Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

48
Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 1 van 48 Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

description

Socratisch Café Nederland hanteert gesprekswijzers, ontwikkeld door het Nieuwe Trivium. Met deze gesprekswijzers voer je een goed gesprek op socratische grondslag.

Transcript of Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Page 1: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 1 van 48

Praktijkwijzers Socratisch Café

Nederland

Page 2: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 2 van 48

Socratisch Café Praktijkwijzers

Alle gesprekswijzers zijn terug te vinden op www.socratischcafenederland.nl en zijn gebaseerd op ‘Vrije Ruimte; Filosoferen in organisaties’ van Jos Kessels, Erik Boers en Pieter Mostert (uitgege-ven door Boom in 2002). Deze gesprekswijzers zijn ontwikkeld en aan het Socratisch Café Nederland ter beschikking gesteld door Het Nieuwe Trivium. Ze vormen de basis van het in de cafés aangeboden gespreksmenu. Op de foto’s staat het fresco ‘De School van Athene’. Dit fresco is gemaakt door Rafael en hangt in het Vaticaan.

Page 3: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 3 van 48

SOCRATISCH CAFÉ PRAKTIJKWIJZERS ..... 2

1 INTRODUCTIEGESPREKKEN .................... 4

1.1 KENNISMAKINGSGESPREK .......................... 4 1.2 WAAR OF ONWAAR ..................................... 5 1.3 BEELDEN EN METAFOREN ........................... 6 1.4 LASTIGE VRAGEN ........................................ 7 1.5 SERMOEN ..................................................... 8

2 TEGENSPRAAK ........................................... 10

2.1 DENKFIGUREN ........................................... 10 2.2 DEBAT ....................................................... 11 2.3 KAPITTELEN .............................................. 13

3 SOCRATES AAN HET WERK .................... 15

3.1 SOCRATISCH GESPREK .............................. 15 3.2 SOCRATISCHE DIALOOG ............................ 18 3.3 TOVEREN ................................................... 19 3.4 DILEMMAGESPREK .................................... 20 3.5 VRAAG ACHTER DE VRAAG ....................... 22

4 SCHIJN OF WERKELIJKHEID ................. 24

4.1 ILLUSIE ONDERZOEK ................................. 24 4.2 MAAR IS DAT WEL ZO? .............................. 25 4.3 OMKERINGEN ............................................ 26 4.4 WARE VRIENDSCHAP ................................. 28 4.5 VIJF MAAL DE VRAAG ................................ 30

5 VOORBEREIDE GESPREKKEN ............... 32

5.1 DEFINITIEGESPREK .................................... 32 5.2 DE ACHTERKANT VAN HET GELIJK ............ 33

6 ZEGGEN EN SCHRIJVEN .......................... 36

6.1 REDACTIONEEL COMMENTAAR ................. 36 6.2 DE BRIEFKAART ......................................... 37 6.3 ATLAS VAN WAARDEN .............................. 38 6.4 HET POËTISCH ARGUMENT ........................ 42

7 IN HET SOCRATISCHE CAFÉ .................. 44

7.1 GESPREKSREGELS ...................................... 44 7.2 EEN GOEDE UITGANGSVRAAG ................... 45 7.3 EEN GOED VOORBEELD .............................. 45 7.4 GESPREKSTHEMA’S ................................... 45

7.4.1 Klassieke gespreksthema’s ................. 45 7.4.2 Maatschappelijke thema’s .................. 46 7.4.3 Thema’s in organisaties ..................... 47

Page 4: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 4 van 48

1 Introductiegesprekken

1.1 Kennismakingsgesprek

Twee mensen leren elkaar beter kennen door om beur-ten een van de vragen uit het volgende menu te beant-woorden.

1. Wat doe jij met je leven? 2. Welke mensen vind jij het spannendst? 3. Naar wat voor dingen ben je het meest nieuws-

gierig? 4. Op welke manier heeft je afkomst je beperkt

of gestimuleerd voor je gevoel? 5. Waar heb je je in het verleden tegen afgezet? 6. Met wie zou je verzoend willen raken? 7. In welke mate heb je behoefte aan erkenning

van anderen? 8. Voor welke gedachten, mensen of opgaven

loop je weg? Met succes? 9. Hoe zijn je angsten veranderd in de loop der

jaren? 10. Waarom heb je de vrienden die je hebt en niet

andere? 11. Wat zijn de moeilijkste gesprekken die je hebt

gevoerd in je leven? 12. Wat ben je te weten gekomen over verschil-

lende vormen van liefde?

13. In welk opzicht zou je verdraagzamer willen worden?

14. Wie zijn je helden? 15. Wat beschouw je als hindernissen in de liefde? 16. Geloof je ergens in? 17. Wat voor humor prefereer je? 18. Vind je tafelmanieren van belang? 19. Zijn er illusies die je koestert? 20. Welke dingen geven je troost? 21. In welk opzicht zou je moediger willen zijn? 22. Wat is het beste en het slechtste moment dat je

met je ouders hebt beleefd? 23. Wat is de waarde van werk voor je? 24. Heb je liever een interessant of een gelukkig le-

ven? 25. Welke droom heb je ooit gehad en nooit ver-

wezenlijkt? Tijd: twee tot drie uur Aantal deelnemers: twee Literatuur: Theodore Zeldin, How conversation can change our lives, The Harvill Press, London 2000. Stephen Miller, Conversation. A history of a declining art. Yale University Press, New Haven 2006. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 5: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 5 van 48

1.2 Waar of onwaar

Kies een van de onderstaande stellingen. Zoek argu-menten die voor de stelling pleiten. Zoek ook argumen-ten die tegen de stelling pleiten. Kijk vervolgens of je tot een gezamenlijke afweging kunt komen: is de stel-ling waar of onwaar? Of, moet zij worden geherformu-leerd?

1. Liegen is zo belangrijk dat je het niet moet misbruiken.

2. Echte moraal spot met de moraal. 3. Als je werkelijk overtuigd bent van iets kun je

niet tolerant zijn tegenover andere opvattingen. Geluk hangt van onszelf af.

4. Ieder individu kan vrijelijk zijn eigen waarden creëren.

5. De wortel van alle kwaad is onwetendheid. 6. Eva snoepte verstandig. 7. Als de norm er is komt de moraal vanzelf. 8. Liefdadigheid is een ontkenning van rechtvaar-

digheid. 9. Vrijheid is een kwestie van ontwikkeling. 10. Je mag blij zijn dat je somber kan worden. 11. Wie met beide benen op de grond staat komt

niet vooruit. 12. Onderwijs is een manier om vooroordelen op

een hoger niveau te verwerven.

13. Elk onderwerp dat geen scherts verdraagt is verdacht.

14. Het verstand is altijd slachtoffer van het hart. 15. De gezondheid van de geest is net zo kwets-

baar als die van het lichaam. 16. Alleen wie in staat is tot boosaardigheid ver-

dient lof voor zijn goedheid. 17. Ondeugden zijn een bestanddeel van deugd

zoals vergiften van medicijn. 18. Er zijn onwaarheden die zo dicht bij de waar-

heid komen dat het dom zou zijn er niet in te geloven.

19. Niemand weet wat hij wil. 20. Je geeft goede adviezen als je niet in staat bent

tot het slechte voorbeeld. 21. Cultuur is wat er overblijft als je niets te doen

hebt. 22. Je kent iemands karakter aan zijn vrienden. 23. Wie zich afzijdig houdt van de publieke zaak

moet niet klagen over slecht bestuur. 24. Je moet wel gek zijn om in je eentje wijs te wil-

len zijn. Tijd: anderhalf tot drie uur Aantal deelnemers: vier tot zeven Literatuur: La Rochefoucauld, Maximen. Sun, Nijme-gen, 1996. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 6: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 6 van 48

1.3 Beelden en metaforen

Dit gesprek is bedoeld om andere manieren van kijken op te roepen, door zoveel mogelijk beelden en metafo-ren aan een onderwerp te verbinden. Beelden en meta-foren spelen een belangrijke rol in gesprekken, omdat ze de kleur, de lading en het perspectief van een kwes-tie duidelijk kunnen maken. Dit gesprek kun je ook voeren zonder het gespreksthema te koppelen aan een casus. Je kunt bijvoorbeeld de krant als uitgangspunt nemen, het nieuws van de dag of een ander algemeen thema. De kunst is het onderwerp van gesprek achtereenvol-gens te vergelijken met zoveel mogelijk uiteenlopende zaken. Kies een thema, een gespreksonderwerp. Baken het enigszins af door enkele contouren ervan te schet-sen. Verbind er ook een of meer beweringen of vragen aan. Wees in dit stadium niet te precies, het is beter ‘duizend bloemen’ te laten bloeien. Ga achtereenvolgens na:

1. Als je het onderwerp vergelijkt met muziek, wat is dat dan voor muziek?

2. Als je de kwestie zou weergeven als een weer-bericht, hoe zou dat luiden?

3. Stel dat alle betrokkenen dieren of planten wa-ren, hoe zou de situatie er dan uit zien? En wat zou er gebeuren?

4. Wat zijn de cruciale details in het verhaal? Kun je die uitvergroten?

5. Hoe ziet de situatie eruit als je haar sterk sim-plificeert, de personen tot personages maakt en het verhaal tot een tragedie of een komedie?

6. Hoe kijk je tegen de kwestie aan als je maffia-baas bent? Als je zeshonderd miljard euro tot je beschikking hebt? Als je moeder het voor het zeggen heeft?

7. Kun je het verhaal weergeven als een sprookje (er was eens, …, zij leefden nog lang en geluk-kig)?

8. Kun je het verhaal weergeven in het traditio-nele verlossingsstramien van het christelijke beeld:

* de situatie waarin wij leven is een dal van tra-nen (in welke zin is dit het dal van tranen?) * dat komt door onze eigen schuld (wat is de zonde?) * wij moeten dus tot inkeer komen en boete doen (wat is de boete, de penitentie, het offer dat we moeten brengen?) * dan zullen wij het eeuwige heil verwerven (wat houdt dat in?)

Page 7: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 7 van 48

Ga vervolgens na wat de beelden zeggen over het thema. Welk beeld is het meest waarheidsgetrouw? Welk beeld geeft het beste inzicht? Ga ook na wat de beelden zeggen over de sprekers zelf (ambities, kwaliteiten, visie). Welke antwoorden of beweringen levert de analyse op? Geef een afsluitende samenvatting. Tijd: anderhalf tot drie uur Aantal deelnemers: vier tot zeven Literatuur: G. Morgan, Images of organization, Sage publications 1986. G. Lakoff, M. Johnson, Metaphors we live by. Univer-sity of Chicago Press, 1996. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

1.4 Lastige vragen

Kies een van de onderstaande vragen. Kies een van de in dit menu beschreven gespreksvormen. Of kies geen gespreksvorm en begin gewoon.

1. Verandert iets door er naar te kijken? 2. Is er altijd perspectief? 3. Wat is het belang van een naam? 4. Zijn er rechtvaardige ongelijkheden? 5. Kun je liegen tegen jezelf? 6. Ben je verantwoordelijk voor iets waarvan je je

niet bewust bent? 7. Kan muziek iets communiceren? 8. Hoe neem je een beslissing? 9. Zijn verlangens te scholen? 10. Wat is: een mens met beschaving? 11. Heb je wel eens lering getrokken uit de ge-

schiedenis? 12. Is vrijheid te verenigen met burgerschap? 13. Verdraagt deskundigheid zich met democratie?

14. Kun je iemand opvoeden tot zelfstandig-heid?

14. Heeft iedereen iemand nodig die hij als mees-ter beschouwt?

15. Is kwaliteit te herkennen in iets nieuws? 16. Kan liefde zondig zijn? 17. Als je verandert, word je dan iemand anders?

Page 8: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 8 van 48

18. Wat is de waarde van conventies? 19. Kan iets tegelijk waar en onwaar zijn? 20. Kun je een ander beter begrijpen dan hij zich-

zelf begrijpt? 21. Wanneer mag je je met een ander bemoeien? 22. Hoe kom je op een idee? 23. Zijn er dingen die niet bestaan? 24. Wat is de waarde van onvolmaaktheid?

