Klaas de Jong Architectuur en stedenbouw
van vandaag en morgen
wateenGebouw!
‘Wij willen architectuur die bloedt,
die uitput, die wervelt en zelfs
afbreekt. Architectuur die licht
geeft, die steekt, die opensplijt
en verscheurt. Architectuur moet
hol en donker zijn, vurig, gladjes,
hard, hoekig, brutaal, rond,
delicaat, kleurrijk, obsceen,
kronkelig, dromerig, aanlokkelijk,
afstotend, nat en droog.
Levend of dood. Koud – dan koud
als een blok ijs. Heet – dan heet
als een vlammende vleugel.’
Coophimmelb(l)au
VAN OPDRACHT TOT OPLEVERING1 SPIN IN HET WEB 6Wat doet een architect precies (Van opdracht tot ontwerp)
2 KLODDERS EN KREUKELS 10De computer als hulpje van de architect (De invloed van de computer op het ontwerp)
3 ZAPPI VEROVERT DE WERELD 14Professor Eekhout ontwikkelt doorschijnend metaal (Constructies en materialen)
4 SLIMME GEBOUWEN 18Mensvriendelijk en milieuvriendelijk bouwen (De technische installaties)
VAN WONING TOT STAD ARCHITECTUUR5 ALS DE DAG VAN MORGEN 22Wonen in de toekomst (Een woonhuis)
6 ALTIJD NUTTIG! 26Over parkeergarages en elektriciteitshuisjes (Utiliteitsbouw)
7 WINKELDISCOWOONMUSEUMPARKEERGARAGE 30Ruimtebesparing en functiemenging (Een multifunctioneel gebouw)
8 VLIEG ER EENS UIT! 34Luchthavens en andere gebouwencomplexen (Megastructuren)
STEDENBOUW9 OLLIES EN NOSESLIDES 38Stadsbewoners en hun pleinen (De inrichting van de openbare ruimte)
10 DUCKSTAD 42Globalisering en regionalisme (Het ontwerp van een wijk)
11 STADSCHAP OF LANDSTAD 46De stad barst uit haar voegen (Verstedelijking en netwerken)
12 XXL 50Koolhaas voor beginners (De toekomst van de stad)
INLEIDING 5
MEER INFORMATIE…BIOGRAFIEËN 58BOEKEN 61TIJDSCHRIFTEN 61OP HET WEB 62MUSEA EN CENTRA 63BRONNEN 63ILLUSTRATIEVERANTWOORDING 64
Inhoud
FractalWelk beeld past het beste bij onze tijd?
Misschien wel de fractal.
Hoe meer we over de wereld om ons
heen te weten komen, hoe ingewikkel-
der die blijkt te zijn. Vroeger dachten
wetenschappers dat je overal een
logische verklaring voor kon vinden,
als je maar lang genoeg zocht. Maar
helaas, zelfs de simpelste zaken zijn vaak
heel complex en totaal onvoorspelbaar.
Hoe moet je de vorm van de wolken
voorspellen? Of het weer? Of een
verkeersongeluk? En ook ontwikkelin-
gen in de samenleving lijken niet te
voorzien.
Of zou er in al die chaos een ander soort
ordening en regelmaat te vinden zijn?
De wiskundige Benoit Mandelbrot ont-
dekte in 1977 de fractal. Deze mathema-
tische figuur bestaat uit een onregelma-
tig patroon dat zich oneindig herhaalt.
Het heeft verrassende overeenkomsten
met de onvoorspelbare fenomenen om
ons heen. Zo kan de wiskundige formule
die bij de fractal hoort de grillige vorm
van een kustlijn verklaren, maar ook de
schijnbaar chaotische manier waarop
veel steden zich tegenwoordig ontwik-
kelen.
Architecten en stedenbouwers richten
onze omgeving in. Maar de ordening die
zij aanbrengen is niet meer vanzelfspre-
kend. De maatschappij verandert zo snel
dat niemand er nog greep op heeft.
Ook in de gebouwde omgeving lijken
soms de wetten van de chaos te heersen
en ontwerpers kunnen vaak niet veel
meer doen dan de ontwikkelingen een
beetje bijsturen.
Parijs
Wat betekent bijvoorbeeld de toegenomen mobiliteit, metalle wegen en luchthavens die daarbij horen, voor de inrich-ting van stad en land? En welke vormen en constructies wor-den mogelijk door de ontwikkeling van nieuwe bouwmate-rialen en -technieken? Of wat is de invloed van wereldwijdedigitale netwerken op onze manier van wonen?
Dit boek gaat over de architectuur van vandaag endie van morgen. In elk hoofdstuk wordt aan de hand vaneen situatie die iedereen wel herkent, iets verteld over eenactueel onderwerp uit de architectuur. Daarbij worden demooiste en meest sensationele gebouwen als voorbeeldgegeven.De eerste vier hoofdstukken laten zien hoe een architect eengebouw ontwerpt en met welke praktische zaken hij reke-ning moet houden.Wat gebeurt er allemaal tussen hetmoment dat de architect de opdracht krijgt en het momentdat het gebouw in gebruik wordt genomen? In het tweede gedeelte worden verschillende typen gebou-wen bekeken: van een kleine gezinswoning, via een parkeer-garage en een groot multifunctioneel gebouw, tot een lucht-haven – een complex dat bijna de omvang heeft van een stad.En de laatste hoofdstukken gaan over stedenbouw –dat is het aanleggen en uitbreiden van steden.Wat komt erallemaal kijken bij de inrichting van een plein? Hoe kunnenstedenbouwers aantrekkelijke en leefbare woonwijken ont-werpen? En hoe ontstaan supergrote steden (zogenoemdemegalopolissen) met soms wel 50 miljoen inwoners? Al met al geeft dit boek een overzicht van het kleinste archi-tectonische detail tot de grootste stedenbouwkundige pro-jecten: het laat zien hoe ze zijn ontworpen en hoe ze wordengebruikt.Achter in het boek is van elke architect een korte biografieopgenomen, en wie daarna nog meer wil weten vindt er eenoverzicht van de leukste en belangrijkste websites, boekenen tijdschriften.
Ik heb geprobeerd om er een informatief en interessant boekvan te maken, waardoor je misschien met andere ogen naarde wereld om je heen gaat kijken. Als je wilt reageren of ietswilt vragen, stuur dan een mailtje naar [email protected].
Klaas de Jong
InleidingWe razen in volle vaart de toekomst tegemoet. Op allerleigebieden volgen de ontwikkelingen elkaar in hoog tempoop.Wat gisteren nog onmogelijk leek is vandaag denormaalste zaak van de wereld. Zo was het maken van verrereizen tot voor kort een avontuur. Nu doen afstanden er nietmeer toe.We stappen in de auto of het vliegtuig en kunnenelke plek op aarde in een paar uur bereiken. Een ander voor-beeld is internet: wie had kunnen dromen dat er een wereld-wijd netwerk van computers zou ontstaan waarmee alle ken-nis voor iedereen toegankelijk is (als je tenminste over eencomputer en een internetaansluiting beschikt...). En watdacht je van al die fascinerende wetenschappelijke ontdek-kingen die bijna dagelijks in de krant staan. Laatste nieuws:mens gekloond! Voor ons gevoel verandert alles steeds snel-ler en het lijkt of de wereld steeds ingewikkelder wordt.
Maar er zijn ook dingen die nooit veranderen.Waar mensenaltijd en overal behoefte aan hebben is eten, drinken, kledingen een beschutte plek om te wonen. Om aan die behoeftente voldoen richten we onze omgeving in.We bouwen huizenen steden en maken de gebieden rond de stad geschikt voorveeteelt en akkerbouw, of we richten ze in als industrieterreinof recreatiegebied.
Het is de architectuur die zich bezighoudt met deinrichting van onze omgeving. Architectuur is ‘de kunst ofwetenschap van het ontwerpen van de gebouwde omge-ving, zoals interieurs, gebouwen en steden', zegt het woor-denboek. Op de eerste plaats dient architectuur dus eenpraktisch doel, want iedereen heeft een dak boven zijn hoofdnodig en wil bescherming tegen weer en wind. Daarbij is hetfijn als een gebouw niet meteen instort en er ook nog eensmooi uitziet. Maar architectuur vertelt ook iets over de tijdwaarin ze ontstaat – over hoe mensen leven en wat zebelangrijk vinden.
Aan het begin van de 21ste eeuw zijn het vooral de mobi-liteit (de vrijheid van verkeer voor personen en goederen),de technologie (de voortgang van de wetenschap en deproducten van techniek) en de globalisering (het weg-vallen van economische en culturele grenzen) die ervoor zor-gen dat de wereld om ons heen verandert. Die drie zakenbepalen voor een groot gedeelte de opgaven voor de archi-tectuur in onze tijd.
Trappenhuis Montessori College Oost
1 SPIN IN HET WEB
VAN OPDRACHT TOT ONTWERP
WAT DOET EEN ARCHITECT PRECIES?
7
Het architectenduo
Coophimmelb(l)au gaat bij het
maken van een ontwerp niet
uit van een systeem, maar ver-
trouwt juist volledig op zijn
gevoel en intuïtie. In de eerste
fase verzamelen ze zoveel
mogelijk informatie over de
opgave, nog zonder een
schets of tekening te maken. Dan, als ze het gevoel hebben er klaar
voor te zijn, gaan ze aan tafel zitten en houden samen een potlood
vast. In een moment van concentratie, met hun ogen gesloten,
maken ze een schets. Het lijkt een willekeurige krabbel, maar de
architecten houden het hele ontwerpproces vast aan deze tekening.
Niet alleen de vorm van het gebouw wordt eraan ontleend, maar ook
de constructie en de details.
Het architectenbureau MVRDV heeft een heel eigen manier ontwik-
keld om tot een ontwerp te komen. In tabellen en grafieken worden
alle factoren in kaart gebracht die bij de opgave een rol spelen. Dat
kunnen regels en afspraken zijn, het programma van eisen, maar ook
de invloed van het klimaat of de afstand tot een belangrijk verkeers-
knooppunt. Pas als deze zogenaamde datascapes zijn geanalyseerd,
wordt op basis van de conclusies een ontwerp gemaakt.
Deze tabel, die met behulp van een computerprogramma is gemaakt,
laat de geluidsbelasting van een locatie in de buurt van een snelweg
zien. De gegevens werden gebruikt om de ligging van een serie
woningen te bepalen.
ROOFTOP REMODELLING, WENEN
COOPHIMMELB(L)AU
1988
klassikaal onderwijs wil liever ruime enoverzichtelijke lokalen.
Naast het wensenlijstje van de schoolzijn er nog allerlei andere zaken waar dearchitect rekening mee moet houden.Zo heeft het schoolbestuur maarbeperkte financiële mogelijkheden.Lang niet alle ideeën kunnen dus gere-aliseerd worden. Al snel sneuvelen bij-voorbeeld de plannen voor een durehouten vloer, en voor een apart over-blijflokaal blijkt ook geen geld te zijn.
Verder zijn er allerlei wettelijke regels enbepalingen. De belangrijkste daarvan ishet Bouwbesluit. In het Bouwbesluitstaan de kwaliteitseisen beschrevenwaaraan een gebouw moet voldoen,zoals de minimumhoogte van een klaslo-kaal, maar ook details als de maximaaltoegestane afstand tussen de traptreden.En dan zijn er nog verschillende groependie op de een of andere manier met hetnieuwe gebouw te maken hebben. Ookzij willen meepraten over de plannen.Dat kunnen buurtbewoners zijn dieinspraak willen, Monumentenzorg diewijst op de historische waarde van hetoude pand, of het gemeentebestuur datliever een nieuwe school in een anderewijk zou zien.Uiteindelijk gaat de architect aan de slagen probeert hij al die wensen en eisen tevertalen in een eerste schetsontwerp.
Er zijn verschillende manieren waaropde architect de klus kan aanpakken.Misschien vindt hij het vooral belangrijkdat het gebouw goed functioneert enmaakt hij een ontwerp dat helemaal istoegesneden op de activiteiten die erinplaatsvinden. Stap voor stap zoekt hijdan een oplossing voor de punten uithet programma van eisen. Als eenschool bijvoorbeeld de aula belangrijkvindt, omdat de leerlingen daar regel-matig samenkomen of omdat er veelaan toneel wordt gedaan, krijgt dezeruimte een centrale plaats in hetgebouw. De klaslokalen worden dan omde aula heen geschikt.Tegelijk moet dearchitect er bij het indelen van de ruim-te voor zorgen dat de verschillende acti-
Het oude schoolgebouw heeftzijn langste tijd gehad. Desombere lokalen met hunhoge ramen zijn te klein voorde overvolle klassen.En voor een computerruimteof een schoolbibliotheek is inhet gebouw geen plaats.Verder is de bouwkundigestaat niet al te best: regelmatigzijn er lekkages en sommigemuren beginnen scheuren tevertonen. Het schoolbestuurheeft in overleg met degemeente dan ook beslotendat er een nieuwe schoolmoet komen...
Als eerste stap in het nieuwbouwprojectgaat de opdrachtgever – hier dus hetschoolbestuur – op zoek naar een archi-tect. De architect is degene die het ont-werp maakt, dat wil zeggen dat hij devorm, de indeling, de kleuren en de mate-rialen van het gebouw bepaalt. Maar daarhoudt zijn werk niet op. De architectregelt ook de hele gang van zaken rond-om het bouwproject. Zo zorgt hij voor denodige vergunningen en praat met allebetrokken partijen. En bij de uiteindelijkebouw let hij erop dat alles volgens degemaakte plannen wordt uitgevoerd.Vande eerste schets tot het moment waaropde nieuwe school in gebruik wordtgenomen, is hij de spin in het web: dege-ne die de touwtjes in handen houdt.
Voordat de architect aan zijn werkbegint, moet hij precies weten wat vanhem gevraagd wordt. In overleg met deopdrachtgever wordt daarom het zoge-naamde ‘programma van eisen’ opge-steld. In dit programma komen alle wen-sen en ideeën met betrekking tot hetnieuwe gebouw te staan. Naast prakti-sche punten als het aantal klaslokalen enfietsenrekken dat nodig is, kan er in hetprogramma ook iets gezegd wordenover de sfeer die het gebouw moet uit-stralen, of over de manier waarop hetgebruikt gaat worden. Een school waarindividueel onderwijs wordt gegeven zalbijvoorbeeld vragen om kleine, beschut-te werkplekken. Maar een school met
DATASCAPE (NOISE SCAPE)
MVRDV
1997
Y2K, ROTTERDAM
OMA (REM KOOLHAAS)
1999, NIET UITGEVOERD
SchoolHerman Hertzberger is de architect van het Montessori College Oost (amsterdam 1999). Hij wil-
de geen ‘leerfabriek’ met smalle en onbehaaglijke gangen ontwerpen, maar een open en over-
zichtelijk schoolgebouw.
De belangrijkste ruimte in de school is de centrale hal, die loopt van de begane grond tot het
transparante dak. Het is de plek waar de leerlingen elkaar ontmoeten en kunnen rondhangen.
Hertzberger heeft geprobeerd om activiteiten die zich normaal gesproken buiten het gebouw
afspelen, een plaats te geven binnen de school. De leerlingen moeten zo het idee krijgen dat
het echt hún gebouw is.
Rondom de open hal liggen de vier etages met leslokalen. Elke etage heeft over de hele lengte
een balkon dat uitzicht biedt op de hal. Vanuit elk punt kun je zo het hele gebouw overzien,
wat het voor de leraren weer makkelijk maakt om toezicht te houden.
8
viteiten elkaar niet in de weg zitten. Hetzou niet slim zijn de bibliotheek eenplaats te geven naast het lawaaiige gymlokaal. De uiteindelijke vorm van hetgebouw is dan de optelsom van al diedeeloplossingen.
Een andere architect legt in zijn ontwerpjuist de nadruk op de buitenkant van deschool. Hij wil dat de architectuur mooiaansluit bij de omgeving, of dat hetgebouw door een bijzondere vorm deaandacht trekt. Hij kan er dan voor kie-zen om de aula een plaats aan de straat-kant te geven en deze te voorzien vaneen opvallende ronding met veel ramen.Misschien niet zo functioneel, want som-mige klassen moeten de hele schooldoor voor ze bij de aula zijn. Maar hetgebouw ziet er wel verrassend en her-kenbaar uit.
Een ontwerp is nooit in één keer klaar.Steeds zal de architect zijn plannen latenzien en overleggen met de opdracht-gever. Pas als die helemaal tevreden ismaakt de architect een definitief ont-werp, vaak met een maquette en mooiepresentatietekeningen.Maar dan kan de nieuwe school nogsteeds niet gebouwd worden. Daarvoorzijn de zogenaamde bestektekeningennodig. Hierop wordt het ontwerp tot inhet kleinste detail uitgewerkt. Elke balken elke drempel staat erop uitgetekend.Het is de handleiding waarmee de aan-nemer, die de school uiteindelijk gaatbouwen, aan de slag kan.Twee jaar later is het zover, met een grootfeest wordt de nieuwe school geopend.Het is een zorgvuldig ontworpen gebouwgeworden waar leraren en leerlingen zichdirect thuis voelen.
In 1999 kreeg OMA – het architec-tenbureau van Rem Koolhaas –van een Rotterdamse zakenmande opdracht een vrijstaande woningte bouwen voor hem en zijn gezin.Het leek in eerste instantie een gemakkelijke opgave, maar werd
uiteindelijk een ongelukkig avontuur dat laat zien welke hinder-
nissen een architect allemaal kan tegenkomen bij het maken van
een ontwerp.
De opdrachtgever gaf de architect maar een paar voorwaarden
mee waaraan zijn nieuwe huis moest voldoen. Op de eerste plaats
had hij een hekel aan rommel. De woning moest dus in elk geval
over voldoende bergruimte beschikken. Verder wilde hij kunnen
genieten van het uitzicht over de weilanden die rondom de locatie
lagen. En als laatste moest de woning zo zijn ingedeeld dat elk
gezinslid zijn eigen leven kon leiden, zonder dat ze elkaar te veel
voor de voeten zouden lopen.
Met dit programma van eisen gingen Koolhaas en zijn medewer-
kers aan de slag. In het eerste ontwerp stelde Koolhaas de woning
voor als een liggende koker. De open einden van de huls zorgden
voor een ongehinderd uitzicht en tegelijkertijd kon deze ruimte
gebruikt worden als gezamenlijke woonkamer. De andere vertrek-
ken zoals de slaapkamers, de keuken en de vele kasten en berg-
ruimten kregen een plaats aan de buitenkant van de woning.
Maar Koolhaas was met dit ontwerp niet echt tevreden. De
maquette van het plan maakte duidelijk dat de buitenkant van de
villa er rommelig uit zou komen te zien. De kamers en kasten leken
zonder veel samenhang tegen de buitenmuur te zijn geplakt.
In het volgende ontwerp was sprake van twee liggende kokers met
elk een verschillende doorsnede, die in elkaar waren geschoven. De
benodigde kasten en kamers kregen een plaats in de ruimte die
tussen de twee kokers was ontstaan. Maar het probleem bleef nog
steeds de buitenkant van het gebouw, die nu juist weer te saai en
eentonig was. Om het uiterlijk van de villa spannender te maken
werd de vorm van de buitenwanden aangepast aan de binnenruim-
ten: de gevel werd als het ware strakgetrokken over de vertrekken.
De verrassende vorm die zo ontstond leek het winnende antwoord.
Koolhaas presenteerde de villa aan de opdrachtgever als een grote
opbergkast met uitzicht. Die reageerde in eerste instantie enthou-
siast, maar later begon hij toch te twijfelen en bestookte de archi-
tect met op- en aanmerkingen.
Ondanks dat de relatie met de opdrachtgever steeds slechter werd,
bleven Koolhaas en zijn medewerkers doorwerken aan het plan en
werden verschillende details uitgewerkt. Zo kwam boven op het
dak een terras dat hetzelfde fraaie uitzicht bood als de woonkamer.
En voor de slaapkamers op de bovenetage werd een ingenieuze
plattegrond bedacht met verspringende niveaus, die de gezins-
leden de gelegenheid bood ongestoord hun eigen gang te gaan.
Maar het ontwerp en de verwachtingen van de opdrachtgever
lagen te ver uit elkaar. Uiteindelijk trok de opdrachtgever zich terug
en werden de plannen afgeblazen.
Alles wat overbleef was een stapel tekeningen en een kast vol
modellen en maquettes…
gebouwbestekoverleg
Schets ontwerp
Eerste ontwerp Tweede ontwerp Derde ontwerp Tekeningen en maquettes
Phylum, architect Karl Chu
2 KLODDERS EN KREUKELS
DE INVLOED VAN DE COMPUTER OP HET ONTWERP
DE COMPUTER ALS HULPJE VAN DE ARCHITECT
Het probleem bij
het ontwerpen
met de compu-
ter is de moeilij-
ke stap om de
digitale vormen
te vertalen in
een constructie.
Op de binnen-
plaats van de
Academie van
Bouwkunst in
Amsterdam
werd door de
architect Neil
Leach met een
groep studenten
een paviljoen
gebouwd waar-
bij de computer niet alleen hielp bij het ontwerp, maar ook de
manier bedacht waarop het stevig in elkaar gezet kon worden. Een
speciaal programma wist de constructie van de tientallen parelmoer-
kleurige kunststofplaten zo te berekenen dat alle krachten naar één
punt vloeiden. Hierdoor hadden de schotten maar een paar steun-
punten nodig en leken ze als een zwerm vogels over het binnenter-
rein te zweven.
11
Architect Karl Chu
is een tovenaar
met de computer.
Hij vindt dat er
geen tegenstel-
ling bestaat tus-
sen natuur en
techniek en ziet
de computer als
een logische, vol-
gende stap in de
evolutie. Om te
laten zien dat
computers de
natuur kunnen
overtreffen
schrijft Chu spe-
ciale computer-
programma's.
Deze zijn in staat
om, aan de hand
van gegevens die
worden ingevoerd, zelf vormen te bedenken die groeien en zich aan-
passen aan de omstandigheden. Het zijn prachtige en spannende
modellen die uit deze experimenten te voorschijn komen, maar ze
zijn niet bedoeld om ooit gebouwd te worden. Chu verkent de grens
tussen natuur, computertechniek en architectuur.
meer vrijheid.Vanaf de allereersteschets maak ik voor de architect eendigitaal model dat hij van alle kanten ophet beeldscherm kan bekijken. En als hijiets wil veranderen is dat geen pro-bleem.Wat vroeger dagen werk was, isnu met twee muisklikken voor elkaar. Ikreken alle varianten in een paar tellendoor. Moeten de ramen een anderevorm, of de gevel een andere kleur?Knippen, plakken en klaar!'‘Nou, nou, dat klinkt veelbelovend. Jebent natuurlijk een supersnelle reke-naar, maar je voert alleen maar uit. Jehebt toch geen eigen creatieveinbreng?’‘Dat moet je niet zeggen. Ik doe alleenmaar wat me gevraagd wordt, maartoch heeft het gebruik van de computeral tot een herkenbare stijl geleid, die zijnnaam dankt aan de vreemde en extremevormen die geen mens kan berekenen,maar die ik met mijn ongekende proces-sorsnelheid zo uit m’n mouw schud. Hetzijn de blobs and folds – de klodders enkreukels. Strakke hoeken en rechte lij-nen hebben hun langste tijd gehad. Stelje een gebouw voor waarvan de vloergeleidelijk overloopt in de muur en demuur in het plafond en waarbij de ver-schillende ruimten niet meer doormuren en wanden van elkaar geschei-den zijn, maar in elkaar overvloeien. Da’snou mijn invloed op de architectuur.’
