Samenvatting Sociology of the Arts

43
Samenvatting Sociology of the art (Victoria d. Alexander) H. 1 Wat is kunst? Definitie kunst in dit boek: tastbare, zichtbare en/of hoorbare producten of creatieve activiteiten. (hoge, populaire en volkskunsten) → sociaal gedefinieerd, en dus inconsequent. (kunst, object, werk) Definitie sociology in dit boek: Onder andere de studie naar de maatschappij, van menselijke systemen, hoe mensen betekenis geven, en naar sociale ongelijkheid. Becker: Context is het belangrijkste aspect van kunst, de mens bepaalt wat kunst is, en kunst is gedefinieerd door groepen mensen die zich in een kunstwereld bevinden. Karakteristieken van kunst: Er is een artistiek product Het communiceert met een publiek Het wordt voor plezier ervaren Kunst is een expressieve vorm Kunst is gedefinieerd door zijn context In dit boek vallen onder kunst: 1. Fine (high) arts 2. Populaire (massa) kunst 3. Volkskunst (deze vormen van kunst kunnen allemaal vanuit dezelfde sociologische concepten begrepen worden.) Sociologische theorieen: Sociologie spant zich in om theorieen te genereren Sociologie kijkt naar systemen, structuren en cultuur. De connecties tussen individuen, de patronen in sociale interactie, en gedeelde betekenis. Theorie: Een abstracte en algemene set van preposities die de samenhang van de relatie tussen een gedefinieerde set van concepten specificeert. Versimpelde versie van de werkelijkheid (metafoor van de wegenkaart, één kaart is geschikt voor één situatie en één doel, voor een andere situatie heb je weer een andere kaart nodig. Geen van de kaarten is volledig.)

description

Sociology of the arts, Victoria D. Alexander

Transcript of Samenvatting Sociology of the Arts

Page 1: Samenvatting Sociology of the Arts

Samenvatting Sociology of the art (Victoria d. Alexander)

H. 1 Wat is kunst?

Definitie kunst in dit boek: tastbare, zichtbare en/of hoorbare producten of creatieve activiteiten.(hoge, populaire en volkskunsten) → sociaal gedefinieerd, en dus inconsequent. (kunst, object, werk)

Definitie sociology in dit boek: Onder andere de studie naar de maatschappij, van menselijke systemen, hoe mensen betekenis geven, en naar sociale ongelijkheid.

Becker: Context is het belangrijkste aspect van kunst, de mens bepaalt wat kunst is, en kunst is gedefinieerd door groepen mensen die zich in een kunstwereld bevinden.

Karakteristieken van kunst: Er is een artistiek product Het communiceert met een publiek Het wordt voor plezier ervaren Kunst is een expressieve vorm Kunst is gedefinieerd door zijn context

In dit boek vallen onder kunst:1. Fine (high) arts2. Populaire (massa) kunst3. Volkskunst

(deze vormen van kunst kunnen allemaal vanuit dezelfde sociologische concepten begrepen worden.)

Sociologische theorieen: Sociologie spant zich in om theorieen te genereren Sociologie kijkt naar systemen, structuren en cultuur. De connecties tussen individuen, de

patronen in sociale interactie, en gedeelde betekenis. Theorie: Een abstracte en algemene set van preposities die de samenhang van de relatie tussen een gedefinieerde set van concepten specificeert. Versimpelde versie van de werkelijkheid (metafoor van de wegenkaart, één kaart is geschikt voor één situatie en één doel, voor een andere situatie heb je weer een andere kaart nodig. Geen van de kaarten is volledig.)

De opvattingen van sociologen over groeps/individu onderzoek en de mogelijke generalisatie van onderzoek zijn assumpties → metatheorie.

Benadering: een groep theorieen die naar dezelfde sociale fenomenen kijken vanuit dezelfde metatheorieen. Alle benaderingen bevatten 'gecodeerde' metatheoretische assumpties, vaak vallen theorieeen niet precies in het hokje van één van de benaderingen, maar ze kunnen wel diagonaal tegenover elkaar staan, en dus niet te verenigen zijn.

Page 2: Samenvatting Sociology of the Arts

4 benaderingen in de sociologie:

Positivisme Interpretatieve benadering

Emile Durkheim Natuurkundige benadering Abstract en generaliseerbaar empirische bewijzen Kwantitatief onderzoek meten van variabelen directe verbinding tussen kunst en

maatschappij onderzoeken alleen objectieve aspecten

van de kunstwereld doel: voorspellen van menselijk gedrag,

door het generaliseerbaarheid.

Max Weber Vraag naar betekenis Hermeneutisch → interpretatie van 'tekst'

om betekenis te achterhalen Mensen zijn rationele wezens die vanuit

eigenbelang omgaan met keuzemogelijkheden. De manier waarop ze hiermee omgaan is afhankelijk van hun cultuur of ideeen.

Onderzoek helpt begrijpen, en daardoor gedrag verklaren.

Betekenis is niet generaliseerbaar Onderzoeken zijn niet voorspellend

(realiteit wordt gecreerd in het sociale)

Kritische benadering Postmodernisme

Karl Marx Klassestrijd (kapitalisme/proletariaat) Kapitalisten maken misbruik van het

proletariaat Ontwikkeling in de maatschappij →

proletariaat is verdeeld in klassen Praxis → politieke actie ondernemen

(belangrijk onderdeel van Marxistische benadering)

Vals bewustzijn (false consciousness): arbeiders zien hun eigen uitbuiting niet (culturele controle)

Kritiek op massacultuur: niet authentiek en verschillende klassen gebruiken kunst op een verschillende manier. (voordeel voor hogere klassen)

Foucault ontstaat uit interpretatieve en kritische

benadering modernisme → industrieel, massagericht,

rationalisme, productiemaatschappij Postmodernisme →

consumptiemaatschappij Ontkennen elke vorm van generalisatie Reflectiviteit: Onderzoek zelf is ingebed

in een sociale context, reflectief onderzoek neemt het effect van het onderzoek en de onderzoeker mee in de resultaten.

Power-knowledge: zijn onlosmakelijk verbonden

deconstructietechniek: om power-knowledge te ontdekken in verhalen

H. 2 Reflectie benadering

Reflectie theorie: kunst zegt iets over de samenlevingReflectietheorie vanuit Marxisme: De superstructuur (ideologie van een samenleving) reflecteert de basis (de economische relaties).Bv. Arbeiders voeren saai werk uit → dus is massacultuur ook saai. Arbeiders zijn zo vermoeid door het saaie werk, dat ze niet op zoek gaan naar authentieke cultuur.

Onderzoeksstrategieen1. Interpretatieve analyse

Aantal kunstwerken → gedetailleerd onderzoek om betekenis te achterhalen, het combineren van gegevens met historische data, en daarmee de samenhang tussen schilderij en samenleving laten

Page 3: Samenvatting Sociology of the Arts

zien.(Bv. Helsinger's onderzoek naar engelse landschappen)

2. Inhoudsanalyse onderzoekt verandering over tijd Gaat uit van betekenis op de oppervlakte Vanuit positivisme (emperisch onderzoek) Coderen van factoren, en daarna vergelijken → maken van kwantitatieve uitspraken

(bv. Onderzoek van Lowenthal naar coverfiguren op twee amerikaanse tijdschriften, van actieve naar passieve idolen)

3. Structurele semiotiek onderzoekt verandering over tijd Gaat ervan uit dat betekenis verborgen is Betekenis is te vinden in de narratieve structuur van verhalen Opposities in verhalen → reflecteren de conflicten in de samenleving Geinspireerd op het base-superstructure model

(Bv. Onderzoek van Wright naar Western films in Amerika, verandering in verhaallijn laat verandering in het kapitalisme zien)

4. Begrijpen van rituelen Hyperritualisatie in reclame laat de onderliggende sociale relaties in de samenleving zien

(Bv. Goffman -Hoogteverschillen tussen mannen en vrouwen om rollenpatroon aan te geven.)

5. Combineren van methoden moeilijker dan het gebruiken van één methode Versterkt het uiteindelijke onderzoek

(Bv. Onderzoek van Entman en Rojecki naar reflectie van rascisme in film en televisieshows)

Kritiek op de reflectiebenadering1. Zo wijd gedefinieerd dat niet te achterhalen is over welk aspect van de samenleving het gaat.

(12 verschillende manieren die de samenleving zouden kunnen reflecteren- welke is de goede?)

2. Literatuur = fictie, niet te achterhalen of situaties in de literatuur echt de samenleving reflecteren, of dat ze een artistieke functie vervullen (Bv. Grote gezinnen zorgen voor meer dramatische interacties in een serie)

3. De reflectiebenadering gaat ervan uit dat kunstenaars in contact zijn met de realteit en deze als waarheid weergeven.

4. Good practise in reflectieonderzoeken: onderzoekers staan open voor bias → het onderzoek wordt beinvloedt door de onderzoeker zelf, of de manier van onderzoeken.

5. Kunst wordt zowel gedistribueerd als gepercipieerd en wordt dus beinvloed door beide kanalen. Een rechte lijn van samenleving naar kunst is dus niet mogelijk.

H. 3 Creatiebenadering

De kunst beinvloedt de samenleving. (ook een rechte, causale lijn tussen samenleving en kunst)Grotendeels (doch niet geheel) gericht op het negatieve effect van kunst op de samenleving.

1. Arnold → één van de grondleggers van de creatiebenadering.“cultuur = Fine arts” → verbeterend effect op de mens

culture and civilization approach: verschil in klassen

Page 4: Samenvatting Sociology of the Arts

Cultuur heeft invloed op alle klassen, maar op elke klasse anders2. Theorieeen van de culturele 'highbrows'

High art is goed, massacultuur is slecht Verschuiving van het verbeterende effect van fine art, naar het destructieve effect van

massacultuur

Marxisme→ de superstructure is een instrument van controle, in plaats van een reflectie van de base (reflectiebenadering)

Hegemony:Vorm van culturele controle (gramsci)

De elite regeert door leiderschap en overtuiging (ipv kracht en geweld), door gebruik te maken van de superstructure, implementeren zij hun ideeen in het proletariaat, die op deze manier niet doorheeft dat dit niet hun eigen ideeen zijn, maar ze aannemen als een vanzelfsprekendheid.

(Bv. Werk → iedereen zoekt ernaar en betwijfelt niet het nut van werk) Elites zijn instrumentaal in het creeeren en distribueren van culturele producten.

The Frankfurt School en de kritische theorie

→ culturele industrieen: produceren massacultuur voor winst, deze producten zijn homogeen, gestandaardiseerd en voorspelbaar.

Concept van Marx centraal: Commodity fetishism: mensen waarderen dingen in waarde van geld. → culturele producten worden gewaardeerd om hun handelswaarde. Gestandaardiseerde cultuur vereist geen kritisch denken.

Volgen Adorno in zijn idee dat massacultuur gebruikt wordt als sociale controle over het proletariaat (zie ook reflectiebenadering)Adorno (maar ook andere Marxisten) zien de creatiebenadering en de reflectiebenadering dialectisch aan elkaar (kunnen naast elkaar bestaan, en elkaar aanvullen)Kunst <-------> samenleving

Creeeren van false needs → het vervangen van een verlangen naar autonomiteit door een verlangen naar consumptie.

