1
VERGUNNINGEN, TOEZICHT EN HANDHAVINGSBELEID
OMGEVINGSRECHT
(WABO)
Gemeente Huizen, september 2015
2
Inhoudsopgave VERGUNNINGEN, TOEZICHT EN HANDHAVINGSBELEID OMGEVINGSRECHT (WABO) ...................................0
Hoofdstuk 1 Inleiding ...........................................................................................................................4
1.1 Samenvatting ............................................................................................................................4 1.2 Aanleiding .................................................................................................................................6 1.3 Reikwijdte/afbakening ...............................................................................................................6 1.4 De samenwerkingspartners ......................................................................................................8 1.4 Voorbereiding ...........................................................................................................................9
Hoofdstuk 2 Prioriteiten en doelstellingen ..................................................................................... 10 2.1 Prioriteitenmatrix voor toezicht op en handhaving van alle wettelijke taken en toetsingsmatrix beoordeling aanvragen ............................................................................................ 10 2.2 Evaluatie uitvoeringsprogramma’s ....................................................................................... 10 2.3 Speerpunten college: Collegeakkoord 2014-2018 “Aan de wind” ......................................... 11 2.4 Doelstellingen en probleemstelling ........................................................................................ 11
Hoofdstuk 3 Vergunningverlening ................................................................................................... 14 3.1 Soorten procedures ............................................................................................................... 14 3.2 Visie op vergunningverlening ................................................................................................ 16 3.3 Indieningvereisten.................................................................................................................. 16 3.4 Objectieve criteria voor beoordelen aanvragen omgevingsvergunning ................................ 16 3.5 Uitgangspunten bij beoordeling van meldingen .................................................................... 18 3.6 Activiteit bouwen .................................................................................................................... 19
3.6.1 Toets aan bestemmingsplan ......................................................................................... 19 3.6.2 Toets aan redelijke eisen welstand ............................................................................... 19 3.6.3 Toets aan Bouwbesluit .................................................................................................. 19
3.7 Activiteit afwijken bestemmingsplan ..................................................................................... 20 3.7.1 Bestemmingsplanbeleid ................................................................................................ 20 3.7.2 Afwijkingsbeleid ............................................................................................................. 20
3.8 Activiteit wijzigen monument ................................................................................................. 21 3.9 Activiteit slopen en sloopmelding .......................................................................................... 21 3.10 Activiteit aanlegwerkzaamheden ........................................................................................... 22 3.11 Activiteit “brandveilig gebruik” en gebruiksmelding ............................................................... 22 3.12 Activiteit vellen houtopstanden .............................................................................................. 23 3.13 Intrekken vergunningen en ontheffingen .............................................................................. 24
Hoofdstuk 4 Vormen van toezicht.................................................................................................... 25 4.1 Vergunningsgericht toezicht ................................................................................................. 25 4.2 Objectgericht toezicht ............................................................................................................ 25 4.3 Gebiedsgericht toezicht ......................................................................................................... 26 4.4 Signaal toezicht ..................................................................................................................... 26
Hoofdstuk 5 Prioriteitenmatrix toezicht en handhaving ............................................................... 27 5.1 Opzet matrix .......................................................................................................................... 27 5.2 Negatief effect ........................................................................................................................ 27 5.3 Kans op niet-naleven, het naleeftekort .................................................................................. 27 5.4 Bepaling en uitvoering van de prioriteiten ............................................................................. 28 5.5 Wat heeft prioriteit? ............................................................................................................... 30
Hoofdstuk 6 Handhavingsinstrumenten ......................................................................................... 35 6.1 Preventieve instrumenten ...................................................................................................... 35 6.2 Repressieve instrumenten ..................................................................................................... 35 6.3 Gedogen ................................................................................................................................ 37 6.4 Nalevingsstrategie en doelgroepen ....................................................................................... 37
6.4.1 Welke doelgroepen? ...................................................................................................... 37 6.4.2 Welke nalevingsstrategie? ............................................................................................. 38
Hoofdstuk 7 Planning & Control cyclus .......................................................................................... 39 7.1 Rol begroting ......................................................................................................................... 39
3
7.2 Rol organisatie ....................................................................................................................... 39 7.3 Rol B&W en Raad.................................................................................................................. 39 7.4 Rol provincie .......................................................................................................................... 39 7.5 Mandaat ................................................................................................................................. 40
BIJLAGEN
BIJLAGE 1 Prioriteitenmatrix Toezicht en Handhaving 2015
BIJLAGE 2 Landelijk Toetsprotocol Bouwbesluit 2012
BIJLAGE 3 Sanctie beleid Markten Gemeente Huizen 2013
4
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
Voor u ligt de beleidsnota vergunningen, toezicht en handhaving omgevingsrecht (hierna: VTH beleid) voor de periode 2015-2019. Het gaat hier om de vergunningverlening, het toezicht op de naleving en de handhaving van de wet- en regelgeving voor de bebouwde en onbebouwde (leef)omgeving. Dit beleid is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De Wabo heeft als doel de kwaliteit van de (leef)omgeving te beschermen en waar mogelijk te verbeteren. De Wabo is een procedurewet. De onderliggende wetten¹ blijven onverkort van kracht. Dit beleid is integraal van karakter. Het ziet vanwege de nauwe relatie met de leefomgeving en om organisatorische redenen ook op het toezicht en de naleving van die onderdelen van de Drank- en horecawet, de APV en de marktverordening die de drank en horeca betreffen en de artikelen in de APV over evenementen, reclame-uitingen, driehoeksborden en dergelijke. Het beleid is opgesteld voor de periode 2015-2019 en wordt in 2019 geëvalueerd en zo nodig aangepast vastgesteld. Voor de periode is aansluiting gezocht bij de vierjaarlijkse collegewisselingen. De ervaring leert dat een nieuw college, naast de vaststelling van een collegeprogramma, tijd nodig heeft om vertrouwd te raken met de vergunningverlening, het toezicht op en handhaving van het omgevingsrecht en zodoende beter in de gelegenheid is een herzien beleid vast te stellen. Het college laat de vergunningverlening aan inwoners en bedrijven extern evalueren en komt waar nodig met voorstellen om deze te verbeteren en te vereenvoudigen. De evaluatie en de voorstellen worden voorgelegd aan de gemeenteraad in 2015. Als die consequenties hebben voor de beleidsnota die nu voorligt, dan wordt de beleidsnota eerder dan 2019 opnieuw aangepast en opnieuw vastgesteld.
1.1 Samenvatting Waar gaat deze nota over?
Deze nota bevat het gemeentelijk beleid over: 1. de werkwijze van de gemeente bij de vergunningen, het toezicht op en de handhaving van de
regels over de leefomgeving; 2. de werkwijze van de gemeente bij het toezicht op en de handhaving van de regels voor het
gebruik van alcohol door minderjarigen; 3. de werkwijze van de gemeente bij handhaving van de openbare orde en geluidsoverlast bij
evenementen en horeca en het toezicht op en de handhaving van de regels voor markten. Leefomgeving, hoever reikt dat?
De reikwijdte hierbij is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, afgekort als de Wabo. Dat is een overkoepelende wet voor bouwen, natuur, milieu en ruimtelijke ordening. Bij de evenementen en de markten in deze nota gaat het om de regels in de APV en de marktverordening. Bij het alcoholgebruik door jongeren, de openbare orde en geluidsoverlast gaat het om de regels van de Drank en horecawet en de regels in de APV. Waarom doen we dit, wat is het nut van deze nota? De wetgever (Wabo) eist dat voor de onderdelen toezicht en de handhaving. De wetgever legt die verplichting bij het college met daaraan gekoppeld de eis dat het beleid ter kennisname aan de raad wordt gebracht. Ook komt er nieuwe wetgeving aan waarbij de wetgever dat ook verplicht stelt voor vergunningen. Het college wil daar met deze nota op vooruitlopen.
5
Een nota dus over processen die van stap tot stap beschrijft hoe in de gemeente wordt gewerkt op deze terreinen. Het gemeentelijk beleid in een notendop
In Huizen wordt gewerkt volgens de voorgeschreven procedures en binnen de termijnen zoals die wettelijk zijn vastgelegd. In de nota zijn doelstellingen opgenomen. Het collegeakkoord 2014-2018 “Aan de wind” en de mate van risico op onherstelbare schade aan natuur, mens en dier zijn hiervoor de basis. Het is bedoeling om deze nota, de nota over de processen, elke vier jaar te actualiseren. Doordat het collegeakkoord hiervoor mede bepalend is, is het logisch het moment telkens een jaar na een collegewisseling te laten plaatsvinden. Op landelijk niveau wordt gewerkt aan wetgeving waarbij inhoudelijke eisen aan personeel en aan processen worden gesteld, de Wet VTH taken. Daarnaast wordt op landelijk niveau gewerkt aan wetgeving om zowel de toetsing van bouwplannen als het toezicht in meer of mindere mate onder te brengen bij private partijen, de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Die ontwikkelingen zijn nu volop in gang, maar het is nog niet concreet genoeg om daar ook op gemeentelijk niveau te anticiperen. Zodra dat concreet wordt kan het nodig zijn deze nota aan te vullen en aan te passen. In dat geval wordt een nieuw collegeprogramma niet afgewacht. Aansluitend op deze nota stelt het college een uitvoeringsprogramma vast. Daarin wordt concreet vastgelegd wat het aankomende jaar specifiek de aandacht heeft. Het uitvoeringsprogramma bevat dus inhoudelijke en gedetailleerde keuzes. Denk hierbij bijvoorbeeld aan controles brandveiligheid van alle bejaardentehuizen en alle scholen. _____________________________________ ¹ Handhaving van de (leef)omgeving heeft betrekking op een breed scala aan wet- en regelgeving: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer (Wm) en hieruit voorvloeiende besluiten, de Wet bodembescherming (Wbb, incl. het Besluit Bodemkwaliteit), de Wet ruimtelijke ordening, de Monumentenwet, Flora en Faunawetgeving, Natuurbeschermingswet, de Woningwet, (incl. bouwverordening, Bouwbesluit, Welstandsnota) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
6
1.2 Aanleiding De aanleiding voor dit VTH beleid is als volgt:
1) De provincie Noord-Holland heeft in het kader van het interbestuurlijk toezicht in januari 2015 een audit uitgevoerd bij de gemeente Huizen en de taakuitvoering door de gemeente Huizen op het gebied van de handhaving van omgevingsregels (inclusief ruimtelijke ordening) en externe veiligheid onderzocht. Conclusie hiervan is dat procesmatig sprake is van een adequaat niveau. Wel zijn de volgende verbeterpunten meegegeven: 1. heldere en meetbare doelstellingen formuleren, bij voorkeur gekoppeld aan de gestelde
prioriteiten; 2. een doelgroepenanalyse aan de hand waarvan inzicht wordt gegeven voor welke
doelgroep welke nalevingsstrategie wordt gevolgd; 3. een periodieke beleidsevaluatie; 4. samenwerkingsverbanden nog meer inzichtelijk maken.
2) De gemeente Huizen beschikt over een handhavingsbeleid, dat is ook wettelijk vereist. Met de in werking treding van de Wet VTH taken (naar verwachting op 1 januari 2016) geldt dit ook voor vergunningen. Op 18 november 2013 heeft het college het “Verbeterplan implementatie kwaliteitscriteria Wabo-taken” vastgesteld, waarvan ook de vergunningverlening onderdeel uitmaakt. Dit beleid anticipeert op de nieuwe landelijke wetgeving en geeft uitvoering aan het verbeterplan (hoofdstuk 3).
3) Het college hecht aan een strikte handhaving van de openbare orde zoals geregeld in de algemene plaatselijke verordening en de Drank & Horecawet (collegeakkoord 2014-2018: “Aan de wind”).
4) Met het vaststellen van de nieuwe marktverordening en de andere daarop gebaseerde regels van Huizen in 2013 is een bewuste keuze gemaakt voor het vaststellen van een nieuw sanctiebeleid. Het toezicht is ondergebracht bij Wijkbeheer&Service. De handhaving is ondergebracht bij het team Toezicht en Handhaving. Voor een goede inbedding is verankering in het VTH beleid raadzaam.
1.3 Reikwijdte/afbakening De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo). De Wabo staat voor één loket, één bevoegd gezag, één behandelprocedure, één omgevingsvergunning, één rechtsbeschermingsprocedure en één handhavend bestuursorgaan. Het doel is minder administratieve lasten voor burgers en bedrijven, betere dienstverlening, kortere en transparantere procedures, minder toezichtsdruk en geen tegenstrijdige voorschriften. De omgevingsvergunning vervangt vijfentwintig ‘oude’ vergunningssoorten (zoals de bouw-, sloop-, gebruiks-, APV, milieu- en monumentenvergunning). Voor verschillende activiteiten is er dus maar één aanvraag en één omgevingsvergunning nodig. Ook moet de handhaving van deze vergunning zo gecoördineerd mogelijk plaatsvinden. De Wabo stelt dan ook kwaliteitseisen aan de organisatie en uitvoering van de handhaving. Deze kwaliteitseisen zijn verankerd in hoofdstuk 7 van het Besluit Omgevingsrecht (Bor). Omdat de handhaving van de verschillende regels moet worden gecoördineerd, is een integrale benadering van belang. Het lokale bestuur moet aangeven hoe zij dit doet. Integraal betekent overigens niet dat één persoon alle onderliggende wetten (zie inleiding) controleert. Al deze wetten (met hun soms complexe uitvoeringsbesluiten) zullen immers blijven bestaan, zodat deskundigheid op het gebied van bouwen (gemeente), milieu (OFGV) en brandveiligheid (BGV) naast elkaar kan blijven bestaan.
7
Daarnaast moet het gemeentebestuur aangeven waar zij op handhaaft. Dit betekent keuzes maken over wat prioriteit heeft. Het is immers niet mogelijk om elke regel voor 100% te handhaven. Dit is ook niet wenselijk omdat burgers en bedrijven in principe zelf verantwoordelijk zijn om te voldoen aan de regels. Anderzijds zijn de middelen te beperkt om alles te kunnen handhaven. Dit beleid beschrijft de keuzes die Huizen maakt bij de beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning, het toezicht op de naleving van de hiervoor genoemde wetgeving en de handhaving van regels voor de (leef)omgeving. Het geeft invulling aan de taak om overeenkomstig de Wabo te handhaven (hoofdstuk 7 Besluit omgevingsrecht) en anticipeert op de wettelijke procesmatige kwaliteitseisen aan vergunningen. Er komt een nieuwe wet, de Wet VTH, dat heeft nu nog de status van een wetsvoorstel. Daarin zijn proceseisen voor het beleid van gemeenten over het omgevingsrecht geregeld. Die wet treedt naar huidige verwachting medio 2016 in werking. Ook is inmiddels duidelijk dat de inhoudelijke kwaliteitscriteria (eisen aan opleidingsniveau personeel) niet in die wet zelf worden opgenomen, maar in een modelverordening van de VNG (toegezonden op 7 juli 2015). Daarin worden de zogenaamde ‘kwaliteitscriteria 2.1’ voor deskundigheid en beschikbaarheid opgenomen. Die zijn ontwikkeld door KPMG. Uitgangspunt daarbij is dat elke gemeente moet voldoen aan de eisen die de wetgever stelt, tenzij gemotiveerd wordt afgeweken (comply or explain). De verordening wordt vóór de inwerkingtreding van de Wet VTH aan de raad ter vaststelling aangeboden. Ook wordt op landelijk niveau gewerkt aan wetgeving om zowel de toetsing van bouwplannen als het toezicht in meer of mindere mate onder te brengen bij private partijen, de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Die wetgeving is nog volop in ontwikkeling. Voor de handhaving zijn keuzes gemaakt wat meer of minder aandacht verdient. Ook is beschreven op welke verschillende manieren er toezicht wordt gehouden en welke instrumenten er beschikbaar zijn voor de handhaving. Voor de in Huizen meest voorkomende omgevingsaanvragen wordt inzichtelijk gemaakt welke stappen worden gezet bij de toetsing van die aanvragen en de procedures die worden gevolgd. Dit zijn de omgevingsaanvragen voor bouwen, afwijken bestemmingsplan, brandveilig gebruik, kappen van bomen, monumenten en aanlegactiviteiten. De concrete uitvoering van dit beleid wordt geregeld in een uitvoeringsprogramma dat separaat wordt vastgesteld. Het beschrijft de uitvoering tot op detailniveau. Alle binnen de scoop van de Wabo vallende taken, de openbare orde gerelateerde taken uit de Drank- en horecawet (geluidsoverlast en alcoholverstrekking), de algemene plaatselijke verordening (geluidsoverlast) en de marktverordening zijn opgenomen. Het beleid is vastgesteld voor een periode van vier jaar. In 2019 wordt het geëvalueerd en na eventuele aanpassing opnieuw vastgesteld door het college. Door dit Vergunningen, Toezicht en Handhavingsbeleid omgevingsrecht komt het Handhavingsbeleid Omgevingsrecht zoals het college dat heeft vastgesteld op 29 april 2010 te vervallen. Handhavingszaken en handhavingsprocedures die zijn opgestart voor de vaststellingsdatum van dit beleid worden afgehandeld onder de regels uit het ‘oude’ beleidsstuk. In 2008 is het toenmalige milieuhandhavingsbeleid geëvalueerd en aangepast voor de periode 2008-2012. Op basis van goed, respectievelijk slecht naleefgedrag in de periode 2004-2007 is toen per branche de controlefrequentie verlaagd, respectievelijk verhoogd of hetzelfde gebleven. Het beleid uit 2008 voldoet aan het Besluit kwaliteitseisen milieubeheer. De kwaliteitseisen in het Bor zijn (op het punt van de milieutaak) algemener en globaler geformuleerd dan in het Besluit kwaliteitseisen
8
milieubeheer. Voortzetten van de huidige werkwijze (zoals de bedoeling is) voldoet dus ruimschoots. Slechts het noodzakelijke integrale karakter van de handhaving moet worden geborgd en dat gebeurt door het invoeren van signaaltoezicht (zie hoofdstuk 4.4). Het milieuhandhavingsbeleid 2008-2012, dat nog steeds actueel is, kan worden gezien als een nadere toelichting en detaillering van de in deze nota opgenomen handhavingstaken op milieugebied en blijft daarom in stand.
1.4 De samenwerkingspartners Provincie Noord-Holland
De Provincie Noord-Holland heeft in 2010 een dienstverleningsovereenkomst (afgekort als DVO) en een Productcatalogus samengesteld, waaraan de gemeente Huizen voor een periode van twee jaar heeft deelgenomen. Tijdens die periode heeft de gemeente Huizen geen gebruik daarvan gemaakt. Van de ruim 400 bedrijven (milieu-inrichtingen) vallen slechts twee onder provinciaal gezag, te weten Teeuwissen rioolreiniging en puinbrekerij Van de Heijden. De afspraak tussen gemeente en provincie voor die twee bedrijven is nu dat in het voorkomende geval contact wordt gezocht en te overleggen en zo nodig gezamenlijk afspraken te maken. Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV) De basis voor de samenwerking met de OFGV en de brandweer (hierna) is de Wet gemeenschappelijke regelingen. De OFGV is een samenwerkingsverband tussen gemeenten in Flevoland en in de Gooi en Vechtstreek en de provincies Flevoland en Noord-Holland. Vanwege de opgave om deze taken efficiënt en effectiever uit te kunnen voeren dan de afzonderlijke partners werkt de OFGV aan een uitvoeringskader op basis van input uit de gemeenten en onder andere de Landelijke Naleefstrategie. Het uitvoeringskader moet leiden tot een eenduidige werkwijze en een professionele invulling van de adviesfunctie aan de gemeente Huizen. De gemeente bepaalt mede op basis van dit advies haar prioriteiten op het gebied van vergunningen, toezicht en handhaving. De OFGV rapporteert aan de gemeente over het uitgevoerde toezicht. Het toezicht op de milieuwetgeving, de handhaving daarvan en de afhandeling van aanvragen om milieuvergunningen is ondergebracht bij de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek. De gemeente is wel nog steeds het loket voor milieuaanvragen, meldingen Activiteitenbesluit en klachten over milieu (geluidhinder, geurhinder, bodemverontreiniging etcetera). Klachten als gevolg van een bedrijf of evenement worden doorgestuurd en afgehandeld door de OFGV. Andere milieuklachten (veelal van en over particulieren en meldingen openbare ruimte, de MOR meldingen) doet de gemeente zelf af. In geval van gecombineerde aanvragen (bijvoorbeeld bouwen en milieu) vindt de vergunningverlening ook nog steeds door de gemeente plaats. De dienstverleningsovereenkomst met de OFGV is aangegaan tot 1 januari 2016 en wordt steeds stilzwijgend verlengd voor een periode van 3 jaar. Brandweer Gooi en Vechtstreek Tussen de brandweer Gooi en Vechtstreek en de gemeente Huizen geldt sinds 1 januari 2011 de dienstverleningsovereenkomst 'Preventie, Proactie en Externe Veiligheid'. Die overeenkomst gold voor een periode van vier jaar en is inmiddels stilzwijgend verlengd voor nogmaals een periode van vier jaar. De regionale brandweer is momenteel wel bezig een aangepast voorstel voor te bereiden, wat in de tweede helft van 2015 met de gemeenten wordt afgestemd. In de nieuwe dienstverlenings-overeenkomst worden een aantal recente regionale en landelijke ontwikkelingen verwerkt. Regionale gemeenten Voor een goede uitvoering van de in 2013 gewijzigde Drank- en Horecawet was een samenhangend preventie- en handhavingsbeleid nodig. De gemeente Huizen heeft voor het toezicht op de Drank- en Horecawet, net als een aantal andere gemeenten uit de regio met centrumgemeente Hilversum een
9
'Overeenkomst samenwerking' gesloten, die geldt tot 1 januari 2016. Evaluatie daarvan is halverwege 2015 om 'omvang en invulling van de taak na 1 januari 2016 te bepalen. Sinds 5 juli 2013 gelden er ook werkafspraken. Bij de centrumgemeente Hilversum zijn een drietal boa’s in dienst genomen die toezien op de naleving van de nieuwe Drank- en Horecawet. Onlangs heeft Hilversum dit verhoogd naar in totaal 5.5 fte. Anderhalve fte is beschikbaar voor extra inzet in de regio. Aanvragers en adviserende instanties Voor de aanvragen waar aanpassingen nodig zijn om tot een vergunbaar plan te komen, geldt de weg van het overleg met de aanvrager. Soms is dat een particulier, meestal is dat een projectontwikkelaar, een architect of een bouwkundig tekenaar. Verder wordt in al die gevallen waar de wet het advies van een externe instantie voorschrijft, het advies ook ingewonnen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het waterschap. Het voorliggende VTH beleid wordt ingebracht als de voor Huizen geldende prioriteiten, waarlangs de regionale uitvoering en samenwerking verder gestalte moeten krijgen.
1.5 Voorbereiding Ter voorbereiding op de ontwikkeling van dit beleid hebben de volgende acties plaatsgevonden:
1) Evaluatie door afdeling Omgeving van de uitvoeringsprogramma’s en resultaten handhavingsbeleid omgevingsrecht over de periode 2010-2014;
2) Contact met provincie Noord-Holland over en vraag naar handreikingen voor integraal vergunningen handhavingsbeleid omgevingsrecht van andere gemeenten en bestudering handhavingsbeleid Purmerend en beleidskader Nieuwegein (beleid over handhaving en vergunningen);
3) Bestudering modelverordening VNG kwaliteitseisen vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht, bestudering collegeakkoord 2014-2018 “Aan de wind”, bestudering servicenormen Kwaliteitshandvest, bestudering landelijke handhavingsstrategie.
Voor dit nieuwe beleid is voor het onderdeel toezicht en handhaving het bestaande handhavingsbeleid Omgevingsrecht van de gemeente Huizen de basis gebleven (vastgesteld door college op 29 april 2010). Hiervoor is gekozen omdat de ervaring leert dat het bruikbaar is en grotendeels nog steeds actueel. Het is bovendien door de provincie Noord-Holland als adequaat beoordeeld. Nieuw in het beleid zijn:
1) introductie van een expliciete beleidstermijn (advies provincie); 2) meetbare en smart geformuleerde doelstellingen, gekoppeld aan prioriteiten (advies
provincie); 3) analyse doelgroepen (advies provincie); 4) doelgroepen gekoppeld aan nalevingsstrategie (advies provincie); 5) het onderdeel vergunningen. De gemeente Huizen anticipeert daarmee op de kwaliteitseisen
die de wetgever voor het taakveld vergunningen nog in voorbereiding heeft. Die eisen zijn nog in ontwikkeling, ze zijn daarom nog niet duidelijk. Dat in aanmerking genomen, is bij het opstellen van het beleid het motto geweest om alvast op te nemen wat we hebben. Bij de volgende evaluatie wordt opnieuw bekeken of de wettelijke eisen al duidelijk zijn en zo ja, dan wordt zo nodig het VTH beleid daarop aangepast en/of aangevuld.
6) het toezicht op en de handhaving van de Drank en Horecawet, de algemene plaatselijke verordening waaronder de artikelen over de drank en horeca en de marktverordening.
