Download - Usabilityweb magazine nr. 3

Transcript
Page 1: Usabilityweb magazine nr. 3

MagazineNummer 3, 2007 ISSN: 1871-6393

Over Usabilityweb Magazine

Je kunt je aanmelden voor het Usabilityweb Magazine door een e-mail te sturen naar [email protected]. Dit geldt voor zowel de ontvangers van het magazine als voor gastauteurs die graag een bijdrage willen leveren aan dit initiatief.

2 DehegemonievandeAmerikanen!Stefan Wobben

4 ABTestingMarleen Nagengast

8 Hoezoaandachtvooropmaakbije‑mailnieuwsbrieven?Hans Jacob de Gier

13 DehomepagevanmorgenLeonard Verhoef

17 MicroformatsJohannes la Poutre

Page 2: Usabilityweb magazine nr. 3

2 Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

De hegemonie van de Amerikanen!

Jaarlijks stelt het World Economic Forum de Networked Readiness Index (NRI) samen. Dit is een rangorde van landen met de grootste technologische vooruitgang. Er wordt dan gekeken naar ICT-infrastruc-tuur, algemene kennis en vaardigheden en gebruik van ICT-toepassingen.

De top tien wordt gedomineerd door West-Europese landen. Denemarken en Zweden staan aan kop en Noorwegen is de hekkensluiter. Nederland staat op num-mer zes, net een plaatsje boven de VS, die op nummer zeven staat. Nummer drie, Singapore, is samen met de VS het enige niet-Europese land.

De ICT-randvoorwaarden zijn in West-Europa dus goed op orde. Waarom zijn er dan zo weinig internetdoorbraken uit Europa afkomstig?

Als we kijken naar de top tien van meest bezochte websites door Nederlanders, dan zien we dat deze vooral gedomineerd wordt door Amerikaanse giganten als Google, Microsoft, Yahoo, Wikipedia en YouTube. Pas op nummer zes komen we de eerste Nederlandse website tegen: Hyves.nl. De volgende twee Nederlandse websites staan op respectievelijk plaats negen en tien. Dit zijn Marktplaats.nl en NU.nl. Bij de andere Europese landen van de NRI is dit niet veel anders en zien we een vergelijkbaar beeld. Second Life, Firefox, Amazon.com, LinkedIn, Flickr, MySpace, het zijn allemaal Amerikaanse innovaties. Is het louter toeval of bestaat er een logische verklaring?

Laat ik eens kijken naar de inwonersaan-tallen. Hieruit blijkt dat de VS ongeveer drie keer zoveel inwoners heeft als alle andere Europese landen van de top tien samen. Omdat er meer inwoners zijn, zullen er ook meer internetinitiatieven worden ontplooid en hoe meer initiatieven er worden ontplooid des te groter de kans dat iets doorbreekt. Dit is ongetwijfeld van invloed maar voor mij onvoldoende verklaring voor de hegemonie van de VS.

Je kunt ook kijken naar de ontstaans-geschiedenis van de succesverhalen. Veel van deze initiatieven zijn begonnen voor de millenniumwisseling. Als we naar de NRI-index van deze periode kijken, dan zien we dat de VS jarenlang op nummer één stond. Dat zou een verklaring kunnen zijn. In 1999 bezat Nederland echter wel al de negende plaats en de Scandinavische

Column

Top tien NRI 2006–2007

1 Denemarken

2 Zweden

3 Singapore

4 Finland

5 Zwitserland

6 Nederland

7 Verenigde Staten

8 IJsland

9 Verenigd Koninkrijk

10 Noorwegen

Page 3: Usabilityweb magazine nr. 3

3Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

landen deden het ook al bovengemiddeld goed. Dat verklaart dus ook onvoldoende waarom een YouTube niet Zweeds is.

Heeft het dan te maken met het onder-nemersklimaat? Volgens het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) zijn er grote verschillen: “Opvallend is dat het starten van een eigen bedrijf in Amerika zo gewoon wordt gevonden. On-derwijs, cultuur, kapitaalmarkt en andere instituties vormen er een ‘virtuous circle’.” In Finland doen ze iets soortgelijks, het Finse model, heet het daar. Onderzoek, ontwikkeling en opleidingen streven al-lemaal naar technologische innovaties en er is een intensieve samenwerking met het bedrijfsleven. Wellicht een verklaring voor het succes van Nokia?

Met alleen randvoorwaarden heb je echter nog geen succes. Om te slagen op de mondiale markt moet je uitvoering perfect zijn. Op het internet heeft de consument de macht. Je website moet dus naadloos aansluiten bij de behoeften en wensen van je klanten. Klantgerichtheid is een trucje dat ze in de VS erg goed beheersen. De vanzelfsprekendheid waarmee methoden van user-centered design worden toe-gepast, geeft de Amerikanen een grote voorsprong. In Nederland moet je nog uitleggen dat je eerst persona wilt maken. In de VS daarentegen moet je uitleggen dat je géén persona gaat maken.

Deze continue focus op de eindgebruiker maakt een wereld van verschil. En dát is, denk ik, een van de belangrijkste verkla-ringen van de hegemonie van Amerikaan-se websites.

Stefan [email protected]

YouTube (youtube.com)

Second Life (secondlife.com)

Hyves (www.hyves.nl)

Page 4: Usabilityweb magazine nr. 3

� Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

A/B TestingDeterm‘A/Btesting’hoorjesteedsvakerindewerelddie‘internet’heet.MaarwatisA/Btestingeigenlijkprecies?Ishetgewooneenpopulairbegrip,eenhype?Ofisheteenonderzoeksmethodedieeensubstantiëlebijdragekanleverenaanhetverbeterenvanwebsites?Demeningenhieroverzijnverdeeld.Omeenoordeeltekunnenvormen,ishetechtervanbelangomeersttewetentekomenwatA/Btestingisenhoehetprecieswerkt.

Wat is A/B testing?

Bij deze methode worden bezoekers van een website willekeurig opgedeeld in twee groepen, groep A en groep B. Deze bezoe-kers merken zelf niks van deze opdeling, ze zijn zich er dan ook niet van bewust dat ze meedoen aan een onderzoek. Dit is een groot voordeel van deze testmethode. Bij A/B testing heeft de onderzoeker dus ook geen invloed op het gedrag van de bezoekers. De onderzoeker kent de bezoekers niet. Dit al-les komt de betrouwbaarheid van het on-derzoek ten goede. A/B-tests meten het daadwerkelijke gedrag van bezoekers.

Bij elke bezoeker wordt opgeslagen in welke groep hij of zij zit. Een terugkerende bezoe-ker zal daardoor telkens in dezelfde groep terechtkomen.

Elke groep krijgt een andere versie van een webpagina te zien. Deze twee versies verschillen op slechts één punt van elkaar, bijvoorbeeld het kleurgebruik of de tekst-grootte. Soms is versie A het huidige design en ziet het grootste deel van de bezoekers deze versie. Versie B is dan een meer uit-dagende versie die slechts aan een kleine groep wordt getoond totdat het zijn waarde bewezen heeft [1].

Bij beide versies wordt dezelfde actie geme-ten, bijvoorbeeld het aanvragen van infor-matie of het aanmelden voor een nieuws-brief. Er wordt zo getest bij welke versie de actie het meest succesvol is. Op deze ma-nier worden de effecten van design in kaart gebracht. A/B testing speelt dan ook voor-namelijk een controlerende rol tijdens het verbeterproces van een website.