Tegenstelling met Leavis (massacultuur is slecht voor de maatschappij, omdat het de culturele autoriteit van intellectuelen ondermijnt) → FFS: De massacultuur versterkt de hand van de elite.

Culturele kritiek(Op) Massacultuur:Idee dat massacultuur gestandaardiseerd, homogeen en kinderachtig is en geconsumeerd wordt door een passief en onverschillig publiek.

Massacultuur kritiek lijkt heel erg op de ideeen van de Frankfurter School.

(Op) Media effectenDe media wordt als machtig gezien, omdat ze allesdoordringend zijn. Presenteert modellen voor menselijk gedrag en kunnen daarin partijdig zijn. Kunnen voorkomen op individueel niveau en mondiaal niveau.

Page 5: Samenvatting Sociology of the Arts

Zowel de literatuur over massacultuurkritiek en mediaeffecten richt zich op de populaire kunst.

Kritiek op de creatiebenadering1. Methodologische problemen

Theoretici noemen alleen het effect van de media op de maatschappij, maar onderbouwen dit niet met gegevens. Langetermijn effecten van de media zijn zeer moeilijk te meten, omdat het niet mogelijk is het effect van andere (sociale) factoren uit te sluiten. De onderzoeken verschillen in uitkomsten door hoe zij variabelen meten. Er is ook een effect op de uitkomsten van het onderzoek door de instelling die dit laat uitvoeren (Bv. De uitkomsten van een onderzoek naar effecten van geweldadige films zal positiever zijn als dit onderzoek wordt uitgevoerd door de betreffende filmmaatschappij)

2. PubliekTheoretici gaan voorbij aan het feit dat kunst door een publiek wordt geconsumeerd. (injectie-model/ hypodermic needle model). Dit model ziet publiek als passief en niet kritisch (cultural dopes/dupe).

In tegenstelling: active audience. Het publiek reageert vanuit een bepaalde sociale positie, en hun reacties worden beinvloedt door hun sociale omgeving. (H. 10 & 11)

3. ElitismeDe creatiebenadering is vooral ontstaan in de elitaire kringen, en wordt gezien als een morele paniek: de elite is bang hun autoriteit kwijt te raken, en herpakken deze autoriteit door de massacultuur minderwaardig en slecht te noemen. Hun superioriteit in kennis, zowel als de denegratie van de kunstvorm, zorgt ervoor dat hun autoriteit weer toeneemt.

H. 4 De culturele diamant

4 hoeken: Kunst Artistieke producten Kunstenaars Consumenten van kunst Kunstenaars Consumenten De wijde samenleving

Alexander zet hier distribuanten bij, omdat zij kunst ziet als een communicatievorm, die gedistrubueerd Samenlevingmoet worden. Deze distributie heeft op zijn eigen manierinvloed op de perceptie van de kunst. Ook kan het maken van kunst beinvloed worden, doordat kunstenaars rekening houden met het distributiesysteem.

Deel IIA Productie van cultuurH. 5 Kunstwerelden

Productiebenadering (linkerkant van de diamant)Concentreert zich op creatie, productie en distributie van kunst. Kernidee: kunst wordt gefiltert en beinvloedt door de mensen en de systemen die het creeren en distribueren.

kunstwereldenNetwerken van mensen wiens gezamelijke activiteiten, georganiseerd via hun gezamelijke kennis van conventies, kunst produceren waarmee hun kunstwereld bekend staat. (Becker)

Distribuanten

Page 6: Samenvatting Sociology of the Arts

Elke kunstwereld zorgt voor een set van bronnen en beperkingen voor het maken van kunst → kunst wordt gemaakt door het hele systeem van mensen, niet alleen de persoon die wij als kunstenaar bestempelen.

Kunst is een collectieve activiteit, bovendien moet kunst gezien en gewaardeerd worden door een publiek om kunst te zijn.

Productie: het proces van het idee tot aan de uitvoering van dit ideeDistributie: de weg van het kunstwerk naar het publiek. Estetisch systeem: helpt mensen een kunstwerk te begrijpen en te waarderen.

Verdeling van arbeidAlle kunstvormen rusten op de verdeling van arbeidcore personnel: In de kern van het maken van kunst, hebben de speciale vaardigheden die bij een kunstenaar horen. Support personnel: Hebben een lagere status, dragen indirect bij aan de totstandkoming van een kunstwerk. Vaak is een gradatie te vinden van core tot support personnel.

Bundle of tasks: Taken door door één individu uitgevoerd worden.

De verdeling van arbeid, en van takenbundels wordt bepaald door conventies (algemene conventies stellen dat de een klassiek stuk door één persoon wordt gecomponeerd, en door een ander gedirigeerd.) Conventies kunnen verschillen in samenlevingen (Bv. Verschil Nederland-Japan)

Beperkingen en mogelijkheden

Er kan conflict ontstaan tussen de doelen van kern en support personeel. Kernpersoneel moet zich verbinden aan organisaties, vooral als ze hun werk moeten

distribueren. Ook beschikbare technologie en beschikbare materialen hebben invloed op het culturele

object.

ConventiesArtistieke conventies omvatten alle beslissingen die moeten worden genomen met betrekking tot de te produceren werken. (rules of the game)Een kunstwerk kan alleen een effect hebben, als de kunstenaar en zijn publiek dezelfde wetenschap van en ervaring met de conventies hebben.

Conventies maken kunst mogelijk, en beperken het tegelijkertijd. (conventies creeren betekenis)Een kunstwereld heeft een bepaald genre van kunst centraal staan. Er kunnen echter dezelfde soort lagen om diverse kernen heen zitten. (Elke kunstwereld is anders in de kern, maar zijn omringende leden kunnen gelijk zijn)

DistributiesystemenDistrubutie: de activiteiten die nodig zijn om een object bij het publiek te brengen.3 typen:

Zelfsupportief: Kunstenaars distribueren hun eigen werk zelf, of in kleine netwerken. (de kunstenaar verdiend niet veel, en heeft dus niet veel geld voor materialen)

Patronage: De kunstenaar wordt gesponsord in ruil voor kunstwerken. (de patron heeft veel invloed op de kunst die wordt gemaakt)

Page 7: Samenvatting Sociology of the Arts

Publieke verkoop: Marktsysteem, zijn afhankelijk van wetten en vraag, en gevoelig voor financiele invloeden.

dealers: verkopen unieke, fysieke kunstwerken, betaling na de ervaring impresarios: Verkopen uitvoerende kunst (performance arts), betaling voor de ervaring culturele industrieen: massadistributie van producten

De productie van cultuurde productiebenadering resulteerde uit een reactie op de reflectiebenaderingVier gebieden waar de productiebenadering vruchtbaar was:

1. Gatekeepers; filteren objecten bij binnenkomst of verlaten van het systeem, beoordelen producten vanuit hun eigen gekleurde visie.

2. reward systems: Kunstenaars, support personnel en distribuanten worden gemotiveerd door beloningssystemen. (1) onafhankelijk → symbolisch en financieel. (2) semi-autonoom → kunstenaar bepaald de symbolische beloning, de consument de financiele beloning (3) subcultureel → voor selecte groepen mensen, gelijk aan semi-autonome systeem, kunstenaar en publiek kunnen door elkaar lopen, en (4) heterocultureel → zakenmensen bepalen de financiele aspecten van het proces, en maken ook de standaarden daarvoor. Het publiek bepaald zowel de toestemming en de financiele beloning. (Crane, in navolging van Bourdieu)

3. market structures: werken met commisies, kunst kan onderverdeeld worden door te kijken naar de markt structuur waarin het gedistribueerd wordt, nl winstorganisaties, non-profitorganisaties en locale netwerken.

4. artists careers: Becker stelt dat vanuit de sociologie gekeken moet worden naar het netwerk van personeel om het maken van een kunstwerk heen.

Andere factoren in het maken van kunstDigitale technologieconventies in de televiewereld limiteren de format van televisieshows.

Kritiek op de productiebenadering1. De productiebenadering negeert wat er uniek is aan kunst, en benadert de productie van

kunst hetzelfde als de productie van auto's of schoenen.2. De productiebenadering negeert de betekenis in kunst.

Tegenargument is dat door de kunst op deze manier te benaderen, het onderzoek nominaal en objectief blijft, en de onderzoeker niet verstrikt raakt in zijn eigen persoonlijke waarde die verbonden is met de kunst.

3. De productiebenadering benadert cultuur vanuit een te positivistisch standpunt.Het ene argument stelt dat de productiebenadering de cultuur uit de sociologie van cultuur haalt, andersom wordt gestelt dat cultuurgerichte benaderingen de sociologie uit de sociologie van cultuur halen. Dit zijn metatheoretische discussies, die niet opgelost kunnen worden.

Komende 4 hoofdstukken: Productiefactoren vanuit de productiebenadering die de creatie van kunst beinvloeden.

H. 6 Businesses en industrieen

Firma: een winstgerichte ondernemingIndustrie: Een gelinkte set van firma's die in een bepaalde arena samenwerken of concurreren (in dit geval in het veld van de distributie van een specifieke kunstsoort)Culturele industrie: wordt vaak gebruikt om de distribuanten van de populaire kunst aan te duiden, maar ze spelen ook een rol in de distributie van de hoge kunsten.

Page 8: Samenvatting Sociology of the Arts

Industry systemsociologen van de productiebenadering hebben bestudeert hoe culturele industrieen de de kunst die zij produceren en distribueren beinvloeden.

Hirsch: industrieen zijn systemen, sets van gelinkte organisaties die elk bronnen halen uit hun omgeving(input), deze transformeren (througput), en het eindproduct (output) naar de volgende organisatie of de markt sturen. Ook noemt hij gatekeepers, die niet een directe invloed hebben op het kunstobject zelf, maar wel op welke van deze objecten het publiek uiteindelijk zal zien. Bovendien noemt hij, dat kunstenaars kunst creeren met de eisen van het distributiesysteem in het achterhoofd, waardoor het distributiekanaal ook indirect invloed uitoefent op de inhoud van kunstobjecten.

Input/output strategieenWinst → de consument geven wat hij wilt → culturele industrieen hebben moeite met inschatten wat de consument wilt. (demand uncertainty)Strategieen:

Overproductie; Bij zoveel mogelijk opties, de meeste kans dat er een hit tussen zit. (buckshot approach).

– Kopieren van succesvolle formules: volgens rages en mode. (recombinant formula → het combineren van aspecten van verschillende succesvolle formules)Zorgt ook voor mogelijkheid op 'surprise hits'. Als de consument genoeg heeft van een bepaalde formule, kan er in één van de overgeproduceerde producten een nieuwe hit zitten.

selectieve promotie: Promoten van producten die eerder succesvol waren. Houdt ook in dat producten die niet snel succesvol zijn, snel gedropt worden.

Afhangen van de vaardigheden van 'boundary personnel'. Werken op de grens van de organisatie met de productiekant en de grens met de distributiekant. (publicatie en promotie)

Nader onderzoek mbt gatekeepers geeft aan dat de persoonlijke voorkeuren van uitgevers vaak een belangrijkere rol spelen dan de voorkeuren van organisaties, kunstenaars of publiek.

