Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: V
oo
raf
1
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Eindrapportage van de pilot
Definitief, Maart 2016
RINGadvies
Baggerbedrijf de Boer B.V. / Dutch Dredging B.V.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: V
oo
raf
2
Inhoud Vooraf ...................................................................................................................................................... 3
1 Inleiding .......................................................................................................................................... 3
1a Eindverslag van de pilot ............................................................................................................. 3
1b Achtergrond van de praktijkproef .............................................................................................. 3
1c Doel ............................................................................................................................................ 4
1d Projectvoorbereiding.................................................................................................................. 4
2 Projectuitvoering ............................................................................................................................ 6
2a Planning en voortgang ............................................................................................................... 6
2b Baggeren en transport ............................................................................................................... 6
2c Monstername ............................................................................................................................. 7
2d Publiciteit.................................................................................................................................... 7
3 Onderzoeksopzet ............................................................................................................................ 9
3a Deelnemende agrariërs .............................................................................................................. 9
3b Testvlakken ..................................................................................................................................... 9
3c Toegepast slib ................................................................................................................................. 9
4 Ervaringen en resultaten .............................................................................................................. 11
4a Vergunningverlening ................................................................................................................ 11
4b Transport, opslag en verspreiden van slib ............................................................................... 11
4c Resultaten metingen bij grasland............................................................................................. 13
4d Resultaten analyses bieten ...................................................................................................... 15
4e Ervaringen agrariërs ................................................................................................................. 20
5 Bodemparameters ........................................................................................................................ 22
6 Stoffenbalans zout ........................................................................................................................ 24
6a Zoutgehalten in bieten ............................................................................................................. 24
6b De balans .................................................................................................................................. 25
7 Samenvatting en conclusies ......................................................................................................... 26
Bijlagen .................................................................................................................................................. 27
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: V
oo
raf
3
Vooraf Voor u ligt de eindrapportage van de pilot “Waddenslib voor zandgrond verbetering”, een praktijkproef
uitgevoerd van 1 januari 2015 tot 1 januari 2016. Dit eindrapport is in feite de formele afronding van de eerste
pilot voor het toepassen van slib uit de havens van Groningen Seaports voor verbetering van de zandgronden.
Deze pilot is vooral praktisch ingestoken; klopt het theoretisch kader in de praktijk en welke uitdagingen komen
we in deze praktijk tegen. Sommige van deze uitdagingen zijn onderweg al “opgelost”, andere uitdagingen
kondigen zich aan als gedacht wordt aan (lichte) schaalvergroting. Wat u niet aantreft in dit eindverslag is een
beschouwing over een vervolg waarin een eerste aanzet wordt gemaakt tot deze schaalvergroting. Dit is reeds
verder uitgewerkt tot een separaat projectvoorstel.
De uitvoering van deze pilot was niet mogelijk geweest zonder de medewerking en kennisinbreng van de
Omgevingsdienst Groningen, Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe, Waterschap Hunze en Aa's en de
Suikerunie. Financieel is de uitvoering van dit project mogelijk gemaakt door LTO projectenfonds,
Rijkswaterstaat, de Provincie Groningen en de deelnemende projectuitvoerders.
1 Inleiding
1a Aanleiding van de pilot Op 24 april 2014 heeft Groningen Seaports een werksessie gerealiseerd om na te denken over bestemmingen
voor het baggerslib uit de havens. In die werksessie is de landbouw als mogelijk kansrijke toepassing naar voren
gekomen. In het vervolg hierop hebben de initiatiefnemers voor onderzoek naar landbouwkundige verbetering
in de Veenkoloniën (RINGadvies en de Biogeoloog) en de initiatiefnemer voor onderzoek naar kansrijke
toepassing van zout waddenslib (Groningen Seaports) eind 2014 het pilotproject “Waddenslib voor
zandgrondverbetering” geformuleerd. Voor de juiste baggertechnieken en het transport hebben Smals
Dredging en Baggerbedrijf de Boer zich bij het initiatief aangesloten.
Dit rapport is een verslag van de ervaringen die in deze pilot zijn opgedaan. In het rapport worden
achtereenvolgens de doelen van de pilot geformuleerd, wordt de planning van de werkzaamheden
weergegeven en worden de gegevens die zijn verzameld gepresenteerd.
1b Achtergrond van de praktijkproef Groningen Seaports voert in haar zeehavens onderhoudsbaggerwerkzaamheden uit om deze veilig en
bereikbaar te houden. Slib afkomstig uit zee komt met de vloedstroom naar binnen en bezinkt door de lagere
stroomsnelheid op natuurlijke wijze in de havens. Het slib dat vrijkomt bij de baggerwerkzaamheden wordt
verspreid op door de overheid goedgekeurde vastgestelde verspreidingslocaties in de Waddenzee en het
Eemsestuarium. Hoewel slib een belangrijke voedingsbodem is voor veel planten en dieren in de Waddenzee,
zorgt te veel zwevend slib voor vertroebeling en dichtslibbing en voor een verminderd functioneren van het
ecologisch systeem. De nieuwe inzichten zijn dat het aandeel zwevend slib sterk moet worden verlaagd. Het
minder of niet meer verspreiden van slib in het estuarium en de Waddenzee kan hieraan bijdragen. Daarom
wordt door Groningen Seaports actief gezocht naar grootschalige kansrijke toepassingen die economisch
haalbaar zijn. De eerder genoemde werksessie van 24 april 2014 maakt onderdeel uit van deze actieve
zoektocht.
Baggerslib bestaat voor een groot deel uit kleideeltjes, welke van nature bijdragen aan bodemvruchtbaarheid.
Een toepassing in de landbouw is om deze reden als mogelijk kansrijk naar voren gekomen. Dit was de basis
voor een samenwerking en opzetten van de praktijkproef om de kansrijkheid van zout baggerslib op zandgrond
in de praktijk te kunnen toetsen.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 1
In
leid
ing
4
1c Doel Het doel, zoals omschreven in het projectvoorstel, van de pilot is:
Vaststellen of de toepassing van zout waddenslib op dalgronden een positief effect kan hebben op
de productie van landbouwgewassen.
Daarbij zijn de volgende subvragen en -doelen geformuleerd:
1. Wat is de invloed op (toekomstige) bodemvruchtbaarheid, beschikbaarheid van voedingsstoffen en
sporenelementen, gewasopbrengst en gewaskwaliteit?