Werkwijze

Bij het toepassen van een A/B-test kan de volgende werkwijze worden toegepast.

Fase 1: doelstellingHier geldt de tegelwijsheid “meten is weten”. Meet eerst bijvoorbeeld alle bezoekers, be-zoeken en pageviews. Zoek vervolgens naar verbeterpunten en formuleer deze als een meetbaar doel.

Voorbeeld: 2% van alle bezoeken moet lei-den tot de verkoop van een product.

Dit voorbeeld is gebaseerd op een populair doel: omzetverhoging. Deze twee procent zal dan wel een stijging moeten zijn ten op-zicht van de huidige verkoopaantallen. Deze huidige verkoopaantallen moeten daarom wel eerst in kaart zijn gebracht.

Goede testmethode of hype?

Page 5: Usabilityweb magazine nr. 3

�Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

Fase 2: verbeterpuntenMet de nieuw geformuleerde doelstelling in het achterhoofd worden op basis van be-staande richtlijnen, de kennis en ervaring van usabilityexperts of de uitkomsten van een gebruikerstest aannames gemaakt over de manier waarop de doelstelling bereikt kan worden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van verschillende publicaties zoals Handboek Website Usability [2], Website-usability [3] en de Research-Based Web De-sign & Usability Guidelines [�]. In dit laatste document staan meer dan 200 richtlijnen omtrent gebruiksvriendelijkheid.

Voorbeeld:

Aanname: “Bezoekers kopen zo weinig omdat ze de bestelknop, die telkens op een andere plek staat, niet kunnen vinden.”

Richtlijn: “Plaats belangrijke items consi-stent.”

Fase 3: uitvoerenEen webdesigner krijgt vervolgens de taak om de website te verbeteren aan de hand van één aanname. Meer dan één aanname gebruiken voor het aanpassen van een de-sign is ook toegestaan, maar besef dan wel dat het effect per aanname niet meetbaar is.

Vervolgens is het wachten op onderzoeks-resultaten. Het is aan te raden om minimaal twee weken te wachten. Vergelijk vervol-gens de onderzoeksresultaten per week. Als deze ongeveer gelijk zijn kan deze fase worden afgesloten. Als er duidelijke ver-schillen merkbaar zijn, wacht dan nog eens twee weken, net zolang totdat er twee even lange periodes zijn met gelijke onderzoeks-resultaten.

Fase 4: evaluatieNa het onderzoek wordt gekeken of de nieuwe doelstelling is behaald. Dit is echter niet voldoende. Kijk ook naar statistieken van zoveel mogelijk andere aspecten van de website.

Voorbeeld: Het opvallender tonen van het offerteaanvraagformulier heeft geleid tot meer aanvragen. De doelstelling is be-haald. Maar als dit betekent dat er minder producten zijn verkocht (zonder eerst een offerte aan te vragen) dan hoeft er geen sprake te zijn van een verbetering.

Nu is beschreven wat A/B testing is en hoe het uitgevoerd kan worden, is het leuk om eens te kijken naar een voorbeeld uit de praktijk.

Usabilityweb

Erik Nijland heeft voor zijn afstudeeronder-zoek van de opleiding ‘Communicatiesyste-men: Multimedia & ontwikkeling’ onder an-dere een A/B-test uitgevoerd op de website www.usablityweb.nl.

Tijdens een kleine gebruikerstest met zes deelnemers kwam één punt herhaaldelijk naar voren, namelijk: “Het leest niet zo pret-tig.”

Er zijn vervolgens drie richtlijnen gevonden die invloed hebben op de leesbaarheid [�]:

• Limit the Number of Words and Senten-ces

• Optimize Display Density

• Use Moderate White Space

De eerste richtlijn stelt dat een zin maximaal twintig woorden mag bevatten en elke pa-ragraaf maximaal zes zinnen. De content op usabilityweb voldeed al aan deze richtlijn.

De tweede en derde richtlijn beïnvloeden el-kaar. Het blok met content op usabilityweb bevatte te veel witruimte. Door deze grote witruimtes ontstaat er een lage dichtheid van content. Tekst met een lage dichtheid wordt minder snel gelezen.

Het doel is om bezoekers een “prettige lees-ervaring” te bezorgen.

Voor dit onderzoek zijn vier weken lang sta-tistieken verzameld. Er zijn twee betrouw-baarheidintervallen van twee weken gehan-teerd. De resultaten per interval zijn vrijwel gelijk (zie tabel 1), tijd heeft geen duidelijk meetbare invloed op de uitslag van dit on-derzoek.

De doelstelling om de leessnelheid te ver-hogen lijkt geslaagd (zie tabel 2). Pagina’s worden gemiddeld 2�6 seconden korter be-zocht. Dit lijkt op een stijging van de lees-snelheid van meer dan �0 procent.

Page 6: Usabilityweb magazine nr. 3

6 Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

Afbeelding 1: Boven versie A (de originele versie), onder versie B (fixed layout)

Page 7: Usabilityweb magazine nr. 3

7Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

Dat de leessnelheid is gestegen, is echter niet met zekerheid te concluderen. De enige zekerheid is het feit dat een bezoek aan een pagina gemiddeld korter van duur is. Het is niet duidelijk of de pagina’s ook daadwerke-lijk zijn gelezen.

Daarom is besloten om nog een gebrui-kerstest uit te voeren met dezelfde deelne-mers. Elke deelnemer heeft hetzelfde arti-kel gelezen. Drie personen kregen versie A voorgeschoteld, de andere drie versie B. Het verschil in leessnelheid bleek hier nog positiever uit te vallen in het voordeel van versie B. De tekst werd ruim 60 procent sneller gelezen.

Op basis van de resultaten van dit onder-zoek kan gesteld worden dat de verbetering is geslaagd: de leesbaarheid is verhoogd, bezoekers lezen sneller en ze ervaren dit als “prettig lezen”.

Conclusie

Om terug te komen op de vragen die in het begin van dit artikel werden gesteld. Is A/B testing gewoon een populair begrip, een hype? Of is het een onderzoeksmethode die een substantiële bijdrage kan leveren aan het verbeteren van websites? Het antwoord is volgens mij: “geen van beide.”

Tabel 1: resultaten A/B-test per interval

Periode: 19 mei 2006 tot en met 16 juni 2006Aantal seconden per pageview

Versie A 477Versie B 220Periode: 17 juni 2006 tot en met 4 juli 2006

Aantal seconden per pageviewVersie A 501Versie B 246

Tabel 2: resultaten A/B-test gehele testperiode

Periode: 19 mei 2006 tot en met 4 juli 2006Aantal seconden per pageview

Versie A 489Versie B 233

Ik denk dat gesteld kan worden dat A/B tes-ting niet alleen maar een hype is. Het is wel degelijk een methode die zinvolle resultaten kan opleveren (zie bovenstaand voorbeeld), zeker voor organisaties die structureel be-zig zijn met het verbeteren van hun website. Maar of het ook echt een methode is die een substantiële bijdrage levert? In combinatie met andere methoden waarschijnlijk wel.

De voorbereiding is bij A/B testing essen-tieel. Weet wat je precies wilt meten en ga niet lukraak de methode inzetten, om-dat je nou eenmaal wil testen. De doelen moeten duidelijk zijn! Kies een pagina en onderbouw deze keuze. De aanpassingen die getest worden, moeten gebaseerd zijn op gedegen onderzoek. Er kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van richtlijnen die reeds door anderen onderzocht zijn en die hun waarde hebben bewezen.

