Download - VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

Transcript
Page 1: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

Responsible CareRapport 2007/2008

Page 2: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

2 Responsible Care 2007 / 2008

et Responsible Care-rapport is vernieuwd. Dat heeft een reden. De VNCI is zich er de laatste jaren meer en meer bewust van geworden dat haar verantwoordelijkheid verder gaat dan het voortdurend willen

verbeteren van producten en processen op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu, duurzaam-heid en ketenbeheer. Vanuit dat besef is in 2006 het oorspronkelijke Responsible Care-programma uit-gebreid tot de Responsible Care Global Charter; een wereldwijd onderschreven update, ondertekend door niet minder dan 53 nationale chemieverenigingen, waaronder de VNCI. Zonder de andere onderdelen van de Global Charter tekort te willen doen, is er toch één element dat pre-cies de essentie van de nieuwe afspraken aangeeft: transparantie. Transparantie wil zeggen dat de ver-antwoordelijkheid van de chemie niet ophoudt bij mooie afspraken en rapporten, maar dat er heldere daden worden gesteld. De chemie wil en moet zon-neklaar laten zien dat het menens is, dat de afspra-ken kloppen en de rapportages betrouwbaar zijn. Transparantie wil ook zeggen dat er een heldere dialoog is; dat er wordt geluisterd naar de maat-schappij, maar dat diezelfde samenleving ook best mag weten dat de chemiesector met dilemma’s te maken heeft. Precies daarover wil de VNCI discus-siëren. In het verlengde van de Global Charter is de VNCI de afgelopen jaren daarom gesprekken aange-gaan met de stakeholders, personen en organisaties binnen de samenleving die vanuit de meest uiteen-lopende invalshoeken iets met de chemie te maken hebben. De resultaten hebben we grotendeels in deze rapportage verwerkt. Dat is niet het eindstation. Uit de gesprekken met de stakeholders blijkt dat er behoefte bestaat aan een voortdurende dialoog, aan discussies, vooral over de toekomst en oplossingen die we gezamenlijk kunnen verzinnen om onze maatschappij duurzamer te maken. Constant verbeteren dus, en dat is uiteinde-lijk precies waar de Responsible Care-gedachte voor staat. p

dr. ir. Colette Alma-Zeestraten

Algemeen directeur VNCI

HVoorwoord

Inhoud

Page 3: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

2007 / 2008 Responsible Care 3

Inhoud

Inhoudsopgave

Samenvatting Nederlands en Engels 4

1 Responsible Care 8 Inleiding Responsible Care Global Charter Externe verificatie Stakeholderdialogen Verificatie-vragenlijst Duurzaamheid Communicatie door de VNCI Responsible Care-prijs

2 Procesveiligheid 14 Inleiding Regionale netwerken Overleg Arbeidsinspectie Verzuimongevallenfrequentie

3 Transport 16 Inleiding Basisnet Spoor 2-programma

4 Arbeidsomstandigheden 20 Inleiding Arbocatalogus VCA Petrochemie

5 Milieu 24 Inleiding Milieuconvenant E-PRTR

6 Product Stewardship 28 Inleiding REACH Preregistratie Registratie GHS Stroomlijning stoffenregelgeving Risico’s van nanotechnologie Chloorzaken

7 Energie en Klimaat 32 Inleiding Duurzaamheidsakkoord PI-scans en WKK’s Broeikasgassen

De kwantitatieve gegevens per thema vindt u op www.vnci.nl/rc.

Page 4: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

4 Responsible Care 2007 / 2008

n 2006 lanceerde de wereld-wijde organisatie van de chemi-sche industrie (ICCA) de Res-ponsible Care Global Charter, een update van het bestaande

Responsible Care-programma. Daarin werd accent gelegd op duurzaam ondernemen en meer transparantie. De VNCI is in het kader van het vernieuwde programma in 2007 en 2008 begonnen met de stakehol-derdialoog: gesprekken met men-sen en organisaties uit de samen-leving die op verschillende manieren tegen de chemie aankij-ken. Deze dialoog maakt onderdeel uit van de stap naar meer transpa-rantie. De uitkomsten daarvan zijn voor de VNCI een belangrijke lei-draad voor nu en de toekomst.

In 2008 is tevens een begin gemaakt met een verificatiesy-steem, een gevolg van de Global Charter. Meer transparantie wil zeggen dat bedrijven veel duidelij-ker laten zien wat ze doen op het gebied van Responsible Care. De rapportages die bedrijven maken moeten betrouwbaar en dus verifi-eerbaar zijn. Om de betrouwbaar-heid van de rapportage te vergro-ten laat de VNCI vanaf 2010 alle aangeleverde informatie op Res-ponsible Care-gebied van enkele lidbedrijven steekproefsgewijs verifiëren door een externe partij (een onafhankelijke accountant). Ter voorbereiding daarop heeft de VNCI samen met KPMG in 2008/2009 met succes onderzocht hoe zo’n beoordeling door een onafhankelijke partij kan worden georganiseerd. Nieuw onderdeel van de Global Charter is ‘duurzaam onderne-

men’. Daarmee wordt het doel van Responsible Care – de verbetering van processen en producten op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu – verbreed naar duur-zaamheid. De VNCI wil de komende jaren duidelijk definiëren wat duur-zaam ondernemen precies voor de chemische industrie betekent. Dat kan en wil de VNCI niet alleen. Daarom zal de VNCI in de periode 2008-2009 haar oor te luisteren leggen bij de leden en maatschap-pelijke organisaties.

De periode 2007/2008 was belang-rijk voor de invoering van REACH (Registration, Evaluation and Aut-horisation of Chemicals). REACH is een systeem voor registratie, eva-luatie en toelating van chemische stoffen die in de Europese Unie worden geproduceerd of geïmpor-teerd. Doel is het duurzaam en veilig gebruik van chemische pro-ducten. REACH wordt stapsgewijs ingevoerd. Van 1 juni tot 1 decem-ber 2008 vond de zogenaamde pre-registratie van de stoffen plaats. De VNCI heeft haar leden daarbij intensief voorbereid en begeleid, onder meer via bijeenkomsten en circulaires. Bovendien werd de VNCI-Helpdesk REACH opgericht.De volgende stap binnen REACH is de registratie. Voor de komende jaren zal de VNCI haar leden actief bijstaan bij de verdere uitvoering van REACH.

Naast REACH kreeg de chemische industrie in 2008 te maken met meer internationale wetgeving. Zoals GHS (Globally Harmonised System of Classification and Label-ling of Chemicals.) GHS is een internationaal systeem voor ‘inde-

ling, kenmerking en etikettering van chemische stoffen en prepara-ten’. De VNCI zal de komende anderhalf jaar intensief communi-ceren over de verplichtingen die deze wetgeving met zich mee-brengt. Dat gebeurt via workshops en evaluaties en voorlichting op een manier zoals die ook met REACH plaatsvindt.Verder is de VNCI op verschillende manieren betrokken bij de discus-sie over de risico’s van nanotechno-logie; risico’s waarover maatschap-pelijk veel te doen is. De VNCI zal in 2009 samen met de industrie pilot-projecten starten, om risico’s te beperken, voorzorgsmaatregelen te ontwikkelen en de zorg die men heeft over hoe veilig om te gaan met nanodeeltjes proberen bij te stellen. De chemie draagt bij aan de oplossing op dit gebied.

In 1993 maakten de overheid en de VNCI afspraken om emissies van de chemische industrie terug te dringen. Dit milieuconvenant loopt formeel in 2010 af. Die afspraken hebben succes gehad. Gevolg is echter wel dat er door de industrie zoveel maatregelen zijn genomen en zoveel doelen zijn gehaald, dat er minder ruimte is overgebleven voor vrijwillige maatregelen.In het convenant is ook afgespro-ken dat overheid en industrie structureel overleg voeren. Wan-neer het convenant afloopt, komt dit specifieke overleg voor de che-mie mogelijk te vervallen. De VNCI heeft inmiddels zelf het initiatief genomen om de voorwaarden voor een nieuw overleg te onderzoeken. Daarbij zal het Responsible Care-programma voor een belangrijk deel de agenda bepalen.

Samenvatting

e

I

Page 5: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

2007 / 2008 Responsible Care 5

n 2006, the global organisation of the chemical industry (ICCA) launched the Responsible Care Global Charter, an update of the existing Responsible Care pro-

gramme. This focused on sustaina-ble business practice and more transparency. In 2007 and 2008 - within the framework of the new programme - the VNCI started the stakeholder dialogue: talks with people and organisations from society, who all view chemistry differently. This dialogue forms part of the road to more transparency. The results thereof will be an important guide-line for the VNCI, now and in the future.

2008 also saw the start of an audi-ting system, a result of the Global Charter. More transparency means that businesses make their actions in the field of Responsible Care much clearer. The reports drawn up by businesses must be reliable and, as such, verifiable. So as to increase reliability of reporting, the VNCI will have all Responsible Care-related information of a number of member companies randomly audited by an external party (an independent accountant) as from 2010. In preparation the-reof, the VNCI and KPMG in 2008/2009 carried out a successful study into how such an assessment can be organised by an indepen-dent party.

A new aspect of the Global Charter is ‘sustainable business practice’. As such, the objective of Responsi-ble Care - the improvement of pro-cesses and products in the field of health, safety and the environment

- is extended to sustainability. In the next few years, the VNCI wants to clearly define what exactly sustainable business practice means to the chemical industry. The VNCI cannot and does not want to do this on its own. That is why the VNCI will ask its members and civic society organisations for their opinions in the period 2008-2009.

The period 2007/2008 was impor-tant for the introduction of REACH (Registration, Evaluation and Aut-horisation of Chemicals). REACH is a system for the registration, eva-luation and authorisation of chemi-cal substances produced or impor-ted in the European Union. The objective is the sustainable and safe use of chemicals. REACH will be implemented on a step-by-step basis. The so-called preregistra-tion of the substances took place between 1 June and 1 December 2008. The VNCI intensively prepa-red and guided its members through meetings and circulars, and it set up the VNCI Helpdesk REACH.The next step within REACH is registration. During the next few years, the VNCI will actively sup-port its members in the continued implementation of REACH.

In addition to REACH, in 2008 the chemical industry was confronted with increased international legis-lation, such as GHS (Globally Har-monised System of Classification and Labelling of Chemicals.) GHS is an international system for the ‘classification, characterisation and labelling of chemicals and preparations’. During the next year and a half, the VNCI will intensively

communicate about the obligations arising from this legislation. This will be done via workshops, evalu-ations and information in a way similar to that for REACH.Furthermore, the VNCI is involved in the discussion about the risks of nanotechnology in various ways; risks that are much discussed in society. In 2009, the VNCI and the industry will start pilot projects so as to reduce risks, prepare preven-tive measures and try and take away fears about the safe handling of nano-particles. The chemical industry contributes to the solution in this area.

In 1993, the government and the VNCI made agreements to reduce emissions in the chemical industry. This environmental covenant will officially end in 2010. The agree-ments have proven successful; however, a consequence is that the industry has taken so many measures and achieved so many objectives, that there is little room left for voluntary measures.Another agreement contained in the covenant is that the govern-ment and the industry will enter into structural consultations. At the end of the covenant, it is pos-sible that the chemical industry will have to do without these speci-fic consultations. The VNCI has already taken the initiative to study the conditions for new consultati-ons. The Responsible Care pro-gramme will be a dominant item on the agenda.

