the quest for lost knowledge - Talentontwikkelaar · kennisborging en kennisoverdracht moet...
Transcript of the quest for lost knowledge - Talentontwikkelaar · kennisborging en kennisoverdracht moet...
the quest for lost knowledgeVoor iedere professional op het gebied van kennismanagement
Reader DGM Kennismanagement 4-3-10
Hoeveel is uw bedrijfskennis (u) waard?
2
3
1. Project De Grijze Massa ................................................................................................... 4
1.1. Vergrijzing en en kennisverlies bij bedrijven ....................................................... 4
1.2. Project De Grijze Massa ....................................................................................... 4
2. Achtergronden bij het onderzoek ................................................................................. 5
2.1. Doelstellingen en Uitgangspunten ....................................................................... 6
2.2. Soft Systems Methodology .................................................................................. 6
3. Probleem analyse .............................................................................................................. 7
3.1. Problemen in kaart .............................................................................................. 7
3.2. Kennismanagement ............................................................................................ 8
4. Concepten en kaders ....................................................................................................... 9
4.1. Het DGM (De Grijze Massa) systeem .................................................................... 9
4.2. DGM kennismanagement methode .................................................................... 10
4.3. De “onontdekte” best practice (OBP) .................................................................. 10
5. Pilot Projects .................................................................................................................... 11
5.1. Hypervideo ....................................................................................................... 11
5.2. Pilotprojecten: Istimewa Elektro en Ontop B.V. .................................................. 12
5.3. Evaluatie ........................................................................................................... 13
5.4 KRA ................................................................................................................... 13
6. Terugblik en vooruitkijken ........................................................................................... 13
6.1. Terugblik .......................................................................................................... 13
6.2. Vooruitkijken .................................................................................................... 14
7. Literatuurlijst ................................................................................................................... 15
Inhoudsopgave
4
Vergrijzing en kennisverlies bij bedrijven. Vanaf 2006 ontving een groep Zeeuws
ondernemers signalen over problemen die
binnen bedrijven ontstonden door het vertrek
van medewerkers die de pensioengerechtigde
leeftijd bereikten. Ervaring en bedrijfskennis gaan
verloren, zo werd gevreesd.
De toegenomen zorg over kennisverlies stond in
verband met de vergrijzing. De grijze druk, het
aantal 65 plussers als percentage van de totale
bevolking, was vanaf 2000 sterk aan het groeien.
Was in 2000 de grijze druk nog 21,9%, in 2015
zou deze naar verwachting zijn opgelopen tot
30,5%. De Zeeuwse cijfers lagen nog hoger: van
27,6% in 2000 tot 34.9 % in 2015.1
(Zie onderstaande grafiek)
0,0
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
35,0
40,0
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
V ergrijz ing Nederland
V ergrijz ing Zeeland
Figuur 1: Vergrijzing uitgedrukt in percentage van de totale bevolking in de periode 2000-2015
Vanaf 2000 werd op landelijk beleidsniveau
ingespeeld op de grote maatschappelijke gevolgen
van de vergrijzing zoals de betaalbaarheid van
de gezondheidszorg en het pensioenstelsel. De
landelijke bewustwording van de gevolgen voor
het bedrijfsleven, en met name voor individuele
bedrijven, kwam later op gang. In 2007 schetste
Jan van Zijl, voorzitter van de Raad voor Werk en
Inkomen, de gevolgen van de vergrijzing voor
organisaties. Naast stijging van de gemiddelde
leeftijd en veranderende leeftijdsopbouw van
het personeelsbestand, noemde hij expliciet het
verlies van ervaring en bedrijfskennis.2
De Zeeuwse ondernemers Herbert Dettingmeijer
(Wende Personeelsdiensten), Marcel
Urgert
(men@work) en Sabine Verburg
(Verburg Advies) namen het
initiatief om op regionaal niveau
onderzoek te organiseren naar de
mogelijkheden van kennisbehoud.
Hiertoe werd de stichting De Grijze
Massa opgericht.
Project De Grijze Massa De initiatiefnemers vonden een
samenwerkingspartner in de
Hogeschool Zeeland (HZ).
Het initiatief paste in het streven
van Hans de Bruin, lector ICT, om
de HZ praktijkgericht onderzoek
op het gebied van Zeeuwse
maatschappelijke en economische
vraagstukken uit te voeren. Het was bovendien een
1. Project De Grijze Massa
1 Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) 2 Speechtekst Jan van Zijl uitgesproken tijdens de Landelijke Conferentie Arbo en re-inegratie (Performa Beurs) op woensdag 3 oktober 2007.
5
mogelijkheid voor HZ om zich te profileren
als aanjager van vernieuwing en innovatie.
