Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

61
47ste jaargang, nr. 1, januari 2003 Verschijnt 4 x per jaar Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam A u s c h w i t z Bulletin Bergen - Belsen het 'betere kamp'

description

Bergen - Belsen het 'betere kamp' Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam 47ste jaargang, nr. 1, januari 2003 Verschijnt 4 x per jaar

Transcript of Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Page 1: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

4 7 s t e j a a r g a n g , nr. 1, j a n u a r i 2 0 0 3 Verschi jnt 4 x pe r j a a r

Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam

A u s c h w i t z B u l l e t i n

Bergen - Belsen het 'betere kamp'

Page 2: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Overdenkingen na een film Laatst zag ik een film, De Verbeelding van de Holocaust, gemaakt door Oeke Hoogendijk. Zij vergelijkt in haar film het Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau met twee Amerikaanse zogenaamde "holocaust-musea", een in Washington en een in Los Angeles. In de film worden we geconfronteerd met merk­waardige opvattingen over de vraag hoe het verleden verbeeld moet en kan worden. Vooral het museum in Los Angeles deinst niet voor veel terug. Zo kan je er een gaskamer inlopen, is er een barak en veewagon te bezichtigen en in het "aquarium" wordt op rea­listische wijze aandacht besteed aan de medische experimenten van Ausch­witz. Ik bel de filmmaakster op en zeg haar dat ik bezorgd ben om mijn medekijkers. Wat houden zij over aan haar film? Begrijpen zij wat Oeke, dochter van een overlevende van Theresienstadt, heeft willen zeggen? Het spookt een beetje door m'n hoofd.

Aan Hedda van Gennep ontvouw ik een van mijn achterdochtige theo­rieën: Die film zal in de handen van verkeerde mensen kunnen vallen. Ze zullen zeggen: "Kijk eens hoe rijke Amerikaanse joden de sjoa exploiteren en gebruiken om misdaden van Israël te verdoezelen". Hedda kijkt me vol ongeloof aan. Ik begin oud te worden, zegt zij. 's Avonds laat op straat ont­wikkel ik mijn theorie verder en confronteer mijn zusje er mee. Zij moet verschrikkelijk lachen. Ik zie spoken en Gideon Levi die ik later die week tegenkom heeft inmiddels ook van mijn waandenkbeelden gehoord. Ook hij maakt zich zorgen om mijn geestelijke vermogens.

Oeke Hoogendijk heeft een mooie film gemaakt. Zij is in Auschwitz en filmt de hand van de conservator die het beton van de ru ines van de crema­toria betast. Het beton is aan het

rotten, het verpulvert snel en als er niets gedaan wordt zijn de ruïnes van de crematoria over een aantal jaren verdwenen. De palen om het kamp in Birkenau en Auschwitz worden minutieus gerestaureerd. Ook hier is betonrot de boosdoener. Even latei-zijn we in Amerika. De museum­directeur zegt dat hij mensenhaar uit Auschwitz had willen hebben. Niet gekregen. Wel gekregen: een halve barak. Hij heeft een gaskamer nage­bouwd, zijn staf restaureert kamp­kleding, conserveert een koffer, heeft potten en pannen, lepels. Amerika heeft Auschwitz nagemaakt, het bezoek is een 'expenence', vergelijkingen met Disneyland liggen voor op de tong, reality show, ontoelaatbare manipulatie. Ben je niet bang dat je film in de verkeerde handen kan vallen, vraag ik haar? De reacties zijn verschillend, vertelt zij me. Sommigen vinden het niks en anderen vinden dat ze niet ver genoeg is gegaan. Als het over Amerika en de sjoa gaat vallen toch regelmatig termen als "There is no business like shoah-bus/nes" en "The shoah must go on".

De cineaste wilde de methode van de Amerikaanse holocaust-musea ter discussie stellen. Maar is het wel de methode van deze musea of is het een trend? Ik bezocht een paar weken geleden het nieuwe museum van het Belgische leper, waar de Eerste Wereld-oorlog ongenadig woedde. De bezoeker krijgt aan het begin van de rondgang een kaartje met een naam erop. Je bent dan soldaat, verpleegster, generaal of burgerman. Op gezette tijden kan je controleren hoe 'het met je gaat' en aan het einde van de tocht door het museum krijg je te boren of je de Eerste Wereldoorlog hebt over­leefd of niet. Ondertussen heb je wel bloot gestaan aan de meest ver­schrikkelijke dingen. Zo ondergingen

we in het museum een gasaanval in de loopgraven, lagen we onder Duits kanonvuur, hoorden we de gewonden en stervenden jammeren en zagen we eindeloze vernietiging. Aan het einde van ons bezoek vertelde een opge­wekte computer dat ik nog tot 1954 in Engeland had geleefd, maar mijn dochter Lea was als verpleegster ge­sneuveld bij het uitoefenen van haar reddende werk. Een geluk bij zoveel ongeluk was het 5-sterren restaurant op de Grote Markt te leper waar we na de verbeelding van het museum met spijs en drank weer in de wer­kelijkheid zijn teruggekomen. Het is de moderne wereld. Expenence is het toverwoord. Op de Zuidpool kan je voelen hoe koud Shackleton het heeft gehad, op het Robbeneiland kan je je laten opsluiten in de cel van Mandela, je kan tussen de walvissen zwemmen, kinderarbeid invoelen in een na­gebouwde mijnschacht in Noord Frankrijk of gewichtloos zijn in Engeland.

Is het zinvol om een film aan het Holocaust Museum van Washington te wijden en niet over Robbeneiland te praten? Waarom wel over Los Angeles en niet over leper? Zelf heb ik mijn buik vol van al die interactieve musea, hun virtuele reality en ik snak naar de stille simpelheid van een prentenkabinet! Weg met die trend... hoewel... w a t hoor ik nou weer?

Mijn ex- VPRO-collega Karei Glastra van Loon heeft een "aanbevelend voorwoord" geschreven in het nieuwste boek van Peter Edel, een verwarde geest die anti-zionisme cn anti-semitisme steeds maar weer door elkaar haait. Edel schrijft in zijn boek, "De Schaduw van de Ster" dat de joodse elite mede verantwoordelijk is aan de sjoa. Dat Edel vindt dat de sjoa-herdenkingen moeten worden

Page 3: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

afgeschaft, dat er internationale zionistische complotten zijn, dat joden misbruik maakten van de sjoa door Israël te stichten, is op zich niet schokkend. Dat soort mensen is er nou eenmaal. Maar Karei Glastta van Loon? Ik zie hem nog zitten, hij op de redactie van het televisiepro­gramma Lopende Zaken, ik op die van Diogenes. We hadden niet veel met elkaar te maken, maar over hem werd altijd met ontzag gesproken: Intelligent, scherp, nieuwsgierig, getalenteerd. Hij bemoeit zich nu met de anti-globaliseringsbeweging, het milieu, schone lucht, schoon watet, schone wereld... en hij schrijft bemoedigende voorwoordjes in twijfelachtige wenkjes.

Er zijn waarschijnlijk te weinig interactieve holocaust-musea op de wereld, in iedet geval te weinig om het hoofd te kunnen bieden aan de niet aflatende stroom antisemitische complottheorieën, ovet de Twin Towers en 11 september, over schoon water en de joodse samenzwering, over de Protocollen van de Wijzen van Zion die te pas en te onpas te vootschijn komen, ovet het gevaat van wereldwijde joodse organisaties. Om tegenwicht te kunnen bieden aan verhalen over joden die zelf Hitler in het zadel hebben geholpen, aan antisemitische soapseries in Egypte en congtessen ovet de holocaust-leugen in Italië. Te weinig om het hoofd te kunnen bieden aan domheid.

Als Auschwitz verpulvert en vetgaat en in de vergetelheid dreigt te taken, zou de nagebouwde wetkelijkheid in een Amerikaans museum dan de enige opgeheven vinger zijn: Wee hij die het verleden niet kent..?. Ik ben — geloof ik - van mening veranderd.

Hans Fels

Inhoudsopgave: Hans Fels, overdenkingen na een fdm

Herdenking

Reis Polen

Mirjam Kroonenburg, vier zusjes in Auschwitz

Robert Cohen, je schaamt je mens te zijn

Gooitsen Eenling, pelgrimstocht tegen het vergeten

Nienke Ledegang, interview met Jules Schelvis, oprichtet van stichting Sobibot

Max van Weezei, kopgeld

Zoni Weisz, Tchatcho Drom

Ida Vos, kort vethaal

Jolanda Hendriksen en W. Hijmans, professor Barge's protestcolle

Janny en Jacques van de Kar

Ido Abram, het dilemma: waarheid versus vrede

Thema Bergen-Belsen:

Carry van Lakerveld, Bergen-Belsen

Felix Hermann Oestreicher, fragmenten uit zijn dagboek

Maria Goudsblom-Oestreicher, Tröbitz, mei 1945

Catry van Lakerveld, interview met Johannes Houwink ten Cate

Jacques Furth, vluchten kon wel eens

Anet Bleich, de vtagen over Srebrenica blijven rondtollen

Roy Jadi, ziekenbroeder in Westerbork

Max Arian, de dierenwereld van Aat Bieur

Herbert Sarfatij, rapport LBR 2002-11-30

Bertje Leuw, Imre Kertész

Nieuws van de stichting Sobibot

Cees Biezeveld, Kamp Ametsfoort

Aik Meeuse, nieuwe website

Max Arian, de Holocaust Ervaring!

Page 4: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Auschwitz herdenking 2003 Op zondag 26 januari organiseert het Nederlands Auschwitz Comité Ae jaarlijkse Auschwitz-herdenking bij het Spiegelmonument 'Nooit meer Auschwitz' van Jan Wolkers in het Wertheimpark in Amsterdam. Aan­sluitend vindt een lunchbijeenkomst plaats in het Europa restaurant van de RAI.

Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.30 uur is de Boekmanzaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee geschonken. Om 11.30 uur vertrekt de Stille Tocht naar het Wertheim­park.

De herdenking begint om 12.00 uur met een toespraak van burgemeester Joh Cohen van Amsterdam, gevolgd door het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Sonny Herman. Vervolgens kunnen particulieren en organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen. Kransen en bloemen kunnen even­tueel op zaterdag 25 januari, tussen 10.00 en 14.00 uur worden afge­leverd bij de portiersloge van het stadhuis, ingang Waterlooplein.

Bereikbaarheid U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar vervoer: metro en sneltram 51 (halte Waterloo­plein) of tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegen­over de uitgang van het Wertheim­park bussen klaar voor de mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeenkomst in de RAI. Van Stadhuis naar de RAI kunt u ook met sneltram 51 en verder is de RAI te bereiken met tramlijn 4 en bus 15.

Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeergarage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op de hoek van de Joden Breestraat (onder Albert Heijn) en de parkeergarage onder het woon­complex Valkenburgerstraat-ingang Anne Frankstraat. Deze parkeer­plaatsen zijn niet gratis. Zij die in het

bezit zijn van een invalidenparkeer-vergunning kunnen parkeren bij de hoofdingang van het Stadhuis/Muziek­theater, maar alleen op vertoon van de vergunning! Rondom de RAI zijn voldoende par­keerplaatsen en u kunt ook parkeren in de RAI-parkeergarage (dagkaart kost 10,00 euro).

De restaurantzaal van de RAI gaat om 13.00 uur open. De lunchbijeen­komst begint om 13.30 uur met toespraken van Jacques Grishaver, voorzitter Nederlands Auschwitz Comité en Mr. Max van der Stoel, Minister van Staat.

Mr. Van der Stoel is voor de PvdA lid geweest van de Eerste en Tweede Kamer, hij was staatssecretaris van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Cals (1965/66), en minister van Buitenlandse zaken in het kabinet-

Den Uyl (1973-1977) en in tweede kabinet-Van Agt (1981/82). Hij was van 1991-199 VN- rapporteur over mensenrechten in Irak; van 1993-2001 Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa {OVSE), en hij is sinds 2001 persoonlijk gezant van het OVSE-voorzitterschap inzake Macedonië.

Voor- en tijdens de lunch bieden wij u een optreden aan verzorgd door het Carmel Trio o.l.v. Down Peper.

VOOR DE LUNCHBIJEENKOMST DIENT U IN HET BEZIT TE ZIJN

VAN TOEGANGSKAARTEN.

In de restaurantzaal staat weer een boekentafel. Een deel van de op­brengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het Auschwitz Comité.

Het programma samengevat:

10.30 uur: Verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis in Amsterdam, via de hoofdingang aan de Amstelzijde.

11.30 uur: Begin Stille Tocht naar het Wertheimpark. 12.00 uur: Herdenking bij het Auschwitz Monument.

Rede door burgemeester Job Cohen van Amsterdam. Kaddisj en Jizkor door rabbijn Sonny Herman.

12.30 uur: Vertrek bussen naar de RAI. 13.00 uur: Europarestaurant van de RAI open. 13.30 uur: Begin lunchbijeenkomst.

sprekers: Jacques Grishaver, voorzitter N.A.C. Mr. Max van der Stoel, Minister van Staat.

muziek: Carmel Trio o.l.v. Doron Peper. 16.00 uur: Einde lunchbijeenkomst.

Tot ziens op 26 januari! Neder lands Auschwitz Comité

Page 5: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Reis naar Polen 2003 De jaarlijkse reis die het Nederlands Auschwitz Comité organiseert naar Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden van maandag 3 november t/m zaterdag 8 november 2003. De reissom bedraagt € 890, - per persoon op basis van een tweepetsoonskamet. Een eenpersoons kamer is moge­lijk tegen bijbetaling van € 155, -. De prijs is inclusief vliegreis Amstetdam-Watschau v.v., transfers per luxe touringcar (waarin roken NIET toegestaan is), vetblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis, toegangsprijzen museums en een reisverzekering.

N.B.: deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijk­blijvende vliegtarieven en koersen.

Belangstellenden kunnen zich vóór 15 april schriftelijk opgeven bij het Nederlands Auschwitz Comité t.a.v. dhr. J. Grishaver, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen. (fax 020-6003455, e-mail [email protected]). Er is slechts een bepetkt aantal plaatsen, aanmelding betekent dethalve niet automatisch dat u deel kunt nemen aan de teis.

Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met: Jacques Grishaver tel. 020-6003455 of020-6990658.

Vier zusjes in Auschwitz Lopend door het voormalig getto van Warschau, de laatste dag van onze reis met het Auschwitz Comité door Polen, voel ik de kracht die er nog steeds is op deze plaats. Speciaal bij het monument van Mila 18. Wat een moed moeten deze verzets­strijders hebben gehad om te proberen nog zoveel mogelijk mensen te helpen en verzet te bieden tegen de waanzin van Hitler. Zij streden om waardig te kunnen sterven, omdat ze wisten dat ontsnappen uit deze hel vrijwel onmogelijk was.

De reis voert ons gezelschap door kampen waar de hel nog erger was dan wij ons op dit moment kunnen vootstellen. Verslagen, verdrietig en bijna zestig jaat later nog steeds machteloos van woede doot wat et heeft kunnen gebeuten, breekt elk van mijn zussen op een ander moment. De een bij het zien van de gaskamers, de andet bij het zien van de foto's en bij de derde komt de reactie pas later. Zelf vind ik 't het moeilijkst bij de kinderfoto's en de kindetkleding. Op een foto staan drie kindeten, die zo klein als ze waten dapper de gaskamets tegemoet traden, hand in hand. Hartverscheurend.

Rabbijn Sonny Herman ontroert ons en geelt het gezelschap troost door de gebeden die hij uitspteekt tijdens de hetdenkingen in vel­

schillende kampen. Tijdens deze herdenkingen kunnen we de namen zeggen van degenen die naamloos, maar met een nummer zijn gestotven. Emotioneel - soms is het bijna niet te doen - horen we de namen noemen van dierbaren die niet vergeten wotden. De zussen hebben de namen genoemd van onze gtootouders bij de asheuvel in Sobibor waar veel van onze familie­leden zijn omgekomen.

Schrijnend is ook dar we in de vele synagogen te hoten krijgen dat deze weliswaat wotden geiestauieerd, maar geen dienst meet doen, omdat et nauwelijks meet joden zijn in de dorpen en steden in Polen. Toch

mogen we niet vergeten dat ook veel Poolse mensen in de kampen zijn gestorven, evenals Sinti en Roma, homoseksuelen en politieke gevangenen, zoals de Poolse gids ons op het hatt dtukt. Ook al zijn et nog veel antisemitische mensen in Polen, er zijn er ook die nadenken en proberen een betere wereld te bouwen. Zoals onze fantastische gids Joanna ons vettelt in het vootmalig getto: "We have to take position and we have to do a step forward to build a new world. This may never happen again. Hopefully, oneday we willdance together!"

Mirjam Kroonenburg Een van de zussen

Page 6: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Robert Cohen over het maken van Sombre Dimanche, documentaire over Auschwitz Je schaamt je om mens te zijn Enig tijd geleden is door de lokale televisiezender Rijnmond een docu­mentaire uitgezonden over mijn gevangenschap tijdens de oorlog in het vernietigings- en concentratie­kamp Auschwitz-Birkenau, waar ik toen elf maanden heb gezeten, naast mijn verblijf in diverse andere kampen. We zijn zes dagen onderweg geweest, met hun cameraploeg en een docent Moderne Geschiedenis van de Erasmus Universiteit, de heer C. J. Van Horzen, die over een ongelooflijke kennis beschikt waar het de Sjoa en joodse geschiedenis betreft. Het is niet onwaarschijnlijk dat de ruim een half uur durende documentaire verkocht zal worden aan andere t.v.-zenders. Uitzending zal dan waar­schijnlijk in de maand mei plaats vinden. Via een verslag wil ik u deel­genoot maken van dit bezoek aan Auschwitz dat niet alleen voor mij maar voor de gehele ploeg zeer emo­tioneel is geweest. Het opgenomen materiaal waaruit de definitieve videofilm is samengesteld bedroeg ongeveer elf uur en ik heb degene die uit dit vele materiaal een keus moest maken niet benijd.

Na de oorlog was ik nooit meer in Birkenau terug geweest en daar had ik ook nooit enige behoefte gehad. Desondanks meende ik de uit­nodiging van de zender Rijnmond te moeten accepteren omdat ik van mening was daarmee een goede zaak te dienen. Er zijn nog zo weinig direct betrokkenen die het kunnen navertellen. Het eerste wat je ziet, als je bij bet voormalig kamp Auschwitz-Birkenau aankomt, is het gebouw waar de "Hauptwache" zetelde. Voor de gevangenen gold het als machts­centrum van de SS. Het gaf mij een schok van herkenning. Speciaal voor ons was de hoofdtoegangspoort onder dit gebouw, die heden ten dage altijd gesloten is, geopend waardoor wij lopend langs de rails dezelfde route konden volgen als de goederen­wagons destijds. Daar stonden we dan op de "Rampe", het beruchte aankomstperron. De plaats waar bij aankomst de eerste dodelijke selecties plaats vonden en van waaruit zo velen zonder dat zij het zich bewust waren, de wandeling naar de dood hebben gemaakt.

Onbeschrijflijk Het gevoel dat mij bij de ontluisterende aanblik van het uitgestrekte, desolate, troosteloze en door de tand des tijds aangevreten Birkenau beheerste is eigenlijk niet te beschrijven. Je ge­dachten gaan niet in de eerste plaats uit naar je eigen belevenissen maar naar je vermoorde familieleden en de miljoenen anderen die het slachtoffer zijn geworden van een meedogenloze misdadige genocide. Hoewel ik voor mij zelf meende de periode van de concentratiekampen te hebben afgesloten voelde ik mij intens hulpeloos. Om mij heen kijkend stonden links van de Rampe de stenen barakken van het vrouwenkamp nog overeind maar van de houten ba­rakken die daar ook stonden waren alleen nog funderingen te zien. Ook alle tweehonderd houten barakken van het mannenkamp aan de rechter­kant van de Rampe zijn verdwenen. Zij zijn na de oorlog gesloopt door Poolse burgers die het hout van deze barakken als brandhout hebben gebruikt. Ook hier resten alleen de fundamenten. Wel staan de meeste verticale schoorstenen van de kachels, die in deze barakken hebben gestaan meestal nog overeind. Iedere barak had twee schoorstenen.

Inmiddels was mij opgevallen dat in het gebouw waar vroeger dc "SS Hauptwache" zetelde, nu openbare toiletten voor de bezoekers waren aangebracht. Ik vond het uitstekend dat dit vroegere machtscentrum van de SS de uiteindelijke bestemming heeft gekregen die het verdiende.

Wat mij ook opviel was dat op diverse plaatsen in het kamp bloemen met Israëlische linten lagen, alsmede blikjes met Hebreeuwse opschriften waarin kaarsjes brandden of gebrand hadden. Ik zag her en der groepen kinderen met vlaggen uit Israël lopen. Tijdens de filmopnamen in Auschwitz-Birkenau, maart 2002

Page 7: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Reis naar Polen 2003 De jaarlijkse reis die het Nederlands Auschwitz Comité organiseert naar Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden van maandag 3 november t/m zaterdag 8 november 2003. De reissom bedraagt € 890, - per persoon op basis van een tweepetsoonskamet. Een eenpersoons kamer is moge­lijk tegen bijbetaling van € 155, -. De prijs is inclusief vliegteis Amstetdam-Watschau v.v., transfers per luxe touringcar (waarin roken NIET toegestaan is), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis, toegangsprijzen museums en een reisverzekering.

N.B.: deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijk­blijvende vliegtarieven en koersen.

Belangstellenden kunnen zich vóór 15 april schriftelijk opgeven bij het Nederlands Auschwitz Comité t.a.v. dhr. J. Grishaver, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen. (fax 020-6003455, e-mail [email protected]). Et is slechts een beperkt aantal plaatsen, aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt nemen aan de reis.

Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met: Jacques Grishaver tel. 020-6003455 of020-6990658.

Vier zusjes in Auschwitz Lopend door het voormalig getto van Warschau, de laatste dag van onze reis met het Auschwitz Comité door Polen, voel ik de kracht die er nog steeds is op deze plaats. Speciaal bij het monument van Mila 18. Wat een moed moeten deze verzets­strijders hebben gehad om te proberen nog zoveel mogelijk mensen te helpen en verzet te bieden tegen de waanzin van Hitler. Zij streden om waardig te kunnen sterven, omdat ze wisten dat ontsnappen uit deze hel vrijwel onmogelijk was.

De reis voert ons gezelschap door kampen waar de hel nog erger was dan wij ons op dit moment kunnen voorstellen. Verslagen, verdrietig en bijna zestig jaat later nog steeds machteloos van woede doot wat et heeft kunnen gebeuren, breekt elk van mijn zussen op een ander moment. De een bij het zien van de gaskamers, de ander bij het zien van de foto's en bij de detde komt de reactie pas later. Zelf vind ik 't het moeilijkst bij de kinderfoto's en de kinderkleding. Op een foro staan drie kinderen, die zo klein als ze waren dapper de gaskamers tegemoet traden, hand in hand. Hartverscheurend.

Rabbijn Sonny Herman ontroert ons en geeft het gezelschap troost door dc gebeden die hij uitspreekt tijdens de herdenkingen in ver­

schillende kampen. Tijdens deze herdenkingen kunnen we de namen zeggen van degenen die naamloos, m aar met een nummer zij n gestorven. Emotioneel - soms is het bijna niet te doen - horen we de namen noemen van dierbaren die niet vergeten worden. De zussen hebben de namen genoemd van onze grootouders bij de asheuvel in Sobibor waar veel van onze familie­leden zijn omgekomen.

Schrijnend is ook dat we in de vele synagogen te horen krijgen dat deze weliswaar worden gerestaureerd, maar geen dienst meer doen, omdat er nauwelijks meer joden zijn in de dorpen en steden in Polen. Toch

mogen we niet vergeten dat ook veel Poolse mensen in de kampen zijn gestorven, evenals Sinti en Roma, homoseksuelen en politieke gevangenen, zoals de Poolse gids ons op het hart drukt. Ook al zijn er nog veel antisemitische mensen in Polen, er zijn er ook die nadenken en proberen een betete weteld te bouwen. Zoals onze fantastische gids Joanna ons vettelt in het voormalig getto: "We have to takeposition and we have to do a step forward to build a new world. This may never happen again. Hopefully, one day we willdance together!"

Mirjam Kroonenburg Een van de zussen

Page 8: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Jaarlijks komen achtduizend kinderen met begeleiders uit Israël naar Birkenau om de Sjoa te herdenken.

Vanaf de Rampe gingen wij door naar het "Sauna Lager", zo genoemd naar een stenen gebouw dat Sauna werd genoemd. Dat was immers de weg die ik destijds ook gevolgd had. In dat gebouw moest ik mij toen met nog vele anderen uitkleden, douchen en vervolgens werden wij zowel van boven als ook van onderen kaal geschoren. Daarna moesten wij ons insmeren met een stinkend goedje dat ons tegen ongedierte zou moeten beschermen (ontluizen). Wij kregen een gevangenen-nummer in onze arm getatoeëerd door een medegevangene en tot slot werd ons dunne gevangeniskleding verstrekt waarna wij werden geregi­streerd.

Met de cameraploeg zijn wij daarna naar het "dLager"gegaan dat ook wel Arbeitslager werd genoemd. Op weg daarheen kan je in de verte het vroegere gebouw van de "Kommandantur"en de SS verblijven zien. Bovenop de vroegere SS Kommandantur staat een groot kruis. Ik kan niet begrijpen waarom men juist daar een kruis heeft neergezet, terwijl er al zo oneindig veel kerken, kapellen, Mariahuisjes etcetera in Polen staan.

Galg Door de poort van het d Lager komend zag ik aan de linkerkant nog het metalen frame van de galg staan waar meerdere malen tijdens generaal appèl mensen werden opgehangen. Dezelfde poort deed mij ook denken aan dode lichamen van mishandelde gevangenen. Zij hadden getracht te vluchten. Hun lijken werden bij de poort, ondersteund door scheppen en stokken, tentoongesteld opdat wij ze 's morgens bij het uitrukken van ons "Kommando" duidelijk zouden zien als afschrikwekkend voorbeeld. Een Kommando was een groep ge­vangenen die moesten werken. Er waren vele Kommando's, ik zat in het beruchte "Kartojfelkommando". Wij zijn daarna nog even doorgelopen tot het einde van het d Lager waar wij de

resten van de latrines aantroffen. Omdat er geen houten barakken meer in het d Lager stonden, maar alleen de reeds genoemde vervallen schoorstenen en fundamenten zijn we naar het a Lager gegaan. Daar staat nog een tiental barakken. Wij sliepen destijds in zo'n Block met circa achthonderd man. Deze Blocken, van oorsprong voorgefabriceerde houten paardenstallen geschikt voor 52 paarden, waren destijds ons onderkomen. We sliepen in drie etages hoe stapelbritsen. Acht tot tien man volkomen in elkaar gestrengeld op elke etage van zo'n brits was normaal. Daarbij zaten we onder de luizen en heerste er vlektvfus en dysenterie. Zittend op het horizontale gedeelte van de lange ingemetselde twee schoorsteenpijpen die van voor naar achteren lopen werden m i j diverse vragen gesteld. Ik herinner mij nog haarscherp een avond dat een man op de bovenste étage van een brits viool speelde. Achteraf denk ik dat de man tot het "Lager-orkest" behoorde, dat ook een Kommando was. Hij speelde een bijzonder weemoedige en melancholieke melodie, die ik voordien nog nooit had gehoord had maar sindsdien nooit meer ben vergeten. Iedereen in de barak was doodstil. Het bracht mij in een soort droomtoestand. Na de

oorlog heb ik de titel van dat lied opgespoord. Het heette "sombre dimanche". Prompt heeft de regisseur aan zijn documentaire die naam gegeven

Vestzakhorloges Destijds werd ik na enige maanden in het Kartojfelkommando te hebben gewerkt aangewezen om in het Effektenlager, dat door ons Kanada-lager werd genoemd, te gaan werken. Daar moesten wij alle geroofde goederen doorzoeken, sorteren en opslaan in barakken. Regelmatig werden goederen uit deze barakken naar Duitsland gezonden. Mij is na de oorlog bekend geworden dat admiraal Dönitz als extra beloning aan zijn Arische duikbootbe-manningen vestzakhorloges heeft geschonken indien zij opzienbarende successen hadden behaald. U mag driemaal raden waar deze vestzak­horloges vandaan kwamen. Het Kanadakommando was één van de best leefbare Kommando's in Birkenau. Overleven is nooit een kwestie geweest van sterk of slim zijn. Het lot bepaalde of je wel of niet ziek werd, het lot bepaalde ook of je wel of niet in leven bleef. Vanuit het Kanadalager had men behoorlijk zicht op de crematoria 4 en 5, omdat zij aan elkaar grensden. Het kon niet anders, wij moesten met de camera-

Page 9: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

ploeg de zware gang naar de resten van deze fabrieken des doods maken en naar de asvijvers daar dichtbij. Het wootd crematorium zoals dat vaak wordt gebtuikt is hier maar gedeeltelijk op zijn plaats. Het ondetgrondse gedeelte van zo'n stenen gebouw bevatte een uitkleedruimte en een zogenaamde doucheruimte die als gastuimte werd gebruikt. Per keer konden deze ruimten tweeduizend man bevatten. Het eigenlijke cfematotium was gelijkvloets en bevatte een hele rij met ovens. Iedere oven kon per keer drie lijken verbranden. In Birkenau waren vier crematoria dag en nacht in gebruik. Dat was zichtbaar aan de vlammen die uit de hoge schoolstenen kwamen. De SS heeft, toen de Russen omstreeks oktober 1944 in opmars waren zogenaamde Abbruch-kommandos samengesteld, die deze gebouwen met hun twee hoge schoorstenen steentje voot steentje moesten afbreken. Deze klus kon niet

meet op tijd geklaatd worden, de rest van deze moordfabrieken heeft de SS daarom met springstof opgeblazen. De spoten van hun misdaden zijn echtet vootal bij ctematotium 2 en cfematotium 3 goed zichtbaat, omdat ondanks alles de trappen naar beneden duidelijk waarneembaar zijn. Ik moet bekennen dat je je eigenlijk schaamt om mens te zijn als je ziet waartoe mensen in staat zijn. Ik heb mij zelden zo beroerd gevoeld als toen ik aan de fand van een gaskamer stond waat je volgens mij nog steeds na zevenenvijftig jaar de geest van dood en verderf voelt.