Tijd: anderhalf tot drie uur. Aantal deelnemers: vier tot acht Literatuur: Max Frisch, Lastige vragen. Meulenhoff Amsterdam 1992. Jacqueline Russ, Nouvel abrégé de philosophie, Ar-mand Colin, Paris, 2005. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

1.5 Sermoen

‘Sermoen’ is nog steeds een gangbaar woord in het Vlaams. Het is afgeleid van het Latijnse ‘sermo’, dat ‘gesprek’ betekent, ‘manier van spreken’ of ook ‘preek’, en dat op zijn beurt is gevormd uit het werkwoord ‘se-rere’ dat aaneenrijgen betekent. Het sermoen is een voorbeeld van hardop denken, ter plekke. De bood-schap van het sermoen is: ‘Kijk, luisteraar, zo doe ik dat – zo denk ik na over deze zaak.’ Een sermoen is dus geen samenvatting van wat vooraf, achter een lessenaar, zorgvuldig is uitgedacht en in elkaar geknutseld, maar een geordende vorm van ter plekke nadenken. Het beurtelings houden van een sermoen is een interes-sante, te weinig beoefende vorm om van gedachten te wisselen over een thema. Plato’s Symposium is een be-roemd voorbeeld van zo’n gedachtewisseling.

Kies een breed thema, dat het hele gezelschap aan-spreekt. (In het Symposium is het thema ‘liefde’). Neem enkele minuten om met elkaar na te denken wat het thema inhoudt, welke mogelijke aandachts-punten er zijn. Vervolgens staat de eerste spreker op en vangt aan (wie spreekt staat).

Besteed aandacht aan je legitimering: waarom spreek ik vandaag over deze kwestie?

Page 9: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 9 van 48

Laat aan de hand van enkele eigen ervaringen zien dat dit een relevant thema is.

Meestal is het thema te groot om als geheel te be-spreken. Kies daarom een deel ervan, een ‘cruciaal detail’. Zeg wat over dit deel gewoonlijk wordt ge-zegd: ‘je hoort vaak …’; ‘mensen zeggen dik-wijls…’; licht dit kort toe.

Ga dit gewone gezegde ‘afstoffen’; haal de sleets-heid ervan af, krab de oude vernislagen af, door vragen te stellen bij het ‘gemene gezegde’: Is het wel zo? Kun je ook anders denken?

Onder de oude vernis wordt een fris inzicht zicht-baar. Dat inzicht lag er al, maar toch is het nieuw. Noem enkele voorbeelden uit het dagelijks leven waarop dit inzicht kan worden toegepast, zodat duidelijk wordt wat het inhoudt en hoe je het kunt hanteren.

Herhaal aan het eind hoe je gedachtegang is ge-weest en sluit af met een ‘regel’: kijk, zó dienen wij dus om te gaan met / te kijken naar ….

Je kunt eventueel gebruik maken van de klassieke op-bouw van een betoog. Die vormt nog steeds een bruik-baar hulpmiddel voor het houden van een korte speech:

1. Inleiding: Hier gaat het erom contact te maken met het publiek, interesse te wekken, het gevoel aan te spreken. Begin met een scherpe vraag, een geestige anekdote, een vleiende opmerking richting publiek. Maak het publiek nieuwsgierig.

2. Uiteenzetting: Vervolgens geef je een kort over-zicht van relevante feiten, gebeurtenissen, omstan-digheden of cijfers, die de basis vormen voor je centrale stelling. Stelling: Hier formuleer je je standpunt of oordeel, je neemt stelling door te benoemen waar het vol-gens jou om draait in de kwestie.

3. Argumentatie: Daarna is het van belang de stelling te onderbouwen, de redenering achter je standpunt te verduidelijken, de redenen om de feiten op deze manier te interpreteren. Dit is ook de plek om vooruit te lopen op mogelijke kritiekpunten en deze te weerleggen.

4. Afsluiting: Tot slot is het zinvol een samenvatting en een conclusie te geven, en nog eens opnieuw het gevoel aan te spreken of een appèl te doen op het publiek.

Tijd: twee tot drie uur. Aantal deelnemers: vier tot zeven. Literatuur: Plato, Symposium. J.P. Guépin, De Be-schaving, Bert Bakker Amsterdam 1985. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 10: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 10 van 48

2 Tegenspraak

2.1 Denkfiguren

Veel gespreksvormen zijn gebaseerd op het vergelijken van verschillende denkfiguren, bv. gesprekken over fa-milieopstellingen, teamrollen, persoonlijkheidstypen etc. Zij roepen een zekere vervreemding op, een door-breking van je gewone perspectief, waardoor je buiten je vaste denkkaders treedt. Dat leidt tot verruiming, verheldering en verdieping.

Begin het gesprek met een inventarisatie van thema’s, kwes-ties of ervaringen. Selecteer er een voor verder onderzoek.

Zorg ervoor dat het thema gekoppeld is aan een concreet voorbeeld.

De casusgever licht het voorbeeld toe en formuleert een onder-zoeksvraag.

Deelnemers stellen verhelderingsvragen om een goed beeld te krijgen van de casus, de kwestie en het ‘hittepunt’.

Ga vervolgens na welke personages of perspectieven in de si-tuatie een rol spelen, eventueel ook wat voor rol (globaal).

Iedere gespreksdeelnemer krijgt een rol toebedeeld. Er zijn allerlei rollen denkbaar, zoals op afstand betrokken perso-nages (denk aan de optimistische buurman, de zwartkij-kende oom, de creatieve vriend, de emotionele klant etc.), maar ook objecten in de ruimte (de klok aan de muur) of

abstracties die stem kunnen krijgen (het gesprek, het milieu, de wet etc.). De casusgever kan ongetwijfeld aangeven welke daarvan interessant zijn.

Neem een time out. Wat is vanuit de jou toebedeelde rol de denkfiguur: wat zou je willen zeggen? Waar draait het om volgens jou? Wat zijn je centrale woorden of beelden?

Laat het verhaal van de casus vanuit de verschillende rollen belichten.

Geef de casusgever gelegenheid te reageren. Wat treft? Wat is raak?

Laat ook de anderen reageren: hoe is het om in die rol te zitten? Wat zegt dat over de kwestie?

Ga na wat dit alles betekent voor de centrale vraag. Wat is het antwoord? Welke conclusies kun je hier uit trekken? Welke inzichten of nieuwe vragen levert het gesprek op?

Tijd: anderhalf tot drie uur Aantal deelnemers: vier tot zeven Literatuur: Jeroen Hendriksen, Werkboek Intervisie.Uitgeverij H. Ne-lissen, Soest, 2002. Edward de Bono, Zes denkende hoofddeksels. Veen, Utrecht, 1996. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 11: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 11 van 48

2.2 Debat

Het debat is misschien wel de bekendste gespreksvorm in het publieke domein. Veel mensen geloven dat de waarheid geboren wordt uit een botsing van meningen. Maar dat is alleen onder heel specifieke voorwaarden het geval. Hieronder geven we een aantal richtlijnen voor een vruchtbaar debat. Zij vormen een goede basis om te oefenen in de kunst van het debat. Richtlijnen voor een vruchtbaar debat 1. Onderscheid overtuigen (vanuit ‘ik’; convincere) en

verleiden (vanuit ‘ander’; persuadere) 2. Geef een korte definitie van de belangrijkste be-

grippen 3. Structureer argumenten (bijvoorbeeld probleem,

ernst, oorzaak, plan, uitvoerbaarheid, doeltreffend-heid)

4. Versterk argumenten met voorbeelden, metaforen, logica, feiten, cijfers en autoriteiten

5. Bereid je voor op kritische reacties 6. Maak een keuze bij het weerleggen van tegenargu-

menten 7. Pas op voor debattrucs en drogredenen

Negeer persoonlijke aanvallen of geef lik-op-stuk

Wie stelt moet bewijzen: vraag door naar argu-menten

Herhaal rustig uw standpunt, als u verkeerd wordt samengevat

8. Zoek gemeenschappelijke uitgangspunten, argu-menten en belangen

9. Luister actief, vat steeds samen en stel veel vragen. 10. Spreek iedereen aan en respecteer de emoties Typische gebruiken

De spreker richt zich tot de jury of het publiek

Wie spreekt staat

Spreektijd om = zin afmaken

Per groep komen verschillende sprekers aan het woord

Meestal wordt voor en na het vrije debat een time-out (5 á 10 minuten) ingelast om de eigen argu-mentaties nader te bezien

In de laatste ronde worden geen nieuwe argumen-ten ingebracht

Na afloop van het debat neemt de jury enkele mi-nuten om haar oordeel te vormen over de winnaar van het debat, spreekt vervolgens haar oordeel uit en motiveert het.

Page 12: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 12 van 48

Voorbereiding van het debat

Lees onderstaande instructies over het verloop van het debat

De initiatiefnemer maakt de stelling bekend en licht haar toe

De groep wordt (eventueel willekeurig) ingedeeld in voorstanders, tegenstanders en jury en/of pu-bliek.

Voor- en tegenstanders krijgen eerst de tijd om het debat voor te bereiden

Elke groep wijst woordvoerders aan die om beur-ten het debat namens de groep zullen voeren

Na afloop krijgt de jury even bedenktijd. Intussen vertellen de debaters hoe het debat wat hen betreft is verlopen.

Het debat Debatvaardigheden zorgen voor heldere discussies en leiden tot betere besluiten. Het debat vindt plaats in vier ronden. In de eerste twee ronden en in de laatste ronde heeft elke spreker twee minuten. De derde ronde is vrij. De indeling van de ronden is: 1. Voor opzet 2’ / Tegen 2’ 2. Voor verweer 2’ / Tegen 2’ 3. Vrij debat 4’

4. Tegen conclusie 2’ / Voor 2’ + time out + inter-rupties

De tijd Per ronde houdt iemand de tijd in de gaten (spreektijd per deelnemer). Halverwege de spreektijd en vijf secon-den voor het einde geeft hij/zij een teken aan de spre-ker. Het publiek Het publiek mag tijdens het debat zijn voor- of afkeur kenbaar maken (applaus/boe-geroep). De jury De jury wijst de winnende partij aan op basis van de volgende criteria: a) Weerlegging van de argumenten van de tegenpartij b) Welsprekendheid, humor, non-verbale presentatie Aantal deelnemers: vier tot twaalf Benodigde tijd: anderhalf tot drie uur. Literatuur: Peter van der Geer, De kunst van het debat, SDU Den Haag 2005. Peter van der Geer en Richard Engelfriet, Hoe vang ik een rat? Uitgeverij Pepijn 2004. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 13: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 13 van 48

2.3 Kapittelen

Over het algemeen vinden mensen een gesprek ge-slaagd, als ze het gevoel hebben dat er in het gesprek is nagedacht. Denken en spreken vormen een twee-een-heid. De praktijk is echter dat in de meeste gesprekken de deelnemers zeggen wat ze zelf al eerder hebben ge-dacht, lang voordat het gesprek begon. Het gesprek komt dan niet verder dan een uitwisseling van wat ieder al eerder heeft gedacht. Het ter plekke denken komt niet tot stand. Daarvoor is het nodig om het gesprek te ‘onthaasten’, zozeer dat er stiltes ontstaan en niemand zich meer gedwongen voelt om die stiltes op te vullen met woorden. Een effectieve manier om dat te bereiken is het ‘kapit-telen’ Het woord 'kapittelen' betekent niet alleen 'ver-manen' (letterlijk: herinneren aan een 'capitulum' of hoofdstukje uit de regels van Benedictus), maar ook 'overleg voeren over een gewichtig onderwerp'. Volgens de regels van Benedictus roept de abt de mon-niken bijeen in de kapittelzaal, waar het onderwerp van bespreking wordt uiteengezet. Daarna krijgt ieder de gelegenheid zijn visie te geven. Daarbij gaat het niet om het samen oplossen van een probleem, maar om in de vorm van een gesprek uit te zoeken wat de algemene leefregel is aan de hand waarvan de kwestie dient te worden benaderd.

De hoofdregel van het kapittelen luidt aldus: zolang als iemand aan het woord is geweest, zolang zwijgen allen die aan het gesprek deelnemen. Pas daarna spreekt de volgende. De gespreksleider bereidt het gesprek voor (stap 1 en 2), leidt het gesprek in, legt de hoofdregel uit en ziet toe op de naleving van de hoofdregel. Stappen 3 en verder geven daarvoor enkele aanwijzingen. Stappen

1. Zorg ervoor dat de deelnemers ontspannen en comfortabel kunnen zitten en elkaar goed kun-nen zien. Een kring met stoelen is aan te beve-len. Zet de tafels aan de kant.

