Rotterdams Offensief - Wijkscholen Rotterdaml
-
Upload
rotterdams-offensief-wijkscholen-rotterdam-the-netherlands -
Category
Travel
-
view
2.764 -
download
1
description
Transcript of Rotterdams Offensief - Wijkscholen Rotterdaml
ja zeggen en mee doen
b u s i n e s s p l a n
w i j k s c h o o l
r o t t e r d a m
Businessplan Wijkschool RotterdamIn opdracht van ROC Albeda, ROC Zadkine, Stichting LMC Rotterdam
ondersteund door de Gemeente Rotterdam
Hoorn, september 2008
Mission statement 7
Wat is de Wijkschool? 9
Voor wie is de Wijkschool? 12
Wat doet de Wijkschool? 14
Wat kost de Wijkschool? 18
Hoe goed is de Wijkschool? 24
Wie is de baas van de Wijkschool? 25
Hoe beginnen met de Wijkschool? 28
Gebruikte bronnen 30
Voorliggend Businessplan voor de Wijkschool is het resultaat van een opdracht die op 31 juli 2008 door de besturen van ROC Albeda, ROC Zadkine en LMC, ondersteund door de Gemeente Rotterdam, is verstrekt aan Van Beekveld & Terpstra Organisatie Adviesbureau B.V.
Inhoud
6 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Er moet iets gebeurenGrote groepen jongeren in Rotterdam verliezen de
aansluiting met de maatschappij. Hun talenten gaan
verloren. Daar lijden zij zelf onder en daar lijdt hun
omgeving onder. De Wijkschool wil daarop een ant-
woord zijn. We noemen het een ‘school’ omdat het (uit-
eindelijke) doel is om de jongere te kwalificeren. Maar
het is geen school in de traditionele zin van het woord.
Het is een bondgenootschap. Een bondgenootschap
waarvoor de hele omgeving van de jongeren de maat-
schappelijke verantwoordelijkheid neemt: onderwijs,
bedrijfsleven, hulpverlening, gemeente.
De wijkschool is andersIn de Wijkschool staat werk centraal. Werk als mid-
del en werk als doel. Niet als simulatie, niet als spel,
maar echt, authentiek, zingevend werk. De Wijkschool
is voor overbelaste jongeren. Zij hebben volgens
Winsemius1 structuur en betrokkenheid nodig. Werk
genereert beide waarden: werk geeft structuur aan
de dag en aan het leven en werk creëert betrokken-
heid. Werk is daarom het medium om aan het werk te
komen: the medium is the message.
De Wijkschool werkt vanuit de visie dat overbelaste
jongeren niet gebaat zijn bij een warm bad aan zorg
en ontwikkelassessments om pas daarna naar werk te
worden toegeleid.
De Wijkschool keert dit om: eerst werk, zodat struc-
tuur ontstaat in een tot dan toe tamelijk structuurloos
leven, werk zodat eigenwaarde en autonomie groeien,
werk zodat betrokkenheid ontstaat bij collega’s, op
klanten, op bazen. En werk zodat ontwikkelingsbe-
hoefte ontstaat. Dit leidt tot scholing en tot het ontwik-
kelen en benutten van talenten. Het fundament van
de Wijkschool is arbeidsidentiteit, daarop worden de
structuren van onderwijs, zorg, loopbaancoaching,
begeleiding en ondersteuning gebouwd.
Het hart van de Wijkschool is daarom het netwerk van
de bedrijven en instellingen in de wijk waar de jongeren
werken en zo werkervaring opdoen. Die werkervaring
vormt dus – anders dan op andere scholen – geen onder-
breking van het reguliere curriculum. Integendeel, het
werk en de wijk zijn het curriculum.
De Wijkschool is geen kostenpost:voorzorg loont!Een primaire vraag naar de kosten van de Wijkschool
is feitelijk apert verkeerd. Het is een vraag die bewust
of onbewust uitgaat van de premisse van onderwijs en
zorg als kostenposten waar geen opbrengsten tegen-
over staan. Precieze opbrengsten zijn weliswaar moei-
lijk te definiëren, maar zijn wel evident. Bijvoorbeeld:
• De uitkering voor alleenstaanden tussen de 21 en 65
jaar is gelijk aan 50 procent van het netto minimumloon.
Dat is A 623,10 per maand. Zonder Wijkschool zou Tonny
10 jaar in de bijstand zitten. Kosten voor de samenleving:
10 x 12 x A 623,10 = A 75.000 (afgerond).De kosten voor
de Wijkschool voor Tonny bedragen 2 jaar lang A 23.500,
is A 47.000 in totaal. De opbrengst van de Wijkschool
in het geval van Tonny bedraagt dus A 28.000 (NB: dit
is exclusief alle meeropbrengsten die Tonny zou kunnen
genereren als betastingbetaler met betaald werk).
• Uit het rapport Detentie, behandeling en nazorg criminele
jeugdigen van de Rekenkamer (2006): “al met al kunnen
de kosten die de opvang of behandeling van de jeugdige
delinquenten tijdens en na hun verblijf in een jeugd
inrichting met zich meebrengt geschat worden op ongeveer
A 200 miljoen in 2006. In 2006 waren ongeveer zeven
honderd jeugdigen opgenomen voor jeugddetentie en/
of een PIJmaatregel. Hoewel exacte gegevens ontbreken,
kan ervan worden uitgegaan dat de kosten per jeugdige
per jaar gemiddeld ruim A 250.000 beliepen.” Dankzij de
wijkschool wordt Tonny geen criminele jeugdige en wordt
twee jaar jeugddetentie bespaard. Bruto opbrengst voor de
samenleving is A 500.000. De kosten voor de Wijkschool
voor Tonny bedragen 2 jaar lang A 23.500, is A 47.000 in
totaal. De netto opbrengst van de Wijkschool bedraagt in
dit geval A 453.000.
Kortom: als maatschappelijk ondernemer zou je wel
gek zijn om geen Wijkscholen in te richten. Zelfs bij
marginale successen betaalt de investering zich dubbel
en dwars terug.
mission statement
7 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Het concluderende slothoofdstuk van het hierboven
aangehaalde Rekenkamerrapport luidt: Nazorg loont.
De Wijkschool draait dit om: Voorzorg loont!
De Wijkschool is ontschot, structureelen preventiefHet motto van de Wijkschool ‘Ja zeggen en mee dóen’
geldt niet alleen voor de jongeren. Het geldt ook voor
betrokken (maatschappelijke) organisaties. Alle
betrokken partijen in onderwijs, hulpverlening, over-
heid en bedrijfsleven hebben dezelfde opgave. Wij
zien het als onze gezamenlijke opgave de overbelaste
jongeren perspectief te bieden. It takes a village to raise
a child. Rotterdam bestaat uit vele villages: de wijken.
Dus gaan we vanuit de jongere en zijn leefomgeving te
werk. We bouwen hulp die nu pas gegeven wordt als er
problemen zíjn, om naar hulp die die problemen voor-
kómt, we slaan de handen ineen, we doorbreken schot-
ten en houden vol, jarenlang.
De Wijkschool is niet de verantwoordelijkheid van
één maatschappelijke partner alleen. De Wijkschool
is geen ROC, geen speciaal onderwijs, geen kliniek en
geen buurthuis. Wat de Wijkschool wel is leest u in
dit Businessplan.
ter illustratie: ernesto
Ernesto is 21 jaar oud. Hij is een jongen die altijd erg onzeker was. Door zijn gebrek aan
doorzettingsvermogen, en misschien ook wel beperkte cognitieve vermogens, is het hem
nooit gelukt zijn VMBO-diploma te halen. In de laatste jaren van het VMBO ging het slecht
met Ernesto. Hij kreeg last van depressies en was niet meer in staat goed te functioneren.
Dit resulteerde in een opname in een psychiatrische kliniek.
Na een half jaar ging het beter met Ernesto. Zijn begeleider raadde hem aan zich aan te
melden op de Wijkschool. Op de Wijkschool was het hard werken. Eerst hielp hij bij de
plantsoenendienst. De hele dag was hij in de weer met kruiwagens vol takken. ’s Avonds
kwam hij doodmoe thuis. Soms zag hij het niet meer zitten en bleef hij ’s ochtends in bed
liggen. Dan kwam de coach aan de deur, dat was wel een beetje gênant.
Op den duur ging het steeds beter met Ernesto. Hij kreeg wat klussen op de kinderboerderij
en leerde daar veel. Ze waren zo tevreden over hem dat ze hem een baan aanboden.
Sindsdien werkt hij er 4 dagen in de week.
8 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Ambitie van de WijkschoolDe Wijkschool wil burgerschap en arbeidsidentiteit
ontwikkelen bij jongeren. De Wijkschool levert de
(overbelaste) jongere (opnieuw) een loopbaan op en
pakt de overbelasting aan. Dit brengt structuur in het
leven van de jongere.
De structurele ‘loopbaanplaats’ die de jongere via de
Wijkschool verwerft betekent:
• dejongeregaatnaareenreguliereopleidingenkwa-
lificeert zich binnen het reguliere stelsel, dit kan ook
de vakschool2 zijn;
• isditniet(ofopdatmomentniet)haalbaar,danver-
werft de jongere een andere vorm van kwalificatie
(deelcertificaten, bewijzen van bekwaamheid);
• ofdejongereverwerfteenstructurelearbeidsplaats
of begint een eigen onderneming.
Realiseer je deze ambities dan worden ook de volgende
resultaten zichtbaar:
• meerdeelnameaanhetonderwijs,waardoorminder
schooluitval;
• meeraanhetwerk,waardoorminderuitkeringen;
• meereigenwaardedoormindereafhankelijkheid;
• meerbetrokkenbijdeeigenwijk,waardoorminder
overlast;
• meerdeelnameaandesamenlevingenmeergevoel
voor burgerschap, waardoor minder criminaliteit;
• eengezonderelevensstijl,meerperspectief,
waardoor vermindering van gezondheids- en
verslavingsproblematiek.
De Wijkschool is een structurele voorziening, die een
einde maakt aan de versnipperde ‘projectenaanpak’
van overbelaste jongeren. De jongere en zijn talenten
zijn het uitgangspunt voor de aanpak. Onderwijs- en
zorgaanbieders werken samen. De aanpak is gebieds-
gericht. De wijkschool werkt probleemoplossend en
preventief, het voorkomt dat problemen verergeren.
