Jacob bouten jan van hoorn om kaap hoorn
-
Upload
kees-bouten -
Category
Documents
-
view
222 -
download
3
description
Transcript of Jacob bouten jan van hoorn om kaap hoorn
Jacob Bouten 1849-1853
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e-eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
Gezagvoerder op de JAN VAN HOORN,
Rond Kaap Hoorn
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
60
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Rond de wereld
1e Wereldreis
Nadat Jacob Bouten tegen Oudejaarsavond 1848 uit Pangol (een klein plaatsje aan de zuidoost kust van
Java) vertrokken was, in een orkaan terecht kwam en in zijn levensverhaal beschrijft hoe hij met een
muiterij omging, komt hij op 21-04-1849 aan in Brouwershaven waar hij de brieven van de Heer Blussé
ontvangt waarin hij verzocht wordt met spoed naar Dordrecht te komen voor een volgende reis met de
“Jan van Hoorn”. Hij verhaalt hier over:
Bij mijn aankomst te Brouwershaven vond ik daar de brieven van de Heer Blussé, waarin ik
verzocht werd alle haast te maken naar Dordt te komen, daar een nieuwe reis voor de Jan
van Hoorn bestemd was. Ik diende echter een paar lichters te lossen, daar het schip te diep
voor de vlakte lag.
Toen ik met het schip voor de stad lag, en op het kantoor kwam, werd ik met het plan van de
rederij in kennis gesteld. Zij hadden berichten uit Valparaiso ontvangen, die zeer gunstig
waren, daar eenige goederen naar toe te zenden. Daarvoor hadden zij bestemd de Jan van
Hoorn en twijfelden niet of ik zou daar wel genoegen in vinden. Ik antwoordde daarop: “heel
veel genoegen”, doch durfde hen niet te laten blijken hoezeer mijn hart bonsde.
Ik overzag in een oogenblik de gehele reis, rond de Zuidpunt van Amerika, die niet
gemakkelijk was, en dan met een volle lading handel drijven, waarvan ik de taal niet
verstond.
Ik moet wel erkennen dat ik mij bij die keus van de Heer Blussé niet prettig voelde. Wij
waren zo gewoon geworden van die route naar Batavia en terug, dat er aan geen andere
vaart meer gedacht werd en nu kwam er ineens een voor die door weinigen nog gedaan
was.
Kennelijk werd het inderdaad zo snel door Blussé met Jacob Bouten geregeld want in het Algemeen
Handelsblad van 24 april 1849 valt reeds in een advertentie te lezen:
Naar VALPARAISO ligt in lading te DORDRECHT, het Kopervast BARKSCHIP Jan van Hoorn, Kapt. J. Bouten, om in de maand Junij te vertrekken. Adres, voor Goederen en Passagiers, bij de Kargadoors VISSER EN VAN DER SANDE, te Dordrecht, of bij den Kapitein aan boord.
In zesentwintig volgende NRC’s van 27 april tot en met 12 juli wordt bij de schepen in lading te
Dordrecht melding gemaakt van:
VALPARAISO. Het Nederl. Gekoperd Barkschip Jan van Hoorn, kapt. J. Bouten. Adres bij de Cargadoors Visser en van der Sande, te Dordrecht.
Ik ben nooit te weten gekomen, waarom ze juist mij voor die reis gekozen hadden, daar ik
toch de jongste en de laatst aangestelde van al de kapt. van de rederij was. Niemand heeft
echter kunnen merken dat ik tegen die reis opzag. Zag mij zooveel mogelijk met alles wat op
die reis betrekking had in kennis te stellen, kocht boeken aan voor het leren van Spaans,
zeildirecties rond kaap Hoorn en de Stille Zuidzee en handelsboeken voor den handel. Het
schip werd beladen met allerlei artikelen, die zij meenden daar goeden prijs te zullen maken
en toen hoog stonden door de vele vraag in Californiё, waar toen rijke goudmijnen ontdekt
waren en veel volk naar toe stroomde.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
61
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Wij kregen een verzoek van Amsterdam om enige goederen naar Valparaiso mede te nemen
onder toezicht van een schipper-cargo, de Heer Koek, die dan als passagier mede zoude
gaan. In de helft van juli was ik met het innemen der lading gereed om de reis aan te vangen
Advertentie in NRC 1 Junij 1849
Jacob Bouten was toen 33 jaar en had tot die tijd zesmaal voor rederij Blussé met de “Jan van Hoorn”
naar Batavia gevaren, waarvan de laatste vier als kapitein
De aanmonstering van slechts 20 man voor deze reis was op 15 juni 1849 te Dordrecht.
Monsterrol nr.1418 van het barkschip “Jan van Hoorn” in Dordrecht, Kapitein J. Bouten,
varende naar Valparaiso en terug op ‘onbepaald’. Dordrecht, 15 Junij 1849.
1e stuurman Arie Versteegh (31jr, Dordrecht, f 70,- )/ 2e stuurman E.Verginius (24jr, Amsterdam, f 45, -) 3e
stuurman Barend Mols (23jr, Dordrecht, f 30, - ) bootsman Willem Cornelis Maas (45jr, Dordrecht, f 40, -),
timmerman S. van Dalen (35jr, Papendrecht, f 40,-), kok H. Dubbelt (35jr, Dordrecht, f 38,-), zeilmaker
H.Garrama (26jr, Dordrecht, f 26), hofmeester P.Bliesé (34jr, Rotterdam, f 22), Matrozen C.Nielsen (34jr,
Wet.Löhro, f 20), L.H.Leegaart (34jr, Kopenhagen, f 20), J.A.Marfos (23jr, Herzozout, f 20), H.B.Buisman
(21jr, Pekelxxxx, f 20), Jan R.Kuiper (22jr, Pekelxxxx, f 20), (29jr, Danzig, f 20), J.F.de Haan
(18jr, Worcum, f 18) en Pieter Baart (36jr, Dussen, f 20), Ligtmatrozen Heinrich von Beers (18jr, Orshow, f 14)
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
62
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
en Everth Holtwerth (19jr, Dordrecht, f 14) en Jongens J.Groeneveldt (17jr, Hagestein, f 12) en Izak Roobol
(19jr, Dordrecht, f 10). [SAD-12].
Voor een gage van totaal f.519,-/mnd.
Twee man werden reeds voor vertrek afgedankt (nadat eerste twee maanden gage reeds betaald
waren). Op 5 juli werden nog een nieuwe hofmeester en matroos aangemonsterd. Mogelijk ten
gevolgen van het snelle vertrek na vorige reis zijn er vijf man van de bemanning die ook op de vorige
reis waren, voor zeilmaker Garrama en kok Dubbelt (voorheen matroos) werd het de derde reis met
de “Jan van Hoorn”. Barend Mols, die vorige reis met de “Jan van Hoorn” ook 3e-stuurman was, zou
later op de 12e-reis van de “Jan van Hoorn” gezagvoerder zijn.
Uit het NRC 11 juli 1849 "Rotterdam, 10 juli. Wij vememen, dat de volgende Nederlandse schepen naar Chili en Californie zijn vertrokken: ..... Gereed om te vertrekken van Dordrecht naar Valparaiso het barkschip JAN VAN HOORN, kapt. J. Bouten. Er zijn thans dus aanzienlijke Nederlandse belangen in de Stille Zuidzee te bewaken en het is dien ten gevolge te hopen, dat, gelijk van andere landen, ook van Nederland een oorlogsschip zich derwaarts begeve, ten einde de Nederlandse vlag behoorlijk worde beschermd en, als het nodig is, verdedigd, te meer, daar sommige dier schepen aldaar gedurende enige tijd zullen verblijven."
Op 13 juli vertrok Jacob Bouten met de “Jan van
Hoorn” uit Hellevoetsluis [NRC 16-07-1849] met
lading voor Valparaiso, waarna verdere bestemming
zelf te bepalen.
Op 15 juli bevond hij zich bij Deal [NRC 19-07-1849],
waarna de “Jan van Hoorn” op 17 juli bij Penzance
(ten westen van Plymouth) binnenliep [NRC 23-07-
1849]. Twee weken later, op 6 augustus bevonden
ze zich op op 14°56’N.Br. 26°11’W.L [AH 17-09-1849]
bij de Kaap Verdische eilanden, zoals eveneens te
lezen valt in een brief van kapitein Bouten die op 14
september in Dordrecht ontvangen werd. [NRC17-
09-1849].
Jacob Bouten verhaalt over deze reis:
Ik had aan de Heer Koek een zeer gezellige passagier, die veel van het eentonige van een
zeereis wegnam.
Bij het rondzeilen van Kaap Hoorn troffen wij veel stormweer en passeerden we
verscheidenen ijsbergen waar grote scholen walvissen om heen zwommen.
Na een reis van 104 dagen kwamen wij in Valparaiso aan. Ons gesprek was tijdens de reis
nogal dikwijls over de verkoop der goederen in Valparaiso geweest; of wij daar wel de hoge
prijzen zouden vinden waarvan wij in Holland de berichten hadden gekregen; dan wel of
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
63
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
anderen ons zouden zijn voor geweest. De Heer Koek meende van niet en beloofde zich
gouden bergen van deze reis.
In de NRC van 14-01-1850 wordt er melding gemaakt
van de aankomst van de “Jan van Hoorn” op 26
oktober 1849 in Valparaiso en twee dagen later werd
er uit een brief van kapitein J.Bouten aangehaald: “na
eene reis van 105 dagen” en “Zijne verdere destinatie
was nog onbekend.”
Valparaiso heeft een prachtige baai waar wel
duizend schepen ruim zouden kunnen liggen en waar het zeer gemakkelijk inzeilen is. Bij het
inzeilen zagen wij een groot mastbos van schepen daar liggen hetgeen onze verwachting wel
enigszins deed dalen en, toen een der bedienden van de Hollandse consul aan boord kwam,
hoorden wij , dat Valparaiso reeds zo ruimschoots voorzien was, dat vele van onze artikelen
onverkoopbaar waren. Dat was voor ons geen prettige tijding, waarna ik met onze agent, de
Heer Boonen, overlegde hoe het best te handelen. Ik vertelde hem dat mijn instructie luidde
de ingeladen goederen in Valparaiso te verkopen en dan naar China te zeilen om daar te zien
bij de nieuwe oogst een lading thee te verkrijgen, doch wanneer op andere wijze betere
verdiensten te verkrijgen waren, ik mij niet zo streng aan de instructie te houden had.
Onderwijl kwam er bericht van San Francisco dat daar een grote brand had plaats
gevonden, waardoor een massa goederen verbrand waren. Vooral was er een groot gebrek
aan hout voor het bouwen van huizen. Dat was geen kwaad bericht voor ons daar ik 10 ton
gezaagd hout in had, dat daarvoor geschikt was.
Alhoewel Jacob Bouten zich bewust was van de risico’s om naar San Francisco te varen omdat de
manschappen van alle schepen daar wegliepen op zoek naar goud, meende hij dat het geschreeuw
daarover erger zou zijn dan de werkelijkheid en aangezien hij geen andere keus zag, verkocht hij de helft
van zijn goederen te Valparaiso en verzeilt hij naar San Carlos op het eiland Chilive (de zuidelijkste plaats
van Chili) om zijn lading aan te vullen met hout voor San Francisco.
De prijzen van vele artikelen gingen nu snel omhoog en zoo ook de vrachten op San
Francisco. Doch er waren weinig schepen die daar naar toe wilden, daar het algemeen
bekend was dat alle manschappen van de schepen wegliepen en deze dan aan averij en
stranden ten prooi waren. Ik meende echter dat het geschreeuw daarover wel erger zou zijn
dan de werkelijkheid en, daar mij ook eigenlijk
geen andere keus overbleef, verkocht ik al mijn
goederen en hield daarvan in wat voor San
Francisco was tegen $ 25,- per ton te San
Francisco te leveren; waardoor ik vrij goed van
mijn goederen afkwam, die voor mijn vertrek
van Valparaiso betaald moesten worden, en
waarvoor ik bovendien een goede vracht
maakte. Daar nagenoeg de helft van mijn lading
te Valparaiso bleef, wilde ik nog lading bijzoeken
en kwam met de Heeren Sorucco, die het hout
van mij gekocht hadden, overeen, om een partij
hout, die hij in S. Carlos op het eiland Chilive, de
zuidelijkste plaats van Chili had liggen, op te
halen. Er zou iemand van zijnent wege meegaan
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
64
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
het hout af te leveren, doch bij ons vertrek werd deze ziek en, daar zij niemand anders
hadden, kreeg ik volmacht voor hun te handelen.
In Valparaiso vond ik (zie Sailingsteps) dat de lading die ze uit Amsterdam hadden meegenomen voor
het handelshuis Serruys &Co was en later in het grootboek van de “Jan van Hoorn” [12] dat er voor de in
Valparaiso afgeleverde vracht f. 16.000,35 betaald werd plus f. 1.280,67 voor 187 balen Rijst (afkomstig
van nog de vijfde reis van de “Jan van Hoorn”). Bovendien werd er voor f> 2.288,- verkocht aan ‘negotie
goederen’ die als lading waren meegenomen voor enige deelhebbenden in de “Jan van Hoorn” en kreeg
hij 6 kisten wijn als vracht mee vanuit Valparaiso naar San Francisco.
De uitgaven door de kapitein te Valparaiso bedroegen f. 4.302,28 (zie hiernaast).
Op 5-02-1850 werd in de NRC het vertrek van de “Jan van Hoorn” uit Valparaiso naar Chiloé vermeld,
volgens bericht van Rotterdam van 7 februari was het op 21 november 1849 [NRC 8-02-1850].
Opmerkelijk aan deze laatste ‘Scheepstijdingen’ is dat
de vervolgens genoemde “Timor” eveneens een schip
van Blussé betreft en dat kapitein J. Koning in 1863
het gezag op de “Kosmopoliet” van Jacob Bouten zou
overnemen.
Het eiland ligt onder hooggebergte en is zeer
moeilijk te vinden wanneer men daarvan geen
kustkaarten heeft, die ik natuurlijk niet had en die ook te Valparaiso niet te krijgen waren. Ik
trof nogal goed weer en kon daardoor de kust dicht naderen waar ik een nauwe ingang
vond. Ik zeilde die in en vond daarachter een ruime baai, waar ik een kerktoren gewaar
werd. Spoedig zag ik een boot op mij afkomen, die mij de ankerplaats aanwees waar wij
spoedig het anker lieten vallen. De baai was voor drie vierden ingesloten en men ligt daar
zeer veilig. Het plaatsje San Carlos ligt echter nog op een afstand van twee Eng. mijlen van
de ankerplaats. De boot die ons ingeloodst had, was bemand met de havenmeester en
indianen. De havenmeester had meermalen naar onze vlag gekeken en scheen hem niet te
kennen; toen wij ten anker lagen vroeg hij van welke natie wij waren, daar onze vlag te San
Carlos nooit gezien was. Toen ik hem zeide, dat dit de Hollandse of Nederlandse vlag was,
was hij nog even wijs en zeide, dat de gouverneur het wel zoude weten. De volgende dag
kwamen er nog twee schepen bij, zoodat wij daar met vier schepen lagen en wel een
Spanjaard, een Fransman, een Amerikaan en wij, Hollanders.
In San Carlos ligt hij voor anker met nog een Spaans, een Frans en een Amerikaans schip en omdat hun
schepen ver van het dorp verankerd lagen, huurden de kapiteins met elkaar een huisje waar zij met
meubilair van hun schepen introkken. Vanuit San Carlos gingen ze op bezoek bij de Goeverneur e kwam
de pastoor na enige tijd dagelijks bij hun een glaasje drinken.
San Carlos is een zeer armoedig plaatsje, dat men het best met een vissersdorp zou kunnen
vergelijken. Het scheen een betere tijd gehad te hebben, daar er nog enige goede stenen
huizen, die echter nu onbewoond, waren. De mindere huizen waren alle van hout en zagen er
alle even vervallen en haveloos uit.
De gouverneur woonde een half uur achter San Carlos op een heuvel en had een prachtig
huis met tuin. Het was een zeer hups en welopgevoed heer omstreeks zestig jaar, die ons zeer
vriendelijk en gul ontving, doch zich alleen in het Spaans kon uitdrukken. Later hoorden wij
dat hij om politieke redenen naar San Carlos verbannen was.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
65
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Daar wij door de grote afstand van de plaats aan land moesten logeren en daar er geen
logementen waren, huurden wij één van de leegstaande huizen, namen daarvan ieder een
kamer, die wij met stoelen, tafel, bed en keukengereedschap van boord bemeubelden. Wij
hadden elk onze bediende van boord die voor ons te zorgen had. Societeit, komedie of
concerten werden er daar ook niet op na gehouden, zoodat wij 's-avonds gewoonlijk alleen
met ons viertjes bij elkander zaten en in het Engels converseerden.
Later kregen wij zo nu en dan bezoek van de pastoor, een bejaard man, die ons kwam
opzoeken, omdat hij ons nog niet in de kerk had gezien en daar de reden van kwam horen.
De man wist niet dat er een andere religie dan de Katholieke bestond, en vond dat die ook de
mis moesten bijwonen. Toevallig waren wij twee Katholieken en twee Gereformeerden, nl de
Spanjaard en de Fransman de eerste, de Amerikaan en de Hollander van de tweede religie,
doch allen even onverschillig omtrent het ter kerk gaan. Doch om de pastoor genoegen te
doen en ook voor de bevolking, gingen wij alle vier 's-morgens naar de mis. Dat beviel de
pastoor zo, dat hij iedere avond bij ons een glaasje wijn kwam halen.
S. Carlos werd in de laatste tijd alleen door handelsschepen bezocht die hout kwamen halen
voor de aanbouw van huizen en schepen. Vroeger kwamen hier ook walvisvissers die zich
voorzagen van water en brandhout dat hier in grote bossen voorhanden is.
Het innemen der lading ging niet vlug daar er niet genoeg vaartuigen waren om vier
schepen te helpen. Het ging dus bij beurten en zoo kwamen wij toch klaar.
Omdat de partij hout groter was dan verwacht,
of eigenlijk meer ruimte innam dan waarop
gerekend, werd een gedeelte op het dek
geladen waardoor dat tot aan de bovenkant van
de verschansing gevuld werd. Hierna verliet de
“Jan van Hoorn” omstreeks 24 december S. Carlos en zeilden ze in vijftig dagen naar San Francisco.
Bij zijn vertrek uit San Carlos maakte kapitein
J.Bouten nevenstaande rekening [12] van zijn verblijf
in San Carlos op.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
66
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Naar Valparaiso en San Francisco vanuit Dordrecht, 1849 resp 1852.
De “Jan van Hoorn” rondt Kaap Hoorn, (schilder onbekend), [fam. Bouten]
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
67
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
1e Wereldreis
Over na uit S.Carlos op Chiloé vertrokken te zijn, schrijft Jacob Bouten in zijn levensverhaal:
Hoewel ik tot zover zeer tevreden over de reis kon zijn, vooral met een zoo overbeladen schip,
gevoelde ik mij toch niet prettig over hetgeen mij nu te S. Francisco wachtende was.
Nog voor wij voor de haveningang waren, zag ik een mastbos van schepen daar liggen, die
misschien nooit daar vandaan zouden komen. Zou dat ook het lot van de Jan van Hoorn zijn
?
