VLAAMS PARLEMENT

75
VLAAMS PARLEMENT VERZOEKSCHRIFT over pesten op school en de oprichting van een neutrale ombudsdienst voor alle netten van het Vlaamse onderwijs VERSLAG namens de Commissie voor Onderwijs,Vorming en Wetenschapsbeleid uitgebracht door de heren Julien Demeulenaere en Kris Van Dijck Zitting 2003-2004 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 4961 24 februari 2004

Transcript of VLAAMS PARLEMENT

Page 1: VLAAMS PARLEMENT

V L A A M S P A R L E M E N T

VERZOEKSCHRIFT

over pesten op school en de oprichting van een neutrale ombudsdienst voor alle netten van het Vlaamse onderwijs

VERSLAG

namens de Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid uitgebracht door de heren Julien Demeulenaere en Kris Van Dijck

Zitting 2003-2004

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

4961

24 februari 2004

Page 2: VLAAMS PARLEMENT

Samenstelling van de commissie :

Voorzitter : de heer Gilbert Vanleenhove.

Vaste leden :

de heer Jos De Meyer, mevrouw Veerle Heeren, de herenLuc Martens, Gilbert Vanleenhove ;

de heren Karlos Callens, Julien Demeulenaere, Gilbert VanBaelen, mevrouw Erna Van Wauwe ;

de heren Pieter Huybrechts, Julien Librecht, Joris VanHauthem ;

mevrouw Gracienne Van Nieuwenborgh, de heer AndréVan Nieuwkerke ;

de heer Frans Ramon ;

de heer Dirk De Cock.

Plaatsvervangers :

mevrouw Wivina Demeester-De Meyer, mevrouw BrigitteGrouwels, mevrouw Mieke Van Hecke, mevrouw Ingridvan Kessel ;

de heren Frans De Cock, André Denys, Cis Schepens, BobVerstraete ;

mevrouw Marijke Dillen, mevrouw Marleen Van denEynde, de heer Roland Van Goethem ;

de heren Lucien Suykens, Robert Voorhamme ;

de heer Flor Ory ;

de heer Kris Van Dijck.

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 2

Page 3: VLAAMS PARLEMENT

INHOUD

Blz.

1. Procedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

2. Inhoud van het verzoekschrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

3. Hoorzittingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

A. Hoorzitting van 27 januari 2004 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

B. Hoorzitting van 5 februari 2004 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24

4. Bespreking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65

5. Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66

Bijlagen

Bijlage 1 : Tekst van het collectief verzoekschrift over pesten op school en de oprichting van een neutrale ombudsdienst voor alle netten van het Vlaams onderwijs . . . . . . 67

Bijlage 2 : Intentieverklaring en vijf hoofddoelstellingen van het ‘anti-pest-TEAM-op-school’ 71

3 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 4: VLAAMS PARLEMENT

1. PROCEDURE

Op 5 januari 2004 diende de heer Marc Van Roos-broeck c.s. bij de voorzitter van het Vlaams Parle-ment een collectief verzoekschrift in over pestenop school en de oprichting van een neutrale om-budsdienst voor alle netten van het Vlaamse on-derwijs (Verzoekschrift nr. 27 (2003-2004)). Hetcollectief verzoekschrift werd ondertekend door22.650 personen.

Het verzoekschrift werd ontvankelijk verklaarddoor de voorzitter van het Vlaams Parlement envoor verdere behandeling doorverwezen naar deCommissie voor Onderwijs, Vorming en Weten-schapsbeleid.

De Commissie voor Onderwijs, Vorming en Weten-schapsbeleid behandelde het verzoekschrift op 27 januari, 5 februari en 19 februari 2004.

Overeenkomstig artikel 4 van het verzoekschrif-tendecreet van 6 juli 2001 heeft de eerste onderte-kenaar van een collectief verzoekschrift het rechtom gehoord te worden. Op 27 januari en 5 februari2004 organiseerde de Commissie voor Onderwijs,Vorming en Wetenschapsbeleid een hoorzittingover het verzoekschrift met zowel de eerste onder-tekenaar als met een reeks betrokken actoren uithet onderwijsveld.

2. INHOUD VAN HET VERZOEKSCHRIFT

De verzoekers vragen dat zij in een hoorzitting ge-tuigenis kunnen afleggen over de problematiek vanhet pesten op school, zowel ten opzichte van leer-lingen als leerkrachten. Zij stellen verder de op-richting voor van een neutrale ombudsdienst vooralle netten van het Vlaamse onderwijs (Verzoek-schrift nr. 27 (2003-2004) – zie bijlage).

3. HOORZITTINGEN

A. Hoorzitting van 27 januari 2004

Vooraf

De heer Gilbert Vanleenhove, commissie-voorzitter : Op 8 mei 2003 heeft de heer Van Dijckin deze commissie een interpellatie gehouden overde thematiek van pesten op school. Er werd toenafgesproken om daarover een hoorzitting te hou-den. Op 4 december 2003 hield de heer Martensopnieuw een interpellatie over het thema. Toenwerd bevestigd dat er dringend een hoorzitting

nodig was en werd de datum van vandaag vastge-legd. Ondertussen is er een verzoekschrift inge-diend dat door meer dan 23.000 personen werd on-dertekend. Daarin wordt uitdrukkelijk gevraagdom een hoorzitting te organiseren. Vandaag gaat dehoorzitting alleen over pesten van en door leer-krachten en directies. Omdat het pesten van kinde-ren op school even belangrijk is, wordt op 5 februari daarover een hoorzitting gehouden. Deonderwijsnetten sluiten de hoorzittingen af meteen reflectie op beide delen.

DEEL I : PESTEN VAN EN DOOR LEER-KRACHTEN EN DIRECTIES

1. Uiteenzetting door de heer Marc Van Roosbroeck, indiener verzoekschrift en co-au-teur van het boek ‘De pest op school’

De heer Marc Van Roosbroeck : Ik vind het zeerbelangrijk (en heb daarop aangedrongen onder hetmoto ‘ere wie ere toekomt’) dat de andere auteurvan het boek ‘De pest op school’, de heer Marc VanImpe, ook aanwezig is. Met het boek is immers heelveel in beweging gebracht.

Ik spreek vandaag niet alleen als indiener van ditverzoekschrift, niet alleen als co-auteur van hetboek ‘De pest op school’, maar voornamelijk alswoordvoerder van ‘het anti-pest-TEAM-op-school’, een vreedzame en positief geïnspireerdeactiegroep bestaande uit enkele tientallen enthou-siaste en gedreven ouders van gepeste en/of gedis-crimineerde leerlingen of studenten én (gepeste)leerkrachten, die streven naar beter onderwijs. Hetgaat om alle Vlaamse onderwijsnetten maar demeest schrijnende ‘gevallen’ komen helaas uit hetGemeenschapsonderwijs en uit het Antwerpsestadsonderwijs. De heer Dirk Van Damme, afge-vaardigd-bestuurder van de Raad van het Ge-meenschapsonderwijs (RAGO), zal ons binnen-kort ontvangen om een aantal oplossingen te be-spreken.

Ons eerste verzoek op basis van de petitieactie metmeer dan 23.000 handtekeningen tegen pesterijen,wantoestanden, machtsmisbruik en discriminatieop school om een bijkomende hoorzitting te orga-niseren over ouders, leerlingen en studenten, is alingewilligd. Die hoorzitting vindt volgende weekdonderdag plaats.

Ten tweede verzoeken we nogmaals om zo spoedigmogelijk een juridisch bevoegde ombudsdienstvoor alle netten van het Vlaams onderwijs op terichten. Deze ombudsdienst zou dienen bemand te

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 4

Page 5: VLAAMS PARLEMENT

worden door juristen, geneesheren, psychologen,pedagogen, maar zeker en vast ook door een aantalervaringsdeskundigen naar het voorbeeld vanChild Focus. Binnen ‘het anti-pest-TEAM-op-school’, binnen de vzw Limits, binnen de vzwSasam en binnen ‘het Clubje’ zijn beslist al eenaantal erg waardevolle ervaringsdeskundigen be-schikbaar. Met juridisch bevoegde ombudsdienstbedoelen we een ombudsdienst met onbeperkteonderzoeksbevoegdheid. Dat wil zeggen dat mendirecties die weigeren mee te werken aan het on-derzoek of aan een bemiddelingspoging, of naarhet zoeken van een constructieve oplossing vooreen bestaand probleem kan verplichten om hier-aan mee te werken en dat men ook inzage kannemen in alle noodzakelijke dossiers en documen-ten, iets wat de vzw Limits maar al te vaak gewei-gerd wordt. Van het werk en van de nobele bedoe-lingen van de vzw Limits ten andere niets dangoeds.

Aan deze Vlaamse ombudsdienst willen we eengratis 0800-nummer koppelen en willen we dedrempel om met deze dienst contact op te nemenzo laag mogelijk maken. Uit twee kleine krantenar-tikeltjes heb ik geleerd dat de ombudsdienst bij deNMBS en bij de Post perfect werkt. Personen diemet een onjuist verhaal komen, zouden in onsvoorstel dienen te worden gesanctioneerd.

We vragen ook dat een extern auditbureau met eenonderzoeksbevoegdheid of een parlementaire on-derzoekscommissie een dertigtal zeer schrijnendedossiers tot op het bot zou kunnen onderzoeken.Indien er zou bewezen worden dat er sprake is vanfraude, corruptie of andere verwerpelijke praktij-ken, moeten de daders naar een rechtbank kunnenworden doorverwezen. De slachtoffers moeten inere worden hersteld en eventueel een morele en fi-nanciële schadevergoeding krijgen. Daarmee be-doelen we onder meer dat de mensen die ver-vroegd met pensioen werden gestuurd, op de pen-sioenleeftijd een aangepast pensioen zouden krij-gen.

Ten slotte vragen we dat directies, beheerders ofandere personen die voor een rechtbank wordenaangeklaagd door moedige slachtoffers, zelf zou-den moeten opdraaien voor de kosten van hun ad-vocaat. Op dit ogenblik is het zo dat het slachtofferwel de hoge kosten voor een advocaat moet beta-len, maar dat de directies op kosten van de ge-meenschap een advocaat krijgen, en meestal ookeen goede advocaat.

Behalve vijf verzoeken hebben we ook vijf positie-ve ideeën. We menen dat er op school meer ge-

praat moet worden en dat er meer geluisterd moetworden naar ouders die iets komen vertellen ofnaar een leraar die zich niet goed voelt. We stellenvoor dat er rond dat item een aantal nascholings-programma’s zouden worden gegeven.

We stellen ook voor dat er jaarlijks in alle scholeneen anti-pestproject zou doorgaan dat in een data-base zou terechtkomen waaruit de scholen zoudenkunnen putten, kwestie van de werkdruk van deleerkrachten niet nodeloos te verhogen. De meestwaardevolle projecten zouden we graag beloondzien met een prijs van de Vlaamse Gemeenschap,maar alle scholen die deelnemen zouden we willenbedenken met een logo van ‘pest-vrije-school’.

We hebben ook een pestdetectieplan ontwikkelddat we bij een andere gelegenheid nader willentoelichten. Heel wat scholen reageren immers metde opmerking dat ze van pestgedrag op schoolgeen weet hebben. Met dat pestdetectieplan kun-nen we de leerlingen anoniem bevragen.

We stellen ook voor om jaarlijks een antipestdag,of met een mooier woord een dag van de leerlingof een dag van de school te organiseren.

Gezien het immense machtsmisbruik stellen we tenslotte ook voor om het mandaat van directeurs, in-ternaatsbeheerders en andere personen met machtte beperken tot vijf jaar. Uiteraard kan dat man-daat hernieuwd worden voor diegenen die hunwerk goed doen. De verantwoordelijken in kwestiezouden op een anonieme manier moeten kunnenworden geëvalueerd door de leerkrachten, de per-soneelsleden en de ouders. Daarvoor hebben weeen eenvoudig maar knap computerprogrammauitgewerkt dat we zouden willen linken aan onspestdetectiesysteem.

2. Uiteenzetting door de heer Marc Van Impe,co-auteur van het boek ‘De pest op school’

De heer Marc Van Impe : Ik ben zeer onvrijwilligbij dit onderwerp betrokken geraakt. In september2002 werd ik in mijn dorp Kortenberg gecontac-teerd door de echtgenoot van een leerkracht die aldertig jaar les gaf in een vrije school in een naburi-ge gemeente. Hij vroeg me of het normaal was datleerkrachten hun ziektedagen konden opsparen envervolgens konden gedwongen worden om metziekteverlof te gaan om plaats te maken voor eenjonge en nieuw te benoemen leerkracht. Dat wasimmers de argumentatie die deze dame gekregenhad. Ik heb toen contact opgenomen met de Guimardstraat en met het ministerie van Onder-

5 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 6: VLAAMS PARLEMENT

wijs, waar men in alle toonaarden ontkende datdeze praktijk werd toegepast. Ik heb ook contactopgenomen met de vakbonden die toegaven dat ditgebeurde, maar dan zeer uitzonderlijk. Ten slottewerd ik gecontacteerd door een arts uit de buurtdie me discreet vertelde dat de dame in kwestieniet goed bij haar hoofd was en dat ze dus niet lan-ger thuis hoorde in het onderwijs. Ik ken dezedame echter persoonlijk en ik weet dat ze zo ge-zond is als u en ik.

Op het artikel dat ik heb gepubliceerd in HetNieuwsblad heb ik ongeveer 130 reacties gekregen.In de loop van 2003 heeft de uitgever me dan ge-vraagd of ik samen met Marc Van Roosbroeck eenboek wilde samenstellen over pesten in het onder-wijs.

Eerst ben ik gaan kijken hoe een dergelijke proble-matiek wordt aangepakt in het buitenland. Ik hebvastgesteld dat er in Scandinavië zeer goede anti-pestprogramma’s bestaan en dat er eveneens on-derzoek is verricht naar de technieken en naar degevolgen van het pesten. In Vlaanderen bestaat erniets vergelijkbaars. Opnieuw heb ik contact opge-nomen met de RAGO, met de Guimardstraat, methet ministerie van Onderwijs en met het kabinetvan Onderwijs. Opnieuw kreeg ik het antwoord dater niets aan de hand was. Terwijl ik aan mijn boekbezig was, werd ik wel verschillende malen gecon-tacteerd door mensen die van zeer nabij betrokkenzijn bij het bestuur van het vrij onderwijs, het ge-meenschapsonderwijs en het stedelijk onderwijs.Ze deden dit niet om me aan te moedigen of te ad-viseren, wel om te dreigen met represailles of omme te beledigen. Dat gebeurde evengoed overdagals ’s nachts of in het weekend. Het gebeurde metde post, met de telefoon en via e-mail. Het gevolgis geweest dat ik me in dit onderwerp heb vastge-beten en dat ik zeer nauwgezet en tot op het botalle gevallen heb onderzocht die me werden aange-reikt. Elk verhaal dat ik niet met documenten of opeen andere manier kon staven, heb ik radicaal uithet boek geweerd. Van het script dat oorspronke-lijk 400 bladzijden telde, heb ik slechts 160 bladzij-den overgehouden en daarin heb ik nogmaals ge-schrapt.

Ik ben geen expert in pesten, maar wat ik hierbijheb kunnen lezen, heeft me tot in de grond vanmijn hart geraakt. De weerloosheid van de mensenen de psychische schade die men bij de betrokke-nen heeft aangericht, is onnoemelijk groot. Wie inhet onderwijs staat, moet met gezag les kunnengeven. Als dat gezag door collega’s of directies

wordt ondermijnd, dan worden deze mensen ge-raakt in het diepste van hun cultuur.

Ik heb ook gezocht naar de redenen waarom er ge-pest wordt. Er zijn uiteraard allerlei psychologischefactoren. Voor heel wat mensen is pesten een tijd-verdrijf, een karaktertrek of een gewoonte. De vak-literatuur leert evenwel dat tachtig procent van hetpesten kan voorkomen worden als de pester eropgewezen wordt dat zijn gedrag niet normaal is ofindien hij kan worden gesanctioneerd. In Vlaande-ren ontbreekt het aan een goed opleidingspro-gramma voor mensen die een leidende functie krij-gen in het onderwijs, dus voor schooldirecties, voorschoolinspecties en voor pedagogische begeleiders.De mensen die deze functies krijgen, zouden ookpsychologisch moeten worden gescreend. Zo kanworden voorkomen dat ze zichzelf door hun eigengedrag in hun ongeluk storten. Hun werk moet ookgrondig geëvalueerd worden zoals dat tegenwoor-dig in elk bedrijf en in elke organisatie gebeurt.

Van de betrokken leidinggevenden heb ik geennamen bekend gemaakt, behalve één. Het betrefteen man die me gezegd heeft dat ik zijn naam zo-veel mocht gebruiken als ik wilde, hij zou me tochkapot maken. Eigenlijk denk ik niet dat het ompersonen gaat. Het gaat vooral om een misgroei-ing, om een attitude. Ik kan het vooral vergelijkenmet een mentaliteit die ik destijds als journalist inOost-Duitsland heb meegemaakt : likken naarboven en trappen naar onder. Dat is wat er in heelwat scholen gebeurt, zowel in het vrij onderwijs alsin het gemeentelijk of het gemeenschapsonderwijs.

Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Het doet meplezier dat deze hoorzitting plaatsvindt. Het gaathier immers om een probleem dat door velenonder ons onderschat werd en sceptisch onthaaldwerd. Naarmate men er echter meer over verneemten men de mensen beter leert kennen, komt mentoch tot het besef dat het hier om een onderschat,ruim verspreid probleem gaat. Het zou dus ver-keerd zijn om dit probleem te bagatelliseren.

Het is een goed dat het probleem eindelijk erkendwordt. Het boek heeft waarschijnlijk, ook bij deoverheid, een en ander te weeg gebracht. Zo zal ereen gesprek met de RAGO plaatsvinden. Vroegerkon men niet gemakkelijk tot een dergelijk ge-sprek komen. Dit is dus een positief gegeven.

In het betoog werd aan de vzw Limits gerefereerd.De werking van deze vzw wordt als zijnde zeer po-

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 6

Page 7: VLAAMS PARLEMENT

sitief maar onvoldoende ervaren. Wat zou een om-budsdienst meer kunnen bereiken dan wat een vzwLimits kan bereiken ? Als de tussenkomsten vaneen dergelijke vzw al vaak worden afgewezen, kandit toch evengoed gebeuren met de tussenkomstenvan een ombudsdienst die zich ook over soortgelij-ke dossiers buigt ?

Er bestaat al enkele jaren een federale wet overpestgedrag en ongewenst seksueel gedrag op dewerkvloer. Kunnen de onderwijskrachten die hetslachtoffer zijn van pestgedrag geen beroep doenop deze wet en zo hun gelijk halen ? Wordt er geengebruik gemaakt van deze wet of heeft men slechteervaringen met deze wet ?

In het boek pleit men ook voor de oprichting vaneen cel ‘human resources’. Deze cel zou de direc-ties met raad en daad kunnen bijstaan bij het voe-ren van een deugdelijk personeelsbeleid. Naar aan-leiding van de interpellatie van de heer Martensvan 4 december laatstleden heeft mevrouw Vanderpoorten dit erkend. De minister was vanoordeel dat, naar analogie met de oprichting vaneen ombudsdienst, de scholengemeenschap hetbest zou instaan voor de oprichting van een derge-lijke cel. Hoe ziet u deze ombudsdienst ? Zou menhet beste één centrale ombudsdienst voor heel deVlaamse onderwijswereld oprichten of zou meneen dergelijke ombudsdienst het beste aan eenscholengemeenschap toevertrouwen ?

De heer Kris Van Dijck : Zit er in het pestgedrageen bepaalde evolutie ? Gebeurde het vroegerminder dan nu ? Speelt de tijdsgeest een rol ?Wordt er nu meer over gepraat dan vroeger ?Wordt het erger dan vroeger ?

Ik heb ook nog een vraag over het pestdetectie-plan. Dit pestdetectieplan functioneert op basis vaneen anonieme vragenlijst. Bent u niet bang dat menmisbruik zal maken van dergelijke anonieme vra-genlijsten ? Loopt men niet het gevaar dat een der-gelijke lijst een nieuw pestinstrument zal worden ?Hoe kan men dit voorkomen ?

Beide sprekers hechten terecht een groot belangaan de kwaliteit van de directiefunctie. Deze func-tie is immers bepalend voor het feit of er al danniet pestgedrag kan worden voorkomen in eenschool. Bij een goede directeur zal er ongetwijfeldook pestgedrag voorkomen. Een goede directeurzal echter sneller kunnen ingrijpen en sturend op-treden. Een aantal zaken die de directeur moetweten, kunnen hem bij gebracht worden. Wetge-ving, decreetgeving, administratieve verplichtingenkunnen aangeleerd worden. De heer Van Impepleit echter ook voor een zekere kunde van degene

die een directeursfunctie bekleedt. Moet ik, naaranalogie met de bedrijfswereld, hierbij denken aanallerlei tests ? In de privé-sector wordt men, voor-aleer men een kaderfunctie mag bekleden, vaakonderworpen aan tests die niets te maken hebbenmet de inhoud van een job maar alles met dekunde om deze betrekking goed te kunnen vervul-len. Ik denk dat ik de opmerking wel correct begre-pen heb.

Zijn beide sprekers ten slotte niet bang dat eencentrale ombudsdienst te hoogdrempelig zal wer-ken ? Heeft men hier ervaring mee ? Men moetechter ook durven opmerken dat, wanneer de om-budsdienst binnen de school opgericht wordt, deafstand te klein zou kunnen zijn. Ik had dan ookgraag de voor- en nadelen van zowel een centraalwerkende ombudsdienst als van een ombudsdienstdie werkt binnen een bepaalde scholengemeen-schap, gekend.

De heer Julien Demeulenaere : Uit het boek blijktdat pestgedrag in alle mogelijk onderwijsvormenvoorkomt. Het komt zowel in het avond- als dag-onderwijs voor. Het komt voor in internaten en inhet kunstonderwijs. Ik vraag me zelfs af of pestenniet iets universeels en typisch menselijks is. Vijftigjaar geleden was het immers ook al zo. Vandaagkomen de feiten echter meer naar boven. Dit is tewijten aan het werk van mensen die actief zijn in‘Het Clubje’ en dus assertiever zijn.

Ik las in het boek dat zogenaamde ‘mobbingslacht-offers’ ontvangen werden door de minister van on-derwijs en zo ‘een geloofwaardigheid kregen die zeniet verdienden’. Kan men mij dit eens uitleggen ?

Uit ervaring weet ik dat solidariteit in het onder-wijs vaak ver te zoeken is. Meer nog : precies hetgebrek aan solidariteit ligt vaak aan de basis vanpesterijen en zorgt ervoor dat de pestkop steedsverder kan gaan. De pestkoppen gaan vaak vrijuiten worden soms zelfs aangemoedigd om door tezetten. Degenen die gepest worden, staan vaakmachteloos. De oprichting van een ombudsdienstlijkt ons dan ook wenselijk.

Ik heb ook een aantal vragen in verband met de sa-menstelling van de ombudsdienst. In de loop vande hoorzitting zullen we hier wellicht meer overne-men. Ik zou beide sprekers toch ook willen wijzenop de eis van de algemene secretaris van de chris-telijke onderwijscentrale, de heer Vanuytvange envan de adjunct-algemene secretaris van het ACOD,de heer Vandervenne. Beiden stellen dat de school-raden, zoals het participatiedecreet dit voorziet,moeten samengesteld worden uit vertegenwoordi-gers van de leerkrachten. Deze vertegenwoordigers

7 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 8: VLAAMS PARLEMENT

moeten echter gekozen worden uit een lijst vanleerkrachten die actief zijn binnen een van dezevakorganisaties. Wat denken beide sprekers hier-over ?

Ik heb gelezen dat heel wat klachten van het ge-meenschapsonderwijs komen. Ik stel me ook daar-over vragen. Is het niet zo dat mensen uit het ge-meenschapsonderwijs eigenlijk niet zo direct gese-lecteerd zijn, zoals dat in andere netten gebeurt, endat die mensen vlugger durven de waarheid naarvoren brengen omdat ze denken dat ze ergens be-schermd zijn. Het statuut van het gemeenschapson-derwijs is al lang in de vuilnisbak terechtgekomen.

Wat recent in Nederland gebeurde, moet ons deogen doen opengaan. De Nederlandse minister vanOnderwijs, mevrouw Maria van der Hoeven, steltdat geweld aan de orde van de dag is en dat scho-len daaraan te weinig doen. Ze heeft een platform‘Veiligheid en geweld’ opgericht. Een dergelijkplatform, eventueel uitgebreid met een cel ‘Pesten’,zou in Vlaanderen ook een goede zaak zijn. Menkan niet ontkennen dat de vzw Limits, die als aan-spreekpunt en raadgever fungeert, resultaten heeftgeboekt. Ooit hoorde ik uit de mond van een direc-teur-dictator dat hij sterk is omdat de leerkrachtenhun rechten niet kennen. Ten slotte benadruk ikdat pesten niet eigen is aan het onderwijs.

De heer Jos De Meyer : Is het mogelijk om aan decommissieleden een samenvatting te geven van hetwetenschappelijk onderzoek, dat over dit onder-werp is gebeurd ? Verder is het nuttig dat de indie-ner van het verzoekschrift ook een vraag stelt aande minister om een onderzoeksprogramma op tezetten en onder meer te peilen naar de oorzakenvan pesten op school.

De heer Karlos Callens : Welke waren de bevindin-gen inzake genezing ? Heeft u ervaring met de pe-riode na het pesten en de eventuele depressies ?Verder bent u voorstander van de oprichting vaneen onderzoekscommissie. Welke gerechtelijkestappen hebben de betrokkenen ondernomen enwat waren daarvan de resultaten ? Als er vandaagal mogelijkheden zijn om naar de rechtbank testappen en op die manier een oplossing voor hetprobleem te vinden, dan is de vraag of een dergelij-ke commissie wel zin heeft.

De heer Dirk De Cock : Ik ben vooral geïnteres-seerd in de densiteit van het fenomeen. Elk feit opzich is natuurlijk schrijnend, maar hebt u aanwij-zingen of het fenomeen wijdverspreid dan wel be-perkt is ? Is er een vergelijking gemaakt met pes-ten of mobbing in andere werksituaties ?

Verder is er de vraag of u de ombudsdienst ziet alseen onafhankelijk aanspreekpunt of eerder als eengeïnstitutionaliseerd orgaan. Ik benadruk dat pes-ten niet kan, maar stel toch de vraag of u weet hebtvan mensen waarvan u dacht dat die beter niet inhet onderwijs zouden staan. Vindt u dat in de lera-renopleiding aankomende leerkrachten genoeggescreend worden op ruggengraat enweerbaarheid ?

In een aantal gevallen bestaat er al een opleidingvoor de directeurs, maar het is de vraag of die op-leiding voldoende is. Is er een bijkomende compo-nent nodig ? Hebt u ten slotte weet van pestproble-men die door begeleiding tot een goed einde zijngekomen en waarbij de betrokken partijen op-nieuw gezond met elkaar kunnen omgaan ?

De heer Luc Martens : Het probleem van het pes-ten is schrijnend maar niet uniek voor het onder-wijs. Het gaat om een breed maatschappelijk feno-meen dat te maken heeft met het feit dat in de sa-menleving menselijke relaties sterk gebanaliseerdworden en dat er een fundamenteel respect ont-breekt.

In veel dossiers komt de Administratieve Gezond-heidsdienst (AGD) naar voren. Wat is de rol van deAGD en wat zijn uw ervaringen daaromtrent ?Soms lijkt het alsof de dienst een actieve partner is.Als dat het geval is, is het de vraag door wie ze danworden gestuurd. Op zich moet men als controle-rend geneesheer objectiverend optreden en zichblijven inspannen om mensen te helpen zich te in-tegreren in de werksituatie.

Verder kan men het probleem maar aanpakkenmet een algemene benadering. Er is een benade-ring vanuit drie niveaus nodig : het probleem voor-komen, zo snel mogelijk tussenkomen als er eenprobleem is, en remediëren als dat mislukt. Inwelke mate heeft men op een strategische wijze na-gedacht op die drie niveaus ? Zijn er daarover in-zichten verzameld ?

De heer Frans Ramon : Wat zijn de grote lacunes ?Er bestaan immers al een aantal hulpverlenendeinstanties en organisaties waar men met klachtenterecht kan. Verder wijs ik erop dat er in december2002 een Europees seminarie werd georganiseerdover geweld en pesten op school vanuit de regiona-le en lokale overheden. Misschien levert dat inte-ressant studiemateriaal op.

De heer Marc Van Impe : Ik ben in het buitenlandop zoek gegaan naar voorbeelden. Naast de Scan-dinavische landen hebben ook Duitsland en het

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 8

Page 9: VLAAMS PARLEMENT

Verenigd Koninkrijk ombudsdiensten of gelijk-soortige instellingen. Ik ben naar Denemarken ge-weest. Daar zijn er vier onderwijsnetten. Ik hebmet mensen uit het onderwijs gesproken en menheeft erop gewezen dat een ombudsdienst pas zin-vol kan werken als hij boven de netten staat omdatanders de inrichtende macht snel een sterke in-vloed kan uitoefenen op de samenstelling en dewerking.

Men moet vermijden dat de ombudsdienst het zo-veelste instrument wordt waarop de vakbondeneen volledige greep krijgen. Niet alle personeelsle-den in het onderwijs zijn aangesloten bij een vak-bond. Ik heb ook gemerkt dat de vakbond een kla-gende leerkracht in verschillende gevallen in dekou liet staan. Ik heb het kabinet van minister Vanderpoorten herhaaldelijk gevraagd naar dewenselijkheid van een ombudsdienst, maar ik hebdaarop nooit een rechtstreeks antwoord gekregen.Men zei dat de vzw Limits bestaat om deze proble-men op te lossen en dat de Vlaamse Ombudsmanverantwoordelijk is voor de afhandeling van hetprobleem. De Vlaamse Ombudsman beweert ech-ter zelf dat deze problematiek zich buiten zijnambtsgebied bevindt.

Ik denk dat men dringend nood heeft aan een om-budsdienst voor het onderwijs. Daar moet studie-werk aan voorafgaan. Achteraan in het boek is eenliteratuurlijst terug te vinden. Er is een recente stu-die gemaakt door de KUL en de UCL in opdrachtvan de overheid waaruit ik uitgebreid citeer en dieenkele aanbevelingen formuleert voor de oprich-ting van een ombudsdienst.

De ombudsdienst moet onafhankelijk zijn en overde netten heen functioneren. De dienst mag nietuitsluitend door mensen van de vakbeweging wor-den samengesteld en moet uitgebreide bevoegdhe-den krijgen.

De heer Marc Van Roosbroeck : Ook ik ben nietgespaard gebleven van ernstige bedreigingen. Wijhebben een aantal pogingen gedaan om met de mi-nister van onderwijs in contact te komen, maar eris geen reactie gekomen op de drie aangetekendebrieven met antwoordkaart die werden verzonden.

Ik zou de Vlaamse parlementsleden uitdrukkelijkwillen vragen na te denken over ons voorstel omeen testcase te organiseren met een dertigtal schrij-nende gevallen. Op die manier kan men de slacht-offers zelf horen vertellen welke lijdensweg zij heb-ben meegemaakt. Wij hebben verschillende verha-len over zelfdoding aanhoord. Na overleg hebben

wij besloten deze verhalen niet expliciet weer tegeven.

Het grootste probleem dat onze groep vaststelt inverband met de ombudsdienst heeft niet te makenmet pesterijen, maar met machtsmisbruik. Vaakwillen directies of beheerders niets doen aan peste-rijen of geweld. Wij vinden dat er een opleidingmoet komen bovenop het vereiste basisdiploma.Ooit waren er goede diploma’s voor opvoedkundi-ge wetenschappen. Een dergelijke gemoderniseer-de opleiding voor directeurs zou een goede wen-ding betekenen.

Ook wij vinden dat de ombudsdienst ver verwij-derd moet zijn van de plaatselijke schoolgemeen-schap. De invloed van de directeur of de voorzittervan de lokale schoolraad is namelijk veel te grootop lokaal niveau. Er moet een neutrale ombuds-dienst komen die los staat van de netten of invloedvan de scholen. Deze ombudsdienst moet bemandworden door juristen en geneesheren, zodat ernsti-ge fysieke mishandeling ook kan worden gemeld.

Inzake de vzw Limits wil ik een voorstel aanhalendat men bij wijze van opdracht naar bepaaldeschooldirecties heeft gestuurd. De directies hebbenbotweg gesteld dat zij op het aanbod niet ingingen.

De heer Marc Van Impe : Pesten is typisch mense-lijk, net als vrolijkheid, woede, pijn, verdriet enleedvermaak. Dit betekent echter niet dat dezemenselijke eigenschappen niet moeten worden ge-cultiveerd of bedwongen.

Als men naar het profiel van de pester kijkt, valtop dat dezelfde elementen terugkomen. Ten eersteis de pester in het verleden meestal zelf gepest. Tentweede probeert de pester vaak zijn eigen onzeker-heid te verbergen. De pester wordt ten derdemeestal zelf gepest. De schooldirecteur die zijn le-raars pest leeft vaak met het gevoel dat men hemzelf pest. Dit kan concreet op zijn persoon of opzijn functie gericht zijn. Verschillende schooldirec-teurs leven in onvrede met de inrichtende macht,de pedagogische adviseur of de inspectie. Nietenkel leraars worden gepest, maar ook schooldirec-teurs. Er treedt soms jaloezie op tussen collega’swanneer een van hen gepromoveerd wordt. Alspromoties beter met argumenten worden onder-bouwd zou dit probleem verdwijnen.

Het zou nuttig zijn als mensen onderworpen wor-den aan een screening. In de psychologie bestaanwerkbare schalen waardoor men kan beoordelenof iemand stressgevoelig is, of iemand genoeg orga-nisatietalent heeft en of iemand met medemensen

9 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 10: VLAAMS PARLEMENT

kan omgaan. Zo zou men geen functie aangemetenkrijgen die iemand boven het hoofd groeit. Er isgeen onderscheid tussen de directeur van een post-kantoor of de directeur van een school. Beidenhebben hetzelfde persoonlijkheidsprofiel.

De heer Marc Van Roosbroeck : Het pestdetectie-plan werd ingediend bij de Koningin Paolastichtingin het kader van de wedstrijd voor het onderwijs.Verschillende directies en leerkrachten bewerenzich er niet van bewust te zijn dat er gepest wordtop hun school. Wij hebben een vragenlijst opge-steld die anoniem wordt ingevuld en die wordtdoorgestuurd naar een extern instituut dat de cij-fers verwerkt. De directeur kan dus de ingevuldelijsten niet manipuleren of inkijken. De resultatenworden duidelijk weergegeven zodat men kan vast-stellen op welke plaats een leerling gepest wordt.Dit systeem kan worden toegepast van de kleuter-school tot de universiteit. Er wordt nagegaan doorwie een leerling gepest wordt en waarom. Hoewordt er gepest ? Men kan zaken stukmaken oflaten verdwijnen, of verbaal of fysiek geweld ge-bruiken.

De gegevens worden doorgestuurd naar een cen-traal punt dat de resultaten berekent. De directeurheeft de mogelijkheid het blad dat een vergelijkingmaakt tussen de verschillende klassen uit het dos-sier te nemen. Men kan veel verder gaan met hetpestdetecieplan van leerlingen. Het is ook mogelijkna te gaan of er gespijbeld wordt, of de leerlingenroken, alcohol gebruiken of drugs gebruiken. Ditonderzoek is volledig anoniem en niet beïnvloed-baar.

Wij hebben ook een lijst opgesteld zodat het perso-neel en de ouders een beoordeling kunnen gevenvan de directie.

De voorzitter : Volstaat de federale wet niet ommensen hun gelijk te laten krijgen ?

De heer Marc Van Impe : De federale wet wordttoegepast, zodat de zaak aanhangig wordt gemaaktbij de arbeidsrechtbank. Vaak gaat de overheid inberoep en komt de zaak voor het hof van cassatie.Zelfs indien het slachtoffer hier gelijk krijgt, wordtde beslissing van het hof van cassatie vaak gene-geerd door de inrichtende macht. Er wordt ook ge-goocheld met de federale en de Vlaamse regelge-ving.

Ik denk dat er een Vlaams initiatief moet wordengenomen om dit te implementeren in de regelge-ving van het onderwijs.

De voorzitter : De heer Callens vroeg of u ookweet heeft van gevallen waar na een periode vanpesten genezing is opgetreden. De heer De Cockvroeg of u op de hoogte bent van pestgevallen diegoed opgelost raken.

De heer Marc Van Roosbroeck : We hebben weinigverhalen gekregen met een happy end. We hebbenvooral verhalen van kerngezonde leerkrachten diedoor de AGD gewoon als ziek werden bestempeld.De mensen van Het Clubje zullen daarover onge-twijfeld nog meer informatie kunnen geven. An-derzijds hebben we ook gehoord van mensen diezeer zwaar ziek zijn en die door de controlegenees-heer met de glimlach of met de grijnslach terugnaar school worden gestuurd.

De heer Marc Van Impe : Vorige vrijdag was er eenreceptie van de Vlaamse Vereniging van Ouderver-enigingen, de vereniging die de ouderverenigingenoverkoepelt. De voorzitster had mijn boek gelezenen wist me te vertellen dat zij destijds, toen ze zelfles gaf, ook gepest werd. Zij gaf les in het vrij on-derwijs en ze werd gepest door de inspectie en datomwille van haar haarkleur. De inspecteur hadhaar zodanig van haar stuk gebracht dat ze op heteinde van het schooljaar ontslag had genomen. Hetgevolg was volgens haar wel dat ze nu voorzitsterwas van de vereniging voor ouderverenigingen endat ze zich niet liet doen. Haar verhaal vinden weook terug in de vakliteratuur. Mensen die gepestworden en zo uit het onderwijs geduwd worden,worden zo een stuk weerbaarder. Tachtig procentvan de betrokkenen heeft echter een dusdanigepsychische schade opgelopen dat ze er voor de restvan hun dagen nooit meer van herstellen.

De heer Marc Van Roosbroeck : Tot enkele jarengeleden bestond er in het gemeenschapsonderwijseen soepele mutatiemogelijkheid. Mensen die omwelke reden dan ook niet goed met elkaar kondenopschieten, konden muteren. Die vluchtweg be-staat nu niet meer. Een hond gaat pas bijten wan-neer hij niet meer kan vluchten. Leerkrachten kun-nen niet bijten, want die worden gemuilkorfd.

De voorzitter : De heer Demeulenaere stelde vastdat het gemeenschapsonderwijs in uw onderzoekvrij sterk geviseerd wordt. Hij vroeg of de selectieanders gebeurt dan in het privé-onderwijs. Of durfthet personeel van het gemeenschapsonderwijsvlugger spreken ?

De heer Marc Van Impe : Ik denk niet dat dit hetgeval is. Ik denk dat het te maken heeft met de psy-chologische structuur van het gemeenschapsonder-wijs waardoor de kans om gepest te worden veel

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 10

Page 11: VLAAMS PARLEMENT

groter wordt. De macht van de vakbonden is erveel groter en de mensen die pesten, genieten heelvaak de steun van de vakbonden. De twee grootstevakbonden treden gewoon niet op. Ze stellen datdergelijke situaties aantonen dat de betrokkenende mentaliteit van het onderwijs niet aankunnen endat ze er moeten uitstappen. Ik denk wel dat hetpersoneel van het gemeenschapsonderwijs mondi-ger is dan dat van het vrij onderwijs. Het klimaatvan het vrij onderwijs is volgens mij repressieveren meer autoritair, maar ik denk dat wie daar lesgeeft zich daar eerder in schikt.

De heer Marc Van Roosbroeck : Binnen het ge-meenschapsonderwijs schermt men vaak met hetfeit dat er een raad van beroep bestaat. Ik wil hier-bij echter de volgende zin citeren : “Ook zullenmeerdere getuigen kunnen aantonen dat de raadvan beroep van het gemeenschapsonderwijs, dieweliswaar wordt voorgezeten door een beroepsma-gistraat, zo koosjer is als rauw varkensvlees.”.

De voorzitter : Wat is de rol van de AGD ? Zijn zepartner in heel dat pestfenomeen en door wie wor-den ze eventueel gestuurd ?

De heer Marc Van Impe : De AGD is in hetzelfdebedje ziek als de controleartsen van het RIZIV.Het is niet het kruim van de geneeskunde dat mendaar aantreft. Artsen met een zelfstandige praktijkmoeten zich bijscholen. Ze krijgen daarvoor pun-ten en dat systeem zorgt ervoor dat ze een bepaal-de tarifering mogen toepassen. In theorie moetenartsen in overheidsdienst zich ook bijscholen. Ikheb hierover op 25 februari een gesprek met verte-genwoordigers van het RIZIV. In de praktijk blijkt85 procent van de artsen in overheidsdienst even-wel nooit naar een accreditatievergadering of eenbijscholing te gaan. Vaak gaat het om mensen dieniet op een gemotiveerde manier met hun loop-baan bezig zijn. Ze zijn uit de actieve geneeskundegestapt of moeten stappen. Het gaat om mensenmet een alcoholprobleem, mensen met psychischeproblemen, mensen die geschorst werden door deOrde van Geneesheren of om mensen die uit zie-kenhuizen gezet zijn. Vervolgens beginnen ze, aldan niet met de steun van de een of andere lobby,aan een carrière bij het RIZIV of bij de AGD. Ikheb aan de directie van de AGD een aantal dos-siers voorgelegd waar gerechtelijke experts zijn op-getreden tegen de artsen van de AGD in. Datwordt erkend, maar de reactie is dat wie niet ak-koord gaat, altijd nog naar de rechtbank kan stap-pen. De AGD speelt dus zeker een rol en als er éénaugiasstal moet uitgemest worden, dan is het zekerde AGD.

De voorzitter : De heer Callens heeft gevraagdwelke gerechtelijke stappen tot nog toe werdengezet en wat daarvan de gevolgen waren.

De heer Marc Van Roosbroeck : De drempel omnaar een rechtbank te stappen is zeer hoog. Deenige mogelijkheid voor een bepaalde leraren-groep is de Raad van State. Dat is echter zeer duuren bepaalde dossiers blijven tot acht jaar aansle-pen.

De heer Gilbert Van Baelen : Ik begrijp de gevoe-ligheid van de dossiers, maar ook de complexiteitervan. De heer Van Impe zegt dat de federale wet-geving in Vlaanderen zou moeten worden geïmple-menteerd. De AGD maakt het alleen maar moeilij-ker. Het personeelsbeleid in het onderwijs wordt invraag gesteld. We botsen evenwel op de autonomievan de inrichtende macht. We willen een ombuds-dienst met juridische bevoegdheid onder de vleu-gels van de heer Hubeau. Daarnet had ik de ijdelehoop dat de oprichting van een ombudsdienst vooreen oplossing kon zorgen. Het wordt echter steedscomplexer. Indien een zaak niet kan worden gere-geld in onderling overleg, en daar stopt de taak vanLimits, kan men niet beletten dat een burger zijnrechten uitput. Een ombudsdienst zal nooit langsde andere wetgeving heen kunnen. De uitputtings-slag komt er toch. Vluchten kan niet. Er is een fun-damenteel probleem in het onderwijs met de be-noemingsstructuur, met het personeelsbeleid enmet de plaats van de inrichtende macht. Indien wedaaraan ooit willen tornen, zijn we op een zeer fun-damentele manier bezig.