During the past few years, the dis-cussions on the transportation of chemicals mainly focused on the so-called Basic Network. The

Summary

e

I

Page 6: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

6 Responsible Care 2007 / 2008

Op het gebied van transport van che-mische stoffen spitste de discussie van de afgelopen jaren zich vooral toe op het zogenaamde Basisnet. Project Basisnet werd in 2006 gestart door het ministerie van Ver-keer en Waterstaat als onderdeel van de Verkeersnota voor Gevaar-lijke Stoffen (NVGS) uit 2005. Doel van Basisnet is om een balans te vinden tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ont-wikkelingen en veiligheid. Dat gebeurt door het vaststellen van zogenaamde gebruiksruimtes (risi-coruimte) voor het vervoer en veilig-heidszones voor de ruimtelijke orde-ning. Aan dit overleg neemt de VNCI actief deel. Daarnaast houdt de VNCI zich bezig met de promotie van het zogenaamde Spoor 2-programma. Spoor 2 is naast Basisnet (Spoor 1) een tweede beleidsuitvoeringslijn van de Verkeersnota voor Gevaar-lijke Stoffen. Binnen Spoor 2 worden onder meer afspraken gemaakt met het bedrijfsleven om pilotprojecten op te zetten voor incidentregistratie en zorgsystemen, optimalisatie van incidentmanagement of het vergro-ten van publiek/private samenwer-king van brandweercorpsen.

De afgelopen jaren heeft procesvei-ligheid binnen de chemische indu-strie veel aandacht gekregen. De VNCI heeft op die ontwikkeling inge-speeld door het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten, waar-onder een veiligheidcongres op 3 december 2008. Belangrijk aan-dachtspunt is de meetbaarheid van procesveiligheid. Zowel op nationaal als internationaal niveau is de VNCI betrokken bij de definiëring van zogenaamde procesveiligheidsindi-catoren. Naar verwachting zullen eind 2009 de eerste resultaten van die discussie zichtbaar worden.

Om een hoger veiligheidsniveau te kunnen bereiken, is het belangrijk om kennis en ervaring uit te wisse-len. De VNCI speelt daarin een rol

door het opzetten van regionale net-werken. Inmiddels zijn verschillende van deze netwerken gerealiseerd.

In de periode 2007-2008 is de ver-zuimongevallenfrequentie (LTIR – Lost Time Incident Rate) binnen de chemische industrie verder gedaald. Bedrijven verbeteren zich perma-nent op dat gebied, wat geheel past in de Responsible Care-gedachte.

In januari 2007 werd de nieuwe Arbowet van kracht. Hiermee werd een nieuw stelsel van grenswaarden voor de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkplek geïntrodu-ceerd. De overheid trekt zich daar-mee terug als het gaat om het bepa-len van grenswaarden, ten gunste van REACH. In 2008 werd ook de VCA Petrochemie geïntroduceerd. VCA – Veiligheid Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers - is een belangrijk instrument voor het aan-sturen van ‘contractorveiligheid’.

De afgelopen twee jaar is er tevens discussie geweest over het al dan niet opstellen van een Arbo-catalo-gus door de VNCI. Dit op aandringen van de vakbonden. De VNCI is gestart met een inventarisatie bij haar leden. Dit heeft nog niet tot een bruikbaar resultaat geleid. Het is niet uitgesloten dat aan het initiatief in 2009 alsnog een nieuwe impuls wordt gegeven.

Een aanzienlijk deel van het natio-nale energieverbruik komt voor rekening van de chemische indu-strie. De VNCI publiceerde juli 2007 haar eigen Energievisie. Daarin geeft de VNCI aan hoe de Nederlandse chemische industrie de komende 25 jaar de overgang naar een kli-maatvriendelijke economie tot stand wil brengen. In de Energievisie van de VNCI wordt accent gelegd op WKK (Warmte Kracht Koppeling) en pro-cesintensificatie (PI). Procesintensi-ficatie is het steeds slimmer en com-pacter maken van procesapparatuur,

waarmee processen efficiënter en ook goedkoper kunnen worden. De VNCI ontwikkelde voor procesinten-sificatie een Roadmap en een Actie-plan, dat in september 2008 van start is gegaan. Daarnaast vonden in de periode 2007-2008 bij de leden van de VNCI zogenaamde PI Quick Scans plaats. Met deze scans wor-den processen uit de industrie ver-geleken met state-of-the-art pro-cestechnologie. Eind 2008 waren in totaal 56 Quick Scans voltooid of in behandeling.

November 2007 zetten overheid en bedrijfsleven hun handtekening onder het Duurzaamheidsakkoord. Als onderdeel van dit akkoord zijn er onderhandelingen gestart over een nieuw MJA3 (MeerJarenAfspraak 3 Energiebesparing). Deze gesprekken worden naar verwachting in 2009 afgerond. In 2007 behaalden de deel-nemende chemiebedrijven aan de MJA2 een energie-efficiencyverbe-tering van 2,3 procent ten opzichte van 2006 en van 25,2 procent in ver-gelijking met 1998.Een andere bijdrage van de chemie-sector aan het Duurzaamheidsak-koord is het zogenaamde Bench-markconvenant (BM), bedoeld voor grote energie-intensieve bedrijven die zich volgens de convenantafspra-ken moeten gaan spiegelen aan de internationale kopgroep van energie-bespaarders.

Op 17 december 2008 heeft het Euro-pees Parlement ingestemd met een definitieve herziening van de richtlijn emissierechtenhandel (ETS). Door het besluit zal de energie-intensieve industrie die blootstaat aan interna-tionale concurrentie vanaf 2013 kos-teloos CO2 -emissierechten ontvan-gen.De VNCI is voorzichtig optimistisch over deze uitkomst. p

Page 7: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

2007 / 2008 Responsible Care 7

Basic Network project was started in 2006 by the Ministry of Transport and Water Management, as part of the Traffic Memorandum for Hazar-dous Substances (NVGS) of 2005. The objective of the Basic Network is to find a balance between the transportation of hazardous sub-stances, spatial developments and safety. This is done by stipulating what is called usable space (risk space) for transportation and safety zones for spatial planning. The VNCI actively participates in these consul-tations. In addition, the VNCI promo-tes the so-called Spoor 2 pro-gramme. In addition to the Basic Network (Spoor 1), Spoor 2 is a second policy implementation line of the Traffic Memorandum for Hazar-dous Substances. Within Spoor 2, agreements are made with the busi-ness industry to set up pilot projects for incident registration and care systems, optimisation of incident management or to increase public/private collaboration of fire depart-ments.

During the past few years, process safety in the chemical industry received a lot of attention. The VNCI responded to that development by organising information meetings, including a safety conference on 3 December 2008. An important point of interest is the measurability of process safety. The VNCI is involved in the defining of so-called process safety indicators, both on a national and international level. The first results of that discussion are expec-ted to manifest themselves at the end of 2009.

In order to be able to reach a higher level of safety, it is important to exchange knowledge and experien-ces. The VNCI’s role therein is to set up regional networks, several of which have now been realised.

In the period 2007-2008, the lost time incident rate (LTIR) within the

chemical industry fell further. Busi-nesses are continuously improving in that respect, which is perfectly in line with the Responsible Care the-ory.

The new Working Conditions Act came into effect in January 2007. It has introduced a new system of limits for the exposure to hazardous substances in the workplace. As such, the government will no longer determine the limits, in favour of REACH. The year 2008 also saw the introduction of the Petrochemistry VCA. VCA - The Safety, Health and Environment Checklist for Contrac-tors - is an important tool for the management of contractor safety.

Another discussion of the past few years was that of whether or not the VNCI was going to prepare a wor-king conditions catalogue. The trade unions had urged for this to be done. The VNCI has started with an assessment at its members. It has not yet led to a practicable result. It is possible that the initiative will receive a new boost in 2009.

The chemical industry is responsible for a considerable part of the natio-nal power consumption. The VNCI published its own Energy Vision in July 2007. In this Energy Vision, the VNCI explains how the Dutch chemi-cal industry wishes to realise the transition to a climate-friendly eco-nomy in the next 25 years. The Energy Vision of VNCI focuses on Total Energy and Process Intensifi-cation (PI). Process intensification is the downsizing and compacting of process equipment, as a result of which processes can become more efficient and less expensive. For process intensification, the VNCI developed a Roadmap and a Plan of Action, which came into effect in September 2008. In addition, PI Quick Scans were carried out at the VNCI members in the period 2007-2008. These scans compare proces-

ses in the industry with state-of-the art process technology. At the end of 2008, a total of 56 Quick Scans were completed or pending.

In November 2007, the government and business industry signed the Sustainability agreement. Negotiati-ons on a new MJA3 (long-term agreement 3 Energy-Saving) have started as part of this agreement. These talks are expected to be fina-lised in 2009. In 2007, the chemical businesses participating in the MJA2 achieved an energy efficiency improvement of 2.3 percent compa-red to 2006 and 25.2 percent compa-red to 1998.Another contribution of the chemical sector to the Sustainability agree-ment is the Benchmark covenant (BM), intended for large energy-intensive businesses which must mirror themselves to the internatio-nal leading energy savers, in accor-dance with the agreements laid down in the covenant. On 17 December 2008, the European Parliament voted in favour of a final review of the Emission Rights Trade Directive (ETS). As a result of the directive, the energy-intensive indu-stry that is exposed to international competition will receive free CO2 emission rights as from 2013. The VNCI is cautiously optimistic about this outcome. p

Page 8: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

8 Responsible Care 2008

Responsible Care

1

Page 9: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

e

2007 / 2008 Responsible Care 9

NCI-leden leveren al jaren informatie aan de vereniging over hun prestaties op vei-ligheid-, gezondheid-, en milieugebied. Dat doen ze niet zomaar. In 1992 hebben chemische bedrijven wereldwijd afge-

sproken om voortdurend de prestaties op deze gebieden te verbeteren. En zo was het Responsible Care-programma geboren: een vrijwillige, maar niet vrijblijvende afspraak waarmee de chemie-sector haar maatschappelijke verantwoordelijk-heid invult. Responsible Care wordt uitgevoerd in 53 landen, in nauwe samenwerking met de betrok-ken chemische brancheverenigingen, waaronder de VNCI. Wie iets afspreekt moet ook laten zien dat die afspraken serieus worden genomen. Daarom publiceert de VNCI ieder jaar een Responsible Care-rapport, zodat iedereen kennis kan nemen van de prestaties van de sector. Voorgaande jaren werden zowel de rapportage als de kwalitatieve gegevens per thema in het rapport gepubliceerd. Dit jaar doen we het anders. Het rapport is ver-nieuwd. Er zijn verschillende aanbevelingen gege-ven door KPMG en onze stakeholders voor het verbeteren van het rapport. Hiervan zijn er zoveel mogelijk al verwerkt in dit rapport. De komende jaren zullen de overige aanbevelingen ook worden verwerkt. Daarnaast is er een scheiding gemaakt tussen de rapportage en de publicatie van de kwantitatieve gegevens. Naast de publicatie van dit rapport zullen de kwantitatieve gegevens begin maart gepubliceerd worden op onze website op www.vnci.nl/rc. Dit rapport rapporteert over de jaren 2007 en 2008 en wordt in maart 2009 gepu-bliceerd. De reden hiervoor is het feit dat de VNCI de aanbevelingen van KPMG en de stakeholders heeft afgewacht om deze vervolgens mee te kun-nen nemen in het rapport. De publicatie heeft hier-door wat langer op zich laten wachten.