Onderzoeksproject De Grijze Massa (DGM) ging
medio 2007 van start als een gezamenlijk project
van HZ en Stichting De Grijze Massa. Opzet en
uitvoering van het onderzoek werd geleid door
Marco Lengton die als docent en onderzoeker was
en is verbonden aan het lectoraat ICT.
In de voorbereiding tot het project bleek dat
weglekkende bedrijfskennis in brede kring werd
gezien als een probleem. De Grijze Massa kon
rekenen op de belangstelling van bedrijven, lokale
overheden, branche organisaties, vakbonden
en provinciale bestuurders. Provincie Zeeland
en Stichting Innovatie Alliantie werden bereid
gevonden het project te ondersteunen. In de
loop van het project stapte De Grijze Massa als
project in het Interreg IV programma DC NOISE.
Hiermee werd het project deel van een Europees
netwerk van regio’s die initiatieven ontplooien
om negatieve effecten van demografische
veranderingen tegen te gaan.
Stichting De Grijze Massa en HZ waren van
mening dat de participatie van bedrijven in het
project zeer belangrijk was. De behoeften van
bedrijven dienden leidend te zijn. Om het project
beheersbaar te houden, werd gekozen voor een
focus op regionale bedrijven in de maaksector.
Een aantal middelgrote en grote, voornamelijk
Zeeuwse bedrijven verbond zich aan het project:
Cegelec Business Unit Industry, Moerdijk•Eyke Hoogendoorn, Terneuzen•Heerema, Vlissingen•Imtech Industry, Bergen op Zoom•Istimewa Elektro, Vlissingen-Oost•Metaloterm Ontop, Middelburg•Nemag, Zierikzee•PTS Machinery, St. Jansteen•Damen Schelde Naval Shipbuilding, •Vlissingen
Spie Nederland, Breda•SZV, Terneuzen•
2. Achtergronden bij het onderzoek
Doelstellingen en UitgangspuntenIn de voorbereidingsfase werden enkele brede,
algemene doelstellingen van het project
geformuleerd:
Het tegengaan van kenniserosie bij •bedrijven;
Het systematisch borgen van waardevolle •kennis van oudere werknemers;
Het beschikbaar stellen van deze kennis •binnen bedrijven;
Innovatie van bestaande kennissystemen.•Om deze doelstellingen te realiseren zou het
onderzoek zich moeten richten op de
ontwikkeling van een innovatieve methodiek
voor het (her)waarderen, borgen, beschikbaar
stellen en overdragen van bedrijfsspecifieke
kennis. Deze grote lijnen werden opzettelijk
niet verder uitgewerkt. Het onderzoeksproject
was van mening dat voor praktisch en
resultaatgericht onderzoek het belangrijk was
dat de probleemdragers zelf het probleem en
oplossingsrichtingen (mee)formuleerden. Het
onderzoek kon niet buiten de ervaringskennis
van bedrijven. Het onderzoeksmodel was hierop
afgestemd.
6
Het onderzoeksteam formuleerde wel enige
aannames als leidraad bij het onderzoek.
Ten eerste werd uitgegaan van een breed
kennisbegrip waarbij Weggeman’s definitie
van kennis, namelijk de som van informatie,
ervaringen, vaardigheden en attituden, werd
gevolgd.3 Verder werd uitgegaan van het
onderscheid tussen expliciete kennis en impliciete
kennis. Expliciete kennis werd gezien als
geformaliseerde en gecodeerde kennis die relatief
makkelijk overdraagbaar is. Impliciete kennis
omvat daarentegen overtuigingen, gezichtspunten
en knowhow: kortom, de ‘gestolde ervaring’ van
een individu die niet expliciet is vastgelegd.4
Bedrijfskennis die verloren gaat door het vertrek
van medewerkers, zo werd aangenomen, behoort
hiertoe. Impliciete kennis is moeilijker over te
dragen.
Een andere aanname was dat kennisborging
en kennisoverdracht binnen bedrijven alleen
succesvol is als die nauw verbonden is met
de dagelijkse werkpraktijk. Zonder voldoende
raakvlakken heeft met wat op de werkvloer
werkelijk plaats vindt, is een systeem van borging
en overdracht niet praktisch en word door
medewerkers slecht onderhouden en weinig
geraadpleegd. Maatwerk en toepasbaarheid
werden gezien als sleutelwoorden van elke
succesvolle methode van kennisbehoud. Hiermee
hing de overtuiging samen dat kennistechnologie
en ICT niet in het luchtledige kunnen opereren.
Technologische toepassingen werden gezien als
nuttige en belangrijke ondersteuning, maar niet
als het panacee van kennisoverdracht.