De heer Marc Van Impe : Ik heb het in mijn inlei-ding al gezegd. Dit is een stukje Oost-Duitsland datwe in ons onderwijs hebben. Deze structuur be-staat meer dan honderd jaar. Ze is af en toe aange-past, maar nooit aan de moderne tijden. In mijnjournalistiek heb ik nog dergelijke toestandenmeegemaakt, bijvoorbeeld in de ziekenhuissector.Op een bepaald ogenblik heeft maar één oplossinggeholpen, namelijk sanctioneren, namelijk het op-leggen van het medisch profiel, het sanctioneren.Als een ziekenhuis zich daaraan niet aanpast, danworden de subsidies uitgesteld. Hetzelfde kan mendoen met scholen.

2. De heren Karel Scheerlinck en Gust Lambreghts van Het Clubje

De heer Karel Scheerlinck : Ik ben een actief me-dewerker van Het Clubje, een vereniging die zichbezighoudt met het verzamelen van verhalen vanslachtoffers van pesterijen uit alle onderwijsnetten.

11 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 12: VLAAMS PARLEMENT

Een eerste vaststelling is dat de meerderheid vande verhalen afkomstig is van het gemeenschapson-derwijs en dat ondanks de kleinschaligheid van ditnet. Twee derden van de klachten is blijkbaar af-komstig uit het gemeenschapsonderwijs. Deze ver-halen proberen we dan onder de aandacht te bren-gen van alle mensen die iets aan die wantoestan-den kunnen doen. Wij proberen aan te tonen dathet niet gaat om geïsoleerde gevallen : binnen hetgemeenschapsonderwijs gaat het blijkbaar om eenstramien om onderwijsmensen via allerlei pesterij-en uit te rangeren. De inrichtende macht maaktdaarbij op lokaal, meso- en centraal niveau, schro-melijk misbruik van structuren die daarvoor nietzijn bedoeld.

Binnenkort word ik 54 jaar. Dit heeft mij er echterniet van weerhouden om een aantal maanden gele-den volledig vrijwillig ontslag te nemen uit het ge-meenschapsonderwijs. Mijn levenskwaliteit is memeer waard. Ik ben genoeg gepest en vernederdgeweest en heb samen met vele anderen te veelzien gebeuren. Ik heb machteloos moeten onder-gaan dat begrippen zoals gerechtigheid, rechtsze-kerheid, beroepseer en waarheid door de inrichten-de macht meermaals als vervelende bijkomstighe-den werden beschouwd.

Om hier vandaag voor deze commissie individuelegevallen toe te lichten is mijn spreektijd te beperkt.Hoe schrijnend deze gevallen ook mogen zijn.Daarom zal ik trachten om een synthese te makenvan de gemeenschappelijke elementen die in veleklachtendossiers en getuigenissen terugkomen. Ikben er ook van overtuigd dat deze elementen ookdoor andere sprekers zullen worden benadrukt.

Op 13 januari kregen we voor het eerst gehoor bijde RAGO. We werden er ontvangen door de voor-zitter Paul Knops en een stafmedewerker. Men er-kende er zelf, expressa verbis, dat een en ander,waaronder zeker de klachtenafhandeling in hetverleden, niet altijd is geweest wat het had moetenzijn.

Wat kan je trouwens anders verwachten wanneerje als personeelslidje verdediging moet voerenvoor een partij die tezelfdertijd onderzoeker, aan-klager en rechter is ? Daar ligt trouwens een vande voornaamste oorzaken van het probleem. Dit iseen aanklacht die bijna uit alle ons bekende dos-siers naar voor komt. Dit is de rode draad die moetdoorgeknipt worden.

Het zou inderdaad al een grote stap voorwaartszijn indien de betrokken geviseerde personeelsle-den ervan overtuigd zouden zijn dat hun dossier op

een objectieve en neutrale manier wordt behan-deld. Wat ook hun probleem moge zijn.

Dit kan uitsluitend door een orgaan dat in de eer-ste plaats voldoende afstand heeft van de inrich-tende macht. Verder moet dit orgaan samengesteldworden uit personen wars van de overheersendeideologische en syndicale strekkingen en moet hetbestaan uit een aantal deskundigen zoals psycholo-gen, maatschappelijke werkers, juristen en mensendie voldoende ervaring hebben met het reilen enzeilen in het onderwijs en de complexiteit van deregelgeving ervan. Ten slotte moet dit orgaan ookheel kort op de bal kunnen spelen en quasi onmid-dellijk kunnen reageren op een gemeld feit. Ditlaatste moet ofwel door bemiddeling ofwel doorgebruik te maken van toegekende bevoegdhedengebeuren.

Momenteel wijst alles op het tegengestelde. Deprocedures worden door de inrichtende macht ge-voerd omdat er nu eenmaal procedures beschrevenzijn. De wereld wordt omgedraaid. De procedurewordt dikwijls gevoerd in functie van het kunnennemen van een van te voren bepaalde sanctie. Alleargumenten die kaderen in deze procedure om tothet voorziene resultaat te komen, worden dan ookbuiten alle proporties uitvergroot. Het slachtoffermag dan met massa's tegenbewijzen en getuigenis-sen komen aandraven. Deze worden echter ge-woonweg terzijde geschoven. Ook valse verklarin-gen en getuigenissen worden hierbij gebruikt.

De mogelijke verdediging van het slachtoffer isbinnen de bestaande structuren onbestaand. Wan-neer het slachtoffer deze handelswijze wil aankla-gen, komt het steeds bij dezelfde personen terecht,die er dan zelf over kunnen beslissen of de bezwa-ren die je tegen hen naar voor brengt wel of nietcorrect zijn.

Ik hoef dan ook niet in detail te treden over deaard en correctheid van het antwoord dat hetslachtoffer bekomt. Als men zich niet kan neerleg-gen bij deze onterechte behandeling krijgt mensteevast het advies om naar de Raad van State testappen.

Ondertussen is het slachtoffer wel, door onder an-dere sociaal en financieel isolement, zodanig murwgeslagen dat slechts een minderheid van de slacht-offers deze hoge drempel neemt. Desondanks zijnop een periode van 10 jaar niet minder dan 520procedures ingeleid bij de Raad van State tegenadministratieve rechtshandelingen van de RAGO.

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 12

Page 13: VLAAMS PARLEMENT

Bij de RAGO ligt men hier niet van wakker. Hetslachtoffer echter wel. Het wordt op niet geringekosten gejaagd, en beseft terdege dat in de meestegevallen de uitspraak dermate laattijdig komt datniemand er nog een boodschap aan heeft.

Dat zal de inrichtende macht geen zorg wezen. Deinrichtende macht zelf doet een beroep op de be-lastingbetaler om deze talrijke procedures te kun-nen voeren. Bovendien is het probleem, althansvoor de inrichtende macht, opgelost. Het slacht-offer daarentegen gaat een periode van totale ont-reddering, waaronder ook het gezin zwaar lijdt, te-gemoet. Depressies, ziekte en zelfmoordpogingenzijn er het gevolg van.

Ik wil bovendien benadrukken dat slechts een min-derheid van gepeste slachtoffers de confrontatiemet de hiërarchische overheid via procedures aan-durft. Velen gaan de confrontatie uit de weg uitloyaliteit, opportunisme of zwakheid en ontvluch-ten hun verantwoordelijkheid en opdracht doornaar buiten toe en op administratief vlak de rol vanmodelleerkracht te spelen. In werkelijkheid echterhebben ze reeds lang afgehaakt. Arme leerlingen.

Daar waar ik het tot hier toe had over het uitran-geren via statutair voorziene orde- en tuchtmaatre-gelen, bedient de inrichtende macht zich ook nogvan een tweede manier van definitief uitrangeren.Vele inrichtende machten doen namelijk, viavroegtijdige pensionering en na uitputting van hetziekteverlof, een beroep op deze formule.

Ook dit wordt heel subtiel gespeeld. Op een be-paald ogenblik kan het slachtoffer niets goedsmeer presteren. Vaak komt dit na een groot aantaldienstjaren en jarenlange positieve evaluaties voor.De redenen ervoor zijn velerlei. Steeds is er een ofander belang mee gemoeid. Voor een dergelijkeevaluatie wordt de pedagogische begeleidings-dienst ingeschakeld.

In het kort komt de gevolgde procedure op het vol-gende neer. Het slachtoffer krijgt een eerste nega-tieve evaluatie. Dikwijls zijn de redenen akkeviet-jes en soms ronduit belachelijk. Daarbij huldigtmen vaak het principe dat men steeds een stokvindt om een hond te slaan.

Het slachtoffer wordt op de hoogte gebracht vande ernst van de situatie en wordt er uitdrukkelijkop gewezen dat een tweede negatieve evaluatie on-herroepelijk ontslag betekent. Meestal past de in-richtende macht deze praktijken toe op mensendie, gezien hun langdurige tewerkstelling in het on-derwijs, nergens anders meer terecht kunnen.

Op niet subtiele wijze zegt men dan terloops dat erook nog een medisch circuit is dat een oplossingvoor je situatie kan bieden.

Dit medisch circuit bestaat er dan uit dat men ziekwordt en dat men, na uitputting van de beschikbareziektedagen, voor de pensioencommissie ver-schijnt. Deze laatste stelt de betrokkene dan vroeg-tijdig op pensioen. Dit ziek worden en ‘medisch on-geschikt verklaard worden voor elke functie’ge-beurt via een medisch onderzoek waarvan de ge-tuigenissen hilarisch zijn.

Ook deze handelswijze kost de gemeenschap han-denvol geld. Deze cijfers zullen u straks toegelichtworden door mijn collega-clubgenoot Gust, diereeds 27 jaar bezig is met het aanklagen van wan-toestanden en pesterijen in het gemeenschapson-derwijs.

Wij stellen ook vast dat de minister van Onderwijszich ten opzichte van deze commissie in allerleibochten wringt om niet te moeten antwoorden.Ook wij werden meermaals met een kluitje in hetriet gestuurd. Zij verschuilt zich hierbij ook achterzogezegde gerechtelijke onderzoeken tegen wat zijals ‘agressieve leerkrachten’ betitelt. Dit is haar in-terpretatie van wat wij eerder ‘assertief’ noemen.In al de ons bekende gevallen werd trouwens ie-dereen reeds lange tijd geleden en herhaaldelijkbuiten vervolging gesteld.

Als deze commissie de geschetste problematiek wiloplossen en bovendien het gemeenschapsonderwijsten dienste wil zijn, is het aangewezen dat de verre-gaande autonomie waarover dit net beschikt, dras-tisch wordt teruggeschroefd. Enkel zo wordt eendemocratische controle terug mogelijk en zijn han-delswijzen zoals -om een eminent senator te cite-ren- deze van Albanese maffialeiders, niet meermogelijk.

Wij met ons Clubje hebben geen rechtsbevoegd-heid. Dat is trouwens onze bedoeling niet.

Wij weten dat de sprekers dit evenmin hebben. Hetis onze bedoeling om een onafhankelijk orgaan opte richten dat wel de nodige rechtsbevoegdheidheeft.

Want wat gebeurt er nu ? Iemand legt klacht neerbij de minister van Onderwijs. Deze verwijst hemdoor naar de federale ombudsman. De federaleombudsman laat weten dat hij onbevoegd is enstuurt door naar de Vlaamse ombudsman. DeVlaamse ombudsman laat eveneens weten dat hijonbevoegd is en stuurt door naar de ombudsdienst

13 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 14: VLAAMS PARLEMENT

van de RAGO. Ten slotte laat de ombudsdienst vande RAGO weten dat hun eigen ombudsdienst on-bevoegd is om klachten te behandelen. Il faut lefaire !

Ik wil de commissie nog één bedenking meegeven.Pesterijen vinden hun oorzaak niet alleen in inter-menselijke relaties maar ook heel dikwijls in per-soonlijke belangen of zijn gelieerd aan de zoge-naamde ‘klokkenluider’. Als schrijnend voorbeeldvan dit laatste kunnen de leden van de commissieeen foto zien die bewijst dat er scholen zijn waarde leerlingen les krijgen terwijl ze opgesloten zittenin individuele metalen kooien. Deze kooien wor-den tijdens de les op slot gedaan.

Heeft er dan nog nooit een of andere doorlichting-commissie van het ministerie van onderwijs hier-over opmerkingen gemaakt ? Is het ook niet schrij-nend en tekenend dat de mensen eerder in onsClubje vertrouwen stellen dan dat ze dit doen inofficiële instanties ?

Ik wil deze commissie ten slotte danken voor haaraandacht en voor het gevolg dat zij aan deze hoor-zitting zal geven. Verder wil ik haar vragen aan deheer Paul Marchal het nodige verlof te geven zodathij proces tegen de moordenaar van zijn dochterkan bijwonen.

De heer Gust Lambreghts : Het eerste waar ik wilop wijzen zijn de vergelijkende cijfers inzakevroegtijdige pensioneringen van het vrij en ge-meenschapsonderwijs. Deze geven onweerlegbaareen wanverhouding van 4,42. In het gemeenschaps-onderwijs zijn er dus 4,42 personen meer die vroeg-tijdig gepensioneerd worden dan in het vrij onder-wijs. Een reden daarvoor is heel eenvoudig. Wekomen terug bij de AGD. Met enkele mensen zijnwe naar het ministerie van volksgezondheid ge-weest. Een zekere Dr. Theuwis deed daar de vol-gende uitspraken : “Politieke en/of opzettelijkefoutieve aanstellingen kunnen moeilijk aangetoondworden zodat de schuldvraag niet kan gesteld ofbeantwoord worden.”. Dat is larie. De Raad vanState zegt wie gelijk heeft en dat is geweten. Indieneen conflict niet kan opgelost worden, komt deAGD tussen en worden de leerkrachten die nietkunnen afgedankt worden met pensioen gestuurd,zodat ze toch een inkomen zouden hebben. Nu zalLimits, dat gefinancierd wordt door het ministerievan onderwijs, 80 procent van die problemen kun-nen oplossen, maar in die andere 20 gevallen zullenwe op dezelfde manier blijven doorgaan. Zij zeg-gen dus heel duidelijk dat ze gezonde leerkrachtendie in conflict komen met hun directies op pen-sioen sturen.

De schooldirecties sturen een aantal brieven naarde overheid, naar de RAGO in ons geval. Ik hebhier al de bewijzen bij. U kan die straks krijgen enkopiëren. Drie directeurs ondertekenen de brief.Er wordt aangenomen dat dat juist is. Als men alweet heeft van dergelijke brief, kan men daar nietstegen in brengen. De directeur gaat ook een aantalleerkrachten onder druk zetten. Deze leerkrachtenmoeten mee zijn verklaringen ondertekenen. Ikheb hier een brief die verstuurd is en die over eendocument ging dat door een leerkracht zou gewei-gerd zijn om te ondertekenen. Dat document islater opgevraagd en het bleek dat het niet bestond.Het ging dus om valse verklaringen.

Een ander voorbeeld is het volgende. Een direc-teur steekt bij een geviseerde leraar een brief in debrievenbus in aanwezigheid van een getuige enschrijft in een bijgevoegde verklaring dat hij datdeed in aanwezigheid van een getuige. Het blijktdat de directeur alleen is. Dat zijn dus leugens.

Dan is er nog een voorbeeld van valse handteke-ningen. Ik heb hier een verklaring van een voorma-lig leraar godsdienst, die voor een directeur eengeste doet en een verklaring opstelt van een onbe-staand gesprek. Enkele jaren later wordt die leraardirecteur en krijgt men daar weer een brief van enstelt men vast dat het om een andere handtekeninggaat. Dat is meegedeeld aan die leraar, aan hetschoolbestuur en aan de RAGO. Er wordt één ant-woord op gegeven en dat is van het schoolbestuur,namelijk dat alles een regelmatig verloop kende.Valse handtekeningen die men kan bewijzen, wor-den als normaal aanvaard in het gemeenschapson-derwijs.

Een ander mooi voorbeeld gaat over klachten dieingediend zijn tegen een directeur. De directeurmaakt een voorstel van beslissing op voor de raaden stelt voor om die klachten onontvankelijk teverklaren. De aanklager ondertekent dat en steltdat op. Dat komt dan voor de raad, waar allemaalmensen in zitten die afhangen van de school. Datkan toch niet.

Dan heb ik hier nog een dagvaarding voor eenkortgeding dat tegen mij is opgesteld. Omdat ikaan een 25-tal mensen een pamflet uitdeelde, eistede RAGO 100.000 frank per pamflet en per dagdat ik zou uitdelen. Ik heb me verdedigd door teverwijzen naar het recht op vrije meningsuiting ennaar de waarheid van de inhoud. Ik werd gevolgddoor de rechtbank en de RAGO werd veroordeeldtot de kosten en moest mij een kleine rechtsple-gingvergoeding betalen. Ik moest natuurlijk mijnadvocaat zelf betalen, terwijl zij procederen op

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 14

Page 15: VLAAMS PARLEMENT

kosten van de gemeenschap. Dit bewijst dat ook le-raars recht hebben op een vrije meningsuiting.

Ondertussen is er een tweede klacht tegen mij in-gediend wegens laster en eerroof in 2002, waarvanik niets meer hoor en waarvan ik veronderstel datze geseponeerd is.

Voorts heb ik nog bewijzen van het bedreigen vande leerkrachten. Wanneer leerkrachten sprekenmet journalisten en eerlijke informatie geven, ont-vangen ze brieven van de RAGO met verwijzingnaar de tuchtartikelen uit het statuut van het ge-meenschapsonderwijs en de dreiging van maatre-gelen te treffen.

Dan hebben we nog de Raad van Beroep van deRAGO. Die Raad wordt voorgezeten door een ma-gistraat die bevooroordeeld is. De mensen diemoeten beslissen zijn twee personeelsleden van deRAGO. De klachten worden ingediend door deRAGO. De rechters die beslissen zijn ook van deRAGO. Die Raad van Beroep is mijns inziens on-wettig en al de uitspraken die men al gedaan heeft,zouden ongeldig moeten verklaard worden.

Ik heb hier nog een personeelslijst bij van deschool ‘De Richter’ uit Genk. Wat blauw gekleurdis, zijn de mensen die vroegtijdig met pensioen ge-gaan zijn. Er is meer blauw dan wit.

Als laatste voorbeeld wil ik het volgende aanhalen.Het gaat om een schoolbestuur dat weet dat er eenleraar in dienst moet genomen worden. Het school-bestuur in kwestie komt in een speciale vergade-ring bijeen en stelt een brief op waar negen hand-tekeningen onder staan. De voorlaatste alinealuidt : “… vraagt en verwacht de lokale raad dat decentrale raad alles in het werk zal stellen om deaanstelling van de heer Lambreghts ongedaan temaken of toch zeker zijn effectieve indiensttredingte verhinderen.” Wat heeft de RAGO gedaan ? DeRAGO roept op voor een Raad van Beroep en alsresultaat komt eruit dat er zeven jaar eerder ge-vraagd is voor een overplaatsing bij tuchtmaatre-gel. Zeven jaar later krijgt men op vraag van dieschool die straf. Ze moesten een reden hebben ommij de toegang tot die school te ontzeggen.

Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Kris Van Dijck : Ik denk dat het duidelijkis dat jullie voorbeelden uit het gemeenschapson-derwijs komen. Op een bepaald moment verwijstde heer Scheerlinck in zijn tekst naar een democra-tische controle die er moet zijn op het gemeen-schapsonderwijs. Ik begrijp zijn oproep niet goed.

Waarom pleit u dat de politiek terug de machtmoet verwerven in deze ? In het vrij onderwijs,waar u de vergelijking mee maakt, staat de politieknog veel verder af.

De heer Karel Scheerlinck : Ik verkondig hier demening van een aantal mensen, omdat we vaststel-len dat voornamelijk op het vlak van personeelsbe-leid die decentralisatie her en der schromelijk is uitde hand gelopen. Wegens de steeds wisselendeschoolstructuren kan ook de schoolcultuur veran-deren. Als men na een aantal jaren dienst nietmeer in het stramien past van een aantal mensendie daarin gaan zetelen, kan men zijn carrière ver-geten. Wij pleiten dan ook dat er op dat vlak eenaantal zaken zouden moeten verbeteren. Het mu-tatierecht is volgens ons een mogelijke oplossing.Een personeelslid van het gemeenschapsonderwijsblijft in feite een ambtenaar omdat zijn salaris doorde Vlaamse Gemeenschap wordt betaald. Voor derest is hij volledig onderworpen aan de goodwillvan de lokale besturen. De graad waarbij mensenal dan niet kansen krijgen is heel dikwijls gelieerdmet ideologische en syndicale strekkingen die erggeïnfiltreerd zijn in dat systeem. Ik pleit dan ookvoor een meer objectieve vorm, zodat de menseneen rechtszekerheid krijgen voor hun aanstelling.

De heer Gust Lambreghts : Kunnen we niet komentot een Comité O ? Bij de politie hebben we eenComité P. Als de directeurs kunnen gestraft wor-den, dan zal het pesten een stuk verminderen. Nugebeurt een procedure bij de Raad van State, maarde echte betrokkenen blijven buiten schot. Ik pleitdus voor een onafhankelijk comité.

De heer Frans Ramon : Ik vond het verhaal heelrepressief. Er werd gesproken over ‘gekooide men-sen’, gekooid door maatregelen, door proceduresen instanties die al dan niet werken. Wat ik eenbeetje mis is de tegenmacht van leraars en lerares-sen. Ik hoor in uw verhaal macht tegenover het in-dividu. Er is toch ook zoiets als samenhorigheidtussen leraars en leraressen. Ik kan me niet voor-stellen dat er geen tegenmacht wordt opgebouwd.Is dat niet meer bestaande ? Ik vind dat we verha-len krijgen die vooral over het einde gaan. Wat isdaaraan voorafgegaan ?

De voorzitter : De heer Demeulenaere merkte opdat in het gemeenschapsonderwijs de mensen mon-diger zijn.

De heer Gust Lambreghts : Een leraar heeft geenmacht. Soms worden leerkrachten door de direc-teur een verklaring onder de neus geduwd. Indienzij deze niet ondertekenen, kunnen zij het volgen-

15 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 16: VLAAMS PARLEMENT

de slachtoffer van de pesterijen worden. Leer-krachten vormen hierdoor geen hechte groep. Alseen leerkracht door de directie wordt gepest, zalniemand tegen hem spreken uit angst het volgendeslachtoffer te worden.

De heer Karel Scheerlinck : Wij beschikken overgetuigenissen die duidelijk maken dat de directiesoms expliciete bevelen geeft aan de andere leer-krachten om niet te spreken met een bepaalde per-soon.

De heer Julien Demeulenaere : Ik heb gehoord datHet Clubje niet meer bestaat, maar de beide spre-kers komen namens deze organisatie spreken.

De heer Gust Lambreghts : Het Clubje heeft altijdblijven bestaan, maar de heer Marc Van Roos-broeck heeft op een bepaald moment afgehaakt.

De heer Julien Demeulenaere : De heer Scheer-linck geeft verschillende voorwaarden waaraan decommissie moet voldoen. Ik vraag me af hoe dezekunnen worden ingevuld in het huidige systeem,aangezien de autonomie van de netten moet be-waard blijven. Ook de twee grote syndicaten heb-ben een vertegenwoordiging in de schoolradengeëist.

De heer Karel Scheerlinck : Ik kan die opmerkingbijtreden. Wij zijn een groep die zich belangeloosinzet om deze problemen aan te kaarten bij perso-nen die de bevoegdheid hebben om aan het beleidte sleutelen. Onze leden zijn geen maatschappelij-ke werkers, juristen of functionarissen van een vak-bond. Wij zijn allen grondig gepest en vernederdzonder enige mogelijke vorm van verdediging.

3. Mevrouw Maureen Luyens, vertegenwoordigervoor vzw Limits

Mevrouw Maureen Luyens, vertegenwoordigervoor vzw Limits : Limits is een advies- en bemidde-lingsbureau dat onafhankelijk werkt en boven deverschillende koepels staat. Limits is actief sinds1993 en heeft het boek “Grenzen op het werk” ge-publiceerd. Onze werking overschrijdt de onder-wijssector en behandelt ook problemen in de privé-sector en binnen overheidsdiensten.

Limits werkte het Steunpunt Ongewenst gedrag opSchool uit in opdracht van de minister van Onder-wijs. In 2001 werd mede door ons initiatief hetmeldpunt rond pesten opgericht. De opdracht vanhet Steunpunt bestaat eruit telefonisch informatieen advies te verstrekken. Wij vangen verschillende

meldingen op en wij kunnen op vraag van slacht-offers bemiddelen in overleg met de directie of hetschoolbestuur. Onze bevoegdheid is dus beperkt.

Elk jaar stelt Limits een uitvoerig rapport op voorde minister van Onderwijs. Reeds verschillendejaren hebben wij signalen gegeven over bepaaldetekortkomingen. Op enkele punten werden initia-tieven genomen om daaraan tegemoet te komen.Er is duidelijk een jaarlijkse toename van het aan-tal meldingen. Op dit moment hebben wij onge-veer 800 gegronde meldingen verwerkt. In tegen-stelling tot recente persberichten, waarin gezegdwordt dat twee derden van het aantal meldingenongegrond zijn, hebben wij zeer weinig ongegrondemeldingen gekregen. Het is niet zo dat een meldingongegrond is omdat er niet onmiddellijk bewijzenkunnen worden voorgelegd. De meldingen die wijkrijgen hebben meestal te maken met grensover-schrijdend gedrag van de directie of het schoolbe-stuur. Ook pesterijen door collega’s of derden,zoals leerlingen en ouders, komen voor.

De wet legt de klemtoon op een bemiddelende tus-senkomst. Dit betekent dat veel slachtoffers in eer-ste instantie niet willen dat er een met redenen om-klede klacht wordt ingediend. Zij willen hun ver-haal doen en proberen de situatie op te lossen.Spijtig genoeg zijn zij daartoe niet steeds in staat.Bij de bemiddeling is de schuldvraag niet prioritair.Het doel is het stopzetten van het grensoverschrij-dend gedrag en het bekomen van toekomstgerichteveranderingen. Het voordeel van deze aanpak is demogelijkheid het ongewenste gedrag te stoppenvoordat klachten formeel worden. Op die manierworden er geen sancties genomen tegen de aange-klaagden en kunnen directies en schoolbesturen deklachten binnenshuis behandelen.

Zes jaar geleden hebben wij reeds gerapporteerddat een aantal klachten niet ernstig behandeld wor-den, zelfs indien zij na bemiddeling zijn veranderdin een met redenen omklede klacht. De wet schrijftvoor dat wanneer er een met redenen omkledeklacht wordt ingediend, men de preventieadviseurmoet raadplegen. Het intern onderzoek dat nagaatof klachten al dan niet gegrond zijn vereist een ad-vies van de preventieadviseur aan de directie of deinrichtende macht. Zij nemen de uiteindelijke be-slissing, zodat de autonomie van de directies be-waard blijft.

Ik ga nu wat dieper in op een aantal knelpunten.Bij heel wat meldingen toont de directie haargoede wil, maar in een aantal gevallen is er sprakevan onwil aan de kant van de directie, inrichtendemacht en schoolbesturen. Meestal betreft het een

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 16

Page 17: VLAAMS PARLEMENT

dossier met een lange voorgeschiedenis. Daarte-genover moet ik benadrukken dat er in bepaaldegevallen ook onwil is aan de kant van het slacht-offer. Daarom hebben we het in ons boek niet overoorzaak en gevolg, maar over een destructieve in-teractie. Daarmee wil ik niet zeggen dat de oorza-ken niet ernstig genoeg zijn om ze aan te pakken.

Een zwak punt in de huidige wetgeving is dat bijeen met redenen omklede klacht maar één persoonoordeelt door een advies uit te geven. De preventie-adviseur draagt een zware verantwoordelijkheid.Het gebeurt vaak dat directies en schoolbesturenhet advies van de preventieadviseur naast zichneerleggen. Deze preventieadviseurs zijn in veelgevallen nog heel jong, waardoor ze door het oude-re schoolbestuur niet altijd ernstig genomen wor-den.

De vzw Limits bestaat uit universitair geschooldesociologen en psychologen. Een aantal dossiersgaan onze bevoegdheid te boven omdat ze juri-disch heel ingewikkeld zijn. Juristen zouden zichover deze dossiers moeten buigen.

Hoe onafhankelijk zijn de preventieadviseurs, dievaak gezien worden als een verlengstuk van deschool ?

Schoolbesturen en inrichtende machten, die overhet advies van de preventieadviseur moeten oorde-len, zijn vaak incompetent. De gemiddelde leeftijdvan een schoolbestuur is in bepaalde gevallen meerdan 70 jaar. Leerkrachten, ouders en leerlingen zijnmondiger geworden, terwijl veel schoolbesturen ereen andere opvatting op nahouden.

Hoe staan wij tegenover deze juridische ombuds-dienst ? Daarop antwoorden was niet eenvoudigomdat het niet helemaal duidelijk is wat men erprecies mee bedoelt. Wat is het statuut van dezedienst ? Overstijgt deze dienst de wettelijke moge-lijkheden niet ? Vanaf welk soort klachten treedtdeze ombudsdienst in werking ?

De wet bepaalt dat slachtoffers, aangeklaagden endirecties zich tot de medische inspectie kunnenrichten. Ik weet dat de medische inspectie niet al-tijd op de gewenste manier reageert, maar de wetschrijft het nu eenmaal zo voor.

Wij staan achter een commissie voor de dertig han-gende dossiers. We hebben vragen bij een algeme-ne ombudsdienst, maar die vragen zijn het gevolgvan een gebrek aan informatie. Wij vinden hetvoorstel om een commissie samen te roepen opvraag van de slachtoffers, aangeklaagden, directies

of preventieadviseurs zinvol. Omdat de onderwijs-netten en de schoolgemeenschappen nogal op hunautonomie staan, zal zo’n commissie nooit eenoverkoepelend orgaan kunnen zijn. Deze commis-sie kan als schakel tussen de preventieadviseur ende directie optreden, waardoor het morele gezagvan het advies toeneemt. Ten slotte pleiten wij er-voor dat deze commissie naast bekwame mensenook juristen zou bevatten.

Zowel het personeel als de directies moeten drin-gend bewust gemaakt worden van dit probleem.Als zes jaar lang wijzen wij er in ons jaarverslag opdat veel directies hun manier van leiding gevendienen bij te schaven. Wij zijn voorstander van eenjaarlijkse rondetafel met de belangrijkste betrok-kenen. Deze rondetafel bestudeert niet alleen denegatieve zaken, maar ook alle positieve evoluties.

Ondanks alle knelpunten, moet ik op een aantalbelangrijke initiatieven wijzen. Dit voorjaar nogworden zowel voor het personeel als voor de ver-trouwenspersonen en de directies studiedagen ge-organiseerd met naast bewustmaking ook vorming.Vaak is het zo dat de mensen die deze studiedagenbijwonen, niet de mensen zijn die deze studiedagenzou moeten bijwonen. Bovendien kan iedereengratis een beleidsplan verkrijgen van het departe-ment Onderwijs met een lijst van curatieve, repres-sieve en preventieve maatregelen. Twee april is dealgemene antipestdag. Het departement Onderwijsheeft al stappen gezet om aan die dag mee te wer-ken. De vzw Jeugd en Vrede bekroont jaarlijks eenantipestinitiatief.

Er zijn knelpunten, maar er zijn zeker ook positie-ve initiatieven. We moeten de zaken op lange ter-mijn bekijken. Ik hoop dat deze hoorzitting de aan-zet vormt tot een constructieve samenwerking vanalle betrokken partners.

4. De heer Josy Claes, voorzitter vzw SASAM(Stichting Anti Stalking Anti Mobbing)

De heer Josy Claes, voorzitter vzw SASAM (Stich-ting Anti Stalking Anti Mobbing) : Er is een gepes-te nodig om in te schatten hoe een gepeste zichvoelt, om te weten hoe hij aangepakt moet worden,om te weten wat belangrijk is voor hem, om zijnvertrouwen te winnen en om eruit te geraken.

In de vorige eeuw – nog geen 4 jaar geleden – werdpesten afgedaan als een kinderspel, een volwasseneonwaardig. Iemand die gepest werd en die daar-voor uitkwam had de pest en werd ook gemedenals de pest. De gevolgen van pesten zijn even ver-

17 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 18: VLAAMS PARLEMENT

nietigend als de gevolgen van kanker. Ook weer zoeen woord waarvan men liever enkel de theoreti-sche betekenis kent. Beroepsmensen hebben detheoretische kennis, maar zonder de praktijk zijnze vleugellam. Theorie en praktijk moeten hand inhand gaan om het probleem bij de wortel aan tepakken en uit te roeien.

Onze vereniging is ontstaan op 21 juli 2000 toeneen aantal slachtoffers van pesterijen op het werk,voornamelijk in het onderwijs, de handen in elkaarsloegen om het spook van de pesterijen gezamen-lijk aan te pakken. Zij hadden op alle mogelijkewijze naar hulp gezocht en er geen gevonden.

Op die eerste vergadering waren 30 mensen uitheel Vlaanderen aanwezig die de aanzet gaven tothet oprichten van de vzw SAM met als doel : op-vang van gedupeerden, preventie, bewustmakingvan de publieke opinie en politiek lobbywerk.

Al vlug kwamen we tot de bevinding dat alle soor-ten pesterijen verwant zijn en dat je geen 87 ver-schillende benaderingen hebt. Daarom sloten wijeen samenwerkingsverdrag af met SAS (stichtinganti stalking) wat resulteerde in de opheffing vande twee voornoemde vzw’s en de start van SASAMvzw.We behandelen nu alle vormen van pesterijen,zowel op de werkvloer, in het gezin, op school,onder buren, onder kennissen, noem maar op.

Wij zijn ervan overtuigd dat er in iedere school eencharter zou moeten zijn dat deel uitmaakt van hetarbeidsreglement en waarin duidelijk is vermelddat het welzijn van de werknemers een fundamen-teel recht is. En dan bedoel ik alle werknemers opschool, dus ook het poetspersoneel, het secretari-aatspersoneel, de leden van het CLB en dergelijke.Aldus moet iedere school een duidelijk reglementbezitten, dat door iedereen onderschreven wordten waarin wordt vermeld op welke wijze iemand,die meent slachtoffer te zijn van pesterijen of ge-tuige was van dergelijke praktijken, in alle discretieen in alle anonimiteit terecht kan. Deze externe enonafhankelijke dienst analyseert en geeft feedbackaan de melder met een eerste evaluatie over deernst van het probleem. Er is duidelijk geen be-hoefte meer aan een bijkomend meldpunt, maarwel aan een actiepunt dat actief en autonoom kanoptreden. Het niet naleven van de besluiten en deaanwijzingen van deze dienst moet duidelijk ge-controleerd worden tijdens de doorlichting enmoet gevolgen hebben voor de financiering van deinstelling alsook een bezwarend voorwerp uitma-ken in een eventuele latere rechtszaak. Op dezewijze blijft de bemiddeling niet vrijblijvend. Waar-

aan deze dienst moet voldoen, is vervat in ons ei-senpakket.

De nadruk moet liggen op preventie. De meest ef-ficiënte vorm van preventie is het overtuigen vaniedereen, ook de omstanders, dat pesten niet kanen dat niet reageren gelijk staat met schuldig ver-zuim. Men laat immers aan iedereen weten datmen akkoord gaat met wat de pester doet, ook alblijkt het zo niet te zijn. Ondanks dat moet erdaadwerkelijk ook wat aan repressie gedaan wor-den. Dat kan door het oprichten van een algemenewelzijnscel, die verbonden is aan het ministerie vanOnderwijs en samengesteld is uit een multidiscipli-nair team aangevuld met een ervaringsdeskundige.Dat team moet minimum een jurist, een pedagoog(of iemand met een pedagogisch diploma), eenpsycholoog en dokter of een psychiater en een so-ciaal assistent bevatten en kunnen terugvallen opeen bedrijfsethicus.

Het welzijnscentrum organiseert centraal de pre-ventiecampagnes. Dat kunnen informatiecampag-nes zijn, die de welzijnscellen op school ondersteu-nen, de perscontacten verzorgen en de pedagogi-sche studiedagen voorbereiden en leiden. Verderstaat het centrum de leerkrachten bij die de wel-zijnsproblematiek in hun lessen willen toepassen.Ik denk vooral aan het helpen van vakleerkrachtenmet raad en daad om de voorwaarden voor welzijnop school in hun lessen te verwerken zonder dat diteen thema op zich moet worden. Zo kunnen deleerkrachten LO bijvoorbeeld de groepen zo sa-menstellen dat iedereen met iedereen samenwerkt.De leerkrachten Wetenschappelijk werk kunnenhun lessen zo organiseren dat iedereen aan bodkomt. De leerkrachten Talen kunnen teksten ge-bruiken met pesten als thema. De leerkrachten Ge-schiedenis kunnen wijzen op de nefaste gevolgenvan pestgedrag doorheen de tijden. Enzovoort.

Iedereen moet in alle discretie terechtkunnen inhet welzijnscentrum voor een deskundige diagnose.Die analyse houdt rekening met de volgende on-derwerpen. Is er sprake van pesterijen of is erenkel maar een gevoel dat door een goed gesprekkan worden weggenomen ? In welke mate weegtdat door op het persoonlijk functioneren en de ge-zondheid van de gesprekspartner ? Welke invloe-den heeft dit alles op de schoolomgeving ? Welkeinvloed heeft dat op zijn persoonlijke omgeving ?Welke zijn op juridisch gebied de sterke en zwakkepunten van het dossier ? De raadpleging van diedienst moet resulteren in een gemotiveerd verslagdat steunt op feiten en dat als grondslag kan wor-den aangeboden door de klager bij de preventiead-

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 18

Page 19: VLAAMS PARLEMENT

viseur wanneer hij zijn gemotiveerde formeleklacht wil neerleggen.

Het welzijnscentrum moet tevens zorgen voor eenpsychologisch opvangnet voor slachtoffers en hunomgeving, maar ook voor de omgeving van dedader. Zo wordt de echtgenoot van de dader bij-voorbeeld door sommigen gemeden omdat departner ontoelaatbare daden stelt. Voor deze men-sen is er helemaal geen plaats waar ze terechtkun-nen.

Een andere taak van het welzijnscentrum is hetmaken van een objectieve holistische risicoanalysevan de school in verband met het welzijn van hetpersoneel, rekening houdend met de management-stijl en de schoolethiek. Met onze holistische bena-dering willen we in feite invulling geven aan het in-ternsociale kwadrant in het basisschema van Ethibel, dat op haar beurt invulling wil geven aanhet Triple Bottom Line-model voor duurzaam, ver-antwoord ondernemen. Onze aanpak meet dus deperformantie van de onderwijsinrichting op het in-ternsociale vlak, welzijn op het werk en relationelekwaliteit. Daarenboven dienen we een onderscheidte maken tussen een individuele, een collectieve(bijvoorbeeld het team) en een structurenorganisa-torische verantwoordelijkheid. In tegenstelling metheel wat andere audits op het internsociale vlakwillen wij ons niet enkel op het individuele vlak fo-cussen, bijvoorbeeld de eigen verantwoordelijkheidvan de medewerker betreffende zijn of haar stress,maar vooral op de structureelorganisatorische ver-antwoordelijkheden. Met andere woorden, de risi-coanalyse moet proberen een antwoord te formu-leren op de vraag in hoeverre de school en/of descholengroep haar verantwoordelijkheden neemt.

Wanneer we deze doelstellingen analyseren binneneen stakeholdersbenadering, stellen we vast datdeze wijze van screening focust op enerzijds de or-ganisatorische en persoonlijke relatie werkgever-werknemer en anderzijds de onderlinge relatiestussen de medewerkers. Het eerste kan men om-schrijven als quality of work, het tweede als qualityof life at work of relationele kwaliteit. De scree-ning moet deze twee stakeholdersrelaties, met hetoog op de structurenorganisatorische verantwoor-delijkheden van de school viseren. In onze aanpakstaat het preventieve (proactieve) karakter voorop,daar waar de bestaande initiatieven rond deze on-derwerpen nog steeds zeer vaak een curatief (reac-tief) karakter hebben. Wij willen niet dat de scree-ner de loodgieter wordt maar wel de syndicus, diebij problemen een beroep doet op bekwame men-sen.

De keuze voor deze specifieke rol van screener enadviseur, zonder de meer lucratieve rol van consul-tant, is ook ingegeven door de inzichten betreffen-de corporate governance, die ondertussen interna-tionaal aanvaard zijn. De volledige integratie vanhet bewustzijn van het belang van relationele kwa-liteit in de school en scholengroep is essentieel.Maar zoals met andere thema's (zoals kwaliteits-zorg, corporate governance en andere) vergt juistdit ook een uitdrukkelijke, beleidsmatige bewakingervan. En dit gebeurt volgens ons beter door onaf-hankelijke externen, met enige kritische distantie,dan door eigen medewerkers.

Deze vorm van screening en rapportering draagtbij tot de bedrijfsethische transparantie en perfor-mantie van de school en scholengroep. Binnen hetruime werkterrein van de bedrijfsethiek moet diescreening zich toespitsen op het 'welzijn op hetwerk'. In concreto beslaat het daarbij de volgendeaandachtsgebieden. Sociale relaties op het werkbetreffen onder meer seksueel ongewenst gedragen pesten op het werk. De werkomstandighedenslaan op de arbeidsinhoud en werkafspraken(werkuren, overuren, werkvolume enzovoort), vei-ligheid en gezondheid, de evaluatie (evaluatie- enfunctioneringsgesprekken), sanctionering en waar-dering, en stress. Preventief beleid omvat work-life-balance, ombudsstructuren, preventiebeleid, in-spraak, bedrijfsethiek enzovoort.

In verband met een preventie moet het werkinstru-ment daarom ook oog hebben voor de interne sta-keholderdialoog, participatief management, de in-terne communicatie, het vormingsbeleid en hetloopbaanmanagement en het veranderingsmanage-ment. Deze suggesties moeten duidelijk gestoeldzijn op en kaderen in de ondernemingsvisie op ver-antwoord ondernemen. Dit aspect van beleid enmanagement moet dus in zekere zin het vierdekwadrant in de screening en rapportering vormen.

Het welzijnscentrum dient ook regelmatig steek-proeven te doen en een jaarverslag te publicerenmet een wit- en zwartboek in verband met de scho-len die zij bezocht heeft. Dat boek moet publiekzijn. Verder moet het welzijnscentrum onderzoeks-opdrachten uitvoeren in opdracht van de ministerof het Vlaams Parlement. Ten slotte adviseert hetwelzijnscentrum de minister van Onderwijs over dete nemen maatregelen in verband met preventie enrepressie.

Het centrum moet gemakkelijk bereikbaar zijn enmoet daarom geopend zijn tijdens de uren dat demensen niet werken en moet het regionaal inge-plant zijn. Ideaal is een hoofdzetel in Brussel kort

19 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 20: VLAAMS PARLEMENT

bij de minister van Onderwijs voor het studiewerken de organisatie en met vestigingen in iedere pro-vinciehoofdplaats voor het veldwerk. Het welzijns-centrum moet over een onafhankelijk werkings-budget beschikken zodat de drempel voor de scho-len en het personeel laag is en blijft.