Voor zowel vergunningen als toezicht en handhaving is inmiddels sprake van geautomatiseerde processen en gestandaardiseerde documenten (Key2vergunningen en MPM).
10
HOOFDSTUK 2 PRIORITEITEN EN DOELSTELLINGEN
De gemeente Huizen heeft het advies van de provincie om meetbare doelstellingen te formuleren ter harte genomen. We doen dat aan de hand van de prioriteitenmatrix die voor het toezicht op en de handhaving van alle wettelijke taken is opgesteld, een prioriteitenmatrix voor de toetsing van aanvragen, het huidige collegeprogramma en de evaluatie binnen de afdeling Omgeving van de uitvoeringsprogramma’s over de periode 2010-2014.
2.1 Prioriteitenmatrix voor toezicht op en handhaving van alle wettelijke taken en toetsingsmatrix beoordeling aanvragen Het is niet mogelijk om alle regels voor 100% te toetsen of voor 100% te handhaven. Bestuurlijke keuzes zijn daarom nodig. De keuzes voor het toezicht en de handhaving zijn gemaakt met behulp van een prioriteitenmatrix. Die matrix is afkomstig uit het Handhavingsbeleid omgevingsrecht (vastgesteld door college op 29 april 2010). In de prioriteitenmatrix is op basis van het door het Ministerie van Justitie analysemodel (“Tafel van Elf”) in kaart gebracht aan welke wettelijke taken een lage, gemiddelde, hoge of extra hoge prioriteit wordt toegekend. In hoofdstuk 5 wordt uitgebreid toegelicht hoe de prioriteitenmatrix is samengesteld. Voor de toetsing van aanvragen wordt ook gebruikt gemaakt van een matrix, een toetsingsmatrix. Aan de hand van die matrix wordt het toetsingsniveau van de aanvraag bepaald. In hoofdstuk 3 wordt een uitgebreide toelichting gegeven over die toetsingsmatrix.
2.2 Evaluatie uitvoeringsprogramma’s De uitvoeringsprogramma’s over de periode 2010-2014 zijn binnen de afdeling Omgeving geëvalueerd. Daaruit is, voor zover hier relevant, naar voren gekomen dat:
1) Als gevolg van de crisis en de verruimde regels voor vergunningvrij bouwen er sprake is van een terugloop van omgevingsaanvragen voor het bouwen;
2) Er een duidelijke toename is van de roep van burgers om maatregelen voor het bouwen bij woningen bij de buren. Het betreft hier het effect van de verruimde regels voor vergunningvrij bouwen. Als er gebouwd wordt bij de buren dan heeft dat vragen en kritische blikken tot gevolg bij de naastliggende buren. Bij de inwoners waar gebouwd wordt, is het beeld dat toepassing van de regels voor vergunningvrij bouwen niet altijd correct is, waardoor ook de interventie in de vorm van toezicht van de gemeente in elk geval in toenemende mate nodig is. Om dat goed te kunnen doen wordt gewerkt aan een nulmeting van illegale bebouwing in de gemeente;
3) Er meer uren zijn besteed aan controles op brandveiligheidsaspecten door de bouwinspecteurs dan geraamd doordat daar ook bouwkundige aspecten aan zaten;
4) Er als gevolg van de vaststelling van de nieuwe marktverordening en de gewijzigde Drank& Horecawet meer en meer uren zijn besteed aan deze aspecten;
5) Er als gevolg van de crisis meer woningontruimingen van huurwoningen hebben plaatsgevonden, waar ondersteuning van de gemeente aan de corporaties nodig was.
11
Voor de aankomende vier jaar is de inschatting dat:
1) De roep van burgers om toezicht op vergunningvrij bouwen verder toeneemt door de herstellende economie en zo ook een toename van vergunningvrij bouwen;
2) Aan de hand van de nulmeting van illegale bebouwing er aanleiding is om handhavende maatregelen te treffen;
3) Voor wat betreft het toezicht bij evenementen en drank- en horeca wetgeving blijft de aandacht groot;
4) De toetsing van aanvragen aan het Bouwbesluit vervalt vanwege de op handen zijnde privatisering daarvan.
2.3 Speerpunten college: Collegeakkoord 2014-2018 “Aan de wind” Als gevolg van elke vierjaarlijkse collegewisseling (verkiezingen) wordt ook een collegeprogramma gemaakt voor een periode van vier jaar. Nu geldt het collegeakkoord 2014-2018 “Aan de wind”. Hierin zijn, voor zover voor onderhavig VTH Beleid relevant, de volgende aspecten opgenomen. Wat wil het college deze periode bereiken?
1) Behoud en intensivering van structureel groen als belangrijk element voor een goed woon- en leefklimaat. Structureel groen wordt niet opgeofferd voor (woning) bouwplannen (H2, p.16 punt 1);
2) Een goede mix van wonen, werken en recreëren, in het belang van de leefbaarheid in wijk en buurt en betrokken burgers bij de invulling van hun woonomgeving (H2, p.16 punt 3).
Wat gaan we daarvoor doen?
Gebieden met een bijzondere landschappelijke of cultuurwaarde worden beschermd tegen 'verrommeling' en activiteiten die er niet thuis horen (H2, par. 2.1.1, p.16);
*Herziening van de bestemmingsplannen Gooimeer (2014), Vierde kwadrant (2015), Bijvanck (2017) en Kom-West (2018) (H2, par. 2.3.1, p.17-18);
Bij het opstellen van de (bestemmings)plannen vindt een integrale afweging plaats van alle betrokken belangen (H2, par. 2.3.1, p.18);
Bestemmingsplannen worden flexibel en globaal van opzet. Door middel van afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden wordt waar mogelijk maatwerk geleverd ten aanzien van individuele wensen van de burgers (H2, par. 2.3.2, p.18);
Vergunningsprocedures worden zo kort mogelijk gehouden (H2, par. 2.5.2, p.19) ; Er wordt een strikt en consequent handhavingsbeleid gevoerd bij aantasting van bebouwde
en/of de onbebouwde omgeving (H2, par. 2.10.1, p.22); Bij vergunningverlening voor evenementen, manifestaties, feesten, e.d. worden strikte
voorschriften opgenomen in het belang van handhaving van de openbare orde, het niet verstoren van kerkdiensten en het beperken van geluidsoverlast (H2, par. 2.10.2, p.22).
Het college ziet erop toe dat alle horecagelegenheden en overige voor publiek openstaande gebouwen volgens de door de brandweerorganisatie opgestelde planning worden gecontroleerd op brandveiligheid (H2, par. 2.10.3, p. 22).
2.4 Doelstellingen en probleemstelling Kijkend naar de hoogste risico’s, de prioriteiten in de matrixen, de speerpunten van het huidige college, de evaluatie binnen de afdeling Omgeving van de uitvoeringsprogramma’s over de periode 2010-2014, de beschikbare capaciteit en de verwachte tendensen voor de aankomende vier jaar zijn de doelstellingen voor de leefomgeving als bedoeld in dit beleid voor de periode 2015-2019 als volgt. De doelstellingen staan in willekeurige volgorde opgesomd.
12
1) Besluitvorming over alle vergunningaanvragen waarop de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is en handhavingsverzoeken binnen de wettelijke termijnen. Grondslag: Collegeakkoord
2) Elke klacht of verzoek om handhaving wordt, indien noodzakelijk voor een zorgvuldige beoordeling, gevolgd door een bezoek ter plaatse en een controlerapport met een eerste inschatting of handhavende maatregelen mogelijk en nodig zijn. Als voorschriften worden overtreden en legalisering via een vergunning is niet mogelijk, dan wordt handhavend opgetreden. Grondslag: Collegeakkoord en de hoog en extra hoog geprioriteerde taken voor evenementen en horeca in de prioriteitenmatrix van toezicht en handhaving in het bijzonder.
3) De toetsing van vergunningaanvragen bouwen aan de voorschriften van het Bouwbesluit overeenkomstig de toetsingmatrix in Bijlage 2 bij deze nota. Grondslag: prioriteitenmatrix vergunningen.
4) Uitvoering van controles milieu, brandveiligheid, markten en terrassen volgens vastgestelde frequenties geldend binnen de verschillende taakvelden en het daaraan gekoppelde beleid. Grondslag: Extra hoog en hoog geprioriteerde taken prioriteitenmatrix toezicht en handhaving.
5) Nulmeting illegale bebouwing op toepassing regels vergunningvrij bouwen sinds in werking treding Wabo (op 1 oktober 2010) via bestaande luchtfoto’s. Grondslag: hoge en gemiddeld geprioriteerde taken uit prioriteitenmatrix toezicht en handhaving.
6) Controle op brandveiligheid van alle prioriteit 1 en 2 gebouwen, vastgesteld op basis van de gebruiksfunctie van het gebouw zoals opgenomen in het beleid van de regionale brandweerorganisatie (het betreft met name de scholen en zorggebouwen). Grondslag: extra hoog geprioriteerde taken prioriteitenmatrix toezicht en handhaving.
7) Controle van alle horecagelegenheden op naleving voorschriften Drank- en Horecawet wat betreft het verstrekken aan en consumeren van alcohol door personen jonger dan 18 jaar. Grondslag: hoog en extra hoog geprioriteerde taken uit prioriteitenmatrix toezicht en handhaving.
8) Bij klachten over geluidsoverlast van horeca gelegenheden en evenementen wordt een geluidsmeting gedaan en bij overtreding van de geluidsvoorschriften worden handhavende maatregelen getroffen. Grondslag: hoog en extra hoog geprioriteerde taken uit prioriteitenmatrix toezicht en handhaving.
9) Controle van alle horecagelegenheden op naleving APV voor wat betreft geluidsoverlast, terrasgebruik, sluitingstijden en het op orde zijn van de vereiste papieren. Grondslag: hoog en extra hoog geprioriteerde taken uit prioriteitenmatrix toezicht en handhaving.
13
10) Handhavende maatregelen bij overtredingen in gebieden met een bijzondere landschappelijke waarde of cultuurwaarde. Grondslag: Collegeakkoord en gemiddeld geprioriteerde taak uit prioriteitenmatrix toezicht en handhaving.
11) Elke klacht over illegale activiteiten in een gebied met bijzondere landschappelijke waarde of cultuurwaarde wordt gevolgd door een controlebezoek ter plaatse en een inventarisatie. Grondslag: Collegeakkoord en gemiddeld geprioriteerde taak uit prioriteitenmatrix toezicht en handhaving.
12) Controles op brandveiligheid van, door de brandweerorganisatie geselecteerde, aandachts- en risicovolle evenementen (B en C evenementen) en geluidsoverlast van alle evenementen. Grondslag: Hoog en extra hoog geprioriteerde taken prioriteitenmatrix toezicht en handhaving.
13) Controle naleving Monumentenwet /Erfgoedverordening op projectmatige basis. Grondslag: extra hoog geprioriteerde taak prioriteitenmatrix toezicht en handhaving.
14) Controle van alle marktkooplieden op volledige naleving van het marktreglement. Grondslag: hoog geprioriteerde taak prioriteitenmatrix toezicht en handhaving.
Probleemstelling voor dit VTH beleid: Hoe kunnen we aan deze doelstellingen voldoen? Dit beleid geeft daar antwoord op.
14
HOOFDSTUK 3 VERGUNNINGVERLENING
In hoofdstuk 1 is uitgelegd dat de Wabo een overkoepelende wet is voor 25 andere wetten. De reikwijdte van dit beleidskader is beperkt tot de in Huizen meest voorkomende vergunningen (waaronder ook meldingen en ontheffingen worden begrepen), te weten:
bouwen; afwijken bestemmingsplan; wijzigen monument; slopen; aanleggen; brandveilig gebruik; en het vellen van houtopstanden (oftewel, het kappen van bomen).
De verschillende procedures die betrekking hebben op vergunningverlening worden in paragraaf 3.1 behandeld.
3.1 Soorten procedures Reguliere procedure
Voor de reguliere procedure geldt hoofdstuk 4 van de Awb. De Wabo geeft hierop enkele aanvullingen. De belangrijkste aanvullingen die de Wabo geeft op hoofdstuk 4 van de Awb zijn onder andere:
het bevoegd gezag stuurt de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs (art. 3.1 lid 2 Wabo); het bevoegd gezag stuurt de aanvrager zo snel mogelijk een bericht over de procedure en
rechtsmiddelen (art. 3.1 lid 3 Wabo); het bevoegd gezag geeft kennis van de aanvraag in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-
huisbladen of op een andere geschikte wijze (art. 3.8 Wabo); het bevoegd gezag beslist binnen acht weken (eventueel verlengd met zes weken) na de
datum van ontvangst van de aanvraag (art. 3.9 lid 1 en 2 Wabo); het bevoegd gezag doet tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het
besluit mededeling van de beschikking. Dit moet op dezelfde manier als de kennisgeving van de aanvraag (art. 3.9 lid 1, onder a, Wabo);
bij overschrijding van de beslistermijn, is het besluit van rechtswege verleend ("lex silencio positivo"). In dat geval doet het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk mededeling van de verlening van rechtswege. Dit gebeurt op dezelfde manier als de kennisgeving van de aanvraag (art. 3.9 lid 3 en 4 Wabo).
Uitgebreide procedure Voor de uitgebreide procedure geldt afdeling 3.4 van de Awb. Ook hierop geeft de Wabo enkele aanvullingen. De belangrijkste aanvullingen die de Wabo geeft op afdeling 3.4 van de Awb zijn onder andere:
het bevoegd gezag stuurt de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs (art. 3.1 lid 2 Wabo); het bevoegd gezag stuurt de aanvrager zo snel mogelijk een bericht over de procedure en
rechtsmiddelen (art. 3.1 lid 3 Wabo); wanneer een ander bestuursorgaan dan B&W bevoegd gezag is, ligt het ontwerpbesluit ook
ter inzage in de gemeente waar het project in hoofdzaak zal worden uitgevoerd (art. 3.12 lid 3 Wabo);
het bevoegd gezag stuurt aanvraag, ontwerpbesluit en/of het definitieve besluit aan bepaalde personen of instanties. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het orgaan dat de verklaring van geen bedenkingen afgeeft, de Inspectie of een ander bestuursorgaan dan het aangewezen bevoegd gezag;
iedereen kan zienswijzen op het ontwerpbesluit indienen (art. 3.12 lid 5 Wabo). Overigens kunnen alleen belanghebbenden bezwaar maken en in beroep gaan;
15
de beslistermijn van zes maanden begint te lopen op de dag ná de dag van ontvangst van de aanvraag (art. 3.12 lid 7 Wabo);
het bevoegd gezag mag de beslistermijn van zes maanden éénmaal verlengen, met ten hoogste zes weken (art. 3.12 lid 8 Wabo);
voor gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wabo (het vroegere projectbesluit) geldt een speciale procedure: het bevoegd gezag plaatst de kennisgeving van het ontwerpbesluit en de mededeling van het definitieve besluit in de Staatscourant;
het bevoegd gezag stuurt de kennisgeving van het ontwerpbesluit en de mededeling van het definitieve besluit aan de eigenaar van de grond en eventuele beperkt gerechtigden daarop. Dit voor zover nodig met het oog op de toepassing van artikel 85 van de onteigeningswet (art. 3.12 lid 2 Wabo jo. art. 6.14 lid 2 Regeling omgevingsrecht);
het bevoegd gezag doet de mededeling van het definitieve besluit ook langs elektronische weg en stelt het beschikbaar op de landelijke voorziening (art. 6.14 Bor).
Gefaseerde aanvraag De Wabo biedt de mogelijkheid om een vergunning gefaseerd aan te vragen en gefaseerd te verlenen. Voor elk project dat uit meerdere activiteiten bestaat, kan een vergunning gefaseerd aangevraagd worden. Het kan daarbij zowel gaan om activiteiten die ingevolge artikel 2.7 gelijktijdig moeten worden aangevraagd als om activiteiten waarvoor ook afzonderlijk een (deel)vergunning zou kunnen worden gevraagd. Het is aan de aanvrager om te bepalen of hij een vergunning gefaseerd aanvraagt. Het blijft dan één vergunning, maar de beoordeling van de aanvraag en de besluitvorming daaromtrent vindt in twee fasen plaats. Elke fase vormt een op zichzelf staand appellabel besluit gericht op rechtsgevolg. Beide besluiten, indien positief, vormen gezamenlijk de omgevingsvergunning. De activiteiten kunnen echter pas plaatsvinden als de besluiten voor beide fasen zijn verkregen. Bij de aanvraag om een beschikking met betrekking tot de eerste fase vermeldt de aanvrager uit welke activiteiten het gehele project zal bestaan (art. 4.5 lid 2 Bor). Aanvullend kent de gemeente Huizen (verzoeken om) vooroverleg. Omgevingsloket
Inwoners en bedrijven kunnen voor al hun omgevingsgerelateerde vragen terecht bij het omgevingsloket in het gemeentehuis. Dat loket is op werkdagen geopend en een bezoek is kosteloos. Het loket is ook telefonisch bereikbaar. Zeker daar waar sprake is van bouwactiviteiten leert de ervaring dat voor goede en duidelijke informatie persoonlijk contact met de klant de beste optie is. Dat is de reden dat de medewerkers klanten uitnodigen een bezoek te brengen aan het omgevingsloket. (Verzoeken om) vooroverleg Dit is een schriftelijk vooroverleg waar geen kosten voor de aanvrager aan zijn verbonden. Het eindresultaat betreft een ambtelijke indicatie van de haalbaarheid van een initiatief op bepaalde maatgevende facetten zoals ruimtelijke inpassing, welstand, monumenten, flora- en fauna. De aanvrager kan zijn initiatief zo nodig aanpassen en verder uitwerken en loopt zodoende tijdens de officiële aanvraag niet meer tegen onverwachte obstakels aan. Tevens kan de gemeente in het voortraject adviseren over de wijze van vergunningaanvraag (gefaseerd, deelactiviteiten). Bij ingrijpende of bestuursgevoelige plannen vindt tijdens het vooroverleg in elk geval terugkoppeling naar de portefeuillehouder plaats. Ontwikkelingen die ruimtelijk en/of maatschappelijk impact hebben doorlopen, na een principe akkoord van het college een inspraaktraject (eventueel met stedenbouwkundige voorwaarden). De kwaliteit van de ingediende gegevens bepaalt de toetsingsmogelijkheden. Daarnaast kan de aanvrager zelf aangeven op welke gronden hij de toetsing vooraf wenselijk acht. De ervaring leert dat de meerderheid van de vooroverleggen leidt tot een formele aanvraag. De tijd die (kosteloos) wordt gestoken in de behandeling van een vooroverleg, wordt in het formele stadium dus veelal teruggewonnen.
16
3.2 Visie op vergunningverlening Vergunningverlening is een instrument om de overheid in staat te stellen het maatschappelijk handelen te reguleren. De vergunningverlening binnen de gemeente Huizen is erop gericht om activiteiten volgens de wettelijke eisen en het gemeentelijk beleid plaats te laten vinden. Hiervoor wordt maatwerk geleverd, immers iedere aanvraag voor een activiteit is anders. Door het verbinden van voorschriften kan de impact (gevaar, hinder, verontreiniging e.d.) die een activiteit mogelijk veroorzaakt zo klein mogelijk worden gehouden. De visie op vergunningverlening luidt: Het verstrekken van een vergunning die voldoet aan de wettelijke eisen met een zo kort mogelijke doorlooptijd zoals neergelegd in de Servicenormen Omgevingsloket (http://www.huizen.nl/inwoner/zoeken_231/?trefwoord=servicenormen).
3.3 Indieningvereisten De indieningsvereisten voor aanvragen om vergunningen, ontheffingen en meldingen zijn opgenomen in diverse regelingen, zoals de Ministeriële regeling omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit, Bouwbesluit 2012, Drank- en Horecawet en Algemene Plaatselijke Verordening. In bijzondere gevallen kunnen voor de beoordeling andere gegevens nodig zijn dan in specifieke regelingen is opgenomen. Op grond artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht kan het college om (specifieke) aanvullende gegevens vragen. De eerste toets van een aanvraag betreft geen inhoudelijke toets maar een toets of de juiste stukken zijn ingediend en of deze van voldoende kwaliteit zijn. Dat wordt per geval beoordeeld.
3.4 Objectieve criteria voor beoordelen aanvragen omgevingsvergunning De gemeente Huizen handelt op grond van een strategie en objectieve criteria voor het beoordelen van aanvragen omgevingsvergunning en het afhandelen van meldingen in aanvulling op de hiertoe in de wet bepaalde criteria. Daarbij is bepaald welke vormen van vergunningverlening worden onderscheiden en welke basiswerkwijze daarbij wordt gehanteerd. De basiswerkwijze voor het verlenen van een omgevingsvergunning is bij de gemeente Huizen vastgelegd in een geautomatiseerd systeem (Key2vergunningen), waarbij de processtappen worden doorlopen. Het gaat hier om de processtappen op hoofdlijnen en deelactiviteiten. De gemeente specifieke werkwijze en keuzes zijn vastgelegd in Key2Vergunningen/OVX onder de button ‘Help’ Het is onmogelijk alle aangevraagde activiteiten op het gebied van bouwen, aanleggen en slopen tot in detail te toetsen aan alle geldende regelgeving voordat een omgevingsvergunning wordt verleend. Enerzijds komt dit door de beperkte capaciteit en de kosten en anderzijds vanwege de wettelijke termijnen. In de huidige situatie is alleen voor de toetsing aan het Bouwbesluit (zie verderop bij paragraaf 3.6 over activiteit bouwen) sprake van objectieve criteria aan de hand waarvan de mate van toetsing inzichtelijk wordt gemaakt. Dat is ook gewenst voor de andere activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning kan worden verleend. Vanuit een risicoanalyse en de prioriteitenstelling kunnen vergelijkbare toetsmatrixen worden opgesteld. Bij het bepalen van het toetsingsniveau is de ernst van de calamiteit (effect) en de kans hierop bepalend voor de diepte van de toets. Hoe groter het gevolg en hoe groter de kans des te diepgaander zal de toets moeten zijn. De bestuurlijke prioriteit heeft in een formule voor de uitvoeringsniveaus een duidelijke plaats gekregen.
17
De volgende formule wordt gehanteerd:
(Kans x Effect = Risico) x Bestuurlijke prioriteit = Uitvoeringsniveau
Door de bovenstaande formule wordt een score verkregen van 0 tot en met 27. Deze score bepaalt hoe de toets wordt uitgevoerd. In de onderstaande tabel zijn de omschrijvingen van Effect, Kans en Bestuurlijke prioriteit uitgewerkt. Score Effect 0 Nihil effect 1 Laag effect, hooguit materiële schade 2 Gemiddeld effect, mogelijke slachtoffers, beperkte tot grote materiële schade 3 Groot effect, met slachtoffers en grote materiële schade Kans 0 Vrijwel nihil 1 Lage inschatting 2 Gemiddelde inschatting 3 Redelijke grote inschatting Bestuurlijke prioriteit 0 Onderdeel wordt niet uitgevoerd 1 Geen prioriteit 2 Beperkte prioriteit 3 Hoge prioriteit Tabel 1 Omschrijving Effect, Kans en Bestuurlijke prioriteit Door de matrix wordt de verlening van vergunningen transparant gemaakt en uniformiteit in de toetsing bewerkstelligd. Ook vormt het een basis voor het toezichtniveau. Het laat ook zien waar de ondergrens van het toetsingsniveau zit. In de matrixes met toetsniveaus zijn de voorschriften verwerkt zoals opgenomen in de betreffende wet- en regelgeving. Deze voorschriften hebben onder andere betrekking op (fysieke/brand)veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, natuur- en milieu en lokale aspecten als verkeersveiligheid en openbare orde & veiligheid. Keuze van het toetsingsniveau Om te kunnen bepalen welke keuzes welke risico’s met zich meebrengen, dient een grondig inzicht in de praktijk te bestaan. Uitgaande van de huidige capaciteit, rekening houdend met kans op en het gevolg van een calamiteit moet kunnen worden aangegeven wat het wenselijke niveau van toetsing is. Daar waar nodig worden in het uitvoeringsprogramma Vergunningen voor bepaalde thema’s toetsingsniveaus opgenomen.
18
De toets- en toezichtmatrixen kennen de niveaus 0 t/m 4: van niet uitvoeren naar sneltoets, visuele, representatieve en integrale toets.
Score Niveau Inhoud toets 0 Niet uitvoeren (0) Aan het betreffende onderdeel wordt geen aandacht geschonken.
1-2 Snel (1) Indieningvereiste: is het aanwezig en klopt de uitkomst?.
3-8 Visueel (2) Kloppen de uitgangspunten? Bevatten de stukken voldoende informatie over de uitgangspunten? Gecontroleerd wordt of de globale uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het desbetreffende aspect te kunnen toetsen, in voldoende mate en in samenhang zijn weergegeven om het aspect te kunnen toetsen.
9-18 Representatief (3) Controle van de belangrijkste onderdelen. Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen, in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten waarschijnlijk zijn. De belangrijkste berekeningen worden gecontroleerd dan wel nagerekend. De na te rekenen aspecten worden bepaald op basis van de resultaten van de visuele toets.
