Spelen op de speelplaats is geen kinderspel!
De pedagogisch-didactische waarde van de speelplaats op de basisschool
Campus St.-Jorisstraat
Van de Walle Ilse
Promotor: mevrouw Vanrobaeys Katlijn
Academiejaar: 2010 – 2011
Opleiding: bachelor in het onderwijs, lager onderwijs
Module/ Partim: Bachelorproef
Dankwoord
Het maken van een bachelorproef is een opdracht die je niet alleen kunt
verwezenlijken. Heel wat mensen werkten dan ook mee aan het project dat de
bekroning van mijn opleiding zou moeten worden.
In de eerste plaats wil ik mijn promotor, mevrouw Katlijn Vanrobaeys, bedanken voor
haar wijze raad en vele tips.
Vervolgens bedank ik mijn critical friend, juf Véronique Pauwels. Ze was een
sleutelfiguur in de communicatie tussen de school en mij, maar gaf me dankzij haar
aanstekelijk enthousiasme tevens de moed en de nodige ideeën om mijn eindwerk tot
uitvoering te brengen.
Verder wil ik mijn stageschool, Basisschool Mevrouw Courtmans Maldegem, bedanken
voor de gastvrijheid en de unieke kans die ze me boden om mijn ideeën in de praktijk
te realiseren. In het bijzonder gaat mijn dank uit naar de directie, mevrouw Natalie Van
Hyfte. Daarnaast wil ik alle leerkrachten van de lagere school bedanken voor hun vlotte
medewerking: juf Ruth, juf Cathy, juf Eline, juf Nancy, juf Sabine, juf Britt, juf Cindy,
juf Evy, juf Fien, juf Vicky, juf Marjolein en juf Màhena.
Ook een woordje van dank aan alle leerlingen van de lagere afdeling, het project kwam
er niet alleen voor maar ook door hen. Specifiek bedank ik de 12 leerlingen die samen
de speelplaatsbrigade vormden, dankzij hun communicatie werden alle leerlingen van
de school op de hoogte gehouden.
In dit dankwoord wil ik ook een plaatsje reserveren voor een aantal personen die me
doorheen mijn ganse opleiding steeds met raad en daad bijstonden.
Ik bedank mijn ouders voor de kans die ze me gaven om de opleiding tot mijn
droomjob te volgen en hun niet aflatende hulp.
Tevens dank aan mijn medestudenten Muriel, Sara, Silke en Jennifer voor de leuke
jaren op de hogeschool.
Tot slot bedank ik Tess en Ellen, twee vriendinnen die me steeds met bemoedigende
woorden wisten op te beuren als ik het even moeilijker had.
Een dikke en welgemeende dankjewel!!!
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ............................................................................................................... 4
Inleiding ...................................................................................................................... 12
Hoofdstuk 1: literatuurstudie ........................................................................................ 15
Deel 1: van een theoretische achtergrond… ................................................................... 16
1.1 Inleiding ...................................................................................................................... 17
1.2 Kinderrecht ................................................................................................................ 17
1.3 Omschrijving kernbegrippen...................................................................................... 17
1.3.1 Het begrip ‘spelen’ ..................................................................................................... 18
1.3.2 Het begrip ‘speelplaats’ ............................................................................................. 19
1.3.3 Het begrip ‘speeltoestel’ ............................................................................................ 20
1.4 De waarde en het belang van spelen......................................................................... 20
1.4.1 Is spel uitsluitend positief? ......................................................................................... 21
1.5 Buitenspel .................................................................................................................. 21
1.5.1 Het belang van buitenspel ......................................................................................... 21
1.5.2 Onderzoek naar buitenspel bij stadskinderen ............................................................ 22
1.5.3 Kenmerken van buitenspel ......................................................................................... 22
1.5.4 Voordelen van buitenspel .......................................................................................... 23
1.6 Functie van de speeltijd en de speelplaats ................................................................ 24
1.6.1 De speeltijd ................................................................................................................. 24
1.6.2 De speelplaats ............................................................................................................ 25
1.7 Factoren die het spel van een kind beïnvloeden ....................................................... 26
1.8 Kinderspel in ontwikkelingsperspectief ..................................................................... 27
1.8.1 Het belang van spelen voor de ontwikkeling van het kind ........................................ 27
1.8.2 Specifieke belangen voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis ........................ 228
1.8.3 Spelontwikkeling bij lagereschoolkinderen ............................................................... 28
1.8.3.1 De lichamelijke en motorische ontwikkeling ............................................................. 29
1.8.3.2 De ontwikkeling in de waarneming en het mentaal functioneren ............................ 29
1.8.3.3 De sociale- en persoonlijkheidsontwikkeling ............................................................. 30
1.8.4 Aandachtspunten bij de ontwikkeling ........................................................................ 30
1.8.4.1 Welbevinden .............................................................................................................. 30
1.8.4.2 Betrokkenheid ............................................................................................................ 32
1.8.4.3 Evenwichtige ontwikkeling ........................................................................................ 33
1.8.5 De betekenis van samenspel voor het ontwikkelingsproces ...................................... 33
1.9 Sociale vaardigheden binnen spel ............................................................................. 34
1.9.1 Wat zijn sociale vaardigheden? ................................................................................. 34
1.9.2 Indeling van de sociale vaardigheden ........................................................................ 35
1.9.3 Belang van sociale vaardigheden .............................................................................. 35
1.10 Problemen op de speelplaats .................................................................................... 35
1.10.1 Ruziemaken ................................................................................................................ 35
1.10.2 Pesten ......................................................................................................................... 36
Deel 2: …naar de ideale speelplaats .............................................................................. 37
2.1 Inleiding ...................................................................................................................... 38
2.2 Een evolutie in de kijk op speelplaatsen .................................................................... 38
2.2.1 Situatieschets 2007 .................................................................................................... 38
2.2.2 Zeven factoren die een invloed hebben op de kijk naar speelplaatsen ..................... 39
2.3 Spelvormen ................................................................................................................ 41
2.3.1 Verschillende spelvormen .......................................................................................... 41
2.3.2 Kan je elk spel in een hokje stoppen?......................................................................... 43
2.3.3 Wie speelt welk spel? ................................................................................................. 44
2.4 Voorwaarden om tot een ideale speelplaats te komen ............................................ 45
2.4.1 Voldoende (variatie in het) aanbod ........................................................................... 46
2.4.2 Aantrekkelijk .............................................................................................................. 47
2.4.3 Vrijheid ....................................................................................................................... 47
2.4.4 Functioneel ................................................................................................................. 47
2.4.5 Avontuurlijk ................................................................................................................ 48
2.4.6 Herbergzaamheid ....................................................................................................... 48
2.4.7 Aansluiten bij de ontwikkeling ................................................................................... 48
2.4.8 Link met de activiteiten in de klas .............................................................................. 49
2.4.9 Het aantal kinderen op de speelplaats ...................................................................... 49
2.4.10 Inbreng van de kinderen ............................................................................................ 50
2.4.11 Actieve leerkrachten .................................................................................................. 50
2.4.12 Veiligheid .................................................................................................................... 51
2.5 De elementen voor een vlotte, actieve en creatieve speelplaats ............................. 51
2.5.1 Aard van de kinderen ................................................................................................. 52
2.5.2 Eigen visie van het team op spelen ............................................................................ 53
2.5.3 Speelmateriaal ........................................................................................................... 53
2.5.3.1 Soorten speelmateriaal .............................................................................................. 53
2.5.3.2 De juiste materialen kiezen ........................................................................................ 56
2.5.3.3 Ideeën om op een goedkope manier speelmateriaal te verzamelen ......................... 57
2.5.3.4 Opbergen en uitlenen van speelmateriaal ................................................................. 57
2.5.4 Speelruimte ................................................................................................................ 61
2.5.4.1 Verschillende zones of ruimtes .................................................................................. 61
2.5.4.2 Looplijnen ................................................................................................................... 63
2.5.4.3 Bodembedekking ........................................................................................................ 63
2.5.4.4 Het gebruik van kleuren, lijnen en patronen .............................................................. 64
2.5.4.5 En dan nog dit… ......................................................................................................... 65
2.5.4.6 Groen, dieren en water .............................................................................................. 66
2.5.5 Speelbagage ............................................................................................................... 70
2.5.5.1 Praten over spelen ..................................................................................................... 70
2.5.5.2 Kinderen ideeën aanreiken tijdens de bewegingsles ................................................. 70
2.5.5.3 Werken met thema’s .................................................................................................. 70
2.5.5.4 Speelmaatjes op school .............................................................................................. 71
2.5.5.5 Een computer op de speelplaats ................................................................................ 72
2.5.6 Aard en organisatie van het toezicht ......................................................................... 73
2.5.6.1 Toezicht door de leerkrachten ................................................................................... 73
2.5.6.2 Kinderen nemen een deel van het toezicht over ........................................................ 74
2.5.7 Leefregels en afspraken ............................................................................................. 74
2.5.7.1 De oorzaken van conflictsituaties .............................................................................. 75
2.5.7.2 Soorten regels ............................................................................................................ 75
2.5.7.3 Maak afspraken en leg regels vast in samenspraak met de kinderen ....................... 76
2.5.7.4 Maatregelen voor een goede sfeer op de speelplaats ............................................... 76
2.6 Bekende speelplaatsmethodes .................................................................................. 77
2.6.1 Zoneparc .................................................................................................................... 77
2.6.1.1 Wat is een Zoneparc? ................................................................................................. 77
2.6.1.2 De voordelen .............................................................................................................. 78
2.6.1.3 Doelstellingen............................................................................................................. 79
2.6.1.4 Onderzoeksresultaten ................................................................................................ 79
2.6.2 Yalp............................................................................................................................. 80
2.7 Aandacht voor kinderen met beperkingen of een ontwikkelingsstoornis ................ 81
2.7.1 Aanpassingen voor kinderen met een lichamelijke handicap ................................... 81
2.7.2 Aanpassingen voor kinderen met autisme ................................................................ 81
2.8 De speelplaats aanpakken: van begin tot eind .......................................................... 82
2.8.1 Fasen bij het ontwerpen en inrichten van een nieuwe speelplaats ........................... 82
2.8.1.1 Stappenplan 1 ............................................................................................................ 82
2.8.1.2 Stappenplan 2 ............................................................................................................ 83
2.8.1.3 Stappenplan 3 ............................................................................................................ 84
2.8.2 Financieren van het project ....................................................................................... 84
2.8.3 De behoeften en verantwoordelijkheden van de betrokkenen .................................. 85
2.8.3.1 De kinderen ................................................................................................................ 85
2.8.3.2 De leerkrachten .......................................................................................................... 86
2.8.3.3 De ouders ................................................................................................................... 87
2.9 Vandalisme ................................................................................................................. 87
Deel 3: Het werkveld ..................................................................................................... 88
3.1 Onderzoek naar het percentage speeltijd op een schooldag .................................... 89
3.1.1 Motivatie .................................................................................................................... 89
3.1.2 Het onderzoek ............................................................................................................ 89
3.1.3 Conclusies ................................................................................................................... 90
3.2 De speelplaats van dichterbij bekeken ...................................................................... 91
3.2.1 Inleiding ...................................................................................................................... 91
3.2.2 De speelplaats in beeld .............................................................................................. 91
3.2.3 Observatie van de speelplaats – de speeltijd: de speelpleintoets.............................. 94
3.2.3.1 Antwoorden op de vragen van de speelpleintoets .................................................... 94
3.2.3.2 Samenvattend resultaat .......................................................................................... 107
3.2.4 De kinderen aan het woord ...................................................................................... 107
3.2.5 Het schoolreglement ................................................................................................ 108
3.2.6 Slotconclusie ............................................................................................................. 110
Hoofdstuk 2: eigen visie .............................................................................................. 111
1 Inleiding .................................................................................................................... 112
2 De pedagogisch-didactische waarde van de speelplaats ........................................ 112
3 Spelen ....................................................................................................................... 112
3.1 Wat is spelen? .......................................................................................................... 112
3.2 Voordelen van spelen .............................................................................................. 113
3.2.1 Sociale vaardigheden ............................................................................................... 114
3.2.2 Voordelen voor de ontwikkeling van het kind ......................................................... 116
4 De speelplaats .......................................................................................................... 117
4.1 De functie van de speelplaats ................................................................................. 117
4.2 Koppeling met de eindtermen ................................................................................. 118
4.2.1 Motivatie .................................................................................................................. 118
4.2.2 Werkwijzer ............................................................................................................... 118
4.2.3 Bespreking van de eindtermen ................................................................................ 118
4.2.3.1 Eindtermen lichamelijke opvoeding ......................................................................... 118
4.2.3.2 Eindtermen muzische vorming ................................................................................. 122
4.2.3.3 Eindtermen wereldoriëntatie ................................................................................... 123
4.2.3.4 Eindtermen sociale vaardigheden ............................................................................ 124
4.2.3.5 En de andere leerdomeinen dan? ............................................................................ 124
5 De ideale speelplaats ............................................................................................... 124
5.1 Hoe ziet de ideale speelplaats eruit? ....................................................................... 124
5.2 Wat is niet aanwezig op de ideale speelplaats? ...................................................... 126
5.3 Structuur .................................................................................................................. 126
6 Een creatieve speelplaatswerking ........................................................................... 127
6.1 Criteria...................................................................................................................... 128
6.2 Voordelen................................................................................................................. 128
6.3 De spelotheek .......................................................................................................... 129
6.4 Kinderparticipatie .................................................................................................... 130
6.4.1 De voordelen ........................................................................................................... 130
6.4.2 De stem van de leerlingen ....................................................................................... 130
6.4.3 Leerlingen actief betrekken ...................................................................................... 130
6.4.3.1 Speelmaatjes ............................................................................................................ 131
6.4.3.2 Vlinderkinderen ........................................................................................................ 132
7 Veiligheid.................................................................................................................. 132
8 Budget ...................................................................................................................... 132
8.1 Geld inzamelen ........................................................................................................ 133
8.2 Besparingen ............................................................................................................. 133
Hoofdstuk 3: case study .............................................................................................. 134
1 Inleiding .................................................................................................................... 135
2 Belangrijke fasen ...................................................................................................... 135
3 Het tuinhuisje ........................................................................................................... 136
4 De spelotheekkaartjes ............................................................................................. 139
5 Opberging uitleenmateriaal ..................................................................................... 141
6 Uitleenmateriaal ...................................................................................................... 141
6.1 Criteria...................................................................................................................... 142
6.2 Zelfgemaakte spullen ............................................................................................... 142
6.2.1 Golfspel .................................................................................................................... 143
6.2.1.1 Doelstellingen en attitudes ...................................................................................... 143
6.2.1.2 Benodigdheden ........................................................................................................ 143
6.2.1.3 Spelverloop ............................................................................................................... 143
6.2.1.4 Reacties van de leerlingen ....................................................................................... 144
6.2.2 Ballenraam ............................................................................................................... 144
6.2.2.1 Doelenstellingen en attitudes .................................................................................. 144
6.2.2.2 Benodigdheden ........................................................................................................ 144
6.2.2.3 Spelverloop ............................................................................................................... 145
6.2.2.4 Reacties van de leerlingen ....................................................................................... 145
6.2.3 Door de poortje rollen .............................................................................................. 145
6.2.3.1 Doelstellingen en attitudes ...................................................................................... 145
6.2.3.2 Benodigdheden ........................................................................................................ 146
6.2.3.3 Gebruik ..................................................................................................................... 146
6.2.3.4 Reacties van de leerlingen ....................................................................................... 146
6.2.4 In de potjes mikken (driehoek) ................................................................................ 147
6.2.4.1 Doelstellingen en attitudes ...................................................................................... 147
6.2.4.2 Benodigdheden ........................................................................................................ 147
6.2.4.3 Spelverloop ............................................................................................................... 147
6.2.4.4 Reacties van de leerlingen ....................................................................................... 148
6.2.5 In de potjes mikken (lange lijn) ................................................................................ 148
6.2.5.1 Doelstellingen en attitudes ...................................................................................... 148
6.2.5.2 Benodigdheden ........................................................................................................ 148
6.2.5.3 Spelverloop ............................................................................................................... 149
6.2.5.4 Reacties van de leerlingen ....................................................................................... 149
6.2.6 Mens erger je niet .................................................................................................... 149
6.2.6.1 Doelstellingen en attitudes ...................................................................................... 149
6.2.6.2 Benodigdheden ........................................................................................................ 150
6.2.6.3 Spelverloop ............................................................................................................... 150
2.6.6.4 Reacties van de leerlingen ....................................................................................... 150
6.2.7 Kegelspel .................................................................................................................. 151
6.2.7.1 Doelstellingen en attitudes ...................................................................................... 151
6.2.7.2 Benodigdheden ........................................................................................................ 151
6.2.7.3 Spelverloop ............................................................................................................... 151
6.2.7.4 Reacties van de leerlingen ....................................................................................... 151
6.2.8 Vangbekers .............................................................................................................. 152
6.2.8.1 Doelstellingen en attitudes ...................................................................................... 152
6.2.8.2 Benodigdheden ........................................................................................................ 152
6.2.8.3 Spelverloop ............................................................................................................... 152
6.2.8.4 Reacties van de leerlingen ....................................................................................... 152
7 De uitbaters ............................................................................................................. 153
8 De uitleenprocedure ................................................................................................ 154
8.1 De organisatie .......................................................................................................... 154
8.2 Hoe kunnen leerlingen iets uitlenen? ...................................................................... 154
8.3 Hoe brengen de leerlingen uitgeleende materialen terug? .................................... 155
8.4 Uitgeleende materialen die niet teruggebracht worden ........................................ 155
8.5 Rondslingerende materialen.................................................................................... 156
8.6 Zaken die stuk zijn .................................................................................................... 156
9 Orde en netheid ....................................................................................................... 156
10 Waar spelen? ........................................................................................................... 156
11 Naar het grasveld - overdekte zaal / afdak ............................................................. 157
11.1 Naar het grasveld ..................................................................................................... 157
11.2 Overdekte zaal / het afdak ....................................................................................... 158
12 Themadag ................................................................................................................ 158
13 De speelplaatsbrigade.............................................................................................. 159
Hoofdstuk 4: conclusie ................................................................................................ 160
1 Besluiten .................................................................................................................. 161
2 Verbeteracties .......................................................................................................... 164
3 Toekomstperspectieven .......................................................................................... 165
Lijsten, bronnen een bijlagen ...................................................................................... 166
Lijsten .................................................................................................................................. 167
Bronnen ............................................................................................................................... 170
Bijlagen ............................................................................................................................................. 176
12
Inleiding
Motivatie
Het kiezen van een geschikt onderwerp voor een bachelorproef is geen eenvoudige
opgave. Heel wat nadenken, opzoeken, overleggen, … gingen dan ook aan mijn
onderwerpskeuze vooraf.