Bovendien moeten dringend wantoestanden metterugwerkende kracht worden aangepakt. Meer inhet bijzonder bedoel ik het oneigenlijke gebruik,lees misbruik, van maatregelen voor doelen waar-voor ze niet bestemd zijn. Neem nu bijvoorbeeldde ordemaatregel. Oorspronkelijk is die bedoeldom de orde in de scholen te bewaren in afwachtingvan een definitieve regeling van een probleem.Daar is niets op tegen en op zich positief te noe-men. Deze maatregel wordt echter misbruikt doorde inrichtende machten om mensen, van wie zij eenafkeer hebben, zonder vorm van proces aan dekant te zetten. De eerste twee jaar aan volle wedde,maar daarna aan een fractie van de wedde, metverlies van hun plaats van affectatie en zonderenige garantie van wederindienstneming. Bij mijnweten verkeren er meerdere mensen in deze situ-atie. Zelfs als er een klacht in kortgeding bij deRaad van State wordt ingediend om een beslissingte forceren in de één of andere richting, krijgt hetpersoneelslid ook daar een njet omdat er geen on-herstelbare verliezen zouden zijn aangericht zowelop gebied van werkzekerheid als op pecuniair ge-bied want, zo stelt de Raad van State, na de behan-deling ten gronde moet alles worden hersteld in-dien de klager het bij het rechte eind heeft. Onder-tussen zit die wel thuis te vervreemden van deschool, van de kinderen en van zijn werksituatie.Zijn zelfbeeld krijgt een deuk. Zijn beroepseerwordt door het slijk gehaald. Sociaal is hij tot nulherleid (want in onze wereld vraagt men niet wiemen is maar wat men doet) en moet hij dan nogeens zien dat hij het financieel redt om de bijko-mende advocaatkosten, dokterskosten en dergelij-ke te betalen. Bovendien draait ook de belasting-betaler op voor de wedde van de vervanger, heteventuele pensioen van de gepeste, die vroegtijdiggepensioneerd wordt, en voor de wedde van depesters op het ogenblik dat ze met dat spelletjebezig zijn en zich niet aan het serieuze werk kun-nen wijden.

Mocht de commissie besluiten om al de ordemaat-regelen op te vragen die nu lopen en deze te evalu-eren in het licht van de geest van de wet, dan benik zeker dat er meer dan 50 procent van deze maat-regelen onmiddellijk zouden kunnen worden te-ruggedraaid.

Passen we het principe toe van de vervuiler betaalt,waardoor we het weddeverlies voor de slachtofferszouden laten bijpassen door diegene die de maat-regel uitgesproken en uitgevoerd heeft, dan zoudenwe een passend voorbeeld stellen. Zeker als er dannog eens de kostprijs van deze hoorzitting, van hetonderzoek en de intresten in rekening zouden wor-den gebracht, geven we te kennen dat er met dezematerie niet wordt gespot. Een steeds weer terug-kerend thema is het ziek worden van de slacht-offers. Enerzijds als vluchtmaatregel, anderzijds alsgevolg van het feit dat hun gezondheid breektonder de vernederingen, verdenkingen, verdacht-makingen, roddels en halve waarheden. Het slacht-offer moet zich steeds verdedigen.

In naam van al de SASAM’ers en van iedereen diezijn dossier bij ons liet evalueren (meer dan 1000per jaar), hoop ik dat deze hoorzitting de politiciheeft overtuigd van de ernst van het probleem ende noodzaak om onmiddellijk te handelen. Als pro-fessor Horowitz stelt dat het trauma opgelopendoor zes maanden intensieve pesterijen, te vergelij-ken is met het trauma, opgelopen naar aanleidingvan een gewapende hold-up of een vliegtuigkaping,dan geeft dit duidelijk aan dat pesten geen kinder-spel is. Pesten is moorddadig en iedereen die erbijstaat en ernaar kijkt zonder hulp te bieden, maaktzich naar onze mening schuldig aan medeplichtig-heid of ten minste schuldig verzuim. Geloof me vrijdat de gepesten niet liever willen dan ministerFrank Vandenbroucke volgen wanneer hij stelt datwe met zijn allen langer zullen moeten werken. Ditzal enkel kunnen door de welzijnsgraad in het on-derwijs te verhogen teneinde de burn-out bij hetpersoneel en de leerlingen te vermijden.

Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Luk Van Nieuwenhuysen : De vzw Limitsprefereert een soort commissie boven een ombuds-dienst. De commissie kan tussen de preventieadvi-seur en de directie staan. Wat is de opdracht vandie commissie ? Is dat louter bemiddelen tussenklager en pester ? Of gaat het verder en is heteventueel de bedoeling om de klager bij te staanbij juridische stappen ?

Mevrouw Maureen Luyens : We zien de commissieals een schakel, vooral als de bemiddeling niethelpt. Als ongewenst gedrag voortgezet wordt nabemiddeling of te vergaand is, kan een met redenomklede klacht ingediend worden, waarvoor er eenintern onderzoek moet komen. De preventieadvi-seur is verantwoordelijk voor dat onderzoek. Opbasis daarvan moet hij een aantal adviezen formu-

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 20

Page 21: VLAAMS PARLEMENT

leren en eventueel straffen voorstellen. Het gaatdus altijd verder dan bemiddeling.

Die adviezen kunnen vergaande implicaties heb-ben. Dat is een grote verantwoordelijkheid vooréén persoon, wiens opdracht vaak niet erkendwordt door de directie. Naar analogie met de be-drijfswereld, hebben scholen dan ook de autono-mie om een dergelijke commissie op te richten.

De heer Frans Ramon : Werken deze organisatiessamen met de CLB’s ? Hoe verloopt die samen-werking ?

De heer Josy Claes : We werken samen met allebetrokkenen, maar alleen als de klager dat wenst.We kunnen die persoon immers niet verplichtenzich te wenden tot CLB of de vakbond. We gevenwel dat advies. Als de persoon dat wenst, zullen wepraten met alle mogelijke partners.

Mevrouw Maureen Luyens : Iedereen die betrok-ken is bij onderwijs, ook leerlingen en ouders, kun-nen bij ons terecht voor meldingen, advies en infor-matie. We zijn niet bevoegd om op te treden voorleerlingen. Daarvoor verwijzen we de leerlingendoor naar de CLB’s. Ook daar is er dringende be-hoefte aan opleiding en sensibilisatie. Er is veelgoede wil maar ook vaak onkunde.

De heer Kris Van Dijck : Werken de organisatiessamen ?

Mevrouw Maureen Luyens : We overleggen soms.Soms behandelen we ook dezelfde dossiers. Men-sen pogen hun gelijk immers via verschillende ma-nieren te halen. Ook wij verwijzen soms door naarandere organisaties. We volgen niet altijd op wat ermet die klachten gebeurt.

De heer Josy Claes : Het is noodzakelijk dat be-roepsmensen en ervaringsdeskundigen elkaar aan-vullen. Daarom pleit ik voor een welzijnscentrumwaar ze samen werken aan het doel : het welzijnniet alleen in onderwijs maar ook in het algemeen.

4. Toelichting door de heer Bernard Hubeau,Vlaamse Ombudsdienst

De heer Bernard Hubeau : Klachten over pesten inonderwijs komen ook terecht bij de Vlaamse Om-budsdienst. De kern van onze werking is de behan-deling van klachten. Toch was er wrevel omdat weheel wat van die klachten na een serieus onderzoekmoesten doorverwijzen. Het is frustrerend om,daar waar de behoeften groot zijn, te moeten zeg-

gen dat ons landje zo ingewikkeld is dat we nietkunnen helpen. Dat antwoord voldoet terecht niet.Het is niet omdat het land ingewikkeld is dat demensen in de kou moeten blijven staan.

Een goede doorverwijzing is voor de ombudsdiensteven belangrijk als een goed dossier opstellen.Toch was er hier wrevel omdat er geen gerichte,zinvolle doorverwijzing mogelijk bleek. Veel hangtaf van de manier waarop de betrokkene zijn pro-bleem aanvoelt en welke slagkracht hij overhoudtom zijn probleem bij een formele instantie aan tekaarten.

Het boek ‘De pest op school’ vraagt om een om-budsdienst. In België zijn er meer dan 20 ombuds-mannen en -vrouwen. Het is adembenemend dat ergeen antwoord komt op een reëel probleem, dateens te meer blijkt uit de Post-uitspraak. De au-teurs van het boek vragen een onafhankelijke om-budsdienst met juridische bevoegdheid. Dat zoukunnen betekenen : verantwoordelijk voor alle on-derwijsnetten. Op die vraag ingaan is de kern vanons betoog.

Ik zou een aantal vragen kort willen overlopen.Wat is het juiste probleem ? Een goede greep opde realiteit impliceert helderder en frisser naden-ken over de te nemen maatregelen. Hebben leer-krachten recht op een aanspreekpunt ? Dat is deenige vraag waarop het antwoord volmondig ja is.Kan dat de Vlaamse Ombudsdienst zijn of een con-structie waarbij die dienst een rol speelt ? In datverband wil ik een aantal denksporen bespreken.De kern is echter niet wie het doet maar dat er eenaangepaste klachtenbehandeling komt. Iedereenheeft recht op een behoorlijke klachtenbehande-ling. Is de wet Onkelinx van 11 juni 2002voldoende ? Dan kom ik tot een tweesporenbeleid.

Pesten op het werk wordt kwantitatief en kwalita-tief onderschat. Er zijn al diverse boeken over ge-schreven. Laat ons het probleem niet verdoezelendoor het te blijven onderzoeken. Het is duidelijkdat er iets aan de hand is. Laat ons wel vertrekkenvan een goede definitie. Die bestaat al in de litera-tuur. Zowel de daden als handelingen van pestenals de destructieve gevolgen ervan zijn voldoendebeschreven.

We moeten ons wel afvragen of er niet ook eenHRM-probleem is in het onderwijs. De lettersHRM staan hier niet zozeer voor human resourcesmanagement, maar vooral voor Hoger Rendementmet Mensen. Het gaat hier om mensen die gekozenhebben voor dit beroep. Men moet proberen er hetbeste uit te halen. Ik zie een aantal parallellen met

21 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 22: VLAAMS PARLEMENT

de gerechtelijke wereld op het vlak van organisa-tiecultuur, van bureaucratie en van gebrek aanopen communicatie. Er is ook sprake van concur-rentie tussen het personeel. Nog een probleem isdat de beste leerkracht van de school vaak als di-recteur wordt aangesteld.

Grote capaciteiten als leerkracht wijzen echter nietaltijd op managementcapaciteiten. Men is graagmet kinderen bezig, maar niet met papier. Dat be-moeilijkt de sfeer in de scholen. Naast menselijkepesterijen zijn er ook bureaucratische pesterijen endat vergt volgens mij een andere aanpak. Essen-tieel is hoe een directie reageert op het pesten.Door het ontbreken van een goede HRM-struc-tuur krijgt het pesten kansen in ons onderwijs.

Uiteraard hebben de betrokkenen recht op eenaanspreekpunt. Het recht om gehoord te worden iseen grondrecht, al staat het nog niet in onze grond-wet. Het moet erkend worden als een beginsel vanbehoorlijk bestuur, ook in een school, of het nu eenopenbare, een stedelijke of een gesubsidieerdeschool is. Het Vlaams Parlement verricht baanbre-kend werk naar de erkenning van een ombuds-dienst en van een eerstelijnsklachtrecht van bur-gers. We moeten er ook voor zorgen dat het gaatom een recht om behoorlijk te klagen. Het magniet gaan om een postbus die nooit geledigd wordt.Er is nood aan opvolging. Men dient ook recht tehebben op een voorziening die toegankelijk is. Ermoet voorts een aspect van bijstand zijn. De klachtmoet er ook toe leiden dat aan de toestand iets ge-daan wordt en dat de neveneffecten van de klach-ten degelijk worden opgevangen.

Er werd gevraagd naar een onafhankelijke om-budsdienst met juridische bevoegdheid over allenetten heen. Ik wil de zwakke punten aanduidenvan de ombudsdiensten over de hele wereld. Menziet de ombudsman als een persoon die ten dienstestaat van het publiek. Hier gaat het echter omklachten van personeelsleden. We hebben altijd temaken met twee lijnen. De burger moet eerst pro-beren om naar zijn overheid te stappen en als datniet lukt, kan hij zich tot de ombudsman wenden.Een ombudsman moet onafhankelijk zijn. Hij magniet betrokken zijn bij de dossiers. Hij moet dewerking van de diensten kunnen beoordelen enniet alleen individuele klachten beoordelen. Hijmoet ook onderzoeksbevoegdheid hebben en datis volgens mij de kern van de vraag. De ombuds-man kan echter nooit een oplossing in de plaatsstellen van die van de bevoegde overheid, deschooldirectie of het departement Onderwijs. Deombudsman doet alleen aanbevelingen. Ik hoopdat het begrip juridische bevoegdheid verwijst naar

de mogelijkheid om onderzoek te doen. Een om-budsman moet ook een publiek verslag kunnenmaken.

We waren teleurgesteld dat we deze klachten nietkonden behandelen. Een ombudsdienst moet somsook de grenzen van zijn bevoegdheden kunnenverkennen. In de commissie Onderwijs werd bij debespreking van ons jaarverslag telkens gewezen ophet feit dat er hier een lacune is. Het decreet be-paalt immers dat we alleen kunnen optreden tenaanzien van Vlaamse overheden. Het gesubsi-dieerd vrij onderwijs valt niet onder die definitie.Hierover bestaat een hele discussie met uitsprakenvan de Raad van State en het Hof van Cassatie.Bovendien zijn we niet bevoegd voor zaken die dearbeidsbetrekkingen, de werkomstandigheden ende rechtspositieregeling betreffen. We werken voorpublieksklachten. Daardoor wordt het gemeen-schapsonderwijs uitgesloten. Het is aan het VlaamsParlement om daarvoor een oplossing te vinden.

De federale regelgeving, de wet Onkelinx, is uiter-aard ook van toepassing op het onderwijs. Er is ge-opteerd voor een luik preventie, die intern of ex-tern georganiseerd kan zijn. De preventieadviseurkan zich laten bijstaan door een vertrouwensper-soon. Dat is het eerstelijnsaanspreekpunt. De wetstelt als tweede lijn echter de medische inspecties.De sociale inspecteur is immers een onderdeel vande medische inspectie en die ressorteert onder defederale overheidsdienst Werkgelegenheid. Hij kanin concrete klachten tussenkomen als de preventie-adviseur geen succes boekt. Het eerste probleemhierbij is dat niet alles kan worden opgelost louterop basis van vrijwilligheid. Het probleem is dat descholen vaak erg gesloten gemeenschappen meteen zeer eigen karakter en specifieke regelgevingzijn waar ook veel concurrentie heerst. De wet Onkelinx bevat wel een aanknopingspunt. Naarge-lang van de aard van de activiteiten zou men im-mers aangepaste maatregelen kunnen nemen.Maar op deze manier kunnen we maar weinig im-pact krijgen op het bureaucratische aspect van depesterijen. Eigenlijk heeft de welzijnswet van 1996een hoofdstukje erbij gekregen rond pesten. Hetzit sterk in de medische sfeer. Het pesten kan in-derdaad zware medische gevolgen hebben, maarhet bestuurlijke aspect mag niet veronachtzaamdworden.

Hoe zit het met de andere bevoegdheidsniveaus ?De andere ombudsmannen, de federale, de Waalseen de Antwerpse, zullen doorgaans doorverwijzen.Hier gaat het immers vaak om interpersoonlijkeaspecten, meer dan om bestuurlijke aspecten. InNederland is er een vergelijkbaar systeem. Wij zijn

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 22

Page 23: VLAAMS PARLEMENT

vooral bezig met de bemiddeling tussen de burgeren de overheid in die ambtelijke sociale verhou-ding. Het gaat meestal om klachten over de inhou-delijke administratieve werking en niet over de in-terpersoonlijke problemen. Het gaat ook om eeniets andere aanpak van klachtenbehandeling. Wemoeten altijd nagaan of de formele proceduresdoorlopen werden, tot zelfs bij de rechtbank. Menkan het de mensen niet aandoen dat ze pas daarnabij ons zouden kunnen terechtkomen. We hebbenook geen vat op de tuchtprocedures omdat daar ingraad van beroep organen aan het werk zijn diemet rechterlijke macht bekleed zijn. Er zijn dusnog heel wat leemtes. Uiteraard is iedereen gechar-meerd door een eventuele uitbreiding van de mo-gelijkheid om tussen te komen bij de klachten vanmensen. De denkoefening moet echter zeer gron-dig gebeuren.

Wat behelst het tweesporenbeleid ? We voelen al-lemaal aan dat preventie en kort op de bal speleneen heel belangrijke rol spelen in dit beleid. Menkan geen misgroei van de attitude dulden. Menmoet heel snel, op de werkvloer, duidelijk makendat een pestgedrag niet door de beugel kan.

Een open communicatie is daarom van doorslagge-vend belang. Bij het lezen van het boek werd hetme duidelijk dat men bijna niet durft om met pro-blemen naar buiten te komen. Zij die dat wel doen,verdienen erkenning.

Naast het preventieve is er ook het curatieve. Dewet Onkelinx heeft hier ook een aantal zaken voorvoorzien. Soms kan men echter niet anders dan totjustitiële en tuchtrechtelijke maatregelen overgaan.

Eigenlijk draait alles rond een resolute, duidelijke,pro-actieve aanpak van het pestprobleem. Ditmoet zowel op het bestuurlijke als op het interper-soonlijke niveau gebeuren. Ik denk dat ook de in-richtende machten hierbij moeten betrokken wor-den. Vandaar dat ik een beetje teleurgesteld bendat de inrichtende machten hier vandaag niet aan-wezig waren. De inrichtende machten bekleden im-mers een zware signaalfunctie. Hier moet iets aangebeuren.

Ik betreur dat het zo moeilijk was voor de werk-groep om door de minister ontvangen te worden.Iedereen heeft het recht op een aanspreekpunt, opeen dialoog.

Intussen is men bijna aan het einde van de legisla-tuur aanbeland en kan men ook vaststellen dat ereen beleidsplan is en er zaken in beweging wordengezet, maar een dialoog moet altijd mogelijk zijn.

De onderwijskoepels hebben bij dit alles een be-langrijke rol. Tevens heeft het overleg tussen hetdepartement onderwijs van de Vlaamse overheiden de inrichtende machten hierbij een crucialefunctie.

Indien men, vanuit een evaluatie van het federalesysteem, een aantal zaken op het Vlaamse niveauwil verfijnen of versterken, moet men een beroepkunnen doen op een externe vertrouwenspersoon.Nu heeft men vooral te maken met een internewerking die, in de fase van bemiddeling en bij-stand, op vrijwilligheid geënt is. Deze externe ver-trouwenspersoon moet buiten de school of zelfsbuiten de inrichtende macht staan.

Deze regeling moet vervolgens geformaliseerdworden. Formalisering heeft steeds een negatieveconnotatie. Het positieve van formalisering is ech-ter dat er steeds een opvolging plaatsvindt. Een di-rectie kan zich met een dergelijke geformaliseerderegeling niet meer beperken tot het feit dat een on-derzoek opgestart wordt.

Formalisering impliceert verder dat duidelijk wordtdat de persoon of de personen die aan de basis lig-gen van de klachten al een traject afgelegd hebben.

We moeten ten slotte misschien ook eens nagaanof de inrichtende machten, samen met het VlaamsParlement, een gedragscode kunnen uitwerken. InNederland heeft men daaraan gewerkt. Deze codebevat dan een belangrijk hoofdstuk rond anti-pest-beleid en concrete maatregelen om dit pestbeleidte pareren.

Bij dit laatste moeten alle mogelijk relaties betrok-ken worden, zowel de verticale relaties zoals de re-laties tussen inrichtende machten, directies en leer-krachten als de horizontale relaties, zoals de rela-ties tussen de leerkrachten onderling. Ook de rolvan de leerlingen en de ouders mag zeker niet ver-onachtzaamd worden.

Pesten kan niet. Pesten mag niet kunnen. Dit is deboodschap.

Klachten moeten altijd als een geschenk uit dehemel beschouwd worden. Vlaamse ambtenarenkijken meestal raar op wanneer ik dit vertel. Klach-ten over pestgedrag zijn echter maar ten dele eengeschenk. De schade die men door pestgedrag op-loopt, is immers steeds veel te hoog.

Klachten over pestgedrag hebben echter ooksteeds een signaalfunctie. Via deze hoorzitting zal

23 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 24: VLAAMS PARLEMENT

het Vlaams parlement dit signaal wel hebben opge-vangen en zal dus maatregelen nemen.

Misschien is de implementatie van de anti-pestwetnog niet ver genoeg gevorderd. Ik zou de anti-pest-wet van minister Onkelinx echter een kans willengeven. De wet bevat misschien wel een aantalzwakke schakels. Men executeert toch echter ookgeen piloot omdat hij een navigatiefout heeft ge-maakt ? Laat ons de anti-pestwet dus een kansgeven. Misschien kan men ze wel aanvullen meteen Vlaams initiatief of een Vlaams luik.

We hadden een schokeffect nodig. Dit schokeffectwas nodig om, zoals Albert Camus het zelf in zijnwerk ‘De Pest’ zegt, ‘niet te behoren tot degenendie zwijgen’. Het Vlaams Parlement moet degenendie hun nek hebben uitgestoken, dankbaar zijn. Erzijn honderden redenen om niet te klagen enslechts enkele redenen om wel te klagen. Eenschokeffect is dan ook belangrijk.

Ten slotte wens ik ook te benadrukken dat eenschool nooit op zichzelf bestaat. Door de specifici-teit van het schoolgebeuren is het zeker niet over-bodig om aan een specifieke aanpak van een niette onderschatten problematiek te denken.

B. Hoorzitting van 5 februari 2004

Voortzetting Deel I Pesten van en door leerkrach-ten, directies in het onderwijs

De voorzitter : Aan de orde is de voortzetting vande hoorzitting over het verzoekschrift van de heerMarc Roosbroeck over pesten op school en de op-richting van een neutrale ombudsdienst voor allenetten van het Vlaamse onderwijs. De volgendesprekers behandelen ook nog het pesten van endoor leerkrachten, directies in het onderwijs.

1. Uiteenzetting door de onderwijsvakbonden : deheer Jos Van Der Hoeven, secretaris-generaalvan de COC, de heer Walter De Schepper, ad-junct-algemeen secretaris van het COV, de heerClaude Walgraef, algemeen secretaris vanACOD, de heer Luc Van den Bosch, algemeensecretaris van VSOA, en de heer Willy Putte-man, secretaris van VSOA

De heer Walter De Schepper : Als ACV-onderwijs-vakbonden waarderen de COC en het COV dat zijworden gehoord over het “Pesten van en door leer-krachten/directies in het onderwijs”. Onze tussen-

komsten als ACV-onderwijsvakbonden dienen alséén geheel beschouwd te worden.

Na de hoorzitting van dinsdag 27 januari willen wevooraf graag nog eens verduidelijken dat de COCwerkzaam is in alle onderwijsnetten en in alle on-derwijsniveaus en dat het COV enkel werkzaam isin het gesubsidieerd onderwijs op het niveau basis-onderwijs.

Pestgedrag komt ook in de scholen voor. Datwordt niet ontkend. Toch willen we er voor waar-schuwen pesten op school door overdreven media-belangstelling niet te laten uitgroeien tot een hype.Hiermee is niemand gebaat. De ervaring leert im-mers dat met de gesignaleerde problemen omzich-tig moet worden omgesprongen. Als dat niet hetgeval is, bestaat het gevaar dat er maatregelen ge-nomen worden waarvan later blijkt dat ze weinigefficiënt zijn en al te vaak voorbijschieten aan hetgestelde doel : het echte pesten ongedaan maken.

Als men over pesten spreekt is het uiteraard be-langrijk duidelijk af te lijnen waarover menspreekt. Het spreekt dan voor zich dat men zichent op de definitie van pesten zoals die voorkomtin de wet van 11 juni 2002 betreffende de bescher-ming tegen onder meer pesterijen.

Er is immers een gevoelsmatige definitie en eentechnische definitie. Een werkgever heeft het rechtom bevelen te geven, om het werk te organiserenen te verdelen. Het wordt een probleem wanneerde werkgever dit recht misbruikt. Op dit vlak is ereen grijze zone met veel ruimte voor interpretatie.Het is niet duidelijk wat pestgedrag precies is.

Pestgedrag wordt aangepakt door de wet van 11juni 2002 betreffende de bescherming tegen ge-weld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag ophet werk. Die wet, nog geen twee jaar oud, verleentaan slachtoffers de mogelijkheden en de middelenom hun rechten te kennen, gehoord en beschermdte worden d.m.v. preventieve én, in laatste instan-tie, repressieve maatregelen.

Het schoolbestuur wordt verplicht om een degelijkpreventiebeleid uit te stippelen en de risico’s in teschatten. Dat heeft tot doel het personeel te be-schermen tegen geweld, pesterijen en ongewenstseksueel gedrag op het werk.

Dat preventieve aspect verdient veel aandacht. Hetis, ook bij pesten, beter om te voorkomen dan tegenezen. Preventieve maatregelen zullen het pes-ten op het werk nooit volledig kunnen uitroeien.Daarom worden er in de wet ook in repressieve

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 24

Page 25: VLAAMS PARLEMENT

maatregelen voorzien. Het schoolbestuur moet na-melijk procedures opstellen waardoor de belasten-de feiten daadwerkelijk kunnen worden aange-pakt, eerst intern en informeel en zo nodig formeelen juridisch.

De ACV-onderwijscentrales hebben ook te makenmet gepeste leerkrachten en met gepeste direc-teurs, vooral ook met gepeste vakbondsafgevaar-digden omdat zij als vakbondsafgevaardigden op-komen voor de gerechtvaardigde belangen van hetpersoneel.

De ACV-onderwijscentrales vinden pesten, gewelden ongewenst seksueel gedrag op school onaan-vaardbaar. Daarom hechten we veel belang aanpreventie, informatie en sensibilisering.

Daarom werd tijdens de vormingsdagen voor vak-bondsafgevaardigden die de COC en het COV inhet voorjaar van 2003 in elke provincie organiseer-den het pestprobleem uitvoerig besproken. Tevenswerd de wet van 11 juni 2002 toegelicht. We gavenconcrete richtlijnen mee en bezorgden onze 3 000afgevaardigden een syllabus als werkinstrument.Langs onze publicaties werden ook de leden geïn-formeerd en gesensibiliseerd.

Op dit vlak hebben wij ook samengewerkt met deonderwijsnetten. Het is belangrijk dat niet iederschoolbestuur het warm water opnieuw moet uit-vinden. Voorstellen tot wijziging van het arbeidsre-glement werden dan ook nationaal uitgewerkt. Wietwijfelt aan het nut van een vakbond, daag ik uitom een manier te vinden om op de werkplek regle-menten te implementeren zonder een organisatie,die ondersteunt en motiveert.

Hoewel de wetgever uitdrukkelijk in repressievemaatregelen heeft voorzien, blijkt toch uit allevoorbereidende werkzaamheden en teksten dat derechtbank echt de allerlaatste toevlucht zou moe-ten zijn. De voorkeur van de wetgever gaat duide-lijk uit naar een “interne” oplossing. Ook de ACV-onderwijscentrales sluiten zich aan bij dit uitgangs-punt : de mogelijkheid om naar de rechter te stap-pen geldt als een “stok achter de deur”, maar moetzoveel mogelijk vermeden worden. Volgens onsmoet een echte oplossing immers toekomstgerichtzijn, terwijl een rechterlijke uitspraak enkel betrek-king heeft op het verleden.

Een bijkomend nadeel van een gerechtelijke pro-cedure is trouwens dat ze de zaak meestal nog ver-der doet escaleren en de partijen verder uit elkaardrijft. Maar als het dan toch tot een gerechtelijke

procedure komt, dan bieden wij onze leden gerech-telijke bijstand bij het aanspannen en het behande-len van rechtsvorderingen bij de bevoegde rechts-colleges voor problemen die in relatie staan tot detewerkstelling in het onderwijs.

Daarom dient de vakbondsafgevaardigde na tegaan of de te nemen preventiemaatregelen doorhet schoolbestuur gerespecteerd worden. Zonietmoet er opgetreden worden in het Comité voorPreventie en Bescherming op het Werk (CPBW),voor het officieel onderwijs is dat het Hoog Over-legcomité (HOC). Als er op school geen CPBW is,heeft de vakbondsafgevaardigde de opdracht hetprobleem op te volgen.

Hoewel de wet Welzijn geen verplichting oplegtom een vertrouwenspersoon aan te stellen, radenwe dat wel aan. Bij voorkeur is dit iemand van heteigen personeel. Vakbondsafgevaardigden wordenbest niet als vertrouwenspersoon aangesteld. Diepersonen kunnen immers betrokken worden bij debehandeling van een met redenen omklede klacht.Dus moet hun onafhankelijkheid gevrijwaard wor-den.

Om in een concreet geval uit te maken of er sprakeis van pesten, wordt best een beroep gedaan opprofessionele hulpverleners, waaronder de vertrou-wenspersoon, de preventieadviseur en/of de medi-sche inspectie. Dit is niet de taak van de vakbonds-afgevaardigde.

Als vakbond en als vakbondsafgevaardigde hebbenwe een specifieke rol. De vakbondsafgevaardigdemoet in de school informatie verspreiden over denieuwe wet, over het gewijzigd arbeidsreglementen over de te volgen procedure. Hij moet zowelvermeende slachtoffers als daders wijzen op hunrechten en plichten en het slachtoffer eventueeldoorverwijzen naar de vertrouwenspersoon en/ofpreventieadviseur of de medische inspectie. Enwanneer de situatie is opgelost, is de opdracht vande vakbondsafgevaardigde niet afgelopen. Hetschoolbestuur is immers verplicht om een risico-analyse te laten uitvoeren voor alle feiten die zichop het werk hebben voorgedaan. Het is de bedoe-ling de doeltreffendheid van de preventiemaatre-gelen te evalueren en indien nodig nieuwe preven-tiemaatregelen te treffen. Het is aan de vakbonds-afgevaardigden om daarop toe te zien.

Het is zeker niet de bedoeling dat de vakbondsaf-gevaardigde in de plaats van de vertrouwensper-soon of de preventieadviseur-pesten optreedt. Hetcombineren van de rol van vakbondsafgevaardigde

25 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 26: VLAAMS PARLEMENT

en vertrouwenspersoon of preventieadviseur-pes-ten raden we af.

Bij elke gelegenheid hebben wij onze leden, vak-bondsafgevaardigden en leden van het Comitévoor Preventie en Bescherming op het Werk danook op het hart gedrukt dat ze ervoor moeten zor-gen dat er binnen de school een degelijk preventie-plan uitgewerkt wordt én een sluitende procedurewaardoor eventuele problemen zo snel mogelijkeen goede interne oplossing kunnen krijgen.

De heer Jos Van Der Hoeven : Bij de hoorzittingvan vorige week kregen wij soms de indruk dat erin het onderwijs gepest wordt alsof het een lievedeugd is. Ook vakbonden en inrichtende machtenkregen nogal wat verwijten naar hun hoofd geslin-gerd.

Ook de vakbonden worden geconfronteerd metklachten over pesten en dat aantal klachten stijgt.Of men hieruit kan besluiten dat het pesten is toe-genomen, is echter niet zeker. Het woord “pesten”wordt nu alleszins meer dan vroeger in de mondgenomen. De vraag is evenwel of dat woord altijdterecht gebruikt wordt. Ook in het onderwijs is datmoeilijk te bepalen.

Meestal kunnen we het probleem herleiden tot devraag of de inrichtende machten en directeurs hunautonomie op een correcte manier gebruiken ofniet. Een even moeilijke vraag, maar het legt welde nadruk op waar het schoentje het meeste klemt.In de zeldzame gevallen hebben de personeelsle-den wanneer zij ons contacteren reeds een langeweg afgelegd, dikwijls een veel te lange weg. Inbijna alle serieuze dossiers is de vakbond ook delaatst aangesprokene. Dit is niet verwonderlijkomdat het vaak zo is dat men zich pas aansluit bijeen vakbond wanneer alle wegen die men bewan-deld heeft, geen resultaat hebben opgeleverd. Ofmen verandert van vakbond omdat men niet tevre-den is van de vorige.

Dikwijls vraagt men dan enkel om juridische bij-stand. Dat toont aan dat de problemen zo erg ge-escaleerd zijn dat er onherroepelijke zaken zijn ge-beurd en dat er geen weg terug meer is. Als we eer-lijk zijn, moeten we ook toegeven dat de fout ookniet altijd bij één partij ligt. In vele gevallen is ereen gedeelde verantwoordelijkheid en heeft hetene woord het andere uitgelokt, de ene daad de an-dere daad. Als vakbond proberen wij iedere zaakobjectief te bekijken. Als ons oordeel niet overeen-stemt met dat van het betrokken personeelslid, danzeggen wij dat ook en dat wordt ons niet in dankafgenomen. Het is niet de eerste keer dat wij na

verloop van tijd ook worden uitgemaakt voor pest-kop.

Het is duidelijk dat een aantal van de klachten diewij ontvangen mogelijk te maken heeft met direc-ties die misbruik maken van hun autonomie omhet leven van sommige personeelsleden extramoeilijk te maken.

De regelgeving geeft, in tegenstelling tot wat dik-wijls gesteld wordt, wel een grote vrijheid aan dedirecteurs en inrichtende machten. Het is mogelijkom op een volstrekt wettelijke wijze kleine hande-lingen te stellen, maar met ingrijpende gevolgenvoor het betrokken personeelslid en die inderdaadwellicht door pestgedrag ingegeven zijn.

Niet zelden wordt de reglementering ook mis-bruikt om de “te mondige” personeelsleden hetzwijgen op te leggen : het geven van slechte uur-roosters, een personeelslid bestoken met persoon-lijke nota’s, meteen een controlegeneesheer sturenwaar dit bij andere personeelsleden niet gebeurt,het willekeurig wijzigen van opdrachten, … Alle-maal zaken die heel gevoelig liggen bij de perso-neelsleden. De COC heeft op dit ogenblik één der-gelijk dossier aanhangig gemaakt bij de arbeids-rechtbank.

Het ging hierbij over een 58-jarige leerkracht, dieal 32 jaar aan dezelfde school verbonden was. Alsvakbondsafgevaardigde voerde hij de moeilijke on-derhandelingen met zijn inrichtende macht over deopstelling van een arbeidsreglement. Bij het beginvan het volgende schooljaar kreeg hij plots een to-taal andere uurrooster, een uurrooster dat hij nietzag zitten. Verschillende collega’s van de man ver-klaarden schriftelijk dat deze zware opdrachtwijzi-ging onredelijk was en zeker niet beantwoorddeaan de normale handelswijze van de school. Con-form ons uitgangspunt werden er verschillende po-gingen ondernomen om deze zaak minnelijk te re-gelen, maar helaas zonder resultaat. Bij elk gesprekwerden er door de inrichtende macht wel telkenstoegevingen gedaan, maar die werden kort nadien,zonder reden, telkens weer ingetrokken. Uiteinde-lijk zijn wij tot dagvaarding overgegaan en alleen aldeze stap volstond blijkbaar. Het volgende school-jaar kreeg de man zijn oorspronkelijke opdrachtterug. Ondertussen was hij wel 8 maanden met eendepressie thuis geweest.

Vorig voorbeeld wordt niet zomaar gegeven. Hetgeeft immers een antwoord op de vraag die eenvan de commissieleden vorige week stelde in ver-band met de solidariteit van de personeelsleden.Solidariteit is moeilijk als men op verschillende

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 26

Page 27: VLAAMS PARLEMENT

subtiele, maar wettelijke manieren kan gepakt wor-den. In het onderwijs is de kans daarop zeer grootgelet op de verscheidenheid van de opdrachten.Lastig doen kan gevolgen hebben die zichtbaarworden op 1 september daaropvolgend. Deze drei-ging is trouwens een van de voornaamste redenenwaarom personeelsleden weigeren zich te engage-ren in inspraakorganen en waarom solidariteit zomoeilijk is. Nochtans zijn er ook voorbeelden vanscholen waar de pestkop-directeur uiteindelijk aanhet kortste eind trok.

Eendracht maakt inderdaad macht. Een anderfenomeen dat zich geregeld voordoet, is de partij-digheid van de inrichtende macht bij het aanhorenvan klachten. Informeel wordt er wel toegegevendat er over de aangeklaagde directeurs verschillen-de klachten zijn, maar als puntje bij paaltje komt,durft men maar zelden acties ondernemen. Het isduidelijk dat een aantal directeurs ongeschikt zijnvoor hun opdracht en dat er ook een gebrek aanobjectiviteit is vanwege sommige inrichtendemachten. Laten we dit echter niet veralgemenen,want dat zou de vele directeurs onrecht aandoendie dag in dag uit, om het modern te zeggen, samenmet hun personeelsleden “school maken”. Onze er-varing met pestgedrag op school is op dit ogenblikdan ook dat er in het onderwijs meer gevallen vanmachtsmisbruik zijn dan gevallen van pesten in dezin zoals dat gedefinieerd is in de wet Onkelinx.

Het gevaar is echter zeer reëel dat machtsmisbruikleidt tot echte pesterijen. Daarom is een preventie-beleid absoluut noodzakelijk. Er moet gezochtworden naar maatregelen die beletten dat er legaalkan gepest worden, dat er misbruik wordt gemaaktvan lokale autonomie, want zulke misbruiken kun-nen uitmonden in echte pesterijen. Dit veronder-stelt in de eerste plaats directeurs die de moraalhoog in hun vaandel dragen en inrichtende mach-ten die zaken objectief durven bekijken.

In de hoorzitting van vorige week dinsdag werdenook de vakbonden enkele malen door het slijk ge-sleurd. Veel van wat ik vorige week hoorde is mijniet onbekend. Het was alsof ik het artikel dat inoktober in een Vlaams weekblad verscheen, herlas.In dat weekblad staan verhalen waarvan nietsteeds geweten is wat fictie is en wat werkelijkheid.De uitspraken van kardinaal Joos in Panoramawaren klein bier, vergeleken met het beeld dat inhet bewuste artikel van het onderwijs werd opge-hangen.

Ik spreek mij niet uit over de concrete gevallen diein dat artikel of die in het boek “De Pest opSchool” werden beschreven. Zich hierover uitspre-

ken kan men maar als men de dossiers grondigkent. Dat veronderstelt ook dat men de onderwijs-wetgeving kent en dat men alle betrokken partijenaanhoort.

De combinatie van deze drie elementen brengt metzich mee dat het weinigen zal gegeven zijn om metechte kennis van zaken een oordeel te vellen. Perti-nente onwaarheden tasten echter ook de geloof-waardigheid van voorbeelden aan. Wij vinden datvooral spijtig voor de personeelsleden die wel de-gelijk het slachtoffer waren van pestpraktijken. Wewillen reageren op enkele uitspraken.

Van het feit dat de vakbonden onder één hoedjemet de inrichtende machten spelen zou ik, voorwat het COV en de COC betreft, graag bewijzenzien. Onder één hoedje spelen betekent immersbeslissingen nemen goed wetende dat die fout zijn,maar ze toch nemen omwille van redenen die besthet daglicht niet mogen zien. Ik daag iedereen uitdaarvan het bewijs te leveren. Ik wil er hier wel opwijzen dat de inrichtende machten en de vakbon-den het per definitie niet met elkaar oneens moe-ten zijn. Vakbonden en inrichtende machten heb-ben de plicht alle dossiers objectief te bekijken.Wanneer zij dat doen en zij komen tot dezelfdeconclusie, dan is het al te gemakkelijk dit af te doenals “spelen onder één hoedje”.

Voor wie beweert dat men in het onderwijs promo-tie maakt door anciënniteit en politieke en syndica-le connecties, en niet omdat men kwaliteiten heeftom leiding te geven, is de tijd blijkbaar blijven stil-staan. Het zou verkeerd zijn te ontkennen dat ervroeger politieke en syndicale druk is geweest.Vroeger, dat is voor 1989 toen de minister van On-derwijs nog inrichtende macht was van het toenma-lige rijksonderwijs. De kleur van de minister be-paalde de kleur van de aanstellingen. Al naarge-lang de kleur van de minister had de ene of de an-dere partij, maar ook de ene of andere vakbondmeer invloed. Personeelsleden veranderden ookwel eens van vakbondskleur als er een minister vaneen andere kleur werd aangesteld. Van kleur ver-anderen was toen al in.

Dit fenomeen dat nefast is voor het onderwijs,maar daar niet alleen bekend was, heeft zijn sporennagelaten en laat zijn sporen nog na. Wellicht is datfenomeen de kern van vele moeilijkheden die menhier vorige week aanklaagde. Men kreeg in eenschool immers verschillende kleuren die met el-kaar harmonieus moesten samenwerken. Maar ie-dereen weet dat bepaalde kleuren niet altijd samengaan. Wat dit punt betreft hebben velen boter ophet hoofd. Men mag de politiek nawijzen, men mag

27 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 28: VLAAMS PARLEMENT

de vakbonden nawijzen, maar men moet ook deeerlijkheid hebben om in eigen ziel te durven kij-ken. De bewering dat je in het onderwijs promotiemaakt omwille van syndicale connecties is onder-tussen een achterhaalde bewering. Dat betekentniet dat er geen invloeden meer kunnen zijn. In elkbedrijf, en in het onderwijs zijn er duizenden be-drijfjes, bestaat de mogelijkheid dat er gelobbydwordt, maar dit vanuit alle hoeken.

Dat de vakbonden samenzweren met de inrichten-de machten en de pensioencommissie van de Ad-ministratieve Gezondheidsdienst om lastige leer-krachten te nekken, ze monddood te maken en zepsychisch te nekken slaat ook nergens op. Noch deCOC, noch het COV hebben ooit contact opgeno-men met de pensioencommissie van de AlgemeneGezondheidsdienst om personeelsleden op pen-sioen te stellen. Dat betekent niet dat er geen vra-gen kunnen gesteld worden over de werking vandeze commissie.

Omtrent het voorstel betreffende het oprichtenvan een netoverschrijdende onafhankelijke, objec-tieve maar in hoofdzaak juridisch bevoegde om-budsdienst zijn er in deze commissie vorige week alvragen gesteld. De voornaamste vraag was wat dedraagwijdte was van het juridisch karakter vandeze ombudsdienst. Op deze vraag kon geen ant-woord gegeven worden. Ons lijkt het vreemd omaan een ombudsdienst een juridisch karakter tegeven. Het lijkt er op dat men in de eerste plaatseen dienst wenst die onbeperkte onderzoeksmoge-lijkheden heeft. De vraag is dan wel of zulke dienstdan nog wel een ombudsdienst is. Wij vestigen er indit verband wel de aandacht op dat er op schoolni-veau en op scholengemeenschappenniveau comitésbestaan waar personeelsaangelegenheden aan bodkomen. Individuele dossiers mogen daar echterniet besproken worden zodat controle, die noch-tans wettelijk voorzien wordt, niet mogelijk is. Di-recteurs en inrichtende machten zwaaien te pas ente onpas met de wet op de privacy.