Responsible Care Global CharterPubliceren van cijfers is belangrijk, maar als die gegevens niet geloofwaardig zijn, of niet relevant, stellen ze niets voor. Daarom lanceerde de wereldwijde organisatie van de chemische indu-strie (ICCA) in 2006 een update van het bestaande programma, de Responsible Care Global Charter. Het doel van de aanvullende afspraken die voor deze update zijn gemaakt was het bestaande Res-ponsible Care-programma meer te laten voldoen aan de eisen van de huidige tijd. De Global Charter staat voor meer interactie met de belanghebben-den, betere afstemming tussen de programma’s van de diverse landen, meer aandacht voor duur-zaam ondernemen en Product Stewardship en vooral voor meer ‘transparantie’.

Externe verificatieMeer transparantie wil zeggen dat bedrijven veel duidelijker laten zien wat ze doen op het gebied van Responsible Care. Naast de gegevens van de bedrijven worden ook andere bronnen gebruikt voor informatie over de hele sector. Voor dit rap-port zijn bijvoorbeeld ook gegevens verzameld bij het CBS en de FOI. Het moet tevens duidelijk zijn dat de rapportages kloppen; dat de gegevens veri-fieerbaar zijn en dat geen discussie mogelijk is over de betrouwbaarheid. De VNCI heeft daarom besloten om alle aangeleverde informatie op Res-ponsible Care-gebied door een externe partij - een onafhankelijke accountant - steekproefsgewijs te laten verifiëren. Het is de bedoeling dat het systeem van transparante communicatie en verifi-eerbare rapportage op de korte termijn moet draaien. Ter voorbereiding hierop heeft de VNCI samen met KPMG in 2008 onderzocht hoe zo’n beoordeling door een onafhankelijke partij het best kan worden georganiseerd. Hiervoor is onder

V

Page 10: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

10 Responsible Care 2007 / 2008

andere een steekproef uitgevoerd bij enkele lidbe-drijven. Alle onderzoeksresultaten zullen worden meegenomen bij de uiteindelijke invoering van de volledige externe verificatie in 2010.

De start van de verificatie betekent dat bedrijven er rekening mee moeten houden dat hun gegevens over 2009 verifieerbaar moeten zijn. Daarbij zal de VNCI zoveel mogelijk gebruik maken van gegevens die andere partijen al verzamelen. Zoals bijvoor-beeld het Europese Pollutant Release and Trans-fer Register. Deze informatie kan ook worden gebruikt voor het jaarlijkse Responsible Care-rapport. Hiermee wil de VNCI uiteraard voorko-men dat de bedrijven dubbel werk moeten doen.

StakeholderdialogenWie zijn of haar maatschappelijke rol serieus neemt, moet weten wat er speelt. Daarom vindt de VNCI het belangrijk om nog beter dan in het verle-den naar de samenleving te luisteren. De VNCI wil weten wat de maatschappij van de chemiesector denkt. Doet de chemiesector wel genoeg? Wat vindt men van het Responsible Care-rapport? Kan het beter?

Om op dit soort vragen antwoord te krijgen is de VNCI in 2008 gestart met stakeholderdialogen. Er werden zeven partijen uitgenodigd: Projectgroep Chemie, Ministerie van VROM (DGM), milieueco-noom prof. Hafkamp, Ministerie van SZW (Arbeids-inspectie), Industriebond CNV, Stichting Natuur en Milieu en de Zeeuwse Milieufederatie. Uit de dialoogsessies bleek dat de ‘stakeholders’ redelijk positief oordelen over het VNCI Responsi-ble Care-verslag van 2006. Meest opvallend was het vertrouwen in de cijfers, de ‘key performance indicators’, die zijn gerapporteerd. Maar zeker zo belangrijk waren de aanbevelingen die uit de dia-loog naar voren kwamen. Er was bijvoorbeeld behoefte om gezamenlijk gebruik te kunnen maken van informatiebronnen, vooral op het vlak van emissiegegevens. Dat geeft duidelijkheid en meer transparantie.Een andere aanbeveling was om de werkvloer meer bij Responsible Care te betrekken. Hoe bre-der een programma als Responsible Care binnen een organisatie wordt gedragen, des te groter de kans op succes. Vroeger was vaak één specialist – meestal de milieucoördinator – de spil in het com-municatieweb. Maar met Responsible Care ‘nieuwe stijl’ gaat het niet alleen om processen en productie, maar ook om de ‘business’ en ‘verkoop’. Die verbreding wordt door de VNCI op allerlei manieren gestimuleerd. Zo is bijvoorbeeld aan zowel de industriesites als de businessunits gevraagd zich opnieuw aan te melden voor het nieuwe Responsible Care Global Charter.De VNCI wil die verbreding ook terug laten komen in de Responsible Care-prijs. In het verleden werd die vaak uitgereikt aan grote, bedrijfsbrede projec-ten. Vanaf nu zullen ook kleinere projecten worden gehonoreerd, juist om de betrokkenheid van de werkvloer aan te moedigen.Verder bleek bij stakeholders de behoefte te bestaan aan het toekomstbeeld van de chemiesec-tor. Stakeholders willen juist praten over de toe-komst. Het gaat niet alleen om getallen, maar ook

Opmerkingen uit de stakeholderdialoog:‘Probeer Responsible Care dichter bij de werknemers te brengen door ze er actief bij te betrekken. Laat uw ondernemingsraad bij-voorbeeld een RC-project indienen.’ (CNV Bedrijvenbond) ‘Openheid draagt bij aan het verbeteren van het imago.’ (BAC/NICIS)‘Laat aan de hand van concrete voorbeelden zien dat de branche Responsible Care ook in de praktijk brengt.’ (BAC/ NICIS) ‘Geef duidelijk de dilemma’s aan die er spelen, dilemma’s zijn de kapstok voor discussie, dit vergroot de transparantie.’ (Stichting Natuur en Milieu)‘In de chemie gaat het niet om de LTI’s, maar om het voorkomen van grote ongevallen als gevolg van procesincidenten.’ (SZW/Arbeidsinspectie)‘Maak naar de buitenwereld duidelijk dat de sector er alles aan doet om incidenten te voorkomen.’ (SZW/ Arbeidsinspectie) ‘Laat beter zien wat de investeringen en resultaten zijn van ener-gie-efficiency projecten.’ (Zeeuwse Milieu Federatie) ‘Maak een Responsible Care-ranking van de bedrijven, net zoals bij scholen en ziekenhuizen.’ (Projectgroep Chemie)‘Chemie kan samen met de overheid een probleem ‘adopteren’ en er aan werken. Overheid brengt instrumentarium in en de chemie maakt de projecten en mijlpalen concreet.’ (VROM/ DGM)‘Overheid kan geen technologische keuzes maken, alleen rand-voorwaarden scheppen.’ (VROM/DGM)

Page 11: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

e

2007 / 2008 Responsible Care 11

om plannen. Daarom zal de VNCI de komende jaren intensief communiceren over de toekomst-plannen. Dat is lastiger dan het lijkt. Beslissingen die nu moeten worden genomen voor de komende tien, twintig jaar, zullen dilemma’s en discussie opleveren. Dat is ook precies wat de VNCI de komende jaren wil: discussie voeren, luisteren, en uiteindelijk samen met de maatschappij oplossin-gen voor de toekomst vinden. Jaarlijkse vragenlijstWat betreft de toekomstvisie voor de komende jaren. Voor het Responsible Care-programma moeten de jaren 2007 en 2008 vooral worden gezien als een dynamische overgangsfase. In deze periode is de verificatiesystematiek ontwikkeld, is het Responsible Care-programma geëvalueerd en zijn de stakeholderoverleggen gehouden. De VNCI zal daarmee in 2009 verder gaan. In het voorjaar van 2009 ontvangen alle bij de VNCI aangesloten bedrijven een vragenlijst. Het gaat om een lijst die één keer per jaar wordt verstuurd en door de bedrijven zelf moet worden ingevuld. Doel is een beeld te geven van de bestaande situatie en aan te geven waar mogelijke witte plekken en verbeter-opties liggen. De ingevulde lijst zal door de VNCI worden gebruikt om te rapporteren over de stand van zaken en de ontwikkelingen. De vragenlijst zal vanaf 1 januari 2010 de basis zijn voor de verificatie van het Responsible Care-systeem.

DuurzaamheidHet Responsible Care-programma is van meet af aan een manier geweest om de duurzaamheid binnen de chemische industrie te bevorderen. De ideeën achter het programma zijn een kleine twin-tig jaar geleden ontstaan. Tijden veranderen. Daarom is het bestaande programma twee jaar geleden uitgebreid met de Global Charter. Het gaat om een aanpassing van de bestaande afspraken, met als nieuw onderdeel ‘duurzaam ondernemen’. Dit is een logische keuze. Het Responsible Care-

programma richt zich altijd al op zowel processen als producten. In het vernieuwde programma wordt echter nog meer aandacht besteed aan Pro-duct Stewardship (ketenbeheer) en duurzaamheid. De aandacht gaat hierbij uit naar de industriële processen en de producten die daaruit voortkomen

en naar de wijze waarop deze processen en pro-ducten duurzaam kunnen zijn. Dat wil zeggen bij-dragen aan een beter milieu en voorzien in de behoeften van de maatschappij. Ook op de lange termijn.

Niet voor niets is het Responsible Care logo-uit-gebreid met de toevoeging ‘our commitment to sustainability’. Daarmee wil de VNCI laten zien dat Responsible Care een belangrijke bijdrage is aan duurzaamheid. Echter, duurzaamheid is maatwerk. Duurzaamheid van een bedrijf is soms anders dan duurzaamheid van een hele sector. Er is bijvoorbeeld geen kinderarbeid in de chemie in Nederland en er zijn geen problemen met men-senrechten. De VNCI zal daarom daarover ook niet rapporteren. Veilige producten die ook elders in de wereld geen schade aanrichten is een voor-beeld waarover de sector zich wel moet verant-woorden. De VNCI wil de komende jaren samen met de stakeholders helder maken wat duurzaam onder-nemen precies voor de chemische industrie bete-kent. Het helder formuleren van het begrip duur-

‘ Stakeholders willen juist praten over de toekomst. Het gaat niet om getallen, maar vooral ook om plannen.’

Page 12: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

Ron Wit

Maarten de Hoog

12 Responsible Care 2007 / 2008

zaamheid is volgens de VNCI een groeiproces. Hiervoor heeft de VNCI de inbreng van haar leden hard nodig. De stakeholderdialoog, de aanbeve-lingen van KPMG, het vernieuwde RC-rapport en de externe verificatie dragen bij aan het formule-ren van het begrip duurzaamheid. Met name de wensen en mogelijkheden van de lidbedrijven spelen hierbij een grote rol. De lidbedrijven kun-nen concreet, vanuit de praktijk gedacht, aange-ven wat duurzaamheid voor hun bedrijven bete-kent. Het doel hiervan is om de Global Charter zo in te vullen, dat het beantwoordt aan zowel de doelstellingen van het Responsible Care-pro-gramma als aan de wensen van de samenleving.