Ik had heel veel ideeën maar ik kon niet tot een centraal thema komen. Daarom stelde
ik twee eisen aan mijn „toekomstig‟ onderwerp. Ten eerste wilde ik een groot
praktijkgedeelte tot stand brengen, ten tweede moest het iets zijn wat ik effectief kan
gebruiken in mijn carrière als juf.
Tijdens mijn stage in het vierde semester zag ik plots het licht aan het „begin‟ van de
tunnel. Toen ik samen met mijn stageklas naar de hoofdschool trok voor de turnles,
zag ik op de speelplaats een spelotheek staan, het leek wel of ik mijn
bachelorproefonderwerp op een dienblaadje aangeboden kreeg.
De gedachtemolen kwam op gang en zo kreeg mijn onderwerp meer en meer vorm. Dit
was natuurlijk hét moment om naar de directie te stappen en mijn ideeën op tafel te
gooien. Daar kreeg ik te horen dat de spelotheek nog niet opgestart was, maar dat het
tevens hoogdringend nodig was dat ook de speelplaats zelf een transformatie
onderging. Dit was iets waarvan ik voor dit gesprek enkel en alleen kon dromen…
Wie school zegt, denkt naast de lesjes in de klas ook meteen aan de speeltijd en de
speelplaats. De speeltijd is voor kinderen het moment bij uitstek om even de klastaken
te vergeten en zich samen met de klasgenootjes en vriendjes van de andere leerjaren
volledig uit te leven. In de praktijk is dit niet altijd zo… Gedurende mijn stages ging ik
vaak samen met de mentoren naar de speelplaats, meerdere keren zag ik hoe kinderen
zich er verveelden wegens een gebrek aan speelbagage, speelmateriaal of door een
gebrekkige speelplaatswerking in het algemeen. Eigenlijk zou de speelplaats een ruimte
moeten zijn waar kinderen kunnen ravotten, een babbeltje slaan of een boekje lezen
om daarna met volle concentratie terug de klas binnen te stappen. Op vele
speelplaatsen is dit niet het geval en wanneer kinderen niet weten wat te doen gaan ze
vaak het spel van anderen verstoren, ruziemaken of pesten. Veel problematieken die
zich op de speelplaats voordoen kunnen dan ook vermeden worden door het creëren
van een speelplaats waar sport, spel en rust hand in hand gaan, een plaats waar
kinderen kind kunnen zijn.
13
Ik trok met mijn onderwerpsvoorstel naar een mogelijke promotor en critical friend,
beiden wilden de taak op zich nemen. Ik had de nodige mensen achter me en mijn
onderwerp voldeed aan mijn twee eisen, namelijk praktijk- en toekomstgericht. Wat
hield me nog tegen om een leerzame reis doorheen de speelplaatswereld te maken?
Doelstellingen
Tijdens mijn reis doorheen de speelplaatswereld wil ik een aantal doelstellingen
bereiken. Deze doelstellingen werden gebundeld in één centrale onderzoeksvraag:
„Wat is de pedagogisch-didactische waarde van de speelplaats op de basisschool?‟
Hieronder volgt een overzicht van alle doelstellingen en de bijhorende
onderzoeksvragen.
Nagaan hoe lang kinderen zich op een gemiddelde schooldag op de speelplaats
begeven. Hoe lang hebben kinderen op een gemiddelde schooldag speeltijd?
Een overzicht geven van de voordelen die (buiten)spel te bieden heeft. Welke
voordelen biedt buiten(spel)?
Spel situeren in de ontwikkeling van het kind. Op welke manier kan spel de
ontwikkeling van kinderen stimuleren?
De factoren die leiden tot een „ideale‟ speelplaats in kaart brengen. Welke
factoren zijn noodzakelijk bij het creëren van een ideale speelplaats?
Op zoek gaan naar de sterktes en zwaktes van de speelplaats. Wat zijn de
sterktes en de zwaktes van de speelplaats?
Het ontwerpen van een speelplaats afgestemd op de school. Hoe ziet een
speelplaats op maat van de basisschool eruit?
Een creatieve speelplaatswerking op poten zetten in samenspraak met directie,
leerkrachten en leerlingen. Hoe betrek je leerlingen bij het realiseren van een
positieve speelplaatswerking?
Kinderen een speelbagage meegeven door het aanbieden van een breed gamma aan
speelgoed, spelfiches, de organisatie van tornooien, … Hoe breng je kinderen
speelbagage bij?
Het opstarten en begeleiden van een spelotheek. Hoe krijgt een spelotheek vorm
in de praktijk?
14
Methodologie
In de hoop dat ik op het einde van mijn reis alle vooropgestelde doelstellingen kan
aanvinken met de vermelding „voldaan‟, zal ik een aantal strategische stappen zetten.
Deze stappen stemmen overeen met de hoofdstukken die u in mijn bachelorproef kunt
terugvinden.
Hoofdstuk 1 ‘literatuurstudie’ is in drie delen opgesplitst. Delen 1 en 2 geven een
beeld van de zaken die reeds verschenen zijn in verband met spelen en speelplaatsen.
Om deze delen vorm te geven ging ik op zoek naar informatie in de mediatheek en de
bibliotheek. Daarnaast vormde ook het internet een onuitputtelijke bron van informatie.
Via de deze bronnen kwam ik terecht bij instanties zoals de Stichting Vlaamse
Schoolsport die me op hun beurt weer leerrijke info konden verschaffen.
Het derde deel van het eerste hoofdstuk begint met een onderzoek naar het percentage
speeltijd op een gemiddelde schooldag. Vervolgens worden de sterktes en zwaktes van
de speelplaats waar ik mijn praktijkgedeelte realiseer in kaart gebracht. Omdat geen
belangrijke informatie verloren zou gaan deed ik een beroep op eigen observaties aan
de hand van de schoolpleintoets, een gesprek met mijn critical friend en een groepje
van 12 kinderen die de brug vormden tussen de volledige leerlingenpopulatie en
mezelf. Ook de aanwezige informatie in het schoolreglement werd grondig onderzocht.
In hoofdstuk 2 ‘eigen visie’ ben ik als toekomstige juf zelf aan het woord en schets
ik mijn eigen mening omtrent spelen en de speelplaats. Hierbij ga ik dieper in op de
pedagogisch-didactische meerwaarde die de speelplaats volgens mij te bieden heeft en
beschrijf ik hoe een creatieve speelplaats(werking) gerealiseerd kan worden.
Hoofdstuk 3 ‘case study’ bevat een neerslag van mijn uitwerking in de praktijk. Op
basis van de visie die ik verdedigde in hoofdstuk twee startte ik een spelotheek op. Ik
beschrijf op welke manier de leerlingen betrokken werden bij de beslissingen en hoe de
speelotheekwerking in elkaar zit.
Hoofdstuk 4 ‘conclusies’ vormt het laatste onderdeel van deze bachelorproef. Hierin
geef ik aan welke vooropgestelde doelstellingen ik al dan niet bereikte, wat ik doorheen
mijn avontuur leerde en welke slotreacties de leerlingen gaven op de spelotheek.
In dit hoofdstuk zijn ook enkele verbeteracties en toekomstperspectieven opgenomen.
Ik wens u alvast een leuke en leerrijke reis doorheen mijn bachelorproef!
15
16
17
“Men kan zich afvragen of de kinderspelen het leven nabootsen dan wel of
het leven slechts een uitbreiding der kinderspelen is.” (Romeins wijsgeer)
1.1 Inleiding
In dit eerste deel wordt een theoretische achtergrond in verband met „spelen‟
geschetst. Allereerst wordt verwezen naar de Rechten van het Kind en krijgen een
aantal kernbegrippen invulling. Daarna wordt nagegaan wat het belang en de waarde
van zowel het spel in het algemeen, als van het buitenspel in het bijzonder is. Verder
leest u wat de functie van de speeltijd en de speelplaats is en welke factoren een
invloed kunnen hebben op het spel van kinderen. In een omvangrijk stuk gaat de
aandacht naar het positieve effect van spel op de ontwikkeling van het kind. Tot slot
wordt ook ingegaan op de sociale vaardigheden die aan bod komen binnen spel en
welke problematieken zich op de speelplaats voordoen.
1.2 Kinderrecht
Belg, Braziliaan, Chinees? Elk kind ter wereld heeft recht op spel en ontspanning! Om
dit recht te beschermen werd het opgenomen in het Verdrag voor de Rechten van het
Kind. Het recht met betrekking tot vrije tijd, ontspanning en culturele activiteiten is
terug te vinden in artikel 31 en staat tevens in de top tien basisrechten.
“Ieder kind heeft recht op vrije tijd, op spelen en op deelname aan culturele en
artistieke activiteiten.
1 De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op rust en vrije tijd,
op deelneming aan spel en recreatieve bezigheden passend bij de leeftijd van het
kind, en op vrije deelneming aan het culturele en artistieke leven.
2 De Staten die partij zijn, eerbiedigen het recht van het kind volledig deel te
nemen aan het culturele en artistieke leven, bevorderen de verwezenlijking van
dit recht, en stimuleren het bieden van passende en voor ieder gelijke kansen
voor culturele, artistieke en recreatieve bezigheden en vrijetijdsbesteding.”
1.3 Omschrijving kernbegrippen
In het verdere verloop van deze bachelorproef zal frequent gebruik gemaakt worden
van een aantal kernbegrippen. Om een duidelijk beeld te krijgen over de invulling van
deze begrippen volgt hieronder een definiëring zoals ze binnen deze uiteenzetting wordt
gehanteerd.
18
1.3.1 Het begrip ‘spelen’
Over het woord „spelen‟ zijn al heel wat definities verschenen. De twee definities die
hier te lezen zijn geven een interpretatie van het begrip spelen, maar weerspiegelen
tegelijkertijd ook het belang ervan.
“Spelen: 1 vrij en luchtig bewegen; 2 zich met een spel vermaken, bezighouden.”
(Wolters‟ ster woordenboek, 1996)
“Spel is een typische persoonlijke manier waarop het kind in relatie treedt met
zijn omgeving en zich ontwikkelt. Spelen wordt vaak verbonden met leren.”
(Mombaers, 2004)
Spelen is een natuurlijke leermethode. Door spel leren kinderen op een heel natuurlijke
en spontane manier de wereld om hen heen te ontdekken en te verkennen. Als
kinderen de kans krijgen om te spelen én wanneer ze dit op een vrijwillige manier
doen, dan kunnen heel wat leuke leersituaties gecreëerd worden. Doordat spel vertrekt
vanuit vrijwilligheid, kan het voor elk kind dan ook een totaal andere inhoud hebben.
Zo is spel voor het ene kind actief bezig zijn (een balletje trappen, hockey spelen, …)
en voor het andere kind rust (rustig een praatje slaan, afspraken maken voor een
uitstapje, …).
Pedagogen geven aan dat spelen vijf kenmerken heeft (Afdeling Openbare Ruimte
Blaricum, 2010):
spelen is de afwisseling tussen spanning en ontspanning;
spelen is het oefenen van vaardigheden en functies;
spelen is doelloos, maar ook zinvol: spelen om het spel zelf;
spelen is het ingroeien in een omgeving met regels en normen;
spelen gebeurt in vrijheid.
In de ontwikkeling van het kind is spel een belangrijke factor. Kinderen kunnen zich
heel wat vaardigheden en attitudes eigen maken door „plezier‟ te beleven aan een spel:
leren omgaan met anderen, elkaar helpen, bewegen, … Spelen hoeft zich dan ook niet
te beperken tot het creatief omgaan met speelgoed, maar gebeurt juist met het hele
lichaam: ogen, oren, mond, handen, …
19
Volgens Rita Kohnstamm (2002) heeft spelen vier algemene karakteristieke
eigenschappen.
Het kind wil niets speciaals bereiken met het spelen, het heeft geen vast einddoel.
Het zal dan ook geen moment langer spelen dan dat het er zin in heeft.
Het kind is tijdens het spelen min of meer actief.
Het kind vindt wat hij of zij doet leuk om te doen.
Het kind is vrijwillig bezig.
1.3.2 Het begrip ‘speelplaats’
De speelplaats maakt een belangrijk deel uit van de school. Het is niet alleen een plaats
voor ontspanning, maar ook een plek voor het aanleren van sociale en andere
vaardigheden. Eigenlijk kan de speelplaats omgeschreven worden als „de oefenplaats
voor het leven‟.
Naast deze omschrijving zijn nog een aantal definities gepubliceerd.
Van Dale geeft de volgende beschrijving:
“Speel-plaats de; v(m) –en plaats bij een school waar in de pauze gespeeld
wordt.”
Wikipedia (2009) omschrijft het als volgt:
“De speelplaats of het schoolplein is een plein van de school waar leerlingen
samenkomen als ze niet in het klaslokaal, de turnzaal of de refter zijn. Soms ligt
het voor of omheen de school, maar vaak omgekeerd, is het gebouwd omheen de
speelplaats gebouwd.”
In publicaties rond speelplaatsen maakt men ook geregeld gebruik van het begrip
„speelterrein‟.
“Een speelterrein en een speelplaats verschillen in dat opzicht dat een speelterrein
over minstens één speeltoestel beschikt. Een speelplaats hoeft dit niet
noodzakelijk te bezitten.” (Deconinck, 2001)
20
1.3.3 Het begrip ‘speeltoestel’
In het Koninklijk besluit van 28 maart 2001 betreffende de uitbating van speelterreinen
geeft men volgende omschrijving.
“Een speeltoestel is een bewegings- en/of klimtoestel, gemaakt voor het vermaak
en de ontspanning van de kinderen (en waarbij kinderen gebruikmaken van de
eigen energie om het te laten bewegen): schommel, zandbak, wip, klimtoren,
glijbaan, … Een speeltoestel kan verplaatsbaar zijn. Bijvoorbeeld: een
verplaatsbare wip binnen in de speelkamer, die je op warme dagen in de tuin zet
zodat de kinderen er buiten op kunnen spelen.”
1.4 De waarde en het belang van spelen
De ontwikkelingspsychologische speltheorie gaat ervan uit dat spel een voorwaarde is
om harmonieus te kunnen ontwikkelen. Spel heeft twee belangrijke functies. Ten eerste
dient spel als een schakel tussen het kind en zijn omgeving of de maatschappij. Alle
opgedane vaardigheden en ervaringen kunnen later gebruikt worden in het alledaagse
leven. Aan de andere kant heeft spel een positief effect op alle ontwikkelingsvlakken.
