Download - Welke grondwet, voor welk Europa?

Transcript
Page 1: Welke grondwet, voor welk Europa?

Welke grondwet, voor welk europa ?

Page 2: Welke grondwet, voor welk Europa?

inhoudstafel

2

voorwoorddeel i waarden, doelstellingen en instellingen

eerbiediging van de mensenrechteneen sociale markteconomie met een groot concurrentievermogenhet burgerschap van de unie : voorbehouden aan diegenen die een nationaal burgerschap bezittende bevoegdheden van de unie : exclusief, gedeeld of subsidiairmogelijkheid tot nauwere samenwerkingeuropa verlatende instellingen

het parlement de europese raad de raad van ministers de commissie het hof van justitie de europese centrale bank

het economisch en sociaal comitéautonome sociale dialoogdialoog met de kerken

deel ii het handvest van de grondrechten deel iii beleid en werking van de europese unie

welke sociale « harmonisatie » ? vrijwaringsclausule alarmbel sociale dialoog

een gecoördoneerde werkgelegenheidsstrategie in dienst van de markt en de concurrentie de openbare diensten : ondergeschikt aan de markt en de concurrentieregels

deel iv algemene slotbepalingen deel v protocollen en verklaringen tot besluitdata en cijfers

0304

05 050506060707090910111212121213

14

16

17181818192020

23

24

25

26

Page 3: Welke grondwet, voor welk Europa?

Zoveel is zeker : wie het hart op de juiste plaats

draagt (links dus), krijgt het flink op de heupen

bij het lezen van het ontwerp van handvest ter

invoering van een Europese grondwet.

Niet omdat wij gekant zouden zijn tegen de idee van een

Europese Unie die dodelijke oorlogen afwijst – de vrede

vormt immers de basis voor alles. Hierdoor kunnen wij

onze stem laten horen in een geglobaliseerde wereld die

door grote blokken wordt gedomineerd. Evenmin zijn wij

tegen het eerste en het tweede deel van het Verdrag, maar

toch : een parlement dat niet over volledige wetgevende

macht beschikt, is niet bepaald iets dat je zomaar slikt !

Het derde deel is voor ons, vakbond, een probleem. Dit

deel handelt over de beleidslijnen van de Europese Unie :

de markt, vrije concurrentie en competitiviteit krijgen

grondwettelijke waarde, terwijl de openbare diensten

als uitzondering nog net getolereerd worden. Dit is on-

aanvaardbaar.

Wordt het ontwerp van grondwet verworpen, dan blijven

de huidige Verdragen van toepassing. Zijn die dan beter ?

Nee. Deel III van het ontwerpverdrag herneemt gewoon

wat bestaat (en verleent dit dus grondwettelijke waarde)

terwijl deel I en deel II wel wat vooruitgang bevatten, zij

het naar weinig en voor ons zeker onvoldoende. Toch is

dit een stap vooruit : een iets belangrijker rol voor het

Parlement, een (zekere) vereenvoudiging van de procedu-

res, het inlassen van het handvest van de grondrechten

of de erkenning van het belang van de sociale dialoog.

Wij verwachten van Europa dat het ons sociaal model

versterkt en bijdraagt tot de verspreiding van rechten

daar waar de rechten van werknemers met voeten worden

getreden en ontoelaatbare verschillen blijven bestaan.

Het Europa dat nu opgebouwd wordt, is niet echt het

Europa dat wij willen. We moeten dus druk blijven uitoe-

fenen, die zelfs opdrijven om een democratisch en sociaal

Europa te bewerkstelligen. Het ontwerp van grondwet

is een doelwit, maar het is niet het enige : denken we

maar aan de dienstenrichtlijn (de richtlijn Bolkestein over

de liberalisering van de diensten) en de richtlijn over de

arbeidstijd .

Om iets met steekhoudende argumenten te betwis-

ten, moet je eerst een duidelijk beeld hebben van wat

op tafel ligt. Dank zij deze brochure – dat is tenminste

onze bedoeling – zouden de militanten een beter inzicht

moeten krijgen in die wirwar van Europese instellingen

en beslissingen.

Xavier Verboven, André Mordant,

Algemeen Secretaris. Voorzitter.

voorwoord

3

welke grondwet, voor welk europa

Page 4: Welke grondwet, voor welk Europa?

4

deel i waarden, doelstellingen en instellingenDeel I handelt over de doelstellingen en de waarden van de Unie,

evenals over de bevoegdheden, de instellingen en de financiën.

Page 5: Welke grondwet, voor welk Europa?

5

eerbiediging van de mensenrechten en…

De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waar-digheid, vrijheid, democratie, gelijk-heid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die ge-kenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaam-heid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

…een sociale markt-economie met een « groot concurrentievermogen »

De Unie heeft als doel « de vrede, haar waarden en het welzijn van

haar volkeren te bevorderen ». De Unie « zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een so-ciale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang ».

Onze opinie

De ‘waarden’ waarop Europa stoelt zijn

belangrijk, hoewel niet creatief vernieu-

wend, maar goed.

De verwijzing naar een ‘sociale’ markt-

economie is wel nieuw en werd verkre-

gen na een lange niet-aflatende strijd

door de linkse leden van de Conventie

die de toevoeging ‘met een groot con-

currentievermogen’ konden missen als

kiespijn.

het burgerschap van de europese unie : voor-behouden aan diegenen die een nationaal burgerschap bezitten

« Eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit, is burger van de Unie ». Dit burgerschap verleent het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven evenals het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijf houden of ook nog het recht om verzoekschrif-ten tot het Europees Parlement te richten. »

n n n

goed om weten

de europese grondwet heeft voorrang op het recht van de lidstaten

« De Grondwet en het recht dat de in-stellingen van de Unie bij de uitoefe-ning van de haar toebedeelde bevoegd-heden vaststellen, hebben voorrang boven het recht van de lidstaten »> Deze bepaling krijgt pas ten volle be-

tekenis in het deel m.b.t. de beleidslij-

nen die het Verdrag ondergeschikt wil

maken aan de ‘marktwetten’.

ß Met protocollen en bijlagen is het ‘Ver-drag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa’ uitgegroeid tot een lijvig nummer van het Publicatieblad van de Europese Unie, het is een document van 475 bladzijden. Het spreekt vanzelf dat wij, in deze brochure, alleen de echt es-sentiële punten bespreken.ß Het Verdrag is opgedeeld in vier grote hoofdstukken, de nummering van de ar-tikels verwijst telkens naar het betrokken hoofdstuk (bijv. art I-24, art. III-12…).

ß Het Verdrag verleent de Unie rechts-persoonlijkheid – dit is nieuw – en be-vestigt de symbolen van de Unie, zoals ondermeer het devies van de Unie (« In verscheidenheid verenigd ») of ook de vlag (die stelt een cirkel van twaalf gou-den sterren op een blauw veld voor) en de ‘nationale feestdag’ (de « Dag van Europa » ) die op 9 mei in de gehele Unie gevierd wordt.De volledige tekst van het Verdrag staat op de site http ://europa.eu.int/futurum

g o e d o m w e t e n

Page 6: Welke grondwet, voor welk Europa?

deel i waarden, doelstellingen en instellingen

6

Onze opinie

Dit artikel regelt dus niet het probleem van

de migranten die in de lidstaten wonen.

de bevoegdheden van de unie : exclusief, gedeeld of subsidiair

Waar houdt de Europese Unie zich mee bezig, en waar houden de lan-den zich mee bezig ? Wie beslist wat ? Een kat vindt er haar jongen haast niet meer in terug. Globaal gezien kunnen wij drie bevoegdheden on-derscheiden.

exclusieve bevoegdhedenTen opzichte van haar onderdanen handelt de Unie autonoom, in naam van alle lidstaten. Er wordt van uit-gegaan dat actie op het niveau van de Unie meer effect heeft dan han-delingen genomen door een enkele lidstaat.

Deze categorie is van toepassing op :

ß de douane-unie ;ß de vaststelling van

mededingingsregels ;ß het monetair beleid voor

de lidstaten die de euro als munt hebben ; ß het behoud van het natuurlijke

visbestand in het licht van het gemeenschappelijk visserijbeleid ;ß de gemeenschappelijke

handelspolitiek.

de gedeelde bevoegdhedenEen gedeelde bevoegdheid betekent dat zolang de Unie haar rechten niet heeft uitgeoefend, de lidstaten zelf wetten mogen maken. Echter, zodra de Unie is tussengekomen, dienen de lidstaten hiervan af te zien. Wat de hiërarchie van het recht betreft, hebben de Europese wetten voor-rang ten opzichte van mogelijke nationale wetteksten. In de praktijk betekent dit dat Europa een alge-meen kader zou dienen te bepalen dat in heel de Unie van kracht is (bijvoorbeeld normen of minimale rechten). Niettemin mogen de lid-staten binnen dit kader hun eigen toepassingsmodaliteiten definië-ren. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een nationale wetgeving die voor werknemers voordeliger is dan het Europese minimumkader.