2. Een beeld krijgen van de juiste baggertechniek, teneinde het zoutgehalte te minimaliseren, en hoe
rijping van de klei bijdraagt aan de toepasbaarheid.
3. Onderzoeken bij welke hoeveelheden slib de natrium- en chloridegehalten een positieve uitwerking
hebben op de gewassen.
De praktijkproef is de eerste fase, waarin duidelijk moet worden of landbouwgewassen daadwerkelijk baat
hebben en geen schade ondervinden bij de toepassing van zout slib als bodemverbeteraar. Bij een positieve
eerste indruk kan een en ander in een latere fase van het onderzoek in verder detail worden onderzocht en
uitgewerkt. De praktijkproef liep van 1 januari 2015 tot 1 januari 2016.
1d Projectvoorbereiding Tijdens de projectvoorbereiding is in de verkenningsfase (november 2014 - februari 2015) de haalbaarheid van
de uitvoering van de praktijkproef onderzocht met de onderwerpen:
1. Technische (on)mogelijkheden
2. Borging van de kwaliteit
3. Wet- en regelgeving
4. Deelnamebereidheid agrariërs
5. Begroting en Financiering
6. Communicatie
Ad 1.
Een zeer belangrijke factor voor de haalbaarheid van het project was of er überhaupt potentie is, vanwege het
zoutgehalte, om het slib voor landbouw te kunnen aanwenden. Er is gezocht naar gewassen met een
natuurlijke tolerantie voor zout en er is uitgerekend welke hoeveelheden maximaal kunnen worden
opgebracht. Daarbij is een veilige marge aangehouden om in de proef toe te passen. Bieten en grasland zijn de
meest zouttolerante gewassen.
Ad 2.
De bemonstering en analyses van alle baggervakken was recent uitgevoerd door Groningen Seaports (Antea
Group, najaar 2014). Deze zijn doorgelopen op milieuhygiënische kwaliteit, zoutgehalte, het aandeel lutum
(kleideeltjes) en het gehalte organische stof. Er is een eerste beoordeling uitgevoerd of het materiaal kan
voldoen aan diverse wet- en regelgeving om voor landbouwkundige toepassing te kunnen aanwenden. Inzet is
dat er geen enkele twijfel mag bestaan over de kwaliteit van de bagger die wordt aangeleverd. Waddenslib dat
in deze pilot wordt opgebracht moet minimaal dezelfde kwaliteit hebben als de bodem waar het wordt
opgebracht, zodat er nooit een verslechtering ontstaat. Het slib uit de Beatrixhaven in de Eemshaven kwam als
meest geschikt naar voren: de kwaliteit voldeed op alle punten aan alle relevante wet- en regelgeving en het
lutumgehalte was relatief hoog. Nagegaan is of na de bemonstering en analyses op deze plaats zich nog milieu-
incidenten hebben voorgedaan. Dat was niet het geval. Uit dit vak is het materiaal gebaggerd.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 1
In
leid
ing
5
Na het baggeren is op verzoek van de vergunningverlenende instanties aanvullende bemonstering en analyse
uitgevoerd voor het materiaal op transport is gegaan.
Ad 3.
In januari is een deskundig adviesbureau ingeschakeld (Bonekamp Advies) om op basis van de informatie over
het slib en het overzicht van proefveldlocaties de toestemmingen van vergunningverlenende instanties te
verkrijgen.
Er is op 2 februari 2015 overleg gevoerd met bevoegde gezagen over vergunningen en ontheffingen om de
praktijkproef soepel te kunnen laten verlopen. Hierbij waren 9 specialisten betrokken van Omgevingsdienst
Groningen, Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe en Waterschap Hunze en Aa’s. Naar aanleiding van dit overleg
is een addendum opgesteld voor de vergunningverlenende instanties, waarin de kwaliteit van het slib en de
milieuhygiënische aspecten aanvullend zijn toegelicht en gedetailleerd antwoord is gegeven op alle vragen. Als
extra borging dat geen verslechtering van de ontvangende bodems mag plaatsvinden zijn aanvullende
bemonstering, analyses en onderzoeken uitgevoerd van zowel het slib, als de ontvangende bodems. Het
addendum is opgenomen in de bijlage 6 bij dit rapport. Bovendien werd het belangrijk geacht dat in de
verslaggeving een stoffenbalans zou worden opgesteld, voor met name de stof chloride. Zie daarvoor
hoofdstuk 5.
Ad 4.
Vijf agrariërs waren geïnteresseerd om deel te nemen in de pilot.
Ad 5.
Voor het project zijn bijdragen toegezegd van:
Provincie Groningen: € 30.000,-
Rijkswaterstaat: € 30.000,-
LTO projectenfonds € 6.050,-
De uitvoerende partijen besloten om zelf minimaal € 40.800,- bij te dragen, hierdoor was de projectfinanciering
gedekt.
De verkenningsfase is afgesloten met een positief besluit van de projectgroep op 5 februari 2015 om het
project uit te voeren. De uitvoering bleek haalbaar. De projectgroep heeft voor de uitvoering onderling een
samenwerkingsovereenkomst gesloten.
Ad 6.
In de voorbereiding is besproken op welke wijze rekening kon worden gehouden met eventuele gevoeligheden
bij verschillende partijen en hoe om te gaan met publieke belangstelling voor het project.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 2
P
roje
ctu
itvo
erin
g
6
2 Projectuitvoering
2a Planning en voortgang Het schema voor de geplande activiteiten is weergegeven in onderstaande tabel. In de kolom “Uitvoering /
Verslaggeving” is de status weergegeven en verwezen naar de paragraaf met gegevens over het betreffende
onderdeel.
Planning van de activiteiten Uitvoering / Verslaggeving
December 2014 - Januari 2015
Werving Agrariërs
Start aanvraag vergunningen
4 akkerbouwers en 1 veehouder geïnteresseerd gevonden, zie onderdeel 3a.
Zie onderdeel 4a.
Februari 2015 Organisatie en identificatie van de testvlakken bij de agrariërs
Testvlakken geïdentificeerd: 3b.
Februari 2015 Vaststelling nul situatie bodemparameters
Uitgevoerd in maart. Uitslagen te vinden in bijlage 3.