Het spel is voor kinderen een grote ontdekkingsreis.
Spelen is leuk en (ont)-spannend, maar daarnaast is het ook pure noodzaak en hard
werken. Een kind speelt om te leren en leert om te spelen. Er zijn dan ook een aantal
redenen waarom kinderen (moeten) spelen.
Allereerst draagt spel bij tot de gehele ontwikkeling: spelontwikkeling, cognitieve
ontwikkeling (auditieve en visuele waarneming, spraak, taal, …), sociale ontwikkeling
(verbazing, ontgoocheling, jaloezie, angst, …), emotionele ontwikkeling (communiceren
over de emoties), lichamelijke ontwikkeling (het lichaam beter leren kennen en de
grenzen ervan aftasten) en de motorische ontwikkeling (grove en fijne motoriek).
Daarnaast heeft spel een positief effect op de sociale identiteit, het sociaal gedrag, het
zelfbeeld, het zelfvertrouwen en de zintuigen. Spel biedt vrijheid en ontspanning, het is
de uitlaatklep voor spanningen en overtollige energie.
Vervolgens is spel een belangrijke verbinding in het totale opvoedingsproces. Een kind
leert meer door spelen dan dat het ooit op school zal leren. Spelenderwijs kunnen
kinderen op een veilige manier experimenteren en rollen uitproberen: boef of
politieagent, vadertje en moedertje, juf of meester, …
21
Een vierde positieve eigenschap is dat spel een remedie kan zijn tegen overgewicht en
bewegingsarmoede.
Als laatste kan verwezen worden naar een onderzoek dat Rogers in 2000 uitvoerde. Hij
onderzocht welke invloed spel kan hebben op de sociale ontwikkeling van kinderen met
autisme. Hieruit bleek dat spel een middel ter bevordering van de sociale interacties is,
het onderwijs maakt hier dan ook veel gebruik van.
1.4.1 Is spel uitsluitend positief?
Spel heeft natuurlijk niet enkel positieve kanten. In hun spel worden kinderen
geconfronteerd met problemen die zich in het echte leven ook voordoen.
Daardoor vormt spel een belangrijk oefenterrein voor het latere „echte‟ leven, want ook
dan zullen kinderen in contact komen met conflict, pech of onvermogen.
Sutton-Smith (1987) deed hieromtrent volgende uitspraak:
“In het algemeen is spelen positief voor de ontwikkeling en leuk om te doen, maar er
kunnen ook negatieve kanten aan zijn, juist in het samenspel met andere kinderen.
Kinderen kunnen namelijk bijzonder hard zijn in het spelen, kinderen testen vele
gedragsvormen uit in het spel, ook de meest boerse …”
1.5 Buitenspel
1.5.1 Het belang van buitenspel
Zon, regen, sneeuw of vorst? Bij alle weersomstandigheden moeten kinderen de kans
krijgen om te spelen. Veel mensen zien het buitenspel van kinderen als „alleen maar
spelen‟, nochtans heeft het een enorm grote invloed op de gehele ontwikkeling van het
kind. Het kind leert letterlijk met vallen en opstaan omgaan met anderen, sporten en
regels onthouden. Buitenspel biedt heel wat nieuwe ervaringen want buiten is er ruimte
om te bewegen, te schreeuwen en in aanraking te komen met verschillende materialen
in uiteenlopende omstandigheden. Omwille van al deze redenen vormt buitenspel een
essentiële schakel in de ontwikkeling van kind tot volwassene.
22
1.5.2 Onderzoek naar buitenspel bij stadskinderen
Bouw en Karsten (2004) vergeleken het ruimtegebruik en de tijdsbesteding van de
huidige generatie stadskinderen met die van de vorige generaties. Met dit onderzoek
wilden ze een inzicht krijgen in het buitenspel van kinderen.
Hieronder volgt een kort overzicht van hun conclusies.
Het kinderspel kent een evolutie van buiten naar binnen. Doordat de straat steeds
onveiliger wordt (toenemend verkeer, racisme, pedofilie, …), worden steeds meer
kinderen in huis gehouden. Wanneer de kinderen dan wel op straat mogen spelen, is
dit meestal onder toezicht van de ouders.
Vroeger zaten kinderen uit dezelfde straat op dezelfde school, dit is nu veel minder
het geval. Hierdoor wordt de straat ook steeds minder een dagdagelijkse
ontmoetingsplek.
Ook de plaatsen waarop kinderen zich zelfstandig mogen bewegen zijn beperkter.
Veelal mogen ze enkel spelen op plaatsen die hun ouders als „vertrouwd‟
omschrijven.
Er is ook een verschuiving te merken in de verhouding binnen- en buitenruimte.
Binnenshuis is de ruimte veel kindvriendelijker geworden, maar kinderen hebben
buitenruimte moeten inleveren.
Uit het onderzoek van Bouw en Karsten (2004) is af te leiden dat de speel- en
beweegmogelijkheden afnemen in de directe omgeving van het kind. Daardoor stijgt
ook het belang van een uitdagend schoolplein.
1.5.3 Kenmerken van buitenspel
Buitenspel biedt vrijheid op verschillende vlakken.
Kinderen zijn vrijer in hun materiaalkeuze en het is ook makkelijker om van
activiteit te wisselen. Aan het gebruik van de ruimte zijn vaak geen vooropgestelde
regels verbonden.
Het contact tussen de leerlingen en de leerkrachten verloopt ongedwongen en
kinderen zullen minder het gevoel van directe controle van de toezichthoudende
leerkracht(en) ervaren.
23
Het contact tussen de kinderen onderling verloopt losser waardoor kinderen de
kans krijgen sociale contacten te leggen en eventuele kleine probleempjes zelf op
te lossen. Wanneer kinderen ook tijdens de lessen getraind worden in het aanleren
van sociale vaardigheden, is de speelplaats een terrein waar de sociale
ontwikkeling in de praktijk geoefend kan worden.
Door de grotere vrijheid en het minder intensieve toezicht tonen de kinderen zich
buiten meer zoals ze echt zijn.
Buitenspel biedt andere uitdagingen.
Kinderen kunnen meer durf, uithoudingsvermogen en ondernemingslust aan de dag
leggen tijdens het buitenspel. Ook op lichamelijk vlak kunnen kinderen heel wat aan
„den lijve‟ ondervinden: hoe hoog is het muurtje, kan ik – zonder het spel te storen –
over het basketplein lopen, …
De natuurlijke materialen die in de buitenruimte te vinden zijn geven aanleiding tot
experimenteren en exploreren. De kinderen leren al spelend de kenmerken en
toepassingsmogelijkheden van gras, aarde, zand …
Emotionele gebeurtenissen uit het dagelijkse leven kunnen in spel op een luchtige
manier verwerkt worden, kinderen kunnen zonder meer hun gevoelens uiten.
Via buitenspel komen kinderen rechtstreeks in voeling met de natuurelementen en
natuurverschijnselen: frisse lucht inademen, spelen met sneeuw, fascinerend kijken
hoe een spinnetje een web maakt en zien hoe miertjes druk in de weer zijn.
Het buitenspel op school neemt steeds een belangrijkere rol in. Tegenwoordig zijn er
heel wat kinderen die thuis de kans niet meer hebben of krijgen om buiten te spelen:
er is geen plaats, het is te gevaarlijk of ze kijken gewoon liever televisie. Het gevolg
hiervan is dat de schoolspeelplaats voor vele kinderen de enige mogelijkheid is om
buiten te ravotten en alle voordelen van het buitenspel mee te pikken.
1.5.4 Voordelen van buitenspel
Buitenspel biedt tal van voordelen (Klasse Ouders, 2009)
Wie buitenspel zegt, denkt meteen ook aan bewegen: hinkelen, voetballen, rennen,
… Door deze activiteiten zal de ontwikkeling vlotter verlopen, zullen de hersendelen
goed samenwerken en zal het kind ook beter lezen, schrijven, …
Door buitenspelen kan een kind beter ruimte, diepte, afstand en snelheid inschatten.
Buiten ravotten wil zeggen dat kinderen ook hun „overtollige‟ energie kwijtraken.
24
Groeien wortelen onder de grond? Hoe lang zou het duren voor een kauwgom
wegteert? Dit zijn vragen waar kinderen tijdens het buitenspel een antwoord op
kunnen krijgen, waardoor ze leren hoe de wereld rondom hen in elkaar zit.
Hoe meer kinderen buitenspelen, hoe minder tijd ze spenderen door naar tv te
kijken of spelletjes te spelen op de computer. Dit is al een voordeel op zich, maar
daarbij komt ook nog dat kinderen buiten meer fantasierijk en creatiever zijn, en dit
zijn belangrijke bouwstenen voor probleemoplossend denken.
Door buitenspel leert men ook andere kinderen kennen waardoor het kind ook zijn of
haar sociale vaardigheden ontwikkelt, taal oefent, leert omgaan met winst en verlies
en een gezonde portie assertiviteit weet op te bouwen.
De buitenlucht zorgt voor een verkwikkende nachtrust.
Huiswerk maken, een toets leren, … zijn voor veel kinderen stressvolle activiteiten.
Buitenspel kan een deel van deze stress compenseren, want buiten kan een kind
kind zijn.
Buiten spelen doe je met handen, voeten, … waardoor het kind makkelijker de
mogelijkheden van het eigen lichaam zal ontdekken. Dit zal voor meer
zelfvertrouwen zorgen en motiveert en stimuleert kinderen om nieuwe dingen te
ontdekken.
Kinderen leren buiten zelf hun spel organiseren, ze halen hun organisatorische
capaciteiten en zin voor initiatief naar boven.
En een wetenschappelijk toemaatje: buitenspel vermindert bijziendheid.
1.6 Functie van de speeltijd en de speelplaats
1.6.1 De speeltijd
Iedereen is het er wel over eens dat de speeltijd noodzakelijk is voor zowel de
leerlingen als de leerkrachten. De kinderen kunnen zich een tijdje uitleven en frisse
lucht happen om daarna weer ijverig aan het werk te gaan. De speeltijd vormt op die
manier een afwisseling tussen denkwerk en fysisch bezig zijn. Hieruit blijkt dat het
nuttig is om tijdens een schooldag op bepaalde tijden kinderen een kwartiertje vrije tijd
te geven, een kwartier waarin ze zelf hun spel mogen kiezen.
25
1.6.2 De speelplaats
De speelplaats is een belangrijke ruimte op de school en hoe breder het aanbod is, hoe
meer functies het schoolplein zal krijgen. Een aantrekkelijke speelplaats geeft de school
een meerwaarde.
Hieronder worden de functies van het schoolplein op een rijtje gezet.
In het voorgaande werd al beschreven dat spel heel wat voordelen biedt en kan
bijdragen tot een positieve ontwikkeling van het kind. De grootste functie van de
speelplaats is dan ook dat het een plek is waar al deze zaken verwezenlijkt kunnen
worden. De speelplaats beschikt daarvoor over heel specifieke en vaak heel andere
mogelijkheden dan het klaslokaal.
Hoe ziet de wereld er vanop een verhoog uit? Hoe voelen droog en nat zand aan? …
Dit zijn allemaal vragen die kinderen niet kunnen oplossen door in een boekje te
kijken, op een goed schoolplein kan dit wel.
Daarnaast zijn er in de leerplannen ook een aantal vaardigheden en attitudes te
vinden die moeilijk in de klassituatie aan bod kunnen komen. Ook hiervoor kan de
speelplaats garant staan.
Buiten valt heel wat te beleven waardoor de speelplaats ook een belangrijke
aanvulling vormt op het onderwijs dat binnen plaatsvindt.
Als de speelplaats goed is ingericht, kan deze ook dienen als „klasruimte‟. Want wat
is er leuker dan bij mooi weer een praktische rekenles te geven waar begrippen als
meten en inhoud aan de orde zijn of een lesje natuur waar kinderen de aanwezige
bomen en planten bestuderen?
De speelplaats kan gebruikt worden voor sportieve en naschoolse activiteiten.
Tegenwoordig worden meer en meer kinderen met de auto naar school gebracht en
hangen ‟s avonds voor de televisie of spelen spelletjes op de computer, met als
gevolg dat ze minder gaan bewegen. Een uitdagend schoolplein kan ook bijdragen
tot meer beweging (Daris, 2004).
De speelplaats is een ontmoetingsplek voor zowel de kinderen als hun ouders. Maar
daarnaast kan ze ook gebruikt worden voor het schoolfeest of de klassenpicknick.
Volgens van Gelder en Goedhart (2007) kan een goed ingericht en uitdagend
schoolplein het pestgedrag binnen de perken houden.
Voor kinderen met een beperking kan de speelplaats grote voordelen bieden. Yuill
(2007) bewees dat er een samenhang bestaat tussen een goede speelplaats en het
effect op de interacties bij kinderen met autismespectrumstoornissen.
26
Buitenspel is voor veel kinderen in de thuissituatie niet meer zo vanzelfsprekend.
Vooral voor kinderen in achterstandssituaties is spelen in de buurt van het huis niet
zo evident, daarom is het belangrijk dat zij bij de school over goede
buitenspeelvoorzieningen kunnen beschikken.
1.7 Factoren die het spel van een kind beïnvloeden
Wanneer je de basis van het kinderspel bekijkt, zijn veel gelijkenissen te bespeuren.
Toch zijn er een aantal factoren die het spel van kinderen zeer divers kunnen maken.
Een eerste belangrijke factor is het temperament van het kind. Dit element bepaalt of
het spel rustig dan niet met veel geschreeuw verloopt en of het spel gestructureerd is
of juist helemaal niet.
Daarnaast spelen ook de leeftijd en het ontwikkelingsniveau een belangrijke rol bij de
bepaling van het spel. Zo zien we bij jonge kinderen korte speelmomenten en veel
afwisseling. Naarmate het kind ouder wordt zal het spel langer gaan duren en zal men
nieuw speelgoed in het al begonnen spel betrekken in plaats van met een nieuw spel te
beginnen.
Verder heeft ook het geslacht van het kind een invloed op de manier waarop gespeeld
wordt. Zo zien we bij jongens meer activiteit terwijl we bij meisjes meer zorgvuldig
inrichten en zorgen voor zien. Deze factor heeft zeker en vast ook een effect op de
keuze van het speelmateriaal.
Dit zijn de drie belangrijkste factoren, maar natuurlijk spelen nog heel wat andere
zaken een rol in de bepaling van het spel: de woonomgeving, de samenstelling van het
gezin, de opvang, … en ook de houding van de ouders ten opzichte van spel.
27
1.8 Kinderspel in ontwikkelingsperspectief
1.8.1 Het belang van spelen voor de ontwikkeling van het kind
In het artikel „Ontwikkelingsprofiel Spel‟ beschrijft uitgeverij Lannoo (2008) dat spelen
belangrijk is voor de algemene ontwikkeling van het kind.
Dit schema werd opgenomen om u in één opslag te laten zien dat spel een positieve
invloed heeft op meerdere ontwikkelingsgebieden.
Figuur 1: de positieve invloed van spel op de ontwikkelingsgebieden
28
1.8.2 Specifieke belangen voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis
Spel biedt ook voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis heel wat voordelen. Sutcliff
(2008) bewees met zijn onderzoek bij kinderen met een fysieke en verstandelijke
beperking dat spelen het gevoel „normaal te zijn‟ verhoogt. Wanneer dergelijke
kinderen kunnen samenspelen met kinderen zonder beperking wordt dit effect nog
vergroot. Voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis heeft spel een positieve invloed
op de sociale interacties en het zelfvertrouwen. Spelen is een leuke en aangename
manier om fysieke oefeningen te doen, wat dus een voordeel is voor kinderen met
fysieke beperkingen.
R. Krenzer beschreef in zijn boek „spelen met gehandicapte kinderen deel 2‟ (1983) wat
de functie is van spel- en speelmateriaal voor kinderen met een beperking. Uit dit lijstje
blijkt dat ook heel wat voordelen van toepassingen zijn voor kinderen zonder
beperkingen.
Door spel worden de kinderen vaardiger.
Spelen draagt bij tot de spierontwikkeling.
Tijdens het spel voelen de leerlingen zich goed, ze ervaren vreugde en wanneer ze
succes ervaren geeft hen dit een gevoel van blijdschap. De succeservaring zorgt ook
voor meer zelfvertrouwen.
Het kind leert nadenken en zich concentreren.
Kinderen doen allerlei ervaringen op.
Door spel komen de kinderen in contact met andere kinderen of groepen kinderen.
Bij gezamelijken spelactiviteiten hebben alle kinderen dezelfde rechten en plichten
waardoor de kinderen zich evenwaardig voelen tegenover „gewone‟ kinderen.
