zijn vazal meer was dan
een zakelijke overeenkomst.
3 Uit bron II blijkt dat de vazalliteit
vaak meer ideaal dan
werkelijkheid was. Toon dat met
twee voorbeelden uit de bron aan.
2
FEODALISME Kenmerken leenverhouding
TOETS
82
BRON
Verslag van de hulde en trouw die in 1127 aan Willem I, graaf van Vlaanderen gebracht werd, nadat zijn
voorganger Karel I de Goede gestorven was.
"Gedurende de hele rest van de dag brachten degenen, die vroeger door de meest godvruchtige graaf Karel met een
leen waren begiftigd, hulde aan de graaf, waarmee zij nu opnieuw de lenen en ambten en al wat zij daarvoor
rechtmatig en wettig hadden verworven aannamen. Op donderdag 7 april werd opnieuw hulde aan de graaf
gebracht op de volgende manier.
Eerst brachten zij zo hulde. De graaf vroeg of hij volledig zijn man wilde worden, en de ander antwoordde: 'dat wil
ik'; en met ineengeslagen handen met daaromheen de handen van de graaf, werden zij door een kus met elkaar
verbonden. Vervolgens betuigde degene die hulde gebracht had zijn trouw aan de vertegenwoordiger van de graaf
met deze woorden: 'Ik beloof op mijn woord dat ik in de toekomst trouw zal zijn aan graaf Willem en dat ik mijn
leenhulde aan hem volledig (…) in acht zal nemen in goed vertrouwen en zonder bedrog' en ten derde legde hij met
het oog hierop een eed af op de relieken van de heiligen. Daarna gaf de graaf, met een kleine staf die hij in zijn
hand hield, de bevestiging aan allen die door deze overeenkomst hun borg en hulde en daarbij horende eed hadden
gegeven."
1 Maak met telkens een voorbeeld duidelijk dat de verhouding tussen een leenheer en een leenman
gebaseerd was op wederzijdse rechten en plichten.
2 Bepaal aan de hand van de bron of je de afspraken tussen een leenheer en een leenman als een zuiver
zakelijke overeenkomst kunt beschouwen. Leg je antwoord uit met twee aan de bron ontleende aspecten
van de beschreven ceremonie.
3
FEODALISME Feodale verhouding
Oorzaken ontstaan feodalisme
TOETS
1573
BRON
René van Anjou, een hoge edelman, zweert trouw aan de Franse koning Lodewijk XI (1469).
1 Leg uit wat de kern was van een feodale verhouding.
2 Uit de bron blijkt dat een feodale verhouding niet slechts door een zakelijke overeenkomst ontstond.
Geef vanuit de bron twee aanwijzingen voor de juistheid van deze bewering.
3 De feodaliteit als historisch verschijnsel was in de Vroege Middeleeuwen ontstaan. Leg uit dat de
vorsten uit die tijd daartoe genoodzaakt waren door zowel interne (binnen hun rijk aanwezige) als
externe (van buiten hun rijk komende) omstandigheden.
4
FEODALISME Vazalliteit
Verhouding leenheer-leenman
TOETS
1644
BRON
Jehan Boutillier, een Franse rechtsgeleerde uit de 14de eeuw, beschreef in zijn boek 'La Somme Rurale' het
Middeleeuwse gewoonterecht in het noorden van Frankrijk. Dat gewoonterecht was gebaseerd op vaak
eeuwenoude rechtsregels en rechtsgebruiken. Over de verhouding tussen een heer en zijn vazal schreef Boutillier
het volgende.
"De man moet zijn handen tegen elkaar houden als een teken van nederigheid, en ze tussen de twee handen van
zijn heer plaatsen als een teken dat hij hem alles plechtig belooft en hem trouw belooft; en de heer moet hem
aanvaarden en beloven jegens hem zijn woord te houden. Dan moet de man zeggen: 'Heer, ik betuig u hulde en
trouw en word uw man door mond en handen, en ik zweer en beloof woord te houden en u trouw te blijven tegen
alle anderen en uw rechten te bewaken met al mijn kracht.'"
1 Leg uit dat je met behulp van de bron kunt aantonen dat de houding van een vazal tegenover een heer
meer een moreel/emotioneel dan een zakelijk/juridisch karakter had.
2 Leg uit dat onder meer de noodzaak voor de heer om zijn vazallen aan zich te binden op den duur tot het
leenstelsel leidde.
3 Welke ontwikkeling in het leenstelsel maakte dat het in de bron verwoorde rechtsgebruik in de praktijk
vaak niets meer voorstelde? Leg je antwoord uit.
5
FEODALISME Vazalliteit
Renaissance
TOETS
1110
BRON
Voorbeeld van een soort contract, zoals dat in de Vroege Middeleeuwen gebruikt werd.
"Aan die luisterrijke heer ____ ____ Aangezien het bekend is (…) aan allen hoe weinig ik heb om mijzelf te
voeden en te kleden, heb ik daarom gesmeekt om uw medelijden, en uw welwillendheid heeft met betrekking tot
mij bepaald dat ik mijzelf moest overgeven of mijzelf moest toevertrouwen aan uw bescherming, hetgeen ik
vervolgens gedaan heb; dat wil zeggen op deze wijze, dat u mij moet helpen en ondersteunen zowel met voeding als
met kledij, naar de mate waarin ik in staat zal zijn u te dienen en het verdien. En zolang als ik leef behoor ik u
dienst en eer te bewijzen, passend bij mijn status als vrij man; en ik zal gedurende de tijd van mijn leven niet de
mogelijkheid hebben mij aan uw macht of bescherming te onttrekken; maar ik moet gedurende de dagen van mijn
leven onder uw macht of verdediging blijven. Daarom is het juist dat als een van ons zich wil onttrekken aan deze
afspraken, hij ___ schellingen aan de andere partij zal betalen (…) overigens zal deze overeenkomst onverbroken
blijven."
1 Hoe noemen we de verhouding, die in de bron onder woorden wordt gebracht? Leg je antwoord uit.
2 Waarom paste deze verhouding bij de maatschappelijke omstandigheden, zoals deze zich in de Vroege
Middeleeuwen voordeden?