Februari 2015 Opbrengen slib Opgebracht in maart, en bij één deelnemer in april. Zie onderdeel 3c (Opgebracht slib) en 4b.
April 2015 Monitoring grasland Uitgevoerd in mei en juli. Zie onderdeel 4c.
Mei – juli 2015 Monitoring gewassen, opbrengstbepaling eerste snede gras
Bij 3 akkerbouwers gewasanalyses uitgevoerd. Zie 4d.
Bij de veehouder veel analyses uitgevoerd. Zie 4c.
Augustus – November 2015
Oogstwaarnemingen en gewasanalyses Dat is november en december geworden. i.v.m. relatief late oogst. Zie 4d.
December 2015 Vaststelling eindsituatie bodemparameters
December en Januari. Zie 5 en 6.
Januari 2016 Rapportage
2b Baggeren en transport Met behulp van het kraanschip “Nova Venture” en een beunbak, een transportvaartuig zonder opbouw en
eigen voortstuwing, is Waddenzeeslib gebaggerd in de Eemshaven.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 2
P
roje
ctu
itvo
erin
g
7
De Nova Venture heeft zich m.b.v. spudpalen, dit zijn palen die het schip in de grond kan laten zakken waarmee
het ponton op een vaste positie komt te liggen, op ongeveer 20 meter van de kade gepositioneerd, zodat de
kraan waddenslibspecie kon baggeren in het aangeven kadevak tussen het schip en de kade aan de zuidkant
van de Beatrixhaven. Met behulp van een draaikraan en een dichte grijper zijn volle bakken specie naar boven
gehaald. Om de specie zo droog mogelijk aan te leveren is de gebaggerde specie eerst in de beun van het
kraanschip gedeponeerd. Vervolgens is de “bijna droge” specie overgeslagen in een afgemeerde beunbak.
Na de benodigde monsternames is de beunbak gelost met een hydraulische walkraan en overgeslagen in
vloeistofdichte vrachtwagens die het slib hebben getransporteerd naar de verschillende percelen. Het slib is los
gestort in depot op de verschillende percelen waarna het slib is opgeladen en verspreid is met “breedstrooiers”
op de gemarkeerde percelen.
Tijdens het baggeren is geprobeerd het slib zo droog mogelijk te winnen.
Dit was noodzakelijk om efficiënt vervoer en goede verdeelde
verspreiding mogelijk te maken. Het slib was “kwarkachtig” voor
verspreiding en liet zich als kleine flarden verspreiden.
Op 17 maart 2015 is de eerst lading verspreid onder grote publieke
belangstelling. In de week daarna is de rest verspreid, met uitzondering
van de lading voor Werkman, welke op 10 april is verspreid.
Reguliere baggerwerkzaamheden in de Eemshaven worden uitgevoerd door middel van een
sleephopperzuiger. De kosten per m3 in de Eemshaven voor deze pilot zijn, in vergelijking met het reguliere
onderhoudsbaggerwerkzaamheden vele malen hoger. Naast de kostenverhogende omstandigheden, zoals een
kraanschip en de overbrugging van de afstand met aparte beunbakken en vloeistofdichte vrachtwagens, speelt
uiteraard ook het veel kleinere volume hierin een zeer belangrijke rol.
2c Monstername In diverse fases van het project zijn monsters genomen voor borging van de kwaliteit, uitsluiten van risico’s en
om effect op gewassen te kunnen meten. De volgende monsternames zijn uitgevoerd:
Baggervakken
Opgebaggerde slib
Bodems proefvelden
Blad
Na de oogst zijn ook monsters worden genomen van bieten en wederom van de bodems van de proefvelden.
Van alle monsters zijn analyserapporten beschikbaar.
2d Publiciteit Het project heeft de media actief benaderd met een persbericht. Dit heeft de nodige publiciteit gegenereerd
met de volgende artikelen in:
Dagblad van het Noorden op 28 januari en 17 maart 2015
VeldPost (Oost- Groningen) op 21 februari 2015
Nieuwe Oogst op 25 februari 2015
Uitzending op RTV Noord op 17 maart 2015
Met het presenteren van dit rapport zal in de eerste helft van dit jaar wederom actief publiciteit aan deze pilot
worden gegeven.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 2
P
roje
ctu
itvo
erin
g
8
Film
Van het project is een film gemaakt. Deze is te bekijken op Youtube; zoek op “Waddenslib als
grondverbeteraar” of ga naar https://www.youtube.com/watch?v=w83zCdmHfv4 Hier is te zien hoe alles in zijn
werk is gegaan.
Het project is verder gepresenteerd tijdens diverse bijeenkomsten, waaronder:
16 september 2015 Bezoek Niedersächsischer Landesbetrieb für Wasserwirtschaft, Küsten- und
Naturschutz (NLWKN) aan Groningen Seaports.
9 november 2015 Bestuurlijk overleg MIRT Noord Nederland waarbij aanwezig Minister Schultz van
Haegen.
12 november 2015 Bezoek Wasser und schiffahrtsamt Emden aan Groningen Seaports.
23&24 november 2015 World Forum Natural Capital in Edinbrugh
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 3
O
nd
erzo
ekso
pze
t
9
3 Onderzoeksopzet
3a Deelnemende agrariërs Binnen korte tijd zijn onderstaande agrariërs geïnteresseerd gevonden om deel te nemen in de pilot.
Bedrijf Plaats Gewas waar slib wordt aangewend
Mts. Louwdijk-Werkman (KW) Bellingwolde Suikerbieten
Stoffer Hofman (SH) Veendam Suikerbieten
Harbert ten Have Eerste Exloërmond Suikerbieten
Albert Schuring (AS) Sellingen Suikerbieten
Chris Greving (CG) Ter Apelkanaal Gras
Bij de heer Ten Have is wel slib opgebracht, maar al vrij snel hierna bleken de projectverwachtingen over en
weer dusdanig te verschillen dat de samenwerking is beëindigd. De voorziene monitoring is hierdoor niet
uitgevoerd zodat er ook geen resultaten van deze akkerbouwer zijn meegenomen in deze rapportage. De
overige akkerbouwers zijn wel gevolgd tot en met de oogst. Hun ervaringen zijn opgetekend in paragraaf 4d.