De Unie heeft een met de lidstaten

gedeelde bevoegdheid betreffende :

ß de interne markt ;ß bepaalde aspecten van

het sociaal beleid ;ß vervoer ;ß consumentenbescherming ; ß milieu ; ß energie ; ß economische, sociale en

territoriale samenhang ;ß landbouw ;ß de ruimte van vrijheid ;

veiligheid en recht.

Voor onderzoek en ontwikkelings-samenwerking zien wij een iets specialer statuut : op het gebied van onderzoek, technologische ontwikke-ling en de ruimte is de Unie bevoegd op te treden, wat de lidstaten niet belet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.

steunende, coördinerende en aanvullende bevoegdhedenIn deze categorie werkt de Unie enkel aanvullend naast het beleid van de lidstaten, maar vervangt dit niet. In deze categorie is er geen harmoni-satie mogelijk, het gaat enkel om de bevordering van convergentie van de nationale beleidslijnen en niet om de oplegging van gemeenschappe-lijke regels.

Deze domeinen omvatten :

ß de bescherming en verbetering van de gezondheidszorgen ;ß de industrie ;ß het toerisme ; ß het beleid inzake

onderwijs, jeugd, sport en professionele vorming ;ß de burgerbescherming ; ß de administratieve

samenwerking.

mogelijkheden van coördinatie…In andere domeinen, met name het economische en werkgelegenheids-

Page 7: Welke grondwet, voor welk Europa?

7

n n n

beleid, erkennen de lidstaten de noodzaak van coördinatie van hun nationale beleid binnen de Unie. De Unie « neemt maatregelen ter verzekering van de coördinatie van

het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, met name door de bepa-ling van richtsnoeren ». De Unie « kan initiatieven nemen ter verzekering van de coördinatie van de sociale politiek ».

De bevoegdheid van de Unie « be-strijkt alle gebieden van het buiten-lands beleid », wat zelfs kan leiden tot « een gemeenschappelijke de-fensie ».

…en van flexibiliteitOm een zekere flexibiliteit in het sys-teem te behouden laat een clausule toe dat de Raad mogelijke lacunes in de aan de Unie toegewezen be-voegdheden opvult, indien er actie nodig is op het niveau van de Unie om een van de doelstellingen van de Grondwet te bereiken. De Raad neemt beslissingen bij eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Parlement.

mogelijkheid tot nauwere samenwerking

De lidstaten die verder wensen te gaan dan de Unie inzake de niet-ex-clusieve bevoegdheden van de Unie, kunnen onderling een nauwere sa-menwerking aangaan.

Bij een nauwere samenwerking moet minstens 1/3 van de lidstaten betrokken zijn.

Momenteel zijn dus 8 lidstaten ver-eist (straks, met 25 lidstaten, zullen er 9 vereist zijn om 1/3 te halen).

europa verlaten

Elke lidstaat kan besluiten zich uit de Unie terug te trekken. De voor-waarden voor de terugtrekking moe-ten worden onderhandeld met de Europese Raad en moeten worden goedgekeurd door het Parlement.

Onze opinie

Dit is nieuw: voorheen had niemand ook

maar overwogen dat een lidstaat zich uit

Europa zou willen terugtrekken.

de instellingen

De wetgevende, uitvoerende en rech-terlijke macht van de Unie wordt door vijf instellingen uitgeoefend :

Onze opinie

Vooraleer we dit hoofdstuk bespreken,

is het best elke verwijzing naar onze

nationale instellingen terzijde te laten.

Immers, het Europees Parlement heeft

niet dezelfde prerogatieven als een ‘nor-

maal’ parlement ; de Europese Raad van

Ministers treedt veel meer wetgevend dan

regerend op.

In feite lijkt de Commissie het meest op

een nationale regering met het recht om

wetsvoorstellen (of wetsontwerpen) in te

dienen.

g o e d o m w e t e n

de beginselen van subsidiariteit en toewijzing

De Grondwet bepaalt de verdeling van de bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten en dit volgens de volgende principes :

ß Zij bepaalt dat de Unie enkel over die bevoegdheden beschikt die de lidstaten haar toekennen, en dat de andere bevoegdheden de verantwoor-delijkheid van de lidstaten blijven. Dit « toewijzingsprincipe » garandeert dat de Unie haar bevoegdheden niet zon-der het akkoord van de lidstaten mag uitbreiden.

ß Zij bepaalt eveneens dat de Unie in die domeinen actief mag zijn waar-over de lidstaten hebben beslist deze te bundelen om op die manier doel-treffender te worden (het subsidiari-teitsprincipe) en dit met inachtneming van het nodige om de vastgelegde doelstellingen te bereiken (het even-redigheidsprincipe).

Page 8: Welke grondwet, voor welk Europa?

deel i waarden, doelstellingen en instellingen

8

J

EUROPESE RAADtop van de staatshoofden

en regeringsleiders die lid zijnvan de Europese Unie

EUROPESE COMMISSIE25 commissarissen in 2004,

voorgesteld door de lidstaten enbenoemd door het Europees Parlement.

De Commissie behartigthet algemeen belang inEuropa.

www.europa.eut.int

RAAD VANMINISTERS

wetgevend orgaanvolgens bevoegdheden

en bestaande uit deministers vande lidstaten.

www.consilium.eu.int

EUROPEESPARLEMENT

Gekozen bij algemeenenkelvoudig stemrecht voor5 jaar, het vertegenwoordigtde burgers en stemt wetten

samen met de Raad vanMinisters, die de lidstaten

vertegenwoordigt.www.consilium.eu.int

HOF VAN JUSTITIEZiet toe op de naleving

van de Europese wetgevingen regelt geschillen tussen

lidstaten of tusseneen lidstaat en de EU

NIEUWIGHEIDcreatie van de positie van

een gekozen Voorzitter die voortwee jaar en half wordt verkozen,

een keer hernieuwbaar.

NIEUWIGHEIDdit orgaan vormt samen

met de Raad van Ministersde belangrijkste wetgevende

instantie. Het aantalparlementsleden zal tot

750 worden verminderd.

NIEUWIGHEIDverkiezing van een

Parlementsvoorzitter opvoorstel van de Raad.

Vermindering tot 18 (2/3van de lidstaten) van hetaantal Commissarissen

en dit vanaf 2014.

Legt de grote lijnen vast, geeft impulsen

Stelt richtlijnen en reglementen voor aande twee wetgevende organen. Ziet na op de

naleving van de verdragen. Is verantwoordelijkvoor het gemeenschappelijke beleid.

Is verantwoordelijkvoor arbitrage naar de

Raad van Ministers toe.

NIEUWIGHEIDcreatie van de positie vanEuropees Minister vanBuitenlandse Zaken.

NIEUWIGHEIDuitbreiding van de

stemming bij gekwalificeerdemeerderheid (beslissingengenomen door 55% van delidstaten dat 65% van de

bevolking vertegenwoordigt). NIEUWIGHEID

Europese wetten en kaderwetten dierichtlijnen en reglementen vervangen.

Page 9: Welke grondwet, voor welk Europa?

n n n

1- het europees parlement

Dit is samengesteld uit maximum 750 parlementsleden, verkozen voor een periode van vijf jaar. De kleinste lidstaten hebben een minimum van zes vertegenwoordigers, geen enkele lidstaat heeft meer dan 96 vertegen-woordigers. Het precieze aantal ver-tegenwoordigers van elke lidstaat wordt vóór de verkiezingen van 2009 bepaald.

Het Europees Parlement oefent sa-men met de Raad de wetgevende taak en de begrotingstaak uit. Het beslist bij meerderheid.

Het kiest de voorzitter van de Com-missie, op voordracht van de Europese Raad. De voorzitter en de commissa-rissen worden als college ter goedkeu-ring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement.