Aankomst te San Francisco was op 16 februari 1850,
na een reis van 50 dagen vanuit Ancud op Chiloé [NRC
6-05-1850].
Bij aankomst in San Francisco zag Bouten maar liefst 500 á 600 schepen liggen die, door de bemanning
verlaten, lagen weg te rotten. Met extra beloning, list, geweld en diplomatie lukte het Bouten wat
niemand anders was gelukt, nl. zijn lading te lossen, af te rekenen, zijn bemanning merendeels aan
boord te houden en de vijf ergste raddraaiers bij de Revenue Service achter te laten. Zijn levensverhaal
hierover is zeer uitvoerig en luidt:
Wel had de equipage mij beloofd het schip niet te zullen verlaten, doch hoever kan men op de
beloften in deze van ondergeschikten aan; het goud heeft zo een overwegende kracht, waar
soms alles voor wijkt. Het was dus wel met een kloppend hart dat ik naar binnen zeilde en
een plaatsje zocht niet te dicht bij de landingsplaats.
Hier kon ik eerst goed de gehele baai overzien en telde tussen de 500 á 600 schepen, die,
zoals ik later hoorde, alle zonder bemanning waren of door één of twee man bemand waren.
Vele waren zwaar gehavend doordat zij van hun anker gedreven waren, tegen andere
schepen aan en dan weer gezamenlijk op andere, tot zij uiteindelijk op het strand bleven
zitten daar er geen volk te krijgen was ze eraf te helpen.
Mijn eerste dag was naar de Hollandse Consul om mij op de hoogte van de toestand in
S.Francisco te stellen. De Heren de Fremerie en Gildemeester waren daar zeer gewillig in en
gaven mij een geheel overzicht over alles en beloofden mij alle hulp en bijstand, waar ik die
nodig mocht hebben. Zij raadden mij echter aan zo veel mogelijk in alles zelf te handelen,
daar van hulp van politie, vooral op de schepen, geen sprake was.
Daarop begaf ik mij naar de Heren Surocco, de ontvangers van de lading, waar ik zeer
nobele heren in vond, hoewel zij mij zeiden, dat ze liever gezien hadden dat ik niet gekomen
was, daar bijna de gehele lading verlies zou opleveren. Doch daar was nu niets aan te
veranderen en wij bespraken wanneer wij met de lossing konden beginnen. We kwamen
hierbij overeen dat ik de lading voor 4$ per ton aan de wal zou leveren, waarvoor aan de
wal $5 gevraagd werd. Ik deed dit om de equipage zo veel mogelijk te laten verdienen.
Bij mijn terugkomst aan boord vond ik het schip omringd door boten met allerlei slag van
volk, die de equipage op de hoogte stelden van S.Francisco en hun aanraadden zo gauw
mogelijk het schip te verlaten en bij hun aan land te komen. Het was hier het goudland waar
men geen slaaf meer behoefde te zijn, zo veel geld kon verdienen als men wilde en dat zij het
maar te zeggen hadden wanneer zij afgehaald wilden worden.
Ik begreep al spoedig dat het zaak was alle mogelijk maatregelen te nemen dit te beletten en
begon met het niet toe te staan dat een dezer boten aan boord kwam, daarbij de bewaking
gedurende de nacht onder mij en de stuurlieden te verdelen, zodat ook ’s-nachts niets
gebeuren kon. Daarbij moest ik trachten hun voordelen te bezorgen die hun een goede
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
68
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
verdienste beloofde en hun misschien het zekere voor het onzeker zou doen nemen. Gelukkig
was november, de tijd van onze aankomst, de tijd dat alle goudzoekers van de mijn terug
kwamen, daar dan de regentijd begint en in de mijnen niet gewerkt kan worden. In februari
of maart keren zij dan eerst weer naar de mijnen terug. Hierdoor was er op het ogenblik
geen gelegenheid goud te verzamelen en daardoor de trek niet zo bijzonder groot om aan het
verlangen van de mooipraters te voldoen.
Toch meende ik zo spoedig mogelijk hun in kennis te stellen met hetgeen ik voor hun doen
wilde en liet daartoe de gehele equipage achter in de kajuit komen. Ik zei hun dat ik,
vertrouwen stellende in hun belofte het schip niet te zullen verlaten, hun in de gelegenheid
wilde stellen een ruime som te verdienen, dat dit eerstens bestond uit het aan land brengen
van de lading, waarvoor zij 4,5$ per ton zouden ontvangen en, daar er 910 ton in het schip
is, ontvangen zij $4.095,-.
Ik zei: “Voor de lossing is de gehele equipage niet nodig, daar er maar één ligter dagelijks
met hoog water aan land gebracht kan worden. De overigen kunnen dan op andere schepen
gaan werken, waar ruim gelegenheid voor is en dat met $6 á 8 per dag betaald wordt.
Bovendien geef ik je gedurende de tijd dat wij hier liggen, dubbele gage en is het dat je allen
met het schip van hier vertrekt, dan geef ik je nog een maand gage extra. Bij zo een
verdienste zul je wel niet in twijfel staan wat te doen, vooral daar in de eerste drie maanden
geen gelegenheid is naar de mijnen te gaan. Dit moet ik je echter zeggen: het geld dat je hier
verdient wordt door mij ontvangen en zal pas aan je worden uitbetaald, als wij deze plaats
verlaten hebben. Ook moet ik dit nog zeggen, dat in geval ik merk dat er toch pogingen
gedaan worden het schip te verlaten, ik alles in het werk zal stellen dit te beletten!”
Vrachtprijs Valparaiso n/San Francisco
89,63 Ton Meel $ 25 $ 2.061,62
71,84 Ton Gerst $ 30 $ 2.155,27
37,26 Ton Gedr.Vruchten $ 23 $ 856,98
25 Ton Gemaakt Huis $ 23 $ 575,-
442,7 Ton Chili hout $ 25 $ 11.067,50
180 Ton Holl. hout $ 22,5 $ 4.050,-
Vracht steenkolen $ 202,07
Totaal $ 20.968,44
Van nevenstaande vracht kwamen het meel,
de gerst, het Hollandse hout en de steenkolen
uit Nederland (de gedroogde vruchten neem
ik aan uit Chili?), de rest van Chili. Bij elkaar
846 Ton zonder de steenkool.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
69
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Allen beloofden aan boord te blijven en mijn aanbod aan te nemen en gingen daarop
vrolijk vooruit. Alleen de bootsman en een der matrozen vertrouwde ik niet, daar deze
ook weinig op de aanbieding gezegd hadden, doch ik liet er niets van merken en dacht
bij mijzelve: “wij zullen je in het oog houden”.
Nadat hij aldus de eerste dag geregeld had om hun vracht zelf te lossen en daarmee te trachten
zijn bemanning voor het schip te behouden, ontstonden er later toch de nodige problemen.
Zo verliepen er enig dagen en het werk werd geregeld verricht. Daar ik met de
stuurlieden geregeld de nachten bewaakte, liep ik gewoonlijk tot half twaalf op het dek.
Eens kwam de zeilmaker (H.Garrama) naar mij toe en zei mij, dat die nacht een boot aan
boord zou komen om de equipage te halen en dat al hun goederen gepakt waren. Ik
ging daarop onmiddelijk de stuurlieden wakker maken en wij stelden ons op om de
boot met geladen geweren te ontvangen. Deze kwam echter niet en wij verwachtten nu
dat de equipage bij het oproepen zou zeggen niet meer te willen werken, maar dit
gebeurde niet; zij gingen allen weder aan het werk. Toch merkte een stuurman dat er
iets onder hun broeide. Om meerdere zekerheid te hebben liet ik de stuurman het
volkslogies nazien, waar hij meest alle kisten en kooien gepakt zag om te vertrekken.
Daar ik niet verwachtte dat de boot gedurende de dag zou komen, riep ik aan de
stuurman, dat het volk het kon horen, de sloep gereed te maken omdat ik naar de wal
wilde om vlees te halen. Op de sloep gebruikte ik gewoonlijk de derde stuurman en de
jongen van de bootsman en deze liet ik ook nu mij aan land brengen. Daar gaf ik hun
last op mij te wachten tot ik terug kwam, ging daarop naar het hoofd, huurde daar een
boot met vier roeiers en voer naar het Amerikaanse wachtschip.
26 Febr 1850 Boothuur voor de Equipage naar het Wachtschip $ 22,-
Ik vertelde de commandant hoe het bij mij aan boord gesteld was; dat de equipage zich
voor de reis heen en terug verbonden had en ik ze in geen geval zou laten gaan. Om
ongelukken te voorkomen verzocht ik hem om de belhamels zolang onder zijn bewaring
te nemen tot ik weer gereed was te vertrekken. De commandant begon daarop te
glimlachen en zei dat hij mij daarin niet helpen kon; dat wanneer hij daaraan gevolg
ging geven, Amerika haar hele oorlogsvloot wel hierheen mocht sturen. Ik anwoorde
hem, dat in alle plaatsen waar een wachtschip is, wie hulp nodig heeft zich daartoe
moet wenden en dat ik dus van hem die hulp ook verwachtte. Na lang praten zei hij mij
na den middag bij mij aan boord te zullen komen. Ik merkte wel, dat ik van daar geen
hulp te verwachten had en mij maar zelf moest zien te helpen. Ik maakte nu maar alle
spoed om met het vlees aan boord te komen.
Bij mijn terugkomst was de equipage aan het eten. Ik hoorde van de stuurman dat zij
zeer stil waren en veel naar de landingsplaats keken alsof zij daar iets van
verwachtten.
Daar Bouten met behulp van zijn stuurmannen ontdekte dat zijn bemanning toch van plan was
zich door een boot van boord te laten halen, wendde hij zich voor tot het wachtschip dat hem
echter niet ter hulp wou komen. Aangezien het bij hem aan boord onrustig bleef, deed hij een
nieuwe poging bij de collector van de stad, met meer succes.
Daar ik nu van het wachtschip geen hulp kon verwachten, wilde ik eens proberen bij de
Collector van de stad. Ik nam spoedig mijn ontbijt en liet de derde stuurman de boot
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
70
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
gereed maken naar de wal te varen. Voor wij echter aan boord gingen, vertelde de
tweede stuurman mij, dat hij geloofde dat de bootsmansjongen een brief of boodschap
naar de wal medegekregen had, daar hij moeilijk bij de boot te houden was en steeds
trachtte even weg te komen.
Wij voeren van boord en toen wij halverwege waren, liet ik met roeien ophouden en
nam de jongen onder handen. Ik vroeg hem welke boodschap hij naar de wal had
medegekregen, dat ik dat weten wilde en hem zou laten verdrinken. Daar ik hem
dadelijk bij de arm genomen had en hij zag dat het ernst was, haalde hij een brief onder
de band van zijn onderbroek uit en gaf die mij over. De brief was door de bootsman
(Willem Maas) in het Duitsch geschreven aan de Duitsche club, dat hij zich zeer
verwonderde dat de boot ’s-nachts niet gekomen was, doch zij nu hoopten dat hij
vandaag zou komen, dat zij allen eenstemmig dachten en dat alles gepakt klaar stond.
Dat zij zich niet door kapitein of stuurman moesten laten afschrikken, want als die
geweld zouden willen gebruiken, zij geweld met geweld zouden beantwoorden, daar zij
ook goed van wapens voorzien waren.
Gelukkig vond ik gelegenheid de Collector dadelijk te spreken, vertelde ik hem hoe de
zaken stonden en vertaalde ik hem de brief die ik van de jongen had afgenomen. Hij zei
dat het zeer moeilijk voor hem was zich hiermede te bemoeien, daar ik niet de enige
was waar het volk van wegliep. Ik anwoorde hem dat ik ze niet zou laten gaan, en dat
er als ze gingen, waarschijnlijk ongelukken zouden gebeuren. Na lang praten zei hij mij
een brief te zullen medegeven voor de Commandant van de Revenu-Brik, die ’s-
middags bij mij aan boord zou komen, en zien of die mij helpen wilde.
Hiermede ging ik dadelijk daar naartoe en vond Zed. aan boord, gaf hem de brief over
en vertelde hem wat ik gaarne wilde. Ik werd door hem zeer vriendelijk ontvangen, hij
nodigde mij uit bij hem beneden te komen en vertelde mij daar, dat hij vroeger bij de
Hollandse Marine gediend had en bij de slag van Palembang in 1821 en 1822 geweest
was en zich die tijd met veel genoegen herinnerde, daar hij er prettig gediend had en
daarom ook gaarne bereid was mij te helpen. Hij kon echter niet voor twee uur van
boord, en zolang moest ik dus wachten.
Wij vertrokken vervolgens met zijn boot en zes roeiers naar de Jan van Hoorn en
waren spoedig aan boord. Gelukkig waren ze nog allen aan boord en zagen ze met de
grootste verbazing, mij met een marinesloep aan boord komen.
Zodra ik met de commandant op het
achterdek was liet ik de equipage bij
elkander komen, en zei hun dat ik te
weten gekomen was dat zij gezamenlijk
het schip wilden verlaten, en dat ik nu,
zoals hun vroeger reeds medegedeeld,
middelen had beraamd om hun dit te
beletten.
Hierop antwoordde de bootsman dadelijk
dat dit een leugen was en dat zij er niet
aan dachten het schip te verlaten, waarop ik hem de brief liet zien die ik de jongen
ontnomen had, hetgeen de jongen, uit vrees voor klappen, hun niet had verteld. De
bootsman ontkende eerst de brief geschreven te hebben en zeide van de gehele zaak
niets te weten. Ik verzocht daarop de commandant onderzoek in het volksverblijf te
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
71
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
doen, om zichzelf te overtuigen. Hij deed dat dadelijk en vond alles gezakt en gepakt
voor verzending.
Terugkomende vroeg hij hun waarom, als zij het schip niet wilden verlaten, alles
gepakt stond? De bootsman antwoordde dat zij dat al voor het binnenkomen van het
schip gedaan hadden omdat zij naar een vreemde haven gingen, waar geen goede
kaarten van beschikbaar waren en die aan de kapitein onbekend was, opdat zij, als het
schip eens verloren zou gaan, zij hun goed zouden kunnen redden. De commandant
lachtte om dat aardig praatje en vertelde hun toen met krasse woorden, dat men hem
niets wijs kon maken, dat hij hun handelingen zeer goed begreep en wist wat zij van
plan waren te doen.
Zich hierop tot mij wendende vroeg hij mij wat ik wenste dat met hun gedaan zou
worden. Ik verzocht hem toen een gedeelte van hun zolang in bewaring te willen
nemen, totdat ik weer gereed zou zijn te varen. Hierop zond hij zijn eigen boot terug en
bleef hij zelf bij mij aan boord.
Omstreeks half twee kwamen twee boten terug, bemand en met revolver gewapend,
waarop de commandant vroeg welke ik wenste over te geven. Ik wees daarop de
bootsman en negen matrozen aan, die hun kist en kooi in de boot moesten brengen,
waarna zij zelf met weinig morren in de boot gingen dankzij de duidelijke wijze
waarop de commandant hun te verstaan had gegeven geen praatjes te zullen dulden.
Met een aanbevelingsbrief van de collector verkreeg Bouten de hulp van de commandant van de
Nederlandse Revenu-brik, die met gewapende manschappen bij hem aan boord kwam en de tien
lastigste raddraaiers in verzekerde bewaring mee terug nam.
Zo werd ik van tien der rumoerigste klanten voor eenige tijd verlost. Dit bracht nu wel
weer wijziging van het plan der werkzaamheden met zich mede, maar ik vleide mij dat
alles nu wel rustiger in zijn werk zou gaan. De ontvanger van de lading haalde nu zelf
zijn goed van boord, de equipage loste het in de lichters. Soms waren er één of twee van
de andere manschappen op andere schepen in dienst voor $8 á 9 per dag.
Ik had gedurende de reis van S.Carlos naar hier door de timmerman een houten huis
laten maken van 8 meter lang en drie meter breed, verdeeld in twee kamers en zolder,
hetgeen ik voor $200 verkocht en door de timmerman aan land in elkaar liet zetten.
Daarna kreeg de timmerman ook andere werkzaamheden aan land, waarbij hij $15
verdiende, hetgeen in de pot kwam om onder alle schepelingen te verdelen.
De timmerman bleef daardoor meestal ’s-nachts ook aan land en verzocht dan per
briefje aan een der ligtmatrozen hem het een of ander van boord te brengen, zodat dan
de eene en dan de andere ging om het hem te brengen en deze zodoende ook andere
kennis aan wal maakten. Dit werd hun toegestaan en ’s-avonds kwamen zij terug,
maar de volgende ochtend waren zij met pak en zak verdwenen, door een vreemde boot
afgehaald.
Een tijdje later moest Bouten twee deserteurs zien terug te krijgen, hetgeen hem lukte met
behulp van een politie agent.
Ik meende echter enigszins na te kunnen gaan waar zij aangeland waren, daar ik
vroeger had gehoord waar zij met de timmerman geweest waren, en dat deze
ronselaars van scheepsvolk waren. Daar ik altijd een roeiboot van land gebruikte om
naar het schip terug te varen, om mijn boot niet aan land te behoeven te laten wachten
tot ik mijn zaken had afgedaan, had ik iemand aangetroffen die vroeger, toen ik nog
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
72
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
stuurman was op de “Vijf Gebroeders” met mij op dit schip had gevaren en die nu
sloeproeier was met een eigen boot. Hem gebruikte ik nu altijd als ik de boot nodig had,
en hem had ik ook opdracht gegeven een oogje op de equipage te houden in zake
deserteren. Ook gaf ik hem nu opdracht ongemerkt te zien of zij ook in dat huis waren
en mij dan dadelijk kennis hiervan te geven. Dit kreeg ik reeds de volgende dag, met
tevens bericht hoe ik hun weer machtig kon worden.
De volgende morgen ging ik al vroeg naar de commisaris van politie, gaf daar kennis
van het deserteren en vroeg twee agenten om hun op te sporen. Er waren er twee
nodig, omdat het huis twee uitgangen had, achter en voor, en deze dus aan twee zijden
benaderd moesten worden. Er was echter maar één agent disponibel, daar de anderen
op verschillende posten uit waren en niet voor twaalf uur terug kwamen. Daar ik niet
zolang wilde wachten, ging ik met één agent op weg en sprak met hem af, dat wij ieder
een afzonderlijke weg moesten gaan om het huis waar zij waren van achteren en van
voren gelijk te naderen, om hun geen gelegenheid te geven te ontsnappen. Ik ging op
het achterhuis af en de agent op het voorhuis.
Toen ik bij het huis kwam, dat van allerlei planken was gebouwd, vond ik daar een
hoop manschappen staan. Ik ging er door de achterdeur in en kwam daar in een soort
keuken, waar tee mannen voor het eten stonden te zorgen. In de hoek zag ik een leer die
naar de zoldering leidde en die vloog ik meteen op, menende ze daar te zullen vinden
Het was daar ingericht met 12 á 14 slaapplaatsen, zocht deze alle vlug, doch vond ze
niet. Ging daarop dadelijk weer terug de leer af en vond nu het achterhuis vol volk, die
dreigden mij een pak te zullen geven, zodat ik mijn revolver trok om de eerste voor zijn
kop te schieten, die mij te na kwam. Onder die bedreiging kwam de politie agent in de
keuken, die hun alle terug drong en mij ontzette. Toen hij hoorde dat ik niets gevonden
had, gingen wij samen door de gang naar het voorhuis. In deze gang lag op zij een
hoop van allerlei goederen, en toen wij daar achter elkaar doorliepen, had de politie
agent daar beweging gezien. Hij haalde ze uit elkaar en jawel, daar lagen zij beiden
onder.