Marktonderzoek geeft weinig oplossing voor de demand uncertainty, verder laten organisaties zich niet alleen afhangen van marktonderzoek, maar stellen zij zich een publiek voor. (ze gaan op hun intuitie af).

Ook stereotypen hebben invloed op gatekeeping. Gatekeepers selecteren objecten vanuit een bepaald beeld dat ze van de betreffende cultuur hebben, of waarvan ze denken dat het publiek dat heeft. Dit hoeft niet perse een representatie te zijn voor het aanbod van kunst in deze cultuur zelf.

Decision chainsHirsch negeerde de throughput en concentreerde zich vooral op de input en de output.Peterson: decision chains → refereert aan alle beslissingen die worden genomen die invloed hebben op het kunstobject in het industriesysteem.Kunstindustrieen zijn geen geintegreerde eenheid, maar bestaan uit fracties.

Een object verandert in zijn weg door het systeem, doordat verschillende onderdelen in het beslissingsproces van invloed zijn op het object. Ook de fracties apart in de systemen zijn van invloed.

Cultuur industrieen zijn op zoek naar synergie; het linken van producten, waarbij de combinatie meer oplevert dan de som van de aparte onderdelen. (bv. Speelgoed n.a.v. Een kinderfilm)Het oligopoliemodelOligopolie: Geconcentreerde industrie, dominantie van enkele grote bedrijven.

Page 9: Samenvatting Sociology of the Arts

Competatieve markt: veel aanbieders, veel concurrentie. Algemene idee: een competatieve markt zorgt voor meer innovatie, vanwege de hoge concurrentie, bedrijven worden als het ware gedwongen te blijven vernieuwen. In een oligopolie is er minder concurrentie en zijn de bedrijven al gevestigd. Ze hebben minder nut bij het nemen van hoge risico's (die innovatie met zich meebrengt) en blijven plakken bij de succesvolle formules.

Kritiek op het oligopoliemodel Bedrijven kunnen in een oligopolie niet zo machtig zijn, door de demand uncertainty. Ze

kunnen smaak niet aan het publiek opdringen. De concentratie van de markt is omhoog gegaan, maar ook de diversiteit, doordat ook

culturele industrieen meer consumentgericht en op maat zijn gaan werken.

Er is reden voor zorg buiten de individuele bedrijven om, maar overkoepelend, omdat het geheel van grote, machtige bedrijven steeds meer invloed hebben in verschillende gebieden (winkels, evenementen, themaparken, etc). Dit onderzoek suggereert dat de objecten die door deze bedrijven worden geproduceerd homogeen zijn, en ongedifferentieerd, en bovendien dat deze conglomeraten de idealen van het kapitalisme op een hegemonische manier promoten.

Verschillen tussen culturele industrieen:

Hollywood films Televisie Kunstdealers

Dure productie Kunnen geen kleiner

publiek benaderen Geen overproductie Moeten een groot

internationaal publiek bereiken

Maken gebruik van:– veel adverteren– creeren van hypes– bekende sterren– sterren interviews laten doen

maakt veel gebruik van marktonderzoek

Vroeger: massageproduceert in grote studio's

Nu: custom-made in kleine netwerk organisaties → korte termijn contracten

geconcentreerde industrie

sterke links met het wereldwijde distributiesysteem

Meer invloed van decision chains dan van gatekeepers.

Iets minder dure productie

Moeilijk voor nieuwe bedrijven, door overheidregulatie

sterkst gereguleerd recombinant formula overproductie in pilots selectieve promotie door

primetime plaatsing en middagprogrammering, of seizoensprogramma's

reclamedoelen komen voor, als inkomstenbron voor de zender

specifieke consumenttargeting, om zo groot mogelijke reclameinkomsten te realiseren.

Authentieke kunst in verschillende markten (meestal lokaal)

– hoog geprijsde, met lage onzekerheid, gevestigde werken en oude meesters– onzekere, lager kostende, eigentijdse kunst (lage instap)

Nemen hoge risiso's met nieuwe artiesten, dus kunnen hier niet teveel van aannemen.

Op commissiebasis selectieve promotie van

artiesten, in het exposeren en sturen van verzamelen.

Belangrijk verschil met andere culturele industrieen: gericht op langetermijn, door stijging in waarde van werken, en met klanten.

Weinig afhankelijk van surrogate customers.

Hebben hulp nodig van organisaties, bv pers en musea.

Page 10: Samenvatting Sociology of the Arts

Het winstmotiefOvereenkomst tussen alle firma's, het artistieke product moet aangepast worden aan de markt. Dit veroorzaakt spanning. 2 segmenten in de uitgeversindustrie:Productie-georienteerd: kortetermijn winst, massaproductieconsument-georienteerd: langetermijn gericht en meer op 'kunst'

kunstdealers willen de associatie met commercialiteit vermijden, om hun imago in tact te houden.

Het idee van het kapitalisme dat vanuit een neerbuigende houding naar het publiek een lagere vorm van kunst produceert, klopt niet helemaal. Een groot deel van de medewerkers van de culturele industrieen wilt, ondanks de commerciele beperkingen, een goed en gevarieerd product neerzetten. Culturele industrieen zijn erop gericht winst te maken. Als innovatie betekent dat er winst wordt gemaakt, zullen deze industrieen zeker innovatieve producten maken. Het is echter zo dat er vaak wordt gekozen voor een veilig en gestandaardiseerd product, dat het innovatieve ondergewaardeerd wordt.

ConclusieIn de hedendaagse maatschappij vormen firma's het centrum van het distributiesysteem voor een groot scala aan kunst. Zij hebben groot effect door het filteren van gatekeepers en de impact op producten in decision chains. Factoren die relevant zijn bij het begrijpen van culturele industrieen:

de kosten voor het maken van het product de mate van concurrentie in de industrie de mate waarin het object nog verandert kan worden tijdens de productie de legale en regulerende omgeving van de industrie

Daarbij komt ook de effecten van de persoonlijke optiek en assumpties van gatekeepers op wat het publiek te zien krijgt. Het winstmotief karakteriseert de culturele industrieen: de winst staat altijd voorop. Dit kan botsen met artistieke motieven, maar kunnen vaak met elkaar in balans gebracht worden. Creativiteit vormt de basis voor de industrie, en wordt dus wel op waarde geschat, maar kan wel in het geding komen als het gaat om winst maken.

H. 7 Netwerken en nonprofitsManieren om kunst te distribueren:

Culturele industrieen netwerken; dicht bij ideaal van authentieke kunst, directe link tussen kunstenaar en publiek,

maar vaak klein publiek. non-profit organisaties; dicht bij ideaal van authentieke kunst, geen commerciele belangen.

Artistieke netwerkenpatroon van banden tussen individuele personen (bv. Kunstwerelden van Becker)

Avant-garde: Hebben netwerken nodig, waarin esthetische innovatie een primair doel is. Een avant-garde artiest probeert iets nieuws te schilderen, terwijl hij zich tegelijkertijd relateert aan de kennis die er al is. Netwerken vormen een bron van informatie, en een ondersteuning van nieuwe ideeen.

Abstract-expressionistenIn eerste instantie een intiem netwerk, maar later meer difuus. Ze ondersteunden zichzelf niet in het netwerk, maar waren verbonden aan een aantal gatekeepers.

Veel volkskunst netwerken vormen subculturen die zich afzetten tegen de dominante cultuur. Vaak

Page 11: Samenvatting Sociology of the Arts

wordt kunst uit deze subculturen opgenomen door de mainstream en verkoopbaar gemaakt.

Netwerken kunnen kunst voeden. De relaties tussen artiesten zijn vaak hecht, en er is een kleine afstand tot het publiek (pubmuzikanten), of een wazige scheiding tussen kunstenaar en publiek (publiek van de tango, wat zelf ook danst). Crane stelt dat netwerken de ideale condities vormen voor innovatie. (netwerken trekken jonge mensen met nieuwe ideeen, en er is continue feedback tussen kunstenaars en kunstenaar en publiek). Netwerken verschillen onderling in hun toegang tot culturele organisaties en de wens om innovatief te zijn. Door weinig organisatorische betrokkenheid kunnen innovaties vergeten raken, of geen breed publiek bereiken. Grote organisaties kunnen weer andere problemen veroorzaken, zoals commercialisering, , of vanuit hun conservatieve standpunt.

Nonprofit organisatiesHebben geen winstmotief en geen aandeelhouders, zoals winstgerichte organisaties. In ruil voor het maatschappelijk werk krijgen ze belastingvoordelen. → in-house management, en gereguleerd door een onafhankelijke raad van toezicht, vaak mensen uit de elite. (diMaggio: high culture model of organizing arts)

Crane: in vergelijking met netwerken zijn nonprofits conservatief. Ze zijn minder geneigd tot innovatie omdat deze organisaties vaak te maken hebben met fondsenwervende druk en financiele tekorten, bovendien hebben ze de neiging bureaucratisch te worden. (bv. Symphonieorkesten; moeten een bepaalde revenu halen aan de kassa, daardoor eerder keuze op oude klassiekers)

De mate van innovatie bij nonprofits hangt af van verschillende factoren:Kleiner theaters (in zowel omvang van budget als zitplaatsen) vinden het makkelijker te innoveren. Grotere theaters moeten stoelen vullen en een hoger inkomen realiseren. Theaters met een patronagesysteem innoveren meer dan de theaters die volledig afhankelijk zijn van kaartverkoop als inkomen. (patrons die willen innoveren bieden de theater mogelijkheden)In new york werd meer geinnoveerd dan in de rest van de VS, door: – grotere publieksbasis

hoge concentratie professionals – competatieve marktNonprofits zoeken geen winst, maar hebben wel fondsen nodig om hun projecten te ondersteunen.

In de podiumkunsten is er sprake van een toenemend kostenplaatje. Standaardisering van producten en productie zorgt normaal gesproken voor een verlaging van de benodigde arbeidskosten, en productiekosten. Omdat bij de podiumkunsten deze standaardisering niet mogelijk is, kunnen de kosten voor arbeid niet verlaagd worden. Door inflatie stijgen de loonkosten juist.

Afhankelijkheid van de entreeinkomsten kan innovatie tegengaan. Vaak gebruiken nonprofits ook jaarlijks terugkerende favorieten om inkomsten te vergaren (bv. Populaire kerstuitvoeringen)Grote organisaties maken ook gebruik van winkels en restaurants. Vaak is het verdiende inkomen en schenkingen niet genoeg, dus zijn nonprofits afhankelijk van verschillende donaties van sponsoren. Dit geeft de sponsoren macht over de organisatie. Ook hier vind weer een conflict plaats tussen artistieke idealen en de zakelijke belangen van sponsoren. Andere conflicten zijn die tussen de organisatie en de raad van trustees, en binnen de organisatie zelf. (Dit is vooral van toepassing op het Amerikaanse stelsel!!)

Overheid en kunstwereldenNationale overheden zijn vaak belangrijke sponsors van kunstorganisaties en sommige kunstenaars. Buiten de financiele ondersteuning hebben ze vaak veel invloed op andere vlakken van artistieke netwerken en nonprofits.