3 Vanaf welke periode in de geschiedenis beginnen relaties tussen mensen, zoals in de bron beschreven,
duidelijk minder vanzelfsprekend te worden? Licht je antwoord met een voorbeeld toe.
6
FEODALISME Vazalliteit
TOETS
325
BRON I
Fragmenten uit het handboek, dat Dhouda van Septimania in 843 schreef
voor haar oudste zoon, die vazal was geworden van de Franse koning
Karel de Kale.
"Omdat God, naar ik geloof, en uw vader Bernard u in de bloem van uw
jeugd uitverkoren hebben om Karel als uw heer te dienen, dring ik er bij u
op aan steeds de herinnering in ere te houden van uw familie, roemrijk van
beide kanten, en uw meester niet alleen maar te dienen om hem uiterlijk
tevreden te stellen, maar om tegenover hem en zijn dienst in alle dingen
een toegewijde en zekere trouw van zowel lichaam als ziel te handhaven
(...) Het is daarom, mijn zoon, dat ik u aanspoor getrouwelijk al datgene,
waarmee u belast bent, te handhaven, met al uw kracht van lichaam en ziel,
zolang als uw leven zal duren (...) Moge de waanzin van ontrouw altijd
verre van u zijn; moge het kwaad nooit zo'n plaats in uw hart vinden dat u
ontrouw wordt tegenover uw heer in welke aangelegenheid dan ook (...)
Maar wat u betreft en ook wat betreft degenen die met u dienen ben ik daar
niet bang voor (...) Daarom, mijn zoon Willem, gij, die van ons bloed zijt,
betoont uzelf tegenover uw heer, zoals ik reeds benadrukt heb, oprecht,
waakzaam, nuttig en uiterst stipt met betrekking tot de dienst jegens hem.
Laat in elke aangelegenheid, die de macht en het welzijn van de koning,
zowel binnen het koninkrijk als daarbuiten, betreft die wijsheid zien,
waarmee God u zo overvloedig heeft begiftigd. Lees de levens en de
woorden van de heiligen uit vroeger tijden, en u zult daar vinden hoe uw
heer te dienen en hem in alle dingen getrouw te zijn. En wanneer u zijn
bevelen ontvangt, wijdt u zich dan trouw aan de uitvoering daarvan."
BRON II
De verhouding tussen de Franse koning Robert (996-1031) en zijn
vazallen, opgetekend door Raoul Glaber (die ongeveer tussen 985 en 1046
geleefd moet hebben).
"Koning Robert, aan wie het koninkrijk der Franken toen toeviel, werd
regelmatig onderworpen aan de wandaden van enkele van zijn
onbeschaamde ondergeschikten, vooral van diegenen, die ondanks hun
lage afkomst, door Hugo, zijn vader, en Hugo, zijn grootvader, of hemzelf
vanuit een lage positie tot de hoogste waardigheden waren verheven. Aan
hun hoofd stond Eudes, de zoon van Thibaut van Chartres, bekend als de
Sluwe, die, samen met een groot aantal andere, minder gevaarlijke heren
met des te meer trots opstandig scheen te zijn, naarmate het duidelijker hun
plicht was zich nederig en onderdanig te tonen. Onder hen bevond zich
Eudes II, zoon van de zojuist genoemde Eudes, die alle anderen overtrof in
macht en trouweloosheid. Aangezien de graaf van Troyes en van Meaux,
zoon van Heribert en de neef van de koning, geen kinderen had, nam
Eudes, ondanks het verzet van de koning, deze uitgestrekte domeinen in
bezit, die rechtens deel van het erfgoed van koning Robert hadden moeten
worden. Deze zelfde Eudes raakte verwikkeld in langdurige vetes en
oorlogen met Foulques van Anjou. Beiden stonden bol van trots en
dientengevolge was hun gemoedstoestand zelden vreedzaam."
1 Dhouda van Septimania beschreef
in haar handboek (I) de ideale
verhouding tussen een heer en zijn
vazal. Laat aan de hand van bron I
zien dat de vazalliteit niet alleen
een juridische, maar ook een
ethische (door normen en waarden
bepaalde) en een emotionele band
tussen heer en vazal schiep. Drie
antwoorden dus.
2 Plaats het ideaalbeeld van de
vazalliteit, zoals Dhouda van
Septimania (I) dat schetste, in de
context van de tijd, met andere
woorden maak duidelijk waarom
juist in de negende eeuw aan
vazalliteit behoefte bestond.
3 Vergelijk de beschrijving van de
verhouding tussen Robert en zijn
vazallen (II) met het ideaalbeeld
van de vazalliteit, zoals dat in bron
I naar voren komt. Welke
conclusie kun je uit deze
vergelijking trekken? Toon je
antwoord aan met citaten uit beide
bronnen.
4 Geef twee oorzaken van de
situatie, zoals die door Raoul
Glaber (II) beschreven werd.
7
FEODALISME Karakter feodale verhouding
Betekenis leenhulde
Praktijk feodalisme
TOETS
1756
BRON I
Voor het kasteel van Bulles (Noord-Frankrijk) ontvangt hertog Lodewijk II van Bourbon (1337-1342) leenhulde
van de slotvoogd; diens twee zoons staan achter hem.
8
BRON II
Mathilde, gravin van Nevers (1188-1257) sprak onderstaande belofte van trouw in 1221 uit jegens de Franse
koning Philips II August. Mathilde was de vrouw geweest van Hervé de Donzy. Deze was in 1199 als
leenman in opstand gekomen en had zelfs zijn leenheer, de vader van Mathilde, gevangen genomen. Om zijn
vrijheid te herwinnen had haar vader Mathilde aan Hervé de Donzy moeten uithuwelijken en hem het
graafschap Nevers moeten geven. In 1219 verwierf Mathilde door de dood van haar vader diens overige
graafschappen.