Het Europees Parlement kan zich uit-spreken over een motie van afkeuring tegen de Commissie (niet tegen een Commissaris). Indien een dergelijke motie wordt aangenomen met een 2/3 meerderheid, nemen de leden van de Commissie collectief ontslag. Een individueel ontslag, om dwingende reden, kan beslist worden door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

2- de europese raad

De Europese Raad (of « Top ») be-staat uit de staatshoofden of rege-ringsleiders van de lidstaten en de voorzitter van de Commissie.De Europese Raad spreekt zich (be-houdens uitzondering) bij consen-sus uit, komt ieder kwartaal bijeen, oefent geen wetgevingstaak uit maar bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. Hij verkiest zijn voorzitter (die geen nationaal mandaat mag uitoefe-nen) voor een periode van tweeën-half jaar. De voorzitter is eenmaal herkiesbaar.Rekening houdend met het resultaat van de Europese verkiezingen, draagt de Europese Raad bij het Europees Parlement een kandidaat voor voor het ambt van voorzitter van de Com-missie.

9

de europese ombudsman

Het Europees Parlement kiest een Europese ombudsman voor een ter-mijn van vijf jaar. Hij neemt kennis van klachten over de slechte werking van de instellingen van de Unie. Deze klachten kunnen uitgaan van elke na-tuurlijke of rechtspersoon die in de Unie verblijft.

volksinitiatief

Artikel I-47 m.b.t. het beginsel van de participerende democratie voorziet dat één miljoen burgers van de Unie de Commissie een wetgevend initi-atief over een bepaald onderwerp kunnen voorstellen. De praktische modaliteiten moeten nog bepaald worden, net zoals het aantal lidstaten waaruit het miljoen burgers die het voorstel indienen, afkomstig dienen te zijn.

g o e d o m w e t e n

wetten en kaderwetten vaarwel richtlijnen

We zullen onze woordenschat moe-ten aanpassen : indien het Verdrag goedgekeurd wordt, zullen wij het niet meer hebben over ‘richtlijnen’ maar wel over ‘kaderwetten’, en ook niet langer over ‘verordeningen’ maar wel over ‘wetten’.

g o e d o m w e t e n

Momenteel bestaat het Europees Parlement uit 732 vertegenwoordi-gers. Duitsland heeft er 99, Malta 5 en België 24. Na de toetreding van Roemenië (35) en Bulgarije (18) zal het parlement 785 leden tellen, een aantal dat na de verkiezingen van 2009 zal worden verminderd tot 750.

Page 10: Welke grondwet, voor welk Europa?

deel i waarden, doelstellingen en instellingen

10

maatregelen i.v.m. de sociale zeker-heid van werknemers die zich binnen de Unie verplaatsen (samentelling van alle periodes die door de diverse nationale wetgevingen in aanmer-king genomen worden) kunnen bij gekwalificeerde meerderheid goed-gekeurd worden.

Onze opinie

Het ABVV eist al jaren dat voor sociale en

fiscale materies van de eenparigheids-

regel (unanimiteit) afgestapt wordt.

Het was al moeilijk met 15 lidstaten, het

wordt onmogelijk met 25. Uiteraard zal

die eenparigheidsregel de zo broodno-

dige harmonisatie (om sociale dumping

te vermijden) niet vergemakkelijken. Elke

lidstaat zal immers zijn belastingen en

sociale bescherming kunnen blijven ver-

lagen om investeerders aan te trekken.

Maar in het licht van de versterking van

de rechterzijde, voor een deel ten gevolge

van de uitbreiding*, kan de eenparigheids-

regel in sociale aangelegenheden echter

ook een dam opwerpen, want de Unie zal

geen afbouw van de sociale bescherming

kunnen opleggen.

* De vroegere landen van het Oostblok lijden nog

aan kinderziektes. Het communisme, waaronder

ze tientallen jaren gebukt gingen, en het socia-

lisme gooien ze op één hoop. Ze verwerpen alles

wat ook maar naar Staatsingrijpen ruikt en vallen

voor de sirenenzang van individualistisch gerichte

modellen. Hopelijk zullen de toenemende armoede

en de verkorting van de levensverwachting een

kentering in de geesten veroorzaken.

Tot nu toe wisselde het voorzitter-schap van de Raad om de 6 maan-den.

3- de raad van ministers

In deze Raad zetelen de ministers van de lidstaten. Het voorzitterschap blijft wisselend. De Raad oefent sa-men met het Europees Parlement de wetgevingstaak uit en komt in verschillende « formaties » bijeen . De Raad die ons het meest aanbelangt (en het meest verontrust) is Ecofin.Een Comité van permanente verte-genwoordigers van de regeringen van de lidstaten is belast met de voorbereiding van de werkzaamhe-

den van de Raad, hierin bijgestaan door een algemeen secretariaat.

De stemprocedure in de Raad : eenparigheid van stemmen blijft voor sociale en fiscale zaken !

In de Raad wordt er gestemd bij gekwalificeerde meerderheid of bij eenparigheid van stemmen.

Het Verdrag breidt de aangelegen-heden waarover bij meerderheid gestemd kan worden, aanzienlijk uit. Maar beslissingen in fiscale en sociale aangelegenheden moeten nog steeds met eenparigheid van stemmen genomen worden. Enkel

Het principe van de gekwalificeerde meerderheid betekent dat een meer-derheid van landen een beslissing ge-negen is en dat die landen een meer-derheid van de Europese bevolking vertegenwoordigen.

Momenteel moet er een meerderheid van de lidstaten en 73 % van de stem-men gehaald worden, want elk land beschikt over verscheidene stemmen : Duitsland, Frankrijk, Italië en Groot-Brittannië hebben elk 29 stemmen, Spanje en Polen 27, België 12…

Het ontwerp van Grondwet voert vanaf 2009 een nieuwe definitie in van ge-kwalificeerde meerderheid binnen de Raad : het gaat om een dubbele meer-derheid, van de lidstaten en de bevol-king. Op die manier wordt de dubbele legitimiteit van de Unie uitgedrukt.

De dubbele meerderheid wordt bereikt wanneer een beslissing door 55 % van de leden van de Raad wordt gesteund. Dit percentage dient ten minste 15 lan-den en 65 % van de bevolking van de Unie te vertegenwoordigen.

wat moet je onder « gekwalificeerde meerderheid » verstaan

Page 11: Welke grondwet, voor welk Europa?

11

n n n

De leden van de Commissie (met uit-zondering van de voorzitter) worden op voorstel van de Europese Raad en de voorzitter van de Commissie ge-kozen omwille van hun algemene bekwaamheid. De voorzitter beslist over de taakverdeling tussen de Commissieleden.

De beslissingen worden bij meerder-heid van stemmen genomen.

Vanaf 2014 moet het aantal Commis-sieleden (vandaag één per lidstaat) verminderd worden tot tweederde van het aantal lidstaten.

De Europese Raad benoemt met in-stemming van de voorzitter de mi-

nister van Buitenlandse Zaken.

Een zeer logge procedure

De wetgevingsprocedure in de Euro-pese Unie is bijzonder log. Er wordt steeds vertrokken van een wetsvoor-stel van de Commissie:

ß eerste lezing: keurt het Parlement de tekst goed, dan wordt hij door-gespeeld naar de Raad. Keurt die op zijn beurt de tekst ongewijzigd goed, dan is hij aangenomen. Is dit niet het geval, dan wordt de tekst naar het Parlement teruggestuurd voor een…

g o e d o m w e t e n

Eén van de innovaties van het Verdrag is dat er nu een post van minister van Bui-tenlandse Zaken in het leven geroepen wordt. Bedoeling is de Europese stem op het internationale forum coherenter en sterker te laten doorklinken.

4- de europese commissie

Zij staat in voor de uitwerking en de uitvoering van het gemeenschap-pelijk beleid (inzake landbouw…), stelt de begroting op en beheert de communautaire programma’s (steunverlening aan regio’s…).

Zij voert de internationale onder-handelingen waaronder die in het kader van de Wereldhandelsorgani-satie (WHO).

De Commissie heeft een mandaat van vijf jaar. Zij is de enige die wets-voorstellen kan indienen.

Page 12: Welke grondwet, voor welk Europa?

vragen wanneer een nationale recht-bank de interpretatie van het Hof over een Europese regelgeving vraagt.

Onze opinie

Over het Hof van Justitie en zijn (nu eens

gunstige dan weer ongunstige) rechtspraak

valt heel wat te zeggen, maar we moeten

onthouden dat het Hof zich zo goed als

wetgevende bevoegdheden toegeëigend

heeft. Wat in feite ondemocratisch is.