Volgens de COC en het COV moet het mogelijkgemaakt worden dat personeelsleden die vragenhebben bij de schending van hun rechten terecht-kunnen bij deze comités en dat er volledige klaar-heid in hun dossier wordt geschapen. De wet op deprivacy mag niet langer ingeroepen worden met alsenige bedoeling informatie achter te houden. Wan-neer personeelsleden kunnen gesanctioneerd wor-den omdat zij tekortschieten in hun plichten, heb-ben zij ook het recht om na te gaan of hun rechtenniet geschonden worden. Het schenden van rech-ten moet ook gesanctioneerd worden.

Het COV en de COC zijn altijd een tegenstandergeweest van mandaten in het onderwijs, ook vanmandaten voor de directeurs. Het invoeren vanmandaten voor de directeurs om alzo te vermijdendat zij pestkoppen worden, is met een kanon eenvlieg doodschieten. Men straft geen grote groep di-recteurs om een kleine groep te treffen. Daarenbo-ven is de vaste benoeming in het onderwijs eensteunpilaar van het statuut. De vaste benoemingafschaffen, is het statuut ontnemen. Men voert ookhet mandaat niet in voor alle leraars omdat menvaststelt dat er leraars zijn die collega’s of leerlin-gen pesten. Inrichtende machten moeten de moedhebben om tuchtsancties te treffen tegen al dege-nen waarvan bewezen wordt dat zij pestkoppenzijn.

Bij het voorstel de directeurs door het personeelen door de leerlingen te evalueren gaat men er vanuit dat een evaluatie van personen alleen eenkwestie is van anoniem een enquêteformulier in tevullen. Zijn alle leerlingen, zijn alle personeelsle-den in staat een objectief oordeel te vellen ? Hoewordt de veeleisende, maar correcte directeur be-oordeeld ? Zullen leraars die hiervan voorstanderzijn er ook akkoord mee gaan dat zij geëvalueerdworden door hun leerlingen en dat zij hun betrek-king verliezen bij een anonieme negatieve evalu-atie ?

Het oprichten van een commissie als tussenschakeltussen de preventieadviseur en de directeur/inrich-tende macht vinden wij een zeer waardevol voor-stel omdat het kan voorkomen dat zaken zoudenescaleren. Bovendien zal alleen al het bestaan vanzulke commissie het pesten doen verminderen.Misschien zou zulke commissie ook kunnen funge-ren als meldpunt tegen geweld op school. Door nupreventief op te treden, kan men later problemenvermijden.

Het organiseren van een jaarlijkse rondetafelcon-ferentie kan nuttig zijn, maar wij hebben geengoede herinneringen aan rondetafelconferenties.Wij vinden het wel noodzakelijk dat er in het kadervan de evaluatie van de wet van 11 juni 2002 ookeen evaluatie zou gebeuren binnen het onderwijs.Vermits het onderwijs bestaat uit duizenden kleinebedrijfjes, is zulke evaluatie des te meer nodigomdat het meestal in kleine bedrijfjes is dat dewetgeving niet wordt nageleefd.

In het onderwijs wordt er wel degelijk gepest. Dater overal gepest wordt, is hiervoor geen excuus.Onderwijs heeft een voorbeeldfunctie. Directeursmoeten een voorbeeld zijn voor hun personeelsle-den, de personeelsleden moeten een voorbeeld zijn

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 28

Page 29: VLAAMS PARLEMENT

voor de leerlingen. Er is nog een lange weg te gaan.Maar bega niet de fout te concluderen dat het on-derwijs de plek bij uitstek is waar gepest wordt.Vergeet niet dat er in het onderwijs meer dan150.000 personeelsleden werkzaam zijn en dit induizenden kleine bedrijfjes.

Om het pesten te voorkomen, zijn er vele maatre-gelen nodig. Eén van deze maatregelen is het be-houden van een gezond evenwicht tussen centraleregelgeving en lokale autonomie. Vergeet in hetverdere debat ook niet dat leraars ook het slacht-offer kunnen zijn van pesterijen door leerlingen.Zoals leraars geen leerlingen mogen pesten, zomogen leerlingen ook hun leraars niet pesten. Le-raars krijgen meer en meer de indruk dat zij nietmeer gesteund worden, noch door hun directie,noch door de ouders. In dit kader mag dit ook eensgezegd worden.

De heer Claude Walgraef : Pesten mag niet in desamenleving en mag ten aanzien van leerlingen ofleraars zeker niet getolereerd worden. In het on-derwijs moet tolerantie hoog in het vaandel wor-den gedragen en is een asociale ingesteldheid eneen volkomen gebrek voor andermans integriteitverwerpelijk.

Als vakbond hebben we ten opzichte van het pest-gedrag naar leerlingen toe quasi geen ervaring,doch als bemiddelaar en verdediger tussen direc-tie/inrichtende macht en leraar des te meer. Inzakeconflictsituaties hebben wij een rijke ervaring op-gedaan in de Raad van Beroep van het Gemeen-schapsonderwijs en in de Kamer van Beroep vanhet gesubsidieerd onderwijs, zowel het officieel ge-subsidieerd als het vrij onderwijs.

Jammer genoeg kan men niet ontkennen dat pest-gedrag in allerlei lagen van de bevolking voorkomten dat hiërarchische structuren het pestgedrag nogkunnen bevorderen. Alhoewel wij veel ervaringenhebben opgedaan met conflictsituaties waarbij pes-ten aan de basis lag, wensen wij toch te benadruk-ken dat een overdreven mediabelangstelling kanuitgroeien tot een hype en tot ongewenste nevenef-fecten leidt.

Wij pleiten dus voor gezond verstand en het niet tevlug overgaan tot overhaaste maatregelen waarvanlater zou blijken dat ze weinig efficiënt zijn en aanhet gestelde doel voorbijschieten.

Het is al bijzonder moeilijk om pestgedrag duide-lijk te definiëren. Wat voor de ene een overschrij-ding van de tolerantiegrens is en aanleiding geefttot het onmiddellijk indienen van een klacht, doet

een ander persoon de schouders ophalen. Met an-dere woorden alles is relatief en binnen de contextanders interpreteerbaar.

Wij willen waarschuwen dat overmatige mediabe-langstelling voor dit fenomeen het onderwijskli-maat in zijn totaliteit niet ten goede komt en over-dreven reacties gaat uitlokken.

In de samenleving wordt al te gemakkelijk pestge-drag aangehaald wanneer daden of handelingenworden gesteld ten opzichte van een bepaald indi-vidu, zelfs wanneer dit wordt uitgevoerd om dat in-dividu te beschermen.

Een pedagogisch adviseur werd aangeklaagd van-wege het uitvoeren van een decretale opdrachtnaar aanleiding van een onvoldoende beoordeling.Na een onvoldoende moet de betrokken leerkrachtgedurende ten minste 8 maanden begeleid worden.Als deze adviseur, conform de regelgeving, betrok-kene éénmaal per maand begeleidt, wordt dit ver-taald als stalking en pesten. Ondanks de wet van 11juni 2002 betreffende de bescherming tegen ge-weld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag ophet werk, is het niet altijd duidelijk wanneer vanpesten sprake is.

Het is positief dat schoolbesturen verplicht wordenom de risico’s in te schatten en een degelijk pre-ventiebeleid uit te stippelen. Jammer genoeg bie-den de preventieadviseurs en vertrouwensleer-krachten onvoldoende bescherming aan de gepes-te. Het is niet de eerste keer dat de vertrouwens-persoon mede slachtoffer wordt van het pestge-drag, met soms zeer nare gevolgen.

In het Gemeenschapsonderwijs wordt in de oplei-ding van directeurs bijzonder veel aandacht be-steed aan preventie op het werk. Het Gemeen-schapsonderwijs werd tijdens de vorige hoorzittingdoor de heer Marc Van Roosbroeck zwaar aange-klaagd, evenals de houding van de vakbonden inbepaalde tuchtdossiers. De vakbond is het hierovereens : de Raad van Beroep van het Gemeenschaps-onderwijs, voorgezeten door een magistraat, eenadvocaat-generaal van het Hof van Beroep te Genten steeds bijgestaan door 2 collega’s uit het onder-wijsveld, heeft voortreffelijk werk geleverd. Uit cij-fermateriaal van de laatste jaren blijkt immers dater weinig dossiers dienen behandeld te worden, endat de rechten van de beklaagde op verdedigingsteeds geëerbiedigd worden.

Bovendien is het merkwaardig vast te stellen datverliezers zich later ontpoppen als aanklagers vanmaatschappelijke toestanden waarvan ze zelf voor-

29 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 30: VLAAMS PARLEMENT

werp zijn geweest. Trouwens als algemeen secreta-ris van een onderwijsvakbond zijn begrippen alsverdediging, het gelijkheidsbeginsel en democratieons hoogste goed. Eerlijkheidshalve moet ik toege-ven, als gewezen directeur van een school, dat ikmeestal begrip kan opbrengen voor uitspraken vande Raad van Beroep.

Trouwens in de Kamer van Beroep van het offi-cieel gesubsidieerd onderwijs, waar ik ook enkelejaren zitting in heb gehad, werden ondanks plei-dooien van topadvocaten als Piet Van Eeckhout enJef Vermassen in de meeste dossiers de uitsprakenin consensus genomen. Iedereen was het er dusmee eens.

Gelet op het feit dat ondanks de wet van 11 juni2002 met het invoeren van preventieadviseurs envertrouwensleerkrachten er nog bepaalde zwaktesof lacunes in de regelgeving zitten, menen wij datwe ondanks alles op de goede weg zijn. Toch zijn devolgende aanbevelingen misschien het overwegenwaard.

Wat betreft het oprichten van een juridisch be-voegde commissie : de diverse ombudsdienstenhebben hun deugdelijkheid al bewezen, doch hunonbeperkte bevoegdheden toekennen lijkt een stapte ver.

In eerste instantie dient werk gemaakt te wordenvan de bescherming van de lokale vertrouwensper-soon. Deze dient immers bemiddelend op te tredenen moet in de uitoefening van zijn functie be-schermd worden tegen represaillemaatregelen.

ACOD pleit voor het oprichten van een onafhan-kelijke onderzoekscommissie, vergelijkbaar met decommissie Laakbare Praktijken, waar de gepestezijn klacht kan indienen. Deze commissie moet be-slissingsbevoegdheid krijgen en zou snel een uit-spraak kunnen doen. Indien de betrokkene met deuitspraak geen vrede neemt, kan hij steeds een ver-zoek indienen bij de Raad van State.

Tegen het voorstel om voor de directeurs een man-daat van 5 jaar toe te kennen en te laten evaluerendoor leerkrachten en leerlingen, zijn we gekant. Deonderwerping aan een evaluatie door potentiëleslachtoffers beperkt de mogelijkheden van het vrijbesturen van een school door een directeur. Van-wege deze evaluatie wordt een directeur als hetware gegijzeld en wordt hij bijzonder beperkt inhet uittekenen van zijn beleidsvisie, visie op hetpersoneelsbeleid, enzovoort Dat kan de schoolgeen goed doen.

Er moet meer aandacht en opleiding komen voortoekomstige directeurs inzake geweld, pesten enongewenst seksueel gedrag. In diverse scholen wor-den reeds initiatieven genomen om het pesten ende consequenties hiervan op menselijke waardenin de kijker te plaatsen. In Lier wordt een filmpro-ject gestart met als thema Pesten en vriendschap.

Sommige dossiers slepen soms jarenlang aan bij deRaad van State vooraleer er een definitieve uit-spraak valt. Bij pestgedrag is een snelle uitspraakprimordiaal, zoniet wordt de schade onherstelbaar.

ACOD vindt dat bepaalde procedures bij de Raadvan State, die 8 of 10 jaar aanslepen, niet kunnen.Dikwijls worden zowel de vakbonden als de inrich-tende macht opgescheept met juridische procedu-res die pas jaren na de feiten een definitief uitsluit-sel krijgen.

Ik zou willen afronden met het feit dat er in het on-derwijs meer dan 150.000 personeelsleden zijn. Hetis dan ook onvermijdelijk dat binnen zo’n grotemassa personeelsleden conflictsituaties voorko-men. Ook in het onderwijs wordt gepest, maar datgaan uitvergroten is totaal fout. Onderwijs heefteen voorbeeldfunctie, de directeurs zijn het uit-hangbord. Wij pleiten voor gezond verstand en eencorrect evenwicht tussen centrale regelgeving ende menselijke verhoudingen binnen de school. Pes-ten mag niet ontaarden in een banaal stopwoorddat te pas en ongepast kan misbruikt worden omzijn gelijk te halen.

De heer Luc Van den Bosch : We weten, al of nietuit ervaring, dat kinderen pesten en dat mogen weniet zomaar naast ons neerleggen. Maar niet ieder-een is er zich van bewust dat er ook veel gepestwordt op de werkvloer. Sommigen willen zich erniet bewust van zijn. We hebben het dan niet zo-zeer over feiten die we als plagen of treiteren kun-nen omschrijven, maar handelingen die doelbewustgebeuren om stelselmatig dezelfde persoon tekwellen.

Er zijn vijf grote verschillen tussen pesten en pla-gen. Plagen gebeurt in tegenstelling tot pesten nietsystematisch. Bij plagen is het machtsevenwicht ge-lijk, bij pesten niet of niet meer. Bij plagen komt degeplaagde nog op voor zichzelf en dit wordt even-eens getolereerd door zijn omgeving. Bij pestengeldt dit niet meer. Doet de gepeste een poging omvoor zichzelf op te komen, dan wordt hij of zij nogharder aangepakt of vernederd. Plagen heeft geennegatieve gevolgen voor het slachtoffer. Pestenechter heeft meestal bijzonder nadelige gevolgen.Pesten is een subjectief begrip, en erg delicaat in

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 30

Page 31: VLAAMS PARLEMENT

die zin dat het afhangt van de gevoeligheid van hetslachtoffer. Pesten gaat dus veel verder danplagen : de dader weet, of zou moeten weten, dataan de waardigheid van het slachtoffer geraaktwordt.

In Europa krijgt 8 tot 11 procent van de werkne-mers te maken met pesten of andere vormen vanintimidatie op het werk. Liefst 1 op 10 werknemersis het slachtoffer van deze laakbare praktijken.Geëxtrapoleerd op een school met 80 personeelsle-den betekent dat dat in deze school 8 personeelsle-den rondlopen die het slachtoffer zijn van pestenof een vorm van intimidatie.

Dat de gevolgen van pesten ernstig zijn, bewijzende volgende gegevens. Slachtoffers en getuigen vanpesten signaleren in 79 procent van de gevallenverhoogde stress, in 65 procent een depressie, in 59procent onzekerheid, in 58 procent schaamte,nachtmerries en obsessieve gedachten en in 56 pro-cent concentratieverlies.

Iedereen heeft van vorige sprekers al wel duidelijkvernomen dat dit probleem ook in het onderwijsde kop opsteekt. We moeten het ernstig nemen. Deconclusie is tevens dat bijkomende maatregelennodig zijn.

Er zijn enkele lacunes binnen de vigerende regel-geving. In een bedrijf met minder dan 20 werkne-mers is de werkgever tegelijkertijd ook preventie-adviseur.

Zo bepaalt de wetgeving. Maar diezelfde wetge-ving bepaalt evenzeer dat diegene die de taak vanpreventieadviseur moet waarnemen over de nodigeopleiding eigen aan het functieprofiel zou moetenbeschikken. Is het dan zo evident dat elke werkge-ver over de vereiste vaardigheden inzake sociolo-gie/psychologie beschikt ? Bovendien moet eenpreventieadviseur zich te allen tijde onpartijdigkunnen opstellen. Dat is minstens voor interpreta-ties vatbaar.

Een vertrouwenspersoon waarover in de wetgevingherhaaldelijk gesproken wordt is nog steeds geenmust. Een verplichting tot aanstelling van een ver-trouwenspersoon, gerekruteerd onder en door dewerknemers zou in eerste instantie al meer effecti-viteit kunnen bieden in de aanzet van zowel een in-formele als formele klachtenprocedure. Trouwens,welke argumenten hebben we om dit niet te doen ?Ten slotte ontbreekt een mensvriendelijke klach-tenprocedure.

VSOA-Onderwijs doet daarom de volgende voor-stellen. Nagenoeg overal staat de interne vertrou-wenspersoon alleen als individu om op te tornentegen mobbing binnen de organisatie.

De oprichting van een bedrijfsinterne klachten-commissie kan een adequate oplossing bieden omhet isolement van de vertrouwenspersoon te door-breken en kan tegelijkertijd een fundamentelemeerwaarde betekenen vermits de betrokkenheidbinnen het bedrijf vergroot.

De samenstelling van een dergelijke klachtencom-missie, de bevoegdheden ervan, de procedurevorm,het adviesrecht enzovoort zouden moeten vastge-legd worden in het arbeidsreglement en moetendus deel uit maken van de normale onderhande-lingsprocedure.

Deze commissie kan optreden op formele basis,nadat de bemiddelingspogingen van de vertrou-wenspersoon niet het beoogde doel opleverden. Devertrouwenspersoon zou perfect in de commissiekunnen geïntegreerd worden. In eerste instantiedient de commissie te oordelen of een mobbing-klacht al dan niet gegrond is. Op basis van hoorge-sprekken brengt de commissie dan een conclude-rend advies uit aan de werkgever. Het advies kanzowel disciplinaire sancties – vooraf onderhandeldin het beleidsplan – alsook aanbevelingen in ver-band met nazorg van slachtoffer en dader, speer-punten voor het algemeen beleid impliceren.

De klachtencommissie, in overleg en onderhande-ling met het Comité voor Preventie en Bescher-ming op het Werk, vertrouwenspersoon, preventie-adviseur dient een beleidsplan op te stellen. Waar-bij een heldere, doorzichtige structuur het voor allewerknemers van de school, scholengroep of scho-lengemeenschap mogelijk moet maken er zich meete identificeren.

Een beleidsplan dat toekomstgericht is zou in elkgeval minstens volgende punten moeten omvatten :een intentieverklaring, een gedragscode, eenduidi-ge en eenvoudige afspraken voor melding vanklachten over mobbing, de taken en verantwoorde-lijkheden, nauw afgebakend, van de verschillendebeleidsgeledingen binnen de instelling, scholen-groep of scholengemeenschap, instrumenten enmiddelen waarover kan worden beschikt om hetplan te implementeren en ten slotte de omschrij-ving van de middelen die vrijgemaakt worden omde deskundigheid van allen die een cruciale rolspelen in het preventiebeleid te optimaliseren, teupdaten.

31 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 32: VLAAMS PARLEMENT

Een klachtencommissie focust op de reële betrok-kenheid van de school, scholengroep of scholenge-meenschap bij het fenomeen mobbing waardoor dekansen op welslagen van een interne procedureaanzienlijk vergroot worden. Ze biedt daarenbo-ven een functioneel werkingsinstrument, en dit inharmonie met de vertrouwenspersoon, aan ieder-een die het slachtoffer is van mobbing of aan dezeverderfelijke praktijken een einde wil maken.

Het spreekt vanzelf dat de besluiten en voorstellenvan deze klachtencommissie op geijkte wijze aanbod komen in de bestaande overleg- en onderhan-delingsorganen.

De vertrouwenspersoon mag geen vrijblijvend in-strument zijn en deze functie mag niet afhangenvan het lestijdenpakket maar moet deel uitmakenvan bijkomende middelen die de school in staatmoet stellen deze sociaal, cruciale functie een blij-vend en stabiel karakter te geven. Want laat hetduidelijk wezen : de strijd tegen deze verwerpelijkepraktijken, pesten, is nooit helemaal gestreden.Ook de klachtencommissie moet de nodige finan-ciële en materiële middelen krijgen om haar werknaar behoren te kunnen doen.

Het probleem van het pesten moet ernstig geno-men worden en het oprichten van een klachten-commissie kan daaraan bijdragen. Op deze wijzezullen ook de klachten in het juiste vakje terechtkomen en dit zal enkel de geloofwaardigheid vandeze al of niet latent aanwezige problematiek tengoede komen.

Wij hopen dat deze hoorzitting de start mag zijnvan enkele initiatieven die deze kwaal, die ook hetonderwijs treft, verder adequaat bestrijden en onzevakorganisatie zal hier haar steentje toe bijdragen.

Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Dirk De Cock : Ziet u instrumenten omhet begrip ‘pesten’ beter af te bakenen ? Eengoede definitie is immers het begin van een goederegelgeving. De heer Van Der Hoeven gebruikt determ ‘legaal pesten’. Dat lijkt me een contradictioin terminis. Wat bedoelt hij daar precies mee ?

De heer Walgraef vraagt meer aandacht voor deopleiding van directeurs. Moeten in de lerarenop-leiding toch ook geen mechanismen worden aange-reikt die toekomstige leraars leren alert te zijnvoor de solidariteit binnen de groep en leren detec-teren dat er iemand binnen de groep gepestwordt ?

Ik merk enige discrepantie in het betoog van de di-verse vakbonden. De COC, het COV en de ACODnemen een eerder defensieve houding aan ten op-zichte van het probleem, terwijl het VSOA meeropenheid propageert.

Hoe ziet het VSOA de laagdrempeligheid het bestgeïmplementeerd om het melden van mobbing mo-gelijk te maken ?

De heer Luc Martens : De heer Van Der Hoevengaat vlug over de AGD heen. Hoe kijkt hij tegende werking daarvan aan ? Hij lijkt te suggererendat er een soort compliciteit bestaat tussen deAGD en de scholen zelf.

De heer Gilbert Van Baelen : Twee sprekers bewe-ren dat preventie het meest essentiële onderdeel is.Het ACOD pleit ervoor een onafhankelijke onder-zoekscommissie met juridische bevoegdheden opte richten, de vertegenwoordigers van de anderevakbonden doen dat niet. Bij niemand hoor ik eenpleidooi voor een ombudsdienst met juridische be-voegdheid. Overigens rijst de vraag naar de zin vaneen onafhankelijke onderzoekscommissie, als an-dere juridische kanalen nu eenmaal nooit kunnenuitgesloten worden.

De heer Frans Ramon : Kunnen en willen de vak-bonden een grotere spelen in de nazorg ?

De heer Luk Van Nieuwenhuysen : De heer VanDer Hoeven ontkent dat er vandaag nog politiekeinvloed zou zijn bij de aanstelling van leidingge-venden. Vindt hij dat de opleiding die leidingge-venden krijgen, voldoet ? De heer Walgraef zegtdat er tijdens de opleiding veel aandacht wordt be-steed aan preventie op het werk. Is dat de percep-tie van de verschillende sprekers ?

De heer Van Der Hoeven stelde dat er in verbandmet de werking van de AGD vragen gesteld kun-nen worden. Wat is de mening van de verschillendesprekers daarover ?

De heer Van den Bosch pleit voor een klachten-commissie. Dat lijkt me een eerstelijnsklachtenbe-handeling, terwijl een ombudsdienst klachten op detweede lijn behandelt. Ziet u ook nog een plaatsvoor een ombudsdienst ?

Mevrouw Gracienne Van Nieuwenborgh : De di-verse sprekers zoeken naar een orgaan dat de eer-stelijnsklacht zou kunnen opvangen. Maar hetmangelt nogal eens aan de solidariteit binnen hetonderwijs. Biedt een onafhankelijke onderzoeks-commissie, zoals de heer Walgraef die voorstelt,

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 32

Page 33: VLAAMS PARLEMENT

dan geen betere oplossing ? Op die manier wordtde rechtstreekse band met de school immers door-geknipt.

In het licht van de recente ontwikkelingen moet erextra aandacht besteed worden aan het pesten vanleerkrachten door leerlingen.

Misschien moet daarvoor, naast de onafhankelijkeonderzoekscommissie, een intern organisme opge-richt worden om die leraars goed te begeleiden.

Een onafhankelijke onderzoekscommissie biedtoverigens ook het voordeel van een zeer snelle uit-spraak.

De heer Jos Van Der Hoeven : Wat zijn plagerijenen wat is pesten ? Van Dale definieert ‘pesten’ als‘treiteren, kwellen’. In de wet-Onkelinx is de de-finitie veel langer. Het is moeilijk uit te maken watnu eigenlijk pesten is. Een directeur kan bepaaldehandelingen stellen waarvan men niet weet wat deachtergrond is : is het pesten of is het gebruikmaken van zijn wettelijke mogelijkheden om ie-mand iets te laten doen ? Daarmee geef ik meteeneen antwoord op de vraag naar de omschrijvingvan de term ‘legaal pesten’.

Ik geef een voorbeeld. Als een bepaalde leerkrachtjarenlang les geeft in het eerste leerjaar en plotsnaar het zesde leerjaar moet, of als een leraarFrans-Engels, die al dertig jaar Frans geeft, plotshet vak Engels toegewezen krijgt, is dat wettelijkvolkomen in orde. De vraag is : wat zijn de beweeg-redenen van de directeur om deze plotse wijzigingdoor te voeren ? Dat kan pesten zijn en het is datmisschien ook, in die zin dat de gevolgen daarvanzich heel lang laten gevoelen.

Het begrip pesten is moeilijk af te bakenen. Legaalpesten is mogelijk : men gebruikt de wettelijke mo-gelijkheden om iemand te koeioneren.

De heer Claude Walgraef : Pesten wordt wel aan-gevoeld maar is niet altijd objectief vast te stellen.Bij mijn weten zijn er geen instrumenten beschik-baar, tenzij men in de opleiding tot preventieadvi-seur daar richtlijnen voor geeft.

Soms worden de goede bedoelingen van de direc-teur ook als pesten ervaren. Een leerkracht is bij-voorbeeld sociaal geëngageerd en kent zijn regiogoed. Die persoon zou, omwille van zijn interesses,best lesgeven in een zesde leerjaar.

Als die man al jaren les geeft aan een andere leef-tijd, wordt een overplaatsing door de schooldirec-

teur, zelfs in het belang van de school, door de be-trokkene als een straf ervaren. Is dat dan pesten ?De grens is moeilijk te bepalen.

De heer Jos Van Der Hoeven : De COC en hetCOV zijn niet tegen een onafhankelijke commissie.We stellen wel vragen bij de juridische bevoegd-heid ervan.

Er zijn immers verschillende netten. In het officiëleonderwijs kan er een klacht ingediend worden bijde Raad van State. Die kan beslissingen vernieti-gen. De duur van dergelijke procedure is onge-hoord lang, maar hier niet relevant. In het gesubsi-dieerd onderwijs kan de Raad van State niet tus-senkomen.

In het gesubsidieerd onderwijs bestaan de kamersvan beroep inzake tuchtsancties. Over die kamersheb ik geen kwaad woord gehoord, het ging vooralover de raden van beroep in het gemeenschapson-derwijs. De vakbonden zijn vertegenwoordigd in dekamers van beroep, maar niet in de raden van be-roep.

De vertegenwoordigers van de vakbonden in dekamers van beroep stellen zich onafhankelijk op.Ze hebben niet als taak het personeel te verdedi-gen, maar trachten de klachten objectief te beoor-delen. De personeelsleden worden eventueel ver-dedigd door collega’s van mij. Daarover zijn erweinig klachten. De juridische bevoegdheid van diekamers staat echter ter discussie. Zal een ombuds-dienst dan wel beslissingen kunnen nemen voor hetgesubsidieerd onderwijs ?

De procedures moeten kort zijn, veel problemenworden onoplosbaar omdat ze te lang aanslepen.Dat is niet het geval voor beslissingen van de ka-mers of raden van beroep.

De heer Claude Walgraef : Bij het oprichten van deraden van beroep heeft het ACOD er bewust voorgekozen om niet als jurylid zitting te hebben. HetACOD wil de leden zo goed mogelijk verdedigen,al dan niet bijgestaan door advocaten.

Er is geen twijfel over de integriteit van de uitspra-ken. De heer Van de Putte is voorzitter en vraagtvaak 8 dagen bedenktijd vooraleer hij een uit-spraak doet. Ik denk niet dat de integriteit van dieman ter discussie staat.

De heer Luc Van den Bosch : De klachtencommis-sie moet niet op gewestelijk of nationaal niveau ge-organiseerd worden maar per scholengroep. Devertrouwenspersoon moet in harmonie samenwer-

33 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 34: VLAAMS PARLEMENT

ken met de commissie, zodat hij zijn onafhankelijk-heid kan behouden en eerst proberen om het pro-bleem minnelijk te regelen.

De klachtencommissie per schoolniveau is laag-drempelig, want de personeelsleden kennen deleden ervan. Mensen die gepest worden, hebbenschroom om dat te uiten : hoe minder drempels,hoe beter.

De heer Jos Van Der Hoeven : De controle op deziekte gebeurt door twee diensten. Sinds 1995 ge-beurt de controle door een privé-firma, op ditogenblik door Gecoli. Daar is beroep tegen moge-lijk. Als het bezoldigd ziekteverlof uitgeput is,wordt de controle uitgevoerd door de AGD, maarGecoli blijft bevoegd. Soms gebeurt het dat detwee organen dezelfde persoon oproepen niette-genstaande er duidelijke afspraken zijn dat het on-derzoek dan gebeurt door de AGD. Dat geeft somsook aanleiding tot tegengestelde uitspraken.

De pensioencommissie van de AGD kan verschil-lende beslissingen nemen, onder meer de persoonniet ziek verklaren en terug aan het werk sturen ;de persoon niet geschikt voor zijn functie verkla-ren, maar wel een andere functie toewijzen ; of depersoon op pensioen sturen. De AGD bestaat alheel lang. Voorheen was onderwijs geen bevoegd-heid van de Vlaamse Gemeenschap. De federaleoverheid betaalde toen zowel de pensioenen als dewedden uit. Het was voor de overheid voordeligerom zieken, die niet meer terug aan het werk kon-den, een pensioen uit te betalen dan ze een weddeuit te betalen. Dat werpt een bepaald licht op detaak van de pensioencommissie.

Sinds 1989 is dat veranderd, maar pensioenen zijneen federale bevoegdheid gebleven. Dat betekentdat de pensioencommissie ook federaal geblevenis. Sommige van haar beslissingen zijn niet toepas-baar in onderwijs. Zo verklaren zij soms dat eenpersoon niet in de ene, maar wel in een andereschool kan werken. Dat is onuitvoerbaar.

Het is dus nodig om de bevoegdheidafbakeningtussen de AGD en de Vlaamse overheid uit te kla-ren. De AGD kent immers niets van onderwijswet-geving en neemt onuitvoerbare beslissingen. DeVlaamse Gemeenschap moet zich beraden of hetniet beter is om zelf een soort pensioencommissievoor onderwijs op te richten. Dat is echter moeilijkomdat pensioenen een federale aangelegenheidzijn.

De heer Walter De Schepper : Wat de nazorg be-treft is het belangrijk om de bestaande mogelijkhe-den maximaal te benutten. Alle werknemers in eenschool moeten de wet en de procedures kennen.Bij problemen is het onze taak erop toe te zien dater doeltreffende maatregelen genomen worden.Dat kan niet alleen met formele structuren.

Een belangrijk aspect is het informele overleg inde school, waardoor de vakbondsafgevaardigdekan vaststellen of de gepeste persoon effectief ge-holpen is. Er is een comité in elke school waar per-soonsaangelegenheden besproken worden.

Personeelsaangelegenheden en genomen maatre-gelen zouden bespreekbaar moeten kunnen gesteldworden om een gepest persoon te helpen. Dit kanvandaag niet omwille van de wet op de privacy. Wijvragen dus dat in de bestaande structuren vanoverleg over personeelsbeleid een opvolging zoukunnen gebeuren en afspraken zouden kunnen ge-maakt worden. Het is belangrijk dat alle personendie deel uitmaken van een inspraakstructuur, inclu-sief preventieadviseurs, bescherming krijgen ; zijworden al te vaak zelf het slachtoffer van pesterij-en.

De heer Claude Walgraef : Directeurs in het ge-meenschapsonderwijs moeten een akte behalen,zowel bij hun aanstelling als bij hun benoeming.Daartoe worden jaarlijks cursussen georganiseerd.Een van de modules daarvan gaat over pesten enbescherming op het werk. Daarin komt het themaaan bod dat wij hier vandaag bespreken. Dat iszeer positief.

Uiteraard moet dit aspect ook in de lerarenoplei-ding aan bod moet komen. Leraars zullen heel hunleven met jongeren en kinderen omgaan. De maat-schappij is vandaag zo complex dat de relatie tus-sen de lesgevers, de kinderen en de ouders op eennieuwe manier moet benaderd worden.

Het opzetten van een intern organisme dat het pes-ten van leerlingen door leraren behandelt is geeneenvoudige zaak. Leraars geven niet graag toe datze de werkdruk niet aankunnen en dat ze door hunleerlingen gepest worden. Omdat ze het probleemniet aankaarten kan het ook moeilijk aangepaktworden. Toch denk ik dat een intern organisme zin-vol zou zijn.

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 34

Page 35: VLAAMS PARLEMENT

DEEL II : Pesten van leerlingen

2. Uiteenzetting door de heer Marc Van Roos-broeck, indiener verzoekschrift en woordvoer-der van het anti-pest-TEAM-op school

De heer Marc Van Roosbroeck : Ik ben blij dat ikhier vandaag namens de leerlingen en de oudershet woord mag voeren.

Het verheugt me dat een van de vorige sprekersaanhaalde dat het pesten door directeurs eerdergevallen van machtsmisbruik zijn dan echte peste-rijen ; dat is inderdaad zo. Anderzijds ga ik niet ak-koord met de lovende woorden aan het adres vande Raad van Beroep van de RAGO. Ook wij zijnvragende partij voor een extern auditbureau metonderzoeksbevoegdheid. “Wij willen geen kleinerechtbanken op school, maar toch is het wenselijkdat bepaalde zaken grondig kunnen onderzochtworden. Wij beamen dat er werk moet gemaaktworden van de opleiding van toekomstige direc-teurs.

Het anti-pest-TEAM heeft intussen ruim 24.000handtekeningen verzameld.

Ik dring er bij de verslaggevers op aan dat de in-tentieverklaring integraal in het verslag zou opge-nomen worden. De intentieverklaring isbelangrijk : alle mensen die een verklaring willenafleggen in het kader van het anti-pest-TEAMmoeten deze intentieverklaring ondertekenen ;daarmee verklaren zij dat zij enkel ware feiten ver-tellen.

De voorzitter : Wij zullen de intentieverklaring inextenso opnemen als bijlage bij het verslag (bijlage 2).

De heer Marc Van Roosbroeck : Een aantal men-sen zal hier vandaag zeer schrijnende getuigenissenbrengen. Wij vragen uitdrukkelijk het onderzoektot op het bot van een aantal dossiers.

3. Getuigenissen van ouders en gewezen leer-krachten

De heer Marc Van Impe, ouder : In het pesten vanleerlingen kunnen we twee hoofdgroepen en drieonderklassen onderscheiden. Enerzijds is er hetpesten door directeurs en leraars, en anderzijds iser het pesten door de leerlingen zelf. Vaak sluitenzich daar leraars bij aan.

Er zijn drie soorten pestgedrag. Het ordinaire pest-gedrag is het meest klassieke : het pesten gaat overafkomst, haarkleur, kleding en dies meer. Tamelijknieuw maar heel actueel is het racistische pestge-drag. Bij gericht pestgedrag ten slotte gaat het omspecifieke “andere” eigenschappen van de gepeste :ADHD, leerstoornissen, hoogbegaafdheid,…

De mensen van de Kindertelefoon kunnen zekergetuigen dat pestgedrag zeer veel voorkomt. Op ditogenblik is er geen enkele manier waarop een kindzijn gelijk kan halen ten aanzien van een school,een schooldirectie of zijn medeleerlingen. De enigeoplossing bestaat eruit van school te veranderen.

Mijn zoon, 14 jaar, werd gepest omwille van het be-roep van zijn vader. Steeds meer leraars sprakenhem daarop aan, tot de frequentie van de vragendaarover regelrecht op pesten wees. Ik nam contactop met het professor dokter Kieboom van het CLBBrandijzer bij de Universitaire Instelling Antwer-pen. Die raadde ons aan mijn zoon weerbaarheids-cursussen te laten volgen. Daarvoor moesten we ie-dere zaterdag naar Antwerpen (een uur heen, eenuur terug). We moesten de kosten van deze cursus(1.000 euro) ook zelf betalen.

Dat heeft ons 1.000 euro gekost, maar leverde nietsop. We konden ons kind beter naar een andereschool sturen. Niet iedereen kan zo’n oplossing be-talen. Niet iedereen heeft er de tijd voor.

De leraars met wie we contact hebben gehad, zeg-gen over pesten allemaal hetzelfde : wie niet mee-doet met de hoop, wordt het slachtoffer. Als de di-rectie geen algemene straf oplegt, zal het blijvenduren.

De heer Marc Van Roosbroeck : Mevrouw Lea Suetens’ verhaal vindt u in het boek terug onder detitel Onze Stoere Brabander. Mevrouw Suetens zital negen jaar thuis. Ze onderging zopas haar vijf-tiende operatie, omdat ze ongelukkig ten val kwamnadat haar kwelduivel een stoel wegtrok. Hoe allesbegon, zal ze kort uiteenzetten.

Mevrouw Lea Suetens, gewezen leerkracht : Ik waskleuterleidster, maar ben al negen jaar thuis als ge-volg van een zware val veroorzaakt door mijn lichtbenevelde directeur – eveneens vakbondsafgevaar-digde – tijdens de verplichte personeelsvergaderingvan 29 juni 1984. Ik onderging zopas de vijftiendeoperatie. Voor meer details verwijs ik naar hoofd-stuk dertig uit het boek.

Alles begon toen ik het opnam voor mijn dochterdie in het derde leerjaar gepest werd door haar le-

35 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 36: VLAAMS PARLEMENT

rares, een kloosterzuster, vanwege haar lichaams-gewicht, uiterlijk en de tijdelijke werkloosheid vanmijn echtgenoot.

Toen ik de directeur, met wie ik tot op dat momentgoed kon samenwerken, daarover inlichtte, werd ikzelf het slachtoffer van pesterijen, machtsmisbruiken vernederingen over onder andere mijn uiterlijk.

Op een middag vertelde hij me dat er een nieuwkind was in mijn klas. Volgens de ouders kreeg datkind nog borstvoeding. Hij stelde voor dat ik daar-voor zou zorgen. Tijdens een feest noemde hij metegenover 300 ouders en grootouders de stoereBrabander. Nadat een moeder zich bij hem had be-klaagd over het grote aantal kinderen in mijn klas,antwoordde hij haar dat ik er het lijf naar had.Nadat ik mijn ontslag had gegeven, wist hij nog temelden dat geen enkel kind graag bij mij had geze-ten.

Niemand van de 18 aanwezige collega’s was inder-tijd bereid te getuigen uit vrees voor represaillesvan de invloedrijke directeur. Ondertussen heb ikenkele schriftelijke getuigenverklaringen waarmeeik zal proberen de pestkop te dagvaarden. Ik rekenerop dat een extern auditbureau met onderzoeks-bevoegdheid of een parlementaire onderzoeks-commissie deze feiten nog zal onderzoeken. Ikhoop dat ik iedereen met deze getuigenis, afgelegdop mijn erewoord, heb kunnen overtuigen hoe verhet machtsmisbruik van mijn invloedrijke directeurging, en wat de gevolgen ervan kunnen zijn.

De heer Marc Van Roosbroeck : De heren FreddyDecroose en André Canipel hebben beiden eenzoon verloren door zelfmoord na pesterijen, intimi-daties en machtsmisbruik. Ik heb voor beiden veelrespect omdat ze een boodschap van hoop willenbrengen. Samen met ons hebben ze de moed gehadom 24.126 handtekeningen te verzamelen.

De heer Freddy Decroose, ouder : Door een op-eenvolgen van fouten en pesterijen op het PTIEeklo heb ik mijn zoon Steve verloren op 29 april2003. Het was een goede jongen met een toekomst,maar één dag volstond om hem te breken. Om der-gelijke toestanden te vermijden zijn nieuwe organi-saties nodig.

Ik heb me ingezet voor de organisatie van de heerVan Roosbroeck. Iedereen die onze petitie heeftondertekend, heeft zo bevestigd op de hoogte tezijn van de enorm slechte toestand op de Vlaamsescholen.

Wat we nodig hebben, is een neutrale ombuds-dienst met bekwame mensen die de middelenkrijgt en bevoegd is om een onderzoek in te stel-len. De drempel van organisaties als het CLB is tehoog voor onmondige jongeren. Het CLB is bo-vendien de spreekbuis van de directie. Het slacht-offer blijft met zijn problemen zitten, die boven-dien nog toenemen door slechte schoolresultatenen schoolmoeheid. Ook de leerkrachten lijdendaaronder.

Er zijn 800 schoolplichtigen die zich niet meertonen op school en 16 procent van de leerlingenhaalt geen diploma. Scholen vechten voor leerlin-gen, maar zijn niet in staat ze op te voeden of te be-geleiden. Directies hebben geen vat meer op descholen. Ze weten niet – of willen niet weten ? –wat er zich in de klaslokalen afspeelt. Leerlingen ofleerkrachten die de moed hebben dat aan te kla-gen, worden het slachtoffer van wraak. De directiebagatelliseert het probleem, legt de fout bij hetslachtoffer of stopt alles in de doofpot. Zopas nogheeft iemand van de vakbonden opgeroepen ompesten niet in de media te brengen.

Veel directieleden zijn niet in staat een school teleiden. Door de machtsstrijd tussen scholen wordtde opvoeding van de leerlingen verwaarloosd. On-bekwaamheid en onwil moeten bestraft worden.Met dergelijke directeurs aan het hoofd van priva-te ondernemingen, zou het aantal faillissementennog toenemen. Moeten zulke mensen onze jonge-ren een toekomst bieden ?

Het commerciële is belangrijker dan het opvoed-kundige. Scholen zijn slecht georganiseerde instel-lingen waar het individu van geen belang is. Leer-lingen zijn nummers die geld opbrengen. De toe-komst van Vlaanderen is in gevaar als er niet drin-gend voor een oplossing gezorgd wordt. Hulp encontrole zijn nodig. Een ombudsdienst zal veel on-heil voorkomen. De toestand is ernstig want weke-lijks pleegt één leerling zelfmoord.

Niemand kan mijn zoon terugbrengen. Ik wil ech-ter niet dat anderen meemaken wat mij is overko-men.

De heer André Canipel, ouder : Mijn zoon is 14dagen na zijn achttiende verjaardag – op 15 decem-ber – onder de trein gesprongen door de wantoe-standen op school. Was het pesten of plagen ? Hetparket antwoordt er ook niet op in zijn verslag.

Men heeft het steeds over de slachtoffers, maar denabestaanden zijn ook slachtoffers. Op een bepaaldmoment kon ik niet meer voor mezelf zorgen.

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 36

Page 37: VLAAMS PARLEMENT

Dankzij de media ben ik in contact gekomen metde heer Van Roosbroeck. Anders was ik er nietmeer.

Ik zet geen juridische stappen tegen de daders,maar wil hard aan de alarmbel trekken. Tijdens onsoptreden in Hasselt werd ik aangesproken dooreen mevrouw wier 11-jarige zoon drie verdiepin-gen naar beneden was gesprongen. Ik heb haarmoed ingesproken.