Spoedig hadden zij een paar handboeien aan en marcheerden zij met ons mede naar de
waterkant, waar ik een boot aannam die ons aan boord moest brengen.
Er werd nu beter wacht gehouden, dat zoiets niet weer gebeuren zou, en zij gingen
weer als voorheen aan het werk. Als reden van hun weglopen gaven zij uitsluitend op,
hun vrees voor de manschappen die op het wachtschip waren. Als die weer aan boord
zouden komen, zou er zeker moord en doodslag van komen. Ik vertelde hun met de
commandant van de Revenu-Brik te zijn overeengekomen, dat ik slechts de helft van
deze manschappen terug zou nemen en de rest maar zou laten lopen, en dat ik zo de vijf
ergste achter kon laten. Zij zeiden echter liever te zien dat ik deze vijf allen achter zou
laten en dat zij bereid waren dubbel werk te doen, liever dan enigen van hen terug te
zien komen. Ik zeide hun dat ik dat niet kon, omdat het noch tegenover de patroon,
noch tegenover assuradeuren verantwoord zou zijn met zo weinig manschappen naar
zee te gaan, doch dat ik wel zou zorgen dat hun geen leed zou geschieden.
Na de twee deserteurs terug aan boord te hebben en de volledig lading gelost te hebben, zagen
beide deserteurs opnieuw een kans om te ontsnappen tijdens het in gereedheid brengen van het
schip voor de verdere reis. Bouten wilde ze echter kost wat kost weer te pakken krijgen hetgeen
deze keer meer moeite kostte.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
73
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Na de lading gelost te hebben, liet ik de balast aan boord brengen en verder het schip in
gereedheid brengen om zo spoedig mogelijk te vertrekken. Twee dagen voor vertrek
was ik ’s-ochtends naar de wal gegaan om scheepszaken af te doen, terwijl ze aan
boord bezig waren om het tussendek schoon te maken. Hierbij had de stuurman de
onvoorzichtigheid de twee vroeger gedeserteerden op het dek te stellen om het water
aan te dragen, dat voor het schoonmaken nodig was. Deze zagen daarmede de
gelegenheid schoon om met de boot, waarmede ik ’s-morgens aan de wal gebracht was,
nog eens te proberen te deserteren.
Zij vulden de kuip goed vol water en sprongen daarop in de boot zonder door iemand
gezien te zijn. Toen later naar hun gekeken werd, waren zij zo ver verwijderd, dat de
stuurman met de kijker kon zien hoe zij landden en de boot aan de wal haalden en hun
weg namen naar de ingang van de baai. Daar zij nu aan boord geen boot tot hun
gebruik hadden, konden zij mij geen bericht zenden, en kwam ik dit eerst te weten, toen
ik on drie uur aan boord kwam, zodat zij, om twaalf uur van boord gegaan zijnde,
reeds een grote afstand afgelegd konden hebben en moeilijk te vinden zouden zijn. Toch
wilde ik dat proberen, keerde dadelijk terug naar de wal, huurde een rijpaard en zette
ze in galop na op de weg die zij genomen hadden. Ik bedacht mij echter later, dat dit
mij niet veel zou helpen, daar zij mij in de verte zouden kunnen zien aankomen, zodat
zij zich schuil konden houden totdat ik voorbij zou zijn, en ging daarom terug naar het
politiebureau om van hun deserteren kennis te geven en om te bespreken, op welke
manier ik hun wederom machtig zou kunnen worden.
Wij wisten dat zij alleen in hun vroeger logement bekend waren en dus dat zodra het
donker was daar zeker terug zouden komen, zodat het zaak was ze daar in de buurt
ongezien op te wachten. Daar de politie agenten niet voor tien uur ’s-Avonds
beschikbaar waren, sprak ik met hun af, dat ik mij zo lang daar op de post zou stellen
en dat wanneer zij daar bij mij kwamen, wij het huis zouden doorzoeken. Ik beloofde
hun $25 wanneer wij ze te pakken kregen en $10 als alles vergeefs zou zijn.
Om mij onkenbaar te maken kreeg ik van de Hollandse consul een Spaanse mantel en
een blauwe bril en van een ander een Spaanse hoed. Hiermede gekleed en goed
gewapend ging ik zodra het donker begon te worden op post. Het was een lange tijd,
van zes tot tien uur dat ik te schilderen had, doch er was mij te veel aan gelegen hen
terug te krijgen. Hoe scherp ik echter uitkeek, niets kreeg ik te zien, zodat toen om
kwart over tien de agenten kwamen, ik hun geen enkele aanwijzing kon geven. Zij
vonden het toch goed de beide huizen te doorzoeken, terwijl een derde op het andere
zou toezien. Ik ging toen met de twee agenten naar binnen en vroeg aan de chef van het
huis of die twee jongelui weer bij hem binnengekomen waren, hetgeen hij met een
knorrig neen beantwoordde en zei ze ook niet gezien te hebben. De agenten verkozen
echter het huis na te zien en gingen naar boven, terwijl ik beneden bleef.
Terwijl de agenten boven waren moest ik vrij wat horen over de behandeling die ik
mijn manschappen deed ondergaan. Hun als moordenaars op het wachtschip deed
zetten, de anderen hun vrijheid benam en door de politie begoeid als gauwdieven deed
opbrengen. Spoedig kwamen de agenten weer terug, zonder iets gevonden te hebben.
We gingen toen naar het tweede huis, waar wij beter slaagden en de jongelui vonden in
diepe rust in de keuken. Zij werden door de politie gewekt, geboeid en opgemarcheerd.
Gaarne had ik ze voor die nacht onder het gezag van de politie willen laten, doch dat
kon niet zonder voorkennis van de Hoofdcommisaris, die reeds in diepe rust lag. Het
was intussen over twaalf uur geworden, zodat het moeilijk was aan de landingsplaats
een boor te vinden die ons aan boord wilde brengen.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
74
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
11 April 1850 Opsporen Ligtmatroos Groeneveld en van Beers $ 88,-
13 April dito dito dito dito $ 134,-
Eindelijk kregen wij er een voor $10 en voeren daarmede op. Gaarne had ik een van de
politie agenten mede gehad en bood hen daarvoor $5, doch dit bleek hij niet te mogen
doen. Ongelukkig was de wind sterk tegen en de afstand tot het schip groot, zodat de
roeier een der jongelui vroeg mee te willen helpen roeien, waarop zij zeiden geboeid te
zijn en het daarom niet te kunnen. De roeier, die dit nog niet gezien had, begon daarop
zware vloeken tegen mij uit te varen, dreigde dadelijk weer terug te keren en ze weer
aan land te zullen afzetten. Het was alleen onder dreigement dat ik hem voor de kop
zou schieten dat hij doorroeide en dat wij om twee uur ’s-nachts aan boord kwamen.
De jongelui werden behoorlijk opgesloten en de bootsman kon terug gaan.
Nadat hij de twee deserteurs opnieuw en nu opgesloten aan boord had, ware zij zover om uit San
Francisco te vertrekken. Eerst moest hij echter nog vijf van zijn tien manschappen op het
wachtschip terughalen, om voldoende bemanning te hebben voor zijn verdere reis.
Wij waren met de scheepswerkzaamheden zover gevorderd, dat wij de volgende dag
van S.Francisco zouden vertrekken. Ik ging naar de commandant van de Revenu-Brik
om hem te bedanken voor de hulp die hij verleend had en vroeg nog zijn hulp om de
manschappen, die ik kon kiezen, van het wachtschip bij mij aan boord te brengen,
waarop hij mij zeide, de volgende morgen maar bij hem te komen. Toen ik mij de
volgende morgen bij hem had laten brengen, werd direct een boot met zes roeiers,
kwartiermeester en tweede luitenant in orde gebracht om de manschappen van het
wachtschip op te halen. Mijn verzoek om slechts vijf van de tien op te halen en de
anderen achter te laten, werd dadelijk met harde woorden geweigerd; of allemaal
meenemen of allemaal achterlaten. Daar ik in het laatste geval te weinig manschappen
zou hebben om de reis te maken, zei ik ze dan maar allen te zullen nemen, waarop zij
hun kist en kooi in de boot deden en zij er in gingen. Hierdoor was de boot meer dan
overladen en kwam half vol water bij ons aan boord. Eerst weigerden onze
manschappen hun goed aan boord te halen of zelf over te gaan, doch de luitenant en de
roeiers, die allen gewapend waren, gaven hun de keus aan boord of in het water te
gaan, waarvan zij de eerste mogelijkheid liever bleken te kiezen.
Toen zij over waren, verklaarden zij mij, dat zij besloten hadden niet de minste
werkzaamheden aan boord te zullen verrichten en dat ik ze eerder op kon hangen dan
dat zij daarvan afgingen. Ik verklaarde hun, dat als zij daarbij bleven, zij mij
noodzaakten hen allen in de boeien te sluiten en in Batavia aan het wachtschip over te
geven, doch wanneer zij weder aan het werk wilden als vroeger, ik het gebeurde als
niet gedaan zou beschouwen en hun gage als gewoon zou laten doorlopen. Neen,
nergens van wilden zij weten, vrij wilden zij zijn, en anders sprongen zij liever over
boord! Daar er ongelukkig geen boeien genoeg aan boord waren om alle tien de
manschappen op te sluiten, besprak ik met de luitenant om ze maar allen aan land te
zetten en hun op het prisonier te brengen, waar zij door het Amerikaanse
gouvernement met een 8 ponds kogel aan het been als straatwerkers gebruikt zouden
worden. Toen ik hun daarmede bekend maakte, vonden zij het allen goed, liever aan
boord te blijven.
Daar de wind intussen toegenomen en het water onstuimiger was, stelde ik de
luitenant voor hun in twee gedeelten weg te brengen, hetgeen hij ook beter vond. Toen
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
75
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
zocht ik de vijf ergste uit voor het eerste transport. Toen deze ongeveer halverwege de
wal waren, stelde ik mij met geladen revolver bij de vijf anderen en gelaste de
stuurman het anker te lichten en onder zeil te gaan. Dit ging vlug in zijn werk,
geholpen door kapitein de Paauw en zijn stuurman, die mij uitgeleide deden. Wind en
stroom waren ons gunstig, zodat wij spoedig van de reede waren en het voor de vijf
man onmogelijk gemaakt werd van het schip te komen. Nog bleven zij onwillig om aan
het werk te gaan, waarop ik hun zeide, dat wie niet werkt ook niet te eten krijgt en dat
ik zou zien, wie het het langst zou uithouden.
20 Maart 1850 Revenu Brik; afhalen & kostgeld Equipage $ 60,-
20 April Wachtschip; Kostgeld 8 man der Equipage 53 dagen á 20Ct per man per dag
$ 84,80
den Doctor van het Wachtschip voor dito $ 21,-
De volgende dag scheen hun maag hun aan te zetten het hoofd te buigen en kwamen zij
achter om mij te spreken. Zij wilden weer aan het werk gaan, wanneer ik hun in het
volle genot van hun gage stelde, ook gedurende de tijd, dat zij op het wachtschip waren
geweest. Ik vertelde hun, dat ik dat hun wel in S.Francisco beloofd had, doch dat onze
toestand nu geheel anders was, en ik het wel zonder hun hulp kon stellen, maar dat ik
om de andere manschappen in hun taak te verlichten, bereid was hun weer aan het
werk te laten gaan, en dat van hun gedrag zou afhangen, hoe ik later met hun
handelen zou.
Nadat Bouten het op deze manier toch voor elkaar had gekregen de bootsman Willem Maas en
vier matrozen achter te laten, was hij zeer opgelucht San Francisco levend te kunnen verlaten en
zijn reis verder te kunnen zetten naar Batavia.
Dit was het einde van alle moeilijkheden
die ik S.Francisco ondervonden had,
hetgeen mij een ongekende vreugde
verschafte uit een plaats verlost te zijn,
waar ik dikwijls gedacht heb er niet
levend uit te zullen komen. Ik had dus alle
reden mij gelukkig te voelen, te meer daar
ik ook de enige was die met zijn eigen
equipage dat nest verliet.
Mijn plan was nu de Sandwich eilanden
aan te doen om verversingen in te slaan,
daar de equipage sinds Valparaiso steeds gezouten kost heeft moeten eten en er dus, nu
wij naar een warm klimaat gingen, vrees voor het ontstaan van scheurbuik bestond. Te
S.Francisco was het bijna niet mogelijk verse groente te krijgen, dan tegen fabelachtige
prijzen als $1 voor drie of vier aardappelen, drie uien, dito een kooltje ter grootte van
een vuist, en zo was het met alles. Alleen het vlees noemde men redelijk; vijf ons voor
$0,50. Groente en aardappelen werden er van de Sandwich eilanden aangevoerd.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
76
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Na zand als ballast ingenomen te hebben kon Jacob Bouten eindelijk uit San Francisco vertrekken.
Alhoewel in onderstaande NRC van 14 juli 1850 geschreven staat dat hij op 16 april uit San
Francisco vertrok,
NRC 27-05-1850 NRC 14-06-1850
blijkt uit de boekingen in het kasboek van kapitein J.Bouten van 16 tot en met 20 april dat het
logischerwijze later geweest moet zijn, ik veronderstel 21 april 1850?
Nergens blijkt iets vanwege uit San Francisco meegenomen vracht of lading, ook uit het grootboek
van de “Jan van Hoorn” niet. Behalve het uit San Francisco voor zijn reders meegenomen Goud!
Hoeveel? Ik zou het niet weten, noch uit het kasboek noch uit het grootboek!
Tenminste wel: 20 stuks 5$ muntstukken en 3515/20 ons stofgoud ter waarde van $ 572 (dus $ 672
totaal) voor verkoop door Kopersmit te Batavia en 133 stuks 5$ muntstukken en 3059/40 ons
stofgoud ter waarde van $ 4,883,60 voor Pieter Blussé. Het zal iets van een f.15.000,- geweest
zijn?
Uit nevenstaand tweede deel van het kasboek
van kapitein J.Bouten van in San Francisco blijkt
wel dat hij een deel van het geld voor zilver
inwisselde, dat het innemen van ballast
$ 787,50 kostte en dat hij $ 1.038,22 betaalde
als commissie voor het verkopen van zijn lading
uit Valparaiso (behalve voor de steenkool?) en
$ 250 voor de inklaring van de vracht.
In totaal waren zijn uitgaven in San Francisco
$ 4.342,38 (f.10.856,-).
Nadat Jacob Bouten met de “Jan van Hoorn” San Francisco levend had kunnen verlaten, was hij
van plan om de Sandwich-eilanden aan te doen om verse proviand in te slaan. Over dit vervolg
van zijn reis vanaf San Francisco schrijft hij in zijn levensverhaal:
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
77
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Het gelukte ons echter niet die eilanden aan te doen, daar de wind tegen was en omdat
wij er niet voor wilden ophouden, zeilden wij tussen de keerkringen verder met
bestemming naar Batavia.
De reis was niet zeer voorspoedig, daar wij ten noorden van Nieuw Guinea last van
stilte en tegenstroom hadden, terwijl door de erge warmte bij de meeste der equipage
zich scheurbuik begon voor te doen, zodat binnen enkele dagen er vijf buiten dienst
waren. Eindelijk na een reis van 62 dagen waren wij op de hoogte bij Makassar en
daar ik het nodig vond om doktershulp in te roepen, deed ik Makassar aan (in het zuiden
op nu het eiland Sulawesi).
Wij bleven hier vijf dagen, voorzagen ons goed van verversingen, die de equipage
spoedig deed opknappen.
De geneeskundige hulp, verversingen (voor
f. 222,13 kan je nu in Indonesië nog steeds heel
veel krijgen) en drie varkens. Daar moet je wel
van aansterken.
Daarna vertrokken wij weder en kwamen na vijf dagen in Batavia.
Hier vond ik de brieven van de rederij om een gedeelte lading in te kopen, maar de
prijzen waren te hoog en nam daarom een lading suiker en rijst voor Rotterdam in,
waarmede ik de 16 Aug. 1850 vertrok.
NRC 23 september 1850, * Zeetijdingen, Aangekomen, Batavia, 4 Julij. Jan van Hoorn, Bouten, v.San Francisco. * Batavia, 24 juli. Scheepsvrachten. De volgende bevrachtingen hebben in deze maand plaats gevonden, als van Nederlandse schepen . . . . de JAN VAN HOORN tot f 80 voor suiker en f 75 voor rijst grotendeels bevracht, .. .
Aankomst in Batavia op 4 juli 1850,waar
opnieuw flink proviand wordt ingeslagen en de
dokter (op het wachtschip) bezocht werd. Op
18 augustus vertrekt de JAN VAN HOORN naar
Rotterdam, met 2240 pic.Suiker, 7381 pic.Rijst,
120 pic.Rotting, 50 legg.Arak, 700st Huiden, 86
pic.Peper en 100 pic.Cassia particuliere uitvoer [NRC 21-10-1850, Zeetijdingen resp
Handelsberigten].
NRC 21-10-1850, Zeetijdingen Vertrokken: Batavia 18 Aug. Jan van Hoorn, Bouten, n. Rotterdam
Na vertrek uit Batavia fourageerden ze onder Anjer nogmaals , waarna zij de Cocos-eilanden
aandeden om een lek bij het roer te repareren. Begin December voeren zij op de Noordzee in
dichte mist tegen een ander schip aan en nadat beide schepen hun reis weer konden vervolgen
raakten zij een dag later op de Banjaard aan de grond.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
78
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Over zijn vertek uit Batavia en dit onvoorspoedig einde van zijn 1e reis ronde de wereld, schrijft
Jacob Bouten in zijn levensverhaal:
In zee komende bemerkten wij dat er een lek in het schip ontstaan was, daar er meer
water bij de pomp kwam. Wij stelden dadelijk een onderzoek in en vonden bij het roer
het water instromen. Daar wij dit in zee niet verhelpen konden en ook niet naar
Batavia terug konden, besloot ik de Cocos-eilanden aan te doen om daar te trachten het
te stoppen. Dat gelukte ons en na ons alles goed voorzien te hebben, vervolgden wij
onze reis.
In het begin van December kwamen wij in de Noordzee, waar wij alle dagen dik van
mist hadden, zodat er geen mogelijkheid van observaties bestond en wij op het laatst
op geen mijlen meer wisten, waar wij waren.