Het is bijvoorbeeld op grond van een

beslissing van het Hof van Justitie dat

Europa de burgers van de Unie het recht

verleent om zich in gelijk welk land te

laten verzorgen, maar zonder daarbij de

lidstaten de verplichting op te leggen om

voor hun eigen onderdanen maatregelen

te nemen zodat ze toegang tot de nood-

zakelijke zorg krijgen.

6- de europese centrale bank

Prijsstabiliteit, onafhankelijkheid en markteconomie

De Europese Centrale Bank (ECB) maakt eveneens deel uit van de Eu-ropese instellingen. De ECB heeft als hoofddoel de prijsstabiliteit te hand-haven. De leden ervan mogen geen instructies van instellingen, organen of instanties van de EU, regeringen van lidstaten of enig ander organis-me, vragen noch aanvaarden.

De ECB moet conform het principe van de open markteconomie waar de concurrentie vrij is, handelen.

Onze opinie

De ECB is voor ons een probleem. Omdat

hij technocratisch beslist buiten elk poli-

tiek debat om. Omdat het zijn opdracht

is de inflatie te bestrijden in plaats van

de economische ontwikkeling te bevorde-

ren. Omdat de ECB zijn beleid voert in het

kader van een markteconomie die niet

langer « sociaal » is.

het economisch en sociaal comité

De EU heeft ook twee adviesorga-nen: het Comité van de regio’s en het Economisch en Sociaal Comité, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de werkgevers en de vakbonden maar ook van sociale, culturele en andere verenigingen.

Het Verdrag brengt geen wijzigingen aan in het Economisch en Sociaal Comité dat bestaat uit ten hoogste 350 leden (waaronder het ABVV), maar brengt wel de looptijd van de mandaten op vijf jaar (zoals in het Europees Parlement).

Het Parlement, de Raad en de Com-missie kunnen het advies van het Economisch en Sociaal Comité vra-gen. Het kan ook advies uitbrengen op eigen initiatief.

autonome sociale dialoog

Artikel (1-48) van het hoofdstuk « Het democratisch bestel van de Unie » handelt over de autonome sociale dialoog :« De Unie erkent en bevordert de rol van de sociale partners op het niveau van de Unie, en houdt daarbij reke-ning met de verschillen tussen de nationale stelsels. Zij bevordert hun onderlinge dialoog, met inachtne-ming van hun autonomie. De tripar-tiete sociale top voor groei en werk-gelegenheid levert een bijdrage tot de sociale dialoog.»

Onze opinie

Op die manier wordt een van onze eisen

ingewilligd.

deel i waarden, doelstellingen en instellingen

12

ß tweede lezing : keurt het Parlement de door de Raad teruggestuurde ge-wijzigde tekst goed, dan wordt hij wet. Stemt een meerderheid tegen, dan is de tekst verworpen. Stelt een meerderheid amendementen voor, dan wordt de geamendeerde tekst doorgestuurd aan de Raad én aan de Commissie die een advies over de amendementen uitbrengt. Keurt de Raad die amendementen goed, dan wordt de tekst wet, zoniet, dan is er een…

ß verzoening in een comité met verte-genwoordigers van het Parlement en van de Raad waaraan de Commissie deelneemt. Wijst het verzoeningsco-mité het gemeenschappelijke ont-werp af, dan is het gedaan met het ontwerp, zoniet volgt er een…

ß derde lezing die leidt tot de goed-keuring of het opgeven van het wets-voorstel.

Onze opinie

Dit alles toont duidelijk aan dat Europa

lijdt aan een democratisch deficit.

Nochtans verbreedt het Verdrag de wet-

gevende rol van het Europees Parlement

op tal van gebieden: structuurfondsen,

handelsbeleid, landbouwbeleid…

Wij eisten dit al vele jaren en vinden

dit dus positief. Maar het gaat wel nog

steeds om een medebeslissingsrecht van

het Europees Parlement samen met de

Raad, wat de goedkeuringsprocedure

natuurlijk verzwaart.

5- het hof van justitie

Het Hof van Justitie doet uitspraak over een beroep ingesteld door een lidstaat, een instelling of een parti-culier. Het behandelt ook prejudiciële

Page 13: Welke grondwet, voor welk Europa?

13

n

dialoog met de kerken

Datzelfde hoofdstuk spreekt van een «open, transparante en regelmatige dialoog» met de kerken, de levens-beschouwelijke en de niet-confes-sionele organisaties.

Onze opinie

Die bepaling gaf aanleiding tot heel

wat discussie : de verwijzing naar het

christelijk erfgoed van Europa die in de

preambule moest worden opgenomen, is

weliswaar verdwenen, maar artikel I-52

over het statuut van de kerken en de niet-

confessionele organisaties werd behou-

den, ondanks het verzet van verscheidene

landen, waaronder België.

De dialoog met de kerken dreigt op heel

wat gevoelige gebieden problemen te

doen rijzen (gelijkheid man/vrouw, abor-

tus, euthanasie…), vooral dan in landen

zoals Polen.

Het feit dat de scheiding tussen Kerk en

Staat niet als dusdanig erkend wordt,

werd eveneens aan de kaak gesteld.

Een begroting van 116 miljard euro

De Europese Unie int geen belastingen : de lidstaten zetten een deel van hun belastingen om in « eigen inkomsten » van de Unie.

De belangrijkste bron van inkomsten van de EU is de bijdrage die afhankelijk is van het bruto nationaal product van elke lidstaat (60 % van de totale inkom-sten). Dan volgen de inkomsten uit BTW (25 %), de douanerechten en ten slotte de invoerheffing op landbouwproducten.

De Europese begroting moet in even-wicht zijn, de Unie kan geen geld le-nen.

De Unie heeft beslist dat van 2000 tot 2006 de begroting niet hoger mag zijn dan 1,24 % van het Europese bruto na-tionaal product. Dit percentage wordt nog niet gehaald en zou in 2006 1,02 % bedragen (1,004 % in 2005).

De begroting van 2005 is goed voor 116 miljard euro, als volgt verdeeld :

ß landbouwbeleid : 46 % (60 % in 1992)ß structurele acties (ontwikkeling

achtergestelde gebieden) : 36 %ß interne beleidsmaatregelen (onder-

zoek, onderwijs, sociale acties) : 8 %

ß werking van de Europese instellingen en verloning van de 30 000 ambtenaren: 6 %

Zes landen die netto betalers zijn (dit wil zeggen dat ze meer aan de Unie be-talen dan ze er van terugkrijgen ; ons land behoort niet tot die groep) willen dat dit percentage vanaf 2007 tot 1 % teruggebracht wordt. De Commissie van haar kant voorziet 1,14 %.

Onze opinie

Het ABVV vraagt dat :

ß de huidige financiering vervangen

wordt door een Europese belasting,

wat zal bijdragen tot een grotere res-

ponsabilisering van de Unie (derge-

lijke belasting moet wel met eenpa-

righeid van stemmen goedgekeurd

worden) ;

ß de begroting van de Unie verhoogd

wordt (en niet ingekrompen) om het

hoofd te kunnen bieden aan de door

de uitbreiding ontstane behoeften (dit

is tevens van belang voor de Belgische

regio’s die steun ontvangen van de

structuurfondsen en die, ten gevolge

van de uitbreiding, tot de « rijke » re-

gio’s zullen gaan behoren).

Page 14: Welke grondwet, voor welk Europa?

14

deel 2 het handvest van de grondrechtenDeel II bevat het Handvest van de grondrechten (ook Sociaal

Handvest genoemd) dat in 1996 in Nice werd opgesteld en dus

nu in het ontwerpverdrag opgenomen wordt.

Page 15: Welke grondwet, voor welk Europa?