Soft Systems Methodology In het onderzoek werd gebruik gemaakt
van action-based research. Dit is een
algemeen onderzoeksmodel dat inhoudt dat
probleemdragers nauw betrokken zijn bij de
definiëring van de problematische situatie en de
bijbehorende oplossingen plus implementatie.
De effecten van die oplossingen worden door
probleemdragers samen met de onderzoekers
geëvalueerd en hieruit volgt vervolgens een
nieuwe ronde van probleemstelling, oplossingen,
implementatie en evaluatie.
Een concrete invulling van action-based research
is de Soft Systems Methodology (SSM).5 Het is
een raamwerk dat uitermate geschikt is voor het
oplossen van complexe problematische situaties
in organisaties. Het raamwerk kent vier fasen: (1)
Finding out, (2) Model building, (3) Discussing
and debating en (4) Defining and taking action.
In de eerste fase wordt de problematische
situatie globaal in kaart gebracht. Wie heeft
het probleem? Hoe wordt er mee omgegaan?
Wat zijn de verschillende belangen die erbij
zijn betrokken? Vervolgens wordt in fase (2)
de verschillende gezichtspunten beschreven in
activiteitenmodellen. Op basis van deze modellen
wordt in fase (3) structureel gediscussieerd over
een voor alle partijen acceptabele aanpak. In
de laatste fase worden wenselijke en haalbare
oplossingen geïmplementeerd en de effecten
ervan geëvalueerd. De evaluatie dient als basis
voor een mogelijke nieuwe cyclus.
De beschreven fasen hoeven echter niet
noodzakelijkerwijs in deze volgorde aan bod
te komen. Het raamwerk is bij uitstek flexibel.
Visuele voorstellingen van de problematische
situatie, een zogeheten ‘rich pictures’ wordt bij
voorkeur in schetsvorm gepresenteerd om te
onderstrepen dat het probleem en bijbehorende
oplossingen niet vaststaan en aan veranderingen
onderhevig zijn.
3 Weggeman M., Kennismanagement; Inrichting en besturing van kennisintensieve organisaties, Scriptum, Schiedam, 1997
5 Checkland, P. & Poulter, J. Learning for Action: A Short Definitive Account of Soft Systems Methodology and its use for Practition-ers, Teachers and Students, John Wliey & Sons Ltd., 2006.
4 Nonaka, I. & Takeuchi H., The knowledge creating company: how Japaneses companies create the dynamics of innovation, New York, Oxford University Press, 1995.
7
Probleem in kaartOm in kaart te brengen hoe binnen de
deelnemende bedrijven aan het project werd
gedacht over het probleem van kenniserosie
werden een serie workshops gepland en
bedrijfsbezoeken afgelegd. Eind 2007 kwamen
vertegenwoordigers van de bedrijven voor het
eerst bij elkaar.
Alle deelnemers zagen het verlies van kennis als
een gevaar voor de eigen organisatie. Verder was
iedereen ervan overtuigd dat bestaande praktijken
en procedures in bedrijven tekort schoten om het
dreigende kennisverlies te keren.
De vooraf aan het onderzoek geformuleerde
aannames bleken gegrond te zijn, met een
belangrijke uitzondering. Voor de bedrijven was
vergrijzing niet de enige oorzaak van kennisverlies,
ook de flexibilisering van de arbeidsmarkt draagt
ertoe bij. Personeel blijft niet meer een groot
deel van het arbeidzame leven in dienst bij een
bedrijf, maar wisselt steeds vaker van baan.
Hiernaast kent de maakindustrie het probleem
van ontgroening. De instroom van nieuwe, relatief
jongere medewerkers blijft achter bij de behoefte.
De druk op de middengroep in een organisatie
neemt voortdurend toe: hetzelfde werk wordt
door minder handen gedaan. Aantasting van
het innovatieve vermogen is een door bedrijven
genoemd gerelateerd probleem. Noodzakelijke
veranderingsprocessen worden gedragen door de
kennis van projectleiders, teamleiders, shiftleiders,
kortom het middenkader van een bedrijf, en juist
deze groep voelt de toegenomen werkdruk en
vertrek van kennis en ervaring, zowel op eigen
niveau als op de processen waar verantwoording
voor wordt gedragen.