Communicatie over Responsible Care door de VNCI De VNCI wil het Responsible Care-programma steviger verankeren als een systeem van de sector, waarbij elk VNCI-lid zijn eigen verantwoordelijk-heid heeft. Dit betekent geen extra activiteiten voor de leden, maar onze inspanningen en resultaten meer zichtbaar maken als Responsible Care-acti-viteiten. Dit gebeurt niet alleen als signaal naar onze eigen achterban, maar vooral ook naar de wereld om ons heen. Communicatie gebeurt onder meer via Chemie magazine, nieuwsbrief Chemie-zine, internet, het Responsible Care-rapport, de Repsonsible Care-prijs en de media. De chemische

‘ Aanbevelingen stakeholders en KPMG’

Ron Wit van Natuur en Milieu over Responsible Care:

‘Als de chemische industrie in gesprek wil komen met de samenleving, moet ze ook laten zien waar ze mee zit. Welke problemen en dilemma’s spelen er binnen de industrie en wat zijn de mogelijkheden tot verbe-tering.’ Ron Wit van de Stichting Natuur en Milieu is positief over het Responsible Care-verslag van de VNCI, maar vindt dat er meer moet gebeuren dan alleen gegevens verstrekken. ‘Alleen als je jezelf bloot durft te geven, ontstaat een echte dialoog.’

Ron Wit is een van de stakehol-ders met wie deze zomer is gesproken over Responsible Care en de manier waarop de VNCI dat invult. Wat opviel in de gesprekken was de grote betrokkenheid van de stakehol-ders bij het wel en wee van de chemische industrie. In feite een impliciete erkenning van het belang van de bedrijfstak voor de Nederlandse samenle-ving. De andere kant van het verhaal is dat ‘men’ wil weten wat er speelt. Niet alleen keu-rige grafiekjes waaruit blijkt dat de chemische industrie zijn best doet om de effecten voor werk-

nemers, buren en omgeving zo goed mogelijk te beperken, maar ook informatie over wat er gaat spelen in de nabije toe-komst. Sjoerd Looijs van de VNCI: ‘We proberen een zo getrouw mogelijk beeld te schetsen, inclusief de dingen die nog niet goed gaan en dat waardeert men.’

Dat neemt niet weg dat het beter kan. In een telefonische reactie pleit Maarten de Hoog van de DCMR voor nog meer transparantie vooral op bedrijfsniveau. ‘Het VNCI-verslag geeft indicatoren voor

Een gedeelte uit artikel Chemie Magazine, december 2008.

‘De VNCI wil het Responsible Care-programma steviger verankeren als een

systeem van de sector, waarbij elk VNCI-lid zijn eigen verantwoordelijkheid heeft.’

Page 13: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

Sjoerd Looijs

2007 / 2008 Responsible Care 13

industrie maakt door de vernieuwing van het pro-gramma een omslag van ‘be good and tell it’ naar ‘be good and discuss it’. Gedurende 2008 is de communicatie over Responsible Care geïntensi-veerd. De komende jaren zal de VNCI verder wer-ken aan de versterking van het programma en haar communicatie met de stakeholders en andere belangstellenden.

Responsible Care-prijs De Responsible Care- prijs is dé prijs voor projecten binnen de chemische industrie die hun prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu, duur-zame ontwikkeling en ketenbeheer steeds verder verbeteren. Initiatiefnemer VNCI reikt jaarlijks de prijs uit aan het meest inspirerende en aanspre-kende project. Doordat bedrijven een toonaange-vend project inzenden, dragen zij bij aan de optima-lisering van hun communicatie naar alle belangrijke stakeholders en laten zij concreet zien wat zij doen op het gebied van Responsible Care.Winnaar van de Responsible Care-prijs 2007 is Dow Benelux in Terneuzen. Het bedrijf won met een pro-ject voor innovatief industrieel hergebruik van huis-houdelijk afvalwater. Gezuiverd huishoudelijk afval-

water dat normaal gesproken na zuivering op de Westerschelde wordt geloosd, wordt nu op grote schaal hergebruikt in de industrie. Ontzilting van het afvalwater (in plaats van zeewater) levert een ener-giebesparing op van 65% plus een besparing van chemicaliëngebruik. De Responsible Care-prijs 2008 is uitgereikt aan DSM Agro. Dit bedrijf heeft als eerste ter wereld de uitstoot van lachgas (N2O) uit een salpeterzuurfabriek volledig geëlimineerd. Hiermee heeft het bedrijf een belangrijke oplossing aangedragen voor het verminderen van het broei-kaseffect. De impact van de nieuwe technologie is groot aangezien het broeikaseffect van lachgas ruim 300 keer zo groot is als van CO2. p

de sector als geheel. Een goede zaak, maar het zou nog beter zijn als we zouden worden ingelicht over de prestaties van bedrijven afzonderlijk. Zoals bedrijven ook hun financiële gegevens publice-ren -tot en met het salaris van de directeur - zo zouden ze ook hun gegevens op het gebied van veilig-heid en milieu moeten publiceren. Op basis daarvan zou je tot een ‘ranking’ kunnen komen, een waardering a la Standards & Poor, maar dan voor de bedrijfs-prestaties op het gebied van duurzaamheid. Nuttig voor bedrij-ven zelf, maar ook voor de omge-ving.’

Jelle Loosman van de vakbond CNV zou graag zien dat werknemers meer betrokken worden. ‘Zoals het nu is georganiseerd, is Responsible Care vooral een uithangbord om te laten zien hoe goed de chemische industrie het doet. Dat is onvol-doende basis voor een dialoog. Werknemers zouden een veel actie-vere rol moeten krijgen in het hele programma. Aanknopingspunten genoeg, lijkt me. Responsible Care gaat toch ook over veiligheid, gezondheid en arbeidsomstandig-heden. Laat daar de VGA-commis-sie van de Ondernemingsraad zijn zegje over doen. Daag ze uit om met voorstellen en ideeën te komen.’

Van Loosman mag Responsible Care best verder gaan dan alleen gezondheid, veiligheid en milieu. ‘Binnen het bedrijf ligt de nadruk meestal op voorschriften. Helm op, veiligheidschoenen aan, stofmasker voor. Duurzaamheid heeft ook te maken met iets als plezier in het werk en ontplooiing. Misschien wat moeilijk in grafiekjes vast te leggen, maar het is wel belangrijk. Om het dreigende tekort aan operators te voorkomen, zul je scholieren moe-ten laten zien dat het leuk werken is in de chemische industrie.’

Tekst: Joost van Kasteren

Page 14: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

e afgelopen jaren heeft procesveiligheid met betrekking tot de chemische indu-strie veel aandacht gekregen. De voor-naamste aanleiding daarvoor is het onge-luk met de BP raffinaderij in Texas City op

23 maart 2005. Vijftien mensen vonden daarbij de dood; 170 raakten gewond. Het onderzoeksrapport van het zogenaamde Baker-panel (Baker-rapport) uitte felle kritiek op de in Texas toegepaste risico-beheersingsinstrumenten. De oorzaak van de catastrofe bleek te liggen in menselijke fouten, maar ook bij falende processen en vooral slecht procesmanagement. Die conclusie had gevolgen, ook elders in de wereld. Bij meer bedrijven zou procesveiligheid onvoldoende afgedekt kunnen zijn. Dat, plus de aandacht op nationaal niveau die de calamiteiten bij Enschede (vuurwerkramp) en Volendam (cafébrand) veroorzaakten, maakte dat de belangstelling voor procesveiligheid ook in Nederland opleefde. De VNCI heeft op die ontwikkeling ingespeeld, onder andere door het organiseren van (voorlich-ting)bijeenkomsten, waaronder een veiligheidcon-gres op 3 december 2008. Tijdens die bijeenkom-sten kwam naar voren dat één van de lastige elementen van projectveiligheid de ‘meetbaarheid’ daarvan is. Om die reden wordt binnen de chemi-sche industrie gediscussieerd over de definiëring van zogenaamde procesveiligheidsindicatoren.

Procesveiligheid

D2

Page 15: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

2007 / 2008 Responsible Care 15

VNCI coördinator veiligheidsnetwerken

Speerpuntmanager Veiligheid, Gezondheid en Milieu Eduard van der Wilt

ProcesveiligheidOok Europa werkt aan zulke indicatoren. Hiervoor vindt overleg plaats waarbij ook de VNCI is betrok-ken. Naar verwachting zullen eind 2009 de eerste resultaten van die discussie zichtbaar worden. De kwantitatieve gegevens die beschikbaar zijn rond dit thema vindt u op www.vcni.nl/rc.

Regionale netwerkenOm een hoger veiligheidsniveau te kunnen berei-ken, is het essentieel om te leren van (bijna) inci-denten en best practices uit te wisselen. De VNCI probeert daar een rol in te spelen door het opzet-ten van regionale netwerken. Deze netwerken zijn gericht op het uitwisselen van kennis en ervaring. Eerder zijn er netwerken tot stand gekomen in de regio’s West-Brabant/Zeeland- de Masterclass –Zeeland-, het Rijnmondgebied - Deltalinqs Uni-versity - en de regio Noord-Nederland – TxU (waarin de SBE, Samenwerkende Bedrijven Eems-mond een belangrijk partner is). In 2008 is daaraan toegevoegd; de regio Amsterdam met de ORAM Industriekring 2.0. Eind 2008 is ook een start gemaakt met het opzetten van een soortgelijk net-werk in Zuid-Oost Nederland (Oost-Brabant en Limburg).

Overleg Arbeidsinspectie In 2008 werd een breed overleg gehouden met de Arbeidsinspectie. De insteek hiervan was een

beter onderling begrip te creëren voor elkaars standpunten en beleidsvisie. Voor de chemie was onder andere de incidentrapportage van de Arbeidsinspectie een heikel punt, door de vaak negatieve insteek, gebrek aan voldoende onder-bouwing en leereffecten. Onder invloed van de genoemde overleggen zijn de wederzijdse verhou-dingen aanmerkelijk verbeterd.

Verzuimongevallenfrequentie (LTIR – Lost Time Incident Rate)De lidbedrijven rapporteren hun verzuimongevallen aan de VNCI en daaruit wordt een totaalcijfer voor de sector bepaald. De fluctuatie die de VNCI in het totaalcijfer ziet wordt sterk bepaald door een beperkt aantal bedrijven en zeker ook door het aan-tal bedrijven dat cijfers aanlevert; dat laatste aantal is door de jaren heen gestegen, maar dat geeft een wisselend effect op het eindcijfer. Als de VNCI kijkt naar de groep van ongeveer vijftig bedrijven die over elk van de jaren 2005, 2006 en 2007 de cijfers heeft gerapporteerd, dan laat dat een dalende trend zien.Bedrijven blijken zich op dat gebied permanent te verbeteren, wat geheel past in de Responsible Care- benadering. p

Speerpuntmanager Veiligheid, Gezondheid en Milieu Eduard van der Wilt over regionale netwerken veiligheid.