15

Het Handvest, dat 114 artikelen bevat, handelt over de mensenrechten, de burgerrechten en de sociale rechten die (zouden moeten) gelden voor elke bewoner van onze planeet: het recht op leven ; het verbod van doodstraf (behalve in geval van oorlog of oor-logsdreiging) en foltering ; de eerbied voor het privé- en het familie- en het gezinsleven, de woning en de com-municatie ; het recht om te huwen en een gezin te stichten ; de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst ; de vrijheid van meningsuiting ; het recht op asiel…Het recht tot het oprichten van en het aansluiten bij een vakvereniging wordt erkend (II-72) net als het recht op informatie en raadpleging van de werknemers binnen de onderneming (II-87) en « het recht (…) collectief te onderhandelen en collectieve arbeids-overeenkomsten te sluiten, alsmede (…) collectieve actie te ondernemen ter verdediging van hun belangen, met inbegrip van staking » (II-88).Worden eveneens erkend « het recht op onderwijs » (met kosteloos ver-plicht onderwijs), « het recht om te werken » (II-75), het « recht op toegang tot sociale zekerheidsvoorzieningen en sociale diensten » (II-94) evenals « de toegang tot diensten van alge-meen belang » (II-96).Verder is er de gelijkheid van man-nen en vrouwen op het gebied van werkgelegenheid, werk en opleiding, zonder dat dit belet dat « specifieke

voordelen worden ingesteld ten gun-ste van het ondervertegenwoordigde geslacht ». (II-83).De lijst met de in het Handvest erken-de grondrechten is lang en gaat van het recht op behoorlijk bestuur over de bescherming van de consument tot het recht op milieubescherming.

Onze opinie

Op het eerste gezicht lijkt dit een perfecte

tekst. Toch doet hij een aantal problemen

rijzen. Het ABVV voerde destijds campagne

om het Handvest in de toekomstige Grond-

wet te laten opnemen, maar wel nadat de

tekst van het Handvest verbeterd werd. Het

Handvest wordt nu weliswaar opgenomen

in de tekst, wat niet zonder slag of stoot

ging: wij vinden dat het Handvest niet ver

genoeg gaat, anderen vinden het veel te

sociaal. Maar de tekst van het Handvest

werd niet verbeterd.

Eén van onze punten van kritiek is het feit

dat het Handvest het recht om te werken,

maar niet het recht op arbeid erkent. Het

erkent evenmin het transnationale sta-

kingsrecht (en dus ook niet het recht op

een Europese staking voor of tegen een

maatregel van Europa) noch enig recht

op voorzieningen.

Het ABVV verdedigt het voorstel van zijn ex-

voorzitter Georges Debunne: een Europees

recht op een minimumloon en op een pen-

sioen dat overeenstemt met een bepaald

percentage van het bruto binnenlands

product van het betrokken land.

Het recht op contraceptie en abortus noch

het recht op scheiding zijn in de tekst opge-

nomen. Veel zorgen moeten wij ons daar

in België niet over maken. Maar in landen

waar de kerk nog heel invloedrijk is, moeten

de burgers dat wel. Denken we maar aan

Ierland, Polen of Malta. Die burgers hadden

er op gerekend dat Europa een wind van

vrijheid zou doen waaien, maar ze hebben

zich misrekend. Sommigen vrezen zelfs dat

de tegenstanders van abortus zich gesterkt

voelen door de opname in de tekst van het

principe van het ‘recht op leven’.

Blijft de fundamentele vraag naar de juri-

dische waarde van het Handvest die aan-

leiding is tot hoog oplopende polemieken

die aantonen hoe ingewikkeld de Europese

mechanismen wel zijn: volgens de enen is

met het Handvest alles mogelijk, volgens

de anderen niets.

Zonder aan de polemiek te willen mee-

doen kunnen we stellen dat het Handvest

klaarblijkelijk :

ß nationale wetgevingen – die manifest te-

gen de grondrechten ingaan – kan afblok-

ken: zo zou het Handvest kunnen verhin-

deren dat een land de doodstraf opnieuw

zou invoeren ;

ß een lidstaat niet verplicht sociale rechten,

die niet in zijn wetgeving opgenomen zijn,

te erkennen: zo bijvoorbeeld het stakings-

recht of de oprichting van sociale diensten

of van economische diensten van algemeen

belang.

Voor ons blijft het hoofddoel dat de gene-

reuze principes die in het Handvest staan

– en die trouwens nog aangevuld moeten

worden – in concrete teksten, met Europese

draagwijdte, omgezet worden.

n

Page 16: Welke grondwet, voor welk Europa?

16

deel 3 beleid en werking van de europese unieDeel III, waarin het beleid en de werking van de Europese Unie

nader toegelicht worden, is het meest uitgebreide. Het telt

321 artikelen.

Page 17: Welke grondwet, voor welk Europa?

17

Dit deel begint met een herhaling van de algemene beginselen die de Europese en/of nationale wetgevers in functie van hun bevoegdheden moeten eerbiedigen: afwijzing van elke discriminatie, bescherming van het leefmilieu en van de consumen-ten en inachtneming van « de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegen-heid, de waarborg van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezond-heid » (art. III-117).

Een anekdote : het artikel in verband met de dierenbescherming komt vóór de bescherming van de open-bare diensten of beter gezegd van de diensten van algemeen econo-misch belang. We komen daar later op terug.

welke sociale ‘harmonisatie’ ?

Hoe wil de Europese Unie deze doel-stellingen van een « adequate » sociale bescherming, sociale dialoog en een « hoog » niveau van werkgelegenheid realiseren ? Door samen met de lidsta-ten te handelen : « rekening houdend met de verscheidenheid van de nati-onale gebruiken, met name op het gebied van contractuele betrekkingen, alsmede met de noodzaak het con-

currentievermogen van de economie van de Unie te handhaven. De Unie en de lidstaten zijn van oordeel dat de bovengeschetste ontwikkeling zowel uit de werking van de interne markt – waardoor de harmonisatie der so-ciale stelsels zal worden bevorderd – als uit de in de Grondwet bepaalde procedures en de onderlinge aanpas-sing van wettelijke en bestuursrech-telijke bepalingen van de lidstaten zal voortvloeien ». (art. III-209).

Onze opinie

Dit artikel met betrekking tot het sociaal

beleid, waarin nochtans gewezen wordt

op de noodzaak het concurrentievermo-

gen te handhaven, spreekt noch van ‘har-

monisatie’ noch van ‘harmonisatie naar

boven toe’, noch van de noodzaak van een

sociale minimumbasis. Om tot die ‘har-

monisatie’ te komen wordt eerst en vooral

gerekend op de markt ( de ‘onzichtbare

hand’ volgens Adam Smith, een liberale

economist uit de 18de eeuw) en vervolgens

op de wetgevende procedures.

Om de doelstellingen van artikel III-209 te realiseren wordt « het optre-den van de lidstaten op de volgende gebieden door de Unie ondersteund en aangevuld » (art.III-210) :

ß de verbetering van, met name, het arbeidsmilieu om de veilig-heid en de gezondheid van de werknemers te beschermen ;ß de arbeidsvoorwaarden ;

ß de sociale zekerheid en de sociale bescherming van werknemers ;ß de bescherming van werk-

nemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst ;ß de informatieverstrekking aan en

de raadpleging van werknemers ;ß de vertegenwoordiging en

collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers, met inbegrip van de medezeggenschap ;ß de werkgelegenheidsvoor-

waarden voor onderdanen van derde landen die op wet-tige wijze op het grondgebied van de Unie verblijven ;ß de integratie van perso-

nen die van de arbeids-markt zijn uitgesloten ;ß de gelijkheid van vrouwen en

mannen wat hun kansen op de arbeidsmarkt en de behan-deling op het werk betreft ;ß de bestrijding van so-

ciale uitsluiting ;ß de modernisering van de

stelsels voor sociale bescher-ming (met uitsluiting van de sociale zekerheid).

De Europese wetten i.v.m. de soci-ale zekerheid, de bescherming tegen ontslag en de collectieve rechtenver-dediging moeten met eenparigheid van stemmen worden aangenomen. Met andere woorden : dat is onmo-gelijk. n n n

(Gemakshalve hebben wij een aantal bepalingen m.b.t. de werking van de Unie al

in het deel ‘Instellingen’ behandeld).

Page 18: Welke grondwet, voor welk Europa?

partie 3 beleid en werking van de europese unie

18

Artikel III-210 « is niet van toepassing op de beloning, het recht van vereni-ging, het stakingsrecht of het recht tot uitsluiting ».

vrijwaringsclausuleDe Europese wetten die aangeno-men worden in het kader van artikel III-210 :

ß raken niet aan het recht van de lid-staten om de fundamentele begin-selen van hun sociale zekerheids-stelsel vast te stellen en mogen geen ingrijpende gevolgen hebben

voor het financiële evenwicht van dat stelsel ;ß beletten niet dat een lidstaat stren-

gere beschermingsmaatregelen handhaaft of invoert, verenigbaar met de Grondwet (met de econo-mische bepalingen ervan ?).

alarmbelVoor lidstaten die van oordeel zijn dat een Europese wet i.v.m. het vrij verkeer van werknemers grote scha-delijke gevolgen kan hebben voor zijn sociale zekerheid, wordt voorzien in een soort alarmbelprocedure.