De wijkschool vormt het deksel op de put zodat het
kalf niet eerst hoeft te verdrinken.
De contextRotterdam heeft de grootste schooluitval van
Nederland. Zo’n 9.000 jongeren tot 23 jaar zonder start-
kwalificatie zitten niet meer op school. Een groot deel
hiervan vindt alsnog zijn weg naar arbeid of hernieuw-
de scholing.
Maar voor zo’n 1.500 jongeren blijft de ‘derdenruimte’
over als dagbesteding. Onacceptabel voor de jongeren
en samenleving. Voor de jongeren dreigt een verdere
stapeling van problemen. De samenleving ondervindt
maatschappelijke schade, op straat heerst onveiligheid
door de keten geen geld, armoede, drugs, diefstal. Iedereen
ziet dat sprake is van een zeer urgent probleem dat om
een snelle en doeltreffende oplossing vraagt.
De (v)mbo-scholen in Rotterdam hebben te maken met
een ander type jeugd dan eind vorige eeuw. Dit komt
niet door de allochtonenproblematiek. Het is vooral
een grotestads- en armoedeprobleem3. Scholen hebben
hier niet of nauwelijks een antwoord op, ze zijn hier
niet voor toegerust. Zelfs waar de wil is, is niet altijd
de weg.
Een tweede probleem is de organisatie en de finan-
ciering van de scholen. De ROC’s in Rotterdam bieden
nu veel zorg die niet structureel gefinancierd is. De
groepen zijn meestal te groot om individuele aandacht
te bieden en de onderwijsorganisatie is niet toegesne-
den op de doelgroep. Een deel van de probleemgroep
ervaart het onderwijs daardoor als niet zinvol (“ze
kunnen mij niet helpen”), een ander deel komt tekort
door te weinig aandacht.
De school probeert de problemen op te lossen door:
kleinere groepen, meer docenten, externe hulp-
verlening, voorzieningen voor uitvallers (Rebound
Schiehaven, Back to your Future, wijkleslokalen, en
dergelijke), begeleid wonen, et cetera. Dit kost de
scholen, vooral de ROC’s, veel geld. Geld dat er van-
uit de normale, structurele bekostiging onvoldoende
is, ondanks de inzet van VOA4- en IBO-middelen5.
Bovendien kunnen scholen het geld maar één keer
uitgeven en gaat de extra financiering van de pro-
bleemgroepen ten koste van het onderwijs aan andere
groepen.
De problematiek waarmee veel jongeren te maken
hebben is divers. Sprake is van (toenemend) jeug-
dig moederschap, afwijkend gedrag (agressiviteit,
terugtrekkend gedrag), jeugdprostitutie, zwerven,
verslaving, psychiatrische en sociaal-emotionele (of
psychische) problemen, financiële problemen, kleine
en grote criminaliteit, cognitieve problemen (orthope-
dagogisch/psychologisch), armoede en gezinsproble-
matiek. Deze problemen komen bij een groot aantal
jongeren gestapeld voor; zij vormen de groep die
Wat is de Wijkschool?
9 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Winsemius de ‘overbelaste jongeren’ noemt.
Schooluitval is dus geen onderwijsprobleem; het is
een maatschappelijk probleem en dus een probleem
van onze hele samenleving. Het onderwijs is wel een
belangrijke vindplaats van de problematiek, maar
dreigt nu stortplaats te worden.
Omdat geen kwalificatie wordt verworven en dus in de
meeste gevallen geen structureel werk wordt gevon-
den, mede door de gestapelde problematiek, zijn deze
jongeren uitkeringsbehoeftig. Ze hebben een gebrek
aan perspectief. Zij krijgen van niemand erkenning;
hèt scenario voor de negatieve spiraal.
Veel werk wordt verzet om de jongeren op het goede
spoor te krijgen, maar het ontbreekt aan coördinatie.
De jongere moet voor elk deelprobleem weer bij een
ander loket zijn. Uit diverse gesprekken in Rotterdam
en vele nota’s blijkt dat:
• sectorenzoalsonderwijs,arbeidsmarkt,inkomen,
jeugdzorg, GGz, welzijn, justitie, huisvesting los van
elkaar opereren, terwijl intensieve samenwerking
effectiever en efficiënter is;
• doorzwakkeschakelsindevoorzieningenketener
onvoldoende aansluiting en overdracht is;
• financieringssystemenonvoldoendeopelkaaraan-
sluiten, scholen zien een flink financieringstekort;
• ersprakeisvancapaciteitstekortenbij(deel)projec-
ten, die vaak geen samenhang vertonen;
• gekozenwerkwijzendoelgroepenvaakniet
bereiken.
Kortom: het geheel aan hulpverlening rondom de jon-
geren kan niet goed reageren op de problemen die zich
voordoen.
De snel toenemende problematiek maakt ingrijpen
noodzakelijk. De besturen van LMC, ROC Zadkine en
ROC Albeda hebben vanuit deze urgentie een con-
cept ontworpen dat moet leiden tot een drietal typen
scholen:
• deTopschoolvoorniveau3en4leerlingenMBO
gericht op een associate degree;
• deVakschoolvoorniveau1en2leerlingenMBO,
context en vakgericht en doorlopend vanuit VMBO
naar MBO;
• deWijkscholentenbehoevevandeoverbelaste
leerlingen.
Deze nieuwe schooltypen zijn aanvullend op het
bestaande aanbod van VMBO- en MBO-voorzieningen.
Doel van de Wijkschool is om als overkoepeling een
deel van de bestaande onderwijs-, zorg- en welzijns-
voorzieningen bij elkaar te brengen en te versterken;
een geïntegreerde vorm van onderwijs en zorg die
naadloos past op de complexe en geïntegreerde hulp-
vraag van de doelgroep.
De ontwerpers van dit businessplan hebben in een
korte tijd vele mensen van vele organisaties gespro-
ken over de Wijkschool. Beelden en perspectieven
verschillen, maar iedereen (van de scholen, de dienst
JOS van de gemeente Rotterdam, het jongerenloket en
jeugdplein, tot het cultureel werk, het ministerie van
OCW en mensen van goede en minder goed lopende
projecten voor deze jongeren) is het er over eens dat de
Wijkschool er moet komen!
ter illustratie: layla
Layla is 16 jaar oud. Twee jaar geleden is ze na een feestje met een jongen naar bed geweest
waarna ze zwanger raakte. Vanaf dat moment is ze ook niet meer naar school gegaan. Hoewel ze
een training voor tienermoeders had gevolgd viel de zorg voor haar dochter haar erg zwaar. Ze
had het gevoel alleen nog maar met de baby bezig te zijn en ze had bovendien veel ruzie met haar
ouders die zich bemoeiden met hoe ze het deed.
Gelukkig werd ze benaderd door een medewerkster van het jongerenloket. Zij kon een oppas voor
Layla regelen. Ze wilde wel dat ze dan naar de Wijkschool zou gaan. Eerst zag ze er wat tegenop
maar later viel het haar erg mee. Samen met een ander meisje ging ze ouderen in de wijk helpen
met boodschappen doen of de hond uitlaten. Meestal kreeg ze dan koffie met een koekje. Eén
vrouw zei altijd tegen haar dat ze er elke keer naar uit zag als ze kwam.
Nadat Layla met haar kindje in een woning voor tienermoeders was getrokken had ze voldoende
rust om eens goed na te denken over wat ze nu eigenlijk wilde. Toen heeft ze gekozen voor een
opleiding Helpende Gezondheidszorg.
10 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
11 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
De Wijkschool is er voor jongeren tot 23 jaar die geen
startkwalificatie6 hebben, niet op school zitten en ook
niet aan het werk zijn. Ze ervaren problemen op meer-
dere leefgebieden. Daardoor is er sprake van overbe-
lasting. Terug naar school is in deze fase van hun leven
geen optie. Het op eigen kracht vinden en behouden
van een werkplek lukt ook niet.
Kortom: ze staan aan de kant en doen niet mee in
de maatschappij, niet als actieve burger, noch als
werknemer.
Contact maken met deze jongeren, hen activeren tot
meedoen in de eigen wijk(economie) en hen helpen
een eigen arbeidsidentiteit op te bouwen zijn kern-
woorden voor de wijkschool.
Er zijn geen formele kwalitatieve instroomeisen voor
de Wijkschool. De doelgroep heeft al genoeg drempels
ervaren, binnen en buiten het onderwijs. De al eerder
genoemde stapeling van problemen heeft geleid tot
‘overbelasting’.
De Wijkschool is niet bedoeld voor jongeren die al
een startkwalificatie hebben, regulier onderwijs kun-
nen volgen of – ook al zijn ze VSV-er – een structurele
arbeidsplaats hebben. Ook jongeren waarvoor al een
voorziening aanwezig is – denk aan een voorziening
voor ex-gedetineerden of een voorziening voor jon-
geren met zwaardere psychiatrische problematiek7 –
behoren niet tot de doelgroep. Alle andere jongeren
zijn van harte welkom in de Wijkschool.
Het is moeilijk schatten over hoeveel jongeren het
gaat8. Ramingen vanuit verschillende invalshoeken9
en ervaringsgegevens leiden tot de aanname dat na
een volledige uitrol van de Wijkschool in Rotterdam
maximaal 1.500 jongeren zullen deelnemen aan het
programma. Dit aantal neemt toe als de ROC’s noodge-
dwongen, vanwege een niet toereikende financiering,
moeten stoppen met een aantal van hun projecten
voor bijzondere doelgroepen. Dat zijn 500 jongeren. In
totaal gaat het om 2.000 jongeren, ongeveer 10% van de
totale Rotterdamse doelgroep die een beroepsopleiding
volgt (of zou moeten volgen) aan de beide Rotterdamse
ROC’s.
De doelgroep kampt met een gestapelde problematiek.
Onderzoek hiernaar is nauwelijks voorhanden. Wel is
van de totale groep voortijdig schoolverlaters bekend
dat10:
• bijna18%uiteeneenoudergezinkomt,tenopzichte
van 13% van de totale groep 15-22-jarigen;
• 13%zelfkinderenheeft,bijdetotalegroep15-22
jarigen is dit 6%;
• dekansdateenjongeretussende17en18zonder
schooldiploma verdacht wordt van het plegen van
een misdrijf bijna 2,5 keer zo groot is als de kans dat
een jongere die wel een diploma behaalde verdacht
wordt.