1.8.3 Spelontwikkeling bij lagereschoolkinderen
Tussen de leeftijd van zes en twaalf jaar maken kinderen heel wat veranderingen door
op verschillende ontwikkelingsdomeinen. Om zicht te krijgen op de ontwikkeling die
lagereschoolkinderen doormaken op het gebied van spel, volgen we de
ontwikkelingsstadia van Creaynest (2005).
29
1.8.3.1 De lichamelijke en motorische ontwikkeling
In de eerste graad hebben kinderen een grote behoefte aan beweging en ontlading.
Qua lichamelijkheid worden de kinderen vaardiger in springen, rennen en gooien en ook
het evenwichtsgevoel en de lichaamsbeheersing nemen toe. Dit alles komt goed van
pas bij turnoefeningen en allerhande sportieve activiteiten.
Kinderen van de tweede graad ontwikkelen zich tot een groot, sterk en actief wezen.
Fysieke en motorische beperkingen zijn er niet meer en de kinderen beschikken over
een grote prestatiedrang. In deze ontwikkelingsperiode is er sprake van „het volmaakte
kind‟, het kind die over een perfecte lichaamsbeheersing beschikt en buitengewoon
beweeglijk en alert is.
Gedurende de derde graad steekt de prepuberteit de kop op, kenmerkend hiervoor is
dat de natuurlijke lenigheid en lichamelijke weerstand verminderen. Op psychisch en
fysiek vlak ontstaan er grote verschillen tussen meisjes en jongens. Prestatiedrang en
competitiegeest nemen vaak de overhand in het spel, groepsspel wordt belangrijk bij
het meten van die prestaties.
Om de motorische ontwikkeling te stimuleren komen heel wat spelvormen in
aanmerking. Constructief spel heeft een meerwaarde voor de ontwikkeling van de fijne
en grove motoriek. De behoefte aan beweging en experimenteren komt tot zijn recht in
het motorisch spel. Om bepaalde bewegingen te oefenen komt het herhalend bewegen
van pas. Zoeken naar grenzen doen kinderen dan weer tijdens het uitdagingsspel.
1.8.3.2 De ontwikkeling in de waarneming en het mentaal functioneren
Kinderen uit de eerste graad hebben een zeer groot verbeeldingsvermogen, dit komt
tot uiting in de fantasiespelen.
In de tweede graad hebben kinderen reeds het vermogen zich in anderen te
verplaatsen, hierdoor kunnen ze waardering opbrengen voor anderen.
Fantasie en creativiteit komen ook sterk naar voor in de derde graad.
Heel wat verschillende soorten spelen stimuleren de cognitieve ontwikkeling. Eerst is er
het receptief spel, waarin kinderen erg geboeid kijken en luisteren naar anderen.
Vervolgens zijn er de cognitieve spelen zoals de hinkelpaden waarbij de kennis van het
kind getoetst wordt of waarbij een kind meer kennis kan verwerven. In het creatief en
fantasiespel kunnen kinderen overvloedig gebruik maken van hun fantasie en hun bezit
aan creativiteit, met de bedoeling deze uit te breiden. Gaandeweg zullen ook meer
regelspelen aan bod komen waarin de kinderen zich zo goed mogelijk aan de regels
proberen te houden.
30
1.8.3.3 De sociale- en persoonlijkheidsontwikkeling
In de eerste graad neemt het egocentrisme af, kinderen leren samenspelen en met de
groep omgaan. Er wordt weliswaar nog geen rekening gehouden met spelregels of
taakverdeling.
Een evolutie in spelregels kenmerkt de tweede graad. Kinderen van 8 tot 10 zijn bereid
om in groep samen te werken, maar van een taakverdeling is nog steeds geen sprake.
Pas in de derde graad is er sprake van een taakverdeling. Elk groepslid krijgt een taak
toegewezen en de kinderen verwachten van elkaar dat er verantwoordelijkheid wordt
genomen en dat elkeen zijn of haar taak tot een goed einde brengt. De kinderen gaan
spontaan samenspelen en in groepsverband werken.
Doordat kinderen geleidelijk meer gaan samenspelen zijn sociale spelen belangrijk.
Tijdens regelspelen letten alle deelnemers erop dat er eerlijk gespeeld wordt.
Competitie neemt een belangrijke rol in.
1.8.4 Aandachtspunten bij de ontwikkeling
Uit het voorgaande is al meer dan eens gebleken dat kinderen tijdens het (buiten)spel
een brede waaier ervaringen kunnen opdoen en zich op veel fronten kunnen
ontwikkelen. Een voorwaarde voor dit alles is dat kinderen zich prettig en veilig moeten
voelen op de speelplaats, er moet dus sprake zijn van welbevinden. Welbevinden is
dan weer een voorwaarde om te komen tot betrokkenheid. Pas als er betrokken spel is,
is er ook ontwikkeling. Wanneer het kind zich lichamelijk en psychisch niet goed voelt
zal er geen betrokkenheid zijn. Hieruit besluiten we dat welbevinden een belangrijke
conditie is voor de ontwikkeling.
1.8.4.1 Welbevinden
“Een kind moet zich welbevinden om tot intensieve activiteiten te komen en zich
te kunnen ontwikkelen.” („Buitenspel in het zonnetje‟, 1996)
De informatie die hieronder volgt is een combinatie van zaken die te lezen zijn in
„Buitenspel in het zonnetje‟ (1996) en „Doeltreffend klasbeheer‟ (2005).
Wanneer een kind zich op een spontane, actieve, ondernemende manier gedraagt en
met plezier speelt, is er sprake van welbevinden. Kinderen die zich goed voelen in de
omgeving zijn nieuwsgierig, willen de wereld ontdekken en treden in interactie met
anderen. De kinderen houden contact met de leerkracht maar spelen tegelijkertijd ook
samen met andere kinderen in een gevarieerd spel.
31
Het is duidelijk dat welbevinden een belangrijke factor is met betrekking tot de
ontwikkeling.
Om te weten te komen of kinderen zich al dan niet welbevinden, moeten een aantal
observaties uitgevoerd worden. Tijdens deze momenten worden een aantal
aandachtspunten in het achterhoofd gehouden.
Tabel 1: observatiewijzer welbevinden
Signalen van welbevinden Signalen van
niet-welbevinden
Hoe vertoont het
kind zich?
Straalt zelfvertrouwen uit
en durft zich tonen aan
anderen.
Zit vol leven en energie,
straalt vitaliteit uit.
Komt in contact met zichzelf
en kan op een spontane
manier uiting geven aan
gevoelens van plezier,
boosheid en verdriet.
Is steeds gespannen.
Heeft tics.
Trekt zich terug in zichzelf
of beleeft er plezier aan
anderen of dieren pijn te
doen.
Hoe gaat het kind
om
met de ruimte en
de materialen?
Staat open voor de
omgeving.
Speelt met verschillend
speelgoed en er is variatie
in het spel.
Is onderzoekend en
explorerend bezig.
Heeft de bereidheid om bij
problemen verschillende
alternatieven te overwegen.
Durft nieuwe materialen en
uitdagingen aan.
Maakt regelmatig materialen
kapot.
Speelt nooit echt met het
speelgoed of heeft een
sterke afkeer van bepaalde
materialen.
Hoe is de relatie
met de
klasgenootjes?
Kan samenspelen met
anderen en op verschillende
manieren contact leggen
met anderen.
Kan knuffels en aangeboden
hulp ontvangen en uitdelen.
Kan zich weerbaar opstellen
en in het samenspel volgen
en leiden.
Wil steeds anderen zijn wil
opleggen of speelt
nauwelijks met anderen.
Is vaak het mikpunt van
plagerijen of doet anderen
vaak pijn.
Hoe is de relatie
met de
leerkracht?
Voelt zich vrij om contact te
zoeken met de leerkracht.
Kan zijn behoeften duidelijk
maken en staat open voor
aanmoediging, steun en
troost.
Kan ook een tijdje spelen
zonder de aandacht van de
leerkracht te vragen.
Is erg verlegen voor de
leerkracht, probeert deze te
negeren.
Verzet zich of wil niets van
de leerkracht aannemen, of
stelt zich juist heel
afhankelijk van de
leerkracht op.
32
Na de observatie kan blijken dat er heel wat signalen van niet-welbevinden aangevinkt
kunnen worden. Dit is het teken voor de leerkracht dat het kind extra aandacht nodig
heeft. De leerkracht zal eerst moeten bekijken of de problemen enkel te zien zijn
tijdens het buitenspel of dat er een algemeen gevoel van onbehagen heerst.
Om dit te weten te komen zal men eerst moeten nagaan of er voldaan wordt aan de
basisbehoeften.
Fysische behoefte: eten, goede kledij, …
Behoefte aan affectie, warmte en geborgenheid: weten dat de leerkracht er is, veilige
plekjes en vele hoekjes, …
Behoefte aan duidelijkheid, continuïteit, houvast: waar liggen de grenzen, …
Behoefte om iemand te zijn in de ogen van anderen: grenzen met anderen
verkennen, …
Behoefte om zichzelf als kundig te ervaren: succeservaringen, …
Behoefte om moreel in orde te zijn en een zin te geven aan het leven: acceptatie van
de eigen sociale en culturele achtergrond, …
1.8.4.2 Betrokkenheid
“Wanneer een kind in hoge mate betrokken is bij de activiteiten die het
onderneemt, is er sprake van ontwikkeling.” („Buitenspel in het zonnetje‟, 1996)
De informatie die hieronder volgt is een combinatie van zaken die te lezen zijn in
„Buitenspel in het zonnetje‟ (1996) en „Doeltreffend klasbeheer‟ (2005).
Als de motivatie uit het kind zelf komt, wanneer het kind dus intrinsiek gemotiveerd is,
is er sprake van betrokkenheid.
Om de graad van betrokkenheid na te gaan moet rekening gehouden worden met aan
aantal zaken:
de intensiteit en duur van de activiteit;
de concentratie;
de aandacht die het kind aan de activiteit geeft;
de nauwkeurigheid waarmee gewerkt wordt;
de energie die het kind in de activiteit stopt;
de volhardendheid die het kind aan de dag legt.
Wanneer kinderen regelmatig een hoge graad van betrokkenheid vertonen, werken ze
op de grens van hun kunnen en doen ze cruciale leerervaringen op.
33
1.8.4.3 Evenwichtige ontwikkeling
“Er is sprake van een evenwichtige ontwikkeling wanneer er een gelijkmatige
groei is in alle ontwikkelingscompetenties.” („Buitenspel in het zonnetje‟, 1996).
Van een evenwichtige ontwikkeling kan in principe enkel sprake zijn als alle
ontwikkelingscompetenties afwisselend aan bod komen. In functie van het buitenspel
komt het erop neer dat het kind de diverse mogelijkheden die de speelplaats hoort te
bieden ook daadwerkelijk gebruikt. Kinderen voelen zich bij bepaalde spelvormen
prettig, hierdoor gaan ze zich vanzelf verschillende competenties eigen maken.
1.8.5 De betekenis van samenspel voor het ontwikkelingsproces
Via samenspel leren kinderen een aantal omvangrijke vaardigheden: samen dingen
delen, naar elkaar luisteren, elkaar helpen, zich in anderen verplaatsen, samen
afspraken maken of problemen oplossen, … Kortom: samenspel heeft een sterke en
positieve stimulans op de ontwikkeling.
Maar… het is niet omdat kinderen bij elkaar spelen dat ze ook samenspelen.
Om duidelijkheid te scheppen volgt hieronder een overzicht van spelvormen die
betrekking hebben op het aantal deelnemende kinderen tijdens het spel.
Het solo- of alleenspel vindt plaats zonder het bijzijn van anderen.
Bij het parallelspel zijn kinderen zich bewust van elkaars aanwezigheid, toch spelen
ze naast elkaar zonder echte aandacht voor elkaar. De kinderen zijn aan dezelfde
soort activiteit bezig maar ze hebben geen inbreng in elkaars spel. Het is dus
eigenlijk niet meer dan „bij-elkaar-zijn‟.
Wanneer kinderen wel op elkaars spel letten en hierbij ook regelmatig na-apen, is er
sprake van associatiespel. Kinderen zullen elkaar ook duidelijk activeren en
stimuleren, toch is er nog altijd geen samenspel.
Bij het gezamenlijk spel krijgen de kinderen greep het begrip „groep‟. Hierdoor zal
het samenhorigheidsgevoel aangewakkerd worden en de kinderen zullen ook meer
en meer rekening houden met elkaar, maar dit wil niet zeggen dat ze ook effectief
gaan samenwerken.
Men komt pas tot coöperatief spel als kinderen daadwerkelijk overleggen tijdens het
spel, bepaalde afspraken maken met elkaar, komen tot een duidelijke taak- en/of
rolverdeling, als ze duidelijk rekening houden met de inbreng van anderen en
afspraken maken.
34
Naargelang het kind ouder wordt zal het zich steeds meer richten op de
leeftijdsgenootjes, hierdoor zal ook de groepsgrootte toenemen en neemt het
coöperatief spel een belangrijke plaats in.
1.9 Sociale vaardigheden binnen spel
1.9.1 Wat zijn sociale vaardigheden?
Onderwijsdeskundigen en andere personen die zich bezig houden met onderzoek naar
sociale vaardigheden geven elk hun eigen invulling aan het begrip.
Volgens Dekeyser (1998) zijn sociale vaardigheden:
“Vaardigheden die te maken hebben met het bezig zijn met anderen”.
Janssen (2000) maakt daarvan:
“Al de vaardigheden die kinderen nodig hebben om op een bevredigende manier
relaties aan te gaan en te onderhouden”.
Uit deze twee definities kunnen we besluiten dat sociale vaardigheden de vaardigheden
zijn die te maken hebben met het onderlinge contact tussen mensen en de daarbij
behorende ongeschreven afspraken, waarden en normen. Voor kinderen is dit dan
vriendjes maken, overleggen met elkaar, voor zichzelf opkomen, overweg kunnen met
winnen en verliezen, afspraken maken, …
Het sociale leren is een intuïtief gebeuren dat in de praktijk geoefend moet worden en
vorm krijgt met vallen en opstaan. Het is dan ook heel belangrijk dat kinderen
voldoende kansen krijgen om met elkaar om te gaan, want enkel en alleen op deze
manier zullen ze competent worden in het gebruik van de sociale vaardigheden.
Onderzoek wees uit dat de speelplaats de ideale oefenplek voor sociale vaardigheden
vormt. Kinderen zijn er met velen samen, spelen alleen of in groep, maar altijd komen
ze in contact met anderen. Een voorwaarde voor een evenwichtige ontwikkeling van de
sociale vaardigheden is dat de speelplaats een veilige en leuke plek moet zijn.
Bij kinderen tussen 8 en 12 jaar staat het sociaal gebeuren in het spel centraal.
Eerlijkheid, rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid dragen voor iets, worden hier
ontwikkeld. (de Groot, 2001).
35
1.9.2 Indeling van de sociale vaardigheden
Janssen (2000) splitst de sociale vaardigheden op in twee delen.
Enerzijds verstaat hij onder sociale vaardigheden assertiviteit. Dit zijn de houdingen en
de vaardigheden die nodig zijn om op het juiste moment en op de juiste manier voor
jezelf en je eigen belangen op te komen. Voorbeelden hiervan zijn: zeggen wat je
denkt, voelt of wilt, vragen of je mee mag spelen, tegen je verlies kunnen, …
Anderzijds is het voor hem sensitiviteit. Dit is de houding en de vaardigheid om op tijd
en op een effectieve manier rekening te houden met anderen en met hun gevoelens en
belangen. Je in een andere inleven, wachten op je beurt, voor een ander durven
opkomen als die wordt aangevallen en zichzelf niet kan verdedigen, … zijn voorbeelden
van sensitiviteit.
1.9.3 Belang van sociale vaardigheden
Sociale vaardigheden zorgen ervoor dat je er als kind bij kan horen, vriendschap
ontvangt, ... en ze zorgen ervoor dat je meer weerbaar bent tegen de omgeving.
Sociaal vaardig zijn is zowel voor kinderen als volwassenen van levensbelang, want het
zijn de vaardigheden die je je hele leven lang nodig hebt. Het is dus duidelijk dat de
sociale vaardigheden in onze samenleving een steeds belangrijkere plaats innemen,
daarom moeten de kinderen voldoende kans krijgen om ze aan te leren.
1.10 Problemen op de speelplaats
1.10.1 Ruziemaken
Tijdens de speeltijd zijn heel wat kinderen samen op een beperkte ruimte. Bij dit
intensieve samenzijn kunnen wrijvingen en conflicten vanzelfsprekend niet uitblijven.