De heer Marc Van Roosbroeck, gewezenopvoeder : Ik denk niet dat er nog veel moet toege-voegd worden aan de twee vorige getuigenissen.

Het verhaal van de heer Bob Van Sand staat opbladzijde 15 en 16 van het boek. Hij heeft mij be-wijsstukken getoond.

De heer Bob Van Sand, gewezen opvoeder :Omdat beelden soms duidelijker zijn dan woorden,heb ik een aantal foto’s verspreid in de zaal. Sinds1995 ben ik opvoeder in het opvangcentrum vanDe Haan. In augustus 2001 kregen een tiental tijde-lijke opvoeders een tijdelijke aanstelling. Eind au-gustus ontving ik een aangetekende brief van de al-gemene directeur van de schoolgroep 27 waarin hijme meldde dat ik niet opnieuw werd aangesteld.De vakbond raadde mij aan in een brief te ant-woorden dat niet de algemene directeur, maar dedirecteur van het opvangcentrum bevoegd is. En-kele dagen later meldt hij dat de aangetekendebrief als onbestaande mag worden beschouwd.

Op 31 augustus 2001 geeft de directeur mij alsnogdrie onvoldoendes. Ik ben binnen de vijf dagen inberoep gegaan tegen deze beslissing. Op 1 septem-ber wordt mij de toegang tot het instituut ontzegd.Op 4 december volgt een hoorzitting geleid doorde inmiddels afgetreden algemene directeur overde drie onvoldoendes. De heer Daniel Devriendt,voor wie ik veel respect heb, heeft het dossier ob-jectief geanalyseerd. De drie onvoldoendes wordenomgezet in niet-onvoldoendes. Op mijn vraag wan-neer ik mijn werk terug zou krijgen, krijg ik als ant-woord dat alleen mijn onvoldoendes werden omge-zet. Mijn werk terug krijgen is een andere zaak.

In het voorjaar van 2002 heb ik met een aangete-kend schrijven een onderhoud gevraagd met denieuwe algemeen directrice. Zij beschouwde dezaak evenwel als afgesloten.

Sinds 2001 ben ik opnieuw aan het werk als strand-redder. Er wacht mij een VDAB-cursus restaure-ren van houten boten.

Het is belangrijk in te zien waartoe de directeur ende beheerder van het MPI in De Haan in staat zijnmaar vooral waarin ze falen. Het zijn twee machts-wellustelingen, uit op eigen voordelen, schijnbaarniet in staat om de meest simpele wetgeving tekennen, laat staan ze toe te passen, en die bewustaan desinformatie doen om hun onkunde te ca-moufleren. Als personeelslid is het nagenoeg on-mogelijk om tegen dit onrecht in te gaan. De lei-ding heeft geen hart voor het werk, het personeelof de kinderen. Gevaarlijke mensen op verkeerdeplaatsen zonder inspectie heeft gevolgen. Wie op-komt voor de zwakken, ligt er uit. Kinderen slapenin gescheurde lakens, opvoeders soms in kinderka-mers. Voor de directie is er wel de nieuwste pc-uit-rusting. Het wordt tijd om de onkunde en hetmachtsmisbruik van deze directeur en zijn entoura-ge te verbannen. Zij die fouten begingen moeteneruit worden gezet, niet de klokkenluiders.

De voorzitter : Het spreekt vanzelf dat de uitspra-ken die over personen gedaan worden, alleen voorrekening zijn van diegenen die de uitspraken doen.

De heer Van Roosbroeck : Ik zal de twintig origi-nele stukken aan de voorzitter overmaken.

Mevrouw Hilde Goossens, ouder : Mijn dochterJelle Spooren loopt school in de gemeenschaps-school De Wingerd te Overpelt. Al jarenlang wordtze er wegens haar lichaamsgewicht door enkelemedeleerlingen gepest : ze hanteren vulgair taalge-bruik, gebruiken fysiek geweld en maken het mate-riaal van Jelle stuk.

Telkens mijn dochter me vertelt dat ze op schoolgepest wordt, verwittig ik onmiddellijk de leer-krachten. Ik ben al verscheidene malen bij de di-rectie gaan aankloppen, maar krijg daar helemaalgeen gehoor. Wel word ik soms zelf door leerkrach-ten en directie uitgelachen.

Toen mijn verhaal in de pers verscheen, verklaardede directrice dat ze geen weet had van pesterijenop haar school. In een Telefactsreportage deed in-middels een andere ouder van een gepeste leerlingook haar verhaal. Maar voor een confrontatie inhet VTM-programma ‘Recht van Antwoord’ hadde directrice geen tijd.

Sinds januari 2004 heb ik ook enkele gesprekkengehad met het CLB. Van al de afspraken die daargemaakt zijn, is nog niets in huis gekomen. Somsverdraait het CLB gewoon mijn woorden.

De zorgcoördinator zegt dat zij enkel met de pest-koppen mag praten. Straffen mogen enkel door

37 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 38: VLAAMS PARLEMENT

leerkrachten en directie uitgedeeld worden, maardat gebeurt niet.

Intussen is met het CLB afgesproken dat de peste-rijen niet meer bij de directie maar rechtsreeks bijhet CLB moeten gemeld worden. Dat begrijpen weniet.

Op 19 januari hebben de vader van een andere ge-peste leerling en ik een brief overhandigd op eenvergadering van het oudercomité. We vroegen eengesprek met de CLB-directeur, de directrice en devoorzitter van de lokale schoolraad. Maar ook datgesprek kan niet plaatsvinden. Bij het overhandi-gen van de brief werd ik overigens uitgelachendoor de vrouw van de voorzitter van het ouderco-mité. Die vorm van uiterste onbeleefdheid wasvoor ons de spreekwoordelijke druppel. Op 30 ja-nuari 2004 is Jelle van school willen weglopen.

Wij rekenen op u en op ons onderhoud met deRAGO op 17 februari voor een positieve oplos-sing. Of moeten er in De Wingerd eerst ongeluk-ken gebeuren ?

De heer Jan Cloots, ouder : Mijn elfjarige zoonJeff, een veelbelovend jeugdmotorcrosser die lijdtaan ADHD, loopt al 5 jaar school in de Openlucht-school Remi Quadens te Brasschaat. Wij gevenhem bewust geen medicatie.

In oktober 2003 merkten wij aan het gedrag vanJeff dat er ernstige problemen waren. Pas eenmaand later vertelde hij ons over pesterijen,machtsmisbruik maar voornamelijk psychisch enfysiek geweld ten aanzien van zijn klasgenotendoor twee leerkrachten.

Tijdens een onderhoud met de directie werden wegeconfronteerd met bijzonder brutaal taalgebruikvan de ondertussen aangeklaagde leerkracht. Hijsnauwde ons toe dat intimidaties, het slaan vanleerlingen en het weggooien van middagmalen vanleerlingen tot zijn dagelijkse beroepsbezighedenbehoorde en vroeg zich luidop af wat ik hiertegenzou kunnen beginnen. Na dit onderhoud werd Jefftot in het absurde geïntimideerd, met als gevolg dathij al geruime tijd psychische bijstand moet krijgen.De bewuste leerkracht werd preventief geschorst.

Op 17 december 2003 verzond ik een aangeteken-de brief aan minister van Onderwijs Vanderpoor-ten. Tot nu toe kreeg ik geen reactie. Op 5 januariverzond ik een brief aan koning Albert. Op 20 ja-nuari ontving ik al een hoopgevende reactie. Op 7januari stuurde ik ook een aangetekend schrijvennaar de vzw Limits en naar de kinderrechtencom-

missaris. Van beide instanties kreeg ik een kortenietszeggende reactie. Watjes en verbandjes helpenniet tegen deze kanker.

Ondertussen werden mijn gezin en mijn bedrijfmeermaals geïntimideerd en bedreigd, door eendeurwaarder en een agent van de jeugdbrigade.Het CLB van Brasschaat heeft mijn vertrouwelijkeinformatie misbruikt. De preventieve schorsing vande bewuste leerkracht is inmiddels al opgeheven.Mijn raadslieden hebben een onderzoeksrechtergevorderd.

Mevrouw Anne Coppieters ’t Wallant, ouder : Ikben moeder van vier normaal begaafde kinderenmet dyslexie. Ik kom op voor alle gebroken kinde-ren die gepest worden of onbegrip ervaren omwillevan hun dyslexie, dyscalculie, dysorthografie of dys-falie. Europa telt meer dan 12 miljoen dyslectischekinderen. Tien procent van de Belgische bevolkinglijdt aan dyslexie, maar dit probleem is niet eenswettelijk erkend. Elke school kan dus autonoombeslissen of ze al dan niet faciliteiten verleent. Dys-lexie komt voor bij normaal en hoog begaafde kin-deren en bestaat in verschillende gradaties. Lichtevormen van dyslexie zijn meestal overal aanvaard,maar hoog en normaal begaafde kinderen die eenzware vorm van dyslexie hebben, zoals één vanmijn zonen, zijn nergens welkom. Omdat ze moei-lijk lezen, schrijven en/of rekenen, worden ze ge-woon doorverwezen naar BuSO-scholen, scholenvoor kinderen met een licht mentale handicap eneen IQ lager dan 80. Daar horen ze helemaal nietthuis en er is geen enkele toekomst voor hen. Maarwaar naartoe ? Wat doet men dan op een schoolwaar alles rond taal draait ?

Ondanks honderd procent toewijding van sommigeouders en oneindige inspanningen van die kinde-ren zijn er nog altijd leerkrachten die de kinderenstigmatiseren en bestempelen als dom, lui of onwil-lig. Daardoor verliezen die kinderen hun zelfver-trouwen en worden ze soms depressief. Leerkrach-ten spelen een zeer belangrijke rol. Ze kunnen eenkind moed inspreken of breken. Positieve benade-ring is zeker nodig.

Laten we vooral niet vergeten dat mensen met dys-lexie ook zeer veel gaven bezitten. Denk maar aanChurchill, Einstein, Walt Disney, evenals één vanonze ministers. Dyslectici denken driedimensionaalen zien heel veel in filmvorm. Hun verbeelding isenorm. Maar ze moeten eerst door de heel moeilij-ke schoolperiode. Er moet dringend aangepastehulp gevonden worden om die kinderen op eenleuke manier met visueel materiaal vooruit te hel-pen.

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 38

Page 39: VLAAMS PARLEMENT

Ik vecht al meer dan 13 jaar voor mijn vier kinde-ren. Sommige scholen doen enorm hun best, ande-re weigeren je kind in te schrijven. Ik heb reedsoveral aangeklopt voor erkenning, maar nooitkreeg ik een bevredigend antwoord. Onlangs zeiiemand van het ministerie van Onderwijs mij :“Mevrouw, spijtig voor u is uw kind niet blind, nietdoof, niet fysisch gehandicapt, niet autistisch engeen vreemdeling, anders zou hij tot de categoriebehoren die hulp kan genieten in het gewoon on-derwijs”.

De heer Ludo Sannen heeft op het einde van dejaren ‘90 voorstellen gedaan om leerlingen uit hetmiddelbaar onderwijs faciliteiten te geven. Hetvoorstel werd door alle partijen goedgekeurd, maarde uitvoeringsbesluiten zijn nooit verschenen. Iksmeek de minister van Onderwijs dan ook omsamen te werken om alle kinderen vol gaven, diehet moeilijk hebben omwille van dyslexie of ande-re dysproblemen, een toekomst te bieden door inelke school in het gewoon onderwijs dezelfde wet-telijke faciliteiten toe te kennen, aangepast aan debehoeften van elk kind (bijv. rekenmachine, mon-delinge toetsen, …).

Met bepaalde aanpassingen en mits samenwerkingen ondersteuning van leerkrachten en ouders, kun-nen die kinderen perfect slagen. Laten we die cate-gorie erkennen ! Ze horen niet thuis in het BuSO,maar hebben enkel extra begeleiding nodig in hetgewoon onderwijs. Dyslectici hebben een volwaar-dig diploma nodig dat hun toekomstmogelijkhedenbiedt. Er is daarenboven dringende bijscholingnodig voor het onderwijzend personeel om die kin-deren beter te leren begrijpen. Is de doelstellingvan ons onderwijs niet een kind gelijke kansen tebieden en vooruit te helpen naar een hoopvolletoekomst ?

Mevrouw Ann De Ferm, oudere student : Ik wilkort een aantal wantoestanden in het kunstonder-wijs schetsen. Als oudere student schreef ik mij inop de Antwerpse academie. Ik behaalde goede re-sultaten. Het derde jaar werd de school geherstruc-tureerd en ging op in de Hogeschool Antwerpen.Er ontstonden grote spanningen. Verschillende stu-denten, ook ik, klaagden over materiële, organisa-torische en pedagogische tekorten en slaagdendaarna niet in het examen. Curricula, examenregle-menten en juryverslagen waren er niet. Een delibe-ratie, tweede zittijd of beroep waren onmogelijk. Ikbracht onmiddellijk de ombudsdirecteur en laterook de Hogeschool Antwerpen en het PMS op dehoogte. Toen ik later klaagde dat mijn waarborg enniet-gebruikte eetbonnen niet terugbetaald wer-den, startte een lastercampagne. Ik werd gepest en

geïntimideerd, men isoleerde me en verspreidde inbrief en in de pers dat ik onevenwichtig en gefrus-treerd was. Ik moest oppassen want ik bracht degoede naam van de academie in gevaar.

Dat jaar waren alle leerlingen van het derde jaarBeeldhouwen en de helft van de leerlingen van hetderde jaar Juwelen niet geslaagd. Ik was de enigeovergebleven officieel ingeschreven studente. Destudenten van de afdeling Juwelen hebben zich totde ARGO gewend dat beloofde de raad van be-stuur bijeen te roepen. Dat gebeurde niet. Op eenrechtszaak van een van de studenten bleek dat de-zelfde ARGO zich tegen de studenten keerde.

De Hogeschool Antwerpen stelde examens voorvoor de centrale examencommissie. Faciliteitenzouden verleend worden en betrokken leraars zou-den niet in de jury mogen zitting hebben. Dit werdniet nageleefd. Uit examendocumenten ontstondhet vermoeden dat examenverslagen werden gean-tidateerd en handtekeningen gekopieerd. Er wasdaarenboven beïnvloeding door externen. Geenenkele van de geviseerde studenten behaalde hetdiploma.

De regeringscommissaris deed een onderzoek enook bij de diensten van de heer Jan Addé, onderandere bij de heer Leybaert, kreeg men de nodigedocumenten en bewijzen. In 1998 riep de heer AlexPolfliet van de Vereniging van Vlaams Studenten,die een enquête uitvoerde, de Hogeschool Antwer-pen en minister Van den Bossche op om de klach-ten van veel studenten te onderzoeken. Dat ge-beurde niet. In reacties op de persconferentie werdik opnieuw zwaar beledigd.

Er was ook een gesprek met de inspecteur en uit-eindelijk ook brieven van de regeringscommissarisNadine Van Haecken waarin veel wantoestandenwerden toegegeven. Ik gaf mijn dossier aan de heerJan Goorden, ombudsman van de Vlaamse rege-ring, om een rechtzetting te bekomen. Die werd be-loofd maar niet uitgevoerd. Opnieuw werd ik be-oordeeld door een neutrale jury. De betrokkenleerkracht werd gewraakt maar mocht wel de jurysamenstellen. De buitenstaanders in een artistiekejury worden immers gevraagd door de leraar.

Door de agressieve behandeling vermoedde ik on-regelmatigheden bij de inschrijvingen en de finan-ciële opvolging en ik meldde dat ook aan de Hoge-school. Op de academie werd immers gezegd dat erte veel studenten waren. Bij slechte examenresulta-ten mochten studenten overschakelen naar het sta-tuut van vrije leerling, met veel hogere inschrij-vingsgelden.

39 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 40: VLAAMS PARLEMENT

In 1996 verschenen er in de pers allerlei berichten.De boekhouding zou in beslag genomen zijn en hetHoog Comité van Toezicht met een onderzoek be-last. Ik bezorgde vorig jaar meester Vermassen, ad-vocaat, mijn dossier. Hij schreef in april een briefaan minister Vanderpoorten om de ministeriële ge-gevens van het aantal studenten te vergelijken methet echte aantal studenten op de academie.

Als er een verschil is, zullen onregelmatighedenduidelijk zijn. Na vijf maanden antwoordde de mi-nister dat het departement die gegevens niet kanchecken en dat de Hogeschool Antwerpen de gege-vens ook niet meer heeft.

Het is mogelijk dat beleidsmensen verkeerdemaatregelen getroffen hebben omdat gebleken isdat documenten in dossiers niet overeenstemden.Bij de klachtenbehandeling was er belangenver-menging. De jury’s waren subjectief. Mijn verkla-ring is onvolledig en kan daardoor onnauwkeurig-heden bevatten. Ik ben steeds bereid verdere in-lichtingen te geven.

De heer Marc Van Roosbroeck : Het pestdectectie-plan verschaft de leerlingen een aantal vragen. Deantwoorden worden anoniem verwerkt door eenextern bureau, zodat niemand er iets kan aan wijzi-gen. De directie en het zorgteam krijgen een duide-lijk rapport met grafieken en tabellen over deschool. Elke leerkracht krijgt een gelijkaardig rap-port over zijn klas.

Iets doen aan pesten, zoals vele scholen wensen,vergt inzicht in het probleem. Leerkrachten en di-rectie krijgen een duidelijk beeld van wanneer,waar, wie, door wie en hoe er gepest wordt : bij-voorbeeld in de klas, op de speelplaats, op weg naarschool, in de toiletten.

Bij het hoe zijn de keuzes : nooit gepest worden,geplaagd worden, uitgemaakt worden, geschopt engeslagen worden, dingen worden stukgemaakt. Hetpestactieplan kan gericht opgestart worden opbasis van de duidelijke informatie. Als er gepestwordt op de speelplaats kan men bijvoorbeeld be-sluiten om meer toezicht te organiseren.

Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Luc Martens : Diverse problemen wordenhier betiteld als pesten, maar zijn het niet altijd.Wel gaat het om situaties die aanleiding kunnengeven tot pesten. Het heeft vaak niet zozeer temaken met structuren maar met de wijze waaropmensen actief zijn in het onderwijs. Het is niet dui-delijk hoe we met alle problemen moeten omgaan.

De heer Van Roosbroeck geeft een interessantesuggestie. Het is goed om de problemen zo duide-lijk mogelijk in kaart te brengen. De uitdaging voorhet parlement is goede preventieve en remediëren-de maatregelen te treffen.

Het is ook belangrijk om pesten te onderscheidenvan andere problemen zoals dyslexie. Een slordigeregelgeving voor dergelijke problemen mag nietleiden tot pesten. Het is echter een rijk amalgaamvan problemen.

De heer Dirk De Cock : Voor welke leeftijd ziet udit ? Kan het opzet getransformeerd worden naarmiddelbareschoolleeftijd ?

De heer Marc Van Roosbroeck : Wat wij hier voor-stelden gaat inderdaad om de lagere school. Maarwe hebben nu een project voor de middelbareschool ingediend bij de Koningin Paola-stichting.In de anonieme vragenlijst voor het secundair on-derwijs wordt ook gevraagd naar spijbelen, rokenen gebruik van alcohol en drugs.

De anonieme vragenlijsten geven een schat aan in-formatie. Ik wil het voorbeeld aanhalen van eenmeisje dat in de toiletten gepest werd en dat nietdurfde melden. Zij begon te spijbelen.

De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Anoniem on-derzoek vergt ernst van de medewerkers. In hoe-verre kunnen we zeker zijn dat sommige mensen erin hun antwoorden geen potje van maken ?

De heer Marc Van Roosbroeck : Ik krijg dagelijksmassa’s telefoons. Inspecteurs, pedagogische advi-seurs, en directeurs werken mee aan het anti-pest-TEAM. Andere medewerkers zijn specialisten ininformatica ; een van hen is een ex-medewerkervan het onderzoeksbureau Dimarso.

Als iemand mij op straat naar mijn politieke me-ning vraagt heeft die enquêteur daar eigenlijk geenzaken mee. Enquêtes moet je altijd met een zekeremarge interpreteren. Toch denken wij dat het sys-teem van de anonieme vragenlijsten een zeer goedvoorstel is. Uiteraard staan wij open voor bijsturingen verbetering ervan.

4. Uiteenzetting door mevrouw Ankie Vandekerckhove, Kinderrechtencommissaris

Mevrouw Ankie Vandekerckhove, Kinderrechten-commissaris : Ik ben blij dat deze hoorzitting overpesten het probleem op de agenda zet. Pestenwordt bespreekbaar, maar het is lang onderschat.

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 40

Page 41: VLAAMS PARLEMENT

Het valt wel op dat het pas bespreekbaar wordtnaar aanleiding van extreme gevallen of als deslachtoffers volwassenen zijn. Tekenend is dat defederale wet tegen pesten op het werk niet voorleerlingen geldt, ook al is de school de werkplekvan de leerlingen. Pesten is een complex en ge-laagd probleem waarvoor er geen eenduidige op-lossing is. Er zal steeds op alle niveaus gezochtmoeten worden naar oplossingen.

Uit de meldingen bij het Kinderrechtencommissa-riaat blijkt dat pesten een hardnekkig probleem is.Het steekt zelfs de kop op in scholen waar pestenactief wordt tegengegaan door bijvoorbeeld eenantipestplan op te stellen. In dergelijke gevallen isde machteloosheid groter want ondanks alle in-spanningen raken de problemen niet opgelost.

Het begrip pesten dekt een ruime lading aan han-delingen en gedragingen. De grens tussen pesten,plagen en echt strafbare handelingen is onduide-lijk. De kenmerken van pesten zijn : het valt meerdan één keer voor, er komt altijd geestelijk of li-chamelijk geweld bij kijken en het is intentioneel.Er is veel literatuur voorhanden over pesten onderleerlingen. Helaas zijn er ook nog pestende leer-krachten, waarover veel minder literatuur voor-handen is.

Het Internationaal Verdrag over de Rechten vanhet Kind bevat een aantal bepalingen die de onder-tekenaars ertoe aanzetten het probleem ernstig tenemen en aan te pakken. Artikel 3 bepaalt dat allebeslissingen van de lidstaten in het belang van hetkind moeten genomen worden. Artikel 19 roept delidstaten op in te staan voor de bescherming van dekinderen tegen alle vormen van lichamelijk engeestelijk geweld.

Artikel 28, 2°, bepaalt dat handhaving en disciplineop school verenigbaar moeten zijn met de mense-lijke waardigheid van het kind en in overeenstem-ming met alle andere principes van het verdrag.Artikel 29 somt de onderwijsdoelstellingen op. Eénervan is een zo volledig mogelijke ontplooiing vande persoonlijkheid, talenten, geestelijke en licha-melijke vermogens van het kind. Daarnaast ookhet bijbrengen van eerbied voor mensenrechten,voor diverse culturen en waarden. Voorts wordt inde decreten over het basisonderwijs en over de ge-lijke onderwijskansen letterlijk en expliciet verwe-zen naar de principes uit het Kinderrechtenver-drag.

In het lager onderwijs zou 23 procent van de leer-lingen gepest worden. In het secundair onderwijsdaalt dat tot 15 procent. Ik vraag me wel af of dat

laatste cijfer ook betekent dat er in het middelbaaronderwijs minder gepest wordt. Misschien pestmen er alleen op een subtielere manier. Eigenlijkmogen we besluiten dat elke klas er ooit mee temaken krijgt.

Pesten is complex omdat er meerdere betrokkenenzijn en op verschillende niveaus : onder leerlingen,tussen leerlingen en leerkrachten, in de klas enzelfs op de hele school. Elke oplossing en aanpakzal op verschillende niveaus moeten uitgewerktworden.

Uit de literatuur blijkt dat pesten het meest voor-komt in de leeftijdcategorie van 10 tot 14 jaar. Deovergang van het lager naar het secundair onder-wijs zit daar voor een stuk tussen. De secundaireschool is anoniemer. Door het grotere aantal leer-krachten, kunnen die niet zo gemakkelijk in ver-trouwen genomen worden. Pesten gebeurt meestalin de eigen klas. Van één pestkop is er zelden spra-ke. Meestal slaagt één aanvoerder erin enkele me-destanders rond zich te organiseren. Het gebeurtmeestal buiten het toezicht van de leerkracht, tus-sen twee lessen, tijdens uitstapjes of tijdens despeeltijd. Jongens zouden iets meer pesten, maar ikdurf ook wel vermoeden dat meisjes verfijnder pes-ten.

De meeste slachtoffers zwijgen. Het lagere cijfer inhet secundair onderwijs is misschien te verklarendoor het feit dat leerlingen er minder gemakkelijkvoor uitkomen naarmate ze ouder worden. Kinde-ren die ons melden dat ze gepest worden, vrezenvaak voor represailles.

Van alle slachtoffers zou 40 procent geen hulp krij-gen. Zij die wel geholpen worden, krijgen in 78procent van de gevallen hulp van vrienden en klas-genoten, in 11 procent van de gevallen van leer-krachten en in 5 procent van de gevallen van heteigen gezin. Ouders wenden zich vaak tot het CLB,maar melden ons ook dat ook het CLB vaak mach-teloos staat.

In het Vlaams Beleidsplan inzake Pesten van 2003worden de verschillende soorten van pesten opge-somd : verbaal, fysiek geweld, geestelijk geweld,stelen en vernielen, uitsluiten en negeren, en cyber-pesten. Deze moderne vorm is heel indringendomdat het slachtoffer zelfs in zijn slaapkamer nietmet rust wordt gelaten.

De gevolgen zijn ernstig en treden op verschillendeniveaus op. Niemand van de betrokkenen heeft erbaat bij. De slachtoffers niet. De daders evenminwant zij dwingen alleen op korte termijn angst enrespect af. Op lange termijn verliezen ze hun vrien-

41 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 42: VLAAMS PARLEMENT

den. Ook de stille toekijkers lijden onder het wan-trouwen. Ze houden zich gedeisd om niet het vol-gende slachtoffer te worden. Het schoolklimaatgaat eraan ten onder.

Daarom moet de aanpak uit een combinatie vanpreventieve en curatieve handelingen bestaan. Opeen concreet voorval ingaan maakt weinig verschilwant als er niet preventief wordt opgetreden in dehele school, zal het probleem steeds opnieuw op-duiken.

Belangrijk is het probleem aan te pakken op klas-en schoolniveau, maar ook thuis. Ouders moetengeïnformeerd worden over wat zij kunnen doen ofwat ze beter niet doen. Het is duidelijk dat alleeneen aanpak in samenwerking met alle betrokkenenkans op succes heeft. Het algemeen schoolklimaatkan meer of minder kansen geven aan pesten. Uitonderzoek blijkt dat een pestprobleem zich mindergemakkelijk ontwikkelt of minder snel escaleert inscholen waar kinderen zich goed voelen en waarhun eigen identiteit en inbreng gerespecteerdwordt en ze vertrouwen hebben in het personeel.Uit onderzoek blijkt ook dat scholen, met een pest-imago, vaker scholen zijn met een strikt regime,met een sterk competitieve geest – dus waar de in-tellectueel sterke leerlingen veel aandacht krijgenten nadele van de zwakkere – met een sterke disci-pline en weinig communicatie tussen personeel enleerlingen, maar ook tussen school en ouders.

Uit de literatuur kunnen verschillende aanbevelin-gen gedistilleerd worden. Die moeten samen inge-voerd worden. Er wordt gesproken over de geza-menlijke opmaak van pestactieplannen, waarin ge-dragscodes of preventieve acties uitgewerkt zijn.Men moet de leerlingen op hun verantwoordelijk-heid en mogelijke inbreng wijzen. Er zijn projec-ten, vooral in Engeland, over peer mediation, waarde leerlingen zelf bemiddelen. Het is belangrijk datde school haar visie over pesten expliciet ver-woordt en uitdraagt. Het standpunt moet in hetschoolreglement staan en verduidelijkt worden opinformatievergaderingen voor ouders. Voorts moeter geïnvesteerd worden in groepswerking. Straffenmoeten zinvol zijn. Er zijn nog veel meer aanbeve-lingen beschikbaar (zie advies Kinderrechtencom-missariaat).

Meer en meer wordt de nadruk niet meer gelegdop het zoeken naar de schuldige, maar wel op hetzoeken naar modellen die wel werken. Voorheenwerd eerder een bestraffende aanpak gehanteerd,nu wordt meer bemiddeld, de zogenaamde noblame-aanpak. De bestraffende aanpak heeft hetvoordeel dat het genoegdoening kan geven aan de

slachtoffers. Het nadeel is dat het slachtoffer eerstmoet geloofd worden. Het slachtoffer moet daar-enboven iemand in vertrouwen durven nemen. Hetslachtoffer draagt een zware bewijslast. Dat modelwerkt niet altijd, vandaar dat men is gaan zoekennaar een andere aanpak.

De bemiddelende aanpak is eerder gericht op posi-tieve gedrags- en attitudewijzigingen binnen deschool, dan op het zoeken naar de schuldige. Debestraffende aanpak maakt het voor het slachtoffervaak nog erger. Achter de schoolmuur krijgt hetslachtoffer er bijvoorbeeld nog eens dubbel vanlangs omdat hij of zij geklikt heeft. De no blame-aanpak vertrekt van de ervaring van het slachtofferen het gevoel van onbehagen en het gebrek aanwelzijn. Noch het slachtoffer, noch de dader krijgeneen stigma. De tijd en energie wordt eerder geïn-vesteerd in blijvende oplossingen en gedragspatro-nen dan in het bewijzen van feiten.

Zo wordt er geen druk gelegd op het slachtoffer.Meer en meer worden slachtoffers van geweld ophun eigen gedrag gewezen. Zo moeten ze bijvoor-beeld assertiever of weerbaarder worden. Bij debemiddelende aanpak zijn de lasten verdeeld overde volledige groep van betrokken personen. Hetbetreft meer leerprocessen dan bestraffen. Belang-rijk bij de no blame-aanpak is ook het betrekkenvan de peer group, dus van de leerlingen zelf alsoplossende factor van het pestprobleem.

Er zijn weinig cijfers over pesten van leerlingendoor leerkrachten. Het Kinderrechtencommissari-aat heeft de voorbije jaren samen met het CBGSeen grootscheepse bevraging georganiseerd. Daar-uit blijkt onder meer dat 8 procent van de onder-vraagde leerlingen van 14 tot 18 jaar zegt dat deleerkracht hen geregeld belachelijk maakt waar an-deren bij zijn. Ook dat is een vorm van pesten. Deombudsdienst van het Kinderrechtencommissari-aat krijgt meer meldingen van pesten door leer-krachten dan door medeleerlingen. Waarschijnlijkrichten kinderen die gepest worden door leerlingenzich eerder tot andere instanties, zoals de Kinder-en Jongerentelefoon of CLB’s. Ook de vzw Limitskreeg vorig jaar 25 klachten over pesten door leer-krachten. De Kinder- en Jongerentelefoon ont-vangt eveneens dergelijke klachten. Het probleembestaat, hopelijk is het kleiner dan het probleemvan pestende leerlingen.

Het is schrijnend dat mensen met een pedagogi-sche opdracht, die vrijwillig in het onderwijs wer-ken, geen goede manier van omgang met de min-derjarigen vinden. Slachtoffers staan sowieso ineen kwetsbare positie, wat nog verergert in geval

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 42

Page 43: VLAAMS PARLEMENT

van pestende leerkrachten. Die machtsverhoudingzal nooit gelijk zijn en dat hoeft ook niet per se.Maar alle voormelde problemen verergeren nogals een leerkracht of erger nog een directeur deleerlingen pest. De vertrouwensbreuk en de mach-teloosheid is hier dan compleet.

Het Kinderrechtencommissariaat staat bij dergelij-ke klachten met de rug tegen de muur. Er kan bij-zonder weinig gebeuren, vooral als het vastbe-noemde leerkrachten betreft. De inrichtendemachten en directies reageren zelden. In het bestegeval krijgt de betrokken leerkracht een anderefunctie. Dat is niet altijd een oplossing. Zo werdeen leerkracht, die de leerlingen systematisch ver-baal intimideerde, ingeschakeld in de zorgverbre-ding. Directies moeten dus hun verantwoordelijk-heid durven nemen. Als de directie leerlingen ver-nedert, is een oplossing bijna onmogelijk.

Bij leerkrachten zijn er wel een aantal mogelijkhe-den zoals een intern tuchtonderzoek met mogelijkesancties, een tijdelijke schorsing of in extremis ont-slag, een verandering van de werksituatie of defunctie op school. Hoe hoger de functie, hoe moei-lijker de bewijslast voor de leerlingen.

Ook hier pleiten we meer voor open gesprek, be-middeling en begeleiding dan het echt zoeken enstraffen van de schuldige. Dat is een straatje zondereinde. Bij dergelijke disputen weegt het woord vande leerkracht vaak zwaarder door. Uiteindelijk ge-beurt het vaak dat de leerling gewoon van schoolverandert. Ik laat in het midden of dat een goedeoplossing is.

We pleiten ook hier opnieuw voor een degelijk uit-gewerkt leerlingenstatuut, waarin de bepalingenvan het Kinderrechtenverdrag verwerkt zijn. Voor-eerst moeten daar de rechten en plichten gedefi-nieerd worden, maar tevens de mogelijkheden voorde leerlingen als zijn rechten geschonden worden.Een leerlingenstatuut kan ook preventief werken.De leerlingen weten wat er toegelaten is en kun-nen reageren als iemand, een medeleerling of leer-kracht, het statuut schendt.

Het is aangewezen om een trapsgewijs systeem vaningrepen op te stellen : zwaardere maatregelennaargelang de omvang van het probleem, gaandevan bemiddeling tot interne of externe klachtpro-cedures of in extremis behandeling door de be-voegde rechtbank.

Ik wil ook een verband leggen met het advies vanhet Kinderrechtencommissariaat over tucht en dis-cipline op school. Daarin hebben we niet de aan-

wezigheid van een bestraffingsysteem aan de kaakgesteld, maar wel de manier die soms toegepastwordt. Er zijn vormen van sancties en disciplinairemaatregelen die kunnen gecatalogeerd worden alspesten of zelfs lichamelijk geweld. Onrechtmatigeof vernederende sancties vallen eerder onder pes-ten dan onder discipline.

Het Kinderrechtencommissariaat adviseert ompesten te beschouwen als een ernstig probleem,waarvoor individuele of occasionele tussenkom-sten niet voldoen. Er moet structureel opgetredenworden. Het Kinderrechtencommissariaat bepleiteen overheidsoptreden om scholen aan te zettentot een actief scenario en plannen op te stellen. Welaten voorlopig in het midden wat de beste metho-de hiervoor is. Het zou kunnen met een decreet ofeen circulaire. Ook zou men de inspectie kunneninzetten om erop toe te zien of een school een pest-actieplan heeft en of het werkt. Ook is het mogelijkom good practices te ondersteunen en bekend temaken en educatief materiaal te maken en te ver-spreiden. Opnieuw benadrukken we een decretaalleerlingenstatuut. Het commissariaat pleit ervoorom de besluiten en aanbevelingen van deze hoor-zittingen op te nemen in een resolutie, voor een de-cretaal initiatief is de regeerperiode te ver gevor-derd.

Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Kris Van Dijck : Ik wil het even hebbenover het pesten van leerlingen door leerkrachten.Is het niet zo dat er soms een wisselwerking is tus-sen de dader en het slachtoffer ? Ik heb zeer veelrespect voor het probleem, maar toch durf ik stel-len dat de leerlingen het de leerkracht niet altijdgemakkelijk maken.

Ik denk dat de grens tussen het eisen van disciplinedoor straffen, en het pesten soms onduidelijk is, envatbaar voor interpretatie. We zitten met een hië-rarchische structuur waar communicatie heel be-langrijk is. We mogen niet uit het oog verliezen datniet alle kinderen doetjes zijn ; tenslotte mag deleerkracht toch niet de pispaal van zijn klas wor-den.

De heer Frans Ramon : Kan met het no blame-model voldoende aandacht geschonken wordenaan het waarom van het pestgedrag ? Dat is uitein-delijk de fundamentele vraag.

Ik heb de indruk dat mensen moeten leren omgaanmet conflicten ; is ook daar aandacht voor ?

43 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 44: VLAAMS PARLEMENT

De heer Gilbert Van Baelen : De theorie van hetno blame-model is mooi, maar hoe pak je het prak-tisch aan ?

Wat denkt mevrouw Vandekerckhove over devoorstellen een ombudsdienst, al dan niet met juri-dische bevoegdheid, te organiseren ?

Mevrouw Ankie Vandekerckhove : De heer VanDijck heeft gelijk : het is niet altijd duidelijk waarpesten begint, en leerkrachten zijn ook maar men-sen met een grens aan hun geduld en hun toleran-tievermogen. Kinderen zijn inderdaad geen doet-jes.

Van de leerkracht mag echter toch verwacht wor-den dat hij de verstandigste is. Hij moet er echt welvoor opletten het goede voorbeeld te geven. Als hijleerlingen bijvoorbeeld regelmatig verbaal bela-chelijk maakt, kan hij niet verwachten dat de leer-lingen respectvol met elkaar omgaan.

De ondersteuning van leerkrachten in een team isheel belangrijk. Leraars kunnen soms moeilijk optegen hun leerlingen, vooral in het technisch en hetberoepsonderwijs (cfr. onderzoek Kaat Delrue,ICO). Zij moeten dat probleem ergens kwijt kun-nen.

De voorzitter : Vanmorgen werd inderdaad ook algezegd dat leraars dikwijls schroom hebben dit toete geven.

Mevrouw Ankie Vandekerckhove : Dat klopt. Dehiërarchie is er, maar ze moet ook gerespecteerdworden.

De no blame-aanpak wordt niet enkel toegepasteens pestgedrag vastgesteld werd. Als hij deel uit-maakt van het schoolklimaat is de oorzaak van hetpesten met deze aanpak veel beter te achterhalendan met het bestraffingsmodel. De no blame-aan-pak stelt ook dat conflicten geen ramp zijn, maardat ze bespreekbaar moeten blijven.

Ik sta niet zo positief tegen het oprichten van nogmaar eens een ombudsdienst. Bovendien kan jeaan een ombudsdienst geen juridische bevoegdheidgeven : het is juist eigen aan een ombudsdienst dathij bemiddelt, informeert en doorverwijst. Doorknopen door te hakken kiest hij voor een partij, endat is per definitie niet de bedoeling van ombuds-werk waar het vinden van een consensus toch cen-traal staat.

De heer Karlos Callens : Moet er in de lerarenop-leiding niet meer aandacht zijn voor hetpestgedrag ?

Mevrouw Ankie Vandekerckhove : Dat aspectkomt in de opleiding zeker al aan bod. De theorieis belangrijk, maar de praktijk op het veld is eenandere zaak.

Een goede aanpak is niet altijd direct aan het pest-probleem gerelateerd. Er moet vaker bemiddeldworden door de leerlingen zelf. In een school waarleerlingen bijvoorbeeld een project over beleefd-heid opzetten, veranderde het klimaat dusdanig,dat er meteen ook minder gepest werd. Zoietswerkt veel beter en ook meer op lange termijn danhet individuele bestraffingsmodel.

De heer Kris Van Dijck : Een samenleving (school,bedrijf…) zonder pestgedrag is een utopie. Moetenwe ook niet proberen de slachtoffers wat weer-baarder te maken ? Ook in de opvoeding van dekinderen, thuis, geldt dat, denk ik. Weerbaarheidgroeit door gegeseld worden. Uiteraard moet menopkomen tegen pesten, maar ook aan de immuni-teit moet gewerkt worden.

Mevrouw Ankie Vandekerckhove : Dat kloptslechts gedeeltelijk. Ik denk dat u het nu eerderover plagen hebt.

De heer Kris Van Dijck : De kinderen ervaren een-zelfde situatie toch verschillend : de een vindt dathij gepest wordt, de ander dan weer niet. Somswordt iets gezegd als grap, maar wordt het als pes-ten ervaren.

5. Uiteenzetting door de CLB-sector : de heer PietCasier, pedagogisch adviseur Vrij CentrumLeerbegeleiding (VCLB), mevrouw ChristineVanderhaegen, Centrumnet Gemeenschapson-derwijs ; de heer Dirk Debroey, pedagogisch ad-viseur Centrumnet OVSG&POV

De heer Piet Casier : Het CLB-decreet bepaalt dathet CLB werkzaam is in het domein van de pre-ventieve gezondheid, de onderwijsloopbaanbege-leiding, het leren en studeren en het psychisch ensociaal functioneren. CLB-begeleiding richt zich ophet welzijn van de leerlingen, nu en in de toekomst.Ze bestaat uit preventieve, remediërende en hulp-verlenende opdrachten.

De CLB-opdracht is samengesteld uit verplichte,verzekerde en vraaggestuurde opdrachten. Binnendit takenpakket draagt het CLB-decreet de centra

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 44

Page 45: VLAAMS PARLEMENT

op om specifiek aandacht te hebben voor prioritai-re doelgroepen. Deze opdrachten staan voor talrij-ke thema’s die tot het kennis- en vaardigheids-domein van het CLB behoren. Het CLB biedt vor-men van ondersteuning en hulp bij dyslexie en dys-calculie, bij problemen binnen het autismespec-trum, bij problemen met moeilijke klasgroepen, bijeetproblemen, bij druggebruik, bij rouw- en ver-liesverwerking, bij schoolmoeheid, voor studiepres-taties en -houding en ten slotte ook bij allerlei vor-men van antisociaal gedrag waaronder pesten.

De school en het CLB leggen de nodige werk- enthema-afspraken vast in de beleidscontracten en -overeenkomsten. Daarenboven leert een onder-zoek door de vrije Limburgse CLB’s ons dat meerdan de helft van de vragen, gesteld aan het CLB,rechtstreeks aangestuurd worden door ouders enleerlingen.

Het CLB ondersteunt de school in de uitwerkingvan hun pestactieplan. Het CLB neemt informe-rende, sensibiliserende en ondersteunende takenop ten aanzien van de school en de leerkrachten.Inzicht in de pestmechanismen motiveert om eendegelijk beleid en opvang uit te bouwen.

Het CLB ondersteunt de informerende en sensibi-liserende rol van de school ten aanzien van de ou-ders. Afhankelijk van de afstemmingsafsprakenover de interne en externe leerlingenbegeleidingneemt het multidisciplinair CLB-team begeleiden-de taken op. Dit gebeurt vooral wanneer de aardvan de problematiek buiten het werkdomein vande school valt of de draagkracht van de school teboven gaat.

Deze taken kunnen bestaan uit het voeren van ge-sprekken met slachtoffers, pestkoppen en ouders,het opnemen van groepsactiviteiten met de klas-groep en het informeren en sensibiliseren van leer-krachten en ouders.

De draaischijffunctie van het CLB zorgt er voordat het centrum goed geplaatst is om aanvullende,externe competenties aan te brengen indien de si-tuatie en de context dit vereisen.

Het CLB-werkterrein wordt door het decreet ex-pliciet beperkt tot vormen van leerlingenbegelei-ding. Dit betekent dat pesten onder leerkrachtenniet het voorwerp van een CLB-aanpak kan uitma-ken.