Page 12: Samenvatting Sociology of the Arts

Hillman-Chartrand en McCaughy onderscheiden vier rollen de de overheid kan spelen:1) Facilitator state: stimuleert privesponsoring door het bieden van belastingvoordelen2) Patron state: sponsort kunst via semi-onafhankelijke kunstadviseurs. → werken met peer-

review panels, om te beslissen welke kunst ondersteund wordt. 3) Architect state: is afhankelijk van de centrale ministeries van cultuur voor het ondersteunen

van kunst, deze ministeries laten zich leiden door zowel artistieke als standaarden om te bepalen welke kunst wel en welke kunst niet.

4) Engineer state: promote kunst die aan politieke belangen voldoet, en onderdrukt de rest.

Indirecte manieren van overheden om kunst te beinvloeden: Door wetten en regels die vrije handel en een vrije markt ondersteunen.

Hierdoor zijn artiesten vrij om te doen wat ze willen, het nadeel is echter dat er een specifieke marktvraag is, waaraan artiesten moeten voldoen, willen ze betaald worden voor hun werk. Overheden kunnen daarnaast ook heel direct kunst beinvloeden, door bijvoorbeeld controversiele kunstenaars uit subsidies te halen.

ConclusieEen belangrijk verschil tussen netwerken en nonprofits, is dat netwerken zich altijd richten op levende kunstenaars. Nonprofits kunnen zich zowel richten op levende als overleden artiesten.

H. 8 KunstenaarsHet algemene verstand zegt dat de kunstenaar zich in het centrum van de productie van cultuur bevindt. Becker stelt dat dit niet zo is, met zijn begrip van kunstwerelden.Alexander behandelt de kunstenaar wel vanuit het algemene centrale idee.

Kunstenaars en kunstwereldenBecker: 4 manieren voor een kunstenaar om aan een kunstwereld verbonden te zijn:

1. Integrated professionals; meerderheid van de artiesten in de fijne en populaire kunsten. Conformeren zich met de meest geaccepteerde conventies, of passen ze aan op een geaccepteerde manier.

2. Mavericks; Vinden de bestaande conventies in hun kunstwereld onacceptabel en innoveren op zo'n manier dat de kunstwereld hen niet kan accepteren. Mavericks blijven gerelateerd met een kunstwereld, omdat ze erin beginnen, en zich ertegen af gaan zetten. Er is een grijs gebied tussen Integrated professionals en mavericks.

3. Folk artists; produceren kunst compleet buiten de professionele kunstwereld, zitten vaak in een netwerk. Zij proberen hun kunst niet te verkopen, of alleen op zeer kleine schaal.

4. Naive artists: kunstenaars die zich compleet buiten elke kunstwereld bevinden. Vanuit het idee van de kunstwerelden van Becker, voldoen kunstenaars aan de conventies van hun kunstwereld, omdat dit de makkelijkste weg is. Innovatie komt echter wel voor, omdat dit de essentie van creativiteit is. Becker gebruikt deze onderscheidingen om aan te geven wat de relatie van de kunstenaar met zijn omgeving is.

Artistieke carrieres en arbeidsmarktenArtistieke carriere: De aaneenschakeling van opdrachten van kunstenaar over hun leven. Vergeleken met andere beroepen hebben kunstenaars onstandaard carrieres, waarin ze gedifferentieerde producten maken, en die moeilijk statistisch te tellen zijn.

Carrierres in de kunst zijn riskant, het is moeilijk naam te maken in een kunstwereld, ondersteuning en financieen te krijgen, en financiele toezeggingen kunnen elk moment ingetrokken worden. Ten tweede zijn kunstenaars slecht betaald.

Page 13: Samenvatting Sociology of the Arts

Gevolgen → vaak zijn kunstenaars afhankelijk van tweede banen, echtgenoten met werk of uitkeringen. Kunstenaars brengen hun producten aan de man in arbeidsmarkten. Kenmerk van de artistieke markt is overproductie (meer verkopers dan kopers)

Beroepen zijn vaak afgebakende velden, met grenzen om in te treden. Kenmerk van het kunstenaarsberoep is dat er geen grenzen zijn, en iedereen een poging kan wagen. Een kunstwereld bevat vaak twee groepen; de superstars en de laag succesvolle artiesten. Alleen talent verklaart niet de scherpe scheiding tussen deze twee groepen, maar wordt ook bepaald door de 'winner takes most' basis (Rosen). Hierbij krijgen de kunstenaars die box-office appeal hebben en al succesvol zijn, meer succes.

Superstars krijgen vaak zeer goed betaald. Betaling gebeurd vaak op basis van korte contracten.

Kunstenaars identificerenHet is lastig kunstenaars te definieren, wat de reden is dat ze zo weinig onderzocht zijn. Jeffri en Greenblatt suggereren drie manieren om kunstenaars te onderscheiden:

De marktdefinitie; de persoon verdient (een deel van) zijn inkomen als kunstenaar, of heeft hiertoe de intentie.

Opleiding en betrekkingen: De persoon hoort bij een vakbond of is formeel onderwezen in de fijne kunsten.

Zelf en gelijken definitie: de persoon is door anderen erkend als artiest, beschouwt zichzelf als artiest, heeft een speciaal talent, werkt een substantieel aantal uur aan het maken van kunst, of heeft een innerlijke drive tot het maken van kunst.

Er zijn veel problemen bij het meten van kunstenaars, er is bijvoorbeeld geen duidelijke populatie om een steekproef uit te nemen, en de laatste categorie kunstenaars is moeilijk te definieren, of statistisch te omschrijven.

Geslacht, ras en leeftijdDe effecten van ras en geslachtsdiscriminatie zijn breed uitgemeten in de literatuur over werk en beroepen. Voor de artistieke arbeidsmarkt zijn veel dezelfde resultaten te vinden.

Tuchman: Onderzoekt de verandering bij vrouwelijke auteurs van romans. In eerste instantie waren dit vrouwen, tot de roman als een meer literaire vorm van schrijven werd gezien, daarna waren het vooral mannen die romans schreven, wanneer vrouwen wel schreven werden deze boeken als minderwaardig gezien. Bielby & Bielby: onderzochten de effecten van geslachtsdiscriminatie bij televisieschrijvers en filmsschrijvers. Hierbij zijn geen duidelijke aanwijzingen te vinden van het uitsluiten van vrouwen uit bepaalde genres of het onderwaarderen van vrouwen, maar het verschil in waardering tussen mannen en vrouwen in het algemeen is overduidelijk. Ook vonden zij een extreem laag aantal niet-blanke schrijvers. Ryan: onderzocht de toelating van zwarte songwriters en muzikanten tot de ASCAP, waardoor ze royalties konden krijgen. Deze werden lang niet toegelaten, en als ze wel werden toegelaten, veel later dan gelijkwaardige blanke artiesten.

De effecten van leeftijdsdiscriminatie zijn niet uitgebreid onderzocht, meer spelen in meerdere of mindere mate een rol in verschillende kunstwerelden.

Kunstenaars en sociale controle

Page 14: Samenvatting Sociology of the Arts

Romantische mythe van de kunstenaar:De kunstenaar is een speciaal individu die creatieve inzichten heeft, en daardoor apart staan van de maatschappij. → stereotype

Dubin: onderzocht de effecten van sociale controle en overheid op de kunstenaars. Bijvoorbeeld de invloed van sponsors op de inhoud van werk, het terugtrekken of verlenen van subsidies aan bepaalde kunstenaars, en het dwingen van bepaalde activiteiten, zoals waar men werkt, door belangrijke financiele bronnen.

Adler: laat het conflict zien in kunstscholen tussen artistieke vrijheid en sociale controle in organisatorische settings. Cal Arts was een school die zich afzette tegen algemene conventies. Dit resulteerde in een anarchy van studenten die de school niet verlieten, omdat deze middelen verschaf, of eerder weggingen, om hun carriere te beginnen zonder gedegen opleiding.

ReputatieAlgemeen verstand vertelt ons dat reputatie is gebaseerd op talent. Talent refereert aan de vaardigheden van de kunstenaar. Dit kan gaan over 'eigen' vaardigheden, de aangeboren talenten, of aangeleerde vaardigheden, en over de combinatie van deze twee.

Talent is in de praktijk niet genoeg om reputatie op te baseren. Verschillende doelgroepen hebben een verschillende definitie van talent. Er zijn veel andere factoren buiten talent die te maken hebben met het opbouwen van een reputatie. Bijvoorbeeld het produceren van veel werken, die samen bewaard worden in een collectie, het aanleren van het waarderen van de kunst aan een groot publiek (promotie), het achterlaten van familieleden en vrienden die de collectie verzorgen en bewaren. Becker: reputatie is een sociaal construct.

Creativiteit en genialiteitEen kernaspect van kunstwerken is de creativiteit, of zelf genialiteit, die gereflecteerd is in het werk. Dit aspect wordt vaak terzijde geschoven in de sociologie van de kunst.

Volgens Csikszentmihalyi is genialiteit zowel een aangeboren talent, alsmede dat het bepaald wordt door de maatschappelijke standaarden. Kindgenieen worden vaker erkend in velden waar de regels voor genialiteit duidelijk te meten zijn. De standaarden voor genialiteit varieren over tijd en plaats.

Verder zijn omgevingsfactoren belangrijk voor kunstenaars om in het kunstveld te blijven, zoals het kunnen onderhouden van kinderen. De kunstenaars die in het veld overleven zijn niet per se de meest getalenteerde, maar kunnen ook het beste omgaan met omgevingsfactoren.

H. 9 GlobalisatieIn dit hoofdstuk wordt bewijs gepresenteerd over de circulatie van culturele objecten langs nationale grenzen als een basis voor het onderzoeken van ideeen over media imperialisme en het adresseren van beweringen ten aanzien van de invloed van het westen op de rest van de wereld.

Globalisatie wordt bediscussieerd vanuit de productiebenadering, omdat een kernaspect van het debat gaat over of globale cultuur homogeen wordt (meer specifiek: veramerikaanst) door de acties van multinationale culturele industrieen. Een ander belangrijk deel van het debat gaat echter over de manier waarop mensen globale cultuur op een locale manier en vanuit een locale context interpreteren. Hier gaat het dus ook over de receptiebenadering.

Globalisatie: De stijgende interconnecties tussen wereldwijde naties, groeiende wereldhandel,

Page 15: Samenvatting Sociology of the Arts

verspreiding van culturele producten en het delen van culturele ideeen, de verbanden tussen mensen in de wereld, gemaakt door internationale reizen en wederzijdse communicatiemedia, en de opkomst van transnationale organisaties en multinationale coorporaties.

Appadurai: 5 typen van wereldwijde stromen1. Mediascapes; stromen van beeld, verhalen en informatie door de media2. Ideoscapes; stromen van ideologische en politieke ideeen3. Ethnoscapes; stromen van mensen, bv toeristen, vluchtelingen en immigranten4. finanscapes; stromen van geld en kapitaal5. Technoscapes; stromen van machines, technologie en vakkennis

Er wordt door onderzoekers ook veel gekeken naar het bestaan van een globale cultuur. De meesten zijn het met elkaar eens dat er geen globale cultuur is, ondanks overeenkomsten in ideeen en ideologien. Het is zelfs zo dat mensen die meer globaal georienteerd zijn, zich meer richten op het locale, opdat naties opbreken in verschillende segmenten, waarin mensen samenclusteren op basis van levensstijl. Mensen interpreteren globale producten vanuit een locale context, of creeeren nieuwe locaal aangepaste producten.