Sommige kinderen zullen dergelijke conflictsituaties zelfs niet vermijden, want ze
vinden het ook best spannend en leuk. Maar ruzie en ruzie is twee waardoor er ook op
verschillende manieren gereageerd zal moeten worden.
36
Hieronder wordt een onderverdeling gemaakt tussen een vijftal vormen van ruzie.
Kinderen hebben af en toe eventjes ruzie, ze zijn eventjes geen vrienden en het
vertrouwen is even weg. De kinderen kiezen er dan voor om (even) niet met elkaar
te spelen. Maar deze akkefietjes zijn even snel weer verdwenen als ze er gekomen
zijn. De leerkracht zal hier meestal niet ingrijpen omdat dergelijke incidenten aan
hun aandacht ontsnappen en de leerlingen meestal zelf de situatie terug onder
controle krijgen.
Een andere vorm is het verbaal gevecht, kinderen schreeuwen beschuldigingen en
argumenten naar elkaars hoofd. Het oorspronkelijke probleem wordt dikwijls uit het
oog verloren. Tussenkomt van de leerkracht zal ook hier meestal niet nodig zijn.
Knijpen, duwen of trekken zijn typische uitingen van onvrede. Deze actie gaat snel,
waardoor de toezichthoudende leerkracht het vaak niet gezien heeft en er bijgevolg
ook geen optreden is van deze kant.
Als conflicten ontaarden spreken we van een „fysiek gevecht‟. Omwille van het
fysisch gevaar zal het ingrijpen van de leerkracht noodzakelijk zijn, zo wordt het
fysiek geweld abrupt afgebroken. Maar, hiermee is het conflict niet opgelost. De
kinderen moeten tot een oplossing komen, de opvoeder volgt vanop de zijlijn.
Pesten (zie 1.10.2)
Uit het voorgaande blijkt dat de speelplaats de plek is waar vriendschap en ruzie hand
in hand gaan. Kinderen zoeken er elkaar op en er ontstaan kleine groepjes, waarin elk
lid een bepaalde rol aangemeten krijgt. Achter deze rolverdeling gaan vaak gevoelens
als sympathie, wedijver en jaloezie schuil.
1.10.2 Pesten
Pesten is een van de meest voorkomende problematieken op de speelplaats en
iedereen is het erover eens dat hier iets aan gedaan moet worden. De speelplaats op
een zodanige manier inrichten dat pesten niet meer mogelijk is, is onuitvoerbaar. Dit
zou immers betekenen dat kinderen geen speelkansen krijgen waardoor ze zich gaan
vervelen, en laat nu dit net de ideale voorwaarde voor pestgedrag zijn. Naast verveling
is ook frustratie een factor die pesten in de hand kan werken. Daarom moeten kinderen
voldoende kansen krijgen om zich op de speelplaats af te reageren, aanbod en variatie
(zie deel 2 van hoofdstuk 1) zijn hiervoor onontbeerlijk. Baeten en van Hest (2002)
suggereren dat frustratie een gevolg kan zijn van het gebrek aan vriendschap, sociale
vaardigheden zijn hier dus op hun plaats. Daarnaast is uit onderzoek (Maier, 2006).
gebleken dat er een relatie bestaat tussen pesterijen en speelplaatsinfrastructuur: hoe
kindervriendelijker, hoe minder pestgedrag.
37
38
2.1 Inleiding
Deel twee van hoofdstuk 1 beschrijft hoe de realisatie van een nieuwe speelplaats vorm
kan krijgen. Eerst wordt geschetst hoe de klassieke speelplaats eruit ziet en waarom de
speelplaatsen de laatste jaren meer en meer onder de aandacht gebracht worden.
Daarna wordt ingegaan op de verschillende spelvormen van kinderen en wat de
voorwaarden zijn voor het creëren van een „ideale‟ speelplaats. Het grootste stuk
vertrekt uit een schema waarin beschreven wordt hoe je tot een goede speelsituatie
voor kinderen komt. Vervolgens worden twee bekende speelplaatsmethodes
voorgesteld en gaat de aandacht naar aanpassingen voor kinderen met beperkingen of
een ontwikkelingsstoornis. Hoe je de verandering van een speelplaats kan aanpakken is
te lezen in het voorlaatste stuk. Als laatste besteden we even aandacht aan vandalisme
op de speelplaats.
2.2 Een evolutie in de kijk op speelplaatsen
Een speelplaats hoort nu eenmaal bij een school… En toch lijkt er bij het bouwen van
een nieuwe school weinig aandacht te zijn voor de aanleg van de speelplaats, de
inrichting komt op de tweede plaats te staan of wordt op de lange baan geschoven.
2.2.1 Situatieschets 2007
Een gedetailleerd overzicht geven van alle schoolspeelplaatsen is uiteraard niet
mogelijk. Maar wanneer een aantal speelplaatsen van dichterbij bekeken worden,
kunnen daar toch een tiental duidelijke conclusies uit getrokken worden (van Hagen,
2007).
De beschikbare ruimte bepaalt de indeling en het gebruik van de speelplaats.
Op de meeste scholen ligt naast de speelplaats een grasveld waar de kinderen
bijvoorbeeld kunnen voetballen of lekker luieren.
De steden moeten het meestal doen met zeer weinig ruimte. In deze scholen is de
kleuter- en lagere school speelplaats vaak enkel gescheiden door een hek.
Een zandbak en een klim- en klautertoestel zijn op bijna elke kleuterspeelplaats
aanwezig.
De lagere scholen hebben vaak een tennistafel, een klautertoestel en een plaats voor
leerspelletjes ter beschikking.
39
Opvallend is dat men op geen enkele van de onderzochte scholen met
activiteitenzones werkt. Het logische gevolg hiervan is dat kinderen steeds elkaars
spel storen wat dan op zijn beurt weer tot frustratie zal leiden.
Een tweede afwezige zijn de schooltuinen.
Meestal zijn er speelkisten aanwezig die elke speeltijd meegenomen worden naar de
speelplaats. In deze kisten zitten onder andere frisbees, springtouwen en stelten.
Op de meeste scholen is de speelplaats een platte, verharde vlakte zonder ordening.
De kinderen kunnen zich voor een spel dan ook niet wenden tot een bepaalde ruimte
waarin specifieke activiteiten kunnen en mogen plaatsvinden.
In het schoolplan of de schoolgids wordt op geen enkele manier beschreven wat de
functie van de speelplaats is.
2.2.2 Zeven factoren die een invloed hebben op de kijk naar speelplaatsen
In 2007 schreef van Hagen een artikel omtrent de veranderende visie op het ontwerpen
en gebruiken van schoolspeelplaatsen. Hierin gaf hij een zevental factoren aan die in de
komende jaren een invloed zouden hebben op het anders gebruiken of (her)inrichten
van speelplaatsen. De zeven factoren werken voortdurend op elkaar in en zijn bijgevolg
onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Inkrimping van de vrije ruimtes
Tegenwoordig wordt heel wat vrije ruimte ingenomen door industrie, woningbouw,
de aanleg van wegen,… Hierdoor blijft er steeds minder plaats over om buiten te
spelen en om speelgelegenheden zoals speelpleintjes te creëren. Daarom is het zo
belangrijk dat we ervoor zorgen dat de kinderen op school kunnen ravotten, en dit
op een leuke en uitdagende speelplaats.
Gebruik door een breder publiek
Vroeger was het zo dat de schoolspeelplaats enkel gebruikt werd door de kinderen
van de school. Tegenwoordig wordt de speelplaats door meerdere partijen gebruikt.
In de eerste plaats wordt het gebruikt door de buitenschoolse opvang. Daarnaast is
het opvallend dat men, vooral in de grote steden, probeert om de school- en
speelplaatsen zoveel als mogelijk met elkaar te combineren. In laatste instantie
worden speelplaatsen ook meer en meer openbaar aangewend. Maar dit alles heeft
vanzelfsprekend ook consequenties. Als de speelplaats door meerdere partijen in
gebruik genomen wordt, zal dit gevolgen hebben voor de inrichting alsook voor de
gebruiksregels.
40
Combinatie speelplaats – schoolspeelplaats
Door het toenemende verkeer op onze wegen is op straat spelen niet meer zo
vanzelfsprekend. Als kinderen buiten spelen, gebeurt dit tegenwoordig vaak op
speelpleintjes. Doordat zich ook hier een gebrek voordoet, worden speelplaatsen en
schoolspeelplaatsen meer en meer aan elkaar gekoppeld. Maar dit brengt
buitengewone eisen met zich mee. Hoe meer kinderen van verschillende leeftijden
de speelplaats gebruiken, hoe moeilijker het wordt om de ruimte in te delen volgens
de behoeften en wensen van de kinderen.
Gebrek aan beweging
In de wandelgangen hoor je mensen vaak praten over het feit dat kinderen steeds
minder bewegen. Ook onderzoekers kwamen tot de constatatie dat de kinderen
passiever geworden zijn. Het is dus van groot belang dat onze schoolspeelplaatsen
uitdagen en aanzetten tot bewegen.
Zelfontdekkend leren
In de laatste tien jaar is de kijk op het leren enorm veranderd. Kinderen worden in
de klas meer en meer gestimuleerd tot zelfstandig leren. En ook buiten wordt dit
doorgezet. De kinderen ontdekken de wereld rondom hen, ze doen aan
zelfontdekkend leren. Vertrekkende vanuit deze visie is het belangrijk dat kinderen
over een uitdagend schoolplein beschikken waar ze kunnen ontdekken en
experimenteren. Een saaie speelplaats zal verveling tot gevolg hebben, en laat nu dit
hetgeen zijn wat een speelplaats niet mag zijn.
Sociaal, cognitieve en motorische ontwikkeling bevorderen
Een goede structuur op de speelplaats heeft een invloed op de sociale, cognitieve en
motorische ontwikkeling (Pappler, 2001). Op de speelplaats is er „minder‟ intensief
toezicht wat zal leiden tot meer onderling contact tussen de leerlingen van
verschillende klassen. Om de motorische ontwikkeling te bevorderen zal de
speelplaats intensief en fantasievol bewegen moeten aanmoedigen. Daarnaast moet
de speelplaats alle leerlingen aanspreken, dit wil zeggen dat de eisen en behoeften
van zowel een 6-jarige als een 12-jarige verwerkt moeten worden in het
totaalconcept.
Zorgen voor veiligheid
Ongelukken kunnen altijd en overal gebeuren, dus ook wanneer kinderen spelen op
de speelplaats. Het wettelijk besluit „Veiligheid Attractie- en Speeltoestellen‟
beschrijft dat alle speelobjecten en speeltoestellen gebouwd na 26 maart 1997
goedgekeurd moeten worden door een keuringsinstelling die aangeduid wordt door
de overheid.
41
2.3 Spelvormen
2.3.1 Verschillende spelvormen
Een echte speeltijd kenmerkt zich door het feit dat de kinderen de kans krijgen zich te
uiten in verschillende spelvormen. Onder spelen verstaan we niet alleen de „klassieke‟
spelletjes zoals tikkertje, voetbal of touwtjespringen, ook kijken hoe anderen spelen of
wegdromen bij de prachtige natuur zijn vormen van spelen.
Dekeyser (1998) maakt in zijn boek een onderscheidt tussen zeven soorten spelen.
Maar ook de Valck (2005) maakte dergelijke indeling. Om een goed overzicht te kunnen
geven worden de ideeën en opvattingen van beide heren hier samengevoegd.
Sociaal spel (of ontmoetingsspel)
„Wat te maken heeft met samenzijn‟
Zoals de naam al doet vermoeden is contact en samenzijn met mensen de
hoofdfactor. De fysische activiteit is bij deze spelvorm nogal beperkt, om niet te
zeggen nihil. Voor dit spel hebben de kinderen behoefte aan rustige plekjes.
Voorbeelden van sociaal spel zijn onder andere samen in een boekje kijken, vertellen
over het weekend, plannen maken, …
Receptief spel
„Genieten van wat er om je heen plaatsgrijpt‟
Hét kenmerk van deze spelvorm is de relatieve fysische rust. Kinderen gaan hier
voornamelijk hun zintuigen gebruiken om de ruimte om hen heen in zich op te
nemen. Ook voor deze spelvorm is er behoefte aan rustige plekjes waar de kinderen
ongestoord het gehele schoolplein kunnen overzien. Deze spelvorm zie je heel vaak
bij angstige kinderen, ze bekijken eerst de situatie van op een afstand en zullen dan
misschien later beslissen om lekker mee te spelen met de andere jongens en meisjes
op het schoolplein.
Kijken naar het volleybalspel, languit naar de wolken staren of luisteren naar het
getjilp van de vogeltjes zijn voorbeelden van receptief spel.
42
Fantasiespel (of rollenspel)
„Doen alsof spel‟
Bij het fantasiespel kruipen kinderen eventjes in de huid van iemand anders, het is
eigenlijk terug te brengen op een creatief rollenspel. Deze spelvorm is belangrijk om
gebeurtenissen te verwerken en voor zichzelf begrijpelijk te maken. Het rollenspel is
de ideale basis voor de sociale ontwikkeling. Het is ook een manier van leren door
imitatie, wat belangrijk kan zijn in het verdere verloop van het leven. Tijdens het
fantasiespel maken kinderen heel veel gebruik van de omgeving: een grote heuvel,
een grote omgevallen boom of een picknicktafel zijn het decor voor hun rollenspel.
Typische voorbeelden zijn hier het naspelen van een situatie in de bloemenwinkel,
een leuk gezinnetje spelen of je favoriete held nadoen.
Constructiespel
„Veranderen aan je omgeving‟
Het constructiespel is een spelvorm waarbij kinderen op een creatieve manier
omgaan met constructiematerialen: bouwen en terug afbreken, prutsen, knutselen,
… De kinderen hebben vooraf al een eindproduct in gedachten waar ze stap voor
stap naartoe werken. Bij deze spelvorm ontdekken de kinderen eigenschappen van
dingen en krijgen ze een idee van natuurwetten. Het constructiespel helpt bij het
leren waarnemen, logisch denken, problemen oplossen (inzicht in maten, meten en
gewicht) en het trainen van het geheugen.
Veel gekende voorbeelden hiervan zijn het bouwen van een blokkentoren, een
autootje in elkaar steken met verschillende herbruikbare materialen, …
Uitdagingsspel
„Spelen om de uitdaging. Kan ik dat? Durf ik dat?‟
Veel kinderen hebben een onderzoekend karakter, het uitdagingsspel sluit hier
perfect bij aan. Het is een spelvorm waarbij de kinderen kunnen spelen op de
grenzen van hun kunnen, de leerlingen gaan experimenteren met alles wat ze
tegenkomen op de speelplaats.
Voorbeelden hiervan zijn over de waterplas springen, een wedstrijdje met de
vriendjes aangaan, …
43
Herhalend bewegen
„Bewegen om het plezier van het bewegen‟
Bij deze spelvorm gaan kinderen eenzelfde beweging meerdere malen na elkaar
uitvoeren, gewoon omdat ze het een leuke beweging vinden of omdat het spel
daarom vraagt. Kinderen die veel aan herhalend bewegen doen zullen zich snel
enkele vaardigheden op motorisch vlak kunnen eigen maken. De kinderen worden
zich ook bewust van hun lichaam, door sommige bewegingen vaak uit te voeren
zullen ze bijvoorbeeld hun arm- of beenspieren ontwikkelen.
Frequent voorkomende voorbeelden zijn hier hinkelen, fietsen, rondjes lopen, …
Regelspel (competitie- of wedstrijdspel)
„Spelen met reglementen, waar een winnaar en verliezer bij te pas komen‟
Onder de regelspelen vallen de sport- en sportachtige spelen, maar ook de klassieke
tik- en renspelletjes. Deze spelletjes hebben allemaal een competitie-element in zich
en er is altijd een winnaar en een verliezer. De kinderen kunnen zo hun prestaties
vergelijken met die van de anderen en proberen te winnen. Het regelspel, of ook wel
competitiespel genoemd, levert een enorme bijdrage aan de ontwikkeling van het
zelfbeeld. Het geeft kinderen een idee waar ze goed en minder goed in zijn. Het
maken van afspraken en het naleven van regels vervullen in het regelspel een
centrale rol. De terrein- en toestelafmetingen moeten hier geen officiële maten
hebben, hierdoor zal je plaats besparen en zal er ook meer succeservaring zijn.
Vaak geziene voorbeelden hiervan zijn voetbal, allerlei tikspelen of gewoon lekker
gezellig knikkeren.