De CLB’s worden geconfronteerd met een stijgen-de vraag om gedragsproblemen en opvoedingspro-blemen te voorkomen en, waar nodig, te verhelpen.

Ouders en school vragen in stijgende mate onder-steuning in de aanpak van psychosociale proble-men. Ook de pestproblematiek ressorteert onderdit laatste. Om deze stijgende vraag het hoofd tekunnen bieden is het nodig de psychosociale bege-leiding in te bedden in de algemene leerlingenbe-geleiding van de school. De cel leerlingenbegelei-ding is een uitermate geschikt instrument om bijdeze integrale leerlingenbegeleiding de centrale,coördinerende rol op te nemen. Het multidiscipli-nair team op het CLB zorgt daarbij op subsidiairewijze voor de nodige professionele ondersteuningbij de uitvoering van begeleidingsopdrachten. Eengecoördineerde en geïntegreerde aanpak, een on-derhandeld samenwerkingsverband tussen deschool, het CLB en de leerlingen en de ouders,biedt betere kansen tot een adequaat antwoord opdeze stijgende vraag naar ondersteuning, preventieen hulp.

Een evenwichtige psychosociale ontwikkeling startin een gezin waar de ouders voldoende veiligheiden houvast bieden aan het zich ontwikkelend kind.De rol van het gezin en van de ouders kan, bij hetrealiseren van sociaal-emotionele veiligheid enevenwicht, niet genoeg benadrukt worden. De ba-sale veiligheid en de noodzakelijke nestwarmtemoeten kinderen van jongsaf ondervinden. Dithoort tot de voortdurende zorg van het gezin. Hetis ontegensprekelijk de beste preventie om pestge-drag te voorkomen. Het verhoogt bovendien na-derhand de mogelijkheden die begeleiding biedt.

Samen met de ouders en de opvoedingsverant-woordelijken moet de school eveneens haar ver-antwoordelijkheid opnemen in het kader van deaanpak van pestproblemen bij kinderen en jonge-ren. ‘Het zich goedvoelen’ wordt reeds langer er-kend als één van de noodzakelijke voorwaardendie moeten vervuld worden in het voorkomen enopvangen van pestproblemen. De school moet hierhet noodzakelijk pedagogisch klimaat creëren datzowel vanuit preventief als curatief oogpunt vangroot belang is. Een schoolklimaat waarin leerlin-gen zich goed voelen is één van de basispijlers vaneen sterke leeromgeving en is dus onontbeerlijk inelke school.

Zowel preventieve als curatieve acties naar de leer-lingen toe moeten plaatsvinden vanuit een weten-schappelijk gefundeerde methodiek. De professio-nele bijdrage van het CLB is op dit vlak betekenis-vol. CLB’s beschikken over de deskundigheid omde school en de leerkrachten daadwerkelijk te on-dersteunen bij het opzetten van preventieve actiesen het begeleiden van veranderingsprocessen.

45 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 46: VLAAMS PARLEMENT

In de individuele begeleiding van leerlingen zijnCLB-begeleiders, door hun opleiding, nascholingen ervaring, deskundig in de aanpak van een ver-scheidenheid van problemen. Dit alles gebeurt im-mers vanuit een verantwoord methodologisch han-delen. Ik denk hierbij voornamelijk aan leertheore-tische principes, systeemdenken, school- en gezins-gerichte pedagogische hulpverlening, oplossingsge-richt werken en consultatieve leerlingenbegelei-ding. Deze professionele bijdrage kan slechts wor-den gevrijwaard via een continue zorg voor eenkwaliteitsvolle vorming van CLB-medewerkers.Via het gericht opstellen van vormingsplannen enop basis van de tijdens de werking vastgesteldenoden, werkt het CLB aan de noodzakelijke sec-toreigen specialisaties. Bij dit laatste zorgt de net-werkvorming er voor dat sommige specialisatiescentrumoverstijgend benut kunnen worden.

Allerlei projecten, opgestart binnen de onderwijs-context en gericht op diverse thema’s, wijzen uitdat het van cruciaal belang is dat leerlingen elkaarzo goed mogelijk leren kennen. Dit geeft aan dathet inschrijfbeleid van de school en de inspannin-gen die geleverd worden om met de school, deklasgroep, de leerkrachten en de leerlingen kenniste maken van ontzettend groot belang is. De matewaarin leerlingen elkaar kennen, de mate waarinleerlingen zich verbonden voelen met elkaar enzich betrokken voelen op elkaar, bepaalt in belang-rijke mate de kans op het ontstaan van pestsitu-aties.

Het bepaalt eveneens in belangrijke mate hoegroot de kans op succes zal zijn wanneer een pro-bleemsituatie moet aangepakt worden. Een posi-tieve benadering op school, met waardering voorpositief sociaal gedrag, heeft een gunstig effect ophet klimaat binnen de school. Scholen die duidelijkopkomen tegen discriminatie en vooroordelen,waar samenwerking belangrijker is dan competitieen waar agressie en geldingsdrang gekanaliseerdworden in aanvaardbare activiteiten zoals discussieen sport, installeren een positieve sfeer en welbe-vinden bij de leerlingen en leerkrachten.

Ik wens ook nog iets te zeggen over de acties diezorgen voor de totstandkoming van het ‘pestactie-plan van de school’. De samenwerking tussen deschool en het CLB moet begrepen worden binnende CLB-werkingsprincipes namelijk vraagge-stuurd, subsidiair en emancipatorisch. In een simp-listische benadering komt dit hierop neer dat tel-kens opnieuw moet nagegaan worden wie het bestgeplaatst is om welke acties uit te voeren. Elkeactie is op het sterker maken van leerlingen ge-richt.

Acties op school tegen pesten richten zich best totalle betrokken partijen tegelijk. Dit betekent datén de pester, én het slachtoffer, én de midden-groep, én de leerkrachten, de directie én de oudersin beeld komen. Naast de aandacht voor kennisover en inzicht in de thematiek dient er veel aan-dacht te gaan naar attitude- en waardenvorming ennaar de ontwikkeling van sociale en oplossingsge-richte vaardigheden.

Richt men zich alleen tot het slachtoffer, dan paktmen de agressie van de pestkop niet aan. Boven-dien kan het slachtoffer dit onterecht begrijpen alszou het aan hem zelf te wijten zijn dat hij gepestwordt, want hij is het die moet veranderen.

Richt men zich tot de pestkop, dan houdt dit het ri-sico in dat men bij hem geen gunstige gedragsver-andering bekomt. Er ontstaat daarenboven eengrote kans dat hij zich achteraf wreekt op zijnslachtoffer. Het pesten wordt met andere woordennog erger.

Naast werken met het slachtoffer en de pestkop, isook werken met de middengroep essentieel. Dezegroep leerlingen moet duidelijk gemaakt wordendat de pestkop niet kan pesten zonder hun steunen dat ze niet bang hoeven te zijn zelf gepest teworden. Als eensgezinde groep zijn ze immers temachtig.

Ook het sensibiliseren van alle leerkrachten is be-langrijk. Zij moeten de actie immers steunen. Ermoeten afspraken gemaakt worden om te vermij-den dat, omwille van een tegenstrijdige aanpak vande leerkrachten, de actie zich tegen het slachtofferkeert.

Het is ook belangrijk dat de actie aan de oudersverduidelijkt wordt. Bij wie kunnen ze aankloppenals zij weet hebben van pesten ? Hoe reageren ou-ders het best als zij ervaren dat hun kind gepestwordt of zelf pest ? Dergelijke verduidelijking ver-hoogt hun betrokkenheid bij de actie van deschool.

Een meersporenbeleid garandeert een brede wer-king en een veilige actie. Gelijktijdige aanpak vande verschillende partijen voorkomt immers dat degevoerde actie zich tegen het slachtoffer keert.

In het werken op schoolniveau staan het informe-ren en sensibiliseren van de betrokken partijen, hetopstarten van een werkgroep, het uitwerken vaneen gedragscode en het bewaken van de continuï-teit, centraal. Een pedagogische studiedag of eentoelichting op een personeelsvergadering is in het

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 46

Page 47: VLAAMS PARLEMENT

verleden een goed moment gebleken om de nood-zakelijke voorwaarden om een ‘pestactieplan opschool’ met kans op slagen op school te installerenen toe te lichten.

Een project zoals een ‘pestactieplan’ wordt gema-naged door een werkgroep. Hier speelt bijvoor-beeld een cel leerlingenbegeleiding een crucialerol. Zo’n cel voorkomt dat voor elk thema eennieuw project en een nieuwe werkgroep wordt op-gestart. Niettemin noopt een veelheid aan begelei-dingsproblematieken in één school soms tot de de-legatie van taken naar themaspecifieke werkgroe-pen.

Om de situatie goed te kunnen schatten en om ge-paste acties te kunnen voorzien is het nodig vol-doende tijd te nemen om de beschikbare informa-tie te verzamelen. Leerkrachten, directie en CLBdienen elkaar over de aard van de problemen, deactiemogelijkheden e.d. te informeren. In de prak-tijk rijzen hier de eerste problemen wanneer telang gewacht werd om op te treden. Hoe acuter desituaties hoe minder tijd er is om op basis van eenoverdachte voorbereiding, adequate tussenkom-sten te plannen. Het is daarom van belang dat eenpreventief beleid gekoppeld wordt aan een stap-penplan. In dit stappenplan staat dan op welke ma-nier men daadwerkelijk moet optreden als er ge-pest wordt. Nochtans is het belangrijk dat de leer-krachten goed geïnformeerd word over pestmecha-nismen en de aanpak ervan. Informatieverstrek-king over dit laatste is geen overbodige luxe maareen noodzakelijke stap in het motiveren van leer-krachten om als groep consequent en eensgezindsamen te werken.

Het informeren van ouders is eveneens van belang.Hiertoe wordt best overgegaan op het ogenblik datde school een coherente aanpak kan voorstellenwaarin de specifieke functie en taak van ouderswordt geduid. Werken op klasniveau legt dan weeraccenten op het opmaken van een klasreglement,het bespreekbaar maken van de pestproblematieken het zoeken naar oplossingen binnen de groep.

Vooral de grote middengroep, die meestal stilzwij-gend toekijkt op het pestgedrag, moet gesensibili-seerd worden. Deze groep heeft immers een be-langrijke sleutel in heel het pestmechanisme in zijnbezit. Via het geven van informatie maar vooraldoor middel van het oefenen van ander gedrag kande groep leren om in pestsituaties zo op te tredendat het pesten stopt.

Werken op individueel niveau betekent dat zowelmet het slachtoffer als met de pestkop gesprekkenworden gevoerd.

Een goed onderbouwd pestbeleid is doordacht envraagt betrokkenheid van alle schoolbetrokkenen :leerkrachten, leerlingen en ouders, onderhoudsper-soneel en directie. Hierbij is ook de stem van deleerling van belang. Voor hen betekent een integra-le leerlingenbegeleiding dat zij een geheel van be-geleidingsmaatregelen ter beschikking hebben. Uitdeze begeleidingsmaatregelen kunnen zij kiezen, infunctie van hun vragen, problemen en de context.Uit overleg met leerlingen blijkt meermaals hoe-zeer zij belang hechten aan zowel leerkrachten diebegeleidend optreden als aan onafhankelijke, ex-terne begeleiders waarop zij in functie van de pro-blemen een beroep kunnen doen.

Een gedragscode omschrijft wie wat kan doen ompesten systematisch aan te pakken of te voorko-men. Per doelgroep wordt een aangepaste code op-gesteld met een definitie van pesten, het standpuntvan de school over pesten en een stappenplan metverantwoordelijkheden voor elke partij. Een codedient afgestemd te zijn op de eigen schoolsituatie.Een code dient concreet en duidelijk te zijn afge-stemd op de doelgroep.

Ook het stappenplan is doelgroepspecifiek. Van deleerkrachten en het overige schoolpersoneel wordtverwacht dat ze overal en altijd pestincidentendoen stoppen, de gepeste in veiligheid brengen ende pestkop verwijzen naar een kernleerkracht.Kernleerkrachten zijn centrale figuren die instaanvoor de aanpak op het niveau van de individueleleerling. Zij voeren herstelgesprekken waarbij pest-koppen goedmaken wat ze misdeden, en onder-steunende gesprekken met gepeste leerlingen in-dien de leerlingen dat wensen. Van de leerlingenwordt verwacht dat ze optreden tegen pesten : wei-geren mee te pesten, de gepeste steunen en opne-men in de groep, het pesten melden aan een leer-kracht en agressie niet met agressie beantwoorden.De school maakt de leerlingen duidelijk dat signa-leren geen klikken is en leert hun signaleren opdiscrete wijze.

Voor de pestkop volgt een gesprek met een kern-leerkracht over herstel, eventueel vastgelegd in eenherstelcontract. Aan de slachtoffers wordt uitge-legd hoe ze hulp kunnen zoeken. Van de ouderswordt steun van de actie gevraagd. Er wordt hunaangeraden om, indien ze weet hebben van pest-situaties, om deze op school te melden. Het CLBkan op elk van deze niveaus en voor elk van dezetussenkomsten gevraagd worden om te ondersteu-

47 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 48: VLAAMS PARLEMENT

nen, mee te helpen, gesprekken te voeren enzo-voort.

Het uitvoeren van de gedragscode en het stappen-plan houdt in dat wanneer er zich problemen voor-doen, er opgetreden wordt. Het uitvoeren van hetpestactieplan betekent evenwel ook dat preventiefaandacht besteed wordt aan vormen van socialevaardigheden. Regelmatig klasgesprekken voerenen vormen van groepswerk organiseren waarin ge-focust wordt op het samen taken uitvoeren, maarzeker ook op het elkaar leren kennen, vormen be-langrijke elementen in het omgaan en voorkomenvan pestsituaties.

Mevrouw Christine Vanderhaegen, CentrumnetGemeenschapsonderwijs : Mijnheer de voorzitter,geachte commissieleden, bedankt dat we de kanskrijgen om hier onze visie en onze werkwijze tenaanzien van pesten toe te lichten. Hieraan werkenwe samen en in overleg met de scholen, de leer-krachten, de leerlingen, de ouders en onze Zorg-centra. Tijdens deze hoorzitting zullen we een toe-lichting geven inzake onze aanpak. Participatie,emancipatorisch werken en volledige harmonischepersoonlijkheidsontwikkeling, met name de pijlersvan het pedagogisch project van het Gemeen-schapsonderwijs, vormen hiervoor de basis.

We maken daarbij ook gebruik van onze regionalezorgcentra, die door de CLB’s van het gemeen-schapsonderwijs werden opgericht om scholen enCLB’s te begeleiden, onder andere bij gedragspro-blemen.

Onze aanpak situeert zich enerzijds op lange ter-mijn en anderzijds op korte termijn, waarbij tel-kens de sociale vaardigheden en leerlingenpartici-patie centraal staan. Waarom deze thema’s zo be-langrijk zijn in de aanpak van de pestproblematiekwordt in de loop van dit verhaal duidelijk.

Op lange termijn zijn we ervan overtuigd dat wer-ken aan de ontwikkeling van sociale vaardighedenpreventief werkt ten aanzien van het voorkomenvan probleemgedrag, en daarmee dus ook pestge-drag. Om zowel voor het basisonderwijs als voorhet secundair onderwijs op dit vlak een aanbod tevoorzien, ontwikkelen we nieuwe materialen enmethodieken en vertalen we bestaande materialennaar de concrete schoolsituatie. Telkens samen metde school, de leerlingen, het CLB en het zorgcen-trum.

Werken rond sociale vaardigheden houdt ten eer-ste in dat men reageert op het moment dat het pro-bleem zich voordoet. Ten tweede is het noodzake-

lijk dat systematisch rond sociale vaardigheden ge-werkt wordt.

De sociale vaardigheden op korte termijn ontwik-kelen, komt erop neer dat men leert te reageren ophet moment dat een probleem zich voordoet. Kin-deren leren zo dat bepaalde gedragingen niet geto-lereerd worden. Het is echter belangrijk dat ookhun positief gedrag op een zelfde manier onder deaandacht gebracht wordt. Kinderen moeten niet al-leen geconfronteerd worden met hun ongewenstgedrag. Wanneer ze gewenst gedrag vertonen is hetvoor hun ontwikkeling erg belangrijk dat ze hiereen positieve bevestiging voor krijgen.

Op het ogenblik zelf reageren volstaat niet omdatmen op dat moment heel emotioneel reageert. Incrisissituaties is men niet altijd vatbaar voor op-merkingen over het gestelde gedrag. Deze opmer-kingen dringen niet door met het gevolg dat dekans op gedragsverandering klein is. Daarom moe-ten we ook systematisch aan de sociale vaardighe-den werken. Het aangewezen gedrag aanleren iseven belangrijk als leren lezen en schrijven. Doorbepaalde technieken geregeld in te oefenen, raakthet kind ervan doordrongen en beheerst het dietechnieken beter en beter. De kans op een blijven-de gedragsverandering neemt toe.

Door sociale vaardigheden systematisch in te oefe-nen verwerven kinderen op termijn een goed soci-aal gedrag, dat als basis voor een goed leven kangelden. Hun weerstand vergroot. Ze leren gepast tereageren. Ze leren hun gevoelens te verwoorden.Vaardigheden die hun van pas komen tijdens crisis-sen en probleemsituaties.

In de basisscholen gebruiken we daarvoor deAxenroos. Aan de hand van dieren en hun karak-tereigenschappen kunnen de sociale vaardighedenal in de kleuterschool ontwikkeld worden. HetCLB begeleidt scholen en leerkrachten die zo’nprogramma in elkaar steken voor de hele school.Van de eerste kleuterklas tot in het zesde leerjaarleren kinderen hoe ze op bepaalde situaties kun-nen reageren.

We werken in de scholen ook aan de leerlingenpar-ticipatie. Door kinderen en jongeren de kans tegeven deel te nemen aan het schoolleven, groeithun welbevinden. Ze kunnen zich bovendien op di-verse vlakken inzetten. De betrokkenheid stimule-ren helpt problemen te voorkomen. Een voorbeeldzijn vertrouwensleerlingen, leerlingen die zich vrij-willig inzetten voor hun medeleerlingen. Ze krijgenen nemen de verantwoordelijkheid om het school-

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 48

Page 49: VLAAMS PARLEMENT

klimaat te bevorderen, en zetten zich vaak in tegenpesten.

Bij de langetermijnaanpak ligt de nadruk op hetpreventieve, maar daarnaast moet waar nodig opkorte termijn ingegrepen worden. We volgen daar-bij twee principes : het probleem moet aangepaktworden waar het zich voordoet en de oplossing iste vinden in de groep waar het probleem is ont-staan.

Pestwatchers en Speelplaatsmonitoren zijn tweevoorbeelden van projecten waarbij de leerlingenactief worden betrokken. Leerlingen, leerkrachtenen CLB zoeken samen naar een strategie om pes-ten aan te pakken en te vermijden. De leerlingenworden voortdurend begeleid door het CLB.

Daarnaast is er de no blame-aanpak die erop ge-richt is pestkop, slachtoffer, vrienden van beiden,leerkrachten en eventueel ouders samen te bren-gen. In plaats van te zoeken naar oorzaken enschuldigen, zoekt iedereen naar een oplossing waariedereen het mee eens is.

Voorts is iedereen verantwoordelijk om het school-klimaat te verbeteren. Meer en meer scholen gaanop deze manier te werk. We weten uit ervaring datdeze aanpak ook werkt.

Wanneer persoonlijke factoren van het slachtoffer,onbegrip van de pestkop of een gebrek aan verant-woordelijkheidsgevoel bij de middengroep ervoorzorgen dat een groepsaanpak niets uithaalt, zijn weverplicht individueel te werken met het slachtoffer.

Leerkrachten en CLB-medewerkers proberendoor gesprekken met het slachtoffer te werken aanzijn weerbaarheid, assertiviteit, zelfbeeld en zelf-vertrouwen. Het spreekt voor zich dat de pestkopook betrokken moet worden.

Pestproblemen aanpakken is een werk van langeadem. We moeten er ons allemaal goed van bewustzijn dat systematisch werken aan de sociale vaar-digheden het allerbelangrijkste is op lange termijn.Enkel zo verwerven leerlingen de nodige vaardig-heden om op korte termijn passend om te gaanmet pestgedrag.

Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Frans Ramon : Scholen vragen aan deCLB’s steeds vaker hulp om pestactieplannen op testellen. Met welke problemen wordt men gecon-fronteerd bij het opstellen van zulke plannen ?

De heer Karlos Callens : Ik heb met veel aandachtgeluisterd naar alles waarmee de CLB’s nu bezigzijn. Wanneer een CLB om bijstand gevraagdwordt, gaat het op zoek naar iemand die hulp kanbieden.

Beschikt het CLB over een aantal specialisten, dienaar de scholen gestuurd kunnen worden ? Het istoch onmogelijk om in alles gespecialiseerd te zijn.Is het niet aangewezen om binnen de CLB’s eencel in het leven te roepen die zich alleen met pes-ten bezig houdt ?

De heer Piet Casier : Het eerste probleem is datmen vaak te laat een beroep doet op ons. Hoe lan-ger een probleem aansleept, hoe moeilijker hetaangepakt kan worden. Een pestactieplan wordtvaak curatief gebruikt, terwijl het preventief be-doeld is.

Vooraleer een plan goed draait, verlopen twee totdrie schooljaren. Als er echt gepest wordt, is dat telang. Als scholen vinden dat het te traag gaat,haken ze vaak af. Dat is echter een gevolg van eengestructureerde aanpak.

Mevrouw Christine Vanderhaegen : Het volstaatniet om een pestactieplan in te voeren. De schoolmoet werken aan sociale vaardigheden en zo alleprobleemgedrag bestrijden. We trachten dan ooksamen met de school naar aangepaste manieren tezoeken om sociale vaardigheden aan te brengen.

Kleine successen kunnen leiden tot grote resulta-ten. Leerkrachten moeten voelen dat ze er belangbij hebben. Door bij de kinderen het belang vansociale vaardigheden te beklemtonen, wordt ookaan de leerkrachten het belang van de omgang metanderen aangeleerd. Zo draagt men ook bij tot hetoplossen van pesten van leerkrachten door huncollega’s.

De voorzitter : Hoe worden de CLB’s zelf voorbe-reid om leerkrachten te begeleiden om pestgedragtegen te gaan ?

De heer Dirk Debroey : In principe moet de schoolzelf het initiatief nemen om een pestactieplan op testellen. De CLB’s kunnen wel reageren bij specifie-ke incidenten en initiatieven ondersteunen.

Het is echter ook aan de pedagogische begeleidingom mee na te denken over de organisatorische as-pecten van dergelijk plan. De pedagogische bege-leiding is de aangewezen instantie om de compe-tentie bij leerkrachten aan te pakken.

49 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 50: VLAAMS PARLEMENT

De CLB-medewerker die aan een school verbon-den is, kan niet alle aspecten en problemen oplos-sen. Het is goed dat hij een beroep kan doen opeen multidisciplinair overlegteam van de centra.Daarom is het belangrijk dat de CLB’s, onafhanke-lijk en deskundig, zowel op medisch, psycho-sociaalals maatschappelijk gebied, kunnen blijven werken.We overleggen ook vaak met andere centra.

6. Uiteenzetting door de ouderverenigingen : deheer Marcel Davidts, stafmedewerker van deVlaamse Confederatie van Ouders en Ouder-verenigingen en mevrouw Sigrid Moerman vanKOOGO

De voorzitter : De heer Marc Laquière, directeurvan ROGO is verontschuldigd wegens ziekte.

De heer Marc Davidts : Als koepelorganisatie vanouders met kinderen in het vrij gesubsidieerd on-derwijs worden we regelmatig gecontacteerd doorouders op zoek naar hulp en ondersteuning i.v.m.pestproblemen van hun kind op school. We zijndan ook blij dat we in deze hoorzitting de stem vandeze ouders naar voren kunnen brengen. Na over-leg tussen de drie ouderkoepels hebben we afge-sproken om elk een facet van dat thema voor onzerekening te nemen. Na het probleem op microni-veau, zal mijn collega het macroperspectief en derol van ouderkoepelverenigingen behandelen.

Mijn organisatie heeft verscheidene malen oudersdie geconfronteerd werden met pesten van hunkind op school, ondersteund. Uit de vele voorbeel-den heb ik er één uitgepikt dat een aantal pijnpun-ten illustreert.

Het verhaal speelt zich af in een basisschool engaat over verschillende schooljaren. Ik beperk mevandaag tot de ervaringen in het laatste leerjaar.Tijdens de voorgaande schooljaren hebben de ou-ders meermaals pestincidenten gemeld aan deschool en hebben daar steeds met de school overgepraat.

De gebeurtenissen tijdens het 6de leerjaar illustre-ren de problemen. Nadat de ouders al in de eerstemaanden van het schooljaar 2001-2002 een gesprekhebben gehad met de leraar van hun kind over hetpesten door andere kinderen, elk pestincident sig-naleerden en op ons aangeven contact hadden ge-nomen met het CLB, vindt er medio november2001 een gesprek plaats tussen de ouders, de be-trokken leraar, de directeur van de school en deCLB-medewerker.

Ik vat het verhaal samen en citeer enkele malen uithet verslag van dit gesprek. De directeur zegt ge-schrokken te zijn over de pestincidenten. Hij wasnog maar recent door de betrokken leraar op dehoogte gebracht dat er iets gebeurd was, maar nietvan de ernst van de zaak. Vervolgens verleent dedirecteur het woord aan de ouder om de pestinci-denten te overlopen. De leraar zegt dat hij het metde kinderen erover heeft gehad, en dat het nu ge-daan is. Hij wil er een lijn onder trekken.

De ouder stelt dat het probleem veel complexer isen vraagt een meer doortastende aanpak. Alleeneen gesprek is volgens hem zeker onvoldoende. Alsde ouder suggereert om de ouders van de pestkop-pen te betrekken bij het zoeken naar een oplossingzegt de leraar dat dat toch wel het allerlaatste iswat zou gebeuren. Bij een volgend pestincidentzouden volgens hem de pestkoppen onmiddellijkvan school vliegen.

De ouder reageert dat hij dergelijke maatregel nietzou accepteren, zonder dat er meerdere malenmelding is gemaakt van het gedrag van het kind,waardoor hij minstens in de gelegenheid wordt ge-steld om het te bespreken met de school en actieste nemen om het gedrag van het kind bij te sturen.In deze stelling word de ouder gesteund door dedirecteur en de CLB-medewerker. Men beslist uit-eindelijk om de ouders van de pestkoppen te infor-meren. De directeur zou ook de klassen gaan toe-spreken aangaande het pestprobleem. DeCLB-medewerker benadrukt dat de situatie snelmoet verbeteren want dat deze situatie niet houd-baar is voor het kind. De ouder ervaart het als eengoed gesprek, maar kon zich niet van de indrukontdoen dat de school het probleem onvoldoendekordaat aanpakte. Hij kreeg tevens gedurende hetgehele gesprek de boodschap dat hij de situatieniet onnodig moest dramatiseren. Op zijn vraagwordt een nieuwe afspraak gemaakt begin decem-ber.

In de periode na het gesprek verandert er weinig ofniets. De schoolresultaten van de gepeste nemendramatische vormen aan en de pestincidenten blij-ven zich herhaaldelijk voordoen. De ouders wach-ten het geplande gesprek van begin december nietaf en contacteren de directeur. Dat leidt tot een ge-sprek bij de ouders thuis.

De ouder merkt op dat de meester zich nogal ei-genaardig gedraagt ten aanzien van zijn zoon. Dejongen mag niet meedoen met groepswerken. Deleerkracht doet uitspraken als ‘Het is altijd iets metu’ en ‘Los het zelf maar op'. De directeur begintmet de uitlating dat de ouders niet zo moeten dra-

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 50

Page 51: VLAAMS PARLEMENT

matiseren. De pestkoppen hebben een boek gele-zen over pesten en zullen volgens de directeur zotot goede inzichten komen. Hij stelt tevens datstraffen niet echt helpt. De ouders dringen aan opeen kordatere aanpak van de pestkoppen. Hunzoon wordt immers meer en meer uitgeslotenzowel in de klas als op de speelplaats, maar ook tij-dens uitstappen.

Begin december vindt dan het geplande gesprekplaats met de leraar, de directeur en de CLB-me-dewerker. Voorafgaand aan dit gesprek heeft debetrokken leraar al aan de ouders gezegd dat hunzoon de oorzaak is van alle problemen. Als de ou-ders zich daar niet mee kunnen verzoenen, zoekenzij, volgens de leerkracht best naar een andereschool voor hun zoon.

Het gesprek start met een overzicht van de stappendie de school heeft ondernomen. De leraar wil ab-soluut terug "rust" in zijn klas. Een aantal situatiesworden besproken. Ook de leraar bevestigt voor-noemde uitspraken en zegt dit te hebben gedaanom de gepeste weerbaarder te maken. Hierbij stel-len de ouders dat ze elke actie om hun zoon weer-baarder te maken ondersteunen, doch dat ze danook moet stroken met de persoonlijkheid van hunzoon. Ze worden gesteund door de CLB-medewer-ker. Uit gesprekken met de jongen heeft die mede-werker vastgesteld dat hij meer en meer hetspreekwoordelijke deksel op de neus krijgt omdatde school haar standpunt niet duidelijk maakt aande pestkoppen. De CLB-medewerker dringt eropaan om de pestkoppen wat meer onder druk te zet-ten om de pestactiviteiten te stoppen.

In de loop van het tweede trimester hebben meer-dere van deze gesprekken plaats wat uiteindelijkop aangeven van de CLB-medewerker resulteert ineen overplaatsing van de gepeste naar een andereklas. De leerling zit nu in een secundaire schoolwaar een pestactieplan bestaat en operationeel is.Vooral de leerling maar ook zijn ouders voelenzich goed bij de nieuwe situatie.

Voornoemde casus illustreert naar mijn aanvoelenvoortreffelijk een aantal pijnpunten die we als ou-derkoepel ervaren in onze contacten met oudersdie geconfronteerd worden met de pestproblema-tiek van kinderen op school.

Het probleem wordt vaak onderschat. Zoals elkegoede leerlingenbegeleiding wordt gekenmerktdoor een preventieve en curatieve aanpak, is hetook naar het pesten van kinderen op school be-langrijk dat beiden in voldoende mate de aandachtkrijgen op school. Vanuit onze ervaringen kan ik

stellen dat het preventieve luik in tal van scholengoed wordt aangepakt. Op het terrein van een ade-quate opvolging is er naar mijn aanvoelen toch nogwel wat werk aan de winkel. Een eerste en zekerenorm belangrijk element hierin is dat klachtenvan pestincidenten op school steeds ernstig moetenworden genomen.

Ouders die melding maken van pestincidenten opschool, ervaren wel eens dat de leraar en/of de di-recteur de impact van het pestprobleem onder-schatten. Deze ervaring stimuleert de ouders nietom het overleg met de school in hun zoektochtnaar een oplossing verder te zetten. Nochtans zijnhet de ouders die binnen hun gezin geconfronteerdworden met de echte problemen van het kind tengevolge van gebeurtenissen die zich afspelen tij-dens de schooluren. Een doeltreffende aanpak vande pestproblematiek op school start dan ook methet ernstig nemen van de klachten die hieromtrentgeformuleerd worden. In vrijwel alle Vlaamsescholen maken zorgstructuren zoals een interneleerlingenbegeleiding en zorgcoördinatie deel uitvan de schoolorganisatie. Dergelijke zorgstructurenmoeten in staat zijn om naast het opzetten van pre-ventieve acties ook voor elke geformuleerde klachtterzake op een deskundige wijze een ernstig onder-zoek in te stellen, gevolgd door het opzetten vanbegeleidende en desnoods sanctionerende maatre-gelen die op vrij korte termijn moeten resulteren inhet opheffen van de geformuleerde klacht. Bij ditonderzoek en bij het uitwerken van de passendemaatregelen moet er een intense samenwerkingworden opgezet met de ouders van alle betrokkenpartijen. Vanuit mijn organisatie ben ik een pleitbe-zorger om in elke school te komen tot een pestac-tieplan dat een wezenlijk onderdeel hoort te zijnvan het schoolwerkplan.

Op die manier wordt elke school verplicht om, re-kening houdend met de aanwezige schoolcultuur,werk te maken van het pesten op school en horenleerlingen en ouders geïnformeerd te worden overde stappen die kunnen of moeten gezet worden omte komen tot een pestvrije school. Van de overheidverwachten we dat zij de nodige voorwaardenschept om hieraan tegemoet te komen. Dit bete-kent concreet dat er meer moet geïnvesteerd wor-den om leerlingenbegeleiding op een professionelewijze uit te bouwen.

De investering in zorgcoördinatie in het basison-derwijs is hierin al een eerste, zij het een schuchte-re stap in de goede richting. In het basis- maarzeker ook in het secundair onderwijs moeten meerbijkomende middelen voorzien worden om eenzéér nabije aanpak te garanderen van socio-emo-

51 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 52: VLAAMS PARLEMENT

tionele problemen die kinderen en jongeren erva-ren voortspruitend uit hun samenleven op school.Ook de schoolexterne begeleiding van de CLB'swordt door ouders als erg waardevol ervaren. In ditverband verwijs ik naar mijn tussenkomst in dehoorzitting van 15 januari laatstleden met betrek-king tot de CLB-werking.

De vermelde casus illustreert eveneens het ontbre-ken van de juiste deskundigheid binnen de school.Vaak is een onoordeelkundige of een te weinigdoortastende aanpak van de pestproblematiek opschool toe te schrijven aan onwetendheid. Een cor-recte inschatting van de gevolgen van pesten op degepeste, inzicht in de drijfveren van pestkoppen ende rol van de rest van de groep, zijn allemaal ele-menten waarmee de meeste leraren niet werdengeconfronteerd tijdens hun opleiding. Het opstel-len van een adequaat pestactieplan verondersteltook de nodige deskundigheid waarin de directie enhet hele personeelsteam ondersteuning en vormingnodig hebben. We zijn de mening toegedaan dathierin de onderwijsnetten met hun pedagogischebegeleidings- en nascholingsdienst een opdracht tevervullen hebben. Van de overheid verwachten wedat ten aanzien van deze leerkracht- en schoolon-dersteunende diensten er voldoende ruimte inmensen en middelen wordt voorzien om ook dezetaak te kunnen blijven opnemen.

Als besluit kunnen we stellen dat het pesten vanleerlingen in het onderwijs door alle onderwijsac-toren ernstig moet worden genomen. De impact ophet psychische en fysieke welzijn van het kind ende jongere is te groot om aan de pestproblematiekniet de gepaste aandacht te geven. Wij zijn ervanovertuigd dat vooral moet geïnvesteerd worden ineen zéér nabije ondersteuning en begeleiding vanalle betrokkenen.

Wij vragen de overheid de nodige voorwaarden tecreëren om de deskundigheid in de school te ver-groten door aan de onderwijsnetten en de CLB'sde nodige mensen en middelen ter beschikking testellen om op een professionele wijze te kunnen in-staan voor een deskundigheidsverhoging van hethele schoolteam. Tevens moeten bijkomende mid-delen voorzien worden voor het basis- en secundaironderwijs om leerlingenbegeleiding op school opeen gestructureerde wijze verder uit te bouwen. Descholen zouden er bovendien moeten toe aangezetworden een adequaat en gedragen pestactieplan opte nemen in het schoolwerkplan.

Mevrouw Sigrid Moerman : Het beleid voorziet inde basisschool eindtermen "sociale vaardigheden"en ontwikkelingsdoelen "sociaal emotionele ont-

wikkeling". Iedere school moet inspanningen leve-ren om de leerlingen deze eindtermen of ontwikke-lingsdoelen te laten bereiken of te laten nastreven.In secundaire scholen heb je de vakoverschrijden-de eindtermen "opvoeden tot burgerzin". Scholenkunnen binnen hun aanbod aan de slag met mate-riaal waarbij allerlei aspecten van pesten aan bodkunnen komen. Schoolteams kunnen zich bekwa-men binnen dit domein.

Voor personeel is er de nieuwe regelgeving, gerichtop de bescherming van de werknemer op de werk-vloer. Er werden gespecialiseerde organisaties ge-contacteerd en er werd een duidelijke structuuraangebracht in de hulpverlening. De werkgeverwerd door de wet verplicht de nodige maatregelente treffen die feiten van geweld, pesterijen en onge-wenst seksueel gedrag (OSG) op het werk dienente voorkomen. Eens er feiten zijn kan men een be-roep doen op verschillende organisaties en zijn erduidelijke richtlijnen hoe en waar men terecht kan.

De minister van Onderwijs gaf aan de vzw Limitshet mandaat om pestklachten tussen volwassenenonderling en tussen volwassenen en leerlingen opte vangen en te behandelen.

We weten allemaal wat pesten bij leerlingen te-weegbrengt : hun plezier om naar school te gaan isverdwenen en hun energie wordt volledig opge-slokt door de pestsituatie. Het kan zelfs zo ver gaandat een andere school gezocht moet worden voorhet kind.

Het pestgedrag onder leerkrachten treft in nogalwat gevallen ook de leerlingen en hun ouders,waarbij het betrokken raken in de beschadiging-campagne niet ondenkbaar is. We kennen ook deneveneffecten voor het betrokken personeelslidvan de school. Denken we maar aan verminderdearbeidsmotivatie en daling van de arbeidspresta-ties, ziekteverzuim (waardoor grotere leerlingen-groepen gevormd worden), de onaangename werk-sfeer en de negatieve weerslag op het imago voorde school. Dit zijn nadelige gevolgen waar leerlin-gen en hun ouders de weerslag van ondervinden.

Leerlingen die door medeleerlingen gepest wordenkunnen in de eerste plaats terecht bij hun leer-krachten of bij de vertrouwensleerkracht. Ook alsouders geconfronteerd worden met een pestpro-bleem van hun kind blijven ze natuurlijk niet in dekou staan. Zij kennen veelal de weg naar het CLBen verzoeken daar om de zaak op te nemen eneventuele stappen te ondernemen teneinde hetprobleem op te lossen. Ouders kunnen ook een be-roep doen op de vertrouwenspersoon van deschool.

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 52

Page 53: VLAAMS PARLEMENT

Als de school onvoldoende kan inspelen op hetprobleem, kan ze doorverwijzen naar het CLBwaaraan ze verbonden is. Komt men in het CLB totde vaststelling, dat het probleem centrumoverstij-gend is, dan zal het, zoals in het CLB-decreet is be-paald, zorgen voor het opstellen van een netwerkvan hulpverlening. Het CLB is tevens het best ge-plaatst om ervoor te zorgen dat er tegemoetgeko-men wordt aan de hulpvraag van de leerling en zijnouders.

Wij willen hier de belangrijke inbreng en de rolvan de school en professionele bijdrage van hetCLB benadrukken. De school en het CLB kunnenonder meer acties opzetten die ten goede komenaan een positief schoolklimaat en via kwaliteitsvol-le vorming scholen en hun teams bekwamen in deaanpak van het probleem. Bij bevraging van de ou-ders bleek echter dat er nog heel wat ouders zijndie niét weten waar ze terecht kunnen met hunvraag naar hulp, opvang en steun wanneer er feitenvan ongewenst seksueel gedrag of pesterijen zijn.

Als men als ouder vindt dat men niet of onvol-doende geholpen wordt, dan gaat men op zoeknaar andere mogelijkheden, bijvoorbeeld langs deelektronische weg. Een bepaalde site geeft alvastde raad het schoolbestuur aan te schrijven, juridi-sche stappen te zetten of de media aan te spreken.Dit laatste is evenwel absoluut te vermijden omdathet alle betrokkenen schaadt.

Ik stak mijn licht op bij Limits vzw dat het man-daat kreeg van "Steunpunt grensoverschrijdend ge-drag". De organisatie adviseert en informeert tele-fonisch voor eenieder die betrokken is bij het on-derwijsgebeuren. Het steunpunt is bereikbaar vanmaandag tot en met donderdag van 10 uur tot 17uur.

Dat zijn niet meteen de handigste uren. Mailen kanook. Vraag is of deze materie niet te moeilijk is omsnel even neer te schrijven. Het is ook duidelijk datLimits vzw vooral is afgestemd op werken met vol-wassenen en zich toelegt op pestsituaties tussenvolwassenen.

Als je via de site van Onderwijs Vlaanderen naar"pesten" en "ongewenst seksueel gedrag" surft,dan lees je dat je bij het steunpunt, Limits vzw, nietterecht kan voor klachten van pesterijen onderleerlingen. Steunpunten voor ouders en leerlingenop de onderwijssite behandelen enkel de materievan de leerplicht.

Tijdens mijn zoektocht trof ik verschillende aan-spreekpunten Kinderrechten van de Vlaamse over-

heid aan, ingedeeld naargelang hun bevoegdheid.Hier was ik ook niet op de juiste plaats terechtge-komen. Bij het Kinderrechtencommissariaat kan ikwel terecht, maar daar wordt benadrukt dat hetvooral met minderjarigen werkt, wat je als ouderdan weer afschrikt om de stap zelf te zetten. Verderkunnen mijn kind en ik telefonische hulp krijgenvia de hulp-, onthaal- en advieslijnen.

Ik denk dat ik met dit korte verslag van deze zoek-tocht via elektronische weg duidelijk heb gemaaktdat het niet altijd zo eenvoudig is om je weg te vin-den in het netwerk van de hulpverlening. Ergensterecht te kunnen om gehoor te vinden en je zaakte laten opnemen is niet gemakkelijk. Deze tocht isvaak lang alvorens je reële hulp kan verwachten ;soms is hij zelfs vruchteloos. Vaak word je naar demeest aangewezen partners teruggestuurd : deschool, het CLB.

Als besluit kunnen we stellen dat het belangrijk isdat alle betrokkenen in een pestsituatie zo snelmogelijk hulp en begeleiding krijgen. Deze hulp-verlening en begeleiding is best zo nabij mogelijk.In de eerste plaats dient de school haar verant-woordelijkheid op te nemen, in de tweede plaatshet CLB en in de derde plaats kan er een beroepgedaan worden op aanvullende, gespecialiseerdecentra.

Er is zeker een taak weggelegd voor de ouderkoe-pelverenigingen. Wij hebben een adviserende eninformerende rol over de hulpverlening die kan ge-boden worden bij pesterijen en OSG. Dit is eentaak waar we ons, gezien de huidige stand vanzaken, beter moeten van kwijten.

Ouders kunnen bij de ouderkoepels nu reeds te-recht voor : informatieavonden rond de thema'sOSG en pesterijen ; ouderbijeenkomsten met dis-cussie- en praatrondes rond dit thema ; advies overhoe ze best kunnen meewerken aan het pestactie-plan van de school ; ondersteuning om samen methet schoolteam te werken aan een positief klimaat ;begeleiding bij het samen met de school opstellenvan een draaiboek voor het behandelen van mel-dingen die binnen deze materie vallen ; advies overhoe ze, samen met de school, voor kinderen modelkunnen staan bij het hanteren van pestproblemenen feiten van OSG ; ondersteuning om samen metde school een beleid op te stellen ; …

Wij, als ouderkoepels, merken dat het onderwerppesten en OSG ouderverenigingen aanspreekt enzien ook de bereidwilligheid om hier samen met deschool wat aan te doen.