19-27 Integraal (4) Alles controleren. Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen, in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en worden de uitkomsten gecontroleerd/nagerekend.
Tabel 2 Uitwerking toetsniveaus De invloed van zienswijzen, bezwaar, beroep
In die gevallen waar sprake is van zienswijzen, bezwaar of beroep wordt opnieuw getoetst, op het hoogste niveau (niveau 4). Als gevolg van deze toetsing kan het voorkomen dat een aanvraag om een vergunning aanpassing en/of nadere motivatie vereist dan wel dat een mogelijke verlening van een vergunning wordt herzien en de vergunning alsnog moet worden geweigerd. Aanvragen moeten voldoen aan de wettelijke regels Als algemene leidraad voor de toetsing van vergunningen geldt dat uit de ingediende gegevens altijd voldoende aannemelijk moet zijn dat aan de geldende regelgeving wordt voldaan. De gemeente zorgt ervoor dat zij zelf voldoende kennis op de diverse disciplines bezit zodat ze zich er altijd van kan vergewissen of rapporten en adviezen van derden voldoen aan de regelgeving. Is toch aanvullende kennis nodig, dan wordt een extern advies ingewonnen.
3.5 Uitgangspunten bij beoordeling van meldingen In veel wet- en regelgeving worden de laatste jaren vergunningstelsels vervangen door een systeem van meldingen. Dit is sinds jaren al een bekend fenomeen in de milieuwetgeving. Een voorbeeld hiervan is de melding Activiteitenbesluit. Ook voor het brandveilig gebruik en slopen is een systeem van meldingen opgenomen in het Bouwbesluit 2012. Bij meldingen gaat de wetgever er van uit dat voor bepaalde activiteiten volstaan kan worden met een mededeling aan het bevoegd gezag. Aan het bevoegd gezag is het de taak te beoordelen of de activiteit inderdaad meldingsplichtig is en of de melding volledig is ingediend. Een inhoudelijke beoordeling en acceptatie van de melding past niet op alle onderdelen in deze richting. Het accent van de taken van de gemeente met betrekking tot meldingen verplaatst zich naar het uitvoeren van toezicht. In het handhavingsbeleid wordt voor toezicht en handhaving daarop ingegaan. Het algemene uitgangspunt voor de behandeling van meldingen is als volgt:
19
Volledigheid: is de melding volledig ingediend? Aannemelijkheid, hier worden twee vragen gesteld:
o Is voldoende aannemelijk dat de melding overeen komt met het werkelijk (voorgenomen) gebruik of de (voorgenomen) uitvoering van werken? o Is voldoende aannemelijk dat het (voorgenomen) gebruik of de (voorgenomen) uitvoering van werken voldoet aan de regelgeving (BB2012)? Een uiterst globale schouwing op basis van ervaring.
Toetsing: de ingediende gegevens worden, met uitzondering van brandveiligheid, niet inhoudelijk getoetst, tenzij wettelijk voorgeschreven. (grondslag toetsing brandveiligheid is hoge prioriteit prioriteitenmatrix toezicht en handhaving)
3.6 Activiteit bouwen Alle aanvragen worden getoetst op de gronden die zijn opgenomen in de artikel 2.10 tot en met 2.20a van de Wabo (bestemmingsplan, redelijke eisen van welstand, Bouwbesluit).
3.6.1 Toets aan bestemmingsplan
Elk bouwplan wordt getoetst aan de bouw- en gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan. Dit gebeurt op een grondige manier, waarbij specifieke kenmerken nauwkeurig worden nagemeten en bestemmingen per ruimte worden benoemd en gecontroleerd.
3.6.2 Toets aan redelijke eisen welstand
Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan het bestemmingsplan voldoet, of duidelijk is dat de omgevingsvergunning voor het planologisch strijdig gebruik kan worden verleend, wordt het plan getoetst aan redelijke eisen van welstand. Concreet houdt dit in dat het bouwplan moet voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota. In Huizen is het grootste deel van het grondgebied nagenoeg welstandsvrij. Wel zijn bepaalde gebieden aangewezen waarvoor welstandscriteria gelden en er gelden loketcriteria voor dakkapellen, dakhuisjes, erfafscheidingen, reclame en airco’s.
3.6.3 Toets aan Bouwbesluit
Eerder is uitgelegd dat een 100% toetsing niet mogelijk is. Voor de toetsing aan het Bouwbesluit wordt gebruik gemaakt van het Landelijk Toetsprotocol Bouwbesluit (LTB) dat onder de verantwoordelijkheid van de Vereniging BWT Nederland is ontwikkeld en landelijk door gemeenten als een minimaal acceptabel niveau wordt beschouwd. Daardoor is een differentiatie in toetsintensiteit mogelijk per onderdeel van het Bouwbesluit al naar gelang het bouwwerktype en de verwachte risico’s. In het LTB (zie bijlagen) is per onderdeel van het Bouwbesluit en per bouwwerktype een toetsniveau aangegeven. De niveaus die worden onderscheiden zijn: 1 (uitgangspuntentoets); 2 (Visuele toets); 3 (Representatieve toets) en; 4 (Volledige toets). De scope kent de volgende begrippen: A=Algemeen bouwkundig; B=Constructief; C=Brandveiligheid; D=Bouwfysica; E=Installaties; (G=Coördinator) en I=Kleine veel voorkomende bouwwerken.
20
Het LTB laat ruimte om in afwijking van dit landelijk vastgestelde toetsniveau zelf een toetsniveau op de verschillende onderdelen vast te stellen op basis van de eigen risico-inschattingen en beschikbare toetscapaciteit. Daarvan is in Huizen geen sprake. De toetsing aan het Bouwbesluit is, zoals gezegd, gelijk aan het niveau dat landelijk als minimaal acceptabel niveau wordt beschouwd. Ook wordt gebruik gemaakt van de checklists van BRIS-toets, dat speciaal voor het werken met het LTB is opgezet. Voor wat betreft de wettelijke mogelijkheid om af te wijken van de voorschriften op basis van de zogenaamde gelijkwaardigheid geldt dat dit per geval wordt beoordeeld, omdat het maatwerk betreft. Bij vraagstukken over gelijkwaardigheid van brandveiligheid als ook complexe vraagstukken (utiliteitsbouw en gestapelde bouw). Voor complexe vraagstukken (utiliteitsbouw en gestapelde bouw) wordt advies ingewonnen bij de brandweer Gooi en Vechtstreek (vloeit voor uit dienstverleningsovereenkomst).
3.7 Activiteit afwijken bestemmingsplan
3.7.1 Bestemmingsplanbeleid
In de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen één keer in de tien jaar moeten worden herzien. Het uitgangspunt van de gemeente Huizen is om daaraan te voldoen. Daarom wordt jaarlijks in het afdelingsplan van de afdeling Omgeving beschreven welke bestemmingsplannen worden geactualiseerd. Het uitgangspunt is dat bestemmingsplannen flexibel en globaal van opzet worden. Door afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden wordt, waar mogelijk, maatwerk geleverd ten aanzien van individuele wensen van burgers. Om te waarborgen dat sprake is van handhaafbare en toetsbare bestemmingsplannen worden het team Vergunningen en het team Toezicht en handhaving van de afdeling Omgeving voor een extra check door het team Beleid betrokken bij het planproces. In het handboek bestemmingsplannen is - in de lijn van de wettelijk voorgeschreven procedure - het werkproces en de stappen voor de totstandkoming van een bestemmingsplan beschreven, inclusief de eisen die worden gesteld aan het digitaal beschikbaar stellen van een bestemmingsplan.
3.7.2 Afwijkingsbeleid
De wetgever bepaalt dat elk verzoek dat in strijd is met het geldende bestemmingsplan, beschouwd moet worden als een verzoek om medewerking aan een afwijking van het bestemmingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn gevallen opgenomen waarvoor een omgevingsvergunning kan worden verleend voor planologisch strijdig gebruik (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°). De maximale kaders zijn neergelegd in een Algemene maatregels van bestuur, het Besluit omgevingsrecht, artikel 4 van bijlage II. Op 8 februari 2011 heeft het college hiervoor gemeentelijk beleid vastgesteld. Het gaat daarbij om veelvoorkomende aanvragen zoals uitbreidingen van woningen en bijgebouwen bij woningen. Dit afwijkingenbeleid is inmiddels in de meeste bestemmingsplannen opgenomen waardoor voor dergelijke initiatieven geen afwijkingsprocedures meer nodig zijn. De bestemmingsplannen zijn actueel. Tóch kan er aanleiding zijn om een afwijkingsprocedure bij een omgevingsaanvraag toe te passen. De reden hiervoor is dat bestemmingsplannen voor een periode van 10 jaar gelden, maar maatschappelijke ontwikkelingen en daaruit voortvloeiende behoeften staan tijdens die periode niet stil. Behoeften en wensen van initiatiefnemers veranderen dus met als gevolg dat het bestemmingsplan daarin niet voorziet. Ook leert de praktijk dat voor een goede aansluiting tussen bestaande bouw en uitbreidingen maatwerk in een concreet geval is gewenst met als resultaat een stedenbouwkundig of technisch gezien
21
betere situatie. In het collegeprogramma is gezien het voorgaande opgenomen dat maatwerk bij individuele wensen wordt geleverd door middel van afwijkings- en wijzigingsprocedures (paragraaf 2.3.2 collegeprogramma). Maatwerk in de vorm van mogelijke afwijkingen van bestemmingsplannen worden getoetst door de werkgroep bouwplannen, een ambtelijke werkgroep waarin deskundigheid op het gebied van stedenbouw, technische eisen en juridische eisen is vertegenwoordigd. De insteek daarbij is niet om te bekijken wat er niet kan, maar wat er wel kan of wat er in ieder geval kan. Uitgangspunt is dat een plan ruimtelijk aanvaardbaar is. Zo mag een plan geen aantasting van de kwaliteit van de leefomgeving tot gevolg hebben. Ook mag er geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van betrokken belangen. Alle betrokken belangen worden hierbij in beeld gebracht en zorgvuldig afgewogen waarbij telkens de vraag is welk belang in dat geval het zwaarst weegt. Zo kan een initiatief bijvoorbeeld vanuit stedenbouwkundig oogpunt toe te juichen zijn, maar hebben aangrenzende buren er grote problemen mee vanwege privacy of uitzicht. Per geval wordt afgewogen welk belang het zwaarste weegt (wat is redelijk?). In voorkomende gevallen is dan ook sprake van een dilemma. Indien wordt besloten geen medewerking te verlenen, wordt de aanvraag niet verder getoetst aan overige aspecten. De gemeentelijke kaders voor aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan en waar met een reguliere procedure medewerking kan worden verleend worden bepaald door:
de afwijkingsmogelijkheden die in het bestemmingsplan zelf zijn opgenomen; beleidsregels afwijken bestemmingsplannen, vastgesteld door het college op 8 februari 2011; input betrokken vakdisciplines.
Voor aanvragen waaraan alleen met een uitgebreide afwijkingsprocedure of via een herziening van het bestemmingsplan medewerking kan worden verleend, worden bepaald door:
de algemene verklaring van geen bedenkingen, vastgesteld door de gemeente raad op 16 december 2010;
het protocol grote projecten uit 2005; het handboek bestemmingsplannen (procedures, ruimtelijke onderbouwing, standaard
voorschriften, standaard toelichting waarin de relevante wetgeving waaraan wordt eventueel moet worden getoetst is opgenomen);
input betrokken vakdisciplines.
3.8 Activiteit wijzigen monument Voor het wijzigen van een monument is vaak een monumentenvergunning nodig. Het kan gaan om een rijksmonument, een provinciaal monument (de Kalkovens) of een gemeentelijk monument. Voor wijzigingen aan monumenten is het advies van de monumentencommissie bepalend bij beslissing op aanvragen. Zij baseren hun advies mede op de redengevende omschrijving van het monument. Voor grote wijzigingen aan rijksmonumenten is tevens het advies van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed noodzakelijk.
3.9 Activiteit slopen en sloopmelding De wetgeving heeft geen mogelijkheid om een algeheel verbod in te stellen op het slopen van (bepaalde) bouwwerken dan wel structureel tegen te gaan. Wel is het op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden om een bouwwerk te slopen zonder omgevingsvergunning. Hiermee wordt, sinds de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012, bedoeld het slopen van een monument, het slopen in het geval het
22
bestemmingsplan dit verbiedt en het slopen in een beschermd stads- en dorpsgezicht. De regels voor het veilig en milieuverantwoord slopen van gebouwen en bouwwerken, inclusief de verwijdering van asbesthoudende materialen, vallen niet meer onder het stelsel van de Wabo. Hiervoor is een systeem van meldingen opgenomen in het Bouwbesluit 2012. De indieningvereisten voor de activiteit slopen zoals hiervoor bedoeld, zijn genoemd in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Vaak is voor deze activiteit van belang dat aannemelijk moet worden gemaakt dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd. Dit geldt tevens voor slopen in een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht. Voor zover van toepassing op grond van het bestemmingsplan wordt een rapport verlangd waarin de archeologische waarde van de bodem onder het te slopen bouwwerk is vastgesteld. De toetsingskaders voor aanvragen om sloopvergunning zijn dus vooral gelegen in de vorm van indieningvereisten (Mor) en wat is bepaald in bestemmingplannen of voorbereidingsbesluiten. Sloopmelding
Zoals hiervoor vermeld is met de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 geen omgevingsvergunning voor de activiteit slopen meer nodig voor gebouwen en bouwwerken en het verwijderen van asbesthoudende materialen. Hiervoor geldt een meldingsplicht, die niet valt onder de Wabo. In paragraaf 3.5 is aan de orde op welke wijze wij omgaan met de beoordeling van meldingen. Basis hierbij is dat geen inhoudelijke beoordeling van gegevens meer plaatsvindt, maar voornamelijk wordt beoordeeld of de melding volledig is. Het accent van de taken van de gemeente met betrekking tot slopen verplaatst zich naar het uitvoeren van toezicht. In het handhavingsbeleid met het bijbehorende uitvoeringsprogramma komen deze taken aan de orde.
3.10 Activiteit aanlegwerkzaamheden Een omgevingsvergunning met aanlegactiviteiten is noodzakelijk als in het geldende bestemmingsplan of voorbereidingsbesluit een aanlegvergunningenstelsel is opgenomen. Een aanlegvergunningenstelsel in een bestemmingsplan is er op gericht een bestemming te beschermen tegen de uitvoering van werken en werkzaamheden die daarin mogelijk niet passen. Beoordeling van aanvragen om aanlegvergunningen vindt integraal plaats op basis van de eisen zoals opgenomen in het bestemmingsplan of voorbereidingsbesluit. Zo nodig door inschakeling van een extern deskundig bureau. Dat wordt per geval beoordeeld.
3.11a Activiteit “brandveilig gebruik” en gebruiksmelding In de Wabo en het Bouwbesluit 2012 zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot brandveiligheid. De volgende drie situaties worden onderscheiden:
1) algemeen gebruik (er moet enkel worden voldaan aan de algemene voorschriften); 2) meldingsplichtig gebruik (naast algemene voorschriften kunnen aanvullende voorschriften van
toepassing zijn); 3) onderdeel brandveilig gebruik in de omgevingsvergunning.
De brandveiligheid in een gebouw wordt altijd bepaald door een combinatie van factoren, zoals bouwkundige kwaliteit, de installatietechnische brandbeveiligingsvoorzieningen, de organisatorische beheersmaatregelen en het feitelijk gebruik. Om het juiste niveau van brandveiligheid te behouden, zijn er, naast bouwtechnische voorschriften, voorschriften over het daadwerkelijk gebruik van het bouwwerk nodig. Het Bouwbesluit 2012 bevat landelijk geldende regelgeving over het brandveilig gebruik van bouwwerken en is van toepassing op alle bouwwerken. Bij meldingsplichtige bouwwerken gelden de algemene voorschriften maar kunnen ook aanvullende voorschriften worden gesteld. In het geval van risicovol gebruik kunnen in de omgevingsvergunning specifieke gebruiksvoorschriften
23
worden opgenomen. Voor veel onderwerpen zijn toetsniveaus vastgesteld. Deze zijn vastgelegd in het uitvoeringsprogramma. Aanvragen waar brandveiligheid een rol speelt, worden voor advies voorgelegd aan de brandweer Gooi en Vechtstreek. Het LTB (zie bijlage 2) wordt voor het beoordelen van brandveilig gebruik eveneens toegepast. Meldingen
Voor veel gebruiksfuncties is geen omgevingsvergunning in het kader van brandveilig gebruik nodig, maar geldt een meldingsplicht. In paragraaf 3.5 is aan de orde op welke wijze de gemeente Huizen omgaat met de beoordeling van meldingen. Basis hierbij is dat een inhoudelijke beoordeling van gegevens meer achteraf plaatsvindt en dat voornamelijk wordt beoordeeld of de melding volledig is. Het accent van de taken van de gemeente met betrekking op meldingsplichtige zaken verplaatst zich naar het uitvoeren van toezicht. In het handhavingsbeleid met het bijbehorende uitvoeringsprogramma komen deze taken aan de orde. 3.11b Brandveilig gebruik voor inrichtingen In de Brandbeveiligingsverordening zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot brandveiligheid die van toepassing zijn op inrichtingen. Hierbij staat het woord “inrichtingen” voor: “een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is”. De volgende drie situaties worden onderscheiden: 1. onderdeel brandveilig gebruik in evenementenvergunning (op basis van APV); 2. algemeen gebruik van inrichtingen (BBV); 3. gebruiksvergunning (BBV). De brandveiligheid in inrichtingen wordt altijd bepaald door een combinatie van factoren, zoals omgevingsinvloeden, bouwkundige kwaliteit, de installatietechnische brandbeveiligingsvoorzieningen, de organisatorische beheersmaatregelen en het feitelijk gebruik. Om het juiste niveau van brandveiligheid te behouden, zijn er voorschriften over het daadwerkelijk gebruik van de inrichting nodig. De brandbeveiligingsverordening bevat gemeentelijk geldende regelgeving over het brandveilig gebruik van inrichtingen en is gebaseerd op het landelijk model van het VNG. De brandbeveiligingsverordening is van toepassing op alle inrichtingen.
3.12 Activiteit vellen houtopstanden De regels voor de aanvragen om een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand, het kappen van bomen, en de concrete eisen waaraan moet worden voldaan om voor verlening in aanmerking te komen zijn geregeld in de algemene plaatselijke verordening. De APV is daarom bepalend voor de beoordeling van aanvragen. De beoordeling van de noodzaak van de aanvraag vindt plaats door het team Vergunningen. Het team Wijkbeheer en Service adviseert, mede aan de hand van een bezoek ter plaatse, over de mogelijk voor verlening van de vergunning. Dat advies is leidend. Overigens, momenteel wordt door het team wijkbeheer en Service gewerkt aan een bomenlijst waarin gebieden worden aangewezen waar wel en waar geen vergunning nodig is voor het kappen van bomen. Besluitvorming daarover volgt nog. Voor die aanvragen waar ook de Boswet van toepassing is brengt het team Vergunningen de aanvrager op hoogte van de noodzaak dat de aanvrager ook een aanvraag bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland indient.
24
Voor aanvragen waar op grond van het bestemmingsplan ook een omgevingsvergunning voor het aanleggen noodzakelijk is, wordt advies ingewonnen bij het team Toezicht en Handhaving, die in samenwerking met het team Wijkbeheer en Service ook daarover een advies opstelt. Dat advies is leidend bij de beslissing op de aanvraag.
3.13 Intrekken vergunningen en ontheffingen In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn regels opgenomen voor het intrekken van vergunningen. De praktijk leert dat hier in Huizen vrijwel geen gebruik van wordt gemaakt, de formulering van beleid heeft daarom geen toegevoegde waarde. Voor zover een dergelijke situatie zich voordoet, is sprake van een beoordeling van dat concrete geval.
25
HOOFDSTUK 4 VORMEN VAN TOEZICHT
Handhaving vraagt om verschillende vormen van toezicht. Het controleren van een verleende vergunning voor een woning is bijvoorbeeld heel wat anders dan het toezicht houden op overlast van hondenpoep. Verschillende handhavingstaken vragen daarom om verschillende vormen van toezicht. In dit beleid wordt primair onderscheid gemaakt tussen drie toezichtvormen: “vergunningsgericht toezicht”, “objectgericht toezicht” en “gebiedsgericht toezicht”. Daarnaast vindt er toezicht plaats op basis van signalen, “signaaltoezicht”. De verschillende vormen van toezicht zijn middelen om zoveel mogelijk gecoördineerd en integraal toezicht te houden. Hierdoor vermindert de toezichtdruk voor de klant en is het mogelijk om (waar nodig) daadkrachtiger op te treden. Vergunningsgericht toezicht is toegespitst op het houden van toezicht op verleende vergunningen. Deze vindt dus plaats tijdens bouw-, sloop- of aanlegwerkzaamheden. Objectgericht toezicht richt zich op het toezicht tijdens de gebruiksfase van objecten. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het periodiek controleren van inrichtingen (bedrijven), die vallen onder de Wet Milieubeheer, café´s op het gebied van brandveiligheid en alcoholverstrekking. Gebiedsgericht toezicht gaat over toezicht gerelateerd aan geografische gebieden. Hiermee is het mogelijk om gericht toezicht te houden op die aspecten die voor een bepaald gebied van belang zijn. Signaaltoezicht is een overkoepelende vorm van toezicht waarbij een betreffende toezichthouder een signaal doorgeeft als de geconstateerde overtreding buiten zijn expertise valt. Ook kunnen burgers, bedrijven, politiek, externe partijen zoals belangenorganisaties signalen doorgeven aan de overheid.
4.1 Vergunningsgericht toezicht Vergunningsgericht toezicht gaat over toezicht op ‘kortlopende’ verleende omgevingsvergunningen tijdens de uitvoeringsfase. Het gaat hier om toezicht op:
het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor bouw- en gebruiksactiviteiten waarbij wordt gecontroleerd op voorschriften uit het Bouwbesluit, de bouwverordening en het bestemmingsplan voor zover deze regels betrekking hebben op die onderliggende vergunning;
het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor sloopactiviteiten, controle op de voorschriften uit de bouwverordening en het Asbestverwijderingsbesluit;
het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument;
het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit.
Het vergunningsgericht toezicht heeft de volgende strategische doelstelling: “Het tijdens de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen waarborgen van een basiskwaliteit ten aanzien van de bouwkundige staat, veiligheid, en de milieukundige, ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving en bouw- en slooplocaties”.
4.2 Objectgericht toezicht Objectgericht toezicht is toezicht houden op grond van een vergunning, een gebruiksmelding of algemene voorschriften voor bestaande objecten (waaronder ook inrichtingen) tijdens de gebruiksfase. Het gaat hier om periodiek toezicht op:
‘langlopende’ omgevingsvergunningen, gebruiksmeldingen en/of op algemene voorschriften. Het gaat hier om periodiek toezicht op het gebied van (brand)veiligheid en milieu;
evenementen en inrichtingen op het gebied van (brand)veiligheid, milieu en leefbaarheid;
26
de instandhoudingstermijn van tijdelijke bouwwerken en/of tijdelijke ontheffingen; lokaal en regionaal toezicht op de naleving van de drank en horecawetgeving en de
marktverordening. Het objectgericht toezicht heeft de volgende strategische doelstelling: “Het tijdens het gebruik van bouwwerken, inrichtingen, markten en evenementen waarborgen en/of versterken van kwaliteiten op het gebied van (brand)veiligheid, milieu en leefbaarheid”.
4.3 Gebiedsgericht toezicht Het gebiedsgericht toezicht houden is gerelateerd aan geografische gebieden en gaat over toezicht op:
de kwaliteit en het gebruik van de openbare ruimte; welstandstechnische en cultuurhistorische aspecten, monumenten en beschermde gebieden
(zoals Stads- Dorpsgezicht); strijdig en/of onrechtmatig gebruik van bouwwerken en (openbare) gronden; de kwaliteit en veiligheid van bestaande bouwwerken ten aanzien van technische
voorschriften; het gebruik en de staat van bestaande erven, terreinen, lig- en standplaatsen; het bouwen en/of veranderen van bouwwerken zonder vergunning; milieuovertredingen buiten inrichtingen (bedrijven); gebieden waarvoor ingevolge de WRO een nieuw bestemmingsplan in procedure wordt
gebracht (10 jaren cyclus); gebieden die onder de paraplu van een “projectmatige aanpak” door vooraf afgesproken
disciplines op vooraf afgesproken delen van wetgeving worden bezocht. Als voorbeelden de gebieden genoemd waarvoor een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is en, het project Keurmerk Veilig Ondernemen.
Het gaat hier om toezicht op algemene wet- en regelgeving en niet op objectgebonden beschikkingen (vergunningen). Overtredingen kunnen naar aanleiding van actieve controle of naar aanleiding van signalen (klachten) worden geconstateerd. Dit wordt vertaald in enerzijds periodieke controles per gebied en anderzijds door projectmatige controles op een bepaalde te handhaven activiteit.