Niet alle kennis die in een bedrijf aanwezig is,
blijkt het waard te zijn om te borgen en over
te dragen. Zoals een deelnemer zei: “alleen de
kennis waarvan wij denken dat die nog over
een jaar of tien relevant is, is belangrijk voor
ons”. Dit impliceert twee dingen: (1) kennis
die de kernactiviteiten van een organisatie niet
raakt, is voor bedrijven niet interessant om te
behouden. (2) Er gaat niets verloren met het
verdwijnen van verouderde kennis. Tegengaan van
kenniserosie gaat dus om kennis die belangrijk is
voor bedrijven. Elke gestructureerde aanpak van
kennisborging en kennisoverdracht moet beginnen
met een kwalitatieve evaluatie van bedrijfskennis
die dreigt verloren te gaan.
Verschillende deelnemers wezen erop dat kennis
zich in vele vormen kan voordoen.
Binnen bedrijven wordt vooral een onderscheid
gemaakt tussen de kennis van werkuitvoerders
(blue collar workers) en werkvoorbereiders (white
collar workers). Dit onderscheid zou moeten
terugkomen in de manier waarop kennis wordt
geborgd en overgedragen.
Verder kwam aan de orde dat MKB bedrijven
kwetsbaarder zijn dan grote bedrijven. Het vertrek
van een ervaren medewerker komt in het MKB
harder aan en het ontbreekt de MKB ook aan
middelen om structureel zich bezig te houden met
kennisbehoud.
Zowel grotere als MKB bedrijven noemden
moderne versies van de meester-gezel relatie als
methode van gepraktiseerde kennisoverdracht. Het
houdt in dat een minder ervaren junior meeloopt
met een vakman om praktische, specialistische
3. Probleemanalyse
8
kennis te verwerven. Het gaat, met name in MKB
bedrijven, ongestructureerd en op ad hoc basis.
Ervaringskennis blijkt echter vaak ongrijpbaar.
Een vakman met ervaring heeft zijn kennis
geïnternaliseerd, hij doet dingen op gevoel.
Grip krijgen op het waarom van zijn handelingen
is moeilijk. Het is eerder regel dan uitzondering
dat een vakman moeite heeft met uitleggen
waarom hij iets op een bepaalde manier aanpakt.
Dit tast de effectiviteit van het meester-gezel
instrument aan.
Dit raakt een gerelateerd algemeen gevoeld
probleem. De meerwaarde van de kennis van
een specialist is bekend; hij doet hetzelfde werk
sneller en efficiënter dan een minder ervaren
collega. De manier waarop de vakman zijn
kennis benut, de kneepjes van het vak, zijn
niet geïdentificeerd en beschreven. Met andere
woorden: een bedrijf bezit verborgen kennis.
KennismanagementDat oudere werknemers doorgaans over een
aanzienlijke hoeveelheid kennis beschikken door
hun lange werkervaring is in kennismanagement
literatuur beschreven. Deze kennis wordt
wel eens ‘deep smarts’ genoemd, complexe
aan de persoon gebonden bekwaamheden
die berusten op ervaring.6 Het is praktische
en organisatiespecifieke expertise die wordt
gekenmerkt door emotionele intelligentie en
goede oordeelsvorming. Werknemers met ‘deep
smarts’ bezitten zowel het grote overzicht
(helikopter view) als inzicht in specifieke
problemen. Zij kunnen binnen korte tijd de juiste
beslissing nemen op het juiste niveau met de
juiste mensen. Dit gebeurt in de regel welhaast
intuïtief.
Het bovenstaande laat zien dat een algemene
kennismanagement analyse aan kan sluiten bij de
ervaringen van individuele bedrijven. Een logische
vraag is welke rol kennismanagement theorieën
en instrumenten kunnen spelen bij het tegengaan
van kennis erosie. Die vraag bleek moeilijker te
beantwoorden dan gedacht.
Sinds de jaren negentig zijn er een aantal
uiteenlopende concepten gelanceerd die voorzien
werden van het label “kennismanagement”.7
Deze concepten zijn grofweg te verdelen op basis
van de manier waarop bedrijfskennis benaderd
wordt:
Opslagbenadering (ICT dominant)1. Bedrijfsgeoriënteerde benadering (Business 2. Process Management dominant)
Mensgeoriënteerde benadering (Human 3. Resources Management dominant)
Bij de opslagbenadering ligt het zwaartepunt
op de opslag van informatie. Kennis wordt
losgekoppeld van de oorspronkelijke dragers en
opgeslagen in informatiesystemen of databases.
Deze IT-benadering had een belangrijke asset:
kennis wordt expliciet gemaakt en vervolgens
gecategoriseerd. In de jaren negentig werd het
gezien als dé manier van kennismanagement.
De nadelen bleken echter groot. In de praktijk
was er geen sprake van een opslag van kennis,
maar van informatie. Er werd geen of weinig
rekening gehouden met de manier waarop
vakmensen in het dagelijkse werk omgaan met
informatie en met de rol van persoonlijke en
ervaringsaspecten. Verder bleek onderhoud
van opslagsystemen lastig en duur als maximale
controle en compleetheid werd nagestreefd.