De internationale stroom van populaire kunstPopulaire kunst is wereldwijd te verkrijgen. De meest verspreidde vormen van kunst zijn film, televisieprogramma's en muziek. Amerika is de grootste exporteur van alledrie deze kunstvormen. Film:

Bv. Hollywood, Bollywood ← grote filmindustrieen Er duur om te produceren voor een natie, veel landen subsidieren hun filmindustie, behalve

de VS en UK. Verspreiding van film is afhankelijk van taalbarrieres.

Televisieprogramma's: Verspreiding is niet alleen afhankelijk van het aanbod, maar ook van uitzendcapaciteit en

televisiesets in de importerende landen. In de VS, bijna geen import, alles wordt in het land zelf gemaakt. Wel veel export. Ook hier is televisie duur om te maken, importeren is vaak goedkoper dan lokaal

produceren. Er zijn sterke regionale markten in televisie, omdat er een behoorlijk aantal uur gevuld moet

worden. Naties gebruiken televisie in nationale belangen, om ideologie en nationalisme te

verspreiden. Ook televisieprogramma's zijn in hun verspreiding sterk afhankelijk van taal.

Muziek: Voor Engels-Amerikaanse muziek is wijd verspreid. Held: muziek is meer geschikt voor wereldwijde verspreiding, omdat het niet volledig

afhankelijk is van taal. Ook in deze vorm van populaire kunst wordt de markt gedomineerd door een aantal grote

internationale bedrijven uit de eerste wereld, voornamelijk Amerikaans. Echter, kleine recording studio's bestaan er in meer overvloed over de wereld dan filmmaatschappijen en televisieproducers.

Literatuur: De wereldwijde markt in literatuur is voornamelijk beperkt tot de best-sellers en de

prijswinnaars. Deze stroom is kleiner dan die van film, televisie en muziek. Ook beperkt tot voornamelijk

eerste wereld landen. Verschil met andere stromen is dat Amerika meer boeken importeert dan het exporteert.

Page 16: Samenvatting Sociology of the Arts

Media imperialismeDe thesisDe media imperialisme thesis stelt dat als eerste wereldlanden, vooral Amerika, hun culturele producten exporteren naar de rest van de wereld, vooral de derde wereld, dat dit inheemse kunst, zowel volkskunst als populaire kunst, zal bedreigen en vervangen. Dit zal leiden tot homogenisatie. Verder zijn de culturele industrieen steeds meer geconcentreerd in de handen van enkele erg grote mediaconglomeraten, die alleen op winst gericht zijn. Het media imperialisme argument zetelt in een wat algemener argument over homogenisatie. Hierbij worden bedrijven als de McDonalds gezien als verspreiders van kapitalistische ideeen, en consumentarisme, en de veroorzakers van homogeniteit.

Evaluatie1. Amerikanen worden verward met de multinationale bedrijven met hun hoofdkwartier

gevestigt in Amerika. De Amerikanen op zichzelf proberen niet de wereld te domineren. Economische controle vanuit de kapitalistische ideologie van deze bedrijven kan gezien worden, maar economische controle impliceert niet per se ook culturele controle.

2. De media imperialisme thesis impliceert een sterk model van een centrum met een periferie, waarin een eenzijdig verkeer bestaat van materialen van het westen naar de rest van de wereld. Dit idee wordt tegengesproken door bewijzen van intraregionale distributie van televisie, lokale productie van muziek in populaire stijlen en sterke centra van filmproductie buiten Amerika (Bollywood). Ook worden sommige shows aangepast voor lokale consumptie.

3. Eerste wereldlanden hebben verschillende motieven om hun culturele producten te exporteren. VS heeft de instelling dat iedereen Amerikaans zou moeten kunnen worden, en delen hun cultuur met iedereen, de Fransen beschouwen hun cultuur als een verrijking voor andere culturen en de Japanner gebruiken de export van hun cultuur om een distinctie tussen henzelf en overige culturen aan te brengen

4. Naties gaan door verschillende fasen van afhankelijkheid van geimperteerde cultuur. In eerste instantie is het te duur voor naties om hun televisiezendtijd alleen met lokaal geproduceerde producten te vullen. Als ze meer eigen capaciteit ontwikkelen, zijn ze minder afhankelijk van import. In de toekomst zou het mogelijk kunnen zijn dat het publiek kan kiezen tussen een groot aanbod van shows, waaronder ook lokaal geproduceerde programma's.

5. De zorg dat wereldwijde distributie van populaire kunst de inheemse vormen van kunst hebben overschaduwt is aangekaart, maar nooit goed onderzocht. Veel onderzoek heeft echter aangetoont dat culturele objecten op veel verschillende manier geconsumeerd worden. Mensen interpreteren objecten vanuit hun eigen culturele achtergrond.

6. De media imperialisme thesis oppert alleen de schadelijke effecten van geimporteerde cultuur. Deze hoeft niet per se slecht te zijn. Zonder impulsen van de buitenwereld, zouden wetenschap, kunst en literatuur verarmd kunnen zijn.

7. De media imperialisme thesis heeft veel in overeenkomst met de creatiebenadering in het algemeen, en wordt dus ook bekritiseerd door de receptiebenadering.

Bewijzen die voor de thesis pleiten komen voort uit een onderzoek van Corse naar Amerikaanse en Canadese literatuur. De overeenkomsten tussen deze twee landen op literair gebied komt voort uit het feit dat ze gebruik maken van dezelfde set van uitgevers, die dezelfde marketingtechnieken gebruiken, om een gelijk publiek te bereiken.

Een tegengesteld argument, maar wel een zorg ten opzichte van het media imperialisme, is niet homogenisatie, maar fragmentatie. In een samenleving met een hoog geavanceerde arbeidsverscheidenheid, is het enige dat mensen gemeen hebben, hun individualisme (Durkheim)

Page 17: Samenvatting Sociology of the Arts

Het onderverdelen van publiek in niches leidt tot segmentatie, of hyper-segmentatie, waardoor mensen geen gelijkwaardige ervaringen meer delen, wat uiteindelijk leidt tot sociale polarisatie.

Kortom: in het analyseren van de output van culturele industrieen blijken zowel homogeniteit als diversiteit slecht te zijn.

De internationale stroom van hoge kunsten De hoge kunsten circuleren in beduidend andere patronen dan de populaire kunsten. Een duidelijk verschil is dat de markt voor hoge kunst kleiner is en meer gedecentraliseerd. De wereldeconomie is zeer commercieel, en de noncommerciele kunst een rol speelt maar een kleine rol hierin.

Veel vormen van hoge kunst hebben te maken met conventies die gedeeld worden in verschillende naties. Veel van de circulatie vindt plaats in eerste wereldlanden. Binnen deze landen vindt circulatie plaats van internationale 'blockbuster' exposities, en ook de oude meesters, die verkocht worden per veiling, circuleren op een internationale markt. Verder vindt er circulatie plaats door het stelen van kunstwerken en door oorlogsplunderingen.

Als men kijkt naar de stroom van hoge kunst tussen derde wereldlanden en eerste wereldlanden, ziet men een verschuiving in betekenis. Het westen ziet kunst uit de derde wereldlanden als een uiting van een stam, of groep, terwijl de westerse kunst in het westen juist beschouwd wordt als een uiting van een individu. Ook wordt kunst gebruikt als een ongerechtvaardigde culturele waardering. (Price)

Volkskunst:Is bij definitie meer verbonden met de lokale cultuur en speelt maar een kleine rol in de wereldeconomie. Soms wordt volkskunst gecommercialiseerd, zoals de 'wereldmuziek-cd's'.

Cultureel toerismeVeel culturele instellingen zijn afhankelijk van toerisme om genoeg bezoekers te trekken. Een groot deel van de commercialisering van de hoge kunsten is te herleiden naar de toename van toerisme. Toerisme speelt ook een rol bij de opkomst van internationale blockbuster exposities.

Boorstin: Toeristen zijn op zoek naar een veilige bel, waarin ze een soort surrogaat kunstbeleving kunnen ervaren, in plaats van de echte ervaring. Hiermee beschermen ze zich tegen het onverwachte, en het onplezierige. MacCannell: Is het hiermee eens, maar stelt dat toeristen deze pseude-ervaring zoeken, omdat de echte authentieke kunst moeilijk te vinden is. Daarom ervaren ze staged-authenticity.

Doordat toeristen er op een bepaalde manier naar kijken, verandert zelfs de authentieke kunst, in een pseudo-ervaring, een vercommercialiseerd idee van de echte ervaring.

ConclusieLiteratuur over globalisatie:Deelt assumpties met:

De creatiebenadering; in het zien van globalisatie als het homogeen maken van kunst De interpretatieve benadering/consumtiebenadering; in de manier waarop het publiek

omgaat met wereldwijde kunst. De postmoderne benadering; die zich concentreert op de fragmentatie van de wereld door

globalisatie.

Page 18: Samenvatting Sociology of the Arts

De positivistische benadering: die wilt meten wat de wereldstromen van kunst zijn, en die bewijst dat de modellen van centrum-periferie te simpel zijn. Er zitten echter enorme methodologische problemen in hun metingen.

Deel IIB De culturele diamant; de consumptie van cultuur

H. 10 Receptiebenaderingen

Theorieen uit de consumptiebenadering focussen op de rechterkant van de culturele diamant en kijken naar de manier waarop mensen kunst consumeren, gebruiken en ontvangen. Het idee is dat het publiek de sleutel is in het begrijpen van kunst, omdat de betekenis die aan kunst ontleend wordt en de manier waarop het wordt gebruikt, afhankelijk is van zijn consumenten en niet van zijn makers.

Wortels van de receptiebenaderingenPress: onderzoek in receptiebenaderingen baseren zich op twee tradities: Culturele studies en en literaire kritiek. Deze twee soorten onderzoek hebben tot verschillende theorieen geleid, die allemaal het belang van de ontvanger bij het betekenisgeven benadrukken.

Uit mediaonderzoek vloeit de use and gratifications perspective voort, die suggereert dat het publiek actief is in het consumeren van cultuur, in tegenstelling tot de creatiebenadering, die het publiek als passief beschouwt, en vaak het massamanipulatie model genoemd wordt. Use and gratifications benadering: vraagt zich af hoe en waarom mensen cultuur gebruiken, en stellen dat mensen cultuur gebruiken om eigen behoeften te vervullen.

Blumer en Katz: vier behoeften die vervuld worden door televisie te kijken:1. Diversion → afleiding2. Persoonlijke relaties, zowel met televisiekarakters en met de mensen die met hun kijken.3. Persoonlijke identiteit: herbevestigen van waarden, en het vergelijken van eigen situaties en

en problemen met die op televisie. 4. Surveillance → informatie vergaren, over wat er in de wereld speelt

Lull: geeft een meer uitgebreide lijst van behoeften, die alleen beperkt wordt door de fantasie van de persoon zelf.