Een der nachten liepen wij tegen een ander schip aan, waarbij wij de kluiverboom
verloren en een tijd lang tegen elkaar vast bleven zitten. Het volk daarvan was reeds
overgesprongen, menende dat hun schip reeds zonk en daar het zeer donker was,
konden wij de manschappen niet van elkaar onderscheiden. . . . Bij onderzoek
merkte ik echter al spoedig dat er geen sprake kon zijn van zinken en daar niemand
van hun op hun schip wilde, zond ik mijn stuurman en twee man om onderzoek te doen
en daarna ook de kapitein. Toen bleek dat er geen water in het schip gekomen was, en
zij de reis goed konden vervolgen, trachtten wij van elkaar los te komen en , na beloofd
te hebben enige tijd bij hun te zullen blijven, raakten wij elkaar toch spoedig door de
duisternis kwijt.
Het bleef steeds dik van mist, zelfs zo dat men geen scheepslengte kon zien. Alleen het
dieplood, dat gestadig gebruikt werd, gaf ons aanwijzing wanneer wij te dicht bij de
banken kwamen.
De nacht na de aanvaring meenden wij, dat de bovenlucht iets dunner werd, en dat er
mogelijkheid zou zijn, dat wij de vuren van het land zouden zien, waarop wij het
waagden naar de kust te varen en goed op de diepte te letten. Toen wij echter op vijf
vadem diepte nog niets zagen, gaf ik order om terug te gaan en rond te draaien. Dit
ging echter niet vlug daar wij geen voorzeilen hadden, door het breken van de
kluiverboom en toen wij rondgedraaid waren en met de kop van het schip van de kust
aflagen, voelden wij ineens een schok en was het schip aan de grond.
Gelukkig was er door de lichte koelte weinig zee, zodat het schip niet te zwaar stootte,
doch wij gingen niet meer vooruit en bleven zitten. De loods, die wij in het Kanaal aan
boord hadden gekregen, verklaarde zeker te weten, dat na de stijl oplopende grond, wij
op de Stijle punt van de Banjaard1 zaten, en, daar het juist hoog water was, wij er niet
dadelijk af zouden komen.
Ons eerste werk was dus te trachten het schip te lichten en maakten dadelijk begin met
suiker en rijst over boord te werpen, terwijl om de minuut een kanonschot gelost werd
om assistentie. Met de middag hadden wij 70 kanasters suiker en omstreeks 300 balen
rijst over boord geworpen, toen de reddingkotter bij ons kwam en vroeg, waarmede hij
ons kon helpen. Wij verlangden van hem dat hij een zwaar anker voor ons uit zoude
brengen, waarmee wij het schip met hoog water op zoude kunnen winden. Dit
weigerde hij eerst, verklarende dat dit niets zou helpen daar het schip op de stijle punt
1 De zandplaten van de Banjaard vóór de Zeeuwse kust ten noorden van Walcheren en ten zuidwesten van de kop van Schouwen.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
79
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
van de Banjaard zat, en daar nog nooit een schip was afgekomen. Hij raadde ons aan
zoo spoedig mogelijk bij hem over te komen en het schip te verlaten.
Wij zagen echter dat gevaar er niet in en vorderden van hem het anker uit te brengen.
Dit gelukte eindelijk na heel veel moeite. Daarop werd de ketting zoo stijf mogelijk
gedraaid, en toen ’s avonds het water zijn hoogte kreeg en het schip weer beweging
begon te maken, werd er met alle macht aan de ketting gewonden, en bespeurde men
spoedig dat het schip begon vooruit te gaan en na een klein half uur van de grond vrij
was. Een oorverdovend hoera ging op door de Equipage en de 22 gepasporteerde
militairen die aan boord waren.
De volgende alinea in zijn levensverhaal beschrijft hoe hij zich toen voelde; hij schrijft dat hij het
bijna niet durft te beschrijven. Ik kan me inmiddels echter voorstellen hoe het voor hem geweest
moet zijn: aan het eind van zo een reis, voor het eerst de wereld rond naar oorden toen nog zo
nieuw en onbekend, als kapitein van 35 jaar oud dat gedaan te hebben en dan na alle
beleveningen van vooral Kaap Hoorn en San Francisco, maar ook Valparaiso en Chiloé, aan het
eind terugkomende van Batavia, om dan op de Banjaard aan de grond te geraken en daar je schip
bijna te verliezen!
Hoe ik mij op dat oogenblik voelde durf ik bijna niet neer te schrijven, doch het
vreemde dat mij overkwam was, dat ik op dat oogenblik geen woord uit kon brengen
en huilde als een kind. Gelukkig was het donker, en zag het niemand, anders had ik mij
van het dek moeten verwijderen. Ik veronderstel dat het kwam door de te groote
inspanning waarin ik gedurende de tijd van aan de grond zitten geweest was. Het
duurde niet lang en wij stelden nu koers naar Brouwershaven, waar wij de volgende
dag aankwamen.
Vervolgens voeren wij naar Rotterdam, waar de lading gelost werd, en daarna naar
Dordrecht om de geleden schade te herstellen. Op de reis naar Dordt werd ik vergezeld
door mijn zuster Jeltina en Marie en Miebeth Pos, zusters mijner overleden vrouw die
bij mijn moeder te Rotterdam gelogeerd waren. Wij gingen door de Oude Maas en
daar wij een onbekwame loods aan boord hadden, kwamen wij aan de grond, waar
wij de nacht bleven zitten. De meisjes richtten hun slaapplaats in een der hutten op en
meenden daar die nacht gerust te kunnen slapen, doch zoodra het licht uit was en het
stil werd, kregen zij een druk bezoek van ratten die om en over hen heen sprongen. Dit
gaf een gegil en geschreeuw van belang, en het gevolg was dat er de gehele nacht niets
geslapen werd.
Over de aankomst van deze reis in Holland is in het Algemeen Handelsblad van allereerst 16
december 1850 te vinden:
Binnengekomen, Bij Bezevier, 7 Dec.; Bouten, Jan van Hoorn, Bat. n.Rott.
Scheepstijdingen. Brouwershaven, 13 Dec. Het schip Jan van Hoorn, Bouten, van Bat. n. Rott., alhier binnen, heeft op de Banjaard aan den grond gezeten, doch is met adsistentie van de redding-schokker weder in vlot water gebragt.
Binnengekomen, BROUWERSHAVEN, 13 Dec., Jan van Hoorn, Batavia n.Rott.
In verschillende dagbladen wordt er vervolgens ook melding gemaakt van de problemen die zich
op de Banjaard hebben afgespeeld, waarbij een aantal zeer uitgebreid door schipper Braam van
de schokker 2, zoals in de NRC van 17 december en het AH van 18 december.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
80
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
NRC 17 december 1850 Rotterdam, 16 december. Het volgende extract uit het joumaal van schipper M. Braam, voerende de schokker No.2 van de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot het Redden van Schipbreukelingen, hiet ter stede gevestigd, wordt ons toegezonden. "12 december. Het weder sedert enige dagen mistig en daar zulks hoogst gevaarlijk is voor binnenkomende schepen om aan de grond te komen op de buitenbanken, was ik steeds kruisende. Heden morgen ten 7 ure bij de 4e ton ten anker liggende, zowel als de schokker No. 1 en de loodsboot, hoorde ik een schot en ging dadelijk onder zeil, de wind zuid-zuid-west, zoals ook de andere vaartuigen, maar verloren die spoedig uit het gezicht. Bij de uiterste ton komende, hoorde ik het schieten duidelijk, waardoor ik vermoedde een schip in die richting van de steile punt van de Banjaard aan de grond zat. Ik stuurde derwaarts. Ten 12 ure ontdekte ik het schip JAN VAN HOORN aldaar zittende. Wij liepen achterom en kwamen kort bij ten anker en begaf mij met de sloep aan boord om met de gezagvoerder te raadplegen. Het schip zat met de kop om de west, op elf voet water en was reeds twee voeten in het zand geweld. Reeds waren er van de lading 80 balen rijst, 60 balen peper en vier kranjangs suiker, alsmede de watervaten, over boord geworpen. Het volk was af, het lichten gestaakt en de hoop van het schip te redden bij de kapitein en de kanaalloods opgegeven. Ik maakte hun bekend alwaar het schip zat en beschouwde de enige middelen om het te redden zo doenlijk een zwaar anker en ketting uit te brengen, hetgeen dadelijk geschiedde, maar onder veel moeite en gevaar, waarbij de schokker zwaar tegen het schip stootte en nog al veel schade bekwam. Voorts kwamen wij overeen, indien het schip niet vlot kwam, ik met de schokker er bij zou blijven om de equipage te redden. Intussen was het donker geworden. Vele van de equipage waren ziek en de overigen waren bezig met af te hieven, daar er niet verder met vrucht gelicht kon worden, aangezien de lichte goederen, zoals de kaneel en peper, boven in de lading waren. Om zeven uur begon het schip zwaar te werken en om acht uur was het vlot en zeilde wederom naar zee, zodat de genomen maatregel met een gelukkig gevolg is bekroond, terwijl tot ons aller verwondering het schip dicht is gebleven. Het schip zat op de steile punt van de Banjaard, op dezelfde plaats alwaar de TWEE ZEEUWEN en de
NEERLANDS KONINGIN zijn gebleven, terwijl de JAN VAN HOORN de eerste Oost-Indievaarder is, die van die steile en gevaarlijke punt is gered."
In het AH van 24-12-1850 wordt bij de Carga-
lijsten melding gemaakt van de lading die met
de “Jan van Hoorn” vanuit Batavia voor welke
handelshuizen werd aangebracht. Mogelijk dat
hieruit af te leiden is hoeveel lading overboord
gezet werd op de Banjaard?
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
81
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Opmerkelijk is dat er relatief veel handelsberichten in diverse dagbladen verschijnen met
betrekking tot diverse goederen die met de “Jan van Hoorn” werden aangevoerd, hetgeen alles te
maken zal hebben met dat het een particuliere lading was.
NRC 06-01-1851, Handelsberigten, Rotterdam, 4 Januarij.
SUIKER Ruwe De verkoopen hebben bestaan uit 929 kann. en kranj. Java Suiker, aangevoerd per Batavier, en 137 dito, per Jan van Hoorn. In den stand der markt is geene verandering mede te deelen.
RIJST. Buiten de reeds gemelde afdoening in het begin dezer week van 3215 balen knap blank en grof Java, per Jan van Hoorn, tot f8, zijn geene omzettingen in de eerste hand bekend geworden. In de tweede hand was de omgang weder zeer beperkt. De prijzen hebben geene verandering ondergaan.
AH 06-01-1851, Handelsberigten, Dordrecht, 3 Jan. Heden zijn alhier 765 b.ord.blanke Java Rijst
aangebragt per het schip Jan van Hoorn, á f8 afgedaan, om te Rotterdam van boord te ontvangen.
AH 11-01-1851, Advertentie, verkoop 64 balen Peper door makelaars . . . . te Rotterdam,
aangebragt door het schip Jan van Hoorn. Idem NRC 14-01-1851
Reis om de wereld door kapitein Jacob Bouten met de “Jan van Hoorn”
Na zijn terugkomst in Holland op 16 december-1850, blijft Jacob Bouten (na een reis van bijna 1,5
jaar) gedurende de winter bij zijn moeder in Rotterdam, waar ook de zusters Pos geruime tijd
bleven logeren.
“Bij het vertrek van de meisjes naar Amsterdam, merkte ik dat Marie een blijvende
indruk op mij had gemaakt, en dacht daarbij dat zij een goede gezellin voor mij zoude
zijn. Toen ik merkte dat mijn oude moeder er ook zoo over dacht, vroeg ik aan Marie of
zij de mijne wilde worden. Zij had daar niets tegen, doch wilde eerst haar oude lui daar
over raadplegen. Marie had toen de leeftijd van 18 jaaren, en dat vonden de oude lui
nog wat jong, doch hadden zij er verder niets tegen.”
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
82
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Terugkomende vande zevende reis van de “Jan van Hoorn” en eerste rond de wereld, wordt
Jacob Bouten op 7 januari 1851 lid van de vrijmetselarij en ingewijd als leerling in de Loge “La
Flamboyante” in het Muntgebouw te Dordrecht2. In 1854 wordt hij ingewijd tot Meester
vrijmetselaar. [3]
De oprichters van “La Flamboyante” bestonden uit koopmannen (4), advocaten (2) en griffiers (2)
afkomstig uit Dordrecht en omgeving, plus Jan Schouten, de scheepsbouwer en reder te
Dordrecht. Naast veel kooplieden werden tevens kapiteins der koopvaardij lid van het college,
zoals o.a. Jacob H. Hazewinkel in 1835, geboren te Veendam (1792-09-06). In 1848 waren er reeds
71 leden uit allerlei bijkomende beroepsgroepen zoals aannemers, burgemeesters, notarissen,
predikanten, kunstschilders, artsen en bankiers, waarnaast ook leden van de Joodse
Gemeenschap.
Samen met zes andere leden van de broederschap koopt Jacob Bouten in 1869 het fregat
“Nicolette” (zie Deel IV).
2 Deze loge werd in 1812 opgericht, ontstaan uit de broederschap der Vrijmetselarij in de tijd van de grote kathedralen in Europa tijdens de middeleeuwen, waar een groep bouwmeesters, steenhouwers en metselaars vrij rondtrokken (met hun beroepsgeheimen) van loods/loge (werkplaats) naar loods door heel Europa. In deze loods werkt gewerkt, werden de bouwbesprekingen gehouden, de bouwtekeningen ontworpen en bewaard, werd het werk verdeeld en werden de gereedschappen bewaard. Door een afgesproken teken konden deze vrije steenhouwers en bouwmeesters zich kenbaar maken overal te mogen werken, ten gevolge van hun toestemming van hun gilde/broederschap waar zij lid van waren [3].
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
83
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Achtste reis van de “Jan van Hoorn”,
9 mei 1851 – 21 april 1852
Tussen zijn eerste en tweede reis rond de wereld maakt hij naar eigen zeggen nog twee reizen
naar Batavia, waarover hij slechts schrijft:
In het voorjaar van 51 vertrok ik weder naar Java, kwam in Sept terug en vertrok
weer in November naar Batavia, van welke reis ik April 52 in Holland kwam.
Zijn geheugen in combinatie met zijn
aantekeningen laten hem hierbij echter in de
steek (het zou ook wel erg snel geweest zijn),
want in diverse dagbladen is te vinden:
NRC 11-05-1851, Zeetijdingen: Brouwershaven 9
Mei. Vertrokken Jan van Hoorn, J. Bouten, (v
Dordrecht) n.Batavia.
De Tijd 26-07-1851, Gepraaid: Den 6 Junij op
8°30’N.Br., 24°10’W.Lengte: Jan van Hoorn, kapt.
Bouten, van Dordrecht naar Batavia.
NRC 21-10-1851, Gepraaide Schepen: Gepraaijd
den 6 Julij op 31°56’ZBr. 18°14’Lengte, het
AH 28-02-1851
barkschip Jan van Hoorn, kapt. J. Bouten, van Dordrecht naar Batavia bestemd. Schip en ekwipage in den besten staat.
NRC 19-11-1851, Zeetijdingen, * Aangekomen: Batavia, 4 Sept. Jan van Hoorn, Bouten v.Dordt. * Vertrokken: Batavia 11 Sep Jan van Hoorn, Bouten, n.Soerabaija.
De Tijd 20-11-1851, Scheepstijdingen, BINNENGEKOMEN: BATAVIA, 2 Sept. Bouten, Jan van Hoorn, Dordrecht.
NRC 21-11-1851, Scheepstijdingen: Rotterdam 20 Nov. Volgens brieven van kapt. Bouten, voerende het barkschip Jan van Hoorn, te Batavia aangekomen, had hij den 20sten Julij aan de Kaap de Goede Hoop veel storm doorgemaakt, waardoor de grote steng boven het ezelshoofd gebroken, en een ligt matroos, die juist boven was, over boord geslagen en verdronken was.
NRC 18-12-1851, * Zeetijdingen, Aangekomen: Soerabaya 24 Sept. Jan van Hoorn, Bouten, v.Batavia. * Ter reede liggende Schepen, Soerabaya 16 Oct. , Jan van Hoorn
NRC 16-01-1852, Zeetijdingen, * Vertrokken: Soerabaya 25 Oct. Jan van Hoorn, Bouten, via Passaroeang n.Dordrecht. * Aangekomen: Passaroeang 27 Oct. Jan van Hoorn, Bouten, v.Soerabaya. * Vertrokken: Passaroeang 12 Nov. Jan van Hoorn, Bouten, n.Dordrecht.
NRC 16-02-1852, Zeetijdingen, * Aangekomen: Banjoewangie 23 Nov. Jan van Hoorn, Bouten, v.Passaroeang. * Vertrokken: Banjoewangie 25 Nov. Jan van Hoorn, Bouten, n.Dordrecht.
NRC 19-03-1852, Scheepstijdingen: Gepraaid den 17den Jan. op 33°14’Z.Br. en 28°33’O L, het barkschip Jan van Hoorn, kapt Bouten, v Batavia n Dordrecht.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
84
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Algemeen Handelsblad 05-04-1852, Scheepstijdingen, BINNENGEKOMEN: St HELENA 6 Febr.; Bouten, Jan van Hoorn, Passarouang n.Dordt.
Algemeen Handelsblad 12-04-1852, Scheepstijdingen: Gepraaid, 18 Maart; op 34° N.Br., 32° W.L.: Bouten, Jan van Hoorn, v.Banjoewangie n.Amst.
NRC 16-04-1852, Extracten uit de Lloyd’s-Lijsten: Bij Plymouth 9 April. Jan van Hoorn, Bouten, v.Batavia n.Dordrecht.
Algemeen Handelsblad 19-04-1852, Scheepstijdingen, BINNENGEKOMEN: Bij Wight, 13 April; Bouten, Jan van Hoorn, Banjoew. n.Dordrecht.
NRC 23-04-1852, Zeetijdingen. Brouwershaven 21 April. Gearriveerd Jan van Hoorn, J. Bouten, n Dordrecht;
Algemeen Handelsblad 24-04-1852, Carga-Lijsten, DORDRECHT: BANJOEWANGIE, Bouten, Jan van Hoorn: 2220 b.Koffij, 2467 kan. Suiker, 683 sch.Tin, 3159 b.Bindrott, N.H.M.
Volgens het voorgaande was zijn vertrek uit Dordrecht op 9 Mei 1851, op 6 juni werd hij gepraaid
ten zuiden van de Kaap Verdische Eilanden, een maand later op 32° ZBr midden tussen Z-Amerika
en Z-Afrika, waarna hij omstreeks 20 juli bij Kaap de Goede Hoop in een storm terecht kwam en
zowel de grote steng boven het ezelshoofd verloor als een matroos. Op 2 september kwam hij in
Batavia aan en op 11 september vertrok hij van Batavia naar Surabaya waar hij op 24 september
1851 aankwam, waarna hij verder voer naar Pasaruan en tenslotte van Banyuwangi op 25
november naar Dordrecht vertrok.