Straffeloos Het is alles zo wteed en zinloos geweest. De stakketds hadden nooit iets misdaan. Er lopen tegenwootdig mensen tond die zonder een proces aan hun broek te krijgen, dus sttaffe-loos, in Nederland kunnen en durven te beweren dat Auschwitz maar een verhaaltje is. Ik zou zeggen kom eens

kijken op dat 176 hectaren grote Birkenau. Het merendeel van de onmenselijke daders die dit alles op hun geweten hebben zijn hun gerechte stfaf ontlopen. Neonazisme krijgt hief en daaf weer vaste grond onder de voeten. Het mootden gaat ovet de gehele wereld ongestoord door on­geacht wie de slachtoffers zijn. Het is onbegrijpelijk en toont haafschetp aan dat de mens niets geleefd heeft. Op technisch gebied zijn wij knappet geworden maat evolutie op gebied van innetlijke beschaving heeft nooit plaats gevonden. Opvoeding en iedet geloof hebben op dit gebied gefaald. Kinderen zouden op school onder­wezen moeten worden in fatsoens-normen en respect voor het leven, want laat niemand denken dat alleen Duitsets in staat zouden zijn genocide te plegen

Robert Cohen

O p reis n a a r de k a m p e n in Polen met het Auschwitz Comité

Pelgrimstocht tegen het vergeten Vanaf 1986 organiseert het Neder­lands Auschwitz Comité'jaarlijks een zesdaagse pelgrimstocht langs de Poolse vernietigingskampen. Zo ook dit jaar. Van maandag 4 tot zaterdag 6 november 2002 bezochten 96 over­levenden, kinderen van vervolgden, vertegenwoordigers van onder­steunende organisaties als de Anne Frank Stichting en het NIOD en andere belangstellenden de kampen in Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor. Dramadocent en theater­recensent Gooitsen Eenling (51) ging als enige Fries mee. Een persoonlijke impressie.

Auschwitz, 5 november 2002. We vetzamelen ons in Block 27 van het Stammlager Auschwitz 1, het joodse paviljoen. Op de muur staat in het Engels geschreven:' En de Heer zei tot Kaïn: .. .Het bloed van je broer roept tot mij van de aafdbodem.'

Zojuist hebben we een eerste rond­leiding gehad langs de barakken waarin stapels koffers, brillen en kledingstukken het bewijs moeten leveren van de nazi-misdaden. Durft iemand die dan nog te betwijfelen? Jazeket, zelfs erkende intellectuelen. Een gigantische berg afgeknipt haar doet me huiveten, Auschwitz schreeuwt zijn verontwaatdiging uit tegen de ontkenning van de holo­caust. Zodra je door de poort met de cynische wootden Arbeit macht ƒ-«'wandelt, wotdt de stilte tastbaaf. Alsof het landschap zich 'schuldig' voelt, zoals Armando ooit zo treffend verwoordde. Het is tijd om te herdenken. Er worden bloemen gelegd en kaarsen aangestoken. De liberale rabbijn Sonny Herman leidt de bijeenkomst, eenvoudig maat aangrijpend. Hij nodigt ons uit om namen te noemen van hiet omgekomen familieleden.

Sommigen hebben de namen op­geschreven om door hun emoties heen maar niemand te vetgeten. De lijst is lang, hondefden namen worden genoemd. En als eindelijk de stilte valt, zingt fabbijn Herman het jizkor:...'Laat hen in vtede rusten, daar waat hun testen zich bevinden. Vetgeten zijn ze niet. En nooit zullen ze vergeten worden'.. .Ter afsluiting wordt het kaddisj gebeden, het joodse gebed voor de doden, gezamenlijk door joden en niet-joden. En dan ge­beurt et iets wat ik niet had verwacht. De joodse deelnemers omhelzen elkaar en wensen elkaar: 'Vele jaren'! Een wens om nog lang te mogen leven om zo de doden te kunnen herdenken. Een beetje beschroomd doen wij als niet-joden mee. Tranen maken plaats voor een bevrijdende lach. De naam­lozen die ontmenselijkt zijn, die zin­loos zijn omgekomen, hebben weer een naam.

Page 10: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Waarom ga je met zon reis mee? De mensen die hun geliefden herdenken, hebben een duidelijk antwoord op die vraag. Ook voor Lenie Boeken (78) is het antwootd helder. Zij hoorde bij het laatste transport dat op 3 sep­tember 1944 vanuit Westerbork naat Auschwitz vertrok. Anne Frank zat in dezelfde trein. Soms vertelt Lenie Boeken gruwelijke details over het werken in de latrines of ovet het stapelen van lijken. Hoe ze het heeft overleefd? Ze heeft geen idee. De jongeren van het Vossius gym­nasium in Amstetdam, één van hen noemt de teis 'holohoppen', hebben andere motieven. Natascha van Weezei (16) fotmuleett het zo: 'Ik wilde weten wat dat gtuwelijke ptecies is waat mijn familie het zo vaak over heeft. Ik wilde het zien, begrijpen. Eigenlijk wilde ik meer over mijzelf te weten komen door deze teis. Wie ben ik, wie wil ik zijn?'

En ik? Mijn vader heeft het laatste jaat van de ootlog in het West-Duitse concentratiekamp Offingen door-gebracht. Hij was ondetduiket voor de Arbeitseinsatz maar werd samen met zijn broer verraden. Mijn vader sprak niet veel ovet zijn ervaringen en wij waren jong, we hadden het geduld niet naar hem te luisteten. Maat als hij een oorlogsboek las, huilde hij altijd stilletjes. Sinds zijn dood maak ik als dtamadocent op ROC Friese Poort voorstellingen rond de viering van 4 en 5 mei. Zo ging ik een aantal jaren geleden met leerlingen naar Dachau om een theatetstuk voor te bereiden. Nu ga ik alleen. Een mijlpaal of een eindstation op mijn levenspad, wie zal het zeggen?

Birkenau, 6 november 2002 De wind huilt langs de spootrails die de ingang van Birkenau, Auschwitz 2, markeren.De zon schijnt, maat het is bitter koud. We wandelen langs de eindeloze rij barakken van deze enorme dodenfabriek waar zo'n 2 miljoen mensen van 27 verschillende nationaliteiten werden vernietigd, vooral joden. De nazi's hebben op hun terugtocht geptobeetd delen van het kamp te vernietigen maar de

resten van de crematoria spreken voor zichzelf. Bij een groot monument ligt een plaquette met een Nederlandse tekst:... 'Laat deze plek eeuwig een kreet van wanhoop zijn en een waarschuwing aan de mensheid'...Weer is er een krans van rode rozen, weer worden er namen genoemd, weer zegt rabbijn Sonny Herman de gebeden. De kou doet je rillen, zeker als je bedenkt dat mensen in dit kamp destijds naakt buiten moesten staan wachten om in de 'sauna' te worden ontluisd.

Tussen de bezoeken aan de kampen door worden geanimeerde gesprekken gevoerd, gesprekken doorspekt met joodse humor. Verdieping hoort nu eenmaal bij een pelgrimage. In een ontspannen sfeer wordt et van gedachten gewisseld ovet de omvang van de holocaust en de oorzaken daarvan. Over de politieke processen van vandaag de dag die tot waak­zaamheid zouden moeten leiden. Ovet de Poolse schoolklassen die met bussen vol vetplicht de kampen be­zoeken en snel van barak naat barak zappen. Maat ook over de waan van alledag. Zo heeft Lenie Boeken na een aanvraag, twee jaar geleden, nog steeds geen Duits pensioen ontvangen omdat ze niet kan bewijzen dat ze in Bitkenau zat. 'Moet ik dan mijn aim met het kampnummer eraf hakken en opstuten?', vraagt ze vettwijfeld.

En ook kleine incidenten vormen genoeg gespreksstof. Wat te denken van die Duitse zakenlieden die elkaar in ons hotel toefluisteren dat blijkbaat nog niet alle joden vefgast zijn en dat de joden blijkbaar weer rijkdom vergaren, anders konden ze nooit dit hotel betalen. Of van die auto die een aantal keten langs onze herdenkings­stoet rijdt, de jongeren erin brengen de Hitlergroet. Moeten we daar aan wennen zoals het gesis in de voet­balstadions? Zijn dit misplaatste gtappen? Moet je huilen of lachen? Het is een reis van uitersten.

Majdanek, vrijdag 8 november 2002 Het sneeuwt. De kraaien krassen oor­verdovend. Ook hier weer een veld vol barakken, zo ver het oog teikt. In Majdanek werden 360.000 mensen van 51 nationaliteiten omgebracht, voornamelijk joden. De tentoon­stelling getuigt ook van andete slachtoffers: zigeunets, homo­seksuelen, politieke gevangenen.We bezoeken het ctematorium en de gaskamers waar zowel Zyklon B als uitlaatgassen werden gebruikt.

Majdanek ligt midden in een woon­wijk van Lublin in Oost - Polen. Burgers konden vanuit hun huizen het kamp binnenkijken. Waarom deden ze niets? De parallel met Venlo klinkt doot in de bus: waarom blijf

Page 11: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

je aan de kant staan en grijp je niet in? Een complexe vraag waar geen eenduidig antwoord op mogelijk is. Wel is iedereen het erover eens dat opvoeding en onderwijs een belang­rijke rol spelen in de strijd tegen geweld. Met het nemen van maatregelen als bewakingscamera's en meer blauw op straat ben je er niet. Je zult mensen bewust moeten maken van het geweld in zichzelf en anderen en hen leren hoe ze daar mee om moeten gaan. Inlevingsvermogen, zelfbeheersing en sociaal gedrag zijn belangrijke pijlers binnen de training in geweldloosheid. Het is daarom ook goed dat juist jongeren deze reis meemaken. Niels Gerson Lobman (17) verwoordt zijn ervaringen zo: 'Auschwitz is dat wat je overhoudt als je alles rondom het leven weghaalt: mensen komen, mensen werken, mensen lijden, mensen sterven. Dat is de keiharde waarheid van het leven. Maar misschien is dat te pessi­mistisch en is Auschwitz niet de waar­heid. Want iets dat zo keihard is, kan dar nog de waarheid zijn?'

Sobibor, vrijdag 8 november 2002 Voetstappen kraken in de bevroren sneeuw als we in de schemerende middag vanaf het nog in bedrijf zijnde station op de grens met Oekraïne naar het monument lopen. In de bus is er net een gedeelte uit het boek van Jules Schelvis voorgelezen, een van de weinige overlevenden uit dit kamp waar 250.000 joden zijn vergast, 300 gevangenen ooit ontsnapten en 47 mensen het hebben overleefd. De getallen tollen door mijn hoofd. De woorden van Jules Schelvis over zijn

aankomst in Sobibor vermengen zich met onze sporen in de sneeuw. We trekken in een stoet naar en om het monument, een grote besneeuwde asheuvel. Dat is alles wat van het ver­nietigingskamp Sobibor over is. De rabbijn zingt, wij steken kaarsen aan en leggen bloemen op de sneeuw. De namen worden genoemd, het zijn er weer veel, heel veel. En dan komen ook bij mij de tranen. Tranen om het verlies van het geloof dat de mens van nature goed is, het verlies van het kind in mijzelf. Het zijn ook de tranen van mijn vader. Het jizkor klinkt, daarna het kaddisj. En dan die hartverwarmende ontlading: 'Vele jaren!' Joden en niet-joden wensen dat elkaar van harte toe, de eventuele scheidslijnen zijn deze week opgelost in respect voor elkaar.

In de bus laat rabbijn Herman een fles cognac rondgaan: 'We gaan van de dood nu naar het leven. Het is bijna sabbat en op sabbat mag niet worden getreurd. L' chajim!'

Ik zal de stilte van Auschwitz, de poolwind van Birkenau, de kraaien van Majdanek en de snerpende voet­stappen van Sobibor niet snel vergeten. Maar evenmin die tekst van Santayana, die ergens onopvallend in een barak in Auschwitz 1 is opgehangen: 'Degene die de geschiedenis niet wil herinneren, zal gedoemd zijn haar te herleven'. Niet vergeten. Nooit vergeten.

Gooitsen Eenling

Dit artikel verscheen eerder in de Leeuwarder Courant van 16-11-2002

Page 12: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Interview met Jules Schelvis, oprichter van de stichting Sobibor " Ik zal er wel nooit van loskomen/ 7

Begin 2002 heeft Jules Schelvis zijn functie als voorzitter van de door hem opgerichte Stichting Sobibor neergelegd. Hij droeg het stokje over aan een nieuwe generatie. „Ik vind het wel mooi geweest," aldus de nu 82-jarige Schelvis geïnterviewd door Nienke Ledegang.

Jules Schelvis was de drijvende kracht achter de oprichting van het monu­ment 'Tekens in Westerbork'. Een gedenkteken voor allen die vanuit Westerbork werden weggevoerd naar de vernietigingskampen in Europa — en niet meer terugkeerden. Anderhalf jaar geleden onthulde toenmalig premier Kok het monument. Daarmee ging een diepgekoesterde wens van Jules Schelvis in vervulling. „Voor de slachtoffers van Sobibor bestond nog geen gedenkplaats, terwijl bijna een derde van de joden in Nederland daar terechtkwam," vertelde hij ter gelegen­heid van de onthulling. Graag vertelt hij waarom het monument zo belangrijk voor hem is, en hoe hij tot dit initiatief én tot de Stichting Sobibor is gekomen. Daarvoor moet hij wel een flink stuk terug in de tijd. „Om het verhaal compleet te hebben, moet je een

Rachel Schelvis-Borzykowski

aantal episodes in mijn leven door­lopen," blikt hij terug. Een sneltrein­vaart is nodig om slechts een indruk te krijgen van dit veelbewogen leven. Jules Schelvis zou dagen kunnen vertellen.

Episode 1, vóór de oorlog "Ik heb een boekje geschreven over mijn jeugd. 'Omkijken, een voor­oorlogse jeugd in Amsterdam', heet het. Het beschrijft hoe wij als niet-praktiserend joods gezin, vader, moeder, zus en ik, leefden. Toen ik 17, 18 was, werd ik verliefd. Niets leek een gelukkige toekomst in de weg te staan. Tót mei 1940. Toch realiseerden we ons toen nog niet hoe ernstig de situatie eigenlijk was. Maandenlang dachten we dat het wel meeviel. Maar ondertussen veranderde er veel. Van een verbod op ritueel slachten tot het verbod op toegang tot de schouwburg en parken. Als je jong bent is dat zeer deprimerend. Het beknotte ons in ons dagelijks bestaan. Maar het zou nog veel erger worden. Zoals ik zei, ik was verliefd. Op Rachel. Zij was Pools cn moest

Bruilof} van Rachel en Jules

zich daarom melden. Toen zijn we getrouwd. We trokken in bij haar grootouders, aan de Manegestraat, ook wel het Russenstraatje genoemd. Ik heb het nog, het boekje waar 260 handtekeningen in staan. Die staan symbool voor wat ik het 'Laatste Avondmaal' noem. Want kort daarop, in 1942, begonnen de eerste depor­taties. Drie van die 260 mensen hebben de kampen overleefd."

Episode 2, tijdens de oorlog "In 1943 werd ik tijdens de grote centrumrazzia opgepakt en kwam in Westerbork terecht. Wat daarna is gebeurd, is zo bizar. Een angstige, wonderlijke tijd. Ovet hoe ik telkens weer de dans ontsprong zou ik dagen kunnen vertellen. In vogelvlucht dan maar: vanuit Westerbork maakten wij de lange reis naar Sobibor, onwetend wat ons te wachten stond. Maar dat het goed mis was, merkte ik direct nadat ik uit de veewagen was gestapt. Mijn bagage werd ingenomen. Omdat ik er wat jong uitzag, kwam ik in de grote groep kinderen, vrouwen, ouderen terecht - de groep die bestemd

Page 13: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

was voor de gaskamers. Maar ik zag bij een ander groepje, met jonge­mannen, mijn zwager staan. Ik sprong op en vroeg aan een van die SS-ers of ik me bij die groep mocht voegen. Hij aarzelde even en stemde toen in. Zo ontsnapte ik ternauwer­nood en zonder dat ik het vermoedde aan de dood.

We werden naar het kamp Dorohucza gebracht waar we in de gloeiende hitte turf moesten steken. Onmenselijk zwaar werk. In datzelfde kamp arriveerden op een dag twintig Poolse joden. Het waren drukkers uit Warschau en ze droegen een ver­klaring bij zich: ze zouden ergens als drukkers te werk gesteld worden. Nou, dat was wat, want ik was van oorsprong ook drukker. Ik wilde koste wat kost zo'n papier be­machtigen. Op een dag trok ik de stoute schoenen aan. Ik vroeg of ik de kampcommandant kon spreken. Hem legde ik mijn voorstel voor. Kennelijk was hij goedgehumeurd, want ik hoefde niet meer terug naar de turfvelden, ik mocht mij bij de groep drukkers aansluiten.

Onze groep werd overgebracht naar Radom, een stad ten zuiden van Warschau met een nog overgebleven klein getto. Een getto met enige vorm van zelfbestuur, waar geen gebrek aan eten was. Zo kwam ik van de hel in

de hemel terecht. Dat duurde maar een paar maanden, toen werden alle kampen in de regio geliquideerd en werd het getto opgeheven. Het kostte onder de naam Aktion Erntefest 42.000 joden het leven. Alles wat te oud, te jong en ongezond was, werd afgemaakt. Een deel van de joden in Radom werd gespaard. Ik kwam terecht in een kamp waar ik korven moest vlechten van wilgentakken. Helemaal geen slecht werk: we werkten

Rangeerterrein Sobibor

in een warme barak en voerden onder­ling eindeloze gesprekken. Maar na een tijd moest ik de vrieskou in om graafwerk te verrichten. Werk waar­van ik wist dat ik het nooit lang zou volhouden. In een opwelling stapte ik naar de Arbeitsführer en vroeg of ik me mocht melden bij de wapen­fabriek die aan het concentratiekamp grensde. Allicht dat het werk daar minder zwaar was. De Arbeitsführer stemde toe. Een week later hoorde ik dat de groep waarmee ik manden had gevlochten was verdwenen. Waarheen laat zich slechts raden. Zo bleef ik aan het werk tot de Sovjettroepen naderbij kwamen. Omdat wij niet aan hen uitgeleverd mochten worden begonnen we aan wat later bekend zou worden als de dodenmars. Vier dagen en nachten hebben we gelopen. Tot we in een stadje kwamen, vanwaar transporten naar Auschwitz bleken te vertrekken. Zo kwamen we in augustus 1944 in Auschwitz-Birkenau terecht. Ik zag meteen dat het foute boel was want inmiddels wisten we van de gas­kamers. Maar tetwijl ikzelf niet dacht dat het goed zou aflopen, werd ik uit­gekozen om, met een groep van 1500

Page 14: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

mannen, in een Zuid-Duits stadje aan het werk te gaan. En dat terwijl Birkenau op volle toeren draaide! Daar, vlakbij Stuttgart, werd ik uit­eindelijk op 8 april 1945 bevrijd."

Episode 3, na de oorlog "24 Jaar oud was ik toen ik terug­kwam in Nederland. Wat ik toen al had meegemaakt is onvootstelbaar. Je moet een begenadigd schrijver zijn om onder woorden te kunnen brengen wat ik, en vele anderen trouwens ook, in die oorlogstijd hebben ervaren. Terug in Nederland had ik niets meer. Rachel was vermoord, ons huis was niet meer van ons. Ik had dus wel iets anders aan mijn hoofd dan nadenken over wat was gebeurd. Langzaam maar zeker bouwde ik een nieuw bestaan op. Ik vond een woning met mijn moeder en zus, die godzijdank Bergen-Belsen hadden overleefd. Ik ging weer als drukker werken, en in 1946 trouwde ik met Jo. We kregen kinderen. Ik zag de toekomst weer zonnig in. Zo heb ik de oorlog jarenlang verdrongen. Tot de VUT'm zicht kwam. Als je ouder wordt, ga je terugdenken aan vroeger. Ik haalde aantekeningen die ik vlak na de bevrijding had gemaakt tevoorschijn en begon te schrijven. Zo was ik de eerste die beschreef wat er in Sobibor, waar ik uiteindelijk maar een paar uur ben geweest, was gebeurd. Ik begon over meer episodes te schrijven en liet ze uittikken door mijn secretaresse. Zo ontstond het boek 'Binnen de Poorten.

Bij toeval ontmoette ik in die periode in Australië een overlevende van Sobibor die in het Duitse Hagen moest komen getuigen tegen een van de SS commandanten van Sobibor. Ik ben daar naar toe gegaan, ben dat proces gaan volgen. Ik heb er veel moeite voor gedaan om een rol te krijgen in dat proces, als Nebenklager, een soort openbaar aanklager. Dat is gelukt. Ik kreeg stukken onder ogen die anderen niet te zien kregen. Na drie jaar procederen heb ik een requisitoir gehouden. Die SS man heeft levenslang gekregen. Daar heb ik aan kunnen bijdragen.

Inmiddels was mijn interesse in Sobibor gewekt. Zo heb ik de meeste overlevenden die daar kwamen getuigen hun verhaal voor mijn videocamera laten doen. En ik ben in vele archieven gaan zoeken die materiaal konden opleveren: in de VS, Nederland, Duitsland, Polen. Uiteindelijk heeft dat geleid tot het standaardwerk 'Vernietigingskamp Sobibor'. In het voorwoord schreef ik: 'Er zijn indrukwekkende monumenten verrezen ter nagedachtenis aan hen die tijdens de oorlog om het leven zijn gebracht. Maar er is in ons land geen monument dat herinnert aan de slachtoffers van Sobibor. Laat dit boek als een monument fungeren'. Toch was ook dat nog niet be­vredigend genoeg. Ik wilde iets tastbaars. Een échte gedenkplaats. Uiteindelijk is dat gelukt. In 1998 kwam ik in contact met rabbijn Van Voolen, die ook mee was tijdens mijn Polenreis in 1986. Samen zijn we destijds nog om die enorme asheuvel gelopen en hebben we samen gejankt.

Goed, in 1998 hoorde ik dat er zoveel miljoen geld beschikbaar kwam voor joodse doeleinden. Ik heb dat met hem besproken en gezegd: 'Je weet dat ik een sterke band heb met Sobibor. Wat denk je, kunnen we daar iets mee doen?' 'Ja', zei hij, 'daar moet je iets mee doen.' Een snelle actie was geboden, want de aanvraag-termijn sloot. Ik nam tijdens de Auschwitz herdenking contact op met Dirk Mulder van Westerbork. Hij vond dat er een stichting moest worden opgericht, omdat alleen een stichting de nodige status zou hebben. Ik vond een bevriend maatschappelijk werker en zijn vrouw uit Culemborg bereid met mij en Carry van Lakerveld het bestuur van de stichting te vormen. Dat waren Ton Cales en Monique de Roij van Zuijdewijn. Ton en ik hebben bij een notaris in Geldermalsen de statuten van de stichting laten opmaken. Officieel werd onze doelstelling: 'Alles wat met Sobibor te maken heeft verbreiden onder de mensen.' Daarbij dachten we vooral aan boeken, toneel en lezingen. Enfin, we hebben een subsidie aanvraag ingediend voor het monument 'Tekens in Westerbork' en ook gekregen. Daarnaast willen we onze kennis over Sobibor blijven verspreiden."

Epiloog "Nu, na mijn 82 s t c verjaardag, vind ik dat het wel mooi is geweest. Wim Wertheim is sinds enige tijd voorzitter van de stichting en Jetje Manheim secretaris. Dat gaat prima, ik laat het met een gerust hart aan hen over. Adviseur blijf ik wel. Zo zijn we bezig met het uitgeven van een DVD gebaseerd op het boek 'Joodse kinderen in kamp Vught' van Janneke de Moei en we zijn betrokken bij de ver­nieuwing en inrichting van het museum in Sobibor. Ik zal er wel nooit van loskomen."

Nienke Ledegang

Nienke Ledegang werkt bij het dagblad Trouw en is sinds kort redacteur van het Auschwitz Bulletin.

Page 15: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Ad v a n Liempt over de jodenjagers v a n de groep-Henne icke

Voor zeven gulden vijftig Zeven gulden vijftig is een om­streden geldbedrag in mijn familie. Voor zeven vijftig werd mijn moeders zusje Roosje toen ze ondergedoken zat aan de Duitsers verkocht. Hoeveel mijn oom Hans heeft opgebracht, weet ik niet. Maar ook hij kwam aan zijn einde in Auschwitz. Zeven gulden vijftig, in onze termen rond de veertig euro: dat spookachtige bedrag duikt opnieuw op in het boek dat Ad van Liempt schreef over de geschiedenis van de Nederlandse jodenjagers in bezettingstijd.

Van Liempt is een van de meest veelzijdige figuren die op het Hilversumse Mediapark rondlopen. Hij stond aan de wieg van het veel­bekeken televisieprogramma Nova en is nu eindredacteur van Andere Tijden dat elke dinsdagavond een actueel licht op de internationale en vader­landse geschiedenis werpt. Van Liempt weet alles van sport, geldt als-het geweten van de omroepwereld en verzorgt zelf ook nog uitzendingen -zoals die over de bijzetting van Prins Claus in Delft. Bovendien heeft hij een aantal boeken op zijn naam staan. Oorlogen en oorlogjes spelen een grote rol in dat oeuvre. Zo publiceerde hij eerder over de politionele acties in Indonesië en over de schermut­selingen tussen minister Winnie Sorgdrager van Justitie en haar 'super-procureur-generaal' Arthur Docters van Leeuwen. Terecht noemde Gijs Schreuders hem in NRC Handelsblad "een van de beste onderzoeks­journalisten die Nederland rijk is". Die reputatie heeft Van Liempt onlangs opnieuw waar gemaakt.

Niets ontziende wreedheid Kopgeld. Nederlandse premiejagers op zoek naar joden heet het boek waarin die vermaledijde zeven gulden vijftig zo vaak voorkomt. Het bevat het verhaal van de Colonne Henneicke, een hulptroep van de nazi's die was vernoemd naar haar chef Wim

Ad v a n L iempt

Kopgeld N c d e r l a n d s e p r c m i e j a g e r s

op zoek n a a r j o d e n

Henneicke, stateloos zoon van een Duitse immigrant en vóór de oorlog snorder met contacten in de onder­wereld. Samen met zijn collega Willem Briedé gaf hij leiding aan een Nederlands team dat de klopjacht opende op de vijfentwintig duizend joden die in 1943 volgens de tellingen van de Duitsers nog ergens moesten zijn ondergedoken. Officieel was de

Omslag van kopgeld

Colonne Henneicke verbonden aan de Hausraterfassung, een organisatie belast met het inventariseren en in beslag nemen van joodse inboedels. Maar het bleef niet bij meubelstukken en piano's die uit de huizen moesten worden gesleept. Na het meubilair volgden de mensen: drie rijksdaalders voor elke onderduiker die bij de Hollandsche Schouwburgkon worden

Page 16: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

ingeleverd - om vervolgens op trans­port naar Polen te wotden gesteld. De Colonne Henneicke ging daarbij met niets ontziende wreedheid te werk, reconstrueert Ad van Liempt. De auteut van 'Kopgeld' laat het niet bij een beschrijving van die gitzwarte episode in de Nedetlandse ge­schiedenis. Hij vetdiepte zich ook in de sociologische achtergrond van de leden van de Colonne Henneicke. Loosers waren het, atme sloebers die in de jaren dertig beroepen hadden bekleed als sigarettenhandelaar en behanger of mislukt waten als politieagent. "De meesten waren schlemielen, mannen van twaalf ambachten dertien ongelukken. Een barkeeper die geen bier kon tappen, een assuradeur die niet met een telmachine overweg kon", aldus Van Liempt in een interview met Mischa Cohen van Vrij Nederland. Ze hadden de werkloos-heid en de crisis aan den lijve ervaren en verwachtten na de inlijving van Nederland in het Detde Rijk een verbetering van hun positie. De Amsterdamse sociale dienst verwees hen doot naar de roofbank Lippmann, Rosenthal & Co. Zo kwamen ze bij de Hausraterfassung terecht. Om vervolgens hun steentje bij te dtagen aan de Endlösung der Judenfrage. Sommige leden van de Colonne Henneicke wetden gedreven

0£3. JL9-Z-OS- *

> V. JOSMF/VM / / . FEITJES 1

J A - f-'JR .

A",STCKJ>/>M 5 5". TFÊZTS t/. FIJT-AFIS 4, N

L / / « r , ^ * * / ) . FTLINRZS NU,, / - ó - i s

/ERF»»/ -/>/ ' '"'

Alledaagse arrestaties

door ideologische motieven. Ze waten jaten eerder al toegetreden tot de NSB. Maar voor de meesten gold het doot Bertolt Brecht geformuleerde devies: eerst komt het vreten en dan pas de moiaal. Alles draaide om die zeven gulden per jood die werd uitgeteikt. Van Liempt in VN: "Het allerbelangrijkste was het geld. Mensen zijn sowieso al beteid om vet te gaan maar helemaal als je ze een beloning voorhoudt."

Fluwelen handschoenen Na 1945 boog het Bijzondere Gerechts­hof zich ovet de zaak van de sigarettenhandelaten en gesjeesde politieagenten die deel hadden uit­gemaakt van de Colonne Henneicke. Chef Wim Henneicke kon niet meer wotden berecht. Hij was tijdens de hongeiwinter door het vetzet ge-liquideerd. Collega Willem Briedé ontsprong de dans. Die vestigde zich in een dotpje vlak bij de Duitse stad Essen en niemand die hem daar een haar krenkte. De andere premiejagers hoorden de doodsttaf tegen zich uitspreken, kregen levenslang of werden voor kortete tijd geïntet-neerd. De vijfentwintig leden van de Colonne Henneicke die tot de doodstraf werden veroordeeld kwamen uiteindelijk allemaal met de schrik vtij. KVP-ministers van Justitie als mr. H.A.M. T. Kolfschoten en mr. J.H. van Maarseveen waren dol op gratieverlening aan oorlogsmis­dadigers en collaborateuts en ook de premiejagers konden profiteren van hun barmhartigheid. Tegen 1960 -rekent Van Liempt voor - bevonden alle leden van de Colonne Henneicke die niet in de cel waren overleden zich weer op vrije voeten. De rechtsstaat had hen aangepakt met de fluwelen handschoenen waarmee ze hun slachtoffers zelf niet tegemoet waten getteden. 'Kopgeld. Nederlandse premiejagers op zoek naar joden' is geen vrolijk stemmend boek. Wie het leest, vtaagt zich af hoe mensen om­wille van een btuinc boterham met kaas in staat waten andeten de dood in te jagen. Want Van Liempt maakt aannemelijk dat iemand als Willem

Ad van Liempt

Briedé wist wat voor gruwelijk lot de joden na hun vertrek uit de Hollandsche Schouwburg wachtte. "Je wotdt ver­gast. Je komt nooit meer tetug", zou hij een van zijn attestanten hebben toegevoegd. En er was bijna niemand die met een beroep op gewetens­wroeging tot werkweigering overging. Van Liempt komt niet verder dan één lid van de Colonne Henneicke -Cornelis Rietveld - die liever als dwang­arbeider naar Duitsland werd gestuurd dan zijn dienstopdracht uit te voeren. Een dienstopdracht die op mede­plichtigheid aan moord neerkwam. Lezing van 'Kopgeld' verandert je in één klap in een cynisch mens. Als Ad van Liempt dat beoogde, is hij wat mij betreft ruimschoots in zijn opzet geslaagd. Voorlopig koop ik maar even geen boeken of compactdiscs van rond de veertig euro meet. Want in 1943 stond dat bedrag gelijk aan zeven gulden vijftig.