2. Zorg er ook voor dat de groep niet te groot is (max. 10 personen). Bepaal met elkaar hoeveel tijd je wilt nemen voor het kapittelen. 20 – 30 minuten is een gebruikelijke duur.

3. Kies een thema voor het gesprek. Dat kan in de vorm van een vraag (bijv. “wanneer kies ik voor onzekerheid?”), een stelling (“zekerheid is een illusie”), een levensregel (“een dag niet ge-lachen = een dag niet geleefd”), een gedachte (“ …”), enz.

4. De gespreksleider begint het gesprek in stilte. Als één van de deelnemers wil spreken, dan spreekt hij. Daarna is het stil. Na enige tijd zal de volgende spreken enzovoort.

Page 14: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 14 van 48

5. Het gesprek is niet gericht op het beantwoor-den van de vraag of het bewijzen van de stel-ling. Het gaat om een onderzoek, om in stilte op gedachten te komen.

6. Het gesprek is niet gericht op het beantwoor-den van de vraag of het bewijzen van de stel-ling. Het gaat om een onderzoek, om in stilte op gedachten te komen.

7. Rond het gesprek af door eenieder te vragen om voor zichzelf in een paar woorden op te schrijven wat de kern is van het gesprek, bij-voorbeeld door te vragen: wat is jouw leefregel die je naar aanleiding van het gesprek over dit thema in je handpalm wilt schrijven?

Over de stilte

1. Let erop dat door de stilte deelnemers de nei-ging hebben om hun bijdrage heel kort te for-muleren, bijna cryptisch, alsof het de uitspraak van een orakel is. Dat is wel spannend, maar toch niet helemaal bevredigend. Nodig dan de deelnemers uit om iets meer woorden te ge-bruiken, hun gedachten in te leiden en af te ronden. Dat vergroot de verstaanbaarheid.

2. Soms willen deelnemers een ander iets vragen, om een verduidelijking, een antwoord, een re-actie. Dat mag, maar ‘die ander’ hoeft daar niet

op te reageren. Je kunt een ander niet tot spre-ken dwingen.

Tijd: een half uur tot drie uur. Aantal deelnemers: drie tot tien Literatuur: De regel van Sint-Benedictus, vertaald en toegelicht door Vincent Hunink, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam 2003. Wil Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiri-tualiteit voor het dagelijks leven. Lannoo, Tielt, 2000. Otto Duintjer, Onuitputtelijk is de waarheid. Damon, Budel, 2002. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 15: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 15 van 48

3 Socrates aan het werk

3.1 Socratisch Gesprek

Socratisch gesprek is een poging door systematisch overleg een gemeenschappelijk antwoord op een funda-mentele vraag te vinden. Het gaat daarbij niet om louter theoretische vragen, maar om vragen die voortkomen uit concrete, voor iedere deelnemer toegankelijke erva-ringen. Het gesprek bestaat in feite uit een systemati-sche reflectie op ervaring. Het gesprek ontleent zijn naam aan Socrates, de leermeester van Plato. Hij pro-beerde iemand tot inzicht te voeren door vragen te stel-len, voorbeelden te onderzoeken, ervaringen te analyse-ren. Zijn uitgangspunt was dat je een inzicht niet ver-werft door het voorgeschoteld te krijgen, maar alleen door zelf te denken. In de vorige eeuw heeft de Duitse filosoof, pedagoog en politicus Leonard Nelson (1882-1927) de socratische methode zowel theoretisch als praktisch uitgebouwd. Centraal in Nelsons aanpak staat het idee van de 're-gressieve abstractie'. Dat houdt in dat, uitgaande van een concreet voorbeeld, 'teruggevraagd' wordt (regres-sie) naar de vooronderstellingen die aan het voorbeeld ten grondslag liggen. Door te onderzoeken welke voor-onderstellingen we moeten hebben om bepaalde oorde-len te kunnen vellen komen we de grondslagen, waarop

die oordelen gebaseerd zijn, op het spoor. Aldus kun-nen we algemene inzichten ontwikkelen (abstractie). Een Socratisch gesprek kan vele uren in beslag nemen, ook met een kleine groep. Eerst verken je een thema, dan zoek je er casuïstiek bij, vervolgens selecteer je één casus die je zo nauwkeurig analyseert dat je zicht begint te krijgen op allerlei onderliggende vooronderstellingen. Voor het socratisch café is de hierna beschreven ver-korte vorm van een socratisch gesprek, de dialoog, be-ter geschikt. Niettemin, voor wie er de tijd voor wil ne-men is het socratische gesprek de basisvorm, het funda-ment waarop alle andere filosofische gespreksvormen zijn gebouwd. We geven hieronder alleen enkele korte aanwijzingen. 1. Formuleer het te onderzoeken thema in mogelijke

uitgangsvragen. Selecteer er één. 2. Zoek naar voorbeelden uit eigen ervaring waarin de

uitgangsvraag speelt. Elk voorbeeld wordt kort toe-gelicht.

3. Selecteer een voorbeeld. Wat is het meest interes-sante? Wat is het meest vruchtbare voorbeeld om de uitgangsvraag aan te onderzoeken? Dit voor-beeld is de grondslag voor analyse en argumentatie gedurende het gehele gesprek.

4. Laat de voorbeeldgever het voorbeeld zo gedetail-leerd vertellen dat ieder zich kan verplaatsen in

Page 16: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 16 van 48

diens positie. Vraag naar de feiten (omstandighe-den, handelingen, wie, wat, waar, wanneer, hoe) en naar de beleving van deze feiten (gedachten, gevoe-lens).

5. Spits het voorbeeld toe op een cruciaal moment: een handeling, ervaring of oordeel van de voor-beeldgever. De beschrijving daarvan is de zoge-naamde kernbewering.

6. Vraag naar de motieven voor de handeling, de gronden van de ervaring of de redenen voor de kernbewering. “Hoe kwam je daarbij? Waarom vond je dat? Wat maakte dat je …? Is dat wat in de casus ten grondslag lag aan je gedrag?” Koppel de antwoorden op deze vragen terug naar de uitgangs-vraag. Wat betekenen zij voor deze vraag? Concre-tiseer en preciseer de begrippen uit de uitgangs-vraag aan de hand van de kernbewering en deze rechtvaardigingen.

7. Toets de rechtvaardigingen via de verplaatsing door de anderen. Zouden zij in dat voorbeeld, op dat moment, hetzelfde hebben gedaan, gedacht, ge-voeld of niet? En waarom? Is dat een goede reden? Op grond waarvan geldt die redenering? Elke alge-mene uitspraak moet geconcretiseerd kunnen wor-den aan de hand van het gekozen voorbeeld.

8. Formuleer de essentie: Waar draait het hier om voor jou? Op welke waarden of principes is je op-vatting gebaseerd?

9. Ga na in hoeverre er consensus bestaat over recht-vaardigingen en kernbeweringen. “Kan iedereen met deze uitspraken instemmen? Is dit het ant-woord op de uitgangsvraag?”

10. Kijk terug op het gesprek. Wat beviel je? Wat vond je lastig?

Gespreksregels Socratisch gesprek De onderstaande gespreksregels zijn grotendeels gefor-muleerd door een van de grondleggers van het heden-daagse Socratische gesprek, Gustav Heckmann. 1. In het gesprek wordt nagedacht over een funda-

mentele vraag op basis van wat de deelnemers er-varen hebben, niet van wat ze gelezen of gehoord hebben (geen beroep op autoriteit of op anderen).

2. Dit nadenken is een 'werkelijk-zichzelf-onder-zoeken'. Dat wil zeggen, wanneer een deelnemer twijfels heeft over het onderwerp dat ter discussie staat, dan moet hij die uitspreken. Maar heeft hij na zo'n zelfonderzoek geen twijfels meer, dan moet hij ook geen twijfel voorwenden (geen hypothetische gesprekken).

3. De deelnemers moeten moeite doen zich begrijpe-lijk uit te drukken, maar tegelijk zo beknopt zijn dat

Page 17: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 17 van 48

een gesprek mogelijk wordt. Dat wil zeggen, zij moeten 'het lange betoog' maar voor een andere keer bewaren (geen monologen).

4. Iedere deelnemer concentreert zich niet alleen op zijn eigen gedachten, maar spant zich ook in die van de ander te begrijpen. Om te bereiken dat nauwkeurig wederzijds begrijpen tot stand komt, kan de gespreksleider op ieder moment een deelne-mer vragen in eigen woorden te herhalen wat een andere deelnemer naar voren heeft gebracht (con-trole van communicatie).

5. Gedachten over fundamentele vragen worden vaak in algemene of abstracte uitspraken uitgedrukt. Of iemand daarbij iets duidelijks denkt, dat wil zeggen of zijn uitspraak meer is dan woorden, blijkt pas wanneer hij in staat is het algemene of abstracte toe te lichten aan concrete, voor de deelnemers ervaar-bare voorbeelden. In het gesprek wordt elke alge-mene of abstracte uitspraak aan deze test onder-worpen (concreetheid).

6. Het onderzoek van een fundamentele vraag is niet afgesloten zolang ten aanzien van die vraag onder de gespreksdeelnemers nog elkaar tegensprekende opvattingen worden aangehangen (streven naar consensus).

7. Om overzicht te houden over het gesprek moeten de beschikbare hulpmiddelen ten volle benut wor-den. Dat zijn vooral het systematisch vastleggen van uitspraken en het onderscheid tussen zaakge-sprek, strategiegesprek, metagesprek (methodische aanpak).

Tijd: afhankelijk van de voorbereiding vijf tot vijftien uur. Aantal deelnemers: zes tot tien. Literatuur: Leonard Nelson, De socratische methode, Boom, Amster-dam 1994. Jos Kessels, Socrates op de markt, Boom Amsterdam 1997. Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert, Vrije ruimte, filo-soferen in organisaties, Boom Amsterdam 2002. Jos Kessels, Het poëtisch argument, socratische gesprekken over het goede leven. Boom Amsterdam 2006. Jos Delnoij (red.), Het socratisch gesprek, Damon Budel 2003. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 18: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 18 van 48

3.2 Socratische dialoog

Een socratische dialoog is een korte variant van een so-cratisch gesprek. Tijdens een dialoog volgen we een vast patroon. Het gesprek begint met het opvragen en selecteren van lastige praktijkgevallen. Eén wordt er ge-kozen en besproken volgens het onderstaande schema. De werkwijze is zeer geschikt voor intervisie of collegi-aal advies. Wel dient men voor ogen te houden, dat het bij een dialoog niet gaat om het oplossen van proble-men, maar om het expliciteren, uitwisselen en aanscher-pen van visies. De vier stappen in een dialoog Centraal staat een praktijkgeval, waar de verteller zelf bij is betrokken en dat hij of zij als een probleemsituatie heeft ervaren. 1 Casus, kwestie, hittepunt Vertel kort wat je ervaren hebt:

a. Wat er feitelijk gebeurd is (feiten) b. Wat je zelf gedaan hebt (handeling) c. Wat de situatie voor jou persoonlijk betekent

(gevoel, beleving) d. Welke vraag hier onderzocht moet worden

(vraag)

2 Verheldering De anderen stellen verhelderingsvragen. 3 Verplaatsing De anderen verplaatsen zich in de schoenen van de voorbeeldgever:

a. Wat zou de situatie voor jou betekenen? (ge-voel, beleving)

b. Wat zou jij doen als je in die situatie was? (han-deling)

c. Hoe zou je de gestelde vraag (1d) beantwoor-den? (oordeel)

d. Op grond van welke onderliggende redenen (visie)

4 De essentie Aan het eind neemt ieder een paar minuten de tijd om voor zichzelf te formuleren wat de essentie is. Waar draait het hier om? Wat gaat je het meeste aan het hart? Wat moeten wij hier ter harte nemen? Iedereen krijgt de gelegenheid het antwoord op te le-zen.

Page 19: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 19 van 48

5 De deugdelijke houding Vervolgens sta je stil bij de houding die nodig is om in zo'n situatie wijs te handelen. Ieder beantwoord daarbij de volgende vragen:

a. Wat heb je hierbij onder ogen te zien? (pruden-tia)

b. Welke moed dien je op te brengen? (fortitudo) c. Welk verlangen van jezelf heb je hier los te la-

ten/ op te geven?(temperantia) d. Wat is nodig om alle betrokkenen recht te

doen?(justitia) Tijd: afhankelijk van de voorbereiding een tot drie uur. Aantal deelnemers: vijf tot tien. Literatuur: Erik Boers, Jos Kessels, Waarom eigenlijk? Over de waarde van filosofie in organisaties.

Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

3.3 Toveren

In veel situaties ontbreekt de tijd voor een grondig So-cratisch onderzoek. Toch zijn er wel mogelijkheden om zo’n onderzoek in een kort tijdsbestek uit te voeren. Daarvoor hebben we de volgende, wat lossere aanpak ontwikkeld. De kunst is hier het middendeel, vragen, ervaringen en reacties, enigszins los te hanteren zonder de structuur en de tijd uit het oog te verliezen. Tijd Spreek af hoeveel tijd er besteed gaat worden aan de dialoog. Met een kleine groep en getrainde mensen is het mogelijk in een half uur een dialoog te voeren. Anders heb je al gauw een uur of langer nodig. Onderwerp Bepaal het onderwerp van het gesprek. Geef een aftrap, een inleiding over de inhoud en het belang van het onderwerp. Schrijf het onderwerp in en-kele woorden op een flipover-vel. Vragen Geef ieder de gelegenheid vragen bij het on-derwerp te formuleren, die in het gesprek onderzocht kunnen of moeten worden. Ervaringen Laat ieder die wil ervaringen inbrengen uit de eigen praktijk over het onderwerp. Hoe kom je het onderwerp tegen in je werk?

Page 20: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 20 van 48

Reacties De ingebrachte ervaringen roepen reacties en reflecties op van de andere deelnemers: vragen, opmer-kingen, kanttekeningen, tegenwerpingen. Zorg ervoor dat de sfeer van een gezamenlijk onderzoek bewaard blijft (geen discussie of debat). Essenties Wanneer de belangrijkste vragen en ervarin-gen besproken zijn en er allerlei meningen uitgewisseld zijn vraag je ieder nog eens te benoemen wat voor hem of haar de essentie van het onderwerp is. Wat gaat je hier aan je hart? Wat moeten we ons ter harte nemen? Schrijf de essenties op (notulen). Nakaarten Neem tot slot wat tijd om terug te kijken op dit gesprek. Hoe liep het? Wat vond je goed gaan? Wat zou je een volgend keer in het oog moeten hou-den? Tijd: een tot twee uur. Aantal deelnemers: vijf tot tien. Literatuur: Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert, Vrije ruimte, filo-soferen in organisaties. Boom Amsterdam 2002. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

3.4 Dilemmagesprek

Het gesprek over (morele) dilemma’s is oorspronkelijk ontwikkeld om integriteit en morele competenties te versterken, zowel in het management van organisaties als in het openbaar bestuur. Bewustzijn van ethische kwesties en de vaardigheid daarmee om te gaan zijn im-mers geen vanzelfsprekendheden. Als je er niet gericht aandacht aan besteedt kun je er niet vanuit gaan dat zij in voldoende mate aanwezig zijn. Er zijn in principe twee mogelijkheden om de integri-teit van een organisatie te versterken:

a. verhelderen en aanscherpen van regels en uit-vaardigen van voorschriften en gedragscodes;

b. medewerkers leren zelf met morele kwesties om te gaan, als onderdeel van hun professio-nele verantwoordelijkheid.

Het dilemmagesprek richt zich op het laatste punt. Stappen 1 Een van de deelnemers brengt een vraag in, vervol-

gens zoekt de groep er een relevante casus bij. Of andersom, een van de deelnemers brengt een casus in met een bijbehorende vraag. Een casus is een praktijksituatie waar je zelf bij betrokken bent, die je als probleem hebt ervaren en waar niet direct een voor de hand liggende oplossing te bedenken was.

Page 21: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 21 van 48

2 De anderen stellen verhelderingsvragen over de ca-sus en de vraag die onderzocht gaat worden: wat is het kernprobleem (zie hieronder), wat is de hande-ling waar het om draait, wie zijn er bij betrokken, wie is aanspreekbaar, welke informatie hebben we nodig?

3 Bepaal welke argumenten pro en welke contra de

betreffende handeling pleiten. 4 Maak een afweging: welke argumenten wegen het

zwaarst en waarom? a. Formuleer in de conclusie van de afweging

het beginsel of de waarde omwille waarvan iets het zwaarst moet wegen (zie hieron-der).

b. Kun je een concrete actie bepalen die recht doet aan de conclusie en zoveel mogelijk rekening houdt met de tegenargumenten?

5 Hoe voel je je nu? Ben je bereid met de beslissing

naar buiten te treden? Zou je in voorkomende ge-vallen opnieuw zo beslissen? Past de beslissing bij wat je onder integriteit verstaat?

Formulering van het kernprobleem: 1. Moet / mag 2. actor A 3. handeling X uitvoeren 4. ondanks dat ...? Betrokkenen zijn al degenen die een recht of belang kunnen claimen. Aanspreekbaar zijn degenen die voor de beslissing staan c.q. als medeverantwoordelijk moe-ten worden beschouwd. Formulering van de conclusie:

1 Actor A 2 moet / mag 3 handeling X uitvoeren 4 ondanks dat .. 5 omwille van ..

Tijd: anderhalf tot drie uur. Aantal deelnemers: vier tot zeven Literatuur: Henk van Luijk, Om redelijk gewin. Oefeningen in be-drijfsethiek. Boom Amsterdam 1993. Edgar Karssing, Morele competenties in organisaties. Van Gorcum, Assen, 2000. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 22: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 22 van 48

3.5 Vraag achter de vraag

Het is een teken van grote wijsheid als je een goede vraag weet te stellen. Maar meestal is het een hele klus de juiste vraag te vinden. Ook al kun je allerlei vragen bedenken, je blijft het gevoel houden dat er een vraag achter de vraag zit, een diepere, wezenlijkere vraag, een die meer de kern raakt van wat er onderzocht moet worden. Dit gesprek is bedoeld om die centrale vraag op het spoor te komen. Vaak is deze vraag uitgangs-punt voor of deel van een socratisch gesprek. Maar ook als zelfstandig gesprek is het zoeken van de vraag ach-ter de vraag heel verhelderend. Aanleiding om dit ge-sprek te voeren is dikwijls dat er over een thema ondui-delijke of tegenstrijdige opvattingen leven:‘Integriteit is een van onze kernwaarde, maar eigenlijk leeft dat be-grip niet binnen de organisatie’; ‘Sommige dingen moe-ten centraal geregeld worden, maar er moet ook genoeg ruimte zijn voor couleur locale’; ‘We willen mensen be-oordelen, maar ook steunen in hun ontwikkeling’. 1. Van een thema naar een vraag. Benoem het thema dat je wilt onderzoeken: integriteit, couleur locale, beoordeling, of wat het ook maar is. Formuleer het thema in de vorm van een vraag. Schrijf je vraag op. Bespreek haar met een ander. Is zij duide-lijk? Is zij scherp genoeg? Lees de vragen voor aan el-kaar. Zij zijn het ruwe materiaal dat in de volgende

stappen wordt fijn geslepen. Soms zijn eerste vragen al heel scherp. Maar vaak ook zijn ze niet meer dan het thema met een vraagteken erachter: ‘Wat is integriteit?’, ‘Wat verstaan we onder couleur locale?’ Dat is niet erg behulpzaam. Wat iets betekent en wat wij eronder ver-staan is precies wat we willen onderzoeken in het na-volgende gesprek. Het is dus niet nodig om dat in de vraag op te nemen.

2. Van een vraag met allerlei toevoegingen naar een vraag met twee begrippen die op gespannen voet staan met elkaar. Herformuleer de vraag zo dat zij uit twee componenten bestaat die een zekere wrijving hebben. ‘Is integriteit doen wat van je verwacht wordt?’ ‘Hoe kun je er voor zorgen dat je iemand wel beoordeelt maar ook rekening houdt met zijn persoonlijke ontwikkeling?’ Je kan het ‘wrijvingsbegrip’ vinden door het dominante thema te confronteren met een tweede thema dat ook van be-lang is, maar dat niet naadloos aansluit bij het eerste. 3. Van een vraag met twee begrippen naar een vraag met één be-grip en één handelingswerkwoord. Een fundamentele vraag is niet perse een beschou-wende vraag, een vraag waarbij je als toeschouwer naar de samenleving kijkt en je met de handen op de rug af-vraagt welke kant het uit gaat of zou moeten gaan. (‘Als

Page 23: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 23 van 48

de norm er is, komt de moraal dan vanzelf?’)Integen-deel, voor een socratisch gesprek is een handelingsge-richte vraag van belang. We onderzoeken immers ons eigen handelen. De vraag moet ons dus op het spoor zetten van het eigen handelen. Voorbeeld: In hoeverre mag je persoonlijke relaties een rol laten spelen in con-tacten met cliënten? Hoe doe je iemand recht bij de be-oordeling van zijn persoonlijke functioneren? 4. Van een vraag met veel woorden naar een vraag met maxi-maal zeven woorden. Uitgangsvragen voor een socratisch gesprek kunnen niet kort genoeg zijn. Het summum is een vraag met maar twee woorden: een werkwoord en een zelfstandig naamwoord (veroudert kennis?, helpt geloof?, loont moed?). Neem als vuistregel dat een vraag maximaal ze-ven woorden mag kennen. Zij moeten, wanneer een ge-meenschappelijke context gegeven is, de kern raken van wat je wilt onderzoeken. Voorbeelden: Mag je persoon-lijke relaties voeden? Hoe doe je iemand recht bij be-oordeling? Tijd: drie uur Aantal deelnemers: vier tot tien

Literatuur: Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert, Vrije ruimte, filo-soferen in organisaties, Boom Amsterdam 2002. Willem Verhoeven, Henk IJsselsteijn, De kunst van het vragen stellen. Associatie voor Coaching, Aarle Rixtel 1997. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 24: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 24 van 48

4 Schijn of werkelijkheid

4.1 Illusie onderzoek

Mensen vinden wat ze vinden heel gewoon. Daarom vinden ze het. Filosofie is het onderzoek naar de grond voor wat we vinden. Het kan immers een illusie zijn. We vinden het gemakkelijk om zulke illusies bij ande-ren aan te wijzen. Maar hoe zit het bij onszelf? Heeft ieder van ons niet zijn eigen illusies die hij koestert? Nietzsche is de grootmeester van het illusie-onderzoek. Zijn boek‘Afgodenschemering. Of hoe men met de ha-mer filosofeert’ (1889) is er een demonstratie van. Nietzsche doet dit onderzoek alleen. Stappen 1 Ga bij jezelf na welke opvatting je enerzijds dier-

baar is, maar anderzijds een illusie zou kunnen (blijken) te zijn. Een aanwijzing daarvoor is de her-innering aan een moment waarop je tegen jezelf zei: ‘Maar is dat wel zo?’ Voorbeelden: ‘Mijn bevlo-genheid is bepalend voor de onderwijsvernieuwing in mijn school’, zegt een schooldirecteur. ‘Je moet altijd met mensen in gesprek blijven’,zegt iemand over de ruzie met zijn buren.

2 Wissel de gekozen opvattingen uit en laat ieder een korte toelichting geven. Kies er één uit voor een gezamenlijk onderzoek door de groep.

3 Kijk of de formulering van de opvatting moet wor-den aangescherpt. Maak haar zo scherp dat het loont om haar te onderzoeken, te demonteren en zo nodig te bestrijden.

4 Vergroot de opvatting eens uit, tot een universele leefregel. Hoe luidt hij dan?

5 Wat staat er op het spel? Wat dreigt er door het ge-loof in deze opvatting verloren te gaan? Wat ver-dwijnt van de kaart? Wat wordt er opgeofferd?

6 Wat is het perspectief, het blikveld van waaruit deze opvatting vertrekt? Wat is de vooringenomen-heid die in deze perspectiefkeuze zit?

7 Waaraan mag volgens deze opvatting niet worden getwijfeld? Welke‘leugen’ staat buiten kijf, omdat hij ‘levensnoodzakelijk’ is?

8 Kijk ook eens naar de volgende vragen. Welke fixa-tie zit in deze opvatting? Welke verandering of ver-anderlijkheid in de wereld wordt ontkend? Wat mag niet worden vernieuwd? Welke oude waarden moeten behouden blijven?