Vanwege de terugreis van deze zesde reis van Jacob Bouten als gezagvoerder van de “Jan van
Hoorn” is dus verder nog bekend dat hij 17 januari 1852 in de buurt van Kaap de Goede Hoop zat
en op 6 februari St.Helena aandeed. Op 18 maart 1852 werd hij gepraaid onder de Portugese
Azoren, op 9 april bij Plymouth en 13 april bij Wight. Terugkomst in Brouwershaven op 21 april
1852.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
85
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
2e Wereldreis
Over zijn terugkomst uit Batavia van zijn 5e reis als gezagvoerder van de “Jan van Hoorn” in April
1852, verhaalt Jacob Bouten in zijn levensverhaal:
In Brouwershaven vond ik brieven van de reederij dat ik alle haast moest maken naar
Dordt te komen, daar ik weeder eene bestemming kreeg naar St Francisco. Dit viel
volstrekt niet in mijn smaak, vooral niet omdat ik met mijn meisje en de familie
afgesproken had, na deze reis te trouwen en bij eene reis naar Java mijner vrouw mede
te nemen. Dit laatste kon echter niet, ten eerste de lange reis en ten tweede de
onaangenaamheden die er gewoonlijk op die reis voorvielen.
Doch daar viel niets aan te doen, dan orders te volgen.
Wij trouwden op 21 Mei 1852, hadden bruiloft en gingen acht dagen op reis naar
Gelderland.
Dit huwelijk met Marretje Pos was het tweede huwelijk van Jacob Bouten. Eerder was hij
getrouwd geweest met Adriana, een oudere zuster van Marretje, die tijdens Jacobs’ derde reis als
kapitein op de “Jan van Hoorn” in oktober 1847 overleed.
Akte van huwelijk van Jacob Bouten en Marretje Pos dd 21-05-1852 te Amsterdam
[fam.Bouten].
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
86
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Ondertussen werd er opnieuw vanaf heel snel na terugkomst van de vorige reis, in de NRC bij de
schepen in lading te Dordrecht, melding gemaakt van:
NRC 27-04-1852, Schepen in Lading, DORDRECHT: SAN-FRANCISCO (direct). Ned. Gekop Bark Jan van Hoorn, kapt J. Bouten. Adres: Visser en van der Sande, te Dordrecht; Vlierboom en Suermondt, te Rotterdam, en J. Daniels en Zonen en Arbman, te Amsterdam.
Dit bericht werd nog tig keer herhaald (zelfs tot en met 8 juli), maar deze keer geen advertenties
(althans voor zover ik heb kunnen vinden).
Wel kwam ik een ander zeer opvallend bericht tegen, namelijk in de NRC van 29-05 (en 7-06)-
1852:
Schepen in Lading, ROTTERDAM: Batavia. Ned. Brik Karel August, kapt A.G. Bouten3. Adres: Hudig en
Blokhuyzen, en Kuyper van Dam en Smeer.
Schepen in Lading, DORDRECHT: SAN-FRANCISCO (direct). Ned. Gekop Bark Jan van Hoorn, kapt J. Bouten. Adres: Visser en van der Sande, te Dordrecht; Vlierboom en Suermondt, te Rotterdam, en J. Daniels en Zonen en Arbman, te Amsterdam.
Advertentien. Getrouwd: H.J. VAN DER STEENSTRATEN, van Breda, met J. Bouten4. Rotterdam, 26 Mei
1852.
Vier weken later voer de “Karel August” uit naar Batavia en lag de “Jan van Hoorn” nog in
Dordrecht.
NRC 24-06-1852, * Zeetijdingen: Hellevoetsluis Heden zeilden in zee, - Karel August, A.G. Bouten, n Batavia – e.a. * Schepen in Lading, DORDRECHT: SAN-FRANCISCO (direct). Ned. Gekop Bark Jan van Hoorn, kapt J. Bouten. Adres: Visser en van der Sande, te Dordrecht; Vlierboom en Suermondt, te Rotterdam, en J. Daniels en Zonen en Arbman, te Amsterdam.
Getuige de NRC van 9-07-1852 kwam de “Jan van Hoorn” op 6 juli van Dordrecht in
Brouwershaven aan, van waar zij op 12 juli 1852 naar San Francisco vertrok [NRC14-07-1852]. Een
week later werd gemeld dat zij op 16 Julij bij Brixham voer [NRC 22-07-1852].
Een aardigheidje uit het kasboek van kapitein J.Bouten is dat ze in Brouwershaven nog voor
f.8,- een geit kochten voor aan boord.
Als passagaiers naar San Francisci waren mee: mej.Albers met een kind (f. 550,-), een passagier via
Visser &vd Sande (á f. 800,- á 47¼%) en een passagier 3e-klasse (f. 150,-) via kapitein Bouten. Bij
elkaar f. 1.078,- aan passagegeld.
Jacob Bouten verhaalt over de start van deze 2e reis rond de wereld en zijn zevende als
gezagvoerder op de “Jan van Hoorn”:
We waren beladen met diverse artikelen als ook met eene partij Deensche tarwe en
gerst, alles voor eigen rekening om in St Francisco te verkopen. Toen ik omstreeks
eene maand in zee was, en even de Linie gepasseerd, zagen wij in een paar dagen
kajuit en kerk bedekt met meelwormen die uit het tusschendek, waar de tarwe
3 A.G. Bouten is Adolph George, de broer van Jacob Bouten en gezagvoerder op de “Karel August”. Hij lag te Rotterdam gereed voor zijn waarschijnlijk eerste reis als kapitein (zie verder Deel IV). 4 J. Bouten in de tweede melding is natuurlijk Jacob Bouten maar in de advertentie moet het een ander zijn.
Althans, Jacob Bouten trouwde op 21 mei met Marretje Pos uit Amsterdam en zij trouwden te Amsterdam
(hij woonde wel in Rotterdam). Foutje van de krant, twee berichten gemixed ?
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
87
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
gestouwd was, kwamen. Dit kwam natuurlijk voort door de sterke warmte tusschen
de keerkringen, waardoor de tarwe aan het broeijen geraakte daar deze bij de
inlading niet droog genoeg was. Ik liet de tarwe op het dek halen, op zeilen uitstorten,
en vervolgens de zakken uitwaschen, waar wij eenige dagen achter mee bezig waren.
Bij het zeilen rond Kaap Hoorn troffen wij vele dagen zwaare stormen tegen, zoo dat
wij tot tusschen de ijs eilanden kwamen en zelfs last hadden van de menigte
walvissen om ons heen.
Wij kwamen er gelukkig zonder schade doorheen, en na 120 dagen reis te Valparaiso
aan, waar ik binnen ging om mij van drinkwater te voorzien. Daarop vervolgden wij
onze reis naar St Francisco, waar wij na 180 dagen reis van Holland aankwamen.
Op deze tweede wereldreis kwam hij op 16 november 1852 in Valparaiso aan, tegelijk met de
“Zuid-Holland” met kapitein F. De Boer, die op 3 juli uit Rotterdam vertrokken was. Beide schepen
vertrokken drie dagen later op 19 november uit Valparaiso. De “Jan van Hoorn” verder naar San
Francisco, de “Zuid-Holland” naar Iquique, waarna wederom via Valparaiso terug rond de Kaap
naar Amsterdam.
De Nederlander 24-01-1853, Scheepstijdingen, BINNENGEKOMEN: VALPARAISO, 16 Nov.; Zuid-Holland, de Boer, Rott. – Jan van Hoorn, Bouten, Dordt.
De Nederlander 25-01-1853, Scheepstijdingen: Amsterdam, 22 Januarij. Den 19. Nov. van Valparaiso uitgezeild: Jan van Hoorn, Bouten, Dordrecht naar San Francisco.
In het kasboek van kapitein J.Bouten vanwege
het verblijf in Valparaiso staat geboekt:
Kapitein Jacob Bouten was op deze reis in Juli 1852 met de “Jan van Hoorn” uit Brouwershaven
vertrokken. Na 120 dagen deden zij Valparaiso aan om vers drinkwater in te nemen, waarna hij
zijn reis vervolgde naar San Francisco, waar hij 180 dagen na vertrek uit Holland op 12 januari
1853 aankwam, tegelijk met de “Willem III”, kapitein v.d.Burg vanuit Cardiff [NRC 3-03-1853].
Zijn levensverhaal gaat hierover verder met:
St Francisco was niet meer die plaats die ik eene kleine twee jaar geleden verlaten had.
Alles had een geheel ander aanzien gekregen en men zoude gedacht hebben in eene
andere plaats aangeland te zijn.
Niets vond ik van het vroegere St Francisco terug en zelfs in de omstreken van de baai
was veel veranderd. De helft van de stad was van het vlakke strand tot over een groot
gedeelte van de baai met huizen op palen gebouwd, om de schepen naast de pakhuizen
te kunnen leggen, hun te laden en te lossen. Schepen die daar voor de aanbouw van
huizen tegen het strand gedreven zijn en zijn blijven zitten, zijn nu door huizen
ombouwd en worden voor pakhuizen gebruikt. Hiervoor een opening in de zij gemaakt
en een paar deuren ingehangen. In verscheidene huizen die over het water gebouwd
waren vond ik Heeren voor de vuurhaard, waar een luik geopend was te visschen.
St Francisco dat voor twee jaar slechts 25 á 30 huizen telde, had er nu over de 4.000,
waaronder van 3 en 4 verdiepingen. Het was indertijd een geregelde Europeesche stad
geworden met goede straten en verlichting. Ook alle verordeningen en politie beter
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
88
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
geregeld, zoo dat de baldadigheden van vroeger niet zoo veel meer voor kwamen.
Hoewel ook nu weder enigen der Equipage wegliepen, deed ik niet de minste moeite
hen terug te krijgen, daar ik anderen genoeg voor hun in de plaats kon krijgen.
Nadat ik de lading gelost en verkocht had, nam ik ballast in, maakte accoord om 50
Chinezen naar Hongkong te brengen, kreeg daarbij nog als passagiers vier
mormoonsche zendelingen, en vertrok daarmede naar Hongkong.
Vanaf deze 2e-wereldreis in San Francisco, zijn de ‘Brieven van aankomst’ behouden gebleven die
kapitein Bouten schreef aan zijn reder Blussé in Dordrecht. Deze brieven zijn in het volgende
integraal opgenomen.
Sanfrancisco 13 Jan 1853
Den W Edelen Heer Mr. P.Blussé v.O.A.,
Met dezen heb ik de Eer UwEdele mijn behouden arrivement in de haven van Sanfrancisco te
berigten. Den 12 dezer kwam ik hier aan na een reize van 53 dagen van Valparaiso, en vond de
plaats door verfraaying en aanbouw van huizen en werven zeer veranderd. Zoo zelfs, dat het de
zelfde stad van vroeger niet meer leek.
Ik wendde mij onmiddellijk aan de Heeren Gilden Fremery & Co waar mij de Brieven van
UwEdele overhandigd werden, en waaruit ik vernam dat het schip aan hun adres was. Het inklaren
voor de gezagvoerders der schepen kan ook nu als vroeger niet meer geschieden, daar zij een ligt
verzuim aan het Costumhuis met zware boeten straffen. Het baatte mij dus niet de benodigde
gelden meede genomen te hebben.
De vooruitzichten op het verkoop der Goederen schijnen niet zeer voordeelig te zijn, daar het hier
weder als vroeger de markt met alles overvoert is. Ik ben echter nog te kort hier, en kon nog weinig
aan de wal zijn (daar het schip nog een mijl van de stad verwijderd is) om mij van alles genoeg te
informeeren, hetgeen ik u in een volgend schrijven hoop mede te deelen.
De steenkolen hebben wij gemeend maar ten spoedigsten te verkoopen, daar de prijs tamelijk is en
gene hoop van rijzing. Zij is verkocht á 27 Dollar per ton. De gerst zal niet uit de hand te
verkoopen zijn, daar de kwantitijd te groot, en bedorven is; wij denken bij kleine partijen op de
vendutie te proberen. Gaat dit dan goed dan is het nog uit de hand te proberen. Ik heb er al het
mogelijke aan gedaan wat er aan te doen was,- zelfs op de reis van Valparaiso naar hier alle zakken
leeg gestort, de zakken schoongewasschen en weder gezakt, waardoor ze weder een schoon
uiterlijk kregen. Vroeger was met een witte laag van mot overtrokken. De Haver en Suiker is
onbeschadigd en de Olie heeft ook sints het geval van Caap Hoorn niet meer gelekt.
Op het aan boord blijven der Equipage heb ik volstrekt niet te rekenen, daar het wegblijven van de
schepen nog als vroeger hier is. Zelfs zijn er nu kerels die er een goede Geldwinning van maken het
volk van de ene af te ronselen en bij een ander aan boord te brengen. De mijne zullen dus geen
uitzondering willen maken. Ik hoop echter dat ik ze nog zoo lang aan boord kan behouden tot ik op
de plaats mijner bestemming ben en het schip vast.
Met de meeste Hoogachting heb ik de Eer te zijn
JB
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
89
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Sanfr. 31 Jan.1853
Den W Edelen Heer
Mr. P. Blussé van O.A.
Uit mijn vorig schrijven van den 13dezer zal UEdele vernomen hebben hoe de prijzen der
goederen hier staan, hetgeen doet veronderstellen dat een groot gedeelte der goederen met een
groot verlies zullen leiden, vooral de Genever. Van het articul is alleen bij de Gildemeester & Co
over de vijfhonderd pijpen voorhanden; behalve dat zijn er nog bij Engels & Co en een
landschhuis. Hieruit is op te maken dat er vooreerst nog aan geen rijzen der prijzen is te denken. De
vorige week zijn er twee partijen van vijf pijpen verkocht bij Engels Hooper & Co á 85 ct per
gallon hetgeen ook ons geboden werd, waarvoor ik ze echter niet wilde laten. Dachte ze beter op te
slaan en een betere tijd af te wachten.
Het arriveeren van de Eduard Marie deed mij echter van gedachten veranderen. Daar deze melde
dat de Graef van Nassau op de komst was en een groot gedeelte genever in had. Dezelve is nu
verkocht á 87½ ct per Gall, hetgeen wel een ieder verwonderde.
De Heeren Gildemeester & Fremery schijnen hier menschen te zijn die het volste vertrouwen
genieten, en waar de opkopers zich meede het eerst aanwenden. Ook vind ik dat zij zich alle moeite
geven voor de aan hun vertrouwde goederen alle mogelijke zorg te dragen, hetgeen wel bij een
ieder vooral hier te Sanfr. geensints het geval is.
Van de Crushed Suiker is verkocht 13 vaten á 11.11½ en van de Melis 8 á 12½ ct p.H. hetgeen ook
een hooge prijs voor de tegenwoordige markt is. De Crushed is ook zoo mooi dat zij met de Am. 1e
soort gelijk gesteld kan worden, welke anders meest 1 á 1½ hoger staat. Ook voldoet de Melis zeer
goed aan het monster.
Het Bier en Olie is nog onverkocht, daar worden spotprijzen voor geboden. Echter is de Olie
rijzende en voorzoverre wij weten geen belangrijke partij onderweg. De zomer komt aan en het op
knappen en breeuwen vereischt dog olie. Voor het bier vrees ik echter niets te zullen maken daar
hiervan een groote voorraad aan de markt is, voor eenige maanden genoeg. Geen Engels schip
komt er aan zonder een groote partij van dit articul.
De Gerst is nog het ergste van allen, niet alleen dat de waarde zeer verminderd is, maar het gewigt
is ook merkelijk minder geworden door de menigte klander die erin zijn. Ook deze is verkocht voor
2 ct en de haver voor 3 ct.
Kosten van ingekochte goederen. Inkomsten voor de verkochte goederen (excl.
steenkolen).
Met de lossing ben ik thans zoo vergevorderd, dat de Steenkolen & Yzer nog overig is, hebbende
vandaag een begin gemaakt met de Steenkolen, die in 13 werkdagen gelost moeten zijn.
Een gedeelte der equipage heeft zich zonder afbetaling van het schip ontslagen, en wel zoodra wij
op de ligplaats en vertuid waren. Wel had ik de vroegere manier weder kunnen aanwenden, doch
dat zoude mij nu nu meer gekost hebben dan zij in een jaar hadden kunnen op verdienen, en dan
ook nog gevaar gelopen hebben van een paar armen of beenen te breken, of zoo als nog voor
eenige dagen hier nog gebeurd is, op klaar ligten dag verzopen te worden. Want het grootste
schuim der wereld is hier vergaderd en doen ongestraft wat hun goed dunkt. Heeft er een iets tegen
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
90
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
u, dan zijn ook allen uwe vijanden en het licht is uitgeblazen eer er een Politie bij is, en de dader is
bezorgt.
Dus dacht ik het beste te laten lopen die willen en die blijven willen een maandgeld en voordelen
bij de lossing. Deze waren echter weinig. De blijvenden waren alleen de 3 stuurlui, Bootsman,
Timmerman, Zeilemaker matr. P. van Geijn en de 3 jongens W.Mahne, C.H.Beuke & G.D.Gerrits
in alles nog 11 Hoofden. Echter vertrouw ik deze nog evenmin. De ronselaars zijn niet van boord te
slaan.
Met de meeste Achting heb ik de Eer te zijn
JB
Uit deze brieven blijkt dat hij er ook deze keer manschappen van de schepen geronseld werden
om in de goudmijnen te gaan werken en bovendien dat Bouten de nodige moeite heeft om
nieuwe vracht voor een volgende bestemming te vinden.
Sanfr. 15 Febr. 1853
Den W Edelen Heer
Mr. P. Blussé v.O.A.
In de Hoop dat UEdele ook deze in de volmaakte welstand moge geworden. Heb ik de dezer
UEdele te melden dat ik gisteren de restand aan kolen gelost heb en thans bezig ben met het ijzer
maar ik hoop deze week af te zijn. De hoeveelheid steenkolen welke ik deze week gelost heb
bedraagt 290 Ton, hetgeen 2 ton beneden het ingeladen nummer zoude zijn.
Ook de kolen leverden dus geen winst op,
waarmee alleen de vrachtprijs voor het ijzer á
f. 12.107,- als winst gezien kon worden voor de
reis van Nederland naar San Francisco.
Alle articulen zijn nu verkocht uitgezonderd de Olie, waarmeede tot het laatste willen wachten.
Gaarne hadde ik U de verkooprekening der verkochte goederen willen zenden doch de Heeren
Gildem.Frem. konden dezelve nog niet opmaken voor zij de rekening der Prezerstoor ontvangen
hadden.
Het Remiteeren der Gelden maakt weinig
onderscheid in Goudstof of Wissel. Echter is het
nog iets voordeeliger in Goud. Evenwel is dit zeer
bezwaarlijk minder te krijgen dan $ 17.50
Daar de Heeren Gildem. het voor zich behouden
de kolen Gelden te vereffenen, zal het geene wat
ik aan UEdele te remiteeren heb omstreeks
bedragen $ 10.000, hetgeen geassureerd zal worden op de doorlopende Polis van de Gildem.
Voor het schip is hier niets te doen. De vrachten op de kust maken de onkosten niet goed. Te
Valparaiso liggen veele schepen en de Guana vrachten van £3.5 naar Antwerpen geven ook niets.
Het voordeeligst denk ik zal zijn naar Hongkong te verzeilen, en zien wat daar te doen is. Zoo ik
hoor zijn daar ook soms goede vrachten voor Sydnij.