Een zuivere IT benadering van kennismanagement
is een zeldzaamheid geworden.
Bij de bedrijfsgeoriënteerde benadering (Business
Process Management) wordt kennismanagement
gezien als functie van bedrijfsdoelen en
bedrijfsprocessen. Kennisprocessen worden
ingebouwd in bedrijfsprocessen met gebruik-
making van concrete procedures en technieken.
Prestatie-indicatoren en kwaliteitsstandaarden
worden gebruikt om de factor kennis meetbaar
te maken. De managementtaal en de nadruk op
efficiëntie maakt deze benadering aantrekkelijk
voor business strategen en procesmanagers
binnen bedrijven. De benadering heeft als nadeel
dat het kan leiden tot (te) veel modellen en
6 Leonard, D. & Swap, W.C., Deep smarts: how to cultivate and transfer enduring business wisdom, Harvard Business School Press, 2005
7 Kramer R., Kennismanagement en vergrijzing, (niet gepubliceerd) 2007.
9
8 Fei Gao, Meng Li & Yoshiteru Nakamori, “Systems thinking on knowledge and its management: systems methodology for knowl-edge management”, Journal of Knowledge Management, vol. 6, nr. 1, 2002.
9 Lengton, M., “kennis in beweging, beweging in kennis”, HZ Discovery, nr. 7 (Special ICT), november 2009.
procedures die op afstand staan van het dagelijks
werk van de vakmensen op de werkvloer.
Bij de derde benadering wordt uitgegaan van de
leerpotentie en competenties van de medewerkers.
Kennis wordt overgedragen door de eerder
genoemde hedendaagse versies van de ‘meester-
gezel’-relatie en door Communities of Practice.
De kennis wordt overgedragen zonder dat deze
is losgekoppeld van de drager; er is overdracht
van impliciete kennis. In de praktijk vallen de
resultaten echter tegen omdat de mensgerichte
concepten niet eenvoudig zijn te vertalen in
bedrijfsprocessen.
De verschillende Kennismanagement benaderingen
hebben eigen methoden ontwikkeld op het gebied
van kennisbehoud. Wat opvalt, is dat veel van
die methoden een eenzijdige oplossingsrichting
aanbieden: òf de techniek, òf het bedrijfsproces
òf de individuele werknemer staat centraal. De
methoden van de verschillende benaderingen
zouden winnen aan effectiviteit als zij, op
een slimme manier gecombineerd, onderdeel
uitmaken van een integrale benadering van
kennismanagement.8
Uit de gezamenlijke probleemanalyse bleek dat
er een kloof bestaat tussen de academische
invulling van kennismanagement en de praktische
behoeften van bedrijven. Ook werd genoemd
dat kennismanagement methoden zijn gericht
op de situatie in het grootbedrijf en niet op die
van de MKB. Kennismanagement worden door
organisaties beoordeeld op hun toepasbaarheid
en effectiviteit. Methoden vinden slechts ingang
in bedrijven, en dit geldt met name voor het MKB,
als ze zijn “vertaald” van algemeen idee naar
toegesneden op een specifieke situatie en van
theoretisch model naar praktische invulling
4. Concepten en kaders
Op basis van de resultaten van de “finding out”
fase ontwikkelde Marco Lengton samen met
het onderzoeksteam theoretische kaders en
modellen.9
Het DGM (De Grijze Massa) systeemDe opbouw van het totale DGM onderzoek is
in figuur 2 weergegeven. De cirkels geven het
abstractieniveau aan van het onderzoek, van
concreet naar abstract en vice versa. De bedrijven
in de maakindustrie vormen als probleemdragers
de binnenste cirkel. Zij kennen de reële en
actuele problemen in de kennishuishouding.
In de volgende cirkel staat de DGM
kennismanagementmethode waarmee problemen
in de kennishuishouding opgelost kunnen worden.
De derde cirkel wordt gevormd door de
methodische aanpak die binnen het DGM
onderzoek werd gevolgd. De SSM methodologie
vormt als leidraad voor het onderzoek naar
de kennishuishouding de buitenste cirkel en
vertegenwoordigt het hoogste abstractieniveau.
SSM
DGMOnderzoeksmethode
DGMKennismanagement
Methode
Bedrijven
SSM
DGMOnderzoeksmethode
DGMKennismanagement
Methode
Bedrijven Figuur 2: De DGM Onderzoeksmethode
10
DGM kennismanagement methodeDe DGM kennismanagement methode stelt
bedrijven in staat om verbeteringen in de
kennishuishouding tot stand te brengen en
op zoek te gaan naar ongeïdentificeerde
en onbeschreven best-practices binnen de
organisatie.