Max van Weezei

Ad van Liempt, Kopgeld; Nederlandse premiejagers op zoek naar joden; 1943, Uitg. Balans, Amsterdam, ISVN 90 5018 478 2, 373 pagina's, prijs: € 21,50.

Page 17: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Sinti en Roma in Nederland "Tchatcho Drom", De Goede Weg Het betekent een mijlpaal in de geschiedenis van de Sinti en Roma in Nederland: de onderhandelingen, begin 2000 met het kabinet, over de tegoeden Tweede Wereldoorlog. Het kabinet erkende zijn morele verantwoordelijkheid voor het vol­komen gebrek aan opvang en hulp na de oorlog en stelde een compensatie beschikbaar. Misschien was wel de grootste winst dat we gehoord werden, en dat er niet, zoals zo vaak in het verleden, alleen maar over ons maar ook met ons werd gesproken. We hadden een stem, we waren niet meer anoniem, we bestonden.

Na negen maanden van intensief onderhandelen werd in het najaar 2000 de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma opgericht. Een stichting die zich bezig houdt met het verdelen van de door het kabinet beschikbare gelden. Voorzitter is Joop Worrel, oud burgemeester van Woudrichem en voorzitter van ICODO. In deze stichting functioneren Sinti en Roma, samen met "burger"- bestuurders op een uitstekende wijze. In de Raad­kamer Individuele Aanvragen zijn Sinti en Roma de ervaringsdeskundigen. Zonder hun inbreng zou her praktisch

onmogelijk zijn tot een goed af­gewogen oordeel te komen. Zoals beloofd door premier Kok, hebben we de eerste individuele uitkeringen in december 2000 aan de oudste vervolgden uitgekeerd. Een heel bijzondere ervaring voor de meesten onder ons, een gevoel dat er eindelijk recht wordt gedaan, al kan alle geld van de wereld het geleden leed niet vergoeden. Een flink deel ( 12,5 % ) van de gelden wordt besteed aan projecten. Projecten die gericht moeten zijn op behoud en stimulering van onze cultuur, op educatie, projecten ge­richt op een betere toekomst voor Sinti en Roma in Nederland. Deze projecten worden beoordeeld door de raadkamer waarin deskundigen uit verschillende disciplines zitting hebben. Nu we aan een nieuw begin staan is de grootste wens van de Landelijke Sinti Organisatie: een nieuw cultuur- en documentatie­centrum, waarin plaats is voor verschillende activiteiten, zoals onder­wijs, een bibliotheek, administratie, een permanente tentoonstelling, studieruimtes, kortom een centrum waar we aan onze toekomst kunnen bouwen. De huidige behuizing van

de L.S.O. is volkomen ongeschikt, zeker met het oog op de toekomst.

Kleurrijke mensen Dit is een goed moment om voor dit bulletin te beschrijven hoe het ver­leden van de Sinti en Roma in Nederland er uit heeft gezien. In de vijftiende eeuw wordt voor het eerst officieel melding gemaakt van zigeuners in Nederland. Aan de poorten van de stad Deventer staat in maart 1420 een groep kleurrijk geklede donkere mensen, exotisch, donker van huid, zwarte ogen, vrouwen met lange rokken, behangen met sieraden. Ze slaan hun kamp op aan de rand van de stad, ontsteken een vuur, koken, maken muziek en vermaken de toegestroomde in­woners van Deventer met allerlei kunsten.In het stadsarchief van Deventer is deze eerste ontmoeting met zigeuners in Nederland op­getekend. Tot welke stam deze zigeuners behoorden vertelt het verhaal niet en zal waarschijnlijk ook niet meer te achterhalen zijn. De naam "zigeuner " wordt door ons ervaren als negatief, een scheldnaam afgeleid van het Duitse ziehende gauner, wat zoveel betekent als rond-

ï v

IHÉI

^1

Page 18: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

trekkende bandiet. Zelf gebruiken wij de naam Sinti of Roma, waarbij meteen opgemerkt moet worden dat Roma weer een verzamelnaam is voor verschillende stammen zoals; Lovara, Kalderascha, Ursare, Lallere, Tschurare, etc. Namen van stammen die dikwijls verwijzen naar de traditionele beroepen die door hen werden en soms nog worden bedreven. Een vergelijking met het Indiaanse volk gaat hier naar mijn mening op. Buitenstaanders zien hen als één volk, terwijl dat ene volk toch bestaat uit zovele stammen of volken. Ieder met zijn eigen specifieke kentekenen en eigenschappen.

Noord India Over de herkomst van Sinti en Roma is veel geschreven en gespeculeerd. Wijzelf zijn er van overtuigd dat onze oorsprong in Noord India ligt. Hard bewijs is nooit geleverd, maar uiter­lijke kenmerken en allerlei gebruiken, gewoonten en reinheidswetten wijzen heel sterk in die richting. Onze taal, het Romanes, is het sterksre bewijs. Heuse tsiganologen (ja, die bestaan!), en linguïsten als Ian Hancock, zelf een Rom, zijn overtuigd van het verband tussen het Romanes en talen uit Noord India. In het boek der koningen Shah-Nameh vertelt de Perzische dichter Firdoesi ons, dat in het jaar 420 voor onze jaartelling de Perzische vorst Behram-Goureen grote groep mensen naar zijn land haalde om zijn volk te vermaken met muziek en kunsten. Deze kunstenmakers en minstreels, zo'n 12000 in getal, zijn hoogst waarschijnlijk de voorvaderen van de huidige Sinti en Roma. Onze geschiedenis is een orale ge­schiedenis, het geschreven woord heeft nooit enige betekenis gehad in onze cultuur. Geschiedenis, gebruiken en wetten worden doorgegeven van vader op zoon en van moeder aan dochter. Door het simpele feit dat er niets van onze vroegste geschiedenis is opgetekend, is er veel verloren ge­gaan. Jammer, zo is nooit vastgesteld wat de oorzaak was van de diaspora van Sinti en Roma.

Er leven nu in Nederland ongeveer 4500 Sinti en 2000 Roma. Wereld­wijd zijn er ongeveer twaalf miljoen Sinti en Roma. Toen Sinti en Roma ruim zeshonderd jaar geleden naar Europa kwamen werden we aan­vankelijk zeer gastvrij onthaalt. Men had aanbevelingsbrieven van diverse vorsten die zorgden voor een vrije doorgang en gastvrij onthaal. Eén van de verhalen die men vertelde was dat ze pelgrims uit Egypte waren, vandaar de naam gipsy in Engelstalige landen, afgeleid van Egyptian. In Nederland noemde men ons vroeger (vóór 1860) "heidens" of "Egyptenaren ".

Gezien als een probleem Hoewel de autoriteiten na 1600 in Nederland verwoede pogingen deden om deze "heidens", die als criminelen werden beschouwd, uit te roeien, is dit ze toch niet gelukt. Op plakkaten werd zelfs de aanwezigheid van rondzwervende groepen mensen strafbaar gesteld. Deze repressie lokte crimineel gedrag uit, men maakte zich schuldig aan kleine diefstallen om in leven te blijven. In die tijd was er nog geen Bisschop Muskens die het moreel verantwoord vindt dat je iets mag stelen om je kinderen in leven te houden. Maar

ja, de normen van toen zijn niet de normen van nu. Georganiseerd werd er op "heidens " gejaagd, waarbij velen de dood vonden of op de brand-stapel hun einde vonden wegens hekserij en vermeende zwarte magie. Sommigen lukte het om over de grens te vluchten, waar hen een niet veel beter lot wachtte. In 1750 gingen de diverse overheden er vanuit dat het "probleem"was op­gelost en er geen Sinti of Roma in de Republiek meer waren. Een feit dat zeer te betwijfelen valt.

In het midden van de negentiende eeuw tot aan 1930 kwamen er weer Sinti en Roma naar Nederland, meestal vanuit Duitsland, waar ze langete tijd verbleven en soms geïnterneerd werden in z.g. zigeunerstadten. Ook uit Italië en Frankrijk kwamen families naar Nederland. Dit zijn de voorouders van de huidige generatie in Neder­land wonende Sinti en Roma. Er waren nog allerlei restricties, de overheid zag ons nog steeds als een probleem. Een probleem dat je oploste door ze over de grens te laten zetten, of als dat niet kon omdat sommigen van ons de Nederlandse nationaliteit hadden, te zorgen dat ze zo snel

s 93

S

s

s s

N

s

s

Page 19: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

mogelijk naar de volgende gemeente werden gestuurd, die dan voor een oplossing en opvang moest zorgen. Anti-tziganisme heerste en heerst in heel Europa, met name in Oost-Europa waar de situatie erbarmelijk was en nog steeds is.

Tweede Wereldoorlog Zoals uit voorgaande blijkt waren discriminatie, uitsluiting, pogroms en vervolging niets nieuws voor Sinti en Roma, maar het systematisch, op een industriële wijze uitroeien van mensen zoals door de nazi's in de Tweede Wereldoorlog werd gedaan, was her absolute dieptepunt in onze geschiedenis van eeuwen van vervolging. Cijfers zijn niet erg betrouwbaar omdat velen van ons nergens geregistreerd waren, maar schattingen spreken van min­sten 500.000 vermoorde Sinti en Roma door Einsatzgruppen en in de concentratiekampen van de Nazi's. De littekens van deze catastrofe zijn nog altijd voelbaar en zichtbaar binnen onze gemeenschappen. Uit Nederland werden een kleine 500 Sinti en Roma naar concentratie­kampen gedeporteerd, waarvan er 245 bij de zigeuner-razzia van 16 mei 1944 werden opgepakt, en via Westerbork werden afgevoerd. Slechts dertig van hen overleefden de nazikampen.

Na de Tweede Wereldoorlog was er geen enkele opvang voor hen die terugkeerden uit de concentratie­kampen of uit de onderduik kwamen. Opvang werd binnen de eigen familie en als die er niet meer was, binnen

de gemeenschap geregeld. In de cultuur van Sinti en Roma spreek je met buitenstaanders niet snel over dit soort problemen. Al onze bezittingen waren verdwenen, woonwagens, paarden, muziekinstru­menten sieraden, etcetera. Er moest opnieuw begonnen worden. Sinti en Roma stonden aan een nieuw begin, gehavend, maar met grote veerkracht. Langzaam kwam het leven weer op gang, er werden muziekinstrumenten gekocht of geleend, men kreeg wat handelsgeld bij elkaar en juist toen kwam de overheid weer met diverse beperkende maatregelen. Grote verzamelkampen kwamen er, met een slagboom ervoor, woonwagen­kampen die werden ervaren als een concentrat iekamp. Als grootste catastrofe geldt de afkondiging van het reis- en trekverbod in 1967, waardoor het onmogelijk werd onze nomadische levensvorm nog langer te handhaven en er een einde werd gemaakt aan veel van onze traditio­nele beroepen, die immers onlos­makelijk verbonden waren met een mobile levensvorm. Helaas zijn door deze maatregelen nogal wat Sinti en Roma afhankelijk geworden van een uitkering.

In de jaren tachtig voelden we een steeds sterkere behoefte aan een zelf­organisatie, wat in 1989 resulteerde in de oprichting van de Landelijke Stnti Organisatie. We wilden zelf onze belangen verdedigen, een volwaardig gesprekspartner zijn naar de over­heden toe. We begrijpen dat er nog een lange

weg is te gaan, we staan pas aan het begin. Er moeten jonge mensen worden opgeleid, kader gevormd, om in de toekomst Sinti en Roma een volwaardige plaats binnen de Nederlandse samenleving te geven.

Geuzenpenning In maart 2001 heeft de Landelijke Sinti Organisatie, samen met het European Roma Rights Center uit Boedapest, de Geuzenpenning in ontvangst mogen nemen. Dit is een onderscheiding voor diegenen die zich inzetten voor de democratie en tegen alle vormen van dictatuur, discriminatie en racisme. We mogen ons scharen in een rij van illustere voorgangers, o.a. Amnesty Inter­national, de Anne Frank Stichting, Mr Max van der Stoel, President Vdclav Havel van Tsjechië en Koningin Wilhelmina. De uitreiking van de Geuzenpenning door HKH Prinses Margriet is een erkenning voor al het werk van de afgelopen jaren. Voor de brug die er geslagen is tussen de burgermaatschappij en de Sinti en Roma gemeenschap, waardoor er meer begrip naar beide kanten is ontstaan.

We gaan door op de ingeslagen weg, de "Tchatcho Drom ", en zijn er van overtuigd dat dit uiteindelijk zal leiden tot een volwaardige plaats binnen de Nederlandse samenleving, met behoud van onze eigen waarden en cultuur.

Zoni Weisz Zoni Weisz is Sinto en bestuurslid van het Nederlands Auschwitz Comité.

De uitgave van dit bulletin wordt mede mogelijk gemaakt door ondersteuning van:

T O F F OPTIEK, H O O F D D O R P P L E I N 1 0 - 1 4 , A M S T E R D A M

MlNNESMA VAN CLEEF ADMINISTRATIEKANTOOR, WINDROOSPLEIN 18, AMSTERDAM

Voor informatie over adverteren in dit blad of ondersteuning kunt u contact opnemen met John van Cleef, 020 - 428 7683.

Page 20: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Wij zijn weer opgedoken Een her inner ing v a n Ida Vos "Waarom mogen we niet meer in de garage. Het is onze plek." Mijn tienjarige zus stond met gebalde vuisten voor onze pleegvader, oom Jaap. "Wat is er met jou aan de hand? Toen jullie nog waren ondergedoken was je veel liever." Hij gaf mij een knipoogje. Ik knipoogde terug. Ik voelde me nu echt een grote zus en dat was ik natuurlijk ook, al dertien. Ik vond het helemaal niet erg dat de garage verboden terrein was geworden. We hadden er zoveel uren door­gebracht. We regen tabaksbladeren aan lange touwen die we aan het plafond spijkerden om ze te laten drogen, hakten hout, keken naar het slachten van konijnen. "Waarom...?" "Over een week weet je alles," viel oom Jaap mijn zus in de rede.

Uit de garage kwamen allerlei geluiden die we niet thuis konden brengen. Zagen... timmeren, marsmuziek die we nooit eerder hadden gehoord. Tante Nel deed ook al zo geheimzinnig. Voortdurend ratelde de naaimachine. Lange lakens veranderden in witte gewaden. "Voor wie zijn die nachtponnen?" informeerde ik. "Over vijf dagen weet je alles," antwoordde tante Nel.

Het raadsel werd steeds groter. We probeerden tevergeefs vanaf de straat naar binnen re kijken door het gaatje dat we in de onderduiktijd in de garagedeur hadden geboord om te weten te komen wat zich in de buitenwereld afspeelde. Om de beurt mochten we zien hoe andere kin­deren hun spelletjes speelden. Krijgertje... verstoppertje. "Jij bent em. Wie niet weg is wordt gezien!" En of we weg waren. Helemaal weg.

"Zo, die grote jurk is voor jou." Tante Nel gooide iets over mijn hoofd, één van de witte nachtponnen. Ik keek naar het gewaad dat alleen mijn voeten vrij liet. "Voor de optocht van zondagmiddag", legde ze uit. "Hier, en die is voor jou." Ze veranderde mijn zus in een engeltje. "En gaan jullie nu maar mee naar de garage." We liepen achter haar aan. Ze opende de deur. "Kom maar."

Daar stond Oom Jaap. Klein manneke naast een enorm bouwwerk. "Voor de optocht van zondag", zei hij stralend. "De bevrijdingsoptocht en jullie mogen meevaren in deze duikboot. Er zit een tractor onder. Ik rijd jullie door het hele dorp en Muziekvereniging Semper Fidelis doet ook mee. Ze hebben hier een paar keer geoefend." Tante Nel gaat een spandoek maken waarop staat: "WIJ ZIJN WEER OPGEDOKEN."

"Jullie zeggen niets. Vind je het niet leuk?" "Heel leuk", juichte mijn zusje.

"En jij?" De grote blauwe ogen van oom Jaap werden nog groter dan anders. Ik gaf geen antwoord.

©fwWsT0H Cfrtonl - 0 2 -

Die zondagmiddag werden we door het dorp gevoerd. In witte lakens, een stokje met een grote gele Davidster in de hand. Twee toverfeeën met donkere ogen en witte gezichtjes. Marsmuziek schetterde in mijn oren. Zwaaiende mensen aan de kant. "Kijk, jodenkinderen. Joehoe... jodenkinderen. Zijn jullie er weer: "Zwaaien!", riep oom Jaap vanaf zijn zitplaats op de tractor. Mijn zusje straalde en zwaaide. "Jij ook, grote!" Ik deed een poging te zwaaien. Ik wilde niet bekeken worden. Het was nog zo kort geleden dat niemand me mocht zien.

Marsmuziek van Semper Fidelis. Mensen zingen:

"En we gaan nog niet naar huis. Nog lange niet, nog lange niet En we gaan nog niet naar huis Want mijn moeder is niet thuis."

Korte tijd later was pastoor Boonekamp genoodzaakt alle scholen van het dorp te bezoeken om de kinderen te vragen in godsnaam op te houden met het uitschelden van de joodse meisjes, die twee van de duik­boot.

© Ida Vos

<s>vi[>C-o2-

Tekeningen Winston Citroen

Page 21: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

De protestcolleges van Professor Barge in Leiden in het najaar van 1940 Het onbekende college van de andere Cleveringa Vele bezoekers van het Leids Univer­sitair Medisch Centrum — het LUMC - maken gebruik van het station van de N.S. Zij kruisen dan de Barge-laan. Het straatnaambord vermeldt: Johannes Antonius James Barge, Hoogleraar Geneeskunde van 1919 - 1942 en van 1945 - 1949. Het is de enige straat in de omgeving van het ziekenhuiscomplex die is ge­noemd naar een geleerde uit de 20e eeuw. Wat waren de verdiensten van deze professor, die met een onder­breking van enkele oorlogsjaren, zo lang verbonden is geweest aan de Leidse Universiteit? Jolanda Hendriksen en W. Hijmans schrijven voor ons over zijn — onbekend gebleven — protestcollege op de dag dat de joodse hoogleraren van de universiteiten werden ontslagen.

Het protestcollege van professor Cleveringa tegen het ontslag van de internationaal bekende rechtsgeleerde professor E. M. Meijers op 26 november 1940 is beroemd geworden en wordt tot de huidige dag elk jaar in Leiden met een Cleveringa-rede herdachr. In oktober 1940 ontvingen alle personen in overheidsdienst de zogenoemde Ariërverklaring, een formulier waarop men moest verklaren of men al of niet van joodse afkomst was. Was dat het geval, dan volgde ontslag. Cleveringa schetste in zijn rede de verdiensten van de door hem zo bewonderde leermeester en maakte op deze manier duidelijk hoe infaam de maatregelen van de bezetter waren. Na afloop zongen de studenten het Wilhelmus en besloten te gaan staken. Eén van de aan­wezigen realiseerde zich het historisch belang van deze bijeenkomst. Hij wist de tekst te bemachtigen en zorgde voor een ruime verspreiding. De

volgende dag werd professor Cleveringa gearresteerd.

Er waren echter meer protesten die minder bekend zijn. Diezelfde '26 november' begon de theoloog van Holk zijn college met het verzoek aan de studenten de slachtoffers van de recente rassenmaatregelen niet in de steek te laten. Vervolgens ging hij over tot de orde van de dag: een bespreking van de filosofie van Spinoza. Ook de hoogleraar anatomie professor J.A.J. Bargehield een protest­college. Hij paste dit in een college­reeks fysische antropologie, die hij al eerder was gestart. Hierin toonde hij aan dat de nationaal-socialistische rassentheorieën geen wetenschappelijke basis hadden. Zijn initiatiefis in de vergetelheid geraakt. Pas in 1995 werd aan de hand van interviews en collegedictaten vastgesteld wat hij daarmee beoogde en wat het effect is geweest van zijn moedige daad.

Persoonlijke herinneringen De tweede auteur van dit artikel, W. Hijmans, was in november 1940 tweedejaars student geneeskunde en hij volgde de colleges van professor Barge. Hij herinnert zich zijn college op 26 november, waarin hij onder meer het Duitse ras ontkende: "Men kan spreken van een Duits volk, van een Duitse natie, maar niet van een Duits ras". Dit college viel samen met de toespraak van Professor Cleveringa. Het nieuws dat de aldaar aanwezige studenten tot een staking hadden besloten, bereikte al snel het Ana­tomisch Laboratorium. De medische studenten sloten zich bij deze staking aan. Gezien het feit dat het overgrote deel van de studenten ofwel rechten studeerde, ofwel medicijnen, hield dit in dat men kon spreken van een alge­mene staking van de Leidse studenten.

Hij vroeg zich af wat hij kon doen met deze herinneringen? Noch de officiële geschiedbronnen, noch andere informatiekanalen maakten gewag van de cruciale bijdrage van Barge en bij navraag bij een aantal studenten en stafleden bleek niemand zich het gebeurde te herinneren. Gezien het belang van de bijdrage van Barge aan de geschiedenis van de Leidse Universiteit, die in zijn blazoen het motto draagt Presidium Libertatis (Bolwerk der Vrijheid) werd besloten tot een systematisch onder­zoek. Het Leids Universiteitsfonds verschafte namen en adressen van toenmalige medische studenten die bedoelde colleges wellicht hadden bijgewoond. De eerste twintig tele­fonische contacten leverden niets op, maar de volgende poging was succes­vol: de betrokken student herinnerde zich alles haarscherp. Dit resultaat leidde tot verder onderzoek. Nog zeven andere studenten konden details verstrekken die het gebeurde bevestigden. Twee van hun waren nog in het bezit van hun collegedictaten met de daarbij behorende data. Deze aantekeningen waren vrijwel identiek en samen met de data was een recon­structie van de gehele serie colleges mogelijk. Daarnaast werd veel achter­grond informatie aangetroffen in de persoonlijke notities van Barge die in het archief in het Anatomisch Labo­ratorium werden teruggevonden.

Barge begon zijn collegeserie van het nieuwe academische jaar in sep­tember 1940, dus enkele weken voordat er sprake was van een Ariërverklaring. Hij ruimde slechts een beperkte plaats in voor de klassieke anatomie maar stelde de fysische antropologie centraal. Hij ging uitvoerig in op de grote verschillen tussen de mensen, niet

Page 22: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

alleen op het niveau van de ver­schillendewerelddelen, maar ook op het niveau van een klein land als het onze. Zelf was hij gepromoveerd op het verschil tussen de Friese en Marker schedelvorm. Een ander voorbeeld is de donkere oogkleur bij vele Zeeuwen. Barges woorden bleven hangen bij de s tudenten. Deze donkete kleut had namelijk niets te maken met de aanwezigheid in de 16l

eeuw van Spaanse soldaten in die stteek, m a a t het was een gevolg van een 'uitstulping' van het Alpiene ras. In een volgend college bracht hij naar voren dat vanuit het standpunt van de antropologie joden geen homo­gene groep vormen; men kan dus wel spreken van het joodse volk, maar niet van het joodse tas. Deze serie van twaalf colleges werd op de befaamde 26 november afgesloten met een eenvoudige boodschap: ook het Duitse tas bestaat niet. De nationaal-socialistische rassentheorieën hebben geen wetenschappelijke basis. De Duitse natie bestaat, het Duitse volk bestaat, maar niet het Duitse ras. De Duitsets vormen geen homogene groep; ze zijn nier allemaal lang, blauwogig en blond. Ter afsluiting zei Barge: "Om langer te lijken dan ze werkelijk zijn, dtagen de Duitse soldaten kotte tuniekjassen en kotte laatzen". Daatbij draaide hij zich een beetje om en legde zijn hand op zijn kuit. Dit onvetwachte slot verwekte de nodige hilariteit en was ook een belangrijke stap voor de studenten om zich bij de staking aan te sluiten.

Persoonlijke moed Ptofessor Barge was algemeen bekend als een uitstekend didacticus. Meestal illustteetde hij zijn betoog met een eenvoudig krijtje en het klassieke schoolbord. Hij kon daarmee een prachtig ronde cirkel tekenen. Ook als petsoon dwong hij respect af. Het is daarom achteraf niet verwonderlijk dat juist hij deze weg van protest tegen intolerantie en discriminatie koos. Barge werd geboren in 1884 en stu­deerde medicijnen in Amstetdam, waar hij in 1912 promoveerde op heterogeniteit van bevolkingsgroepen.

In 1919 volgde zijn benoeming in Leiden. Dit moet de nodige beroering hebben gewekt. Barge was immers katholiek en de Leidse Universiteit was in 1575 gesticht, omdat men in Holland een eigen Protestantse uni­versiteit wilde hebben. Bovendien was hij politiek actief: vanaf 1937 had hij namens de Katholieke Volkspartij zitting in de Eerste Kamer. Hij bezat ook petsoonlijke moed, want hij was e t zich van bewust dat zijn per­soonlijke vrijheid in gevaar was. Waarom werd Cleveringa wel en hij niet gearresteetd? Mogelijk was het gebrek aan historisch petspectief van de aanwezige studenten zijn redding.

Er werd door hen immers geen ruchtbaarheid aan zijn protestcolleges gegeven. Wel wetd hij doot de Duitse politie in 1942 in Sint Michielsgestel met vele andere Nederlanders als gegijzelde geïntetneetd. Hij stond dus bij de bezettet bekend als een 'goed vaderlander'. Gelukkig wisten zij niet dat hij in 1941 lid was van het geheime Grootburgercomité. Deze groep van 15 vooraanstaande vaderlanders beraadde zich onder meer over het na de bevrijding te verwachten machts­vacuüm. Het was een zeer select gezelschap. Twee latete minister­presidenten waren er lid van geweest: Drees en Schermerhorn.

Page 23: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Barge overleed in 1952, doch pas ruim veertig jaar later werd vast­gesteld welk uniek en gevaarlijk initiatief hij in het begin van de oorlog had genomen. In zijn strijd tegen het racisme was zijn wapen de wetenschap. Inmiddels heeft hij hiervoor erkenning gevonden. Een naar hem genoemde stichting heeft onder meer tot doel zijn gedachte­goed te behouden. In het Laboratorium voot Anatomie van het Leids Universitair Medisch Centrum is de afdeling voor fysische antropologie naar hem genoemd: 'Barge's Anthro-

pologica. Een vast programmapunt is het Barge Forum, een bijeenkomst, die ieder jaar na de cursus "Fysische Antropologie" wordt gehouden. Het vindt plaats in de zomer op een zaterdagochtend. De belangstelling blijft opvallend groot. De reden is duidelijk: de fysische antropologie heeft zowel wetenschappelijk als maatschappelijk veel te bieden, zoals de onderwerpen aantonen: DNA-onderzoek en ziekte, leeftijdsbepaling en het probleem van de jeugdige ouderloze immigranten, de technische en ethische aspecten van de irisscan.

Maar het Forum biedt geen ruimte voor politiek getinte, modieuze demagogie. De theorieën van Barge waren geworteld in de 19' eeuwse rassenleer, waaruit ook de Duitse Nazi's hebben geput. De conclusies die hij hieruit trok waren echter volstrekt tegengesteld aan de nazistische ideologie, en dat heeft hij op 26 november 1940 zijn studenten duidelijk laten horen.

Jolanda Hendriksen W. Hijmans

Aangeboden door

BON Wilt u zich abonneren op dit blad of heeft u familie, vrienden of kennissen die op de hoogte willen blijven van de activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité? Als u onderstaande bon invult en opstuurt naar: Het Nederlandse Auschwitz Comité, Knoopkruid 54 , 1112 PV Diemen, ontvangen u of uw bekenden vier maal per jaar het Auschwitz Bulletin. Voor de verzend- en portokosten zijn

wij echter genoodzaakt u om een min imale bi jdrage te v ragen . Deze bi jdrage is voor binnenlandse abonnees € 8 , - , bui tenlandse abonnees in Europa € 1 1 , - en buiten Europa € 16,-. Tevens ontvangen alle abonnees één maal per jaar een acceptgirokaart voor een vrijwillige donatie ten behoeve van de voortgang van het werk van het Nederlands Auschwitz Comité.

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats.

Land:

Email:

Opsturen naar: Het Nederlands Auschwitz Comité, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen

Een abonnement kunt u ook opgeven via onze website: www.auschwitz.nl/bulletin.html.

Page 24: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Jacques en Janny v a n de Kar zestig j aa r getrouwd

Diamanten huwelijksfeest van twee joodse verzetsstrijders Op 16 november 2002 vierden Jacques van de Kar en Janny van de Kar-de Vrieshan 60-jarige huwelijks­feest in Amsterdam, samen met familie en vele vrienden, van wie een belangrijk deel tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet zat.

Jacques was voor de oorlog bevriend met Nico de Vries, die tijdens de razzia's van februari 1941 met nog 422 jonge joodse mannen door de Duitsers werd opgepakt en op transport gesteld van Schoorl via Buchenwald naar Mauthausen. Kort daarop kwam zijn doodsbericht. Bij Nico thuis heeft Jacques diens zusje Janny leren kennen. Zij trouwden op 17 november 1942, niet op het Amsterdamse stadhuis, dat mocht niet meer, maar bij de Burgerlijke Stand in de Plantage Kerklaan. Het joodse huwelijk vond plaats in de sjoel in de Rapenburgerstraat. Er kwamen veel mensen om te feli­citeren, maar een echt feest hebben ze er niet van gemaakt, daar was de toestand niet naar.

Jacques had in juli 1942 een oproep gekregen om zich te melden. Hij wist echter een baantje bij de Joodsche Raad te krijgen waardoor hij nog niet op transport hoefde. Door dit baantje kon hij samen met andere joodse jongens een verzetsgroep vormen die opgepakte joden uit de Hollandsche Schouwburg hielpen ontsnappen en zelfs uit de treinen waarmee ze op transport naar Westerbork zouden gaan. Over deze vorm van joods verzet is nog altijd veel te weinig bekend. Jacques van de Kar was de eerste die daar uitgebreid over heeft geschreven in zijn boek Joods verzet; Terugblik op de periode rondde Tweede Wereldoorlog (uitgekomen bij de Stadsdrukkerij van Amsterdam in 1981). Zijn verzetsgroep heeft honderden mensen het leven gered.