3b Testvlakken In overleg met de akkerbouwers is
afgeweken van het oorspronkelijke plan om
de testvlakken aan te leggen zoals het
projectvoorstel was geformuleerd, namelijk
om en om 4 x 4 stroken met en zonder slib.
Dit was, gezien het moment van opbrengen
en de werkzaamheden bij het opbrengen,
maar ook tijdens de groei van de gewassen
en bij de oogst praktisch niet uit te voeren.
Elke deelnemer heeft in het veld een strook
bestemd waar waddenslib is opgebracht, en
binnen het veld is een vlak aangebracht
waar de analyses (bodemmonsters en
gewasmonsters) worden uitgevoerd. In
afbeelding 2 is te zien hoe het vak bij
Schuring is gelokaliseerd. Elk meetvak
bestaat uit een oppervlakte van 80 x 40 meter. Elk meetvak is opgedeeld in een vlak van 20 x 80 meter waar
geen slib op is aangebracht, en een vlak van 20 x 80 meter waar wel slib op is aangebracht. Van elk deelvak zijn
twee bodemmonsters genomen en geanalyseerd om de nulsituatie te meten. Hetzelfde is uitgevoerd in
december, om de eindsituatie te meten (zie bijlagen 3 en 7).
3c Toegepast slib De dosering van het slib is bepaald op basis van het zoutgehalte in het slib (zie bijlage 1). De dosering is zodanig
dat deze overeenstemt met de hoeveelheid (bieten)zout die als bemesting wordt gegeven. Op de proefstroken
is de gangbare bemesting met zout achterwege gebleven. Op basis van de zoutgehalten kon op bietenland circa
26 ton slib per ha aangebracht worden en op grasland 9 ton/ha1.Dit zijn ook de hoeveelheden geweest die bij
1 Voor herstel van het EemsDollard estuarium zijn Nederlandse regionale en landelijke partijen
overeengekomen om per 2023 1 miljoen ton droge stof slib uit het EemsDollard systeem te halen. Bij een toepassing van 30 ton slib per hectare is voor 1 miljoen ton droge stof circa 66.667 hectare bietenland nodig.
1 Monitoringslocatie (het gearceerde vlakje) en de strook waar het slib is opgebracht.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 3
O
nd
erzo
ekso
pze
t
10
de verdere uitwerking van de pilot zijn aangehouden. De gehalten nutriënten en sporenelementen in het slib
zijn weergegeven op de analysecertificaten in bijlage 2.
De vier akkerbouwers hebben elk omstreeks 105 ton slib ontvangen. De veehouder heeft 44 ton ontvangen en
voor het verspreiden bij de opening op 17 maart 2015 is ongeveer 7 ton slib ingezet. Het slib is allemaal
(behalve de hoeveelheid, ingezet op 17 maart) vervoerd op 21 maart 2015, en in depot gelegd op de kop van
de akker, of, in het geval van de veehouder, op de kuilplaat. Vanuit het depot is het verder verspreid over de
akkers.
2 Tijdelijke opslag Waddenslib bij Schuring.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: E
rvar
inge
n e
n r
esu
ltat
en
11
4 Ervaringen en resultaten
4a Vergunningverlening De aanvraag voor de vereiste vergunningen voor transport en toepassing van het slib ging niet zo voorspoedig.
De toepassing van slib past niet (volledig) binnen zowel de Wet milieubeheer, het Besluit Bodemkwaliteit als de
Meststoffenwet. Per mail van 24 februari 2015 is door vergunningverleners van de betrokken gemeenten en
milieudiensten toestemming verleend om de pilot te starten op voorwaarden dat:
LTO achter de uitvoering van de pilot staat;
De gewassen werden gemonitord op stoffen die voorkomen in het slib;
Er een stoffenbalans werd opgesteld aan het eind van het project om er zicht op te krijgen waar
het zout uit het slib terechtkomt.
Afstemming met LTO heeft plaatsgevonden. Er is zelfs een bijdrage verkregen van het LTO Noord
Projectenfonds. De twee andere voorwaarden waren reeds in het projectplan geïncorporeerd.
Hoewel deze mail al op 24 februari is afgegeven was er richting de ontvangers en de transporteur van het slib
nog veel extra overtuigingskracht nodig om te laten beseffen dat deze mail voldoende was om deel te nemen
aan de pilot zonder het gevaar te lopen een overtreding te begaan.
4b Transport, opslag en verspreiden van slib Tot 14 maart werd ervan uit gegaan dat het slib met een
giertank verspreid zou gaan worden. Om die reden sierde de
foto hiernaast ook het projectvoorstel.
Echter, op 14 maart bleek dat het gehalte droge stof van het
slib hoger was dan werd verwacht, namelijk 50 % in plaats
van 30 %. Om die reden kan en moest het met een
breedstrooier worden verspreid. Bij akkerbouwbedrijf
Schuring is het slib bij het opladen gemengd met compost.
Het verspreiden van dit mengsel bleek gelijkmatiger te gaan
dan alleen verspreiden van slib.
De mogelijkheid slib te verspreiden met een
breedstrooier geeft perspectieven, want mochten
er in de toekomst kansen zijn om Waddenslib toe
te passen, dan is het logistiek veel makkelijker en
kostenefficiënter om met slib te werken van 50 %
droge stof dan met slurry van 30 % droge stof. Wel
werd vanuit de praktijk de wens uitgesproken dat
een korreliger product grote voorkeur verdient.
3 Foto giertank uit het projectvoorstel.
4 Schuring met mestverspreider/breedstrooier.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: E
rvar
inge
n e
n r
esu
ltat
en
12
Het slib is eind maart en begin april opgebracht. .Na het aanbrengen van het
slib is deze licht ingewerkt in de akkers en bij het grasland met een
weidesleep homogeen verspreid. Het slib is hierdoor nog niet volledig
vermengd met de zandgronden. Brokjes opgedroogd slib zijn nog terug te
vinden in de toplaag van de bodem, zoals zichtbaar op de foto hiernaast.
Praktische problemen
Het slib bleek niet vrij te zijn van artefacten (stenen en een
hijsketting). Dat heeft bij de verspreiding nogal wat problemen
opgeleverd omdat dat schade aanbracht aan de
mestverspreiders. Alle ontvangers hebben dat als een groot
probleem ervaren, wat ook heel goed is voor te stellen. Naast de
kosten die het herstellen van het materieel meebrachten is het
verwijderen van het slib om kapotte machineonderdelen
toegankelijk te maken een lastige en smerige klus. De door
loonwerkers en agrariërs opgelopen schade is door het project
vergoed. Technisch hoeft het in de toekomst geen probleem te
vormen. Bij professionalisering van het laden zal er een oplossing
voor moeten worden gevonden.