De methode gaat uit van een cyclische benadering
van de kennishuishouding (zie figuur 3).
Evalueren
Borgen
Overdragen
Innoveren DGMKennismanagement
methode
Evalueren
Borgen
Overdragen
Innoveren DGMKennismanagement
methode
Figuur 3 De DGM kennismanagement methode
De eerste stap wordt gevormd door het evalueren
van de aanwezige bedrijfskennis en het bedrijf
zelf. Allereerst moet worden vastgesteld of de
grootte en aard van het bedrijf voorwaarden stelt
aan het gebruik van de methode. Vervolgens wordt
bepaalt wat de waarde is van de aanwezige kennis.
Welke kennis is het waard om te worden geborgd
en over te dragen?
Twee instrumenten zijn als oplossingsrichtingen in
ontwikkeling:
a. de klimaatmeter (analyse van het bedrijf) en
b. de Kennis-risicoscan (analyse van aanwezige
waardevolle kennis).
De tweede stap is het borgen van kennis.
Voor het borgen van praktische kennis in de
werkuitvoering, werk dat gerelateerd is aan
handwerk, is praktisch onderzoek gedaan naar de
mogelijkheden van een toepassing van hypervideo.
Voor het borgen van kennis van werkvoorbereiders
zijn stappen gezet in de ontwikkeling van het
diepte-interview als instrument.
De derde stap betreft het overdragen van
waardevolle kennis. Hierbij is van belang dat
de in het kader van de borging ontwikkelde
instrumenten kunnen worden ingezet in een
interactief proces van kennisoverdracht tussen de
vakman en de ontvanger van kennis.
De ontdekte waardevolle kennis is de basis
voor innovatie, de vierde stap. Beste practices
die voorheen niet bekend waren, worden,
geïdentificeerd en beschreven, onderdeel van het
bedrijfsproces. De verbeterde kennishuishouding
staat weer open voor evaluatie, waarmee een
nieuwe cyclus wordt gestart.
Uitgangspunt bij de DGM kennismanagement
methode is, analoog aan de SSM, flexibiliteit.
Alles staat ter discussie en alles staat open voor
verbetering. De methode draagt oplossingen
aan, maar leert ook van eigen specifieke vormen
van problemen in de kennishuishouding van
individuele bedrijven. Dit leerproces gaat door tot
dat de methode is uitgekristalliseerd en voor elke
kennishuishouding van toepassing is.
De “onontdekte” best practice (OBP)Een vakman werkt meetbaar sneller en efficiënter,
zonder dat bedrijven inhoudelijk weten waar
dit aan te danken is. De vakman doet blijkbaar
dingen die niet zijn geïdentificeerd en niet staan
beschreven. In het onderzoek is dit verschijnsel de
“onontdekte” best practice (OBP) genoemd.
OPB’s kunnen worden geïdentificeerd door gebruik
te maken van systeemtheoretische concepten als
design patterns en CTF (Controle-Transformatie-
Facilitatie) om recht te doen aan de complexiteit
van kennisbeheersing in een organisatie.
Kerngedachte hierbij is dat het geheel meer is dan
de som der delen. Onderlinge samenhang van
de onderdelen van een proces geven een proces
eigenschappen die niet zijn terug te voeren op de
onderdelen zelf. Het werk van een vakman wordt
dus niet in stukjes geknipt en apart onderzocht;
de analyse van zijn werkzaamheden is gericht op
het ontdekken van patronen.
11
Uitgangspunt is het individu in relatie tot het
uitgevoerde werkproces en staat daarmee in
contrast tot analyses waarbij het arbeidsproces
centraal staat. Een ander verschil met
procesmatige benaderingen is dat het OBP
concept niet uitgaat van vooraf geformuleerde
doelstellingen. Vooraf is onbekend welke best-
practices worden ontdekt en welke impact deze
hebben op het bedrijfsproces.
Het ontdekken van OBP’s gaat in drie stappen
(zie figuur 4):
Documentatie 1. (Expliciteren
proces)
(Proces) 2. Evaluatie
Analyse 3. (Vaststellen
best-practice)
De eerste stap is
het vastleggen van
een (deel van het)
bedrijfsproces. Alle uitgevoerde handelingen
van een vakman worden gedocumenteerd en
opgeslagen. De opslag is afhankelijk van het
bedrijfsproces en de aard van de handelingen.