Onderzoek naar de problematiek van jongeren in het
algemeen in Rotterdam is echter in zeer ruime mate
aanwezig. Onderstaand een overzicht van zeer recente
(mei 2008) gegevens uit de jeugdmonitor Rotterdam
van de GGD en de – kort geformuleerde - betekenis
daarvan voor de Wijkschool. Vele andere onderzoe-
ken11 bevestigen in grote lijnen onderstaand beeld.
Leefstijl• bij21%vandeleerlingenissprakevan(ernstig)
overgewicht;
• 58%vandeleerlingengeeftaannietdagelijkste
ontbijten;
• 17%vandeleerlingenvoldoetaandenormvoor
fruitconsumptie van het Voedingscentrum;
• 26%vandeleerlingendrinktvierofmeerglazen
suikerhoudende frisdrank per dag;
• 59%vandemeisjesen41%vandejongensvoldoet
niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen;
• 75%vandemeisjesen57%vandejongenszitmeer
dan vier uur achter de computer of televisie.
Conclusie voor het aanbod: ontbijt en beweging.
Roken, alcohol en softdrugs• 34%vandeleerlingengeeftaanteroken,23%rookt
dagelijks;
• 15%vandejongensen6%vandemeisjesvaltop
basis van zijn/haar antwoorden in de categorie zware
drinker;
• 23%vandejongensen10%vandemeisjesheeftinde
afgelopen vier weken hasj of wiet gebruikt;
• 17%vandejongensen6%vandemeisjesheeftwel
eens harddrugs gebruikt.
Conclusie voor het aanbod: voorlichting alcohol- en
drugsgebruik en verslavingszorg.
Voor wie is de Wijkschool?
12 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Seksueel gedrag• 74%vandejongensen50%vandemeisjesgevenaan
wel eens geslachtsgemeenschap te hebben gehad;
• 62%vandejongerendieweleensgeslachtsgemeen
schap hebben gehad, gebruikt niet altijd een
condoom.
Conclusie voor het aanbod: seksuele voorlichting,
verstrekking condooms en SOA-behandeling.
Gehoorschade• vanalleleerlingenloopt24%mogelijkrisicoop
gehoorschade;
• 9%geeftaanpermanentlastvanzijnofhaargehoor
te hebben.
Conclusie voor het aanbod: voorlichting gehoorschade
(Psychische) gezondheid• 34%vandemeisjesen22%vandejongensgeeft
aan de gezondheid als minder dan goed te ervaren;
• 35%vandeleerlingenvoeltzichpsychischongezond;
• bij37%vandemeisjesen27%vandejongensis
sprake van een verhoogd risico op depressie;
• 23%vandemeisjesen12%vandejongensheefter
in de afgelopen 12 maanden serieus aan gedacht een
einde aan zijn/haar leven te maken.
Conclusie voor het aanbod:(individuele)psychologische
en psychiatrische hulpverlening. Vertrouwelijkheid.
Gedrag• 16%vandejongensen8%vandemeisjesgeeftaan
wel eens een wapen bij zich te dragen;
• 26%vandeleerlingengeeftaanindeafgelopenvier
weken gespijbeld te hebben;
• 16%geeftaanweleensanderengepesttehebbenin
deafgelopen3maanden.
Conclusie voor het aanbod: groepsaanbod
agressiehantering, conflicthantering, impulsregulatie.
Duidelijk veiligheidsbeleid.
Hulpverlening• 8%vandeleerlingenheeftindeafgelopen12maan
den contact gehad met een schoolmaat schappe lijk
werker;
• 7%vandeleerlingenheeftindeafgelopen12maan
den contact gehad met iemand van RIAGG, een
psycholoogofeenpsychiateren7%heeftcontact
gehad met een andere hulpverlener.
Conclusie voor het aanbod: Hulpverlening dichterbij de
jongeren brengen.
Dit soort problemen kunnen verhinderen dat jongeren
een eigen arbeidsidentiteit ontwikkelen, dat ze actief
meedoen in de maatschappij. Deze problemen moeten
dan ook worden opgelost. Ook problemen oplossen is
een kernwoord voor de wijkschool.
Monitoring instroomDe Wijkschool is er dus voor een specifieke doelgroep.
Om dat te bewaken staat de Wijkschool open voor:
• jongerendiewordenverwezendoorhet
Jongerenloket;
• jongerendiewordenverwezendoorhet
Servicecentrum van Zadkine en het Trajectbureau
van het Albeda College na een toets door het
Jongerenloket;
• jongerenuitdewijkwaarmeeactiefcontactwordt
gelegd vanuit de Wijkschool; het gaat dan om jonge-
ren die geen startkwalificatie hebben, niet meer op
school zitten en ook geen werk hebben.
13 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
ter illustratie: damion
Damionis19jaaroud.HeeftveelproblemengehadophetVMBO.Hijspijbeldeveelennaeen
vechtpartij in de kantine werd hij geschorst. Daarna is hij nooit meer teruggegaan.
In eerste instantie bracht Damion het grootste gedeelte van de dag met z’n vrienden op straat
door. Soms was het gezellig en soms was het knokken. Hij is tweemaal door de politie opgepakt.
Hoe je eruit ziet werd erg belangrijk gevonden dus zorgde Damion altijd dat hij merkkleding
droeg. Hierdoor kwam hij in de schulden.
In de buurt was de groep waar Damion mee optrok bekend. Ook al deden ze niets, ze werden
altijd vuil aangekeken. De jongens van het streetcornerwork waren wel oké. Ze maakten vaak
een praatje met de groep en hadden geen oordeel.
Op een gegeven moment vertelden ze dat het sportveld bij het buurthuis opgeknapt zou worden.
Hier hadden ze een paar sterke jongens voor nodig. Toen zijn ze met de hele groep gaan helpen.
Hierna waren er meer klussen. Het was best dikke pret. Beter dan maar een beetje uit verveling
lopen klooien. Ze werden bovendien maatjes met enkele mensen uit de wijk.
De coach wilde graag dat Damion een training ging volgen. Omdat hij hem had geholpen met z’n
schulden oplossen wilde hij dat wel voor hem doen. Het werd ‘budo’: een soort boksen en judo,
waardoor je jezelf beter leert beheersen.
Damion heeft veel geleerd in deze periode. Misschien was het belangrijkste wel dat hij zag
dat mensen hem iets waard vonden.
Nu volgt Damion een opleiding in de haven. Hij leert het vak van lasser. Dat had hij van te voren
nooit kunnen bedenken.
De Wijkschool is gericht op het ontwikkelen van
burger schap en het ontwikkelen van een arbeids-
identiteit. De Wijkschool levert de jongere (opnieuw)
een loopbaan op. Dit brengt structuur aan in het leven
van de jongere.
ArbeidsidentiteitBij het ontwikkelen van een arbeidsidentiteit gaat het
om de vraag: ‘Op welke plaats in de maatschappij kan
ik, met mijn kwaliteiten en interesses, zinvol bezig zijn
voor anderen en voor mezelf?’
Door positieve werkervaring op te doen vindt de
jongere het antwoord op deze vraag. Ervaringen die
bewijzen dat je ergens goed in bent, dat je er toe doet
en dat anderen dit waarderen.
KwalificatieDe Wijkschool zorgt ervoor dat een jongere zich
kwalificeert voor de arbeidsmarkt en daar een struc-
turele werkplek verwerft en/of doorstroomt naar een
reguliere beroepsopleiding. Kwalificatie op niveau 1
(bijvoorbeeld een AKA opleiding) of een andere vorm
van bewijs van bekwaamheid is het doel.
BurgerschapBurgerschap is het (leren) deelnemen aan en ver-
antwoordelijkheid dragen voor de publieke zaak.
Burgerschap ontstaat in de wisselwerking tussen de
jongeren en de omgeving. Het vereist van de jongeren
dat ze vaardigheden ontwikkelen om verantwoorde-
lijkheid te kunnen nemen en dragen. De omgeving
moet de jongeren daartoe uitnodigen, ondersteunen
en toerusten.
Wat doet de Wijkschool?
14 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
StructuurDe Wijkschool geeft een duidelijke structuur aan het
leven van de jongere doordat een ‘werkweek’ wordt
gehanteerd. De jongere staat vroeg op, ontbijt, gaat aan
het werk, luncht met z’n collega’s en gaat aan het eind
van de dag (moe) naar huis. Een coach ondersteunt
waar nodig.
Context van de WijkschoolDe Wijkschool maakt organisch deel uit van de
wijk waarin de school staat. De wijk is de school.
Bondgenoten die samen de school maken zijn in elk
geval:
• hetonderwijs(VOenMBO):ROCAlbeda,ROC
Zadkine en LMC;
• deorganisatiesbinnenwijkendeelgemeentezoals
het buurthuis, de kerk, de woningbouwcorporatie,
media in de wijk en de kleine zelfstandigen;
• wijkgerichteinstellingenzoalsjongerenwerk,
opbouwwerk, welzijnswerk en sociaal cultureel
werk;
• de(wijk)politieinhetkadervansignalering,preven-
tie en repressie;
• hetbedrijfsleveneninstellingentenbehoevevan
werk(ervaring);
• dezorginstellingendieexpertisemoetenleveren
binnen de Wijkschool en daarbuiten;
• stedelijkeenlandelijkevoorzieningenzoalsleer-
plicht, schoolmaatschappelijk werk, GGD, GGZ,
Jeugdzorg en Reclassering.
Specifieke kenmerken van de WijkschoolDe Wijkschool kenmerkt zich door een kleine omvang
(75 tot 125 leerlingen), een zeer diverse populatie en
een lage jongere /coach-mentor ratio. De school heeft
geen klassen; wel wisselende (sociale) groepen. Het is
een zeer open organisatie; de Wijkschool werkt naad-
loos samen met eerder genoemde relevante partners.
De wijk is het werk- en leergebied. Om die reden is
de samenwerking van de betrokken organisaties uit
de wijk van groot belang. Het zijn deze partners die
samen een programma voor de jongeren aanbieden.