Met de bevrachting der Maatschappij zal ik nog wel de tijd hebben daar het no. van 126 in febr. of
maart als de bevrachtingen weder beginnen door de in dien tusschentijd binnengevallen schepen
weer vergroot zijn. Wierden alle maanden 30 schepen bevracht, dan zoude ik nog niet voor Julij of
Augst. bevracht kunnen worden, hetgeen dan Oct. of Nov. op Java zou zijn. Tot kompletering
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
91
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
mijner Equipage zal ik nog 4 man benodigd zijn en de huren op Hongkong staan althans bij de run
$7,5 te Hongkong soms 8$ per maand, en ook meest altijd volk te bekomen.
De hofmeester H.Heynen heb ik op laten pakken, en zit thans onder goede bewaring aan boord.
JB
Zonder vracht vertrok de “Jan van Hoorn” uit
San Francisco naar Hong Kong met vier
Mormoonsche zendelingen en 50 Chinezen (52
blijkens zijn kasboek). De eerste leverden (p.p.)
de meeste inkomsten op, de tweede groep het
leukste verhaal (zie deel IIC) en in absolute zin nog enige bijdrage aan de kosten van deze reis die
tot nu toe financiëel een fiasco was.
Niet meer of anders dan een curiositeit uit het kasboek van kapitein J.Bouten is nog de boeking á
f.80,- vanwege ‘Onkosten achtergelaten volk in 1850’. Zijn totale uitgaven in San Francisco
bestaan uit:
Vanuit San Franscisco vertrekt de “Jan van Hoorn” op 9 maart 1853 naar Hong Kong, waarna
mogelijk naar Sydney.
In zijn levensverhaal verhaalt vader Jacob over zijn reis van San Francisco naar Hongkong:
"Gedurende de reis stierf een der Chinezen en daar ze niet gaarne in zee begraven
worden, vroegen ze mij of ik hun zoo veel drank kon verkopen om het lijk in een vat te
bewaren. Dat had ik niet aan boord en dus moest het lijk in zee begraven worden. Daar
wij ook geen lange planken meer hadden werd de kist van korte gemaakt, het lijk
daarin gelegen en daarbij gelegen twee spel kaarten, snippers gekleurd papier, rijst,
gedroogde vruchten enz. zoo dat de kist volgepakt was. Deze toen op een leer gezet,
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
92
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
werd hij driemaal rond het dek gedragen met een verschikkelijk geschreeuw en geluid
op een gongong.
Daarop neergezet op een plank om hem overboord te schuiven, brak de kist midden
door en viel het lijk in zee zonder de kist. Dat was een verschrikkelijk iets. Als wilden
vlogen zij allen naar het achterschip en zouden het lijk na willen springen wanneer
daar mogelijkheid voor was geweest. Doch het schip stoorde zich daar niet aan en
zeilde rustig voort. De Chinezen waren de gehele dag zeer onrustend en boos op mij en
de timmerman dat er zoo een slechten kist gemaakt was. Zodanig dat zij zelfs de orders
van de stuurman niet wilden opvolgen en het op een vechtpartij met de Equipage uit
liep, hetgeen met veel moeite gedemt werd.
Zonder verdere moeite kwamen wij te Hongkong waar alle passagiers aan land
gingen. Hier nam ik lading in naar Batavia en veertig Chinezen als passagiers
waarmee ik zonder eene moeilijkheid te Batavia mee aankwam. Nam daar een lading
koffij en suiker in en vertrok daarmee naar Holland waar ik half januari 1854
aankwam."
Hongkong 4 Mei ‘53
Den W Edelen Heer
Mr. P. Blussé v.O.A.
te Dordrecht.
Met dezen heb ik de Eer UWEedele kennis te geven van mijn behouden aankomst alhier op den
28 April na eene reize van 48 dagen.
Gedurende de reis hebben wij het schoonste weder gehad dat wij konden wenschen en waardoor
schip en tuig zeer weinig geleden heeft. De passagiers zijn nog dezelfde dag ontscheept en de
Quikzilver en specie de volgende. Hollandsche schepen liggen hier ter reede. De Veronica kapt.
Welger en de Graaf van Hogendorp kapt. Van Hees, beide in lading naar St.Francisco voor 12 &
14000 Daalders. Dit zijn echter de laatsten daar. Door het misgewas en het verbod van uitvoer bijna
geen Rijst dan tot hooge Prijzen te bekomen is. Naar Sidnij is er niets. Naar Borneo om kolen of
Signapore of Calcutta geeft ook geen verdienst. Doch ben nu geslaagt in eene vracht naar Java te
Canton of Macau te laden en 60 á 80 passagiers voor de ronde som van f. 9000. Morgen zal ik de
reis naar Kanton aannemen, waar ik ook dan dadelijk met laden een begin zal maken.
In de Holl. Nieuwsp. zie ik dat de bevrachting der Maatschappij zoo voordeelig gegaan is, dat ik
zeer veel kans heb bij mijne aankomst dadelijk aangenomen te zullen worden.
De Bootman I.Schutte is door onwilligh. en brutaliteid ontslagen.
JB
NRC 05-07-1853, Zeetijdingen Vreemde Havens: Hongkong 25 April, Jan van Hoorn, Bouten, v.Californië. 1 Mei ’s-Hertogenbosch, v.d. Braak, v.Californië.
NRC 02 juli 1853; Canton, 3 mei. De vrachten zijn vast, zonder verandering. De JAN VAN HOORN is van San Francisco gearriveerd en laadt voor NLG 9000 naar Batavia.
Kapt. Bouten heeft dus geen vracht naar Sydney verkregen en vaart dus met 60 á 80 Chinezen en
een vracht van f. 9.000,- naar Batavia. Dit lijkt niet al te slecht totdat je ook zijn uitgaven in China
hierbij beschouwt, te weten:
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
93
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Macao Junij 2.53
Den W Ed Heer
Mr. P. Blussé v.O.A.
Morgen zal ik mijn reis van hier naar Java aannemen, zijnde geheel met allerlei Chineesche
goederen beladen en 61 Chineezen als Passagiers op het dek.
De toestand van schip en Equipage laten niets te wenschen over, ofschoon de laatsten wel wat
zwak zijn. Er is evenwel geen mensch geschikt voor matroos te krijgen, dus dat wij het moeten zien
te klaren.
De te kort gekomen gelden heb ik op afkorting der vracht opgenomen tegen de thans lopende koers
van f.3.30 Ind. Courant de Piaster.
JB
NRC 05-08-1853, Zeetijdingen Vreemde Havens: Macao 3 Junij. Jan van Hoorn, Bouten, n.Batavia.
Het voorgaande betreft de 2e reis rond de wereld door Jacob Bouten met de “Jan van Hoorn”. Op
zijn reis in 1850 kwam hij niet in Hong Kong en voer hij rechtstreeks van San Francisco naar
Batavia.
< > < > < > < > < >
Wel was hij eerder in Hong Kong, te weten in 1832 in Canton, het huidige Guangzhou. In zijn
levensverhaal schrijft hij over deze reis (Jacob was toen 16 jaar oud):
Ik verhuurde mij mij op het Fregatschip “Twee Anthonia” Kapt Briker naar Java en
vertrok in het voorjaar van 1832 van Rotterdam. Dit was een flink schip met 12 stukken
geschut op het dek, een hut achterop voorzien met geweren sabels pistolen en pieken en
met een Equipage van 40 man. Wij hadden slechts weinige passagiers.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
94
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Na gelost te zijn op Batavia kregen wij bestemming naar Canton in China en als
passagier de heer Jacobaan die de theeplant naar Java over te brengen. Te Canton
bleven wij geruime tijd liggen en te wachten totdat de nieuwe theeoogst inkwam en
daarop vertrokken wij naar Rotterdam.
Zijn levensverhaal over deze reis gaat uitgebreid verder met hoe ze in een blokkade door Engelse
en Franse schepen van Holland terecht kwamen, de “Twee Antonia” door een Engels oorlogschip
werd opgebracht en de bemanning gevangen genomen werd, waarna ze naar Portsmouth werden
overgebracht.
Wij deden het eiland St.Helena aan voor verversing en provisie, en hoorden daar dat
de laatste tijding uit Europa de tijding aanbracht, dat de Hollandsche kust door
Engelsche en Fransche schepen geblokkeerd was, en alle Hollandsche schepen
opgebracht werden. Zij hadden nog geen order van hun goevernement om de
Hollandsche schepen aan te houden, dus konden wij vertrekken, dat dan nog dien
zelfde dag gedaan werd, uit vrees van ander aankomende tijding. Gedurende de reis
naar huis werd alle dagen scherp uitgezien naar tegenkomende schepen om berichten
van Europa in te winnen, doch geen kwam ons tegen of hij was op zo een afstand dat
wij geen sein met hem konden wisselen. Eerst vooraan in het Engelsche kanaal
ontmoetten wij twee Koffen, waar wij aan seinden, maar die niet de moeite deden een
vlag te hijsen. Wij meenden echter zeker te zijn dat het Hollanders waren en stelden ons
zeer gerust.
De volgende dag passeerden wij het eiland Wight met een gunstige wind en heldere
maneschijn. Een ieder opgetogen en vrolijk met het vooruitzicht de volgende dag de
Hollandsche loods aan boord te zullen krijgen, daar wij veel nieuws van zouden
hooren. Niemand dacht meer aan gesloten kanons of andere bekommeringen, doch dit
liet zich niet lang wachten. Omstreeks ’s-avonds om 11 uur hoorde men een schot, een
ieder sprong op en men zag een Kotter op zij van ons die het schot gedaan had. Kort
daarop kwam het tweede schot waarop de 1e stuurman die de wacht had dadelijk naar
beneden ging om de Kapt te waarschuwen. Toen deze op het dek kwam viel het 3e
geweerschot en was de Kotter ons dicht genaderd, zoo dat wij zien konden dat het een
Gouvernements vaartuig was. De Kapt liet onmiddelijk de zeilen tegen brassen om hem
in te wachten, terwijl zagen wij dat hij bezig was de boot uit te . . . om naar ons toe te
komen. Ineens ordeneerde de Kapt de zeilen weder vol te brassen en de reis te
vervolgen. Zodra de Kotter dit merkte werd een scherp schot gelost waarvan de kogel
langs ons vloog doch niets raakte. Voor het 2e schot kwam waren wij reeds te ver weg.
Zoo zeilden wij verder ongemoeid de nacht door. Met het begin van den dag
veranderde de wind naar het oosten en bijgevolg tegen. Omstreeks 8 uur kwan er een
Engelsche loodsboot naar ons toe, te horen of wij ook een loods nodig hadden. Hiervan
hoorden wij dat alle Hollandsche gaten geblokkeerd waren en dat het zeer moeilijk in
Holland binnen te komen was. Hij besprak verder met de Kapt, dat er wanneer er een
goede fooi voor hem te verdienen was, hij wel een kans zou zien het schip in Vlissingen
binnen te brengen. Hierover kwamen zij tot een accoord en nu bleef de Engelsche loods
aan boord terwijl zijn boot ons weder verliet. Op loodsmans orders zeilden wij nu naar
de Fransche kust, en daaronder blijven tot ’s-avonds naar de Engelsche over te gaan.
Wij gingen echter vroeger naar de Engelsche kust en hadden daar nog niet lang over
gelegen, of wij zagen een groot Engels Oorlogsschip op ons afkomen. Spoedig volgde
een schot, het sein voor ons om te draaien, dat dan ook dadelijk gedaan werd met de
Hollandsche vlag in top. De 1e stuurman die dadelijk begreep dat wij door de Engelsche
loods verraden waren, paktre hem beet en wilde hem over boord gooien, doch de Kapt
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
95
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
kwam tussen beiden, en zeide dat er toch niets aan te doen was. Na opgegeven te
hebben waar wij vandaan kwamen en naar toe moesten en hoeveel manschappen er
aan boord waren, werd er geantwoord dat aangezien de Hollandsche gaten door de
Engelschen en Franschen gesloten zijn, hij beslag op het schip legde en het in één der
Engelsche havens zou brengen. Gelaste verder de helft der Equipage zich gereed te
maken bij hem over te komen, waarvoor hij een gelijk aantal zou overzenden.
Er werden nu 20 man van vooruit aangezegd hun te pakken en gereed te zijn als de
oorlogsboten kwamen hun af te halen. Onder deze was ook ik en om 7 uur ’s-avonds
zaten wij in een donker hok met een flauw lichtende lantaarn opgesloten. Zonder nat of
droog over de lippen de nacht in te gaan. Wij waren echter nochal welgemoed en
zongen een tijdlang het hoogste lied uit, tot de slaap ons eindelijk overviel en het rust
bracht. De volgende dag wedrden wij allen voor de Commandant gebracht, waar alle
onze namen, ouderdom en geboortplaats opgeschreven werden, ook de rang die ieder
aan boord de “Twee Anthonia” bekleedde. Daarna werd ons gezegd, dat hoewel wij
prisoniers waren, wij toch (als wij goed gedroegen en de orders stipt opvolgden) de
zelfde vrijheid aan boord zouden hebben als de overige Equipage, doch dan ook op het
dek alle werkzaamheden mee moesten helpen verrigten die voorkwamen. Ons rantsoen
van eten en drinken bleef echter op ¾, doch zouden wij ook voor een namiddag met de
overige Equipage de grok hebben. Zoo bleven wij daar 16 dagen aan boord, waarna
wij naar Portsmouth gingen. Mij beviel het bijzonder goed aan boord en bij de vraag
van de kommanddant of ik zin zou hebben bij hem dienst te nemen, had ik geantwoord
heel graag. Het bleek echter later dat dit niet kon, daar ik geen afbetaling van het prijs
gemaakte schip kon krijgen. Mijn broeder George, die daar ook met zijn schip
opgebracht was en wist dat ik aan boord de Conway was, kwam dadelijk bij mij aan
boord en toen hij hoorde dat ik het plan had daar dienst te nemen, begon hij erg te
huilen en te smeken dat toch niet te doen, daar ik dan misschien nooit meer te huis zou
komen. Dat deed mij dan ook dadelijk van plan veranderen en af te wachten wat er
met ons gedaan zou worden.
Wij werden dan allen aan boord van ons schip gebracht, dat langszijde van een oud
oorlog lag vastgemaakt, en waarop aan weerszijden van den boeg een onklaar anker
geschilderd was. De gehele Equipage was nu weer aan boord en werd door het
Engelsche Gouvernement gevoed, waarvoor de Kapt alle zaterdagen het geld bij de
admiraliteit ging halen.
Hiervan viel zeker nogal iets tusschen kaai en schip. Het minste kregen wij zoo schraal
te eten dat van alle schepen het volk bij de admiraliteit daarover ging klagen, hetgeen
echter weinig geholpen heeft. Wij lagen hier met 14 Hollandsche OostIndië vaarders en
hadden de vrijheid elkander ’s-middags een bezoek te brengen. Doch voor de middag
moesten wij aan boord werken met schoon schip maken en verder zorgen dat het schip
in orde bleef. Alleen ’s-zondags kregn wij verlof naar de wal te gaan en naar de kerk,
doch hadden te zorgen voor zonsondergang weer aan boord te zijn. Daar wij niet met
zekerheid te weten konden komen wat er met ons gedaan zou worden en er daardoor
allerlei praatjes rondgingen, werden velen zoo benauwd dat zij stil deserteerden,
hetgeen oogluikend werd toegelaten daar de Kapt de tegoed hebbende gage en het
Engels Gouvernement de kostgelden, er bij won.
Ik en mijn broeder George hadden elkaar beloofd het einde af te wachten en konden
ons later daarin verheugen, daar nadat ik er bijna 3 maanden gelegen had, er bericht
kwam dat het Embargo was opgeheven en de schepen in vrijheid gesteld zouden
worden. Het duurde echter nog 14 dagen eer dit verlof gegeven werd en dit kwam door
de kwestie over de kostgelden die door het Engelsche Gouvernement betaald waren. Zij
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
96
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
verlangden dit van de reederij der schepen terug, die echter niet genegen waren dat te
betalen. De Engelschen moesten de schepen doen vrijgeven en daar werd niet lang
verwacht van onze gevangenis te verlaten. Met vlag en wimpel vertrokken wij van
Portsmouth, waar wij ruim 3 maanden gelegen hebben en sommigen, zoals mijn
broeder, bijna 7 maanden.
Na drie of vier dagen zeilen vielen wij Hellevoetsluis binnen en zouden een saluut geven
van 21 schoten, doch bij het twaalfde schot dat geladen werd ging het schot onder het
laden reeds af, zodat de man die het laadde zijn hand verloor en ineens in brand stond.
Ik stond op het suk en had hem de kardoes aangegeven, doch hij schijnt het stuk na het
vorige schot niet goed uitgewischt te hebben, zoodat bij het aanbrengen van de kardoes
het kruit vlam vatte. Gelukkig was er water bij de hand om hem te blussen en werd hij
onder behandeling van de dokter gesteld. Te Rotterdam werd hij in het gasthuis
opgenomen, waar hij in zooverre is hersteld, doch met verlies van rechter hand en
gezicht.
In Portsmouth lag ook de schoener/kof ”Harmonie” uit Dordrecht met kapitein Genus de Boer,
met tevens aan boord zijn broer George als matroos, die al 4 maanden eerder met zijn schip was
opgebracht. Hij heeft in Portsmouth 3 maanden vastgezeten voordat de blokkade op 2 juni 1833
wordt opgeheven en de schepen weer mochten vertrekken. Zijn verhaal over deze reis eindigt
met:
Het is wel te denken met wat een vreugde wij in Rotterdam ontvangen werden. Moeder
en Vader met al de kinder stonden onder de menigte ons op te wachten en het duurde
dan ook niet lang dat wij in hunne omarming lagen en naar huis gevoerd werden,
waar we een geheel ankermaal kregen dan we in langer dan een jaar niet genoten
hadden.
Geheel Rotterdam was in feest gedost, overal vlaggen en iedere schepeling die aan land
ging werd met ‘welkom, welkom’ begroet.”
Na vanuit San Francisco in Hong Kong te zijn aangekomen en daar met lading en 61 Chinezen als
passagiers vertrokken te zijn, kwam hij zonder moeilijkheden in Batavia aan, zoals ik reeds eerder
uit zijn levensverhaal aanhaalde. In Batavia ‘nam hij een lading koffij en suiker in’, waarmee hij
naar Holland vertrok.
NRC 29-09-1853, Zeetijdingen, Aangekomen: Batavia 17 Julij, Jan van Hoorn, Bouten, v.China.
Zijn ‘Brieven van aankomst’ vertellen meer over de geruime tijd dat hij vervolgens op Java
verbleef alvorens naar Holland terug te keren, omdat zijn vracht niet geregeld bleek in
tegenstelling tot hetgeen hij verwacht had. Ook in diverse berichten in Nederlandse dagbladen is
het eea te lezen over de slechte vrachten.
Batavia 25 Julij 1853
Den W Edele Heer
Mr. P. Blussé v.O.A.
Na eene Reize van 43 dagen kwam ik den 17 dezer ter reede Batavia aan welke reis niet zeer
voorspoedig door de aanhoudende flauwe winden en stiltens geweest is. Alles is evenwel ook goed
gegaan en zullen ook ongetwijfeld een goede drooge lading lossen hetgeen zeer veel aan de
inspectie voor een volgende vracht afdoet.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
97
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Gisteren heb ik eerst de Chineezen kunnen lossen en maak nu een begin in het ruim hetgeen wel
zeer vlug voort zal gaan, en spoedig deze lading gelost zijn5.