Sociale dialoogDiverse bepalingen onderkennen het belang van de sociale dialoog:

ß « de Commissie, alvorens voorstellen op het gebied van het sociaal beleid in te dienen, raadpleegt de sociale partners over de mogelijke richting van een optreden van de Unie » ;ß « de dialoog tussen de sociale part-

ners op het niveau van de Unie kan, indien de sociale partners dit wensen, leiden tot contractuele betrekkingen, waaronder overeen-komsten » ;

europese collectieve akkoorden

Drie akkoorden, gesloten tussen het Europees Verbond van Vakverenigin-gen en de werkgeversorganisaties (waaronder UNICE), werden in de Europese wetgeving opgenomen : het ouderschapsverlof (1996), deel-tijdwerk (1997) en overeenkomsten van bepaalde duur (1999).

Vrijwillige akkoorden (uit te voeren via de nationale wetgeving) werden gesloten over telewerk (2002), levens-lang leren (2002) en stress (2004).

Tot daar de lijst van de gesloten ak-koorden. Hier ligt dus nog een groot gebied open waar de vakbonden zeker in actie moeten komen !

onaanvaardbaar !

Opting out of hoe uit een overeen-

komst stappen ?

De fameuze ‘opting out’ ( of ‘opt out’) werd voor het eerst gebruikt bij de Eu-ropese richtlijn over de arbeidstijd van 1993, die momenteel (in neerwaartse zin) herzien wordt. Opting out is de mogelijkheid voor een onderneming om uit een CAO die haar niet aanstaat, te treden. Om de woorden van de richt-lijn te gebruiken : het gaat om een in-dividuele afwijkingsclausule waardoor de werkgever van de individuele werk-nemer kan verkrijgen dat hij afziet van de voordelen van een CAO.Moeten we er aan herinneren dat het hele sociale recht opgebouwd is tegen de opvatting (van het burgerlijk recht)

dat gelijke burgers vrij over de inhoud van hun overeenkomsten kunnen be-slissen ? Het sociaal recht gaat uit van de ongelijkheid van de werknemer (die werk moet hebben om te kunnen le-ven) ten opzichte van de werkgever en trekt daaruit de nodige conclusies om beschermende wetgevingen uit te werken. « Tussen rijk en arm, zei Lam-menais reeds, is het de vrijheid die verdrukt en de wet die bevrijdt ».Opting out is dus een individuele op-vatting van de arbeidsbetrekkingen die ons terugvoert tot de tijd van vóór Lammenais, die gestorven is in 1790 ! De Europese vakbonden verzetten zich tegen deze bepaling en willen deze re-geling uit alle Europese teksten laten verwijderen.

Page 19: Welke grondwet, voor welk Europa?

19

ß « instelling van een comité voor so-ciale bescherming met een advie-staak, teneinde de samenwerking tussen de lidstaten onderling en met de Commissie op het gebied van de sociale bescherming te be-vorderen. Voor de vervulling van zijn opdracht legt het comité de nodige contacten met de sociale partners ».ß « De Commissie beheert het Eu-

ropees Sociaal Fonds. Zij wordt in deze taak bijgestaan door een comité dat (…) samengesteld is uit vertegenwoordigers (…) en van de vakverenigingen van werknemers en van werkgevers ».

een gecoördineerde werk-gelegenheidsstrategie

Elk jaar keurt de Europese Unie richt-snoeren goed m.b.t. het werkgele-genheidsbeleid waarmee de lidsta-ten rekening moeten houden.

Een Europese wet kan geen harmoni-satie van nationale wetsbepalingen tot stand brengen. Een Europese wet kan wel de actie van de lidstaten op werkgelegenheidsvlak ondersteu-nen « door bevordering van een in-novatieve aanpak en evaluatie van ervaringen », onder meer via proef-projecten.

Er wordt een werkgelegenheidsco-mité opgericht om de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen. Dit comité moet de sociale partners raadplegen.

Onze opinie

Even ter herinnering : het zijn de richt-

snoeren die de noodzaak beklemtonen

van een hogere activiteitsgraad bij de ou-

dere werknemers en van de afschaffing

van brugpensioenen en andere regelingen

van vervroegde uittreding.

Noteer ook dat, ondanks de talloze op-

roepen tot gelijkheid van mannen en

n n n

oorlog en vrede

De lidstaten verbinden zich ertoe « hun militaire vermogens geleidelijk te verbeteren » (art. I-41).

Die « missies, waarbij de Unie civiele en militaire middelen kan inzetten, omvatten gezamenlijke ontwape-ningsacties, humanitaire en reddings-missies, advies en bijstand op militair gebied, conflictpreventie en vredes-handhaving, missies van strijdkrach-ten met het oog op crisisbeheersing, daaronder begrepen vredestichting, alsmede stabiliseringsoperaties na afloop van conflicten. Al deze taken kunnen bijdragen tot de strijd tegen het terrorisme, ook door middel van steun aan derde landen om het ter-rorisme op hun grondgebied te be-strijden » (art. III-309).De Europese Unie heeft vier structuur-

fondsen opgericht die ten doel hebben de ongelijkheid op het gebied van de sociaal-economische ontwikkeling terug te dringen :ß het Europees Fonds voor Regionale

Ontwikkeling, het belangrijkste en ook het jongste (1975) ;ß het Europees Sociaal Fonds ;ß het EOGLF (landbouw) ;ß het IFOP (visserij).

In 2005 gaven die fondsen meer dan 42 miljard euro uit ter ondersteuning van de structurele acties van de lidstaten.

De fondsen verlenen massaal steun in de regio’s van Doelstelling 1 waar

het BBP (de gecreëerde rijkdom) per inwoner lager is dan 75 % van het ge-middelde van de Gemeenschap. Voor 2000/2006 komt geen enkele Belgi-sche regio nog in aanmerking voor Doelstelling 1 die betrekking heeft op 22 % van de Europese bevolking. Henegouwen kreeg steun van Doel-stelling 1 in de periode 1994-1999 en bevindt zich nu in de afsluitingsfase (overgangssteun).

Doelstelling 2 heeft betrekking op de re-gio’s waar de industriële activiteit aan het slabakken is. Voor 2000/2006 vallen 1,3 miljoen Belgen onder Doelstelling 2 (630 000 in Wallonië, 490 000 in Vlaan-deren en 150 000 in Brussel).

het europees fonds voor regionale ontwikkeling

het europees sociaal fonds

Dit fonds werd opgericht in 1958 en ondersteunt acties die de bestrijding van de werkloosheid en de aanmoe-diging van de beroepsinschakeling ten doel hebben.

De participatie van het fonds in de financiering van een project bedraagt ten hoogste 75 % in de zones van Doel-stelling 1 en 50 % elders.

vrouwen op het gebied van werk, Europa

deeltijdwerk blijft aanmoedigen, hoewel

dit een factor van grote ongelijkheid is. In

België werken 40 % van de vrouwen tegen

slechts 6 % van hun mannelijke collega’s

deeltijds.

Page 20: Welke grondwet, voor welk Europa?

partie 3 beleid en werking van de europese unie

20

in dienst van de markt en de concurrentie

Het economisch beleid van de Unie (art.III-177) wordt gevoerd « met eerbieding van het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging » en « de eerbiediging van de volgende grondbeginselen : stabiele prijzen, gezonde overheids-financiën en monetaire condities en een stabiele betalingsbalans ».

De lidstaten en de Unie « handelen in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging, waarbij een doel-matige allocatie van middelen wordt bevorderd » (art. III-178). De Commis-sie en de Raad gaan de conformiteit van de economische beleidsmaatre-gelen van de lidstaten na.

« De lidstaten vermijden buitenspo-rige overheidstekorten » en de Staten die zich « niet aan de regel confor-meren, riskeren sancties, waaronder boetes ».

« De lidstaten spannen zich in om bij de liberalisering van de dienstver-richting verder te gaan dan waar-toe zij op grond van de krachtens artikel III-147, vastgestelde Europese kaderwet verplicht zijn », en die « bij

voorrang betrekking hebben op de diensten welke rechtstreeks van in-vloed zijn op de productiekosten of waarvan de liberalisering bijdraagt tot het vergemakkelijken van het goederenverkeer ».