Janny en Jacques van de Kar

Uiteindelijk moesten Jacques en Janny van de Kar onderduiken. Ze gingen naar Beekbergen en waren daar vanaf begin 1944 betrokken bij het werk van de Landelijke Knok Ploegen (LKP). Ze hielden zich onder meer bezig met illegaal vervoer van wapens en het opstellen en verspreiden van nieuwsberichten uit Londen. Het waren zware en spannende tijden, Janny en Jacques hebben vele avonturen beleefd en hebben het met grote moed eb veel geluk overleefd. Beiden hebben echter het overgrote deel van hun familie in de kampen verloren.

Na de oorlog wisten ze met hard werken een bestaan op te bouwen. Als textielhandelaar was Jacques een vaste verschijning op markten van Sittard tot Enkhuizen. Janny kwam hem helpen als de kinderen naar school waren. Voor de 4/5 mei-herdenkingen in Amsterdam-Watergraafsmeer

Foto: Jaime Halegua

hebben zij altijd heel veel werk verzet. Jacques en Janny van de Kar hebben er ook voor gezorgd dat de her­innering aan het joods verzet tijdens de oorlog niet geheel is verdwenen. In 1961 heeft de historicus professor Presser de stelling geponeerd, dat het verzet van joden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers evenzeer is overschat als het door de Nederlanders is onderschat, en dat het verzet van joden in Nederland relatief dat van niet-joden heeft overtroffen. Vorig jaar is de herdenking bij het monument voor het joodse verzet (aan de Amstel bij het Amsterdamse stadhuis) helaas niet doorgegaan. Het Nederlands Auschwitz Comité wil zich er voor inzetten die traditie te herstellen.

Carry van Lakerveld Max Arian

Page 25: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Mogen we kritiek hebben? Het dilemma 'waarheid versus vrede' Ruim zeventig jaar geleden, in 1932, schreef Albert Einstein een brief aan Sigmund Freud met de volgende twee vragen: "Bestaat er een manier om de mensen te bevrijden van het noodlot van de oorlog? Bestaat er een mogelijkheid om de psychische ontwikkeling van de mensen zo te leiden dat ze beter weerstand kunnen bieden aan de psychosen van haat en vernietiging?"

Fteud gaf als antwootd: "In de psycho­analyse verondetstellen wij dat e t in de mens slechts twee soorten van driften wetkzaam zijn: driften die willen behouden en vetenigen en driften die willen vernietigen en doden. De eerste noemen we erotische driften; de tweede agressieve of destructieve driften." Het is een diep psychoanalytisch inzicht dat de we in het leven beide driften nodig hebben om te kunnen ovetleven. "Het is het een hopeloze zaak de agressieve neigingen van de mensen te willen afschaffen. Dat moeten we dus ook niet proberen. Wat we wél kunnen doen is de agressieve krachten zo om te buigen dat zij geen ootlog meer nodig heeft om zich te uiten." De desttuctieve dtiften dus niet elimineren, maar ombuigen en op vredesdoelen richten.

Ook het klassieke jodendom meent, dat aan al het menselijk handelen twee drijfveren ten grondslag liggen: de jetser ha-tov, de drijfveer om het goede te doen, en de jetser ha-ra, de drijfveer om het slechte te doen. Aangezien beide drijfveren volgens de rabbijnse traditie door God ge­schapen zijn, is de 'slechte' drijfveer niet écht slecht en is het de opdracht van de mens deze ten goede aan te wenden. De rabbijnen zeggen dan ook, dat men "God met beide drijf­veren moet dienen". Vredesactivisten zijn geen mensen zondet jetser ha-ra. In dat opzicht

•*\ -•**• ,**». r\

os

te ^

I t

*3 G

R . O +2

is cc S

I ^

s §

is I

1 1^

verschillen ze niet van hun ideologische tegenstandets. Vredesactivisten echter gebruiken hun agressieve driften om te creëren in plaats van te vernietigen, om op te bouwen in plaats van kapot te maken. Hun wapens daatbij zijn de dialoog en hun rotsvaste over­tuiging dat op de lange tetmijn dialoog m e e t loont dan conflict.

Dialoog versus conflict De morele stellingname dat 'dialoog m e e t loont dan conflict' wordt niet door iedeteen onderschreven. Mensen of instituten, die menen de waarheid in pacht te hebben, hebben geen behoefte aan een dialoog met andets-denkenden. Ze zien dat als vetspilling van tijd en energie. Bovendien kan zo'n dialoog voor hen gevaarlijk zijn: de waarheid van andersdenkenden kan hun waarheid 'besmetten' .

Religieuze fundamentalisten zijn daarom principiële tegenstanders van dialoog. Dat geldt e v e n z e e t v o o r politieke fundamentalisten, zoals bij­voorbeeld de nazi's onder Hitler of de 'white power '-racisten in de Verenigde Staten. Naast fundamentalisten zijn e t ook andere tegenstanders van dialoog. Dat zijn personen en instellingen, die denken altijd te kunnen winnen. Zij kiezen daarom liever voor het conflict. Ze wanen zich immets onverslaan-baar. De geschiedenis leert ons echter, dat dit een misvatting is. Geen mens of otganisatie is 'eeuwig' onoverwin­nelijk. Er bestaan ook geen onover­winnelijke staten of imperia.

Een cynische grap laat zien, dat wat men een dialoog noemt, dat niet hoeft te zijn. De grap luidt zo: "Wat

Page 26: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

is een monoloog? Dat is iemand die tegen zichzelf praat. En wat is een dialoog? Twéé mensen die tegen zichzelf praten." Uit twee monologen ontstaat geen dialoog. Het begrip 'dialoog' is omgeven door vele mis­verstanden. Het wordt vaak verkeerd gebruikt en begrepen. De meeste mensen denken erbij aan zoiets als 'aardig zijn voor elkaar'. Bij dialoog gaat het, naast specifieke kennis, ook om een open houding en om gevoelig­heid voor verschillen in beleving. Als je het verhaal van de tegenpartij niet begrijpt, kan je geen vrede sluiten. Het standpunt van de tegenstander moet je begrijpen, wat niet betekent dat je het er mee eens moet zijn. Dialoog is noch zoetsappig, noch vrijblijvend. Hij kan scherp, con­fronterend en 'to thepoint'zijn.

Op de lange termijn zijn geweld en oorlog niet in staat conflicten op een humane manier op te lossen. Dat kan alleen maar gebeuren langs de weg van de dialoog. Conflicten, waarin actoren een rol spelen die menen de waarheid in pacht te hebben of denken onoverwinnelijk te zijn, zijn uitermate moeilijk op te lossen. In die gevallen is geweld of oorlog ook voor de potentiële slachtoffers van de dialoogweigeraars vaak de enige optie, die nog rest. Als een uiterste vorm van zelfverdediging. Maar dit is het slechtste scenario. We moeten alle creativiteit en kennis, die we tot onze beschikking hebben, gebruiken om ook andere scenario's te bedenken. En — nog belangrijker — die eerst proberen te implementeren. Dus vóórdat het rampscenario in werking gesteld wordt.

In het klassieke jodendom speelt de figuur van de geleerde, de talmid chacham, hierbij de hoofdrol. Maimonides typeert hem — in die tijd was het nog geen 'haar' — als een meester van de dialoog: "Een geleerde heeft de vrede lief en jaagt haar na.' Hij spreekt met iedereen op een vrien­delijke toon. Maar in die vriendelijk­heid vermijdt hij overdrevenheid. Als hij iemand tegenkomt is hij de eerste

die groet, om die ander voor zich in te nemen ..." en nog meer van zulke zaken. Maar het interessantste komt nog: "Hij zal zich stipt aan de waarheid houden; hij zal er niets aan toevoegen of er van afdoen, tenzij ter bevor­dering van de vrede en vergelijkbare zaken."

Vrede Zelfs voor een geleerde is het zoeken naar waarheid niet het hoogste goed. Eén activiteit staat nog hoger aan­geschreven en dat is het najagen van de vrede. En waarom zou niet ieder­een met een afwijkende en dus im­populaire mening hier een voorbeeld aan kunnen nemen? Moeten wij onze ogen sluiten voor onrecht en er het zwijgen toe doen, als ons spreken de vrede in gevaar zou kunnen brengen? Wij worstelen soms met het dilemma, dat het zoeken naar de waarheid en het najagen van de vrede niet altijd te combineren zijn en dat beide voor het voortbestaan van het joodse volk in Israël en daarbuiten onontbeerlijk zijn. En dat geldt niet alleen voor het joodse volk, maar voor de hele wereld: "Door drie dingen blijft de wereld bestaan: door waarheid, door recht en door vrede".

In zijn commentaar op deze Misjna plaatst Maimonides 'het recht' in een politieke context: "Recht heeft be­trekking op de staat, die met recht­schapenheid geregeerd moet worden." Blijft over 'de waarheid' en 'de vrede'. Die betrekt hij op de menselijke deugden: waarheid op de intellectuele deugden en vrede op de morele deugden. Het dilemma wordt daarmee echter niet opgelost, omdat juist op het hoogste niveau van weten intellec­tuele en morele deugden in elkaar overvloeien.

Joden met kritiek op het huidige Israël zijn een alom aanwezig verschijnsel. Desondanks worstelen ook zij met het zojuist geschetste dilemma, maar wellicht niet genoeg. Maar dat geldt in nog sterkere mate voor al degenen uit de joodse gemeenschappen, waar

ook ter wereld, die het dilemma ontkennen en vinden - dat je alleen kritiek op Israël mag

hebben als je er woont; - dat joden in de diaspora alleen in

toejuichende zin hun mening over Israël mogen ventileren;

- dat joodse critici van Israël joodse zelfhaters zijn, die zich bij degoyim (de niet-joden) willen inlikken;

- dat zij niet alleen joodse zelfhaters zijn, maar ook verraders van het joodse volk

- en dat alle niet-joden, in Nederland en elders, in laatste instantie Israël-haters en antisemieten zijn.

Veel joden zijn het niet eens met de manier waarop de joodse kritiek op Israël zich organiseert en aan de weg timmert. Zo wordt 'Een Ander Joods Geluid' en vergelijkbare joodse orga­nisaties buiten Nederland verweten 'onze vuile was buiten te hangen'. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan, maar ik heb sterk de indruk dat hun boosheid vooral geworteld is in hun overtuiging, dat 'aïïegoyim inderdaad antisemieten zijn'. Het is de moderne variant van de woorden uit de Tom "Esau haatte Jakoh"2, waarbij volgens een bekende interpretatie 'Esau' staat voor alle niet-joden en 'Jakob' voor alle joden.

Ik zelf ben het met de uitspraak dat 'elke goy een antisemiet is' niet eens. Niet alle niet-joden haten joden, al zijn het er wél veel. Maar ik moet de eerste post-Holocaust jood nog ont­moeten, die de angst en het wantrouwen dat uit die woorden spreekr, niet begrijpt. Dat antisemieten interne kritiek van joden op Israël zullen misbruiken, lijkt me evident. Maar als joden géén kritiek op andere joden hebben, inclusief op Israël, doen ze dat ook. Ook dat is een kant van het dilemma.

Ido Abram

Dit artikel is een bewerking van een lezing. Die Ido Abram heejt gehouden voor Een Ander Joods Geluid op 20 september 2002.

Page 27: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Bergen-Belsen, het 'betere kamp' Het concentratiekamp Bergen-Belsen was niet opgezet als vernietigings­kamp. De duizenden Nederlandse joden die naar dit kamp op transport moesten, werden in het doorgangs­kamp Westerbork als bevoorrecht beschouwd. Maar de aankomst in het kamp maakte onmiddellijk duidelijk dat het geen vakantie­verblijf was.

Loden Vogel (Louis Tas) heelt het in zijn Dagboek uit een kamp (onlangs heiuitgegeven bij Balans) als volgt beschreven: "De aankomst in Bergen-Belsen: een grijze motiegen maakte de aanblik van de grijsgroene barak­

ken met hun kleine raamopeningen, waarvoor met stokken open of dicht gehouden luiken, en omringd met prikkeldraad en van overal zichtbare wachttorens, zeer angstwekkend." Iedereen dacht: "we zitten in de val en komen ei nooit meet uit". De weinige joden die zij zagen "leken al door de dood getekend".

In de loop van 1944 werden de levensomstandigheden in het kamp steeds slechtei, waardoor duizenden mensen stietven aan ziekte, honger, uitputting. Dit 'betere' kamp is ook enigszins een vergeten kamp. Dat is de reden waarom in dit nummer van

het Auschwitz Bulletin uitgebreid aandacht wordt besteed aan Bergen-Belsen. Carry van Lakerveld geeft een korte beschrijving van de geschiedenis van het kamp. Maria Goudsblom-Oestreicher heeft vooi ons ftag-menten veitaald en beweikt uit het onlangs in het Duits veischenen dagboek dat haat vadet Felix Hermann Oestreicher in Betgen-Belsen heeft bijgehouden. Wij nemen ook een van zijn gedichten op en de epiloog die Matia Goudsblom-Oestteichet schreef over de bittere bevrijding van het gezin in het dorpje Tröbitz.

Bergen-Belsen: z ieke, uitgehongerde, afgebeulde gevangenen Het voormalige concentratiekamp Bergen-Belsen ligt in Duitsland vlak­bij het stadje Celle, ongeveer 40 ki lometer ten noorden van Hannover. Tussen 1940 en 1943 was het al bestaande barakken-complex een krijgsgevangenenkamp (Stalag 311), sinds de zomer van 1941 werden er Russische krijgs­gevangenen in ondergebracht.

Eind maart, begin april 1943 gaf Himmler, Reichsführer van de SS, het bevel in Bergen-Belsen een Sonderlager - een speciaal kamp - op te zetten, bestemd voor joden die in aanmerking zouden kunnen komen om uitgewisseld te worden tegen Duitse staatsburgers die in het 'vijandige' buitenland woonden of daar geïnterneerd waren.

Het deel van het krijgsgevangenen­kamp dat daatvoot wetd bestemd was in slechte staat. De barakken waren bouwvallig en er waren geen sanitaire voorzieningen en geen keukens. De eerste transporten die in Bergen-Belsen aankwamen bestonden uit joodse gevangenen uit Buchenwald en Natzweiler die het kamp moesten opknappen. Een bouwploeg van ongeveer 500 man begon in mei 1943 met de verbouwing. Midden juli 1943 kwamen in twee transporten 2300-2500 Poolse joden in Bergen-Belsen aan. Zij waren in het bezit van speciale papieren (promesas) die met name waren uitgegeven door Zuid-Amerikaanse landen. Dit waten geen paspoorten, maat verklaringen waarin de nationaliteit door de consuls van de betreffende landen werd be­vestigd. Paspoott volgt. Deze papieten weiden door de nazi's niet vertrouwd. Ze waren dan ook dikwijls uitgegeven om mensen te helpen of voor veel geld vetkocht. Er waren ook vele vervalsingen in omloop. Deze 'gelegenheidspassen' werden zeer nauwkeurig gecontroleerd. In de tweede helft van oktober 1943 Bergen-Belsen, bij de bevrijding. Foto NIOD

Page 28: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Foto gemaakt bij de bevrijding van Bergen-Belsen. Foto NIOD

werden ongeveer 1700 Poolse joden op transport gesteld, zogenaamd naar een kamp bij Dresden, maar in werkelijkheid naar Auschwitz-Birkenau. Eén van de vrouwen begreep dat ze bedrogen waren, pakte op de Rampe een revolver van een nietsvermoedende SS-er en schoot hem dood. Andere vrouwen stortten zich ongewapend op de SS-ers. Het gehele transport werd direct vermoord. Slechts een paar honderd mensen met immigratiepapieren voor Palestina en een aantal ingezetenen van de Verenigde Staten bleven achter in Bergen-Belsen.

In een zogenaamd 'neutraal' kamp werden staatsburgers uit landen waar­mee Duitsland niet in oorlog was gevangen gehouden. Hier zaten onder anderen joden met de Spaanse, Turkse, Argentijnse en Portugese nationaliteit. In dit kamp waren de levensomstandigheden aanzienlijk beter dan in de andere afdelingen van Bergen-Belsen. Een Hongaars kamp werd in juli 1944 ingericht voor een transport van 1684 joden uit Hongarije. Zij hoefden geen gevangeniskleding te dragen, maar wel de gele jodenster. De grootste kampafdeling was het zogenaamde 'Sterrenkamp' (Stern­lager), bestemd voor joodse ge­vangenen die voor uitwisseling in

aanmerking kwamen (Austausch-judenj. Mannen en vrouwen ver­bleven in gescheiden barakken, maar families konden elkaar overdag zien. Zij droegen geen gevangeniskleding maar wel een ster. Er was weinig en slecht eten en de gevangenen moesten hard werken. De meeste van deze gevangenen kwamen uit Nederland. Van januari tot september 1944 werden uit Westerbork 3751 mensen naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Joden die voor uitwisseling in aan­merking kwamen bezaten een dubbele

nationaliteit, dikwijls (gekochte) Zuid-Amerikaanse papieren. Of ze hadden een zogenaamd Palestina-certificaat, waarmee ze naar Palestina konden emigreren. In de eerste helft van 1944 kwamen er enkele transporten met joden uit andere landen bij. Slechts een klein aantal joden werd ook daadwerkelijk uitgewisseld en kon naar Palestina en Zwitserland vertrekken.

Vergaarbak Vanaf maart 1944 werd Bergen-Belsen hoe langer hoe meer een 'gewoon' concentratiekamp. In dit geval een vergaarbak van zieke, afgebeulde gevangenen uit andere kampen die niet meer konden werken. Deze vaak doodzieke mensen werden vervolgens aan hun lot over­gelaten, zonder medische verzorging, zonder dekens en bijna zonder eten. Het sterftecijfer was dan ook bij­zonder hoog. Zij werden onder­gebracht in het 'Haftlingslager''voor de gelegenheid cynisch omgedoopt in Frholungslager' (om te herstellen!). Duitse misdadigers werden uit andere kampen gehaald en aangesteld als bewakers. Vooral joodse gevangenen werden door hen beestachtig mis­handeld. Tevens werden er - zoals in de andere concentratiekampen -

T L mr-JÊÊÊBÊm

De bevrijding van Bergen-Belsen. Foto; NIOD

Page 29: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Twee overlevende vrouwen in Bergen-Belsen bij de Bevrijding.

joodse bewakers aangesteld, kapo's. Zij Bij het vrouwentransport uit Ausch-waren ondetdeel van het geraffi­neerde systeem van de nazi's om joden zelf het vuile wetk te laten uitvoeren. De kapo's moesten orde en tucht handhaven. Wie dat weigerde, wachtte een zekere dood.

In augustus 1944 werd het kamp opnieuw uitgebreid met ongeveer 12 tenten voor joodse vrouwen. Duizen­den voornamelijk Poolse en Hongaarse joodse vrouwen waren afkomstig uit getto's en werkkampen uit het oosten van Polen waar ze vandaan moesten omdat het Russische Rode Leger naderde. Zij zaten er tijdelijk, werden vervolgens weer doorgestuutd om dwangarbeid te verrichten in neven­kampen van Buchenwald en Flossen-burg, om uiteindelijk totaal verzwakt, uitgeput en ziek weet terug te keren in Bergen-Belsen. In september en ok tobe r l944 kwamen er transporten met joodse gevangenen uit Plaszow, een kamp bij Krakow, en ongeveer 3000 joodse vrouwen uit Auschwitz. Op de appèl­plaats van het 'Stetkamp' werden barakken bijgebouwd. Het vrouwen-transport uit Auschwitz kwam bij aankomst eetst in tenten terecht. Op een dun strolaagje moesten zij in de overvolle tenten kamperen. Er waren geen bedden, geen sanitaire voor­zieningen, geen watet, niets. Na een harde storm woeien de tenten om en werden zij in barakken ondergebracht.

witz waren Anne Trank en haar zusje Margot. Eind oktobet 1944 kwamen zij in Betgen-Belsen aan. In maart 1945 ovetleed eerst Matgot en een paat dagen later ook Anne aan tyfus, enkele weken voor de bevrijding van het kamp.

Totale chaos In de laatste oorlogsmaanden ver­slechterden de levensomstandigheden voor de gevangenen in Bergen-Belsen met de dag. Tienduizenden gevangenen stroomden het kamp binnen, over-levenden van de dodenmarsen, gevangenen die uit kampen in het oosten waren geëvacueerd. Onder hen 20.000 vrouwen uit neven­kampen van Auschwitz en Buchen­wald en duizenden mannen uit Sachsenhausen en Buchenwald. Zij

troffen een totale chaos in het kamp aan: kou, honger, vervuiling en besmettelijke ziektes. De tyfus-epidemie maakte duizenden slacht­offers. Van januari 1945 tot half april stierven in Bergen-Belsen 35.000 mensen.

Bij de bevrijding op 15 april door de Engelsen waren nog 60.000 mensen in het kamp in leven. Duizenden doden lagen over het hele kamp­terrein verspreid. Duizenden zouden nog na de bevrijding sterven.

Bergen-Belsen heette een kamp te zijn waat het 'beter' was dan in andere concentratiekampen. Wie vanuit Westerbork het 'geluk' had naar Bergen-Belsen te worden gedeporteerd, had een lot uit de loterij getrokken, dacht men. Het was geen vernietigingskamp, er waren gezinnen, met kindeten, en al waren mannen en vrouwen gescheiden, men kon elkaar ontmoeten. Er wer­den geen gevangeniskleren gedragen, de mensen mochten nog enig bezit houden. Maar wie er tetechtkwam in de loop van 1944 trof een situatie aan waarin het 'betere' kamp nauwelijks meer verschilde van andere concen-ttatiekampen: honger, kou, tyfus en andere ziekten maakten duizenden slachtoffers. Anderen werden toch op transport gesteld naar Auschwitz en daar direct vermoord.

Carry van Lakerveld

Bevrijding Bergen-Belsen. Foto NLOD

Page 30: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Plattegrond ' C v * v ^ - Z T f = _--•- = . . . Bergen-Belsen

» A , V 11II11 ; n ï * i . 11 • % v *

•"ïïFl •illiïïi'jHifc-"' ll ng

11 H l ! , l l l l .

J Indeling van het kamp Bergen-Belsen (weergave van de toestand in september 1944)

Het concentratiekamp Bergen-Belsen was ingedeeld in streng van elkaar ge-

;•:. - scheiden afdelingen. Daarin moesten de gevangenen leven in zeer verschillende, door de SS bepaalde omstandigheden.

1. Gevangenenkamp Het gevangenenkamp bestond vanaf het begin, aanvankelijk voor onderbrenging van het 'bouwcommando', ongeveer 500 gevangenen, die de SS uit de concentratiekampen Buchenwald, Wewelsburgen Natzweiler naar Bergen-Belsen had gedeporteerd. Vanaf maart 1944 werden naar dit deel van het kamp zieke en arbeidsongeschikte gevangen uit andere concentratiekampen gebracht. Ze vegeteerden hier in ondraaglijke omstandigheden: gevangeniskledij, hard werken, totale afmatting, mishandeling, ontoereikende medische verzorging en hoge sterfte.

2. Neutralenkamp In het Neutralenkamp leefden enkele honderden joden met het staatsburgerschap van neutrale landen, vooral uit Spanje, Portugal, Argentinië en Turkije. Hier heersten tot maart 1945 relatief dragelijke omstandigheden. Deze gevangenen werden niet bij arbeidscommando's ingezet.

3. Speciaal kamp Naar het Speciale Kamp werden midden 1943 vele duizenden Poolse joden gedeporteerd, met provisorische reisdocumenten, meestal van Zuid-Amerikaanse landen. Zij werden streng geïsoleerd, omdat ze wisten wat de SS in Polen aan gruweldaden bedreef. De meeste van hen werden uiteindelijk naar Auschwitz gedeporteerd. Niet meer dan 350personen bleven in Bergen-Belsen.

4. Hongarenkamp Het Hongarenkamp werd in juli 1944 opgericht voor 1683 Hongaarse joden. Himmler onderhandelde met buitenlandse joodse organisaties die hen wilden vrijkopen. Ze droegen burgerkleding, met de jodenster en werden niet gedwongen te werken.

5. Sterkamp In het Sterkamp werden ongeveer 4000 'ruil-joden' ondergebracht, van wie de Nederlanders de grootste groep vormden. De gevangenen droegen hun eigen kleding, met de jodenster. Mannen en vrouwen waren gescheiden ondergebracht, maar gezinnen mochten overdag samenkomen, Er bestond dwang om te werken, aanvankelijk zelfs voor bejaarden.

6. Tentenkamp Begin augustus werd hier een Tentenkamp opgezet als doorgangskamp voor talrijke vrouwentransporten uit Polen. Eind octoberlbegin november 1944 kwamen 8000 vrouwen uit Auschwitz-Birkenau aan. Toen een storm de tenten had verwoest, werden deze vrouwen naar andere, al overvolle barakken overgebracht.

7. Klein Vrouwenkamp In het Klein Vrouwenkamp werden vanaf augustus 1944 vrouwen die uit Auschwitz waren gedeporteerd ondergebracht.

8. Groot Vrouwenkamp Hier was oorspronkelijk het Russenkamp gevestigd, waar vanaf juli 1941 Russische krijgsgevangenen in vreselijke omstandigheden werden opgesloten: zonder dak boven hun hoofd en met nauwelijks eten, ze werden bijna krankzinnig van honger en dorst. In februari 1942 was 90 % van hen dood. Vanaf 1944 werden vrouwelijke gevangenen uit de concentratiekampen in Oost-Europa toen het front naderbij kwam in steeds groter getale naar Bergen-Belsen gedeporteerd. . In januari 1945 werd het terrein van het voormalige krijgsgevangenenkamp gebruikt voor oprichting van het Groot Vrouwenkamp.

Bron: Bergen-Belsen, brochure van de tentoonstelling op het terrein van het voormalige concentratie- en krijgsgevangenenkamp Bergen-Belsen. Uitg. Niedersdchsische Landeszentrale für politische Bildung, Hannover, 1980.

Page 31: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Fragmenten uit Ein jüdischer Artz-Kalender Twee jaar geleden verscheen bij Hartung-Gorre Verlag in Konstanz, Duitsland, een zeer bijzonder dag­boek uit de Tweede Wereldoorlog. Felix Hermann Oestreicher was arts en moest in 1938 uit Karlsbad in Tsjechoslowakije met zijn gezin naar Nederland vluchten. Uiteindelijk moesten zij in 1943 op transport naar Westerbork en vandaar naar Bergen-Belsen.

Hij heeft van 1943 tot 1945 in een kleine doktersagenda minutieuze aantekeningen gemaakt over het verblijf van hem, zijn moeder Clara, zijn vrouw Gerda en hun dochters Beate en Maria in Westerbork, Bergen-Belsen en daarna in het dorpje Tröbitz (een andere dochter, Helly, kon in Nederland onder­duiken). Dit dagboek geeft, voor wie Duits kan lezen en de moeite doet zich er in te verdiepen, een in­dringend precies beeld van de omstandigheden in Westerbork en Bergen-Belsen, en van de treinreis die hen naar het dorpje Tröbitz bracht, waar Felix en Gerda Oestreicher kort na de bevrijding aan vlektyfus zijn overleden. Hun twee dochtertjes, toen 10 en 9 jaar, bleven alleen achter en werden door vrienden van hun ouders van Tröbitz naar Amsterdam gebracht.

Maria Goudsblom-Oestreicher heeft voor ons een aantal belangrijke frag­menten uit het dagboek vertaald, de afkortingen heeft zij soms voor de duidelijkheid enigszins uitgewerkt en waar nodig heeft zij het aangevuld met haar eigen herinneringen (cur­sief gezet). Het dagboek is op dit moment nog in de handel verkrijg­baar: Felix Hermann Oestreicher, Ein jüdischer Arzt-Kalender; Durch Westerbork und Bergen-Belsen nach Tröbitz; Konzentrationslager-Tagebuch 1943-1945; Herausgegeben von Maria Goudsblom-Oestreicher und Erhard Roy Wiehn; Hartung-Gorre Verlag, Konstanz, 2000, ISBN 3 89649 411 2.

Felix Hermann Oestreicher

Maandag, 1-11-1943 Amsterdam Opgehaald, terwijl ik met de zuster van de GGD aan het koffie drinken was. Helly is naar de Joodse Invalide gebracht, wij naar de Schouwburg. Ik bridge al om twee uur. De kinderen gedragen zich keurig. Hess brengt nieuws over Helly. Om half zeven in de avond komen Renate en Paul ook. Er is veel stof 's avonds door de matrassen. (De ochtend van de eerste november 1943 zal ik nooit vergeten. We hadden

Foto: Maria Austria

net les van mijn vader. Helly had veel last van astma, die dag lag zij in bed. We werden van huis weggevoerd met een vrachtauto. Even dachten de sol­daten dat mijn moeder de verpleegster van Helly was en onze grootmoeder dus onze moeder. Moeder had dus mee kunnen gaan naar het ziekenhuis "de Joodse Invalide". Helly heeft haar ouders toen voor het laatst gezien. Beate en ik werden die avond al overgebracht naar de crèche aan de overkant van de schouwburg.)

Page 32: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Moeder Gerda tussen haar dochters Beate, Maria en Helly in 1939 Foto: Maria Austria

Dinsdag, 2-11-1943 De ochtend begonnen met gymnas­tiek. De strafgevallen moeten op appèl komen. Met Schlesinger neem ik de pathologie door. Al vroeg en na het eten doe ik een dutje. Een mr. Frankenhuizen deelt royaal sigaren uit. De heer Mumbach, een chemicus, en zijn vrouw zien er sympathiek uit. Hun zoon behoorde tot de eersten, die werden opgepakt en toen naar Mauthausen getransporteerd. De man met de microfoon op het toneel is zelfs heel geestig. Er komen 25 strafgevallen aan uit de gevangenis aan de Amstelveense weg. Van hen doet iemand 's avonds al mee met bridgen. Renate waarschuwt de rokers en komt daardoor in de gevangenis terecht. (Renate is een tante van mij, mijn moeders zuster, toen getrou wd met Paul Laqueur. Van haar hand is na de oorlog het boek verschenen: Renata Laqueur, Dagboek uit Bergen-Belsen, Querido, 1965.)

Woensdag, 3-11-1943 Zoals gewoonlijk doe ik eerst mijn ochtendgymnastiek, maar die wordt onderbroken door het appèl van de strafgevallen en daarna dat van de gemengd gehuwden. Plotseling horen we dat we op transport zullen gaan. Renate komt terug uit de gevangenis. Sluzker, de vertegenwoordiger van de Joodsche Raad, verklaart, dat hij niets voor ons doen kan. We maken ons klaar en moeten dan lang wachten. Een jongeman probeerde om over het toneel te vluchten, maar werd door J. B. tegengehouden. Vanuit de auto kon ik nog de molen zien. We kregen ieder 1 pakje eten mee. Op de kade sjansen arbeidsters met de "zwarten". De trein is heel behoor­lijk, ik moet twee keer als arts op­treden, 's avonds ben ik bij Wachtel, de "zwarten" zijn erbij en gedragen zich fatsoenlijk. (Ik herinner mij ook de tocht naar het Muiderpoortstation met onderweg de molen . Die avond stond de zon als een grote rode bal aan de hemel. Voor mijn gevoel kwamen wij midden in de pikdonkere nacht aan in Westerbork.)