De Wijkschool zet jongeren aan het werk. Van daar
uit leert de Wijkschool jongeren ambities te koesteren
en te realiseren, hun competenties te vergroten en uit
te breiden, leren hoe te leren (cognitief en sociaal) en
inzicht te verkrijgen in hun groei als persoon. De loop-
baan en het bijbehorende ontwikkelplan van de jonge-
re staan centraal tijdens het verblijf in de Wijkschool.
De Wijkschool is vanaf het eerste moment dat de jon-
gere start arbeidsgericht. Problemen die de arbeids-
gerichtheid remmen en overbelasting veroorzaken
worden één voor één aangepakt.
De Wijkschool is systeemgericht en daarmee gezins-
gebonden; ouder(s) of voogden zijn betrokken bij de
jongere en de Wijkschool. Door met de jongeren aan
het werk te gaan is er sprake van levensecht leren
(Realworldlearning). De Wijkschool sluit aan bij de
interesses en talenten van de jongeren.
Sport en cultuur zijn belangrijke elementen van het
programma, de Wijkschool maakt gebruik van het
bestaande aanbod in de wijk.
WerkwijzeDe coach is de spil van de organisatie. Hij/zij begeleidt
een vijf- tot zevental jongeren, gaat met ze aan het
werk en geeft ze de extra ondersteuning die ze nodig
hebben.
Hierbij geldt het principe van afnemende sturing bij
een toenemende zelfstandigheid. Dat kan betekenen
dat de jongere aanvankelijk ‘s ochtends gebeld wordt
om te zorgen dat hij op tijd naar het werk gaat. Na ver-
loop van tijd wordt zonder meer verwacht dat derge-
lijke ondersteuning niet meer nodig is.
Binnen de Wijkschool geldt het voor wat hoort wat prin-
cipe. De coach, samen met de deelnemers uit de wijk,
beloont een goede inzet van de jongeren, bijvoorbeeld
met waardering en met het gratis gebruik van voorzie-
ningen zoals sportschoolfaciliteiten.
Als tegenprestatie zal de jongere bijvoorbeeld nog
beter zijn best doen om afspraken na te komen.
De Wijkschool heeft een zorgcoördinator in dienst die
er voor zorgt dat de jongere bij (gespecialiseerde) zor-
ginstellingen terecht kan. Niet alle problemen worden
tegelijk aangepakt. Het belangrijkste is dat de jongere
lekker aan het werk kan blijven.
Sommigen zullen baat hebben bij persoonlijke- en
sociale vaardigheidstrainingen waardoor ze beter gaan
functioneren in het werk. Afhankelijk van de activiteit
worden voor trainingen in de Wijkschool grotere groe-
pen geformeerd, maar nooit groter dan 15 jongeren.
De Wijkschool kiest voor heterogeen samengestelde
groepen. Jongeren moeten leren met elkaar samen te
werken. De leiding kijkt op welk moment welke jon-
geren met elkaar kunnen samenwerken bij diverse
activiteiten.
Het leerplanHet leerplan van de Wijkschool is rechtstreeks afgeleid
van de ambities van de school. Kort gezegd: de jongeren
werken aan hun loopbaan en het oplossen van hun pro-
blemen. Het leerprogramma is opgebouwd rond werk,
dat dan ook het grootste deel van de tijd neemt. Ter
ondersteuning bestaat daarnaast aandacht voor andere
zaken rondom drie thema’s: scholing, leven en zorg.
15 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Scholing is gericht op talentontdekking en talentont-
wikkeling: wat heb ik nodig om mijn loopbaan vorm
te geven? Scholing betreft vooral vakontwikkeling
en oriëntatie op beroepen. Specialisten geven per-
soonlijke en sociale vaardigheidstrainingen. Ook
kunnen naar behoefte en noodzaak algemene vakken
(Nederlands, rekenen/wiskunde, Engels) gevolgd wor-
den. Het (uiteindelijke) doel is kwalificatie (veelal op
niveau 1).
Binnen het thema leven staat de persoonlijke en maat-
schappelijke ontwikkeling centraal. De jongere ont-
wikkelt goed burgerschap. Er zijn activiteiten op het
gebied van sport, cultuur, verzorging en koken.
Het thema zorg richt zich op het aanpakken en voorko-
men van problemen die de loopbaan in de weg staan.
Het gaat om persoonlijke zorg en begeleiding op alge-
mene gebieden als financiën, wonen, sociale omgang
en dergelijke.
MethodiekDe wijkschool werkt outreachend. Jongeren worden
actief benaderd om deel te nemen aan de werkzaam-
heden van de Wijkschool. Dit helpt problemen te
voorkomen.
Rondom het normale aanbod van werk, onderwijs
en hulpverlening bestaan veel regels en procedures.
Afhaken of tussen wal en schip geraken dreigt. Men
ziet deze groep vaak als ongemotiveerd, maar ieder
mens is graag gelukkig en van betekenis voor anderen.
Niet iedereen weet echter hoe je dat bereikt of hoe je
daarbij hulp kunt vragen. De Wijkschool neemt drem-
pels weg, steekt de hand uit naar jongeren en laat zich
niet nodeloos hinderen door procedures.
Bij de start van een Wijkschool doen alle par-
tijen uit de wijk die een rol kunnen spelen mee.
Samenwerkingsverbanden en bondgenootschappen
ontstaan.
De verschillende bondgenoten zoeken samen naar een
geschikt aanbod voor de jongeren:
• Hoekunnendejongerenbijdragenaandeopbouw
van de wijk?
• Welkeklussenzijner?
• Waarkunnendejongerenondersteunen?
• Welkfaciliteitenkunnenzijgebruiken?
• Welkesport-encultureleactiviteitenzijneral?
• Welkehulpverleningisalaanwezig?
• Wielevertwelkebijdrage?
Zodra vraag en aanbod bij elkaar komen gaat de
coach met kleine groepjes jongeren aan de slag. Snelle
succes ervaringen zijn belangrijk. Vaak evalueren
draagt bij aan het leerrendement. Door aan de slag te
gaan in de wijk kunnen de jongeren zelf ervaren en
aan anderen laten zien dat ze een positieve bijdrage
leveren.
Activiteiten en openingstijdenDe activiteiten in de Wijkschool hangen af van de
mogelijkheden binnen de wijk en zijn persoonlijk of op
een collectief (op stamgroepen) gericht.
De jongeren voeren verschillende werkzaamheden uit
en kunnen gebruik maken van hulpverlening, bijvoor-
beeld op het gebied van wonen, schulden, ongewenste
zwangerschap. Deze hulp wordt deels op de Wijkschool
aangeboden, waar dat niet mogelijk is kan gebruik
gemaakt worden van het aanbod buiten de Wijkschool.
De coach begeleidt de jongere bij het leggen van deze
contacten. Een zekere vorm van ‘bemoeizorg’ is daarbij
zeer gewenst.
Ondersteunend aan het werk worden voor groepjes
jongeren persoonlijke en sociale vaardigheidstrainin-
gen gegeven. Naar behoefte bestaat een aanbod voor
het verbeteren van reken- en taalvaardigheden.
De Wijkschool hanteert een week van 40 uur, zoals
past bij een werkweek, en is open van 8.00 tot 20.00.
In het weekend is er een meldlijn en zijn twee per-
sonen beschikbaar voor eerste opvang. Voor de
Wijkschool-jongeren geldt: you’ll never walk alone.
De wijkschool is 52 weken per jaar geopend; wat in de
loop van het jaar wordt opgebouwd kan en mag niet
tijdens lange vakanties worden afgebroken.
Instroom in de wijkschool kan elke dag.
NazorgJongeren die hun programma binnen de Wijkschool
hebben afgerond, worden niet (direct) ‘losgelaten’. Een
jongere kan doorstromen naar een structurele arbeids-
plaats of een (reguliere) opleiding. De coach blijft in
beide gevallen de jongere volgen waarbij de frequentie
van het contact in de loop van de tijd afneemt; coach
en jongere maken daarover samen afspraken. Doel is
de loopbaan te volgen en hernieuwde overbelasting te
voorkomen. Bovendien kan zo vastgesteld worden of
de aanpak van de Wijkschool succesvol was voor deze
jongere. Zo wordt de kwaliteit voortdurend bewaakt en
verbeterd.
StigmatiseringGezien de doelgroep van de Wijkschool schuilt het
gevaar van stigmatisering. De Wijkschool kan worden
gezien als de vergaarbak van problemen en ellende,
een school voor afvallers.
Een dergelijk stigma wordt voorkomen doordat de
Wijkschool er goed uit ziet. De Wijkschool laat zien dat
de gebruikers waardevol zijn door te investeren in een
enthousiast team en prettige huisvesting.
16 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Jongeren zetten zich positief in en verbeteren hun
imago in de wijk. Ongewenst gedrag wordt niet geac-
cepteerd; de jongere wordt stevig gestimuleerd zich
van zijn goede kant te laten zien.
De media zijn van groot belang voor de beeldvorming.
De lokale media zullen deel uitmaken van het samen-
werkingverband binnen de Wijkschool. Ze denken mee
over de bijdrage die jongeren kunnen leveren, zij bren-
gen succesvolle projecten onder de aandacht.
Het teamAan de Wijkschool werken mensen die er toe willen
doen. Ze willen het verschil maken voor een groep
kwetsbare jongeren. Het gaat bij voorkeur om mensen
uit de wijk, ieder met hun eigen kennis en vaardighe-
den: streetcornerworkers, maar ook de groenteman en
medewerkers van de deelgemeente, de kapper die een
werkervaringsplaats aanbiedt en de psycholoog die
een jongere begeleidt.
Ieder heeft z’n eigen specialismen, maar elke mede-
werker aan een Wijkschool is betrokken bij de doel-
groep en zet zich vol in om de doelstellingen van de
Wijkschool te realiseren. De volgende competenties
zijn hierbij van belang:
• affiniteithebbenmetdedoelgroep;
• gezagenvertrouwelijkheiduitstralen;
• doorzettingsvermogen,ookbijteleurstellingen;
• kleinesuccessenkunnenzien;
• beschikkenovercreativiteit.