Ik zie echter dat ik nog in mei niet bevracht ben hetgeen nu dog zeker in Junij zal zijn. Misschien
dat het er ook niets aan afdoet daar er hier in het geheel geen schepen voor de Factorij zijn, zullen
mij doch nemen zoodra ik gereed tot laden ben.
Van de Equipage zijn er twee afgegaan die naar Sidnij wilden, de andere twee zijn nog aan boord
en aangemonsterd zoals de huuren op het oogenblik zijn f.40 p.m. Zeven zoude ik er nog tot
completering bij moeten hebben, waar zij vandaan moeten komen weet ik nog niet. De kok
P.v.Gijn legt in het Hospitaal.
JB
Afmonstering 4 man 2½ md á f50 & f200 aanm f. 300,-
Batavia 7 Aug.
Den W Ed Heer
Mr. P. Blusse v.O.A.
Met de grootste verwondering verneem ik, dat de Jan v Hoorn ook bij de bevrachting van junij
niet is opgenomen. Ik heb niet aan de bevrachting kunnen twijfelen, daar ik zie dat schepen die met
en na mijn zijn binnengekomen, reeds door hun aangenomen zijn.
Nu echter zoude ik moeten denken dat ik door het onzekere van de reis niet aangeboden ben. Had
ik hier zekerheid van dan zoude ik naar een particuliere vracht omzien, hoewel dezelve merkelijk
lager staan dan voor een paar maanden geboden werd aan f. 90 p.last rijst naar Rotterdam.
Misschien dat er wel een tusschenreis naar Singapoor of Bankok te bekomen zijn, doch daar heb ik
minder zin aan door dat ik zeker weet te moeten kaperen bij mijne terugkomst, en misschien zoude
er dan meer aan te doen komen.
In overleg met den Heer Weimaar hebben wij gedacht het beste te zijn de volgende mail nog af te
wachten waarmeede ik antwoord op mijn schrijven van Hongkong en Macao kan bekomen.
Misschien dat UEdele een gedeelte voor eigene rekening wilde beladen.
JB
NRC 16-10-1853, Handelsberigten, Batavia 23 Augustus.
Omtrent vrachten hebben wij het volgende mede te deelen: De Jan van Hoorn (Ned.) heeft geen charter willen aannemen voor na aankomst der laatste mail; thans is reeds geboden f90 z/m voor eene lading Rijst op Indramayoe in te nemen.
Batavia 28 August.
5 Over deze vracht is in het grootboek niets terug te vinden?
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
98
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Den WEHeer
Den Heer Mr. P. Blussé v. O.A.
Dordrecht
Den 20ste
dezer had ik het genoegen UEdele geachte Letteren van den 5 julij te mogen ontv.
waarin ik zie, dat ik op geene charterpartij van de Maatschappij te wachten heb. Ook hier kunnen
zij mij op ’t oogenblik niet gebruiken, daar er in dien tusschentijd verschillende schepen van Sidnij
in N.Holland aangekomen zijn, die reeds gecharterd waren. Wij hebben dadelijk een circulaire
rondgezonden, doch door de ophand zijnde vertrek der Post heeft niemand tijd om te spreken. De
vrachten staan evenwel beter dan voor 14 dagen daar ik wel geloof f.100 voor de suiker te kunnen
bedingen.
Met de Equipage gaat het niet voordeelig met
de gezondheid. 3 zijn er in het Hospitaal, en
ook de aan boord geblevene hebben de
meesten koorts.
De Huren der matrozen zijn hier nog van 4 tot
5£ p. maand naar Europa en Javanen zijn er in
het geheel niet.
JB
NRC 29-10-1853, * Zeetijdingen, Vertrokken: Batavia 31 Aug. Jan van Hoorn, Bouten, n.Samarang. * Handelsberigten, Batavia, 7 September. Scheepsvrachten. Hierover valt weinig te zeggen, alleen werden genomen de Ned. Schepen Jan van Hoorn á f100 voor Suiker en f85 voor Tabak
NRC 14-11-1853, Zeetijdingen, Aangekomen: Samarang 9 Sept. Jan van Hoorn, Bouten, v.Batavia.
Samarang 19 Sept 1853
Den WEdelen Heer
Mr. P. Blussé v.O.A.
te Dordrecht
Bij dezen heb ik de Eer UEdele te kunnen meede deelen alhier in lading te leggen voor
Rotterdam, waarmede ik denk in het laatst dezer maand gereed te zijn.
De vracht welke mij door de Heeren Kopersmit bezorgd is bestaat in Suiker, Arak, Tabak, Indigo
& Huiden, waarvoor betaald zal worden Suiker f.100, Arak f.130, Indigo f 120 en Huiden f 110 en
Tabak á 650 v.p.L. f 85 het laatste in Am. te leveren alles volgens Maatschappij tarief.
Bij de volgende mail zal ik UEdele het nadere kunnen melden met mijn rekening.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
99
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
JB
AH 30-11-1853, Uitgezeild. SAMARANG, 24 Sept. Jan van Hoorn, Bouten, Rott.
Batavia 28 Sept.
Den WEdelen Heer
Den Heer Mr. P. Blussé v.O.A.
te Dordrecht
Den 24 van Samarang vertrokken zijnde ben ik hier gisteren aangekomen om met Kopersmit af
te rekenen en het noodige voor de reis in te nemen.
Het schip heb ik geheel volgekregen te Samarang en legt niet diep, hetgeen gelegenheid zal geven
om Helvoet in te kunnen zeilen. De vracht welke zal bedragen omstr. de f. 34000 valt voor een
particuliere niet tegen.
Tot completering mijner Equipage heb ik er zes Javanen te Samarang bij genomen tegen f. 30 per
maand.
Morgen hoop ik mijn reis aan te nemen.
Verblijve met de meeste Acht
UE Dienaar
JB
Over de ingenomen lading is uiteindelijk in o.a. de NRC van 16 december 1853 bij de
handelsberichten te lezen:
Batavia, 24 October. Uitvoeren voor Particuliere Rekening gedurende deze maand zijn: Naar NEDERLAND: per Jan van Hoorn: 5002 pic. Suiker, 2300 stuks Huiden, 25 pic. Rotting, 30537 ?? Indigo, 123907 pic. Tabak, 60 pic. Lange Peper.
Het vertrek uit Batavia zal na meer dan twee maanden op Java op 29 september uit Batavia
geweest zijn. De terugkomst in Holland was minder rampzalig dan van zijn eerste reis rond de
wereld, maar toch waren er ook nu de nodige problemen voordat de “Jan van Hoorn” veilig in de
thuishaven terug kon keren.
NRC 15-01-1854,
* Zeetijdingen: Hellevoetsluis 14 Jan. Gisteren na posttijd arriveerden Gouverneur Elsevier, J. Kuyt, v.Porto Plata, - Kleine Carl, C.D. Hilchart, v.Reval, - Soebloemsten, P. Hansen, v.Neyborg – Jan van Hoorn, J. Bouten, v.Batavia. Laatsgenoemde is achter de kwak van den grond gesleept door de sleepboot Brouwershaven; alle schepen zijn alhier in de haven gekomen, behalve de Jan van Hoorn welke op de reede ten anker ligt. * Scheepstijdingen: Hellevoetsluis 14 Jan. Het Holl. schip hetwelk, als gisteren gemeld op het Pampus aan den grond zat, is gebleken te zijn de te Dordrecht te huis behoorende bark Jan van Hoorn, kapt. J. Bouten, van Batavia n Dordt bestemd; hetzelve zat aan den Noordwal aan deze
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
100
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
zijde Pampus buiten het schaar. Terstond bij de.aankomst der stoomboot Brouwershaven, ( 1 uur 55 min. namiddag) werd alles aangewend om het schip af te brengen, doch met dat Gety vruchteloos. Op het volgende tij werd nu gewacht, en onder aanwending van alle mogelijke- kracht door de Brouwershaven en verdere gepaste middelen, mogt het gelukken ten 2 uur 30' des nachts, het schip er af te sleepen en ten 3 uur 15' op dezen reede ten anker te brengen.
Kennelijk had een dergelijk gebeuren niet meer zoveel indruk op Jacob Bouten gemaakt dat hij er
in zijn levensverhaal over schreef. Voor hem belangrijker was waarschijnlijk dat hij zijn vrouw in
Dordrecht aantrof in plaats van als verwacht naar Amsterdam te moeten en het slechte nieuws
dat hun zoon Adriaan 10 dagen eerder overleden was.
Wij troffen bij ons aankomen een strenge winter, alle rivieren waren vol ijs en de
havens dicht gevroren. Met zeel veel moeite haalden wij de kanaalhaven van Helvoet
waar wij een veilige ligplaats vonden. Hier vond ik de brieven van de Heeren Blussé en
van mijne vrouw. De Heeren Blussé schreven mij, dat al de wateren toe gevroren
waren, het schip maar goed te verzorgen, en dan naar Dordt over te komen. Dat was
een buitenkansje en voor mij een aansporing om zo gauw alles te regelen, dien dag nog
mij te kennen en misschien nog naar Amsterdam te gaan, waar ik meende dat mijn
vrouw nog woonde.
Ten 4en ’s-middags zat ik reeds tusschen de wielen naar ’s-Gravendeel, kwam daar met
veel moeite over de kil en liep toen naar Dordt waar ik ten 10en aan kwam. Mijn eerste
gang was naar het Kantoor, doch vond ik reeds gesloten, en daarna naar de Kalkhaven
bij den Heer P. Blussé die ik thuis vond.
Hij nodigde mij bij de warme haard en schonk mij een warm glas grok, waarop ik hem
veel over de reis te vertellen had. Later vroeg hij mij of ik niet naar huis verlangde, en
daar ik daar graag op zeide en verzocht morgen naar Amsterdam te gaan, vroeg hij
mij of ik dan niet wist dat mijne vrouw in Dordt woonde. Door de drukke bezigheden in
Helvoet om alle scheepszaken in orde te hebben dien dag noch weg te kunnen gaan,
had ik van de brieven van mijne vrouw slechts de laatste gelezen, te weten of alles wel
was, en niet gezien uit welke plaats deze geschreven was. Ik spoedde mij dus vlug naar
hun en vond ze noch wakende, hoewel ze niet van mijn komst wisten.
Hoewel mijn vrouw natuurlijk zeer verheugd was over mijne komst, was zij nog
treurig gestemd over het verlies van het eerste kind dat voor eenige dagen overleden
was. Hare zuster Peetje was met haar van Amst gekomen en bij hare gelogeerd”.
De eerste serie brieven van aankomst welke in het voorgaande staan gegeven, betreffen de
laatste reis van Jacob Bouten met de “Jan van Hoorn. Van zijn eerdere reizen zijn zijn brieven van
aankomst niet bewaard gebleven.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
101
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Jacob Bouten en zijn reizen met de “Jan van Hoorn” in het kort:
Reis Vertrek Aankomst
1e Stuurman Jacob Bouten (Kapitein J.A. Keeman)
1 1842, 13 April van Hellevoetsluis Batavia, Aug 1842
Surabaya
Batavia, Nov Dordrecht, 6 April 1843
2 1843, 9 Aug Kaapstad in 64 dagen, 25 Nov 1843
Batavia, 5 Jan 1844
Semarang, 4 Feb
Batavia, 24 Mrt St.Helena, 8 Jul
Amsterdam, 5 Aug 1844
Kapitein Jacob Bouten
3 1844, 21 Nov van Amsterdam Batavia in 95 dagen, 25 Feb 1845
Batavia, 3 Mrt Cirebon, 8 Mrt;
Bezoeki, 9 Apr
Batavia 23 Apr St.Helena, 9 Jul
Brouwershaven in 110 dagen, 11 Aug 1845
Huwelijk met Adriana Pos, 11 Sep 1845
4 1846, 14 Juli Hellevoetsluis Batavia in 121 dagen, 12 Nov
25 Juli 1846 geboorte eerste dochter.
Batavia, 17 Nov Tegal, 23 Nov; Surabaya,
Surabaya, 6 Jan Pasuruan 6 Jan, Probolinggo
Probolinggo, 24 Jan 1847 Banjoewangie, 28 Jan
St.Helena, 16 Apr
Brouwershaven, 11 Jun 1847
5 1847, 25 Aug van Helvoet Batavia, in 101 dagen, 4 Dec 1847
Twee maanden na zijn vertrek overlijdt zijn vrouw Adriana (25jr) op 28 oktober 1847 in
Amsterdam aan de tyfus, hetgeen Jacob bij aankomst in Batavia verneemt.
Batavia, 4Jan 1848 St.Helena, 13 Mrt
Brouwershaven in 132 dagen, 16Mei 1848
Twee maanden na terugkomst in Holland overlijdt zijn dochterje (2jr) aan de kroep.
6 1848, 30 Juli van Hellevoetsluis Batavia in 104 dagen, 11 Nov 1848
Batavia, 17 Nov Surabaya, 23 Nov; Probolinggo, 29 Nov
Probolinggo, 10 Dec Panggul, 14 Dec
Panggul, 23 Dec 1848 Brouwershaven, 21 Apr 1849
Op de terugweg eerst een orkaan en daarna een muiterij
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
102
Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
7 1849, 14 Juli van Hellevoetsluis Valparaiso na 104 dagen 26 Okt 1849
Valparaiso, 21 Nov San Carlos, Chiloé
San Carlos, 29 Dec San Francisco na 50 dagen 17 Feb 1850
San Francisco, 21 Apr Makassar (Sulawesi) in 62 dagen, 22 Jun
Makassar, 28 Jun Batavia, 4 Jul
Batavia, 18 Aug 1850 St.Helena, 14 Okt
Brouwershaven in 117 dagen, 13 Dec 1850
Begin Dec aanvaring op de Noordzee in dichte mist en aan de grond raken op
de punt van de Banjaard. De “Jan“ wordt in Dordrecht hersteld.
Jacob leert bij zijn moeder in Rotterdam Marie Pos kennen, een jongere zuster van
zijn overleden vrouw Adriana.
Jacob Bouten wordt lid van de Vrijmetselarij bij de loge ‘La Flamboyante’ te
Dordrecht (7-01-1851).
8 1851, 9 Mei van Brouwershaven Batavia in 116 dagen, 2 Sep 1851
Batavia, 11 Sep Surabaya, 24 Sep
Surabaya, 25 Okt Pasuruan, 27 Okt
Pasuruan, 12 Nov Banyuwangi, 23 Nov
Banyuwangi, 25 Nov St.Helena, 6 Feb
Dordrecht, 21 April 1852
22Mei 1852 treedt Jacob Bouten in het huwelijk met Marretje Pos.
9 1852, 12 Juli van Brouwershaven Valparaiso in 120 dagen, 16 Nov 1852
Valparaiso, 19 Nov San Francisco na 53 dagen uit Valparaiso
resp 180 dagen uit Rotterdam, 12 Jan 1853
San Francisco, 11 Mrt Hong Kong na 48 dagen 28 April 1853
Macao, 3 Jun 1853 Batavia na 43 dagen 17 Jul 1853
Batavia, 31 Aug Semarang, 9 Sep
Semarang, 24 Sep 1853 Batavia, 27 Sep
Batavia, 29 Sep Helvoetsluis in 108 dagen, 14 Jan 1854
Na 1½ jaar terugkomende van deze reis is zijn eerste kind van zijn tweede vrouw net tien
dagen eerder overleden. Deze zoon van hem heeft hij dus nooit gezien.
Jacob Bouten 1849 - 1853
Kapitein Jacob Bouten, 1861 (schilder onbekend) [fam.Bouten]
Nadat hij na 1,5 jaar van zijn laatste reis met de “Jan van Hoorn” terugkwam in Holland, bleef Jacob
Bouten ruim een jaar aan wal in verband met de bouw van een clipper naar Amerikaans model,
waarvoor hij door de reders Blussé gevraagd werd het toezicht op de bouw te houden. Met deze
“Kosmopoliet” zeilt hij vanaf april 1855 tot en met 1862 negen maal naar Batavia en breekt hij
tweemaal het record van Holland naar Batavia.
De “Jan van Hoorn”, 292 last, werd in 1841-1842 als bark gebouwd door de werf Corn. Gips & Zn voor
reder A. Blussé, beide te Dordrecht. Tewaterlating 19-06-1841, bijlbrief nr.110 dd 16-06-1841 [SAD].
Jacob Bouten maakte van 1842-1854 negen reizen met de “Jan van Hoorn” voor rederij Blussé, waarvan
de eerste twee als stuurman onder kapitein J.A. Keeman. In 1854 werd het gezag op de “Jan van Hoorn”
overgenomen door kapitein M.J. Logger, die op zijn tweede reis in Batavia overleed waarna de “Jan van
Hoorn” terug naar Holland voer onder gezag van H. De Vos. Hierna maakte de “Jan van Hoorn van 1857-
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
104 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
1861 nog twee reizen naar Batavia, de eerste met kapitein B. Mols en de tweede met C.M. Borghorst als
kapitein.
In 1862 werd de “Jan van Hoorn” bij publieke verkoping in Schiedam voor f. 17.800 (plus bijkomende
opbrengsten) naar Pruisen (Duitsland) verkocht.
Nawoord “Jan van Hoorn”
Jacob Bouten begon als kajuitjongen (12jr) zonder gage, werd scheepsjongen op de “Harmonie” in 1828
voor f.8/mnd, matroos op de “Merwestroom” in 1835 voor f.20/mnd, waarna op zijn 20ste stuurman
voor f.26/mnd. Maart 1842 monstert hij aan als 1e-stuurman op de “Jan van Hoorn” voor f.70/mnd en
vanaf november 1844 was hij kapitein voor rederij Blussé op de “Jan van Hoorn” tot 1854.
Van de reizen met de “Jan van Hoorn” zijn redelijk wat monsterrollen uit Dordrecht bekend, waarmee
enig inzicht verkregen kan worden in de bemanning van het schip.
A. Bemanning
De bemanning onder de kapitein bestond uit tussen de 20 en 24 opvarenden. Direct onder de kapitein
stonden drie stuurlieden, die gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de navigatie en een goede
belading van het schip.
Vervolgens had je de onderofficieren, die ieder op verschillend terrein verantwoordelijk waren en al of
niet werden bijgestaan door een maat. Dit was allereerst de bootsman, die verantwoordelijk was voor
het bedienen van de zeilen en het schoonhouden van het schip, waarnaast veelal voor assistentie bij het
laden en lossen. Hierna kwamen de ambachtslieden, de timmerman en de zeilmaker, verantwoordelijk
voor onderhoud en reparatie van het houtwerk en de zeilen. Tenslotte de kok en de hofmeester, die
het voedsel bereidden en opdienden. Op twee reizen (voor zover bekend) was er een dokter aan boord,
die qua gage eerder tot de officieren dan tot de onderofficieren behoorde.
Voorts kwamen de gewone zeelui, te weten matrozen, lichtmatrozen en scheepsjongens. Een
lichtmatroos van ouder dan 20 jaar was een uitzondering, net zoals een scheepsjongen ouder dan 18
jaar. Het aantal matrozen had bij de gewone zeelui normaal de overhand, in welke mate was wel
afhankelijk van het aantal maatjes voor onderofficieren omdat deze veelal ook deels gewoon
matrozenwerk verrichtten.