Donderdag, 4-11-1943 Westerbork De manier waarop we hier in Wester­bork ontvangen worden beantwoordt niet aan hoe ik het mij had voor­gesteld. Lisel heeft warme koffie. Querido uit Leiden moet nakijken of ik luizen heb. Ik krijg het middelste bed van een driehoog stapelbed en ga meteen slapen. In de ochtend om ongeveer negen uur ben ik bij Bial, die meteen heel aardig met Spanier telefoneert. (Lisel was een tante van mij, mijn vaders zuster. Hans Bial was toen een oom van mij, getrouwd met de jongste zuster van mijn vader, Maria, die ondergedoken was (zij is na de oorlog bekend geworden als de fotografe Maria Austria). Hij was al langer in Wester­bork, waar hij bij de administratie werkte. Spanier was de chef arts.)

Eén Jaar later:

Zaterdag, 4-11-1944 Bergen-Belsen Bosmann gestorven, arme man. Ik scheer mij en drink koffie. Ik heb de vroege dienst, twee uur lang. Zuster Di, die uitgeput is, zegt: "de grootste vloek die je hier in Bergen-Belsen

kunt uitspreken is: eet smakelijk." De hospitaalsoldaten XXXX en B. komen langs. Net als ik bij de tandarts ben wordt de boormachine weg­gehaald, ik moet dus weer terug­komen. Ik ga vlug naar barak 19 en dan net voordat het tellen begint ben ik in barak 26. Pinner wil me daar niet hebben en vraagt vermanend of ik echt wel werk. Ik loop visite tot 11 uur. Daarna heb ik een menings­verschil met Sternheim, die beweert dat ik niet met de juiste patiënten spreek, 's Middags is er luchtalarm van kwart voor één tot half twee. Ik ben in die tijd in barak 27 en lees de bijbel. Ik loop visite in barak 26 en schrijf daarna dagboek. Gerda bekvecht met Pinner, terwijl hij haar broodrantsoen onderzoekt. (Bij Mayer is brood gestolen, Lichtenberg wordt tijdens het luchtalarm 's avonds voor de kast betrapt.) - Er zijn vandaag 6 doden.

Zondag, 5-11-1944 Regen - Koolraap, 1 liter aard­appelen, boter, jam, sigaretten-papier. Ik heb 2 maal diarree. Ik was me helemaal en scheer me

Page 33: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

daarna pas. In barak 26 ligt een vrouw met 4 0 . 2 graden koorts, daarom wordt ze in het ziekenhuis opge­nomen. Ik heb bijna geen tijd voor mijn ontbijt. Het appèl is in barak 19, de Vries heeft 39 graden koorts, ik kan hem moeilijk verbinden. Gomperts overleden door diarree, H e y m a n n 7 6 jaar, B o s m a n n en Blokjesmann zijn overleden door longontsteking. Ik kan bij Gerda gezellig eten. Renate verkoopt boter. Ungar valt mij al vroeg lastig met het vragen naar sigaretten. Hij geeft zijn schaar als onderpand, maar vindt 's avonds dat de sigaret te dun is, we ruilen hem om tegen een andere. Aaron geeft prontosil, van half één tot half twee slaap ik. Net op tijd kom ik nog op de vergadering bij Bromberg. Poliakoff stelt voor om de zwakken toch aan te melden, maar om ze dan ook te verdelen. Ik ga naar Kahn om bij hem wat te studeten. Hij ligt in bed en maakt zijn plannen. Daarna lig ik op bed en vertel de kinderen, ook natuurkunde. O m vijf uur is er luchtalarm. Ik lees nog wat met Max samen. Ik ben er erg trots op, dat ik een 8 maanden oude zwangerschap ontdek.

Het eten was gisteren: 1 maal koffie, 's middags 1 liter koolraap - 's avonds koolraap met aardappel: 3/4 liter.

Maandag, 6-11-1944 Regen, 2 x koffie, zoete macaroni-soep. - 's ochtends vroeg mis ik de knijpkat. Ik moet het biuine pak aantrekken. In barak 26 is zo veel te doen, dat ik daar het appèl afwacht. Mevrouw Plum wordt veroordeeld tot drie dagen cel, vanwege naaien. Ik kan maar moeilijk inslapen door

de diarree en maak mij zorgen dat Bromberg zijn wootd niet houden zal, hij zei letterlijk tegen mij: "ik laat je in barak 26, ook al vindt Pinner dat niet goed." - 2 sterf-gevallen - ik vertel de kinderen over het boek "Van de Noordkaap naar de Sahara". In het tentenkamp zijn drie dagen geleden 3000 vrouwen uit Ausch­witz aangekomen. Daar waren Leni Speyer, mevrouw Elzas, Rappoport

en Fontein bij. Leni ziet er naar men zegt goed uit. Moeder eet dagelijks twee rantsoenen brood.

Dinsdag, 7-11-1944 1 x brood, boter, diarree Ik verneem dan dat Stoppelman gestorven is! Lore heeft me daat helemaal niets van gezegd. Ik onder­werp mij aan haar en Stutter en Oetinger. De verjaardag van mevrouw Pinner wordt gevierd. Zij wordt, ook al zijn er doden in het ziekenhuis, met muziek ontvangen. Door het lucht­alarm kom ik pas laat in barak 19. Bij appèl ben ik in Barak 26. Beate tekent heel leuk.

Woensdag, 8-11-1944 Koud, regen; 1 x koffie; dunne aard­appelen met rabarber. 1 x brood. Ik hoor bij toeval al heel vroeg dat de barakken 27 en 28 op stel en sprong moeten verhuizen. Direct na de rondgang van de XXXX vertel ik dit bericht al aan de barakkenleiders, die het echter na het appèl niet door-geven! - De vethuizing is zwaar, ik draag veel voor Gerda en de kinderen. Ik kan geen verpleegstet vinden, zodat ik de zieken met veel improvi­satie moet ovetbrengen. 1 dode.

Zaterdag, 11-11-1944 Koud, koffie, 2 keer naar de wc. De laatste dagen zijn et veel doden te betteuten: mevrouw Mitlet, Ascher Pinkhof, mijnheer Findler en Blokjesmann In de keuken zegt iemand: "Wat wordt daat vervoerd in die wagen?" Iemand antwoordt: "Doden". "Nee gecrepeerden, vee crepeerr". De commandant zegt: "Wat, maar zo weinig doden. Bij de (politieke) ge­vangenen zijn het et veel meet!" Er zijn pakketten uit Zwitsetland en Zweden gekomen. Het bejaarden­tehuis is ondergebracht in een grote barak, zonder licht, zondet watet, met een ton in de hoek. 36 bedden moeten we eruit halen, 12 zijn et nu leeg, dus e t moeten eerst nog 24 mensen ovetlijden, totdat er weer iemand in opgenomen kan worden. Er wordt toch veel gestolen. Van

moeder heeft i emand haar jurk zomaar van het bed af gestolen. Ik heb melkpoeder gevonden en dat door de soep geroerd. Wat pudding­poeder heb ik vanochtend door de koffie geroerd. Maria geeft wat van haat brood weg. Beate eet haar por­tie niet op, zij is zeet mager. Er zijn 4 doden.

Nog weer een halfjaar later. Vertrek uit Bergen-Belsen per trein. De eerste dagboekbijdrage geschreven in de trein die Bergen-Belsen verliet met voor ons onbekende bestemming dateert van:

Woensdag, 11-4-1945 We zitten naast de trein op een wei­land in de zon. Het is in de buurt van Soltau. Er is veel gebulder. Er zijn ook Duitse kinderen in de buurt. De kinderen v lechten kransjes van madeliefjes. Gerda is in de wagon, ik kan haar alleen maar water brengen dat al vuil is. Aaron haalt mij en Ko op. Ik krijg de Francaises als patiënten toegewezen en Aaron belooft mij ook dat wij in een betere wagon onder­gebracht zullen wotden. {Daar is niets van terecht gekomen!} We hebben de nacht beter dan verwacht kunnen door­brengen. We zaten in een goederen­wagen met 60 mensen, de kinderen sliepen. Gerda is zeer terneergeslagen en ook ik kan nog maar moeilijk begrijpen, dat ik moeder stervend heb moeten achtetlaten. Zij heeft toch een zeer tragisch leven gehad. Mijn laatste gedachte was: "Dat God mij zo moet straffen! Ook nu niet in staat te zijn om te helpen." Ik heb door het over­haaste vertrek toch veel papieren achter moeten laten. Moeder vroeg mij om haar kookboek mee te nemen voor Beate... Ze deelden eten uit aan de poort, Maria werd daardoor tot aan de auto toe meegelokt. We kregen voot 4 dagen 2 keer brood, 25 gram botet en ongeveer 200 gram worst. (Wij hebben mijn grootmoeder voor dood moeten achterlaten in Bergen-Belsen. Zij lag op een tafel voor de dokterskamer in de ziekenbarak. Zij was in coma, zo hebben wij afscheid van haar moeten nemen. Haar kook­boek heb ik nog altijd. Ik heb erg veel

Page 34: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

van haar gehouden, ik zag haar elke dag, want zij heeft altijd bij ons ge­woond. In Karslbad woonden wij in haar huis, in Nederland woonde zij bij ons in. Mijn dochter is naar haar vernoemd.)

Donderdag, 12-4-1945 1 maal brood voor drie mensen, 1 eetlepel ovomaltine

Vrijdag, 13-4-1945 Zon. O m 11 uur waren we bij het wachthuis achter Uelzen, ik wou daar op de dijk l iggen, maar er werd geroepen: "Insrappen". Toen ver­trokken we van het station van Uelzen, dat 8 acht dagen geleden gebombar­deerd was, dat hebben we overdag kunnen zien. Jammer genoeg zijn de twee viaducten bij de in- en uitgang van het station gespaard gebleven. Het perron was afgesloten, maar we konden toch een grote hoop aard­appelen plunderen. Broeder Ritmeester drukr mij bijna plat. Ik heb om 4 uur dagboek geschreven. O m half vier werd de trein aangevallen door vlieg­tuigen. Er is geen schade berokkend. Maria springt direct de trein uit, als we stilstaan, Beate is heel wat banger. Dr iemaal kwamen de vliegtuigen over.

O p de wei staan we stil, we gaan naar de boeren om wat te kopen. Ko krijgt drie eieren, wij geen één. De trein is een stukje terug gereden en we staan weer stil. Gerda wordt doodmoe van het staan, haar is wat eten beloofd. Anderen liggen lekker in de zon. Voorlopig rijdt de trein in de richting van Hamburg . Gerda wil vluchten. Langs het spoor branden allemaal kleine vuurtjes om aardappelen op te koken. Jack Barenholz heeft darm­catarre. Ik ben zeer moe. (Later is hier bijgeschreven dat Baren­holz de bevrijding van de trein overleefd heeft.)

Een der eerste bijdragen in het dagboek na de bevrijding in het dorp Tröbitz:

Maandag, 30-4-1945 Het is nu 1 week na de bevrijding . We zijn " i n g e k w a r t i e r d " in een

boerderij, Schildastraat 12. Ik ben veel te moe om dagboek te schrijven. Bovendien heb ik diarree, zodat ik veel te weinig slaap in de nacht in het smalle bed, waarin we samen liggen. Ik droom nog altijd van het koken in het bos of in de wagon. Het is koud en ik moest vannacht er weer twee keer plotseling uit, ik blijf nu in bed en lees. De kinderen naaien p o p p e n k l e e r t j e s en G e r d a naa i t kinderkleren. Eindelijk kom ik er aan toe om dagboek te schrijven, maar ik heb nog steeds last van ge-rommel in mijn lijf.

Dinsdag, 1-5-1945 Slecht geslapen met veel vloeibare stoelgang (3x). Ik blijf lang in bed liggen. Ik heb 4 pilletjes Orgasepton genomen. Als ontbijt aten we gorte­pap. Ik was mijn voeten en scheer me. De baardharen zijn heel teer en het zijn er maar heel weinig. De ochtend gaat voorbij met lezen en wat kletsen. Ik heb Gerda haar benen verbonden. Als middageten aten we aardappel­puree mer jus. Hannie wou me geen blik met vlees geven. Paula geeft het blik 's avonds toch, maar met tegen­zin. Wij artsen ontmoeten elkaar in het Joodse Ziekenhuis, daar schrijf ik nog recepten uit voor eieren en melk, ook een ei voor Gerda.

Woensdag: 2-5 -1945 Eindelijk beschik ik over inkt. De k inderen hebben zich als eersten hersteld. Maria is groter dan Beate, ze heeft weer haar vroegere gezicht en haar slungelachtige figuur. Ze zag er in de trein al erg opgeblazen uit. De kinderen gedragen zich keurig, ze eten alles. Maria kan het zich echter maar niet afwennen om haar vingers af te likken. We eten gruttenpap met melk, en brood met kaantjes, om 11 uur eten we gebakken aardappelen. Het middageten bestaat uit aardappel­puree in het Joodse Weeshuis met omelet, koffie en boterhammen met kaas.

(Na dinsdag 22 mei 1945 breekt dit dagboek af)

Z I E K T E

Ziekte is nooit welkom.

Het is hier een zware straf,

O o k de lichtste kan nu eindigen

Zoals we allen helaas vrezen.

Onderzoek is geheel zinloos,

Hier telt alleen de koorts,

Meer dan 38 moet je hebben.

Broeder Chohn meet 's ochtends 40,

De Sanitater 's avonds minder.

Geschikt voor arbeid blijft de zieke,

Tot de koorts hoog is gestegen.

Jansen strompelt doodziek naar de dokter,

Zonder koorts is dat vergeefs.

Met holle ogen, huid en botten,

Sterk vermagerd door de diarree,

Liggen er velen zonder toestemming

Dag in dag uit in de woonbarakken.

Machteloos sluipt de dokter voorbij,

Medicijnen heeft hij niet.

Warm water is niet verkrijgbaar.

"Eet", is zijn raad. "Je moet eten".

Goede woorden kan hij geven.

O m hun levensmoed te sterken .

Wie zijn bed niet meer ui tkomt

Word t hier ook in de geest steeds zwakker.

Felix Hermann Oestreicher (ongedateerd)

Page 35: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Epiloog: Tröbitz Voorjaar 1945 door Maria Goudsblom-Oestreicher Lange tijd heb ik mij niet bezig gehouden met wat mij persoonlijk overkomen is in de Tweede Wereld­oorlog. Ik was toen een kind en dat betekende dat er geen andere wereld voor mij bestond dan wat er toen gebeurde: het gescheiden worden van mijn tweelingzusje Helly, het opgesloten worden in een concen­tratiekamp en tenslotte de dood van mijn grootmoeder en mijn ouders.

Op een dag vond ik het dagboek van mijn vader terug, dat mijn oudste zus en ik op zijn verzoek in 1945 meegenomen hadden roen wij naar Nederland terug gingen. Dit in Bergen-Belsen in het Duits geschreven dagboek heb ik eerst met behulp van een uit Duits land afkomstige vriendin, Anneliese Nassuth-Brosch-mann ontcijferd, zo goed als het ging. Daarna is dit dagboek in het jaar 2000 bijzonder zorgvuldig uitgegeven door de Duitse socioloog ErhardRoy Wiehn in zijn serie van nu al meer dan 100 biografieën van joodse overlevenden van de Tweede Wereldoorlog. Mij is nu gevraagd om het nawoord, dat ik bij deze uitgave heb geschreven in het Nederlands te vertalen.

Glazen stolp Het dagboek van mijn vader eindigt op 22 mei 1945. Ik weet natuurlijk hoe het daarna verder ging met mijn zus en mij. De tijd in Tröbitz na de bevrijding uit de goederentrein heeft voor mij heel lang stilgestaan. Het leek alsof die anderhalve maand in dat dorp nooit opgehouden hadden te be­staan en bewaard waren gebleven onder een glazen stolp. Ik kon me alles heel precies herinneren, maar ik kon er niets mee beginnen, ik zag het alleen maar voor mij. Dat komt omdat Tröbitz voor mij niet alleen

altijd het mooiste dorp van de wereld is geweest maar ook het meest krankzinnige. In mijn herinnering was het er almaar mooi weer, de zon scheen en het was heel warm. Wanneer ik in mijn blauwe gym-nastiekpakje zonder sokken en schoenen over de straten liep, dan waren het zand en de straatstenen bijna te heet om op te lopen. Nadat ik op een keer een splinter in mijn voet kreeg droeg ik sandalen, die ergens vandaan waren gekomen. Mijn eigen hoge schoenen, die ik anderhalf jaar eerder in Amsterdam had aangetrokken, waren te klein geworden. De bomen langs de kant van de weg stonden in volle bloei: kersen­bloesem of meidoorn, dat weet ik niet meer. In het weiland bloeiden heel veel bloemen. De madeliefjes kende ik nog van vroeger, daar maakten wij toen kransjes van en nu dus ook weer. De lucht was blauw, alleen het bos aan het eind van de velden achter het huis was angstaanjagend donker. Daarheen waren de mannen van het dorp gevlucht, dat had ik tenminste begrepen uit de verhalen, want niemand nam de tijd om je ooit iets echt uit te leggen. De vrouwen waren er nog: in "ons huis" woonden er twee, in mijn ogen oude vrouwen, die geheel in het zwart gekleed gingen. Ze woonden in de keuken en op de zolder. De twee voorkamers van het huis, een grote kamer en een smalle zijkamer hadden wij vieren in beslag genomen. De beide achter­kamers werden door mevrouw Wolf met haar twee dochters Hannie en Paula bewoond. In één van de stallen op de afgesloten binnenplaats woonde een Duitse vluchtelingen­vrouw met haar baby, later woonde daar een Hongaarse vrouw (ook uit de trein) met haar zoon. Misschien was de volgorde ook andersom. Voor

het huis was de boomgaard in volle bloei.

Spoken De Russische soldaten waren ver­geleken met de Duitse soldaten maar kleine mannetjes. Zij wilden altijd maar schnaps hebben en vrouwen en horloges aan hun arm. Ook mijn moeder is een keer door zo'n soldaat lastig gevallen. Zij wou dat ik dicht bij haar bleef. De soldaat bood haar een horloge aan. Zij ontsnapte, maar de vluchtelingenvrouw was niet zo gelukkig, ik hoorde haar schreeuwen en huilen. Deze gebeurtenis kan duidelijk maken, waarom Tröbitz voor mij ook het krankzinnigste dorp was. Toen we uit de trein kwamen, moeten de bewoners van het dorp gedacht hebben, dat wij spoken waren, zo verhongerd waren wij. Maar het wonderlijke is dat ik mij niet her­inneren kan, hoe we er uitzagen. Ik had nooit het gevoel dat mijn ouders of de andere mensen er lelijk uit­zagen, hoewel de benen van mijn moeder opgezwollen waren. Ik weet dat ik en de andere kinderen zeer mager waren, want we deden het spelletje van wie er met zijn handen het verste onder zijn ribbenkast kon komen - en dat konden wij allemaal heel goed. De trein, waar we al heel lang in­zaten, was op een morgen stil blijven staan in een bos. Mijn ouders waren al weg, op zoek naar eten, toen wij wakker werden. Mijn zus zag de Russen het eerst, ze was heel op­gewonden. Toen kwamen de mensen, die uit de trein naar het dorp verder­op gegaan waren weer terug en ze hadden de gekste dingen mee­genomen: grote zakken met meel, grote bruine inlegpotten en weck­flessen met groente, bonen, fruit en vlees, ook hele grote vaten. Iemand

Page 36: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

reed met een fiets door het bos: "Een jood op een fiets, hoe vind je zoiets", zong iemand. Kippen fladderden doot het bos. Kortom, het zag er uit als een schilderij van Luilekkerland, heel surrealistisch, zou ik nu zeggen. Mijn oudets kwamen terug en die nacht sliepen we voor het eerst weer in een echt bed met sneeuwwitte lakens, dek-bedden en kussens!

We w a t e n vrij en hadden genoeg te eten, m a a t we waren ook ziek. Iedere dag kwam mijn vader thuis en ver­telde, wie er nu weer dood was gegaan. Het was alsof het sterven tot het dagelijkse leven behoorde. Mijn moeder is niet direct aan het begin al ziek gewonden, ze heeft de tijd gehad om uit gotdijnen, wit met kleine oranjebloemetjes, een mantel­pakje met nauwe rok voor haarzelf te maken en v o o t ons, maar ook voor ons zusje ergens in Nederland, zomer-jurkjes met pofmouwen. Mijn moedet kamde elke dag onze haten, zodat we spoedig geen luizen meer hadden. Ook haar eigen kastanje-btuine haat kamde ze zorgvuldig, ik zie het haar nog doen. Maar toen werd ze, vlak na de verjaardag van mijn vader op 19 mei, ziek. Wij mochten niet meer bij haar komen in de zijkamer, waar ze in bed lag. We mochten ook geen speelgoed m e e t

uit de kast daat halen, omdat vlektyfus een besmettelijke ziekte was. We sliepen in een groot bed in de woon­kamer; mijn vader legde elke avond zijn matras voor de deur van het zijkamertje. Mijn moeder wou niet naar het ziekenhuis gebracht worden, omdar ze daar haar haren zouden afknippen. De ziekte duutde een paar dagen, de crisis zou na acht of negen dagen komen volgens mijn vadet. Ze is nog m a a t één keer uit haar bed ge­komen. We hebben toen met haar op de binnenplaats op een bank naast het huis gezeten en kersen uit een weckpot gegeten. Ze was toen al heel zwak, en mijn vadet had het haat verboden om op te staan.

Op de dertigste mei zaten we op de binnenplaats, ik naaide een poppen-rokje, mevrouw Wolf en haar dochters waren er ook. Mijn vader was in de kamer bij mijn moeder, en we wacht­ten, zoals je nu eenmaal wachten kan. Toen hij n a a t buiten kwam, was het duidelijk, dat mijn moeder niet meer leefde. We hebben door het t a a m

afscheid van haat genomen, ze lag e t heel vreedzaam bij, met haat lange haten op het kussen, de barnstenen ketting om haat hals en haat btuine bont-jasje aan. In haat handen hield ze de doot ons geplukte viooltjes -mijn vader liep met ons tweeën naar achtet het huis. We zaten temidden van het opgroeiende graan heel

stil en aten chocolade. Toen gebeutde alles heel snel. Ik meen dat mijn vadet al op diezelfde dag in het ziekenhuis opgenomen werd. De volgende dag werd het lijk van mijn moeder afgehaald met een heel laag smal katretje, alleen de vluchte­lingenvrouw (of de Hongaarse), ging met haar door de poort de straat op. Ik ben haar daar nog altijd dankbaar voor, dat zij tenminste dat kleine eindje met haar is meegegaan, want ik zelf was te laf om dat te doen. (Pas vele j a t e n later, in het voorjaar van 1994 ben ik met mijn twee zusters een dag in Tröbitz terug geweest. We hebben de speciaal v o o t onze mensen uit Betgen-Belsen ingelichte begraaf-

Page 37: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

plaats bezocht en bloemen op de graven van onze oudets gelegd. Het was et heel mooi en rustig.) De kamer en eigenlijk het hele huis werd toen door met speciale witte kleding uit­geruste mannen schoongemaakt. Iedereen vond het heel verkeerd, dat mijn vadet mijn moeder niet in het ziekenhuis had laten opnemen. Hoe mijn zus en ik toen verder ge­leefd hebben weet ik niet meet. Op de een of ander manier hebben we gegeten en het huis schoon gehouden. Mijn moeder had twee blauwe schorten en hoofddoekjes voor ons genaaid.

Dromen We mochten onze vader niet in het ziekenhuis bezoeken, we konden alleen naar een raam in de verte wuiven. Op een goed moment heeft men ons verteld dat mijn vadet dood was, maar geloofd heb ik het lange tijd niet. In mijn dromen zag ik hem vaak terug: een man met een lange donkere leren jas aan het eind van de straat. Ik was dan vleselijk blij, maat als de man zich omkeerde was het altijd iemand anders. Deze dromen heb ik al lang niet meer, al weet ik niet meet wanneer ze ophielden. Eigenlijk vond ik die dromen heel prettig, ook al werd ik steeds weet teleutgesteld. Ovet mijn moeder heb ik nooit gedroomd. Mevrouw Wolf zal zeker voor ons hebben gezorgd. Zij en haar dochters waren het ook die ons meegenomen

hebben, toen we opeens uit het dotp zouden vertrekken. We reden op vrachtwagens naar Leipzig, waar we ondergebracht werden in een kazerne in een kamer van een groot gebouw. Et stonden geen bedden, we konden met z'n tweeën alleen maar onder een tafel slapen. Niet alleen wij uitTröbitz waren in die kazerne, maar er waren ook heel veel andere mensen, vroegere ge-vangenen uit heel Europa, die op hun terugkeer naar huis wachtten. We speelden verstoppertje in het hoog opgegloeide gtas tussen de gebouwen in. Je kon je gewoon laten vallen in het gras zonder dat je dan gezien wetd. We zijn niet lang in Leipzig ge-bleven. Op een dag wetden we met vrachtwagens naar het station gebracht en van daaruit gingen we met een Rode Kruis ttein van de Ametikanen dwars door het Duitse landschap langs kapot gebombardeerde steden naar Nederland, naar Maastficht. Toen we daar nog in het donket aankwamen op het station, kregen we karnemelk te drinken. Daarna werden we naar een school gebracht, waarop met grote oranje lettets stond: "welkom in Maastficht". Van daaruit zijn we na een paat dagen of mis­schien wel een week, weet met vrachtwagens naar Amstetdam gebracht. Dr. Luza heeft toen mijn zusje en mij mee naaf Amsterdam genomen, omdat de Wolfs naar Den Haag

gingen. We kwamen allereerst aan op het Centraal Station, aan de achter­kant, de kant van het IJ. Daar scheen de zon over het grote water en daar zou ook de koningin met een schip komen om ons, zoals het gefucht ging, te begroeten. Ze kwam natuur­lijk niet. Dr. Luza bracht ons bij onze grootouders, die nog op de Sarphati-kade in hun eigen huis woonden. Niet veel later kwam ons zusje Helly terug.

Nog niet voorbij Wij drieën hebben een nieuw harte­lijk tehuis gevonden, eefst twee jaat bij een Nedetlandse vrouw, met twee eigen kinderen - adolescenten -, en daat na voorgoed bij een tante en oom van ons zonder eigen kinderen. Het is ons in ons verdere leven goed gegaan. Mijn oudste zustef Beate heeft biochemie gestudeerd en werkte aan de universiteit in Utfecht. Zij is nu vijf jaar geleden aan kanker over­leden. Mijn tweelingzustet Helly is kunstenaar, haar beelden, die zij vormt uit klei en glas, zijn in vele musea te bewonderen. Ik heb sociale psychologie gestudeerd en met die studie vefschillende soorten wetk gedaan. Mijn tweelingzus en ik zijn getrouwd en moeder geworden. Zij is ook al grootmoedet.

Maria Goudsblom-Oestreicher, Amsterdam 5 oktobet 2002

Page 38: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Tekeningen uit Bergen-Belsen

Tekeningen: Louis Asscher

Page 39: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Johannes Houwink ten Cate, hoogleraar Holocaust en Genocide Studies: "Je kunt niet over de rand van de afgrond kijken' Johannes Houwink ten Cate (46) is kort geleden benoemd tot eerste hoogleraar Holocaust- en Genocide­studies aan de Universiteit van Amsterdam, en tevens tot directeur van het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies in opr icht ing, onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Academie van Weten­schappen (KNAW). Het initiatief voor de nieuwe leerstoel en het studiecentrum komt voort uit het pleidooi van de beroemde historicus van de Sjoa, Yehuda Bauer, om in landen waar Holocaust-onderzoek geen vaste academische thuisbasis heeft, een leerstoel in te stellen verbonden aan een Centrum voor Holocaust en Genocidenstudies.

Bauer is voorzitter van de Acade­mische Commissie van de International Holocaust Task Force. Deze inter­nationale organisatie is een van oorsprong Zweeds initiatief met het doel Holocaust-educatie te bevorderen. Tijdens het Nederlandse voorzitter­schap van de Task Force verzocht Professor dr. Hans Blom, directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogs­documentatie (NIOD), minister Borst zich voor een dergelijk instituut in te zetten. Het is er gekomen als joint venture van het Ministerie van VWS, de KNAW, de Universiteit van Amsterdam en het NIOD.

Johannes Houwink ten Cate stu­deerde geschiedenis bij professor von der Dunk in Utrecht en promoveerde in 1995 op het proefschrift De mannen van de daad en Duitsland 1919-1939. Het Hollandse zaken­leven en de vooroorlogse buitenlandse politiek. Sinds 1985 is hij als onder­zoeker verbonden aan het NIOD. Voor zijn nieuwe functie hoeft hij niet te verhuizen, het Centrum trekt in

bij het NIOD aan de Amsterdamse Herengracht. Het nieuwe instituut heeft vier taken: academisch onder­zoek, universitair onderwijs, het publieke debat en vermaatschappe­lijking van het wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van diegenen die zich bezig houden met het maken van educatief materiaal. Ten Cate doet al jarenlang onderzoek naar de Sjoa. Hij blijft gefascineerd door het feit dat je steeds meer gaat ontdekken, maar ook dat bestaande beelden en opvattingen verschuiven en veranderen. Hij werkt aan een nieuw boek over de jodenvervolging in Nederland, waarin het onderzoek van de laatste decennia wordt verwerkt. In dit boek wordt de Joodse Raad, vele jaren lang in het historische debat bekritiseerd, belicht als belangenbehartiger van de vervolgden. Johannes Houwink ten Cate stelt het zo: "De heel felle critici van de Joodse Raad zijn er niet meer. Degenen die hun best hebben gedaan om begrip te wekken voor de betekenis van de Joodse Raad als behartiger van de belangen van de vervolgden, hebben het historische pleit gewonnen."

Verhalen van vervolgden In een interview met het Auschwitz Bulletin legt Houwink ten Cate zijn fascinatie voor de jodenvervolging uit: "Wat me interesseert is dat de bezetter de op basis van raciale ken­merken gedetermineerde joodse bevolking in deelgroepen heeft opgesplitst en dat de lotgevallen van die deelgroepen heel verschillend zijn, en dat zelfs binnen die deelgroepen de bandbreedte aan individuele ervaringen zo breed is. Om Primo Levi te parafraseren: alle verhalen van vervolgden zijn in hun tragische onvermijdelijkheid hetzelfde, maar in alle andere opzichten volslagen

verschillend. Je kunt ondergedoken zijn op één adres, je kunt 20 adressen hebben. Als je in Bergen Belsen zit, maakt het nogal wat uit of je in de keuken werkt of niet. Ik heb het afgeleerd om te denken dat bepaalde verhalen niet waar kunnen zijn. Alle verhalen, hoe bizar en hoe ongeloof­waardig op het eerste gezicht ook, zijn waar. Helemaal wennen doe ik er niet aan, hoewel ik toch al lang op dit vakgebied werk."