Speciaal (toegevoegd) voor de nauw betrokken
begeleiders:
• houdenvandezejongeren(basishouding);
• humorhebben;
• ondernemendzijn;
• positieveverwachtingenhebbenvandejongeren;
• conflictenkunnenhanteren;
• consequentenconsistentkunnenzijn;
• kunnenputtenuitdoorleefdeervaringophetgebied
van de doelgroep en de context;
• kunnenomgaanmetgroepenendedynamiek
ervan;
• kunnengevenvantrainingen;
• efficiëntkunnenorganiseren;
• zelfstandigkunnenwerken;
• ineenteamkunnenwerken;
• zelfwillenleren.
Speciaal (toegevoegd) voor de leiding van de
Wijkschool:
• beschiktovernatuurlijkleiderschap;
• kangoednetwerkenenverbinden;
• kanenthousiasmeren;
• kanpionierenbinnenethischegrenzen;
• kangoedorganiseren;
• geeftmensenderuimteenbewaaktdeabsolute
grenzen.
Bonuscompetentie: medewerkers wonen in de wijk van
‘hun’ Wijkschool.
17 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Structureel en breed financierenNaast opbrengsten zijn er ook kosten van de
Wijkschool. De Wijkschool is een gezamenlijk belang
van vele partijen in onze maatschappij. De financie-
ring moet dan ook gevonden worden bij belanghebben-
den vanuit onderwijs, welzijn en gezondheid, justitie,
jeugd en gezin, sociale zaken en wonen, wijken en
integratie.
Bij het op poten zetten van de Wijkschool wordt (ver-
derop in dit businessplan) gesproken over een pilot-
fase. De financiering moet echter zekerheid bieden: de
Wijkschool heeft tijd nodig om zich te kunnen bewij-
zen. Financiers wordt daarom uitdrukkelijk gevraagd
zich voor tien jaar aan de Wijkschool te verbinden.
Een aantal financiers vragen wij niet om alleen maar
geld over te maken. Hen vragen wij ook om een garan-
tie voor inzet in natura af te geven. Inzet van speci-
alistische hulpverleners, preventiemedewerkers, en
dergelijke. Het kan hierbij gaan om nu reeds beschik-
bare fte’s, die voortaan (preventief) in de Wijkschool
worden ingezet. Die inzetgarantie hebben we in het
vervolg van dit hoofdstuk wel in geld uitgedrukt.
Totale kostenDe Wijkschool is bedoeld voor zo’n 10% van de
Rotterdamse jongeren die op een ROC zouden moeten
zitten, dat zijn maximaal 2.000 jongeren. De kosten per
leerling per jaar worden in dit hoofdstuk uiteen gezet
en bedragen A 23.500 . Bezoeken alle 2.000 jongeren
een Wijkschool, dan kosten de Wijkscholen jaarlijks
A 47.000.000.
Zo ver is het echter nog lang niet. De start is met twee
pilot Wijkscholen. Dat betekent extra opstartkosten,
maar ook een nog beperkte groep jongeren. De eerste
twee pilots, elk voor een groep van 100 jongeren kos-
ten – los van de initiële investeringen – gezamenlijk
200 x A 23.500 is A 4.700.000 per jaar.
KostenpostenHet is onvermijdelijk om voor de baten– en lastenra-
mingen houvast te zoeken bij meer bekende situaties
uit onderwijs en jeugdzorg. Maar de Wijkschool is
iets totaal nieuws en vergelijkingen met bestaande
onderwijs- of zorgsituaties gaan dus per definitie
mank. Daarom zijn onderstaand eerst de kosten helder
in beeld gebracht en vervolgens (zonder daarbij tot
in detail de bestaande regelgeving en bekostiging te
volgen) is een sterk vereenvoudigd dekkingsvoorstel
weergegeven. Bij de voorgestelde dekking is rekening
gehouden met de volgende opbouw van kosten:
1 Het eventuele renteverlies dat ontstaat door een
voorfinanciering van investeringen.
2 De kosten van opstart, doorontwikkeling en/of
initiële onderbezetting van zowel de onderwijs- als
de zorgactiviteiten.
3 De personele kosten van loopbaanactiviteiten
(onderwijs en reïntegratie).
4 De materiële kosten van loopbaanactiviteiten
(onderwijs en reïntegratie).
5 De personele kosten van zorg- en
ondersteuningsactiviteiten.
6 De materiële kosten van zorg- en
ondersteuningsactiviteiten.
Personele kostenDe personele kosten (de posten 3 en 5) vormen de
grootste posten. Deze zijn nevenstaand uitgewerkt aan
de hand van de volgende uitgangspunten:
• DeWijkschoolisopenvan8.00tot20.00.
• Gedurende52weken.
• Inhetweekendisereenmeldpunt.
• Erismogelijkheidtotspel,sport,endergelijke.
• EenWijkschoolheeft75tot125(rekengemiddelde
100) jongeren.
Bovenop de nevenstaande raming van de personele
kosten geldt in de uiteindelijke post een opslag van 5%,
voor bijvoorbeeld de kosten van arbo, verzuim, oplei-
ding, betaald verlof, enzovoorts.
Materiële kostenDe verhouding tussen materiële kosten en personele
kosten is ongeveer als volgt: personeel 85%, materieel
15% (gemiddelde van bekende VMBO- en LWOO & PRO-
waarden). De materiële lasten zullen voor de zorgacti-
viteiten lager liggen, deze worden tot nader inzicht dan
ook op ongeveer 7,5% gesteld (dus: personeel = 92,5%).
In de materiële lasten zijn ook de huisvestings- en
kapitaalslasten (afschrijvingen) begrepen.
Door de materiële lasten te verminderen met de huur-
kosten van 1000 m2 ruimte12, ontstaat zicht op het
beschikbare budget voor alle overige huisvestings- en
instellingslasten. De meterprijs voor ruimte geschikt
voor de Wijkschool wordt gesteld op A 125, -. Nadere
verkenningen kunnen leiden tot een aanpassing van
dit bedrag.
Wat kost de Wijkschool?
18 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Het aldus berekende totaal beschikbare materiële
budget bedraagt (27213 + 3114) A 303.000. De huurlasten
bedragen bij deze aannamen ongeveer (1000 m2 x
A 125,-) A 125.000. Er is dus A 178.000 beschikbaar voor
alle overige huisvestings-, instellings- en leermidde-
lenlasten. Of dit toereikend is, moet blijken.
In ieder geval is dit budget niet voldoende om de
noodzakelijke kosten van voorbereiding en evaluatie
en onderzoek te betalen. Dergelijke kosten van imple-
mentatie en monitoring moeten daarom afzonderlijk
gedekt worden.
Kosten leidingDe kosten van leiding en coördinatie worden toe-
gerekend op basis van de personele kostenverhou-
dingen (totaal A 1.924.650, Loopbaanbegeleiding:
1.539.720, Zorg en ondersteuning: 384.930) aan
Loopbaanbegeleiding en Zorg en ondersteuning.
Loopbaanbegeleiding draagt 80% van de sturingskos-
ten, Zorg en ondersteuning draagt 20%.
Los van renteverlies en opstartkosten (post 1 en 2) kan
een Wijkschool met 100 leerlingen worden geëxploi-
teerd voor A 2.354.150,-. Dit brengt de kosten per leer-
ling per jaar op ongeveer A 23.500,-.
Overzicht personele kosten in Euro
Functie Omvang Kosten in (op jaarbasis)
GPL A 60.000
•Leiding 1,2fte
•Zorgcoördinatie 0,8fte
2,0 fte 120.000
Loopbaanbegeleiding (post 3)
•Docent/loopbaancoach(ratiovan1:7en
bezetting gedurende de openingstijden) 18,0 fte
•Assistentpraktijk 1,0fte
•Instructeurpraktijk 1,0fte
•Conciërge 2,5fte
•Systeembeheer pm(vanuitROC’s)
•Administratiefmedewerker 2,0fte
24,5 fte 1.470.000
Zorg en ondersteuning (post 5)
•Orthopedagoog 1,5fte
•Maatschappelijkwerker(1:60) 2,0fte
•Psycholoog 0,75fte
•Verpleegkundige 0,8fte
•Arts 0,3fte
•Voorlichtingentraining 0,7fte
6,05 fte 363.000
Totaal afgerond 1.953.000
Overzicht totale exploitatie in Euro
ad 1, 2 Lasten voorfinanciering en opstartkosten p.m.
ad 3 Personele kosten Loopbaanbegeleiding 1.470.000
Toeslag 5% over Personele kosten 73.500
ad 4 Materiële kosten Loopbaanbegeleiding15 272.500
Sturingskosten Loopbaanbegeleiding 80% van 120.000 x 1,05 100.800
ad 5 Personele kosten Zorg en ondersteuning 363.000
Toeslag 5% over Personele kosten 18.150
ad 6 Materiële kosten Zorg en ondersteuning16 31.000
Sturingskosten Zorg en ondersteuning 20% van 120.000 x 1,05 25.200
Totaal exploitatie 2.354.150
19 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Opbrengsten: maatschappelijke batenEen jongere die buiten de samenleving stond, vindt
door de Wijkschool (opnieuw) aansluiting. De jongere
start een loopbaan en de samenleving profiteert van
zijn talent. Kosten die anders zouden ontstaan door
(zware) criminaliteit, drugsverslaving, prostitutie, en
dergelijke blijven nu achterwege. In de eindafrekening
ontstaat een batig saldo: tegenover de kosten staan
veel opbrengsten en besparingen. De samenleving
profiteert van het ontwikkelde burgerschap van de
jongere.
Vooraf is lastig te zeggen wat het exacte maat-
schappelijke rendement van de Wijkschool zal zijn.
Ervaringsgegevens ontbreken, bovendien is het moei-
lijk om maatschappelijke opbrengsten uit te drukken
in geld.
Wel is bekend dat het verminderen van voortijdig
schoolverlaten hoge maatschappelijke rendementen
kan opleveren17. Wat precies de effectiviteit is van
bepaalde interventies is echter nog erg onduidelijk.
Aanpakken op grond van ‘bewezen werking’ (evidence
based) zijn schaars.
Preventief ingrijpen blijkt effectiever én goedkoper
dan achteraf ingrijpen als jongeren in problemen zijn
gekomen. Ook zonder de kosten voor achteraf ingrij-
pen exact te kunnen berekenen, pakken deze onge-
twijfeld duurder uit dan het preventief werken met de
Wijkschool. Voldoet de Wijkschool aan haar doelen,
dan kunnen de resultaten worden gekwantificeerd.