53 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 54: VLAAMS PARLEMENT

Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Dirk De Cock : Heeft u zicht op het aantalscholen met stappenplannen, pestactieplannen,draaiboeken en dies meer ? Zijn er ook nog scho-len die niets doen en het probleem nog steeds nietonderkennen ? Dringt u er als oudervereniging bijde scholen op aan het probleem aan te pakken ?

De heer Marcel Davidts : Het aantal scholen dateraan werkt is ons onbekend, omdat wij altijd vra-gen krijgen van mensen die niet geholpen werden.Uiteraard is er niemand die komt vertellen dat hijeen pestprobleem had, maar dat de school hetprima aangepakt heeft.

Onze organisatie zet bij lokale ouderverenigingenvormingen rond pesten op. Dat gebeurt nooit losvan de school zelf. We betrekken er steeds deschool bij. Om die manier verkrijgen we een blij-vend effect voor de verdere uitbouw van reeds ge-nomen stappen of voor de opstart van dergelijkezaken. In die zin gaan we dit actief stimuleren.

Mevrouw Sigrid Moerman : Ik wil ook benadruk-ken dat wij, als er ouders de ouderkoepel om vor-ming over deze problematiek vragen, benadrukkendat samenwerking met de school de beste garantieis om iets te verwezenlijken.

Sommige scholen hebben geen oor naar deze pro-blematiek. Ouders die ons contacteren zijn oudersdie, binnen hun ouderwerking, zelf het initiatiefwillen nemen. Ikzelf heb nog geen ouders ontmoetdie werkelijk kwamen klagen over een gebrek aanmedewerking. Vaak gebeurt het omgekeerde. Scho-len zetten vaak zelf een pestactieplan op poten enwerken vaak zelf projecten en thema’s uit. Hierbijbetrekken ze vaak de ouders en geven ze de kinde-ren allerlei verantwoordelijkheden. Dit zijn alle-maal zaken waarbij de scholen gesteund wordendoor de begeleidingsdiensten.

De voorzitter : De Vlaamse Scholierenkoepel(VSK) is wel geïnteresseerd in heel deze problema-tiek. De vertegenwoordigers van deze organisatiehebben zich echter verontschuldigd. Ze wenstenhier geen getuigenis te komen afleggen en hunvisie uit de doeken te doen omdat ze hun achter-ban nog niet voldoende geconsulteerd hadden. Ditis een correcte houding. Als het dossier nog nietvoldoende gekend is, moet men hiervan durven af-zien. De vertegenwoordigers van VSK wonen dedebatten echter wel bij.

7. Uiteenzetting door de Onderwijsnetten : deheer Marc Van den Brande, directeur-coördina-tor Vlaams Secretariaat van het Katholieke On-derwijs (VSKO) ; de heer Dirk Van Damme, af-gevaardigd bestuurder Gemeenschaps-onderwijs ; de heer Eddy De Waele, algemeendirecteur OVSG ; de heer Patrick Weyn, direc-teur POV

De heer Marc Van den Brande : Door de wet van11 juni 2002 is pesten van een individueel naar eenmaatschappelijk erkend probleem geëvolueerd. Dewetgever heeft ervoor gekozen dit probleem aan tepakken via in het sociaal overleg ingebedde instru-menten. Het VSKO kan zich vinden in deze aan-pak. Ook binnen het onderwijs moeten scholenverder geresponsabiliseerd worden dit probleemaan te pakken.

Voor het katholiek onderwijs past deze aanpak ei-genlijk in een totale visie van de school op onder-wijs en opvoeding. Elke participant op school ismede verantwoordelijk voor de schoolcultuur.Leerlingen, leraars, directie, ouders en schoolbe-stuur dragen wezenlijk bij tot het klimaat opschool. Het is dan ook noodzakelijk om onderwijsvanuit een zo breed mogelijk gedragen visie te or-ganiseren. Op die wijze krijgt onderwijs een hartvoor elke betrokkene en voelt iedereen zich ookbetrokken bij onderwijs.

Een dergelijke visie moet elke dag opnieuw ver-taald worden in concrete activiteiten. Structuren enprocedures binnen scholen kunnen hier ondersteu-nend werken. Zonder een gezamenlijke doelge-richtheid worden ze echter tot een louter plichts-matig handelen en verliezen ze hun uiteindelijkebetekenis : mensen op een goede manier doen sa-menwerken aan kwalitatief hoogstaand onderwijs.

Zowel het komen tot als het dragen van een geza-menlijke visie vraagt voldoende kansen voor over-leg op school. Er zijn scholen die dit op een bijzon-der goede wijze realiseren. Onderwijs is voor hengeen optelsom van het lesgeven door leraars. Deopdracht van de leraar is er breder dan lesgeven.Er moet onder meer gestreefd worden naar moge-lijkheden tot overleg, samenwerking en gezamenlij-ke reflectie over de optimalisering van de onder-wijspraktijk. Door deze activiteiten wordt verbon-denheid gecreëerd en krijgt pestgedrag minderkans. Misschien moet er in die context wel drin-gend een andere omschrijving komen van de lera-renopdracht. Dit is echter een andere discussie.

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 54

Page 55: VLAAMS PARLEMENT

Nogmaals : de focus op het thema ‘pesten’ is eenbeperkt gegeven. Een uitbreiding naar ‘relationelevaardigheden tussen collega’s’ of ‘omgaan metmensen’ is op z’n minst wenselijk. Daarbij zijnzowel ‘respect’ als ‘weerbaarheid’ belangrijke tref-woorden.

Dat betekent niet dat het VSKO voorbijgaat aande structurele inbedding van preventie en bescher-ming. Naar de verhoudingen tussen het personeelof de directie is de bescherming tegen pesterijen,conform de wet van 11 juni 2002, uitdrukkelijk op-genomen in het arbeidsreglement van het katho-liek onderwijs. Ik verwijs hiervoor naar artikel 17.Bij het uitwerken van een preventiebeleid wordtde inrichtende macht bijgestaan door een vertrou-wenspersoon, een preventieadviseur, en indien ditnodig is, ook door de medische inspectie. De inrich-tende macht garandeert dat deze personen hunwerk op autonome en onafhankelijke wijze kunnenuitoefenen, de nodige tijd en ruimte krijgen om deslachtoffers bij te staan, een grondig onderzoeknaar de feiten en de omstandigheden te voeren ennaar oplossingen zoeken. Dat moeten niet altijddrastische oplossingen zijn. In eerste instantie ishet de bedoeling het pesten te doen stoppen. Maaruiteraard kan één en ander ook tot een tuchtdos-sier leiden. Juridisch gezien heeft het tuchtstatuutechter zijn grenzen. Het is heel moeilijk om iemandop basis van pesterijen te ontslaan.

In de marge wil ik toch vermelden dat de imple-mentatie van deze wet onze scholen opnieuw voorextra kosten heeft geplaatst. De vorming van pre-ventieadviseurs en het uitbesteden van een aantaltaken aan arbeidsgeneeskundige diensten doet hetkostenplaatje toenemen. Voor al deze bijkomendekosten doet de overheid geen extra inspanning.

De verantwoordelijkheidszin van het schoolbe-stuur wordt in deze problematiek soms in twijfelgetrokken. Een voorgaande spreker had het overde incompetentie van schoolbesturen en het feitdat de bestuursleden een gemiddelde leeftijd vanmeer dan 70 jaar hebben. Laat mij ter zake duide-lijk zijn. Onderzoek heeft aangetoond dat onzeschoolbesturen en inrichtende machten allesbehal-ve obscure vzw’s zijn. De gemiddelde leeftijd be-draagt 57 en geen 70 jaar. Bijna 50 procent van deleden oefent een beroep uit buiten het onderwijs.Het gaat om mensen uit de welzijns- en gezond-heidssector, uit het bouwbedrijf, uit de financiëleen juridische sector of het zijn bedrijfsleiders. Zijparticiperen aan het schoolbestuur op een vrijwilli-ge basis. Wij vertrouwen op hun professionele com-petentie in de beleidsvoering van de school. Pestenzal misschien een probleem blijven. Wij rekenen er

echter op dat schoolbesturen het mogelijke zullenblijven doen om pesterijen in de kiem te smoren.

Wat heeft de koepel gedaan ? In het katholiek on-derwijs wordt er reeds geruime tijd aandacht aandeze thematiek besteed. Er werd niet gewacht totdit thema in de actualiteit kwam.

Zo heeft het VSKO, in samenspraak met de scho-len, het eigen opvoedingsconcept geëxpliciteerd.Specifiek voor de katholieke school betekent ditdat zij een leefgemeenschap wil vormen waarinmensen elkaar in liefde dragen en aanzetten tot ge-loof in de eigen innerlijke kracht. Mensen zullen erelkaar bemoedigen en bevestigen in het goede. Indergelijke gemeenschap zijn kinderen en leer-krachten vaak tot meer in staat dan ze zelf voormogelijk houden. Ze zijn immers niet enkel aanzichzelf overgeleverd maar kunnen terugvallen opde betrokkenheid van een liefdevolle gemeen-schap.

In de basiscompetenties van de leraar staat dat hijmoet kunnen optreden als lid van een schoolteam.De ondersteunende kennis verwijst dan naar de-cretale participatieorganen, overlegstructuren, defuncties en taken binnen de school en de juridischekennis van de rechtspositie. Het is absoluut nood-zakelijk om verder te gaan dan het aanleren vanwenselijk gedrag, sociale vaardigheden, groepstech-nieken en wettelijke voorschriften. Een beroepsge-richte opleiding tot onderwijzer moet meer zijndan het verwerven van een aantal technische han-delingen. De opleiding moet appelleren aan eendiepere visie en een roeping voor het onderwijs.Een leraar moet kunnen reflecteren over zijn ge-drag, zijn competenties, zijn eigen onderwijstheo-rie, zijn identiteit en zijn eigen missie. Ten slottemoet hij die met elkaar in overeenstemming bren-gen. Katholieke hogescholen worden opgeroepenom verder te gaan dan enkel gedragsverandering.

In het kader van de nascholing organiseert hetVSKO, op basis van het krediet dat aan de onder-wijsnetten wordt verstrekt, nascholingssessies dieverder gaan dan enkel gedragswijziging. Hierbijwordt gereflecteerd op de diepere drijfveren vande leraar. ‘Leraren met spirit’ is een dergelijk pro-ject. Verder lopen er, in samenwerking met PaxChristi, projecten over het ‘Anders omgaan metconflicten’ en ‘Peer Mediation’. In een project insamenwerking met de vzw Welzijnszorg rond‘School zonder uitsluiting’ wordt eveneens gerefe-reerd aan de problematiek van sociaal isolement.

De opleiding van directies en schoolbesturen ge-beurt in het katholiek onderwijs na de aanstelling.

55 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 56: VLAAMS PARLEMENT

Het socio-constructivistisch model voor de cursusin het basisonderwijs biedt naast basisinformatieook de kans om, vanuit de ervaring van de pas aan-gestelde directeur, te reflecteren op conflictsitu-aties.

Het gebeurt soms inderdaad dat we noodkretenontvangen van ouders die geen blijf weten met hetpestprobleem van hun kind en die zich, vaak tenonrechte, door de school in de steek gelaten voe-len. Scholen hebben zich tot ons gericht met vragennaar ondersteunende informatie. Dit gebeurt naaraanleiding van een concrete probleemsituatie. Wijzijn aan deze vraag tegemoet gekomen. In een en-kele jaren oude mededeling aan de scholen behan-delden we het pesten van leerlingen onderling. Detekst heeft een dubbele doelstelling. Vooreerst wilhij oproepen tot een blijvende waakzaamheid voorhet fenomeen ‘pesten’. De tekst wil daartoe bijdra-gen door de verdere uitwerking van het thema inde school. Verder wil hij een aanzet geven tot eenonderzoek van de eigen schoolsituatie. Op de twee-de plaats bevat hij, als bijlage, een overzicht van in-teressante publicaties en relevant ondersteunendmateriaal.

Ook in het schoolreglement wordt expliciet verwe-zen naar pesten op school.

Voor de onderdelen over het pestactieplan wens iknaar de tekst van de heer Casier te verwijzen.

De huidige parlementaire hoorzitting stelt uitdruk-kelijk de vraag naar de wenselijkheid van de op-richting van een neutrale en objectieve ombuds-dienst met juridische bevoegdheid voor alle nettenvan het Vlaamse onderwijs. Ons lijkt zo’n ombuds-dienst overbodig. We voelen in de vraag wel de on-derliggende boodschap dat scholen en schoolbestu-ren terzake in gebreke blijven.

De vraag mag gerust gesteld worden of gepeste on-derwijspersoneelsleden voldoende mogelijkhedenhebben om zichzelf te beschermen. Het arbeidsre-glement voorziet een formele procedure. We heb-ben deze reeds toegelicht. Indien deze proceduregeen voldoening schenkt aan de rechtzoekende, iser altijd de mogelijkheid om voor een arbeidsrecht-bank zijn gelijk af te dwingen. Zelfs wanneer deoverheid nog tussenliggende schakels zou invoerenzoals een ombudsdienst, een commissie of een wel-zijnscentrum, blijft deze ultieme mogelijkheid terbeschikking van het personeelslid. Maar zal de ver-dere juridisering van het onderwijs de helderheidvan de procedure verbeteren ?

De heer Dirk Van Damme : Vooreerst mijn dankvoor de gelegenheid die het Gemeenschapsonder-wijs geboden wordt om op het einde van dezehoorzitting met haar beide onderdelen het woordte kunnen voeren. Het Gemeenschapsonderwijswerd tijdens deze hoorzitting ook herhaaldelijkrechtstreeks aangesproken, vooral in het onderdeelpesten van leerkrachten, en ik wens hier als nieuweafgevaardigd bestuurder met een open vizier enoplossingsgericht op te antwoorden. Ik zal mijdaarbij in eerste instantie vooral concentreren ophet onderdeel pesten van leerkrachten.

Vooreerst meen ik dat het een goede zaak is datdeze problematiek aan de oppervlakte komt en be-spreekbaar wordt gemaakt. Als verantwoordelijkevoor een onderwijsnet, maar ook als onderwijskun-dige denk ik dat het een eerste noodzakelijke stapis dat we durven erkennen dat er inderdaad eenprobleem is. Wellicht is daar vroeger, ook vanuitmijn net, iets te krampachtig en te ontkennend opgereageerd. Het is een zeer gevoelig onderwerp,dat mensen op alle niveaus in hun professionaliteiten verantwoordelijkheid adresseert, ook soms be-kritiseert.

Ten tweede meen ik dat het goed is dat zich op ditthema een aantal organisaties, verenigingen, actie-groepen specialiseren. Grote organisaties, zeker inde publieke sfeer, zijn vaak nogal log en reagerentraag op signalen uit de samenleving. Ze moetenechter bestand zijn tegen kritiek, zelfs tegen vor-ming van enige tegenmacht en oppositionele actie.Zij worden daardoor ook uitgedaagd om zaken tezien en bespreekbaar te stellen, die ze misschienzelf vanuit hun interne bureaucratische logica nietaltijd percipiëren.

Ik zou wel willen aandringen op enige sereniteit inde discussie en actie. Scheldproza, hatelijke e-mails,ja zelfs stalking zijn niet de meest aangewezen me-thodes om organisaties en individuen tot anderegedachten te bewegen. Ik kan u voorbeelden hier-van tonen. Zelf ben ik zeer zeker tot luisteren endialoog bereid. Van bij mijn aantreden heb ik,samen met de voorzitter van de Raad, een aantalmensen en verenigingen ontvangen en gehoord ener zijn in de nabije toekomst nog verdere gesprek-ken gepland. Ik heb er geen probleem mee te er-kennen dat er in de benadering van pesten doorhet Gemeenschapsonderwijs op de verschillendeniveaus in het verleden wellicht fouten zijn ge-maakt. Laat ons die ernstig bekijken, evalueren enbijsturingen doen waar nodig. Ik hoop dat hiermeeeen andere toon kan worden gezet en dat wesamen naar constructieve oplossingen kunnen zoe-ken.

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 56

Page 57: VLAAMS PARLEMENT

Als derde en laatste inleidende bemerking vind ikdat de term pesten in deze hoorzitting niet altijd opde meest correcte en helder gedefinieerde wijzewordt gebruikt. Indien we de term uitrekken enopblazen, dan verliest hij ook zijn betekenis en ver-dwijnen de mogelijkheden om er gericht iets tegente doen. De media-aandacht voor pesten maakt hetvanzelfsprekend verleidelijk om uiteenlopende ge-dragspatronen en problemen onder deze term tevatten, ook omdat ze dan een sterke morele, jazelfs politieke geladenheid krijgen. We moetendaar erg oplettend in zijn.

Ik pleit voor een strenge en wetenschappelijk goedonderbouwde definitie. In de hoorzitting zijn vaakonzorgvuldig opgebouwde of zelfs empirisch on-juiste argumenten naar voor gebracht. De bewe-ring bijvoorbeeld over de 520 procedures bij deRaad van State : het gaat hierbij uiteraard in over-grote mate om louter administratiefrechtelijke be-twistingen. Eenzelfde gegeven, bijvoorbeeld eenuurrooster dat door de betrokken leerkracht alsslecht wordt ervaren, kan zowel op pestgedrag dui-den als een nu eenmaal onvermijdelijk gegeven inhet management van een school en dus onschuldigfeit zijn. We moeten dus ook opletten voor onte-rechte veralgemening. Wil men een juist beeld krij-gen, dan zal gericht en wetenschappelijk goed ge-fundeerd onderzoek noodzakelijk zijn.

Ik wil vervolgens ingaan op de analyse van de pro-blematiek pesten van leerkrachten, meer bepaaldin het gemeenschapsonderwijs. Ik wil het probleemniet verdrinken in abstracte sociologische analyses,maar toch moet op een aantal omgevingsfactorenworden gewezen. Ik denk dat het leraarsberoep erde laatste decennia en jaren niet eenvoudiger op isgeworden. Daarover zijn in deze commissie al her-haaldelijk belangwekkende zaken gezegd. De toe-nemende vragen vanuit de samenleving, de hou-ding van ouders die de opvoedingstaak op scholenafwentelen, de druk om de onderwijstaken in eenvaak niet altijd optimale materiële omgeving temoeten realiseren, de fenomenen van leermoeheid,geringe motivatie en soms actieve verwerping vande schoolcultuur bij sommige groepen leerlingen,de fenomenen van agressie en geweld die de schoolsteeds meer lijken binnen te dringen en – zoals re-cent onderzoeksberichten hebben geïllustreerd –ordehandhaving tot een belangrijk aandachtspuntin de klas en de school maken, en nog andere, zehebben als gevolg dat de professionaliteit van leer-krachten sterk is uitgebreid en dat het uitoefenenvan de job een erg brede waaier van competentiesvergt. De lerarenopleiding, nascholing, maar ookde versterking van het schoolfunctioneren en hetschoolklimaat hebben daar zoals we allen weten,

een cruciale opdracht. De overgrote meerderheidvan de leerkrachten vervult deze taken met groteprofessionaliteit, verantwoordelijkheid en ook en-thousiasme. Voor sommigen ligt de lat evenwelsoms te hoog, hetgeen zich uit in allerlei vormenvan verminderd functioneren.

Een analoog verhaal kan worden verteld over di-recties. De managementverantwoordelijkhedenvan directies zijn vandaag erg groot en de druk inhet beroep eveneens. Dat sommigen deze druk nietaankunnen, hun toevlucht nemen tot louter hiërar-chische, autoritaire gedragspatronen, is daar danjammer genoeg soms het gevolg van. Opnieuw, hetgaat niet om de grote meerderheid van directies.Het opwaarderen van de directiefunctie, gecombi-neerd met betere opleiding en nascholing vormthiervoor een essentiële strategie, die een preventiefeffect naar pestgedrag kan hebben. In het gemeen-schapsonderwijs zijn we, in samenwerking met descholengroepen, bezig met het evalueren en her-denken van de akte van bekwaamheid voor direc-ties.

Misschien moeten we ons in dit verband ook afvra-gen waarom een aantal indicatoren, zoals ziekte-verzuim of vroegtijdige pensionering door beslis-singen van de AGD, suggereren dat de problema-tiek naar verhouding ernstiger of omvangrijker zouzijn in het Gemeenschapsonderwijs dan in anderenetten. Ik wil daartoe een aantal verklaringsele-menten aandragen, zonder dat ik op elk van hendiep kan ingaan. Het gaat om het striktere perso-neelsstatuut in het Gemeenschapsonderwijs, datsneller leidt tot formalisering, juridisering en admi-nistratieve procedures, waardoor pre-conflictueleen preventieve strategieën minder kans krijgen ; degeringe mogelijkheden tot loopbaandifferentiatie ;de grotere syndicalisatiegraad ; de gemiddeld hoge-re leeftijd bij de personeelsleden van het gemeen-schapsonderwijs ; het aantal MVD-personeelsle-den ; een bedrijfscultuur en mentaliteit die drem-pelverlagend werken naar tuchtprocedures en juri-disering ; een wellicht grotere mondigheid van hetpersoneelsleden ; mondigheid en kritische zin wor-den in het gemeenschapsonderwijs juist ook als po-sitieve waarden gezien ; en wellicht ook een socio-logische herkomst die andere vormen van conflict-hantering met zich mee brengt.

Er zijn wellicht nog andere elementen aan te dra-gen. Ik zou daarbij ook het verband met kwaliteits-zorg willen leggen. Ik percipieer in onze scholenvaak een relatief geringe evaluatiecultuur en eenvrij hoge informele tolerantie tegen kwaliteitste-korten. Ik denk dat een sterkere kwaliteitscultuurbepaalde zaken ook sneller bespreekbaar zou moe-

57 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 58: VLAAMS PARLEMENT

ten maken, en daardoor een preventieve werkingkan hebben die ervoor zorgt dat bepaalde situatiesminder snel in de tuchtrechtelijke of sanctioneren-de sfeer terechtkomen.

Laat ons dan ten slotte naar de strategieën kijkenom aan de pestproblematiek te werken. Er zijnhierover in de hoorzitting veel zinnige zaken ge-zegd en ik zal die niet herhalen. Ik wil wel een aan-tal eigen accenten leggen vanuit het perspectiefvan mijn eigen onderwijsnet. Het wezenlijke puntvan opleiding, nascholing, begeleiding, ondersteu-ning van leerkrachten, directies en scholen heb ikal aangeraakt. Dit is wellicht structureel de belang-rijkste strategie.

Daarop aansluitend dient kwaliteitszorg intern enextern versterkt en misschien ook anders georiën-teerd te worden. Kwaliteitszorg drukt zich nog teveel uit in procedures, regels en externe controle, teweinig in een intern gedragen en gedeelde evalu-atiecultuur met gemeenschappelijke verantwoor-delijkheden op het niveau van schoolteams en be-stuurskrachtige scholen. Een goede, positieve cul-tuur van evaluatie en kwaliteitszorg werkt erg pre-ventief en kan evoluties naar conflicten en tucht-rechtelijke sancties corrigeren.

De rol van de directeur lijkt me, zoals gezegd, vanfundamenteel belang te zijn. De directeur die van-daag in het onderwijs nodig is, handelt niet alleenvanuit zijn hiërarchische, positionele rol, maarmoet ook de coach en de teamleider van leerkrach-ten zijn en vanuit een inhoudelijke leiderschapsstijlook de visieontwikkeling mee kunnen sturen. Dielaatste rollen ontbreken vaak nog zeer en directieshebben vaak nog de neiging hun rol en beleids-ruimte vooral met organisatorische en financiëleaspecten in te vullen. Vanuit een dergelijke rolde-finitie krijgen controle- en supervisietaken eenoverdreven rol. Het is hier niet mijn bedoeling di-recties in de discussie over pesten te culpabiliseren.Ik stel alleen vast dat een pestprobleem vaak ont-staat in een context waarin de positionele rolopvat-tingen van directies sterk zijn ontwikkeld ten nade-le van de meer teamgerichte en de meer inhoude-lijke.

In het nadenken over een nieuw personeelsstatuut– ik ben ervan overtuigd dat dit op de agenda vande volgende regering zal komen – moeten we veelmeer aandacht geven aan instrumenten als loop-baandifferentie, flexibilisering, moderner HRM-be-leid, en andere maatregelen die het welbevindenvan leerkrachten en het functioneren van scholenkunnen verbeteren. Ik zou ook graag zien dat wenaar een minder formalistisch en meer inhoudelijk

en kwaliteitsgericht personeelsstatuut zouden kun-nen evalueren.

Ik verwacht veel van de reeds bestaande instru-menten en kansen tot melding en bemiddeling diedoor de wet Onkelinx en het Vlaamse klachtende-creet zijn geschapen. Deze zijn in het Gemeen-schapsonderwijs geïmplementeerd, zij het dat hunwerking misschien nog kan verbeterd en beter be-kend worden gemaakt. Bemiddeling kan naast pre-ventie een erg wezenlijke bijdrage vervullen in heter mee helpen voor zorgen dat de stap van overlegnaar conflict zo weinig mogelijk wordt gezet. Ineen perspectief van transparantie en klantvriende-lijkheid hebben we de procedures van klachtenma-nagement in het Gemeenschapsonderwijs ook bij-gesteld. De mensen moeten ervaren en zien dathun klacht ernstig wordt genomen en dat er ietsmee gedaan wordt ; het kan niet langer dat ze eenlouter formalistisch-administratief antwoord krij-gen en ze er verder niets meer over horen.

Uiteraard zullen tuchtsancties nog steeds noodza-kelijk blijven, zij het dat de drempel ertoe mis-schien moet verhoogd worden. Op het meso-ni-veau en op centraal niveau wordt ook alles in hetwerk gesteld om preventief op te treden en reedsin een vroeg stadium te vermijden dat conflictenescaleren. Bij manifest disfunctioneren moet erkunnen ingegrepen worden en dat is helaas regel-matig het geval. Alles bij elkaar meen ik oprechtdat dit in ons Gemeenschapsonderwijs in groteernst en professionaliteit wordt aangepakt. De sec-tor bijzondere maatregelen functioneert naar mijngevoel, wat men er ook moge over beweren, zeergoed.

Dat neemt niet weg dat bepaalde zaken voor ver-betering vatbaar kunnen zijn. Ik erken dat er voorleerkrachten, die zich ten onrechte gesanctioneerdvoelen, een probleem kan zijn in het fungeren vandezelfde personen als rechter en partij. We moetendit corrigeren en ervoor zorgen dat in alle stappenvan procedures eerlijke kansen gegeven wordenaan alle partijen, met waarborg van onafhankelijk-heid en beroepsmogelijkheid.

Over de Raad van Beroep die voor het Gemeen-schapsonderwijs functioneert, zijn verschillende,vaak ook niet erg aangename zaken gezegd. DeRaad van Beroep is geen orgaan van het Gemeen-schapsonderwijs, maar wel een onafhankelijk or-gaan van de Vlaamse Gemeenschap, voorgezetendoor een onafhankelijke magistraat. Bovendienwordt de raad van beroep samengesteld en aange-duid door de Vlaamse regering en niet door hetGemeenschapsonderwijs. Ik heb gemerkt dat dit in

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 58

Page 59: VLAAMS PARLEMENT

de beeldvorming niet als dusdanig wordt gezien.We hebben maatregelen genomen om die onafhan-kelijkheid beter zichtbaar te maken en te waarbor-gen. Vanuit die onafhankelijkheid wil ik ook geenuitspraak doen over het opereren van de Raad vanBeroep, het is aan de voorzitter om dit te doen.

Ik heb er geen probleem mee om toe te geven datin het verleden bepaalde dossiers slecht zijn behan-deld en dat er fouten zijn gemaakt. Ik wil er tochde aandacht op vestigen dat veel van de aange-brachte dossiers al wat jaren oud zijn, vaak zelfsvan vóór 1990 stammen. Maar fouten moeten kun-nen toegegeven en gecorrigeerd worden. Ik hebmij bereid verklaard het Anti-Pest-team van deheer Van Roosbroeck kortelings te ontvangen enhun dossiers te bekijken. Met de vzw’s Sasam enLimits hebben wij geregeld contact.

De stap naar de Raad van State is niet alleen eenveel te hoogdrempelige en dus niet voor iedereentoegankelijke, maar ze moet ook zoveel mogelijkvermeden worden. Vanuit de publiekrechtelijkepositie van het gemeenschapsonderwijs zal dit ui-teraard nooit volledig kunnen, maar we moeten ervoor zorgen dat de interne procedures en de Raadvan Beroep zo functioneren dat ze de stap naar hetaanhangig maken van dossiers bij de Raad vanState zoveel mogelijk vermijden.

Een van de belangrijkste vragen in dit debat isdeze naar een onafhankelijke ombudsdienst, voorhet Vlaamse onderwijs in zijn geheel of netgebon-den. Ik stel vast dat er hierover geen eensgezind-heid bestaat. Ik ben er persoonlijk geen voorstan-der van als het de kansen op preventie, bemidde-ling en overleg zou verminderen. Anderzijds zie ikwel in dat slachtoffers van pestgedrag nood kunnenhebben aan een onafhankelijke instantie waar zeterecht kunnen. Vaak is het drama van pesten demachteloosheid en het gebrek aan mogelijkhedenom gehoord te worden. De bestaande vzw’s en ac-tiegroepen doen hierin, meen ik, goed werk. Ikmeen dat de al dan niet wenselijkheid van een om-budsdienst verder moet onderzocht en besprokenworden, maar ik verzet er mij niet tegen en ben be-reid constructief mee te werken indien men meentdat dit een meerwaarde zou betekenen.

Tot slot wil ik een duidelijke waarschuwing gevennaar eventuele daders van pestgedrag. Ik meen datmachtsmisbruik en arrogantie van de macht bij deergste misdaden behoren van degenen aan wie desamenleving de zorg over kinderen en de verant-woordelijkheid over onderwijs toevertrouwt. Er isdaarvoor geen verschoning en tolerantie voor pest-gedrag kan niet worden geduld. Ook hierin is kwa-

liteitszorg noodzakelijk. Kwaliteitszorg is geen in-strument van de macht, maar moet ook een instru-ment kunnen zijn dat ontoelaatbare misbruikenvan macht zichtbaar en sanctioneerbaar maakt.Laat dit alvast een ondubbelzinnige uitspraak eneen signaal zijn. Als we de waarden en normen inhet pedagogisch project van het gemeenschapson-derwijs en in het strategisch plan ernstig nemen,dan moeten we ook die consequentie ten vollenemen.

De heer Eddy De Waele : Als koepel van de stede-lijke en gemeentelijke inrichtende machten zijn wevan oordeel dat geweld, pesterijen en ongewenstseksueel gedrag binnen het onderwijs absoluut nietkan worden getolereerd. We zijn dan ook van me-ning dat alle wettelijke middelen daarvoor moetenkunnen worden gebruikt om dergelijke toestandente vermijden of indien nodig, op te lossen. Dat opalle onderwijsniveaus en met alle geledingen (leer-lingen, ouders, leerkrachten, directies en inrichten-de machten) in welke combinatie ook. Dat magblijken uit alle modellen van arbeids-, huishoudelij-ke en schoolreglementen die we aan onze inrich-tende machten aanreiken. Binnen de autonomievan de inrichtende macht kunnen we echter overhet gebruik van die documenten geen verplichtin-gen opleggen.

De dagelijkse werking van het OVSG in deze pro-blematiek is dubbel : enerzijds is er de koepelwer-king en anderzijds de werking als pedagogische be-geleidingsdienst. In de koepelwerking heeft hetOVSG de opdracht om de inrichtende machten endiensten te ondersteunen en te adviseren, ondermeer over geweld, pesterijen en ongewenst seksu-eel gedrag in de school, en hun standpunten te ver-dedigen in alle mogelijke gesprekken met de over-heid. Dat laatste is binnen het gestelde thema nogniet van toepassing geweest, gezien het federaalbehandeld werd. De vragen die bij onze juridischedienst over deze materie toekomen, hebben alle-maal te maken met conflicten waar personeelsle-den betrokken partij zijn, dus niet rechtstreekswaar er conflicten zijn tussen leerlingen onderlingof waarbij ouders betrokken zijn. In ons advies aande inrichtende machten en directies kan en maghet OVSG zich alleen maar laten leiden door be-staande regelgeving. Vandaar dat onze adviezenaangaande geweld, pesterijen en ongewenst seksu-eel gedrag voornamelijk gesteund zijn op de fede-rale wetgeving (de wet 11 juni 2002 ; het KB van 11juli 2002 en de circulaire van 11 juli 2002) over ditthema en de welzijnswet (4 augustus 1996). Hierbijwillen we toch duidelijk stellen dat het stedelijk engemeentelijk onderwijs volledig binnen de be-voegdheid valt van de gemeente.

59 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 60: VLAAMS PARLEMENT

De opdracht van de dienst Pedagogische begelei-ding situeert zich meer op het niveau van de direc-tie en leerkrachten. De aard van de vragen, proble-men en de manier van begeleiding verschilt hier af-hankelijk van het onderwijsniveau en de relatietussen klager en aangeklaagde (leerlingen, ouders,personeelsleden enzovoort).

Om binnen de scholen preventief en remediërendte werken rond onderling pesten van leerlingen,heeft de begeleidingsdienst samen met de school-teams reeds verschillende projecten opgezet. Erwaren al meerdere projecten opgestart voor de wetvan 11 juni 2002 werd gestemd. Ook door onze na-scholingen wordt er rond het pesten gewerkt doormiddel van vorming sociale vaardigheden, omgaanmet moeilijk gedrag, pesten, en dergelijke. ‘Pestenop school’ bijvoorbeeld is een vorming en begelei-ding die we aanbieden aan schoolteams met als in-houd inzicht verwerven in het pestgedrag, gedragvan kinderen die betrokken zijn bij het pesten,strategieën om het pesten aan te pakken en pre-ventieve aanpak binnen de school en de klas. Metde Axenroos wordt gewerkt aan sociale vaardighe-den vanuit een vakoverschrijdende eindterm. Hetkan ook dat er wordt gewerkt rond het omgaanmet moeilijke kinderen en omgaan met kinderenmet gedragsproblemen. In functie van directies, ad-ministratieve medewerkers en leerkrachten gevenwe ook vorming over ‘communiceren kan je leren’en bij directiecursussen geven we steeds een modu-le ‘Welzijn en preventie’. Stress bij leraren en in hetschoolteam wordt daarbij ook behandeld.

Wanneer het gaat over pesten waarbij personeels-leden betrokken partij zijn, ligt de benaderingenigszins anders. Vaak komen spanningen en inter-ne conflicten slechts naar boven wanneer de peda-gogische dienst een (langdurige) begeleiding (aldan niet na een doorlichting) heeft opgestart. Af-hankelijk van de situatie zal de pedagogische bege-leidingsdienst een aantal pogingen ondernemenom het pesten te beëindigen, gaande van individu-ele gesprekken met de betrokken leerkrachten/di-recties tot een doorverwijzing van de 'klager' naarde vertrouwenspersoon of de preventieadviseur.Een regelmatig gebruikte tussenstap is het voorstelaan de directie om een beroep te doen op de vzwLimits, met wisselend succes. In een aantal gevallenis het tot een goede afloop gekomen zonder ge-bruik te maken van externe procedures (het for-muleren van een officiële klacht bij gerechtelijkeinstanties) en wordt er nu binnen de school, onderinterne of externe begeleiding, werk gemaakt vaneen 'gezondere teamwerking'. Ook hier wordt erbinnen het kader van onze nascholing (directies enschoolteams) werk gemaakt van een preventiebe-

leid aangaande het pesten en hoe ermee om tegaan binnen de school.

De belangrijkste ervaringen die wij hebben onder-vonden, vatten we samen in 6 punten. Ten eersteverloopt de samenwerking met vzw Limits vlot. Zewerkt ondersteunend, maar de interventies blijvenbeperkt tot het stoppen van het pestgedrag. Deverdere opvolging wordt doorgegeven aan de be-geleidingsdienst. Ten tweede is het voor een bege-leidingsdienst bijna onmogelijk om na het stoppenvan het pesten opnieuw een gezond teamklimaat tekrijgen indien alle betrokkenen in de school aan-wezig blijven. Een derde punt is dat er weinig mo-gelijkheden zijn om klager en/of aangeklaagde eenandere werkplaats te bezorgen, zeker indien hetgaat om vastbenoemde directies/leerkrachten. Tenvierde blijkt de vertrouwenspersoon aangestelddoor de gemeente niet altijd een vertrouwensper-soon te zijn voor het personeel van de school (devertrouwenspersoon is niet gekend of heeft relatiesmet de aangeklaagde) waardoor leerkrachten ofdirecties andere kanalen zoeken voor hun klach-ten. Ten vijfde wordt het begrip pesten op verschil-lende wijzen gebruikt. Door sommige leerkrachtenwordt het ten onrechte gebruikt ten opzichte vandirecties, die vanuit hun mandaat eisen stellen aanhun personeel. Door andere personeelsleden wordthet dan weer niet gebruikt, hoewel er eigenlijk vanpesten sprake is, omdat het een zwaar beladen be-grip is en ze schrik hebben van de gevolgen voorde aangeklaagde. Een zesde element is dat we insommige gevallen ondervonden hebben dat devakorganisatie – te goeder trouw – tegelijkertijd alsverdediger, aanklager en onderzoeker gaat optre-den. Op die manier worden bemiddelingspogingenbinnen de verschillende procedures onbewust ver-stoord.

Tot slot staat het OVSG zeker open en is vragendepartij om deze problematiek ten gronde aan tepakken in alle mogelijke combinaties waar geweld,pesterijen en ongewenst seksueel gedrag binnenonderwijs voorkomen. Wij hopen hierbij dat allegeledingen samen tot passende oplossingen kun-nen komen, in het kader van een verantwoord per-soneelsbeleid en een opvoedend kader in de on-derwijsopdracht.

De heer Patrick Weyn : Pestgedrag komt in alle on-derdelen van onze maatschappij voor en het onder-wijs maakt daar geen uitzondering op. Ik kreegechter de indruk – toen ik het ontwerpverslag vande eerste hoorzittingsdag op 27 januari rond ditthema las – dat er in De Post en in het onderwijsniet veel anders gebeurt dan mensen pesten. Ik wil

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 60

Page 61: VLAAMS PARLEMENT

dit met mijn tussenkomst relativeren, zonder dat ikhet probleem onder de mat wil schuiven.

Er wordt inderdaad gepest in onderwijs. Onder-zoek wijst uit dat in het Vlaams secundair onder-wijs 15 procent van de jongeren gepest wordt. Inhet basisonderwijs zou dit meer dan twintig pro-cent zijn. Niet alleen leerlingen worden gepest.Ook leraren en zelfs directeurs kunnen slachtofferzijn van pesterijen.

Pesten is een niet altijd even duidelijk te omschrij-ven begrip waarbij er een onderscheid moet ge-maakt worden tussen plagen en pesten, al zit daareen behoorlijk grijze zone tussen. Een mogelijkeomschrijving is dat we van pesten spreken in iederesituatie waarin een persoon herhaaldelijk en lang-durig het slachtoffer is van geestelijk en/of licha-melijk geweld, uitgeoefend door één of meer per-sonen. Kenmerken van pesten zijn dat het systema-tisch gebeurt ; met voorbedachten rade ; dat ersprake is van ongelijke macht ; dat het gericht isnaar hetzelfde slachtoffer ; dat het éénrichtingsver-keer is waarbij het slachtoffer in vele gevallen ge-isoleerd wordt en het pesten heeft meestal zwaregevolgen die moeilijk te herstellen zijn, het slacht-offer lijdt.

Wanneer we deze omschrijving en kenmerken han-teren in een schoolcontext is het belangrijk de ver-schillende pestactoren te onderscheiden. Zowelleerlingen, leerkrachten als directeurs kunnen pes-ters zijn of kunnen er het slachtoffer van zijn.

Ik wil dit dan ook analytisch benaderen en zal eenonderscheid maken tussen vier situaties : situatieswaarbij leerlingen leerlingen pesten, situaties waar-bij leraren leerlingen pesten, situaties waarbij lera-ren gepest worden door leerlingen en situatieswaarbij leraren gepest worden door collega's of di-recteurs of directeurs door leraren.

De meeste scholen beschikken over actieplannenom het pesten van leerlingen door leerlingen tegente gaan. Meestal zijn deze actieplannen curatief,soms ook preventief.

In die actieplannen kan men meestal volgendefasen onderscheiden. Een eerste fase is de detectievan pesterijen, waarbij onder andere duidelijkwordt gemaakt wie aanspreekpunten zijn voor deleerlingen. Hier is meestal nog onvoldoende opge-nomen dat leerlingen ook terecht kunnen bij hetKinderrechtencommissariaat en de kinder- enjeugdtelefoon voor hulp. In een tweede fase wor-den maatregelen vooropgesteld om het pesten testoppen, waarbij in eerste instantie meestal ge-

sprekken met de betrokkenen aan bod komen enwaarbij ook gewag gemaakt wordt van sanctione-ring indien dit nodig blijkt. Een derde fase is de op-volging van de betrokkenen, zowel het slachtofferals de pester. In sommige gevallen wordt hierbijverwezen naar het CLB.

Actieplannen die ook preventie voor ogen hebben,maken nogal eens gewag van het verhogen van hettoezicht en verhoogde aandacht voor het werkenaan de vakoverschrijdende eindtermen die in ver-band gebracht kunnen worden met pestproblema-tiek. We hebben de vakoverschrijdende eindtermengescreend en hebben voor het secundair onderwijs,alleen al in de eerste graad, 25 vakoverschrijdendeeindtermen gevonden die hiervoor in aanmerkingkunnen komen. Een ander actiepunt is het stimule-ren van onderwijsleermethoden waarbij hetgroepsaspect centraal staat.

Ondanks deze actieplannen wordt er op één derdevan de pesterijen niet of niet adequaat gereageerd.Daarom volstaat een louter curatieve en preventie-ve aanpak niet.

Scholen die verder gaan, werken proactief. Zij sen-sibiliseren en werken aan een schoolklimaat waar-bij leerlingen minder behoefte hebben om grens-overschrijdend gedrag te vertonen. Participatie, eenveilig schoolklimaat en respect zijn hierbij kernbe-grippen. Dit vergt echter permanent inspanningenvan alle betrokkenen en het realiseren van eendergelijk schoolklimaat is een werk van lange duur.Het is de taak van de pedagogische begeleidings-diensten om scholen die dit wensen hierbij te on-dersteunen.

Een proactieve werking, eventueel in combinatiemet een curatieve aanpak en preventie is de enigemanier om blijvend resultaat te realiseren.

Moeilijker wordt het wanneer leerlingen gepestworden door leraren. Mevrouw Vandekerckhoveheeft het daarover gehad. Actieplannen zijn hierinniet altijd even transparant. Voor vele leerlingen enouders is het niet duidelijk tot wie zij zich kunnenwenden.