Met een gedegen voorbereiding kun je met A/B-tests inderdaad eenvoudig resultaten behalen. Realiseer je echter ook dat de me-thode niet zaligmakend is. Het is één van de vele mogelijkheden om de eindgebruiker als uitgangspunt te nemen bij het ontwikkelen en continu verbeteren van je website.

M arleen [email protected] Marleen Nagengast heeft eerst de oplei-ding Commerciële Economie afgerond aan de Hanzehogeschool in Groningen. Vervolgens heeft ze Communicatie- en In-formatiewetenschappen gestudeerd aan de RUG. Tijdens deze opleiding heeft ze in de redactiecommissie gezeten, waarvoor ze ook al enkele artikelen heeft geschre-ven. Sinds een half jaar is ze als Junior Projectmanager werkzaam bij Concept7 (www.concept7.nl).

Bronnen1. Putting A/B Testing in Its Place (Jakob

Nielsen’s Alertbox). http://www.useit.com/alertbox/20050815.html. (16 maart 2007)

2. Kassenaar, P. & Van Rijswijk, O. (2003). Handboek Website Usablity. ISBN 9039521018.

3. Van der Put, W. (2006). Website-usability. ISBN 9789043013048.

4. Research-Based Web Design & Usability Guidelines. http://www.usability.gov/pdfs/guidelines.html

Page 8: Usabilityweb magazine nr. 3

8 Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

Hoezo aandacht voor opmaak bij e‑mailnieuwsbrieven?Visuelestructuuraanduidersine‑mailnieuwsbrievenondersteunenhetscangedragvandelezer.Uitditonderzoeknaartweetekstueeldezelfde,maarvisueelverschillendenieuwsbrievenblijktdathetgebruikvanvisuelestructuuraanduidersduidelijkvaninvloedzijnophetscangedragvandelezer.

In de marketing- en communicatiepraktijk van verschillende MKB-bedrijven vindt het medium e-mail steeds beter zijn plaats. De mediumspecifieke eigenschappen van e-mail worden meer en meer gebruikt om diverse marketing- en communicatiedoel-stellingen te behalen.

Toch is e-mail, en specifiek e-mailmarke-ting, een relatieve nieuwkomer binnen dit vakgebied.

Onderzoek naar het medium staat dan ook nog in de kinderschoenen. Reden voor Mail to Mail en Concept7 om gezamenlijk de e-mailnieuwsbrief eens te onderwerpen aan een gebruikerstest.

Omdat steeds meer organisaties kiezen voor een volledig opgemaakte e-mailnieuwsbrief, hebben we het onderzoek toegespitst op het verschil in leesgedrag tussen een vol-ledig opgemaakte “HTML”-mailing en een niet-opgemaakte “platte” mailing. Natuur-lijk gebruikten we hierbij de eyetracker van Concept7.

E-mailmarketing: de achtergrond

Om alle misverstanden direct uit de weg te helpen; met e-mailmarketing hebben we het hier niet over de bekende spammailtjes, die

dagelijks ongetwijfeld ook in uw mailbox, terechtkomen. Met e-mailmarketing bedoe-len we hier organisaties die op basis van per-missie e-mail inzetten om te communiceren met hun doelgroepen. De ontvanger van de mailing heeft toestemming verleend aan de organisatie om hem periodiek via e-mail te informeren (opt-in) en behoudt te allen tijde de mogelijkheid om deze toestemming weer in te trekken (opt-out).

Onderzoek naar leesgedrag op internet

Het onderzoek gaat dus in op de vraag hoe e-mailnieuwsbrieven eigenlijk gelezen wor-den. Specifiek:

“ Wat is het verschil in leesgedrag tussen een opgemaakte “HTML”-mailing en een niet-opgemaakte “platte” mailing.”

Nu is er al veel onderzoek gedaan naar de manier waarop mensen teksten van inter-net lezen. De algemene opvatting is dat in-ternetgebruikers niet zozeer teksten lezen, maar meer scannen naar voor hen interes-sante woorden of zinnen (zie bijvoorbeeld Jakob Nielsen 1997).

Nu zijn deze onderzoeken voornamelijk gericht op het lezen van internetsites waar de gebruiker met een vooraf bepaald doel

Page 9: Usabilityweb magazine nr. 3

9Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

naar toe gaat. Men is bijvoorbeeld gericht op zoek naar bepaalde informatie of wil een product bestellen. Gebruiksvriendelijke websites ondersteunen dan ook dit zoekge-drag van de gebruiker. Door “structuuraan-duiders” zoals opmaakelementen, interne links, menustructuur en visualisatie te ge-bruiken, wordt de gebruiker “geholpen” bij het navigeren door de site.

E-mailnieuwsbrief vs. website

E-mailnieuwsbrieven missen in zekere mate dit vooraf bepaalde doel van de gebruiker. Daar waar een website actief en doelbewust bezocht wordt door de gebruiker, worden e-mailnieuwsbrieven aangeboden door de zendende partij.

Toch verwachten wij dat de lezer wel de-gelijk met een bepaald doel de nieuwsbrief leest. Hij zal immers opzoek gaan naar in-formatie die voor hem op dat moment inte-ressant kan zijn.

Wij verwachten dan ook dat ook e-mail-nieuwsbrieven gescand worden door de le-zer. Maar de vraag die dan rijst is of er ver-schil aan te wijzen is tussen het scangedrag binnen een opgemaakte “HTML”-mailing (waarbij de eerdergenoemde “structuuraan-duiders” gebruikt worden) en een “platte” mailing. Kortom, scannen nieuwsbrieflezers de nieuwsbrief alleen op woorden of wordt er actief gebruik gemaakt van structuur-

aanduiders om de nieuwsbrief te scannen (gelijk websites)?

Opzet onderzoek

Om dit verschil in leesgedrag te onderzoe-ken hebben we twaalf proefpersonen twee verschillende nieuwsbrieven laten lezen. De beide nieuwsbrieven waren qua structuur en inhoud precies hetzelfde en verschilden al-leen in de opmaak van elkaar. Nieuwsbrief A is de opgemaakte nieuwsbrief, nieuwsbrief B miste deze extra opmaak.

De eyetracker

De nieuwsbrieven werden gelezen achter een eyetracker. Dit is een computermonitor die precies de oogbewegingen van de proef-persoon volgt en opslaat. Op deze manier is het mogelijk om na afloop van het onderzoek de oogbewegingen te analyseren. Tevens genereert de eyetracker een zogenaamde heatmap waarin precies wordt aangegeven op welke plekken van de nieuwsbrief extra oogfixatie gemeten werd.

Resultaat: opmaak ondersteunt scangedrag lezer

Het verschil in het leesgedrag van nieuws-brief A en nieuwsbrief B is opmerkelijk te noemen. In de niet opgemaakte nieuwsbrief verliep de oogbeweging heel duidelijk van boven naar beneden. Er werd niet “gespron-gen” tussen tekstgedeelten of teruggekeerd

Fig 1. Bovenste gedeelte van de twee onderzochte nieuwsbrieven. De opgemaakte (nieuwsbrief A) en de niet opgemaakte (nieuwsbrief B)

Page 10: Usabilityweb magazine nr. 3

10 Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

naar eerder gelezen stukken. De tekst werd als één stuk gezien en ook als zodanig gele-zen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit natuurlijk niet betekent dat de gehele tekst gelezen werd.