Het gebiedsgericht toezicht heeft de volgende strategische doelstelling: “Het waarborgen en/of versterken van ruimtelijke, esthetische en landschappelijke kwaliteiten en het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid van de (openbare) ruimte.”
4.4 Signaal toezicht Tijdens het houden van toezicht kan een inspecteur iets tegenkomen wat in principe niet binnen zijn beleidsveld valt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een bouwinspecteur die tijdens een controle gebreken ziet op het gebied van brandveiligheid of een milieuinspecteur, die illegale aanbouwen constateert. In zo´n situatie kan de bouwinspecteur een signaal aan de brandweer geven c.q. de milieuinspecteur een signaal aan zijn collega van bouwtoezicht geven. Dit noemen we signaaltoezicht. Signaaltoezicht kan worden toegepast bij elk van de hierboven beschreven vormen van toezicht (vergunnings-, object- en gebiedsgericht toezicht). Aan de hand van ‘signaalkaarten’ kan een toezichthouder nagaan wie hij of zij moet benaderen bij het constateren van een overtreding. In het uitvoeringsprogramma wordt het signaaltoezicht verder uitgewerkt. Overigens, onder signaaltoezicht wordt ook begrepen het oriënterende onderzoek (wat is er aan de hand, hoe ernstig is het, moet er onverwijld worden opgetreden) van meldingen en klachten van
27
inwoners, bedrijven of instanties zoals politie en brandweer. Bij het uitvoeringsprogramma wordt hiervoor capaciteit gereserveerd.
HOOFDSTUK 5 PRIORITEITENMATRIX TOEZICHT EN HANDHAVING In Hoofdstuk 2 is benoemd dat het niet mogelijk is om alle regels voor 100% te toetsen of voor 100% te handhaven. Bestuurlijke keuzes zijn daarom nodig. De keuzes voor het toezicht en de handhaving zijn gemaakt met behulp van een prioriteitenmatrix. In de matrix staan alle verschillende (handhavings)taken/activiteiten die onder de Wabo vallen opgesomd. Hieraan is ook de Drank- en Horecawet, de marktverordening en de algemene plaatselijke verordening toegevoegd. De redenen hiervoor zijn de sterke relatie met de leefomgeving, de bestuurlijke wens om ook bij die wetgeving aan het toezicht en de handhaving een structurele basis te geven en een organisatorische aangelegenheid (Het toezicht en de handhaving, of in elk geval de coördinatie en verantwoording) van al deze wetgeving is ondergebracht bij het team toezicht en handhaving van de afdeling omgeving. Per handhavingstaak/activiteit is beoordeeld welke prioriteit de handhaving hiervan heeft. De prioriteit is hierbij primair bepaald door twee factoren: het risico (wat is het risico bij een overtreding) en het naleeftekort (het naleefgedrag en de kans dat een overtreding daadwerkelijk voorkomt).
5.1 Opzet matrix In hoofdstuk 3 zijn de verschillende vormen van toezicht benoemd. In de prioriteitenmatrix zijn alle handhavingstaken verdeeld naar vergunnings-, object- en gebiedsgericht toezicht. Toezicht houden op (de uitvoering van) een verleende omgevingsvergunning voor een woning valt bijvoorbeeld onder ‘vergunningsgericht toezicht’. In totaal zijn er 53 verschillende handhavingstaken in de matrix opgenomen. Dit zijn handhavingstaken die voortvloeien uit de Wabo, de Drank- en horecawet, de algemene plaatselijke verordening en de marktverordening. Met deze 53 handhavingstaken is getracht alle te handhaven aspecten te benoemen. Hierbij zijn keuzes gemaakt. Er is bijvoorbeeld niet gekozen om ieder gebouwtype uit het Bouwbesluit apart te benoemen. Ook is niet gekozen om de verschillende soorten inrichtingen in het kader van de Wet Milieubeheer helemaal op te splitsen. Zou dit gedaan zijn, dan had de matrix uit honderden verschillende handhaaftaken bestaan. Aangezien het belangrijk is dat de prioriteiten jaarlijks kunnen worden bijgesteld, is dit niet wenselijk. De matrix is voornamelijk ingevuld op basis van beschikbare ervaringscijfers, literatuurstudies en kennis en ervaringen van experts welke betrokken zijn bij toezicht en handhaving.
5.2 Negatief effect Per handhavingstaak is berekend wat het negatieve effect is als, de onder een handhavingstaak liggende regels, worden overtreden. Dit negatieve effect is bepaald aan de hand van zes negatieve effecten: veiligheid, volksgezondheid, natuur/milieu, financieel economisch, leefbaarheid en imago. Per handhavingstaak is er voor elk negatief effect een score van 1 tot 5 ingevuld. Hierbij geeft een 1 aan dat er nauwelijks of geen negatief effect is en een 5 dat er een ernstig negatief effect is. De optelsom van de zes verschillende effecten bepalen samen het uiteindelijke negatieve effect.
5.3 Kans op niet-naleven, het naleeftekort Naast het negatieve effect speelt de kans op niet-naleven, het naleeftekort, een grote rol bij het bepalen van het uiteindelijke risico, de prioriteit. Het naleeftekort van een onder een handhavingstaak liggende regel wordt bepaald door het naleefgedrag (spontane en geforceerde naleving) en de overtredingskans.
28
De spontane naleving, de geforceerde naleving en de overtredingskans leveren ieder een getal op. De optelsom van deze drie getallen samen bepalen het naleeftekort. Hoe hoger het getal van het naleeftekort, hoe slechter de onder een handhavingstaak liggende regels worden nageleefd. Naleefgedrag Het naleefgedrag is bepaald met behulp van de 'Tafel van Elf' (T11). De T11 is een door het Ministerie van Justitie aangedragen analysemodel waarmee aan de hand van elf dimensies wordt verklaard waarom regels al dan niet worden nageleefd. Door te weten waar de sterke en zwakke kanten zitten op het gebied van de naleving van regels, kan men gericht handhaven. Hierbij kan gedacht worden aan het geven van voorlichting als blijkt dat de kennis over een bepaalde regel laag is, of meer sanctioneel optreden als blijkt dat men de regels bewust overtreedt. De elf dimensies zijn ondergebracht in twee groepen: dimensies van spontane naleving en dimensies van geforceerde naleving. De T11 analyse levert dan ook twee getallen op. Eén getal voor spontane naleving en één getal voor de geforceerde naleving (meer informatie over de T11 is te vinden op www.it11.nl). Spontane naleving Met spontane naleving wordt bedoeld in hoeverre een burger of bedrijf zich uit eigen overweging houdt aan de wet- en regelgeving. Spontane naleving kan voortkomen uit kennis en draagvlak, normen en waarden, maatschappelijke controle en een kosten/baten afweging van (niet-) naleving. Spontane naleving is beïnvloedbaar door een aantal aspecten, zoals voorlichting en communicatie. Door mensen goed te informeren over de voor hen geldende regels, zullen zij die regels beter kennen. Hierdoor ontstaat er meer draagvlak, waardoor bijvoorbeeld ook de (sociale) omgeving het overtreden van een regel sneller veroordeeld. De gemeente Huizen vindt het belangrijk dat de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven wordt gestimuleerd. Het is dan ook een doelstelling om een meetbaar betere spontane naleving te realiseren. Geforceerde naleving Met geforceerde naleving wordt bedoeld in welke mate wet- en regelgeving wordt nageleefd door ingrijpen van de overheid. Het wordt bepaald door de mate waarop de regels in de praktijk worden gecontroleerd, en op welke wijze en met welke sancties het naleven van een regel wordt afgedwongen. De geforceerde naleving is beïnvloedbaar door overheidsoptreden. Door bijvoorbeeld vaker te controleren, en door strenger en zichtbaarder te sanctioneren, zal de score van dit aspect beter worden. De voorkeur binnen de gemeente Huizen is om vooral het spontane naleefgedrag te verbeteren. Waar nodig zal door het verbeteren van de geforceerde naleving een betere naleving worden gerealiseerd. De overtredingskans
De overtredingskans (hoe vaak komt een overtreding daadwerkelijk voor) is voornamelijk bepaald op basis van beschikbare ervaringscijfers en ervaringen van de verschillende handhavers. Los van de ernst van de overtreding, is er gekeken hoe vaak een bepaalde regel in de praktijk wordt overtreden. Praktijkcijfers geven bijvoorbeeld aan dat de kans dat iemand illegaal een schuurtje achter zijn woning bouwt groter is dan de kans dat iemand dit in zijn voortuin doet. Goede voorlichting, en het strikter handhaven op handhavingstaken met een hoge overtredingskans zullen deze factor positief beïnvloeden.
5.4 Bepaling en uitvoering van de prioriteiten De prioriteit van een bepaalde handhavingstaak/activiteit wordt primair bepaald door het negatieve effect en het naleeftekort. Er worden vier prioriteiten onderscheiden: extra hoog, hoog, gemiddeld en laag. Door het stellen van prioriteiten kan aan elke handhavingstaak/activiteit een passende interventie worden gekoppeld. Zo gaat Huizen slim om met haar handhaving. Onderstaande tabel geeft de manier van prioriteren weer.
29
Neg
atie
f effe
ct ho
og HOOG EXTRA HOOG
laag
LAAG GEMIDDELD
laag hoog Naleeftekort
Tabel: bepaling prioriteiten Extra hoge en hoge prioriteit Als het negatieve effect van een bepaalde handhavingstaak/activiteit hoog is en het naleeftekort is ook hoog, dan krijgt deze een extra hoge prioriteit. Als het negatieve effect van een bepaalde handhavingstaak/activiteit hoog is en het naleeftekort is laag, dan krijgt deze een hoge prioriteit. Dat een hoog negatief effect gelijk staat aan een hoge of extra hoge prioriteit heeft als reden dat de gevolgen van een overtreding groot kunnen zijn. Bij die taken waar in geval van een overtreding sprake is van een onomkeerbare situatie (schade aan het milieu, de veiligheid van leven van mensen) is een extra accent gelegd door de benaming “extra hoge prioriteit”. Hierbij kan gedacht worden aan het houden van toezicht op het maximum aantal mensen. Bij overtreding hiervan kunnen de gevolgen groot zijn in geval van een uitslaande brand. Bij een hoge en extra hoge prioriteit zal actief worden gehandhaafd. Dit betekent dat er zo snel mogelijk wordt gecontroleerd en waar nodig direct wordt opgetreden. Bij het toezicht houden op (verleende of langlopende) vergunningen met een hoge of extra hoge prioriteit, wordt er meer en diepgaander gecontroleerd en ingeval van periodieke controles is de controlefrequentie hoger dan bij een gemiddelde en lage prioriteit. In het uitvoeringsprogramma zijn er voldoende uren begroot om de extra hoge en hoog geprioriteerde handhavingstaken uit te voeren. Hierin is ook vastgelegd door wie en op welke wijze deze handhavingstaken worden uitgevoerd. Voorbeeld: Controle Bouwbesluit t.a.v. constructieve (brand)veiligheid van een woongebouw is extra hoog geprioriteerd. Als een woongebouw instort is het risico groot. Met name de negatieve effecten veiligheid en imago scoren hier hoog. Op het gebied van naleeftekort is de spontane naleving slecht en is de kans dat er regels niet worden nageleefd groot. Deze scores resulteren gezamenlijk in een extra hoge prioriteit. Actief optreden is noodzakelijk om (verdere) instorting te voorkomen. Gemiddelde prioriteit Als het negatieve effect laag is, en het naleeftekort hoog, dan krijgt de betreffende handhavingstaak een gemiddelde prioriteit. Omdat het negatieve effect laag is hoeft er niet direct te worden opgetreden. Dit betekent echter niet dat er helemaal niet wordt opgetreden, maar wel zo slim mogelijk. De intensiteit van toezicht en handhaving blijven hierbij zo beperkt mogelijk. De wijze van optreden wordt met name bepaald door het naleeftekort. In tegenstelling tot het negatieve effect is dit aspect namelijk goed te beïnvloeden. Afhankelijk van de oorzaak van het hoge naleeftekort wordt er op een passende manier opgetreden. Hierbij kan gedacht worden aan voorlichting als blijkt dat de kennis over een bepaalde regel laag is. Het doel is dan ook om zo veel mogelijk door preventieve handhaving het
30
naleeftekort te verbeteren. Hierdoor kunnen handhavingstaken met een gemiddelde prioriteit worden teruggedrongen naar een lage prioriteit. Handhaving van de gemiddelde prioriteiten vindt zowel qua diepgang als intensiteit beperkt plaats. Bij het gebiedsgericht toezicht houden verdient een projectmatige aanpak de voorkeur. Dit betekent dat er tijdens een gebiedscontrole, eenmalig of periodiek, gericht wordt gehandhaafd op handhavingstaken met een gemiddelde prioriteit. Bij vergunningsgericht en objectgericht toezicht wordt er een lagere inspectiediepgang gehanteerd dan bij handhavingstaken met een hoge prioriteit (bijvoorbeeld uitsluitend een visuele controle). In het uitvoeringsprogramma zijn deze aspecten verder uitgewerkt. Voorbeeld: Het bouwen van vergunningplichtige erfafscheidingen heeft een laag negatief effect. Het negatieve effect is veelal gering, omdat het in het merendeel van de gevallen om woonwijken gaat waar de gronden of de omgeving geen bijzondere waarden hebben. Het naleeftekort is daarentegen wel slecht. Zonder overheidshandelen (voorlichting, toezicht en corrigerend optreden) kan men de grenzen verleggen. Dit heeft tot gevolg dat er een toename zal zijn van overtredingen. Het steekproefsgewijs (projectmatig) controleren op deze handhavingstaak houdt het naleefgedrag op peil. Lage prioriteit Als het negatieve effect en het naleeftekort laag zijn dan wordt er een lagere prioriteit aan deze handhavingstaak/activiteit gegeven. Is een handhavingstaak laag geprioriteerd dan zal er op deze handhavingstaak niet actief worden gehandhaafd. Er wordt alleen opgetreden op basis van externe signalen (klachten) of op een projectmatige manier. Formele schriftelijke handhavingsverzoeken en klachten en meldingen ‘moeten’ immers na een (belangen)afweging worden opgepakt, ook al heeft de betreffende handhavingstaak een lage prioriteit. Afhankelijk van waargenomen afnemend naleefgedrag kunnen er een beperkt aantal projectmatige controles op laag geprioriteerde handhavingstaken plaatsvinden. Sanctionele handhaving als vervolg op deze projectmatige controles vindt alleen plaats op ernstige overtredingen. Overtredingen met een lage prioriteit worden in elk geval geregistreerd. Mocht blijken dat een aanvankelijk laag geprioriteerde handhavingstaak vaker voorkomt dan ingeschat, of een groter negatief effect hebben dan gedacht, dan zal deze taak misschien een hogere prioriteit moeten krijgen.
5.5 Wat heeft prioriteit? Onderstaande grafieken en tabellen geven de prioriteiten van de gemeente Huizen aan als het gaat om de handhaving van de regels voor de bebouwde en onbebouwde (leef)omgeving. De volledige prioriteitenmatrix is bijgevoegd (bijlage 1).
31
Totaal (alle 53 handhavingstaken): Extra hoge prioriteit (23 taken) =43% Hoge prioriteit (12 taken) =23% Gemiddelde prioriteit (15 taken) =28% Lage prioriteit (3 taken) = 6% Vergunningsgericht toezicht (28% van totaal = 15 taken) Extra hoge prioriteit (5 taken)= 33% Hoge prioriteit (4 taken) = 27% Gemiddelde prioriteit (6 taken) = 40% Objectgericht toezicht (26% van totaal = 14 taken) Extra hoge prioriteit (9 taken) = 64% Hoge prioriteit (5 taken) = 36% Gebiedsgericht toezicht (45% van totaal = 24 taken) Extra hoge prioriteit (9 taken) = 37% Hoge prioriteit (3 taken) = 13% Gemiddelde prioriteit (9 taken) = 37% Lage prioriteit (3 taken) = 13%
32
Vergunningsgericht werken (Bouw- sloopfase) Controle bouwbesluit tav constructieve-/(brand)veiligheid woningen woongebouwen, appartementen logiesgebouw/restaurant/café/horeca/bedrijf/kantoor/winkel maatschappelijke gebouwen, (kinder)dagverblijven, scholen, zorg, ziekenhuis, sport Overige activiteiten asbest verwijdering (zonder /in afwijking sloopmelding) Objectgericht werken (gebruiksfase) Brandweer overtreden voorschriften van gebruiksvergunning/melding ontbreken vereiste documenten, logboeken en certificaten blokkeren, afsluiten of defecte vluchtroutes/NU/blusmiddelen/rook-/brandscheidingen/sprinkler/ontruiming/BMI/RWA
overschrijden maximaal aantal personen ontbreken gebruiksvergunning / melding op grond gebruiksbesluit ontbreken of defecte blusmiddelen (keuring)
defecte transparant en noodverlichting Milieu conform risicomethodiek OFGV (9 taken) niet aanvragen milieuvergunningen/meldingen of meer dan vergund is uitvoeren niet naleven WM-voorschriften (cluster 3, grote milieubedreiging) niet naleven WM-voorschiften (cluster 4, zeer grote milieubedreiging opslag gevaarlijke stoffen niet naleven beheer en sanering tanks ontheffingen geluid 6 dagen regeling bedrijven, onduldbare hinder veroorzaken Evenementen brandveiligheid grote evenementen brandveiligheid kleine evenementen (buurt en straatfeesten) Gebiedsgericht werken Bouwen en Wonen strijd met kantoor/detailhandel/bedrijf/ horeca/maatschappelijke bestemming strijd met woonbestemming (illegale activiteiten) illegale appartementen, woningsplitsing en kamerbewoning APV/niet inrichting gebonden milieutaken lozing huishoudelijke afvalwater in bodem/oppervlakte water (OFGV) Beheer openbare ruimte controle besluit Bodemkwaliteit
33
Hoog geprioriteerde handhavingstaken Vergunningsgericht werken (Bouw- sloopfase) Controle bouwbesluit, overig (gezondheid, energie, bruikb.) woongebouwen, appartementen, kamerverhuur logiesgebouw/restaurant/café/horeca/bedrijf/kantoor/winkel maatschappelijke gebouwen, (kinder)dagverblijven, scholen, zorg, ziekenhuis, sport Overige activiteiten controle sloop inclusief veiligheid sloopterrein/omgeving Objectgericht werken (gebruiksfase) Bouwen en Wonen kamerbewoning Milieu conform risicomethodiek OFGV bedrijfsmatig verkopen vuurwerk Evenementen naleving evenementen vergunning Gebiedsgericht werken Bouwen en Wonen illegaal aan-/uit-/bijgebouw, dakkapel, gevelwijziging APV/niet inrichting gebonden milieutaken ontheffingen gevelreiniging, niet naleven voorschriften afvaldumping en ongewone voorvallen hfd 17 Wm (OFGV/BOA/Politie) verbranden afvalstoffen (BOA/Politie) niet naleven groene regelgeving (flora- en faunawetgeving, Politie/BOA) zorgplichtartikelen, niet naleven regels buiten inrichtingen (BOA/Politie) Gemiddeld geprioriteerde handhavingstaken Vergunningsgericht werken (Bouw- sloopfase) Controle bouwbesluit tav constructieve-/(brand)veiligheid uitbouw, aanbouw, bijgebouw, dakkapel, gevelwijziging bouwwerken geen gebouw zijnde Controle bouwbesluit, overig (gezondheid, energie, bruikb.) woningen (cluster 1) uitbouw, aanbouw, bijgebouw, dakkapel, gevelwijziging Overige activiteiten aanleggen / beroep aan huis
wijziging monument
Objectgericht werken (gebruiksfase) Milieu conform risicomethodiek OFGV niet naleven WM voorschriften (cluster 2 middelmatige milieubedreiging, OFGV) Gebiedsgericht werken Bouwen en Wonen strijd met verkeers-/groen/bestemming en aanleggen, incl. PMV-bepalingen strijd met voorschriften Dorps- en Stadsgezicht staat van bestaande gebouwen, bouwwerken en terreinen illegaal aan-/uit-/bijgebouw, dakkapel, gevelwijziging achter-/zijkant controle op omgevingsvergunningvrij bouwen illegale bouwwerken geen gebouw zijnde (airco's, schotels, reclame, terreinafscheidingen) strijd met welstandsbeleid/advies APV/niet inrichting gebonden milieutaken stankhinder en medetoezicht GAD Beheer openbare ruimte plaatsen objecten op en langs de openbare weg (BOA/MOR)
34
Laag geprioriteerde handhavingstaken
Objectgericht werken (gebruiksfase) Milieu conform risicomethodiek OFGV niet naleven WM-voorschriften (cluster 1, kleine milieubedreiging, OFGV) Gebiedsgericht werken Bouwen en Wonen overbevolking van woningen (ondergebracht bij kamerbewoning, omdat deze nagenoeg nooit voorkomt binnen de gemeente Huizen) Beheer openbare ruimte illegale reclame zonder vergunning kappen zonder vergunning uitrit realiseren
35
HOOFDSTUK 6 HANDHAVINGSINSTRUMENTEN
De uitvoering van de handhaving kan op veel verschillende manieren. In dit hoofdstuk worden de verschillende handhavingsinstrumenten besproken. Deze bestaan uit preventieve instrumenten (zoals voorlichting) en repressieve of sanctionele instrumenten (zoals het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke strafbeschikking). Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op het instrument gedogen.
6.1 Preventieve instrumenten Voorkomen is beter dan genezen. Daarom wil Huizen zo veel mogelijk preventieve handhavingsinstrumenten gebruiken om het gedrag en de naleving van burgers en bedrijven op een positieve manier te beïnvloeden. Hierdoor kunnen onveilige situaties worden voorkomen en hoeven er minder tijdrovende en kostbare repressiemiddelen worden toegepast. Huizen zal daarom op een actieve wijze zijn inwoners en bedrijven voorlichten over dit handhavingsbeleid, de regels voor de bebouwde en onbebouwde omgeving en de handhaving ervan. Als iemand de regels kent en begrijpt, zal deze persoon gemotiveerder zijn om deze ook na te leven en zijn omgeving er op te wijzen. Er zal dan ook worden ingezet op de communicatie omtrent (nieuw) beleid, regelgeving en de daaruit voortvloeiende handhaving. Burgers en bedrijven zullen waar mogelijk worden gestimuleerd om zelf mee te denken over situaties en betrokken worden bij het zoeken naar oplossingen. Ook het laten zien dat een ‘overtreder’ wordt aangepakt is een vorm van preventieve handhaving. De communicatie vindt zo gericht mogelijk plaats aan de hand van de volgende communicatievormen:
Massa communicatie: via websites en/of (lokale) media zo veel mogelijk mensen informeren over de regels en de handhaving ervan.
Doelgroepgerichte/gebiedsgerichte communicatie: een doelgroep of gebied informeren over de specifieke regels en handhaving die voor hun/dat gebied van toepassing zijn.
Individuele communicatie: persoonlijke voorlichting aan een burger of bedrijf over de regels en de handhaving ervan.
Voor de communicatie wordt gebruik gemaakt van bestaande netwerken, zoals buurtverenigingen en websites. Daarnaast kan de klant worden bereikt door (doelgroepgerichte) nieuwsbrieven/folders en publicaties in de (lokale) media. De gemeentelijke toezichthouders spelen ook een grote rol bij de communicatie richting de klant. Zij functioneren als een “front office in het veld”. Ook kunnen zij signalen uit de buurt opvangen zodat er samenlevingsgericht kan worden gehandhaafd. Daarnaast is veel winst te halen door goede communicatie aan de voorkant van het vergunningenproces. Vooroverleg, intakeoverleg en tijdens het vergunningaanvraagproces informeren van de aanvrager voorkomt in grote mate het onbewust overtreden van de regels. Dit verdient dan ook de aandacht. Zeker daar waar sprake is van de verbouw van een monument.
6.2 Repressieve instrumenten Als preventieve instrumenten geen of te weinig effect hebben, dan kunnen repressieve instrumenten een uitkomst bieden. De verschillende repressieve (of sanctionele) instrumenten worden hieronder beschreven. In het uitvoeringsprogramma zal, overeenkomstig de kwaliteitscriteria uit het Besluit omgevingsrecht, voor elk van de in dit handhavingsbeleid genoemde toezichtsvorm (zie hoofdstuk 2) een sanctiestrategie worden beschreven.