9 Welk praktisch (levens-)experiment kan worden ondernomen om aan te tonen dat de opvatting een illusie is?

10 Wat is je conclusie: voel je je door dit onderzoek gesterkt in de opvatting? Of zijn delen ervan een il-lusie gebleken?

Page 25: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 25 van 48

Tijd: anderhalf tot drie uur. Aantal deelnemers: Wij raden aan het gezamenlijk te doen, in een kleine groep (niet meer dan ca. 8 deelne-mers). Literatuur: Friedrich Nietzsche, Afgodenschemering. Of hoe men met de hamer filosofeert, Arbeiderspers, Amsterdam 1997. Nietzsche, Waarheid en cultuur, Boom Amsterdam 2003.

Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

4.2 Maar is dat wel zo?

Net als het voorgaande gesprek, het illusie-onderzoek, is ook dit gesprek erop gericht mogelijke illusies op het spoor te komen. Illusies zijn listige dingen. De filosoof Levinas denkt dat je daarin onmogelijk je eigen kriti-sche instantie kunt zijn, althans grotendeels niet. Vol-gens hem is er een kracht van buiten nodig om de voortrazende rationaliteit, al is het maar voor een mo-ment, tot de orde te roepen. Voor Levinas kan een an-der mens als zodanig fungeren. Daar waar wij onze goedbedoelde, rationeel verantwoorde, opvattingen en schema´s over anderen uitstorten, kan zich plotseling het verdriet tonen van zo´n ander die geacht wordt mee te lopen in onze schema´s. Als deze confrontatie de vraag losmaakt‘Waar ben ik eigenlijk mee bezig?’ of ‘Is het wel zo, zoals ik denk dat het is?’, dan zijn we moge-lijk een illusie op het spoor. 1 Ga voor jezelf na: waar ben je in de positie geweest

dat je mede voor anderen moest denken, plannen, schema´s opstellen, beleid formuleren? (bijvoor-beeld als ouder, als verzorger, als leidinggevende, als adviseur)

2 Ben je in die situatie geconfronteerd geweest met, al dan niet vage, weerstand of twijfel of verdriet

Page 26: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 26 van 48

van anderen (bijvoorbeeld kinderen, patiënten, me-dewerkers, klanten) die geacht werden in jouw plannen mee te lopen?

3 Heb je je daarbij, al was het maar voor een paar se-conden, afgevraagd: ‘waar ben ik eigenlijk mee be-zig?’, of ‘waarom moet het eigenlijk zo?’ of ‘loop ik nu over anderen heen?’.

4 Voelde dat aan als schaamte voor je eigen ideeën, ook al waren ze goed doordacht en goed bedoeld?

5 Probeer het gevoel van schaamte, dat de sleutel is tot de illusie, onder woorden te brengen.

6 Heeft die confrontatie je in staat gesteld om be-paalde eigen ideeën ter discussie te stellen en nieuwe ideeën toe te laten?

7 Wissel in het gesprek uit: de situatie, de schaamte, de mogelijke illusie. Kun je bepalen of het werkelijk een illusie is?

Tijd: anderhalf tot drie uur Aantal deelnemers: drie tot zeven Literatuur: Naud van der Ven, Schaamte en verandering. Denken over organisatieverandering in het licht van de filosofie van Emmanuel Levinas. Uitgeverij Klement, Kampen. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

4.3 Omkeringen

Er zijn veel psychologische en therapeutische gespreks-methoden die verwantschap vertonen met het socrati-sche gesprek: zij gaan op zoek naar zogenaamde belem-merende overtuigingen en toetsen die op hun waar-heidsgehalte. Vaak zijn zij ontleend aan het klassieke gedachtegoed van de stoïcijnen. ‘We raken niet ver-stoord door wat er om ons heen gebeurt, maar door onze gedachten erover’, zegt Epictetus. Eén van die methoden is ‘Het werk’ van Byron Katie. Zij heeft een eenvoudige manier ontwikkeld om te onderzoeken of het wel allemaal klopt wat er in je hoofd omgaat. Het gaat bij haar om een tweegesprek, tussen een begeleider en een cliënt, met een therapeutisch doel. Maar ook zonder die rolverdeling en zonder dat therapeutische doel, puur als onderzoeksgesprek over levenskunst, is het een interessante vorm. Het geeft zicht op de criteria van meesterschap en je vormt krachtige beelden van wat goed leven is in een lastige situatie.

Het gesprek begint met het zoeken van een oor-deel: van wie of wat raak je in de stress, wie roept je irritatie, teleurstelling, verwarring of ontstemd-heid op? Schrijf op wat het is dat je niet bevalt.

Wat zou die persoon moeten doen? Wat zou hij juist niet moeten doen? Wat vind je dat er aan hem

Page 27: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 27 van 48

of haar zou moeten veranderen? Schrijf dat in en-kele korte zinnen op. Schrijf ook op wat je van hem of haar vindt, wat je nodig hebt van die per-soon, wat je nooit meer met hem zou willen mee-maken enz.

Neem telkens een persoon als uitgangspunt van ge-sprek en toets diens uitspraken door er achtereen-volgens vier vragen over te stellen:

1 Is het waar? 2 Kun je zeker weten dat het waar is? 3 Wat zijn de gevolgen als je deze gedachte

gelooft? 4 Wie zou je zijn zonder die gedachte?

Vervolgens keer je de uitspraken om. Vul je eigen naam in op de plek waar de ander staat, schrijf ‘ik’ in plaats van ‘hij’ of‘zij’. Misschien zie je meerdere omkeringen in één zin. Vraag je af of de omge-keerde uitspraak net zo waar is, of misschien meer waar, dan de oorspronkelijke.

De omkering is het centrale deel van ‘Het werk’ van Byron Katie.‘Zolang je denkt dat de oorzaak van je probleem ergens anders ligt, dat iemand of iets anders verantwoordelijk is voor jouw lijden, is de situatie ho-peloos. Dat houdt in dat je voor altijd vastzit in de rol van slachtoffer, dat je lijdt in het paradijs. Breng de

waarheid dus terug bij jezelf en begin jezelf te bevrij-den. Het onderzoek in combinatie met de omkering is de snelste weg naar zelfbewustzijn.’ Tijd: twee tot drie uur Aantal deelnemers: twee tot vier Literatuur: Byron Katie, Vier vragen die je leven veranderen, Het Spec-trum, Utrecht 2002.

Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 28: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 28 van 48

4.4 Ware vriendschap

Iedereen heeft vrienden, iedereen vindt het hebben van vrienden van groot belang. Maar als we proberen uit te leggen wat vriendschap precies is staan we al snel met de mond vol tanden. Wie noem je vriend? Degene die genegenheid heeft voor jou? Of degene naar wie jouw genegenheid uitgaat?Of is er alleen sprake van vriend-schap bij wederkerigheid? Nee. Want ‘jonge kinderen zijn nog niet in staat van iemand te houden’, zegt So-crates in de Lysis,‘soms haten ze zelfs hun vader en moeder en moeten die hen corrigeren. En toch, op dat-zelfde ogenblik zijn zij, ondanks hun haat, de beste vrienden van hun ouders.’ Ouders zijn het meest ge-hecht aan hun kinderen. Of is dat geen vriendschap? Maar wat is dan het verschil tussen geliefden, vrienden en kennissen? En bovenal, wat zijn echte vrienden, waaraan herken je de ware vriendschap? Aristoteles onderscheidt drie vormen van vriendschap, naargelang zij is gericht op

1 het nuttige (voordeelvriendschap) 2 het aangename (genotsvriendschap) 3 het goede (karaktervriendschap)

Vriendschap is in zijn opvatting te definiëren als elkaar het goede toewensen omwille van het nuttige, het aan-gename of het goede. De laatste vorm beschouwt Aris-toteles als de hoogste vorm van vriendschap. Daarnaast ziet hij nog een vierde vorm van verbinding of gehecht-heid, de burgervriendschap, die gericht is op het alge-meen belang. Deze is voorwaarde voor de sociale cohe-sie in een gemeenschap of organisatie. Volgens Aristo-teles is vriendschap te beschouwen als de hoogste deugd, nog hoger dan rechtvaardigheid.‘Vriendschap is een vorm van optimaal functioneren of gaat hiermee gepaard. Niemand zou zonder vrienden willen leven, ook al is hij in het bezit van al het andere dat goed is.’ En ‘wanneer mensen vrienden zijn, bestaat er geen en-kele behoefte aan rechtvaardigheid. Maar is men recht-vaardig, dan heeft men nog wel steeds behoefte aan vriendschap.’ (Nicomachische Ethiek) Uitgangspunt van het gesprek is de vraag wat ware vriendschap is. Enkele hulpvragen:

Page 29: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 29 van 48

1 Hoeveel vrienden heb je op het ogenblik? (Maak een sociogram van vriendschappen en relaties: zet jezelf in het midden, teken anderen er omheen, be-paal de afstand en het soort relatie.)

2 Welke soorten vriendschap onderscheid je zelf? 3 Waarom heb je de vrienden die je hebt en niet an-

dere? 4 Wat is voor jou het verschil tussen een vriend, een

minnaar en een kennis? 5 Is vriendschap altijd wederkerig? 6 Zou je willen dat je het zonder vrienden kon stel-

len? 7 Hou je er een hond op na als vriend? 8 Wie nodig je uit voor het besloten feest bij het af-

scheid van je huidige werkkring? 9 Hoeveel vriendschap kan een organisatie verdra-

gen? 10 Wat doe je met vrienden? 11 Is vriendschap tussen mannen en vrouwen moge-

lijk? 12 Kun je in het geheim met iemand bevriend zijn? 13 Zijn mensen die van hetzelfde houden per se el-

kaars vriend? 14 Beschouw je jezelf als een goede vriend? 15 Zijn er vijanden met wie je in het geheim vrienden

zou willen worden?

16 Is het voor vriendschap van belang dat je je poli-tiek grosso modo op één lijn bevindt?

17 Hoe groot kan het leeftijdsverschil zijn bij vriend-schap?

18 Moet je voor vriendschap het openlijk oneens kun-nen zijn?

19 Moet je raakpunten hebben in enthousiasme? 20 Kun je vriendschap ontwikkelen? Hoe dan? Tijd: twee tot drie uur Aantal deelnemers: drie tot zeven Literatuur: Aristoteles, Ethica Nicomachea. Historische Uitgeverij Groningen, 1999. Cicero, Over ouderdom & Over vriendschap. Ambo, 1999. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 30: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 30 van 48

4.5 Vijf maal de vraag

“Wat & hoe” – de kracht van de herhaling Uit de reto-rica is bekend dat herhaling van dezelfde vraag heel ef-fectief kan zijn. Door te vraag te herhalen wordt duide-lijk wat de crux is: waar draait het hier nou om? Het-zelfde geldt voor het socratisch gesprek: ook daar kan het nodig zijn een vraag te herhalen om het antwoord dat in eerste instantie is gegeven nader te onderzoeken. Je zou zelfs kunnen stellen dat het socratisch gesprek niks anders is dan het steeds weer herhalen van de-zelfde vraag. Een deelnemer krijgt de beurt en beantwoordt 5 x ach-ter elkaar dezelfde vraag. Het werkt als degene zich uit-gedaagd voelt om steeds dieper te graven, zijn beelden en rechtvaardigingen te laten zien. 5 x wat is …. 1 wat is dat, democratie? – respect voor ieders me-

ning 2 wat is dat, respect voor ieders mening? – ieders

mening heeft evenveel gewicht 3 wat is dat, ieders mening heeft evenveel gewicht? –

ieders mening weegt even zwaar in de afweging 4 wat is dat, ieders mening weegt even zwaar in de

afweging? – de juistheid van ieders mening wordt onderzocht

5 wat is dat, de juistheid van ieders mening wordt onderzocht? –door dialoog, debat en discussie ont-staat inzicht in de juistheid van ieders mening.

Reflectie op dit voorbeeld:

de voorbeeldgever is tevreden – wat bij stap 5 staat is inderdaad zoals hij er echt over denkt

de anderen zijn verbaasd over het antwoord op de eerste vraag. Zij zouden daar en heel ander ant-woord hebben gegeven, bijv. democratie is dat mensen als groep zichzelf kunnen besturen. Het is evident dat het vervolg er dan heel anders uitziet.