"Ik, Mathilde, gravin van Nevers, maak aan allen die deze brief zien bekend dat ik op de heilige evangeliën
heb gezworen jegens mijn meest geliefde heer Philips, bij de gratie Gods de luisterrijke koning van
Frankrijk, dat ik hem goede en trouwe dienst zal bewijzen tegenover alle levende mannen en vrouwen, en dat
ik niet zal trouwen buiten zijn wil en gunst om. Om mij vastberaden aan deze afspraken te houden heb ik aan
dezelfde heer koning beloftes gegeven van mijn mannen die mij vergezelden, op hun eden, op deze wijze dat
als ik zou falen om mij te houden aan de genoemde afspraken met de heer koning, dezen verplicht zijn om
naar de heer koning te komen met al hun landen en leengoederen die zij van mij houden en hun eden jegens
hem tegen mij zullen houden tot het met hem tot zijn voldoening goedgemaakt zal zijn. En steeds als de heer
koning het mij zal vragen, zal ik er voor zorgen dat hij soortgelijke eden krijgt van mijn mannen die niet bij
mij waren voor de heer koning, dat wil zeggen van allen die ik zou kunnen hebben, in goed vertrouwen en
zonder kwade bedoeling, en evenzo de leentrouw van mijn stad. En om ervoor te zorgen dat dit vast en
duurzaam zal blijven heb ik deze brieven geschreven, voorzien van mijn zegel."
1 Uit bron I kun je afleiden dat de verhouding tussen een heer en zijn vazal meer inhield dan een
zuiver juridisch contract. Maak dat duidelijk.
2 Als je goed naar bron I kijkt, kun je aangeven waarmee de slotvoogd door Lodewijk II beleend
werd. Waarmee? Leg je antwoord uit.
3 Zowel de biografische gegevens over Mathilde van Nevers als haar belofte van trouw jegens koning
Philips (II) laten zien dat de werkelijkheid van het leenstelsel vaak afweek van het ideaal dat in bron
I staat afgebeeld. Toon dat aan.
9
1 Dhouda van Septimania beschreef
in haar handboek (I) de ideale
verhouding tussen een heer en zijn
vazal. Laat aan de hand van bron I
zien dat de vazalliteit niet alleen
een juridische, maar ook een
ethische (door normen en waarden
bepaalde) en een emotionele band
tussen heer en vazal schiep. Drie
antwoorden dus.
2 Plaats het ideaalbeeld van de
vazalliteit, zoals Dhouda van
Septimania (I) dat schetste, in de
context van de tijd, met andere
woorden maak duidelijk waarom
juist in de negende eeuw aan
vazalliteit behoefte bestond.
3 Vergelijk de beschrijving van de
verhouding tussen Robert en zijn
vazallen (II) met het ideaalbeeld
van de vazalliteit, zoals dat in bron
I naar voren komt. Welke
conclusie kun je uit deze
vergelijking trekken? Toon je
antwoord aan met citaten uit beide
bronnen.
4 Geef twee oorzaken van de
situatie, zoals die door Raoul
Glaber (II) beschreven werd.
FEODALISME Vazalliteit
Theorie vs. praktijk
TOETS
151
BRON I
Galbert van Brugge beschrijft hoe een vazal hulde aan zijn heer brengt, 1127. Aangenomen wordt dat deze vorm al
sinds het begin van het feodale tijdperk bestond.
"Op donderdag, de zevende april, werd opnieuw hulde betoond jegens de graaf, wat telkens volbracht werd door
deze methode om vertrouwen en zekerheid te geven. Ten eerste verrichtten zij het huldebetoon op deze manier: de
graaf vroeg of [de aanstaande vazal] volledig zijn man wilde worden. Deze antwoordde 'ik wil dit' en met zijn
handen gevouwen en bedekt door de handen van de graaf, werden de twee door een kus verenigd. Ten tweede
beloofde hij die hulde had gebracht met deze woorden trouw aan de vertegenwoordiger van de graaf : 'Ik beloof op
mijn woord dat ik voortaan trouw zal zijn aan graaf Willem en ik zal ten volle de hulde in acht nemen die ik hem
verschuldigd ben tegenover alle mensen, in goed vertrouwen en zonder bedrog.' In de derde plaats zwoer hij een
eed op de relieken van de heiligen. Vervolgens bevestigde de graaf, met de staf die hij in zijn hand hield, de
vazalliteit van allen die door deze belofte de graaf vertrouwen en hulde hadden gegeven en die de eed hadden
gezworen."
BRON II
In de volgende bron komt het verschijnsel van achterbelening en de daaruit voortvloeiende problemen naar voren.
"Ik, Jan van Toul, maak bekend dat ik de leenman ben van vrouwe Beatrice, gravin van Troyes, en van haar zoon,
Theobald, graaf van Champagne, tegen elk schepsel, levend of dood, uitgezonderd mijn band van trouw met
Enjourand van Courcy, heer Jan van Arcis en de graaf van Grandpré. In het geval de graaf van Grandpré in oorlog
geraakt met de gravin en graaf van Champagne omdat hij zelf een geschil heeft, zal ik in eigen persoon de graaf
van Grandpré te hulp komen en zal ik naar de graaf en gravin van Champagne de ridders sturen, wier dienst ik hen
verschuldigd ben vanwege het leen dat ik van hen houd. Maar als de graaf van Grandpré in oorlog zal raken met de
gravin en graaf van Champagne vanwege zijn vrienden en niet omdat hijzelf een geschil heeft, zal ik in mijn eigen
persoon de gravin en graaf van Champagne helpen en zal ik één ridder naar de graaf van Grandpré zenden voor de
dienst die ik hem verschuldigd ben voor het leen dat ik van hem houd, maar ik zal niet zelf in het gebied van de
graaf van Grandpré gaan om oorlog met hem te voeren."
1 Verklaar het ontstaan van de vazalliteit uit de maatschappelijke en politieke omstandigheden in de Vroege
Middeleeuwen. Maak daarbij duidelijk dat de in bron I beschreven ceremonie heel functioneel was.
2 Op grond van bron II valt te beredeneren dat de tekst van een feodale verbintenis heel vaak niet meer dan
theorie was, waar de dagelijkse praktijk wel van af moest wijken. Maak dat duidelijk.
10
FEODALISME Vazalliteit
TOETS
360
BRON I
Ramon, graaf van Barcelona, geeft een
leen aan zijn vazal Bonefacio de la
Volta, 1154.