We brengen steeds meer tijddoor achter de computer. Opschool helpt de computer jemet wiskunde en Nederlands,en thuis surf je op het web enspeel je on line je favorietegame. En voor elk beroep iswel een computertoepassingbedacht die het werk makke-lijker maakt. Ook architectenzitten tegenwoordig meerachter een beeldscherm danaan een tekentafel.Welkeklussen laten zij de computeropknappen? We zetten ereens een aan.
Klik.‘Goodmorning, hoe gaat het met je?’‘Met mij prima, en hoe is het met jou?’‘Ik ben een computer, met mij gaat hetaltijd goed.’‘Wat heb jij nou met architectuur temaken?’‘Tegenwoordig meer dan je denkt.’‘O ja? Vertel...’‘Kijk, vroeger werkte een architect opeen plat vel papier en was het moeilijkom het ontwerp voor te stellen als eendriedimensionale ruimte.’‘En dat is tegenwoordig anders?’‘Ja, door mij is die eeuwenoude metho-de eindelijk achterhaald. Met de nieuw-ste software geef ik ontwerpers veel
SWARM TECTONICS (DIGITAL DREAMS), AMSTERDAM
NEIL LEACH, KRISTINA SHEA, SPELA VIDECNIK
2002
PHYLOX
KARL CHU
1999
12
gramma’s die laten zien hoe de krachtenin zo’n ingewikkelde blob werken enhoe de computerontwerpen steviggebouwd kunnen worden. Echt, geloofme, de computer zorgt ervoor dat dewereld er binnen een paar jaar andersuit zal zien.’‘Ja, ja… Nou, eerst zien en dan geloven.Ik denk dat ik je maar weer eens uitzet.’‘Nee, nee, niet doen. Je kunt niet meerzonder mij. Nee, echt ik...’Klik.
‘Maar er is toch wel een klein probleem-pje. De meeste architectuur die met decomputer wordt ontworpen bestaatalleen op het beeldscherm. Om het ont-werp van bits en bytes om te zetten inbouwmaterialen is niet altijd evengemakkelijk. Het kost veel moeite omdie rare gebogen vormen uit te voerenin steen, staal of glas, toch?’‘Ja, dat is waar. Dit soort architectuurbestaat eigenlijk alleen nog maar op hetscherm. Maar er zijn al computerpro-
DigitaalVroeger had elke architect een goedgevulde tekendoos met potloden, passers en linialen.
Tegenwoordig zit een ontwerper de meeste tijd achter een beeldscherm en gebruikt hij
tekenprogramma's als AutoCAD en
Studio MAX. Met deze softwarepak-
ketten kan hij zijn ontwerp in drie
dimensies bekijken, maar ook de
bouwkosten controleren of bereke-
nen hoeveel energie het gebouw
gaat verbruiken.
Langzaamaan wordt het hele ont-
werpproces gedigitaliseerd, van de
eerste schets tot de bestektekenin-
gen die naar de aannemer gaan. Er
komt geen potlood of tekendriehoek
meer aan te pas. De volgende stap
zal zijn dat de computer van de ontwerper rechtstreeks gekoppeld wordt aan de machines
die de bouwonderdelen fabriceren. De architect is dan niet meer afhankelijk van de stan-
daardelementen die de fabrikant aanbiedt, maar hij kan elk raam en elke deur uniek en precies
op maat ontwerpen.
In het Spaanse Bilbao werd in1997 het Guggenheim Museumgeopend. Het is een fonkelend gebouw dat doet denken
aan een ingepakt cadeau met grote zilveren strikken. Met zijn gol-
vende vormen ziet het er vanuit elk gezichtspunt weer even ver-
rassend uit – het gebouw lijkt wel belangrijker dan de kunst die er
tentoongesteld wordt.
De gevel van het museum is bedekt met platen titaan, een glan-
zend metaal dat de twinkeling van het water in de rivier waaraan
het gebouw ligt weerspiegelt, maar dat ook verwijst naar de sfeer
van de fabrieken die in dezelfde buurt staan. Het museum past zo,
ondanks zijn uitbundige vorm, prachtig in de omgeving. In korte
tijd is het een attractie geworden en heeft het de grauwe industrie-
stad veranderd in een trekpleister voor toeristen.
Zonder hulp van de computer had het museum nooit gebouwd
kunnen worden. Architect Frank O. Gehry begon met een paar
snelle schetsen. Aan de hand daarvan werd een eerste maquette
gemaakt, waarna een hele reeks varianten en verbeterde versies
volgde. Toen het definitieve model uiteindelijk klaar was, bleek
het onmogelijk om de superingewikkelde vormen om te zetten
naar de bouwtekeningen die nodig zijn voor de uitvoering.
Het computerprogramma Catia, waarmee ook vliegtuigen worden
ontworpen, kwam te hulp. Een laser tastte de maquette af en de
computer was in staat om de gegevens te vertalen in een platte
tekening. Zo werd de vorm van de ongeveer tienduizend platen
die de gevel bedekken stuk voor stuk uitgerekend en uitgete-
kend. Daarna waren er maar liefst vijf gespecialiseerde bedrijven
nodig om de vaak dubbel gebogen titaanpanelen te fabriceren.
Uiteindelijk werd alles als een kant-en-klaar bouwpakket aangele-
verd. Op de bouwplaats bleek hoe goed de computer zijn werk
had gedaan: de platen pasten perfect en konden zonder proble-
men gemonteerd worden.
'Zonder computer zouden we nooit in staat zijn geweest om het
museum te bouwen. Als Bilbao al met potlood en liniaal getekend
had kunnen worden, dan zou ons dat tientallen jaren hebben
gekost,’ zegt Gehry.
GUGGENHEIM MUSEUM, BILBAO
FRANK O. GEHRY
1997
Ontwerpbureau van West 8
Schets Maquette Computermodel
Studenten testen een Zappi-element
3 ZAPPI VEROVERT DE WERELD
CONSTRUCTIES EN MATERIALEN
PROFESSOR EEKHOUT ONTWIKKELT DOORSCHIJNEND METAAL
Voor een architect is het maken van een zo groot mogelijke over-
spanning altijd een uitdaging waarmee hij zijn vakmanschap kan
bewijzen. De Portugese architect Álvaro Siza ontwierp voor het
Portugese paviljoen op de Expo van 1998 een luifel van 65 bij 58
meter die nergens wordt ondersteund en schijnbaar losjes tussen
twee gebouwtjes hangt. In werkelijkheid zitten in de betonnen plaat,
die twintig centimeter dik is, kabels gevlochten die een overspanning
van deze omvang mogelijk maken. Een constructief hoogstandje.
PORTUGEES PAVILJOEN, WERELDTENTOONSTELLING LISSABON
ÁLVARO SIZA
1998
Veel architecten bedenken een vorm en
laten een constructeur uitrekenen hoe
de krachten in het ontwerp werken en
hoe het geconstrueerd moet worden. De Spaanse ontwerper
Santiago Calatrava werkt precies andersom. Hij gaat uit van de con-
structieonderdelen, die hij – geïnspireerd door de anatomie van
mensen of dieren – omtovert tot spannende vormen.
Calatrava is vooral beroemd om zijn bruggen. Hij ontwierp er tiental-
len en ze zijn altijd een opvallend baken in de stad of het landschap.
In het Amerikaanse natuurpark Turtle Bay is de Sundial Bridge te vin-
den. De constructie die het wegdek draagt doet nog het meest den-
ken aan een ribbenkast of een ruggengraat. Vanuit de staander, die
zwaar achterover helt om de krachten te kunnen opvangen, lopen
lange kabels die de brug in evenwicht houden. Een spannende vorm
waarin je de krachten bijna kunt voelen.
15
Zappi-paviljoenAan de Technische Universiteit van Delft worden de experimentele Zappi-bouwelementen op
hun sterkte getest. Een vlakke Zappi-plaat overleeft met gemak de inslag van een vallend blok
staal en een Zappi-balk kan extreme krachten dragen, het materiaal kan wel barsten, maar
breekt niet. Door studenten is al een tijdelijk Zappi-paviljoen ontworpen, waarmee ze lieten
zien hoe het materiaal toegepast kan worden.
als een magneet naar beneden trekt.Maar ook wind, sneeuw en het eigengewicht werken op een gebouw. Deconstructie moet al die krachten opvan-gen, verdelen en afdragen naar de grond.In de moderne architectuur bestaat deconstructie bijna altijd uit balken enkolommen van staal of beton die devloeren en het dak dragen. Dit skeletgeeft alle stevigheid die nodig is om hetgebouw overeind te houden. Je zou allemuren kunnen weghalen en dan storthet nog niet in. De gevel is vaak alleennog maar de omkleding die het gebouwwater- en winddicht maakt.
Bij deze manier van bouwen hebben deconstructie en de vorm van het gebouwnog maar weinig met elkaar te maken.Hoe transparanter of vloeiender eengebouw eruitziet, hoe gecompliceerdervaak de constructie is. Enorme glazenkantoorgebouwen lijken licht en door-zichtig, maar achter de glazen vliesgevelzit een zwaar geraamte van staal enbeton. En gebouwen met ronde vormen,zoals architecten die met behulp van decomputer ontwerpen, zien er vloeienden vanzelfsprekend uit, maar er zijnsuperingewikkelde constructies nodigom ze in een stevig evenwicht te houden.Professor Eekhout werkt aan de oplos-sing van dit probleem.‘In de architec-
Aan de Technische Universiteitvan Delft wordt hard gewerktaan de ontwikkeling van hetideale bouwmateriaal.‘Wezijn op zoek naar een bouw-stof die de eigenschappenvan staal en glas combineert;het moet zo sterk zijn als hetsterkste metaal en tegelijk netzo doorschijnend als een ven-sterruit,’ zegt professor MickEekhout, die alles weet vanmaterialen en constructies.Het zal nog een tijd durenvoor dit bouwmateriaalgebruikt kan worden, maar deeerste proeven zijn sensatio-neel verlopen. En het heeft aleen naam: Zappi.
Wie wil begrijpen waarom Zappi hétbouwmateriaal van de toekomst wordt,moet iets meer weten over de construc-tie van gebouwen.Behalve dat een gebouw goed functio-neert en er mooi uitziet, verwachten weook dat het niet instort of omvalt. Het isde constructie die ervoor zorgt dat eenbouwwerk – of het nu een simpelschuurtje is of een torenflat – onderinvloed van allerlei krachten overeindblijft staan. De belangrijkste van diekrachten is de zwaartekracht, die alles
SUNDIAL BRIDGE, TURTLE BAY
SANTIAGO CALATRAVA
2004
16
MEDIATHEEK, SENDAI
TOYO ITO, SAMEN MET MUTSURO SASAKI
2001
De Japanse stad Sendai is eenbeetje saaie, middelgrote Japansestad met bijna een miljoen inwo-ners, die voor het grootste deelbestaat uit woontorens en kan-toorgebouwen. Om het culturele leven in Sendai
een impuls te geven besluit het gemeentebestuur een Mediatheek
te bouwen, waarin verschillende culturele instellingen zoals een
bibliotheek, een videotheek en een kunstgalerie een plaats moe-
ten krijgen. In het gebouw kunnen de bezoekers via de nieuwste
digitale en elektronische media informatie verzamelen.
Na een prijsvraag gaat de opdracht voor de Mediatheek naar Toyo
Ito: een Japanse architect die al eerder gebouwen ontworpen
heeft waarin media en informatie een belangrijke rol spelen.
'De Mediatheek bestaat uit informatie en de architectuur moet
functioneren als een transparante huid voor die informatie,’ zegt
Ito over het concept voor de Mediatheek. ‘Door de digitalisering
kunnen we via de elektronische media net zo gemakkelijk genie-
ten van muziek als van een boek of een schilderij. Nu de verschil-
lende soorten informatie niet meer duidelijk zijn afgebakend, is er
ook geen duidelijke grens meer tussen een museum, een biblio-
theek en een galerie.’ Ito wil dit idee vormgeven door de
Mediatheek te ontwerpen als een open en transparant gebouw
zonder muren en afgesloten ruimten. Alle functies en activiteiten
lopen daarbij door elkaar. De schilderijen van de kunstgalerie han-
gen tussen de boekenkasten en de computerschermen staan
opgesteld naast de videobanden.
Al schetsend komt Ito tot een gebouw dat slechts bestaat uit drie
elementen: een glazen gevel, de vloeren en een aantal stalen
kokers die de vloeren dragen. Deze kokers moeten zo dun moge-
lijk worden uitgevoerd, waardoor de vloeren lijken te zweven bin-
nen een glazen doos.
Om dit gewaagde ontwerp te vertalen in een constructie neemt
Ito de constructeur Mutsuro Sasaki in de arm. Deze moet de
kokers en de vloeren zo uitdokteren dat ze er licht en doorzichtig
uitzien, terwijl ze toch grote krachten kunnen dragen. Hoe dik
mogen de buizen worden, hoe zwaar kunnen de vloerdelen zijn,
op welke plaatsen moeten de vloeren aan de buizen gelast wor-
den? Sasaki berekent alles tot op de millimeter nauwkeurig.
‘De Mediatheek ziet er licht en vanzelfsprekend uit, maar ze is het
resultaat van moeizaam handwerk. We hebben twee jaar gewor-
steld met de staalconstructie op de bouwplaats,’ zegt Ito. De
Mediatheek in Sendai laat zien dat het werk van de architect en de
constructeur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Ze zijn
even belangrijk bij het verwezenlijken van een project: de een
voor het ontwerp, de ander voor de praktische uitvoering.
In korte tijd is de Mediatheek het culturele centrum van Sendai
geworden, met duizenden bezoekers per dag. Vooral ’s avonds,
als het gebouw van binnenuit verlicht is, lijkt de Mediatheek te
spotten met de zwaartekracht. Het is een prachtig ontwerp,
waarin de betekenis die de architect het gebouw heeft willen
geven tot uitdrukking komt in de constructie.
Terminal 2E luchthaven Roissy-Charles de GaulleEen constructie is een stevig evenwicht tussen alle krachten die op een gebouw werken.
Dat evenwicht kan verstoord worden door bijvoorbeeld een aardbeving, maar het gebeurt
ook wel eens dat de architect of de constructeur een fout maakt.
Voor de Franse luchthaven Roissy-Charles de Gaulle ontwierp architect Paul Andreu een
nieuwe wachtruimte voor de passagiers. Vlak na de opening in 2004 stortte het gebouw in.
Na onderzoek bleek er een fout in de constructie te zijn gemaakt. De sterkte van de ijzeren
pilaren, die het gebouw moesten dragen, was niet goed berekend.
tuur heeft de skeletbouw eigenlijk zijnlangste tijd gehad,’ zegt Eekhout in zijnlaboratorium – dat met allerlei lasappa-raten en zaagmachines meer lijkt op eenwerkplaats.‘Architecten bedenkensteeds vrijere vormen, die met de tradi-tionele constructiemethoden en -mate-rialen bijna niet meer zijn uit te voeren.We moeten het gebouw verlossen vanzijn skelet van staal en beton en daar-voor hebben we Zappi nodig.’
Na tien jaar onderzoek zijn de eersteZappi-elementen getest. Zappi is eensandwich geworden, die bestaat uit vijflagen chemisch gehard glas, afgewisseldmet lagen kunststof en verlijmd met een speciaal ontwikkelde superlijm.Het is een supersterke combinatie diegrote belastingen kan dragen zonder te breken.
‘Ik wil nu een volledig transparantgebouw maken waarin alle onderdelenvan Zappi zijn gemaakt – zowel demuren, het dak, de vloeren en de trap-pen alsook alle details als ramen, schar-nieren en sloten,’ zegt Eekhout over devolgende uitdaging.
Het bijzondere van het Zappi-gebouwzal zijn dat er geen verschil meer bestaattussen de constructie (die voor de stevig-heid zorgt) en de architectuur (die devorm en de indeling bepaalt). Elk onder-deel dat de architect ontwerpt zal zo sterkzijn dat het zijn eigen gewicht kan dra-gen en geen extra ondersteuning nodigheeft. En dat betekent meer vrijheid voorde ontwerper, omdat hij geen rekeningmeer hoeft te houden met de beperkin-gen die de constructie hem oplegt.Zappi, onthoud die naam!
ConstructieElk gebouw heeft een draagstructuur. Op die
constructie werken allerlei krachten, zoals
de wind en de zwaartekracht, of het gewicht
van de gebruikers. De constructeur moet de
dragende onderdelen van het gebouw zo
berekenen dat ze sterk genoeg zijn om al
die krachten op te vangen.
Schets Doorsnede Interieur
Termietenheuvel
4 SLIMME GEBOUWEN
DE TECHNISCHE INSTALLATIES
MENSVRIENDELIJK EN MILIEUVRIENDELIJK BOUWEN
laten zakken, want alles wordt gecontro-leerd door de installaties…Een kunstmatig binnenklimaat kan ookde oorzaak zijn van allerlei lichamelijkeklachten. De droge lucht die de aircondi-tioning door het gebouw blaast zorgt opden duur voor vreemde kuchjes enhoofdpijn. En de altijd gelijkmatige tem-peratuur vermindert de weerstandtegen griep en verkoudheid.Voor dekwaaltjes die samenhangen met ditsoort gebouwen is al een naam bedacht:het sick building syndrome.Maar belangrijker is misschien wel dat eenonnatuurlijke klimaatbeheersing slechtis voor het milieu. De apparaten die hetgebouw koelen en verwarmen – samenmet de verlichting, computers en liften –vreten stroom.Zoveel zelfs dat de helft vanalle energie die we verbruiken voor reke-ning komt van werk- en woongebouwen.
Opdrachtgevers – waaronder de over-heid, die de milieuregels voor gebouwenopstelt – kiezen steeds vaker voor archi-tectuur die vriendelijk is voor mensen endie zuinig omgaat met energie.Architecten ontwerpen daarom vakermilieuvriendelijke gebouwen waarbij zeop een slimme manier gebruik makenvan bouwmaterialen en -technieken.
‘Pfff, zet eens een raam open,wat is het hier benauwd, zeg!’‘Sorry, maar dat gaat niet, ditgebouw heeft namelijk geenramen die open kunnen.’‘Hoezo? Ik stik! Hé, nu gaat dezonwering naar beneden.’‘Dat komt omdat er een straal-tje zon door de wolkenschijnt.’‘En nu gaat-ie weer omhoog.’‘Tsja, een wolk, hè.’‘En wat is die kou opeens inm'n nek?’‘Eh… de airconditioningdenkt dat je het warm hebt.’
Grote gebouwen zijn vaak niet vriende-lijk voor de mensen die erin werken ofwonen. Het zijn vooral de verwarming ende airconditioning, waarmee het binnen-klimaat wordt geregeld, die voor proble-men zorgen. Deze computergestuurdeinstallaties beslissen wanneer de tempe-ratuur een graadje omhoog gaat of opwelk moment er juist warmte wordtafgevoerd en hoe vochtig de lucht magzijn. Dat alles automatisch wordt gere-geld lijkt makkelijk – je hebt er geenomkijken meer naar – maar er zitten ooknadelen aan zo’n systeem. Zo vinden demeeste gebruikers het niet prettig dat zegeen invloed op hun directe leefomge-ving hebben. Ze kunnen niet even eenraam openzetten of het zonnescherm
KlimaatgevelEen termietenheuvel wordt gekoeld door
middel van een vernuftig systeem van dub-
bele wanden en ventilatiegaten. Een klimaat-
gevel werkt volgens hetzelfde principe. Door
achter het venster een tweede glaswand te
plaatsten ontstaat een smalle tussenruimte.
Door de luchtdruk hierin iets te verlagen
stroomt de gebruikte lucht van het gebouw
deze ruimte binnen. Die lucht wordt van bui-
tenaf door de zon verwarmd, stijgt daardoor op
en wordt via het dak afgevoerd: een natuur-
lijk ventilatiesysteem dat geen stroom kost.
Het Rotterdamse bureau 2012 Architecten onderzoekt in hoeverre
afval gebruikt kan worden als bouwmateriaal. Een van de experimen-
ten die ze uitvoerden is het Miele Ruimtestation: een gebouwtje dat
gemaakt is van afgedankte wasmachines. Door tientallen wasmachi-
nedeuren aan elkaar te monteren is een verplaatsbaar paviljoen ont-
staan, dat voor alles en nog wat gebruikt kan worden. Zo deed het
Ruimtestation al dienst als bar, kantoor en winkel.
MIELE RUIMTESTATION, VERSCHILLENDE LOCATIES
2012 ARCHITECTEN
2003
Architect Yeang ont-
werpt extreem hoge
gebouwen, die vol zit-
ten met slimme ideeën.
Zo gebruikt hij in het
interieur van zijn pro-
jecten veel planten en
bomen om de tempera-
tuur te beheersen.
In het plan voor de
Tokyo Nara Tower, een
wolkenkrabber van
tachtig verdiepingen, is
veel groen te vinden
dat zorgt voor scha-
duw en helpt om het
geluid te dempen. Ook
de plattegrond is afge-
stemd op een prettig
binnenklimaat: in het
gebouw zijn veel open
ruimten, die in direct
contact staan met de
buitenlucht en voor
ventilatie zorgen. En
door de liften aan de
zuidkant te plaatsten is
er aan de koele noord-
kant ruimte voor de
kantoren.
TOKYO NARA TOWER
KEN YEANG
1994, NIET UITGEVOERD
19
20
De gevel speelt daarbij een belangrijkerol. Het is de huid van het gebouw, waar-mee het binnenklimaat gecontroleerdwordt. Een slimme gevel maakt bijvoor-beeld gebruik van het natuurkundigeprincipe dat warme lucht opstijgt. Dooreen gevel te ontwerpen met een dubbe-le wand waartussen de lucht circuleert,kan de warme en gebruikte lucht aan debovenkant van het gebouw wordenafgevoerd.Tegelijkertijd wordt verse,koele lucht aan de plint aangezogen. Hetklimaat in het gebouw wordt zo op eennatuurlijke manier geregeld, zonderinstallaties.