De use and gratifications benadering ziet het publiek als actief in hun interactie met populaire kunst en stelt dat mensen hun behoeften kunnen vervullen in het gebruik hiervan. Het focust op publiek, in plaats van het kunstobject zelf of zijn negatieve effecten, en was dus invloedrijk in het zien van het publiek als machtig.

British Cultural StudiesNeemt een Marxistische houding tegenover cultuur. Maar in plaats van het beschrijven van het verlies aan samenleving in de groei van populaire kunst (mass-culture kritiek), stellen zij dat populaire kunst op een oppositionele manier gebruikt wordt door marginale, subculturele en arbeidersklassen. Ook deze benadering ziet het publiek als actief.

Hall:Zijn werk komt voort uit de semiotische benadering en focust op encoding en decoding. Er wordt via encoding een betekenis aan een text (kunstobject) toegevoegd door de maker. Het publiek decodeert deze boodschap op een bepaalde manier. Geprefereerde betekenis: De booschap waarvan de kunstenaar wilt dat deze eruit gehaald wordt.

Page 19: Samenvatting Sociology of the Arts

Vier basis manier van decoderen:1. Dominant-hegemonisch → de boodschap wordt ontvangen zoals deze bedoeld is. 2. Oppositionele positie → de boodschap wordt ontvangen zoals deze bedoeld is, maar er

wordt bewust een andere betekenis aan toegekend. 3. De onderhandelingspositie → de combinatie van bovenstaande posities, waarbij de

ontvanger de boodschap deels ontvangt zoals hij bedoelt is, en er deels een andere betekenis aan toekent.

4. De afwijkende positie → de boodschap wordt er in het geheel niet uitgehaald

Morley: Onderzoek naar kijkers van Nationwide, hieruit bleek dat interpretatie niet alleen te maken had met sociale klasse. Hij stelt dat kijkers decoderen op basis van hun sociale postitie, en niet zozeer hun sociale klasse. De sociale positie geeft mensen toegang tot verschillende soorten van discourses om zich mee te verhouden.

SubculturenEen belangrijk aspect in de culturele studies is het onderzoek naar subculturenHebdige: onderzoek naar de opeenvolging van subculturen die zich om muziek groeperen. Zijn werk is gebaseerd op de vraag hoe mensen hegemonische boodschappen weerstaan. Jongeren in oppositionele subculturen kiezen producten uit culturele en consumentenindustrieen en hervormen deze en combineren ze op shockerende manieren. (Bricolage) Uiteindelijk worden deze nieuwe vormen geadopteerd door de cultuurindustrieen en worden ze ontdaan van hun oppositionele karakter. Er volgt dan een nieuwe ontwikkeling van oppositionele producten door subculturen.

Willis: het is de interactie van een sociale verbondenheid met een cultureel object dat de betekenis van dit object naar voren brengt. (bv. Hippies kiezen muziek die past bij de drugs gerelateerde high die ze ervaren, terwijl bikeboys kiezen voor uptempo muziek die meer bij hun motorrij ervaring past.)

Het actieve publiek Hedendaags onderzoek in de cultuur studies richt zich op het actieve publiek. Fiske: geeft bijna alle macht in het betekenisgeven in handen van de ontvanger, door het suggereren dat het publiek hun eigen betekenis geeft aan een text. Hij gaat uit van de populaire kunsten, en stelt dat deze worden geproduceerd door de elite, die de bedoeling hebben met deze kunst ofwel economisch, danwel intelectueel te domineren. Hij noemt de mogelijkheid om zelf betekenis te creeren 'semiotische kracht'. Hij stelt dat de ontvanger semiotische kracht gebruikt om de hegemonische intentie van populaire kunst te weerstaan en er zelf betekenis aan te geven, die voor de ontvanger van belang is. Dit noemt hij semiotische weerstand. Nadeel: Fiske test zijn ideeen niet met empirisch onderzoek. Hij stelt dat semiotische weerstand mensen ondersteund in hun dagelijkse leven. Uiteindelijk is het toch de economische hegemonie die wint, omdat mensen toch de producten consumeren, al bieden ze weerstand tegen de boodschap.

Macht en ideologie De actieve publiek benadering stelt een semiotische democratie, waarbij de ontvangers van texten mogelijkheden hebben tot het creeren van empowering betekenissen in producten die door de culturele industrieen worden aangeboden. Het heeft alle macht aan het publiek toegekend. Theoristen vanuit het Marxisme of uit het poststructuralisme geven de macht aan de kunst, zowel in de mogelijkheid van kunst een ideologie in zich te dragen, als wel in de rol die het heeft in de discourses die in het belang van de elite werken.

Ang: Stelt dat het publiek van televisie een imaginair iets is, wat door de televisiemakers

Page 20: Samenvatting Sociology of the Arts

gedefinieerd wordt, om te kunnen voldoen in de behoeften van televisie. (Bv. Het construeren van een publiek in termen van consumptie, specifiek voor de producten die hun adverteerders willen verkopen) Kijkers worden zo een publiek handelswaar. Het publiek is echter moeilijk te meten.

Het publiek wordt door de televisieindustrie dus gezien als een object van discourse, waarbij het de informatie uit onderzoek gebruikt om een symbolisch publiek te creeren, en op die manier meer kijkers wilt trekken. In de theorie van Ang is het publiek geobjectiviseerd en zijn zij onderworpen aan de macht van de industrie.

Literaire kritiek van de receptiebenaderingReceptiebenadering → ook wel reception aesthetics

In eerste instantie lag de betekenis van een tekst, volgens de dominante literaire analyse, in de tekst zelf, en was de rol van een literaire criticus het expliciteren van een tekst gebaseerd op de boodschap en, zoals gedetermineerd in onderzoek, dus wat de auteur bedoelde te zeggen. Als een student iets anders vond, was het fout. Onder invloed van postmoderne theorieen, begonnen theoristen te betwijfelen of een geprefereerde betekenis wel in de tekst lag, en begon de suggestie dat de betekenis werd gegeven door de ontvanger.

Kernvraag van de literaire analyse verschoof van 'Wat is de betekenis van een tekst' naar 'Wat voor betekenis geeft het publiek aan een tekst en waarom?'

Gaan uit van de horizon of expectations, wat de achtergrond is van de lezer (demografisch, sociaal en persoonlijk) van waaruit de tekst gelezen wordt. (de relatie tussen deze achtergrond en de gelezen tekst, waardoor de betekenis dus beinvloed wordt)

Uit onderzoek bleek dat teksten meerdere betekenissen in zich kunnen dragen (Bv. 'All in the family', satirisch of racistisch?)

Interpretatieve communities: groepen mensen die dezelfde horizons of expectations delen.

Long: onderzoek naar club vrouwen die romans lezen. Gaan mee in een culturele autoriteit die stelt dat sommige boeken groots zijn, en bekritiseren dit niet, maar gaan niet mee, in de zin dat ze geen reviews lezen van critici en het prima vinden dat niet alle vrouwen het met elkaar eens zijn. Reed: onderzoekt een groep mannen. Opvallend verschil: de vrouwen gebruiken de boeken om hun positie te versterken, de mannen gebruiken de ervaring van lezen om aan hun machtspositie te ontsnappen.

Culturele uitlegGriswold: Neemt inzichten uit de receptiebenadering en gebruikt deze in sociologische theorieen. Zij geeft een methodologisch kader waarin culturele uitleg en de sociologie van kunst in een positivistisch kader zet. Culturele uitleg is een manier om kunstobjecten in een brede samenleving te plaatsen.

Een onderzoeker kan dan beginnen met het onderzoeken van een kunstsoort. , daarna kan er naar de agent gekeken worden (wat/wie verbindt het object met de samenleving, kan zowel de maker als de ontvanger van kunst zijn). Is de agent de kunstenaar, dan kijkt de onderzoeker naar de 'brief', de factoren die van invloed zijn op het maken van het werk, als de agent de ontvanger is, kijkt de onderzoeker naar de horizon of expectations. Deze factoren (zowel bij kunstenaar als ontvanger) verschillen per tijd en plaats. Daarvanuit kan de onderzoeker de mentaliteit van mensen in een bredere communitie plaatsen en het object aan een meer algemene ervaring koppelen.

Page 21: Samenvatting Sociology of the Arts

Kritiek1. positivistische sociologen betwijfelen het nut van sociologen om iets subjectiefs te

bestuderen, zoals betekenis. Zij vinden alle interpretatieve sociologie niet falsificeerbaar, en het niet waard om in ogenschouw te nemen.

2. De meeste ethografische of op interviews gebaseerde onderzoeken zijn niet gebaseerd op steekproeven en daarom niet te generaliseren. (Tegenargument: betekenis is voor iedereen uniek, dus wat is het nut van een steekproef?)

3. De receptiebenadering kijkt alleen naar het publiek als factor in de betekenisgeving, terwijl andere benaderingen ook onderzoeken wat bijvoorbeeld de invloed van het object zelf is (tegenargument: de receptiebenadering geeft soortgelijke kritiek aan de use and approach benadering, die alleen kijken naar het nut van kunst voor de ontvanger, maar niet naar de betekenis die kunst voor hen kan hebben. Een ander kritiek op use and gratifications is het feit dat deze theoristen het feit negeren dat de behoeften van mensen voor een groot deel door de media gecreerd worden en door de sociale context waarin men zich bevindt)

4. Vaak worden de publieken die worden onderzocht, alleen op semiotische manier onderzocht, maar niet daadwerkelijk geinterviewd o.i.d. Ethnografisch onderzoek heeft als voordeel dat het gevoelig is voor de betekenis die wordt gegeven in onderdrukte of oppositionele groepen, nadeel is dat de marxistische variant van deze benadering de elite en de middenklasse snel negeert.

5. In hoeverre structureert een tekst zelf de betekenis die een ontvanger eraan geeft? Zowel de actieve publiekbenadering als de receptie esthetics bewegen zich weg van de media effectliteratuur, en geven het publiek, of de relatie tussen publiek en tekst alle macht.

H. 11 Publieksstudies

Kunst in privésettingHalle: kijkt naar hoe mensen met kunst in hun huis leven. Hij kijkt zowel naar hoge kunst, als naar familiefotografie en religieuze iconen, van twee elite groepen en twee arbeidersklassen. Halle vond dat verschillende soorten kunst in de huizen van verschillende sociale klassen te vinden was, maar dat de betekenis die uit deze kunstobjecten gehaald werd meer overeenkomstig zijn tussen deze klassen dan men eerder vermoedde.

Receptie en horizons of expectationsEen aantal studies onderzoeken de effecten van achtergrond op de manier waarop mensen kunst interpreteren.

Verschillen in:Nationaliteit → Vb. Dallas. Waarin mensen van verschillende nationaliteit, totaal verschillende interpretaties hebben van eenzelfde aflevering van een show. Je ziet dat interpretatie afhankelijk is van de ideologie van een cultuur, van wat men verwacht, wat men kent en hoe men leeft. Japanners konden zich in het geheel niet identificeren met de show, waardoor het een grote flop was.