Dit in contrast met de opgemaakte nieuws-brief. Hier was veel meer een scan patroon te herkennen. De afzonderlijke tekstitems werden als zodanig herkend en gebruikt. Het lijkt erop dat de lezer de structuuraan-duiders gebruikt om een eigen “pad” door de tekst te belopen.

Dit heeft verschillende gevolgen voor het lezen van de nieuwsbrief. Doordat de items meer als afzonderlijke delen gezien werden werd er meer geschakeld tussen de items en lag de oogfixatie heel duidelijk op de eerste paar zinnen en de kopjes van de verschillen-de items. Het lijkt of hier de keuze gemaakt werd of het stuk al dan niet interessant was. Tevens werd er regelmatig teruggekeerd naar eerder gelezen stukken. Opvallend hierbij was dat alle

lezers van de opgemaakte nieuwsbrief te-ruggingen naar het begin van de nieuwsbrief om nogmaals de inhoud van de nieuwsbrief te bekijken (weergegeven in het eerste tekst-item). Het lijkt alsof de inhoud nogmaals geëvalueerd werd op persoonlijke interes-se. Sommige van de lezers kozen er hierna voor om (al dan niet door middel van de interne links) terug te keren naar één van de (waarschijnlijk door hen als interessant gekenmerkte) tekstitems.

Dit scannende gedrag kwam niet naar voren in de niet opgemaakte nieuwsbrief, terwijl de tekst wel hetzelfde was. Hieronder ziet u twee voorbeelden van de oogfixatie (heat-maps) van zowel de opgemaakte als de niet opgemaakte nieuwsbrief.

Fixatie op kopjes en eerste paar zinnen binnen tekstitemAls we kijken naar de heatmaps zien we dat de opgemaakte nieuwsbrief een duidelijke fixatie heeft op de kopjes en de eerste zin-nen binnen de tekstitems. Deze fixatie is ook wel te herkennen binnen de niet opge-maakte nieuwsbrief maar in sterk mindere mate.

Fixatie op structuurTevens zien we in de heatmap van de opge-maakte nieuwsbrief een sterke fixatie op de menustructuur (weergegeven in het boven-

ste gedeelte van de nieuwsbrief ). Het lijkt alsof de gebruiker heel duidelijk opzoek is naar de structuur en daarmee de inhoud van de nieuwsbrief.

Geen fixatie op esthetische plaatjesDuidelijk is dat de oogfixatie gericht is op de tekst en niet op de plaatjes naast de tekst. De plaatjes worden wel gezien maar niet aan-dachtig bekeken. Dit in tegenstelling tot de inhoudelijke visualisatie die wel aandachtig bekeken werd.

Waardering en retentie van de nieuwsbrieven

Na afloop van het onderzoek werd aan de proefpersonen gevraagd om een vragen-lijst in te vullen. De vragen die gesteld wer-den waren inhoudelijk van aard (er werd gevraagd naar feitelijkheden binnen de nieuwsbrief ) en naar de waardering van de nieuwsbrief.

Opvallend was dat de retentie van beide nieuwsbrieven laag was. Men had moeite om feitelijkheden uit de nieuwsbrief zich te herinneren. Dit terwijl de nieuwsbrieven als redelijk interessant gewaardeerd werden.

Wat betreft de waardering voor de nieuws-brief werd de opgemaakte nieuwsbrief, zei het gematigd, positiever ontvangen.

De laboratoriumsituatie

Dit onderzoek pretendeert in geen ge-val zwaar wetenschappelijk onderzoek te zijn. We hebben geprobeerd om in kaart te brengen hoe e-mailnieuwsbrieven gele-zen worden en wat de invloed van opmaak op ditzelfde leesgedrag is. Natuurlijk is het onderzoek in een laboratoriumsetting uit-gevoerd, waardoor er zeker interfererende elementen te verwachten zijn. De lezers wa-ren er zich bewust van dat ze onderzocht werden, de nieuwsbrief werd hoogst waar-schijnlijk beter gelezen dan in een thuissi-tuatie en waarschijnlijk werd er meer tijd aan de nieuwsbrief besteed. Echter, juist als we juist deze verstorende elementen in het achterhoofd houden kunnen we voorzich-tig enkele uitspraken doen over het lezen en opstellen van e-mailnieuwsbrieven.

Page 11: Usabilityweb magazine nr. 3

11Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

Aandacht voor opmaak kan lezer helpen

Er zijn verschillende onderzoeken geweest naar de tijd die lezers vrijmaken voor het le-zen van nieuwsbrieven. Deze tijd (natuurlijk afhankelijk van de inhoud van de nieuws-brief ), is korter dan onze proefpersonen namen. Aangezien structuuraanduiders scangedrag zeker ondersteunen is het aan te raden om bij het opstellen van de mai-ling hier rekening mee te houden. De vraag “hoe ondersteun ik de lezer bij het vinden van de voor hem interessante onderwerpen” is waarschijnlijk belangrijker dan de vraag “hoe zorg ik ervoor dat mijn nieuwsbrief in

zijn geheel gelezen wordt?”. Opmaak kan hierbij dus een zeer belangrijke rol spelen en dient binnen e-mailmarketing net zoveel aandacht krijgen als bij het opstellen van een gebruiksvriendelijke website. Let hierbij, naast de visuele opmaak, ook op de tekstu-ele structuuraanduiders. Zoals aangegeven ligt de oogfixatie op de kopjes en de eerste paar zinnen binnen de tekstitems. Geef dan ook extra aandacht aan deze elementen van de nieuwsbrief. Spreek de lezer persoonlijk aan en geef duidelijk weer wat de lezer kan verwachten van de tekstitem. “What’s in it for me” zal het uitgangspunt zijn waarmee de lezer de nieuwsbrief leest. Natuurlijk spelen bij het opstellen en vormgeven van

Page 12: Usabilityweb magazine nr. 3

12 Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

een nieuwsbrief ook zaken als doelgroep, boodschap, imago en branding mee. Een jongere doelgroep zal waarschijnlijk meer ervaring hebben met het snel scannen van teksten, gebruik maken van (interne) links en menustructuren en misschien meer waarde hechten aan opmaakelementen en nieuwe features dan een oudere doelgroep. Deze zaken zijn niet meegenomen in dit onderzoek, maar vormen natuurlijk goed materiaal voor toekomstig onderzoek.

Eyetrackfilmpje te bekijken op www.mailtomail.nl

Voor iedereen die mee wil weten over het onderzoek in het algemeen of de eyetrack-methode in het bijzonder hebben we een van de eyetrackfilmpjes van het onderzoek gepubliceerd op onze website www.mailto-mail.nl. Zo kunt u zelf zien hoe een e-mail-nieuwsbrief gelezen wordt.

Hans Jacob de [email protected]

Hans Jacob de Gier heeft zich tijdens zijn studie Communicatie- en Informatie-wetenschappen gespecialiseerd op het gebied van Computer Mediated Com-munication (CMC). De verandering in het communicatiegedrag bij de tussenkomst van nieuwe interactieve media is een be-langrijk onderdeel binnen zijn studie en werk. Sinds anderhalf jaar is hij werkzaam als operational manager bij de Groningse e-mailmarketingorganisatie Mail to Mail.