Matrozen waren in het algemeen
twintigers, maar soms ook
dertigers, die het allen met f. 20,-
/mnd moesten doen. Naast hun
gage kregen ze gedurende de reis
natuurlijk ook ‘kost en inwoning’,
maar uitsluitend voor zich zelf en
niet voor eventuele vrouw of
kinderen. Aangezien f. 20,-/mnd
voor die tijd geen vetpot was er
met ook ongeschoolde banen ‘op
de wal’ in het algemeen beter te
verdienen was, is te concluderen
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
105 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
dat de meeste al wat oudere matrozen niet getrouwd waren en/of dat zij hun beroep als hun roeping
zagen.
De gage van de hofmeester was niet of
nauwelijks beter (dit veranderde vanaf dat er
later ook passagiers meegingen), de
zeilmaker had het met een f. 25,- al 25%
beter, waarna de kok, timmerman en
bootsman met ~f. 40,-/mnd tweemaal zoveel
verdienden als de matrozen. De gage van de
3e-stuurman was lager, die van de 2e-
stuurman wat hoger dan van de
onderofficieren en de 1e-stuurman verdiende
met f. 70,-/mnd aanzienlijk meer.
Allen ontvingen uitsluitend gage voor de tijd
dat ze aangemonsterd waren, zodat velen zo snel mogelijk een volgend schip zochten om opnieuw uit
te varen.
Zo zal het ook vaak voorgekomen zijn dat zeelieden die met een schip vanuit het buitenland in
Nederland aankwamen, vervolgens op een Nederlands schip aanmonsterden en ook dat zij zich (in dit
geval meestal) in Dordrecht of Rotterdam vestigden. Hierdoor komen er heel wat namen van buiten
Nederland voor, waarbij zowel naam als geboorte- of woonplaats op de monsterrollen nog moeilijker te
ontcijferen zijn. Een net zo belangrijke moeilijkheidsgraad hierbij werd veroorzaakt door het feit dat het
kennelijk voorschrift was dat de manschappen zelf hun naam etc op de monsterrol moesten invullen.
Hierdoor zijn er redelijk wat namen en plaatsen moeilijk tot niet leesbaar en zijn er meerdere
analfabeten bij die niet meer dan een kruisje zetten waarnaast hun naam er dan door kapitein Bouten
(en/of de waterschout?) naast geschreven werd.
Van de 3e-reis van de “Jan van Hoorn” is de bemanning niet bekend omdat deze reis vanuit Amsterdam
vertrok en de monsterrollen uit Amsterdam in de 2e-wereldoorlog verloren zijn gegaan. Van de 8e- en
9e-reis zijn de monsterrollen mij ook niet gekend, waarbij ik niet weet of de monstering in Dordrecht of
misschien in Rotterdam heeft plaatsgevonden. Monsterrollen uit Rotterdam zijn eveneens in de 2e-
wereldoorlog verloren gegaan, waarnaast het ook kan zijn dat ik niet goed gezocht heb of dat er enkele
monsterrollen in Dordrecht niet bewaard zijn gebleven?
De gage voor de kapitein werd nooit op de monsterrollen vermeld, maar blijkt wel uit het grootboek
van de “Jan van Hoorn”. Voor vertrek ontving ook hij kennelijk twee maanden gage vooraf, te weten á
f. 100,-/mnd, waarnaast een toeslag na terugkomst (waarover later meer).
Voor een reis op en neer naar Java gedurende gemiddeld 11 maanden vanaf monstering tot terugkomst
in Nederland, bedroegen de gages in totaal f. 7.150,- per reis. Hoe verhield zich dit ten opzichte van de
omzet van een reis? In plaats van nu de andere uitgaven te beschouwen zegt het meer om eerste de
inkomsten te bekijken.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
106 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
B. Vracht
De inkomsten voor de rederij werden hoofdzakelijk bepaald door de vrachtprijs die zij van de N.H.M.
ontving voor de vracht van Java naar Nederland. Op de uitreis werden namelijk nauwelijks enige
goederen meegenomen, dus de inkomsten moesten volledig van de thuisreis komen.
Allereerst de vracht. Op de eerste vier reizen en op de 6e- en 8e-reis was deze voor de N.H.M., op de
vijfde en beide reizen rond de wereld was de lading particulier. Hier eerst de reizen voor de N.H.M.
beschouwend valt direct op dat deze uitsluitend uit suiker, koffie, tin en bindrotting bestond, plus op de
3e-reis een paar kisten gember en confituur en twee balen regalen.
Koffie werd meegenomen in balen (veelal afgkort als ‘b’ of ‘bn’.) van ca. 60 kg, jute zakken met een
inhoud gelijk aan dat deze met diverse goederen door een man getild konden worden.
De suiker werd verpakt in rieten manden, die zowel kranjang (of kranjer en meestal afgekort met ‘kr’.)
als kannaster (of kanaster en meestal afgekort als ‘kann’ of ‘kn’) genoemd werden6. Deze manden
waren ongeveer viermaal zo zwaar als een baal en van oorsprong afkomstig van het gewicht dat door
een lastdier gedragen kon worden. Een baal koffie woog ca. 62 kg een kranjer suiker varieerde in
gewicht van 200 tot ca 250 kg. De vracht aan koffie en suiker maakte voor 99% deel uit van de door de
N.H.M. betaalde vrachtkosten, die verder uit Tin en bindrotting bestond.
Dat er toch iedere reis zowel Tin als ook bindrotting werd meegenomen kwam voort uit twee factoren,
namelijk dat het schip voor haar stabiliteit voldoende ballast benodigde laag in het schip en ten tweede
omdat overblijvende laadruimte goed opgevuld kon worden met bindrotting7.
De door de N.H.M. betaalde
vrachtprijs werd bepaald aan
de hand van het aantal
lasten (een eenheid
afkomstig van het volume
dat een ‘roggelast’ van 2.075
kg rogge in nam), waarnaast
middels een tarief tevens
rekening gehouden werd
met het soortelijk gewicht
van de vracht. Zo woog een
door de N.H.M. betaalde last
2.000 kg voor suiker (en
rijst), 1.600 kg voor peper en
1.500 kg voor koffie (en kruidnagelen). Voor de door de kapitein benodigde ballast onderin het schip
werd voor Tin slechts een kwart betaald (te weten het normale tarief maar voor 8.000 kg), waarnaast
6 Een ‘kanaster’ (werd ook als knaster gespeld) is een uit riet (canna) gevlochten kist of korf, waarin in de 19e-eeuw goederen uit Azië vervoerd werden. De ‘krandjang’ is het Maleis voor een mand, gevlochten van bamboe, die ook gebruikt werd als verpakking (de verbastering ‘kranjang’ werd later ‘kranjer’). 7 Bindrotting is een oud Nederlands woord dat in Indië gangbaar was. Het is afgeleid van het Javaanse woord Rotan, waarvan de inlandse uitspraak het meest overeen kwam met wat door de Nederlanders als Rottang werd geschreven, welke schrijfwijze later verder verbasterd werd naar Rotting. In de handel onderscheidde men handrotting (zwaardere stukken op bepaalde maar gesneden voor bijvoorbeeld wandelstokken) en bindrotting, dunne stukken voor bindmiddel en vervaardiging van matten en meubelen. De hoeveelheid bindrotting werd opgegeven met het aantal ‘bossen’.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
107 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
de bindrotting in het algemeen franco vervoerd werd. Per last werd er door de N.H.M. f. 140 betaald,
behalve voor de suiker waar het tarief f. 150 voor bedroeg.
Dit was althans zo voor de 3e- tot en met de 6e-reis, want in 1851 hadden er enige veranderingen
plaatsgevonden. In de eerste plaats waren de tarieven aanzienlijk lager, namelijk f. 120/last. Vervolgens
waren de tarieven voor suiker en koffie (en andere goederen) aan elkaar gelijk gesteld, met dien
verstande dat de hoeveelheid koffie voor een last nu op 1.800 kg bepaald was (voorheen 1.500) en de
vracht aan Tin nu berekend werd per last van 2.000 kg (voorheen 8.000 kg) tegen een tarief van een
kwart ten opzichte van de overige goederen. Al met al een zeer gecompliceerd systeem, waarvan je je
kan afvragen waarom het werd toegepast aangezien het aantal lasten bepaald werd door weging van de
vracht in kilo’s.
Doordat de lasten van de verschillende goederen in gewicht verschilden kon ook de kapitein vanwege
de belading van zijn schip niet uitgaan van het aantal betaalbare lasten. De grootte van een schip werd
in die tijd weliswaar ook in lasten uitgedrukt (voor de “Jan van Hoorn” was dat 292 last), maar deze
waren dus niet gelijk aan het aantal betaalbare lasten.
De vrachtprijzen in deze
grafiek zijn inclusief toeslagen
die op de eerder genoemde
tarieven van de N.H.M.
berekend werden, namelijk
10% Avarij en 5% Kaplaken.
In nevenstaande grafiek zien
we dat de inkomsten van de
achtste reis aanzienlijk lager
waren dan voorheen, hetgeen
volledig toe te schrijven is aan
de lagere tarieven.
De vijfde reis van de “Jan van
Hoorn” was de vracht niet voor de N.H.M., maar voor f. 19.176,- voor Sandberg &Co en f. 504,- voor
Boissevain en Kooy, waarnaast Blussé 3.372 balen rijst voor eigen rekening kocht. Deze rijst werd door
Kopersmit voor f. 37.230,- gekocht (waarvoor Kopersmit 2½% commissie ontving), verzekerd voor
f. 901,50, waarnaast nog kosten aan makelaars en verschot voor aflevering á f. 1.312,-. De verkoop van
de rijst bracht na enige tijd in totaal f. 46.000,- op, zodat er uiteindelijk ruim f.5.000,- op verdiend werd
(minder dan een kwart van hetgeen de vergelijkbare hoeveelheid balen rijst aan vracht voor Sandberg
&Co opleverde). Dus geen groot succes en deze reis leverde dan ook een serieus verlies op.
C. Winst en verliesrekening
Om aan het eind van de tabel te beginnen zien we daar dat het gemiddelde resultaat over de negen
reizen bijna f. 18.000,- per reis bedroeg, waarvan in totaal f. 7.200,- per aandeel van f. 4.000,- aan de
aandeelhoudres werd uitbetaald. Kortom de “Jan van Hoorn” was een uitstekende investering al stond
er een negatief saldo van ruim f. 12.000,- bij het vertrek voor de volgende reis!
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
108 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Grootboek “Jan van Hoorn” vanaf eerste rekening tot en met de 9e-reis.
De inkomsten en uitgaven volgens het grootboek zeggen per reis niet al te veel. A. Omdat alle kosten
tot vertrek van de volgende reis bij de vorige reis geboekt werden en B. lading meestal pas voor een
groot deel later verkocht en geboekt werd. Dit laatste is in de details in voorgaande tabel gecorrigeerd,
maar niet in de bedragen voor de ontvangsten. Omdat er op drie van de negen reizen ook eigen lading
werd ingekocht, zijn de gemiddelde inkomsten resp uitgaven ook niet direct representatief voor één
soort reis.
Standaard kosten waren er aan verzekering, die bestond uit:
Casco verzekering voor het schip zelf á 3% van de verzekerde waarde voor een uitreis naar Java
en 3,5% voor de thuisreis (waren de risico’s met een beladen schip groter?). De door Blussé verzekerde
waarde was niet voor alle reizen gelijk en veelal voor de thuisreizen lager dan voor de uitreizen (zie
tabel).
Vrachtverzekering á 3%
voor de vracht van Java naar
Nederland. Bij de vrachten voor
de N.H.M werd de waarde eerst
voor f. 35.000, later voor
f. 30.000 verzekerd.
Behouden varen, een
verzekering die uitsluitend werd
uitgekeerd in het geval dat een
schip volledig verloren ging. Deze verzekering werd kennelijk niet voor de thuisreizen vanuit Java
gesloten. Voor de uitreizen naar Java wel, te weten voor een bedrag van f. 20.000,- á 2%.
De volgende terugkerende uitgaven bestonden uit de zogenoemde leveranciersrekeningen, te weten
kosten om het schip opnieuw gereed te maken voor de volgende reis. Deze kosten kunnen worden
onderverdeeld in:
Kosten aan het schip (en eventueel inrichting) zelf,
Proviand voor de volgende reis,
Op de eerste rekening in het grootboek bestonden de leveranciersrekeningen uitsluitend uit proviand
(‘Victualie’, artikel 26) en bedroegen deze f. 4.011,- Voor 23 man aan boord gedurende één jaar,
betekent dit f. 14,50/mnd per persoon. Alhoewel ik niet alle leveranciers rekeningen in detail heb
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
109 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
uitgeplozen en er ook uitgaven aan proviand anders dan in leveranciersrekeningen voorkwamen, blijkt
dit een representatief bedrag te zijn voor de kosten aan proviand vanwege de bemanning.
De f. 14,50 kunnen we dus invullen voor de ‘kost en inwoning’ voor de bemanning, welke verhoogd kan
worden met de gage van de kok, hofmeester en dokter á gemiddeld f. 3,40/mnd p.man.
Waren bij de eerste reizen de uitgaven aan proviand de grootste kosten in de leveran-ciersrekeningen,
vanaf de 5e-reis waren dat de reparatiekosten aan het schip. Als voorbeeld heb ik de detailkosten uit
het grootboek van deze reis hier opgenomen.
Vanwege de kosten aan het schip hierbij wel ook de
opmerking dat uitgaven aan zeildoek (á tussen de
f. 500 en f. 1.000,-) algemeen afzonderlijk geboekt
werden en dat er bij de derde reis ook afzonderlijk
geboekt werd á f. 5.883,- aan reparatie schip door de
werf C. Gips &Zn. Dit laatste laat zich verklaren door
Jacob Bouten’s schrijven dat “het schip eenige
timmering moest ondergaan” en dat “de
timmering van het schip zeer tegen viel”. Na de
tweede wereldreis waren de kosten aan reparatie van
het schip nog veel hoger, namelijk f. 19.667,- buiten
de leveranciersrekening geboekt.
De derde grote kostenpost is de rekening van de kapitein, die in twee delen geboekt staat.
1. Vóór vertrek zijn uitgaven aan komende reis ten laste van voorgaande reis:
o Aanmonstering, bestaande uit vergoeding aan de waterschout (á f. 20 á 25) plus de eerste twee
maanden aan gages voor zijn bemanning ( f. 1.100,-),
o Sjouw- en waakloon (een f. 600 á 1.200,-),
o Sleeploon vanuit Dordrecht en/of loodsgeld naar zee (minder dan f. 500,-),
o Diverse kosten en zijn eigen gage voor de eerste twee maanden.
2. Gedurende de reis, zoals:
o Koelie en sjouwerloon
o Verversingen
o Verblijfkosten kapt in Indië
o Verversingen te St.Helena
o Aankomst in Nederland
o Afmonstering
o Gage en opslag voor kapitein
Andere standaardkosten bestonden nog uit commissies aan agenten (ook voor vracht van de N.H.M.
werd commissie aan de agenten Visser & vd Sande in Dordrecht betaald) zowel in Nederland als in
Batavia en diverse kosten bij aankomst of voor vertrek anders dan door de kapitein betaald of in de
leveranciersrekeningen. Een laatste post bestond tenslotte uit de directiekosten, te weten 1% van de
ontvangsten.
D. Beide wereldreizen
De reis van 1849 naar Valparaiso was voor de reders Blussé het eerste avontuur om Kaap Hoorn.
Alhoewel de verkoop van goederen in Valparaiso tegenviel, kon met de reis naar San Francisco een
goede prijs gemaakt worden. Vanuit San Francisco was echter geen vracht te bekomen en verdere
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
110 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
inkomsten voor de reis bestonden uit de vracht en lading die vanuit Java werd meegenomen naar
Nederland. Het resultaat van deze reis was beter dan van reizen naar Java in die tijd, maar de reis had
natuurlijk wel ook veel langer geduurd.
Voordat Jacob Bouten voor de tweede maal richting Kaap Hoorn vertrok waren hem de “Timor”met
kapitein J.Koning (vertrek april 1850), de “J.C.Schotel” met kapitein J.de Ridder (vertrek Dec 1850) en de
“Oud Alblas” kapitein W.H.Budde (vertrek juni 1851) van rederij Blussé hem reeds gevolgd.
Zoals we reeds eerder zagen droeg de tweede reis van kapitein J.Bouten naar San Francisco niet bij aan
de winst en de tweede reis van de “Timor”, nu met kapitein J.T.Agema (vertrek juni 1853) was de laatste
voor reders Blussé in die richting.
E. Ter afsluiting
De laatste vier reizen van de “Jan van Hoorn” waren niet meer zo gunstig. Op de eerste reis met
kapitein Logger, die via Melbourne naar Batavia ging, werd weliswaar een positief resultaat geboekt
(zonder dat er uitdelingen plaatsvonden), maar de volgende reizen brachten verlies.
De laatste rekening begon met een negatief saldo van f. 19.200,-, de vracht voor de N.H.M. bedroeg
slechts f. 37.172,- en een laatste uitdeling á f. 1.100,- per aandeel van f. 4.000,- kon slechts plaatsvinden
doordat er geen uitgaven meer waren voor een volgende reis en ten gevolge van de opbrengst van de
verkoop van het schip.
Bij de veiling bracht het schip zelf f. 18.790,- op, plus f. 199,50 voor de chronometer en f. 126,- voor
sectant en de kaarten. Tenslotte werden er nog enige materialen verkocht als touwwerk, zeildoek e.d.
voor een bedrag van in totaal f. 1.200,-.
Zoals eerder gezegd bedroegen de uitdelingen aan de aandeelhouders tot en met de negende reis
f. 7.200,- plus na de derteinde reis f. 1.100,- , dus in totaal f. 8.300,- . De waarde á f. 4.000,- per aandeel
in 1841-42 hadden de investeerders in 1847 reeds terug ontvangen, in de vijftien jaar daarna ontvingen
zij nog eens ruim een zelfde bedrag.
Kapitein Bouten ontving f.100,-/mnd aan gage, na de 3e-reis f.50,- gedurende de maanden aan de wal
(tijdens welke wel ook een ‘douceur’ van f.200,- voor zijn huwelijk), plus een toeslag die in de eerste
jaren nog ‘kaplaken’ genoemd werd maar niet dezelfde was als de kaplaken die op de vracht voor de
NHM berekend werd.
Vanaf de 7e-reis van de “Jan van Hoorn” bedroeg zijn toeslag 5% van de uitdelingen aan de
aandeelhouders, hetgeen voor hem gedurende de laatste drie reizen f.75,-/mnd betekende, plus dat hij
na zijn eerste wereldreis een extra gratificatie van f.800,- ontving. Ten opzichte van zijn bemanning had
hij dus een riante vergoeding, inclusief privileges als vergoeding voor logements- en verblijskosten in
havens gedurende de reis.
De Dordtsche Grote Vaart in de 19e eeuw
Jacob Bouten 1849 - 1853
111 Kees Bouten © 2012 Sailingsteps
Financiële wandel van de “Jan van Hoorn”