Hierdoor ontstaat na enige tijd een beter inzicht in
het daadwerkelijke rendement van de Wijkschool.
Investeren in de Wijkschool vraagt om een omslag in
het denken. Veel middelen worden nu curatief ingezet,
voor bijvoorbeeld verslavingszorg, daklozenzorg, reïn-
tegratie, gevangenissen en inrichtingen. De Wijkschool
is deels een investering vooraf, voor een ander deel
ook achteraf om al bestaande problemen op te lossen.
Hiermee voorkom je – toch ook weer preventief - dat
problematiek verder escaleert.
Dekking van de kostenDe eerder gehanteerde indeling van de kosten in zes
posten maakt duidelijk hoe de dekking kan verlopen:
De kosten van voorfinanciering en opstartkosten (kos-
tenposten 1 en 2) komen voor rekening van gemeente
Rotterdam, aangevuld met pilotbijdragen vanuit de
ministeries OCW en Jeugd en Gezin. Dit zijn eenmalige
kosten en daarom niet meegenomen in onderstaand
overzicht van structurele dekking.
Kostenposten (3) en (4) betreffen Loopbaanbegeleiding.
Deze worden deels gedekt vanuit reguliere onder-
wijsbekostiging. Hiervoor wordt de AKA bekostiging
gehanteerd, aangevuld met VOA en IBO-MBO midde-
len. De maximale deelnemerbijdrage (inclusief VOA
en IBO-geld) voor een voltijd AKA-leerling is: A 4.447
+ A 1.897 = A 6.344.
Het overige deel van de kosten betreffende de loop-
baanbegeleiding en de kosten van zorg- en ondersteu-
ningsactiviteiten (de posten 5 en 6) wordt gedragen
door alle betrokken ministeries.
Voor een deel geldt daarbij dat de zorgverleners als het
ware hun eigen budget meebrengen.
Daarbij gaat het om bestaande voorzieningen die nu
onder het regime van de Wijkschool worden gebracht.
Voor een transparante, eerlijke berekening van de kos-
ten van de Wijkschool is het echter wel nodig om deze
kosten zichtbaar te maken, dus wordt alle dekking in
euro’s uitgedrukt. Per partner dient te worden bekeken
welk aandeel van de kosten in natura en in euro’s kun-
nen worden gedekt. Voor het deel dat in natura wordt
gedekt, dienen wel inzetgaranties te worden afgege-
ven. Daar waar dit niet kan (doordat sommige zorg-
aanbieders bijvoorbeeld nu al worden geconfronteerd
met wachtlijsten en achterstanden) dienen betreffende
ministeries de inzet te garanderen door extra financie-
ring bovenop bestaande budgetten van die wijkschool-
partners.
Overzicht dekking in Euro
Te dekken kosten
Kosten per leerling x 100 2.354.150
10% coördinatiekosten partners 38.115
Totaal 2.392.265
Dekking
Reguliere onderwijsbijdrage OCW
(100 ll x 6.344) 634.400
Dekking vanuit doorrekening aan toekomstige wijkscholen 353.125
Structurele aanvulling betrokken ministeries 1.404.740
Totaal 2.392.265
20 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
De inzet van zorgverleners van partners vraagt om
extra coördinatie. De kosten hiervan worden indicatief
gesteld op 10% van de personele lasten van zorg- en
ondersteuningsactiviteiten18.
Een gedeelte van de kosten van de wijkschool kan
worden beschouwd als activeerbare experiment-
kosten. Deze worden inverdiend door doorrekening
aan volgende wijkscholen en verdwijnen op termijn
als de juiste schaalomvang en routine is bereikt. De
activeerbare kosten worden gesteld op 15% van het
exploitatietotaal19.
Dit betreft de dekking voor één Wijkschool met 100
leerlingen.
De reguliere, structurele onderwijsbekostiging vormt
een vaste basis voor de dekking. Vereiste aan deze
financiering is wel dat deze plaatsvindt op basis van
T-0 systematiek.
Ook de andere dekking dient een structurele te zijn.
Deze moet idealiter verdeeld worden over de betrokken
ministeries op basis van reële aannames. De jongeren
waar het om gaat zijn echter niet precies op te delen
in afzonderlijke problemen die stuk voor stuk gefinan-
cierd kunnen worden door de juiste partij. De loop-
baanontwikkeling van en zorg en ondersteuning aan
de jongeren vraagt om een integrale bekostiging. De
Wijkschool moet de vrijheid hebben intern te schuiven
met budgetten en de inzet van mensen. De jongeren-
problematiek als verdeelsleutel wordt alleen gebruikt
om het aandeel van de financiers in de dekking te
bepalen.
Nogmaals: de dekking kan in vele gevallen worden
gevonden in inzet. De financier maakt dan geen euro’s
over, maar garandeert structurele inzet van de bijbe-
horende inzet van formatie binnen de Wijkschool.
Aan de hand van (eind)rapportages maken de pilots
inzichtelijk hoe de middelen (geld, menskracht, exper-
tise) feitelijk besteed zijn, welke daadwerkelijk inzet
is gepleegd en welke noodzakelijke verschuivingen
hebben plaatsgevonden. Bijstellingen in de dekking
zullen dan ook aan de hand van deze ervaringscijfers
plaatsvinden.
In bovenstaand dekkingsoverzicht wordt voor een deel
dekking gevonden door doorrekening aan toekomstige
wijkscholen. Het resterende te dekken bedrag is
A 2.039.140. Voor de dekking van dit bedrag is de regu-
liere bekostiging door OCW al aangegeven. Dit betreft
32% van het bedrag. De dekking van de resterende 68%
van de kosten wordt verdeeld op basis van de inschat-
ting die is gemaakt van voorkomende problematiek bij
en benodigde begeleiding van de jongeren20. Deze dek-
king ziet er als volgt uit:
Overzicht kostendekking per Wijkschool in Euro
•Onderwijs,CultuurenWetenschap 17%: A 351.185 per wijkschool
Onderwijs- en stageactiviteiten
•Socialezakenenwerkgelegenheid 14%: A 280.948 per wijkschool
Loopbaanbegeleiding: reïntegratie, maatschappelijk werk
•Volksgezondheid,welzijn,sport 10%: A 210.711 per wijkschool
gezondheidszorg, verslavingszorg, zorg op het gebied van gedrag
•Jeugdengezin 10%: A 210.711 per wijkschool
opvoedingsondersteuning, orthopedagogische hulp
•Justitie 7%: A 140.474 per wijkschool
preventie van criminaliteit en rechtsvervolging
•Wonen,wijkenenintegratie 10%: A 210.711 per wijkschool
woonbegeleiding, bevorderen sociale cohesie en lokale economie
21 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
BijdragenDe benodigde financiering voor de Wijkschool neemt
toe in de loop der jaren. Op basis van de weergegeven
verdeling van de dekking van de kosten zijn de kosten
per financier berekend voor:
• Depilotfase;tweewijkscholenmetgezamenlijk
200 jongeren.
• Deeindsituatie;maximaal2.000jongeren.
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
17%
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
14%
32%Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap(regulier)
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
10%
Jeugd en Gezin10%
Justitie7%
Wonen, Wijken en Integratie
10%
Overzicht kostendekking in Euro
OCW regulier OCW SZW VWS JG Justitie WWI
•Pilot
200jongeren A 1.268.800 A 702.370 A 561.896 A 421.422 A 421.422 A 280.948 A 421.422
•Eindsituatie
2.000jongeren A 12.688.000 A 7.023.700 A 5.618.960 A 4.214.220 A 4.214.220 A 2.809.480 A 4.214.220
22 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
23 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
KwaliteitszorgDe Wijkschool wekt verwachtingen. Welke resultaten
worden geboekt en hoe wordt daar verantwoording
over afgelegd, horizontaal (in de wijk!) en verticaal?
Een vernieuwend concept dat paradigmadoorbrekend
moet zijn, moet bovengemiddeld transparant zijn voor
de omgeving. Doelen, werkwijze en resultaten moeten
helder zijn. Dit stelt eisen aan het systeem van kwa-
liteitzorg, daarnaast is het van belang om de werking
van de Wijkschool wetenschappelijk te onderzoeken.
De werkwijze moet leiden tot bewezen (evidence based)
gedragsbeïnvloeding.
De opbouw van het systeem van kwaliteitszorg kent
twee deelgebieden, te weten:
1. Monitoring basiskwaliteit: gericht op de ‘beloofde’
kwaliteit; op basis van kengetallen gericht op
de kwaliteit van het proces en de opbrengsten/
resultaten.
2. Monitoring kwaliteitsontwikkeling: gericht op de
voortdurende ontwikkeling van de Wijkschool; dit
bestaat uit het formuleren van doelen, het in kaart
brengen van resultaten, het (kort cyclisch) evalueren
van resultaten en het bijstellen van doelen.
Ad 1. Monitoring van de basiskwaliteit gaat in ieder
geval over de opbrengsten die horen bij de doelstellin-
gen van de Wijkschool: verkrijgen van startkwalifica-
ties, verkrijgen van een structurele (loop)baan door de
jongeren, beperken maatschappelijke schade en beper-
king persoonlijk leed (toename welzijn). Daarnaast
betreft het de financiële verantwoording en de inzet
van mensen en middelen.
Het is in deze fase niet zinvol de doelen van de
Wijkschool te benoemen in snelle, ogenschijnlijk goed
scorende resultaten als een afname van inbraken met
10%, een toegenomen gevoel van veiligheid in de wijk
met 15% of een afname van tienermoederschap met
5%. Dergelijke doelen zijn te veel afhankelijk van de
wijk en de populatie en veronderstellen een te directe
relatie tussen interventie en effect. Wel zijn indicato-
ren te benoemen die iets zeggen over het (onderwijs-
en zorg)proces en over bereikte resultaten.