Twee nieuwe veiligheidsnetwerkenIn 2007 is de basis gelegd voor twee nieuwe regionale veiligheids-netwerken. Een rondom het Noordzeekanaal en een in de regio Zuid-Oost Nederland (Limburg en Oost-Brabant). De VNCI en haar leden spelen een leidende rol in de start van de regionale veiligheids-

netwerken. Ook initiëren zij de ontwikkeling en realisatie van nieuwe netwerken. Binnen de vei-ligheidsnetwerken fungeert de VNCI als landelijke coördinator. Eduard van der Wilt, Speerpunt-manager Veiligheid, Gezondheid en Milieu bij de VNCI: “De regio-nale netwerken zijn met recht een succes te noemen. De belangstelling voor de netwer-ken is groot en ook andere sectoren, zoals de petrochemie, procesindustrie en energiemaat-

schappijen willen zich graag aan-sluiten bij een netwerk.”

In september 2008 werd zodoende de ORAM Industriekring 2.0 opge-richt, het veiligheidsnetwerk voor de regio Amsterdam. Binnen dit net-werk staat het uitwisselen van erva-ringen op het gebied van veiligheid centraal, met als doel om het veilig-heidsniveau naar een nog hoger plan te tillen. Op korte termijn wordt ook in de regio Zuid-Oost-Neder-land een netwerk opgericht.

Page 16: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

16 Responsible Care 2007 / 2008

Page 17: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

e

2007 / 2008 Responsible Care 17

3Transport

et succes van de Nederlandse econo-mie valt of staat met een geolied trans-portsysteem. Voor de chemiesector is dat niet anders. Sterker nog, transport is voor de chemie van levensbelang.

Verwacht wordt dat het transport van chemische stoffen per 2020 zelfs is verdubbeld. Die groei zorgt voor een conflict tussen vervoer, ruimte-lijke ontwikkeling en veiligheid. In het belang van de veiligheid zou het dus logisch zijn bebouwing

zo ver mogelijk van transportlijnen af te houden. Aan de andere kant wordt ruimte in Nederland steeds schaarser en moet zoveel mogelijk opper-vlak nuttig worden gebruikt. Tegengestelde belangen dus, tussen zo veel mogelijk willen bouwen, het meer kunnen vervoeren van gevaar-lijke stoffen en het zeker stellen van de veilig-heid. De kwantitatieve gegevens die beschikbaar zijn op het gebied van transport vindt u op www.vnci.nl/rc.

H

Page 18: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

‘ Vervoer gevaarlijke stoffen in verdrukking’

18 Responsible Care 2007 / 2008

BasisnetIn 2006 startte het Ministerie van Verkeer en Waterstaat het project Basisnet, onderdeel van de Verkeersnota voor Gevaarlijke Stoffen (NVGS) uit 2005. Basisnet heeft betrekking op de modaliteiten wegvervoer, binnenvaart en spoorvervoer. Het wordt uitgevoerd in samenwerking met het minis-

terie van VROM, gemeenten, provincies, hulpverle-ningsorganisaties en bedrijfsleven, waaronder de chemische industrie. Doel van Basisnet is om een balans te vinden tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid. Dat gebeurt door het vaststellen van zogenaamde

gebruiksruimtes (risicoruimte) voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. Aan dit overleg neemt ook de VNCI actief deel.De opgave is niet eenvoudig. Bij het transport van gevaarlijke stoffen gaat het immers om dynamisch vervoer, niet om een statische fabriek. Bovendien zijn er zoals gezegd grote belangenverschillen tussen het ministerie van Verkeer en Waterstaat, VROM, de provincies, gemeentes en industrie. Het ministerie van VROM, de provincies en gemeentes zien in het belang van haar ruimtelijke beleid liefst een zo klein mogelijke risicoruimte. De industrie worstelt van haar kant met de onzekere prognoses voor de lange termijn. Juist vanwege die onzeker-heid zou het bedrijfsleven het liefst een zo groot mogelijke risicoruimte zien waarbij de veiligheid vanzelfsprekend voorop blijft staan. Inmiddels is wel het volgende afgesproken door vaststelling van het Basisnet: de ruimte die door de genomen maatregelen van de industrie vrijkomt in de risicoruimte, mag worden opgevuld met meer transportcapaciteit. Het zou kunnen gaan om maat-regelen als (crash)buffers tussen treinwagons of de plaatsing van hittebeperkende materialen.

Een ander punt van overleg is het risicomodel dat een kwantificering moet geven van de risico’s. Het

‘Het succes van de Nederlandse economie valt

of staat met een geolied transportsysteem.’

Gedeelte uit het artikel Chemie Magazine oktober 2008.

De VNCI staat achter de uitgangs-punten van de overheid om nu en in de toekomst het vervoer van gevaarlijke stoffen in het drukbe-volkte Nederland in goede banen te leiden. Tegelijkertijd vreest de organisatie dat de aan- en afvoer van chemische producten op sommige chemische clusters in gevaar kan komen.

In kringen van landelijke en lokale politici, vertegenwoordigers van

het bedrijfsleven en risico-experts woedt een verhit debat over het zogeheten Basisnet. Daarmee wil de overheid ‘de spanning tussen ruimtelijke orde-ning en vervoer van gevaarlijke stoffen op een verstandige manier beheersen’. Het Basisnet geldt voor het vervoer over de weg, het spoor en het water, en kan per route beperkingen opleggen. Daarbij gaat de overheid uit van drie categorieën. Bij de eerste heeft het vervoer voorrang, zoals bijvoorbeeld bij de Betuwelijn. Bij de tweede moeten vervoer en bouwen met elkaar rekening hou-

den, dat is het geval in dichtbe-volkte gebieden waar belangrijke vervoeraders doorheenlopen. Bij de derde heeft bouwen voorrang, bijvoorbeeld in gebieden waar weinig industrie is, waardoor er weinig vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

VNCI-directeur Colette Alma, die namens de chemische industrie aan de stuurgroep Basisnet deel-neemt, benadrukt dat de VNCI volledig achter het concept van het Basisnet staat. ‘Door middel van het Basisnet scheppen we immers ruimte voor het toekom-

Page 19: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

2007 / 2008 Responsible Care 19

model dat door het RIVM wordt beheerd is dusver onvoldoende in staat om de risico’s van bepaalde veiligheidsmaatregelen te berekenen.

De verwachte groei van het transport van gevaar-lijke stoffen betekent ook dat de overheid zal moe-ten investeren in infrastructuur. Vooral in betere spoorverbindingen die binnensteden vermijden en in wegen waar de bebouwing op voldoende afstand staat van de infrastructuur. De VNCI zet voor de toekomst in op alle modaliteiten om zo veel moge-lijk flexibiliteit te hebben en aan de wens van de klant te kunnen voldoen. Dat is in het belang van de veiligheid en van de economische haalbaarheid. De VNCI vindt het daarnaast belangrijk dat niet de indruk ontstaat dat het transport in Nederland wordt beperkt. Dit schrikt investeerders af. De discussie binnen Basisnet moet uiteindelijk lei-den tot de definitieve vaststelling van de risicoruim-tes. Maar dat niet alleen. Er zal ook duidelijkheid moeten komen over de afstemming tussen de ver-schillende modaliteiten en de juridische borging en handhaving. Punt van zorg is verder dat de discussie over het transport van gevaarlijke stoffen zich momenteel vooral toespitst op de rijkswegen. Som-mige provincies zijn daarnaast begonnen met onderzoek naar regels voor het provinciale wegen-

net. Dat zal de complexiteit van het transport van gevaarlijke stoffen alleen nog maar vergroten.

Spoor 2-programmaEen ander punt op de agenda is de promotie van het zogenaamde Spoor 2-programma. Spoor 2 is naast Basisnet (Spoor 1) een tweede beleidsuitvoe-ringlijn van de Verkeersnota voor Gevaarlijke Stof-fen. Binnen Spoor 2 worden onder meer afspraken gemaakt met het bedrijfsleven om pilotprojecten op te zetten voor incidentregistratie en zorgsyste-men, optimalisatie van incidentmanagement en het vergroten van publiek/private samenwerking van brandweercorpsen. Binnen de chemische wereld loopt momenteel het ICE-programma (Intervention in Chemical trans-port Emergencies) van CEFIC. Binnen ICE-verband wordt bijvoorbeeld in kaart gebracht bij welke bedrijven kennis aanwezig is over welke gevaar-lijke stoffen. Ook wordt bekeken welke van die bedrijven op dat gebied hulp zouden kunnen leve-ren bij een incident. Het programma heeft in Duits-land tot prima resultaten geleid, maar is in Neder-land nog onvoldoende van de grond gekomen. De VNCI is bezig om ook in het kader van Responsible Care dit ICE-systeem in Nederland verder vorm te geven. Dit wordt in 2009 actief opgepakt. p

stig vervoer van gevaarlijke stof-fen. En van de ruimte die over-blijft, is het straks duidelijk voor gemeenten en provincies waar ze kunnen bouwen. En zo weten beide partijen waar ze aan toe zijn.’Tegelijkertijd signaleert ze, net als de CTGG, een aantal problemen waar zo op het eerste gezicht geen eenvoudige oplossing voor is te bedenken. ‘Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg of via het water zijn weinig knelpunten te verwachten, blijkt uit eerder onderzoek van de over-heid. Maar dat ligt heel anders

voor het vervoer per spoor. Dat gaat vaak dwars door dichtbe-volkte stedelijke gebieden, en we zijn er nog niet over uit wie deze problemen moet oplossen. In theorie kun je natuurlijk het trein-verkeer over nieuw aangelegd spoor rond een stad laten rijden, maar je praat dan wel over flinke investeringen. En wie moet dat gaan betalen?’Daarom pleit de VNCI-directeur voor een landelijke aanpak. ‘Het dossier is zo ingewikkeld en heeft zoveel economische gevolgen dat het vraagt om een landelijke aan-pak en coördinatie. De chemische

industrie wil nu en in de toekomst de mogelijkheid krijgen om te kunnen groeien. En daardoor neemt het vervoer van gevaarlijke stoffen haast per definitie toe. Uiteraard willen wij het liefst een vrije doorgang, maar nu is het zo dat één gemeente dit kan tegen-houden. Daarom wil de VNCI dat een minister hierover kan beslis-sen.’

Tekst: Adriaan van Hooijdonk

Page 20: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

4 20 Responsible Care 2007 / 2008

Arbeidsomstandigheden

Page 21: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

4 2007 / 2008 Responsible Care 21

erknemers in de chemische industrie moeten, net als in andere sectoren, veilig en gezond kunnen werken. De chemische sector werkt continu aan het verder verbeteren van de

werksituatie van haar werknemers.

Op 1 januari 2007 is de nieuwe Arbowet in werking getreden. Daarmee is ook een nieuw stelsel van grenswaarden voor de blootstelling aan gevaar-lijke stoffen op de werkplek geïntroduceerd met meer accent op bedrijfs- en producentennormen. De overheid trekt zich hiermee voor een belang-rijk deel terug als het gaat om het bepalen van grenswaarden, ten gunste van REACH. In het vervolg bemoeit de overheid zich voornamelijk nog met carcinogene stoffen en stoffen ‘zonder eigenaar’. Inmiddels houdt de overheid ook al meer rekening met REACH bij het opstellen van het werkprogramma van de Gezondheidsraad

Arbeidsomstandigheden

W

e

Page 22: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

‘De chemiebranche staat wat Arbo betreft al op een

zeer hoog niveau.’