Gewetensfunctie "Als het om de daders gaat, fascineert het me dat er zoveel daders zijn die wel degelijk een gewetensfunctie hebben. Of om het nog ingewik­kelder te maken, zij hebben een tijdelijke gewetensfunctie, een ge­wetensfunctie die ze als een computer aan en uit kunnen zetten. Ze kunnen hem tijdelijk uitschakelen, maar ze kunnen hem ook activeren. Harster, dezelfde man die tijdens de oorlogs­jaren de genadeloze en efficiënte chef was van de Sipo en de SD in Den Haag, was na de oorlog een heel gewaardeerde ambtenaar in Beieren. Hij hield zich bezig met de finan­ciering van het onderwijs aan lagere schoolkinderen. Maar toen werd hij gearresteerd en verhoord door Staats-anwalt Huber. Ze vroegen aan hem hoeveel tijd de deportat ie van 107.000 Nederlandse joden had gekost. Toen keek Harster zijn ondervragers stralend aan en hij zei trots dat het maar ongeveer 2 of 3 % van zijn werktijd had gekost. Hij kon het met zijn linkerhand doen. Op dat moment had Harster zijn gewetensfunctie even uitgezet.

Harster heeft, begin april 1942, een document ondertekend waarin staat dat joden niet met niet-joden mochten trouwen. Als ze toch in ondertrouw gingen, werden ze naar

Page 40: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Mauthausen gebracht. Op grond van deze verordening zijn naar schatting enkele tientallen joodse mannen naar Mauthausen gestuurd. Dat alle joodse mannen die uit Nederland naar Mauthausen werden gebracht daar werden vermoord, dat wist Harster. Dus hij wist dat hij een doodvonnis tekende, en dat zei Huber tegen hem. Harster begreep toen dat hij zijn gewetensfunctie aan moest zetten omdat het hem straf­vermindering zou opleveren. Hij bekende dus. Daarop zei Huber tegen hem: 'Je hebt nu in een aantal gevallen moord bekend, waarom beken je dan niet de moord op 107.000 joden.' Daar moest Harster even over na­denken, en na vijf dagen denken begreep hij dat hij de publieke opinie tot enthousiasme zou kunnen brengen als hij de geschiedenis inging als de 'nette' Schreibtischtater die een beken­tenis aflegde, dus dat deed hij. Met succes, hij kreeg een betrekkelijk lage straf. Er zijn meer voorbeelden. Daders kunnen kennelijk hun gewetens­functie aan en uitzetten. Dat is het diabolische van het systeem: dat het moordenaars maakt van mensen die in verschillende gradaties geen gewetenloze monsters zijn en zelfs mensen met een geweten. Maar ik realiseer me dat ik de drijfveren van de daders nooit volledig zal kunnen begrijpen."

Paus en huisvrouw "Historici en sociale wetenschappers hebben iedereen die niet tot de gemakkelijk markeerbare groep daders of slachtoffers behoort, in de verzamelcategorie toeschouwers geplaatst. In dat woord schuilt overigens al een gevoel van verwijt­bare passiviteit. Over deze groep is nog veel onderzoek te doen, want de historische werkelijkheid is dat het toeschouwerschap moet worden gedifferentieerd. Er is nogal een verschil tussen Paus Pius XII, de Zweedse geheime dienst, die ver­moedelijk ontzettend veel wist over wat er in Polen gebeurde, en een huisvrouw uit Heiloo die een oorlogs­

dagboek heeft geschreven. Daarin schrijft ze al in de zomer van 1942 dat ze heel bange vermoedens heeft over het lot van de gedeporteerden. Zij is overigens niet de enige die dit in een dagboek schrijft. Het hebben van die heel bange vermoedens, om het maar voorzichtig te zeggen, is in bezet Nederland veel gangbaarder ge­weest dan diezelfde oorlogsgeneratie die deze dagboeken heeft bijgehouden zich nu realiseert. Ongeveer één derde van de auteurs van dagboeken in Nederland tijdens de oorlog geeft blijk van zijn vermoeden dat de joodse bevolkingsgroep uit Nederland in het zogenaamde Oosten wordt uitgeroeid."

Onvergelijkbaar Ondanks die bange vermoedens blijkt ook uit onderzoek dat wat nu als belangrijkste vorm van verzet wordt gezien, hulp aan joden, overal in Europa in dezelfde zeer geringe mate is voorgekomen. Het aantal mensen dat het risico van een zware straf voor deze 'misdaad' wilde lopen is overal even beperkt. Op mijn vraag of de Sjoa vergelijk­baar is met andere genocides zegt Ten Cate: "Om te beginnen is er on­enigheid over wat genocide eigenlijk is. Het zou helpen als men het daar tenminste over eens was voordat je aan discussie over vergelijkbaarheid begint.Ten tweede is het natuurlijk zo dat historische gebeurtenissen per definitie uniek zijn. En ten derde: zelfs als men zou zeggen dat de Sjoa niet uniek is omdat genocide his­torisch gezien vaker voorkomt, dan blijft die uniciteit toch in één opzicht bestaan, namelijk in de betekenis die de Sjoa voor de na-oorlogse generaties heeft gehad. De historische regel is dat massamoord na een bepaalde tijd wordt 'vergeten'. Massamoord was in het verleden legaal. Pas na de Tweede Wereldoorlog, in 1948, hebben de Verenigde Naties besloten dat massa­moord per definitie illegaal is. Het bijzondere, het uitzonderlijke van de Sjoa is dat deze op zichzelf zinloze massamoord nabestaanden en latere generaties heeft doen beseffen dat het geloof in mensenrechten nood-

Johannes Houwink ten Cate

zakelijk is. Mensenrechten zijn niet van God gegeven, het is een krakke­mikkig bolwerk dat permanent verdedigd moet worden. Bij alle discussies over vergelijkbaarheid zijn er geen andere historische genocides die een vergelijkbare betekenis hebben voor onze na-oorlogse politieke cultuur als de Sjoa."

Carry van Lakerveld

Page 41: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Her inner ingen v a n ons erel id Jacques Furth

Vluchten kon wel eens Het concentratiekamp Vught (of­ficieel heette het indertijd: Konzen-trationslager Herzogenbusch) is dit jaar door tentoonstellingen en verbouwingen weer meer in de aandacht gebracht. Van mijn (minder aangenaam) verblijf daar van bijna veertien maanden tijdens de oorlog heb ik in onze krant, het Auschwitz Bulletin, al vele gebeur­tenissen weergegeven. Ik wil daar nog een verhaaltje aan toevoegen, dat in andere verslagen of dagboeken niet voorkomt.

In het midden van 1942 kregen de jonge joodse mannen een oproep om in Duitsland aan hun " Volksherstel" daat mee te gaan wetken. Ook mijn jongste btoet, nog geen 25 jaar, liet mij zo'n door hem ontvangen dwangbevel zien en zei ons dat hij het met een paar jongere lotgenoten hogetop wilde zoeken en naar Zwitserland uitwijken. Hij toonde me ook zijn vervalste petsoonsbewijs met een driekwart stempel van potloodlijn. Toch zijn ze met hun vlucht geslaagd. Met een 'Mazzel en Broche'-wens en een paar zilverlingen uit mijn verzameling waren zij op weg gegaan. Slechts enkele dagen latet, op een kwade zondag, wetden mijn vader en z'n vrouw door twee beruchte Hollandse Russen uit huis gehaald omdat mijn broer Louis er niet was. Ze wetden via Westerbork regelrecht n a a t hun einde gevoetd. Hoe het mij verging heb ik al eerder opgeschreven. Op elf februari 1943 was de Sperr van mijn persoons­bewijs opgebruikt. Het bis auf weiteres was bereikt.Het was op de tweede verjaardag van mijn zoon Dave toen ik door twee van de grüne Polizei van huis wetd gehaald en wondet boven wonder mijn vrouw Fietje en Dave voorlopig thuis kon laten. Ik werd met de overvalwagen tussen andete diamantbewerkers en hun gezinnen n a a t de Hollandsche Schouwburg gereden. Vandaat reden wij gratis met

ttam en ttein en een pakje boter­hammen weg, voorzien van hartelijke felicitaties, omdat wij naar Vught en niet naar Westerbork gingen. Daar moesten we kiezen in welk commando we konden werken, om­dat het bij de Kommandantur stak als wij, zolang e t geen diamanten kwamen om te bewerken, werkloos in het kamp zouden rondhangen. Terecht natuurlijk. Zelf was ik in de tteindienst gekomen om bij de ttansporten die hief kwamen te assistefen. Daarvoor moest ik mij bij de O.D. (de Orde Dienst) aansluiten. Dat moest dan maar.

Een herinnering uit die tijd. Op een mooie zonnige dag stonden wij Hdftlinge urenlang op appèl. Eén man ontbrak aan de telling. Het was er een van het Politieke Lager. Wij joden hadden etgens anders niets te zoeken, wij hadden geen geld, geen andet adres en nergens betete soep dan ons hier dun werd voorgezet. Dus vluchten deden wij niet. Eindelijk, na lang wachten, kwam vanaf de Werkstdtte, het indus­trieterrein achtet het woongedeelte, een groepje mannen aangerend, een

Omheining van Vught, 2002

lange Hdftling holde vooraan. Het was de gevangene die ontbrak op het appèl. Het ging zeker niet hard genoeg, want naast hem sputtte de kleinste en oudste van de kapo's, Ernst. Die sprong tegen hem op en stompte de ongelukkige in het gezicht. Die groep deed mij een beetje aan een trojka denken, waarvan het paard door wolven wordt aangevallen. Ernst was overigens helemaal niet zon slechte als hietuit zou kunnen worden afgeleid. Hij en de andere kapo's waren over het algemeen menselijker geworden door de aanwezigheid van de vrouwelijke gevangenen hier. Misschien was het overijverige optreden van Ernst en de anderen nu bedoeld om vermin­dering van sttaf te krijgen voor de absente gevangene. Achtetaf hoorden we dat deze laatste geen vluchtpoging had ondernomen, maar slapende in een lege barak van het industrietettein was gevonden.

Aan het werk Op een dag had een Scharführer een paat manschappen nodig. Vroeg haalde hij enige mannen uit diverse

Page 42: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

barakken en daar kwam ik ook bij terecht. Met het bevel "In Karaggo!" gingen we, twaalf man, op weg. Een ongewoon bevel vonden wij. Een van ons vroeg de Kommandant-Sergeant dan ook, of hij een Italiaan was. "Nee", zei die, "Een gewone Berliner." (Wat het woord Karaggo betekent weet ik nog niet) Hij was een niet onaardige militair. Bij ons groepje waren twee jonge mannen. Een was een jaar of 20 en de andere 17 of 18 jaar, denk ik, ze waren in onop­merkelijke kleren gekleed. Het waren stropers uit de omgeving, vertelde een van hen mij. We moesten eerst naar een schuurtje, waar ons grof gereedschap werd gegeven met de boodschap er goed op te passen en het na het werk weer in te leveren. Toen naar het doel, de omheining van het kamp. We begonnen aan de rechterkant van de Kommandantur af gezien, tussen twee wachttorentjes in, die ongeveer vijftig meter van elkaar af tegen de omheining stonden. Daar moesten we 'verklikkertjes' ophangen. Lach niet, dat waren twee lege kogelflesjes die tegen elkaar hingen en moesten rinkelen als het rasterwerk van de omheining aangeraakt zou worden. Primitief maar in elk geval mens­waardiger dan de stroomdraad door de omheiningen van de Duitse en Poolse concentratiekampen. (Maar daar stonden waarschuwingen bij, als

Mislukte vluchtpoging. Tekening van Mieczyslaw Koscielniak, 1946

je er tegen op liep was dat eigen schuld) De volgende morgen ontbraken de twee jonge mannen op het appèl. Bij het zoeken naar hen werd een niet ingeleverde draadtang teruggevonden bij de omheining, waarin een groot gat was geknipt. De twee flesjes hadden niet geklingeld. De stropers waren verdwenen en van een terug­keer van hen heb ik niets meer gehoord.

"Hoera, we zijn er weer" Ze konden dus ook niet worden afgebeeld met een bord en de tekst: "Hurra! Wir sind wieder da!!", zoals twee ontvluchte gevangenen op een tekening van de kunstenaar en ex-Auschwitzgevangene Mieczyslaw Koscielniak uit 1946, die ik in 1982 op een tentoonstelling in de Mozes en Aaronkerk zag. Dat affiche heb ik ook in werkelijkheid gezien, dat was tijdens de oorlog in Gleiwitz, een werkkamp bij Auschwitz. Er stonden zelfs twee geboeide gevangenen voor de tekst, die waren gevlucht en weer gevangen. Zij hadden met 8 of 10 mannen in Gleiwitz een ronde gang gegraven van, ik denk, een halve meter middenlijn. Daardoor staken zij 's nachts van barak 4 aan de ene kant over naar een lege barak die dwars op de andere kant van de voormuur stond. Daarvandaan groeven zij, onder een weggenomen stuk vloer, een tunneltje onder de hoge buitenmuur door en onder een geul gevuld met stukken baksteen die door ons allemaal was aangelegd. Nu geldt dat als slaven­arbeid voor de enkeling die dat allemaal heeft overleefd, misschien maar twee of drie personen. Dat werk van de tunnelgravers, Russen en Polen, was zo kundig gedaan dat na de ontdekking van hun werk niets was te vinden, geen korrel grond. Dat werk moet allemaal door een architect geleid zijn.

Voor de bewaking voor het uitgaan en weer terugkomen zaten gevangenen per twee uur wacht te kloppen. Die wacht heeft Heyman Bierman ook een keer gehad. Later werden een paar diamantslijpers als Facharbeiter naar Auschwirz overgeplaatst. In Gleiwitz hadden Heyman en ik samen cement

aangemaakt. Op een nacht, maanden later in Auschwitz, werd Heyman opgeroepen en heeft voor zijn onop­lettendheid bij de vlucht in Gleiwitz van Jacob, de beul van Auschwitz, 25 stokslagen op zijn Arsch gekregen. De administratie werkte daar onfeilbaar.

Dachau Van het zogenoemde Dodentransport, dat op 17 januari 1945 bij het naderen van de Russische troepen vanuit Auschwitz vertrok, ik weet niet meer hoeveel duizend mannen, kwam misschien maar 50% op 27/28 januari in het concentratie­kamp Dachau aan, ziek en meer of minder licht beschadigd. Zwaar beschadigd hoorde ik bij hen. Ik had van het lopen en rijden, van de dorst en de honger een pijnlijk dubbeldik been: hongeroedeem. Ik werd er aan geopereerd. Ook heb ik er vlektyfus uitgelegen. In Auschwitz had ik dat niet kunnen navertellen. In Dachau trof ik verschillende Nederlanders. Er waren er ook die eerder vanuit Vught waren gedepor­teerd. Zo ook Nico Rost, de bekende, sympathieke schrijver van De Hel van Dachau. Later heb ik hem weer in Amsterdam getroffen en gesproken. Even heb ik gedacht dat hij joods was omdat hij zoveel van het jodendom wist en midden in Groningen in een joodse buurt gewoond heeft. Het mooie boekje van hem: De vrienden van mijn vader, over de joodse ge­meenschap in zijn vaderstad Groningen, loste het een en ander op. Ook werd ik toen op een dag gebeld door Pim Boellard, de oorlogsheld (zoals de kranten bij z'n overlijden schreven), die bij gelegenheden zijn borst vol eretekens en oorkonden droeg. Waarom belde hij mij? Hij had in onze Auschwitz-krant gelezen, dat ik ook in Dachau was geweest. Hij begreep er niets van: "Jij was ook in Dachau, las ik. Hoe komt het dan dat ik jou daar niet heb gekend?"

Jacques J. Furth

Page 43: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

V r a g e n over Srebrenica bli jven rondtol len in je hoofd

Lotsverbonden, zolang het kan Wat is in 's hemelsnaam 'waarheid'? Wat moet je doen, wat kan je doen, wat doe je, als je getuige bent van misdaden en niet over adequate middelen beschikt om er een eind aan te maken? Is in een levens­bedreigende situatie het hemd altijd nader dan de rok, denk je dan eerder aan je eigen overleven dan aan dat van anderen? En hoe komt het dat ook de beste bedoelingen tot een catastrofale uitkomst kunnen leiden?

Het zou een beetje al te ptetentieus zijn om te veronderstellen dat het mogelijk is om op dit soott vtagen een eenduidig antwootd te geven. Ze hebben de neiging in je hoofd te blijven rondtollen en je wordt et niet vrolijker van. Toch zijn het deze vtagen die de openbare verhoren van de Parlementaire Enquêtecommissie Srebrenica bij me opriepen. De gebeurtenissen in de week van de val van Srebrenica zijn re groot om zo-maat te bevatten. Dat blijkt ook wel uit de vetwetking e tvan in Neder-land: duizenden bladzijden in het ondetzoeksrapport van het NIOD, een stortvloed aan woorden tijdens de openbare verhoren. Het is moeilijk tot de ketn te komen.

Oude ressentimenten Srebrenica was in het oude Joego­slavië een bescheiden stadje, bekend doot z'n zilvetfabriek. Het ligt in het oosten van Bosnië in een dal, om­ringd door tamelijk hoge betgen. Toen Joegoslavië in 1991 uiteenviel, begonnen ook in Stebrenica de spanningen tussen de twee voor­naamste bevolkingsgtoepen, Setvièts en moslims, toe te nemen. Vijftig jaat eetdet, tijdens de Tweede Wereld­oorlog hadden die spanningen tot heftige botsingen en wedetzijdse moofdpartijen geleid. Een deel van de moslims had zich aangesloten bij de fascistische Ustasja's uit Kroatië, een deel van de Serviërs bij de ultta-nationalistische Chetniks. Gedutende de heetschappij van Tito en zijn uit de partizanenbeweging

voortgekomen communisten wetd een poging ondernomen de etnische haat te ovetwinnen. Ook Srebrenica kreeg zijn Plein van Broederschap en Eenheid. Serviërs en moslims zaren samen op school, hadden gelijke kansen, waren beide in het gemeentebestuur ver­tegenwoordigd. Er kwam ook een taboe op het etnische verschil: ovet het vetleden en de kwetsuren die het had nagelaten, mocht in het openbaar niet worden gesproken. Dat taboe sneu­velde toen het communisme in verval was geraakt en in Setvië en Kroatië nationalistische groepen de macht kregen. Oude fessentimenten kwamen naar boven en werden door de nationa­listen geëxploiteetd. Zo viel ook in Srebrenica de gemeen­schap uiteen in twee vijandige groepen. Tijdens de burgeroorlog, die in Bosnië in 1992 begon, kwamen ze gewapend tegenovet elkaar te staan. De gema­tigden uit beide kampen stonden machteloos. De Setvièts w a t e n de eetsten die begonnen met 'etnisch zuiveren'. Waar zij de overhand hadden, brandden ze moskeeën af en verjoegen de moslimbevolking. Wie niet vluchtte, liep gtote kans te worden vermoord.

Er kwam een vredesmacht van de Verenigde Naties naat Bosnië om te proberen de gemoedeten te bedaten in afwachting van een vredes­regeling. De Veiligheidsraad besloot een aantal veilige gebieden in te stellen, waarondet Srebrenica. VN-militairen zouden de bevolking van het stadje en de moslim-vluchtelingen die et een goed heenkomen hadden gezocht beschetmen en de Setvische en Moslim-strijders uit elkaar houden. In 1994 verttok een Nedetlands bataljon naat Srebrenica om deze VN-taak uit te voeren.

Achterafis heel duidelijk gewonden -en daar had ook destijds beter over moeten worden nagedacht - dat een paat honderd licht bewapende Nedetlandse militaiten niet in staat waren de mensen in Srebrenica te

beschermen als het etnst zou wor­den. Dutchbat was voor de goed bewapende Bosnische Serviërs geen partij. Gehoopt werd dat puut de aanwezigheid van een strijdmacht van de Verenigde Naties - de volkeren­organisatie tenslotte - agressie zou afschrikken. Dat bleek een naïeve veronderstelling. In de zomer van 1995 besloot de Bosnisch-Servische commandant Mladic dat het tijd was Stebtenica in te nemen. De leiding van de VN-vredesmacht hoopte tot het laatste moment dat het zo'n vaart niet zou lopen. Vetzoeken van Dutch­bat om steun vanuit de lucht werden keer op keer afgewezen. Op elf juli werd Srebrenica door de troepen van Mladic veroverd. De Dutchbat-militaiten trokken zich terug op hun basis in Potocari. De meeste moslim-mannen probeerden de enclave heimelijk te verlaten in de hoop dooi de Bosnische legering be­heerst gebied te kunnen bereiken. Het giootste deel van deze duizenden mannen wetd doot Setvische troepen in hinderlagen gelokt, gevangen genomen en afgeslacht. De test van de bevolking van Stebtenica en de daat wonende vluchtelingen, ondet wie zo'n duizend mannen, trokken met de Nedetlanders mee naar Potocari, hopend op bescherming. Tevergeefs. Onder regie van Mladic werden de vluchtelingen pet bus afgevoerd naat Bosnisch regerings-gebied; de mannen werden echtet uit de menigte gehaald en gevangen genomen; vierhonderd werden er vermoord. Op en rond de compound van Potocari speelden zich helse taferelen af.

Vragen Dar is intussen allemaal oud nieuws. In de zeveneneenhalf jaat die zijn vetlopen sinds Dutchbat onvrijwillig de passieve getuige werd van verdrij­ving, selectie en moord zijn al deze feiten steeds opnieuw gereproduceerd, besproken en beschreven. Evenals de bijbehorende vragen die ook tijdens de parlementaire enquête weer werden

Page 44: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

gesteld: had de Nederlandse regering (en het parlement) kunnen weten dat men zich in een onhoudbare situatie begaf door met te weinig manschappen en middelen naar Srebrenica re gaan? Is daardoor aan de bewoners van Srebrenica een vals gevoel van veilig­heid gegeven? Had Dutchbat de val van de enclave kunnen verhinderen? Had de VN dat kunnen doen door tijdig luchtsteun te geven? Had het Nederlandse bataljon zich tegen de deportaties kunnen verzetten? Had het de scheiding van mannen en vrouwen kunnen tegengaan? Had men door eerder en harder alarm te slaan de wereldopinie kunnen mobi­liseren en zo misschien Mladic ertoe kunnen brengen alsnog van de massa­moord op de mannen af te zien? Naarmate de toestand hopelozer werd, werden de morele dilemma's scherper. Dat bleek tijdens de ver­horen van de luitenants Ron Rutten en Leen van Duin. Beiden getuigden van een toestand van totale over­macht. Van Duin zag hoe Servische soldaten de vrouwen en kinderen met grof geweld de bussen injoegen. Hij dacht daar wat aan te kunnen doen door de mensen door Nederlandse blauwhelmen naar de bussen te laten leiden. Hij zag dat de mannen ertussen uit werden gepikt. Wie weet hadden de Serviërs daar meer moeite mee gehad als hij de chaos op z'n beloop had gelaten. Misschien. Misschien niet. Tegen die selectie kon Van Duin niets doen, behalve protesteren als er een jonge jongen of een oude man werd uitgehaald. Soms met succes. Eén ochtend kon hij de vluchtelingen laten instappen, terwijl de Serviërs er nog niet waren. Daar waren op dat moment ook mannen bij, die het hebben overleefd.

Rutten daarentegen wond zich op over de medewerking die Van Duin gaf aan de deportatie. Hij ging op eigen houtje op verkenning, zag lijken langs de weg, maakte foto's, waar­schuwde de commandant. Karremans reageerde in zijn herinnering lauw. Van Duin zag een stapel paspoorten van Bosnische mannen. Dat deed ook hem het ergste vermoeden. Hij meldde zijn vondst niet, drong wel aan op het door Nederlanders begeleiden van dc gevangen mannen.

Daar werd aan gewerkt, kreeg hij te horen, maar er kwam niets van terecht. Overste Karremans zei in zijn verhoor dat hij de melding van Rutten over de lijken aan zijn superieuren in Sarajevo had doorgegeven, maar dat hem te verstaan was gegeven discreet met deze feiten om te gaan om geen paniek te veroorzaken. Hij zei het achteraf jammer te vinden dat er niet meer tijd was gerekt en harder alarm was geslagen. Niet goed uit de verf kwam tijdens de verhoren waarom Dutchbat ook de mannen op de compound zelf (waar de Nederlanders zaten) liet vertrekken. Zoals de vader en de broer van tolk Hasan Nuhanovic, van wie nooit meer iets is gehoord. Plaats­vervangend commandant Franken zei dat hij anders had gehandeld als hij had geweten dat er een instructie was niet mee te werken aan het scheiden van mannen en vrouwen. Die instructie was er, gegeven namens minister Voorhoeve. Maar de richtlijn had de Nederlanders in Srebrenica nooit bereikt. Had Franken die instructie nodig, hoewel hij wist van de bevin­dingen van Rutten, die zei dat hij 'de dood had kunnen ruiken'? Of wist hij dat niet?

Zolang het kon Minister van Defensie Voorhoeve had zich de maanden voor de val het vuur uit de sloffen gelopen om de verde­diging van Srebrenica te helpen ver­sterken. Het had geen effect gehad. Na de val telefoneerde hij één keer met Karremans om hem moed in te spreken en hem op het hart te drukken zoveel mogelijk voor de vluchtelingen te doen. Dat vloeide voort uit een overleg in het kabinet, waar sprake was van lotsverbondenheid tussen de Nederlanders en de vluchte­lingen van Srebrenica. Volgens ex-minister van Buitenlandse Zaken Van Mierlo betekende die lotsverbonden­heid echter niet dat de Nederlanders bij de vluchtelingen moesten blijven wanneer "de lopen van het execu­tiepeloton op henzelf waren gericht". Het ging om "lotsverbondenheid zolang het kon". En dan was er nog generaal Couzy, destijds de bevelhebber van de land­macht. Tijdens zijn verschijning voor

de enquêtecommissie maakte hij de indruk nog steeds niet ten volle te be­seffen wat zich in en rond Srebrenica had afgespeeld. Hij had moeite met Voorhoeve, die hem "onmogelijke opdrachten" gaf, zoals afzien van hoempapa-muziek en niet te veel bier aanslepen. Hij hield de informatie over oorlogsmisdaden die hij al vroeg had zoveel mogelijk voor zich.

Het is verleidelijk om scherp te oor­delen. Was Dutchbat niet te coöpera­tief? Hadden de Nederlanders meer risico's kunnen nemen? Had Voor­hoeve de intentie van de lotsver­bondenheid niet veel krachtiger moeten communiceren? Hadden de betrokken ministers niet onmiddel­lijk nadat de volle omvang van de ramp duidelijk geworden was hun verantwoordelijkheid moeten nemen en aftreden, wat nu pas na zeven jaar is gebeurd? De verbittering van de weduwen van Srebrenica is meer dan begrijpelijk. Aan hen en hun mannen was veiligheid beloofd en die belofte is niet nagekomen. De Nederlanders waren machteloze toeschouwers bij een 'kleine' genocide. De scherpte van mijn oordeel wordt getemperd door het besef dat ook ik zo'n machteloze toeschouwer was, die vanuit het verre Amsterdam op­gewonden stukjes tikte over de nood­zaak om stand te houden, weerstand te bieden, massamoord te verhinderen, levens te redden. Ook dat had geen enkel effect. Ik heb geen flauw idee wat ik had gedaan als ik ter plekke was geweest. Misschien had ik een zenuwinzinking gekregen. Je zou niet in een situatie mogen komen, waarin je gedwongen wordt een toeschouwersrol te ver­vullen bij een genocide. Na Auschwitz hoopten velen van ons dat het "nooit weer" een door internationaal recht geschraagd en desnoods met machts­middelen afgedwongen gebod zou worden, in plaats van een steeds holler klinkend cliché. De etnische zuiveringen in Bosnië en de 'kleine' genocide in Srebrenica hebben laten zien dat die hoop, zelfs in Europa, tamelijk utopisch is. En toch geloof ik dat we daarin niet moeten berusten.

Anet Bleich

Page 45: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Getuige van Westerbork Het verhaal van de ziekenbroeder Ziekenbroeder in Kamp Westerbork heet het boek over Sam Stern, dat deel uitmaakt van de serie Getuigen van Westerbork: een uitgave van het Herinneringscentrum Kamp Wester­bork met persoonlijke verhalen over de periode 1940-1945.

Sam Stern, die is geboren in 1919, doet in dit boek verslag van zijn persoonlijke herinneringen aan de oorlog en de perioden daaromheen. In duidelijke taal vertelt hij hoe zijn leven in eetste instantie volledig leek te zijn uitgestippeld maar met de toenemende ootlogsdreiging een heel andere wending kreeg. Hij leek in eerste instantie voorbestemd om de dansschool van zijn vader over te nemen, maat hij werkte uiteindelijk in kamp Westetbork als verpleeg­kundige. Een taak die hij op zich nam om op die manier te ontsnappen aan de transporten naar de vernietigings­kampen elders in Europa.

Door het hele boek heen, wordt het vethaal ondersteund door foto's. Afbeeldingen van Stem, met vrienden of familieleden, of afbeeldingen van

belangrijke locaties uit het leven van Stem, zotgen et mede voor dat het boek prettig leesbaar is. Het gaat vooral om zijn persoonlijk verhaal. De feiten die wotden genoemd zijn niet uniek. De isolatie van joden uit de Nedetlandse samenleving, het gevangen zetten van joden in kamp Westerbork met al zijn verschrikkingen en vervolgens de deportaties naat de vernietigingskampen zijn vaker beschreven. In dit boek lezen we de gevoelens die Sam Stern had bij al deze gebeur­tenissen. Zo vettelt hij dat, hoewel eind jaten dertig de eetste geruchten over jodenvervolgingen in Duitsland de kop op staken, ook hij dacht dat 'het in Nederland zo een vaart niet zou lopen.' Hij vertelt ook over zijn angsten toen hij tijdens de oorlog te horen kteeg dat hij zich moest melden bij station Assen om van daat uit naar een werkkamp te worden gebracht. Stem heeft het over de werkzaam­heden die hij moest doen in Westet­botk en ovet de keten dat hij op het laatste moment wist te ontsnappen aan een nieuw ttansport. Uiteindelijk maakte hij de bevrijding in Westet-

S A M S l h K N

Ziekenbroeder in kamp Westerbork

bork mee, waarna voor Stern een nieuwe strijd begon, namelijk het oppikken van het normale leven in de wetenschap dat veel familieleden en vrienden de oorlog niet hadden ovetleefd. Geschiedschrijving gebeurt vaak in de derde petsoon. Afstandelijk worden achteraf de feiten weergegeven. Het is goed dat de mensen om wie het gaat, hun eigen etvaringen bij deze feiten op papier zetten. Verhalen zoals deze laten zien dat geschiedenis geen opsomming is van gebeurtenissen en feiten, het gaat ovet echte mensen, die vertellen over het leed dat zij in hun leven hebben meegemaakt.