5 x hoe … 1 hoe neem je een rechtvaardig besluit? – door na te

gaan of niemand gefundeerde bezwaren heeft 2 hoe doe je dat, nagaan of niemand gefundeerde be-

zwaren heeft? –door te vragen of niemand tegen is 3 hoe doe je dat, vragen of niemand tegen is? – door

te vragen‘ben je ertegen?’ 4 hoe doe je dat, vragen ‘ben je ertegen?’ – door ple-

nair te vragen ‘wie is er tegen?’ 5 hoe doe je dat, plenair vragen ‘wie is er tegen?’ –

door iedereen aan te kijken en dan te vragen ‘wie is er tegen?’.

Reflectie:

Page 31: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 31 van 48

de hoe-vraag dwingt de deelnemer tot een precise-ring en operationalisering van zijn eerste antwoord. Op het eerste gezicht lijkt dat niet tot een dieper inzicht te leiden. Maar gaandeweg wordt zowel de deelnemer als de anderen wel steeds duidelijker hoe het het ‘hoe’ in zijn werk gaat en komen ook de verborgen aannamen aan het licht. Op dat moment begint het zelfonderzoek

ook hier de beantwoording van de eerste vraag cru-ciaal. De volgende stappen zijn een uitwerking.

5 x waartoe … 1 waartoe dient democratie? – om mensen een keuze

te geven om te beslissen 2 waartoe dient dat, mensen een keuze geven om te

beslissen? – om erachter te komen wat de mensen willen

3 waartoe dient dat, erachter komen wat de mensen willen? – om zo een besluit te kunnen nemen

4 waartoe dient dat, zo een te besluit te kunnen ne-men? – om zo goed te kunnen regeren

5 waartoe dient dat, zo goed te kunnen regeren? – om mensen tevreden te houden.

Reflectie:

het gevaar is in cirkeltjes te gaan draaien; de oproep is om in elke ronde dieper te graven, en niet alleen andere woorden te kiezen of terug te grijpen op eerdere antwoorden

een variant is de waarom-vraag. Bron: Pieter Mostert, februari ‘07 [gebaseerd op een oefening tijdens het filosofisch café in Den Haag] Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 32: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 32 van 48

5 Voorbereide gesprekken

5.1 Definitiegesprek

Dit is een van de gesprekken die je alleen kunt voeren als je het van tevoren hebt voorbereid. Het definitiege-sprek is de meest oorspronkelijke vorm van het socra-tisch gesprek. Socrates – die het overigens wel onvoor-bereid kon - raakt met iemand aan de praat over een kwestie. Na korte tijd blijkt dat de spreker geen helder idee heeft van het kernbegrip van de discussie: moed, fatsoen, kennis, vakmanschap, voortreffelijkheid etc. Vervolgens daagt Socrates hem uit dat begrip te defini-ëren. Hij gaat er namelijk vanuit dat als je iets weet je het ook kunt zeggen. Maar iedere poging tot definitie mislukt. Niettemin komt door die successievelijke po-gingen een scherpzinnig en vaak verrassend onderzoek tot stand. De opbouw van het gesprek is als volgt. 1 Kies een thema dat je zou willen bespreken. Hier-

onder geven we als voorbeeld het thema ‘integri-teit’. Werk het thema eerst uit voor jezelf volgens de onderstaande stappen.

2 Zoek dan op het socratisch café een of enkele mensen (niet teveel) die door jou ondervraagd wil-len worden over het thema.

3 Maak een begin met het gesprek door zelf iets te zeggen over waarom je het thema interessant vindt en je gesprekspartners te vragen waarom zij het thema gekozen hebben, wat zij er interessant aan vinden, of ze er wel eens mee te maken hebben ge-had, en hoe dan etc.

4 Vervolgens vraag je naar een definitie: ‘Ben je in staat te omschrijven wat X is? Wil je eens een po-ging doen?’ Schrijf de definitie op. Als er meerdere definities zijn, behandel ze stuk voor stuk, niet alle-maal tegelijk.

5 Daarna zoek je manieren om de gekozen definitie uit te dagen. Is zij toepasbaar in verschillende situa-ties? Is zij volledig, expliciet, nauwkeurig genoeg? Bevat zij wel de juiste woorden? Het gesprek daar-over kan naar allerlei kanten uitwaaieren. Haal het op gezette tijden terug door

6 te vragen naar een nieuwe, bijgestelde definitie. Onderzoek vervolgens of die beter is, of zij gedeeld wordt door anderen, of zij wint aan precisie. Let op, je kunt bij dit gesprek makkelijk in woorden verstrikt raken en de zaak waar het om gaat uit het oog verliezen.

7 Tot slot breng je iets uit je eigen voorbereiding op tafel: een lexicale definitie (woordenboek), een de-

Page 33: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 33 van 48

finitie uit de praktijk, een poëtische definitie (ge-dicht). Bieden zij heel andere inzichten of komen zij op hetzelfde neer?

Tijd: een half uur tot anderhalf uur Aantal deelnemers: twee tot vijf Literatuur: Plato, Laches, Io, Meno, Hippias, Eutyphro, The-aetetus, Politeia I. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

5.2 De achterkant van het gelijk

Begin jaren tachtig voerde Marcel van Dam een serie gesprekken voor de televisie onder de titel De Achter-kant van het Gelijk. Van Dam ondervroeg daarin 'op socratische wijze' vertegenwoordigers van verschillende beroepsgroepen over morele dilemma's uit hun vak: medici, journalisten, burgemeesters, mensen uit de rechterlijke macht, de krijgsmacht, het bedrijfsleven, het onderwijs. De serie maakte zoveel indruk dat sinds-dien de term 'socratische methode' onmiddellijk geasso-cieerd wordt met De Achterkant van het Gelijk. De Achterkant van het Gelijk is een gespreksvorm die in-tensieve voorbereiding vergt. In het gesprek leg je de deelnemers afwisselend een aantal hypothetische di-lemma’s voor: ‘Stel dat x het geval was, wat zou je dan doen, en waarom? En stel nu dat het voorbeeld net iets anders was, wat dan?’ Je moet dus beschikken over een groot aantal relevante, goed geanalyseerde voorbeelden, die zo realistisch en 'to the point' zijn dat zij voor de deelnemers direct herkenbaar zijn. De voorbeelden moeten bovendien zodanig gerangschikt en gevarieerd worden dat zij een dilemma zichtbaar kunnen maken en op de spits drijven. Vaak heeft zo’n dilemma te ma-ken met het bepalen van een grens.

Page 34: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 34 van 48

Bijvoorbeeld:

Neem je een relatiegeschenk van € 10,- aan? Van € 100,-? Van €1000,-?

Mag je een verdachte van een misdrijf een beetje onder druk zetten? Sterk onder druk zetten? De Zaanse verhoormethode toepassen?

Moet je eerlijk zijn in je gezin? Op je werk? Tegen-over concurrenten?

Allerlei klassieke dilemma’s kunnen op die manier on-derzocht worden, tussen gevolgen en beginselen, doel-matigheid en rechtvaardigheid, resultaatgerichtheid en procesgerichtheid, idealisme en realisme, centraal en decentraal, gevoel en verstand, etc. De kunst is het di-lemma aan de hand van herkenbare casuïstiek zichtbaar en voelbaar te maken. Stappenplan 1. Kies een thema waarover je op het socratisch café

een Achterkant van het Gelijk-gesprek wilt voeren. Zorg ervoor dat het thema direct herkenbaar is voor niet-deskundigen, dat er wat aan valt te on-derzoeken en dat je er makkelijk casuïstiek bij kunt bedenken. Hieronder geven we een voorbeeld van een gesprek over integriteit in organisaties.

2. Zoek vervolgens concrete, levensechte voorbeel-den die een dilemma kunnen illustreren en zicht-baar maken. Ondervraag daarvoor eventueel men-sen uit het veld. Zorg ervoor dat het voorbeeld kort is en makkelijk herkenbaar. Introduceer niet steeds weer nieuwe voorbeelden, je kunt ook één voorbeeld variëren.

3. Ontwerp een vraagsequentie: a. Bepaal wat de hoofdvraag is en welke sub-

vragen zij bevat. b. Bepaal de volgorde waarin de vragen gesteld moeten worden om het punt waar het om draait op de spits te drijven.

b. Formuleer de vragen zoveel mogelijk in gesloten of halfgesloten vorm.

c. Begin met eenvoudige vragen over een-voudige voorbeelden, en voer dan door middel van leidende vragen de deelnemers het dilemma binnen.

d. Ontwerp mogelijke tegenspraken ('daarnet zei u nog A en nu zegt u B, hoe kan dat').

e. Controleer de vragen door ze eerst zelf te beantwoorden.

4. Hou een eerste sessie. Een gesprek van 15’-20’ vergt al heel wat voorbereiding in het begin. On-derzoek welke voorbeelden aanslaan en welke niet.

Page 35: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 35 van 48

Test je vermogen tegelijk dwingend en ontspannen te zijn in je vraagstellingen.

5. Hou na afloop een nabespreking. Wat ging goed? Waar had je verder kunnen doorvragen, en hoe dan? Wat zijn interessante lijnen die nog onuitge-werkt zijn?

6. Voer na de sessie aanpassingen en nieuwe ideeën in. Wees zuinig op wat je ontworpen hebt, het is een kostbaar instrument waar veel ontwikkeltijd in zit.

Tijd: 20’-40’ gesprek, 30’-45’ nabespreking Aantal deelnemers: drie tot tien Literatuur: Jos Kessels, De achterkant van het gelijk. methodiek van de grensbenadering. In: Socrates op de markt, filosofie in bedrijf, Boom Amsterdam 1997, H. 9. Marcel van Dam, De achterkant van het gelijk, De Haan, Weesp 1983. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 36: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 36 van 48

6 Zeggen en schrijven

6.1 Redactioneel commentaar

Een van de beste manieren om een goed gesprek tot stand te brengen is schrijven. Als je schrijft focus je je aandacht, je weegt je woorden, je scherpt je taal, je maakt intensief gebruik van je verbeeldingskracht en je stijlgevoel. Die kwaliteiten draag je over op het gesprek over wat je hebt geschreven. Sommige mensen hebben angst om te schrijven. Maar je hoeft niet eerst uren te gaan zitten denken en worstelen om iets op papier te krijgen. Juist korte, losse schrijfoefeningen zijn heel vruchtbaar als voeding voor een gesprek. Het socra-tisch café leent zich uitstekend om deze afwisseling tus-sen ‘zeggen en schrijven’ tot stand te brengen. Het redactionele commentaar is een publieke poging (‘essay’) van een groep redacteuren om een evenwichtig beeld, een uitgewogen perspectief te schetsen van een politieke of maatschappelijke kwestie. Daarover hebben zij tevoren met elkaar van gedachten gewisseld. Ze heb-ben de verschillende belangen in kaart gebracht, ze hebben verschillende invalshoeken naast elkaar gezet en maatstaven ter beoordeling geformuleerd. Vervol-gens schrijven ze dat alles op, op een speciale manier. Niet vanuit eigenbelang, maar vanuit een algemeen be-lang. Niet op een verhitte, polemische toon, maar op

een koele, argumentatieve toon. Niet om partij te kie-zen maar om inzicht te verschaffen, essenties zichtbaar te maken, gebeurtenissen in een kader te zetten, zodat de grote lijnen en het grotere verhaal oplichten uit de verwarrende hoeveelheid details. Stappen 1. Kies een thema dat je wilt onderzoeken. 2. Begin bijvoorbeeld door allemaal vijf woorden te

bedenken die je aanstaan bij het thema, en vijf die je tegenstaan. Schrijf ze eerst op voor jezelf en wis-sel ze dan uit. Zijn er woorden die je van een ander zou willen overnemen?

3. Een andere losmaakoefening is: kun je naar aanlei-ding van het thema zogenaamde inslaande zinnen bedenken, een gevleugeld woord of een krachtig gezegde of een gekke uitspraak?

4. Ga dan nog eens met elkaar na wat de kwestie is waarover je wilt schrijven: wat zijn de feiten, hoe wil je die interpreteren, hoe moeten ze beoordeeld worden? Ga ook na wat het belang is van de kwes-tie, en welke andere interpretaties en beoordelingen mogelijk zijn. Waarover zijn jullie het eens, waar-over niet?