36
Waarschuwing Als er een overtreding wordt geconstateerd, dan zal de overtreder in de meeste gevallen eerst (schriftelijk) worden gewaarschuwd. In deze waarschuwing staat dat het betreffende bestuursorgaan van plan is om handhavend op te treden tegen de illegale situatie (dan wel met een last onder dwangsom of door het opleggen van bestuursdwang). De overtreder krijgt hierbij de kans om de illegale situatie eerst zelf binnen een bepaalde termijn te beëindigen. Ook kan de overtreder mondeling of schriftelijk reageren op de waarschuwing (indienen van een zienswijze). Het bestuursorgaan neemt deze zienswijze dan mee bij de uiteindelijke besluitvorming. Bij spoedeisende situaties kan de waarschuwing achterwege worden gelaten. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan gevaarlijke situaties, ernstige bodembedreiging, bovenmatige geluidoverlast of aan het stilleggen van bouwwerkzaamheden als blijkt dat ergens zonder vergunning wordt gebouwd. Bestuursdwang Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn bestuursorganen bevoegd tot het opleggen van bestuursdwang. In dit geval moet de overtreder binnen een bepaalde termijn aan een last voldoen (bijvoorbeeld het beëindigen en beëindigd houden van een illegale situatie). Als dit niet of niet op tijd gebeurt, dan zal het bestuursorgaan zélf de last ten uitvoer brengen. De kosten hiervan kunnen op de overtreder worden verhaald. Te denken valt bijvoorbeeld aan het afbreken van een illegaal bouwwerk, maar ook aan de sluiting van een café wegens het voortdurend overtreden van de sluitingstijden. Bestuursdwang is een herstelsanctie, dat wil zeggen dat de sanctie gericht is op het herstel en niet op het straffen van de overtreder. Het opleggen van bestuursdwang is een besluit in de zin van de Awb en is vatbaar voor bezwaar en beroep door belanghebbenden. Last onder dwangsom Een bestuursorgaan dat bevoegd is om bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan ook een last onder dwangsom opleggen. In dit geval moet de overtreder binnen een bepaalde termijn aan de last voldoen (bijvoorbeeld het beëindigen en beëindigd houden van een illegale situatie). Als dit niet of niet op tijd gebeurt, dan moet de overtreder een geldsom (dwangsom) betalen aan het betreffende bestuursorgaan. De dwangsom kan worden vastgesteld op een bedrag ineens, per tijdseenheid of per overtreding. De last onder dwangsom is weliswaar een pressiemiddel, maar net als bestuursdwang een herstelsanctie. Om de geloofwaardigheid niet te ondermijnen zal een verbeurde dwangsom ook daadwerkelijk worden geïnd. Een last onder dwangsom is een besluit in de zin van de Awb en is vatbaar voor bezwaar en beroep door belanghebbenden. Procesverbaal of Bestuurlijke Strafbeschikking milieu (BSBm) Overtredingen van de Wabo zijn strafbaar gesteld. De Wabo is gekoppeld aan de Wet Economische Delicten (WED). Hieruit volgt de strafbaarheidstelling en de hoogte van de transactie. Een procesverbaal of een BSBm op grond van de Wabo kan worden opgemaakt door Bijzondere Opsporings Ambtenaren (BOA’s). Het procesverbaal kan ook worden opgesteld door de politie. Daartoe wordt samengewerkt met de Regionale politie Gooi– en Vechtstreek en de BOA’s van de GAD. Waarschuwingsbrieven of andere bestuurlijke sancties (zoals een last onder dwangsom) worden in geval in geval van milieucriminaliteit doorgestuurd naar de politie die in samenwerking met het OM zelfstandig kan besluiten een procesverbaal op te maken. Intrekken van de vergunning Als een vergunninghouder de voorwaarden uit een vergunning niet naleeft, dan is het intrekken van deze vergunning in beginsel geoorloofd. Als er sprake is van een gebonden beschikking (het bestuur heeft geen beleids- of beoordelingsvrijheid om de vergunning te weigeren) dan moet de betreffende onderliggende wet wel de mogelijk bieden om de vergunning in te trekken. De omgevingsvergunning kan op grond van artikel 2.33 van de Wabo in een aantal gevallen worden ingetrokken. Bij zogenaamde vrije beschikkingen kan in het algemeen sneller tot intrekking worden overgegaan. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
37
6.3 Gedogen In principe is het gedogen van een overtreding ongewenst. Huizen onderstreept dit. Gedogen mag geen alternatief zijn voor een goed handhavingsbeleid. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties is het (tijdelijk) gedogen van een overtreding een alternatief voor handhavend optreden. Hierbij kan gedacht worden aan het overbruggen van een periode tot het moment waarop een vergunning kan worden verleend. Uitgangspunt blijft echter dat het afgeven van een gedoogbesluit met grote terughoudendheid moet worden betracht en als er toch wordt gedoogd, er in principe (op termijn) een concreet zicht op legalisatie bestaat. Over de noodzaak tot gedogen, de tijdsduur, de voorwaarden en de wijze van handhaving tijdens de gedoogperiode, dient vooraf overleg te zijn gepleegd met de overtreder, belanghebbenden en andere handhavingspartners (zoals politie, Openbaar Ministerie, inspectie VROM). De betrokken partijen worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het voornemen tot het nemen van een gedoogbesluit en worden tevens in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Hierbij is het vereist om de voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in de Awb te volgen. Bij gedogen spelen de belangenafweging, aansprakelijkheidskwesties, en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (rechtszekerheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel) een grote rol. Het uiteindelijke gedoogbesluit wordt genomen door het college en is een besluit in de zin van de Awb welke vatbaar is voor bezwaar en beroep door belanghebbenden. De gedoogde situatie moet periodiek door de overheid (dan wel in samenwerking met politie en OM) worden gecontroleerd. Als er niet aan de voorwaarden van het gedoogbesluit wordt voldaan dan zal er onmiddellijk actie moeten worden ondernomen, zoals bijvoorbeeld het intrekken van het gedoogbesluit en/of het opleggen bestuursrechtelijke/strafrechtelijke sancties. In het landelijke gedoogbeleid milieu en in de nota’s “Grenzen aan gedogen” en “Gedogen met beschikkingen” staat aangegeven waar een gedoogbeleid aan moet voldoen. Deze beleidslijn wordt nog steeds onderschreven en dient als basis voor de gedoogstrategie en het protocol “toepassen gedoogstrategie” van de gemeente Huizen (handboek milieuhandhaving van december 2008 en tweede tussenrapportage professionalisering van de milieuhandhaving, strategie en werkwijze). Omdat dit beleid nog steeds actueel is zal deze niet komen te vervallen. Het beschrijft de te onderscheiden gedoogsituaties en de eisen die worden gesteld aan het gedogen en aan een gedoogbeschikking.
6.4 Nalevingsstrategie en doelgroepen De provincie Noord-Holland heeft in het kader van het interbestuurlijk toezicht in januari 2015 geadviseerd een doelgroepenanalyse te maken aan de hand waarvan inzicht wordt gegeven voor welke doelgroep welke nalevingsstrategie wordt gevolgd.
6.4.1 Welke doelgroepen?
Om te bepalen wie de doelgroepen zijn is gekeken naar alle taken in de prioriteitenmatrix. Tot wie richt de gemeente zich in geval van overtreding van voorschriften? Daarbij is het volgende geconstateerd. Bij alle taken die onder het Vergunningsgericht toezicht en het merendeel dat onder het Objectgericht toezicht valt zijn burgers (in de rol van eigenaar en/of gebruiker), (directies van) corporaties en projectontwikkelaars de doelgroepen. Uitgezonderd hiervan bij het Objectgericht toezicht zijn de horeca, de markten en evenementen. Voor de horeca zijn uitbaters, exploitanten, bezoekers van het etablissement, winkeliers en paracommerciële instellingen de aangewezen doelgroepen.
38
Voor de markten zijn dat de marktkooplieden. Voor evenementen zijn dat de organisatoren en standplaatshouders (onder dat laatste vallen ook muziek bands). Bij de taken die onder het Gebiedsgericht toezicht vallen zijn dat burgers en directies van bedrijven.
6.4.2 Welke nalevingsstrategie?
Voor al de hiervoor beschreven doelgroepen geldt dat er in principe niet wordt gedoogd. Als daar al sprake van is, dan wordt dat in het afzonderlijke geval beoordeeld; actief en intensief wordt geïnvesteerd in voorlichting en informatie over regelgeving. Dat krijgt vorm door enerzijds persoonlijke gesprekken tussen de betrokkene met een vertegenwoordiger of een lid van het college en anderzijds de projectmatige en thematische aanpak waarbij een complete doelgroep is betrokken. Te denken valt bijvoorbeeld aan de horeca en het daarbij behorende stappenplan en het handhavingsstappenplan voor de markten. Voorts blijkt uit de evaluatie van de uitvoeringsprogramma’s van 2010-2014 dat wat betreft de repressieve handhaving en het succes daarvan (weer voldoen aan de regels) in het merendeel van gevallen een voorwaarschuwing volstaat. Bij een kleiner deel van die groep volstaat een dwangsom zo blijkt. De toepassing van bestuursdwang is in verhouding tot het aantal handhavingszaken incidenteel, het heeft zich uitsluitend voorgedaan bij brandveiligheidszaken, zeven in totaal over de afgelopen vier jaar. Die ervaringen in aanmerking genomen is de conclusie dat voor de keuze van een sanctiestrategie het benoemen en kwalificeren van doelgroepen geen toegevoegde waarde heeft. Voor alle doelgroepen geldt als uitgangspunt dat wordt gekozen voor voorlichting, zo nodig gevolgd door een voorwaarschuwing en als dat niet succesvol is volgt de oplegging van een dwangsom. Voor de horeca en de markten is hierbij het stappenplan voor de horeca en het handhavingsstappenplan leidend. Voor de aan de OFGV toebedeelde taken wordt hier verwezen naar het in samenspraak met de gemeente Huizen in ontwikkeling zijnde uitvoeringskader waarin voor deze taken een naleefstrategie wordt opgenomen. Landelijke Handhavings Strategie (LHS)
De LHS is ontwikkeld vanuit het milieurecht, met oog voor het bredere omgevingsrecht. Het is 24 april 2014 gepubliceerd. Doel is het bevorderen van onderling afgestemd en effectief handelen (bestuurs- en/of strafrechtelijk) van alle instanties die een rol hebben in de handhaving van het omgevingsrecht, ofwel: ‘een passende interventie bij iedere bevinding’. Centraal staat de zogenaamde interventiematrix. In die matrix is het gedrag van de overtreder gerelateerd aan de (mogelijke) gevolgen van de overtreding, elk in 4 gradaties. Het gedrag loopt van goedwillend via ‘moet kunnen’ en ‘calculerend’ tot crimineel en de (mogelijke) gevolgen van vrijwel nihil via ‘beperkt’ en ‘van belang’ tot aanzienlijk/onomkeerbaar. Aldus geeft de matrix een mix van bestuursrechtelijk én strafrechtelijk optreden in (4x4=16) interventie-varianten. Gelet op bovenstaande achtergrond van de LHS werkt de OFGV, die controles op de activiteit milieu uitvoeren, conform de LHS (of gaat dat doen). Voor de activiteit bouwen (uitvoering gemeente) ligt dat niet voor de hand, omdat een strafrechtelijk optreden (nog) niet aan de orde is geweest. Afhankelijk van ervaringen met de LHS (landelijk, OFGV), kan de aanpak op termijn nog wijzigen.
39
HOOFDSTUK 7 PLANNING & CONTROL CYCLUS
Dit hoofdstuk gaat over de Planning & Control cyclus. Het beschrijft de rol van de begroting, de organisatie, het bestuur en de provincie. Tot slot wordt ingegaan op de mandatering.
7.1 Rol begroting In de gemeentelijke programmabegroting maken de kosten van het VTH beleid onderdeel uit van twee programma’s te weten ruimtelijke en economische ontwikkeling en openbare orde en veiligheid. Voor zover bestuurlijk relevant wordt aandacht besteed aan het VTH beleid binnen deze programma’s. In de gemeentelijke programmabegroting worden relevante bestuurlijke prioriteiten opgenomen.
7.2 Rol organisatie Uitvoering van het toezicht en de handhaving, de milieumeldingen en milieuvergunningen vindt plaats op basis van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. In het uitvoeringsprogramma is aangegeven welke activiteiten het komende jaar zullen worden uitgevoerd. Hierbij is de capaciteit verdeeld over de verschillende geprioriteerde handhavingstaken en is rekening gehouden met capaciteit voor overige taken zoals klachten, meldingen, calamiteiten e.d. De organisatie zorgt voor een goede vastlegging van alle gegevens. Conform de prioriteitenmatrix wordt het aantal handhavingszaken, en de uitgevoerde projecten vastgelegd en vertaald naar rapportages. In het uitvoeringsprogramma is bepaald op welke wijze en met welke tools de verschillende te verzamelen gegevens met betrekking tot de handhaving worden vastgelegd. Voor de vergunningen bouwen en afwijken bestemmingsplan is geen sprake van een uitvoeringsprogramma, dat is afhankelijk gesteld van de vraag van externe partijen.
7.3 Rol B&W en Raad Het gemeentebestuur van Huizen wil op een transparante en herkenbare manier de verantwoordelijkheid nemen voor de uitvoering en verdere ontwikkeling van het omgevingsbeleid. Het gemeentebestuur stelt niet alleen het beleid vast, maar stelt zich ook systematisch op de hoogte van de uitvoering en stuurt waar nodig bij. Handhaving wordt daartoe verankerd in de gemeentelijke planning- en controlcyclus. De raad heeft recent een presentatie gehad over het onderdeel toezicht en handhaving van de Wabo, waaronder ook de boa’s. De Wabo verplicht het college het handhavingsbeleid jaarlijks uit te werken in een uitvoeringsprogramma waarin staat welke van de voorgenomen activiteiten er het komende jaar worden uitgevoerd. Het college betrekt daar graag de raad bij. Daarom wordt het uitvoeringsprogramma gepresenteerd aan de raad. Ook evalueert het college jaarlijks of de in het uitvoeringsprogramma opgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bereiken van de in het beleid gestelde doelen. Daarnaast rapporteert het college van B&W jaarlijks over de uitvoering van dit beleid. Die rapportage wordt bekend gemaakt aan de gemeenteraad.
7.4 Rol provincie De rol van de provincie is om toe te zien op een doelmatige handhaving. Dit kan vergeleken worden met de werkwijze van de provincie ten tijde van de professionalisering milieuhandhaving. In het kader
40
van de handhaving omgevingsrecht zal door de provincie worden gecontroleerd of de gemeente Huizen doet wat ze moet doen. Hierbij wordt gekeken of de gemeente zich houdt aan wat het zich in het vastgestelde handhavingsbeleid heeft voorgenomen. De provincie toetst hierbij het uitvoeringsprogramma, het jaarverslag en de uitvoering van de in het beleid vastgestelde protocollen en werkwijzen.
7.5 Mandaat Uitvoering van de handhaving vindt plaats op basis van de dienstverleningsovereenkomst met de OFGV, het mandaatbesluit en de daaruit voortvloeiende ondermandaatregeling.
41
Relevante links:
Servicenormen Omgevingsloket, maart 2011: http://www.huizen.nl/inwoner/zoeken_231/?trefwoord=servicenormen
Drank en horecawet: http://wetten.overheid.nl/BWBR0002458/geldigheidsdatum_11-06-2015
Marktverordening gemeente Huizen:
http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/historie/Huizen/269622/269622_1.html
Algemene plaatselijke verordening gemeente Huizen 2010: http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Huizen/34458/34458_4.htm
l BIJLAGEN
1. Prioriteitenmatrix toezicht en handhaving 2015
2. Landelijk Toetsprotocol Bouwbesluit 2012 + toelichting
3. Sanctiebeleid Markten Gemeente Huizen 2013
BIJLAGE 1 PRIORITEITENMATRIX TOEZICHT EN HANDHAVING 2015
Waar controleren en handhaven we op in
Huizen?
Handhavingstaak / activiteit
T11 Naleefgedrag berekening volgens
systhematiek Ministerie van Justitie
Naleeftek
ort/ kans
niet
naleven
Priori
teit
versie 20150615 Negatieve
effecten
Naleefgedrag (T11)
prakt
ijk
/
Risico
vei
ligh
eid
volk
sgez
ondh
eid
nat
uu
r/m
ilie
u/o
mg
evin
gs
waa
rde
fin
anci
eel
econ
om
isch
leef
baa
rhei
d
imag
o
To
taa
lsco
re n
ega
tiev
e ef
fecte
n
waard
erin
g n
egati
eve
effe
cten
(=
n.e
.)
T1 k
en
nis
va
n r
egel
s
1.1
In w
elke
mat
e is
de
doel
gro
ep b
eken
d m
et d
e bep
alin
g?
(zee
r w
ein
ig =
0 t
ot
zeer
vee
l =
10
) 1
.2 H
oe
du
idel
ijk v
ind
t de
do
elg
roep
de
bep
alin
g?
(Zee
r
ondu
idel
ijk =
0 t
ot
zeer
du
idel
ijk
= 1
0)
T2 K
ost
en
/ba
ten
2.1
Wat
ko
st h
et v
olg
ens
de
do
elg
roep
om
dez
e re
gel
na
te
lev
en, in
ter
men
van
tij
d, gel
d e
n m
oei
te?
(zee
r w
ein
ig =
0 t
ot
zeer
vee
l =
10
) 2
.2 W
at l
ever
t h
et v
olg
ens
de
doel
gro
ep o
p o
m d
eze
regel
na
te l
even
in t
erm
en v
an t
ijd
, gel
d e
n m
oei
te?
(zee
r w
ein
ig =
0
tot
zeer
vee
l =
10
) 2
.3 W
at l
ever
t h
et v
olg
ens
de
doel
gro
ep o
p o
m d
eze
regel
te
over
tred
en i
n t
erm
en v
an t
ijd
, gel
d e
n m
oei
te ?
(ze
er w
einig
=0
to
t ze
er v
eel
= 1
0)
2.4
Wat
ko
st h
et v
olg
ens
de
do
elg
roep
om
dez
e r
egel
te
over
tred
en i
n t
erm
en v
an t
ijd
, gel
d e
n m
oei
te?
(zee
r w
ein
ig
=0
to
t ze
er v
eel
= 1
0)
2.5
In h
oev
erre
vin
dt
de
do
elg
roep
nal
even
of
ov
ertr
eden
van
dez
e re
gel
bel
ang
rijk
vo
or
zijn
rep
uta
tie?
(ov
ertr
eden
hee
l
bel
ang
rijk
-10
, hee
l o
nbel
ang
rijk
0, nal
even
hee
l b
elan
gri
jk
10
)
T3 M
ate
va
n a
ccep
ati
e
3.1
In h
oev
erre
vin
dt
de
do
elg
roep
het
bel
eid
sdo
el a
chte
r de
bep
alin
g r
edel
ijk?
(zee
r o
nre
del
ijk
-1
0,
onv
ersc
hil
lig
0, ze
er
red
elij
k 1
0)
3.2
In h
oev
erre
vin
dt
de
do
elg
roep
de
wij
ze w
aaro
p h
et b
elei
d
voo
r h
en u
itw
erk
t re
del
ijk
? (z
eer
on
red
elij
k -
10
, on
ver
sch
illi
g
0, ze
er r
edel
ijk
10
) T
4 N
orm
getr
ou
wh
eid
doelg
roep
4.1
In h
oev
erre
is
de
do
elg
roep
in
het
alg
emee
n g
enei
gd
om
te
doen
wat
de
ov
erhei
d v
an h
en v
raag
t ?
(nie
t sn
el g
enei
d d
oen
-10
, onv
ersc
hil
lig
0,
snel
gen
eig
d t
e do
en)
4.2
In h
oev
erre
erv
aart
de
do
elg
roep
het
gez
ag v
an e
igen
(bij
v. cu
ltu
rele
of
god
sdie
nst
ige)
no
rmen
en
waa
rden
als
con
curr
eren
d m
et d
e ov
erh
eid
sno
rmen
? (e
igen
no
rmen
bel
ang
rijk
en
ov
erh
eid
sno
rm b
elem
mer
end
-1
0,
eig
en n
orm
bel
ang
rijk
0, ei
gen
no
rm b
elan
gri
jk, ov
erh
eid
sno
rm
ond
erst
eunen
d 1
0.)
T5 N
iet
ov
erh
eid
sco
ntr
ole
(m
aa
tsch
ap
peli
jke c
on
trole
)
5.1
Ach
t de
doel
gro
ep h
et w
aars
chij
nli
jk d
at d
e so
cial
e
om
gev
ing (
bu
ren
, co
lleg
a's,
co
ncu
rren
ten
, fa
mil
ie, p
assa
nte
n,
etc.
) hen
ook
op h
un
ged
rag
aan
spre
ekt,
als
zij
wet
en d
at d
e
doel
gro
ep d
e re
gel
ov
ertr
eed
t? (
Bij
val
ov
ertr
edin
gsg
edra
g
zeer
waa
rsch
ijn
lijk
-10
, ze
er o
nw
aars
chij
nli
jk 0
, V
eroo
rdel
ing
over
tred
ing
zee
r w
aars
chij
nli
jk 1
0)
5.2
In w
elke
mat
e er
vaar
t d
e do
elg
roep
toez
ich
t do
or
ander
e
org
anen
dan
de
over
hei
d a
ls e
en e
xtr
a vo
rm v
an c
on
tro
le o
p
de
regel
? (H
ori
zonta
al t
oez
ich
t st
erk
av
erec
hts
-1
0, g
een
effe
ct 0
, H
ori
zonta
al t
oez
icht
ster
k o
nd
erst
eunen
d +
10
) T
6 M
eld
ingsk
an
s
6.1
Ho
e g
root
sch
at d
e do
elg
roep
de
kan
s dat
de
ov
ertr
edin
g
van
de
bep
alin
g b
ij d
e ov
erh
eid b
eken
d w
ord
t an
der
s d
an d
oo
r
over
hei
dsc
on
trole
? (z
eer
kle
in 0
, ze
er g
roo
t 10
) T
7 C
on
tro
lek
an
s
7.1
Ho
e g
root
sch
at d
e do
elg
roep
de
kan
s dat
de
ov
erh
eid h
en
via
een
ad
min
istr
atie
ve
con
tro
le z
al c
ontr
ole
ren
op
nal
evin
g
van
de
regel
s? (
zeer
kle
in 0
, ze
er g
root
10
) 7
.2 H
oe
gro
ot
sch
at d
e do
elg
roep
de
kan
s dat
de
ov
erh
eid h
en
via
een
fy
siek
e co
ntr
ole
zal
con
tro
lere
n o
p n
alev
ing
van
de
reg
els?
(Z
eer
kle
in 0
, ze
er g
root
10
) T
8 D
ete
cti
ek
an
s (c
on
tate
rin
ska
ns
als
doo
r o
ver
heid
wo
rd
t
geco
ntr
ole
erd
) 8
.1 G
este
ld d
at e
r d
aad
wer
kel
ijk i
s over
tred
en, ho
e g
root
schat
de
do
elg
roep
dan
ver
vo
lgen
s d
e k
ans
dat
de
ov
erh
eid
bij
die
ad
min
istr
atie
ve
con
tro
le d
e ov
ertr
edin
g o
ntd
ekt?
(Z
er
kle
in 0
, ze
er g
root
10
)
8.2
Ges
teld
dat
er
daa
dw
erk
elij
k i
s over
tred
en, ho
e g
root
schat
de
do
elg
roep
dan
ver
vo
lgen
s d
e k
ans
dat
de
ov
erh
eid
bij
die
fy
siek
e co
ntr
ole
dez
e over
tred
ing o
ntd
ekt?
(Z
eer
kle
in 0
,
zeer
gro
ot
10
)
T9 s
electi
vit
eit
(p
ro
jectm
ati
ege c
on
trole
)
9.1
In h
oev
erre
hee
ft d
e do
elg
roep
het
gev
oel
dat
de
ov
erhei
d
op d
it m
om
ent
wee
t w
ie z
ij m
oet
co
ntr
ole
ren?
(Over
hei
d w
eet
het
nie
t 0
, ov
erh
eid w
eet
het
pre
cies
) T
10
Sa
ncti
ek
an
s
10.1
Ges
teld
dat
ov
ertr
edin
g v
an d
e re
gel
is
ontd
ekt.
Ho
e
gro
ot
sch
at d
e do
elg
roep
dan
de
kan
s d
at e
r oo
k
daa
dw
erk
elij
k e
en s
anct
ie v
olg
t? (
Zee
r k
lein
0, ze
er g
roo
t 10
) T
11
Sa
ncti
e e
rn
st h
oog
te e
n s
oo
rt
+ b
ijk
om
en
de n
ad
elen
11.1
Ges
teld
dat
er
een s
anct
ie v
olg
t vo
or
ov
ertr
edin
g v
an d
e
bep
alin
g.
Ho
e zw
aar
ervaa
rt d
e do
elg
roep
dit
doo
rgaa
ns?