5 Opgedroogd slib.
6 Stenen voorkomend in het slib.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: E
rvar
inge
n e
n r
esu
ltat
en
13
4c Resultaten metingen bij grasland
Het grasland is twee keer gemaaid om
in te kuilen (22 mei en 2 juli) en
enkele keren beweid. Bij de
maaiwerkzaamheden is de opbrengst
bepaald en zijn grasmonsters
genomen uit de gedroogde wiersen.
De wiersen zijn de lange banen waarin
het gedroogde gras is gelegd.
Daarnaast is bij de eerste beweiding
op 20 juli een grasmonster genomen.
Opbrengsten
Het perceel van 4 hectare is opgedeeld in twee
vlakken van 2 hectare. In de tabel zijn de
gegevens van de wegingen, vertaald naar
opbrengsten per hectare, weergegeven.
Wegingen opbrengst proefvlak gras
Eerste en tweede snede kuilgras (kg/ha)
oogstdatum zonder slib met slib
22-mei
vers product 12.930 14.990
ds % (ds = droge stof) 39,1 40,6
ds totaal (kg) 5.056 6.086
2-jul
vers product 6.500 6.386
ds % 54,5 54,2
ds totaal (kg) 3.543 3.461
7 De vlag geeft de scheiding weer tussen gras zonder (rechts) en gras met slib.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: E
rvar
inge
n e
n r
esu
ltat
en
14
Voederwaarde, nutriënten en sporenelementen
Van de twee kuilsneden, en voor het inscharen van het vee op 20 juli zijn grasmonsters genomen. Deze zijn
geanalyseerd op de voederwaarde, de nutriënten en de sporenelementen. De analyseresultaten zijn
weergegeven in bijlage 4 en samengevat in onderstaande grafieken.
8 Relatieve hoeveelheid nutriënten en sporenelementen in gras met waddenslib t.o.v. van gras zonder waddenslib, gewogen gemiddelde over drie sneden. VEM = Voedereenheid melk; DVE = darmverteerbaar eiwit; OEB = onbestendige eiwitbalans.
Op basis van de metingen blijkt de voederwaarde (VEM) min of meer gelijk te blijven. Gemiddeld neemt de
hoeveelheid eiwit (DVE, RE ) iets toe. De suikergehalten en ruw as nemen ook toe. De toename van ruw as
houdt verband met de toegenomen levering van nutriënten en sporenelementen op het deel van het perceel
met waddenslib. De nutriëntlevering is uitgewerkt in de volgende grafiek.
-2
0
2
4
6
8
10
VEM DVE OEB Ruwas Ruweiwit OplosbaarRuweiwit(%RE)
Suiker
Toename/afname(%)
Relatievevoederwaarde
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: E
rvar
inge
n e
n r
esu
ltat
en
15
9 Hoeveelheid nutriënten en sporenelementen in gras met waddenslib t.o.v. van gras zonder waddenslib, gewogen gemiddelde over drie sneden.
Het mineralengehalte (ruw as) is met waddenslib 5,6 % hoger. Dit blijkt met name toe te schrijven te zijn aan
natrium, maar ook de concentratie van een aantal sporenelementen is significant hoger. Bij de
sporenelementen nemen m.n. jodium, ijzer en kobalt toe. Selenium neemt iets af, terwijl de overige gehalten
nagenoeg gelijk zijn bij gras met en zonder slib.
4d Resultaten analyses bieten
Bladanalyses van bieten
Van de bieten zijn op donderdag 23 juli bladmonsters genomen. Van deze bladmonsters zijn analyses gedaan
van de nutriënten en sporenelementen in het plantsap. De analyseresultaten zijn weergegeven in bijlage 5 en
samengevat in onderstaande grafiek.
-40
-20
0
20
40
60
80
100
Toename/afnam
e(%
)Relatieveleveringnutriëntenensporenelementen
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: E
rvar
inge
n e
n r
esu
ltat
en
16
In het plantsap is geen duidelijke trend zichtbaar. Dit komt met name doordat veel van de waarden die bij
Hofman zijn gemeten tegengesteld zijn aan de concentraties van de elementen in het sap van de bieten op de
andere percelen. Ook een tweede monstername bij Hofman, in week 38, gaf dezelfde uitslag. Het is mogelijk
dat perceelspecifieke (zie ook hoofdstuk 5) kenmerken hierbij een rol spelen.
Opbrengst en samenstelling bieten
Bij Schuring, Werkman en Hofman zijn op 27 oktober proefrooiingen uitgevoerd in de percelen met bieten. Van
de proefrooiingen zijn bieten voor analyse naar Suiker Unie gegaan en zijn gehalten van nutriënten en
sporenelementen bepaald door Eurofins Altic.
10 Bij de proefrooiingen werden van elk proefvlak 3 bietenmonsters genomen voor Suiker Unie en 3 voor Eurofins Altic.
Daarnaast zijn tijdens het oogsten praktijkrooiingen uitgevoerd met de machine. Hierbij werd van afgemeten
oppervlaktes een partij gemaakt, zodat bij afleveren bekend was welke partij met of zonder slib afkomstig was
van hoeveel oppervlakte. De partijen werden door Suiker Unie afzonderlijk gewogen en geanalyseerd.
-60,0
-40,0
-20,0
0,0
20,0
40,0
60,0
Toe
nam
e /
afn
ame
(%
) Relatieve nutriëntgehalte in plantsap per veld
Hofman
Schuring
Werkman
Voor Suiker
Unie
Naar Eurofins
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: E
rvar
inge
n e
n r
esu
ltat
en
17
11 Uitvoering van de praktijkrooiingen
De resultaten van de rooiingen en de laboratoriumanalyses zijn weergegeven in bijlage 6 en samengevat in de
grafieken in deze paragraaf.