22 Responsible Care 2007 / 2008

voor het vaststellen van publieke grenswaarden. Een grote stap voorwaarts vindt de VNCI, want het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) was namelijk tot op heden nogal sceptisch over REACH. De kwantitatieve gegevens die beschikbaar zijn over dit thema vindt u op www.vnci.nl/rc.

ArbocatalogusDe afgelopen twee jaar is er een discussie geweest over het al dan niet opstellen van een arbocatalo-gus door de VNCI. In 2007 is de VNCI gestart met een inventarisatie onder haar leden naar de behoefte aan een Arbo-oplossingenboek. Deze inventarisatie heeft niet tot een bruikbaar resul-taat geleid. Het is niet uitgesloten dat aan het initi-atief in 2009 alsnog een nieuwe impuls wordt

gegeven. De vakbonden hebben van begin af aan aangedrongen op een formele arbocatalogus voor de hele chemische industrie. De VNCI heeft echter geen mandaat van haar leden om afspraken te maken over arbeidsomstandigheden. De VNCI is van mening dat de sector te divers is om über-haupt centrale oplossingen op het gebied van arbeidsomstandigheden in één boek onder te brengen. Bovendien vindt de VNCI dat de chemie-branche wat Arbo betreft al op een zeer hoog niveau staat. Voor de meeste VNCI-leden betekent een arbocatalogus geen toegevoegde waarde.

VCA PetrochemieMedio 2008 werd de VCA Petrochemie geïntrodu-ceerd. VCA – Veiligheid Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers - is een belangrijk instru-ment voor het aansturen van ‘contractorveilig-heid’. De nieuwe VCA Petrochemie is bedoeld voor aannemers die complex werk uitvoeren met een verhoogd risico binnen petrochemische bedrijven. Opvallend nieuw element in de VCA Petrochemie is een gedragsparagraaf voor de werknemers. Dit schrijft onder andere voor dat contractors een gedragsprogramma voor hun werknemers opstel-len, aangezien onveilig gedrag een belangrijke risicofactor bij het werk blijkt te zijn. p

Page 23: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

2007 / 2008 Responsible Care 23

VNCI en het VCA-systeemBeleidsmedewerker Veiligheid en Gezond-heid Macco Korteweg Maris over het VCA-systeem.

De Werkgroep Veiligheid van de VNCI is een van de partijen die vorig jaar heeft meegewerkt aan de actualisering van de veiligheid, gezondheid en milieu checklist aannemers (VCA-systeem).

Dit jaar verscheen de vijfde versie. Daarin is nu ook een onderdeel opgenomen dat speciaal is bedoeld voor de ingewikkelde onderhoudsrisico’s die bij procestechnische bedrijven voorkomen.

De nieuwe VCA-petrochemie besteedt o.a. extra aandacht aan het (onveilig) gedrag van werkne-mers. Dat vormt een belangrijk risico in de chemi-sche industrie.

De VNCI zal onder andere met behulp van de leden van de Werkgroep Veiligheid haar leden uitvoerig voorlichten over de inhoud en gevolgen van het nieuwe systeem.

Verder is vorig jaar ook de veiligheid checklist opdrachtgevers (VCO-systeem) geactualiseerd. Dat richt zich op de opdrachtgevers die het VCA van hun aannemers vereisen. Het ingenieursbureau Fluor heeft hier vorig jaar als één van de eerste een certi-ficering voor ontvangen. Dow Chemicals in Terneu-zen en Shell Chemie in Moerdijk en de Botlek zijn hiervoor inmiddels ook gecertificeerd.

De VNCI zal onder andere via de Werkgroep Veilig-heid meer bekendheid geven aan het VCO-systeem om zo meer leden voor het certificaat te interes-seren.

Beleidsmedewerker Gezondheid en Veiligheid Macco Korteweg Maris

Page 24: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

24 Responsible Care 2007 / 2008

e chemische sector werkt al jaren aan het terugdringen van emissies. De sector wil zo min mogelijk emis-sies uitstoten naar water, lucht en bodem en zo min mogelijk afval pro-duceren. Om een zo groot mogelijke

reductie van emissies te realiseren worden er met de overheid afspraken gemaakt en wordt er continu gezocht naar oplossingen op dit gebied. Zo kunnen emissies worden teruggedrongen door technische oplossingen in het proces en door de toepassing van zuiverende technieken

D

Page 25: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

5

e

2007 / 2008 Responsible Care 25

Milieu

aan het einde van processen. De kwantitatieve gegevens die beschikbaar zijn over dit thema vindt u op www.vnci.nl/rc.

MilieuconvenantIn 1993 hebben de VNCI en de overheid afspraken gemaakt over het reduceren van emissies naar lucht, water en bodem, het verminderen van afval en het verbeteren van energie-efficiency. Deze afspraken zijn vastgelegd in een milieuconvenant. Het convenant bevat reductiedoelstellingen voor 2000 ten opzichte van het basisjaar 1985. Daar-

naast zijn er richtinggevende doelstellingen voor 2010 opgenomen. Deze afspraken zijn effectief gebleken. Sinds het convenant van kracht werd, is een aantal emissies zelfs 100 procent afgenomen, veel andere emissies tot 85% of meer. Ter illustra-tie; voor de verzurende stof SO2 is afgesproken om een reductie van 90 % in 2010 te realiseren. Dit niveau is met 88% in 2003 al bijna bereikt.

Een vereiste van het convenant voor chemische bedrijven is dat zij elke vier jaar een bedrijfsmilieu-plan (BMP) op moeten stellen. In dit plan rapporte-

Page 26: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

26 Responsible Care 2007 / 2008

‘Sinds het convenant van kracht werd, is een aantal emissies 100

procent afgenomen.’

ren de bedrijven over hun maatregelen en onder-zoeken op het gebied van emissiereductie. Daarnaast leggen de bedrijven jaarlijks verant-woording af over hun prestaties door middel van een milieujaarverslag. Deze afspraak is intussen voor het grootste gedeelte vastgelegd in het besluit Milieurapportage. In 2007 hebben de bedrijven hun laatste BMP opgesteld. Een essentieel onderdeel hierin zijn de verwachte milieuresultaten in 2010, zoals de verwachte emissies voor SO2 of Vluchtige Organische Stoffen (VOS).

De vele maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen, hebben geresulteerd in het behalen van vele vooraf vastgestelde doelen. Aan de verbete-ring van belangrijke milieuthema’s als ‘verande-

ring van klimaat’ en ‘verzuring’ is door de bedrijven van de chemische industrie een relevante bijdrage geleverd. De VNCI is hier uiteraard erg trots op.

Een andere afspraak die in het convenant is vast-gelegd is dat er overleg moet zijn tussen de over-heid en de VNCI, het zogenaamde bedrijfstakover-leg. Dit overleg heeft de afgelopen jaren structureel plaatsgevonden. De VNCI vindt het belangrijk om ook in de toekomst in gesprek met de overheid te blijven.

De chemische bedrijven en de VNCI zullen hard door blijven werken aan de vastgestelde doelstel-lingen van het convenant. Hierbij komt dat de wet- en regelgeving, van zowel Nederland als Europa, een grotere rol gaat spelen in de maatregelen die genomen moeten worden. Zo is er de IPPC-richtlijn

( Integrated Pollution Prevention and Control ). Volgens de IPPC-richtlijn moeten alle grote bedrij-ven een milieuvergunning hebben die regelt dat ze in de productie de Best Beschikbare Technieken (BBT) gebruiken. In Nederland is de richtlijn in de Wet milieubeheer (Wm) en in de Wet verontreini-ging oppervlaktewateren (Wvo) geïmplementeerd. De VNCI heeft haar leden aangemoedigd hun pro-cessen aan BBT te toetsen. Dit is door veel lidbe-drijven gedaan. Daar waar nodig hebben bedrijven hun processen aangepast om emissiereductie te bewerkstelligen.

E-PRTRIn 2010 loopt het milieuconvenant af. De VNCI en het Ministerie van VROM hebben gesproken over het voortzetten van de samenwerking. Aangezien de chemische industrie de doelstellingen op enkele kleine onderdelen na gehaald heeft, ziet de VNCI geen reden om het milieuconvenant na 2010 voort te zetten. Daar komt nog bij, dat de chemie-bedrijven inmiddels óók volgens de Europese richtlijn E-PRTR (European Pollutant Release Transfer) over hun emissies naar water, lucht, bodem en afvaltransport moeten rapporteren aan de overheid. VROM wil graag ‘samenwerken op maat’. Kern hiervan is dat er geen overleg meer per branche zal zijn, maar overleg met één groep die alle bran-ches vertegenwoordigt. Onder deze overleggroep komen projectgroepen te vallen die zich op speci-fieke onderwerpen richten, zoals bijvoorbeeld vluchtige organische koolwaterstoffen (VOS). Daarnaast zal de VNCI het initiatief nemen om de voorwaarden voor een overleg tussen de VNCI en de overheid te onderzoeken. Daarbij zal het Res-ponsible Care-programma voor een belangrijk deel de agenda bepalen.

De VNCI zal in de toekomst de emissiecijfers van de chemische sector zodanig rapporteren dat ze in de uitgangspunten van het Responsible Care-pro-gramma passen. De randvoorwaarden worden zowel door Responsible Care als door het natio-nale en Europese milieubeleid bepaald. p

Page 27: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

2007 / 2008 Responsible Care 27

De chemische industrie heeft de afgelopen jaren met succes een aan-tal belangrijke milieudoelstellingen gerealiseerd. Zo is sinds de start van het convenant in 1993 de uitstoot van een aantal stoffen flink gereduceerd. Maar aangezien het convenant met de chemische industrie in 2010 afloopt, kijkt het ministerie van VROM nu in het project ‘Samenwerken op Maat’ op welke wijze de samenwerking ook na 2010 op een zinvolle manier kan worden ingevuld. Daarbij heeft de VNCI onder meer aangegeven dat het Interprovinciaal Overleg (IPO) bij het

overleg tussen VROM en VNO-NCW betrokken zou kunnen worden. Aan dit overleg nemen grote industriële bedrijven deel, reden waarom de VNCI niet de noodzaak ziet van een apart overleg. Mochten er onderwer-pen die de chemische industrie raken aan bod komen, is het volgens de vereniging altijd mogelijk een aparte bijeenkomst te plannen. Daaraan zouden niet alleen betrokken ministe-ries, maar ook provincies en gemeen-ten kunnen deelnemen. Het Respon-sible Care programma van de wereldwijde chemische industrie,

gericht op continu verbetering van de prestaties op het gebied van veilig-heid, gezondheid en milieu, zou vol-gens de VNCI één van de onderwer-pen van overleg kunnen zijn. De vereniging kan daarbij aangeven welke vooruitgang haar leden boeken op de verschillende milieuthema’s die ze zelf hebben uitgekozen. De over-heid kan op haar beurt aangeven wat ze van de branche op dit gebied ver-wacht.

Tekst: Adriaan van Hooijdonk.

De VNCI blijft graag in overleg met de overheid om ook in de toekomst een succesvol milieubeleid te voeren. Daarbij staan de productielocaties en haar vergunningen centraal, want VNO-NCW en VROM geven al invulling aan een bedrijfstakover-stijgend overleg. Dat blijkt uit het conceptrapport ‘Samenwerken op Maat’ van het ministerie van VROM.