Resultaatindicatoren:
• aantaldiploma’sen(deel)certificaten
• doorstroomnaarvervolgonderwijs
• succesinhetvervolgonderwijs
• aantalverkregenstructurelearbeidsplaatsen
(bijuitstroom,naeenhalfjaar,naeenjaaren
nadriejaar)
• afgenomenoverbelasting(gesaneerdeschulden,
afnameoverlast,afnamesoa’s,endergelijke)
Procesindicatoren:
• urenwerkenstage
• uren(vak)onderwijs
• urenoverigeactiviteiten
• inzetexternehulpverlening
• urenenruimtebezettinggebouw
• inzetpersoneel
• uitgaven
Ad 2. Monitoring van kwaliteitsontwikkeling betreft:
strategisch ontwikkelplan, swot-analyse, planning
van activiteiten, het in kaart brengen van resultaten,
analyse van resultaten en het bijstellen/nieuwe doelen
stellen.
De Wijkschool begint met een pilotfase (hierover later
meer). Deze pilots hebben mede als doel meer informa-
tie te verzamelen over de Wijkschool en de jongeren.
Hierbij zijn in elk geval drie speerpunten van evaluatie
te benoemen:
1. De omvang van de zorgvraag van de jongeren en de
mate van stapeling; om de gemiddelde percentage-
verdeling van te verlenen zorg en de financiering
daarvan nader te kunnen bepalen, onverlet dat deze
verdeling altijd zal schommelen.
2. De instroom in de Wijkschool om daarmee de
omvang van de doelgroep nader te kunnen bepalen.
3. De werking van het eigenaarschap om daarmee de
optimale formele inrichting te kunnen bepalen.
InstrumentenDe Wijkschool heeft een systeem voor jongerenregis-
tratie, zorgregistratie en kengetallenregistratie. Ten
behoeve van beleidsontwikkeling is er een systeem
van kortcyclische (periodieke) evaluatie.
Een stelseldoorbrekend concept als de Wijkschool
stelt nieuwe en hoge eisen aan audits door
accountantsdiensten.
Wetenschappelijk onderzoekAan de Wijkschool wordt wetenschappelijk onderzoek
verbonden gericht op de effectiviteit van de interven-
ties. Dit onderzoek is gericht op de aannames die aan
de Wijkschool ten grondslag liggen: het fenomeen
Wijkschool draagt substantieel bij aan het vermin-
deren van maatschappelijk schade, verminderen
van persoonlijk leed, toename van gekwalificeerde
arbeidskrachten en toename van veiligheid.
Hoe goed is de Wijkschool?
24 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Helder belegd eigenaarschap is essentieel voor de
Wijkschool. Materieel eigenaarschap in termen van
identificatie en betrokkenheid. Formeel eigenaarschap
in termen van verantwoordelijkheid en aansprakelijk-
heid, verantwoording en werkgeverschap.
Helder belegd eigenaarschap is vooral belangrijk voor
de Wijkschool omdat deze het schakelpunt vormt in
diverse ketens: onderwijs, zorg, werk en inkomen,
justitie, et cetera. Omdat de Wijkschool daarmee het
maatschappelijk eigendom van velen is en onderdeel
uitmaakt van diverse stelsels, loopt deze daarmee juist
het risico van niemand te zijn. Met het risico van stag-
natie en impasse.
OverwegingenForm follows function. Doel en inhoud van de Wijkschool
zouden logischerwijs de juridische topstructuur en
ophanging moeten bepalen. Daarbij zijn twee denk-
richtingen mogelijk:
A. De functie is het bieden van structuur, betrokkenheid en werkervaring.De doelgroep van de Wijkschool heeft structuur en
betrokkenheid nodig. Dat betekent dat de organi-
satorische vormgeving eveneens moet uitblinken
in een simpele structuur en grote betrokkenheid.
Arbeidservaring opdoen is een belangrijk element van
De Wijkschool, een onderdeel van arbeid is de gezags-
relatie. Dat betekent dat die gezagsrelatie ook in de
Wijkschool zichtbaar moet zijn; jongeren en medewer-
kers moeten helder weten waar ze aan toe zijn.
Deze redenering leidt tot een zo simpel mogelijke
structuur: één rechtspersoon die een directie aanstelt
die de Wijkscholen aanstuurt. Korte lijnen, zo min
mogelijk overleg en zo veel mogelijk werk.
B. De functie is het oplossen van complexe problemen te groot voor één partij.Jongeren met een stapeling van problemen hebben nu
te maken met aparte instellingen voor onderwijs, zorg,
hulpverlening, maatschappelijk werk, et cetera. Deze
segmentatie en specialisatie van het maatschappelijk
hulpaanbod komt niet overeen met de probleembele-
ving van de jongere zelf en kan daarom ook niet suc-
cesvol zijn. Voor succes is nodig dat alle aanbieders
van onderwijs en zorg samenwerken om te komen tot
één aanbod dat aansluit op de werkelijk vraag.
Deze redeneertrant leidt tot een topstructuur waarin
alle partijen samenkomen om op basis van breed over-
leg gezamenlijk hun verantwoordelijkheid te nemen
en financieel en inhoudelijk aan de Wijkschool bij te
dragen.
• RedeneertrantAlevertalsgrootvoordeelherken-
baarheid tussen inhoud en vorm, efficiency en
slagkracht.
• RedeneertrantBlevertalsgrootvoordeeleenbreed
maatschappelijk draagvlak, meer stakeholders en
daardoor een ruimer aanbod aan middelen.
ConclusieCombinatie van beide voordelen is mogelijk in een
onder- en bovengrondinfrastructuur. Ook deze oplos-
sing dient in de uitwerking te voldoen aan alle daaraan
te stellen eisen van transparantie, good governance en
praktische werkbaarheid.
• Bovengronds–dezichtbarekantvoordewijk,voor
de jongeren – is de Wijkschool simpel georganiseerd.
Er is een team van medewerkers en er is een baas/
directeur: een zo simpel mogelijk organogram.
• Ondergronds–dekantwaardewijkendejongeren
niet mee worden lastiggevallen – wordt de zaak iets
complexer.
Wie is de baas van de Wijkschool?
25 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
− Operationeel en tactisch: De wijkschooldirecteuren
rapporteren aan een Rotterdambrede wijkschooldirec-
tie, die op basis van een ruim mandaat – zodat slag-
kracht is gegarandeerd – leiding geeft. Nota bene: het
is goed mogelijk om in de pilotfase te werken zonder
overkoepelende directie en er voor te kiezen om de
directeuren van de twee pilots rechtstreeks te laten
rapporteren aan het bestuur (zie hieronder).
− Bestuurlijk: Ten behoeve van de Wijkschool wordt
een nieuw samenwerkingsverband opgericht. De over-
koepelende wijkschooldirectie rapporteert aan het
bestuur van dit samenwerkingsverband. In het samen-
werkingsverband hebben de grote dragende partijen
ROC Albeda, ROC Zadkine, LMC een leidende rol. De
gemeente is intensief betrokken als coördinator en
regisseur van alle zorgcomponenten en gemeentelijke
inzet. Over de aansluiting van andere partijen kan in
de toekomst naar bevind van zaken een besluit worden
genomen.
− Juridische vormgeving: De juridische vormgeving
van het samenwerkingsverband moet nader worden
uitgewerkt. Een eerste oriëntatie leidt tot een coöpe-
ratieve vereniging: een rechtspersoon waarin brede
betrokkenheid, gezamenlijke verantwoordelijkheid
en een gemeenschappelijk doel tot hun recht komen.
Leden van de coöperatie zijn ROC Albeda, ROC Zadkine
en LMC. Of de gemeente Rotterdam lid wordt van de
coöperatie of daaraan verbonden is via een samenwer-
kingsovereenkomst dient nader te worden onderzocht.
Een groot bijkomend voordeel van de coöperatieve
vereniging is dat deze sterk werk- en productie is
georiënteerd en daarom ook een goeie match oplevert
met de inhoudelijke doelstelling van de wijkschool.
Aantrekkelijk is ook dat de coöperatieve vereniging
zich leent voor verschillende vormen van inbreng:
geld, inzet in natura, expertise et cetera.
26 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
27 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Zijn er belemmeringen?Het is niet moeilijk om talloze ‘ja maars’ op te roepen
waarom de wijkschool niet van de grond zou kunnen
komen:
• Ja,maardecao.
• Ja,maarwieiserdancivielrechtelijkverantwoorde-
lijk voor de jongeren.
• Ja,maarhoemoetdannoumetdrempelloze
instroom.
• Ja,maarhoezithetmetdewachtlijstenindezorg.
• Ja,maarmoeterdangeenBTWwordenbetaaldover
de inhuur van specialisten.
• Ja,maaralshetformeelenhetmaterieelwerkgever-
schap van een medewerker nu bij twee partijen ligt.
• Ja,maarzijndeict-infrastructurenvanallepartners
wel compatibel.
• Ja,maarwanneermoetjejongerennuofficieel
inschrijven en uitschrijven.
• Ja,maarvanwieisdanhetgebouw.
• Ja,maarkomendezejongerenwelaanhunonder-
wijstijd van 840 uur.
• Ja,maarpasteencoöperatieveverenigingwelin
de stelsels.
En zo zijn er nog veel meer te beluisteren en te beden-
ken. Maar ondanks intensief speur- en denkwerk is er
geen enkel beletsel te bedenken dat niet op volstrekt
transparante en legale wijze overwonnen kan worden.
Essentieel is daarin vooral de ruimte die op de ministe-
ries wordt gegeven om de Wijkschool buiten bestaande
stelsels en overkoepelend vorm te geven.
Wat de realisatie van de Wijkschool het meest lijkt
te kunnen belemmeren zijn verschillende culturen,
verschillende talen, geestelijke onwil of onvermogen
om schotten te doorbreken, afschuifmechanismen en
andere niet-juridische beletselen.
Hoe eerder de Wijkschool er is, hoe beter
Gezien de risico’s is het raadzaam te benutten wat er
al is. In Rotterdam bestaan verschillende (niet struc-
turele) projecten voor jongeren die passen binnen de
Wijkschool. Sommige succesvol en sommige niet. De
Wijkschool beoogt een integraliteit en kwaliteit die
deze projecten momenteel vaak niet kunnen bieden.
De projecten met potentie worden daarom ‘omge-
vormd’ of ‘opgeplust’ tot Wijkschool. Niet succesvolle
projecten worden beëindigd.
De invoering van de Wijkschool verloopt langs drie
fasen:
1. Vanuit bestaande voorzieningen wordt gestart met
twee pilots.