Ook nieuwe materialen kunnen bijdra-gen aan een energiezuinige manier vanbouwen. Fabrikanten brengen bijvoor-beeld nieuwe glassoorten en kunststof-fen op de markt met speciale eigen-schappen. Zo is er nu glas dat mat wordtals er licht op valt – en dus de warmtebuiten houdt. En er bestaan plastics diesuperlicht zijn, maar toch genoeg stevig-heid hebben om als bouwmateriaalgebruikt te worden en die daarbij nogeens isolerende eigenschappen hebben.
Naast architecten die met dit soortmogelijkheden experimenteren, zijn erook ontwerpers die juist alle modernetechniek afwijzen. Ze willen liever geenindustriële producten zoals staal enkunststoffen gebruiken, omdat de fabri-cage daarvan milieubelastend is. Opzoek naar een alternatief kijken ze naarde manier waarop de temperatuurhuis-houding is geregeld bij dieren en plan-ten. Hoe ijsberen bijvoorbeeld hun vachten huid gebruiken om warmte op tenemen, of hoe het komt dat een termie-tenheuvel in de blakende zon niet over-verhit raakt. Met natuurlijke materialenzoals stro, baksteen en hout (die vaakgoed isoleren en lang meegaan) probe-ren ze deze principes te imiteren.
Maar ook hergebruik biedt onverwachtemogelijkheden voor milieubewuste ont-werpers. In onze consumptiemaatschappijzijn we gewend om alles weg te gooienwat niet meer werkt. Maar veel van diespullen kunnen gemakkelijk opnieuwgebruikt worden, ook in de bouw. Dat kanverrassende architectuur opleveren vanautobanden of wasmachineonderdelen.
Fotovoltaïsch glasEen fantastische uitvinding
is het fotovoltaïsch glas. In dit nieuwe materiaal worden foto-elektrische cellen, die zonlicht
omzetten in energie, tussen twee glasplaten geplakt. Gebouwen die met deze glaspanelen zijn
uitgerust kunnen gedeeltelijk in hun eigen energiebehoefte voorzien. Foto-elektrische cellen
zijn eigenlijk een uitvinding uit de computerindustrie, maar vinden zo een nuttige toepassing in
de bouw. Deze nieuwe glassoort ziet er aantrekkelijk uit en is leverbaar in verschillende kleuren.
Nieuw-Caledonië is een tropischeiland in de Grote Oceaan, in debuurt van Australië. Wie over zee de kustplaats
Noumé bereikt, ziet allereerst een paar grote, halfronde houten
schermen aan de horizon oprijzen. Kom je dichterbij, dan blijken
deze bij een complex te horen dat verder bestaat uit een aantal
kleinere gebouwtjes. Het is het culturele centrum van de
Kanaken, de oorspronkelijke bewoners van het eiland. In het cen-
trum zijn onder andere een museum, een bibliotheek, een bio-
scoop en verschillende vergaderzalen ondergebracht.
Toen de Italiaanse architect Renzo Piano werd gevraagd om het
centrum voor de Kanaken te ontwerpen, heeft hij zich eerst in de
cultuur van de eilandbewoners verdiept en vooral gekeken naar de
manier waarop zij al eeuwenlang hun hutten bouwen. Die traditio-
nele hutten bestaan uit verschillende lagen bladeren, die in banen
over elkaar worden gelegd. Op deze manier wordt de wind die altijd
over het eiland waait, gebroken. En de ruimte tussen de bladeren
zorgt op een natuurlijke manier voor ventilatie en verkoeling.
Het centrum dat Piano ontwierp is een moderne versie van deze
traditionele hut. De gebogen schermen filteren het daglicht en
door de open structuur ontstaat achter de houten luifels een
luchtstroom die de warmte afvoert. Het gebouw klinkt zelfs als een
hut, want de wind ruist dag en nacht door de openingen tussen
de planken. Door het gebruik van natuurlijke materialen en een
slim ventilatiesysteem heeft Piano met verrassend simpele mid-
delen een energiezuinig en milieuvriendelijk gebouw neergezet.
‘Voordat ik aan het ontwerp
begon, heb ik me verdiept in de
cultuur van de Kanaken. Ik wilde
alles weten van hun geschiedenis,
omgeving en geloof, om een
gebouw te kunnen ontwerpen dat
aansluit bij de tradities van de
eilandbewoners. In de praktijk
betekende dat, dat ik zoveel
mogelijk de traditionele bouwme-
thoden en -materialen heb
gebruikt en ook de natuur, zoals
de wind, het licht en de begroei-
ing, een rol heb laten spelen,’ zegt
Piano over zijn ontwerp.
CULTUURCENTRUM JEAN MARIE TJIBAOU, NIEUW-CALEDONIË
RENZO PIANO BUILDING WORKSHOP
1998
Schets Doorsnede Interieur
5 ALS DE DAG VAN MORGEN…
EEN WOONHUIS
WONEN IN DE TOEKOMST
Interieur Living Tomorrow, UN Studio
In de
Amsterdamse
Bijlmermeer
staat het Living
Tomorrow-
paviljoen, dat is
ontworpen
door UN Studio,
het architec-
tenbureau van
Ben van Berkel
en Caroline Bos.
Het gebouw
wordt aange-
prezen als de
‘woon- en werkomgeving van de toekomst'. Het paviljoen heeft een
opvallende vorm, waarbij laagbouw en hoogbouw in elkaar overlo-
pen. Samen met de metalen bekleding maakt het een futuristische
indruk, die goed past bij de functie van het gebouw.
In de verschillende vertrekken zijn allerlei intelligente systemen
ingebouwd die het leven aangenamer moeten maken. Zo is er een
slimme keuken, waarbij de computer de ijskast in de gaten houdt en
een bestelling de deur uit doet als de melk bijna op is. En er is een
digitaal kookboek dat reageert op je stem en helpt bij het bereiden
van de maaltijd.
De organisatoren voorzien al dat de techniek snel zal veranderen en
dat er over een paar jaar nieuwe apparaten en mogelijkheden zijn
ontwikkeld. Het paviljoen blijft maar vijf jaar staan en wordt dan ver-
vangen door een nieuw ‘huis van de toekomst'.
De Sloveense ontwerper Marko Peljhan bouwde in 1994 een
woonlaboratorium, dat hij de naam Makrolab gaf. Het is een
gesloten capsule met dunne metalen poten, die eruitziet als een
ruimteschip uit een sciencefictionfilm. Regelmatig worden kun-
stenaars en onderzoekers uitgenodigd om Makrolab te bewonen.
Ze trekken dan de deur van de capsule achter zich dicht en verblij-
ven voor korte of langere tijd in een ruimte waarin alle contacten
met de buitenwereld via elektronische media verlopen. Ze heb-
ben de beschikking over scpc-satellietschotels, HF-zenders, korte-
golf-radio-ontvangers voor de L- en CU-band en een breedband-
internetverbinding. Deze apparaten zijn de oren en ogen van de
bewoners, die zo tijdens hun verblijf lijken te veranderen in
cyborgs: half mens, half machine.
23
Huis van de toekomst In de vorige eeuw zijn er regelmatig ‘huizen van de toekomst’ ontworpen. Vaak vertellen ze
meer over de tijd waarin ze bedacht zijn, dan dat ze een goede voorspelling van de toekomst
geven. In het huis van de toekomst dat Peter en Alison Smithson in 1956 ontwierpen, spelen
apparaten en techniek amper een rol, terwijl ze vijftig jaar later niet meer weg te denken zijn
uit het dagelijks leven. En in het futuristische huis dat computerbaas Bill Gates liet bouwen,
lopen kilometers kabel om alle computers en apparaten met elkaar te verbinden. Nog voor
het huis af was, was het al mogelijk om draadloos te communiceren...
log in het Midden-Oosten van minuuttot minuut te volgen en als in New Yorkeen aanslag wordt gepleegd zijn we bin-nen de kortste keren op de hoogte. Inplaats van rond de haard, zitten we nuzappend voor de buis en worden over-spoeld met nieuws en amusement.Nieuwe, interactieve media als internetdoen daar nog een schepje bovenop. Ophet net vind je niet alleen oneindig veelinformatie, maar via de digitale snelwegis het ook mogelijk om mensen te ont-moeten en boodschappen te doen. Enwie durft, koppelt een webcam aan zijncomputer en laat via internet de wereldmeekijken in zijn woonkamer.
Hoe ziet het ideale huis eruit dat hoortbij deze informatiemaatschappij? Demeeste woningen worden gebouwd vol-gens een standaardrecept en hebbeneen traditionele indeling met een geza-menlijke woonkamer, een keuken en
Elke dag hetzelfde: opstaan,ontbijten, naar school of werk,eten, wat spelen of compute-ren en weer naar bed.Supersaai eigenlijk, maar tege-lijk heel veilig en vertrouwd.Het middelpunt van dit alle-daagse leven is ons huis, meteen woonkamer om bij elkaarte zitten, een zolder om wegte dromen en die donkere,sombere kelder. Je kent degeur en elk geluid. Hier kun jeje afzonderen en je eigengang gaan, de muren bescher-men je tegen de buitenwe-reld. Zo leven we al generatieslang, maar er is iets aan hetveranderen...
Via radio, televisie en internet dringt debuitenwereld steeds meer onze woningbinnen. Op de bank voor de tv is een oor-
MAKROLAB, VERSCHILLENDE LOCATIES
MARKO PELJHAN
1994
LIVING TOMORROW, AMSTERDAM
UN STUDIO
2003
GORDIJNHUIS, TOKIO
SHIGERU BAN
1995
24
In een drukke woonwijk in Tokiostaat een familiehuis van drie eta-ges dat door Shigeru Ban is ont-worpen. De opdrachtgever wilde voor zijn gezin een
woning die past bij het leven in de moderne stad, maar tegelijk
moest het hem herinneren aan het traditionele Japanse huis
waarin hij was opgegroeid. De oude Japanse huizen hebben een
open en transparant karakter. Ze zijn gemaakt van lichte materia-
len als bamboe en rijstpapier en hebben een flexibele indeling
met verplaatsbare wanden.
Ban wist op een verrassende manier oud en nieuw te combineren.
Hij ontwierp de gevel als een gigantisch gordijn dat de tweede en
derde verdieping van het woonhuis omsluit. Het gordijn
beschermt de bewoners tegen felle zon, regen en kou, maar laat
wel wind, licht en geluid toe. De bewoners kunnen zich hierdoor
nooit helemaal afzonderen van hun omgeving. ‘Ik dwing de bewo-
ners om open te staan voor alle indrukken van buiten en al hun
zintuigen te gebruiken,’ zegt Ban.
Als het gordijn is opengeschoven is er geen duidelijke grens meer
tussen de stad en het huis. Het straatleven dringt aan alle kanten
het Gordijnhuis binnen. (Alleen de badkamer en de slaapkamers
liggen in een besloten hoek en zijn niet van buitenaf te zien.) Ban
heeft een flexibel en transparant woonhuis ontworpen, met een
knipoog naar het verleden. Het huis past bij een open samenle-
ving, waarin ons privé-leven en het openbare leven geen geschei-
den werelden meer zijn.
En het is een fascinerend mooi gebouw. Soms wordt het gordijn
opgetild door de wind en wappert het als een reusachtige vlag door
de straat. Als het gordijn 's avonds gesloten is, lijkt de woning op
een lampion of een tent die van binnenuit verlicht wordt.
ken. Als we aan alle kanten met de bui-tenwereld verbonden zijn, kunnenwonen en werken – of wonen en leren –goed gecombineerd worden.Via web-cam en e-mail houd je contact met jeleraar of je baas. En met een kantoor aanhuis hoeft je vader niet meer in de file testaan. Het geeft de vrijheid om te werkenop de momenten dat het ons uitkomt.
Als wonen, werken en ontspannen in dewoning door elkaar lopen, hebben dezeactiviteiten ook geen eigen plek meernodig. Een plattegrond met één groteopen ruimte is dan wellicht genoeg, mis-schien met wat mobiele panelen om eentijdelijk plekje af te scheiden. Ook de bui-tenmuren krijgen een andere functie. Zehoeven ons niet langer af te schermenvan de buitenwereld en kunnen net zogoed doorzichtig zijn, of enkel bestaanuit een gordijn.Zo'n transparant huis met een flexibeleindeling laat zien dat we in een openmaatschappij leven,waarin de woning nietlanger een besloten wereld is, maar eenknooppunt in een informatienetwerk.
afgeschermde slaapvertrekken. Elke acti-viteit heeft zijn eigen plek in huis. Maarsoms krijgen architecten via een prijs-vraag of een vooruitstrevende opdracht-gever de kans om een huis te ontwerpenwaarin nieuwe media en computers dehoofdrol spelen. Ze kunnen dan latenzien hoe technologie onze manier vanleven en wonen verandert.
Zo'n ‘huis van de toekomst’ is natuurlijkvoorzien van alle mogelijke technischesnufjes. Als de bewoner 's morgens z'nbed uitstapt, is de verwarming al aange-sprongen. Sleutels zijn niet meer nodig,want bij de voordeur wordt hij door hethuis herkend aan zijn stem. De binnen-muren bestaan uit grote plasmascher-men met toegang tot digitale netwerkenen televisiestations, en een netwerk vancomputers houdt alles in de gaten: detemperatuur, de achtergrondmuziek, wieer binnenkomt en wie er weggaat, en ofer nog genoeg melk in de koelkast staat.
Door al die technologie verandert ookde manier waarop we de woning gebrui-
WebcamhuisVan Alex van Es uit Apeldoorn
weten we bijna alles. Om te laten
zien wat er technisch allemaal
mogelijk is heeft deze computer-
programmeur zijn hele huis on line
gezet. Hij heeft zijn deurbel, ijskast,
wc, wekker en nog veel meer aan
de computer gekoppeld, en die
weer verbonden met een website.
In allerlei statistieken en diagram-
men wordt het leven van Alex bij-
gehouden. Zo trekt hij gemiddeld
acht keer per dag de wc door, werd
er in een jaar tijd 1053 keer aange-
beld en was de gemiddelde tempe-
ratuur in zijn slaapkamer 16,3 gra-
den. En of dat nog niet genoeg is,
heeft hij zes webcams in en rond
zijn huis opgesteld. Als de pro-
grammeur zit te werken of de kat
eten geeft mag de hele wereld meekijken. Alex maakt zich niet druk om zijn privacy: ‘Als het
echt nodig is trek ik gewoon de kabel eruit.’
Het project van Alex trekt veel aandacht en in verschillende kranten en tijdschriften zijn er
artikelen over geschreven, zelfs in Japan.
Plattegrond Doorsnede Interieur
6 ALTIJD NUTTIG!
UTILITEITSBOUW
OVER PARKEERGARAGES EN ELEKTRICITEITSHUISJES
De klimmuur van het Warmte Overdracht Station, NL Architects
Het ontwer-
pen van een
vuilnisbelt
lijkt wel de
laatste opgave
waar een
architect zich
mee bezig wil
houden. Maar
tegenwoor-
dig zijn vuil-
stortplaatsen
gecompliceerde bedrijven die via ingewikkelde installaties ons afval
en schroot verwerken.
Voor Kas Oosterhuis was het een uitdaging om in opdracht van de
gemeente Zenderen een afvaloverstortplaats te ontwerpen. Rond
het gebouw rijden vrachtwagens af en aan om het verzamelde vuilnis
te dumpen. Grote grijpers laden het vuil daarna op kleinere wagen-
tjes, die het vervolgens naar een gigantische afvalberg vervoeren. De
architect moest ervoor zorgen dat de verschillende fasen van de
vuilverwerking in het gebouw goed op elkaar aansluiten. Naast het
organiseren van de verschillende activiteiten en werkzaamheden,
wilde Oosterhuis het werkgebouw ook een opvallend uiterlijk geven.
Met behulp van de computer ontwierp hij een langgerekte, ovale
vorm, die zich gemakkelijk schikt in het lichtglooiende landschap.
Vlak bij Utrecht
staat een opval-
lend zwart
gebouwtje dat nu
nog wat verloren
tussen de weilan-
den ligt. Dit is het
gebied waar gelei-
delijk de nieuwe
woonwijk
Leidsche Rijn
vorm krijgt. Het
gebouwtje is een Warmte Overdracht Station. In het gebouw bevin-
den zich de leidingen en installaties die voor een gedeelte van de
energievoorziening in de nieuwe wijk gaan zorgen.
Het projectbureau dat verantwoordelijk is voor de nieuwe wijk wilde
van het utiliteitsgebouwtje toch iets bijzonders maken en vroeg de
ontwerpers van NL Architects een aantrekkelijke buitenkant te
bedenken voor de WOS 8, zoals het officieel heet.
Door de hoeken van het gebouw af te ronden en het dak te voorzien
van een diepe plooi die als dakgoot fungeert, is een vloeiende vorm
ontstaan. Die opvallende vorm is bekleed met een rubberachtige kunst-
stof die als een donkere huid om het gebouw zit. In plaats van een saai
installatiegebouw staat er nu een sexy object met wulpse vormen.
Op het gebouwtje zijn verschillende speelse elementen aangebracht.
Zo is aan de voorkant een basketbalnet te vinden en op het terrein zijn
de lijnen van het speelveld geschilderd. En aan een van de lange zijden
is een klimmuur gemaakt, waarbij de grepen een tekst in braille vormen.
27
WARMTE OVERDRACHT STATION WOS 8
NL ARCHITECTS
1999
Distripark Maasvlakte, Rotterdam Bedrijventerreinen zijn meestal geen serieuze opgave voor architecten en stedenbouwers.
Vaak liggen ze, vanwege de milieuproblemen en de overlast, weggestopt aan de rand van de
stad. Het zijn levenloze, saaie werkterreinen, die het landschap ontsieren.
uitgevoerd in dure materialen. Eén blik isvoldoende om te beseffen dat er binneniets bijzonders of belangrijks gebeurt.Voor architecten is het natuurlijk een eer-volle opdracht als ze zo’n gebouw mogenontwerpen.
Maar naast deze representatieve gebou-wen zijn er ook gebouwen die op de eer-ste plaats een nuttige functie hebben.Het zijn de zogenaamde utiliteitsgebou-wen. Ze hoeven niet op te vallen of ietsbijzonders uit te stralen. Het enige wat deopdrachtgever wil is dat ze goed functio-neren. Utiliteitsgebouwen zijn bijvoor-beeld kantoren, maar ook vuilstortgebou-wen, elektriciteitshuisjes, parkeergaragesen fabrieken.
Vooral die laatste gebouwtypen komenvaak tot stand zonder architect. Ze wor-den bijvoorbeeld door de technisch teke-naar van een bouwbedrijf in elkaar gezet,
Het ene gebouw is het andereniet. Als je door de stad looptzie je soms prachtige architec-tuur, die zorgvuldig is ontwor-pen. De opdrachtgever en dearchitect hebben kosten nochmoeite gespaard om er ietsmoois van te maken.Maar er zijn ook gebouwendie zonder enig enthousiasmeof overleg gemaakt lijken,zoals veel fabrieksgebouwen,parkeergarages en elektrici-teitshuisjes. Ze voldoen aan depraktische gebruikseisen, maarze misstaan in het landschapof verprutsen het stadsgezicht.
Aan de buitenkant kun je meestal al ziendat een gebouw een belangrijke functieheeft. Denk bijvoorbeeld aan een muse-um of een stadhuis. Ze hebben een opval-lende vorm en doordachte details en zijn
AFVALOVERSTORTPLAATS, ZENDEREN
KAS OOSTERHUIS
1995
De meesteAmsterdam-mers zijn er alaan gewenddat hun stadregelmatigwordt ver-bouwd. Tegen de
achtergrond van oude
grachtengevels en andere
monumentale gebouwen
manoeuvreren de stadsbewoners schijnbaar moeiteloos tussen
opgebroken trambanen en bouwputten. Ook het Stationsplein
voor het Centraal Station gaat op de schop voor de aanleg van
een ondergronds verkeersknooppunt. Dit knooppunt is onder-
deel van de nieuwe metroverbinding tussen het noorden en het
zuiden van Amsterdam.
Dagelijks parkeren ongeveer 5000 reizigers hun fiets bij het sta-
tion, het liefst kriskras tegen de bomen en gebouwen. Tijdens de
ondergrondse werkzaamheden moet het plein vrij blijven en
moet er dus een oplossing gevonden worden voor dit fietspar-
keerprobleem. De gemeente gaf het Amsterdamse architecten-
bureau VMX van Don Murphy de opdracht om een drijvende fiet-
senstalling met plaats voor 3000 fietsen te ontwerpen. Het had
een routineklusje kunnen worden, maar de ontwerpers wilden
van dit tijdelijke gebouw op deze belangrijke plek in de stad iets
bijzonders maken.
De fietsenstalling ligt als een schip aangemeerd aan de kade. Ook
wat betreft de maat en de gebruikte materialen heeft de stalling
wel iets van een schip. Het grote heldere gebouw, zonder overbo-
dige details, bestaat uit een doorlopende hellingbaan met een
lengte van ruim 100 meter, die bekleed is met een knaloranje weg-
dek dat als een tapijt lijkt uitgerold. De constructie van het
gebouw is eigenlijk simpel. Er zijn dertien kolommen die de hel-
lingbaan dragen en aan beide zijden van het wegdek zitten de
fietsenrekken. Het hele gebouw is gemaakt van standaardonder-
delen, alleen de fietsenrekken zijn voor dit doel speciaal ontworpen.
Een extra opdracht van de opdrachtgever was dat de stalling vei-
lig moest zijn en geen hangplek voor jongeren of zwervers mocht
worden. De oplossing daarvoor werd als vanzelf gevonden, want
het gebouw biedt door zijn open karakter, geen enkele bescher-
ming tegen wind en kou, waardoor ongewenste gebruikers zich
wel twee keer zullen bedenken…
Op haar eigen manier speelt de fietsenstalling haar rol op het
plein. Het drijvende gebouw voldoet als stallingplek, maar heeft
onbedoeld ook een andere functie gekregen: veel mensen
gebruiken het als uitzichtpunt om de werkzaamheden op het
stationsplein te volgen.
‘Het is vooral een functioneel gebouw, zonder franje. En toch
heeft het een heel eigen karakter door het oranje asfalt, en vooral
door de opvallende vorm van de hellingbanen,’ zegt Murphy over
de stalling.28
ParkeergarageBij het ontwerpen van parkeergarages is vaak het doel zoveel mogelijk auto's op zo weinig
mogelijk plaats. Het gevolg is onprettige en onveilige ruimtes, zoals deze garage in Amsterdam,
Zuid-Oost (die inmiddels gesloopt is). Niet echt een plek waar je voor je plezier naar toegaat.
Tegenwoordig wordt opnieuw nagedacht over hoe en waar auto's geparkeerd moeten wor-
den en wordt geprobeerd om mooiere en veiligere parkeergebouwen te ontwerpen.
daarmee kunnen ze zich onderscheidenvan de concurrentie.Ook de overheid beseft dat zogenaamdnuttige gebouwen met zorg ontworpenmoeten worden. Ministers en wethoudersproberen met regelgeving en subsidiesinvloed uit te oefenen op de kwaliteit vande omgeving en richten zich daarbij ookop utiliteitsbouw.