Daarna wordt het proces geëvalueerd. De exacte
uitvoering wordt besproken door de vakman en
de leerling. Het geborgde bedrijfsproces biedt
de leerling de mogelijkheid tot het stellen van
gedetailleerde vragen; het biedt de vakman de
mogelijkheid om zijn geïnternaliseerde, haast
intuïtieve kennis te expliceren. Hierna volgt stap
drie, het gedocumenteerde en geëvalueerde
proces wordt vergeleken
met de bestaande
procesbeschrijving. De
verschillen tussen de
uitvoering van de vakman
en de gedocumenteerde
beschrijving worden in
kaart gebracht. Deze nu
ontdekte best-practices
worden vastgelegd in
een verbeterde formele
procesbeschrijving.
5. Pilot projecten
HypervideoAls mogelijk geschikt instrument voor het
vastleggen en de overdracht van kennis werd
het gebruik van hypervideo geopperd door het
lectoraat ICT van de HZ. Video was op zich geen
nieuw idee. Al in 2000 werd dit instrument door
Weggeman beschreven.10
Hypervideo voegt wel iets wezenlijks toe.
Vanuit de video kunnen hyperlinks naar tekst-,
geluid- en beeldmateriaal worden aangeklikt,
waardoor opgenomen handelingen van een
vakman kunnen worden verrijkt met allerlei
secundaire informatie.
10 Weggeman, M., Kennismanagement: de praktijk, Scriptum Management, 2000.
1. Expliciterenproces
2. Evaluerenproces
3. Vaststellenbest-practice
Procesbeschrijving Instrument
1. Expliciterenproces
2. Evaluerenproces
3. Vaststellenbest-practice
Procesbeschrijving Instrument
Figuur 4 Ontdekken van OBP’s
12
Besloten werd om de mogelijkheid van het
vastleggen van bedrijfsprocessen in de
werkuitvoering door middel van hypervideo in
twee pilotprojecten nader te onderzoeken. Het
onderzoek werd uitgevoerd door studenten van de
HZ samen met een professioneel camerateam. Om
de slagkracht te vergroten werd de SSM fasering
omgedraaid: eerst actie, daarna discussie.
Pilotprojecten: Istimewa Elektro en Ontop B.V.DGM vond twee bedrijven bereid om hierin
te participeren: Ontop B.V in Middelburg en
Istimewa Elektro in Vlissingen-Oost.
Istimewa Elektro is een gerenommeerd
elektrotechnisch installatiebedrijf met meer dan
100 werknemers. Het bedrijf engineert, installeert,
onderhoudt en inspecteert elektrotechnische
installaties en besturingssystemen voor
opdrachtgevers in de industrie, offshore,
infrastructuur en in de water- en milieumarkt.
Bij Istimewa werd het gehele proces, van initiële
briefing door de projectleider tot en met het
testen, van de bouw van een elektronische
schakelkast in beeld gebracht.
Ontop B.V. is de Europese specialist op het gebied
van rookgasafvoeren. Ontop Het bedrijf kan bogen
op meer dan 40 jaar ervaring met het ontwerpen,
produceren en distribueren van prefab modulaire
rookgasafvoersystemen, waarbij gebruik gemaakt
wordt van zowel standaardonderdelen als
maatwerkproducten.
Bij Ontop werd het vervaardigen van een
grootdiameter T-stuk door de afdeling specialties
in beeld gebracht.
De opgenomen bedrijfsprocessen werden via
hypervideo software verrijkt met hyperlinks naar
relevante informatie (zie figuur 5).
Figuur 5: Hypervideo als instrument van kennisborging
13
EvaluatieOm de toepassing van hypervideo te evalueren
werd een workshop georganiseerd waarbij
vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en het
onderzoeksteam aanwezig waren.
De resultaten van de twee pilots werden als
zeer positief ervaren. De mogelijkheden werden
uitgebreid besproken, waarbij vragen rezen
die als uitgangspunt kunnen dienen voor een
nieuwe cyclus van onderzoek naar het instrument
hypervideo:
Is het gebruik van hypervideo een •eenmalige aangelegenheid of doorlopend
proces?
Is hypervideo als instrument ook in te •zetten bij de borging van de kennis van
werkvoorbereiders, waarbij de kennis
minder zichtbaar is?
Welke kosten zijn aan het gebruik van •hypervideo verbonden en wanneer is het
financieel rendabel om de OBP methode in
te zetten?
Verder werd de gebruikte hypervideo software
besproken. Voor een professionele inzet moet
de software op verschillende technische punten
worden verbeterd en uitgebreid.
KRA (Kennisrisico analyse) en Exit-interviewsTwee instrumenten zijn volop in ontwikkeling.