5. Bedenk dan, alleen of gezamenlijk, wat de hoofd-punten zijn die in het commentaar aan de orde

Page 37: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 37 van 48

moeten komen. Wat is de hoofdlijn van het be-toog? Wat is het grotere verhaal achter de kwestie?

6. In deelgroepen: Bedenk een kop. Bedenk beelden, metaforen, inslaande zinnen bij de redenering die je wilt volgen.

7. Schrijf een concepttekst: in ieder geval een titel en eerste alinea.

8. Plenair: lees deze teksten aan elkaar voor en be-spreek de meest treffende wendingen. Ga na wat werkt, wat blijft hangen, wat zou uitgewerkt kun-nen worden?

Tijd: twee tot drie uur. Aantal deelnemers: drie tot zes. Literatuur: Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert, Vrije ruimte, fi-losoferen in organisaties. Boom Amsterdam 2002, H. 4. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

6.2 De briefkaart

De briefkaart is een oefening in het vinden van de juiste toon, het juiste register, wanneer je iemand een emotioneel geladen boodschap hebt te brengen: je bent boos, geïrriteerd of teleurgesteld. Het is tegelijkertijd een oefening in ethiek – wat is het goede leven op een lastig moment – en in retorica – hoe vind je de juiste woorden met de juiste strekking? In al zijn eenvoud vormt deze oefening het fundament van de aristoteli-sche ethiek. Stel, je bent op vakantie. Vanuit deze plek stuur je een briefkaart naar de persoon die je toorn heeft opgewekt. Er kan maar weinig tekst op een briefkaart, dus je moet de boodschap kort houden. Je schrijft de briefkaart drie keer. De eerste keer blaas je hoog van de toren, je zegt glas-hard waar het op staat, je maakt je toorn zo groot mo-gelijk. De tweede keer bind je in, je slikt je woede in, je maakt de tekst zwak en je gevoel te klein voor wat het is. De derde keer schrijf je een tekst die noch te fors, noch te slap is, maar die het juiste midden treft: precies goed. Kenmerk van de middenpositie is dat je niets weg doet van je gevoel en toch de juiste toon heeft.

Page 38: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 38 van 48

Neem wat tijd (15’-20’) om de drie briefkaarten te schrijven. Draag ze vervolgens aan elkaar voor. Wat zijn kenmerkende eigenschappen van de te forse, de te zwakke en de precies goed geformu-leerde boodschap?

Hoe is je beleving van ‘het juiste midden’? Hoe voelt het daar?

Moet de woordkeus worden aangepast als de bood-schap tot klinken wordt gebracht?

Tijd: een tot twee uur Aantal deelnemers: drie tot zeven Literatuur: Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert,Vrije ruimte, fi-losoferen in organisaties, H. 5.

Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

6.3 Atlas van waarden

In 2005 verscheen de ‘Atlas of European Values’. Het is een fascinerend boek dat in kaart brengt hoeveel di-versiteit er is binnen Europa op het terrein van waar-den. De atlas is om allerlei redenen fascinerend. Eén re-den is, dat waarden niet zozeer worden gezien als losse categorische uitspraken, maar als uitspraken over de weging van verschillende zaken ten opzichte van elkaar. Een voorbeeld. Je kan iemand vragen of hij de waarde van ‘persoonlijke vrijheid’ onderschrijft. Bijna iedereen zal dan met ‘ja’antwoorden. Maar het is veel interessan-ter, als je iemand vraagt:‘Als ruimte voor persoonlijke vrijheid en het nastreven van gelijkheid twee belangrijke waarden zijn, welke geeft dan uiteindelijk de doorslag?’ Nu moet je gaan afwegen, en in dat afwegingproces wordt de onderliggende waarde pas echt zichtbaar. At-lassen zijn een bijzondere manier om een complexe werkelijkheid overzichtelijk te maken. Ook in dit geval: een visueel aantrekkelijke en overzichtelijke weergave van onze waarden – wie zou dat niet willen? Maar als het mogelijk is een atlas van waarden te maken van heel Europa, dan moet het ook mogelijk zijn dat ieder indi-vidueel een atlas maakt van zijn eigen waarden. Kennen we onze eigen kaart? En kennen we de kaart van men-sen van wie we denken dat we hen goed kennen?

Page 39: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 39 van 48

Met behulp van de onderstaande vragen en oefeningen breng je je eigen positie in kaart: je weegt een aantal waarden ten opzichte van elkaar af. De waarden zijn ontleend aan de Atlas; slechts een beperkt deel van de daar onderzochte waarden komt in deze opzet aan bod. Alle waarden onderzoeken is niet doenlijk in één mid-dag. Zoals bij elke atlas leiden de verschillende afwegin-gen van waarden uiteindelijk tot een overzichtskaart. Zorg dat de groep niet te groot is (vier tot zeven perso-nen) en dat je voldoende tekenpapier bij de hand hebt. 1e domein van waarden: arbeid deel 1

teken op een schaal van 1 tot 5 het belang van ar-beid, dus je reactie op de stelling ‘mijn werk is be-langrijk voor mij’; 1 = niet belangrijk, 5 = heel be-langrijk

teken op dezelfde schaal het belang van vrije tijd, dus je reactie op de stelling ‘mijn vrije tijd is be-langrijk voor mij’

trek nu de 2e score (van vrije tijd) af van de 1e (van werk); is de uitkomst positief of negatief?

wist je dit van jezelf? Welk verhaal / welke redene-ring hoort hierbij? Leg je score eens aan je buur-man uit

deel 2

teken op een schaal van 1 tot 5 je tevredenheid over je werk, dus je reactie op de stelling ‘ik ben te-vreden over mijn werk’

teken op dezelfde schaal je reactie op de stelling ‘ik ben in mijn werk vrij om zelf beslissingen te ne-men’

zet de eerste schaal horizontaal, zet de tweede schaal verticaal; wat is je positie in dit kwadrant?

2e domein van waarden: de kerk

teken voor elk van de volgende drie uitspraken een schaal van 1 tot 5 en bepaal je positie ik ben betrokken bij de kerk ik heb vertrouwen in de kerk de kerk geeft toereikende antwoorden bij algemene morele problemen

verbind de drie punten met elkaar; zie je een rechte lijn of een kromming?

welk verhaal / welke redenering hoort hierbij? Leg je score aan je buurman uit

Page 40: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 40 van 48

3e domein van waarden: persoonlijke vrijheid en ver-antwoordelijkheid

teken een schaal van 1 tot 5; zet bij 1 ‘belang van gelijkheid’;zet bij 5 ‘ruimte voor persoonlijke vrij-heid’; bepaal je positie

teken een schaal van 1 tot 5 en bepaal je positie ten opzichte van de uitspraak: ‘mensen moeten zorgen voor hun eigen levensonderhoud’

scoor je twee keer vrijwel hetzelfde? Welke redene-ring hanteer je?

4e domein van waarden: ouders en kinderen

teken voor elk van de volgende vier uitspraken een schaal van 1 tot 5 en bepaal je positie ouders moeten hun uiterste best doen voor hun kinderen kinderen moeten hun ouders respecteren en lief-hebben kinderen moeten hun ouders gehoorzamen ouders moeten hun kinderen aanmoedigen om veel belang te hechten aan de waarde van onafhankelijk-heid

verbind de vier punten met elkaar; zie je een verti-cale lijn, een lijn die sterk naar links of naar rechts loopt, of een zig-zag beweging / u-vorm? Welk verhaal / welke redenering hoort hierbij?

5e domein van waarden: identiteit en groep

teken een schaal van 1 tot 5 en bepaal je positie ten opzichte van de uitspraak ‘ik ben trots op mijn land’

teken een schaal van 1 tot 5 en schrijf bij 1 ‘ik hoor primair bij de wereld’ en bij 5 ‘ik hoor primair bij mijn land’

verbind de twee punten met elkaar; zie je een verti-cale lijn, een lijn die sterk naar links of sterk naar recht loopt?

welk verhaal / welke redenering hoort hierbij?

denk je dat de score van jongeren en ouderen ver-schilt? Welke score geeft jou hoop voor de toe-komst?

6e domein van waarden: vertrouwen

teken voor elk van de volgende vier uitspraken een schaal van 1 tot 5 en bepaal je positie ik heb vertrouwen in het parlement ik heb vertrouwen in de pers / media ik heb vertrouwen in de kerk ik heb vertrouwen in andere mensen

verbind de vier punten met elkaar en interpreteer het lijnenspel: welk verhaal / welke redenering hoort hierbij?

Page 41: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 41 van 48

1e overzichtskaart: morele dilemma’s • maak een kwadrant en schrijf in elke hoek een moreel dilemma, bijvoorbeeld homoseksualiteit, echtscheiding, abortus, euthanasie • als een of meer van vier genoemde dilemma’s niet als een dilemma ervaart (bijv. doordat je redeneert: homo-seksualiteit is een feit; dat hoef je helemaal niet moreel te rechtvaardigen), kies dan een ander issue dat je wel als een dilemma ervaart • geef per relatie tussen twee dilemma’s welk je meer rechtvaardigbaar vindt dan de ander; bijv. geef d.m.v. een kruis op de lijn van euthanasie naar abortus aan of je eerder een geval van euthanasie rechtvaardigbaar vindt dat een geval van abortus. Enz. Het gaat er niet om of je met abortus ‘instemt’, het gaat erom of je als iemand het doet je diens gedrag rechtvaardigbaar vindt • teken je positie(s) in in het kwadrant; wat is je redene-ring / afweging achter deze keuze? 2e overzichtskaart: de wereldkaart van morele waarden

de wereldkaart van morele waarden is een kwa-drant met twee dimensies horizontaal staat links ‘overleven’ en rechts‘zelfont-plooiing’ verticaal staat onder ‘traditionele waarden’ en bo-ven ‘rationele / moderne / seculiere waarden’

teken je positie in in het kwadrant; wat is je redene-ring / afweging achter deze keuze?

Vragen waar je mee te maken krijgt

Gaat het om waarden (‘soll’) of om hoe het leven is (‘ist’)? En als het om het eerste gaat, hoeveel ver-schil mag er dan zijn tussen‘ist’ en ‘soll’? Want als het verschil heel groot is, dan wordt de waarde on-werkelijk, zelfs onwaarachtig

‘Het lijkt alsof ik helemaal geen eigen waarden heb, en ik me alleen kan uitspreken over waarden die er zijn. Alsof de waarden in een soort catalogus staan en ik van elke waarde kan aangeven hoeveel hij mij waard is. Maar kan ik ook echte eigen waarden hebben?’

‘Sommige afwegingen tussen waarden ervaar ik he-lemaal niet als een afweging. De ene keer komt dat, omdat de twee waarden voor mij onverbrekelijk sa-menhangen (bijv. individuele vrijheid en maat-schappelijke gelijkheid), de andere keer omdat ze totaal niks met elkaar te maken hebben; de waarde die ik aan beide toeken staat helemaal los van el-kaar. Is dit echt zo verschillend, van persoon tot persoon?’

Page 42: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 42 van 48

Tijd: drie uur Aantal deelnemers: vier tot acht Literatuur: Loek Halman, Ruud Luijkx, Marga van Zundert, Atlas of European Values. Brill Leiden 2005. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

6.4 Het poëtisch argument

Denken begint met geraaktheid: woorden of beelden die je iets doen, die het hart treffen. Dat uitgangspunt vinden we al bij Socrates, die 25 eeuwen geleden zijn beroemde filosofische gesprekken voerde op de markt van Athene. Zulke gesprekken kunnen niet alleen maar retorisch zijn of dialectisch, zij zijn noodzakelijkerwijs ook poëtisch. In deze oefening onderzoek je het ver-schil tussen die drie vormen van taalgebruik. Met een retorische argumentatie wil je overtuigen, door duidelijke stellingname, definitie van begrippen, weging van pro en contra argumenten of het gebruik van aller-lei niet-logische overtuigingsmiddelen (pathos, ethos). In een dialectische argumentatie wil je onderzoeken, door het stellen van de juiste vragen, verhelderen van ervaringen, toetsen van vooronderstellingen, door ver-plaatsing in andermans positie en het zoeken naar ‘es-sentie en excellentie’. In een poëtische argumentatie wil je de ander of jezelf raken door de verbeeldingskracht aan te spreken, nieuw denken te genereren, het juiste midden te treffen en woorden die werken te zoeken.