Page 13: Usabilityweb magazine nr. 3

13Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

De homepage van morgenOpusabilityweb.nlkunjeveelvindenoverhetverbeterenvaneenhomepage,bijvoorbeelddoormetgebruikersmening,onderzoek,usabilityenverkiezingenvandebestehomepage.Eengebruikerbeweegt,kijkt,gebruiktwoordjes,leertendenktomeentaakuittevoeren.Jekuntookkijkenhoegoedeenhomepagedaarbijpast.

Wat was de beste homepage

Wat wil de gebruikerDe gebruiker heeft een taak; hij wil iets we-ten of iets hebben. De meest voor de hand liggende vraag die je dan kunt stellen is: “Wat wilt u?” Kruideniers doen dat al eeuwen. De ergonomie gaat al jaren uit van ‘taken’ en er zijn psychologen die de mens opvatten als een ‘doel’ gericht handelend wezen.

De interface daarvoorHoe ziet de “Wat wilt u?” homepage er uit? Simpel dus, er staat minstens op: “Wat wilt u?”. Dit kan bijvoorbeeld met een ‘zoek’ functie. Terzijde merken we op dat dit an-ders is dan: “Dit hebben we.”, bijvoorbeeld in de vorm van menu- of pictogrambalken.

a) Naast de vraag “Wat wilt u?” moet de gebruiker op het scherm een antwoord kunnen geven. Ook simpel, gewoon een vakje op waar de gebruiker zijn vraag in kan typen.

b) Het derde element van de interface zie je niet maar is misschien wel het belang-rijkste, namelijk het antwoord. Ook dat is simpel, voor interface ontwerpers ten-minste, want dat probleem moeten tech-nici oplossen.

c) Een fors probleem kan zijn dat je te bie-den moet hebben wat de gebruiker nodig heeft. Als je te dikwijls ‘neen’ verkoopt dan komen je klanten niet terug. Op veel homepages is dat overigens wel een pro-bleem. Men omzeilt dit probleem door andere dingen te doen dan de vraag: “Wat wilt u?” Plaatjes, technische snufjes en design snufjes suggereren veel maar leiden de gebruiker af van zijn taak. Ook een menu[1] is een goede mogelijkheid om te voorkomen dat de gebruiker iets vraagt dat je niet hebt. De gebruiker kan namelijk alleen aanklikken wat de page biedt en navigatieproblemen zorgen er-voor dat de gebruiker er niet achter komt dat jij dat niet hebt wat hij zoekt. Bij een goede zoekfunctie bestaat het navigatie-probleem niet.

d) Goed, de beste homepage is dus de tekst: “Wat wilt u?”en een vakje daarachter. Er ontstaat dan wel een ander fors pro-bleem: wat laat je al die programmeurs, designers en webtekstschrijvers doen als je geen menu’s met snufjes meer hebt? Natuurlijk beginnen ze te scanderen: ‘Het oog wil ook wat.’ Dat wordt hier niet ont-kend. De stelling hier is dat: ‘Als functie nodig is, dan is functie leading en design volgend.’

Page 14: Usabilityweb magazine nr. 3

1� Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

e) En dan natuurlijk de ervaren gebruikers, de ITers en de whizzkids. Onervaren ge-bruikers en ouderen zullen in het vakje rustig intypen: ‘Wat is uw telefoonnum-mer?’ of ‘Wanneer is het eerstvolgende concert?” De ervaren gebruikers zullen tijd verliezen of verdwalen bij hun zoek-tocht naar de inmiddels gebruikelijke op-ties als ‘veel gestelde vragen’, ‘contact’ en ‘agenda’.

f ) Het grootste probleem van een homepage met alleen “Wat wilt u” en een invulvakje er naast is wel: “Hoe maak je aannemelijk dat drie woorden en een leeg balkje een paar duizend euro kosten?”

EvaluatieEcht nieuw is zo’n hompage overigens niet. De titel van dit hoofdstukje is ook: “Wat was de beste homepage?” Jaren geleden heeft iemand dit geflikt. Waarschijnlijk weer een paar studenten die ook allemaal niet wisten hoe het toen ‘moest’. Op hun homepage stonden inderdaad gewoon een paar woord-jes en een vakje. Ook zelfs geen graphics of achtgergrondkleur. Oh ja, je kreeg ook een antwoord waar je wat aan had. Het is nu een multinational [2] die iedereen kent.

De conclusie is duidelijk. Heeft een wat complexere homepage geen zoekfunctie dan heeft gebruikersmening, onderzoek en usability geen zin. De pagina, mag niet meedoen aan competities voor de beste ho-mepage, tenzij men natuurlijk met een goed verhaal komt.

Wat is de beste homepage

Wat wil de gebruikerNatuurlijk gaat het in eerste instantie om “Wat wilt U?”. De denkpsychologie is hier-over klip en klaar. Er zijn algoritmische en heuristische denkstrategieën. Dat klinkt wat ingewikkeld maar er zijn vele concrete toepassingen [3] voor interface design. Een aardige is toepassing is bijvoorbeeld dat ‘Design dummies, interface wizards’ maken. We beperken ons hier even tot de home-page.

Wanneer je de werkwijze van gebruikers analyseert dan blijken er twee strategieën te zijn.

• Je hebt strategieën voor precieze taken die je algoritmisch uit kan voeren. De vraag is exact: ‘Wat is de hypotheekrente (van deze bank)?’, ‘Kan ik subsidie krijgen op dubbel glas?’

• Je hebt vage taken, bijvoorbeeld omdat zij een wat vager doel hebben of omdat zij niet bekend zijn. Een heuristische uit-voering ligt dan voor de hand. De gebrui-ker wil een indruk krijgen van een bedrijf vóór dat hij ermee in zee gaat.

De interface daarvoorVoor vage taken kun je dus inderdaad een lijstje geven met daarin items als geleverde producten, uitgangspunten en zelfs niet in-houdelijke formele informatie als betrouw-baarheidsinformatie en organisatie struc-tuur.

We zien nu de eerste homepages struike-len. Voor gebruikers zijn die lijstjes lastig; dit heet het ‘navigatieproleem’. Maar daar gaat het hier even niet om.

a) De beide strategieën moeten duidelijk onderscheiden zijn. Dat betekent dus dat het invulvakje voor de precieze taken duidelijk zichtbaar en onderscheidbaar moet zijn van het lijstje. Je moet de tool van een expert niet in de gereedschaps-kist van de beginner gooien. Wanneer men ‘zoek’ als menuoptie presenteert dan geeft men als het ware een zeer er-varen drinker een pilsje in een zuigfles. Toch verstoppen ontwerpers ‘zoek’ regel-matig in een lijstje.

b) Ten tweede moet duidelijk zichtbaar zijn dat beide strategieën mogelijk zijn. Dat betekent dus dat het invulvakje direct bo-ven, onder, links of rechts van het lijstje moet staan. Een andere plaats is riskant omdat grafische grappen of gecropte vensters de opvallendheid van het hokje kunnen verminderen.

EvaluatieDe conclusie is duidelijk. Heeft een wat complexere homepage geen zoekfunctie dan heeft gebruikersmening, onderzoek, usabi-lity geen zin en mag de page, niet meedoen aan competities voor de beste homepage. Nou ja, in principe. Alles mag natuurlijk als je er een goed verhaal bij hebt.

Page 15: Usabilityweb magazine nr. 3

1�Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

Lang leve de homepages

Wat wil de gebruikerTot nu toe zijn we meegegaan met de vraag: “Wat is de beste homepage?” We hebben netjes een analyse gemaakt en zeer concreet aangegeven wat ontwerpers moeten doen. Het wordt nu tijd om naar de essentie te gaan en de vraag ter discussie te stellen.