‘Leven na het milieuconvenant’Gedeelte uit Chemie Magazine augustus 2008.

Page 28: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

28 Responsible Care 2007 / 2008

Product Stewardshipe zorg voor een chemisch product stopt niet zodra het de fabriekspoort verlaat, maar gaat gedurende de gehele levenscyclus van het product door. Dat is Product Stewardship: het

verantwoord beheersen van risico’s en het verbeteren van de veiligheid-, gezondheid- en milieuprestatie van een product. Product Stewardship houdt in dat alle bedrijven in de hele keten van een stof zich ervan verzekeren dat die stof zo veilig mogelijk wordt geproduceerd, in de handel gebracht of gebruikt. Dat vraagt om effectieve communicatie tussen de partijen in een productketen, om goede informatie over eigenschappen van stoffen en het veilig gebruik ervan. Dit is onder meer verankerd in de REACH-verordening.

REACHIn de periode 2007/2008 zijn belangrijke stappen gezet op het gebied van REACH (Registration, Evaluation and Authorisation of Chemicals). REACH is een verordening voor registratie, evalu-atie en toelating van chemische stoffen die in de Europese Unie worden geproduceerd of geïmpor-teerd. Doel is het duurzaam en veilig gebruik van chemische producten. Fabrikanten of importeurs van een chemische stof zijn verplicht de risico’s

van een chemische stof in kaart te brengen op basis van gegevens over eigenschappen, gebruik en blootstelling, inclusief de implicaties van die-zelfde stof verderop in de keten. Op basis van deze gegevens wordt de chemische veiligheid beoor-deeld en moeten de omstandigheden worden beschreven waaronder de stof veilig gebruikt kan worden.REACH werd op 1 juni 2007 officieel van kracht en wordt sindsdien stapsgewijs ingevoerd.

PreregistratieIn de periode van 1 juni tot 1 december 2008 kon-den fabrikanten en importeurs via de zogenaamde preregistratie hun voornemen kenbaar maken stoffen te willen registreren. Doel van de preregi-stratie is om potentiële registranten van dezelfde stof bij elkaar te brengen in virtuele platforms, de zogenaamde SIEF’s (Substance Information Exchange Forums). Het idee daarachter is om onnodige (dier)proeven te voorkomen en de vor-

D

Page 29: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

6e

2007 / 2008 Responsible Care 29

Product Stewardship

ming van samenwerkingsverbanden te stimule-ren, waardoor de kosten voor registratie per onderneming kunnen worden beheerst.De preregistratie was een belangrijk deel van het REACH-traject en de VNCI heeft haar leden daar intensief op voorbereid en in begeleid. Dat gebeurde via uiteenlopende activiteiten, zoals de inmiddels traditionele VNCI/VHCP Stoffendag. In 2008 verschenen er meer dan 60 VNCI-circulaires over REACH, onder andere over preregistratie, handhaving, verplichtingen voor gebruikers, poly-meren en monomeren, tussenstoffen en de REACH-software. Daarnaast werd de VNCI-Help-desk REACH opgericht, die in 2008 door tientallen leden met vragen is benaderd. Voor zover de VNCI dit kan overzien hebben alle VNCI-leden zich op tijd gepreregistreerd. Echter, het dataverkeer met het Europees Chemi-calienagentschap verliep aanvankelijk nogal stroef door het ontbreken van IT-capaciteit bij ECHA. Mede onder impuls van CEFIC is hard gewerkt aan

het vergroten van de capaciteit. Eind 2008 waren de problemen grotendeels verholpen.De VNCI heeft voor en tijdens de preregistratiepe-riode intensief overleg gevoerd, zowel internatio-naal als met de Nederlandse overheid, over prak-tische uitvoeringsproblemen bij REACH en onduidelijkheden in de regelgeving, zoals de pro-blematiek rond de “dubbele preregistraties” en problemen met het bepalen van de stofidentiteit. Deze onderwerpen zijn op verzoek van de VNCI door de Nederlandse overheid in Europees ver-band besproken.

RegistratieNa de preregistratiefase volgt de registratie. Stof-fen geproduceerd in een hoeveelheid boven de 1000 ton en de meest gevaarlijke industrieproduc-ten moeten uiterlijk in december 2010 worden geregistreerd. Stoffen onder de 1000 ton voor december 2013 of 2018. Veel Nederlandse bedrij-ven zullen hun stoffen tussen nu en 2010 moeten

Page 30: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

30 Responsible Care 2007 / 2008

registreren. Die tijd is hard nodig, want het aantal gepreregistreerde stoffen is veel groter dan gedacht. Het gevolg hiervan is dat ook het werken in de SIEF’s een hele uitdaging is. Een ander aandachtsgebied is de genoemde ‘auto-risatie’. In oktober 2008 is de eerste lijst met vijf-tien gevaarlijke stoffen (kankerverwekkende, mutagene en voor de voortplanting giftige stoffen en de zogenaamde persistente, bioaccumulerende en ecotoxische stoffen (PBT) en zeer persistente en zeer bioaccumulerende stoffen (vPvB)) gepubli-ceerd die mogelijk in aanmerking komen voor autorisatie. Bedrijven die dergelijke stoffen maken of gebruiken, zullen daarop moeten anticiperen. De verwachting is dat dit de komende jaren veel tijd en energie gaat kosten, temeer omdat deze lijst de komende jaren zal groeien. De VNCI zal haar leden ook de komende jaren actief ondersteunen bij de verdere implementatie van REACH in hun bedrijf. Zo zal de VNCI ook in 2009/2010 verschillende stoffendagen en work-shops op het gebied van REACH organiseren.

GHSNaast REACH kreeg de chemische industrie in 2008 te maken met meer internationale wetgeving. Één daarvan was de voorbereiding op de invoering en uitvoering van de Classification, Labelling & packaging (CLP-) verordening, waarmee het Glo-bally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals, kortweg GHS, in Europese regelgeving is geimplementeerd. Het gaat hier om de invoering van een internationaal systeem op het gebied van indeling, kenmerking en etikettering van chemische stoffen en preparaten. Op 20 janu-ari 2009 is de CLP-verordening in Europa van kracht geworden. De indeling- en etiketteringei-sen uit deze verordeningen moeten wat ‘stoffen’ betreft op 1 december 2010 zijn geïmplementeerd en die voor ‘mengsels’ per 1 december 2015. De VNCI informeerde in 2008 haar leden over de ontwikkelingen op CLP-gebied en zal de komende anderhalf jaar intensief communiceren over de verplichtingen die deze wetgeving met zich mee-brengt. Dat gebeurt via workshops, evaluaties en andere voorlichting en ondersteuning op een

manier zoals die ook met REACH plaatsvindt.

Stroomlijning stoffenregelgevingNaast REACH en GHS zijn er vele nationale en internationale regels voor het omgaan met stoffen. Voorbeelden zijn de Europese eisen voor stoffen in elektronica en speelgoed en specifieke stofeisen waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor het Europese Ecolabel. Die eisen zijn niet altijd even goed gemotiveerd en in de meeste gevallen afwijkend van REACH. De VNCI pleit ervoor dat REACH als standaard wordt beschouwd en dat de eisen voor deze internatio-nale afspraken daaraan worden aangepast. Ook het Nederlandse arbobeleid voor bescherming van werknemers tegen risico’s van chemische stoffen en het duurzaam inkoopbeleid van de Nederlandse overheid moeten worden afgestemd op de Euro-pese praktijk. De VNCI heeft dit punt in 2008 geagendeerd in een overleg met overheden en maatschappelijke groepen. Dit overleg zal de komende jaren worden voortgezet.

Risico’s van nanotechnologieIn 2007 en 2008 is er in de samenleving toene-mende discussie ontstaan over de risico’s van nanotechnologie. Ook de VNCI neemt actief deel aan deze discussie. In 2008 is de VNCI een overleg

gestart met NGO’s en de overheid om de risico’s van nanodeeltjes in kaart te brengen. Daarnaast wordt samen met de overheid gezocht naar beheersing van de risico’s op de werkplek. De VNCI heeft meegeholpen aan de ontwikkeling van een handleiding van VNO. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar de risico’s van deeltjes in eindproduc-

‘ Alle VNCI-leden hebben zich op tijd gepreregistreerd.’

Page 31: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

2007 / 2008 Responsible Care 31

Beleidsmedewerker Stoffen Dirk van Well

‘ Ontwikkelingen REACH Workshops’

ten. De VNCI zal in 2009 samen met andere indu-strieën pilotprojecten starten, met het doel risico’s in kaart te brengen, waar nodig te beperken en voorzorgsmaatregelen te ontwikkelen. Naar aanlei-ding van het onderzoek zal de VNCI een handreiking uitgeven over veilig omgaan met nanodeeltjes.In internationaal verband wordt op dit moment gewerkt aan de praktische uitvoering van de beoordeling van nanodeeltjes in het kader van REACH. Ook hierbij is de VNCI betrokken.

ChloorzakenOp 1 januari is de portefeuille chloorzaken overge-nomen door de beleidsmedewerker Stoffenbeleid. De VNCI is sindsdien betrokken geweest bij discus-sies over het verbod op de uitvoer voor en de veilige opslag van metallisch kwik en de dochterrichtlijn van de Kaderrichtlijn water, de Environmental Qua-lity Standards-Directive. Daarnaast is gestart met het overleg over betere afstemming van de ver-schillende regimes voor de zogenaamde Persistent Organic Pollutants (POPs). Het zogenaamde Ver-drag van Stockholm voorziet in een mondiale aan-pak van POPs. Daarnaast geldt voor Europa en de Noord-Amerikaanse regio het UNECE POP proto-col: het Long Range Transboundary Air Pollutants (LRTAP). Bovendien zullen vanwege REACH ook criteria worden opgesteld. Overeenkomst tussen al deze regimes is dat ze beogen de grens- en regio-overschrijdende milieuproblemen van POP-achtige stoffen te voorkomen. De VNCI vindt met de World Chlorine Council dat een betere afstemming van deze regimes nodig is en heeft voorgesteld te onderzoeken of en hoe al deze regimes beter op elkaar kunnen worden afgestemd. De wereldwijde milieuproblemen met deze stoffen vragen om een mondiaal gecoördi-neerde aanpak. Dit voorkomt ook een hoop dubbel werk voor zowel industrieën als overheden. Het zorgt bovendien voor een level playing field. De VNCI zal in 2009 in overleg treden met de Neder-landse overheid om steun te krijgen voor haar voorstellen. p

2007 was natuurlijk het jaar van REACH. In juni werd de nieuwe Europese stoffenrichtlijn van kracht en werd begonnen met de implementatie en preregistratie. Een ingewikkelde regelge-ving die tal van vragen oproept en grote gevol-gen heeft voor producenten, importeurs, han-delaren en gebruikers van chemische stoffen.