Interpretatief standpunt → Ang: onderzoekt ook Dalles in Nederland.Drie standpunten : – haters: kijken vanuit een anti-kapitalistisch standpunt en verwerpen de serie vanwege zijn massaproductie, het van Amerikaanse makelaardij zijn, en brengen argumenten als, de actrices zijn te mooi, de mannen zijn te macho, etc.

Ironische kijker: Vinden plezier in het programma en in zijn extremen, zij plaatsen zich in een superieure positie en ondervinden plezier van het spotten met het programma.

Page 22: Samenvatting Sociology of the Arts

Ware fan: Moet het ineens ook 'eens zijn' met de productie van massacultuur, en zichzelf ook ineens uit dit standpunt verdedigen.

Interpretatieve strategieen kunnen over tijd veranderen, onder invloed van de cultuur en de heersende ideeen in die tijd.

Sociale klasse Arbeidersklassen: kijken naar een serie vanuit een realistisch kader, beschouwen acteurs als echt, terwijl de elite naar de soap keek als een geconstrueerd verhaal. Ze waren zich ook bewsut van het feit dat ze 'beneden hun stand' keken, waardoor ze ook een afstand bewaarden, door veel kritiek te geven en een ironische houding. Vrouwen uit de middelklasse waren meer vatbaar voor geslachtsgebaseerde hegemonie in hun receptie van televisie. Ze gebruikten televisie ook als voorbeeld van hoe ze met hun eigen conflicten in hun thuissituatie om moesten gaan. Vrouwen uit de arbeidersklasse waren meer vatbaar voor klassegebaseerd hegemonie. Ze vonden de verbeeldingen van de arbeidersklasse niet realistisch, maar wel die van de middel en hogere klasse.

Leeftijd Verschil in leeftijd bij vrouwen en televisie. Oudere vrouwen waren geintrigeerd door de afgeschilderde jongere vrouwen, terwijl de jongere vrouwen daar vanuit een meer kritisch oogpunt naar keken. Oudere vrouwen waren minder gevoelig voor seksistische verbeeldingen van vrouwen, maar waren weer meer gevoelig voor expliciete seks en promiscuiteit, terwijl het bij jongere vrouwen precies andersom was.

RasIn het onderzoek van Jhally en Lewis komen twee zaken naar voren. Ten eerste de verschillen tussen de blanke en zwarte kijkers van de Cosby show, waarbij de zwarte kijkers veel meer gericht zijn op rasverschillen, en blanken minder. Maar ook de negatieve instelling van de onderzoekers zelf komt naar voren.

Manieren van receptie Mensen uit verschillende interpretatieve communities kijken op verschillende manieren naar objecten. Er zijn ook een aantal verschillende strategieen die mensen kunnen toepassen als ze naar kunstobjecten kijken.

Verschillen in niveau van aandacht:Bv. het doen van andere taken tijdens televisiekijken, (distracted viewing)Primary attention: Sterke aandachtsecundary attention: het object bevindt zich meer in de achtergrond. Tertiary attention: Het object wordt niet echt gezien

Sommige onderzoekers geloven dat hegemonische boodschappen het beste kunnen worden bekeken in tertiary of secundary attentie, omdat dan de kritische en weerbare vaardigheden van de kijker niet actief zijn.

Abercombie: twee manieren van receptie:Literary mode: vereist primairy attention, het object wordt serieus geconsumeerd, en in de goede volgorde en op de goede manierVideo mode: Vereist primairy of secundary attention, maar wordt geconsumeerd in verschillende volgorde, een consument kan eruit en erin stappen, en kan op spelenderwijze omgaan met het object. Ook kunnen meerdere objecten tegelijkertijd geconsumeerd worden. Abercombie schakeert hoge kunst vaak in de literary mode, en populaire kunsten bij de videomode.

Page 23: Samenvatting Sociology of the Arts

Liebes en Katz: onderscheiden referentiele kaders en kritische kadersKijkers kunnen beiden door elkaar gebruiken, bijvoorbeeld wel tot tranen geroerd worden, en vanuit een realistisch referentiekader kijken, maar nog steeds plotwijzigingen en dramaeffecten herkennen.

In de bovenstaande onderzoeken wordt een middenweg gevonden tussen de creatiebenadering en de benaderingen die het publiek alle macht geven.

Concepties van het publiekDe studies naar de ontwikkelingen van een theoretisch begrip van het concept publiek en het onderzoek naar handelingen van echte mensen valt iets buiten het thema van dit boek, maar zijn evenwel belangrijk.

Abercrombie en Longhurst: drie soorten publiek:Simpel publiek: Het publiek is fysiek aanwezig, de kunst wordt direct en publiekelijk gepresenteerd. Massa publiek: ervaart bemiddelde communicatie in een privesetting (bv televisie)Diffuus publiek: Nieuwe manier om naar publiekservaring te kijken:In eerste instantie was er alleen een simpel publiek. Vanuit de media effectliteratuur keek men naar massapubliek in een gedragsmatige manier. (het publiek ontvangt stimuli, en wordt positief of negatief door deze stimuli beinvloed.)Tweede benadering: incorporation/resistance: wordt geillustreerd door het encoding/decoding model van British cultural studies. Hierin wordt het publiek als sociaal construct gezien. Ze interpreteren teksten op een manier die ofwel de hegemonische boodschap versterkt of weerstaat. Derde benadering: Spectacle/performance: De wereld is er om bekeken te worden, en narcissism houdt in dat het publiek bekeken wordt, en daarom een performance, of masker laat zien aan de buitenwereld. De publiekservaring is het product dat onstaat in interactie tussen deze twee processen, het bekijken en bekeken worden. In dit model draait het om het formeren en herformeren van identiteit door de mediascape (het omgeven zijn door media) Het publiekservaringsmodel houdt in dat men altijd en overal een publiek is (diffuus) . Men kan dus een simpel of massapubliek zijn, tegen een achtergrond van het diffuus publiek.

Publiek, kunstenaar en distribuantDe meeste onderzoeken aan de consumptiezijde van de culturele diamant kijken alleen maar naar het publiek en zijn sociale context. Sommige onderzoeken kijken ook terug naar de productiezijde en kijken naar de interactie tussen en publiek en de distribuant.

Gunter: onderzoek naar publiek kan worden onderverdeeld in academische studies en industriele studies. Industrieel onderzoek geeft aan dat het publiek invloed kan hebben op de productie en distributie van kunst. (Bv. Veranderingen in romans naar aanleiding van een veranderd 'readership'. In sommige kunstwereld lost het onderscheid tussen kunstenaar en publiek op, bijvoorbeeld bij Star Wars, waarbij fans zelf verhalen schrijven, hun eigen verhalen weer baseren op verhalen van andere fans, waarbij dit op zichzelf weer een kunstwereld wordt. (lijkt op volkskunst)

H. 12 Kunst en sociale grenzenSociale groepen creeeren grenzen op basis van smaak en esthetische keuze. Deze grenzen kunnen zowel fysiek als symbolisch zijn. Dit hoofdstuk gaat over symbolische grenzen. Symbolische grenzen → conceptuele distincties die we maken om objecten, mensen, handelingen en zelfs tijd en ruimte te categoriseren. Ze vooronderstellen zowel de inclusie als de exclusie en impliceren een grijze zone van elementen die ons onverschillig zijn.

Page 24: Samenvatting Sociology of the Arts

Sociale grenzen zorgen voor een groepsgevoel, en creeert een band gebaseerd op gedeelde emoties, gelijkwaardige concepties van het goede en gelijke reacties op symbolisch gewelddoeners. Ze geven een systeem van sociale regels. Ze kunnen ongelijkheid veroorzaken.

Hoge en lage kunstvormenSommige theoretici beweren dat het onderscheid tussen hoge en lage kunst een natuurlijk onderscheid is. De pogingen om deze kunsten in hun intrinsieke waarden te onderscheiden zijn echter onvoldoende gebleken.

1. Hoge kunsten zijn meer complex. Er zijn genoeg complexe populaire kunsten bekend. En sommige kunsten die vroeger populair worden, worden nu beschouwt als hoge kunsten, terwijl aan het kunstobject zelf niets verandert is. (Opera, Shakespeare)

2. Hoge kunst vereist meer training dan lage kunst. Dit klopt vaak wel, kunst kan vaak pas ten volle begrepen worden als er een gedegen kennis is van de conventies rond de kunstvorm. Maar ook hoge kunst kan als populaire kunst ervaren worden (Mona Lisa) en zoals Halle al aangaf in zijn onderzoek worden abstracte schilderijen in het huis van de elite door de eigenaar vaak op dezelfde manier beschouwd als de lage kunstschilderijen uit de arbeidersklasse.

3. Hoge kunst bevat serieuze intellectueel-esthetische ervaringen, waar massacultuur alleen entertaint. Dit argument richt zich meer op de manier waarop mensen kunst gebruiken, dan op de intrinsieke waarde van het object zelf. Het suggereert dat het gebruik van hoge kunst kunstenaar-georienteerd is, en het gebruik van lage kunst consument-georienteerd. In het eerste geval moet het publiek zich aanpassen aan de kunst, in het tweede geval wordt het object aangepast aan het publiek. Je kunt echter nog steeds op twee manier naar Beethoven luisteren, en dit argument geeft niet aan waarom hoge kunst hoog is, en lage kunst laag.

Onderscheid is niet natuurlijk, maar komt voort uit de klasse relaties in de maatschappij en de verschillende smaken en gebruiken voor kunst in de verschillende sociale klassen. Sociologen hebben geoppert dat het onderscheid tussen hoge en lage kunst een historisch gesitueerd concept is dat is geinstitutionaliseerd door machtige groepen die hun eigen status hebben willen vergroten door te beweren dat hun kunst beter was dan ander vormen van kunst.

Consumptie van kunst en de sociale klassenStereotypenHighbrow: Hebben superieure kennis van of invloed op cultuur: gaan naar musea, klassieke muziekMiddlebrowLowbrow: hebben ongecultiveerde smaak: kijken films en televisie. (gebaseerd op het darwinistische idee dat mensen met een groot voorhoofd (hoge wenkbrauwen) slimmer zijn dan mensen met een laag voorhoofd, en dus hogere kunst kunnen begrijpen.

Nieuwe distinctie ideeensociologen kijken naar culturele participatie, die artistieke smaak en consumptie beschouwt als het vaststellen van sociaal lidmaatschap en het construeren en onderhouden van sociale netwerken die toegang verschaffen tot materiele en symbolische goederen.

Bourdieu onderscheid sociale groepen zowel op economisch kapitaal dat ze bezitten als op cultureel kapitaal. Cultureel kapitaal is een valuta gebaseerd op smaak. Het betreft kennis van hoge kunst en cultuur, een hoge graad van verfijning en vakkennis, een een waardering van kennis in het algemeen en het spreken met kennis. Elites gebruiken dit kapitaal om een onzichtbare grens te houden tussen henzelf en lagere klassen, en dit onderscheid voort te zetten in verdere generaties.

Page 25: Samenvatting Sociology of the Arts

De smaak van mensen en hun kennis van kunst verschilt per sociale klasse.

Bourdieu relateert het concept van cultureel kapitaal aan het concept habitus. Habitus is een geinternaliseerde vorm van klasse conditionering, ofwel de manier waarop mensen denken (onderbewust).