Proefrooiing Machinale rooiing
50
60
70
80
90
100
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
ton/ha
Nettogewicht
50
60
70
80
90
100
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
ton/ha
Nettogewicht
15
16
17
18
19
20
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
%
Suikergehalte
15
16
17
18
19
20
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
%
Suikergehalte
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: E
rvar
inge
n e
n r
esu
ltat
en
18
Proefrooiing Machinale rooiing
12 Resultaten van de (proef)rooiingen en suikeropbrengstbepalingen door Suiker Unie. AS = Albert schuring; KW = Kor Werkman; SH = Stoffer Hofman; Z = zonder waddenslib; M = met waddenslib.
Opbrengsten van bieten
Zowel de tonnages als de suikeropbrengst kunnen bij Hofman en bij Werkman als gelijk worden beschouwd.
Schuring heeft een duidelijk hogere opbrengst gerealiseerd op het deel met slib. Op basis van een vergelijking
met de andere percelen kunnen de volgende factoren aangewezen worden die daarbij een rol gespeeld kunnen
hebben: het gezamenlijk opbrengen van het slib met compost en de in de uitgangssituatie lagere CEC-waarden
(zie hoofdstuk 5) van het perceel van Schuring.
Analyses Suiker Unie
Onderstaande staafdiagrammen geven de samenstelling van de bieten weer zoals door Suiker Unie is gemeten.
Bij Hofman lijken bij de machinale rooiing de gehalten stikstof, kalium en natrium in de bieten van het proefvak
met slib lager. Lagere gehalten en met name lagere stikstof (alpha-N) zijn positief omdat de winbaarheid van de
suiker dan iets hoger is (zie figuur12). Dat verschil werd bij de proefrooiing echter niet vastgesteld.
80
82
84
86
88
90
92
94
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
%
Winbaarheid
80
82
84
86
88
90
92
94
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
%
Winbaarheid
10
11
12
13
14
15
16
17
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
ton/ha
Suikeropbrengst
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: E
rvar
inge
n e
n r
esu
ltat
en
19
00
02
04
06
08
10
12
14
16
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
g/kg(cum
ulatief)
Hoofdelementen
Chloride
Natrium
Kalium
Magnesium
Calcium
Zwavel
Fosfor
00
50
100
150
200
250
300
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
mg/kg(cum
ulatief)
Sporenelementen
Zink
Molybdeen
Mangaan
Koper
IJzer
Borium
Aluminium
Proefrooiing
Machinale rooiing
13 Door Suiker Unie gemeten samenstelling van de bieten. AS = Albert schuring; KW = Kor Werkman; SH = Stoffer Hofman; Z = zonder waddenslib; M = met waddenslib.
Nutriëntgehaltes in de bieten
De gehaltes nutriënten en sporenelementen zoals gemeten in de bieten van de proefrooiing zijn weergegeven
in onderstaande grafieken.
Over het algemeen is de samenstelling van de bieten gelijk bij de proefvlakken met en zonder slib. De gehalten
van een aantal hoofdnutriënten (linkse grafiek) zijn bij Schuring zonder het waddenslib relatief laag. Met name
het fosfor- en kaliumgehalte zijn hoger in de bieten met slib, terwijl het natriumgehalte iets lager is. Op basis
van de nu beschikbare proefgegevens is niet duidelijk waardoor deze verschillen op het perceel van Schuring
worden veroorzaakt. De hogere gehalten gaan in de bieten met slib in ieder geval samen met een hogere
opbrengst. Mogelijk speelt de gecombineerde toepassing van waddenslib en compost een rol of speelt de
relatief lage CEC (zie ook hoofdstuk 6) in de uitgangssituatie een rol. Bij de sporenelementen zien we bij de
bieten met waddenslib over het algemeen lagere gehalten mangaan, ijzer en aluminium. Effecten die hierbij
een rol kunnen spelen zijn de pH-afhankelijkheid van de opname van deze nutriënten. Daarnaast bevat het slib
0
10
20
30
40
50
60
70
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
Samenstelling
Kalium Natrium Alpha-N
0
10
20
30
40
50
60
70
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
Samenstelling
Kalium Natrium Alpha-N
14 Gehaltes nutriënten en sporenelementen in de bieten van de proefrooiing. AS = Albert schuring; KW = Kor Werkman; SH = Stoffer Hofman; Z = zonder waddenslib; M = met waddenslib.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: E
rvar
inge
n e
n r
esu
ltat
en
20
relatief veel beschikbaar silicium, wat het voor planten mogelijk maakt in de wortelzone te hoge concentraties
van deze elementen vast te leggen.
4e Ervaringen agrariërs De akkerbouwers hebben geen grote verschillen waargenomen in de groei van de bieten, met uitzondering van
Schuring die de indruk heeft dat de plantgezondheid positief werd beïnvloed door het waddenslib. Het gewas
bleek groener te zijn. In vergelijking met andere telers heeft Schuring minder vaak tegen bladziekten gespoten.
Het signaal dat hieruit voortkomt, is dat de aanvoer van slib bieten weerbaarder maakt. Daarnaast gaf Schuring
aan dat het deel van het perceel waarop waddenslib is aangebracht mogelijk minder gevoelig was voor
verstuiving, als gevolg van de kleine brokjes opgedroogd slib die destijds nog op het land lagen.
Op 16 december heeft er een evaluatiebijeenkomst plaatsgevonden met de agrariërs. Uitspraken die gedaan
zijn tijdens de bijeenkomst zijn hieronder weergegeven. De huidige deelnemers zijn geïnteresseerd om ook in
2016 slib te ontvangen en willen graag meedenken hoe het logistieke proces kan worden geoptimaliseerd.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: E
rvar
inge
n e
n r
esu
ltat
en
21
Kor Werkman, Bellingwolde
Slib heeft voor mij
wel een toegevoegde
waarde.
Ik vind een eventueel
tegengaan van
verstuiven ook
belangrijk.
Wat van belang is, is dat we
het slib ontvangen als
grondverbeteraar.
Chris Greving, Ter Apelkanaal Melkveehouder
Het leek net dat de
bieten met slib iets
groener waren.
Albert Schuring, Sellingen
Stoffer Hofman, Zuidwending
Het gedeelte zonder
waddenslib was iets
meer aangetast door
bladziekten.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 5
B
od
emp
aram
eter
s
22
5 Bodemparameters
De fysische, chemische en biologische samenstelling van de toplaag van de grond (0 – 20 cm-mv) is voorafgaand aan de proef en aan het einde van de proef bepaald voor elk proefvak. De resultaten van de nulmeting zijn weergegeven in bijlage 3 en de resultaten van de eindsituatie in bijlage 7.