Een vlakke speelplaats lokt regelspel uit. Doordat vele van onze speelplaatsen een
vlakke structuur hebben zien we dan ook veel regelspel opduiken. Toch is het
belangrijk dat kinderen ook creatieve spelvormen kunnen ondernemen. Dekeyser
(1998) bewijst dit nogmaals door te schrijven dat verschillende spelvormen bijdragen
aan de motorische, symbolische, emotionele, sociale en cognitieve ontwikkeling.
2.3.2 Kan je elk spel in een hokje stoppen?
Bij het lezen van het voorgaande blijkt dat elk spel in een bepaalde categorie
thuishoort, dit is uiteraard puur theoretisch gezien. In werkelijkheid kunnen we
natuurlijk niet elk spel in een hoekje duwen, want een spelletje zal telkens
eigenschappen bevatten van meerdere spelvormen.
44
2.3.3 Wie speelt welk spel?
Elke leeftijdsgroep heeft zijn specifieke spelbehoeften, maar een strikte scheiding
maken tussen de spelvormen naargelang de leeftijd is niet makkelijk. Om toch een
richtwaarde te geven, ligt het voor de hand dat we de kinderen eerst onderbrengen in
een drietal leeftijdscategorieën.
Kinderen tussen 0 en 6 jaar hun aandacht gaat vooral naar constructie- en
fantasiespel.
Kinderen tussen 6 en 12 jaar, de „schoolkinderen‟
Kinderen ouder dan 12 jaar vooral sociaal- en ontmoetingsspel.
Mijn doelgroep zijn de schoolkinderen, ik beperk me dan ook tot het spel van kinderen
tussen 6 en 12 jaar.
Zowel Dekeyser (1998) als Claessens (2006) schreven al publicaties hieromtrent.
Hieronder volgt een combinatie van hun bevindingen en onderzoeken.
Er is een groot verschil tussen het spel van kinderen met van 6 en 12 jaar. Eén iets
hebben al deze kinderen gemeen: hun grote behoefte aan uitdagingen, experimenteer-
en constructiespelen zijn hier dus zeker en vast aan de orde.
In principe kunnen we het spel van deze leeftijdscategorie onderbrengen in twee grote
groepen: actief bezig zijn of rusten.
Actieve kinderen gaan klimmen, klauteren, rennen, fietsen, skaten, zwemmen,
touwtjespringen, spelen met een bal, …
Andere kinderen rusten liever een beetje uit tijdens de speeltijd. Op het eerste zicht
lijkt het alsof deze kinderen dan niets doen, maar als je beter kijkt, zie je wel
degelijk dat ze iets aan het doen zijn. Kinderen die rommelen bij een putje,
kastanjes zoeken, met een stokje hun naam in het zand schrijven, … komen zo tot
zichzelf. Ze nemen even afstand van de drukte, ze vinden er innerlijke rust.
45
Tussen de 6 en de 8 jaar maken de kinderen heel wat ingrijpende gebeurtenissen mee.
Eén hiervan is het intreden in de lagere school. De kinderen zijn plots weer de
„kleintjes‟ van de speelplaats. Dit schrikt sommige kinderen af. Je ziet hen dan ook
vaak rustig zitten praten of rondkijken met vriendjes en vriendinnetjes, ze kijken
letterlijk de kat uit de boom. Deze leeftijdscategorie heeft dan ook nood aan hegjes,
bankjes, omgevallen bomen, grote stenen, muurtjes, … kortom plaatsjes waar ze
ongestoord kunnen zitten en waar ze een soort „mentale‟ beschutting hebben. Het
andere deel van deze leeftijdsgroep is dan meer gericht op de „oudere‟ kinderen. Het
gaat hier vaak om jongens die een beetje stoer willen doen en zich ook „groot‟ willen
voelen. Deze kinderen doen dan mee aan voetbal, basket, … Ook speeltoestellen
hebben een grote aantrekkingskracht bij deze kinderen.
Vanaf 8 jaar krijgen de regel- en wedstrijdspelen ook een belangrijke plaats in de vrije
tijd van de kinderen. In sportspelletjes zoals voetbal en hockey dagen de kinderen
elkaar uit. Het competitie-element speelt dus al vroeg een grote rol in het leven van
een kind.
Naarmate kinderen ouder worden hebben ze minder behoefte aan speeltoestellen.
Kinderen tussen 10 en 12 jaar kan je het meest plezieren met het aanbieden van een
ruimte waar ze ongestoord kunnen zitten, hangen, kletsen, … Als de jongeren deze
ruimte niet krijgen, zullen ze de ruimte van jongere kinderen innemen. Zo gaan ze
bijvoorbeeld op het speelhuisje van de kleintjes zitten, met de daaraan gekoppelde
gevolgen. Daarnaast is deze leeftijdsgroep ook erg sterk gericht op groepsspel.
2.4 Voorwaarden om tot een ideale speelplaats te komen
„Ideaal‟ is uiteraard een abstract woord en heeft een zeer persoonlijke invulling.
Wanneer leerkrachten en leerlingen de vraag krijgen hoe hun „ideale‟ speelplaats eruit
ziet, geven zij heel wat uiteenlopende antwoorden. Omtrent de voorwaarden van een
„ideale‟ speelplaats zijn reeds heel wat publicaties verschenen. De auteurs van deze
publicaties vullen elkaar goed aan, en dit brengt ons tot 12 voorwaarden waaraan de
„ideale‟ speelplaats moet voldoen. De ene voorwaarde is nodig voor de andere. Het gaat
om zaken die ervoor zorgen dat we een goed functionerend en kwalitatief speelplein
kunnen uitbouwen. Dit zijn vanzelfsprekend enkel maar richtwaarden, want wat is
„ideaal‟?
46
2.4.1 Voldoende (variatie in het) aanbod
Alle kinderen moeten de speelkansen krijgen die ze verdienen en die aansluiten bij hun
leeftijd en ontwikkeling. Daarom is het zo belangrijk dat de kinderen kunnen kiezen uit
een omvangrijk aanbod dat gestructureerd en overzichtelijk is (Dekeyser, 1998). De
Medts en Verhoeven (2001) benadrukken dat we in de eerste plaats aandacht moeten
besteden aan de indeling van de speelruimte (ervoor zorgen dat de looproute naar het
toilet niet dwars door de knikkerzone loopt, …) en het aanbrengen van lijnen (de rand
van het hinkelspel mag niet tegelijkertijd ook de rand van het voetbalveld zijn, …).
Daarnaast moeten de kinderen ook kunnen beschikken over een ruim gamma aan
materialen. Wanneer kinderen aan de slag gaan met het materiaal, is het tijd voor de
leerkracht om te bekijken wat de kinderen willen spelen, want hieruit valt veel te leren
(de Valck, 2005). Dekeyser (1998), Maier en Snoeck (2003) vermelden dat het in dit
opzicht dan ook vanzelfsprekend is dat kinderen mogen spelen en experimenteren op
de grens van hun kunnen.
Uit het voorgaande blijkt dat voldoende aanbod zal bijdragen tot het scheppen van een
goede speelplaats. Het wordt pas helemaal compleet wanneer ook variatie in het
aanbod aanwezig is (Dekeyser, 1998; Maier & Snoeck, 2003; de Valck, 2005). Geen
twee kinderen zijn hetzelfde, elk kind heeft zijn of haar eigen persoonlijkheid en
behoeften (Dekeyser, 1998; van Hagen 2007). Zo moet er en babbelhoekje zijn voor
rustige kinderen, maar ook actieve kinderen moeten de kans krijgen hun overtollige
energie te spenderen in bijvoorbeeld sportspelen (Maier & Snoeck, 2003). Dekeyser
(1998) en van Hagen (2007) pleiten er in dit verband voor de speelplaats op te delen in
meerdere rust- en activiteitenzones.
Afwisseling in vormgeving en aanleg zorgen voor meer activiteit, speelse kleurtjes
zetten nog meer aan tot beweging (Maier & Snoeck, 2003). Vervolgens speelt ook het
geslacht een belangrijke rol (de Valck, 2005). Het verschil tussen jongens en meisjes
komt sterk naar voor in het materiaalgebruik. Meisjes voelen zich eerder aangetrokken
tot rustig spel: ze lezen een boek, babbelen met vriendinnen of turen gewoon naar de
spellende kinderen. Kenmerkend hiervoor is dat in deze spelen een grote emotionele
betrokkenheid schuilt. Jongens grijpen dan weer eerder naar een bal of een
hockeystick, zij houden ervan hun prestatieniveau te meten met dat van de anderen.
Als laatste pleiten Dekeyser (1998) en de Valck (2005) voor voldoende afwisseling in
spelvormen. In dit opzicht wordt ook vaak gesproken over de „functionele‟ speelplaats
(zie 2.2.4).
47
2.4.2 Aantrekkelijk
Een vlakke, grijze ruimte zal de aandacht van kinderen weinig of niet trekken waardoor
ze zich er snel gaan vervelen. Daarom moeten we proberen een gevarieerd speelplein
te creëren waarop alle kinderen hun gading kunnen vinden. Hiervoor moeten we
onszelf steeds de volgende vraag stellen: “Wat zijn de interesses van onze
speelplaatsgebruikers?” Door hierop een antwoord te geven kunnen we onze
speelplaats aantrekkelijk maken door het gebruik van speeltoestellen, banken,
verschillende niveaus, … In combinatie met de gangbare regels en afspraken, is dit de
basis voor een aantrekkelijk speelplein (van Gelder & Goedhart, 2007).
2.4.3 Vrijheid
Het luikje vrijheid kan bekeken worden vanuit verschillende standpunten: de grote van
de speelruimte en de vrije spelkeuze.
Wat betreft het eerste standpunt zijn er al twee tegenstrijdige visies. Dekeyser (1998)
vindt dat kinderen over een grote speelruimte moeten beschikken waarin plaats is voor
alle spelvormen. Maar deze mening wordt omvergeworpen door de Valck (2005),
volgens haar kan ook in een geringe ruimte veel spel plaatsvinden. Ze zet haar visie
kracht bij met de woorden „beter een kleine ruimte met voldoende aanbod en variatie
dan een grote ruimte zonder uitdaging.‟
Ten tweede moeten de kinderen keuzevrijheid hebben, ze moeten de kans krijgen zelf
te kiezen wat ze willen spelen (de Valck, 2005).
2.4.4 Functioneel
De term functionaliteit werd eerder al aangehaald bij de voorwaarde „voldoende
(variatie in het) aanbod‟. Het ging daarbij over het feit dat de speelruimte moet
afgestemd zijn op het spelen van verschillende spelvormen. Maar het begrip kan veel
ruimer bekeken worden. Een speelplaats wordt elke schooldag door heel wat gebruikers
belopen en vereist een lange levensduur. Daarnaast moeten zowel de actieve als de
minder actieve kinderen zich kunnen thuis voelen op de speelplaats. (Dekeyser, 1998).
48
2.4.5 Avontuurlijk
Eerder werd er al op gewezen dat de kinderen de mogelijkheid moeten krijgen om te
spelen op de grenzen van hun kunnen. De voorwaarde avontuurlijk is hier
onlosmakelijk mee verbonden. De speelplaats moet kinderen uitdagen tot
experimenteren en onderzoeken. Kinderen die op ontdekkingstocht trekken over de
speelplaats moeten voldoende geprikkeld worden, anders wordt de speeltijd een saai
gebeuren (Dekeyser, 1998).
2.4.6 Herbergzaamheid
Herbergzaamheid is een verzamelterm voor beschutting, intimiteit en geborgenheid,
deze drie termen worden dan ook steeds met elkaar in verband gebracht. Elk van deze
drie factoren verdient bijzondere aandacht.
De speeltijd is er niet alleen op zonnige en warme dagen. Kinderen moeten bij
regenweer en wind kunnen schuilen in bijvoorbeeld een grote rioolbuis, in een
speelhuisje of onder een tipi.
Kinderen moeten zich op de speelplaats thuis voelen en zichzelf kunnen zijn, iets wat
onder de term intimiteit de plaatsen is (Maier & Snoeck, 2003).
Geborgenheid is een verzamelterm voor bescherming, beschutting, een veilig en
knus gevoel. Een eenduidige invulling geven aan het begrip is dus irreëel, waardoor
het creëren van geborgenheid op de speelplaats moeilijk is. Wat vaststaat, is dat alle
kinderen een innerlijke veiligheid moeten kunnen ervaren op de speelplaats
(Dekeyser, 1998; De Medts & Verhoeven, 2001; de Valck, 2005). Het creëren van
kleine, besloten ruimtes kan dit gevoel van veiligheid en gemak geven. Ook het
gebruik van groen en niveauverschillen kan hiertoe bijdragen (openbare ruimte
gemeente Blaricum, 2010).
Als laatste moet gezegd worden dat het aanbieden van een voldoende groot aanbod
sterk met deze voorwaarde verbonden is.
2.4.7 Aansluiten bij de ontwikkeling
De behoeften van kinderen zijn onlosmakelijk verbonden met hun leeftijd en
ontwikkelingsniveau. Mede hierdoor moeten we zorgen voor een rijk aanbod waarin alle
kinderen hun behoeften kunnen bevredigen (Dekeyser, 1998; de Valck, 2005; van
Hagen, 2007).
49
2.4.8 Link met de activiteiten in de klas
Wat binnen geleerd wordt, moet buiten op een speelse manier toegepast kunnen
worden. Denk maar eens aan een kind uit het eerste leerjaar dat pas leert rekenen. Bij
het hinkelspel komen de cijfers als het ware tot leven, het kind kan op een speelse
manier omgaan met de verworven kennis en vaardigheden. Wanneer we de activiteiten
die plaatsvinden op de speelplaatsen eens goed bekijken, zien we vaak zaken uit de
klas terugkeren: kinderen overdoen het dictee die ze net voor de speeltijd maakten, ze
bekijken de blaadjes van de bomen zoals ze deden in de les omtrent de bladrand en de
nerven, … Belangrijk hierbij is dat de kinderen niet het gevoel krijgen dat ze dit
„moeten‟ doen. Eén van de belangrijkste kenmerken van het spel is immers dat het vrij
door de kinderen wordt gekozen. In dit verband spreekt van Hagen (2007) over het
ontdekkend leren.
2.4.9 Het aantal kinderen op de speelplaats
Van Gelder en Goedhart (2007) geven aan dat hoe meer kinderen tegelijkertijd op
dezelfde plaats aanwezig zijn, hoe minder bewegingsintensiteit er is. De kinderen
kunnen niet spelen wat ze echt willen, ze zullen elkaar in de weg lopen waardoor een
gevoel van onbehagen zal optreden. Dit kan vaak ontaarden in echte problemen die
dan meegebracht worden in de klas.
Om deze problemen tot een minimum te beperken zijn er twee alternatieven.
Buurtspeelpleinen, voetbalvelden, … bevinden zich vaak in de buurt van de school.
Een oplossing kan erin bestaan deze openbare ruimtes te gebruiken tijdens de
speeltijd.
Een andere, wellicht meer haalbare oplossing, bestaat erin het uurrooster van de
verschillende graden aan te passen. Zo kan het zijn dat de eerste graad pauze heeft
van 10u00 tot 10u15. De tweede en derde graad gaan op hun beurt een kwartiertje
later pauzeren. Op deze manier kunnen de kinderen vrijer bewegen. Het nadeel van
deze gescheiden pauzes is wellicht de moeilijke praktische organisatie en het feit dat
de leerlingen van de school elkaar nauwelijks ontmoeten.
50
2.4.10 Inbreng van de kinderen
Wanneer de aanpak van de speelplaats op de agenda staat, mogen we niet vertrekken
vanuit het oogpunt van een volwassene. De aanpassing van de speelplaats is dan terug
te brengen op louter de „verfraaiing‟ van de ruimte. Daarom is het van groot belang dat
we de kinderen betrekken bij het (her)inrichten van de speelplaats. Want uiteindelijk
zijn het de kinderen die het meeste gebruik zullen maken van de ruimte. De speelplaats
aanpakken zal dus in de eerste plaats inhouden dat volwassenen het standpunt van de
kinderen moeten innemen, ze moeten als het ware een kinderbril opzetten (Dekeyser,
1998; van Hagen, 2007). Dit lukt het best wanneer de kinderen betrokken worden in
de onderhandelingen, ze kunnen hun meningen staven met voorbeelden, waardoor het
voor leerkrachten duidelijker en makkelijker zal worden om zich in de kinderwereld te
verplaatsen. Maar daarnaast geeft het mede verantwoordelijk zijn de kinderen gewoon
een goed gevoel. Deze medeverantwoordelijk zal zich tijdens het gebruik van de
speelruimte ook duidelijk laten merken. Kinderen zullen meer zorg dragen voor „hun‟
speelplaats en materiaal, en dit kan de levensduur van dit alles alleen maar ten goede
komen (van Hagen, 2007). (Meer hierover is te lezen in het stuk rond de participatie
van de kinderen).