Artikel III-144 bepaalt dan weer dat « beperkingen van het vrij verrich-ten van diensten binnen de Unie (is het voorwerp van de fel betwiste richtlijn-Bolkestein) verboden zijn ten aanzien van onderdanen van de lidstaten die zich in een andere lidstaat hebben gevestigd dan die waar degene gevestigd is voor wie de dienst wordt verricht ».

Onze opinie

Meer uittreksels moeten we niet citeren

want nu al blijkt het wel zeer liberale

karakter van Europa : wat telt is de vrije

markt en de vrije concurrentie, de infla-

tiebestrijding en het evenwicht van de

overheidsfinanciën.

Van de economie ten dienste van het so-

ciaal beleid is er geen sprake, noch van

economische relancemaatregelen.

Is er dan niets nieuws onder de zon ? Al

die begrippen staan inderdaad al in de

bestaande teksten. Maar door het Verdrag

worden ze bekrachtigd. Los van de grond

van de zaak zelf lijkt het ons op zijn minst

vreemd dat in een grondwet economische

beleidsbepalingen opgenomen worden

die eigenlijk toegepast zouden moeten

worden in functie van de noodwendighe-

den (er is een tijd om de inflatie te bestrij-

den, maar ook een tijd om de consumptie

op te krikken…).

de openbare diensten : ondergeschikt aan de markt en de concurrentieregels

Onze opinie

Voor ons is het duidelijk: ons sociaal mo-

del steunt op een sterke sociale zekerheid

en sterke openbare diensten. We hebben

gezien hoe het zit met de sociale zeker-

heid. Maar van de openbare diensten…

geen spoor !

Het Verdrag van Rome zwijgt in alle

talen over de openbare diensten. Noch-

tans begonnen de problemen pas echt

de europese investeringsbank

Werd opgericht in 1958 en geeft lenin-gen en waarborgen voor projecten die ten doel hebben de opwaardering van achtergestelde gebieden, de moder-nisering of de reconversie van onder-nemingen, het opstarten van nieuwe activiteiten. In 2002 gaf de EIB voor 40 miljard euro leningen uit.

Page 21: Welke grondwet, voor welk Europa?

na de ondertekening ervan, met de door

Reagan en Thatcher op gang gebrachte

neoliberale vloedgolf. Toen werden de

overheidsondernemingen op dezelfde

manier behandeld als de andere op het

gebied van de concurrentieregels, die elke

Staatssteun verbieden.

Maar de overheidsdiensten zijn geen ge-

wone ondernemingen : het zijn strategi-

sche instrumenten om een meer solidaire

maatschappij uit te bouwen, ze steunen

niet op winstbejag maar op een directe

dienstverlening aan alle burgers (en niet

alleen aan de rijksten).

De notie « uitzondering » dook op : het

duidelijkste spoor vinden we terug in

artikel III-238 dat voor het vervoer, steun

duldt die « beantwoordt aan de behoef-

ten van de coördinatie van het vervoer

of die overeenkomen met de vergoeding

van bepaalde met het begrip ‘openbare

dienst’ verbonden, verplichte dienstver-

richtingen ».

Het is de enige maal dat in het Verdrag

de term ‘openbare dienst’ gebruikt wordt.

De openbare diensten : Europa kent ze ge-

woon niet.

Voor Europa bestaan er wel diensten van

algemeen belang en diensten van alge-

meen economisch belang. De openbare

diensten hangen rechtstreeks af van de

overheid, zowel plaatselijk, gewestelijk als

nationaal ; diensten van algemeen (eco-

nomisch) belang kunnen zowel van de

privé als van de overheid afhangen.

Artikel III-122 heeft betrekking op de dien-

sten van algemeen economisch belang.

Daar wordt een wet aangekondigd waar-

door er een einde aan de huidige onzeker-

heid zou moeten komen (elk overheids-

optreden, elk ‘voorrecht’, elk ‘monopolie’

wordt fel betwist en dit heeft onder meer

geleid tot de liberalisering en de privatise-

ring van de ASLK, de RTT, de Post…).

Velen zien daar vooruitgang in. Maar

niet de ACOD, die vindt dat Europa ver-

der ééngemaakt wordt in een sfeer van

verdachtmaking tegenover alles wat met

de openbare diensten te maken heeft.

Tot op heden betaalden enkel de over-

heidsondernemingen de factuur van

het liberaliseringsproces. Met uitzonde-

ring van het leger, de politiediensten en

het rechtsapparaat heeft het voorstel

van richtlijn-Bolkestein betrekking op

alle diensten, gezondheid, onderwijs en

diensten van de plaatselijke overheden

inbegrepen.

Het ABVV wijst dit af, net zoals het prin-

cipe van het oorsprongsland. Momenteel

moeten de landen de regels van het land

waar ze zich vestigen, volgen. Bolkestein

keert dit principe om en stelt dat, behou-

dens vaag omschreven uitzonderingen,

een onderneming die zich in een land van

de Unie vestigt, de regels van het land van

oorsprong moet volgen.

Is dit een premie voor ondernemingen uit

Letland (het armste land van de Unie, cfr.

tabel) ? Veeleer valt te vrezen dat multina-

tionale ondernemingen er als de kippen

bij zullen zijn om een zetel in Letland op

te richten en van daaruit uit te zwermen

over de rest van de landen terwijl ze maar

een minimum aan sociale regels zullen

moeten toepassen.

Artikel III-122 kondigt een wet aan over de diensten van algemeen eco-nomisch belang : « Gezien de plaats die de diensten van algemeen econo-misch belang innemen als diensten waaraan eenieder in de Unie waarde hecht, alsook de rol die zij vervullen

21

n n n

het stabiliteitspact

Via het fameuze stabiliteitspact, dat in 1996 in Dublin werd aangenomen, verbinden de lidstaten zich ertoe hun overheidstekort onder de 3 % van het BBP en hun overheidsschuld onder 60 % van hun BBP te houden.

Tegen Frankrijk en Duitsland werd een procedure ingeleid omdat beide landen de drempel van 3 % overschreden had-den, maar onder politieke druk werd de procedure weer ingetrokken.

Sinds vijf jaar legt ons land begrotin-gen in evenwicht voor. Onze schuld die van 137 % in 1993 tot 95 % van het BBP gedaald is, zou in 2015 onder de grens van 60 % moeten zakken.

Page 22: Welke grondwet, voor welk Europa?

bij de bevordering van de sociale en territoriale samenhang van de Unie, dragen de Unie en de lidstaten er (…) zorg voor dat deze diensten functio-neren op basis van beginselen en on-der voorwaarden, met name econo-mische en financiële, die hen in staat stellen hun taken te vervullen. Deze beginselen en voorwaarden worden bij Europese wet vastgesteld ».

Het Verdrag verduidelijkt dat deze wet de bepalingen van de Grondwet en in het bijzonder de volgende drie artikelen moet eerbiedigen :

1. « De lidstaten nemen of handha-ven met betrekking tot de openbare bedrijven en de ondernemingen waaraan zij bijzondere of uitslui-tende rechten verlenen, geen en-kele maatregel die in strijd is met de Grondwet » (art. III -166), onder meer inzake de concurrentieregels die de ondernemingen in acht moe-ten nemen.

2. Artikel III-167 heeft betrekking op het verbod van steunmaatregelen « die door begunstiging van bepaal-de ondernemingen of bepaalde pro-

ducties de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen ».

Bepaalde uitzonderingen worden gedoogd of kunnen gedoogd worden zoals « steunmaatregelen van soci-ale aard aan individuele verbruikers op voorwaarde dat deze toegepast worden zonder onderscheid naar de oorsprong van de producten, steun-maatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van regio’s waar de levensstandaard ab-normaal laag is of waar een ernstig tekort aan werkgelegenheid heerst, steunmaatregelen om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen, wanneer door deze maatregelen de voorwaarden inzake het handelsverkeer en de mededingingsvoorwaarden in de Unie niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad ».

3. Artikel III-238 m.b.t. het vervoer duldt « steunmaatregelen die be-antwoorden aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer of die overeenkomen met de vergoeding van bepaalde met het begrip ‘open-bare dienst’ verbonden, verplichte dienstverrichtingen ».