Kies een thema dat je met elkaar wilt onderzoeken. Het onderzoek vindt plaats door in drie verschil-lende ‘talen’ iets over het thema te schrijven. Voor-

Page 43: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 43 van 48

beeld van een thema: de noodzaak van het onvol-maakte. Ieder schrijft een korte tekst over het thema in de retorische modus: probeer je publiek te overtuigen van jouw standpunt of opvatting.

Lees de teksten aan elkaar voor en bespreek ze. Wat zijn kenmerken van retorisch taalgebruik? Wat werkt voor de luisteraar, wat is effectief?

Schrijf vervolgens een dialectische tekst over het-zelfde thema: probeer je publiek te verleiden tot en te betrekken in een onderzoek of een afweging.

Lees de teksten aan elkaar voor en bespreek ze. Wat zijn kenmerken van dialectisch taalgebruik? Wat werkt voor de luisteraar, wat is effectief?

Schrijf tot slot een poëtische tekst over hetzelfde thema: zoek beelden, ervaringen, herinneringen die je raken of geraakt hebben. Breng ze zodanig onder woorden dat je iets van je geraaktheid overbrengt op je publiek.

Lees de teksten aan elkaar voor en bespreek ze. Wat zijn kenmerken van poëtisch taalgebruik? Wat werkt voor de luisteraar, wat is effectief?

Tijd: drie uur Aantal deelnemers: drie tot zeven

Literatuur: Jos Kessels, Het poëtisch argument. Socra-tische gesprekken over het goede leven. Boom, Am-sterdam 2006. Bron gesprekswijzer: Het Nieuwe Trivium

Page 44: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 44 van 48

7 In het Socratische Café

7.1 Gespreksregels

In een Socratisch Cafe wordt elk gesprek begeleid door een gespreksleider. Tips voor een goed gesprek zijn:

Neem de tijd. Een dialoog is een vorm van lang-zaam denken gericht op diepgang.

Laat de ander zijn/haar verhaal vertellen.

Waardeer en wees nieuwsgierig naar het verhaal van anderen, oordeel niet.

Sta stiltes toe als mensen even na moeten denken.

Spreek vanuit jezelf, niet over algemeenheden (‘ik vind’ i.p.v. ‘men zegt’).

Vraag toelichting als er toch algemeenheden op ta-fel komen.

Fixeer u niet op oplossingen. Onderzoek de onder-liggende redenen, waarden of visies van een pro-bleem of oplossing.

Behandel elkaar met respect en vriendelijkheid. Een goede dialoog verbindt mensen, maakt ruimte en kweekt begrip. Waaraan kan je nog meer denken voor een goed gesprek:

Geen beroep op autoriteit of op anderen: In het gesprek wordt nagedacht over een fundamentele

vraag op basis van wat de deelnemers ervaren heb-ben, niet van wat ze gelezen of gehoord hebben.

Geen hypothetische gesprekken: Dit nadenken is een 'werkelijk - zichzelf- onderzoeken'. Dat wil zeg-gen, wanneer een deelnemer twijfels heeft over het onderwerp dat ter discussie staat, dan moet hij die uitspreken. Maar heeft hij na zo'n zelfonderzoek geen twijfels meer, dan moet hij ook geen twijfel voorwenden.

Geen monologen: De deelnemers moeten moeite doen zich begrijpelijk uit te drukken, maar tegelijk zo beknopt zijn dat een gesprek mogelijk wordt. Dat wil zeggen, zij moeten 'het lange betoog' maar voor een andere keer bewaren.

Controle van communicatie: ledere deelnemer con-centreert zich niet alleen op zijn eigen gedachten, maar spant zich ook in die van de anderen te be-grijpen. Om te bereiken dat nauwkeurig wederzijds begrijpen tot stand komt, kan de gespreksleider op ieder moment een deelnemer vragen in eigen woor-den te herhalen wat een andere deelnemer naar vo-ren heeft gebracht.

Concreetheid: Gedachten over fundamentele vra-gen worden vaak in al gemene of abstracte uitspra-ken uitgedrukt. Of iemand daarbij iets duidelijkst denkt, dat wil zeggen of zijn uitspraak meer is dan

Page 45: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 45 van 48

woorden, blijkt pas wanneer hij in staat is het alge-mene of abstracte toe te lichten aan concrete, voor de deelnemers ervaarbare voorbeelden. In het ge-sprek wordt elke algemene of abstracte uitspraak aan deze test onder worpen.

De onderstaande gespreksregels zijn grotendeels gefor-muleerd door één van de grondleggers van het heden-daagse socratische gesprek, Gustav Heckmann.

7.2 Een goede uitgangsvraag

Een goede uitgangsvraag is: 1 Algemeen, niet zuiver individueel; 2 fundamenteel; 3 relevant, motiverend, van belang; 4 niet-empirisch; te beantwoorden door louter naden-ken; 5 eenvoudig geformuleerd; 6 te voorzien van concrete voorbeelden.

7.3 Een goed voorbeeld

Een goed voorbeeld voldoet aan de volgende criteria: a) Het voorbeeld sluit goed aan bij de vraag. b) Het voorbeeld is de inbrenger uit eigen ervaring

bekend.

c) De inbrenger heeft er zelf iets mee te maken gehad, door er zelf handelend in op te treden of er een standpunt over in te nemen.

d) Het voorbeeld is achter de rug; de inbrenger zit er niet meer midden in.

e) De andere deelnemers kunnen zich in het voor-beeld verplaatsen.

f) Er is geen technische, theoretische uitleg of voor-kennis nodig om het voorbeeld te kunnen begrij-pen.

g) Hoe eenvoudiger een voorbeeld is, hoe beter. h) De voorbeeldgever kan het voorbeeld helemaal

vertellen

7.4 Gespreksthema’s

Filosofische gesprekken gaan vaak over een aantal vaste thema’s, ‘knopen’ die keer op keer onderzocht moeten worden en kwesties waar je steeds opnieuw tegenaan loopt.

7.4.1 Klassieke gespreksthema’s

Vrijheid Vrijheid wordt altijd als iets zeer begerenswaardigs be-schouwd. Maar wat houdt het eigenlijk in? Welke vor-men van vrijheid zijn de moeite waard? Hoe vrij zijn

Page 46: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 46 van 48

wij? En als onze vrijheid andermans ónvrijheid bete-kent, waar liggen dan de grenzen van onze vrijheids-drang? Geluk Sommigen willen groots en meeslepend leven, anderen kalm en onverstoorbaar. Is geluk of floreren voor ie-dereen iets anders? Of zijn er algemene regels voor, waar men zich maar beter aan kan houden? En is het iets wat je kan leren? Vriendschap Een van de grootste genoegens in het leven is het heb-ben van vrienden. Wat maakt iemand tot een vriend? Waaruit bestaat het plezier van vriendschap precies? Kan je vriendschappen wel máken? Waarheid Wij hebben geleerd dat je nooit mag liegen. Toch komt het soms veel beter uit de waarheid enigszins te ver-draaien. Moeten we dat maar accepteren als 'menselijk tekort'? En zo ja, hoever mag men gaan met dat ver-draaien? Gevoel Soms is het beter zijn hart te volgen, soms beter zijn verstand te gebruiken. Wanneer geldt het een, wanneer

het ander? Is het uiten van gevoel een teken van zwakte of van kracht? Is gevoel niet vaak rationeler dan ver-stand? Goed en kwaad Veel dingen zijn fout in de wereld. En zelf zijn we ook geen heiligen. Moeten we daar maar mee leren leven? Of juist niet? Wat maakt onze pogingen om van alles en nog wat te veranderen zinvol? Wanneer noemen we iets goed? Schoonheid Over smaak valt wel degelijk te twisten. Wanneer heeft iets kwaliteit? Wat is er vereist om die kwaliteit te kun-nen waarnemen? In hoeverre is een kwaliteitsoordeel subjectief?

7.4.2 Maatschappelijke thema’s

Individualisme In onze tijd leven mensen veel meer voor zichzelf dan vroeger. Toch hebben we ook de behoefte ergens bij te horen. En eigen ontplooiing is alleen mogelijk in con-tact met anderen. Hoeveel rekening moeten wij houden met die anderen? Zijn wij ook verantwoordelijk voor hen?

Page 47: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 47 van 48

Consumptie Wij kopen elk jaar meer spullen. Het gevecht om goe-deren is soms direct zichtbaar. Hoe moet men dat be-oordelen? Duidt het op de kracht van de vrije markt of op een gebrek aan beheersing? Leven wij om te consu-meren of consumeren wij om te leven? Vooruitgang Wetenschap en techniek hebben ons leven heel anders gemaakt dan dat van voorgaande generaties. Wat zijn daarin de verbeteringen? Wat zijn verslechteringen? Brengt de vooruitgang ons verder? Tolerantie Mensen hebben tegenwoordig heel verschillende nor-men. Verdraagzaamheid is daarom van groot belang. Maar niet alles mag worden toegelaten. Waar ligt de grens van tolerantie? En waarom daar? Verzorgingsstaat De overheid zorgt voor het algemene belang, de bur-gers voor hun eigen belang. Maar de burgers doen een steeds groter beroep op de overheid. Welke algemene belangen dient de overheid te bevorderen? In welke mate? En wat moet aan de burgers zelf worden overge-laten?

Milieu Lucht, water en aarde worden bedreigd door onze leef-wijze en produktiemethoden. Door welke oorzaken in onze houding of manier van denken heeft het zover kunnen komen? Wat moet daarin veranderen om onze natuurlijke omgeving te herstellen? Integratie Het vreemdelingenvraagstuk krijgt steeds meer aan-dacht. Moeten allochtonen een deel van hun oorspron-kelijke identiteit opgeven omwille van integratie in de Nederlandse samenleving? Hoe moet de multiculturele samenleving van de toekomst eruit zien?

7.4.3 Thema’s in organisaties

Organisatie gerelateerde thema's vallen buiten de scope van Socratisch Café Nederland. Om u een indruk te ge-ven wat voor een soort gebieden zich binnen organisa-ties lenen voor gesprekken op socratische grondslag hieronder enkele voorbeelden. Organisatiecultuur De kracht van een organisatie ligt in de mensen die er werken. En de kracht van mensen ligt grotendeels in hun houding ten opzichte van hun werk. Kan men ie-mands houding veranderen? Welke factoren bepalen

Page 48: Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland

Praktijkwijzers Socratisch Café Nederland 48 van 48

die houding? Hoe moet je de cultuur van een organisa-tie beïnvloeden? En is die wel te 'managen'? Time-management Sommige mensen hebben alle tijd van de wereld. Ande-ren komen voortdurend tijd tekort. Is dat een objectief gegeven of een kwestie van mentale houding? Wat is de winst van chronisch tijdgebrek? Is een manager die tijd heeft een contradictie? Gezag Er zijn geboren leiders, mensen met een natuurlijk cha-risma. Maar gezag kan ook ontleend worden aan kennis van zaken, een verantwoordelijke positie, een inne-mende stijl. Wat zijn daarbij de bepalende factoren? En wat voor soort gezag is er nodig in een organisatie? Probleemoplossen Managers zijn besluitvormers, beleidsontwerpers, idee-ënmakers. Het zijn oplossers van complexe problemen. Welke vaardigheden heeft zo iemand nodig? Wat zijn de prioriteiten voor een manager? Hoe moet hij zijn be-slissingen rechtvaardigen, en hoe juist niet? Leren in organisaties Uitwisseling van kennis en expertise kan leiden tot gro-tere ‘kennisproduktiviteit’ en verruiming van visie.

Maar in de praktijk is er vaak nauwelijks ruimte voor leerprocessen tijdens het werk. Hoe kun je kennis pro-ductief maken? Is kennis te managen? Kun je leren le-ren? En kun je anderen leren leren? Afweging van belangen Iedereen weegt voortdurend allerlei belangen tegen el-kaar af. Hoe gaat dat wegingsproces in zijn werk? Welke maatstaven worden er gebruikt om het gewicht van iets te bepalen? Hoe kan men ongelijksoortige be-langen tegen elkaar afwegen? Conflicthantering Wanneer is het zinvol een conflict aan te gaan in plaats van het te vermijden? Wanneer is het beter vast te hou-den aan zijn eigen inzicht in plaats van dat van een an-der over te nemen? Onder welke voorwaarden wordt onenigheid vruchtbaar?

Bron gespreksregels en thema’s: Het Nieuwe Trivium