(Zee
r li
cht
0, ze
er z
waa
r 10
) S
pon
tane
nal
evin
g (
opte
lso
m T
1 t
/m T
5):
1-2
0 =
roo
d (
3),
21
-
39 =
gee
l (2
), 4
0-8
0 =
gro
en (
1)
Ein
dsc
ore
Spon
tane
nal
evin
g:
1 =
goed
, 2
= g
emid
del
d, 3
=
slec
ht
Gef
orc
eerd
e n
alev
ing (
op
tels
om
T6 t
/m T
11
): 1
-35 =
roo
d
(3),
36
-44 =
gee
l (2
), 4
5-6
0 =
gro
en (
1)
Ein
dsc
ore
Gef
ors
eerd
e n
alev
ing
: 1=
kle
in e
ffec
t, 2
=
gem
idd
eld
eff
ect,
3 =
gro
ot
effe
ct
Kan
s op
over
tedin
g:
roo
d =
vee
l (3
), g
eel
= r
egel
mat
ig (
2),
gro
en i
s w
ein
ig (
1)
To
taa
lsco
re n
ale
efte
ko
rt
Nale
efte
kort
Pri
ori
teit
/Ris
ico
Vergunningsgericht toezicht (de
uitvoeringsfase)
Bouwen en Wonen
Controle bouwbesluit tav constructieve-
/(brand)veiligheid
woningen (cluster 1) 4 2 1 3 2 2 14 hoge
r n.e.
2 2 7 4 5 2 0 3 2 5 2 -3 0 2 1 6 1 7 6 6 9 31 2
3
8 2 3 7
ho
og extra
hoog
woongebouwen, appartementen (cluster
2)
5 3 1 2 2 3 16 hoge
r n.e.
3 3 8 3 5 3 0 4
-
4 -3 0 -5 0 2 1 8 1 8 4 7 7 17 3
3
8 2 3 8
ho
og extra
hoog
logiesgebouw/restaurant/café/horeca/bedri
jf/kantoor/winkel (cluster 3)
4 2 2 2 2 3 15 hoge
r n.e.
3 3 8 5 6 3 2
-
2
-
4 -4 0 -3 0 2 1 9 1 7 7 5 7 17 3
3
9 2 2 7
ho
og extra
hoog
maatschappelijke gebouwen,
(kinder)dagverblijven, scholen, zorg, ziekenhuis, sport (cluster 4)
4 3 1 3 3 4 18 hoge
r n.e.
4 3 6 4 2 2 4
-
1 4 4 3 4 0 6 2 7 1 6 6 7 5 39 2
4
0 2 2 6
ho
og
extra
hoog
uitbouw, aanbouw, bijgebouw, dakkapel,
gevelwijziging
1 1 2 3 2 2 11 lager
n.e.
5 4 6 4 6 3 0
-
2
-
5 2 0 -3 0 3 1 5 1 7 6 5 8 20 3
3
6 2 3 8
ho
og gemidd
eld
bouwwerken geen gebouw zijnde (o.a.
terreinafscheidingen en geluidsschermen)
1 2 2 1 2 2 10 lager
n.e.
5 4 6 4 6 3 0
-
2
-
5 2 0 -3 0 3 1 5 1 7 6 5 8 20 3
3
6 2 2 7
ho
og gemidd
eld
Controle bouwbesluit, overig
(gezondheid, energie, bruikb.)
woningen (cluster 1) 3 3 1 1 2 2 12 lager
n.e.
2 2 6 3 5 3 0 3 2 3 2 -3 0 0 1 7 1 7 5 5 9 28 2
3
5 3 2 7
ho
og gemidd
eld
woongebouwen, appartementen,
kamerverhuur (cluster 2)
3 4 1 2 2 2 14 hoge
r n.e.
3 3 6 4 5 3 3 3
-
3 0 0 0 0 2 1 7 1 7 5 5 8 27 2
3
6 2 1 5
laa
g hoog
logiesgebouw/restaurant/café/horeca/bedri
jf/kantoor/winkel (cluster 3)
3 3 2 2 2 2 14 hoge
r n.e.
3 3 7 5 5 3 5 4
-
3 -2 -3 -3 0 2 1 8 1 8 6 6 8 24 2
4
0 2 1 5
laa
g hoog
maatschappelijke gebouwen, (kinder)dagverblijven, scholen, zorg,
ziekenhuis, sport (cluster 4)
3 4 2 1 3 2 15 hoge
r n.e.
4 3 5 5 3 3 4 3
-
2 2 4 3 2 5 1 7 1 7 6 6 6 39 2
3
9 2 1 5
laa
g
hoog
uitbouw, aanbouw, bijgebouw, dakkapel,
gevelwijziging
1 1 2 3 2 2 11 lager
n.e.
5 4 6 4 6 3 0
-
2
-
5 2 0 -3 0 3 1 5 1 7 6 5 8 20 3
3
6 2 3 8
ho
og gemidd
eld
Overige activiteiten
wijziging monument 1 1 3 1 4 3 13 lager
n.e.
7 6 4 5 4 3 3 2
-
2 3 -2 3 3 4 2 7 2 8 5 6 8 39 2
4
2 2 2 6
ho
og gemidd
eld
aanleggen 1 1 3 2 1 1 9 lager
n.e.
3 3 4 2 5 1 2 2
-
5 2 0 2 0 3 1 4 1 3 3 3 8 21 2
2
6 3 3 8
ho
og gemidd
eld
controle sloop inclusief veiligheid
sloopterrein/omgeving
3 2 2 2 3 2 14 hoge
r n.e.
5 5 6 2 6 3 3
-
2
-
3 -3 0 3 4 5 4 7 1 8 7 7 8 29 2
4
7 1 2 5
laa
g hoog
asbest verwijdering (zonder of in afwijking van sloopvergunning)
3 5 3 4 2 2 19 hoge
r n.e.
3 3 7 2 7 3 2
-
4
-
3 -1 0 2 0 2 1 4 2 4 7 6 8 21 2
3
4 3 1 6
ho
og extra
hoog
Objectgericht toezicht (de
gebruiksfase)
Brandweer
ontbreken gebruiksvergunning / melding op grond gebruiksbesluit
3 1 1 1 3 5 14 hoge
r n.e.
6 5 6 3 5 3 4 4
-
2 3 0 -2 4 3 6 6 6 5 7 6 5 39 2
4
4 2 2 6
ho
og extra
hoog
overtreden voorschriften van
gebruiksvergunning/melding
5 2 2 3 3 5 20 hoge
r n.e.
3 4 5 2 5 2 2 2 2 2 0 2 4 3 1 8 5 8 8 6 5 35 2
4
4 2 3 7
ho
og extra
hoog
ontbreken vereiste documenten,
logboeken en certificaten
3 1 2 2 2 4 14 hoge
r n.e.
3 4 6 2 5 1 0
-
3
-
2 -2 -2 0 4 3 5 8 5 8 7 5 5 16 3
4
6 1 3 7
ho
og extra
hoog
defecte transparant en noodverlichting 4 1 1 2 3 3 14 hoge
r n.e.
5 6 4 2 3 2 2 3 3 2 2 3 3 4 1 8 5 8 8 6 5 40 1
4
5 2 3 6
ho
og extra
hoog
ontbreken of defecte blusmiddelen (keuring)
5 1 1 2 3 3 15 hoge
r n.e.
6 6 5 2 3 1 2 3 3 3 2 2 3 2 1 8 5 8 8 6 5 41 1
4
3 2 1 4
ho
og extra
hoog
blokkeren, afsluiten of defecte vluchtroutes/NU/blusmiddelen/rook-
/brandscheidingen/sprinkler/ontruiming/B
MI/RWA
5 2 2 4 2 4 19 hoge
r n.e.
4 4 3 2 2 1 3 4 3 3 2 4 2 4 1 8 1 8 8 7 5 37 2
4
2 2 3 7
ho
og
0
overschrijden maxumaal aantal personen 4 2 1 3 3 5 18 hoge
r n.e.
5 7 7 3 6 1 0
-
2
-
4 -2 -5 3 2 3 1 6 1 6 6 6 5 21 2
3
4 3 1 6
ho
og extra
hoog
Bouwen en Wonen
kamerbewoning 4 2 1 3 3 2 15 hoge
r n.e.
6 6 4 4 8 3 2
-
4
-
4 -2 0 3 0 4 4 7 3 6 6 6 8 26 2
4
4 2 1 5
laa
g hoog
Milieu conform risicomethodiek OFGV
Horeca
Horeca Lokaal 2 2 2 2 4 4 16 hoge
r n.e.
8 8 5 3 8 1 0
-
4
-
4 0 -2 4 2 5 0 8 0 8 8 6 8 29 2
4
3 2 2 6
ho
og extra
hoog
Horeca Regionaal 2 5 2 2 3 4 18 hoge
r n.e.
6 7 6 3 6 2 0
-
2
-
2 -2 0 -2 0 1 0 7 0 8 8 3 5 22 2
3
2 3 2 7
ho
og extra
hoog
Markt
Marktverordening c .a. 2 2 1 3 3 4 15 hoge
r n.e.
8 6 5 5 3 3 5 5 0 0 3 3 0 5 1 8 1 8 8 8 8 46 2
4
7 2 2 6
ho
og hoog
Evenementen
Naleving evenementenvergunning 2 2 2 3 4 3 16 hoge
r n.e.
7 5 6 2 5 1 -4
-
7
-
7 -4 -5 6 0 4 1 6 1 7 7 5 8 5 2
3
9 2 1 5
laa
g hoog
brandveiligheid grote evenementen 3 1 2 2 3 5 16 hoge
r n.e.
6 4 6 2 5 2 2 2 2 3 0 -2 4 3 8
1
0 8 8 7 6 5 36 2
5
5 2 2 6
ho
og extra
hoog
brandveiligheid kleine evenementen
(buurt/straatfeesten)
3 1 2 2 3 3 14 hoge
r n.e.
6 4 4 2 4 1 0
-
2
-
3 2 0 -4 2 2 6 7 6 7 6 4 5 16 3
4
3 2 3 8
ho
og extra
hoog
Gebiedsgericht toezicht
Bouwen en Wonen
strijd met woonbestemming (illegale
activiteiten)
3 1 3 3 2 2 14 hoge
r n.e.
4 5 2 3 6 3 2 3
-
3 6 0 0 2 2 2 6 3 5 5 4 7 33 2
3
4 3 2 7
ho
og extra
hoog
strijd met kantoor/detailhandel/bedrijf/ horeca/maatschappelijke bestemming
3 2 2 3 2 2 14 hoge
r n.e.
4 5 2 2 6 2 3 3
-
3 4 0 0 2 2 3 6 3 7 6 6 7 30 2
4
0 2 3 7
ho
og extra
hoog
strijd met verkeers-/groen/bestemming en aanleggen, incl. PMV-bepalingen
1 1 2 2 2 2 10 lager
n.e.
5 5 3 3 5 1 0 5
-
2 4 0 4 2 4 4 7 4 6 6 6 5 20 3
4
2 2 1 6
ho
og gemidd
eld
strijd met voorschriften Dorps en
Stadsgezicht
1 1 3 2 3 3 13 lager
n.e.
2 4 6 4 6 1 2 3
-
5 -2 0 3 0 3 1 4 1 5 3 4 8 24 3
2
9 3 2 8
ho
og gemidd
eld
staat van bestaande gebouwen,
bouwwerken en terreinen
3 2 3 1 2 2 13 lager
n.e.
4 4 3 3 5 4 2 4
-
3 5 5 0 2 2 2 4 3 5 4 4 8 38 2
3
2 3 2 7
ho
og gemidd
eld
illegaal aan-/uit-/bijgebouw, dakkapel,
gevelwijziging voorzijde
1 1 3 3 3 3 14 hoge
r n.e.
6 4 6 4 5 4 0
-
2
-
6 4 0 3 3 5 1 7 1 6 6 6 8 31 2
4
0 2 1 5
laa
g hoog
illegaal aan-/uit-/bijgebouw, dakkapel,
gevelwijziging achter-/zijkant
1 1 2 3 2 2 11 lager
n.e.
5 4 6 4 6 3 0
-
2
-
5 2 0 -3 0 3 1 5 1 7 6 5 8 20 3
3
6 2 3 8
ho
og gemidd
eld
illegale appartementen, woningsplitsing
en kamerbewoning
4 2 1 3 3 2 15 hoge
r n.e.
6 6 4 4 8 3 2
-
4
-
4 -2 0 3 0 4 4 7 3 6 6 6 8 26 2
4
4 2 2 6
ho
og extra
hoog
overbevolking van woningen 3 2 1 2 3 1 12 lager
n.e.
3 5 5 3 7 3 0
-
3
-
2 -3 0 5 0 4 4 5 3 6 6 6 8 23 2
4
2 2 1 5
laa
g laag
illegaal wijzigen monument 3 1 3 1 4 3 15 hoge
r n.e.
7 6 4 5 4 3 3 2
-
2 3 -2 3 3 4 2 7 2 8 5 6 8 39 2
4
2 2 2 6
ho
og extra
hoog
illegale bouwwerken geen gebouw zijnde
(airco's, schotels, reclame,
terreinafscheidingen)
1 1 2 2 1 2 9 lager
n.e.
6 6 4 3 4 3 0
-
6
-
4 -4 0 -2 0 4 1 8 1 8 5 6 8 10 3
4
1 2 3 8
ho
og
gemidd
eld
strijd met welstandsbeleid/advies 1 1 2 2 3 3 12 lager
n.e.
4 5 2 3 2 2 0 2
-
3 3 -2 5 0 5 1 5 1 5 3 4 8 23 2
3
2 3 1 6
ho
og gemidd
eld
APV/niet inrichting gebonden milieutaken
ontheffingen gevelreiniging, niet naleven voorschriften
2 3 3 3 2 3 16 hoge
r n.e.
4 4 5 2 3 2 2
-
4
-
4 2 2 4 0 4 1 8 1 5 7 7 8 22 2
4
1 2 1 5
laa
g hoog
lozing huishoudelijke afvalwater in bodem/oppervlakte water
2 3 4 3 3 2 17 hoge
r n.e.
3 2 3 2 4 1 0
-
3
-
2 2 2 2 0 2 1 5 1 4 6 8 7 16 3
3
4 3 1 7
ho
og extra
hoog
afvaldumping en ongewone voorvallen
(hfdst 17 Wm)
3 3 4 4 4 4 22 hoge
r n.e.
6 6 6 2 6 1 0 3
-
4 3 0 7 0 3 1 3 1 4 7 7 8 36 2
3
4 2 1 5
laa
g hoog
verbranden afvalstoffen 3 4 4 4 3 4 22 hoge
r n.e.
6 5 6 1 6 1 2 2
-
4 3 -2 7 0 4 1 5 1 6 8 8 8 33 2
4
1 2 1 5
laa
g hoog
niet naleven groene regelgeving (flora- en
faunawetgeving)
1 2 4 2 3 3 15 hoge
r n.e.
5 5 6 1 4 2 3 3
-
3 3 3 5 0 4 1 3 1 4 6 6 7 37 2
3
2 2 1 5
laa
g hoog
stankhinder en medetoezicht GAD 1 1 1 1 2 1 7 lager
n.e.
6 3 3 2 2 1 2 4 0 0 -2 5 0 6 1 7 1 7 3 3 6 26 2
3
4 3 1 6
ho
og gemidd
eld
zorgplichtartikelen, niet naleven regels
buiten inrichtingen
2 3 4 2 3 2 16 hoge
r n.e.
5 5 4 1 4 2 0 2
-
2 3 0 3 0 3 1 4 1 4 5 6 7 27 2
3
1 2 1 5
laa
g hoog
Beheer openbare ruimte
plaatsen objecten op en langs de openbare
weg
3 1 1 2 3 3 13 lager
n.e.
5 4 2 2 5 1 0
-
4
-
4 2 -3 4 0 3 1 5 1 7 5 5 8 14 3
3
5 3 3 9
ho
og gemidd
eld
illegale reclame 1 1 2 3 3 3 13 lager
n.e.
8 8 1 1 3 1 -6
-
4
-
7 -3 -6 5 0 4 1 3 1 4 7 7 8 1 3
3
5 1 1 5
laa
g laag
zonder vergunning kappen 1 1 4 2 2 2 12 lager
n.e.
7 7 3 3 5 2 0 0
-
2 4 -2 4 0 6 1 6 1 7 8 5 8 31 2
4
2 2 1 5
laa
g laag
zonder vergunning uitrit realiseren 3 1 2 2 2 1 11 lager
n.e.
7 7 6 4 7 2 0 0
-
2 4 0 2 0 5 1 8 1 8 8 6 8 37 2
4
5 1 2 5
laa
g laag
controle besluit Bodemkwaliteit 2 3 4 3 2 2 16 hoge
r n.e.
6 6 6 4 7 1 3
-
4
-
2 2 -2 0 3 3 1 3 1 3 6 7 8 30 2
3
2 3 2 7
ho
og extra
hoog
Waar controleren en handhaven we op in
Huizen?
Handhavingstaak / activiteit
T11 Naleefgedrag berekening volgens
systhematiek Ministerie van Justitie
Naleeftek
ort/ kans
niet
naleven
Priorit
eit
versie 20150615 Negatieve
effecten
Naleefgedrag (T11)
prakti
jk
/
Risico
vei
ligh
eid
volk
sgez
ondh
eid
nat
uu
r/m
ilie
u/o
mg
evin
gs
waa
rde
fin
anci
eel
econ
om
isch
leef
baa
rhei
d
imag
o
To
taa
lsco
re n
ega
tiev
e ef
fecte
n
waard
erin
g n
egati
eve
effe
cten
(=
n.e
.)
T1 k
en
nis
va
n r
egel
s
1.1
In w
elke
mat
e is
de
doel
gro
ep b
eken
d m
et d
e bep
alin
g?
(zee
r w
ein
ig =
0 t
ot
zeer
vee
l =
10
) 1
.2 H
oe
du
idel
ijk v
ind
t de
do
elg
roep
de
bep
alin
g?
(Zee
r
ondu
idel
ijk =
0 t
ot
zeer
du
idel
ijk
= 1
0)
T2 K
ost
en
/ba
ten
2.1
Wat
ko
st h
et v
olg
ens
de
do
elg
roep
om
dez
e re
gel
na
te
lev
en, in
ter
men
van
tij
d, gel
d e
n m
oei
te?
(zee
r w
ein
ig =
0 t
ot
zeer
vee
l =
10
) 2
.2 W
at l
ever
t h
et v
olg
ens
de
doel
gro
ep o
p o
m d
eze
regel
na
te l
even
in t
erm
en v
an t
ijd
, gel
d e
n m
oei
te?
(zee
r w
ein
ig =
0
tot
zeer
vee
l =
10
) 2
.3 W
at l
ever
t h
et v
olg
ens
de
doel
gro
ep o
p o
m d
eze
regel
te
over
tred
en i
n t
erm
en v
an t
ijd
, gel
d e
n m
oei
te ?
(ze
er w
einig
=0
to
t ze
er v
eel
= 1
0)
2.4
Wat
ko
st h
et v
olg
ens
de
do
elg
roep
om
dez
e re
gel
te
over
tred
en i
n t
erm
en v
an t
ijd
, gel
d e
n m
oei
te?
(zee
r w
ein
ig
=0
to
t ze
er v
eel
= 1
0)
2.5
In h
oev
erre
vin
dt
de
do
elg
roep
nal
even
of
ov
ertr
eden
van
dez
e re
gel
bel
ang
rijk
vo
or
zijn
rep
uta
tie?
(ov
ertr
eden
hee
l
bel
ang
rijk
-10
, hee
l o
nbel
ang
rijk
0, nal
even
hee
l b
elan
gri
jk
10
)
T3 M
ate
va
n a
ccep
ati
e
3.1
In h
oev
erre
vin
dt
de
do
elg
roep
het
bel
eid
sdo
el a
chte
r de
bep
alin
g r
edel
ijk?
(zee
r o
nre
del
ijk
-1
0,
onv
ersc
hil
lig
0, ze
er
red
elij
k 1
0)
3.2
In h
oev
erre
vin
dt
de
do
elg
roep
de
wij
ze w
aaro
p h
et b
elei
d
voo
r h
en u
itw
erk
t re
del
ijk
? (z
eer
on
red
elij
k -
10
, on
ver
sch
illi
g
0, ze
er r
edel
ijk
10
) T
4 N
orm
getr
ou
wh
eid
doelg
roep
4.1
In h
oev
erre
is
de
do
elg
roep
in
het
alg
emee
n g
enei
gd
om
te
doen
wat
de
ov
erhei
d v
an h
en v
raag
t ?
(nie
t sn
el g
enei
d d
oen
-10
, onv
ersc
hil
lig
0,
snel
gen
eig
d t
e do
en)
4.2
In h
oev
erre
erv
aart
de
do
elg
roep
het
gez
ag v
an e
igen
(bij
v. cu
ltu
rele
of
god
sdie
nst
ige)
no
rmen
en
waa
rden
als
con
curr
eren
d m
et d
e ov
erh
eid
sno
rmen
? (e
igen
no
rmen
bel
ang
rijk
en
ov
erh
eid
sno
rm b
elem
mer
end
-1
0,
eig
en n
orm
bel
ang
rijk
0, ei
gen
no
rm b
elan
gri
jk, ov
erh
eid
sno
rm
ond
erst
eunen
d 1
0.)
T5 N
iet
ov
erh
eid
sco
ntr
ole
(m
aa
tsch
ap
peli
jke c
on
trole
)
5.1
Ach
t de
doel
gro
ep h
et w
aars
chij
nli
jk d
at d
e so
cial
e
om
gev
ing (
bu
ren
, co
lleg
a's,
co
ncu
rren
ten
, fa
mil
ie, p
assa
nte
n,
etc.
) hen
ook
op h
un
ged
rag
aan
spre
ekt,
als
zij
wet
en d
at d
e
doel
gro
ep d
e re
gel
ov
ertr
eed
t? (
Bij
val
ov
ertr
edin
gsg
edra
g
zeer
waa
rsch
ijn
lijk
-10
, ze
er o
nw
aars
chij
nli
jk 0
, V
eroo
rdel
ing
over
tred
ing
zee
r w
aars
chij
nli
jk 1
0)
5.2
In w
elke
mat
e er
vaa
rt d
e do
elg
roep
toez
ich
t do
or
ander
e
org
anen
dan
de
over
hei
d a
ls e
en e
xtr
a vo
rm v
an c
on
tro
le o
p
de
regel
? (H
ori
zonta
al t
oez
ich
t st
erk
av
erec
hts
-1
0, g
een
effe
ct 0
, H
ori
zonta
al t
oez
icht
ster
k o
nd
erst
eunen
d +
10
)
T6 M
eld
ingsk
an
s
6.1
Ho
e g
root
sch
at d
e do
elg
roep
de
kan
s dat
de
ov
ertr
edin
g
van
de
bep
alin
g b
ij d
e ov
erh
eid b
eken
d w
ord
t an
der
s d
an d
oo
r
over
hei
dsc
on
trole
? (z
eer
kle
in 0
, ze
er g
roo
t 10
) T
7 C
on
tro
lek
an
s
7.1
Ho
e g
root
sch
at d
e do
elg
roep
de
kan
s dat
de
ov
erh
eid h
en
via
een
ad
min
istr
atie
ve
con
tro
le z
al c
ontr
ole
ren
op
nal
evin
g
van
de
regel
s? (
zeer
kle
in 0
, ze
er g
root
10
) 7
.2 H
oe
gro
ot
sch
at d
e do
elg
roep
de
kan
s dat
de
ov
erh
eid h
en
via
een
fy
siek
e co
ntr
ole
zal
con
tro
lere
n o
p n
alev
ing
van
de
reg
els?
(Z
eer
kle
in 0
, ze
er g
root
10
) T
8 D
ete
cti
ek
an
s (c
on
tate
rin
ska
ns
als
doo
r o
ver
heid
wo
rd
t
geco
ntr
ole
erd
) 8
.1 G
este
ld d
at e
r d
aad
wer
kel
ijk i
s over
tred
en, ho
e g
root
schat
de
do
elg
roep
dan
ver
vo
lgen
s d
e k
ans
dat
de
ov
erh
eid
bij
die
ad
min
istr
atie
ve
con
tro
le d
e ov
ertr
edin
g o
ntd
ekt?
(Z
er
kle
in 0
, ze
er g
root
10
)
8.2
Ges
teld
dat
er
daa
dw
erk
elij
k i
s over
tred
en, ho
e g
root
schat
de
do
elg
roep
dan
ver
vo
lgen
s d
e k
ans
dat
de
ov
erh
eid
bij
die
fy
siek
e co
ntr
ole
dez
e over
tred
ing o
ntd
ekt?
(Z
eer
kle
in 0
,
zeer
gro
ot
10
)
T9 s
electi
vit
eit
(p
ro
jectm
ati
ege c
on
trole
)
9.1
In h
oev
erre
hee
ft d
e do
elg
roep
het
gev
oel
dat
de
ov
erhei
d
op d
it m
om
ent
wee
t w
ie z
ij m
oet
co
ntr
ole
ren?
(Over
hei
d w
eet
het
nie
t 0
, ov
erh
eid w
eet
het
pre
cies
) T
10
Sa
ncti
ek
an
s
10.1
Ges
teld
dat
ov
ertr
edin
g v
an d
e re
gel
is
ontd
ekt.
Ho
e
gro
ot
sch
at d
e do
elg
roep
dan
de
kan
s d
at e
r oo
k
daa
dw
erk
elij
k e
en s
anct
ie v
olg
t? (
Zee
r k
lein
0, ze
er g
roo
t 10
) T
11
Sa
ncti
e e
rn
st h
oog
te e
n s
oo
rt
+ b
ijk
om
en
de n
ad
elen
11.1
Ges
teld
dat
er
een s
anct
ie v
olg
t vo
or
ov
ertr
edin
g v
an d
e
bep
alin
g.