Bij een vergelijking van de nulsituatie met de eindsituatie
werden er verschillen geconstateerd in de
uitwisselingscapaciteit (CEC) en het bodemleven op de
perceeldelen met en zonder slib. De meetwaarden met
betrekking tot deze parameters zijn uitgewerkt in
onderstaande grafieken.
15 De uitwisselingscapaciteit (CEC) van de grond in de proefvakken aan het begin en aan het einde van de proef met waddenslib. De percentages boven de kolommen geven weer hoe groot het verschil is tussen de nulsituatie en de eindsituatie. AS = Albert schuring; KW = Kor Werkman; SH = Stoffer Hofman; CG = Chris Greving; Z = zonder waddenslib; M = met waddenslib.
Uit de bodemanalyses blijkt dat op alle akkerbouwpercelen de CEC in de eindsituatie met waddenslib is
gestegen ten opzichte van het proefvak zonder waddenslib. Bij Schuring en Werkman zijn de verschillen +5%
respectievelijk +40%. Het grootste verschil is gemeten bij Hofman, waar de CEC in het proefvak met slib
minimaal 56% is gestegen ten opzichte van het naastliggende vak zonder slib. Bij een eerste analyse van de
grond in dit proefvak werd een nog groter verschil gemeten. Omdat dat verschil als onwaarschijnlijk groot
werd beoordeeld, is in december 2015 een herbemonstering en heranalyse van dit vak uitgevoerd om fouten
uit te sluiten. Bij de heranalyse werd opnieuw een grote stijging van de CEC vastgesteld. Bij de bespreking van
de resultaten is uitgegaan van de laagste gerapporteerde waarde. Dit met uitzondering van het
chloridegehalte, welke bij de heranalyse door Eurofins door een interne fout niet werd meegenomen. Bij het
grasland van Greving wordt nagenoeg geen verschil gemeten tussen de begin- en de eindsituatie. Mogelijk
speelt hierbij een rol dat het slib op akkerbouwpercelen middels grondbewerkingen door de bouwvoor
gemengd kon worden, terwijl het bij grasland alleen op het maaiveld gelegd kon worden.
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
AS-Z KW-Z SH-Z CG-Z AS-M KW-M SH-M CG-M
MMOL/KG
Zonde r Wa dde n slib M e tWa dde n slib
CECstart CECeind
+32%
-26%+14%
-4%
+52%
+37%
+4% 0%
CEC = Cation Excange Capacity = de
uitwisselingscapaciteit van de bodem:
de mogelijkheid van de bodem om
mineralen vast te houden en vrij te
geven. Hoe hoger de waarde is, des te
vruchtbaarder de bodem is.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 5
B
od
emp
aram
eter
s
23
16 De ontwikkeling van het bodemleven in de grond in de proefvakken aan het begin en aan het einde van de proef met waddenslib. De percentages boven de kolommen geven weer hoe groot het verschil is tussen de nulsituatie en de eindsituatie. AS = Albert schuring; KW = Kor Werkman; SH = Stoffer Hofman; CG = Chris Greving; Z = zonder waddenslib; M = met waddenslib.
De analyseresultaten schetsen voor het grasland een tegengesteld beeld van de invloed van het slib op het
bodemleven dan voor de akkers. Bij het grasland is de hoeveelheid bodemleven vrijwel gelijk gebleven op het
deel met slib, terwijl op het deel zonder slib een stijging van 50% ten opzichte van de nulsituatie werd
gemeten. Op de akkers laten de analyses juist zien dat er sprake is van een veel sterkere ontwikkeling van het
bodemleven in de grond met slib. Terwijl de stijging van de hoeveelheid bodemleven op de delen zonder slib
tussen 19 en 56% ligt, is deze op de delen met slib 50 tot 200 %. In de eindsituatie is er op alle akkers meer
bodemleven op de grond met slib dan op de grond zonder slib. Naar de oorzaak van de verschillen is in deze
pilot geen onderzoek gedaan. Het is uit literatuur echter bekend dat bodemleven positief reageert op het
toedienen van sporenelementen. Mogelijk dat het slib langs deze weg een bijdrage heeft geleverd aan het
opbloeien van het bodemleven.
0.00
20.00
40.00
60.00
80.00
100.00
120.00
AS-Z KW-Z SH-Z CG-Z AS-M KW-M SH-M CG-M
mgN/kg
Zonde r Wa dde n slib M e tWa dde n slib
Bodemlevenstart Bodemleveneind
+6%+50%
+200%
+60%
+50%
+19%+37%
+56%
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 6
St
off
enb
alan
s zo
ut
24
6 Stoffenbalans zout Bij deze pilot is de zoutaanvoer en -afvoer vergeleken voor de proefvakken met en zonder waddenslib. Op alle
percelen is in kaart gebracht hoeveel natrium aan het begin en het einde van de proef in de bodem aanwezig
was in het meetvak. Daarnaast zijn op het perceel van Hofman metingen van chloridegehalten gedaan. De
aanvoer van zout is bekend op basis van de analyses van het waddenslib en de gehalten die in de toegepaste
meststoffen aanwezig zijn. Bij de bietenanalyses zijn ook de natrium- en chloridegehalten gemeten om de
afvoer met de oogst in beeld te brengen.
6a Zoutgehalten in bieten De bieten van de proefrooiing zijn door de Suiker Unie op het natriumgehalte onderzocht, en door Eurofins op
zowel het natrium- als het chloridegehalte. In onderstaande grafiek worden de gehalten in de bieten
weergegeven.
Proefrooiing uitgevoerd op 27 oktober
Machinale rooiing uitgevoerd op: Schuring: 7 november Hofman: 25 november Werkman: 7 december
17 Zoutgehalten in de bieten. Bovenste 2 staafdiagrammen: metingen Suiker Unie. Onder: metingen van Eurofins Altic. Rechtsonder: bovenste lijn = samenstelling waddenslib; onderste lijn = samenstelling van bietenzout. AS = Albert schuring; KW = Kor Werkman; SH = Stoffer Hofman; Z = zonder waddenslib; M = met waddenslib.