Er zijn treinreizen waarbij de reistijd gro-tendeels bestaat uit dolen door het station. De oorzaak is dat de huidige stations soms nog oude stations zijn met een centralis-tische opzet. Eén hoofdingang, één rij lo-ketten, één informatiebord waar iedereen langs moet. Deze ‘éénheid’ is gemakkelijk. Je hebt maar één deur, maar één kabel naar een informatiebord en maar één chef plaatskaarten die goed kan zien wat al zijn medewerkers doen. Een homepage is ook zo’n centralistische hoofdingang. Ook erg gemakkelijk. Voor de organisatie en de tech-niek dan wel.

We hadden gezegd dat een mens iets is dat een taak uitvoert. Een taakomstandigheid kan zijn dat reizigers achter een station wonen of dat er alleen aan de achterzijde plaats is voor de subtaak: ‘kiss en ride’. Ta-ken verschillen en daar moet men bij aan-sluiten. Gelukkig is een home page is wel aanzienlijk zachter dan een negentiende eeuws stationsgebouw in het midden van een drukke stad. Wat achteringangen moe-ten dus mogelijk zijn.

De interface daarvoorDe homepagegebruiker van verschillende kanten kan komen voor verschillende pro-ducten. Maak dus voor elke kant en elk van die producten een ingang of, om maar even in de eigenzinnige terminologie van de IT te blijven een ‘homepage’. Zo kan een ad-viesbureau dat advies geeft, cursussen geeft en boeken uitgeeft voor elk die producten een homepage hebben, met name voor in-stanties met onduidelijke producten is zo’n aanpak gewenst. Een provincie is zo’n vage instantie.

Natuurlijk zal een provincie een homepage hebben. Een provincie geeft subsidies en maakt regels voor bijvoorbeeld energie, mi-lieu en cultuur. Dat zijn dan ook de hoofd-ingangen voor bepaalde gebruikersgroepen. Mogelijk komen gebruikers zelfs niet op het idee om bij de provincie te gaan kijken of je daar subsidie kunt krijgen voor een con-

cert met Friestalige pop. Wanneer de pro-vincie een afzonderlijke cultuur homepage heeft dan is er meer kans dat het concert management de gemeente vindt. De psy-chologie krijgt hier onverwachte steun van de techniek. Een afzonderlijke provinciale cultuur homepage is, zoekmachine – en portal, vriendelijker is dan één algemene homepage.

EvaluatieDe conclusie is duidelijk. Je moet een goed verhaal hebben als je site geen achteringan-gen heeft. Anders heeft gebruikersmening, onderzoek, usability waarschijnlijk geen zin en is er een flinke kans dat de page een com-petitie voor de beste homepage niet wint.

Weg met de homepage

Wat wil de gebruikerOpmerkelijk is dat vragen van ontwerpers aan de psychologie eigenlijk irrelevant zijn. Dat komt omdat men vragen stelt over een interface dat niet vanuit de psychologie ont-worpen is. Doe je dat wel dan is de vraag er niet meer. Zo ook met de vraag wat de beste homepage is. Het juiste psychologische ant-woord is: “Eigenlijk wil de gebruiker hele-maal geen homepage.” De gebruiker wil ge-woon dat zijn Friestalige popconcerten goed bezocht worden. Als je daarbij aansluit dan ben je naast psycholoog ook koopman.

De interface daarvoorVoor een koopman zijn homepages nog steeds krakkemikkige etalages waarvan je maar moet hopen dat er mensen langs ko-men, dat ze in de etalage kijken en dat ze iets zien dat ze nodig hebben. Het is een erg passieve, traditionele en niet klantge-richte wijze van verkopen. De popconcert organisator wil niet naar de homepage van zijn bank. Hij wil in zijn spreadsheetje zien wat zijn saldo nu is. Dat geldt ook voor zijn agenda communicatie. Hij wil niet via een homepage van een provinciale culturele site naar een agenda maar hij wil dat in die agenda site, precies hetzelfde staat als in zijn agenda spreadsheetje.

Aanvankelijk dacht ik: “HTML ha dat is het.” Met HyperText bedoelt men ‘linked tekst’. Zeg dan ‘link’ dacht ik nog, maar goed, wat is in een woord. Bij nadere bestudering bleek dat echt linken van informatie met HTML niet kan. Je krijgt er je banksaldo niet mee in je spreadsheet.

Page 16: Usabilityweb magazine nr. 3

16 Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

EvaluatieVoor sommigen is het vervangen van een homepage door een systeem van linkbare informatie elementen misschien revolutio-nair. Anderen zullen zeggen: “Hebben we al-lang.” Dat kan best zo zijn want de toekomst hebben sommigen achter zich en anderen nog voor zich. Bedrijven linken hun infor-matie al wat langer dan vandaag. Inderdaad niets nieuws onder de zon. Sinds kort is het mogelijk om je browser direct informatie in het formulier te laten invullen. Een mooi begin van een ontwikkeling die niet tegen te houden is.

De les is duidelijk. Het accent verschuift van snelle traditionele marketing en design naar content en duurzame relaties. ‘Element linking’ is voor beide partijen een investe-ring die voor beide partijen veel winst geeft. Maar dan moet je natuurlijk niet elk jaar wisselen. Het traditionele centralistisch op-gezette prominente treinstation verdwijnt langzaam uit het stadsbeeld en gaat op in een complex van transport, winkels, horeca en vergadercentra. De traditioneel centra-listisch opgezette prominente homepage verdwijnt langzaam uit beeld en gaat op in een complex hybride systeem van gelinkte informatievoorzieningen.

Leonard Verhoefverhoef@humaneffi ciency.nl

Leonard Verhoef benadert interfaces reeds meer dan twintig jaar vanuit de bewegings-, waarnemings-, taal-, leer- en denkpsychololgie. Inmiddels is duidelijk dat dit leidt tot vraagtekens bij gebruike-lijke interfaces, tot andere meestal simpe-ler, technieken en ook tot andere resul-taten voor de ‘gebruiksvriendelijkheid’. Interfaces, artikelen, boeken en cursussen op www.humaneffi ciency.nl.

Bronnen1. www.humaneffi cienc.nl/gui/

menu_navigatie.htm2. www.google.nl3. Meer hierover in ‘GUI, webontwerp,

psychologie en human effi ciency’, www.humaneffi ciency.nl/gui.htm

Page 17: Usabilityweb magazine nr. 3

17Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

MicroformatsHet statische world wide web

Rond 1990 werd het world wide web bedacht door Tim Berners-Lee [1]. Het succes was enorm, mede door de eenvoud van de ba-sistechnieken die werden gebruikt. Daarbij was de belangrijkste doorbraak de opmaak van informatie in HTML, met als unieke ei-genschap de links naar de rest van het web.

Gedurende de eerste tien jaar groeide het web exponentieel, waarbij iedereen die dat wilde, zijn informatie op zijn eigen wijze vorm gaf en op websites beschikbaar maak-te. De bezoeker van een website kon deze bekijken, maar er niets aan toevoegen. Ook het vinden van informatie bleef een lastige opgave, zeker omdat zoekmachines nog niet goed ontwikkeld waren.