Maar valt er voor een architect eer te beha-len aan het ontwerpen van een parkeerga-rage of een elektriciteitshuisje? Misschiendat dergelijke gebouwen niet veel statusopleveren, maar ze vormen wel een inte-ressante uitdaging. Zo moet de architectbij de bouw van een parkeergarage metallerlei moeilijke randvoorwaarden reke-ning houden. Hij moet een ingenieus sys-teem bedenken om de verkeersstromenbinnen het gebouw te regelen en deze telaten aansluiten op het wegennet van destad. En het vergt al zijn vakmanschap encreativiteit om het gebouw mooi in tepassen in het stadsgezicht en een vrien-delijke uitstraling te geven.
met standaardonderdelen uit een bouw-catalogus. Hoe het gebouw eruitziet en ofhet mooi in de omgeving past is voorhem niet van belang.Het gaat soms goed fout als er geenarchitect bij de plannen wordt betrokken.Iedereen kent wel de rommelige en slor-dig ingerichte bedrijventerreinen dielangs de snelweg liggen. En de bedrijfs-gebouwen die er staan verdienen ookgeen schoonheidsprijs. Ze zijn gemaaktvan goedkope materialen als golfplaat enlijken nog het meest op een schoenen-doos.Een ander voorbeeld zijn garages. Om deauto’s uit het centrum te houden wordenaan de rand van de stad grote, vormlozeparkeergarages neergezet. Ze hebbeneen onvriendelijke, onveilige uitstralingen kunnen het stadsbeeld bederven.
Gelukkig krijgen architecten steeds vakerde opdracht om dit soort gebruiksgebou-wen te ontwerpen. Bedrijven realiserenzich dat een architect ze met een opval-lend gebouw een ‘gezicht’ kan geven. En
FIETSENSTALLING, AMSTERDAM
VMX
2001
Doorsnede InterieurComputermodel
Het Pioniershuisje in Rotterdam van John Körmeling
7 WINKELDISCOWOONMUSEUMPARKEERGARAGE
EEN MULTIFUNCTIONEEL GEBOUW
RUIMTEBESPARING EN FUNCTIEMENGING
Het Rotterdamse architectenbureau Monolab heeft onderzoek
gedaan naar de mogelijkheden om verkeerswegen te combineren
met andere functies. In het plan dat het bureau maakte voor het
Schieplein, een druk verkeersknooppunt in Rotterdam, komt op de
rotonde een gebouw van 140 meter hoog te staan. De toren bestaat
uit een aantal gestapelde schijven, waarin onder andere een zwem-
bad en een golfbaan zijn ondergebracht.
In de deftige Berlijnse Friedrichstrasse, een winkelstraat, ontwierp
de Franse architect Jean Nouvel een warenhuis dat zich gedeeltelijk
onder de grond bevindt. In het ondergrondse gedeelte zijn naast de
parkeergarage en de magazijnen ook brede winkelstraten te vinden.
Opvallendste onderdeel van het ontwerp is de manier waarop het
daglicht het gebouw binnen komt. Om het ondergrondse gedeelte
van het warenhuis van daglicht te kunnen voorzien bedacht Nouvel
een ingenieuze constructie met twee grote glazen kegels. De boven-
ste zorgt ervoor dat het licht alle bovengrondse etages kan bereiken
en de omgekeerde, onderste kegel brengt het daglicht naar de vier
etages die onder straatniveau liggen. Als je door de glaswanden van
de kegels kijkt heb je een sensationeel uitzicht op alle elf etages van
het gebouw.
Een bouwput in Berlijn
bouwactiviteit. En zolang het goed gaatmet de economie durven gemeenten enbedrijven wel geld te steken in groteprojecten. Het levert ze veel aanzien op,en als het meezit verdienen ze hun gelddubbel en dwars weer terug. Een andereoorzaak van al dat gebouw zijn de woon-wensen van de mensen. Iedereen wiltegenwoordig het liefst een huis meteen tuin, en voor elk kind een eigenkamer. En daarbij komen er steeds meereen- en tweepersoonshuishoudens.Waar vroeger een heel gezin woonde,woont nu een vrijgezel of een jong stel.Alleen al hier in Nederland moesten ertussen 1995 en 2000 800.000 nieuwewoningen bijkomen.Er is dus meer ruimte nodig om te bou-wen, maar tegelijkertijd vindt iedereendat niet ál het land gebruikt mag wor-den en dat natuurgebieden beschermdmoeten worden.
Steden kunnen dus niet onbeperkt door-groeien en moeten zo slim mogelijkomgaan met de ruimte die ze hebben.Onze gids liet onderweg wat interessan-te staaltjes zien van wat architecten ‘ver-dichting’ noemen. Het zijn creatieveoplossingen om de beschikbare grondzo goed mogelijk te gebruiken.Interessant zijn bijvoorbeeld projectenwaarbij verschillende activiteiten wor-den ondergebracht in één gebouw.Normaal gesproken hebben gebouwenmaar één functie, waardoor ze een grootdeel van de dag leeg staan – een kantoor-wijk lijkt na vijven wel een spookstad. Nuhebben architecten bedacht dat al die
Onderwerp: Groeten uit Holland! Van:“Keira” <[email protected]> Datum: Za, 16 april, 2005 12:27 am Aan:“Johnny” <[email protected]> Prioriteit: Normaal
Hi lieve Johnny,
Even een mailtje uit Europa.In een week tijd bezichtigenwe zeven steden in Europa.Nadat we in Londen warenaangekomen werden wedirect de stad door gereden,de volgende dag vertrokkenwe naar Parijs en na een tussenstop in Brussel zijn we nu in Amsterdam en heb ikeindelijk even tijd om je teschrijven.
Wat me in de Europese steden vooralopvalt zijn de bouwputten die je overaltegenkomt.Wat een gebouw, om gekvan te worden! Links en rechts verrijzennieuwe kantoren, metrostations, musea,megabioscopen, poppodia en heel veelnieuwe woonwijken. En als ze al nietdruk bezig zijn, dan zijn er wel groteplannen om zo snel mogelijk aan de slagte gaan.
We hebben een fantastische gids bij onsdie voor architect studeert en ons eralles over weet te vertellen. Het schijntgoed te gaan in Europa, vandaar al die
GALERIE LAFAYETTE, BERLIJN
JEAN NOUVEL
1993–1996
INFRABODIES, ROTTERDAM
MONOLAB
1998, NIET UITGEVOERD
Sinds de19de eeuwwordt erregelmatigeenwereldten-toonstel-ling geor-ganiseerd.Deelnemende landen
richten op deze expo-
sities een paviljoen in,
waarin ze zich van
hun beste kant laten zien. Het evenement is vaak een grote
publiekstrekker en voor het bedrijfsleven is het een kans om con-
tacten te leggen en zaken te doen.
De paviljoens – een soort visitekaartje van de deelnemende lan-
den – worden ontworpen door een spraakmakende architect uit
het betreffende land. Het is altijd een soort wedstrijd welk pavil-
joen de meeste aandacht trekt.
De Expo 2000, die in het Duitse Hannover werd georganiseerd,
richtte zich op de toekomst en had als thema ‘Mens – Natuur –
Techniek: op weg naar een nieuwe wereld'. Het Nederlandse pavil-
joen voor deze wereldtentoonstelling werd ontworpen door
MVRDV (de naam van dit architectenbureau is samengesteld uit de
eerste letters van de achternamen van de oprichters: Winy Maas,
Jacob van Rijs en Nathalie de Vries).
Natuur en bebouwing zijn in de ogen van MVRDV geen tegengestel-
de begrippen, maar vullen elkaar juist aan. ‘Vrije natuur bestaat
hier niet meer, elke vierkante meter is ontworpen en door men-
senhanden gemaakt. Het dichtbevolkte Nederland is eigenlijk één
groot kunstmatig landschap,’ zegt Winy Maas.
In het verleden heeft Nederland vaak land gewonnen door het
aanleggen van polders en droogmakerijen, maar ook in de toe-
komst zal Nederland steeds met creatieve oplossingen moeten
komen om de schaarse ruimte zo goed mogelijk te gebruiken.
MVRDV wil daarbij de bebouwing niet regelmatig over het land uit-
smeren, maar denkt dat het beter is om sommige plekken heel
dicht te bebouwen, waardoor andere plekken leeg kunnen blij-
ven. Hierdoor ontstaat een afwisselend landschap. Een van de
manieren om dit te realiseren is, volgens MVRDV, het stapelen van
functies.
Het Expo-paviljoen met als motto ‘Nederland schept ruimte’ is
een uitwerking van dat idee. MVRDV gebruikte van het beschikbare
stuk grond slechts een klein gedeelte voor een compacte toren.
In deze toren werden verschillende landschappen en activiteiten
op elkaar gestapeld: een heuvellandschap, een bos, een expositie-
zaal en op het dak windmolens voor de energielevering. Het tota-
le oppervlakte van het paviljoen is gelijk aan het beschikbare ter-
rein, alleen zijn nu de verschillende functies boven op elkaar
gezet en dat levert vrije ruimte op. Het niet gebruikte gedeelte
van het terrein werd dan ook demonstratief leeg gelaten.32
Kowloon Ommuurde StadHet dichtstbevolkte wooncomplex dat ooit heeft bestaan was Kowloon. Het wordt door archi-
tecten nog steeds gebruikt als voorbeeld van superverdichting.
Kowloon lag op de grens tussen de (toen nog) Britse kolonie Hongkong en China. De Britten en
de Chinezen konden het niet eens worden over het toezicht op dit grensgebied en zo ont-
stond een niemandsland, zonder wetten en regels. De Ommuurde Stad, zoals het werd
genoemd, werd een toevluchtsoord voor duizenden daklozen en woningzoekenden – en voor
misdadigers, die zo buiten bereik van de politie en justitie konden blijven. In de illegale woon-
wijk moesten de bewoners zelf hun voorzieningen organiseren. Elektriciteit werd afgetapt,
waterleidingen werden clandestien omgeleid, en allerlei primitieve gebouwen en woningen
werden, zonder plan of toezicht, aangebouwd. Zo ontstond een labyrint van gangen, ruimten
en pleintjes, waarin naast woningen, casino’s en bordelen ook allerlei kleine bedrijfjes zich ves-
tigden. Er was zelfs een tandartsenpraktijk in de Ommuurde Stad.
Op een gegeven moment was het bouwblok zo vol gebouwd dat er geen daglicht meer bin-
nendrong. Op een oppervlakte van 2,5 hectare (zeg maar vier voetbalvelden) stonden 300
gebouwen waarin 100.000 mensen woonden. In 1993 werd het de Chinese en de Britse rege-
ring te gortig en werd besloten Kowloon te ontruimen en af te breken.
ruimtewinst op en het verlevendigt hetsilhouet van de stad.En er kan natuurlijk ook ondergrondsgebouwd worden. Alles wat met het ver-keer te maken heeft, zoals parkeergara-ges, treinen en autowegen, kan bestonder het straatniveau gestopt worden.Het voordeel van ondergronds bouwenis dat je boven de grond meer openbareruimte overhoudt, voor bijvoorbeeldvoetgangers en fietsers.
Nou, dit was het weer even vanuitEuropa.Vanavond ga ik stappen met degids en morgen vertrekken we naarBerlijn. Ik hou je op de hoogte!
xxx Keira
verschillende functies best gemengdkunnen worden. Een kantoor kan gecom-bineerd worden met een sportschool. Enwaarom zou de parkeergarage ondereen kantoor ’s avonds niet gebruikt kun-nen worden als disco? Er worden al futuristische combinatiesbedacht als een winkeldiscowoonmuse-umparkeergarage. Dat zijn spannendegebouwen waarin dag en nacht watgebeurt en waar het licht nooit uitgaat.
Verder werden we door de gids gewezenop nog andere mogelijkheden om ruim-te te winnen. Bijvoorbeeld door bovenop het dak van een bestaand gebouween tuin of zwembad aan te leggen, ofeen paviljoen neer te zetten. Het levert
NEDERLANDS PAVILJOEN, EXPO, HANNOVER
MVRDV
2000
InterieurPlattegrondDoorsnede
Architect Norman Foster op zijn lievelings‘gebouw’
8 VLIEG ER EENS UIT!
MEGASTRUCTUREN
LUCHTHAVENS EN ANDERE GEBOUWENCOMPLEXEN
Luchthavens zijn één groot doolhof. Onvermijdelijk onderdeel van de
inrichting is dan ook de bewegwijzering: een wirwar van pijlen, stre-
pen en verlichte bordjes die de bezoekers door het complex leiden.
Het ontwerpbureau Pentagram is gespecialiseerd in het bedenken
van dergelijke systemen. Voor Stansted Airport in Londen ontwier-
pen ze de 3114 borden die de reizigers wegwijs maken.
Toen architect Norman Foster werd gevraagd wat zijn favoriete
gebouw was, noemde hij de Boeing 747. Dat lijkt een vreemde keus,
maar als de luchthaven net een stad is, dan lijken de vliegtuigen op
vliegende gebouwen. En Foster kreeg gelijk. Sinds kort heeft Boeing
een volledig vliegend kantoor met vergaderruimten over twee ver-
diepingen, telefoons en een snelle internetverbinding. 35
INTERIEUR BOEING BUSINESS JET
THE BOEING COMPANY
2005
Niemand kijkt meer op van een vakantienaar een tropisch eiland of een bezoekaan een neef in Australië. Het vliegver-keer wordt steeds drukker en de lucht-havens worden steeds groter en inge-wikkelder – het zijn bijna complete steden.Naast de vertrekhallen, wachtruimten enalles wat met het vliegverkeer te makenheeft, zijn er ook winkels, restaurants,een postkantoor, en soms zelfs een kapper. Er is wel één verschil met eenechte stad: er woont niemand op eenluchthaven, de mensen zijn er altijdonderweg.
Bij het ontwerpen van zo’n megastruc-tuur (zo worden grote gebouwen metverschillende functies genoemd) lijkt dearchitect wel een jongleur die twintigballen tegelijk in de lucht moet houden.Alle gebruikers van het complex hebbenhun eigen wensen. De één heeft eenkantoor nodig, de ander juist een werk-plaats of een mooie winkelruimte.Daarnaast moet de architect de passa-giers met hun bagage soepel door het
Je zit in een saaie ruimte metwat kunststof bankjes, tegende muur staan een paar bakkenmet plastic planten en hiereen daar is een zitje bij eenkoffieautomaat. Is dit een kantoor of is het een wachtka-mer, is het Amsterdam of benje in New York? Alle mensenlijken een andere taal te spre-ken en tonen geen enkeleinteresse voor elkaar. Ze liggente slapen of hangen wat ver-veeld rond. Is het ochtend ofzou het al avond zijn? En wel-ke dag is het eigenlijk van-daag? Als je wel eens een paaruur op een vliegveld hebtdoorgebracht, herken je ditvreemde, gedesoriënteerdegevoel vast wel.
Vliegen was nog niet zo lang geledeneen avontuur, maar tegenwoordig is hetvoor veel mensen net zo vanzelfspre-kend als reizen met de trein of de bus.
De luchthavenAls één soort gebouw bij onze tijd hoort,
dan is het wel de luchthaven, een plek waar
technologie, mobiliteit en globalisering – de
belangrijkste kenmerken van de 21ste eeuw
samenkomen. De gebouwen, de vliegtuigen
en de hele organisatie van de luchthaven zijn
een verbluffend staaltje van menselijk kun-
nen. Het hele complex is een grote efficiënte
machine, volledig gericht op het vervoeren
van personen en goederen naar alle uithoe-
ken van de wereld. Maar er is een keerzijde,
want bij het vliegverkeer horen ook geluids-
overlast, vervuiling en ongelukken.
BEWEGWIJZERING STANSTED AIRPORT, LONDEN
PENTAGRAM
1981
Grote stedenhebben eenvliegveld alstoegangs-poort tot dewereld. Maar door
milieuproblemen en
ruimtegebrek worden vliegvelden het liefst een eind buiten de
bebouwde kom gepland. Ook de luchthaven van Hongkong lag
oorspronkelijk op een schiereiland voor de stad. Maar toen het
vliegveld te klein werd voor het toegenomen luchtverkeer,
besloot de regering dat er voor de kust een kunstmatig eiland
moest worden aangelegd waarop Chek Lap Kok werd gebouwd.
Het eiland heeft een oppervlakte van ruim 20 vierkante kilometer.
Naast de enorme landingsbanen bestaat de luchthaven uit ver-
schillende gebouwen en een enorm trein- en busstation, dat via
de langste hangbrug ter wereld (lengte 30 kilometer) verbonden
is met het vasteland. Maar het meest indrukwekkend is de passa-
giersterminal, waar 50 miljoen reizigers per jaar inchecken. Deze
hal is de grootste overdekte open ruimte die ooit is gebouwd; hij
heeft een lengte van drie kilometer en is zo breed dat er zeven
Boeing 747’s vleugel aan vleugel in passen.
De architect die het hele complex heeft ontworpen is Sir Norman
Foster. Deze Engelsman wilde het vliegveld niet laten lijken op de
doorsnee luchthaven, waar passagiers vaak door tunnels en afge-
sloten ruimten bewegen en zich al snel vervreemd en verdwaald
voelen. In de terminal van Foster zijn de passagiersruimten juist
hoog en licht en bieden ze niet alleen een spectaculair uitzicht op
de vliegtuigen, maar ook op het omringende water en het vaste-
land in de verte. De reiziger ervaart het gebouw als een prettige
en heldere structuur, waarin hij eenvoudig zijn weg kan vinden.
Ook aan de buitenkant ziet het gebouw er overzichtelijk uit.
Foster wilde de verschillende functies (naast passagiersdiensten,
ook kantoren, werkplaatsen en transportfaciliteiten) in één beeld
vangen. Dat werd het enorme, gewelfde dak, dat als een kleed
over alle onderdelen is gelegd. Met die ogenschijnlijk simpele
oplossing maakte Foster het zichzelf niet gemakkelijk. Niet alleen
moesten alle activiteiten in één complex worden ondergebracht,
maar ook nog in één vorm worden gegoten. Het simpele uiterlijk
van het vliegveld is dan ook maar schijn. Foster werkte met 500
medewerkers drie jaar lang aan de plannen. Er waren 30.000 teke-
ningen nodig voor het ontwerp van het acht verdiepingen tellen-
de gebouw.
‘Het is een echte toegangspoort tot de stad: groot, statig, maar
ook licht en transparant en – het belangrijkst – vriendelijk. En hoe-
wel het het grootste vliegveld ter wereld is, is de maat van het
gebouw niet storend voor de reizigers.
Het gebouw maakt wel indruk, maar het is niet overweldigend. In
tegendeel, met zijn grote, rustige ruimten die baden in het dag-
licht biedt het gebouw een verheffende ervaring – sommigen zien
het als een “horizontale kathedraal”. Het maakt het vervoer door
de lucht tot een nieuwe sensatie,’ zegt Foster.
gebouw leiden en ze de kans bieden omflink inkopen te doen (voor veel vliegvel-den de belangrijkste bron van inkom-sten). En er moet een vlotte aansluitingzijn op verder vervoer. En dan moet hetgebouw er ook nog eens aantrekkelijkuitzien. De architect staat voor de bijnaonmogelijke opgave om al die belangenin één gebouw te verenigen.
Ondanks de inspanningen van de ont-werpers lijken de meeste vliegvelden opelkaar. De buitenkant krijgt in het ont-werp vaak weinig aandacht, want dieziet toch bijna niemand – behalve danals je aan komt vliegen. Het hele com-plex is eigenlijk één groot interieur, uit-gevoerd in glimmend aluminium, hardplastic en helder glas, en geschilderd inneutrale kleuren. Het ontwerp is er voor-
al op gericht om een efficiënte indruk temaken:‘Hier is alles onder controle –‘don’t worry, be happy.’
Misschien is alles dan wel onder contro-le, maar tegelijk is de luchthaven vaakhet decor van emotionele situaties.Mensen nemen voor korte of langere tijdafscheid van elkaar, of worden juist weerherenigd. Ze komen uitgelaten vanvakantie terug of vertrekken naar eenbegrafenis. En er is altijd die verveling enhet eindeloze wachten, met op de ach-tergrond de spanning en het gevaar vanhet vliegen. Misschien is het door dievreemde tegenstelling tussen de kale enonpersoonlijke ruimte en al die emoties,waardoor je op een luchthaven wel eenshet gevoel bekruipt: Waar ben ik? Watdoe ik hier?
CHEK LAP KOK, HONG KONG
NORMAN FOSTER
1988
36
CHEK LAP KOK, HONG KONG
NORMAN FOSTER
1988
Schiphol Airport 1934 en 2005Hoewel luchthavens naar
binnen gekeerde gebouwen
zijn, hebben ze veel invloed
op hun omgeving. Ze zijn
het knooppunt van allerlei
activiteiten die zich afspelen
in het omringende gebied.
Bedrijven vestigen zich
graag in de buurt en hebben
dan ‘de wereld onder handbereik’. En de duizenden mensen die er hun brood verdienen
wonen het liefst niet te ver van hun werk, waardoor in de omgeving nieuwe woonwijken ont-
staan.
Een dorp kan door de aanleg van een vliegveld veranderen in een wereldstad. Zo lag Schiphol
vroeger eenzaam in de polder, nu is Schiphol Airport, omringd door bedrijventerreinen,
wegen en woonwijken, een van de grootste steden in Europa.
VogelvluchtDoorsnede Interieur
9 OLLIES EN NOSESLIDES
DE INRICHTING VAN DE OPENBARE RUIMTE
STADSBEWONERS EN HUN PLEINEN
Skaten op de West-Blaak, Rotterdam
Voor een plein in
Doetinchem gaf de
gemeente opdracht
aan het architecten-
bureau NOX een
opvallend object te
ontwerpen. NOX
kwam in samenwer-
king met de kunste-
naar Q.S. Serafijn tot
een wonderlijke toren
van twaalf meter
hoog, gemaakt van
kunststof. Bij het ont-
werp van de buitenis-
sige vorm, die doet
denken aan een
omgekeerd bood-
schappennetje, speel-
de de computer een
grote rol.
Onderdeel van het
project is een website waar de bewoners een vragenlijst kunnen
invullen over hun stemming en gevoelens van die dag. De uitkomst
van de enquête wordt vertaald in een kleurenschema dat op de
toren wordt geprojecteerd – als de toren blauw is, is iedereen
tevreden, en bij rood overheersen gevoelens van angst en agressie.
De toren laat zo zien wat de overheersende emotie is en maakt op
die manier deel uit van het leven in de stad. 39
Op een zonnige zomerdagstaan in Rotterdam een vaderen zoon klaar om de middagdoor te brengen op deMaasvlakte. De auto is gepakt,de fietsen zijn achteropgebonden en het surfboard isop het imperiaal gesnoerd.Maar de Maasvlakte? Dat wastoch een industriegebied aande rand van de Rotterdamsehaven? Ja, maar de Maasvlakteis ook een uitgestrekte zand-vlakte, een kunstmatig land-schap, met tal van mogelijkhe-den voor de stadsbewoner dieer even uit wil.