De KRA is belangrijk om te bepalen welke kennis
in een bedrijf het waar is om te worden geborgd
en overgedragen. Het risico wordt bepaald
door de kans dat bepaalde kennis verdwijnt
en de impact ervan op de bedrijfsvoering. De
verouderingsgevoeligheid van kennis, het belang
van de kennis voor de kernactiviteiten van een
bedrijf en het aantal experts die beschikken
over die kennis zijn onder andere factoren in
die analyse. Het Exit-interview als instrument
van kennisbehoud is relatief nieuw. Het wordt in
toenemende mate gebruikt in grote bedrijven.
DGM ontwikkelt een versie van het exit-interview
dat geschikt is voor het gebruik in MKB bedrijven.
TerugblikHet onderzoeksproject De Grijze Massa was
gestart als tweejarig onderzoeksproject met
als doel het tegengaan van kennisverlies van
bedrijven. De aanleiding om het project te starten
was de vergrijzing van de beroepsbevolking.
Spoedig werd duidelijk dat naast demografische
factoren ook veranderende sociaaleconomische
omstandigheden een rol speelden. Naast natuurlijk
verloop van het personeelsbestand werd ook het
vertrek van jongere vakmensen als een probleem
ervaren. Bestaande kennismanagement theorieën
bleken slechts beperkt bruikbaar en de te
behouden kennis moeilijk vatbaar.
In twee jaar is veel bereikt, zeker gezien de
complexiteit van de materie. Het probleem van
kennisverlies is geanalyseerd en het fundament is
gelegd voor een innovatieve kennismanagement
methode die kenniserosie bij bedrijven tegengaat.
Het concept van de Onontdekte Best-Practice is
ontwikkeld om verborgen bedrijfskennis voor het
voetlicht te halen. Hypervideo is onderzocht als
instrument van kennisborging en heeft een eerste
kritische evaluatie met glans doorstaan. Andere
instrumenten zijn in ontwikkeling.
6. Terugblik en vooruitkijken
14
VooruitkijkenDe dreiging van kennisverlies blijft actueel. Naast demografische processen als vergrijzing
en ontgroening, en de flexibilisering van de
arbeidsmarkt heeft de huidige economische
crisis een negatieve impact. Ontslaggolven
waarbij vooral duurdere, oudere medewerkers
zijn betrokken, leiden tot een verhoogde kans op
kennisverlies bij bedrijven.
Deze blijvende grote maatschappelijk relevantie
samen met het succes tot dusver zijn de redenen
voor Stichting De Grijze Massa en het Lectoraat
ICT om het onderzoeksproject voort te zetten.
In de komende twee jaar zullen de reeds
ontwikkelde DGM kennismanagement
methode en bijbehorende instrumenten
worden doorontwikkeld en gevaloriseerd tot
eindproducten die geschikt zijn voor professioneel
gebruik. De Kennis risico-analyse, hypervideo
toepassingen en het Exit-interview zullen in 2012
praktisch toepasbaar en gevalideerd zijn.
Op basis van eerder uitgevoerd onderzoek en
drie nog uit te voeren deelonderzoeken zal een
DGM kennismanagement methode handboek
worden geschreven. De combinatie van theorie
en praktijkgerichte methoden en technieken zal
hierbij een uitgangspunt zijn.
15
Checkland, P. & Poulter, J.
Learning for Action: A Short Definitive Account
of Soft Systems Methodology and its use for
Practitioners, Teachers and Students,
John Wiley & Sons Ltd., 2006.
Fei Gao, Meng Li & Yoshiteru Nakamori,
“Systems thinking on knowledge and its
management: systems methodology for knowledge
management”, Journal of Knowledge Management,
vol. 6, nr. 1, 2002.
Kramer R.,
Kennismanagement en vergrijzing,
(niet gepubliceerd) 2007.
Lengton, M.,
“kennis in beweging, beweging in kennis”, HZ
Discovery, nr. 7
(Special ICT), november 2009.
Leonard, D. & Swap, W.C.,
Deep smarts: how to cultivate and transfer
enduring business wisdom,
Harvard Business School Press, 2005.
Nonaka, I. & Takeuchi H.,
The knowledge creating company: how Japaneses
companies create the dynamics of innovation,
New York, Oxford University Press, 1995.
Weggeman M.,
Kennismanagement; Inrichting en besturing van
kennisintensieve organisaties,
Scriptum, Schiedam, 1997.
+ Kennismanagement: de praktijk,
Scriptum Management, 2000.
Zijl, J. van,
Speechtekst uitgesproken tijdens de Landelijke
Conferentie Arbo en re-integratie (Performa Beurs)
3 oktober 2007.
llustraties: M. Lengton
7. Literatuurlijst
16