Verre belofte: het semantic web

Hiermee was dit niet het web zoals Ber-ners-Lee dit oorspronkelijk voor ogen had. Hij was veel meer uit op een web waarbij informatie ruimer toegankelijk was. Rui-mer dan in het geval van een website met een enkele beheerder bereikbaar was. In de eerste plaats doordat iedere webpagina te bewerken zou zijn door bezoekers (dit is la-ter gedeeltelijk gerealiseerd, in de vorm van Wiki’s [2]). Maar ook doordat informatie eenvoudig en automatisch gecombineerd zou moeten kunnen worden. Dit laatste idee verwoordde Berners-Lee rond 1999 als The Semantic Web [3], kortweg semweb. Informatie wordt hierbij voorzien van be-tekenis die ook door machines, computers, te interpreteren is. Het basis principe komt er op neer dat er rijke meta-data wordt toe-gevoegd, dat wil zeggen, informatie over de (soort) informatie. Daarnaast werd er een hele reeks aan standaarden en technieken voorgesteld om deze meta-informatie te kunnen verwerken.

Het semweb leunt zwaar op nogal abstrac-te disciplines uit de academische wereld, kunstmatige intelligentie, verzamelingen-leer en archiefwetenschappen.

Dit is lastige kost, heel anders dan de schijn-bare eenvoud van opmaak in HTML. Het semweb werd dan ook aanvankelijk buiten de wereld van wetenschap en bibliotheken vrijwel genegeerd.

Naast de lastige academische materie waren er nog meer redenen waarom het semweb niet direct een succes werd. Het toevoegen van gegevens over web content, metadata, is veel werk en de eerste jaren zou daar nog niet veel profijt tegenover staan. Daarvoor is het immers nodig dat alle relevante in-formatie op het web verrijkt is, een enorme klus voor de content producenten.

Rond de eeuwwisseling was ook de tijd dat Google een nieuwe manier introduceerde om het web te indexeren. Door gebruik te maken van de structuur van het web zelf bleek het mogelijk om verrassend goede aannames te maken over de relevantie van gegevens. Dit maakte het handmatig verrij-ken van content minder urgent.

Toch waren de beloften van het semweb niet gering. Een standaard voorbeeld uit die dagen ging over het gebruik van intelligente agents die op zoek gaan voor hun opdracht-gevers en zelfstandig activiteiten uitvoeren of met adviezen komen. Zoals bij het ma-ken van een afspraak: ik wil een afspraak maken met collega’s en stuur mijn agenda agent het net op, met de namen van mijn gesprekspartners. De agent weet wanneer ik beschikbaar ben en gaat op zoek naar de informatie van alle betrokkenen. Door alle beschikbaarheidsgegevens en voorkeuren te vergelijken, wordt er vanzelf een afspraak geboekt en in alle agenda’s bijgeschreven.

Page 18: Usabilityweb magazine nr. 3

18 Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

Het sociale web

Vanuit een heel andere hoek bleek er uit-eindelijk toch meer behoefte aan een rijker web te komen. Vanaf 2000 groeide het ver-schijnsel van de weblog exponentieel. Dit leidde tot de opkomst van een sterke so-ciale component bij het publiceren op het web. Ik vertel op mijn weblog graag wie mijn vrienden en inspiratiebronnen zijn en deel belangrijke gebeurtenissen met anderen. Met de enorme groei van het aantal weblogs werd het ondoenlijk om alle blogs actief bij te houden. RSS feeds [�] (op zich een veel oudere techniek) boden een gedeeltelijke oplossing, maar er moest meer gebeuren om informatie thematisch te kunnen ver-zamelen.

In 200� signaleerde uitgever Tim O’Reilly [�] dat er een wezenlijke sociale- en samenwer-kings component aan het web werd toege-voegd en hij noemde dit Web 2.0 [6]. Een van de kenmerken was het toegankelijk ma-ken van ruwe gegevens voor derden. Door deze gegevens te combineren met andere bronnen en verder te verwerken (te mixen) kunnen er geheel nieuwe, vaak verrassende toepassingen gemaakt worden. Een vroeg voorbeeld is housing maps [7], dat huizen die op Craigs List [8] te koop staan, op Goo-gle Maps [9] markeert.

Een verschijnsel dat een hoge vlucht nam was het taggen [10] van informatie en links. Bekende voortrekkers zijn del.icio.us (book-marks) [11] en flickr (foto’s) [12]. Zo’n verza-meling tags, met betrekking tot een zelfde onderwerp, wordt ook wel folksonomy [13] genoemd. Ook voor weblogs werden tags populair. Op basis van deze tags kunnen blogs dan weer thematisch gegroepeerd worden. Een bekend voorbeeld is Techno-rati [1�], dat op basis van door gebruikers aangebrachte tags weblogs en artikelen groepeert en samenvoegt.

Hiermee was er een grote vraag naar infor-matie met goede meta data ontstaan, ook buiten de blogosphere [1�]. De business case voor het semweb was als het ware rond. In dat zelfde jaar 200� stelde Tantek Çelik [16] (van Technorati) microformats voor onder de veelzeggende naam Real World Seman-tics [17]. De doelstellingen van het sem-web worden verwezenlijkt met bestaande (X)HTML-techniek, voor en door de gewone gebruiker – primair de weblogger.

Microformats

Microformats zijn snel populair geworden als eenvoudig, begrijpelijk alternatief voor ingewikkelde semweb technieken. Het uit-gangspunt is bestaande web techniek, voor-namelijk HTML en wat CSS. Hieronder wordt in meer detail ingegaan op de kenmerken.

Voor “gewone” mensen

De definitie van microformats, vrij vertaald [18]:

“Microformats [19] zijn in de eerste plaats ontwikkeld voor mensen en op de tweede plaats voor machines. Het zijn open data formats, gebaseerd op bestaande en veel gebruikte standaarden. In plaats van het wiel opnieuw te willen uitvinden, bou-wen microformats verder op wat nu al werkt, door uit te gaan van eenvoudige oplossingen. En door huidige patronen in gedrag en gebruik als basis te nemen.”

En inderdaad, de basis van microformats is gewoon bestaande HTML. Daar binnen wordt bepaalde informatie vervolgens op een gestructureerde manier opgenomen. Let wel, het gaat hier niet om de uiterlijke weergave, de vormgeving of lay-out, maar om de interne structuur van de HTML. Zo bestaan er afspraken voor een groeiend aan-tal formaten. Een paar voorbeelden:

• hCard [20]: adres- en contact gegevens

• hCalendar [21]: agenda gegevens (ge-beurtenissen en data)

• XFN [22]: relaties (wie zijn mijn vrienden en bekenden)

• hReview [23]: recensies

• XOXO [2�]: lijsten, opsommingen, defi-nities

• hResume [2�]: curriculum Vitae (een sa-mengesteld formaat).

Door “gewone” mensen

Het is opvallend dat de specificatie van mi-croformats niet door een officiële commis-sie wordt bepaald, maar door een zelf ge-organiseerde groep van web ontwikkelaars, met een brede belangstelling voor sociale processen op het internet.

Page 19: Usabilityweb magazine nr. 3

19Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

Al deze formaten komen tot stand op basis van uitgebreide observatie hoe de betreffen-de soort informatie in de praktijk het vaakst wordt gepubliceerd. Vervolgens wordt er kritisch gekeken naar wat er daadwerkelijk gebruikt wordt en waar de knelpunten zit-ten. Zo is bijvoorbeeld het hCard formaat gebaseerd op het al veel langer bestaande vCard formaat (bekend van o.a. Outlook en Mac Adresboek).