‘Kom op, instappen en wegwezen.’‘Hoe is het op je werk tegenwoordig?’‘Wat een belangstelling opeens… Nou,wel goed, dank je.We zijn bezig met deinrichting van een plein in deRotterdamse binnenstad.’‘O? Vertel eens…’‘Kijk, als je door de stad loopt zie je hui-zen en gebouwen, allemaal neergezetom in te wonen, te werken of met eenandere nuttige functie. Daartussenbevinden zich de straten, de pleinen ende parken. Dat is de openbare ruimte, dievoor iedereen toegankelijk is en die jekunt gebruiken voor van alles en nogwat. Het zijn de plekken waar je afspra-ken maakt, gaat skateboarden of eenpotje voetballen met je vrienden.’‘Nou, zo leuk is het niet om op straat tespelen. Overal dat verkeer om je heen en
al die bordjes met “verboden dit” en “ver-boden dat”. Hier mag je niet skaten endaar mag je niet op het gras zitten, en alsje je lege colablikje even laat slingerenstaat er al een stadswacht naast je.’‘Ja, dat is waar. De pleinen en straten zijnbehoorlijk veranderd als je het vergelijktmet een tijdje geleden. Dat komt vooraldoor de auto. Daarmee zwerven we alseen nomade het hele land door. Kijkmaar naar ons, vorige week waren wenog in Walibi World en de AmsterdamseUitmarkt komt er al weer aan.We zijnsteeds op zoek naar de nieuwste kick enhet laatste spektakel.’‘Ik had die super-Python in de Eftelingniet willen missen, en volgende week ishet Lowlands Festival er weer.Trouwens,zou je ons dan kunnen brengen?’‘Aha, vandaar die aandacht... Nou, ikmoet er even over nadenken. Maar laat ik m’n verhaal afmaken. Het zit zo, weverleggen onze grenzen, en gebiedendie nooit die bestemming hadden wor-den nu gebruikt als openbaar domein.De stadsbewoner bedenkt steeds vakerallerlei fantastische mogelijkheden vooronooglijke terreinen die aan de rand vande stad liggen.We gaan nu relaxen op deMaasvlakte, verderop is een industriege-bied waar motorcrossers zich uitleven enals je nog een stukje doorrijdt heb je dedijken en dammen in Zeeland, waar helefamilies hun weekend doorbrengen. Envergeet de wegen niet, door al dat gereisis de snelweg misschien wel de meestgebruikte openbare ruimte.’‘En de stad?’
De openbare ruimte
wordt door de
gemeente ingericht
met straatmeubilair,
zoals lantarenpalen,
bankjes, wachthokjes
en urinoirs. Vaak heb-
ben deze objecten
een nuttige functie
en soms zijn ze enkel
bedoeld als versie-
ring, zoals beelden en
fonteinen. Het straat-
meubilair bepaalt
vaak de sfeer van de
openbare ruimte.
Voor het Duitse stadje
Landshut ontwierp het bureau Hild & Kaltwasser een prachtige abri.
Dit bushokje is opgebouwd uit stalen platen waaruit opvallende
ornamenten in de vorm van bloemen en bladeren zijn gesneden.
Door de invloed van het weer is op het metaal een dunne laag roest
ontstaan, die het hokje een mooie, oranjebruine kleur geeft. Met zijn
ornamenten en de verwering van het materiaal past het hokje per-
fect in de statige laan met zijn eeuwenoude bomen.
D-TOWER, DOETINCHEM
NOX, SAMEN MET Q.S. SERAFIJN
2004
GroepenDe samenleving bestaat uit allerlei groepen
en subcultuurtjes – van studenten en bejaar-
den tot skaters en Marokkaanse cheb's en
chebba's. Veel van die groepjes veroveren
hun eigen stukje van de stad. Als de junks zich
verzamelen in een metrostation zorgen
oudere mensen wel dat ze daar niet in de buurt
komen, en als een speelplaats is ontdekt als
skatebaan gaan moeders met kinderen een
blokje verderop zitten.
ABRI, LANDSHUT
HILD & KALTWASSER, ARCHITECTS
1997
‘Die blijft leeg achter, lijkt het wel. Als weniet oppassen zijn de pleinen en stratenstraks alleen nog gevuld met een onein-dige stroom verkeer. Op zo’n druk pleinheeft niemand iets te zoeken en kun jenatuurlijk niet spelen. En daar probeer ikop m’n werk iets aan te doen.Veel ste-den willen hun centrum weer nieuwleven inblazen met grote stedenbouw-kundige en architectonische projecten.
Maar ik denk dat de macht van de ont-werper beperkt is, hoor, uiteindelijk zijnhet altijd de bewoners die bepalen hoede ruimte wordt gebruikt.Wat wij probe-ren is het juiste decor te bouwen, maarde mensen maken het toneelstuk.’‘Precies, en ik wil dit weekend ook ietscultureels doen. Dus zou je me dan wegkunnen brengen?’‘Oké, vooruit dan maar…’
‘Een stad moet een attractie zijn,opwindend en verleidelijk,’ zegtruimtelijk ontwerper AdriaanGeuze. In de strijd om aandacht (zeg maar: om het geld)
zijn steden concurrenten van elkaar geworden. Ze doen hun best
om via gelikte reclamecampagnes toeristen en bedrijven naar
zich toe te trekken. En de kwaliteit van de openbare ruimte is
daarbij het visitekaartje.
Ook Rotterdam krijgt een facelift en belangrijke plekken in de stad
worden opnieuw ingericht. Een van die plekken is het
Schouwburgplein: een afgeleefde open ruimte in een winkelge-
bied. De opdracht om deze plek opnieuw te ontwerpen werd
gegeven aan West 8, het bureau van Geuze.
Geuze begon niet met een schets op papier, maar bedacht een
scenario: hij vroeg zich af welke gebeurtenissen en verhalen zich
op het plein zouden gaan afspelen. Hij wilde de schouwburgbe-
zoekers, voetballende kids en de peuters die in de vijver spette-
ren allemaal – en het liefst ook nog allemaal tegelijk – hun rol
laten spelen. Dit draaiboek was het uitgangspunt voor een
‘attractief ontwerp dat met een dosis humor de gebruikers uit-
daagt de ruimte in bezit te nemen en om te toveren tot een fan-
tasierijke sensatie’, zo formuleerde Geuze het.
Hoe wilde hij dat bereiken? In het ontwerp is het plein vooral leeg
gelaten, maar als je beter naar het plan kijkt wordt er een zorgvul-
dig spel gespeeld met de verlichting en de gebruikte materialen.
Het plein bestaat uit een verhoogd podium (het is eigenlijk het
dak van een ondergrondse parkeergarage), dat is voorzien van
metalen vloerplaten die op verschillende manieren zijn bewerkt
en zo steeds een andere structuur hebben. Het doet denken aan
het ijzeren dek van de schepen in de Rotterdamse haven. In de
vloer is een raster van 1200 lichtjes verwerkt, waardoor het plein
’s avonds verandert in een omgekeerde sterrenhemel. Verder val-
len de grote lichtmasten op, die als havenkranen aan de rand van
het plein staan: mooi speelgoed dat je zelf kunt besturen als je er
een muntje ingooit. Er is een waterstroompje dat uitmondt in twee
fonteinen en aan de rand staan tropische palmen waarin eek-
hoorntjes wonen. Vanaf de terrasjes aan de kant kun je ’s zomers
genieten van het spektakel dat zich op het plein afspeelt.
Dat was het beeld dat Geuze had van het plein. Maar door geldge-
brek en praktische problemen zijn niet alle onderdelen van
Geuzes plan uitgevoerd of even goed gelukt. Voor de tropische
bomen was geen geld meer en de lichtkranen zijn altijd kapot.
Maar voor de gemeente Rotterdam was het een geslaagd project.
In allerlei folders en reclamespotjes kom je het plein tegen als een
attractie van de stad. 40
Paragliders op de Maasvlakte De Maasvlakte is een industriegebied bij de Rotterdamse haven. De Rotterdammers gebruiken
dit gebied tussen de fabrieken en schepen ook voor recreatie en ontspanning.
SCHOUWBURGPLEIN, ROTTERDAM
WEST 8
1995
Flash MobsAls mensen elkaar willen ontmoeten gaan
ze de deur uit; op straat speelt zich het
openbare leven af. Maar tegenwoordig pak
je net zo gemakkelijk de telefoon of ga je
achter de computer zitten om je vrienden
te spreken. Pleinen en straten zijn nu nog
maar een onderdeel van de ingewikkelde
netwerken waarin we ons organiseren.
Een typisch eigentijdse rage waren de Flash
Mobs. Via internet werden mensen opge-
roepen om naar een bepaalde plek in de stad te komen om daar een ludieke actie uit te voe-
ren – het fotograferen van voorbijgangers bijvoorbeeld, of picknicken op een druk verkeers-
plein. De deelnemers kenden elkaar meestal niet, maar ontvingen via-via een mailtje. Zo ont-
stond voor korte tijd een spontaan netwerk, dat de straat als decor gebruikte en daarna net
zo snel weer oploste.
Detail PlattegrondDoorsnede
Anti-Globalisten
10 DUCKSTAD
HET ONTWERP VAN EEN WIJK
GLOBALISERING EN REGIONALISME
Het is 22 juli 2001. De leidersvan de acht rijkste landen terwereld zijn bij elkaar gekomenin Genua, Italië, om te pratenover economische samenwer-king. Na de conferentie staatde Amerikaanse president Bushde pers te woord: ‘Informatie,goederen en geld bewegenzich in een vrije stroom doorde westerse wereld.We levensteeds meer in een wereldzonder grenzen en dat isgoed. De globalisering brengtvrijheid, vooruitgang en eco-nomische groei voor iedereen.Ik dank u voor uw aandacht.’
Buiten zijn demonstranten in fel gevechtmet de politie (afloop: één dode).Spandoeken met ‘FUCK kapitalisme’laten zien hoe zij erover denken.‘Globalisering betekent vooral dat deAmerikanen hun ideeën aan de rest vande wereld opdringen. Het gaat hun alleenmaar om de belangen van grote bedrijvenen niet om de mensen. Alles is gericht opconsumeren en geld verdienen en er isgeen plaats meer voor wie zijn levenanders wil inrichten.We zijn uitgeleverdaan het kapitalistische systeem en verlie-zen onze identiteit,’zegt een actievoerder.
Die tegenstelling tussen globalisering enstreekgebonden identiteit vind je ookterug in de architectuur.Veel architec-tuur in de westerse wereld ziet er het-zelfde uit.Vooral kantoren, woontorensen winkelcentra in grote steden zijn vaakinwisselbaar. Het zijn gebouwen met eenglanzende gevel van glas en staal, dievolgens een beproefd recept zijn ont-worpen en met standaardonderdelen inelkaar gezet. Ze functioneren goed enzijn een commercieel succes, maar zehouden weinig rekening met hun omge-
ving of de geschiedenis van de plek waarze staan. Een kantoorgebouw in Amster-dam of Berlijn, wie ziet het verschil? Voor de anonieme ontwikkelaar die zichbezighoudt met het opzetten en finan-cieren van dit soort grote projecten, ishet geen probleem: ‘Dit is de architec-tuur van het geld en die kent geen gren-zen. Ik ben blij met de globalisering enreken maar dat de duizenden mensendie ik aan het werk houd, dat ook zijn.’
Toch heeft elke stad en streek in de loopvan eeuwen zijn eigen bouwkunst voort-gebracht.Zo’n regionale stijl wordt bepaalddoor de plaatselijke omstandighedenzoals het klimaat, de materialen die in denabijheid te vinden zijn en sociale en eco-nomische factoren. Het is architectuur dielaat zien wat bijzonder is aan een bepaal-de plaats of aan een manier van leven.In een streek waar de zon veel schijnthebben de huizen dikke muren om dewarmte buiten te houden, en de donker-rode baksteen die kenmerkend is in eenander gebied heeft te maken met deijzerhoudende klei die daar gevondenwordt. En als het de bevolking financieelgoed gaat zijn de huizen vaak rijk ver-sierd, terwijl je in armere streken eensoberder bouwkunst vindt. Lokalebouwtradities leveren een afwisselendearchitectuur en stedenbouw op die aan-sluit bij de omgeving.
Kunnen deze bouwtradities een alterna-tief bieden voor eenvormige en com-merciële architectuur? Er zijn ontwer-pers die beiden stromingen met elkaarverbinden. Ze laten zich inspireren doorde bouwkunst uit de streek, maar bij deuitvoering van hun plannen maken zewel gebruik van moderne bouwtechnie-ken en houden ze rekening met de eisendie tegenwoordig aan een gebouwgesteld worden.Voor het ontwerpen van
Dijkwoningen zijn een karakteristieke woonvorm in het Nederlandse
rivierenlandschap. Deze huizen, die op of tegen een dijk zijn
gebouwd, zijn herkenbaar aan de vaak robuuste vorm en stevige
constructie die opgewassen is tegen wind en water. Binnen de rivier-
dorpen vormen de dijkhuisjes, die als een lint langs de dijk zijn
gegroepeerd, vaak een aparte wijk.
In Papendrecht is door het architectenbureau Kingma Roorda een
cluster van zestien woningen gebouwd, waarbij de traditionele dijk-
woning als uitgangspunt is genomen. De bewoners konden een stan-
daard dijkwoning naar wens combineren en uitbreiden met moderne
elementen, zoals een glasgevel of een buitenterras. Zo is een divers
wijkje ontstaan dat een mooi voorbeeld is van traditionele architec-
tuur en stedenbouw in een eigentijds jasje.
DIJKWONINGEN, PAPENDRECHT
KINGMA ROORDA
2003
Aan de rand
van Amsterdam
ontstaan ver-
schillende
commerciële
wijken die
voornamelijk
bestaan uit
grote kantoor-
gebouwen. Het
historische
centrum van de
stad, met zijn
kwetsbare
grachtengor-
del, wordt zo
ontzien. En de
bedrijven kunnen profiteren van elkaars nabijheid en de aanwezige
verkeersvoorzieningen.
Eén van die projecten is de Zuidas. Tussen een belangrijke verkeers-
weg, een treinstation en dicht bij Schiphol wordt een nieuwe wijk
gebouwd die moet uitgroeien tot een internationale toplocatie voor
bedrijven. Om te voorkomen dat het gebied te eenzijdig wordt, krij-
gen ook allerlei woon- en recreatievoorzieningen een plaats. Maar
hoofdzaak blijven toch de werkgebouwen, die door bekende binnen-
en buitenlandse architecten worden ontworpen.
ZUIDAS, AMSTERDAM
PI DE BRUIJN (MASTERPLAN)
2004–2006
44
een serie woningen aan een dijk kan dearchitect bijvoorbeeld kijken hoe in hetverleden met die speciale omstandighe-den werd omgegaan en daar eenmoderne variant op bedenken.Voor de commerciële projectontwikke-laar ligt het anders: ‘Allemaal prachtig,maar om elk gebouw aan te passen aande lokale omstandigheden is mij te duur.Ik laat het maar bij de particuliereopdrachtgevers om dit soort incidentente bouwen. Onze tijd vraagt om goedfunctionerende gebouwen die niet teveel geld kosten en die snel en gemak-kelijk in elkaar gezet kunnen worden.’
Er is ook eigentijdse architectuur die zichhelemaal richt op het verleden. De ont-werpers van deze gebouwen halen hunvoorbeelden uit de architectuurgeschie-denis met zijn verschillende stijlen enbeproefde oplossingen. Het zijn huizendie eruitzien alsof ze honderd jaar of lan-ger geleden zijn ontworpen en alsof zedoor een ambachtelijke timmerman en
metselaar zijn opgetrokken, terwijl debouwonderdelen meestal gewoon uit defabriek komen.Veel huizenkopers vin-den deze traditionele architectuur methistorische elementen zoals zuilen, lijst-werk en een puntdak aantrekkelijk. In defolders van de makelaars worden ze aan-geprezen met wervende teksten als ‘nos-talgisch wonen in een rustieke omge-ving’ of ‘de kwaliteit van vroeger’.Bij stadsuitbreidingen in deze stijl wordtvaak gekeken naar het traditionele dorp.Zo worden de woonwijken gegroepeerdrond een centraal plein, waar zich debelangrijkste gebouwen bevinden.Verder zijn de wijken ruim en overzichte-lijk opgezet, met veel groen. Ze wordengepresenteerd als een aantrekkelijk(maar duur) alternatief voor de doorsneenieuwbouwwijk.‘Ik ruik geld. Dit is architectuur voor men-sen met een dikke portemonnee.Volgens mij is dit een nieuwe markt metbehoorlijke groeimogelijkheden,’ zegtde ontwikkelaar.
AnoniemCrazy in Love van Beyoncé stond tegelijkertijd op nummer 1 in Amerika, Zuid-Afrika en Japan.
Een nieuw model spijkerbroek dat in Frankrijk een rage wordt, ligt overmorgen bij H&M, een
Zweedse winkel in de Amsterdamse Kalverstraat. En op vakantie in Griekenland kun je bij elke
bank geld van je Nederlandse rekening opnemen. Kortom, er lijken geen grenzen meer te
bestaan. Betekent dat meer vrijheid, of valt er eigenlijk steeds minder te kiezen en gaan we
steeds meer op elkaar lijken?
Ook in de architectuur zie je overal in de wereld hetzelfde soort gebouwen opduiken. Vooral
grote anonieme kantoorcomplexen zijn inwisselbaar.
CELEBRATION
COOPER ROBERTSON & PARTNERS, ROBERT A.M. STERN
ORLANDO, CALIFORNIA, 1995
Striptekenaar en filmmaker WaltDisney had een duidelijk idee hoede wereld eruit zou moeten zien:schoon en opgeruimd. En voor iedereen een
eigen huis in een zorgvuldig aangelegde buurt, waar de mensen
elkaar kennen en rekening met elkaar houden. Als ideale bewo-
ners zag hij bemiddelde Amerikanen die van orde, rust en regel-
maat houden. Na zijn dood heeft de Disney Company dit ideaal
gerealiseerd in verschillende nieuwbouwprojecten. Celebration is
zo’n Disneyproject, gebouwd voor 20.000 bewoners. Het ligt vlak
bij het pretpark The Magic Kingdom in Californië. Het ontwerp
werd gemaakt door architecten en stedenbouwers die gespeciali-
seerd zijn in traditionele architectuur, onder wie Robert A.M. Stern.
Wie door Celebration loopt waant zich in een Amerikaans stadje
uit de 19de eeuw. In het centrum bevinden zich de gemeenschap-
pelijke voorzieningen, zoals winkels, een bank, de bioscoop en
een kerk. Daaromheen zijn de wijken gegroepeerd, die gevarieerd
zijn bebouwd en voorzien van veel groen in de openbare ruimte.
De huizen zijn ruim opgezet en hebben een tuintje voor en ach-
ter. Voor de gevels kan gekozen worden uit verschillende histori-
sche stijlen: van ‘klassiek’ met zuilen en lijstwerk, tot ‘koloniaal’
naar het voorbeeld van de eerste westerse huizen in Amerika.
‘Sommige dingen zijn zo mooi dat ze best herhaald mogen wor-
den,’ zegt Stern over het gebruik van de historische voorbeelden.
Verder is er geen hoogbouw in Celebration (het hoogste punt is
de lichtreclame van de bioscoop) en de openbare ruimte is inge-
richt voor wandelaars en fietsers. Auto’s worden buiten het zicht
gehouden in de garage die bij iedere woning hoort.
Het klinkt allemaal aantrekkelijk, maar de droom van Disney is niet
voor iedereen weggelegd. Wie in Celebration een huis wil kopen
moet goed bij kas zitten. Maar dat alleen is niet voldoende. De
toekomstige inwoner moet een commissie ervan overtuigen dat
hij zich aan de regels van het stadje zal houden. Zo is precies vast-
gelegd hoe hoog de heg mag zijn, welke planten er in de tuin zijn
toegestaan en welke kleur de gordijnen voor de ramen mogen
hebben. Verder doen de inwoners verplicht mee aan het sociale
leven met clubjes en verenigingen en is het verboden voor de
deur aan je auto te sleutelen, of om een schotel-antenne op het
dak te zetten.
Het is gemakkelijk om Celebration te bekritiseren en af te schilde-
ren als een nepwereld – de huizen lijken van hout, maar zijn van
plastic, de bevolking is zeker geen doorsnee van de Amerikaanse
bevolking en alle regels en verplichtingen laten de bewoners wei-
nig vrijheid. Maar aan de andere kant laten de architecten die voor
Disney werken een alternatief zien voor de anonieme en eentoni-
ge architectuur die je in veel nieuwbouwwijken tegenkomt.
Gevel in klassieke stijlStraatbeeld
11 STADSCHAP OF LANDSTAD
VERSTEDELIJKING EN NETWERKEN
DE STAD BARST UIT HAAR VOEGEN
Netwerk: grafische voorstelling van internet
47
Vroeger was de stad een dui-delijk afgebakend gebied. Bijhet bordje ‘Amsterdam’ veran-derde het landschap en kwa-men de eerste huizen in zicht.Het was voor iedereen her-kenbaar waar het plattelandophield en de stad begon.Als je nu door het westen vanNederland rijdt, zie je om jeheen een aaneenschakelingvan woonwijken, bedrijventer-reinen en recreatiegebieden.De bebouwing is uitgewaai-erd over de wijde omgevingen ziet er overal ongeveer het-zelfde uit. Is het een nieuwsoort landschap of een nieuwtype stad: is het een stadschapof een landstad?
Steden zijn net magneten die mensenen activiteiten aantrekken. Aan hetbegin van de vorige eeuw leefde één opde tien mensen in een stad, nu is datongeveer de helft en rond 2025 zal hettweederde van de wereldbevolking zijn.Niet alleen in Europa en Amerika, maarvooral in Azië en Afrika groeien veel ste-den in een ongekend hoog tempo.Leven in een stad heeft dan ook zijnvoordelen. Het culturele leven bruist er
met musea, bioscopen en festivals.Verder zijn er scholen en andere voorzie-ningen. En er is veel werk te vinden –tenminste, dat hopen de mensen dienaar de stad komen om er hun geluk tebeproeven. Maar veel steden zijn langza-merhand gevangen in een vicieuze cir-kel. De groei van het aantal inwonerszorgt voor meer activiteit en dat trektweer mensen aan die weer voor meerbedrijvigheid zorgen.De Egyptische hoofdstad Caïro bijvoor-beeld, had in 1975 6 miljoen inwoners.Verwacht wordt dat het er in 2015 bijna15 miljoen zijn. Het Chinese Beijing hoortook in het lijstje met snelle groeiers: van8 miljoen in 1975 naar binnenkort 20miljoen. Maar koploper is de hoofdstadvan Nigeria, Lagos, dat in dertig jaargroeide van 3 naar 25 miljoen inwoners.