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
dg/kg
Proefrooiing
Natrium
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
dg/kg
Machinalerooiing
Natrium
0.0
0.2
0.4
0.6
0.8
1.0
1.2
1.4
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
g/kg
Zoutgehaltebieten
Natrium Chloride
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
AS-Z AS-M KW-Z KW-M SH-Z SH-M
Zout- Relatievegehalten
Natrium Chloride
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 6
St
off
enb
alan
s zo
ut
25
Het zoutgehalte in de bieten varieert per laboratorium en rooidatum. De gemeten range van
waarden is gelijk in bieten met en zonder waddenslib. Opvallend is de onbalans tussen natrium en
chloride in de bieten van Werkman. Ook hier zijn echter de gehalten vergelijkbaar in bieten met en
zonder slib.
6b De balans Voor het perceel van Hofman zijn naast de chloridegehalten in de bieten ook de gehalten in de bodem bepaald
bij de nul- en de eindsituatie.
De gehalten in de bodem, de aanvoer met meststoffen en slib, en de afvoer met bieten is weergegeven in
onderstaande tabel.
18 De balans voor chloride en natrium op het perceel van Hofman.
Uit de stoffenbalans blijkt dat er met slib iets meer natrium en chloride is aangevoerd dan bij bemesting met
bietenzout. Dit verschil is veroorzaakt doordat de dosering van bietenzout iets lager lag dan geadviseerd wordt
in de teelthandleiding van IRS. Ondanks de iets hogere aanvoer met waddenslib blijkt uit het resulterende
verschil dat er geen sprake is van grotere uit- of afspoeling. Dit kan voor een klein deel worden verklaard door
een grotere afvoer met de bieten. Daarnaast is uit de analyses van de eindsituatie gebleken dat de grond met
het waddenslib meer nutriënten kan vasthouden. Wellicht verklaart dit dat de uitspoeling van chloride in het
proefvak met waddenslib geringer is dan in het proefvak zonder slib. Met betrekking tot natrium is er zelfs een
netto aanrijking van de grond die groter is dan de aangevoerde vracht. Mogelijk hangt dit samen met het reliëf
van het perceel. Het deel waar de proef is aangelegd ligt namelijk relatief laag, waardoor aanvoer van
oplosbare bestanddelen via stromend en percolerend water mogelijk is.
Op basis van bovenstaande berekening met de meetresultaten lijkt het er op dat een behandeling met slib in
plaats van bietenzout leidt tot minder uit- en afspoeling van natrium en in mindere mate ook van chloride, dan
dat het tot meer uit- en afspoeling leidt.
dosering
(ton/ha) Na Cl Na Cl
nulsituatie 58 90 51 90
metbietenzout 118 182
metslib 158 211
metvarkensdrijfmest 30 20 45 20 45
metcompost 10 14 19 14 19
40 210 335 243 364
afvoer metbieten 9 9 11 14
eindsituatie 170 128 406 192
178 137 418 206
31 198 -174 158
ZoutbalansperceelStofferHofman,kgperhectare
metslibzonderslib
aanvoer
Totaalnulsituatie+aanvoer
Totaalafgevoerd+eindsituatie
Verschil
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: 7
Sa
me
nva
ttin
g en
co
ncl
usi
es
26
7 Samenvatting en conclusies
Deze praktijkproef was een pilot en het begin van een onderzoek naar de mogelijkheden van toepassing van
zout slib in de landbouw op zandgronden. De praktijkproef is de eerste fase, waarin duidelijk moest worden of
landbouwgewassen daadwerkelijk baat kunnen hebben en geen schade ondervinden bij de toepassing van zout
slib als bodemverbeteraar.
In deze eerste fase is ervaring opgedaan met waddenslib op drie akkers met bieten en op grasland bij een
melkveehouderij. In de projectvoorbereiding is veel pionierswerk verricht, en een functioneel netwerk
opgebouwd. Bij het opbrengen van het slib werden veel praktische uitdagingen met betrekking tot baggeren en
verspreiden van slib ondervonden die om verbetering vragen.
De resultaten van de pilot wijzen erop dat landbouwgewassen baat kunnen hebben bij toepassing van
waddenslib. Op geen van de percelen hebben de gewassen schade ondervonden van het in het slib aanwezige
zout. De hoeveelheid zout die in de proeven is opgebracht met het slib was bij bieten vergelijkbaar met de
bemesting die normaliter met bietenzout wordt toegediend. De opname van chloride en natrium uit het zoute
slib lag in dezelfde ordegrootte als de opname bij de referentievlakken waar de natriumbemesting met
bietenzout werd toegepast in plaats van toediening van waddenslib.
De opbrengst van het gras was iets hoger met waddenslib. Het eiwitgehalte, het suikergehalte en de
hoeveelheid nutriënten en sporenelementen stegen in het gras. De opbrengsten van de bieten waren
nagenoeg gelijk. Bij één perceel leek er al direct een positief effect van het slib te zijn op de opbrengst en leken
de bieten weerbaarder te zijn. De verwachte bijdrage aan de bodemvruchtbaarheid door opbouwen van
bufferend vermogen en aanvullen van micronutriënten is op basis van de gevonden waarnemingen in deze
pilot aannemelijk gemaakt.
De deelnemende agrariërs waren enthousiast en willen graag verder gaan met proeven om de langjarige
effecten in beeld te brengen. In een proces van learning by doing willen ze meewerken aan zowel het
verbeteren van de methode van het opbrengen van slib als aan mogelijkheden om de werking van het
aangeboden slib te optimaliseren door rijping en eventuele bijmenging van andere bodemverbeteraars.
De pilot heeft voldoende grond gegeven voor zowel een proef met een wetenschappelijk protocol als voor
acceptatietrajecten met de sector.
Waddenslib voor zandgrondverbetering
Ho
ofd
stu
k: B
ijlag
en
27
Bijlagen
Bijlage 1 Analysecertificaten Zoutgehalte slib
Bijlage 2 Analysecertificaten Nutriënten en sporenelementen slib
Bijlage 3 Analyseresultaten Nulmeting bodem
Bijlage 4 Analyseresultaten Gras
Bijlage 5 Analyseresultaten Plantsap bieten
Bijlage 6 Analyseresultaten Bieten
Bijlage 7 Analyseresultaten Eindsituatie bodem
Bijlage 8 Addendum voor vergunningverlening
Top Related