Kritiek op de distinctietheorie1. Habitus is niet onbewust en geinternaliseerd, maar kan door leren veranderen en aangepast

worden. Evenwel beinvloedt cultureel kapitaal schoolcijfers, motivatie voor educatie en keuze voor partners.

2. Peterson en collega's stellen dat (in Amerika) de Highbrow is vervangen door culturele omnivoren, mensen die zowel hoge als lage kunst consumeren. Zij stellen dat de kolom van Bourdieu moet vervangen worden door een piramidevorm, met een relatief laag aantal hoge kunsten, een groter wordende middenklasse van kunst en een grote basis van populaire kunst. Daarbij zijn er omnivoren die zowel hoge als lage kunst genieten, en univoren (vaak uit de lagere klassen) die alleen de populaire kunst consumeren. Hierbij blijft het onderscheid tussen hoge en lage kunst nog wel bestaan.

3. DiMaggio kijkt ook naar de grotere culturele repertoires van mensen met een hogere status. Hij suggereert dat dit het resultaat is van een grotere mobiliteit in Amerika. Smaak en de vaardigheid om culturele objecten te bespreken zijn sociale graadmeters in een mobiele samenleving. Kennis van hoge kunst wordt gebruikt om mensen te classificeren tijdens sociale ontmoetingen, en populaire kunst wordt gebruikt als middel om met een andere sociale klasse te kunnen communiceren. Bovendien hebben mensen met een hogere economische status een cultureel repertoire, watze in veel verschillende situaties gebruiken, ze vervullen verschillende sociale rollen. Smaak clustert dus niet in individuen, maar in rollen.

4. Bryson: onderzoekt de 'dislikes' van sociale klassen. Resultaat is dat van de hogere klassende mensen meer omnivoren zijn, maar minder kunsten niet leuk vinden dan de univoren uit de lagere klasse. De vormen die de omnivoren niet leuk vonden, waren precies de vormen die de univoren wel leuk vonden, om de scheiding tussen de klassen in stand te houden. Ze stelt dat er meerdere soorten cultureel kapitaal zijn waar men uit kan putten, en dat de tolerantie voor cultureel kapitaal al als kapitaal op zich gezien kan worden.

5. Onderzoek van Dimaggio naar de invloed van ras op cultureel kapitaal: drie manieren van hoge cultuurparticiatie; fysiek aanwezig, op televisie, of les/handeling in privesetting. De mate van educatie was de grootste voorspeller van cultuurparticiatie voor zowel zwarte als blanke deelnemers. DiMaggio schrijft dit toe aan de lange uitsluiting van zwarten en het nog steeds voortdurende racisme.

De institutionalisering van de hoge kunsten Terugkijkend: De onderscheiding tussen hoge en lage kunst is een sociaal construct. Smaak, of cultureel kapitaal, wordt gebruikt als een sociale graadmeter, en dan vooral door de elite. De scheiding vervaagd steeds meer.

Dimaggio stelt dat de hogere kunsten geinstitutionaliseerd zijn in de 19e eeuw in Boston, waar de dominante, heersende elitegroep macht verloor door een stijging van immigrantengroepen. Zij richtten het Boston Museum en Het Boston symphony orchestra op, waarbij ze explicit stelden dat hun kunst beter was dan die van de immigranten en ze baseerden deze instituten vooral op educatie. Dit komt voort uit het idee van het herkrijgen van macht door een culturele machtspositie in te nemen, en de lage klasse deels toegang te geven om ze te onderwerpen aan deze ideeen. Het onderscheid van hoge en lage kunsten begon van hieruit langzaam te groeien. Dit was de eerste stap in het onstaan van het high culture model.

Page 26: Samenvatting Sociology of the Arts

Ten tweede was vereist dat de hoge kunst alleen getoond werd in een 'heilige omgeving', wat realiseerd werd met nonprofit organisaties. Door de scheiding van hoge en lage kunst werden de toenmalige populaire kunstvormen ineens minder populair, omdat ze specifiek voor hoge klassen werden gemaakt, en werd de scheiding tussen zowel kunst als klasse steeds groter. The institutionalisering van de populaire kunsten vonden veel later plaats. Dit gebeurde pas nadat de hoge kunsten volledig afgesplitst waren van de rest. De scheiding wordt de laatste jaren minder, door bv. massa educatie, kunstbewegingen die expliciet inspiratie halen uit de populaire kunst, minderheden die hun kunst in opspraak brengen als zijn hoge kunst, postmoderne twijfels over de grand narratives, de commercialisering van fondsen van nonprofits, en outsider-art.

Kunstobjecten en sociale grenzenEen belangrijk aspect in de manier waarop hoge kunst gecategoriseerd wordt, is de manier waarop populaire kunsten onderdeel worden van het canon van 'het beste dat wordt uitgedrukt'. Canon: Het lichaam van grote werken in kunst en literatuur die geschoolden hebben neergezet als beter en belangrijker dan anderen. Het beeld dat 'geleerden' deze classificatie objectief maakten is veranderd, en wordt nu gezien als een subjectief proces wat te maken heeft met een politieke machtsstrijd. Publicatie is de eerste vereiste voor het canoniseren van een werk, daarna volgen de hoeveelheid lezers, waardoor kritische aandacht wordt getrokken, en er reviews worden geschreven. Daarbij is het van belang waar deze review gepubliceerd wordt, en advertenties en hoeveel daarvoor betaald wordt is weer van belang voor de hoeveelheid plaats die men krijgt voor zo'n review. Het canoniseren van een werk is dus afhankelijk van een heleboel subjectieve factoren en waarschijnlijk ook afhankelijk van de sociale klasse waarin de deelnemers zich bevinden. Ook de invloed van de ideologie van het land is van belang. Bij visuele kunst zijn dezelfde processen te vinden. Het maken van een canon is één van de vele classificatie processen die plaatsvinden in kunstwerelden.

Deel IIIKunst in de maatschappij

H. 14 De constitutie van kunst in de samenlevingDe theorieen van zowel de consumptie- als de productiekant van de culturele diamant, plaatsen het kunstwerk zelf vaak op de achtergrond

De fabricatie van betekenis Griswold: Onderzoek naar Lamming's romans. Werden tegelijkertijd in drie werelddelen uitgebracht, waardoor er geen beinvloeding vanuit het ene land naar het andere ging. Drie landen gaven verschillende reviews, waarin op zeer verschillende aspecten van de romans gefocusd werd. Ze concludeert dat ze het niet eens is met theoretici die stellen dat de betekenis van een tekst volledig in het object ligt, maar dat het publiek de tekst betekenis geeft tegen een horizon of expectations, maar geeft ook niet alle macht in handen van het publiek, zoals de actieve audience approach doet, maar stelt dat zowel tekst als publiek bijdragen aan de betekenisgeving.

Kunst en het dagelijks leven DeNora: Onderzoekt muziek en menselijk handelen. Ze stelt dat sociale orde een sociaal construct is en dat het steeds opnieuw gemaakt wordt. Er zijn een aantal manieren waarop mensen muziek gebruiken:

het ondersteunen of veranderen van gemoedstoestanden (blues bij depressie) sociale interactie construeren (klassieke muziek bij diner)

Page 27: Samenvatting Sociology of the Arts

Het empoweren van het lichaam door winkels om koopgedrag te beinvloeden, en een onzichtbare grens te maken voor het

winkelend publiek dat wel of niet de winkel in gaat. DeNora stelt dat muziek een handvat biedt tot handelen. Er zitten mogelijkheden in het gebruik van muziek verscholen, het publiek kan zelf beslissen of het hier iets mee doet.

Twee overeenkomstige ideeen met Griswold:1. Onderzoekers moeten de kunst zelf niet vergeten2. Menselijk gebruik van kunst vereist een actieve interactie met kunst.

Artistieke veldenBourdieu geeft een model van artistieke velden, waarin gelijkheden zitten met Becker's idee van kunstwerelden. Bourdieu benadrukt de machtsrelaties en het sociale construct van ideeen meer dan Becker doet.

De kern van Bourdieu's sociologie is dat modernisatie een langetermijn proces is geweest van differentiatie, die samenlevingen getransformeerd heeft in netwerken van specialistische velden van actie. (Economie, politiek, kunst, sport, enz). Elk veld is een sociale ruimte geordend naar zijn eigen regels en zijn eigen beloningen bevattend. De moderne samenleving refereert aan een web van aan elkaar verbonden ruimtes of area's die samen een krachtveld vormen. In dit krachtveld strijden elites met elkaar om economisch, politiek en cultureel bezit en voor hegemonie over de onderdrukte klassen.

Artistieke velden zijn dus een set uit vele instituten die samen de samenleving vormen. Sommige van die velden zijn meer autonoom dan anderen, hoewel dit altijd relatief is. Bourdieu stelt dat artistieke velden verdeelt zijn in verschillende polen of sectoren, waarbij de specifieke verdeling afhangt van de klasserelaties in de maatschappij.(Historisch geconstrueerd)

Autonome pool: weinig invloed van andere velden, weinig economisch kapitaal, veel cultureel kapitaal

Heteronome pool: Veel invloed van andere velden, veel economisch kapitaal, weinig cultureel kapitaal. Onderverdeeld in bourgeois en industriele kunst.

Twee kenmerken van Bourdieu's werk zijn relevant:Hij neemt het feit dat artistieke velden een ideologie in zich dragen serieus. Hij geeft aandacht aan zowel de consumptie- als de productiezijde.

Hij onderscheid een pure esthetica en een populaire esthetica, waarmee publiek zich verhoudt tot kunst. De populaire vorm domineert.

Begrijpen van aesthetics en de samenlevingAesthetisch kijken is afhankelijk van de samenleving en dus een historisch sociaal construct. Het idee van originaliteit en hoge kunst is afhankelijk van de heersende ideeen in die tijd en samenleving.

Constructie van genialiteitGenialiteit is een sociaal historisch construct, opgebouwd in de loop der eeuwen en steeds aangepast aan het heersende tijdsbeeld.

ConclusiesDit hoofdstuk biedt een kritiek op de culturele diamant:

De culturele diamant kijkt naar aparte aspecten die in werkelijkheid niet te scheiden zijn. De interactie tussen kunst en de maatschappij verdwijnt.

Page 28: Samenvatting Sociology of the Arts

Sociaal geconstrueerde ideeen zijn niet per definitie meteen fout. Ze hebben daadwerkelijk consequenties in de sociale wereld. Ze zijn echter historisch contingent.

Deel IV conclusie H. 15 Kunst sociologisch onderzoeken

Volgens Alexander zou kunst het beste holistisch (vanuit verschillende oogpunten en benaderingen) bestudeerd moeten worden. De besproken benaderingen gaan vaak uit van maar één kant, of soms enkele. Het is ook moeilijk om alle aspecten te behandelen.

Volgens Alexander wordt de verdeling van de literatuur duidelijk gemaakt in de indeling van het boek. Volgens haar worden de velden van sociologie niet gekenmerkt door het aangaan van een debat met elkaar, wat wel zou moeten.

Zin en onzin van sociologische benaderin in sheets hoorcollege