Door die enorme groei is het alsof destad uit elkaar is gespat.Was ze eerst tevergelijken met een spiegelei datbestond uit een historisch centrumwaaromheen de wijken en de wegenlagen, nu lijkt de stad meer op een roereidat is uitgestrooid over een grootgebied.Verspreid rondom de oude bin-nenstad liggen nieuwe woonwijken,sportvelden, winkelcentra en evenemen-tenhallen.Tel daarbij op de bedrijventer-
We kennen de wereld als onze broekzak. Met behulp van luchtfoto-
grafie en satellieten is de laatste lege plek op de wereldkaart (een
onherbergzaam gebied in Antarctica) precies ingetekend. Maar net
nu onze atlas compleet is, is er een nieuwe ruimte ontstaan. Het ver-
binden van miljoenen computers via internet betekende de geboor-
te van cyberspace. Deze digitale ruimte kun je je voorstellen als een
oneindig informatielandschap, waar je via het computerscherm een
kijkje neemt.
Dit is een kaart van een groep onderzoekers uit Londen, die hebben
geprobeerd om het onzichtbare computernetwerk in beeld te bren-
gen. Het laat zien hoe de informatie op het world wide web met
elkaar samenhangt. De bolletjes zijn de data, de lijnen geven aan hoe
de informatie is gelinkt.
De kaarten die deze netwerken in beeld brengen hebben geen rela-
tie met de zichtbare wereld om ons heen. Ze laten een abstracte
ruimte zien, waarin plaats en afstand geen betekenis hebben.
De manier
waarop de
ruimte in
Nederland is
ingericht en
geordend, is
niet meer te
begrijpen
zonder te
kijken naar
wat er in de
andere
Europese
landen
gebeurt. De
kaarten in
de regeringsnota’s waarmee de overheid de ontwikkelingen pro-
beert te sturen, houden dan ook niet op bij de grens, maar laten zien
hoe de ontwikkelingen in Nederland samenhangen met die in
Duitsland en België. Op deze kaart uit de Vijfde Nota over de
Ruimtelijke Ordening zijn de belangrijkste stedelijke netwerken inge-
kleurd en wordt zichtbaar hoe deze zijn verbonden met stedelijke
regio’s in de landen om ons heen.
PuntstadNederland is een van de dichtstbevolkte lan-
den ter wereld en veel mensen hebben het
idee dat het land vol is. In 1995 deed Rem
Koolhaas onderzoek naar de precieze dicht-
heid van Nederland (dichtheid is het gemid-
delde aantal inwoners per vierkante kilome-
ter.) Om te laten zien dat ‘vol’ een relatief
begrip is bedacht hij Puntstad.
Puntstad heeft de dichtheid van Manhattan,
het hartje van New York. Het blijkt dan dat
alle 15 miljoen Nederlanders passen in één
megastad die Koolhaas situeert in het Groene
Hart, het beschermde natuurlandschap mid-
den in de Randstad. De rest van Nederland
wordt in dit plan één groot natuurgebied.
Als toeristische attractie laat Koolhaas de vier grote steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam
en Utrecht bestaan rond Puntstad.
De conclusie van Koolhaas is dat Nederland misschien wel dichtbevolkt is, maar dat het ook
mogelijk is om het land te zien als één grote stad met een zeer lage dichtheid.
ONTWIKKELINGSBEELD STEDELIJKE NETWERKEN
VIJFDE NOTA OVER DE RUIMTELIJKE ORDENING
MINISTERIE VAN VROM, 2002
INTERNET MAPPING PROJECT
ANDREW WOOD, RUSSELL BEALE, BOB HENDLEY
1999
reinen langs de snelweg en de recreatie-gebieden en je hebt het beeld van destad van vandaag: een niet al te dichtbebouwde, uitgestrekte omgeving zonderveel samenhang en zonder duidelijkegrenzen.In cijfers: in 1970 was ongeveer 2000vierkante kilometer van Nederlandbebouwd, 35 jaar later is dat oppervlakbijna verdubbeld. In China gaat het nogveel sneller: daar is het verstedelijktegebied in tien jaar tijd vervijfvoudigd.
Als in een gebied verschillende stedenzich op deze manier ontwikkelen, klonte-ren die langzaam samen tot een stedelij-ke regio. In Nederland is de Randstaddaarvan een voorbeeld. In het westenvan het land wordt de ruimte tussenAmsterdam, Den Haag, Rotterdam enUtrecht langzaam volgebouwd. Eigenlijkis de Randstad één grote stad met 7 mil-
joen inwoners. (Volgens sommigen zouje zelfs ons hele land als een stedelijkgebied kunnen zien; dan verandertNederland van het dichtstbevolkte landin de dunstbevolkte stad ter wereld…)
Ook in andere Europese landen groeiensteden steeds meer naar elkaar toe, zoalsin het Duitse Ruhrgebied (rondOberhausen, Duisburg en Dortmund) enin de Vlaamse Ruit (de streek tussenGent, Antwerpen, Leuven en Brussel).Deze stedelijke regio’s zijn ook weer opallerlei manieren met elkaar verbondenen zo ontstaat geleidelijk een Europesesuperstad, die loopt van Londen, via deRandstad, het Ruhrgebied en Parijs totaan Milaan: een breed uitgewaaierdemegalopolis met 50 miljoen inwoners.
Grote stedelijke gebieden wordenbij elkaar gehouden door allerleinetwerken. Dat kunnen de straten, wegen en pleinen
zijn, die ervoor zorgen dat we elkaar kunnen ontmoeten en ons
kunnen verplaatsen. Maar er zijn ook onzichtbare netwerken,
zoals internet en het mobiele telefoonnetwerk, die mensen, goe-
deren en informatie met elkaar verbinden.
Met behulp van kaarten is het mogelijk om deze verschillende
netwerken in beeld te brengen.
MUST is een ‘laboratorium voor stedenbouw’. Een van de onder-
werpen waar dit bureau zich mee bezighoudt, is de relatie tussen
netwerken en de gebouwde omgeving.
In het diagram ‘De aankoop’ laat MUST zien dat een eenvoudige
gebeurtenis, zoals de aankoop van een computer, tot stand komt
via allerlei zichtbare en onzichtbare lijntjes.
Het begint bij de Amerikaanse computerfabrikant die via een e-
mail zijn onderdelen in Seoul bestelt. Die worden vervolgens naar
het Ierse Limerick gevlogen, waar de computer in elkaar wordt
gezet. Daarna gaat de computer per schip naar Amsterdam, waar
hij in de etalage komt te staan. En als de uiteindelijke koper een
probleem heeft en de helpdesk belt, bestaat de kans dat hij wordt
doorgeschakeld naar een medewerker die in Mumbai, India zit.
De conclusie van MUST is dat bedrijven (en ook mensen) zich
steeds losser organiseren. Afstanden en geografische grenzen
spelen bijna geen rol meer, maar de toegang tot allerlei netwer-
ken is des te belangrijker geworden.
DE AANKOOP
MUST
2000
48
Nieuwe Kaart vanNederland, Randstad De Nieuwe Kaart van Nederland biedt een
overzicht van alle ruimtelijke plannen die in
Nederland tot 2015 gerealiseerd zullen wor-
den. Het geeft een indruk hoe Nederland er
over enkele jaren uitziet. Deze uitsnede van
de kaart laat zien hoe in de Randstad een
groot stedelijk gebied ontstaat: een wereld-
stad met miljoenen inwoners.
FragmentenEen verkeersknooppunt naast een landbouw-
bedrijf, met in de verte woonwijken. Zo zien
grote delen van Nederland er tegenwoordig
uit. Het stedelijk landschap van nu bestaat uit
een verzameling fragmenten die zonder veel
samenhang door elkaar liggen.
‘Blauwe banaan’Vanuit de lucht is ’s nachts de verstedelijking
van Europa goed te zien. Gevoelige satelliet-
camera’s zijn in staat om de warmte vast te
leggen die wordt uitgestoten door de woon-
en industriegebieden. Het verstedelijkte
gebied van Londen tot Milaan licht dan op als
een blauwe banaan.
Een call-center in India
12 XXL
DE TOEKOMST VAN DE STAD
KOOLHAAS VOOR BEGINNERS
Hyperbuilding, ontwerp voor een stad in een gebouw, Rem Koolhaas
Volgens veel mensen is Rem Koolhaas de meestinvloedrijke architect van onze tijd. In de architectuur-tijdschriften worden zijn projecten uitgebreid bespro-ken en als hij ergens een lezing geeft puilt de zaal uit. Hijheeft de status van een popster, hoewel dat volgenshemzelf wel meevalt:‘Iedereen kan me leren kennen, alsje me maar een opdracht geeft…’
Naast de ontwerper van spraakmakende gebouwen is Koolhaas ook schrij-ver:‘Ik zie mezelf als architect én als schrijver.’ Met zijn scherpe pen en dro-ge humor (door een criticus wel eens ‘Rem-praat’ genoemd) heeftKoolhaas het in zijn boeken vaak over de toekomst van de stad.‘Ik benervan overtuigd dat de steden en stadsuitbreidingen die nu overal terwereld worden ontworpen en gebouwd, niet langer “stad” genoemd kun-nen worden.Wat vroeger stad was, bestaat niet meer. Er zijn nog wel ste-den, maar alles wat erbij komt [...] kan niet meer als stad begrepen worden.De stad met zijn pleinen, straten en boulevards is grotendeels aan het ver-dwijnen. Er is een nieuwe situatie ontstaan...’En het onderzoek naar die nieuwe stedelijke situatie is de rode draad inKoolhaas’ werk.
Na een korte loopbaan als journalist besluit Koolhaas op zijn 24ste dat hijarchitect wil worden, hoewel hij eigenlijk twijfelt aan het nut van datberoep:‘Ik ben niet altijd architect geweest en heb niet een heilig geloof inhet beroep van de architect of het werk van de architect...’ Hij volgt eenarchitectuuropleiding in Londen en richt in 1975 met enkele collega’s hetarchitectenbureau Office for Metropolitan Architecture (OMA) op. In eersteinstantie houdt het bureau zich vooral bezig met onderzoek en krijgt hetmaar een paar kleine opdrachten.In 1978 wordt Koolhaas in één klap bekend, niet met een gebouw of eenontwerp, maar met een boek: Delirious New York. Het boek is een menge-ling van een serieuze studie en een sprookjesachtige vertelling. Koolhaasnoemde het een ‘architectuurroman’. Het gaat over de geschiedenis vanNew York, maar tegelijk wordt een verhaal verteld over het ontstaan van demoderne stad.
Er was eens een drassig schiereiland aan de oostkust vanAmerika. Daar moest uit het niets een stad worden gebouwd:Manhattan. De landmeter scherpte zijn potlood en tekende op delandkaart twaalf kaarsrechte boulevards van noord naar zuid en 155even rechte straten die van oost naar west liepen. Zo ontstond eenplattegrond met 2028 gelijke bouwblokken.
Manhattan groeide snel, hetwas een welvarende stadwaar iedereen graag wildewonen. Binnen de kortstekeren was het hele rastervolgebouwd. Maar uitbrei-ding van het grondgebiedwas niet mogelijk, omdat destad aan bijna alle kantenomsloten was door water.
Opvallend genoeg was hetde uitvinding van de lift dievoor de oplossing voor ditruimteprobleem zorgde.Door de lift werd het moge-lijk om tientallen verdiepin-gen op elkaar te stapelen,die toch gemakkelijkbereikbaar bleven. De wol-kenkrabber was geboren ende stad groeide verder, alleen nu de hoogte in. Al snel woonden ermiljoenen mensen op het kleine schiereiland.
Toen gebeurde er iets wat niemand had voorzien. Hoewel ze vanbuiten onverstoorbaar bleven, begon het binnen in de wolkenkrab-bers te borrelen en te koken. In een en hetzelfde gebouw zatenhonderden woningen, een sportcentrum, een bioscoop, een hotelen kantoren: de wolkenkrabber was een stad ín de stad geworden.Al die dicht op elkaar gestapelde activiteiten gingen elkaar beïn-vloeden en door elkaar lopen. Er ontstonden spontaan situaties engebeurtenissen die niemand had kunnen bedenken. Stel je voorwat zich tegelijkertijd allemaal in één gebouw kon afspelen: terwijlin een bioscoop op de begane grond een filmvoorstelling draait, zitin een woning daarboven een gezin aan tafel, en in de oesterbar opde achtste etage komen een naakte saunabezoeker, een bokser eneen bankbediende in pak elkaar tegen en nuttigen een hapje.
Die opeenstapeling van mogelijkheden en verleidingen, de intro-ductie van nieuwe technologie (zoals de radio en de film) en deenorme mensenmassa’s – en dat allemaal op een klein stukje land – leidde en tot nieuwe ervaringen en een nieuwe manier van leven.Dit was de geboorte van de moderne stad.
Plattegrond New York
Danstheater, Den haagDelirious New York
In een interview zegt Koolhaas over het boek:‘Ik ben in New York gefasci-neerd geraakt door hoogbouw.Wat ik interessant vind, is dat er een soortradicale scheiding bestaat tussen het uiterlijk van het gebouw en het inner-lijk en er absoluut geen verband hoeft te bestaan. De gebouwen zijn zogroot en complex geworden dat [...] het leven binnen in een voortdurendebeweging is die helemaal niets te maken heeft met de uiterlijke kalmte.’
Koolhaas wil geen papieren architect blijven, die alleen maar plannenmaakt. Met zijn bureau doet hij mee aan verschillende prijsvragen in dehoop een opdracht binnen te halen. Maar het duurt nog tot 1986 voor hijzijn eerste projecten kan uitvoeren: een woonwijk in Amsterdam-Noord enhet Danstheater in Den Haag.Na deze eerste successen krijgt OMA meer opdrachten. Het architectenbu-reau van Koolhaas groeit en wordt een broedplaats voor jonge getalen-teerde architecten uit de hele wereld, die bij elke opgave met een intelli-gent en creatief ontwerp willen komen. Er zijn weinig vaste regels binnenhet bureau en het is er vaak behoorlijk chaotisch.Wie ’s morgens op hetbureau komt kan te horen krijgen dat hij direct naar de andere kant van dewereld moet om ter plaatse een probleem op te lossen. En ontwerpen waarweken aan gewerkt is, worden zonder pardon in de prullenbak gegooid alsde oplossing uiteindelijk niet optimaal is.‘Hoe langer ik bij OMA werk, hoeminder ik eigenlijk van architectuur begrijp,’ zegt een van de medewerkers.Voorlopig hoogtepunt is het ontwerp voor Euralille, dat in 1994 wordtopgeleverd. Naast een treinstation omvat dit verkeersknooppunt in deNoord-Franse stad Lille ook winkels, appartementen, hotels, parkeerplaat-
sen, een congresruimte en een hal voor popconcerten. Het is een enormcomplex, waarvoor Koolhaas het masterplan ontwerpt.
In 1995 verschijnt het boek S,M,L,XL met een overzicht van de plannen enontwerpen die Koolhaas tot dan toe heeft gemaakt, geordend van kleinnaar groot – vandaar de titel. Het boek telt maar liefst 1334 pagina’s enbevat naast architectuurprojecten een wervelwind aan dagboekfragmen-ten, verhalen en theorieën.‘Het boek laat architectuur zien als chaotischavontuur,’ zegt Koolhaas. Het laatste hoofdstuk gaat over de toekomst vande stad. Koolhaas beschrijft hierin een somber visioen waarin de stad eenwegwerpartikel is geworden...
In de stad van de toekomst wonen 15 miljoen mensen – maarhet kunnen er ook 5 of 50 miljoen zijn. De stad ligt waarschijnlijk inAzië, maar kan, als de omstandigheden dat vragen, net zo goed ont-staan in Afrika of Amerika. Ze bestaat uit honderden, misschien welduizenden, gelijkvormige hoogbouwblokken die zich in eentonigritme eindeloos herhalen, hier en daar onderbroken door een gecul-tiveerd stukje natuur in de vorm van een pretpark of een golfbaan.Er is in deze stad geen verschil tussen het centrum en de buitenwij-ken. Alles lijkt op elkaar en elke plek is inwisselbaar voor elke andereplek. Het is een kunstmatige omgeving zonder eigenschappen, diealleen bestaat uit wat strikt noodzakelijk is.Eigenlijk functioneert deze stad heel simpel. Als ze te klein wordtbreidt ze zich gewoon uit. En als ze oud wordt breekt ze zichzelf afen begint ergens anders weer opnieuw.
Wie door deze stad loopt ervaart een trance-achtige rust en wordtoverweldigd door de enorme grootte. Er heerst een wezenlozekalmte tussen de wolkenkrabbers, die alleen van elkaar verschillendoor de vorm van de glazen gevels. De openbare ruimte wordtamper gebruikt en de straten zijn verlaten. De bewoners hebbende straat ook niet meer nodig. Het leven speelt zich af in cybers-pace; hier komen de bewoners elkaar tegen, hier doen ze hun inko-pen, hier wordt handel gedreven en informatie uitgewisseld.
Deze stad van de toekomst heeft geen identiteit en geen geschiede-nis.Ze is uit het niets ontstaan en zal net zo snel verdwijnen als de economische omstandigheden veranderen en de bevolkingwegtrekt... naar een andere stad. De stad is een tentenkampgeworden (maar dan van glas en beton) dat de wereldwijdekapitaalstromen volgt.
S,M,L,XLLuchtfoto Euralille, Lille
Stad van de toekomst...
Huis in Bordeaux
Ontwerp CCTV in Beijing
Koolhaas:‘Natuurlijk is het hele artikel over de toekomst van de stad eenbeetje ironisch bedoeld, maar toch... Omdat steeds grotere delen van onsleven zich afspelen in cyber-space worden onze gebouwen en stedensteeds minder belangrijk en ook minder duurzaam. Misschien zijn wij welde eerste generatie die geen sporen in de geschiedenis achterlaat in devorm van gebouwen en monumenten.’
Met zijn opvallende ideeën en architectuur heeft Koolhaas zijn naam nudefinitief gevestigd en de opdrachtenportefeuille van OMA is goed gevuld.Zo ontwerpt Koolhaas in het Franse Bordeaux een opvallende villa vooreen invalide uitgever, wiens kamer bestaat uit een lift waarmee hij zichvan etage naar etage door het huis kan bewegen. En hij ontwerpt het(niet uitgevoerde) Hyperbuilding. Een gebouw met een hoogte van éénkilometer, waarin 120.000 mensen kunnen wonen en werken: een-stad-in-een-gebouw.
In 1997 wordt Koolhaas gevraagd als professor aan de AmerikaanseHarvard Universiteit. Hij begint het ‘Studiecentrum voor wat eens de stadwas’, waar hij met studenten onderzoek doet naar multimiljoenenstedenals Lagos en Singapore en nog een gebied dat zich razendsnel ontwik-kelt, namelijk de delta van de Parelrivier in China. Hier lijkt te gebeurenwat Koolhaas in S,M,L,XL heeft voorspeld.Toch ziet Koolhaas dit niet alleen maar als een negatieve ontwikkeling:‘Azië is in de greep van een meedogenloos bouwproces. De maalstroomvan modernisatie vernietigt bestaande omstandigheden en creëert eennieuw soort stedelijkheid. De afwezigheid daarbij van een voorbeeld ofideaal […] creëert een uniek moment van vrijheid om nieuwe waarden tedefiniëren. Zo kun je de Parelrivier-delta ook zien als een vitrine van denieuwe Chinese politiek van openheid.’Na de verovering van Europa en Amerika is Azië de volgende uitdagingvoor Koolhaas:‘Van het westen hoef je geen visionaire gedachten meer teverwachten over de nieuwe stad; die moet je zoeken in landen als China.’Met de opening van een filiaal in Beijing laat Koolhaas de autoriteiten ziendat hij geïnteresseerd is in de grootschalige projecten die daar op stapelstaan. En met succes. In de Chinese hoofdstad wordt een nieuw zakencen-trum gebouwd met ongeveer driehonderd wolkenkrabbers. De opdrachtvoor het eerste gebouw in deze wijk (het hoofdkwartier van de Chinesestaatstelevisie) gaat naar Koolhaas.
Koolhaas heeft een scherpe, vooruitziende blik. Onderwerpen die hij in zijnboeken aansnijdt zijn vaak niet eerder opgemerkt en beschreven. En in zijnarchitectuur- en stedenbouwprojecten vind je allerlei oorspronkelijkeoplossingen die niet eerder gebruikt zijn. Aan de ene kant wil hij ‘verrassen
met het nog nooit vertoonde, het onbestaanbare, met nieuwe vergezich-ten’. Maar tegelijk weet Koolhaas dat hij met zijn werk de wereld niet kanveranderen: ‘Architectuur is een bescheiden discipline.’
Misschien moet je Koolhaas zien als een surfer die boven op de golf van degeschiedenis zijn evenwicht weet te bewaren en een kunstje doet waar-voor hij veel bewondering krijgt, maar die tegelijk weet dat hij op de loopvan de golf geen invloed kan uitoefenen.
De Parelrivier-delta is een regio aan de Chinese kustdie bestaat uit een cluster van vijf steden. Dit gebied is een ‘SpecialeEconomische Zone’, waar het communistische China experimen-teert met het westerse kapitalistische systeem. Als alles volgensplanning verloopt, zullen hier rond 2020 36 miljoen mensen wonen– op een oppervlakte zo groot als de Randstad. In een ongelooflijktempo worden woonwijken, torenhoge kantoorgebouwen, vijf-baanssnelwegen en vliegvelden gebouwd.Een van de steden in de delta is Shenzen, dat in tien jaar tijd uit hetniets is ontstaan en nu 3 miljoen inwoners telt. De stad duikt zonderaankondiging op tussen de rijstvelden en bestaat uit 900 wolken-krabbers, waarvan sommige in drie dagen tijd door een Chinesearchitect zijn ontworpen. (De doorsnee Chinese architect heeft nietveel meer nodig dan een keukentafel en een laptop en werkt der-tigmaal zo snel als zijn westerse collega’s.)
Deze nieuwe steden verschillen in alles van de traditionele stad.Ze worden vanuit het niets opgebouwd en hebben geen verleden.Ze bestaan uit een aantal gebouwen die schijnbaar geen relatie metelkaar hebben of onderdeel zijn van een groter geheel.Van een zorg-vuldig stedenbouwkundig plan is geen sprake, en of de gebouwenmooi of lelijk zijn is de laatste zorg van de opdrachtgever. Kortom,architectuur en stedenbouw spelen eigenlijk geen enkele rol meer.
Shenzen
Ontwerp stadscentrum Almere Project on the city
2012 Architecten 2012 Architecten is een klein architectenbu-
reau uit Rotterdam. Ze ontwerpen gebou-
wen, interieurs en meubels. 2012 Architecten
maakt zoveel mogelijk gebruik van afvalma-
terialen en als het mogelijk is voeren ze hun
ontwerpen zelf uit. Zo bouwden ze het
Miele Ruimtestation, een verplaatsbaar
paviljoen van wasmachineonderdelen. En
voor een schoenenwinkel in Scheveningen
maakten ze stellingen waarbij autoruiten
als kastplank werden gebruikt.