"In de naam van de Heilige Drieëenheid
geef ik, Ramon, bij de gratie Gods graaf
van Barcelona, prins van het koninkrijk
Aragon en markies van Tortosa, aan u,
mijn vazal Bonefacio de la Volta, het
kasteel van Flix in leen, tezamen met
zijn heerlijke rechten en met zijn
onderpanden en met de stad en zijn
omgeving en met al zijn toebehoren, op
zo’n manier dat u en uw afstammelingen
het voornoemde kasteel door mij en door
mijn opvolgers in leen mogen hebben in
ruil voor trouw en dienstbaarheid voor
altijd jegens mij en jegens heel mijn
nageslacht. En u zult mij het gezag over
het voornoemde kasteel teruggeven,
hetzij in toorn hetzij in vrede, terecht of
ten onrechte, zo vaak als ik dat van u
vraag, persoonlijk of door mijn gezant of
gezanten. U dient het voornoemde
kasteel zorgvuldig te bewaken en zonder
bedrog in stand te houden, en u zult mij
daarvoor dienen binnen de grenzen van
mijn land, dat wil zeggen van Barcelona,
Tortosa en Spanje. Ook behoud ik voor
mijzelf éénderde van alle inkomsten
daarvan; tweederde schenk ik u (…)
Voor deze hierboven beschreven
schenking beloof ik, de voornoemde
Bonefacio, u, mijn heer, de voornoemde
Ramon, dat ik u zonder bedrog zal
toebehoren, dat ik trouw zal zijn zoals
een vazal behoort te zijn jegens zijn heer,
in wiens handen hij zich met zijn eigen
handen aanbeveelt, en dat ik trouw in uw
belang al het bovenstaande zonder
misleiding zal opvolgen."
BRON II
Afbeelding van een vazal, die leenhulde brengt aan zijn heer.
1 In bron I wordt de kern van de verhouding tussen een
leenheer en een leenman duidelijk. Leg dat uit door aan te
geven welke wederzijdse verplichtingen Ramon en
Bonefacio waren aangegaan.
2 Leg uit dat bron II de vazalliteit en de schenking van een
leen uitbeeldt.
3 Leidde het leenstelsel tot opeenhoping, of juist tot
versnippering van politieke en militaire macht? Leg je
antwoord uit.
4 In bron I beleent Ramon niet alleen Bonefacio met het
kasteel van Flix, maar ook diens opvolgers. Waarom ging
dit in tegen de oorspronkelijke gedachte achter het
leenstelsel?
11
FEODALISME Leenstelsel
TOETS
335
BRON I
De graaf van Troyes beleent een zekere Jocelyn met een heerlijkheid, 1200.
"Ik, Thiebault, paltsgraaf van Troyes, maak bekend aan iedereen, nu en in de toekomst, dat ik aan Jocelyn d'Avalon
en zijn erfgenamen in leen heb gegeven de heerlijkheid met de naam Gillencourt, die behoort tot de slotvoogdij La-
Ferté-sur-Aube; en alles wat bovengenoemde Jocelyn verder vermag te verwerven in dezelfde heerlijkheid heb ik
hem en zijn erfgenamen geschonken ter vergroting van dat leen. Ik heb hem bovendien het recht verleend dat ik in
geen enkele van mijn vrije heerlijkheden mannen in dienst zal nemen, die tot deze schenking behoren. De
bovengenoemde Jocelyn is hierom bovendien mijn vazal geworden, behoudens evenwel zijn trouw jegens Gerard
d'Arcy en jegens de hertog van Bourgondië en jegens Peter, graaf van Auxerre.
Gedaan te Chouade, in mijn tegenwoordigheid, in het jaar van de Incarnatie van onze Heer 1200, in de maand
januari. Opgetekend door Walter, mijn kanselier."
BRON II
Een bisschop bedreigt zijn vazallen met kerkelijke straffen, ca. 1020.
"Fulbert, bisschop bij de gratie Gods, aan Gunther, burggraaf Hubert, Roger, Bucard, Hugo de zoon van Hugo,
Ottred, Hamelin, Hugo de zoon van Herbrand, en de vrouw van Guismand en aan al de overigen die leengoederen
hebben van de kerk van St-Marie te Chartres vanwege schenking door bisschop Reginald:
In de naam van God en de Heilige Maria en in mijn eigen naam beveel en bezweer ik u dat u voor Pasen
aanstaande tot ons komt en ons uw dienstbaarheid betoont, dan wel een precies overzicht geeft van uw leengoede-
ren. Als u dit niet doet, zal ik u vanwege uw ongehoorzaamheid uitsluiten van de communie; en ik zal u een verbod
opleggen om de heilige mis te horen, om zolang u leeft de communie te ontvangen en om een Christelijke
begrafenis te krijgen als u sterft. Ja waarlijk, ik zal de banvloek uitspreken over het kasteel van Vindocinium en de
landerijen daaromheen en de heilige mis zal daar niet opgedragen worden en evenmin zullen de doden begraven
worden. En daarna zal ik de leengoederen die u heeft, weggeven aan één of aan meerdere mannen en ik zal met u
daarover niet verder onderhandelen. Moge God uw harten bekeren, mijn kinderen!"
1 Bovenstaande bronnen (I, II) illustreren het in de vroege Middeleeuwen ontstane leenstelsel. Welke
kenmerken van het leenstelsel kun je in elk van beide bronnen terugvinden? Verwijs in je antwoord steeds
naar de tekst van de bronnen.
2 Waarom kunnen we het leenstelsel beschouwen als een voorbeeld van de corporatief-hiërarchische
structuur van de Middeleeuwse samenleving?
3 Het leenstelsel leidde tot de feodalisatie van de samenleving. Waarom kun je de situatie die in bron I naar
voren komt een typisch voorbeeld van de ontstane feodale wanorde noemen?
4 Welke gevolgen had deze in bron I beschreven situatie voor de Franse koning als resp. soeverein en
suzerein? Leg steeds je antwoord uit.
5 Vooral vanaf de elfde eeuw greep de Kerk in om de feodale wanorde te bestrijden. Ontleen aan bron II
waaraan bisschop Fulbert het recht ontleende ongehoorzame vazallen te bestraffen. Twee dingen noemen.