2.4.11 Actieve leerkrachten
De meeste leerkrachten vinden het toezicht houden een van de minst leuke invulling
van hun job. Nochtans kan de speeltijd ook voor leerkrachten leuk zijn. Een goede
toezichthoudende leerkracht zal een actieve rol aannemen door mee te spelen, reacties
uit te lokken bij de kinderen of gewoon ideetjes aan te brengen. Op deze manier zullen
kinderen de leerkracht ook minder gaan zien als een „politieagent‟ die alleen maar kijkt
of de regels en afspraken omtrent de speeltijd wel in acht genomen worden (van Gelder
& Goedhart, 2007).
51
2.4.12 Veiligheid
De speelplaats mag op geen enkel moment de veiligheid of de gezondheid van zowel de
kinderen als de leerkrachten hinderen. Voor kinderen maakt het niet uit of
speeltoestellen veilig of onveilig zijn, het zal hen niet tegenhouden er in of aan te
spelen, een belangrijke reden voor volwassenen om de veiligheid te garanderen.
Europa heeft daarom veiligheidsnormen opgesteld. Maar, de veiligheid mag de niet
alles overheersende factor zijn. “Veiligheid is nooit het uitganspunt, wel de
onvoorwaardelijk rechter.” (Dekeyser, 1998). Met deze uitspraak wil hij duidelijk maken
dat wanneer de speelplaats veilig is, dit niet wil zeggen dat ook de geborgenheid,
variatie in het aanbod, … aanwezig zijn. Neen, het moet andersom gebeuren: alle
andere elementen moeten eerst aanwezig zijn vooraleer men rekening kan gaan
houden met de veiligheid. Door veiligheid als hoofdvereiste te stellen, zal je ervoor
zorgen dat de speelkansen en de spelontwikkeling van de kinderen in het gedrang
komen. Daarbij komt ook dat het belangrijk is dat kinderen in contact komen met
gevaren om deze zo goed als mogelijk te leren inschatten. Dit doet ons even
terugdenken aan de voorwaarde „avontuurlijk‟, want kinderen moeten de kans krijgen
hun grenzen af te tasten en op ontdekking te gaan op de leerrijke speelplaats, ook al
brengt dit risico‟s met zich mee. In dit geval hoor je vaak spreken over aanvaardbare
risico‟s, risico‟s die voor kinderen herkenbaar en beheersbaar zijn (Dekeyser, 1998;
Maier &Snoeck, 2003). Een goede speelplaats is bijgevolg een combinatie van ordening
en veiligheid (Dekeyser 1998).
2.5 De elementen voor een vlotte, actieve en creatieve speelplaats
Tot dusver werd nog niet gesproken over de elementen die kunnen leiden tot een
vlotte, actieve en creatieve speelplaats. Dekeyser (1998) brengt daar via onderstaand
schema verandering in. Tot een goede speelsituatie voor de kinderen komen is een
werk van lange adem waarbij zeven elementen van cruciaal belang zijn. Zoals later zal
blijken zijn deze elementen onlosmakelijk met elkaar verbonden en is het ene element
nodig om het andere te verwezenlijken.
52
In de onderstaande tekst worden deze zeven elementen uitvoerig beschreven. Als het
gehele schema doorlopen is, zijn we te weten gekomen wat nu eigenlijk een goede
speelsituatie voor kinderen is.
Figuur 2: elementen voor een vlotte, actieve en creatieve speelplaats
2.5.1 Aard van de kinderen
Elk kind is anders: passief, luidruchtig, in zichzelf teruggetrokken, moeilijk contacten
leggen, zich overal thuisvoelen, …. Kortom elk kind heeft een ander karakter en
daarmee samenhangend ook andere behoeften. Het team moet hier bewust rekening
mee houden om het meeste probleemgedrag op de speelplaats te vermijden. Eigenlijk
kan je al veel oplossen door de speelplaats op te delen in verschillende zones waar
kinderen zich in kunnen terugtrekken. Daarnaast is het ook aan te raden voldoende
spelmateriaal te voorzien en de regels en afspraken af te stemmen op de kinderen die
de speelplaats bevolken. Maar soms zullen we toch bij het kind zelf moeten kijken om
een verklaring te vinden voor het probleemgedrag. Misschien heeft het kind gebrekkige
sociale vaardigheden of een gebrek aan speelbagage? (Dekeyser, 1998).
Speelsituatie
voor de
kinderen
Leefregels en afspraken
Aard en organisatie van toezicht
SPEEL
materiaal
SPEEL
ruimte
SPEEL
bagage
Eigen visie van het schoolteam op spelen
Aard van de kinderen
53
2.5.2 Eigen visie van het team op spelen
Iedereen heeft zijn of haar eigen visie op het kinderspel en de speelruimte. Op school is
het belangrijk dat alle leden van het team en alle andere betrokkenen hun visies op
elkaar afstemmen om tot een goede speelcultuur te komen. Dit gelijkstemmen van de
snaren is een heel belangrijke stap in het veranderingsproces, het is dan ook nodig om
er bewust voldoende tijd aan te besteden. Uiteraard is het niet zo dat er slecht één
goede visie is. Door overleg kunnen verschillende visies met elkaar verweven worden
om tot de, voor de desbetreffende school, beste visie te komen. Het is wel belangrijk
dat er in de visie zeker en vast rekening gehouden wordt met de kinderen. Elke
betrokkene moet gehoor krijgen voor zijn of haar ideeën, wensen en behoeften
(Dekeyser, 1998). De Valck (2005) voegt hier nog aan toe dat de waarden die het
schoolteam belangrijk acht, terugkomen in de inrichting van de speelplaats.
2.5.3 Speelmateriaal
Speelmateriaal is een niet te missen item op de speelplaats, want wie kan nu
voetballen zonder bal of touwtjespringen zonder touw? Daarnaast kan het gebruik van
verschillende soorten speelmateriaal de speelkansen van de kinderen gestaag doen
toenemen en op deze manier bijdragen tot goed kinderspel. Vaak zijn de materialen die
op school aangeboden worden zeer beperkt, meer dan eens worden de materialen dan
ook aangevuld met speelgoed van thuis (Dekeyser, 1998).
2.5.3.1 Soorten speelmateriaal
Het aanbieden van materiaal hangt sterk samen met de ruimte waarover je beschikt.
Wanneer je slechts over een kleine speelplaats beschikt, investeer je beter in
spelmateriaal dat sociaal-, fantasie- en constructiespel uitlokt. Maar natuurlijk kunnen
er ook sport- en bewegingsspelen plaatsvinden, weliswaar met aangepaste speelvelden.
(Dekeyser, 1998).
Caminada en Leenders (1996) maken een verdeling in vaste, grote, kleine, natuurlijke,
kostenloze of herbruikbare materialen en het naar buiten brengen van binnenmateriaal.
Maar, eigenlijk behoren de materialen niet strikt tot één categorie, sommige materialen
hebben trekjes van verschillende materiaalgroepen.
54
Vaste materialen
Vaste materialen zijn materialen die op een of andere manier verbonden zijn met de
grond (verankerd in het asfalt, vastgepind in het gras, …) of zware materialen die
niet (of moeilijk) te verplaatsen zijn. Het gaat daarbij vooral om klim- en
klautertoestellen, glijbanen, … Het zijn allemaal toestellen waarbij de kinderen tot
actief bewegen worden aangezet.
o Een klimrek is één van de favorieten van kinderen. Ze kunnen op verschillende
manieren (met het gebruik van één hand, zo snel mogelijk, …) naar boven
klauteren en terug naar beneden komen. Om het geheel compleet te maken
kunnen een loopbrug of zelf en hutje bijgebouwd worden. Een touwbrug en
klimnet dienen hetzelfde doel, maar en klimmuurtje is vaak nog aantrekkelijker.
o Een schommel met verschillende zitjes (plank, mand, autoband, ...) is ook puur
plezier.
o Het gebruik van tipi‟s is in opmars, ze bieden verschillende
gebruiksmogelijkheden en bieden bescherming tegen wind en regen.
o De mogelijkheden van een grote rioolbuis zijn ook niet te onderschatten. Kinderen
kunnen het gebruiken in vele van hun spelvormen: ze spelen er verstoppertje in,
gebruiken het als onderduikadres in hun oorlogsspelletje of als slaapplaats van
het pasgeboren baby‟tje in het fantasiespel.
o Banken zijn ideale rust- en vertoefplekjes. Vooral kinderen die houden van
babbelen met vriendjes, kaartjes uitwisselen of het spel van anderen bekijken,
maken hier heel dikwijls gebruik van.
Grote materialen
Het aanbieden van grote materialen heeft twee duidelijke voordelen. Ten eerste
dragen ze bij tot het verwerven van allerlei vaardigheden zoals het evenwicht
houden op een grote evenwichtsbalk of zichzelf optrekken aan verschillende balken.
Daarnaast is het zo dat veel kinderen tegelijkertijd gebruik kunnen maken van grote
materialen. Op deze manier komen de kinderen met elkaar in contact wat zal leiden
tot samenspel, verdeling van taken of overleg. Grote materialen kunnen dus en
wezenlijke bijdrage leveren aan het ontwikkelen van de sociale vaardigheden.
Kleine materialen
Het gebruiken van kleine materialen heeft een groot voordelen: één materiaal kan
(meestal) verschillende doelen dienen.
o Een bezem wordt gebruikt om de speelplaats op te ruimen, maar kan evengoed
dienen als bezem van de heks of borstel voor de sneeuwman.
55
o Skippyballen hebben niet zo‟n lange levensduur, toch zijn het leuke objecten op
de speelplaats. Als er meerdere exemplaren aangekocht worden, kunnen er ook
wedstrijdjes gesprongen worden.
o Op elke speelplaats zijn ook ballen aanwezig. Bij het gebruik ervan moet je er op
letten dat ze niet op straat kunnen rollen, dit kan namelijk gevaarlijke situaties
opleveren. Maar ook op het schoolplein kunnen veel ongelukken gebeuren met
ballen. Zo zijn kapotte ramen en blauwe ogen vaak geziene gevolgen van
ongecontroleerd gebruik. Ballen zijn er in alle maten en kleuren, zorg voor een
gevarieerd aanbod.
o Meisjes houden van hoelahoepen, maar hoepels kunnen ook gebruikt worden voor
een leuk springspelletje of om een huisje te maken tijdens het fantasiespel.
o Nog een zeer bruikbaar medium is het straatkrijt. Kinderen kunnen leuke
tekeningen maken op de grond, ze kunnen juf of meester spelen en dingen op het
bord schrijven of een hinkelbaan maken.
Binnenmateriaal buiten gebruiken
Soms opteren leerkrachten er voor om binnenmateriaal ook buiten te gebruiken.
Vaak doen ze dit omdat sommige materialen heel wat lawaai met zich meebrengen.
Maar, het binnenspeelgoed kan ook een kostbare aanvulling voor het buitenspel zijn.
Kosteloze of herbruikbare materialen
Een goedkope en snelle manier om de speelkansen van kinderen uit te breiden is het
aanbieden van kosteloos materiaal. Leerkrachten moeten wel daadwerkelijk op zoek
gaan naar materialen die op een effectieve manier kunnen bijdragen aan het opdoen
van ervaringen. Het nadeel van kosteloze materialen is dat ze vaak niet lang
gebruikt kunnen worden, maar kosteloze materialen kunnen makkelijk vervangen
worden. Hierdoor wordt het meteen een voordeel, want wanneer kinderen
regelmatig kunnen beschikken over „nieuwe‟ materialen zal dit prikkelingen en
nieuwe speelervaringen met zich meebrengen.
o Autobanden worden gebruikt als zitmogelijkheid of als schommel.
o Flessen kunnen met water of zand gevuld worden om te gebruiken als kegels of
om te bowlen.
o Karton kan eventueel gebruikt worden als mikroos.
o Een fietsband kan dienen als de teugel van het paard.
o Oude kledij kan perfect gebruikt worden als attribuut in het rollenspel van de
kinderen.
56
Natuurlijke materialen
Als laatste kunnen ook natuurlijke materialen ingezet worden om de speelkansen
van kinderen uit te breiden. Een dode boom kan zo dienen om even uit te rusten,
om erop en eraf te springen, ...
2.5.3.2 De juiste materialen kiezen
Het kiezen van materiaal is geen eenvoudige klus. Caminada en Leenders (2006)
schetsen vijf zaken die aandacht verdienen bij de materiaalkeuze.
Een belangrijke doelstelling van spel is de ontwikkeling van het kind op verscheidene
gebieden. Daarom is het belangrijk materialen te kiezen die zoveel als mogelijk
bijdragen aan deze ontwikkeling. Omdat niet alle kinderen op de speelplaats op
hetzelfde ontwikkelingsniveau functioneren, is het sterk aan te raden een
verscheidenheid aan materiaal te voorzien waarmee een ruim scala competentie
beoogd kunnen worden.
Het is ook belangrijk in het achterhoofd te houden dat speelgoed liefst een zo lang
mogelijke levensduur heeft. Daarom is het zeer verstandig om te kiezen voor
degelijk en stevig materiaal die wel tegen een stootje kan. Kinderen zullen namelijk
speelgoed ook wel eens op een „oneigenlijke‟ manier gebruiken. Zo zal een kind een
springtouw niet alleen gebruiken om te springen, maar ook om een groepje kinderen
voor te trekken of om te bewijzen hoe sterk het is.
Kinderen kunnen heel wat van elkaar leren. Door samenspel ontwikkelen ze hun
sociale vaardigheden. Bijgevolg is het van belang dat de gekozen materialen
kinderen uitdagen tot samenspel.
Kinderen uitdagen tot het ontdekken van de hen omringende wereld kan door het
aanbieden uitdagende materialen. Zorg ervoor dat de materialen een leuke kleur,
vorm, … hebben zodat ze er aantrekkelijk uitzien.
Een kind op onderzoek ontdekt de ruimte en de materialen op zijn of haar eigen
manier. Kinderen denken in de verste verte niet aan de veiligheid van datgene
waarmee ze omgaan. Daarom is het belangrijk dat de leerkrachten zorgen voor
veilig speelgoed.
57
2.5.3.3 Ideeën om op een goedkope manier speelmateriaal te verzamelen
Het aanpakken van de speelplaats is een dure aangelegenheid. Om de kosten te
drukken is het een goed idee om zoveel mogelijk technieken toe te passen om
goedkoop of op een kostenloze manier speelmateriaal in te zamelen. Een aantal
eenvoudig te realiseren voorbeelden.
Via het schoolkrantje kan je kinderen, ouders en hun familie warm maken om op
zolder of in het tuinhuisje eens op zoek te gaan naar spullen die niet meer gebruikt
worden.
Je kan ook ruimer gaan dan de schoolkrant door een oproep te plaatsen in een
gemeente- en nationale krant waarbij mensen uitgenodigd worden niet meer in
gebruik zijnde materialen op een bepaalde dag naar een afgesproken plaats te
brengen.
Ga eens te rade bij lokale handelaars, sport- en jeugdclubs voor het verkrijgen van
oude fietsbanden, kaarten, aan te kant geschoven ballen, …
Op zoek gaan in de reclamefoldertjes van speelgoedwinkels en de acties in het oog
houden.
Rommelmarkten bezoeken.
Zelf een actie op poten zetten om geld in te zamelen: sponsorloop, carwash, appelen
verkopen, …
De handen uit de mouwen steken door zelf speelgoed te maken zoals
muziekinstrumenten met conservenblikken of kegels door flesjes te vullen met zand
of water.
2.5.3.4 Opbergen en uitlenen van speelmateriaal
Het aanbieden van speelmateriaal brengt heel wat organisatie met zich mee. Belangrijk
hierbij is dat de speelmaterialen op een snelle en efficiënte manier uitgedeeld en terug
opgeborgen kunnen worden (Dekeyser, 1998).
Op school verloopt het opbergen en uitdelen van materiaal vaak erg chaotisch.
Leerkrachten stellen daarom hoge eisen aan het opbergsysteem (Caminada &
Leenders, 1996):
het moet overzichtelijk zijn;
het moet mogelijk zijn na te gaan of alles aanwezig is;
alle materialen moeten makkelijk bereikbaar zijn, zowel voor groot als klein;
met de mogelijkheid om de leerlingen zelf het materiaal te laten opruimen.
58
Hieronder volgen een aantal ideeën voor een vlot uitleen- en opbergverloop.