Shigeru Ban (1957, Tokio,Japan)De Japanse architect Shigeru Ban is vooral
bekend om zijn experimenten met onge-
bruikelijke bouwmaterialen als papier en
karton. Voor de overlevenden van een aard-
beving in het Japanse Kobe ontwierp hij
noodwoningen van kartonnen kokers die in
twee uur in elkaar gezet konden worden.
Ook bouwde Ban opvallende woonhuizen
zoals het Gordijnhuis in Tokio, waarbij de
gevel uit een enorme lap stof bestaat, en het
Muurloze Huis in Nagano, waarbij schuifwan-
den een flexibele indeling mogelijk maken.
Bans projecten verwijzen vaak met een knip-
oog naar de traditionele Japanse architectuur.
Santiago Calatrava (1951, Benimamet, Spanje) In het werk van de Spanjaard Santiago
Calatrava is de constructie altijd het uit-
gangspunt. Hij probeert de constructie-
onderdelen niet te verbergen, maar geeft
ze juist spannende vormen die ontleend
zijn aan de anatomie van mensen en dieren.
Zijn specialiteit is het ontwerpen van brug-
gen. Hij werd beroemd met het ontwerp
voor een brug voor de Olympische Spelen
van 1984 in Barcelona. Ook in Nederland zijn
voorbeelden van zijn werk te vinden. Hij
bouwde voor de gemeente
Haarlemmermeer een serie van drie brug-
gen: de Harp, de Citer en de Luit.
Karl Chu (1950, Birma)De van oorsprong uit Birma (het tegen-
woordige Myanmar) afkomstige Karl Chu is
architect en theoreticus. Hij woont en
werkt in Los Angeles, Californië. Als docent
is hij betrokken bij verschillende ontwerp-
opleidingen en universiteiten. Daarnaast
heeft Chu ook een eigen bureau, X Kaya, dat
zich vooral bezighoudt met onderzoek en
experimenten waarbij de computer een
belangrijke rol speelt. Chu heeft nog nooit
iets gebouwd, maar zijn werk heeft toch
veel invloed door de lezingen en de publica-
ties die hij verzorgt.
Coop Himmelb(l)auHet Weense architectencollectief Coop
Himmelb(l)au werd in 1968 opgericht door
Wolf D. Prix (1942) en Helmut Swiczinsky
(1944). Hun vroegste werk is erg experimen-
teel, zoals de Vlammende Vleugel. Deze
bestond uit een gigantische ijzeren con-
structie, bekleed met stof, die op een bin-
nenplaats in het Oostenrijkse Graz in brand
werd gestoken.
Na verloop van tijd verloren de architecten
hun wilde haren en tegenwoordig behoren
zij tot de elite van de architecten en halen
ze grote opdrachten binnen. Tot hun
belangrijkste werk behoren een paviljoen
voor het Groninger Museum, met een
gedeeltelijk glazen vloer, en de Opera in
Gunagzhou, China. Kenmerkend voor hun
ontwerpen is dat de gebouwen eruitzien of
alle onderdelen eerst uit elkaar zijn gehaald
en daarna opnieuw gemonteerd.
Mick Eekhout (1950, Den Haag) Mick Eekhout is constructeur. Hij is profes-
sor aan de Technische Universiteit in Delft,
maar heeft ook een eigen bedrijf: Octatube
Space Structures.
Eekhout is vooral geïnteresseerd in de
manier waarop architectuur die met de
computer is ontworpen, en die vaak bestaat
uit ingewikkelde gebogen vormen,
gebouwd kan worden. Hij doet daarvoor
onderzoek naar nieuwe bouwmaterialen en
constructiemethoden.
Eekhout maakt zelf geen ontwerpen, maar
werkt samen met architecten. Voorbeelden
van projecten waar hij bij betrokken was: de
Achmea-toren in Leeuwarden en de glazen
muziekzaal in de Beurs van Berlage in
Amsterdam.
Norman Foster (1935,Manchester, Engeland)De Engelse architect Norman Foster heeft
een reputatie opgebouwd met het ontwer-
pen van grootschalige stedelijke projecten.
Zo verzorgde hij de reconstructie en uit-
breiding van de Rijksdag, het belangrijkste
regeringsgebouw in Berlijn. Foster gaf het
historische gebouw een opvallende glazen
koepel. In Londen ontwierp hij de
Millenniumbrug, die de oevers van de
Theems met elkaar verbindt. Foster legt
veel nadruk op de relatie van het gebouw
met de omgeving. Zijn architectuur heeft
een hightech-uitstraling, met glimmend
staal en glas.
Frank O. Gehry (1929,Toronto, Canada) De architectuur van de Canadees Frank O.
Gehry lijkt vaak op een abstract beeldhouw-
werk. Het zijn grote gedraaide geometri-
sche volumes, bekleed met glimmend
metaal. Gehry wordt gevraagd voor culture-
le gebouwen als musea en concertzalen.
Gehry begint zijn projecten met een snelle
schets. Daarna worden verschillende
maquettes gemaakt, waarmee het plan zijn
definitieve vorm krijgt. Met behulp van de
computer worden de complexe vormen
omgezet naar platte bouwtekeningen.
Gehry bouwde onder andere het
Guggenheim Museum in Bilbao en de Walt
Disney Concert Hall in Los Angeles.
Herman Hertzberger (1932,Amsterdam)Herman Hertzberger ziet architectuur als
een ‘ruimtelijk raamwerk’. Hij wil de bewo-
ners de vrijheid geven om binnen dat raam-
werk te bepalen hoe het gebouw gebruikt
wordt. Aan het begin van zijn carrière
bestonden zijn gebouwen vaak uit gelijkvor-
mige elementen die steeds herhaald wer-
den en zo een complexe structuur vorm-
den. Hertzberger maakte daarbij gebruik
van geprefabriceerde betonelementen, die
hij onbewerkt en zichtbaar liet. Voorbeeld is
het kantoorgebouw voor Centraal Beheer in
Apeldoorn. Later ging hij ook staal toepas-
sen en werd het dak steeds belangrijker in
zijn projecten, zoals bij het Chassé Theater
in Breda.
Hertzberger ontwierp een hele reeks scho-
len waaronder het Montessori College Oost
in Amsterdam.
Hild & KaltwasserHet Hamburgse architectenbureau Hild &
Kaltwasser werd in 1992 opgericht door
Tillmann Kaltwasser (1959-1998) en Andreas
Hild (1961). Het bureau past bij elk ontwerp
de stijl van het gebouw aan, aan de omstan-
digheden waarbij de keuze van het materi-
aal en de constructiemethode altijd het uit-
gangspunt is. Soms gebruiken ze strakke
vormen die in beton worden uitgevoerd,
zoals bij het ontwerp voor een parkeergarage
in het Duitse Riem. Maar als het aansluit bij
de opdracht, gebruiken ze ook subtiele his-
torische ornamenten, zoals bij een uit stalen
platen opgetrokken bushokje in Landshut.
Meer informatie...Biografieën
2012 Architecten Shigeru Ban Karl Chu Santiago Calatrava Coop Himmelb(l)au
Mick Eekhout Norman Foster Frank O. Gehry Herman Hertzberger Hild & Kaltwasser
Toyo Ito (1941, Kyoto, Japan)De Japanse architect Toyo Ito probeert in
zijn architectuur een vorm te vinden voor
de veranderingen die nieuwe media en
technologie teweegbrengen in de wereld
om ons heen. Hij wil dat zijn gebouwen een
plek zijn waar media en mensen samenko-
men en waar de fysieke wereld en de virtu-
ele wereld in elkaar overlopen.
De geavanceerde ontwerpen van Ito zijn
vaak moeilijk uit te voeren, zodat zijn
gebouwen ook constructieve hoogstandjes
zijn. Zijn bekendste projecten zijn de Tower
of Winds in Yokohama, waarvan de gevel
’s nachts van binnenuit wordt verlicht, en
de Mediatheek in Sendai, waarin de vloeren
lijken te zweven.
Kingma Roorda architecten Klaas Kingma en Ruurd Roorda begonnen
beiden hun carrière bij OMA, het architec-
tenbureau van Rem Koolhaas. In 1989 richt-
ten ze hun eigen bureau op: Kingma
Roorda architecten. Ze willen eigenzinnige
architectuur ontwerpen die past bij de
onvoorspelbaarheid van het leven. Soms
laten ze zich daarbij leiden door traditie,
zoals bij het ontwerp voor een serie
Dijkwoningen in Papendrecht. Maar een
andere keer, zoals bij een complex in
IJsselstein ontwerpen ze bijzondere wonin-
gen met een ingenieuze en originele inde-
ling.
Rem Koolhaas (1944,Rotterdam)Rem Koolhaas is een van de belangrijkste
ontwerpers van onze tijd. Met zijn architec-
tenbureau OMA krijgt hij opdrachten in bin-
nen- en buitenland. Koolhaas ontwierp
onder meer een groot verkeersknooppunt
in de Franse stad Lille en maakte het plan
voor de herinrichting van het centrum van
Lelystad. Naast deze grootschalige en
gecompliceerde projecten krijgt hij ook
opdrachten van particulieren. Zo bouwde
hij de Villa Dall’Ava, een vrijstaand woonhuis
in Parijs dat gedeeltelijk wordt gedragen
door dunne stalen buizen.
Eerst concentreerde OMA zich op Europa
en Amerika, maar na verloop van tijd is de
aandacht van het bureau naar Azië verscho-
ven. Koolhaas kreeg de opdracht om het
hoofdkwartier van de Chinese staatstelevi-
sie te ontwerpen.
Naast architect is Koolhaas ook schrijver.
Zijn boeken, zoals Delirious New York;
S,M,L,XL en Project on the City, hebben
minstens zoveel invloed als zijn gebouwen.
Koolhaas schrijft over de geschiedenis en
de toekomst van de moderne stad.
Neil Leach (1958)Neil Leach is architect en is daarnaast actief
als schrijver en docent. Hij is een veelge-
vraagd gastspreker aan universiteiten en
architectuuropleidingen. Leach houdt zich
bezig met onderwerpen uit de architec-
tuurgeschiedenis, maar schrijft ook over de
laatste ontwikkelingen. Hij is vooral geïnte-
resseerd in de relatie tussen informatie-
technologie en de gebouwde omgeving. In
Amsterdam bouwde hij met studenten het
paviljoen Swarm Tectonics. Een gespeciali-
seerd computerprogramma hielp bij het
maken van het ontwerp en berekende ook
de constructie.
MonolabMonolab is in 1999 opgericht door architect
Jan Willem van Kuilenburg (1958). Het
bureau wil in zijn ontwerpen eenvoud
(mono) koppelen aan experiment (lab).
Monolab probeert de dynamische leefpa-
tronen van de huidige cultuur, die ertoe lei-
den dat werken, wonen en vrije tijd steeds
meer worden gemengd, te vertalen in flexi-
bele ontwerpen. Het bureau krijgt ont-
werpopdrachten van meubels tot steden-
bouwkundige projecten.
Monolab bouwde het Body House in
Rotterdam en deed met het project
Infrabodies onderzoek naar de mogelijkhe-
den van onbenutte gebieden rond ver-
keersknooppunten.
MUSTMUST is een stedenbouwkundig bureau dat
ontwerp en onderzoek combineert. MUST
wordt geleid door Robert Broesi (1969),
Pieter Jannink (1971) en Wouter Veldhuis
(1971). Het bureau werkt op verschillende
schaalniveaus. Zo ontwierpen ze stadstui-
nen in Meppel, maar maakten ook een
groot stedenbouwkundig plan voor stads-
deel Geuzenveld-Slotermeer in Amsterdam
en deden onderzoek naar de ruimtelijke en
culturele ontwikkelingen in Europa. Verder
verzorgt MUST lezingen, onderwijs, ten-
toonstellingen en workshops.
MVRDVMVRDV werd in 1991 opgericht in Rotterdam
door Winy Maas (1959), Jacob van Rijs (1964)
en Nathalie de Vries (1965). Het bureau richt
zich op architectuur, stedenbouw en land-
schapsarchitectuur. Belangrijke projecten
zijn Villa VPRO in Hilversum en een woon-
zorgcomplex (WoZoCo) voor ouderen in
Amsterdam, waarbij sommige woningen
ver over de gevel uitsteken.
Voordat MVRDV aan een ontwerp begint ver-
zamelen ze eerst zoveel mogelijk gegevens
over de opdracht en de locatie. Al dat mate-
riaal wordt verwerkt in diagrammen en sta-
tistieken. Pas als deze zogenaamde datasca-
pes zijn geanalyseerd, wordt op basis van
de conclusies een ontwerp gemaakt.
NL ArchitectsNL Architects is het architectenbureau van
Kamiel Klaasse (1967), Walter van Dijk (1962)
en Pieter Bannenberg (1959) en werd opge-
richt in 1997. De architecten hebben elkaar
leren kennen tijdens hun opleiding aan de
TU Delft.
De architecten van NL Architects vinden
hun inspiratie in gewone, alledaagse zaken.
Ze willen onvermoede aspecten van het
dagelijkse leven laten zien door onverwach-
te combinaties. Zo werd een installatiehuis-
je in Leidsche Rijn (nabij Utrecht) bekleed
met een sexy uitziende ‘huid’ van een
latexachtige kunststof. En de Basketbar
voor de Universiteit van Utrecht werd een
verrassende combinatie van een bar en een
basketbalveld.
Jean Nouvel (1945, Fumel,Frankrijk) Nouvel begon in 1975 zijn architectenbu-
reau. Het bekendste gebouw van Nouvel is
het Institute du Monde Arabe in Parijs. De
gevel van dit instituut bestaat uit vensters,
die als een sluiter van een fototoestel het
licht filteren – hoe meer licht er binnenvalt,
hoe kleiner de opening wordt.
Ook in zijn andere ontwerpen is Nouvel
gefascineerd door de werking van licht en
schaduw en de doorschijnendheid van
verschillende materialen. Zo bestaat de
buitenmuur van zijn stadhuis in Mont-
pellier uit beweegbare panelen, die in elke
stand een andere sfeer in het interieur
oproepen.
NOXArchitect Lars Spuybroek (1959) is directeur
van NOX, opgericht in 1990. Dit bureau doet
onderzoek naar de relatie tussen architec-
tuur, beeldende kunst en nieuwe media.
Spuybroek ziet architectuur niet als een
afgegrensd vakgebied, maar kijkt hoe ande-
re kunstvormen en nieuwe technologie in
de architectuur kunnen worden toegepast.
In de gebouwen die NOX, vaak met behulp
Meer informatie...Biografieën
MUST MVRDV NL Architects Jean Nouvel Lars Spuybroek
J. W. van KuilenburgNeil LeachRem KoolhaasKingma RoordaToyo Ito
van de computer, ontwerpt, lopen vloeren
en muren in elkaar over. Bekendste project
is het interactieve waterpaviljoen H2O eXPO
op het voormalige werkeiland Neeltje Jans
in Zeeland.
Kas Oosterhuis (1951,Amersfoort)Computerarchitect Kas Oosterhuis leidt een
veelzijdig bureau waarin architecten
samenwerken met beeldend kunstenaars,
webdesigners en programmeurs.
Oosterhuis beweegt zich op uiteenlopende
ontwerpterreinen: woningbouw, tentoon-
stellingspaviljoens, stedenbouw en interac-
tieve installaties.
Hij werd bekend door het Zoutwater-
paviljoen op het voormalige werkeiland
Neeltje Jans, waarin hij voor het eerst zijn
ideeën over interactieve en vloeibare archi-
tectuur kon realiseren. Verder bouwde hij
woningen in Groningen en Lelystad en ont-
wierp de paraSITE; een opblaasbare, zilver-
kleurige tent.
Marko Peljhan (1969,Sempeter, voormaligJoegoslavië) Mediakunstenaar Marko Peljhan leeft en
werkt afwisselend in Los Angeles, Riga en
Ljubljana. Peljhan is gefascineerd door
media en ruimtevaart. Zijn werk bestaat
onder andere uit de ontwikkeling van een
mobiel medialaboratorium, het Makrolab,
waarmee hij de wereld rondreist. Verder
werkt hij samen met wetenschappelijke
instituten zoals het trainingscentrum voor
kosmonauten in Moskou en was hij betrok-
ken bij de oprichting van het mediacentrum
Ljudmila in Ljubljana.
PentagramHet ontwerpbureau Pentagram werd in
1978 opgericht in Londen. Het bureau, met
vestigingen in verschillende landen, is
van alle markten thuis. Klanten kunnen er
terecht voor het ontwerp van een huis-
stijl of een bewegwijzering, tot interieurs
en architectuurprojecten. Pentagram
verzorgde onder meer de vormgeving
van het New York Times Magazine en de
bewegwijzering op Stansted Airport in
Londen.
Renzo Piano (1937, Genua,Italië)De Italiaan Renzo Piano werd beroemd met
het Centre Pompidou in Parijs, dat hij
samen met Richard Rogers ontwierp. Alle
installaties van dit museum werden aan de
buitenkant van het gebouw geplaatst zodat
de binnenruimte optimaal gebruikt kon
worden. Piano heeft in zijn ontwerpen altijd
veel aandacht voor ecologische oplossin-
gen, zoals natuurlijke ventilatiesystemen.
Piano werkt, zoals veel eigentijdse architec-
ten, op allerlei locaties in de wereld. Hij
bouwde onder andere het Kensai Airport in
Osaka, Japan, en het museum De Menil
Collection in Houston, Texas.
Álvaro Siza (1933,Matosinhos, Portugal)Siza is de belangrijkste Portugese architect
van dit moment. Hoewel hij opdrachten
krijgt op verschillende locaties in de wereld,
heeft zijn werk altijd kenmerken van lokale
bouwtradities. De gebouwen bestaan vaak
uit onregelmatige geometrische vormen
die in elkaar grijpen. De muren zijn veelal
wit, met kleine ramen – in warme landen
een bescherming tegen de zon. Naast
representatieve gebouwen, waaronder het
Serralves-museum in Porto, Portugal heeft
Siza ook veel woningbouwprojecten ver-
zorgd, zoals in de Haagse Schilderswijk. Siza
heeft daarbij altijd veel aandacht voor de
wensen van de gebruikers.
Robert A.M. Stern (1940, New York) De Amerikaanse architect Robert A.M. Stern
heeft een passie voor architectuurgeschie-
denis. Zijn huizen en stedenbouwkundige
projecten zijn een uitdrukking van zijn liefde
voor het verleden. Hij maakt geen letterlijke
kopieën van de historische architectuur,
maar wil de sfeer van een geïdealiseerd ver-
leden oproepen. Stern gebruikt wel moder-
ne bouwtechniek en -materialen om zijn
projecten uit te voeren. Hij werkte onder
andere voor de Walt Disney Company, maar
hielp ook mee aan de herinrichting van het
Times Square in New York.
UN StudioUN Studio werd in 1998 opgericht door Ben
van Berkel (1957) en Caroline Bos (1959). UN
in de naam staat voor United Network. Het
bureau is een netwerk van verschillende
specialisten op het gebied van architectuur,
infrastructuur en stedenbouw. Grote
bekendheid kreeg UN Studio met het ont-
werp voor de Erasmusbrug in Rotterdam.
De ontwerpen zijn vaak complex, met bij-
voorbeeld dubbelgekromde vlakken, zoals
het tentoonstellingspaviljoen RealSpace in
QuickTimes.
Ben van Berkel en Caroline Bos schreven
verschillende boeken, waaronder Mobile
Forces en Move.
VMXDe Engelsman Don Murphy (1965) richtte in
1995 VMX Architects op. Het bureau ver-
richtte in de eerste periode van zijn bestaan
veel onderzoek en nam deel aan prijsvra-
gen. Daarna krijgen de ontwerpers van VMX
met verschillende opdrachten de kans om
hun ideeën te realiseren.
VMX streeft ernaar om een praktische en
efficiënte oplossing te vinden voor de opga-
ve en die te vertalen in een eenvoudige,
maar herkenbare vorm. Naast een tijdelijke
fietsenstalling voor het Stationsplein in
Amsterdam, bouwde VMX het Stedelijk
Gymnasium in Den Bosch en maakte het
plannen voor de nieuwe Amsterdamse
woonwijk IJburg.
West 8Het hedendaagse landschap is voor het
grootste deel kunstmatig en door mensen
bedacht en uitgevoerd: er is geen duidelijk
verschil meer tussen natuur en bebouwing.
Dat is het uitgangspunt van West 8, het ont-
werpbureau van Adriaan Geuze (1964).
Geuze is landschapsarchitect, maar het
bureau is actief op verschillende schaal-
niveaus van tuin tot landschap, en van
architectuur tot stedenbouw. Geuze wil in
zijn projecten een decor scheppen waarin
ook het klimaat, het verkeer, de mensen en
de natuur onderdeel zijn van het ontwerp.
West 8 maakte het stedenbouwkundig plan
voor de wooneilanden Borneo en
Sporenburg in het Amsterdamse havenge-
bied en ontwierp het Schouwburgplein in
Rotterdam.
Ken Yeang (1948, Penang,Maleisië)Ken Yeang is een architect uit Maleisië die
zich na zijn opleiding in Engeland heeft
gevestigd in de Verenigde Staten. Hij is
gespecialiseerd in het ontwerpen van
milieuvriendelijke hoogbouw. Zijn wolken-
krabbers zitten vol slimme oplossingen die
zorgen voor laag energieverbruik en een
vriendelijke woon- en werkomgeving. Yeang
bouwde onder andere het hoofdkwartier
van IBM in Kuala Lumpur.
Meer informatie...Biografieën
Kas Oosterhuis Marko Peljhan Pentagram Renzo Piano Álvaro Siza
Ken YeangAdriaan GeuzeVMXUN StudioRobert A.M. Stern
Moderne architectuur in Nederland 1900–1940Wil je meer weten over de geschiedenis
van de moderne architectuur in Nederland,
dan kun je beginnen met het boek
Moderne architectuur in Nederland
1900–1940 van de Italiaan Giovanni Fanelli.
Hij bespreekt de belangrijkste architecten
en ontwikkelingen in de periode voor de
Tweede Wereldoorlog.
Honderd jaar Nederlandsearchitectuur, 1901–2000Voor de periode daarna kun je de volgende
dikke pil van de plank pakken: Honderd jaar
Nederlandse architectuur, 1901–2000:
Tendensen, Hoogtepunten, samengesteld
door Umberto Barbieri en Leen van Duin.
Aan de hand van twintig opvallende gebou-
wen laten de auteurs zien wat de belang-
rijkste stijlen en stromingen waren in de
vorige eeuw.
Architectuur in Nederland in de twintigste eeuwMag het wat beknopter, dan is Architectuur
in Nederland in de twintigste eeuw, geschre-
ven door architectuurcriticus Hans van Dijk,
een goed en gemakkelijk leesbaar overzicht.