6 Fulbert (II) bedreigde zijn vazallen met een tweetal straffen. Hoe noemen we deze straffen? Leg beide uit
en verwijs daarbij steeds naar bron II.
12
FEODALISME Vazalliteit
Karel de Grote
Leenstelsel
TOETS
523
BRON
In de 11de en 12de eeuw ontstonden in Frankrijk de 'chansons de geste', ridderverhalen die heel vaak Karel de
Grote als centraal figuur hadden. Op onderstaande afbeelding uit een manuscript van het 'chanson de Roland'
krijgt ridder Roeland het zwaard Durandal uit de handen van Karel de Grote.
1 Met welk begrip kun je de verhouding van Roeland tot Karel de Grote, zoals weergegeven in de bron,
aanduiden? Leg je antwoord uit met een beschrijving van de bron.
2 Leg uit waardoor verhoudingen als die tussen Karel de Grote en Roeland vooral in de vroege Middeleeuwen
ontstonden.
3 Roeland kreeg van Karel de Grote een zwaard overhandigd, maar meestal ging het om een stuk grond (vaak
gesymboliseerd in een kluit aarde). Leg uit dat Karel, maar ook latere vorsten hiermee de problemen van het
bestuur van hun rijk wilden oplossen.
13
FEODALISME Vazalliteit
TOETS
244
BRON
Afbeelding uit het 'Liber Feodorum Maior', in 1194 samengesteld in opdracht van de Catalaanse graaf Alfonso I.
1 In deze bron wordt een ceremonie afgebeeld. Bij welk Middeleeuws verschijnsel hoort deze
ceremonie? Leg je antwoord uit door de bron te beschrijven.
2 Leg uit dat het in de Vroege Middeleeuwen ontstane leenstelsel direct verband houdt met de in de
bron afgebeelde ceremonie.
14
FEODALISME Vazalliteit
Relatie wereldlijke vs. geestelijke
macht
TOETS
217
BRON
In het jaar 1020 schreef Fulbert, de bisschop van Chartres, onderstaande brief aan Willem, de hertog van
Aquitaine.
"Gevraagd om iets te schrijven over de vorm van de leenmans-trouw, heb ik op het gezag van de Bijbel het
volgende beknopt voor u opgeschreven. Wie trouw zweert jegens zijn heer behoort altijd deze zes zaken in
gedachten te houden: wat is onschadelijk, veilig, eervol, nuttig, gemakkelijk, doenlijk. Onschadelijk, dat wil
zeggen dat hij zijn heer lichamelijk niet behoort te kwetsen; veilig, dat hij jegens hem niet schadelijk mag zijn
wat betreft zijn geheimen of in de maatregelen waarmee hij zijn veiligheid kan verdedigen; eervol, dat hij hem
niet in zijn recht of in andere zaken die zijn eergevoel raken behoort te krenken; nuttig, dat hij hem geen
schade wat betreft zijn bezittingen behoort toe te brengen; gemakkelijk of doenlijk, dat hij niet dat goede
moeilijk maakt wat de heer gemakkelijk kan doen, evenmin dat hij voor hem onmogelijk maakt wat doenlijk
is.
Echter, dat de trouwe vazal deze vormen van onrecht vermijdt is gepast, maar het is niet hierom dat hij zijn
leengoed verdient; want het is niet voldoende om zich te onthouden van het kwaad, tenzij ook gedaan wordt
wat goed is. Het blijft daarom staan dat wat betreft dezelfde zes hierboven genoemde zaken hij zijn heer trouw
raad en hulp behoort te geven., als hij wenst dat hij geacht wordt zijn leen waardig te zijn en dat hij gerust is
met betrekking tot de eed van trouw die hij heeft gezworen.
Ook de heer behoort jegens zijn trouwe vazal in al deze zaken wederkerig te handelen. En als hij dit niet doet,
zal hij terecht beschouwd worden als schuldig aan kwade trouw (…)"
1 Leg uit waarom je het leenstelsel kunt beschouwen als een antwoord op de omstandigheden in de
Vroeg-Middeleeuwse samenleving. In je antwoord moet duidelijk naar voren komen wat we onder
een feodale verhouding verstaan.
2 Fulbert heeft zijn brief waarschijnlijk op verzoek geschreven. Welke reden zou Willem van Aquitaine
gehad kunnen hebben om de betekenis van de verhouding tussen een heer en zijn vazal op schrift te
zetten?
3 Waarom zal Willem juist aan een man als Fulbert het verzoek gericht hebben om de verhouding
tussen heer en vazal onder woorden te brengen?
4 Maak aan de hand van de bron duidelijk dat in de ogen van Fulbert een feodale verhouding meer was
dan een zakelijke overeenkomst.
5 Op grond van welk gedeelte uit de bron mag je veronderstellen dat Fulbert ten opzichte van Willem
een zekere onafhankelijkheid bezat? Leg je antwoord uit.
15
FEODALISME Staatsvorming
TOETS
128
BRON I
Bijeenkomst van de Franse koning Karel de Kale (843-877) met zijn
vazallen.
BRON II
Uit de kroniek van Walter van
Guisborough (1310) over de graaf
van Warenne, die met documenten
het eigendom van zijn land moet
aantonen; de graaf is een
nakomeling van een vazal van
Willem van Normandië, die in 1066
deelnam aan de verovering van
Engeland.
"De graaf van Warenne werd voor
de rechters van de koning geroepen.
De rechters vroegen hem zijn
eigendomsbewijs te tonen (…) hij
haalde een oud en roestig zwaard
tevoorschijn en zei: 'Kijk hier naar,
mijne heren, dit is mijn bewijs!
Want mijn voorouders kwamen met
Willem en veroverden hun landen
met het zwaard, en met het zwaard
zal ik ze verdedigen tegen iedereen
die van plan is ze in te nemen. De
koning veroverde en onderwierp het
land niet op eigen kracht, maar onze
voorouders deden dat samen met
hem'."
1 Waarom speelde een stuk land (een leen) een sleutelrol in de verhouding tussen een leenheer en zijn vazal?
2 Welk aspect van de verhouding tussen een heer en zijn vazallen wordt in bron I uitgebeeld?
3 Bron I kun je gebruiken om uit te leggen dat dergelijke bijeenkomsten het ontstaan van een centraal
geregeerde staat bevorderden. Leg dat uit.