Ho
e zw
aar
ervaar
t d
e do
elg
roep
dit
doo
rgaa
ns?
(Zee
r li
cht
0, ze
er z
waa
r 10
) S
pon
tane
nal
evin
g (
opte
lso
m T
1 t
/m T
5):
1-2
0 =
roo
d (
3),
21
-
39 =
gee
l (2
), 4
0-8
0 =
gro
en (
1)
Ein
dsc
ore
Spon
tane
nal
evin
g:
1 =
goed
, 2
= g
emid
del
d, 3
=
slec
ht
Gef
orc
eerd
e n
alev
ing (
op
tels
om
T6 t
/m T
11
): 1
-35 =
roo
d
(3),
36
-44 =
gee
l (2
), 4
5-6
0 =
gro
en (
1)
Ein
dsc
ore
Gef
ors
eerd
e n
alev
ing
: 1=
kle
in e
ffec
t, 2
=
gem
idd
eld
eff
ect,
3 =
gro
ot
effe
ct
Kan
s op
over
tedin
g:
roo
d =
vee
l (3
), g
eel
= r
egel
mat
ig (
2),
gro
en i
s w
ein
ig (
1)
To
taa
lsco
re n
ale
efte
ko
rt
Nale
efte
kort
Pri
ori
teit
/Ris
ico
Vergunningsgericht toezicht (de
uitvoeringsfase)
Bouwen en Wonen
Controle bouwbesluit tav constructieve-
/(brand)veiligheid
woningen (cluster 1) 4 2 1 3 2 2 14 hog
er
n.e.
2 2 7 4 5 2 0 3 2 5 2
-
3 0 2 1 6 1 7 6 6 9 31 2
3
8 2 3 7
hoo
g
extra
hoog
woongebouwen, appartementen (cluster 2) 5 3 1 2 2 3 16 hog
er
n.e.
3 3 8 3 5 3 0 4
-
4
-
3 0
-
5 0 2 1 8 1 8 4 7 7 17 3
3
8 2 3 8
hoo
g
extra
hoog
logiesgebouw/restaurant/café/horeca/bedrijf/kan
toor/winkel (cluster 3)
4 2 2 2 2 3 15 hog
er
n.e.
3 3 8 5 6 3 2
-
2
-
4
-
4 0
-
3 0 2 1 9 1 7 7 5 7 17 3
3
9 2 2 7
hoo
g
extra
hoog
maatsch. gebouwen, (kinder)dagverblijven,
scholen, zorg, ziekenhuis, sport (cluster 4)
4 3 1 3 3 4 18 hog
er
n.e.
4 3 6 4 2 2 4
-
1 4 4 3 4 0 6 2 7 1 6 6 7 5 39 2
4
0 2 2 6
hoo
g
extra
hoog
uitbouw, aanbouw, bijgebouw, dakkapel,
gevelwijziging
1 1 2 3 2 2 11 lage
r
n.e.
5 4 6 4 6 3 0
-
2
-
5 2 0
-
3 0 3 1 5 1 7 6 5 8 20 3
3
6 2 3 8
hoo
g
gemidde
ld
bouwwerken geen gebouw zijnde (o.a.
terreinafscheidingen en geluidsschermen)
1 2 2 1 2 2 10 lage
r
n.e.
5 4 6 4 6 3 0
-
2
-
5 2 0
-
3 0 3 1 5 1 7 6 5 8 20 3
3
6 2 2 7
hoo
g
gemidde
ld
Controle bouwbesluit, overig (gezondheid,
energie, bruikb.)
woningen (cluster 1) 3 3 1 1 2 2 12 lage
r
n.e.
2 2 6 3 5 3 0 3 2 3 2
-
3 0 0 1 7 1 7 5 5 9 28 2
3
5 3 2 7
hoo
g
gemidde
ld
woongebouwen, appartementen, kamerverhuur
(cluster 2)
3 4 1 2 2 2 14 hog
er
n.e.
3 3 6 4 5 3 3 3
-
3 0 0 0 0 2 1 7 1 7 5 5 8 27 2
3
6 2 1 5
laa
g
hoog
logiesgebouw/restaurant/café/horeca/bedrijf/kan
toor/winkel (cluster 3)
3 3 2 2 2 2 14 hog
er
n.e.
3 3 7 5 5 3 5 4
-
3
-
2
-
3
-
3 0 2 1 8 1 8 6 6 8 24 2
4
0 2 1 5
laa
g
hoog
maatsch. gebouwen, (kinder)dagverblijven,
scholen, zorg, ziekenhuis, sport (cluster 4)
3 4 2 1 3 2 15 hog
er
n.e.
4 3 5 5 3 3 4 3
-
2 2 4 3 2 5 1 7 1 7 6 6 6 39 2
3
9 2 1 5
laa
g
hoog
uitbouw, aanbouw, bijgebouw, dakkapel, gevelwijziging
1 1 2 3 2 2 11 lage
r
n.e.
5 4 6 4 6 3 0
-
2
-
5 2 0
-
3 0 3 1 5 1 7 6 5 8 20 3
3
6 2 3 8
hoo
g
gemidde
ld
Overige activiteiten
wijziging monument 1 1 3 1 4 3 13 lage
r
n.e.
7 6 4 5 4 3 3 2
-
2 3
-
2 3 3 4 2 7 2 8 5 6 8 39 2
4
2 2 2 6
hoo
g
gemidde
ld
aanleggen 1 1 3 2 1 1 9 lage
r
n.e.
3 3 4 2 5 1 2 2
-
5 2 0 2 0 3 1 4 1 3 3 3 8 21 2
2
6 3 3 8
hoo
g
gemidde
ld
controle sloop inclusief veiligheid
sloopterrein/omgeving
3 2 2 2 3 2 14 hog
er
n.e.
5 5 6 2 6 3 3
-
2
-
3
-
3 0 3 4 5 4 7 1 8 7 7 8 29 2
4
7 1 2 5
laa
g
hoog
asbest verwijdering (zonder of in afwijking van
sloopvergunning)
3 5 3 4 2 2 19 hog
er
n.e.
3 3 7 2 7 3 2
-
4
-
3
-
1 0 2 0 2 1 4 2 4 7 6 8 21 2
3
4 3 1 6
hoo
g
extra
hoog
Objectgericht toezicht (de gebruiksfase)
Brandweer
ontbreken gebruiksvergunning / melding op
grond gebruiksbesluit
3 1 1 1 3 5 14 hog
er
n.e.
6 5 6 3 5 3 4 4
-
2 3 0
-
2 4 3 6 6 6 5 7 6 5 39 2
4
4 2 2 6
hoo
g
extra
hoog
overtreden voorschriften van
gebruiksvergunning/melding
5 2 2 3 3 5 20 hog
er
n.e.
3 4 5 2 5 2 2 2 2 2 0 2 4 3 1 8 5 8 8 6 5 35 2
4
4 2 3 7
hoo
g
extra
hoog
ontbreken vereiste documenten, logboeken en
certificaten
3 1 2 2 2 4 14 hog
er
n.e.
3 4 6 2 5 1 0
-
3
-
2
-
2
-
2 0 4 3 5 8 5 8 7 5 5 16 3
4
6 1 3 7
hoo
g
extra
hoog
defecte transparant en noodverlichting 4 1 1 2 3 3 14 hog
er
n.e.
5 6 4 2 3 2 2 3 3 2 2 3 3 4 1 8 5 8 8 6 5 40 1
4
5 1 3 5
hoo
g
hoog
ontbreken of defecte blusmiddelen (keuring) 5 1 1 2 3 3 15 hog
er
n.e.
6 6 5 2 3 1 2 3 3 3 2 2 3 2 1 8 5 8 8 6 5 41 1
4
3 2 1 4
hoo
g
hoog
blokkeren, afsluiten of defecte
vluchtroutes/NU/blusmiddelen/rook-/brandscheidingen/sprinkler/ontruiming/BMI/R
WA
5 2 2 4 2 4 19 hog
er
n.e.
4 4 3 2 2 1 3 4 3 3 2 4 2 4 1 8 1 8 8 7 5 37 2
4
2 2 3 7
hoo
g
extra
hoog
overschrijden maxumaal aantal personen 4 2 1 3 3 5 18 hog
er
n.e.
5 7 7 3 6 1 0
-
2
-
4
-
2
-
5 3 2 3 1 6 1 6 6 6 5 21 2
3
4 3 1 6
hoo
g
extra
hoog
Bouwen en Wonen
kamerbewoning 4 2 1 3 3 2 15 hog
er
n.e.
6 6 4 4 8 3 2
-
4
-
4
-
2 0 3 0 4 4 7 3 6 6 6 8 26 2
4
4 2 1 5
laa
g
hoog
Milieu conform risicomethodiek OFGV (9
taken)
Horeca
Horeca Lokaal 2 2 2 2 4 4 16 hog
er
n.e.
8 8 5 3 8 1 0
-
4
-
4 0
-
2 4 2 5 0 8 0 8 8 6 8 29 2
4
3 2 2 6
hoo
g
extra
hoog
Horeca Regionaal 2 5 2 2 3 4 18 hog
er
n.e.
6 7 6 3 6 2 0
-
2
-
2
-
2 0
-
2 0 1 0 7 0 8 8 3 5 22 2
3
2 3 2 7
hoo
g
extra
hoog
Markt
Marktverordening c .a. 2 2 1 3 3 4 15 hog
er
n.e.
8 6 5 5 3 3 5 5 0 0 3 3 0 5 1 8 1 8 8 8 8 46 1
4
7 1 2 4
hoo
g
hoog
Evenementen
Naleving evenementenvergunning 2 2 2 3 4 3 16 hog
er
n.e.
7 5 6 2 5 1
-
4
-
7
-
7
-
4
-
5 6 0 4 1 6 1 7 7 5 8 5 3
3
9 2 1 6
hoo
g
extra
hoog
brandveiligheid grote evenementen 3 1 2 2 3 5 16 hog
er
n.e.
6 4 6 2 5 2 2 2 2 3 0
-
2 4 3 8
1
0 8 8 7 6 5 36 2
5
5 1 2 5
laa
g
hoog
brandveiligheid kleine evenementen
(buurt/straatfeesten)
3 1 2 2 3 3 14 hog
er
n.e.
6 4 4 2 4 1 0
-
2
-
3 2 0
-
4 2 2 6 7 6 7 6 4 5 16 3
4
3 2 3 8
hoo
g
extra
hoog
Gebiedsgericht toezicht
Bouwen en Wonen
strijd met woonbestemming (illegale
activiteiten)
3 1 3 3 2 2 14 hog
er
n.e.
4 5 2 3 6 3 2 3
-
3 6 0 0 2 2 2 6 3 5 5 4 7 33 2
3
4 3 2 7
hoo
g
extra
hoog
strijd met kantoor/detailhandel/bedrijf/
horeca/maatschappelijke bestemming
3 2 2 3 2 2 14 hog
er
n.e.
4 5 2 2 6 2 3 3
-
3 4 0 0 2 2 3 6 3 7 6 6 7 30 2
4
0 2 3 7
hoo
g
extra
hoog
strijd met verkeers-/groen/bestemming en
aanleggen, incl. PMV-bepalingen
1 1 2 2 2 2 10 lage
r
n.e.
5 5 3 3 5 1 0 5
-
2 4 0 4 2 4 4 7 4 6 6 6 5 20 3
4
2 2 1 6
hoo
g
gemidde
ld
strijd met voorschriften Dorps en Stadsgezicht 1 1 3 2 3 3 13 lage
r
n.e.
2 4 6 4 6 1 2 3
-
5
-
2 0 3 0 3 1 4 1 5 3 4 8 24 2
2
9 3 2 7
hoo
g
gemidde
ld
staat van bestaande gebouwen, bouwwerken en
terreinen
3 2 3 1 2 2 13 lage
r
n.e.
4 4 3 3 5 4 2 4
-
3 5 5 0 2 2 2 4 3 5 4 4 8 38 2
3
2 3 2 7
hoo
g
gemidde
ld
illegaal aan-/uit-/bijgebouw, dakkapel,
gevelwijziging voorzijde
1 1 3 3 3 3 14 hog
er
n.e.
6 4 6 4 5 4 0
-
2
-
6 4 0 3 3 5 1 7 1 6 6 6 8 31 2
4
0 2 1 5
laa
g
hoog
illegaal aan-/uit-/bijgebouw, dakkapel,
gevelwijziging achter-/zijkant
1 1 2 3 2 2 11 lage
r
n.e.
5 4 6 4 6 3 0
-
2
-
5 2 0
-
3 0 3 1 5 1 7 6 5 8 20 3
3
6 2 3 8
hoo
g
gemidde
ld
illegale appartementen, woningsplitsing en kamerbewoning
4 2 1 3 3 2 15 hog
er
n.e.
6 6 4 4 8 3 2
-
4
-
4
-
2 0 3 0 4 4 7 3 6 6 6 8 26 2
4
4 2 2 6
hoo
g
extra
hoog
overbevolking van woningen 3 2 1 2 3 1 12 lage
r
n.e.
3 5 5 3 7 3 0
-
3
-
2
-
3 0 5 0 4 4 5 3 6 6 6 8 23 2
4
2 2 1 5
laa
g
laag
illegaal wijzigen monument 3 1 3 1 4 3 15 hog
er
n.e.
7 6 4 5 4 3 3 2
-
2 3
-
2 3 3 4 2 7 2 8 5 6 8 39 2
4
2 2 2 6
hoo
g
extra
hoog
illegale bouwwerken geen gebouw zijnde
(airco's, schotels, reclame, terreinafscheidingen)
1 1 2 2 1 2 9 lage
r
n.e.
6 6 4 3 4 3 0
-
6
-
4
-
4 0
-
2 0 4 1 8 1 8 5 6 8 10 3
4
1 2 3 8
hoo
g
gemidde
ld
strijd met welstandsbeleid/advies 1 1 2 2 3 3 12 lage
r
n.e.
4 5 2 3 2 2 0 2
-
3 3
-
2 5 0 5 1 5 1 5 3 4 8 23 2
3
2 3 1 6
hoo
g
gemidde
ld
APV/niet inrichting gebonden milieutaken
ontheffingen gevelreiniging, niet naleven voorschriften
2 3 3 3 2 3 16 hog
er
n.e.
4 4 5 2 3 2 2
-
4
-
4 2 2 4 0 4 1 8 1 5 7 7 8 22 2
4
1 2 1 5
laa
g
hoog
lozing huishoudelijke afvalwater in
bodem/oppervlakte water
2 3 4 3 3 2 17 hog
er
n.e.
3 2 3 2 4 1 0
-
3
-
2 2 2 2 0 2 1 5 1 4 6 8 7 16 3
3
4 3 1 7
hoo
g
extra
hoog
afvaldumping en ongewone voorvallen (hfdst
17 Wm)
3 3 4 4 4 4 22 hog
er
n.e.
6 6 6 2 6 1 0 3
-
4 3 0 7 0 3 1 3 1 4 7 7 8 36 2
3
4 3 1 6
hoo
g
extra
hoog
verbranden afvalstoffen 3 4 4 4 3 4 22 hog
er
n.e.
6 5 6 1 6 1 2 2
-
4 3
-
2 7 0 4 1 5 1 6 8 8 8 33 2
4
1 2 1 5
laa
g
hoog
niet naleven groene regelgeving (flora- en
faunawetgeving)
1 2 4 2 3 3 15 hog
er
n.e.
5 5 6 1 4 2 3 3
-
3 3 3 5 0 4 1 3 1 4 6 6 7 37 2
3
2 3 1 6
hoo
g
extra
hoog
stankhinder en medetoezicht GAD 1 1 1 1 2 1 7 lage
r
n.e.
6 3 3 2 2 1 2 4 0 0
-
2 5 0 6 1 7 1 7 3 3 6 26 2
3
4 3 1 6
hoo
g
gemidde
ld
zorgplichtartikelen, niet naleven regels buiten inrichtingen
2 3 4 2 3 2 16 hog
er
n.e.
5 5 4 1 4 2 0 2
-
2 3 0 3 0 3 1 4 1 4 5 6 7 27 2
3
1 3 1 6
hoo
g
extra
hoog
Beheer openbare ruimte plaatsen objecten op en langs de openbare weg 3 1 1 2 3 3 13 lage
r
n.e.
5 4 2 2 5 1 0
-
4
-
4 2
-
3 4 0 3 1 5 1 7 5 5 8 14 3
3
5 3 3 9
hoo
g
gemidde
ld
illegale reclame 1 1 2 3 3 3 13 lage
r
n.e.
8 8 1 1 3 1
-
6
-
4
-
7
-
3
-
6 5 0 4 1 3 1 4 7 7 8 1 3
3
5 3 1 7
hoo
g
gemidde
ld
zonder vergunning kappen 1 1 4 2 2 2 12 lage
r
n.e.
7 7 3 3 5 2 0 0
-
2 4
-
2 4 0 6 1 6 1 7 8 5 8 31 2
4
2 2 1 5
laa
g
laag
zonder vergunning uitrit realiseren 3 1 2 2 2 1 11 lage
r
n.e.
7 7 6 4 7 2 0 0
-
2 4 0 2 0 5 1 8 1 8 8 6 8 37 2
4
5 1 2 5
laa
g
laag
controle besluit Bodemkwaliteit 2 3 4 3 2 2 16 hog
er
n.e.
6 6 6 4 7 1 3
-
4
-
2 2
-
2 0 3 3 1 3 1 3 6 7 8 30 2
3
2 3 2 7
hoo
g
extra
hoog
BIJLAGE 2 LANDELIJK TOETSPROTOCOL BOUWBESLUIT 2012
Matrix toetsniveaus Landelijk Toetsprotocol Bouwbesluit 2012,
ingevuld op aanbevolen minimaal acceptabele niveau
Deel I
Sco
pe
Woo
nfun
ctie
(w
oonw
agen
)
Wo
on
fun
cti
e (
wo
on
ge
bo
uw
)
Wo
on
fun
cti
e (
ov
eri
g)
Bije
en
kom
stfu
nct
ie (
kin
de
rop
van
g)
Bije
en
kom
stfu
nct
ie (
ove
rig
)
celfu
nctie
ge
zon
dh
eid
szo
rgfu
nct
ie (
me
t b
ed
ge
bie
d)
ge
zon
dh
eid
szo
rgfu
nct
ie (
ove
rig
)
indu
strie
func
tie li
cht
in
du
st
ri
ef
un
ct
ie
ov
er
ig
k
an
to
or
fu
nc
ti
e
lo
gi
es
fu
nc
ti
e
onde
rwijs
func
tie
spor
tfunc
tie
win
kelfu
nctie
park
eerg
arag
e / s
talli
ng
over
ige
gebr
uiks
func
tie (
over
ig)
bouw
wer
k ge
en g
ebou
wzi
jnde
(w
egtu
nnel
)
bouw
wer
k ge
en g
ebou
wzi
jnde
(ov
erig
)
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
art. 1.3 Gelijkwaardigheid 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
Hoofdstuk 2 - Veiligheid Afdeling Omschrijving 2.1 Algemene sterkte van de bouwconstructie B 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
2.2 Sterkte bij brand B 1 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
2.3 Afscheiding van vloer, trap en hellingbaan A 1 3 2 3 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
2.4 Overbrugging van hoogteverschillen A 1 3 2 3 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 1 2 1 1
2.5 Trap A 1 3 2 3 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 1 2 1 1
2.6 Helllingbaan A 1 3 2 3 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 1 2 1 1
2.7 Beweegbare constructie-onderdelen A 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 1 1 1 1
2.8 Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie C 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2 2
2.9 Beperking van het ontwikkelen van brand en rook C 3 3 3 3 3 3 3 3 2 2 3 3 3 3 3 3 3 2 2
2.10 Beperking van uitbreiding van brand C 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2.11 Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding va roC 1 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2.12 Vluchtroutes C 1 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2 3 2 2
2.13 Hulpverlening bij brand C 1 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2 2.14 Hoge en ondergrondse gebouwen, nieuwbouw C 1 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
2.15 Inbraakwerendheid, nieuwbouw A 3 2 2.16 Veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied, nieuwbouw C 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2.17 Aanvullende regels tunnelveiligheid A
3
Hoofdstuk 3 - Gezondheid Afdeling Omschrijving 3.1 Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw D 2 3 3 3 3 2 2 3.2 Bescherming tegen geluid van installaties,nieuwbouw D 2 2 2 3 1 1 3 2 1 1 2 2 2 1 1 1 1 1 1
3.3 Beperking van galm, nieuwbouw D 2 3.4 Geluidwering tussen ruimten van verschillende gebruiksfuncties, nieuwbouw D 2 2 3 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 1 1 3.5 Wering van vocht D 2 3 2 3 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 3.6 Luchtverversing D 3 3 3 3 2 2 3 2 1 1 2 2 3 2 2 1 1 1 1
3.7 Spuivoorziening D 2 2 2 3 2 3.8 Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rookgas E 2 2 2 3 2 1 1 1 1 1 2 2 2 2 1 1 1 3.9 Beperking van de aanwezigheid van schadelijke stoffen en ioniserende straling A 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
3.10 Bescherming tegen ratten en muizen A 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3.11 Daglicht D 2 3 2 3
2 3 2
2
2
Hoofdstuk 4 - Bruikbaarheid Afdeling Omschrijving 4.1 Verblijfsgebied en verblijfsruimte A 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 4.2 Toiletruimte A 1 2 2 2 2 2 2 2 1 2 2 2 2 2 4.3 Badruimte, nieuwbouw A 1 2 2 2 2 2 4.4 Bereikbaarheid en toegankelijkheid, nieuwbouw A 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 4.5 Buitenberging, nieuwbouw A 2 2 2 4.6 Buitenruimte, nieuwbouw A 2 2 2 4.7 Opstelplaatsen, nieuwbouw A 1 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Matrix toetsniveaus Landelijk Toetsprotocol Bouwbesluit 2012,
ingevuld op aanbevolen minimaal acceptabele niveau
Deel II
Sco
pe
Woo
nfun
ctie
(w
oonw
agen
)
Woo
nfun
ctie
(w
oong
ebou
w)
Woo
nfun
ctie
(ov
erig
)
Bije
enko
mst
func
tie (
kind
erop
vang
)
Bije
enko
mst
func
tie (
over
ig)
celfu
nctie
gezo
ndhe
idsz
orgf
unct
ie (
met
bed
gebi
ed)
gezo
ndhe
idsz
orgf
unct
ie (
over
ig)
indu
strie
func
tie li
cht
indu
strie
func
tie o
verig
kant
oorf
unct
ie
logi
esfu
nctie
onde
rwijs
func
tie
spor
tfunc
tie
win
kelfu
nctie
park
eerg
arag
e / s
talli
ng
over
ige
gebr
uiks
func
tie
bouw
wer
k ge
en g
ebou
wzi
jnde
(w
egtu
nnel
)
bouw
wer
k ge
en g
ebou
wzi
jnde
Hoofdstuk 5 - Energiezuinigheid
Afdeling Omschrijving 5.1 Energiezuinigheid, nieuwbouw
5.2 Milieu, nieuwbouw
D
D
3 3
3
3
3
3 3 3 3 3 3 3 3
3
3 3 3 3
Hoofdstuk 6 - Installaties Afdeling Omschrijving
6.1 Verlichting, nieuwbouw en bestaande bouw E 2 2 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
6.2 Voorzieningen voor het afnemen en gebruiken van energie, nieuwbouw en
bestaande bouw
6.3 Watervoorziening, nieuwbouw en bestaande bouw
E
E 2 2
2 2
2 2
2 2
2 2
2 2
3 3
2 2
2 2
2 2
2 2
2 2
2 2
2 2
2 2
2 2
2 2
2 2
2 2
6.4 Afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater, nieuwbouw en bestaande boE 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
6.5 Tijdig vaststellen van brand, nieuwbouw en bestaande bouw C 2 3 2 3 2 3 3 2 2 2 3 2 2 2 2 2 6.6 Vluchten bij brand, nieuwbouw en bestaande bouw C 2 3 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
6.7 Bestrijden van brand, nieuwbouw en bestaande bouw
6.8 Bereikbaarheid van hulpverleningdiensten, nieuwbouw en bestaande bouw
C
C
2
2
2
3
2
2
3
3
2
2
3
3
3
3
2
2
2
2
2
2
2
2
3
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
6.9 Aanvullende regels tunnelveiligheid, nieuwbouw en bestaande bouw A 3 6.10 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten nieuwbouw en bestaande
6.11 Tegengaan van veel voorkomende criminaliteit, nieuwbouw en bestaande bouA
buwA 2
3
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
6.12 Veilig onderhoud van gebouwen, nieuwbouw A 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Hoofdstuk 7 - Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen Afdeling Omschrijving 7.1 Voorkomen van brandgevaar en ontwikkeling van brand, nieuwbouw en
bestaande bouw
C
3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
7.2 Veilig vluchten bij brand, nieuwbouw en bestaande bouw C 1 3 2 3 2 3 3 2 2 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2
7.3 Overige bepalingen veilig en gezond gebruik, nieuwbouw en bestaande bouw A 1 2 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
Hoofdstuk 8 - Bouw en sloopwerkzaamheden Afdeling Omschrijving 8.1 Het voorkomen van onveilige situaties en het beperken van hinder tijdens het
uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden
A
1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
8.2 Afvalscheiding A 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
Hoofdstuk 9 - Overgans- en slotbepalingen Afdeling Omschrijving 9.1 Algemeen overgangsrecht 9.2 Specifiek overgangsrecht A 2 1 1 1 1 2 1 1 1 1 9.3 Intrekking regelgeving 9.4 Inwerkingtreding
9.5 Citeertitel
1
LANDELIJKE TOETSMATRIX BOUWBESLUIT 2012 (LTB 2012) TOELICHTING
1 De LTB 2012: wat is dat?
Deze matrix kent kolommen voor alle hoofdgebruiksfuncties, die het Bouwbesluit kent en
voor enkele sub-gebruiksfuncties, die bijzondere aandacht verdienen of zouden kunnen
verdienen, zoals kinderdagverblijven. Elke afdeling in het Bouwbesluit heeft in de matrix
een rij. Voor zover van toepassing vermeldt elke cel een score voor het landelijk
vastgestelde toetsniveau: een 1, 2, 3 of 4. Deze niveaus worden in deze toelichting stuk
voor stuk gedefinieerd en nader toegelicht.