Roy Jadi

Sam Stern, Ziekenbroeder in kamp Westerbork; onderzoek en samen­stelling: José Martin; deeltje in de serie: Getuigen van Westerbork; redactie: José Martin en Dirk Mulder; uitg.: herinneringscentrum Kamp Wester­bork, 2002; ISBN: 90 72486 242, prijs € 9,95. De bevrijding van Westerbork, 15 april 1945

Page 46: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

De dierenwereld van Aat Breur Lezers van dit bulletin kennen Aat Breur-Hibma als verzetsvrouw en vooral als de tekenares die in het concentratiekamp Ravensbrück haar medegevangenen portretteerde in gevoelige en tegelijkertijd harde tekeningen waarin op directe wijze te zien is dat het mensen zijn die de gruwelen van dat kamp — honger, ziekte, dood — worden aangedaan. Haar dochter Dunya Breur stelde over deze tekeningen een omvangrijk en aangrijpend boek samen: Een verborgen herinnering (SUN, Nijmegen, 1995).

i

Meestal tekent Aat Breur vrolijker dingen: bloemen, planten, dieren en nu zij heel oud is cn in het Verpleeghuis Slotervaartziekenhuis woont, is daar een mooie tentoon­stelling van haar werk opgehangen, die echter als u dit leest al weer voorbij is. Maar tegelijk is er ook een klein boekje met tekeningen van haar verschenen, tekeningen van dieren, gemaakt 'mArtis. Het is klein en pretentieloos, deze verzameling tekeningen van stekelvarkens, leeuwen, vogels en vooral heel veel verschillende soorten apen.

Dunya heeft er een klein voorwoord voor geschreven. Dat begint zo: "Houdt mijn moeder van dieren? Van planten houdt zij wel, van bomen, bloemen en buiten zijn. Met mijn broer en mij fietste ze naar riviertjes in dc buurt, zoals 't Gein en de Vecht. We keken naar eenden, futen,

meerkoetjes, reigers en ooievaars. Brood dat we over hadden ging naar de meeuwen, die in sierlijke glijvlucht kwamen aangevlogen en het brood in hun snavel opvingen. Ze misten haast nooit. Maar een hond of kat in huis zag ze niet zo zitten. Een vogeltje in een kooi kon ze al helemaal niet aanzien."

Aat Breur tekende de Artis-dieren dan ook zonder tralies, kooien en muren, zoals zij ook de vrouwen van Ravens­brück altijd in hun menselijke waarde liet zien.

Max Arian

Het boekje de dierenwereld van Aat Breur is te bestellen door € 5,17 over te maken op girorekening 5897905 van Dunya Breur te Amsterdam. U krijgt het dan franco thuisgestuurd.

Page 47: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Racisme in N e d e r l a n d : het jaar 2001 ont leed

Verharding en extremisme, maar ook hoop De autoriteit op het gebied van de racismebestrijding in Nederland is het LBR te Rotterdam. Ieder jaar brengt dit Bureau een jaarverslag uit onder de titel "Jaar in Beeld". LBR staat voor Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie en in dit instituut zijn enkele jaren geleden verschillende instellingen op het gebied van racismebestrijding samengegaan. Het heeft als beeld­merk de zebra en dit dier is in het jaarverslag 2001 als karikatuurtje in vele vormen aanwezig.

Een jaarverslag in de gewone zin is het niet. Dit "Jaat in Beeld 2001" heeft als bijzondere titel Racisme in Nederland. Het geeft een uitgebreid en indringend inzicht en er is veel voor te zeggen het als een algemene handleiding te beschouwen. Een handleiding, die veelomvattend is en bovendien goed gedocumenteetd, met buitengewoon nuttige vetwijzingen naar alle publicaties, rapporten en on­derzoeken die in 2001 zijn verschenen.

2001 stond wereldwijd in het teken van racismebestrijding. Het jaar was door de Verenigde Naties tot inter­nationaal jaat van krachtenbundeling tegen discriminatie en vreemdelingen­haat uitgeroepen. In dat verband vond in Durban (Zuid-Afrika) de grote wereldconferentie over rassen­discriminatie plaats. Deze veriiep zeker niet zoals was gehoopt en bedoeld, maat heeft toch ook een aantal positieve resultaten gehad. Kort daarop werd zij echter geheel overschaduwd door de verschrikkelijke ' 11 septembet' aanslagen in de Verenigde Staten met hun gevolgen. Speciaal voor Nederland zijn daar voor dat jaar nog aan toe te voegen de opkomst en doorwerking van het J^ortuynisme' of, zo men misschien lievet wil, de vraag hoe we met de multicultutele samenleving omgaan. Het LBR zegt in zijn inleiding dat et vergeleken met 1999 en 2000 een

duidelijke vetschetping is opgetreden. Hierdoor komt de samenleving meer en meer onder druk te staan. Angst en onvtede nemen toe. In de politiek en de religie is sprake van een zekere verharding en een groei van het extremisme. Toch blijft het LBR optimistisch over de politiek. Hoe uiteenlopend de meningen op onder­delen mogen zijn, waar het racistische en discriminerende uitingen en maat-regelen betteft is men, gelukkig, eens­gezind in zijn afwijzing. Wel pleit het LBR er voor de discussie ovet deze 'gevoelige onderwerpen' niet uit de weg te gaan. Voorkomen moet wotden dat zij onder een schijnbaar rust­gevende sfeer van taboe de kans krijgen voott te woeketen. Dat et natuutlijk spanning met het beginsel van de vrijheid van meningsuiting kan optreden, wordt niet ontkend. Maar ook dat is een zaak, vindt het LBR, die in deze discussie thuishoort.

Feiten en gevoelens In het eerste deel van het vetslag wordt een overzicht gegeven van de hoeveelheid klachten, incidenten, meningen en uitspraken, steeds met een aanduiding van hun aatd. Wat opvalt zijn twee dingen: ten eetste dat het aantal gebeurtenissen is toege­nomen en ten tweede dat et een ditecte samenhang is met T l sep­tember'. In verband met dat laatste is et ook een duidelijke verschuiving van onderwerp. Anti-islamitische incidenten stijgen in de eerste maanden na de aanslag dramatisch, wat alleen uit deze samenhang vetklaatd kan worden. Maat et is ook een stijging aan de gang die gebaseetd is op meer permanente intoletantie. Genoemd wotden het vetbod op het dtagen van een hoofddoek door moslima's en uitingen van homohaat en antisemi­tisme. De laatste twee zijn overigens juist afkomstig van islamitische zijde en hangen samen met de uitleg van de geloofsleet en het Istaëlisch-Palestijnse conflict. En dan is et natuut­

lijk Internetwaai racistische uitingen welig lijken te tieten, maar waar het Meldpunt Discriminatie Internet als permanente waakhond krachtig tegen weet op te treden.

Intetessant is in dit verslag te lezen hoe bevolkingsgroepen ten opzichte van elkaar denken. Een onderzoek uit 2001 ondet allochtonen toonde aan dat deze zich nu minder gediscrimi­neerd voelen in de Nederlandse maat­schappij dan uit een onderzoek van zes jaar daarvoor bleek. Is hier sprake van geslaagde integratie? Een ander onderzoek, nu onder autochtonen, wijst in dezelfde richting. Daaruit bleek dat de aanwezigheid van 'buiten-landers' in de Nederlandse maat­schappij thans méér gewaardeerd wotdt dan een aantal jaten eerder het geval was. Aanwezigheid en integratie worden dus niet afgewezen. Maar nieuwe komst en immigratie, dat is een andere zaak. Zo blijkt uit enkele enquêtes die kort na '11 septembet' gehouden zijn, dat angst­gevoelens ten opzichte van islam en moslims zeket toegenomen zijn. De vtaag is hoe dit zich in de toekomst zal ontwikkelen. Zal de persoonlijke identiteit van een inwoner van Neder­land, van élke inwoner, op den duur de eventuele etnische achtetgrond zo­zeer gaan vervangen, dat de etnische identiteit er steeds mindet toe doet? De geslaagde integratie in het vetleden van vreemdelingen in dit land doet zulks wel vermoeden.

Page 48: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Het verslag Racisme in Nederland wijdt ook een beschouwing aan "Media en beeldvorming". Er is volgens het LBR voor en na 11 sep­tember te veel ge­hamerd op 'het moslimgevaar'. Te gemakkelijke stereotypen en gene­ralisaties zijn gehanteerd. Te vaak zijn onzorgvuldigheid en onvolledigheid in de berichtgeving toegelaten. Het zijn journalistieke zonden, die de media zich als groep zouden moeten aan­trekken. Er ligt duidelijk een taak om zich grondiger te verdiepen in wat de multiculturele samenleving werkelij k voorstelt en op welke wijze hierover verantwoord bericht dient te worden.

Arbeid, onderwijs en recht De arbeidsmarkt geeft winst en verlies te zien op het terrein van "de etnische minderheden." In cijfers volgen allochtonen nog altijd op afstand de * autochtone werknemers in Nederland, of dit nu de geringere participatie in de arbeidsmarkt of de grotere werk­loosheid betreft. Discriminatie ligt hier nog steeds duidelijk aan ten grondslag. Van Europese zijde is de Nederlandse regering herhaaldelijk gemaand verbeteringen aan te brengen. Wettelijke maatregelen lopen maar moeizaam. Meer resultaat is geboekt bij directe afspraken met het bedrijfs­leven. Ook wordt veel gebruik gemaakt van met afzonderlijke bedrijfs­takken overeengekomen gedrags­codes om de discriminatie op het werk tegen te gaan. Gunstig lijkt de mogelijkheid tot het starten van een eigen onderneming te zijn; hier is een duidelijke groei waarneembaar. Het LBR signaleert als apart punt de psychologische test, omdat de alloch­toon daarbij altijd in een ongunstige positie verkeert. Veel talent onder etnische minderheden dreigt door deze voor hem onmogelijke test ver­loren te gaan. Moeilijk tot onmoge­lijk blijkt nog steeds de doorstroom naar hogere functies te zijn. Wanneer een stoornis in de maatschappij optreedt, zoals 11 september zeker genoemd mag worden, dreigt in de arbeidsverhoudingen het aloude monster van de discriminatie weer onmiddellijk de kop op te steken.

Vanzelfsprekend wordt in het verslag ook ruimschoots aandacht besteed aan het onderwijs. Zwarte en witte scholen, bijzondere scholen, inter­cultureel onderwijs zijn de bekende items. Wanneer men uitgaat van de gedachte dat onderwijs integratie bevorderend zou moeten zijn, dan is de conclusie van het LBR dat de ontwikkeling door de jaren heen eerder wijst in de richting van segre­gatie. Dat is in 2 0 0 1 alleen maar voortgezet. En dit leidt er misschien toe dat de toon van het verslag in dit gedeelte verandert van 'koel vast­stellend' naar 'betrokken program­matisch.' Opvallend is dat opeens allerlei voorstellen worden gedaan ter verbetering. Nu is dat ook wel te

begrijpen, want sinds jaar en dag treedt het LBR voor docenten op als onderwijs­kundig adviseur

op het gebied van intercultureel onderwijs. Na '11 september' is dit nog versterkt en een speciale website (www.tijm.nl) werd er voor ingericht. Ook bij het belangrijke anti-racismeonderwijs is het LBR ten nauwste betrokken. Met de projecten "Wereldschool" voor het primair onderwijs en "School Zonder Racisme" voor het voortgezet onderwijs worden scholen hierin direct ondersteund.

Een apart hoofd­stuk is gewijd aan juridische aspecten. Hoe politie en open­baar ministerie om­gaan met uitingen van racisme en dis­criminatie wordt door het LBR nauwgezet gevolgd. De conclusie is dat de kennis en de bereid­heid tot handelen wel toenemen, maar dat toch ook veel nog verbeterd moet worden. Van groot belang in dit verband zijn de rechterlijke uit­spraken. Deze kunnen gezien worden als een spiegel van de nu geldende opvattingen in de maatschappij. Om die reden zijn deze uitspraken door het LBR verzameld in een database, die in boekvorm, op cd-rom en vanaf het voorjaar 2 0 0 2 ook via de website te raadplegen is. Zaken die behandeld

zijn hebben vooral te maken met om­standigheden op het werk, uitingen van rechts-extremisme, (ontoeganke­lijkheid in de horeca en uitlatingen in pers en media (inclusief Internet). In het verlengde van de jurisprudentie ligt de wetgeving. Hier gaat het nodige veranderen, al is het maar als gevolg van de integratie en gelijk­schakeling van de wetgeving naar gezamenlijke Europese maatstaven. Mooi? Dat wel, maar nu maar verder achterover leunen is er zeker niet bij. "Gezien de verscherping van het maatschappelijk klimaat, verwacht het LBR dat het belang van haar signaleringsfunctie de komende tijd toeneemt."

Over de grens 2 0 0 1 als internationaal jaar heeft geleid tot een groot aantal internatio­nale initiatieven. De Wereldconferentie in Durban werd al genoemd. Het LBR treedt sindsdien op als ver­bindende schakel naar de situatie in Nederland. Op Europees niveau zijn ook verschillende lichamen gevormd. Hier wreekt zich dat er in Europa zo veel verschillende officiële niveaus zijn. En al gauw is men het spoor bijster welke commissie of welk centrum nu bij welk niveau hoort. Voeg daar nog bij het woud aan misschien ambtelijk ideale, maar verder niemand aansprekende af­kortingen (EUMC, DUMC, ECR1, ENAR) en het zou je kunnen ontgaan welk belangrijk werk juist door deze clubs gedaan wordt. Maar gelukkig hebben we in Nederland het LBR om ons met verslagen als Racisme in Nederland krachtig bij de hand te nemen en ons de weg door anti-discriminatie-land te wijzen.

Herbert Sarfatij

Racisme in Nederland; Jaar in beeld 2001 LBR, Rotterdam, juli 2002, 49 bladzijden, geÜlustreerd. Verkrijgbaar voor €3,50 bij LBR Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie, Schaatsbaan 51, 3013 AR Rotterdam, tel: 010-201 02 01, fax: 010-201 02 22, email: [email protected], website: www. Ibr. nl

Page 49: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

"Het is mijn morele plicht om steeds opnieuw dezelfde roman te doorleven en te schrijven/7

Nobelprijs voor Imre Kertèsz In de zomer van 1944 wordt Imre Kertèsz in Boedapest op straat op­gepakt en naar Auschwitz gedepor­teerd. Hij is vijftien jaar. Een jaar later wordt hij in het kamp Buchen­wald bevrijd. Dat ene jaar, doorge­bracht in verschillende kampen, vormt de onuitputtelijke bron van zijn schrijverschap. Dit jaar kreeg hij er de Nobelprijs voor Literatuur voor. Dat stemt tot grote tevredenheid, temeer daar uitgevers en lezers in zijn e igen land, Hongarije, hun uiterste best hadden gedaan zijn boeken te negeren.

Vanaf 1975 wordt Kertèsz weliswaar in Hongarije uitgegeven, maar voor­al in het buitenland gewaardeerd. Pas na de val van het communisme wotdt hij in zijn eigen land opgemetkt. In Nederland zijn inmiddels vier van zijn twaalfhoeken uitgegeven, vertaald door Henry Kommer. Aan het ingewikkelde maar prachtige taalgebtuik te zien moet Kammer wel een uitstekend vertalet zijn.

Kertèsz' eetste boek, ovet zijn kamp­ervaringen, Onbepaald door het lot, wordt aanvankelijk door de uitgever geweigerd. In zijn boek Het Fiasco beschrijft de hoofdpersoon, een schrijver die datzelfde lot beschoren is, hoe hij worstelt met het omzetten van zijn ootlogsetvaringen in een roman, in een artistiek product. De hoofdpersoon is een man die terug­kijkt op de periode dat hij een roman schreef; die door de uitgevet gewei-gerd werd. Hij leest zijn aantekeningen uit die tijd, becommentarieert ze in het heden en vertelt en passant wat niet mocht worden gepubliceerd. En hij neemr dubbel wraak door de hoofdpersoon te laten zeggen, dat et geen sietlijkei kroon op het wetk van een auteut is "dan de blindheid van zijn tijdgenoten voor de kwaliteiten etvan. Gaat die blindheid bovendien

gepaard met het stteven hem de mond te snoeten, dan is dit de parel aan die kroon".

Fiasco De hoofdpersoon vindt in zijn oude aantekeningen, die hij vruchteloos probeert te vermijden omdat zij zo pijnlijk zijn, maar die hij niet kan vetmijden omdat ze de bron en de basis van zijn denkwereld vormen, onder het kopje 'idee, schets, frag­ment:', een paar zinnen die de statt van een vethaal moesten worden. Die neemt hij als uitgangspunt voot het boek dat hij hoe dan ook wil schrijven nadat het vorige afgewezen is en dat hij Het Fiasco noemt. En zo kan het verhaal nogmaals verteld worden, deze keer aan de hand van de hoofd­persoon Köves die vanuit een onduide-lijk buitenland thuiskomt in het communistische Hongarije en journa­list is; hij wil een boek schrijven. Köves komt terecht in situaties die hij niet begrijpt en in dialogen die hem verwarren, waarin hij beurte­lings probeert te raden welk gedrag er van hem wordt vetwacht of woedend wotdt op zijn gespreks­partner. Het leidt allebei tot niets. De basis van zijn gedtag is: men moet het hoofd koel houden en goed nadenken. Waarom en waarover blijft vaag; typische scènes uit een totalitait tegime. Köves vetkiest het 'gevangen' te blijven in zijn land, omdat hij zijn boek wil schrijven in de enige taal waarin hij dat zou kunnen: het Hongaars. Het boek wotdt doot de uitgever afgewezen en is daarmee een fiasco. In de jaren daarna breekt Köves zich het hoofd ovet de vraag of de uitgevet gelijk heeft gehad met zijn kritiek: heeft hij een goed of een slecht boek geschteven? Hij besluit dat dit het enige boek is dat hij had kunnen schrijven en dat de ervaring van het schrijven misschien nog wel

belangrijker was dan de uiteindelijke tekst. Als het boek later toch wordt uit­gegeven is het alsof hij iets dat hij koestert — zijn verhaal én zijn heim­wee naar het fiasco, dat wil zeggen naai alle gedachten en gevoelens die zich als gevolg van de botte en onzinnige kiitiek van zijn uitgevet bij hem aandienden, moet prijsgeven. "De voot hem enig mogelijke roman zal een boek onder de boeken worden en het lot van alle andere boeken delen: het zal wachten totdat het de aandacht trekt van eventuele schaarse kopers". Het onvermijdelijke is gebeurd: met het uitkomen van zijn boek is hij een schrijver gewotden en nu zal hij moeten blijven schrijven "tot hij zichzelf volkomen heeft leegge­plunderd en tot een geraamte geklaard, vrij van overbodige franje, van het leven". Hier ongeveer eindigt het boek. Kertèsz moet van zichzelf steeds op­nieuw dezelfde roman doorleven en schrijven. Alleen al in dit boek wordt die roman meer dan één keer verteld.

Nationale leugen Wat zou nu, kun je je afvragen, zonder daar ooit een antwootd op te krijgen, het fiasco zijn? Wat er in Auschwitz is gebeurd? Dat de (echte) roman daarovet niet gepubliceeid weid? Dat het boek uiteindelijk wel uitkomt maai in het land waaiuit Kertèsz als kind weid gedepotteetd vrijwel genegeetd wotdt? Het boek waar het om gaat: 'Onbe­paald dooi het lot', werd uiteindelijk in 1975 in Hongarije gepubliceerd. Het lag drie weken in de winkel en verdween daarna uit de schappen. In een inteiview uit '99 met Renée Postma in NRC Handelsblad, zegt Kertèsz dat het boek volgens hem wetd doodgezwegen omdat de Hongaten niets wilden weten ovet de jodenvervolging in hun land. "De

Page 50: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

spelregels bepalen dat Hongarije een onschuldig slachtoffer van de ge­schiedenis is en daarom geen enkele verantwoording hoeft te nemen voor zijn daden. Er is een grote nationale leugen ontstaan dat je geen vragen hoeft te stellen over het verleden". De waarheid is dat in 1944, in zes weken tijd, achthondeidduizend joden door Hongaarse politieagenten aan de Duitsers werden uitgeleverd, die ze naar Auschwitz afvoerden zonder dat de Hongaarse maatschappij daar iets tegen deed.

In 'Onbepaald door het lot' beschrijft Kertèsz vanuit de pragmatische instelling van de vijftienjarige, hoe het in de kampen was. De ik-figuur bestudeert zijn lichamelijk verval alsof het een biologieles betreft. Hij probeert greep te houden op de ver­schrikkelijke omstandigheden waarin hij verkeert door die omstandigheden te observeren en te benoemen. De modder in het kamp bijvoorbeeld. "Wat die modder betreft, ook daar schoten mijn oorspronkelijke voor­stellingen tekort. Natuurlijk, ook in Hongarije had ik wel eens modder gezien, ja ik had er zelfs in rond-gebaggerd, maar hoe had ik me kunnen voorstellen dat deze materie het grootste probleem van een mensen­leven kan zijn, dat dit element het toneel kan zijn waarop zich het gehele menselijke bestaan afspeelt? Wat het betekent om daarin tot je kuiten weg te zakken en vervolgens je voeten met moeizame, soppende beweging te bevrijden, alleen met het doel er opnieuw in te verzinken, bovendien elke keer slechts zo'n twintig a dertig centimeter vorderend — nee, op dat alles was ik niet voorbereid en was ik dat wel geweest, dan had het me weinig gebaat." Daarna beschrijft hij minutieus hoe die koude modder met steentjes in zijn kapotte schoenen binnendrong en hoe die schoenen plus modder-substantie aan zijn kapotte voeten vastkleefden en als het ware een nieuw lichaamsdeel vormden, dat met de voeten was vergroeid. Hij schrijft over de luizen die hij eerst nog probeert te

Imre Kertész

vangen maar die hij, als dat onbe­gonnen werk blijkt, gaat observeren. "Na enige tijd gaf ik het op en vanaf dat moment observeerde ik ze alleen nog maar, observeerde ik hun vraat­zucht en beweeglijkheid, hun gretig­heid, ja onverbloemde geestdrift, eigen­schappen die me min of meer bekend waren uit de mensenwereld, zodat ze tenslotte bijna iets menselijks kregen in mijn ogen. Ik ontdekte dat ik zelfs een zeker begrip voor hun gedrag kon opbrengen."

Eeuwige kloof Het boek eindigt met de terugkeer van de hoofdpersoon in Hongarije. Daar blijkt dat dit ene jaar dat hij uit de Hongaarse maatschappij was ge­sneden, waarin hij dingen heeft mee­gemaakt waar niemand zich een voorstelling van kan en wil maken, voor een eeuwig onoverbrugbare kloof zorgt. En goedwillende journalist, een van de eerste mensen die hij op vaderlandse bodem ontmoet, wil de kampverhalen van de jongen op­tekenen omdat de mensen moeten weten wat een hel het concen­tratiekamp was. Maar hij blijkt niet te kunnen luisteren naar wat zijn voorstelling te boven gaat. "Daarom noemen buitenstaanders de kampen natuurlijk graag een hel", denkt de jongen. In zijn ouderlijk huis woont in-

Foto: holde Ohlbaum, München

middels een andere familie, die hem met de tekst: wij wonen nu hier, de deur uit werkt. Zijn oude buren laten hem binnen, vertellen hem dat zijn vader dood is en zijn moeder her­trouwd. Zij geven hem eten, vragen naar zijn toekomstplannen en geven goede raad: "om te beginnen moetje alle gruwelen vergeten". Kertèsz ver­volgt: "Ik vroeg hem met stijgende verbazing: 'Waarom moet ik die ver­geten?' 'Anders kun je geen normaal leven leiden', antwoordde hij. 'Met zon last op je schouders kun je geen nieuw leven beginnen'. Ik moest toegeven dat daar veel waars in stak, maar begteep niet waarom ze me iets aanraadden wat onmogelijk was. Ik zei dan ook dat het gebeurde niet ongedaan gemaakt kon worden en dat ik niet in staat was mijn geheugen uit te schakelen. 'Een nieuw leven', legde ik ze uit, 'zou ik alleen kunnen beginnen als ik herboren werd of een ziekelijke geheugenstoornis kreeg, wat U me hopelijk niet toewenst'. " Hij gaat op weg naar zijn moeder en al wandelend - geld voor de tram heeft hij niet — maakt hij min of meer de balans op. Hij heeft het kamp nu eenmaal overleefd en hij wil zijn leven voortzetten, hoe onmogelijk dat misschien ook zou zijn. Hij herinnert zich zijn moeders wens om een zoon te hebben die arts of ingenieur is. Die wens zou hij vervullen. Hij voelt iets

Page 51: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

opkomen dat lijkt op een geluksgevoel en hij bedenkt dat zo'n gevoel er zelfs in Auschwitz soms even kon zijn, als de kwellingen aflieten. "Iedereen had het over ontberingen en 'gtuwelen', maat die kleine gelukservaringen waren het belangrijkste geweest. Ja, als ze me weer van die vragen stelden, zou ik daarover vertellen, over het geluk dat je in een concentratiekamp kunt ervaren. As ze er ooit nog naat zouden vtagen, en ik dat geluk dan nog niet vergeten was."

Kertèsz heeft nu dus de Nobelprijs gekregen en hij ervaart dat, zei hij in een toespraak, als een opluchting: zijn werk is herkend. In het intetview met Renée Postma zegt

Kertèsz: "Het schrijversleven dat ik geleid heb, onbekend en vrij, is goed voor een bepaalde tijd. (-) Maar het gaat wel met depressies gepaard. (-) Na al die jaren was ik verkrampt in mijn eenzaamheid. Het schrijven werd moeilijker. Je kunt niet altijd zondet controle blijven schrijven."

Bertje Leuw

In Nederland zijn bij Van Gennep uitgegeven: Kaddisj voor een niet geboren kind(1994, € 15-90), Onbepaald door het lot (1995, € 18.-), Het fiasco (1999, €22.50), Ik, de ander (2001, € 13.50)

Partners van oorlogsgetroffenen De Stichting Partners van oorlogsgetroffenen organiseert v o o t partners van ootlogsgetroffenen een landelijke ont­moetingsdag op zaterdag 15 maart 2003 in Hogeschool De Horst in Driebergen. De heer H. Siegelaar, tot voort als psychiater verbonden aan Sinaï-ambulant, zal een inleiding houden met de titel Brug in de mist, over de be­middelaarfunctie van de pattnet van de oorlogsgetroffene.

Informatie en aanmelden: secretariaat SPO, postbus 8, 8330 AA Steenwijk, tel. 0521 512332.

MELDPUNT DISCRIMINATIE

INTERNET

Voor klachten over discriminatie

op het Nederlandse gedeelte van het internet

m e l d p u n t © me ld pun t . nu

T BV

Touwbaan 38 P.O. Box 180

2350 AD Leiderdorp

Holland

'€4 'Mk ¥f %f^-f*

®

Import van dames- heren­

en k inderkJed ing

tel. 071 - 589 92 45

fax 071 - 589 63 53

telex 39265 teidw nl

kwaliteits slagerij

Beer

Hoofddorpweg 27 Amsterdam

Tel. 020 - 615 81 76

Page 52: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Nieuws v a n de Stichting Sobibor

Dvd over het kindertransport uit Vught Het is enige tijd stil geweest rond de Stichting Sobibor, maar dat betekent niet dat de werkzaam­heden stilstonden. Hoog tijd om u te informeren over de activiteiten waarmee wij bezig zijn.

Nieuw museumconcept De Provincie Gelderland heeft een samenwerkingsverband met de Poolse provincie Lubelskie waar­onder Sobibor ressorteert. Gelderland heeft nu een niet onaanzienlijk bedrag beschikbaar gesteld voor vernieuw­ingen en verbeteringen in en rond het kleine museum op het terrein van het voormalige vernietigingskamp Sobibor. Op 10 september 2002 zijn hierover tijdens een bijeenkomst op het Gelderse provinciehuis afspraken gemaakt met de heer Marek Bern, directeur van het museum in Sobibor, die een werkbezoek aan Nederland bracht. Ook de heer Mulder van het Herinneringscentrum Kamp Wester­bork en het bestuur van de Stichting Sobibor waren daarbij aanwezig. De provincie wil dat het geld wordt besteed aan een betere en modernere presentatie van wat het museum te bieden heeft. De heer Bem zal hier­voor een aantal voorstellen uitwerken, waarbij hij een beroep kan doen op de kennis van o.m. het Herinnerings­centrum Kamp Westerbork en het Joods Historisch Museum. De voorstellen zullen begin 2003 ter beoordeling worden voorgelegd aan een aantal Nederlandse deskundigen, waaronder de Stichting Sobibor. Het dan gekozen concept zal verder worden uitgewerkt en - als alles loopt volgens de planning - in 2004 kunnen worden gerealiseerd. Eén van de gedachten om de toegankelijkheid van het museum te vergroten is om in de nieuwe opzet meertalige teksten te plaatsen bij afbeeldingen en foto's.

Daarnaast moet een reizende tentoon­stelling worden ontwikkeld als af­spiegeling van hetgeen in Sobibor

wordt geëxposeerd. Deze reizende tentoonstelling moet een educatief karakter hebben en is in de eerste plaats bedoeld voor instellingen en scholen in Nederland.