De VNCI organiseerde samen met het Verbond van Handelaren in Chemische Producten (VHCP) voor leden een REACH-voorlichtingsdag, waar ruim 180 geïnteresseerden op af kwamen. Tij-dens de dag werd duidelijk dat REACH leeft bin-nen de bedrijven, dat er veel vragen zijn over wat de nieuwe verordening voor het bedrijf betekent en wat men precies moet doen. Daarnaast orga-niseerden de VNCI en de VHCP een drietal regio-nale REACH-workshops waarin betrokkenen geïnformeerd werden over REACH. De VNCI gaf op deze manier handen en voeten aan de onder-steuning voor de leden bij het invoeren van REACH. VNCI-stoffendeskundige Dirk van Well: ‘De VNCI heeft met de Nederlandse autoriteiten afgesproken dat bestaande VIB’s (Veiligheids Informatiebladen) niet meteen hoeven te worden aangepast als ze kwalitatief in orde zijn. Op de korte termijn zouden de bedrijven hooguit de volgorde van de rubrieken moeten aanpassen en het e-mailadres erbij moeten zetten. Maar om daarvoor duizenden nieuwe bladen aan klanten te zenden is zonde. Aanpassing is pas nodig zodra de toxicologische informatie beschikbaar is, waardoor andere beheersmaatregelen nodig zijn, als er autorisatie is verleend of geweigerd, of de autoriteiten een beperking hebben opge-legd.’ Uiteraard dienen VIB’s van nieuwe produc-ten wel aan de nieuwe eisen voldoen. Sinds 1 januari 2007 is het Nederlandse wettelijk grens-waardenstelsel (MAC-waarden) op de schop gegaan, waardoor voor een groot aantal stoffen de wettelijke grenswaarde is komen te vervallen. Van Well: ‘Wettelijk vastgestelde waarden moet je in VIB’s overnemen, maar de grenswaarden die je als bedrijf zelf hebt vastgesteld kun je niet klakkeloos overnemen. Je moet ze kunnen onderbouwen.’ Momenteel bespreekt de VNCI met haar leden de mogelijkheden om onderzoek naar grenswaarden onderling af te stemmen. Voorlopig komt er echter geen databank voor grenswaarden.

Beleidsmedewerker Stoffen Dirk van Well over REACH.

Page 32: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

32 Responsible Care 2008

Energie & Klimaat

Page 33: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

e

2007 / 2008 Responsible Care 33

Energie & Klimaat

eel chemische bedrijven zijn energie-intensief. Een aanzienlijk deel van het nationale energieverbruik komt dan ook voor rekening van de chemische indu-strie. De VNCI is zich – mede op basis

van haar Responsible Care-programma – bewust van haar maatschappelijke verantwoor-delijkheid op dat gebied. Het is ook een uitdaging. De chemiesector kan en wil een belangrijke bijdrage leveren om Nederland in 2020 de meest duurzame en efficiënte energie-huishouding van Europa te laten zijn.

In dat verband publiceerde de VNCI in juli 2007 haar eigen Energievisie. Daarin geeft de VNCI aan hoe de Nederlandse chemische industrie de komende 25 jaar de overgang naar een klimaat-vriendelijke economie tot stand wil brengen. Belangrijke randvoorwaarde is behoud van con-currentiepositie, en dus een gelijk speelveld met concurrenten in opkomende economieën zoals China en India. In haar energievisie wijst de VNCI onder meer op het belang van innovatie om in de

V

7

Page 34: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

34 Responsible Care 2007 / 2008

Voormalig Speerpuntmanager Ener-gie & Klimaat Hans Veenenbos over WKK-projecten en Procesintensifica-tie Quick Scans.

Europa en Nederland hebben in 2007 forse energie- en klimaatambities geformu-leerd voor de periode tot en met 2020. De Energievisie van de VNCI, die in juli 2007 werd gepubliceerd, sluit bij deze ambities aan. In de Energievisie staan plannen tot en met 2032 op het gebied van energie, klimaat en transitie naar een klimaat-vriendelijke chemie, ook wel low- carbon chemie genoemd. Twee belangrijke VNCI- initiatieven op dit gebied zijn de Procesin-tensificatie Quick Scan en de ontwikkeling van aantrekkelijke WKK- projecten. Met

deze twee langetermijnprojecten wil de chemische industrie direct bijdragen aan twee doelstellingen van het Kabinet, te weten 2% energiebesparing per jaar en 30% CO2 reductie in 2020.De VNCI heeft in 2007 een oproep aan haar leden gedaan om hun chemie- installaties te onderwerpen aan een Procesintensifica-tie Quick Scan. De coördinatie van dit pro-ject lag bij SenterNovem, het agentschap van het Nederlandse Ministerie van Econo-mische Zaken. SenterNovem ondersteunt initiatieven die duurzaamheid stimuleren. SenterNovem heeft een team van experts opgezet die de Quick Scans hebben uitge-voerd. In 2007 zijn reeds enkele bedrijven gescand. Hans Veenenbos, Speerpuntma-nager Energie & Klimaat van de VNCI: ‘De

komende 25 jaar de gestelde doelen te behalen. Daarbij spelen milieu- en energiebelangen een belangrijke rol. Responsible Care geldt voor de VNCI dan ook als leidraad.

DuurzaamheidsakkoordIn november 2007 zetten overheid en bedrijfsleven hun handtekening onder het Duurzaamheidsak-koord. Als onderdeel van dit akkoord zijn er onder-handelingen gestart over een nieuw MJA3 (Meer-JarenAfspraak3 – als opvolger van de succesvolle MJA2 die binnen afzienbare tijd afloopt). Deze gesprekken worden naar verwachting in 2009 afgerond.In 2007 behaalden de deelnemende chemiebedrij-ven aan de MJA2 een energie-efficiencyverbete-ring van 2,3 procent ten opzichte van 2006 en van 25,2 procent in vergelijking met 1998. De resulta-ten van 2008 zullen in juli 2009 bekend worden.Een andere bijdrage van de chemiesector aan het Duurzaamheidsakkoord is het zogenaamde Bench markconvenant (BM). De BM-convenanten - die in verschillende sectoren zijn afgesproken - zijn bedoeld voor grote energie-intensieve bedrijven die zich volgens de convenantafspraken moeten gaan spiegelen aan de internationale kopgroep van energiebespaarders.

Eind 2008 werd op Europees niveau afgesproken hoe om te gaan met de CO2-emissiehandel (ETS). Dat leidde in Nederland tot een discussie tussen overheid en chemie over een aanpassing van de doelstellingen van het BM-convenant. Dit zou vorm moeten krijgen in het zogenaamde Sector Energie-efficiency convenant ETS bedrijven (SEE). Begin 2009 zal ook hier naar verwachting een besluit over vallen.

PI-scans en WKK’s In de Energievisie van de VNCI wordt vooral accent gelegd op de mogelijkheden van WKK (Warmte Kracht Koppeling) en procesintensificatie (PI). Procesintensificatie is het steeds slimmer en com-pacter maken van procesapparatuur , waarmee processen efficiënter en goedkoper kunnen wor-den uitgevoerd. Hiermee kunnen in een aantal gevallen significante besparingen in kosten en energiegebruik worden behaald.

De VNCI ontwikkelde voor procesintensificatie inmiddels een Roadmap en een Actieplan, dat in september 2008 van start is gegaan. Daarnaast vonden in de periode 2007-2008 bij de leden van de VNCI zogenaamde PI Quick Scans plaats. Met deze scans worden processen uit de industrie vergele-

De energievisie van de VNCI

Page 35: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

Voormalig Speer-puntmanager Energie & Klimaat Hans Veenenbos:

2007 / 2008 Responsible Care 35

ken met state-of-the-art procestechnologie. Op deze manier kan een beeld worden geschetst van het potentieel voor energie-efficiencyverbeterin-gen op korte en lange termijn. Eind 2008 waren in totaal 56 Quick Scans voltooid of in behandeling.Daarnaast heeft de VNCI in 2008, samen met Ener-gie Centrum Nederland (ECN) en Cogen, een aantal inventarisaties uitgevoerd, om zicht te krijgen op de mogelijkheden van WKK. Eind 2008 werd hierover gerapporteerd. In 2009 zal het potentieel voor 2020 van vernieuwende vormen van WKK verder in kaart worden gebracht.

BroeikasgassenEen middel dat overheden willen inzetten om broeikasgasemissies terug te dringen is het veel bediscussieerde broeikasgasemissiehandelssy-steem. Sinds begin 2008 heeft de Europese Com-missie gewerkt aan herziening van het Europese CO2-emissiehandelssysteem (EU-ETS). Op 17 december 2008 heeft het Europees Parle-ment ingestemd met een definitieve herziening van de richtlijn emissierechtenhandel ETS. De herzie-ning verenigt de klimaatdoelstellingen en de belangen van de energie-intensieve industrieën met elkaar. Door het besluit zal de energie-inten-sieve industrie die blootstaat aan internationale

concurrentie vanaf 2013 kosteloos CO2-emissie-rechten ontvangen.De sector is voorzichtig optimistisch over de bereikte uitkomst. Er zijn echter nog wat zaken die op detailniveau opgehelderd moeten worden. In 2009 zal in de discussie met overheden aan-dacht worden besteed aan de invulling van de regeling. Daarnaast moet worden nagegaan welke stimulansen de overheid kan geven voor research & development en investeringen in CO2-reductie, bijvoorbeeld voor Warmtekrachtkoppe-ling en Carbon Capture and Storage (CO2- afvang en -opslag). p

scans zijn in 2008 verder uitgevoerd. In 2009 zullen de Quick Scans gevolgd worden door PI-dieptescans voor die installaties waar de Quick Scan veelbelovende resulta-ten heeft opgeleverd. Vervolgens zal er worden gekeken naar de mogelijkheden om processen daadwerkelijk te intensifiëren. Dit kan resulteren in minder energiever-bruik, minder risico’s en minder kapitaal-verbruik voor de hele samenleving. De doelstelling 2% energiebesparing kan dan gerealiseerd worden.’

WKKDe plannen van het Kabinet zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op studies van het Energy research Center of the Nether-lands (ECN), met name op de in het ‘Optie-

document energie en emissies 2010/2020’ genoemde opties. Hierin zijn zeven opties aangereikt voor een efficiënter gebruik van de WKK’s in Nederland. In Nederland wordt 40% van alle elektriciteit opgewekt met WKK’s. In 2007 hield de VNCI deze opties tegen het licht en stelde zich de vraag of het mogelijk is deze opties te realiseren. De VNCI heeft deze vraag bij Pricewaterhouse-Coopers neergelegd. Dit bedrijf zal in 2009 de verschillende mogelijkheden in kaart brengen. De uitkomsten hiervan gaan ver-volgens weer terug naar het ECN dat zal bekijken of de mogelijkheden passen in het Nederlandse elektriciteitsbestel.

‘ In 2007 behaalden de deelnemende chemiebedrijven aan de MJA2 een energie-efficiencyverbetering van 2,3 procent ten opzichte van 2006.’

Page 36: VNCI Responsible Care rapport 2007-2008

COLOFONVereniging van de Nederlandse Chemische Industrie VNCIPostbus 443 2260 AK Leidschendam Telefoon: +3170 337 87 87 E-mail: [email protected] www.vnci.nl

Vormgeving: Curve BNO, Haarlem Tekstschrijver: Bureau Schoonebeek, GorinchemEindredactie: VNCIFoto’s: DSM, shutterstock

Hoewel bij deze publicatie de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aan-sprakelijkheid, noch voor schade, van welke aard ook, die het directe of indirecte gevolg is van handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn op de informatie in deze uitgave. © Copyright 2009, VNCI, LeidschendamAlle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel-voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever: VNCI, Postbus 443, 2260 AK Leidschendam.