2. Overige succesvolle voorzieningen groeien door naar
Wijkscholen, niet succesvolle voorzieningen worden
beëindigd.
3. Aanvullend op het aanbod dat ontstaat en gebruik-
makend van de ontstane expertise worden nieuwe
Wijkscholen opgezet, totdat een dekkend netwerk is
ontstaan.
PilotsDe pilots vinden plaats in Noord en in Zuid, beide
in een WWI wijk. In Noord betreft het de voorzie-
ning AL Baljuwstraat van het Albeda College, in de
Provenierswijk. In Zuid betreft het de voorziening Back
to your Future van Zadkine, in de Afrikaanderwijk
(naast WWI wijk ook een focuswijk van het College
van B&W van Rotterdam en onderdeel van Pact op
Zuid).
Voordeel van deze beide voorzieningen is dat gebruik
kan worden gemaakt van bestaande expertise, netwer-
ken en mensen en wellicht van bestaande huisvesting.
De inhoudelijke ontwikkeling naar Wijkscholen wordt
zo spoedig mogelijk gestart: methodiekontwikkeling,
outreachende werkwijze en het vormen en benutten
van de wijknetwerken. Parallel daaraan wordt de for-
mele structuur ontwikkeld en geformaliseerd.
Planning: voorbereiding start zo spoedig mogelijk, uiterlijk
1 januari 2009. De voorziening functioneert als Wijkschool
vanaf 1 augustus 2009.
Overige voorzieningenEr is nog een aantal succesvolle voorzieningen die
kunnen doorgroeien naar Wijkscholen. Sommige
van die voorzieningen bedienen een specifieke doel-
groep en worden ‘doelgroepwijkscholen’. De bekos-
tiging die deze voorzieningen momenteel ontvangen
moet gewaarborgd te blijven. Voor een deel draaien
deze voorzieningen echter ook op projectbekosti-
ging. Het onderbrengen van deze voorzieningen in
de Wijkschool moet ervoor zorgen dat:
• erstructuurkomtinhetversnipperdeaanbod
van projecten en voorzieningen;
• devoorzieningeneenstructureelkarakterkrijgen;
• dekwaliteitverderwordtontwikkeldbinnenhet
Wijkschoolconcept, met bijbehorend systeem
van onderzoek en verantwoording.
Hoe beginnen met de Wijkschool?
28 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Hoe beginnen met de Wijkschool? Het gaat in deze fase om de voorzieningen ZAP,
Rebound Schiehaven, de Wijkleslokalen en
Oostzeedijk. Er worden dus nog geen nieuwe voor-
zieningen geopend, maar de kwaliteit van bestaande
voorzieningen wordt verbeterd.
Verder wordt in deze fase in kaart gebracht welke
andere voorzieningen in de wijken aanwezig zijn
die zich lenen voor (door)ontwikkeling naar een
Wijkschool. Denk bijvoorbeeld aan projecten van het
sociaal cultureel werk. Goede en kansrijke voorzienin-
gen worden in een later stadium ook Wijkscholen, niet
succesvolle en niet kansrijke voorzieningen worden
beëindigd.
Planning: de doorgroei naar Wijkscholen van een beperkt
aantal bestaande voorzieningen start vanaf 1 januari
2009. De voorzieningen functioneren als Wijkschool in de
volle breedte van het concept op uiterlijk 1 augustus 2010.
Dan zijn ook niet succesvolle voorzieningen beëindigd.
Tussenevaluatie en nieuwe WijkscholenDe eerste fasen zijn uitstekend geschikt voor het
opdoen van de nodige ervaring in het ontwikkelen
van Wijkscholen. Na de tweede fase vindt een uitge-
breide evaluatie plaats, minmaal aan de hand van de
eerder genoemde vragen (zorgcomponent, omvang
doelgroep en eigenaarschap).
Op basis van de tussenevaluatie wordt definitief
bepaald hoeveel Wijkscholen wenselijk zijn en op
welke plaatsen in de stad.
Op basis van de opgedane kennis en met behulp
van medewerkers die ervaring hebben opgedaan
in de pilotfase, wordt het bepaalde aantal nieuwe
Wijkscholen opgezet om tot een dekkend netwerk
van Wijkscholen te komen.
Planning: de tussenevaluatie vindt plaats in de eerste helft
van 2010. Er worden nieuwe Wijkscholen opgezet vanaf
1 augustus 2010.
29 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Aarst, van Stefan, e.a.. (2008). Methodiekbeschrijving
De Nieuwe Kans, versie 4. Rotterdam.
Albeda College. (2007). De wijk als leslokaal [project-
voorstel]. Rotterdam.
Albeda College. (2006). Een gebiedsgerichte stage
en scholingsaanpak voor jongeren in de kansenzones
[projectplan]. Rotterdam.
Algemene Rekenkamer. (2007). Detentie, behandeling
en nazorg criminele jeugdigen. Den Haag.
B&A Consulting bv. (2008). De vraagontwikkeling in
de jeugdketen in de stadregio Rotterdam. Den Haag:
Peter van der Loos en Yermo Wever.
Centraal Planbureau. (2006). Beoordeling KBA voortijdig
schoolverlaten [notitie].
Centrum voor Onderzoek en Statistiek. (2007).
Bevolkingsprognose Rotterdam 2025. Rotterdam: C. Ergun,
M. Bik en C. Stolk.
DESAN Research Solutions. (2007). Monitor voortijdig
schoolverlaten Rotterdam 2007, 6meting schooljaar 2005
2006. Amsterdam.
Disck, SC&W. SKILLS – gebiedsgerichte stage en scholings
aanpak voor jongeren in Delfshaven. Rotterdam.
DSP-groep. (2007). Scholierenrapportage Communities
that Care 2007, gemeente Rotterdam. Amsterdam:
Marga van Aalst & Willemijn Roorda.
Gemeente Rotterdam. (2008). Rotterdam sociaal gemeten.
Rotterdam.
GGD Rotterdam Rijnmond (2008). Jeugdmonitor
Rotterdam. Rotterdam.
gebruikte bronnen
Jeugdplein. (2008). Schoolmaatschappelijk werk als
bruggenhoofd, eerste halfjaar verslag. Rotterdam:
Eddie Rondelez.
Jeugdplein. (2008). Schoolmaatschappelijk werk als brug
genhoofd, Pilot opschaling SMWzorg naar speciale en inten
sieve zorg op de ROC’s, Projectplan 20082010. Rotterdam:
Eddie Rondelez.
KBA. (2006). Vroeg is nog niet voortijdig: Naar een
nieuwe beleidstheorie voortijdig schoolverlaten. Nijmegen:
Eimers, T. m.m.v. Bekhuis, H.
Lubbers, Els. (2007). Voorlopig businessplan fase 1
de nieuwe kans. Rotterdam.
Ministerie OCW . (2006). Factsheets Voortijdig
Schoolverlaten. Den Haag.
Oberon. (2008). De belevingswereld van voortijdig
schoolverlaters. Utrecht.
Rekenkamer Rotterdam. (2008). Zonder diploma
geen relaxed werk. Rotterdam.
SCP. (2008). Gestruikeld voor de start, de school verlaten
zonder startkwalificatie. Den Haag: Lex Herweijer.
TNS NIPO. (2006). Operatie JONG. Onderzoek naar behoefte
aan en gebruik van algemene voorzieningen en jeugdhulp
verlening [presentatie]. Peter Kanne.
Veld, Roel, in ‘t , e.a. (2006). Kosten en baten van voortijdig
schoolverlaten.
Winsemius, Pieter e.a.. (2008). Niemand houdt van ze
[lezing].
Zadkine & ITpreneurs. The Game, Back to your Future
[businessplan]. Rotterdam.
30 _ b u s i n e s s p l a n v o o r d e w i j k s c h o o l
Voetnoten
1 Kohnstammlezing: Niemand houdt van ze. Winsemius. 2008.
2 De Vakschool wordt verderop kort toegelicht
3 Bronnen: Kohnstammlezing: Niemand houdt van ze. Winsemius. 2008. En Gestruikeld voor de start. SCP. 2008.
4 Middelen voor Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten
5 Middelen ten behoeve van de voorkoming van voortijdig schoolverlaten
6 Een startkwalificatie is een havo of vwo diploma of MBO diploma op minimaal MBO-2 niveau
7 In Rotterdam bijvoorbeeld De Nieuwe Kans
8 Zie ook: Kohnstammlezing: Niemand houdt van ze. Winsemius. 2008. En Gestruikeld voor de start. SCP. 2008.
9 Zie de berekeningen in de bijlagebundel bij dit Businessplan
10 Bron: factsheets Voortijdig Schoolverlaten. Ministerie OCW, April 2006.
11 Zoals: De vraagontwikkeling in de jeugdketen in de stadsregio Rotterdam van B&A Consulting, onderzoek van
TNS Nipo voor de Operatie Jong en Zonder diploma geen relaxed werk van de Rotterdamse Rekenkamer
12 Volgens VNG-normen is bij een totaal van 100 leerlingen de ruimtebehoefte ca. 900 m2 (bruto vloeroppervlakte),
dus 9 m² per leerling. Deze berekende normatieve ruimtebehoefte zou in het Plan van Eisen (PvE) kunnen worden
verhoogd met een marge van 10% om inpassingsverliezen en de behoefte aan extra ruimte door bijv. wijzigingen
van klassikaal naar individueel onderwijs op te vangen, resulterend in een werkelijke ruimtebehoefte van
ca. 1000 m2.
13 Op basis van de eerder genoemde 15% van personele lasten onderwijs en leiding
14 Op basis van de eerder genoemde 7,5% van personele lasten zorg
15 (1.470.000 +73.500) * 15/85
16 (363.000 + 18.150)* 7,5/92,5
17 Bron: Kosten en baten van voortijdig schoolverlaten. Roel in ’t Veld e.a., 2006 en de notitie Beoordeling KBA
voortijdig schoolverlaten van het CPB, 2006.
18 10% van 381.150 = A 38.115.
19 0,15 * 2.354.150 = A 353.125. Wordt dit niet geactiveerd dan is het te dekken bedrag vanuit de ministeries A 353.125
hoger.
20 Zie hoofdstuk 3
gebruikte bronnen