De uitgangspunten zijn steeds:

• Een specifiek probleem oplossen

• Zo simpel mogelijk beginnen

• Ga uit van menselijk gebruik, daarna de machine

• Maak gebruik van veel gebruikte stan-daarden

• Modulaire opzet, samen te voegen tot groter geheel

• Bevorder decentrale ontwikkeling, con-tent en diensten

Toepassingen

Microformats zijn niet bedoeld als vol-waardig alternatief voor het semweb. Maar een aantal kenmerken komen wel in die richting. Nu al is er een zoekmachine voor microformat content [26], waarmee je kunt zoeken naar personen, gebeurtenissen of recensies.

Voor de browser Firefox zijn er een aantal plugins die microformats detecteren [27]. Vervolgens kun je de microformat gegevens gebruiken om te zoeken op andere websites, of exporteren naar andere programma’s op je computer.

Uitwisselen van gestructureerde gegevens tussen webpagina’s en locale applicaties wordt ook mogelijk gemaakt met Live Clip-board [28], een voorstel van Microsoft dat een jaar geleden met veel enthousiasme ontvangen werd (Ray Ozzie: Wiring the Web) [29].

Dit maakt nuttige toepassingen mogelijk, dicht bij huis.

Voorbeeld: adresgegevens, opgemaakt als vCard, kun je direct vinden op Google Maps voor een routebeschrijving.

Of: het jaarprogramma van de voetbalclub met uit- en thuiswedstrijden, opgemaakt met hCalendar. Met een enkele druk op de knop staat het hele programma foutloos in je eigen agenda.

Maar er zijn ook toepassingen waarbij in-formatie van verschillende bronnen met elkaar in verband gebracht kan worden. Zo kun je door het koppelen van XFN-relatie-netwerkgegevens uitvinden of, en hoe, je via vrienden in contact met iemand komt.

Hier liggen grote mogelijkheden voor sites die gegevens verzamelen en indexeren. Van een recensie in hReview is het onderwerp eenduidig vastgelegd en meerdere recensies zijn makkelijk tot een gezamenlijk oordeel samen te voegen. Via je vriendenlijst kun je dan bijvoorbeeld recensies van mensen uit je eigen netwerk zwaarder laten wegen.

De mogelijkheden werden eigenlijk alleen maar beperkt door de beschikbaarheid van microformats in de praktijk. Op dit mo-ment is er een ware explosie in aandacht voor microformats. Veel toepassingen zoals weblogsoftware (Wordpress, LiveJournal) worden voorzien van microformatopmaak, zonder dat eindgebruikers er iets voor hoe-ven doen. Onlangs heeft zakelijke netwerk-site LinkedIn [30] beknopte versies van de CV’s van 9 miljoen leden als hResume gepubliceerd [31]. Het ziet er hiermee naar uit dat de doorbraak vanuit de aanbodzijde komt; de toepassingen [32] volgen nu heel snel.

Toekomst

De kritische massa voor microformat con-tent is bij de web pioniers inmiddels wel be-reikt. Voor eindgebruikers is het aanbod nog wat mager. Het meest zichtbaar zijn vaak de enigszins knullige logo’s op websites, zoals we die ook kennen van RSS feeds en pod-casts. Hier ligt nog veel werk voor usability experts en vormgevers om daar meer mee te doen. Dit wordt door Alex Faaborg, UI-de-signer voor Firefox, onderkend in het artikel Structured Data Chaos [33].

Verder zal webbrowser Firefox in versie 3.0 sterke ondersteuning voor microformats gaan bieden. Dit betekent dat de webbrow-

Page 20: Usabilityweb magazine nr. 3

20 Usabilityweb Magazine Nummer 3, 2007

ser een functie kan krijgen als centrale infor-matiemakelaar voor het web. Het online en offline beheer van je gegevens, koppeling en uitwisseling via het web: The Web Browser as Information Broker (Alex Faaberg) [3�]. Dat hier grote usability uitdagingen liggen mag duidelijk zijn. De informele webloggers en de open source gemeenschap hebben het voortouw genomen. Als de gereedschappen voldoende bruikbaar worden voor het gro-te publiek, is het ideaal van het read/write web, ofwel het Web Operating System, veel dichter bij gekomen.

Vanuit het semantic web kamp lijkt er een voorzichtige toenadering naar de enthousi-aste microformat communities te beginnen. Aan de ene kant zijn de microformats heel duidelijk gedefinieerd, waardoor ze eenvou-dig te beschrijven zijn in semweb termen. Aan de andere kant begint het besef door te breken dat een dergelijke massabeweging het gebruik van meta data op het web ein-delijk tot een succes zal kunnen maken (The Shortest Path to the Future Web , Danny Ayers voor IEEE Internet Computing, dec. 2006) [3�].

Door deze kruisbestuiving kan het ontstaan van het semweb uiteindelijk via een proces van evolutie lopen. Kleine stapjes tegelijk, waarbij technieken die niet gebruikt wor-den ook weer (tijdelijk) vergeten worden. Langzamer dan een van bovenaf opgelegde revolutie, maar diep verankerd in de bele-vingswereld van de gebruikers van het web zelf.

Johannes la Poutresquio.nl/blog/ Johannes La Poutre is webarchitect en pionier op het gebied van internettech-niek. Hij volgt de ontwikkelingen van het Semantic Web op de voet en realiseert projecten die deze technieken in de praktijk toepassen. Zijn achtergrond is breed: industrieel ontwerper, ervaring in de grafische branche (reclame) en een lange carriere als web ontwikkelaar bij Nederlands grootste internet providers. Sinds een jaar zelfstandig adviseur en web ontwikkelaar. Visie: techniek onzichtbaar laten worden ten gunste van de beleving.

Bronnen 1. http://en.wikipedia.org/wiki/Tim_Berners-Lee 2. http://en.wikipedia.org/wiki/Wiki 3. http://en.wikipedia.org/wiki/Semantic_Web 4. http://en.wikipedia.org/wiki/RSS_feed 5. http://www.oreillynet.com/pub/au/27 6. http://www.oreillynet.com/lpt/a/6228 7. http://www.housingmaps.com 8. http://www.craigslist.org/ 9. http://maps.google.com10. http://en.wikipedia.org/wiki/

Tag_%28metadata%2911. http://del.icio.us/12. http://www.flickr.com/13. http://en.wikipedia.org/wiki/Folksonomy14. http://technorati.com/15. http://en.wikipedia.org/wiki/Blogosphere16. http://tantek.com/17. http://tantek.com/presentations/2004etech/

realworldsemanticspres.html18. http://microformats.org/about/19. http://microformats.org/20. http://microformats.org/wiki/hcard21. http://microformats.org/wiki/hcalendar22. http://gmpg.org/xfn23. http://microformats.org/wiki/hreview24. http://microformats.org/wiki/xoxo25. http://microformats.org/wiki/hresume26. http://kitchen.technorati.com/search/27. http://microformats.org/wiki/firefox28. http://www.liveclipboard.org/29. http://rayozzie.spaces.live.com/blog/

cns%21FB3017FBB9B2E142%21285.entry30. http://linkedin.com/31. http://steve.ganz.name/blog/2007/01/

linkedin-launches-hresume.html32. http://microformats.org/wiki/implementations33. http://blog.mozilla.com/faaborg/2006/12/12/

microformats-part-1-structured-data-chaos34. http://blog.mozilla.com/faaborg/2006/12/13/

microformats-part-2-the-fundamental-types35. http://dannyayers.com/docs/websense/1