Jaarboek Architectuur inNederlandAls samenvatting van de actuele ontwikke-
lingen verschijnt het Jaarboek Architectuur
in Nederland. Het wordt uitgegeven door
het Nederlands Architectuurinstituut en
bevat een overzicht van de mooiste en
opvallendste architectuur van dat jaar.
Verder zijn er in het Jaarboek essays te vin-
den waarin de stand van zaken wordt
besproken. De serie loopt vanaf 1987 en bij
elkaar geven de delen een goed overzicht
van de meest recente architectuurgeschie-
denis van Nederland.
Moderne architectuur sinds 1900 Wil je iets weten over de internationale
architectuurgeschiedenis, dan is Moderne
architectuur sinds 1900 van William J. Curtis
een goed begin. Het is een niet al te moeilij-
ke tekst, waarin een chronologisch over-
zicht wordt gegeven van de architectuur in
de twintigste eeuw.
Moderne architectuur: een kritische geschiedenisOok Kenneth Frampton schreef een over-
zichtswerk: Moderne architectuur: een kriti-
sche geschiedenis. Frampton beschrijft de
geschiedenis van de moderne architectuur
vooral vanuit de theorieën en ideeën van
de architecten. Dat levert een pittige tekst
op, die wel wat doorzettingsvermogen
vraagt.
Architecture NowNaast lees- en studieboeken zijn er veel uit-
gaven waarin de illustraties het belangrijkst
zijn. De Duitse uitgever Taschen geeft een
serie uit, Architecture Now, met de meest
opvallende eigentijdse architectuur, afge-
beeld met prachtige foto’s en beknopte
beschrijvingen.
Hedendaagse architectuurOok een lekker bladerboek is Hedendaagse
architectuur van Francisco Cerver, dat op
zakformaat een overzicht geeft van hon-
derden eigentijdse gebouwen.
De ArchitectDe Architect is het vakblad voor architecten
en stedenbouwers. In dit tijdschrift worden
aan de hand van een actueel thema opval-
lende architectuur en stedenbouwkundige
projecten besproken, voorzien van prachti-
ge foto’s en verhelderende tekeningen. De
ontwerpen die door de redactie worden
gekozen hebben altijd iets extra’s. Ze
maken op een opvallende manier gebruik
van nieuwe materialen of constructiemetho-
den, of bieden een oorspronkelijke oplos-
sing voor een ontwerpopgave – of ze zijn
gewoon opvallend mooi. Verder hebben
techniek en interieurarchitectuur een
belangrijke plaats in het tijdschrift en is er
een boekenrubriek waarin de belangrijkste
nieuwe uitgaven worden besproken.
VolumeVolume (voorheen Archis) is een tijdschrift
voor architectuur, stad en beeldcultuur.
Volume wil graag discussie uitlokken over
actuele onderwerpen die met architectuur en
stedenbouw te maken hebben. In elk num-
mer staat een actueel onderwerp centraal,
waarover verschillende auteurs hun mening
geven. Volume probeert de eigentijdse archi-
tectuur te plaatsen in een breder kader van
politieke en sociale ontwikkelingen.
Daarnaast bespreekt het tijdschrift de
meest spraakmakende projecten en heeft
het een rubriek waarin nieuwe boeken wor-
den gerecenseerd.
Net als bij De Architect zijn teksten niet altijd
even makkelijk, maar vaak vertellen de foto's
en illustraties al het halve verhaal.
BouwHet tijdschrift Bouw belicht de architectuur
vanuit het perspectief van de bouwpraktijk.
Het richt zich niet alleen op ontwerpers
(zoals De Architect en voorheen Archis)
maar is ook bedoeld voor opdrachtgevers,
de overheid en bouwbedrijven. Uitvoerige
documentatie over recente projecten
vormt het hart van het blad.
Daarnaast vind je in elk nummer een uitge-
breid interview met een architect, aan-
dacht voor nieuw talent, informatie over
bouwmaterialen, boeken en sites, en een
uitgebreide agenda.
OaseOase is een tijdschrift over de theorie van
de architectuur. Het gaat hierin niet zozeer
om de gebouwen, maar om het denken
over architectuur. Elke nummer heeft een
centraal onderwerp dat wordt uitgespit in
verschillende essays en achtergrondartikelen,
geschreven door auteurs uit binnen- en
buitenland. Vaak worden bepaalde ontwik-
kelingen in de architectuur belicht vanuit
de filosofie of de geschiedenis.
Nederlandse tijdschriften
Meer informatie...Boeken
Meer informatie…Tijdschriften
www.architectureweek.comAls je op de hoogte wilt blijven van interna-
tionale ontwikkelingen en actualiteiten
moet je regelmatig een bezoek brengen aan
ARCHITECTURE WEEK. Dit is een elektronisch
architectuurtijdschrift dat alleen op inter-
net verschijnt. Elke week wordt een nieuwe
editie gemaakt met het laatste nieuws over
bijvoorbeeld belangrijke opdrachten, opval-
lende gebouwen en nieuwe bouwmateria-
len. Verder zijn er reportages en achter-
grondartikelen waarin dieper op het nieuws
wordt ingegaan. Leuk zijn de forums waarin
je on line van gedachten kunt wisselen met
andere architectuurliefhebbers.
www.archi-europe.comBen je op zoek naar nog meer informatie over
architectuur op internet? Dan kun je natuurlijk
met een zoekmachine als Google aan de slag,
maar misschien heb je meer aan een bezoekje
aan ARCHIEUROPE. Op deze site zijn 150.000
links verzameld van sites die met de gebouw-
de omgeving hebben te maken. Elke site is
voorzien van een korte omschrijving zodat je
snel kunt vinden waar je naar op zoek bent.
www.greatstructures.infoZoek je een overzicht van de meest specta-
culaire eigentijdse architectuur, kijk dan
eens op GREAT STRUCTURES. Hier vind je
informatie over de grootste, de hoogste en
ingewikkeldste bouwwerken. De samenstel-
lers hebben niet alleen ‘mooie’ gebouwen
uitgekozen, maar ook hangars, bruggen en
fabriekshallen – als het maar groot en hoog
is. In de tekst wordt uitgelegd hoe deze
enorme constructies in elkaar zitten.
www.greatbuildings.comDe site GREAT BUILDINGS ONLINE laat hon-
derden opvallende architectuurprojecten
zien. Van elk gebouw zijn foto’s, tekeningen
en plattegronden te vinden en ook over de
architecten wordt in het kort iets verteld.
Van enkele projecten kun je een 3D-model
op het scherm toveren. Daarmee is het
mogelijk om het project van alle kanten te
bekijken en je door het interieur te bewegen.
www.members.riba.org/library/rlinks.htmEen handige overzicht van de betere archi-
tectuursites wordt bijgehouden door de
RIBA (de Royal Institute of British
Architects). De lijst ziet er saai uit, maar als
je iets meer wilt weten over een onder-
werp vind je hier zeker de goede links.
www.spacesoup.nlSPACESOUP is een on-line-lesprogramma
over vormgeving en architectuur voor leer-
lingen die het vak culturele en kunstzinnige
vormgeving (CKV) volgen Aan de hand van
een stappenplan laat de site zien hoe je zelf
een ontwerp kunt maken. Er zijn video’s en
een beeldbank voor de nodige inspiratie en
je kunt op Spacesoup een dossier aanleg-
gen waarin je je werk bewaart.
www.archined.nlDe beste Nederlandse architectuursite
is ARCHINED. Op Archined vind je het
laatste nieuws over architectuur en
stedenbouw, recensies van nieuwe archi-
tectuurboeken, verslagen van lezingen
en natuurlijk informatie over de nieuwste
gebouwen.
En vergeet de societypagina niet – de rod-
delrubriek voor architecten.
www.arki.nuEen architectuursite speciaal voor jongeren,
is ARKI.NU. De naam is een samentrekking
van ‘architectuur’ en ‘kinderen’.
De site geeft een kort overzicht van de
geschiedenis van de architectuur aan
de hand van tientallen bijzondere gebou-
wen. Verder kun je je droomhuis ontwerpen
en is er een agenda met activiteiten en
tentoonstellingen. En enkele bekende
architecten vertellen over hun lievelings-
gebouw.
El CroquisEen belangrijk internationaal architectuur-
tijdschrift is het Spaanse El Croquis. Dit tijd-
schrift lijkt af en toe meer op een boek, zo
omvangrijk is het. Het laat in elk nummer
uitgebreid het werk zien van één bekende
architect. Zo zijn er nummers over Toyo Ito,
Rem Koolhaas en MVRDV.
Architecture d’Aujourd’hui Het Franse l’Architecture d’Aujourd’hui
heeft een andere opzet. In dit architectuur-
tijdschrift staat steeds een thema centraal
en worden de meest in het oog springende
gebouwen getoond die daarop aansluiten.
CasabellaOok het Italiaanse Casabella gaat op deze
manier te werk. In elk nummer wordt geko-
zen om, rond een bepaald onderwerp, het
werk van verschillende architecten te laten
zien. Verder is in Casabella ook plaats voor
artikelen over de geschiedenis van de
moderne architectuur.
Andere buitenlandse tijdschriften richten
zich vooral op het presenteren van de
nieuwste en meest in het oog springende
gebouwen.
GA Houses en GA DocumentGlobal Architecture is een Japanse
uitgever van verschillende architectuur-
bladen, zoals GA Houses en GA Document.
Het zijn schitterende architectuurtijd-
schriften waarin recente projecten uit-
gebreid staan besproken. Vooral het foto-
materiaal is opvallend.
De uitgever heeft eigen fotografen die
de wereld rondreizen om de projecten vast
te leggen.
BauweltHet Duitse Bauwelt verschijnt wekelijks
en volgt de internationale ontwikke-
lingen op de voet. Als ergens een nieuw
project wordt opgeleverd is dit tijdschrift er
vaak als eerste bij om het te publiceren.
Buitenlandse tijdschriften
Meer informatie...Tijdschriften
Meer informatie...Op het web
BronnenSpin in het web'OMA@WORK a+u 1972-2000.’ In: Architecture
and Urbanism; special issue May 2000.
Theo van der Voort & Herman van Wegen:
Architectuur en Gebruikswaarde.
Delft, 2000.
Klodders en kreukelsJ. Fiona Ragheb: Frank Gehry, Architect.
New York, 2001.
James Steel: Architecture and Computers.
Londen, 2001.
Zappi verovert de wereldMick Eekhout: Architecture and Building
Technology. Delft, zonder jaar.
Toyo Ito: Sendai Mediatheque.
Barcelona, 2003.
Slimme gebouwenIne ter Borch: Skins for Buildings.
Amsterdam, 2004.
Peter Buchanan: Renzo Piano Building
Workshop: Complete Works. Londen, 2000.
Ed Melet: Duurzame architectuur.
Rotterdam, 1999.
Als de dag van morgenEuginia Bell: Shigeru Ban. Londen, 2001.
Terence Riley: The Un-Private House. New
York, 1999.
Altijd nuttig!Stef van der Gaag: Vademecum bedrijven-
terreinen. Rotterdam, 2004.
Floortje Louter: Parkeren op niveau.
Bussum, 2005.
Winkeldiscowoonmuseum-parkeergarageDubbel Grondgebruik. Amsterdam, 2000.
Ernst von Meijenfelt: Verborgen ruimte.
Blaricum, 2002.
Vlieg er eens uit!David Pascoe: Airspaces. Londen, 2001
Martin Pawley: Norman Foster.
Londen, 1999.
Ollies en NoseslidesHaico Breuker & Marion Pothoff:
Stedelijke openbare ruimte.
Amstelveen, 1992.
Maarten Haijer & Arnold Reijndorp: Op zoek
naar een nieuw publiek domein.
Rotterdam, 2001.
DuckstadKenneth Frampton: Modern Architecture.
Londen, 1980.
Peter Katz: New Urbanism. New York, 1994.
Piet Vollaard & Paul Groenendijk: Bouwen in
de regio. Rotterdam, 1992.
Stadschap of landstadRobert Broesi: Euroscapes. Amsterdam, 2003.
Luuk Boelens: Nederland, netwerkenland.
Rotterdam, 2000.
XXLRem Koolhaas: Delirious New York.
Rotterdam, 1978.
Rem Koolhaas. S,M,L,XL. Rotterdam, 1995.
Rem Koolhaas. Project on the City.
Cambridge, 2001.
ARCAM
Meer informatie...Musea en centra
NAi
ArchitectuurcentraIn verschillende Nederlandse steden kun je
een architectuurcentrum vinden. Deze
organiseren tentoonstellingen en lezingen
over onderwerpen die actueel zijn voor die
stad of streek en ze bieden lokale architec-
ten de gelegenheid om hun werk te laten
zien. In Amsterdam is bijvoorbeeld het
architectuurcentrum ARCAM te vinden, dat
de gebeurtenissen in de hoofdstad op de
voet volgt. Andere architectuurcentra zijn
Aorta in Utrecht, abc Architectuurcentrum
in Haarlem en Casla in Almere.
ARCAM
Prins Hendrikkade 600
1011 VX Amsterdam
www.arcam.nl
NederlandsArchitectuurinstituutIn Rotterdam vind je het Nederlandse
Architectuurinstituut. Het NAi volgt zowel
de nationale als internationale ontwikkelin-
gen op het gebied van architectuur en ste-
denbouw. Het instituut organiseert ten-
toonstellingen, lezingen en andere activi-
teiten, voornamelijk over de periode van
1880 tot heden.
Daarnaast beheert het NAi de archieven van
de belangrijkste architecten uit deze perio-
de. Er is een uitgebreide bibliotheek en er
worden regelmatig activiteiten voor jonge-
ren georganiseerd.
NAi
Museumpark 25
3015 CB Rotterdam
www.nai.nl/nl/educatie
Stichting Bouwen in de BeursDe Stichting Bouwen in de Beurs organiseert
verschillende activiteiten voor kinderen op
het gebied van architectuur. Zo komen er
elk jaar in november ruim 500 kinderen naar
de Beurs van Berlage in Amsterdam om een
model te bouwen van hun droomwoon-
plek. Je kunt dan met verschillende mate-
rialen aan de slag en er zijn architecten die
je helpen om je maquette uit te voeren.
Daarnaast organiseert de stichting ook de
Kinder Architectuur Prijs. Deze prijs wordt
door kinderen toegekend aan het gebouw
dat zij het mooiste, beste of meest opval-
lend vinden.
Stichting BidB
www.bouwenindebeurs.nl
Bouwen in de beurs
omslagfoto: Renzo Piano Building Workshop/Dennis Gilbert
omslagfoto achterzijde: Peter Dellenbag
p. 4 foto: Google Earth
p. 6 foto: Peter Dellenbag
p. 7 grafiek: MVRDV; schets: Coop Himmelb(l)au;
foto: Gerald Zugmann
p. 8 schets: Herman Herzberger; tekeningen en foto (links):
Architectuurstudio Herman Herzberger; foto (rechts):
Duccio Malagamba
p. 9 foto's: Hans Werlemann
p. 10 beeld: X Kaya
p. 11 beeld (linksboven) X Kaya; foto (rechtsboven) Jeroen
van Mechelen, EXP. architects; beeld (rechtsonder): X Kaya
p. 12 foto: West 8; screendump: Monolab Architects; teke-
ning: Gehry Partners
p. 13 foto: Jeff Goldberg/Esto; schets, maquette en teke-
ning: Gehry Partners
p. 14 foto: Hans Krüse/Glass & Transparency Research
Group/Dpt. of Building Technology, TU Delft
p. 15 foto (links): Hans Krüse/Glass & Transparency
Research Group/Dpt. of Building Technology, TU Delft;
foto (boven): Alan Karchmer/Esto; foto (onder): Duccio
Malagamba
p. 16 foto: AFP/ANP; tekening: Veltman Bouwkundig
Ontwerp- en Tekenburo
p. 17 foto's: Hiro Sakaguchi; tekeningen: Toyo Ito &
Associates
p. 18 foto: the Image Bank
p. 19 tekening: www.smartarch.nl; foto (boven):
T.R. Hamzah & Yeang; foto (onder): 2012 architecten
p. 20 foto (linksonder): Kees Hummel; foto's (rechtsboven
en linksonder): Renzo Piano Building Workshop/Christian
Richters
p. 21 tekeningen: Renzo Piano Building Workshop;
foto's Renzo Piano Building Workshop/Christian Richters
p. 22 foto: Michael van Oosten Fotografie/Living
Tomorrow;
p. 23 foto (links): Simon Smithson; foto (rechtsboven):
Ljubljana Digital Media Lab; foto (rechtsonder) Michael van
Oosten Fotografie/Living Tomorrow
p. 24 afbeelding (linksboven): www.icepick.com ;
foto (rechtsonder): Hiroyuki Hirai
p. 25 foto's: Hiroyuki Hirai; tekening: Shigeru Ban
Architects
p. 26 foto: Teake Bouma
p. 27 foto (links): Kaap3 ontwerpbureau ;
foto (rechtsboven): NL Architects; foto (rechtsonder): ONL
p. 28 foto (linksonder): Siebe Swart/Hollandse Hoogte
p. 29 foto's en tekening: VMX Architects
p. 30 foto: Peter Cox
p. 31 foto (rechtsboven): Philippe Ruault;
beeld (rechtsonder): Monolab Architects
p. 32 foto's (links): Ian Lambot; foto (rechtsboven):
Rob 't Hart
p. 33 foto's: Rob 't Hart; tekeningen: MVRDV
p. 34 foto: BBC Television
p. 35 foto (midden): Barbara Wartenbergh;
foto (rechtsboven): Pentagram Design;
foto (rechtsonder): The Boeing Company
p. 36 foto (boven): DIV Gemeente Amstelveen;
foto (midden): Aerophoto
p. 37 tekeningen: Foster and Partners;
foto's: Dennis Gilbert/View Pictures
p. 38 foto: Peter Hilz/Hollandse Hoogte
p. 39 foto (linksonder): Bert Verhoeff/Hollandse Hoogte;
foto (rechtsboven): Hild und K Architekten/Michael
Heinrich; foto (rechtsonder): Lars Spuybroek
p. 40 foto (linksboven): neos.nl; foto (linksonder):
www.myflight.hu/Zsuzsa Ákos; foto (rechtsboven) West
8/Jeroen Musch;
p. 41 foto: West 8/Jeroen Musch; tekeningen: West 8
p. 42 foto: Marco Okhuizen/ ANP
p. 43 foto (linksonder): Ari Versluis & Ellie Uyttenbroek;
foto (rechtsboven): CIIID Architectural Presentations;
foto (rechtsonder): René de Wit
p. 44 foto (boven): Ari Versluis & Ellie Uyttenbroek
p. 45 foto's: Camera Press/Hollandse Hoogte
p. 46 afbeelding: CAIDA/Young Hyun
p. 47 tekening: OMA; afbeelding: Internet Mapping
Project/Andrew Wood, Nick Drew, Russell Beale, Bob
Hendly; kaart (rechtsonder): VROM/Directoraat-Generaal
Ruimte
p.48 foto (linksboven): Pandion/Peter van Bolhuis; foto
(linksmidden): De Nieuwe Kaart van Nederland ; kaart
(linksonder): NASA GSFC Scientific Visualization Studio;
foto (rechts): Sherwin Crasto/Reuters
p. 49 afbeelding: Must Stedebouw
p. 50 foto: OMA
p. 51 foto (midden): Hans Werlemann
p. 52 foto (linksonder): OMA
p. 53 foto: Hans Werlemann
p. 54 foto: OMA
p. 55 foto (linksonder): Hans Werlemann
p. 56-57 foto: Dynamic City Foundation
p. 58-60 portretfoto's. 2012: 2012 Architecten; Shigeru Ban:
foto Shigeru Ban Architects; Santiago Calatrava:
foto Suzanne DeChillo/The New York Times; Karl Chu:
X Kaya; Coop Himmelb(l)au: foto Aleksandra Pawloff; Mick
Eekhout: foto Octatube; Sir Norman Foster: foto DCPAF;
Frank O'Gehry: foto Gehry Partners; Herman Herzberger:
foto Harry Noback; Hild und K Architekten: foto Andreas
Hild; Toyo Ito: foto Toyo Ito & Associates; Rem Koolhaas:
foto Sanne Peper; Neil Leach: Jeroen van Mechelen, EXP.
Architects; NL Architects: foto NL Architects; Monolab:
foto Monolab Architects; MUST: foto MUST; MVRDV:
foto Rob 't Hart; Álvaro Siza: foto Álvaro Siza, architect;
Lars Spuybroek: foto NOX; UN Studio: foto UN Studio;
Kas Oosterhuis: www.e-architekt.cz, Marko Peljhan:
foto Solomonovi Seminarji, Pentagram: foto Pentagram
Design, Robert A.M Stern: foto Robert A.M. Stern
Architects, VMX: foto VMX; West 8: foto West 8; Ken Yeang:
foto T.R.Hamzah & Yeang
p. 63 foto (links): www.nai.nl; foto (midden) Stichting
Bouwen in de Beurs; foto (rechts) www.archined.nl
ColofonDeze uitgave kwam tot stand dankzij een bijdrage van het
Stimuleringsfonds voor Architectuur en een
Bemiddelaarssubsidie van het Fonds voor beeldende kun-
sten, vormgeving en bouwkunst, Amsterdam.
Kijk voor meer informatie over de kinder- en jeugdboeken van de Gottmer Uitgevers Groep opwww.gottmer.nl
© 2005 tekst Klaas de Jong
© 2005 voor deze uitgave: Uitgeverij J.H. Gottmer /
H.J.W. Becht BV, Postbus 317, 2000 AH Haarlem
(e-mail: [email protected])
Uitgeverij J.H. Gottmer / H.J.W. Becht BV is onderdeel van de
Gottmer Uitgevers Groep BV
Voor de rechten op de diverse afbeeldingen zie de illustratie-
verantwoording op blz. 63
Illustratie omslag: Renzo Piano Buiding Workshop,
Kensai International Airport Terminal
Vormgeving omslag en binnenwerk:
Anton Feddema, Amsterdam
Fotografie structuren: Peter Dellenbag, Amsterdam
Beeldredactie: Marja van der Burgh, Rotterdam
Redactionele adviezen: Arthur Wortmann, Rotterdam
Druk en afwerking: Proost N.V., Turnhout
Met dank aan: Mirjam, Esmee, Abel
ISBN 90 257 3808 7 / NUR 247
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde
uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveel-
voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens-
bestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige
wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
opnamen of op een andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het
maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uit-
gave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912
dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060,
2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen
van gedeelte(n) uit deze uitgaven in bloemlezingen, readers
en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912)
kan men zich wenden tot de Stichting pro (Stichting
Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060,
2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
Illustratieverantwoording
Voor Hilde die in een moeilijke periode steeds dapper
en optimistisch bleef
De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden te achterhalen. Wie evenwel meent nog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen.
Top Related