4 Uit bron II blijkt zowel de ontwikkeling van Engeland naar een centraal geregeerde staat als het verzet tegen
die ontwikkeling. Toon beide beweringen vanuit de bron aan.
16
FEODALISME Ontstaan leenstelsel
Invallen in Europa
Kruistochten/Reconquista
TOETS
736
BRON
Kaart van Europa, die de situatie in de negende eeuw weergeeft.
1 Leg uit dat het leenstelsel, zoals dat in de Vroege Middeleeuwen ontstaan was, leidde tot een verbrokkeling van
de politieke macht.
2 Je kunt stellen dat de situatie, die in de bron is weergegeven, heeft bijgedragen aan die verbrokkeling van de
politieke macht in West-Europa. Leg dat uit.
3 In de Late Middeleeuwen, waaronder we hier de periode na het jaar 1000 verstaan, werd de situatie, zoals die in
de bron weergegeven, juist omgekeerd. Geef daarvan één voorbeeld.
17
FEODALISME Drie standen
Corporatieve/hiërarchische ordening
TOETS
331
BRON I
Adalbero, bisschop van Laon, over de drie standen (eind 10de eeuw, begin 11de eeuw).
"De geestelijke stand is slechts een lichaam, maar de indeling van de maatschappij omvat drie standen. Immers, de
menselijke wet onderscheidt twee andere standen: de edele en de niet vrije.
De edelen zijn de krijgslieden, de beschermers van de kerken. Zij verdedigen iedereen van het volk, groten en
kleinen (...) De andere stand is deze van de niet-vrijen, de lijfeigenen. Dit ongelukkig ras moet alles wat het bezit
verwerven ten koste van grote moeite. Zij verschaffen iedereen voeding, geld en kleding. Immers geen enkele vrije
man is in staat zonder hen te leven.
De stad van God, waarvan men denkt dat zij één is, is dus verdeeld in drie standen. De enen bidden, de anderen
vechten en weer anderen werken. Deze drie standen leven samen en lijden er niet onder dat zij gescheiden zijn. De
diensten van een van hen maken de diensten van de twee overige mogelijk. Iedere stand is een steun voor de
andere standen."
BRON II
De 'Annales Bertiniani' over het belenen van Harald door Lotharius I, koning van Middenfrankenland, ca. 850.
"Lotharius gaf aan Harald, die met andere Deense zeerovers (...) zoveel schade aan het rijk van zijn vader had
toegevoegd, als beloning voor zijn verdiensten Walcheren en andere streken in de omtrek in leen. Een misdaad
waarlijk is het, die alle afkeuring verdient, om hen die zoveel kwaad aan christenen hadden gedaan, aan het hoofd
te plaatsen van landen en volken van christenen en kerken van christenen, zodat de vervolgers van het christelijk
geloof beheersers der christenen werden en christenvolken onderworpen zouden zijn aan afgodendienaars."
1 De Middeleeuwse samenleving kende een corporatieve en hiërarchische ordening. Leg aan de hand van
bron I uit wat we hiermee bedoelen. Beide termen moeten in je antwoord aan de orde komen.
2 Leg in relatie tot deze corporatieve en hiërarchische ordening uit wat het vrijheidsbegrip in de
Middeleeuwen inhield.
3 Ook het leenstelsel kun je als een vorm van hiërarchische ordening beschouwen. Leg aan de hand van
bron II het leenstelsel uit.
4 Als je bron II juist interpreteert, dan blijkt dat de vazalliteit van Harald voor het grootste deel slechts
schijn was. Leg dat uit.
18
FEODALISME Kenmerken leenstelsel
Koninklijke macht
TOETS
40
BRON
In het jaar 1221 maakte Matilda, gravin van Nevers (Frankrijk), het volgende bekend.
"Ik, Matilda, gravin van Nevers, maak bekend aan allen die deze brief zien dat ik op de heilige evangeliën heb
gezworen jegens mijn liefste heer, Philips, bij de gratie Gods de meest doorluchtige koning van Frankrijk, dat
ik hem goed en getrouw zal dienen tegen alle levende mannen en vrouwen, en dat ik niet in het huwelijk zal
treden zonder zijn toestemming en gunst. Om deze overeenkomsten standvastig na te komen heb ik aan
dezelfde heer koning beloftes gedaan van mijn mannen die ik bij me had, op hun eden, op deze wijze, dat als
ik in gebreke zou blijven om de voornoemde overeenkomsten met de heer koning na te komen (ook al zal dit
niet gebeuren), dezen verplicht zijn naar de heer koning te komen met al hun landen en leengoederen die ze
van mij in leen gekregen hebben en jegens hem hun eden tegen mij na zullen komen, totdat het met hem tot
zijn genoegen goedgemaakt zal zijn. En iedere keer als de heer koning mij daarom vraagt, zal ik er voor
zorgen dat hij dezelfde eden krijgt van mijn mannen die niet samen met mij aanwezig waren bij de heer
koning, dat wil zeggen van allen die mij, in goed vertrouwen en zonder kwaadaardige bedoeling, toebehoren."
1 Maak met betrekking tot het leenstelsel duidelijk waarom je het ontstaan ervan kunt verklaren vanuit
de specifieke omstandigheden van de Vroege Middeleeuwen.
2 Laat met behulp van de bron zien dat een leenverhouding niet alleen een juridische, maar ook een
ethische en een emotionele band tussen de leenheer en de leenman (-vrouw) tot stand bracht.
3 Waardoor leidde het leenstelsel tot versnippering van de koninklijke macht?
4 In de bron wordt de verhouding beschreven tussen gravin Matilda en haar heer, koning Philips van
Frankrijk. Hoe moet je deze bron interpreteren als je onderzoek doet hoe de verhouding tussen
leenheren en leenmannen (-vrouwen) zich ontwikkelt in de Late Middeleeuwen?