Dvd Het lot van joodse kinderen tijdens de nazi-bezetting van Nederland is het uitgangspunt voor een educatieve (en interactieve) dvd (digitale video diskette), die wordt ontwikkeld door de aan de Stichting Sobibor verbonden Werkgroep ZAKT. Het project vloeit voort uit initia­tieven ter herinnering aan de joodse kinderen die vanuit concentratie­kamp Vught werden weggevoerd naar Westerbork en vervolgens naar Sobibor of een ander vernietigings­kamp. In 1999 werd in Nationaal Monument Kamp Vught een gedenk­teken geplaatst met de namen en leeftijden van de 1269 kinderen die met het 'Kindertransport' van 6 en 7 juni '43 meegingen via Westerbork naar Sobibor en daar de dood vonden. Hun geschiedenis werd bovendien vastgelegd in het boek 'Joodse kinderen in het kamp Vught'. Voor vier betrokkenen {Jules Schelvis, overlevende van Sobibor, Janneke de Moei, die het boek schreef, Mirjam Huffener, vormgeefster van het boek en nabestaande van slachtoffers, en Miriam Bolten, die een tv-interview met Janneke de Moei maakte) was dit aanleiding een werkgroep te vormen teneinde tot een educatieve dvd rond dit thema te komen. De dvd vertelt de geschiedenis door interviews met overlevenden en oog­getuigen, achtergrondinformatie en een verfilmd verhaal dat de keuzes laat zien waarvoor mensen in ver­schillende posities kwamen te staan. Daarnaast wordt de verbinding gelegd met andere tijden en het heden. Het lot van de joodse kinderen uit kamp Vught staat immers niet op zich. De geschiedenis, ook de meer recente, kent vele episoden van wreedheid

jegens kinderen. Bewustwording is een van de weinige wapens om her­haling in te toekomst te helpen voor­komen. De dvd, zo is de gedachte, kan jongeren leren over intolerantie en beperking van vrijheid, over macht en machteloosheid, over verantwoorde­lijkheid nemen en keuzes maken. De bedoeling is dat de dvd een dus­danig brede opzet krijgt dat deze behalve door Nationaal Monument Kamp Vught en Herinneringscentrum Kamp Westerbork ook door scholen en door andere gedenkcentra en musea kan worden gebruikt. De eerste fase van het project wordt uitgevoerd met subsidie van het minis­terie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Overlevenden en ooggetuigen worden op video geïnterviewd. Daar­naast is de fondsenwerving in volle gang om de volgende fasen van het project mogelijk te maken.

KAPSALON V A N W E E R D E N B U R G

"Gewoon de beste"

Behandeling volgens afspraak

Zocherstraat 5 1054 LP Amsterdam Tel. 020 - 612 7354

Page 53: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Herstelde herinnering Kamp Amersfoort groeit Lessen voor jonge uniformdragers Het Nationaal Monument Kamp Amersfoort en de in 1995 aangelegde gedenkplaats zijn lange tijd onbekend gebleven, maar de laatste tijd wordt er alles aan gedaan om dat te ver­anderen.

In 2000 werd het laatste stuk muur met de muurschilderingen die een ge­vangene ooit moest maken gere­staureerd, waarbij er tevens een klein gebouw met minimale bezoekers­faciliteiten werd gerealiseerd. Een in dat jaar opgerichte stichting is de belangen van het monument en de gedenkplaats gaan behartigen. Ook de landelijk politiek erkent nu dat het Nationaal Monument Kamp Amers­foort en de gedenkplaats nationale betekenis hebben en door de regering kunnen worden ondersteund. In verband daarmede is de stichting begonnen te inventariseren wat er allemaal in Amersfoort aanwezig is geweest en wie nu wat in eigendom had of beheerde. Vervolgens is er opdracht gegeven om een plan te ont­werpen voor het verder herstellen en waardiger maken van de herinnering aan dat oord van verschrikkingen dat Polizeiliches Durchgangslager Amers­foort {PDA) heette.

In de tussentijd werd een eerste aanzet gegeven door een afwerking van de gedenkplaats (in 1995 en 2000 waren er door geldgebrek dingen blijven liggen) en uitbreiding daarvan, ge­koppeld aan een gedeeltelijke her­inrichting. Voor de uitbreiding werd de medewerking gekregen van de politieschool die het kampterrein nog steeds gebruikt. Het is uiteindelijk de bedoeling dat de gedenkplaats ver­zelfstandigd wordt en los komt van de politieschool. Bij de politieschool moest wel een ringweg worden om­gelegd en een geheel nieuwe entree worden gemaakt. De minister van WVS subsidieerde dit project dat daardoor snel kon worden uitgevoerd. Op 19 april 2002 al kon tijdens een

plechtigheid de heropening van de gedenkplaats plaatsvinden. Na de herdenkingen van mei 2002 is het nog altijd indrukwekkende beeld "Gevangene voor het vuurpeloton" (De Stenen Man) van beeldhouwer Frits Sieger geheel gelicht, vervoerd en in restauratie gegeven. De invloeden van de jaren, het weer en beschadig­ingen maakten dat er iets moest gebeuren om dit beeld voor jongere generaties te bewaren.

Op dit moment bereidt het bestuur van de stichting een verbetering en herindeling van het omringende landschap voor, waarbij de voormalige schietbaan wordt gerestaureerd en beter afgezet, de omgeving van het beeld wordt gerevitaliseerd en de omgeving van het voormalige lijkenhuisje waar­diger wordt gemaakt. Om de los­making van de politieschool verder gestalte te geven wordt er een eigen parkeerplaats aangelegd, waarbij de grond van het monument, volgens de tekst van de daar aanwezige steen "geheiligde grond "autovrij zal worden gemaakt om minder uit te nodigen tot het uitlaten van honden of het uit­voeren van trim- en andere activiteiten. Tot slot hoopt de stichting in 2003

een bescheiden bezoekers- en informatiecentrum te kunnen gaan bouwen tussen de gedenkplaats en het monument. Dat is dringend nodig.

Les Direct betrokkenen en andere belang­stellenden uit een breed publiek weten in toenemende mate de weg naar de gedenkplaats en het monument te vinden. Er komt ook steeds meer vraag naar het rondleiden van groepen. Een in het jaar 2000 bij de politie­school onthuld kunstwerk bevat een opdracht voor de toekomst: "Deze plek, een les uit het verleden". Als we het verleden niet doorgeven, wordt de les die daaruit opgedaan kan worden niet meer geleerd! Op educatief terrein is er landelijk bezien de laatste jaren heel wat voor "jeugd" ontwikkeld. Voor jongeren die instromen in ge­üniformeerde beroepen valt er in het bijzonder een les uit het verleden te leren, maar wie reikt hun dat aan? In de opleidingen komen die aspecten niet meer aan de orde. De stichting is vanaf 2000 experimenteel bezig groepen jonge, beginnende politie­ambtenaren van het opleidings­centrum Leusden rond te leiden op de gedenkplaats en bij het monument.

Page 54: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Daarbij worden niet alleen de schaarse overblijfselen uit het verleden ge­toond, maar wordt vooral ingegaan op de rol van geüniformeerden bij de gebeurtenissen toen. Tenslotte wordt er geappelleerd aan de eigen attitudes, verwezen naar hedendaagse vraag­stukken en gestimuleerd na te denken over verleden, heden en vooral de toekomst en de eigen plaats en ver­antwoordelijkheden daarin. Waar mogelijk komt ook het aspect "macht & middelen" door het uniform ver­kregen aan de orde. Bepaald geen gemakkelijk werkveld.

De stichting heeft voor dit specifieke werkterrein een project ontwikkeld om tot een professioneel, eigentijds educatief plan te komen, dat breed beschikbaar kan worden gesteld voor vormingswerk onder jonge uniform dragenden bij politie, Koninklijke Marechaussee en krijgsmacht. Voor dit project zijn inmiddels subsidies verkregen van het ministerie van WVS (Jeugdvoorlichting Wereld­oorlog II - heden), het ministerie van

BZK (politie), de provincie Utrecht en de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee. De opdracht tot het vervaardigen van dit educatief mate­riaal is inmiddels gegeven, het traject loopt. Het eindproduct kan in het voorjaar van 2003 tegemoet worden gezien. Groepen cursisten van de politie en groepen jonge militairen uit de opleidingscentra in Midden-Nederland zijn de laatste tijd regel­matig in voormalig kamp Amersfoort te gast. Telkens wordt er iets van de geschiedenis van die plek en de lessen die daaruit geleerd kunnen worden doorgegeven. Deze activiteiten worden door betrokkenen als zeer zinvol ervaren. Voor de begeleider een heel intensief werk. Er is weinig reserve­capaciteit beschikbaar. Wie zou als vrijwilliger op dit specifieke terrein dienstbaar kunnen zijn?

Beeld en boek De herinnering aan Kamp Amers­foort krijgt langzaam maar zeker de plaats die het toekomt. Bij de komende herdenking op zaterdag 19 april 2003

zal het herplaatste beeld van het monument aandacht krijgen. In die periode zal ook het boek worden gepresenteerd dat de weerslag vormt van het historisch onderzoek naar Kamp Amersfoort, waarvoor in het begin van 2000 de opdracht is gegeven door de gemeente Amers­foort en waaraan de minister van WVS toen een doorslaggevende subsidie verleende.

Mijn persoonlijke wens is dat dit algemene onderzoek een speciaal vervolg krijgt: een onderzoek naar de aard en de omvang van het verblijf van joodse gezinnen en joodse mannen in Kamp Amersfoort, als extra schakel van straf of represaille in de joden­vervolging. De geschiedenis van Kamp Amersfoort mag in algemeen nog veel te weinig bekend zijn, van het lot dat joodse medeburgers daar ondergingen is helemaal niets bekend. Wie helpt mee dit vervolgonderzoek te bereiken?

Cees Biezeveld beheerder gedenkplaats, secretaris stichting.

Wilt u naar aanleiding van dit artikel reageren? Het kantoor van de stichting is van maandag tot en met vrijdag van 09.00 - 12.00 uur telefonisch bereik­baar. Meer informatie via de website: www, kampamersfoort. nl Het postadres is: Appelweg 1, 3832 RK Leusden. Fax: 033-4628210; e-mail: [email protected] De gedenkplaats is algemeen geopend van maandag tlm vrijdag, van 08.00 - 18.00 uur, en vrij toegankelijk. Het beeld van het monument is tot eind maart I begin april 2004 afwezig voor restauratie en conservering.

Bij de gedenkplaats zijn informatie­bladen en brochures gratis verkrijg-

g| baar. U kunt die ook opvragen. Voor geïnteresseerden wordt het informatie­bulletin tweemaal per jaar gratis toegestuurd (gif en worden op prijs gesteld). U kunt volstaan met opgeven van uw naam en adres aan het kantoor. Oude exemplaren zijn nog beschikbaar.

Page 55: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Met een e igen website

Gezamenli jk antwoord op vragen van scholieren "Hallo, ik wil een werkstuk over de Tweede Wereldoorlog maken. Heeft u informatie voor mij?" "Geachte mevrouw, meneer, Kunt u mij zeggen welke muziek er werd gespeeld in Auschwitz?" Zomaar twee vragen van scholieren die vrijwel dagelijks binnenkomen bij een van de organisaties in Nederland die met de Tweede Wereldoorlog worden geassocieerd. Dat kan het Auschwitz Comité of een andere kamporgani­satie zijn, het Nationaal Comité 4 en 5 mei, de Anne Frank Stichting, een van de oorlogs- en verzetsmusea of nog een andete organisatie.

Nu kindeten en scholieten vaak be­schikken over Internet is het makkelijk om dergelijke vragen direct aan alle organisaties tegelijk te stellen. Maar wat moeten die ermee? Het kost vaak handenvol tijd om alle verzoeken zorgvuldig te beantwoorden. En vaak bekruipt je het gevoel dat veel vragen op elkaar lijken en er toch een systeem te bedenken zou moeten zijn om de antwootden niet steeds opnieuw te fotmuleten. Bovendien wil je ook niet alles vootkauwen voot de scholiet. Ze moeten zelf ook nog wat doen!

www.s-pion.nl en www.leerlingspion.nl

In het educatief ovetleg van de oorlogs-en verzetsmusea, waataan ook het Nationaal Comité 4 en 5 mei en de Stichting Vredeseducatie deelnemen, is deze dagelijkse praktijk heel herken-baar voot alle partners. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft het initiatief ge-nomen om met een website de leetlingen op weg te kunnen helpen. Dat ligt voot de hand, want het Nationaal Comité 4 en 5 mei had al twee jaat ervaring met een website voor leerkrachten die om lesmate­rialen vragen over de Tweede Wereld­oorlog. Deze website - www.s-pion.nl -

bevat een handige zoekmachine die tuim 100 beschikbare educatieve materialen ontsluit. Deze site wordt steeds ge­actualiseerd door de partners die educatieve materialen produceren.

De lettets SPION staan voot Speutdet op het Punt van Informatie ovet Oot-logseducatie in Nedetland. De S geeft de velschillende mogelijkheden voor

de gebruiker aan: show, scan, surfisearch.

In 2002 is een variant voor leerlingen ontwikkeld: www.leerlingspion.nl. Dit initiatief

werd uitgewerkt door een wetkgtoep waatin het Nationaal Comité 4 en 5 mei, de Anne Ftank Stichting en het Vetzetsmuseum Friesland de spil votmden.

Page 56: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Door keuzes verder helpen Al snel kwamen de werkgroep tot het inzicht dat je de veelheid aan vragen moeten structureren. Je moet de leerling als het ware aan de hand nemen en door middel van vragen en keuzes verder helpen. Dit inzicht leidde tot de keuze van een zestal thema's waarover de meeste vragen binnenkomen: voor her basisonder­wijs worden de rhema's 'Verzet in Nederland', 'jodenvervolging' en 'Dagelijks leven in bezet Nederland' uitgewerkt. Voor de tweede fase zijn dat 'jodenvervolging', 'Nederlands Indië' en 'Herdenken na 1945'. Ieder thema wordt uitgewerkt in ver­schillende vragen die ze centraal kunnen stellen in hun werkstuk. Een volgende stap is dat de leerlingen in hun eigen taal wordt gewezen op beschikbare

bronnen. Van iedere bron wordt gezegd wat voor soort bron het is (een website, een boek etc), wat de bruik­baarheid is ('deze tekst is heel belang­rijk', 'hier kun je mooi beeldmateriaal uit halen') wat het niveau is van de tekst ('eenvoudig', 'goed leesbaar', 'behoorlijk zwaar') en waar de leerling de bron kan vinden. Als dat op Inter­net is, zijn er directe verwijzingen naar de sites (bijvoorbeeld naar die van her Nederlands Auschwitz Comité). De site is ontwikkeld in samenwerking met het project Werkstuknetwerk. En hoewel de sire pas in de tweede helft van april beschikbaar kwam, was er op 18 juli al 2000 keer gebruik van ge­maakt. De reacties van leerlingen en van docenten waren overwegend posirief.

Uitbreiding in 2003 Om de kwaliteit, en efficiency te ver­beteren, is het plan om in 2003 de structuur van de site aan te passen en het beheer door het Nationaal Comité 4 en 5 mei te laten uitvoeren. Ook zullen er nieuwe thema's worden toe­gevoegd. Daartoe wordt samen­gewerkt met het Nederlands Auschwitz Comité en met het NIOD. Onder­werpen die komend jaar worden aan­geboden zijn onder meer: concentratie-en vernietigings-kampen, met een aparte plaats voor Auschwitz. De site zal in de nabije toekomst ook toe­gankelijk worden onder de meer voor de hand liggende naam: www. werkstukWQ2. nl

Aik Meeuse Nationaal Comité 4 en 5 mei

Uit het gastenboek van de website van het Nederlands Auschwitz Comité www.auschwitz.nl

"Sinds ik voor het eerst over de gruwelen die in de Tweede Wereldoorlog hebben plaatsgevonden, hoorde, ben ik er enorm door gefascineerd. Het is niet uit te leggen hoe dat komt, maar ik wil er 1 ° echt zoveel mogelijk over leren, en proberen te helpen voorkomen dat zoiets nog eens zal gebeuren. [ tlf Ik hoop dat iedereen ooit zal begrijpen dat we moeten stoppen met racisme en discriminatie, helaas gebeurt het nog veel te veel. Sinds anderhalf jaar weet ik zeker dat ik volgend jaar, na mijn examens naar Auschwitz ga, niet echt een standaard jongerenvakantie. Maar na alles wat ik er over gelezen heb, wil ik het zelf zien. Ik ben al in Buchenwald geweest, en dat vond ik enorm aangrijpend. Ik heb zelf een jongen in mijn klas die neo-nazistische ideeën heeft: hoe maak je iemand duidelijk dat dit niet kan? Alleen geschiedenisles is niet genoeg, en daarom vind ik dat iedereen verplicht een ex-concentrariekamp zou moeten bezoeken. Rest mij nog het woord maar weer te noemen waarop onze samenleving gebaseerd zou moeten zijn: RESPECT!!"

Voor al uw drukwerk

©MLir^IISIimncJJ P E T E R S A M S T E R D A M BV.

Schepenbergweg 33 - 1105 AS Amsterdam - Z.O.

Tel: 020 - 696 34 34 / 020 - 696 37 04 Fax: 020 - 697 47 23 / E-mail: [email protected]

Page 57: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

boekhandel

• n a pegasus Singel 367

1 01 2 W L Amsterdam

www.pegasusboek.nl

Specialisten in Slavistiek & Oost-Europa • proza en poëzie • proza en poëzie in vertaling • taal- en letterkunde • secundaire literatuur • woordenboeken • oosteuropa-kunde • leerboeken • kunst • geannoteerde/ • reisgidsen

tweetalige uitgaven • tijdschriften • kinderboeken • video & cd

tel (020) 623 1 1 38

fax (020) 620 34 78

e-mail [email protected]

ATHENAEUM

A B ...... ATHENAEUM BOEKHANDEL

SPUI 14-16 AMSTERDAM

Tel: 020-6226248 Fax: 020-6384901

GEDEMPTE OUDE GRACHT 70 HAARLEM

Tel: 023-5318755 Fax: 023-5322603

IAIL: INFO@ ATHENAEUMBOOKS.NL vt7: WWW.BOEKNET.NL/ATHENAEUM

BOEKHANDEL

fl< . ' a i d a r z e e

Hogeweg 10 • 1098 CB Amsterdam • T (020) 66 55 606. F (020) 66 85 582 « info makelaardij@pappie nl • www pappie nl

JOACHIMSTHAL'S BOEKHANDEL Van Leyenberghlaan 116 1082 DB Amsterdam Tel.: (020) 4420762 Fax (020) 4041843

Boeken van N tot Z ; i ' Judaica •'t Kaarten voor allerlei

gelegenheden 't' Hebraica

:i- Cadeautjes voor * Jiddisj Bach- en Bar Mitswa

Literatuur '\< Mezoezot, over Israël Chanoekiot,

Kiddoesjbekers, Joodse Tefillien, TaJlitot, kinderboeken Keppels,

Seiderschotels, : i ' Kookboeken Sjabbatkleedjes

<fc Bladmuziek enzovoort, enzovoort

E-mail: [email protected]

Page 58: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Film over de bizarre dilemma's v a n de verbeelding v a n de jodenvernietiging

Ervaar de Holocaust zelf!

Verbeelding van de Holocaust

Op het Internationaal Documentair Festival (IDFA) ging in november 2002 de film De Verbeelding van de Holocaust (The Holocaust Experience) van Oeke Hoogendijk in première. De film zal in het voorjaar van 2003 op de Nederlandse televisie worden uitgezonden. Het is een bizarre, interessante en controversiële film geworden, die al tijdens de ver­toningen op het IDFA zeer veel discussie losmaakte.

Oeke Hoogendijk had eerst een film willen maken over wat zij de "commer­cialisering van de Holocaust" noemt: de oprichting van steeds meer Holocaust-musea in met name de Verenigde Staten. Het is toch een andere film geworden, een film over de dilemma's die het bewaren, tentoonstellen, reconstrueren van alles wat betrekking heeft op de vernietiging van de joden in Europa met zich meebrengt. Daarvoor is de filmploeg allereerst naar het Beit Hashoah Museum of Tolerance in Los Angeles getrokken, waar de be­zoekers een tocht door de Tweede Wereldoorlog maken en aan het einde in de gaskamer belanden. Bejaarde overlevenden van de jodenvervolging doen elk uur hun verhaal en weten de toehoorders vaak tot tranen te ontroeren. In Washington D.C. staat het United States Holocaust Memorial Museum waarvoor authentieke voor­werpen uit Auschwitz en zelfs een halve barak vanuit Europa naar Amerika zijn versleept. De leiding van het museum begrijpt ook wel dat het moreel onaanvaardbaar is dat ze zelfs menselijk haar uit Auschwitz naar Washington hebben laten komen. Tentoonstellen durven ze het niet, maar er wordt, wordt ons verzekerd, wetenschappelijk onderzoek naar gedaan hoe dit haar geconserveerd kan worden, onderzoek waar het Staats­museum in Auschwitz-Birkenau te zijner tijd zijn voordeel mee kan doen.

Vergeleken met alle geld dat aan de Holocaust-experience in de Verenigde Staten wordt besteed (op dure diners worden miljoenen dollars hiervoor bijeengebracht), doet de toestand in Auschwitz-Birkenau maar armoedig aan. Arbeiders zijn met de hand bezig de betonnen palen om het kamp die door de werking van tijd en weer dreigen te verpulveren zo goed als kan te herstellen. Een medewerker van het museum helpt de verpulvering van stukken ruïne van een crematorium nog een handje om te laten zien hoe moeilijk het allemaal is. Intussen laat Oeke Hoogendijk zien hoe bussen met Japanners zonder veel begrip bij het voormalig concentratiekamp worden afgeleverd, hoe toeristen elkaar fotograferen voor de poort met het opschrift Arbeit macht f ei en hoe een plaatselijke zakenman een centje tracht te verdienen door voor deze toeristen een groot shopping-centre op te richten. Deze zakenman schijnt overigens kort geleden tot burgemeester van Oswiecim te zijn gekozen.

Niet te zien Wat Oeke Hoogendijk niet laat zien, dat zijn de individuele mensen of groepen die met respect en ont­roering in Auschwitz de plek bezoeken waar dierbaren of familie­leden die ze nooit gekend hebben zijn omgebracht. Zij laat evenmin zien dat

Polen er tijdens de Russische be­zetting alles aan heeft gedaan deze plekken des onheils zo goed mogelijk te bewaren, in tegenstelling tot Neder­land waar in Westerbork, Amersfoort en Vught alles tot de grond is af­gebroken, en nu moeizaam en niet erg bevredigend moet worden gerecon­strueerd. Zij laat ook de honderd­duizenden toeristen die, om allerlei zeer verschillende redenen, naar het Anne Frank Huis komen niet zien. De dilemma's bestaan in Nederland zeker niet minder dan in de Verenigde Staten en Polen!

Toch heeft zij een interessante film gemaakt, waar je soms bij in de lach schiet, soms door geschokt wordt, soms boos om kan zijn, maar die je op elk moment aan het denken zet over de problemen die zich voordoen als je datgene wat aan de massa­moorden door de Nazi's herinnert minutieus wil bewaren — in Europa -of uit het niets zo'n herinnerings­centrum wilt opbouwen - in Amerika. Zij heeft met die pogingen niet de spot willen drijven, al lijkt het soms zo, maar zij wilde laten zien dat elke menselijke inspanning niet bij machte is dit deel van de geschiedenis voor latere generaties te bewaren.

Max Arian

Page 59: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

Grafstenen schoonmaken De Tweede Wereldoorlog heeft ook mij diep in het hart en in mijn ziel geraakt. Als dienstplichtig militair stond ik in Bergen-Belsen te huilen om al het leed dat de mensheid toen is aangedaan. Als kind heb ik bij een ongeluk een ander driejarig kind dood in mijn armen gehad. Ik heb een diep levensproces achter de rug, maar ben een blijmoedig mens, want ik weet dat de Heer mij nabij is. Op eigen initiatief heb ik in april 2001 joodse grafstenen schoongemaakt op de joodse begraafplaats aan de Grams-bergerweg te Hardenberg. Een jaar later zag ik dat et een wonder was gebeurd. Een school alhier heeft mijn initiatief nagevolgd en heeft alle andere stenen schoongemaakt. Toen nam ik het initiatief de gedenksteen in Etze te her­stellen uit respect voor alle onschuldige slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, maar ook streef ik naar vrede voor alle volkeren op aarde, wit, zwat t, geel of rood gekleurd, iedereen heeft zijn waarde en doel in het leven. Momenteel volg ik een fotostudie om juist de schoonheid des levens te mogen fotograferen.

Jan Rottier Hardenberg

BLOEMSIERKUNST

RMRZIH UJFRS Diemen Kruidenhof 121 tel 020-699 89 75

Bloemist van het Auschwitz Comité

Vertolkt ook uw gevoelens van waardering en medeleven.

STOFFEN EN FOURNITUREN WINKEL

A. BOEKEN Nwe. Hoogstraat 31,1011 HB Amsterdam

Open: maandag 13.00 -18.00 dinsdag - vrijdag 10.00 -18.00 zaterdag 10.00 -17.00

12

s

3

Herdenkingsbijeen­komst in de Nieuwe Kerk op 4 mei 2003 Het Nationale Comité 4 en 5 mei organiseert speciaal voor direct betrokkenen bij de Tweede wereldoorlog en na­bestaanden van oorlogsslachtoffers jaarlijks op 4 mei - voorafgaand aan de officiële plechtigheid bij het Nationaal monument op de Dam — een bijeenkomst in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Deze bijeenkomst begint om 18.55 u u t en duurt ongeveer tot 19.25 u u t . Hief zijn ook een bepetkt aantal plaatsen beschikbaar voor mensen die moeilijk ter been zijn.

Leden van organisaties van oorlogsgetroffenen kunnen per brief hun belangstelling v o o t deze bijeenkomst kenbaat maken, met vetmelding van: naam, adres, posrcode en plaats, telefoonnummer, geboortedatum en de naam van de vereniging waar zij lid van zijn. Zij worden in het uitnodigingenbestand opgenomen en krijgen begin februari 2003 een officiële uitnodiging toegestuutd met een antwootdkaatt waarmee maximaal twee kaatten kunnen wotden aangevraagd. De aanvragen worden in volgorde van binnenkomst behandeld. Het aantal stoelen is gtoot, maar niet onbeperkt. Degenen die al een uitnodiging ontvingen hoeven niet te teageten, zij ontvangen in februari wederom een uitnodiging.

Nationaal Comité 4 en 5 mei Rapenburgerstraat 109 1011 VL Amsterdam website: www.4en5mei.nl

Page 60: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

In blijvende herinnering aan de overlevenden van Auschwitz, die het Nederlands Auschwitz Comité hebben opgericht en aan onze erevoorzitter Annetje Fels-Kupferschmidt.

Nededands Auschwitz Comité

Ere-lid: drs. Eva Tas Ere-lid: Jacques Furth Voorzitter: Jacques Grishaver Vice-voorzitter: Carry van Lakerveld Secretaris: Herbert Sarfatij 2e Secretaris: Els Deen Penningmeester: Ronald van den Berg 2e penningmeester: John van Cleef

Secretariaat: Postbus 74131 1070 BC Amsterdam tel/fax 020-67 233 88 website: www.auschwitz.nl E-mail: [email protected]

ABN/AMRO: 414.646.282 Postbank: 29.30.87

AUSCHWITZ BULLETIN:

Eindredactie: Clairy Polak

Redactie: Max Arian Nienke Ledegang Theo van Praag Bertje Leuw Carry van Lakerveld

Red. secretaris: Sandra Waterman E-mail: [email protected] Redactieadres: Postbus 1065 1700 BB Heerhugowaard Voor de inhoud van de artikelen die

ondertekend zijn is alleen de auteur

verantwoordelijk.

Abonnemen tenadm in is tra tie: Knoopkruid 54 1112 PV Diemen tel./fax: 020-600 34 55

Druk: Drukkerij Peters Amsterdam bv

Robert Ormeling doet onderzoek naar de voorgeschiedenis van zijn joodse vader, die als ondergedoken kind wees is geworden in de Tweede Wereldoorlog en zo goed als niets weet over zijn echte ouders en verdere familie: Hij is als René Essinger op 20 april 1942 geboren te Amsterdam.

Zijn ouders zijn Julius Jacob David Essinger, geboren op 21 april 1902 te München, en Edith Morpurgo, die op 20 november 1912 in Salzburg is geboren. Ze zijn beiden in de loop van de jaren dertig naar Nederland gekomen en trouwden op 27 april 1939 in Amsterdam, waar ze gingen wonen in de Vijzelstraat 119 "'. Op 15 februari 1940 wordt een dochtertje geboren, Eveline Fransziska Essinger, op 20 april 1942 wordt René Essinger geboren. Het huwelijk is op 8 juli 1942 ontbonden, waarschijnlijk om tactische redenen. Ze vluchten naar Zwitserland, en moeten hun drie-jarig zoontje René achterlaten. Hij wordt liefdevol opgevangen door de familie Ormeling en hoort pas veel later dat hij eigenlijk niet hun kind is. Zijn ouders en zusje zijn in Mechelen opgepakt en naar Auschwitz gedeporteerd.

Wie informatie kan geven over de families Essinger en/of Morpurgo, of foto's van hen zou kunnen vinden, kan contract opnemen met: Robert Ormeling, Pieter Pauwstraat 84. 1501 TE Zaandam, e-mail: [email protected]

S T I C H T I N G I C O D O

Informatie- en Coördinatieorgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen

Voor vragen op het gebied van wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen,maar ook voor vragen over zelfhulpgroepen,

therapeutische hulp of maatschappelijk werk, en voor literatuur over de Tweede Wereldoorlog en zijn gevolgen

kunt u terecht bij de Stichting Icodo.

Oorlogsgetroffenen, hun partners en kinderen (ook de naoorlogse generatie zijn welkom bij

STICHTING ICODO Maliebaan 83, 3581 CG Utrecht

tel. 030-2 34 34 36 (9-13 uur; bibliotheek 9-17 uur) Bezoek is - na telefonische afspraak - iedere dag mogelijk.

Het doel van de Stichting Nederlands Auschwitz Comité is:

* het realiseren van de zinspreuk "Nooit meer Auschwitz"; * het ageren tegen alle vormen van fascisme, racisme en antisemitisme; * het bevorderen van het welzijn van de in de tweede wereldoorlog

vervolgden en hun nabestaanden; * het verrichten van alles wat met het voorgaande verband houdt,

alles in de ruimste zin

Page 61: Auschwitz Bulletin, 2003 nr. 01 Januari

\uutis historisch museum J D M e i j e r p l e i n 2-4 Amsterdam 020 626 99 45 w w w j h r n nl O p e n 11-17 uur

Hoofdbcffumriger

VandenEnde F O U N D A T I O N

B I # K Modehuis Blok stelt haar collectie dames-en herenkleding met zorg samen uit het

internationale aanbod van toonaangevende merken. Daarbij ligt de nadruk niet alleen op

stijlvolle maar ook op sportieve kleding.

Tevens vind u in onze vestiging in Uithoorn een uitgebreide collectie kinderkleding

Dames-, heren- en kindermode Uithoorn

Amstelplein 19 Tel. 0297-561353 Vrijdag koopavond

Dames-, herenmode Amsterdam-Buitenveldert

Gelderlandplein 25 Tel. 020-6462656

Bij Hergo vindt u vleesspecialiteiten en gerechten uit de hele wereld die

u gemakkelijk thuis klaarmaakt.

Hergo

centrum informatie en documentatie

ISRAËL

Centrum voor Informatie en Documentatie

Israël

2502 AP Den Haag,

Postbus 11646, tel. 070-3 64 68 62

[email protected]