22

n

Tot nu toe hebben alleen de publieke ondernemingen de prijs van het libe-ralisme betaald. Het leger, de politie en justitie buiten beschouwing gela-ten heeft de ontwerprichtlijn van Bol-kestein betrekking op alle diensten, waaronder ook zorg, onderwijs en diensten van de lagere overheden. Het ABVV is hier tegen, net zoals het tegen het principe van « het land van her-komst » is. De ondernemingen moeten zich nu houden aan de regels van het land waar ze zich vestigen. Bolkestein

keert dit principe om en wil dat (op een paar vage uitzonderingen na) on-dernemingen die zich in een ander EU-land vestigen aan de regelgeving uit hun eigen land onderworpen zijn. Een cadeautje voor de ondernemin-gen uit Letland (het armste land van de Unie : zie overzicht) ? Eerder valt te vrezen dat de multinationals in allerijl een hoofdkantoor in Letland zullen vestigen om vervolgens zonder noe-menswaardige sociale verplichtingen de Unie in te trekken.

bolkestein : waar houdt het ongeremde liberalisme op ?

Page 23: Welke grondwet, voor welk Europa?

Het bepaalt de datum waarop het Verdrag in werking treedt op novem-ber 2006 (voor zover alle 25 lidstaten het tegen dan goedgekeurd hebben), anders treedt het in werking na de laatste bekrachtiging.

Het bepaalt ook de procedure tot herziening van het grondwettelijk verdrag en verduidelijkt dat wijzigin-gen door alle lidstaten bekrachtigd moeten worden.

23

n

deel 4 algemene en slotbepalingenDeel IV (waarvan we de bepalingen m.b.t. de werking van de in-

stellingen al in deel II besproken hebben) telt slechts 12 artikelen.

Page 24: Welke grondwet, voor welk Europa?

n

24

Men vindt er een beetje van alles in terug, onder meer bepalingen die fel verouderd lijken omdat ze deel uitmaken van de overgangsbepalin-gen van toetredingsverdragen van lidstaten die in de loop der jaren tot de Unie toegetreden zijn.

Parlement : Straatsburg, maar de commissies vergaderen in Brussel.

Commissie : Brussel

Raad : Brussel, maar de zittingen van april, juni en oktober vinden plaats in Luxemburg.

Hof van Justitie : Luxemburg

Centrale Bank : Frankfurt

Rekenkamer : Luxemburg

Comité van de Regio’s : Brussel

Economisch en Sociaal Comité :Brussel

Europese Investeringsbank : Luxemburg

Europol : Den Haag

zetel van de instellingenEen van de protocollen legt vast waar de instellingen gevestigd zijn :

Maar je vindt er ook protocollen in terug over de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredig-heidsbeginsel, over het statuut van de Europese Investeringsbank, over de convergentiecriteria, de Euro-groep, het acquis van Schengen…

Je vindt er ook de Slotakte van de re-geringsvertegenwoordigers die het grondwettelijk verdrag in 2003 goed-gekeurd hebben en waar een aantal artikelen toegelicht worden.

Zo stelt de Intergouvernementele Conferentie dat de « toetreding van de Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrij-heden (voorzien door het Verdrag) moet geschieden volgens regels die de rechtsorde van de Unie (die over haar eigen Hof van Justitie beschikt) onverlet laten ».

deel 5 protocollen en verklaringen Het laatste deel van de tekst (270 bladzijden) bevat de 36 pro-

tocollen en de 50 verklaringen die integraal deel uitmaken van

het grondwettelijk verdrag.

Page 25: Welke grondwet, voor welk Europa?

25

HHet ontwerpverdrag is geen lichte kost. Er zit-

ten verheugende zaken in, maar ook verschil-

lende punten die alle reden tot zorg bieden,

omdat het verdrag liberale economische beleidslijnen

een grondwettelijk karakter verleent.

Wij weten niet welk lot de lidstaten dit ontwerpverdrag

voorbehouden. Wij weten wel dat we de druk moeten

blijven opdrijven om Europa te doen uitgroeien tot een

grondgebied waar het welzijn van alle burgers voorrang

heeft op de markt en de concurrentie.

Wij willen een Europa met democratische instellingen

rond een Europees Parlement dat eindelijk alle prero-

gatieven krijgt waarover een wetgever normaal gezien

beschikt.

Wij willen een sociaal Europa. Niet alleen een sociaal

minimum, maar een opwaartse harmonisering. Wij wil-

len dat Europa elke lidstaat verplicht een minimumloon

en een minimumpensioen in te voeren dat beantwoordt

aan een bepaald percentage (voor iedereen gelijk) van

zijn BBP (= zijn nationale rijkdom).

Wij willen dat Europa op zijn grondgebied de vakbonds-

rechten volledig erkent, ook het grensoverschrijdend

stakingsrecht.

De Unie verbiedt, in naam van de concurrentie, elke

Staatshulp. Wij willen dat Europa, in naam van de con-

currentie, elke fiscale dumping verbiedt.

Wij willen dat Europa de openbare diensten niet lan-

ger als (gedoogde) uitzonderingen op de marktregels

beschouwt. Immers, de openbare diensten en de soci-

ale zekerheid zijn de pijlers waarop ons sociaal model

stoelt.

En verder, de actualiteit is nu eenmaal wat ze is : wij wil-

len de richtlijn-Bolkestein niet, net zomin als de nieuwe

richtlijn over de arbeidstijd.

tot besluit

Page 26: Welke grondwet, voor welk Europa?

26

1995 Van 12 naar 15 : Oostenrijk, Finland en Zweden worden lid van de Europese Unie.

1997 Verdrag van Amsterdam.

2001 Verdrag van Nice, van kracht sinds 2003.

2001 ‘Om een antwoord te bieden op de verwachtingen van de burgers’ geeft de Verklaring van Laken een Conventie (bestaande uit 105 leden) opdracht om het pad naar een Grondwet te effenen.

2002 De euromuntstukken en -biljetten komen in omloop in twaalf van de vijftien lidstaten : Oostenrijk, België, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en Spanje.(Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Zweden maken geen deel uit van de eurozone)

2003 De Conventie stelt een ontwerp van grondwettelijk verdrag voor dat na wijzigingen door de IGC (intergouvernementele conferen-tie) goedgekeurd wordt

2004 Van 15 naar 25 : tien nieuwe landen – Cyprus, de Tsjechische Republiek, Estland, Hongarije, Letland, Litou-wen, Malta, Polen, de Slowaakse Republiek en Slovenië – treden tot de Europese Unie toe.

2005 Onderhandelingen over de toetreding van Turkije en Kroatië.

2006 Het grondwettelijk verdrag wordt van kracht (op voorwaarde dat het door de 25 EU-lidstaten goed-gekeurd werd).

2007 Waarschijnlijke toetreding van Roemenië en Bulgarije.

1957 Het Verdrag tot de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) wordt in Rome ondertekend door de Zes (België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland). Vanaf die dag krijgt dit de naam «Verdrag van Rome».

1973 Van zes naar negen : Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk treden toe tot de Europese Econo-mische Gemeenschap.

1979 Eerste rechtstreekse verkiezingen van het Europese Parlement.

1981 Toetreding van Griekenland.

1986 Toetreding van Spanje en Portugal.De Eenheidsakte tot invoering van de Eenheidsmarkt wordt ondertekend.

1992 Het Verdrag van Maastricht : eenheidsmunt en criteria van Maastricht.

data en cijfers

Page 27: Welke grondwet, voor welk Europa?

27

de unie in cijfers450 miljoen inwoners

BBP per inwoner (in €)

Luxemburg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 900 Denemarken . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 000Zweden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 600Finland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 400België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 300Duitsland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 200Frankrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 800Ver. Kon. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 900Ierland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 700Oostenrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 400Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 100Italië . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 200Spanje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 700Malta . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 000Slovenië . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 000Tsjechië . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 300Cyprus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 700Griekenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 900Hongarije . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 900Slowakije . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 100Portugal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 600Estland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 800Polen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 200Litouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 700Letland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 700

Landen miljoen inwoners

Duitsland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82Frankrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60Verenigd Koninkrijk . . . . . . . . . . . . 60Spanje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43Italië . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58Polen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16Griekenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11Portugal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10Tsjechië . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10Hongarije . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10Oostenrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8Zweden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9Slowakije . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5Denemarken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5Ierland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4Finland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5Litouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4Letland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2Slovenië . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2Estland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1CyprusLuxemburgMalta

arme landen, rijke landen

Landen in dalende orde qua bevolkings-

aantal (afgeronde cijfers) ; de laatste drie

landen hebben minder dan 1 miljoen in-

woners.

De spanning tussen het armste land en

het rijkste land is hoger dan 1 tot 5.

Page 28: Welke grondwet, voor welk Europa?

28

Vera

nt. u

itgev

er : A

ndré

Mor

dant

, Hoo

gstr

aat 4

2, 10

00 B

russ

el