We constateren dat leerlingen of ouders die de wegnaar het CLB vinden, in vele gevallen geholpenworden. Maar sommige ouders – vaak zijn dat desociaal zwakkere ouders – zijn achterdochtig envrezen zelfs bij het CLB een zekere partijdigheid,waardoor ze de stap niet durven zetten. In vele ge-vallen wordt een beroep gedaan op de directeur.Vaak worden ook schoolstructuren gebruikt zoalseen cel leerlingenbegeleiding. Wanneer leerlingen

61 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 62: VLAAMS PARLEMENT

of ouders met hun klachten niet naar het CLBgaan, maar bij een aanspreekpunt in de school, zul-len scholen ook hier meer en meer proberen huneerstelijnsfunctie waar te maken en schakelen zehet CLB pas in als die rol is uitgespeeld. Soms zalhet CLB de ouders informeren over de geldendewetgeving en hen bij ernstige vormen van pestenverwijzen naar politionele diensten.

Een doorgedreven proactieve werking kan ook insituaties waarbij leerlingen gepest worden door le-raren, een duurzame oplossing bieden.

Het pesten van leraren door leerlingen is veelaleen verdoken probleem. Vele leraren houden ditpotje gedekt omdat ze dit ervaren als falen en vre-zen door hun collega's en de directeur niet ernstigte worden genomen.

Wanneer het probleem toch aan de oppervlaktekomt, wordt dit meestal binnen de eerstelijnszorgvan de school opgenomen. Vaak buigen dan direc-tie, individuele leerkrachten, klassenraden, een celleerlingenbegeleiding, groene leerkracht of ver-trouwenspersoon zich over dit probleem dat dannogal gemakkelijk sanctionerend wordt benaderd.

Het gebeurt echter te vaak dat het pestprobleemniet wordt opgelost. Heel wat leraren in een derge-lijke situatie haken af. Ze stappen uit het onderwijsof beginnen een lange lijdensweg met alle psychi-sche en fysische gevolgen van dien. Een actief ont-haalbeleid voor leraren kan hier enig soelaas bren-gen.

Een moeilijke problematiek is het pesten van lera-ren door collega's of door de directeur en viceversa. Tijdens de hoorzitting van 27 januari jl. wer-den directeurs bij momenten afgeschilderd als pes-ters waarvan de leraren het slachtoffer zijn. Ik ont-ken niet dat die situaties voorkomen en elke keerdat het gebeurt, is er een te veel. Maar sommigeideeën waarvan ik kennis heb genomen, gaan tochwel heel ver. De directeurs waren bij sommigesprekers de kop van jut. Ik wil hierbij duidelijkstellen dat er in ons onderwijs heel wat sterke enbekwame directeurs zijn, die hun directeursschapernstig nemen en op een deontologische en mense-lijke manier leiding geven aan het schoolteam.

Door allerlei instanties in het leven te roepen diete pas en te onpas kunnen ingezet worden, zullenhet vele van juist deze directeurs zijn, die bedankenvoor die functie. En natuurlijk zijn er ook direc-teurs die duidelijk een verkeerde keuze hebben ge-maakt toen ze die job ambieerden, zoals er ook le-raren zijn – naast de vele sterke krachten – die een

verkeerde keuze hebben gemaakt, toen ze in hetonderwijs stapten. Wij hebben ook kennis van dos-siers waaruit achteraf bleek dat mensen onterechtbeschuldigd werden van pestgedrag. U mag ervanuitgaan dat dit minstens even erg is als gepest wor-den.

Ik wil hierbij ook vermelden dat een krachtig per-soneelsbeleid in het Vlaams onderwijs zeer moei-lijk is. Directeurs hebben onvoldoende tools – enook stimulerende mogelijkheden – in handen wan-neer personeelsleden onvoldoende functioneren,net zoals inrichtende machten over te weinig in-strumenten beschikken wanneer een directeur nietfunctioneert.

Tijdens de vorige zitting hebben meerdere sprekersgepleit voor een centrale en onafhankelijke om-budsdienst. Ik betwijfel of dit de oplossing is. Devertegenwoordiger van de Vlaamse Ombudsdienstgaf zelf aan dat de burger eerst moet proberen omnaar zijn overheid te stappen en zich pas kan wen-den tot de ombudsman als dat niet lukt. Hij gaf zelfaan dat de ombudsman nooit een oplossing in deplaats kan stellen van die van de bevoegde over-heid of de schooldirectie en dat hij alleen aanbeve-lingen kan doen. Wat is dan de meerwaarde vanzo'n ombudsdienst ten opzichte van de vzw Limitsdie nu actief is rond deze problematiek.

Een ander voorstel dat gelanceerd werd, is het op-richten van een welzijnscentrum dat centraal pre-ventie- en informatiecampagnes organiseert en pe-dagogische studiedagen voorbereidt en leidt. Ikhoop dat we niet opnieuw een steunpunt gaan op-richten en voorbij zullen gaan aan de mogelijkhe-den die liggen bij de pedagogische begeleidings-diensten.

De pedagogische begeleiding kan de scholen on-dersteunen bij het ontwikkelen van een proactieveaanpak. We denken daarbij onder meer aan het be-vorderen van participatie op school, aan hulp bij deuitbouw van een actief onthaalbeleid dat gericht isnaar leerlingen, ouders en leraren, aan bewust endoelgericht werken aan vakoverschrijdende eind-termen, aan ondersteuning bij het uitwerken vaneen adequaat systeem voor leerlingenbegeleidingen aan het helpen ontwikkelen van een open com-municatie over onder meer de criteria die gehan-teerd worden bij het bepalen van opdrachten enuurroosters.

Verder ben ik ervan overtuigd dat door bemidde-ling op lokaal niveau, door onder meer de daar-voor aangeduide vertrouwenspersoon, een heel

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 62

Page 63: VLAAMS PARLEMENT

groot gedeelte van de problemen kunnen opgelostworden.

Voor de zaken die niet opgelost worden, kan eengetrapt systeem worden gehanteerd, waarbij devzw Limits een rol kan blijven spelen en waar ten-slotte de implementatie van de anti-pestwet verde-re kansen moet krijgen. Het moet ook mogelijkzijn om deze wet na evaluatie bij te sturen of aan tevullen in functie van de Vlaamse onderwijscontext.

Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Dirk De Cock : Hebben de mensen van dekoepels weet van scholen die hardleers zijn engeen preventieplannen of pestactieplannen uitwer-ken ? Worden er incentives gegeven in dat geval ?Zijn er vandaag meer gevallen van pesterijen danvroeger of heeft de escalatie van het aantal geval-len te maken met de toegenomen bespreekbaar-heid van het pesten ?

De heer Gilbert Van Baelen : Ik begrijp dat de in-richtende machten en de vakbonden misschien nogwel een ombudsdienst zien zitten, maar dan weleen ombudsdienst zonder juridische verantwoorde-lijkheid.

Ik heb daar begrip voor, maar enkel de klemtoonleggen op het proactieve en op het preventievelijkt me na twee dagen hoorzittingen ‘onvoldoen-de’. Ik ben er ook nog niet uit wat er dan wel moetkomen, maar het mag zeker geen lege doos zijn.Wat moet het dan wel zijn ?

De voorzitter : We gaan eerst in op de eerste vraagover het al dan niet hardleers zijn van scholen enover het al dan niet stijgen van de pestgevallen.

De heer Eddy De Waele : We hebben daar geencijfers over en we kunnen daar geen percentagesover geven. Wat betreft de incentives heb ik daar-net verwezen in de voorbeelden naar de begelei-ding en vorming en naar de cursussen voor direc-ties die wij geven. Ik denk dat het in ieder gevaleen incentive is om daar inderdaad werk van temaken. Ook bij het invoeren van de vakoverschrij-dende termen zijn er incentives. Ik weet niet of ervandaag meer pestgevallen zijn dan vroeger. Ikdenk dat het probleem wel meer bespreekbaar is.Ik meen mij wel te herinneren dat men begin jaren’90 al een leerlingentelefoon had op het kabinetvan toenmalig onderwijsminister Van den Bossche.

De heer Marc Van den Brande : Wij hebben geencijfers over scholen die hardleers zijn. Wat de in-centives betreft hebben wij zeer uitdrukkelijk het

initiatief genomen in verband met de invoering vande wet van 11 juli 2002 om de nodige stappen tezetten via het arbeidsreglement en de concrete or-ganisatie. Ik kan mij moeilijk indenken dat scholendit zomaar naast zich neerleggen. Wij hebben daarook een uitdrukkelijke mededeling verspreid. Wijhebben geen weet over meer pestgevallen. De op-roep die via Klasse is verschenen heeft wel een enander naar boven gebracht. Ik durf niet zeggen datdaardoor het pesten meer voorkomt.

De heer Dirk Van Damme : In het Gemeenschaps-onderwijs is het zo dat de scholengroepen daarvoorbevoegd zijn. Een paar jaar geleden hebben wevoor een gemeenschappelijke preventiedienst ge-kozen. We hebben daar wel wat problemen meedoor de implementatie van de nieuwe formatie. Ikvermoed dat de meeste scholen formeel in ordezijn. Dit wil niet zeggen dat de essentie van de pro-blematiek niet aanwezig is. Het is moeilijk om datin cijfers weer te geven. Wat het pesten betreft hebik het gevoel dat het aan het toenemen is omwillevan de maatschappelijke druk die groter wordt enomwille van het feit dat de school niet langer de af-gesloten omgeving is die ze vroeger wat meer was.Ik durf hier wel geen cijfers op kleven.

De heer Patrick Weyn : Ik merk dat vier van dezeven begeleidingsprojecten die wij aan onze se-cundaire scholen aanbieden en die toch wel iets temaken hebben met deze problematiek, zeer popu-lair zijn. Op een of andere manier moet er eennood zijn die de scholen aanvoelen en bestaat ookde wil om er iets aan te doen. Kwantitatief kan ikdit niet benaderen. Uit de grote vraag naar datsoort begeleidingsprojecten kan ik afleiden dat denood hoger wordt. Het kan ook zijn dat men er be-wuster mee omgaat.

De heer Dirk De Cock : Moet men naast slacht-offerhulp en preventie ook begeleiding voorzienvoor diegenen die pesten ?

De heer Marc Van den Brande : De vertrouwens-persoon gaat, net als de preventieadviseur, al eenaantal onderzoeksdaden stellen. Hierbij zoekt menzowel de gepeste als de pestende op. In functiehiervan wordt een oplossing gezocht. Bij het ni-veau van klassen en de leerlingen wordt steedszeer duidelijk gesteld dat de pestende ook moetbegeleid worden. De heer Casier beschikt overzeer goed uitgeschreven teksten over dit alles.

De heer Patrick Weyn : Ik wil me hier volledig bijaansluiten. Het valt ook op dat er in de meeste pest-actieplannen duidelijk gestipuleerd wordt dat menaandacht moet hebben voor de pester. Dit is ook

63 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 64: VLAAMS PARLEMENT

logisch. Het is immers de enige manier om het pro-bleem duurzaam op te lossen.

De heer Eddy De Waele : We mogen het inderdaadniet uit de weg gaan. De pestende leerling moetook steeds begeleid worden. Voor de leerkrachtenhebben we geconstateerd dat het heel moeilijk isom zowel de klager als de klagende een anderewerkplaats te bezorgen. We stellen immers vast datals deze beide personen in dezelfde werkplaats, indezelfde omstandigheden moeten blijven werken,er een nieuw conflict in de maak is. Dan zouden ermogelijkheden moeten bestaan om met perso-neelsmanagement, zoals de heer Van Damme hetterecht opmerkt, de pestende te sanctioneren. Menbelandt hiermee echter wel snel bij een tuchtsitu-atie.

Bij een tuchtsituatie zullen er, indien er zich pro-blemen voordoen in een tuchtcommissie, wijzigin-gen opduiken. Als een directeur of een inrichtendemacht een klacht formuleert over een personeels-lid, volgt er onmiddellijk een klacht van het perso-neelslid waarbij het verklaart dat het gepest wordt.Dit is de recente realiteit.

De voorzitter : De heer Van Baelen stelde ook nogeen vraag over de inrichting van de ombudsdienst.

De heer Dirk Van Damme : Persoonlijk ben ikvoorstander van een dergelijke ombudsdienst. Ikzie niet goed in op welke manier grote organisatiesuit zichzelf altijd in staat zijn om zaken te corrige-ren. Hoe goed men de interne procedures ook uit-bouwt, toch zal men steeds de neiging hebben omde status-quo te beschermen. Alhoewel ik zelf aanhet hoofd sta van een grote bureaucratie heb ikgeen vertrouwen in een bureaucratie. Bureaucra-tieën moeten altijd uitgedaagd worden. Een onaf-hankelijke ombudsdienst kan deze taak op zichnemen. Er zijn wel een aantal valabele argumentendie tegen de oprichting van een ombudsdienst plei-ten. Voor mij is het debat echter niet afgesloten. Wemogen echter ook niet overdrijven. Er is de wetOnkelinx, we hebben het klachtendecreet en wehebben de Vlaamse Ombudsdienst. Langs de ande-re kant is het natuurlijk ook zo dat een ombuds-dienst op allerlei vlakken een positieve dynamiekheeft weten te bewerkstelligen in andere grote or-ganisaties zoals de NMBS en de Post.

De heer Marc Van den Brande : Wij zijn uitdrukke-lijk tegen de oprichting van een dergelijke dienst.Op verschillende echelons wordt er immers reedsgewerkt aan het probleem van het pesten. De ver-trouwenspersoon werkt inderdaad enkel op een in-tern niveau. Dit is echter enkel omdat men zo laag-

drempelig mogelijk wil werken. De preventieadvi-seurs hebben doorgaans een externe functie. Velevan onze basisscholen hebben immers maar eenbeperkt aantal personeelsleden. Preventieadviseursworden vaak ingehuurd uit arbeidsgeneeskundigediensten en werken dus vaak op totaal onafhanke-lijke manier. Hetzelfde geldt overigens ook voor demedische inspectie. Over het echelon van de ar-beidsrechtbanken bestaat geen enkel probleem.Arbeidsrechtbanken werken zeker totaal onafhan-kelijk. Ergens tussen beide niveaus zit de vzw Li-mits. Ook deze vzw heeft al heel wat puik werkverricht.

Verschillende niveaus vind ik een goede zaak. Dedrempel moet hoger om het aantal juridische be-twistingen te beperken. Wat zal een ombudsdienstprecies doen ? Welke taken zal die dienstvervullen ? Welke juridische bevoegdheden zal diedienst precies krijgen ? Ik zou niet graag hebbendat de rechtbank bevoegdheden moet afstaan aanzo’n ombudsdienst.

De heer Patrick Weyn : Ik loop niet echt warmvoor zo’n ombudsdienst omdat lokale problemenniet opgelost mogen worden door een centralestructuur. Zo lopen we immers het risico dat menop lokaal niveau zijn verantwoordelijkheid nietmeer zal nemen. Maar als men op lokaal niveaugeen oplossing vindt, moet er uiteraard een uitwegzijn op een ander niveau. Ik geloof echter niet dateen ombudsdienst met juridische bevoegdhedendaarvoor binnen de huidige structuur de aangewe-zen instelling is.

De heer Eddy De Waele : Ik zou graag verwijzennaar de woorden van mevrouw Vandekerckhove.Zij vroeg welke bevoegdheden en opdrachten zo’nombudsdienst zou krijgen. Gaat zo’n dienst bemid-delen of alleen maar doorverwijzen ? Uiteindelijkzal men na een aantal keren doorverwijzen op-nieuw bij dezelfde instantie uitkomen. Hoe zinvolis dat ? Misschien moeten we eens nagaan of we devooropgestelde bevoegdheden niet beter kunnentoekennen aan een bestaande instantie. De school-besturen/inrichtende machten kunnen niet optre-den tegen het personeel vanwege het statuut, maareen ombudsdienst zou dat wel kunnen. Dat is on-mogelijk.

De voorzitter : Het is nu aan het Vlaams Parlementom een aantal aanbevelingen te formuleren. Datwordt geen makkelijke opdracht. Nu het taboe datop ongewenste seksuele intimiteiten rustte, stilaanis verdwenen, vraagt men nu aandacht voor pestenop school. Ik ontvang al geregeld e-mails over rod-delen op school. Ik vraag me soms af waar we zul-

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 64

Page 65: VLAAMS PARLEMENT

len eindigen. Ik vind het prima dat een aantalzaken bespreekbaar worden, maar als we voor elkthema een nieuwe instantie in het leven roepen,wordt het geheel algauw onoverzichtelijk.

4. BESPREKING

De voorzitter stelt dat de hoorzittingen voldoendestof hebben opgeleverd om aan de volgende rege-ring de boodschap te geven hieruit de nodige con-clusies te trekken en er werk van te maken. Ver-mits er niet veel tijd meer rest, kan noch de rege-ring, noch het parlement voor het eind van de hui-dige legislatuur nog een concreet initiatief finalise-ren. Een voorstel van resolutie is zijn inziens niethet meest geschikte instrument.

De heer Karlos Callens merkt op dat de hoorzit-ting heel wat tegensprekelijkheden bevatte. Tijdensde hoorzitting kwam enerzijds duidelijk tot uitingdat er reeds heel wat initiatieven en organisatiesmet deze problematiek begaan zijn. Anderzijdsvroegen de verzoekers de oprichting van een om-budsdienst, waar de huidige Vlaamse ombudsmanheel wat vragen bij stelde.

De voorzitter heeft voor wat de vraag naar de op-richting van een ombudsdienst betreft duidelijkdoor diverse sprekers in de hoorzitting horen zeg-gen dat een dergelijke dienst geen juridische be-voegdheid kan hebben. Een ombudsdienst die juri-dische beslissingen kan nemen, gaat immers voor-bij aan de roeping van een ombudsdienst.

De heer Dirk De Cock sluit zich hierbij aan. Elk in-dividu heeft de mogelijkheid een beroep te doenop een onafhankelijke rechtsgang. Dit zou in con-flict kunnen komen met een juridische rol voor deombudsdienst.

Ook de heer Gilbert Van Baelen gaat hiermee ak-koord. Bij het begin van de hoorzitting was hij vanmening dat een nieuwe structurele oplossing –zoals een ombudsdienst met juridische bevoegdhe-den – moest worden opgezet om mensen een laat-ste kans te geven vooraleer rechterlijke stappen temoeten zetten. Hij is, mede door de reeds geformu-leerde bezwaren die tijdens de hoorzitting aan bodkwamen, afgestapt van dit idee.

De hoorzitting heeft hem er wel van overtuigd dater een bijkomend structureel initiatief moet komenom knelpunten en klachten over pesten in het on-derwijs te kanaliseren. Hij weet zelf echter nietonder welke vorm een dergelijk initiatief moetworden opgezet of georganiseerd.

De getuigenissen tijdens de hoorzitting waren vol-gens de heer Van Baelen uiterst schrijnend. Hij ver-wijst in dit kader naar de rol van de media die der-gelijke omstandigheden uit hun verband rukken,doen escaleren en/of doen blokkeren.

Hij is van mening dat de commissie de verzoekersen de sprekers van de hoorzitting een ordentelijkbesluit moet voorleggen. Daarbij moet hen duide-lijk gemaakt worden dat een concrete oplossing inde huidige legislatuur niet meer haalbaar is. Ermoet zijns inziens wel een oproep komen om meerbekendheid te geven aan de vzw Limits als bemid-delingspartner. Tot slot steunt hij het voorstel omvanuit de commissie een signaal te geven naar denieuwe regering om de ernst van deze thematiek teonderstrepen en aan te dringen op een structureleoplossing in de loop van de volgende legislatuur.

Ook de heer Dirk De Cock wijst op de tegenstrij-digheid tussen de openheid en bespreekbaarheidvan een pestprobleem en de mediatisering ervanwaardoor bemiddeling onmogelijk wordt.

De heer André Van Nieuwkerke verruimt de pro-blematiek van het pesten naar onhebbelijk gedragin het algemeen waarin ook ongewenst seksueelgedrag, roddelen, geweld, enz … zijn inbegrepen.Het zijn alle fenomenen die zich in elk bedrijf of inelke overheidsdienst kunnen afspelen. Men kanniet voor één bepaald probleem een aparte struc-tuur opzetten. Er is volgens hem meer nood aaneen meer algemene structuur die al de vermeldeproblemen kan opvangen.

Sinds 2002 is er de federale wet over het pesten ophet werk die reeds in een bepaalde structurele op-vang en begeleiding voorziet. Iedereen, met inbe-grip van het onderwijs, is verplicht deze wet toe tepassen. Het zou nuttig zijn na te gaan in welkemate deze wet in de onderwijssector werd geïmple-menteerd.

De voorzitter is het erover eens om aan de rege-ring, i.c. de minister van Onderwijs en de minister-president, met het oog op de vorming van eennieuw regeerakkoord voor de volgende legislatuur,mee te delen dat de pestproblematiek een belang-rijk gegeven is. Daar moet dringend een oplossing– die nog niet kon uitgeklaard worden – voor wor-den uitgedokterd.

Het is zijns inziens in die zin nuttig een gelijkaardigschrijven te richten aan de federale minister ver-mits er hieromtrent federale wetgeving bestaat.Daarbij kan men erop aandringen in het kader vande anti-pestwet bijzondere aandacht te besteden

65 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 66: VLAAMS PARLEMENT

aan de problematiek van het pesten in het onder-wijs.

De heer Gilbert Van Baelen brengt aan dat met hetoog op de opstelling van het regeerakkoord, eengelijkaardige brief moet overgemaakt worden aande partijsecretariaten die de onderhandelingspart-ners daarvan zijn. Bovendien zou het nuttig zijnook de secretaris-generaal van het departementOnderwijs hiervan op de hoogte te brengen.

De leden gaan akkoord met deze besluitvorming.

5. CONCLUSIE

De Commissie voor Onderwijs, Vorming en Weten-schapsbeleid,

na kennis genomen te hebben van :

– het collectief verzoekschrift van de heer MarcVan Roosbroeck c.s. over pesten op school ende oprichting van een neutrale ombudsdienstvoor alle netten van het Vlaams onderwijs ;

– de standpunten van de diverse sprekers tijdensde hoorzittingen ;

– de standpunten van de leden ;

en overwegende dat :

– de wet van 11 juni 2002 betreffende de bescher-ming tegen geweld, pesterijen en ongewenstseksueel gedrag op het werk reeds een juridi-sche context biedt ;

– een ombudsdienst met juridische bevoegdhedenvoorbij gaat aan de opdracht van een ombuds-dienst en in conflict kan komen te staan met derechterlijke procedures ;

– de huidige legislatuur ten einde loopt waardoorniet voldoende tijd rest om nog voor de verkie-zingen van 13 juni 2004 tot een daadwerkelijkafdoende oplossing voor de pestproblematiek inhet onderwijs te komen ;

beslist aan :

– de Vlaams minister van Onderwijs en Vorming ;

– de Vlaamse minister-president ;

– de secretaris-generaal van het departement On-derwijs ;

met het oog op de opstelling van het nieuw Vlaamsregeerakkoord voor de volgende legislatuur 2004-2009 een brief over te maken waarin wordt gestelddat :

– de pestproblematiek in het onderwijs een uiter-mate belangrijk gegeven is ;

– een concrete oplossing zich opdringt,

en aan de federale minister van Werk en Pensioe-nen en de federale staatssecretaris voor Arbeidsor-ganisatie en Welzijn op het Werk, een gelijkaardigebrief over te maken waarin bijkomend gevraagdwordt de toepassing van de wet van 11 juni 2002betreffende de bescherming tegen geweld, pesterij-en en ongewenst seksueel gedrag op het werk inhet onderwijs te onderzoeken.

De verslaggevers, De voorzitter,

Julien Gilbert DEMEULENAERE VANLEENHOVE

Kris VAN DIJCK

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 66

Page 67: VLAAMS PARLEMENT

Bijlage 1 :

Tekst van het collectief verzoekschrift over pesten op school en de oprichting van een neutrale ombudsdienst voor alle netten van het Vlaams onderwijs

67 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 68: VLAAMS PARLEMENT

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 68

Page 69: VLAAMS PARLEMENT

El 69 Stuk 2157 (2003-2004) - Nr. 1

Lier, 2 I december 2003

Betreft: Verzoekschrift voor een hoorzitting in de Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid van het Vlaams Parlement in verband met verregaande pesterijen en schrijnende wantoestanden in het Vlaamse onderwijs én de oprichting van een neutrale, onafhankelijke, objectieve en juridisch bevoegde OMBUDSDIENST voor alle netten van het Vlaamse onderwijs.

Geachte heer/mevrouw,

Ik verwijs in eerste instantie naar het verslag van de interpellatie d.d. 4 december 2003 over de problematiek van zogenaamde mobbing in de Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid, gekend als ‘P7uatm Parlement - C69 - OND8 - donderdag 4 december 2003’. Een interpellatie die gebeurde op initiatief van de Vlaamse parlementsleden de heren Luc Martens (CD&V), Luk Van Nieuwenhuysen (VB), Kris Van Dijck (N-VA) en Frans Ramon (Groen!) aan het adres van mevrouw Marleen Vanderpoorten (VLD), Vlaams minister van Onderwijs en Vorming.

Het verheugt ons ten zeerste dat onze Vlaamse volksvertegenwoordigers net zoals vele gepeste leerkrachten en ouders gewonnen zin voor een HOORZITTING en voor een OMDUDSDIENST.

In de interpellatie d.d. 4 december 2003 werd meermaals verwezen naar het boek ‘De pest op school’(ISBN 90 56 17 499 l), naar het onderzoek door het onderwijsblad ‘Klasse’ (Klasse nr. 128 van oktober 2002) en naar de VZW Limits. Ik citeer derhalve enkele uitspraken uit de reportage ‘De pest op school’ in ‘De Standaard’ d.d. 27 oktober 2003 van de heer Jan Van Parijs van de VZW Limits: “Limits krijgr jaariijh 200 klachten van gepeste leerkrachten. (...) Sinds 1 januari mag Limits niet meer als bemiddelaar optreden bij klachten over pesten in het onderwijs. ”

Als coauteur van het boek ‘De pest op school’ (ISBN 90 5617 499 1) van uitgeverij Van Halewyck wens ik te benadrukken dat we met het publiceren van dat boek slechts &n doel voor ogen hadden, namelijk de ernst en de gevolgen van pesterijen en machtsmisbruik in het Vlaamse onderwijs toe te lichten en zo te komen tot een oprichting van een onafhankelijke en juridisch OMBUSDIENST voor ALLE netten en ALLE niveaus in het Vlaamse onderwijs.

Vervolgens verwcs ik andermaal naar een recent artikel in ‘De Standaard’ d.d. 05/12/2003 met name: “Meldingen van pesten op school een derde hoger - Minister niet gewonnen voor ombua%dienst. ” en

het artikel in ‘Het Nieuwsblad’ d.d. 05/12/2003: “Leerkrachten steeds vaker slachrofirpesterijen. *’

Ik maak van de gelegenheid gebruik om ook nog even te refereren naar de artikels in ‘De Standaard’ d.d. 25lO412002: “Gepeste leraars vragen ombudrdienst. ” en ‘Gazet van Antwerpen’ d.d. 2610412002: “Gepesfe leerkrachten willen gehoor vinden - Vanderpoorten overweegt ombu&dienst onderwijs. ”

Naar aanleiding van het verschynen van het boek ‘De pest op school’ verwijs ik ook nog naar volgende artikels in dag- en weekbladen:

. ‘De Morgen’ Boeken d.d. 15/10/2003: ‘Mare Van Impe en Mare Van Roosbroeck auteurs van ‘De pest op school’ en Jan Van Parijs (vzw Limits) openen o.l.v. Paul Muys debattenreeks op boekenbeurs Antwerpen’

. ‘Het Nieuwsblad’ op zondag d.d. I9/10/2003: ‘Meester, hij begint weer’ l ‘De Standaard’ d.d. 27/10/2003: ‘De pest op school’ . ‘Ons Lier’ d.d. 24/10/2003: ‘Geef Vlaams onderwijs een ombudsdieost’ . ‘Dag Allemaal’ d.d. 21/10/2003: ‘Goede leraars worden monddood gemaakt en psychisch

genekt’ 0 ‘Libelle’ d.d. 2O/l 1/2003: ‘Pesten, pestte, gepest . . .’

Page 70: VLAAMS PARLEMENT

Stuk 2157 (2003-2004) - Nr. 1 El 70

. ‘Telefacts’ d.d. 22/10/2003: ‘De pest op school’

. ‘De Nieuwe Wereld’ d.d. 29/10/2003: ‘De pest op school’

Aangezien Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, mevrouw Marleen Vanderpoorten naar onze bescheiden mening duidelik de ernst van de pesterijen in het Vlaamse onderwis niet op passende wijze wenst te erkennen, zouden wij met een heterogeen samengestelde groep personeelsleden uit het Vlaamse onderwijs (zowel mannen als vrouwen, jong en oud, van alle niveaus en uit alle Vlaamse onderwijsnetten) aan de hand van hard bewijsmateriaal graag de ernst van de toestand komen toelichten aan de Commissie Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid, zodanig dat de beoogde OMBUDSDIENST voor ALLE Vlaamse onderwijsnetten alsnog zou worden opgericht.

BG deze groep van getuigen zijn er inderdaad een aantal personen die bij het gerecht een klacht met burgerlijke partijstelling hebben ingediend. Alhoewel deze gerechtelijke onderzoeken nog niet volledig zijn afgelopen zijn deze getuigen toch bereid - omwille van het algemeen belang, omwille van de dringende noodzaak aan een neutrale OMBUDSDIENST en omwille van de ernst van de gepleegde feiten (zie ondermeer ook het verhaal van mevrouw Diane Knudde in ‘De Standaard’ d.d. 27 oktober 2003) - toch te komen getuigen in de door ons hierbij uitdrukkelijk gevraagde hoorzitting.

In bijlage bezorgen wij u enerzijds een lijst van personeelsleden en ouders uit het Vlaams onderwijs die maar al te graag hun persoonlijke pestproblematiek zouden willen komen toelichten en anderzijds een aantal van de 15.000 handtekeningen die we weldra zullen hebben ingezameld met onze petitie.

Tot slot bezorg ik u in bijlage nog een aantal relevante persartikels (los van de reeds hierboven vermelde artikels en los van de persartikels vermeld in ‘De pest op school’ op pagina 22), allemaal in verband met dramatische verhalen aangaande pesterijen en zelfdoding van leerlingen in ons onderwijs:

. ‘Ik blijf thuis tot ze stoppen me1 pesten. Tienjarige Jelle Spooren is jarenlang getreiter van klasgenootjes beu. ’ (Het Belang van Limburg d.d. 02/12/03).

. ‘Gepeste jongen (8) met hartklachten naar ziekenhuis. We zijn het beu telkns van de schooldirectie te horen: “Pesten is van alle tijden. “‘(Het Laatste Nieuws d.d. IYl2/03).

. ‘Moeder in hongerstaking voor haar gepeste zoon. ’ (Het Nieuwsblad d.d. 2703103).

. “Heijn zoon is doodgepest. En niemand heeft er wat aun gedaan. ” (Humo 3813288 d.d. 09/‘09/03)

. ‘Vader klaagt in aangrijpend overlijdensbericht politie en schooi aan voor zelfmoord zoon (17). Steve werd kapot geïntimideerd’(Het Laatste Nieuws d.d. 29/08/03).

0 ‘Gestrafre scholier (17) stapt onder trein. ’ (Het Laatste Nieuws d.d. 16/10/03). . ‘Leraar op rust houdt petitie voor pest-ombudsdienst. Mare Van Roosbroeck (46) wil met

IS. 000 handtekeningen hoo&ting in Vlaams parlemenl ’

In de hoop op een gunstig antwoord tekenen wij inmiddels met oprechte hoogachting,

Mare V&&oosbroeck Benedenbaan 46 2500 Lier tel. & fau: 031488.06.34 gsm: 0497l54.37.08 e-mail:

Page 71: VLAAMS PARLEMENT

Bijlage 2

Intentieverklaring en vijf hoofddoelstellingen van het ‘anti-pest-TEAM-op-school’

71 Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1

Page 72: VLAAMS PARLEMENT

Stuk 2157 (2003-2004) – Nr. 1 72

Page 73: VLAAMS PARLEMENT

El 73 (Stuk (2003-2004) -Nr. l(

Intentieverklaring en vijf hoofddoelstellingen van ‘het anti-nest-TEAM-op-school’

1) ‘Het anti-pest-TEAM-op-school’, verder kortweg genoemd ‘het anti-pest-TEAM’. is een vreedzame en positief geïnspireerde actiegroep bestaande uit tientallen enthousiaste en gedreven ouders van gepeste en/of gediscrimineerde leerlingen of studenten en (gepeste) leerkrachten - zowel van autochtone als van allochtone origine - die belangeloos de handen in elkaar hebben geslagen om op een constructieve en opbouwende manier aandacht te vragen voor ernstige problemen en dramatische toestanden waarmee ons Vlaamse onderwijs te kampen heeft. Wij willen ten allen prijze drama’s zoals die zich recent in Nederland hebben voorgedaan voorkomen. Daarenboven wil ‘het anti-pest-TEAM’ zoveel mogelijk positieve ideeën en voorstellen of alternatieven aanreiken om te komen tot een klantvriendelijker en voor alle partijen aangenamer onderwijs. Kortom ‘het anti-pest-TEAM’ is een heterogeen samengestelde groep - bestaande uit ouders van gepeste eniof gediscrimineerde leerlingen of studenten én (gepeste) leerkrachten, directies, opvoeders, en alle andere personeelsleden van gelijk welk niveau in Vlaamse scholen van alle mogelijke onderwijsnetten, maar ook bestaande uit opvoeders in internaten en opvangcentra tot zelfs lesgevers binnen de VDAB - met niets dan positieve ideeën en doelstellingen! Met onze actiegroep ijveren wij voor meer openheid, wederzijds respect en luisterbereidheid dit teneinde het welbevinden van alle betrokken partyen te vergroten en zodoende verzuring, frustratie en ander negativisme op school een halt toe te roepen. Binnen onze groep bevinden zich naast heel wat ouders van gepeste leerlingen ook een groot aantal leerkrachten en andere personeelsleden die zelf het slachtoffer zijn van pesterijen, wantoestanden, machtsmisbruik en discriminatie, en waar de daders van deze pesterijen, barbaars machtsmisbruik, schrijnende wantoestanden, discriminatie en ongewenst seksueel gedrag voornamelijk de directie, de beheerder, de pedagogisch-adviseur of inspecteur, de controlegeneesheer, de lokale schoolraad, de inrichtende macht zijn. Het gaat hier in eerste instantie om ‘praktijken’ in Vlaamse scholen van alle netten en alle niveaus, om internaten, om opvangcentra, maar ook enkele lesgevers binnen de VDAB, zelfs twee gewezen inspecteurs hebben zich bij ons TEAM gemeld. Schrijnend is voornamelijk dat de daders die zich vaak als echte machtswellustelingen misdragen, vaak ook nog hogere bescherming genieten.

2) De eerste hoofdbekommernis van ‘het anti-pest-TEAM’ is dan ook zondermeer dat er zo spoedig mogelijk werk zou gemaakt worden van de oprichting van een neutrale, onathankelijke, objectieve, maar in hoofdzaak juridisch (*) bevoegde ombudsdienst (**) voor alle netten van het Vlaams onderwijs (***). Deze ombudsdienst zou dienen bemand te worden door juristen, geneesheren, psychologen, pedagogen, maar zeker en vast ook door een aantal ervaringsdeskundigen naar het voorbeeld van Child Focus. Binnen ‘het anti- pest-TEAM-op-school’, binnen de vzw Limits, binnen de vzw Sasam, . . zijn beslist reeds een aantal erg waardevolle ervaringsdeskundigen beschikbaar.

(*) Met juridisch bevoegde ombudsdienst bedoelen we zondermeer een ombudsdienst met onbeperkte onderzoeksbevoegdheid, d.w.z. dat men directies, beheerders, . . . die weigeren mee te werken aan het onderzoek of die weigeren mee te werken aan een bemiddelingspoging, of naar het zoeken van een constructieve oplossing voor een bestaand probleem, . . kan verplichten om hieraan mee te werken en dat men ook inzage kan nemen in alle noodzakelijke dossiers en documenten, iets wat de vzw Limit

x maar al te vaak geweigerd wordt.

a y+4mti.w

(**) Deze op te richten Vlaamse ombudsdienst voor het onderwijs zou naar onze bescheiden mening over een gratis 0800 nummer dienen te beschikken en moet zo spoedig mogelijk hulp kunnen bieden aan ouders, leerlingen, studenten, leerkrachten, (onderhouds)personeelsleden, directies, inspecteurs, . . . die te maken krijgen met alle vormen van pesterijen, wantoestanden, machtsmisbruik en discriminatie en dit naar het voorbeeld van de Post, de NMBS, .__ die op korte tijd hun nut reeds hebben bewezen.

(***) Wij opteren voor een overkoepelende en netoverschrijdende Vlaamse ombudsdienst ver weg van de lokale schoolgemeenschappen of inrichtende machten en dit om elke vorm van favoritisme of beiinvloeding te weren.

3) Ten derde zouden wij namens ‘het-anti-pest-TEAM’ aan onze Vlaamse Parlementsleden willen verzoeken om een extern auditbureau met ondenoeksbevoeedheid een DERTIGTAL schrijnende dossiers met harde bewijsstukken te laten onderzoeken; liever nog - gezien de ernst van de feiten - hiervoor een parlementaire ondenoekscommissie te willen samenstellen.

Tegelijkertijd zijn wij als ‘anti-pest-TEAM’ uitdrukkelijk vragende partij om personen die dit extern auditbureau met onderzoeksbevoegdheid, deze parlementaire onderzoekscommissie of deze nieuw op te richten Vlaamse ombudsdienst voor het onderwijs, op gelijke welke wijze zouden misbruiken, door bijvoorbeeld valse verklaringen af te leggen of door bijvoorbeeld nepdossiers aan te bieden ernstig gesanctioneerd zouden worden, yergelijkbaar met meineed, valsheid in geschrihe, . . .

Page 74: VLAAMS PARLEMENT

Stuk 2157 (2003-2004) - Nr. 1 El 74

Om die reden zouden wij het dan ook opportuun vinden mocht in dit extern auditbureau met onderzoeksbevoegdheid, deze parlementaire onderzoekscommissie of deze nieuw op te richten Vlaamse ombudsdienst voor het Onderwijs een beroepsmagistraat zetelen die personen onder eed kan ondervragen.

Wij vragen dan ook zondermeer dat wanneer deze DERTIG dossiers grondig, dus tot op het bot, zijn onderzocht en wanneer als gevolg daarvan wordt aangetoond dat hier corruptie, fraude, machtsmisbruik, psychisch of fysiek geweid, kortom elke vorm van grensoverschrijdend gedrag aanwezig is, ._. ijveren wij ervoor dat de slachtoffers volledig in ere zouden worden hersteld, hun geleden (morele, materiële en financiële) schade zou vergoed worden en dat de daders zich voor een rechtbank zouden dienen te verantwoorden.

Personen die als gevolg van de hoger vermelde verwerpelijke feiten verplicht werden vervroegd op pensioen te gaan, ijveren voor een correcte aanpassing van hun pensioen. Met andere woorden dat in dat geval de ‘verloren’ jaren zouden worden meegeteld als gepresteerde jaren, waardoor de slachtoffers een normaal pensioen zouden bekomen, als vorm van eerherstel.

4) Verder verzoeken wij onze Vlaamse Parlementsleden er nauwlettend te willen op toezien dat directies, beheerders, .._ die worden aangeklaagd door gepeste leerkrachten, gepeste personeelsleden of ouders van gepeste leerlingen zelf de kosten van een advocaat dienen op te hoesten en niet zoals dat nu gebeurd een advocaat krijgen op kosten van de gemeenschap. Voornamelijk het Gemeenschapsonderwijs en hun lokale schoolraden zijn hierin echte meesters!

Om verder een einde te stellen aan het vaak schrijnende en barbaarse machtsmisbruik van bepaalde directies, beheerder, _. . zowel in scholen, internaten, opvangcentra, _.. hebben er ons toe aangezet om volgend voorstel te doen aan onze Vlaamse Parlementsleden.

Voor toekomstige directies, beheerders, . . . zouden we bijgevolg een mandaat van maximum 5 schooljaren willen voorstellen. Iedere schooljaar zou de directie, de beheerder, . . . op een volstrekt anonieme manier. bijvoorbeeld door een anonieme vragenlijst, moeten kunnen geëvalueerd worden enerzijds door alle ouders en anderzijds door alle personeelsleden: leerkrachten, onderhoudspersoneel, . . .

Wanneer de evaluatie van een bepaalde directeur, beheerder, . . . tijdens een bepaald schooljaar niet positief zou zijn, is remediëring nog steeds mogelijk. Bij een gunstige evaluatie na vijfjaar (bijvoorbeeld minimum 75 04) kan die ambtstermijn vanzelfsprekend met vijf jaar verlengd worden. Goede directies zouden zo niet alleen moreel, maar ook financieel kunnen beloond worden. Dictators, machtswellustelingen, pestkoppen, e.a. zouden op deze democratische wijze bedankt worden voor bewezen diensten. Tenslotte zijn ouders de klanten en leerkrachten e.a. personeelsleden onmondig en machteloos tegen de grillen van bepaalde directies, beheerders, . . .

Wij willen jullie volgende oneliner van Sheila Munro, auteur van ‘Pesten bij kinderen’ niet onthouden: “Mensen die pesten doen dat meestal om zich ‘groot’ en machtig te voelen, vaak omdar ze zich van binnen ‘klein ’ en machteloos voelen. ”

Wij ijveren vanzelfsprekend voor een betere opleiding voor toekomstige directies - een echte vakopleiding op maat van echte managers cfi. DHOS - met meer aandacht voor human resources en managementtechnieken, luisterbereidheid en communicatietechnieken, . . . dit alles in het belang van een gezond schoolklimaat waar tijd gemaakt wordt om te luisteren en te praten met elkaar zowel met leerlingen, studenten, ouders, collega’s, . . .

Vanzelfsprekend dienen de toekomstige directeurs in eerste instantie over een pedagogisch basisdiploma te beschikken, een aantal jaren nuttige ervaring te kunnen aantonen, zich aan een aantal psychologische bekwaamheidstest te laten onderwerpen En vervolgens een driejarige cursus met succes doorlopen hebben. Vanzelfsprekend wordt aan het behalen van het directeursbrevet na een driejarige (weckend of avondschool) opleiding een passende financiële beloning ter compensatie voorgesteld, vergelijkbaar met de stafbrevethouders bij het Belgische leger.

5) Tot slot is één van de vijf hoofddoelstellingen en bekommernissen van ‘het anti-pest-TEAM’ is meer aandacht en begrip te vragen voor wat wij noemen de DYS-kinderen (dyslexie, dyscalculie, dysfasie, . ..). voor andersvaliden en kansarmen, maar ook voor de werkomstandigheden van hun leerkrachten en opvoeders. Tenslotte wil het ‘anti-pest-TEAM’ een aantal positieve ideeën en voorstellen of alternatieven aanbieden voor aangepaste lessen verkeersopvoeding (zowel in het basisonderwijs als in het middelbaar onderwijs) en voor méér Ijchaamsbeweging en sport op school. t

Page 75: VLAAMS PARLEMENT

El 75 Stuk 2157 (2003-2004) - Nr. 1

Ondergetekenden, verklaren zich volledig akkoord met de intentieverklaring en de vijf *het anti-pest-TEAM-op-school’.