19
FEODALISME Karel de Grote
Bestuursstelsel
Capitularia
Relatie met de Saksen
TOETS
1688
BRON
Karel de Grote oefende de macht over zijn gebieden onder meer uit door middel van 'capitularia', documenten
met instructies van de centrale regering voor plaatselijke bestuurders. Hieronder staat een aantal bepalingen uit
een capitularium uit 785, dat Karel de Grote uitvaardigde voor de bestuurders van het gebied van de Saksen, een
volk dat pas kort geleden door hem was onderworpen en met geweld tot het christendom bekeerd.
"2. Als iemand toevlucht zoekt in een kerk, laat niemand het wagen om hem met geweld uit die kerk te jagen; laat
hem liever met rust tot hij is gebracht om zijn zaak te bepleiten (…) en laat hem daarna voorgesteld worden aan
onze heer de koning.
3. Als iemand met geweld een kerk binnentreedt en daaruit iets steelt met geweld of tersluiks, of de kerk in brand
steekt, laat hem sterven.
4. Als iemand uit minachting voor het christelijk geloof de heilige vastentijd zou verwerpen en vlees eten, laat
hem sterven; maar laat de priester de zaak onderzoeken, voor het geval iemand uit noodzaak gedwongen zou zijn
om vlees te eten.
7. Als iemand heidense rituelen volgt en er voor zorgt dat het lichaam van een dode man wordt door vuur
verbrandt (…) laat hem dat met zijn leven betalen.
8. Als iemand van het Saksische volk zich ongedoopt onder hen verborgen houdt en als hij zich niet verwaardigt
om gedoopt te worden (…) laat hem sterven.
18. Op zondagen mogen er geen vergaderingen of openbare bijeenkomsten zijn, behalve in kwesties van grote
nood of wanneer een vijand aandringt; laat allen liever de kerk bezoeken om het woord van God aan te horen.
34. Wij verbieden de Saksen om als groep samen te komen in openbare vergaderingen, behalve bij die
gelegenheden dat onze zendgraaf hen op onze aanwijzingen bijeenroept; laat eerder iedere graaf aan zijn hof
rechtszitting houden en in zijn gebied het recht toepassen. En de geestelijken moeten er op toezien dat dit bevel
wordt gehoorzaamd."
1 Uit bovenstaande bron blijkt dat Karel de Grote de macht over zijn rijk slechts op een indirecte wijze
kon uitoefenen. Leg uit hoe het bestuurssysteem van Karel de Grote werkte; verwerk in je antwoord
twee aanwijzingen uit de bron.
2 Waardoor was Karel de Grote genoodzaakt deze vorm van indirecte machtsuitoefening in te voeren?
3 Gelet op de inhoud van de bron werden de bestuurders van Karel de Grote in het gebied van de Saksen
met een grote uitdaging geconfronteerd. Licht dit toe door:
- eerst met twee verwijzingen naar de bron uit te leggen welke die uitdaging was en
- daarna een afweging te maken of het beleid van Karel met betrekking tot de Saksen (zoals uit de
bron blijkt) effectief geweest zal zijn.
20
FEODALISME Historische context
Karakter feodale verhouding
TOETS
1762
BRON
Koning Alphonso II van Aragon (1164-1196) breidde tijdens zijn regering zijn invloed in het zuiden van het
huidige Frankrijk aanzienlijk uit. Zo beleende hij de edelman Galceran d'Urtx met de plaats Nahuja, met het recht
er een fort te bouwen. Hieronder staat een afbeelding van de ceremonie van deze belening.
1 Plaats de bron in de historische context van de Middeleeuwen, dat wil zeggen leg uit door welke
omstandigheden en met welk doel Alphonso II de edelman Galceran d'Urtx met Nahuja beleende.
2 Maak duidelijk dat je uit de bron kunt afleiden dat een feodale verhouding meer dan alleen maar een
juridisch contract was.
21
FEODALISME Vazalliteit
TOETS
1939
BRON II
Onder Lodewijk de Vrome, de opvolger
van Karel de Grote, werd in 816 een
capitulare (verordening) uitgegeven
met betrekking tot de rechten en
plichten van vazallen. Hieronder staat
een bepaling uit deze capitulare.
"Als iemand zijn heer wenst te verlaten
en in staat is een van deze wandaden
tegen hem te bewijzen, dat is, in de
eerste plaats, als de heer hem onterecht
wil verlagen tot slavernij; in de tweede
plaats, als hij een plan tegen zijn leven
heeft beraamd; in de derde plaats, als de
heer ontucht heeft gepleegd met de
vrouw van zijn vazal; in de vierde
plaats, als hij hem opzettelijk met een
getrokken zwaard heeft aangevallen; in
de vijfde plaats, als de heer in staat is
geweest de vazal te verdedigen nadat
deze zijn handen aan hem heeft
toevertrouwd, en hij niet aldus
gehandeld heeft; is het aan de vazal
toegestaan hem te verlaten. Als de heer
op deze vijf punten iets heeft bedreven
tegen de vazal, is het de vazal
toegestaan hem te verlaten."
BRON I
Miniatuur uit de zogenaamde 'Bijbel van Ripoll', genoemd naar de
plaats in Spanje waar het Benedictijner klooster stond waar deze
bijbel in de 11de eeuw vervaardigd is.
1 Het verschijnsel van de vazalliteit kun je alleen maar begrijpen in de context van de periode van
ontstaan, de Vroege Middeleeuwen. Geef nu eerst een korte omschrijving van het begrip 'vazalliteit' en
leg vervolgens de historische context uit waarin de vazalliteit ontstaan is.
2 In de miniatuur (I) is de ceremonie weergegeven, waarbij een vrije man vazal wordt. Leg met behulp van
de bron uit dat deze ceremonie duidelijk maakt dat vazalliteit meer inhield dan alleen een juridische
verbintenis.
3 De bepalingen in bron II lijken op het eerste gezicht een strikt juridisch karakter te hebben. Toch kun je
de stelling verdedigen dat deze bepalingen voortvloeien uit de ceremonie, die in bron I is afgebeeld.
Toon deze stelling aan met twee voorbeelden uit bron II.
22
FEODALISME Militaire, religieuze, ethische aspecten
Feodalisering Kerk
Verhouding Franse-Engelse koning
Economische/politieke belangen Kerk
TOETS
2106
BRON I
In 1110 werd de leenverhouding tussen Bernard Atton, burggraaf van Carcassonne en abt Leo van het klooster
St. Marie-de-Grasse in onderstaand document vastgelegd.