2 Aanleidingen om deze matrix op te stellen
De Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 is als opvolger van de CKB1)-matrix in de
eerste plaats opgesteld, omdat per 1 april 2012 het Bouwbesluit 2012 van kracht is met
op onderdelen een andere indeling dan het Bouwbesluit 2003 kende. Ook de input vanuit
de gebruikers van het in 2010 gestopte Toetsprotocol CKB online en de opvolger daarvan
BRIStoets plus voortschrijdend inzicht bij de Vereniging BWT Nederland en bij BRIS (als
eigenaar van BRIStoets) zijn aanleiding om de matrix uit 2002, die in 2006 licht is
aangepast, eens goed tegen het licht te houden. Daartoe is door de VBWTN opdracht
gegeven aan BRIS, die hierbij Nieman Raadgevend Ingenieurs heeft ingeschakeld.
3 Waartoe dient de matrix?
1 Weliswaar in minder dwingende mate dan voorheen in de CKBmethodiek,
is de matrix nog steeds een sturingsinstrument in BRIStoets, de applicatie die
begin 2011 werd gelanceerd en waarmee bouwplannen kunnen worden getoetst aan het
Bouwbesluit of beter gezegd: waarin de bevindingen die de toetser verkrijgt conform het
aangegeven toetsniveau kunnen worden vastgelegd.
2 De kwaliteitscriteria voor de uitvoering van Wabo vergen dat
uitvoeringsorganen werken met een toetsprotocol en een toezichtprotocol. Essentieel
element in zulke protocollen is dat weloverwogen en herleidbaar wordt aangegeven welk
aspect welke aandacht verdient. De matrix is daarbij onmisbaar, bij voorkeur gebaseerd
op een risicoanalyse. De landelijke matrix kan daarvoor worden gebruikt. Hogere scores
kleuren dan groen en lagere rood. (zie bijlage)
3 De matrix wordt ook opgenomen in de BN 50192 voor het gecertificeerd
toetsen van bouwplannen en geeft daarin het landelijke minimum niveau aan. Als een
gecertificeerde toetser toetst in opdracht van een bevoegd gezag kan dit opdracht
verlenen conform de eigen matrix, de landelijke matrix of het voor gecertificeerde
toetsers gebruikelijke hogere niveau. Als de opdracht wordt uitgevoerd voor een
aanvrager van een omgevingsvergunning wordt niet lager getoetst dan op niveau 3.
4 Toetsniveaus en vakkennis
Het op verantwoorde wijze toetsen van een bouwplan is een vak, dat specifieke kennis
en ervaring vergt. Een ervaren en goed opgeleide toetser kan bij veel toetsaspecten op
een lager toetsniveau conclusies trekken over het wel of niet voldoen aan het
Bouwbesluit dan iemand die het vak nog moet leren. De scores in de matrix zijn
afgestemd op een toetser die voldoende is opgeleid, maar geen specialist is en niet kan
bogen op jarenlange ervaring. Zowel toetsende en vergunningverlenende
overheidsorganen als gecertificeerde bureaus dienen in hun eigen beleids- of
managementinformatie aan te geven in hoeverre ervaren toetsers en specialisten kunnen
afwijken van de matrix. Naast de feitelijke toetsing spelen daarbij ook een rol de
communicatie met de aanvrager of opdrachtgever en de ‘bewijslast’ in het geval het
bouwplan niet in overeenstemming is met het Bouwbesluit. Om deze reden zal
1 CKB = Collectieve Kwaliteitsnormering Bouwvergunningen, de inhoudelijke onderlegger van het Toetsprotocol CKB Online, begin 2011 opgevolgd door BRIStoets.
2 BN 5019 = BeoordelingsNorm 5019, voorheen BRL = BeoordelingsRichtLijn.
2 bijvoorbeeld voor gelijkwaardige oplossingen (artikel 1.3) altijd – dus zowel privaat als
publiek, ervaren of onervaren, specialistisch of generiek – moeten worden getoetst op
het hoogste niveau: 4.
Het feitelijke toetsproces voltrekt zich stapsgewijs. Zoals blijkt uit de hierna volgende
definities, begint elke toets met niveau 1 om vast te stellen of alle voor de inhoudelijke
beoordeling noodzakelijke gegevens ook daadwerkelijk zijn ingediend en zo nodig
aanvullende gegevens op te vragen. Dit is meer dan een administratieve handeling.
Toetsen op niveau 1 vergt een algemene beoordeling van het betreffende plan en een
globale inschatting van de risico’s van het bouwwerk als zodanig en in relatie tot de
directe omgeving. De Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) geeft een limitatieve
opsomming van alle relevante indieningsbescheiden, maar van de toetser mag worden
verwacht dat deze hier niet formalistisch maar professioneel mee omgaat. Met andere
woorden: de focus moet liggen op de gegevens die nodig zijn om het bouwplan adequaat
te kunnen beoordelen. De matrix is naast de professionaliteit van de toetser en diens
risico-inschatting mede richtinggevend om het begrip ‘adequaat’ invulling te geven.
Als de matrix aangeeft dat met toetsen op niveau 1 kan worden volstaan, gaat de
ervaren toetser aan de zijde van het bevoegd gezag alleen verder als de stukken en / of
de risicoanalyse daartoe aanleiding geven. Met andere woorden: als het vermoeden
bestaat dat de informatie onjuist is en dat alleen door diepgaander te toetsen kan
worden vastgesteld. Ervaren en onervaren toetsers zullen bij aspecten waarvoor de
matrix hogere niveaus dan 1 aangeeft allen ook de toets op niveau 2 uitvoeren en al naar
gelang de matrix en het interne beleid dit van hen vragen, ook op niveau 3 of 4. Ook
daarbij geldt steeds de onderstreepte frase hierboven. In geval van weigering vergt de
inhoudelijke onderbouwing daarvan uiteraard ook een grondige toetsing.
5 De definities van toetsniveaus
Niveau 0
Niveau 0 is het niet beoordelen of aan een voorschrift wordt voldaan.
Het niet beoordelen komt in de landelijke toetsmatrix niet voor. Zie ook de toelichting op
niveau 1. Niveau 0 is vanwege het bevoegd gezag alleen van toepassing binnen het
kader van experimenten, zoals in Almere zijn toegestaan onder de Crisis- en herstelwet.
Of op aanvragen waarvoor een gecertificeerde toetsing op basis van BN 5019 heeft
plaatsgevonden en de rapportage daarvan is aangeleverd bij de aanvraag. Dit geldt
alleen voor aanvragen waarbij alle scopes onder de vigeur van de BN 5019 zijn getoetst.
Niveau 1
Uitgangspuntentoets (Bevatten de stukken voldoende informatie over de
uitgangspunten?) Gecontroleerd wordt of de globale uitgangspunten op de stukken, die
zijn aangeleverd om het desbetreffende aspect te kunnen toetsen, in voldoende mate en
in samenhang zijn weergeven.
Niveau 1 geeft in beginsel minimale invulling aan de taak van de toetsende instantie3).
Niveau 1 kan worden toegepast op voorschriften waarvan de kans dat niet wordt voldaan
zeer gering is en de gevolgen indien niet wordt voldaan eveneens zeer gering zijn, met
andere woorden: als het risico (= kans x effect!) gering wordt geacht. In Bouwbesluit
2012 is het aantal voorschriften met 30% terug gebracht en de resterende voorschriften
zijn derhalve in principe dermate relevant, dat het toekennen van niveau 1 in de matrix
alleen nog uitzonderingen betreft. Indien relevante gegevens niet aanwezig zijn en het
3 Niveau 1 kwam ook in de vroegere CKB-matrix veelvuldig voor. Die is tot stand gekomen met steun van het rijk en met uitdrukkelijke instemming van de VROM-inspectie. Voorts is van belang een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (LJN:BP2082, nr. 201005387/1/H1) d.d. 26 januari 2011, waarin deze concludeert dat een vergunning niet kan worden verleend, indien van een bepaald aspect (in dat geval de constructie) gegevens ontbreken. Deze uitspraak van de Afdeling impliceert dat toetsen op niveau 1 eveneens mogelijk is.
3 bevoegd gezag niet om aanvulling heeft gevraagd, dan kan de vergunning hier niet meer
op worden aangehouden/geweigerd.
Feitelijk is niveau 1 niet meer dan het beoordelen of alle stukken beschikbaar zijn die
conform de Mor nodig zijn om de aanvraag (voor een bouwactiviteit) inhoudelijk te
kunnen behandelen, voorheen aangeduid als de ontvankelijkheidstoets conform het Biab.
De technische mogelijkheid in de eigen matrix onderdelen op niveau 0 (nul) toe te
kennen is alleen bedoeld voor bouwplannen die weliswaar privaat gecertificeerd zijn
getoetst, maar volledigheidshalve wel administratief worden ingevoerd. Als een bevoegd
gezag niveau 0 ook zou toepassen voor de eigen toetsing geeft het daarmee feitelijk aan
ook de ontvankelijkheid van de aanvraag niet meer te beoordelen. Dat is weliswaar heel
transparant, maar in strijd met de wet.
Niveau 2
Visueel toetsen (Kloppen de uitgangspunten en lijken de uitkomsten aannemelijk)
Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken die zijn aangeleverd om het
betreffende aspect te kunnen toetsen in de juiste vorm zijn, waarbij van ieder te toetsen
aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten aannemelijk
zijn.
Niveau 2 is inhoudelijk het basisniveau binnen de matrix. Het is mogelijk om op basis van
een aannemelijke uitkomst een vergunning te verlenen, nadere gegevens te vragen of
een aanvullende buitencontrole voor te schrijven. Een vergunning weigeren op basis van
een niet aannemelijke uitkomst zal vrijwel altijd in strijd zijn met het
zorgvuldigheidsbeginsel. Indien een uitkomst niet aannemelijk is, zal de berekening altijd
gecontroleerd/nagerekend moeten worden of kan middels een verzoek om aanvullingen
meer duidelijkheid verschaft worden.
Niveau 3
Representatief toetsen (Controle van de maatgevende onderdelen) Gecontroleerd wordt
of de uitgangspunten op de aangeleverde stukken om het betreffende aspect te kunnen
toetsen in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de
uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten aannemelijk zijn. De maatgevende
berekeningen worden gecontroleerd dan wel nagerekend.
Niveau 3 is het niveau van toetsen voor voorschriften met betrekking tot veiligheid en
gezondheid, met name van kwetsbare groepen. Niveau 3 is eveneens geadviseerd voor
voorschriften die gesteld zijn in het algemeen belang. Het bepalen van wat de
belangrijkste berekeningen zijn blijft een taak van de toetser. Hiervoor is geen
eenduidige instructie te geven. Welke aspecten moeten worden nagerekend wordt
bepaald op basis van de resultaten van de visuele toets.
Niveau 4
Volledig toetsen (Alles in samenhang controleren) Gecontroleerd wordt of de
uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen
toetsen, in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de
uitgangspunten juist zijn en worden de uitkomsten gecontroleerd/nagerekend.
Niveau 4 komt in de matrix alleen voor met betrekking tot toepassing van gelijkwaardige
oplossingen (art. 1.3 van Bouwbesluit 2012). In de praktijk zal toetsen op niveau 4
voorkomen wanneer de kwaliteit van de aanvraag dan wel de veronderstelde
weigeringsgrond aanleiding geeft tot het zwaarder toetsen dan volgt uit de matrix.
Niveau 4 is uiteraard zeer geschikt om bepaalde al dan niet tijdelijke of gebiedsgewijze
speerpunten binnen het gemeentelijk beleid extra invulling te geven.
De verschillende toetsniveaus zijn vooral gedefinieerd met betrekking tot voorschriften
4 waaraan een berekening aan ten grondslag ligt. In het geval van eenvoudige
voorschriften zoals de aanwezigheid van een buitenruimte is een onderscheid tussen
niveau 2, 3 en 4 nauwelijks te maken.
In de toetsniveaus wordt aangegeven dat vanaf niveau 2 wordt beoordeeld of een
uitkomst aannemelijk is. De waarde van de inschatting of iets aannemelijk is, is sterk
afhankelijk van de kennis en ervaring van de toetser. Het is aan het bevoegd gezag of de
certificaathouder om vast te stellen of een toetser voldoende kennis en ervaring heeft om
op niveau 2 te toetsen (zie paragraaf 4 van deze toelichting). Bij toetsing onder
certificaat dient de toetsrapportage altijd aan te geven wat het daadwerkelijk toegepaste
niveau van toetsing per aspect per (hoofd)gebruiksfunctie is.
6 De relatie tussen LTB en private toetsing
Als een gemeente opdracht geeft aan een privaat bureau om ingekomen bouwplannen te
toetsen ten behoeve van de vergunningverlening gebeurt dat in het algemeen vanwege
het geheel of gedeeltelijk ontbreken van eigen inhoudelijke capaciteit voor deze taak. In
de opdracht hoort de gemeente aan te geven wat het vereiste minimale toetsniveau is.
De LTB neemt in de BN 5019 de plaats in van de vroegere CKB-matrix. De meerwaarde
van het toetsen onder certificaat zit voor een belangrijk deel in de ‘garantie’ dat toetsing
aan het Bouwbesluit op een verantwoord niveau plaatsvindt. Zowel de opdrachtgever
voor de gecertificeerde toets als het bevoegd gezag, dat de vergunning verleent, moet
daarvan op aankunnen. In de te overleggen toetsrapportage moet de daadwerkelijk
gehanteerde matrix worden opgenomen. De op de website van de Vereniging BWT
Nederland beschikbaar te stellen interactieve matrix kan daarvoor worden gebruikt door
deze aan te passen aan de hand van de instructie in de bijlage van deze toelichting en de
kolommen A, B, C, D plus die van de op het bouwwerk van toepassing zijnde hoofd- en
sub-gebruiksfuncties naar de toetsrapportage te kopieëren.
7 De totstandkoming van de LTB 2012
Deze nieuwe Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (LTB 2012) is tot stand gekomen
via een opdracht van de eigenaar – de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland –
aan BRIS, die bij de uitvoering hiervan Nieman Raadgevend Ingenieurs heeft
ingeschakeld. Het tussenresultaat hiervan is voorgelegd aan een gebruikersgroep tijdens
een bijeenkomst op 30 november 2011. Deelnemers waren ervaren plantoetsers uit
diverse gemeenten uit alle delen van het land en betrokkenen bij de BN5019. Deels zijn
zij hiertoe gericht uitgenodigd door de VBWTN, deels hebben zij gereageerd op een
oproep daartoe op de website www.bwtinfo.nl. In deze bijeenkomst zijn zowel de
toetsdefinities (zie paragraaf 5) als de matrix zelf uitvoerig besproken en op onderdelen
aangepast.
Het ministerie van BZK en de (voormalige) VROM-Inspectie zijn niet betrokken geweest
bij de totstandkoming van de matrix. Wel is overleg gevoerd inzake de toepassing van
het toetsniveau 'nul', wat niet past binnen de wettelijke taak van het bevoegd gezag. Bij
afdelingen die betrekking op de brandveiligheid is het aan de NVBR4 gevraagde advies
verwerkt. Anders dan bij de start van het CKB-project in 2001/2002 zien de VBWTN zelf
en de verschillende gebruikerscategorieën het als een eigen verantwoordelijkheid van
publieke en private toetsers om op basis van hun eigen professionaliteit tot afspraken te
komen. De LTB 2012 en deze toelichting zijn daarvan het resultaat.
De input voor het aan de bijeenkomst d.d. 30-11-2011 voorgelegde voorstel voor de
matrix kan als volgt worden omschreven:
Algemeen:
4 Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding
5 Daar waar mogelijk is het niveau uit de vroegere CKB-matrix overgenomen
Artikel 1.3:
Gelijkwaardigheid heeft nu een plaats gekregen in de matrix, uiteraard op niveau 4. In
de BN 5019 geldt dit voor alle technisch-inhoudelijke scopes: A, B, C, D, E en I5.
Afdeling 3.8:
Vanwege de toename van verwarming door ‘biomassa’ is voor de beoordeling van het
voldoen aan de voorschriften voor rookgasafvoer het niveau in de matrix over de gehele
linie verhoogd van 2 naar 3.
Afdeling 3.9:
Voor nieuwbouw is vanwege de minimale verkrijgbaarheid van asbest- of
formaldehydehoudende
materialen het niveau in de matrix verlaagd naar 1.
Afdeling 3.11:
Vanwege de nieuwe bepalingsmethode voor daglichttoetreding is het niveau bij enkele
relevante (hoofd-)gebruiksfunctie tijdelijk één stap verhoogd naar 2 of 3; na een
gewenningsperiode kan dit niveau wellicht na twee jaar weer worden verlaagd;
Hoofdstuk 5:
Aan energiezuinigheid en milieu is over de volle breedte (voor zover van toepassing) een
hoger niveau, te weten 3, toegekend omdat dit in overeenstemming is met de
beleidsmatige prioriteit die zowel de rijksoverheid als tal van gemeenten en provincies
hieraan toekennen
Afdelingen 6.1, 6.3, 6.5, 6.6, 6.7 en 6.8:
Vanwege de risico’s voor veiligheid en gezondheid is voor enkele basale installaties
(verlichting, waterleiding, brand-/rookdetectie, ontruiming, blusmiddelen, bereikbaarheid
hulp) het niveau verhoogd naar 2 en soms naar 3, ook al is bekend dat dit niet in
overeenstemming is met de praktijk bij veel gemeenten als gevolg van onder meer
gebrek aan deskundige capaciteit.
In de bijeenkomst d.d. 30-11-2011 zelf zijn de wijzigingsvoorstellen uitvoerig besproken
en akkoord bevonden. De aanwezigen hebben ter vergadering of naderhand nog enkele
wijzigingen toegevoegd:
Afdeling 2.1 en 2.2:
Hiervoor raden wij nadrukkelijk aan deze niveaus door het bevoegd gezag te laten
vaststellen, echter in samenhang met het door de gemeente Utrecht en het COBc6
ontwikkelde constructieprotocol. Dit vanwege het weinige houvast dat het Bouwbesluit
inhoudelijk biedt op dit aspect en vanwege de veelheid aan constructieve mogelijkheden
en omstandigheden, die om meer maatwerk vragen dan deze matrix kan bieden.
Afdelingen 2.8 t/m 2.16 en 7.1 t/m 7.3:
De niveaus zijn overgenomen uit de CKB-matrix. Deze worden ook door de NVBR
gesteund. Afdelingen 2.16 – vanwege de relevante risico’s bij resp. het
plasbrandaandachtsgebied – en 7.2 – althans bij logies, cel, gezondheidszorg en
kinderopvang – hebben een hoger niveau gekregen: 3.
Afdeling 3.7 (woongebouwen):
Omdat de spuivoorziening bij woongebouwen in het algemeen visueel is te toetsen is het
niveau verlaagd van 3 naar 2.
Afdeling 6.12 (veilig onderhoud):
Voor deze afdeling is een laag niveau voorzien, maar omdat dit een nieuw toetsaspect is
per 1 juli 2012 wordt het niveau met het oog op de gewenning tijdelijk op 2 gesteld.
Afdeling 9.2:
Daar waar dit van toepassing is zijn vanwege het overgangsrecht voor stallingsruimten
voor fietsen de scores uit de CKB-matrix overgenomen. Dit overgangsrecht loopt nog tot
1-4-2017.
5 A=Algemeen bouwkundig, B=Constructief, C=Brandveiligheid, D=Bouwfysica, E=Installaties, (G=Coördinator) en I=Kleine veel voorkomende bouwwerken. 6 Centraal Overleg Bouwconstructies, onderdeel van de VBWTN
6 Op 17 december 2011 zijn de niveaudefinities en de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit
2012 vastgesteld door het bestuur van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht
Nederland conform het advies van de deelnemers aan de bijeenkomst op 30 november
2011. Het bestuur heeft opdracht gegeven tot publicatie van beide ingebed in een
toelichting van de VBWTN zelf. Daartoe dient dit document. Publicatie vindt plaats via de
website van de vereniging.
8 Beschikbaarheid en rechten
LTB 2012 en toelichting worden per 1 januari 2012 aangeboden aan BRIS ter opname in
het digitale toetsprotocol BRIStoets en aan het Gezamenlijk College van Deskundigen
(GCvD) van de BN5019 ter vervanging van de CKB-matrix. De matrix kan door iedereen
vrij worden gebruikt echter steeds onder verwijzing naar deze toelichting met
niveaudefinities en bronvermelding van de eigenaar: de Vereniging Bouw- en
Woningtoezicht Nederland (VBWTN) en verificatie van de actuele versie. Het is
zonder uitdrukkelijke toestemming van het bestuur van de VBWTN NIET TOEGESTAAN
daarbij het logo van de VBWTN te plaatsen of anderszins de indruk te wekken, dat het
betreffende product of applicatie op enigerlei wijze door de VBWTN is ‘goedgekeurd’ of
wordt gesteund. De matrix is met inbegrip van de toelichting een hulpmiddel voor
toepassing door de toetsers van bouwplannen, echter geheel onder hun eigen
verantwoordelijkheid.
Als gebruikers zien wij in de eerste plaats:
- gemeenten, provincies, regionale uitvoeringsdiensten etc. die in het kader van hun
bouwbeleidsplan en/of met het oog op de kwaliteitscriteria voor de uitvoering van de
Wabo een toetsprotocol en derhalve een matrix nodig hebben;
- andere leveranciers van digitale toetsprotocollen voor commercieel gebruik, die de
matrix in hun product willen opnemen;
- private, al dan niet gecertificeerde toetsers die de matrix voor eigen gebruik willen
toepassen en eventueel aanpassen.
9 Beheer en doorontwikkeling
BRIS als leverancier van BRIStoets (met bijbehorend gebruikersoverleg) en het GCvD
van de BN5019 zijn naast de eigen communicatiemiddelen van de VBWTN zoals de
websites, het maandblad Bouwregels in de Praktijk (uitg. Sdu), e-mailverkeer en
bijeenkomsten, de belangrijkste informatiebronnen over de behoefte aan aanpassingen
en de respons daarop. Daarnaast kunnen natuurlijk komende wijzigingen van het
Bouwbesluit aanleiding vormen tot aanpassingen van de matrix en de toelichting.
Versiebeheer: op de websites van de VBWTN en van BRIS zal steeds vanaf de daarvoor
geldende invoeringsdatum de meest actuele versie beschikbaar zijn, herkenbaar aan de
aanduiding LTB2012 gevolgd door de datum van invoering. De eerste versie draagt
derhalve de aanduiding:
LTB2012 (01-01-2012) .
Deze datum is drie maanden voor de invoering van het Bouwbesluit 2012. Voor
publiekrechtelijk gebruik zal de versie die op 1 april 2012 actueel is worden ingebouwd in
de daarvoor bedoelde versie van BRIStoets (en eventuele andere protocollen). Dat zal
waarschijnlijk bovengenoemde versie zijn, tenzij deze tussen de steldatum 18 januari
2012 en de invoeringsdatum van Bb 2012 nog wordt gewijzigd.
De huidige matrix ziet voornamelijk op nieuwbouw, tenzij de betreffende afdeling ook
van toepassing is op bestaande bouw zoals per afdeling wordt vermeld (zie bijvoorbeeld
het verschil tussen 2.14 en 6.1). De VBWTN en BRIS overwegen afzonderlijke matrices
te ontwikkelen voor Verbouw en voor Tijdelijke bouw. Via de genoemde
communicatiemiddelen zullen de potentiële gebruikers van deze protocollen worden
geïnformeerd.
BIJLAGE 3 SANCTIE BELEID MARKTEN GEMEENTE HUIZEN 2013
Top Related