"Laat daarom aan allen (…) weten dat ik, genoemde Bernard Atton, heer en burggraaf van Carcassonne, waarlijk
erken jegens u, mijn heer Leo, bij de gratie Gods abt van St. Marie-de-Grasse, en jegens uw opvolgers dat ik als
leen in Carcassonne het volgende houd (…): dat wil zeggen de kastelen Confoles, Leocque, Capendes (…); en de
domeinen Mairac, Albars en Musso; eveneens, in de vallei van Aquitaine, Rieux, Traverina, Herault, Archas,
Servians, Villatiitoes, Tansiraus, Presler, Cornelles, Bovendien bevestig ik dat ik van u van het genoemde
klooster als leen het kasteel Termes in Narbonne houd; en in Minerve het kasteel Ventaion en de domeinen
Cassanolles, Ferral en Aiohars; en in Le Rogos het kleine dorp Longville; voor elk afzonderlijk en voor allen
gezamenlijk betuig ik hulde en leg ik de eed af met mijn handen en mijn mond jegens u, mijn genoemde heer abt
Leo, en jegens uw opvolgers, en ik zweer op de vier evangeliën van God dat ik altijd een trouwe vazal zal zijn
van u en van uw opvolgers en voor St. Marie-de-Grasse in alle dingen waarin van een vazal verwacht wordt
trouw te zijn jegens zijn heer, en ik zal u, mijn heer, verdedigen en al uw opvolgers en het genoemde klooster en
alle huidige en toekomstige monniken en de kastelen en domeinen en al uw mannen en hun bezittingen tegen alle
kwaadwilligen en binnendringers (…) op mijn eigen kosten; en ik zal aan u zeggenschap geven over alle
hierboven beschreven kastelen en domeinen, in vrede en in oorlog, steeds wanneer ze worden opgeëist door u of
door uw opvolgers. Bovendien bevestig ik dat, als een erkenning van bovenstaande lenen, ik en mijn opvolgers
naar het genoemde klooster moeten komen, op onze eigen kosten, zo vaak als een nieuwe abt wordt aangesteld,
en daar hulde moet betuigen en aan hem de zeggenschap moet teruggeven over alle hierboven beschreven lenen.
En wanneer de abt zijn paard zal bestijgen moeten ik en mijn erfgenamen, burggraven van Carcassonne (…) de
stijgbeugel vasthouden ter ere van (…) St. Marie-de-Grasse; (…) en de eerste keer dat de abt Carcassonne
binnentreedt moeten wij hem voorzien van de beste vis en het beste vlees en van eieren en kaas, eervol naar zijn
wil, en de kosten betalen van de hoefijzers van de paarden en van het stro en het voer naar gelang de eisen van
het seizoen."
1 Leg met verwijzingen
naar bron I en/of bron
II uit dat de ver-
houding tussen een
leenheer en een leen-
man militaire, religi-
euze en ethische as-
pecten kende.
2 Maak duidelijk dat
zowel in bron I als in
bron II een bijzondere
(van het algemene
patroon afwijkende)
feodale verhouding
naar voren komt.
3 Uit bron I blijkt dat de
Kerk in de Middel-
eeuwen grote politieke
en economische be-
langen had. Leg beide
uit.
BRON II
Op onderstaand miniatuur uit de 'Grandes Chroniques de France' betuigt
Edward III, koning van Engeland, in 1329 leenhulde aan de Franse koning
Philips VI.
23
FEODALISME Kenmerken leenstelsel
Leenheer-leenman-achterleenman
TOETS
2207
BRON I
Tekst van een leencontract uit
1167 tussen Lodewijk VII, koning
van Frankrijk van 1137-1180, en
Barthélémi de Montcomet,
bisschop van Beauvais. Met het
begrip 'Drie-eenheid' geven veel
Christelijke kerken aan dat God in
drie gedaanten optreedt: als
Vader, als Zoon en als Heilige
Geest. Beauvais en Savignies
liggen in het noordwesten van
Frankrijk.
"In de naam van de Heilige en
Ongedeelde Drie-eenheid, amen.
Ik, Lodewijk, bij de gratie Gods
koning der Fransen, maak aan
allen nu en in de toekomst bekend
dat in Mante in onze aanwezigheid
graaf Hendrik van Champagne het
leen van Savignies heeft afgestaan
aan Barthélémi, bisschop van
Beauvais, en zijn opvolgers. En
voor dat leen heeft genoemde
bisschop de belofte en de
verplichting uitgesproken om graaf
Henry bij te staan met één ridder
en met rechtspraak en
dienstbaarheid; en hij stemde er
ook in toe dat de bisschoppen die
na hem komen hetzelfde zullen
doen. Opdat dit door onze
nakomelingen zal worden
begrepen en geweten hebben wij er
voor gezorgd dat aan dit document
ons zegel is bevestigd. Gedaan te
Mante, in het jaar van het
Vleesgeworden Woord, 1167; in
ons paleis waren aanwezig wier
namen en zegels zijn aangehecht:
zegel van Thiebault, onze
hofmeester, zegel van Guy, de
meester van de wijnkelder; zegel
van Matthieu, de kamerheer; zegel
van Raoul, de hofmaarschalk.
Opgetekend door de hand van
Hugo, de kanselier."
BRON II
Afbeelding uit een handschrift uit de dertiende eeuw.
1 Noem drie kenmerken van het leenstelsel die je aan de bronnen I
en II kunt ontlenen. Verwijs bij elk genoemd kenmerk naar de
bron, waaruit je dat kenmerk hebt gehaald.
2 Leg uit dat uit bron I blijkt dat Barthélémi van Montcomet op zeker
drie verschillende manieren op het hart gedrukt kreeg dat hij zich
aan zijn beloftes als leenman moest houden.
3 Uit bron I blijkt dat bij de belening van Barthélémi van Montcomet
met Savignies niet alleen koning Lodewijk VII een rol speelde,
maar ook graaf Hendrik I van Champagne. Beredeneer met behulp
van de gegevens uit bron I hoe waarschijnlijk de precieze
leenverhouding was tussen Lodewijk, Hendrik en Barthélémi.