De materialenberging – het ruimtelijk systeem
Voor de inrichting van een materialenhok mag niet over één nacht ijs gegaan
worden. Als je een goed functionerend berghok wil, moet je er extra zorg aan
besteden, daarom geven Caminada en Leenders (1996) enkele richtlijnen.
o Vlot uitlenen en terugbrengen kan door een systeem te gebruiken dat voor alle
leerlingen herkenbaar is. Maak bij voorkeur gebruik van stickers, symbolen of
tekeningen.
o De wanden hoeven geen verloren ruimte te zijn. Het is eenvoudig om hieraan
dingen te hangen zoals touwen, hoepels, steltenpotjes, …
o Stop kleinere materialen zoals schopjes, knikkers in (afgesloten) dozen.
o Zorg voor een duidelijke en vaste indeling, dit komt het gebruiksgemak zeker en
vast ten goede.
o Zorg dat kinderen alles zelfstandig kunnen opruimen, het opruimen moet een spel
op zich zijn.
Vaak is de materialenberging een bijplaats van bijvoorbeeld het secretariaat, maar
soms is het ook een losstaand gebouwtje.
Extra tip: leg of hang in de berging een lijst waarop alle materialen en hun aantallen
staan (Cleassen, 2006).
Spelenkoffer of speelpleinkist
Van Gelder en Goedhart (2007) opteren voor het gebruik van een spelenkoffer of
speelpleinkist. Een spelenkoffer of speelpleinkist wordt reeds op heel wat scholen
gebuikt. Het is een grote koffer of kist die tijdens de speeltijd buiten gezet wordt.
Het kan kinderen aanzetten tot bewegen. Via dit systeem trainen de kinderen heel
wat sociale vaardigheden: ze staan samen aan de kist om iets te nemen en komen
op deze manier met elkaar in contact, soms besluiten ze om samen te gaan spelen
of ruilen hun materiaal.
Hoeveel koffers of kisten beschikbaar zijn, verschilt van school tot school. Sommige
scholen kiezen ervoor elke klas een koffer te geven. Het voordeel hiervan is dat de
materialen die erin zitten, aangepast zijn aan de leeftijd, de ontwikkeling en
natuurlijk ook de behoeften van de kinderen. Andere scholen kiezen er dan weer
voor om slechts één koffer te voorzien voor de hele school. Er is dan een
beurtsysteem waarbij er elke dag 1 of 2 klassen met het materiaal aan de slag
kunnen.
59
Het vullen van de speelkoffer of speelpleinkist is een activiteit die in samenspraak
met de kinderen moet plaatsvinden. Welke materialen er in gaan, is zeer
uiteenlopend: springtouw, tol, leesboek, bal, kegels, krijt, … noem maar op. Naast
speelmateriaal kan de kist ook aangevuld worden met fiches waarop spelvoorstellen
gedaan worden.
Tijdens het vullen kan het interessant zijn rekening te houden met een aantal
richtvragen.
o Wat vinden de kinderen leuk?
o Wat heeft een lange levensduur?
o Wat is veilig?
o Wat is betaalbaar binnen het voorziene budget?
o Wie zal het materiaal kopen?
o Wie mag wanneer met het materiaal spelen?
o Hoe kan erop toegezien worden dat de kist of koffer compleet blijft?
Vooral de laatste vraag moet de nodige aandacht krijgen. Als de kist op de
speelplaats staat, kan er makkelijk iets kwijt raken. Materialen uit de ene kist
kunnen zo ook in de andere kist terechtkomen. Om dit probleem zoveel mogelijk
binnen te perken te houden zijn er een aantal mogelijkheden (van Gelder en
Goedhart, 2007; Blandina, Gielen, Leeten & Tilkens, 2008; Dockx, Sancuzk, Van
Dijck & Wynants, 2009).
o Gebruik maken van een leenbord. Het leenbord is een bord waarop foto‟s of
plaatjes staan van de materialen die in de koffer aanwezig zijn. Als kinderen iets
willen uitlenen, hangen ze hun naamkaartje onder de foto of het plaatje. Wanneer
ze het materiaal terugbrengen, nemen ze hun naamkaartje weg.
o Er zit een lijst in de koffer, kinderen die iets willen uitlenen schrijven hun naam op
de lijst.
o Er kan ook een klassendienst opgericht worden die na elke speeltijd voor zin of
haar klas zal nagaan of alle materialen terug in de kist gestopt zijn.
De spelotheek – het uitleensysteem
Spelotheken in bibliotheken of plaatselijke winkeltjes zijn er al langer, maar op de
scholen is het een relatief nieuw fenomeen. Daarom is het ook zeer moeilijk
informatie te vinden omtrent spelotheken op de schoolplein.
60
De volgende definitie geeft een omschrijving van een spelotheek buiten de
schoolmuren.
“Een `speel-o-theek` leent speelgoed uit, net zoals een bibliotheek boeken
uitleent. Leden van de speel-o-theek kunnen er speelgoed komen uitzoeken en dit
een paar weken mee naar huis nemen. Het speelgoed dat te leen is, is vooral
gericht op kinderen van 0 tot 12 jaar. Ook zijn er gezelschapsspellen en puzzels
te leen voor alle leeftijden.” (Wikipedia, 2010).
Toegepast op de speelplaats zou dit dus betekenen dat een aantal kinderen het
beheer op zich nemen. Tijdens de speeltijd kunnen alle andere kinderen materialen
komen uitlenen.
Er wordt gebruik gemaakt van een uitleensysteem, en dit kan op twee manieren
vorm krijgen.
o Het meest gebruikte en voor de hand liggende systeem is waarschijnlijk het
„leensysteem‟. Alle kinderen hebben een muntje, kaartje, pasje, … Eventueel kan
hier ook gebruik gemaakt worden van bijvoorbeeld verschillende kleuren
waardoor makkelijk gezien kan worden in welk leerjaar het kind zit. Kinderen die
iets willen uitlenen gaan naar de spelotheek en geven hun pasje, … in ruil.
Wanneer de kinderen het uitgeleende materiaal terugbrengen, krijgen ze hun
pasjes, … terug.
o Een andere mogelijkheid is het kiezen op foto. De kinderen vragen een stuk
speelgoed, onder de foto wordt de naam van het kind geschreven. Als het kind
het uitgeleende materiaal terugbrengt, wordt zijn of haar naam geschrapt (Speel-
o-theek de Bromtol, 2009).
Projectmatig werken
Claessen (2006) heeft het over het projectmatig werken. Dit is een geheel andere
manier om materiaal aan te bieden, het is meer een routine.
o Elke vrijdag „volksspelen-dag‟.
o Elke dinsdagnamiddag mogen de kinderen hun rolschaatsen meebrengen.
o Op maandag mogen de leerlingen niet voetballen.
o …
61
2.5.4 Speelruimte
2.5.4.1 Verschillende zones of ruimtes
De speelruimte is een héél belangrijke factor bij het creëren van een goede speelplaats.
De meeste mensen zijn van mening dat een grote speelruimte noodzakelijk is om goed
te kunnen spelen. In vele scholen zou dit dus problemen met zich meebrengen, want
de meeste scholen beschikken niet over een grote ruimte om in te richten als
speelplaats. Wanneer je de inrichting van het schoolplein op en creatieve manier weet
aan te pakken, zal je ook en klein ruimte maximaal kunnen benutten. (Dockx, Van
Dijck, Sanczuk & Wynants, 2009).
Bij het inrichten van de speelruimte vertrekken we uiteraard van de kinderen met hun
specifieke behoeften. We gaan na welke spelvormen de kinderen aantrekken en hoe we
de ruimte daarop kunnen afstemmen. Een tweede indicator die een rol zal spelen bij
de inrichting van de ruimte is de mogelijkheid tot toezicht door de leerkrachten.
De beste manier om de speelplaats in te richten bestaat erin deze op te delen in
verschillende ruimtes of zones. Elke zone straalt een eigen natuur uit, elke zone is
voorbehouden aan een aantal specifieke spelvormen. Op deze manier is het zeer
vanzelfsprekend dat kinderen op hetzelfde ogenblik verschillende dingen aan het spelen
zijn zonder dat ze elkaar storen. Op zo‟n speelplaats kan elk kind zijn of haar gading
vinden en tot betrokken spel komen. Door dergelijke indeling bekom je structuur en
overzicht, wat de toezichthoudende taak van de leerkrachten ten goede komt.
Omtrent de indeling van de speelruimte in verschillende ruimtes of zones is al heel wat
neergepend. Hieronder volgt een combinatie van verschillende werken (Caminada &
Leenders, 1996; Dekeyser, 1998; Claessen, 2006).
De open ruimte
De open ruimte is zeer geschikt voor activiteiten waar veel kinderen aan deelnemen
en bijgevolg veel plaats vragen zoals voetbal of tikkertje. De ondergrond zal hier
meestal bestaan uit verharde materialen, maar dit hoeft helemaal niet saai te zijn.
Afwisseling voorzien in ondergrond (asfalt, (rubber)tegels, klinkers, …) zal ervoor
zorgen dat er verschillende activiteiten plaatsvinden. Asfalt zal bijvoorbeeld
uitnodigen tot basketbal terwijl klinkers de zin in hinkelen doen opwekken.
62
Wie aan een verharde ondergrond denkt, denkt meteen aan een grijze vlakte, maar
ook dit is helemaal niet zo. Eenvoudige ingrepen zoals een doolhof schilderen of
gebruik maken van verschillende gekleurde tegels zorgt voor en kleurrijk palet dat
de fantasie van de kinderen weet te prikkelen. Eventueel kan ook een stukje van de
open ruimte bedekt worden met gras. Dit wordt dan gebruikt om voetbal te spelen,
uit te rusten of om speeltoestel zoals een schommel op te plaatsen.
De rustige ruimte
Kinderen die houden van rust hebben nood aan een ruimte waar ze ongestoord even
kunnen babbelen of het spel van de andere kinderen kunnen inspecteren. We
kunnen het omschrijven als een ontmoetings- en verblijfstekje dat vooral door
nieuwe en angstige kinderen vaak opgezocht wordt. De kinderen voelen zich er veilig
en ontsnappen er eventjes aan de bewegingsintensiteit van de meer actieve
kinderen. Het creëren van dergelijke plekjes kan door zitmogelijkheden te voorzien
waarbij de kinderen afgeschermd worden van de rest van de speelplaats. Doordat
kinderen rugdekking hebben ervaren ze innerlijke rust. Daarnaast is het ook
belangrijk dat je geen looproutes voorziet dwars doorheen dit plekje van rust. Het
rustgevend karakter van deze plekjes kan nog versterkt worden door groen in en om
de ruimte te gebruiken.
De experimenteerruimte
Een putje dat voor water zorgt na een regenbui, een modderpoeltje, een stukje zand
waar onkruid zijn gang mag gaan, … vormen de ideale basis voor het onderzoekend
gedrag van kinderen. Om ervoor te zorgen dat kinderen ongeremd kunnen
experimenteren is het belangrijk dat deze plekjes buiten het gezichtsveld van de
leerkrachten vallen. Ook hier moet de kanttekening gemaakt worden dat looproutes
hier niet thuishoren.
De klim- en klauterruimte
Ook een klim- en klauterruimte mag niet ontbreken op de speelplaats. Deze
toestellen dragen bij tot het uitdagingspel en geven actieve kinderen de mogelijkheid
hun overtollige energie kwijt te raken door allerlei bewegingen uit te voeren. In deze
ruimte is het geen overbodige luxe om een flexibele of zachte bodem te voorzien
zoals rubbertegels, want ongevallen zijn hier zeer snel gebeurd en kunnen grote
gevolgen hebben.
63
Niveau- of hoog- laagverschillen
Een grote, open vlakte daagt kinderen niet uit tot spelen. Doorbreek de ruimte door
gebruik te maken van hoog-laagverschillen die heel wat speelmogelijkheden met
zich meebrengen en de kinderen een andere kijk op de wereld geven. De kinderen
zijn er alvast dol op. Denk maar aan het jongetje dat op en af het trottoir springt of
het kleine meisje dat voetje voor voetje in het greppeltje wil stappen.
Leuke voorbeelden van dergelijke niveauverschillen zijn de speelheuvel en het
podium. Maar het kan ook met kleine ingrepen. Soms hoeft zelfs geen extra
aandacht besteed te worden aan het voorzien van niveauverschillen. Een trapje naar
het toilet, een putje of hellend vlakje zijn er vaak al vanzelf.
Van hoog naar laag of andersom brengt dan ook weer speelgelegenheden met zich
mee. Het overbruggen kan door gebruik te maken van een trapje, ladder, glijbaan,
half ingegraven autobanden …
Op kleine speelplaatsen bieden hoog-laagverschillen extra voordeel, want de ruimte
lijkt groter.
2.5.4.2 Looplijnen
Door de speelplaats in te delen in verschillende kleinere ruimtes ontstaan looplijnen.
Deze looplijnen zorgen ervoor dat kinderen zich van de ene naar de andere zone
kunnen bewegen, naar het toilet gaan, in de rij gaan staan, … Het is heel belangrijk om
bij het ontwerpen van de speelplaats rekening te houden met de looproutes die zullen
ontstaan. Zo moeten we er onder andere voor zorgen dat er geen rollend materiaal
doorheen de looproutes komt of dat de looproute niet over de speelheuvel loopt
(Dekeyser, 1998; Caminada & Leenders, 1996; Claessen, 2006).
2.5.4.3 Bodembedekking
Door het kiezen van de juiste bodembedekking voor elke zone, kunnen heel wat
pijnlijke ongevallen voorkomen worden. Daarnaast zal het gebruik van verschillende
ondergronden weer leiden tot allerlei spelvormen en spelen. Eerder werd al beschreven
welke ondergrond het beste past bij welke ruimte. Op de volgende pagina wordt een
kort overzicht gegeven van de ondergronden die het meeste gebruikt worden bij het
aanleggen van een speelplaats (Dekeyser, 1998).
64
Tabel 2: harde en zachte ondergronden
Harde ondergronden Zachte ondergronden
Betontegels
Asfalt
Kasseien
Dolomiet of keitjes
Zand
Gehakseld hout
Rubbertegels
Gras
Houten vloer
2.5.4.4 Het gebruik van kleuren, lijnen en patronen
Kleuren
Het gebruik van kleuren op de speelplaats is sterk aan te raden, want volgens
Dekeyser (1998) lokt een grijze speelplaats agressie uit. Kleuren mogen én moeten
dus gebruikt worden, maar er mag niet overdreven worden. De kleuren moeten in
elkaar overvloeien, het moet een harmonisch kleurenpakket worden. Daarom is het
verstandig eerst te kijken welke kleuren er al zijn: gebouwen, natuur rondom de
school, … Hieruit vertrekkende kan je dan verder gaan en kiezen welke kleuren er
nog ontbreken en passen in het totaalconcept. Je kiest best voor kleurtjes die een
fris gevoel en uitstraling veroorzaken: limoengroen, citroengeel, fuchsia, … Door met
grauwe kleuren (vuil blauw, zwart, …) te werken kom je terug in de agressiespiraal
terecht.
We gebruiken dus in de eerste plaats kleur om de ruimte op te smukken, maar kleur
heeft nog vier andere functies op de speelplaats.
o Kleur als versiering: elke maand een andere tekening op het bord aan de poort.
o Kleur als signaal: de rode lijn geeft verboden speelterrein aan.
o Kleur als speelaanleiding: hinkelpad, voetbalveld, …
o Kleur als ondersteuning van een zone: een rustige zone vraagt rustige kleuren,
een actieve zone vraagt uitgesproken kleuren.
65
Lijnen en patronen
Het gebruik van lijnen en patronen op de speelplaats hangt sterk samen met het
gebruik van kleur als speelaanleiding. Lijnen en patronen zorgen voor extra
speelaanleidingen. Zo worden in cirkels kringspelletjes gedaan, zorgen rechte lijnen
tot wedstrijdjes als van lijn tot lijn springen, hinkelen zal dan weer plaatsvinden bij
het zien van patronen. Het aanbrengen van dit alles hoeft helemaal niet duur te zijn.
Door bijvoorbeeld gebruik te maken van stoepkrijt kan je elke dag of week een
ander patroon aanbrengen. Als je een langdurigere oplossing wil, kies je het best
voor latexverf (Caminada & Leenders, 1996).
2.5.4.5 En dan nog dit…
De zandbak
De zandbak is bij de meeste mensen gekend als een grote bak met zand, maar het
kan ook anders. Door de zandbak in te delen in verschillende zones en te zorgen
voor een veilige afboording is het een leuke verblijfplaats. Kinderen spelen heel
graag in de zandbak, maar toch is het soms moeilijk om deze te integreren op de
speelplaats omdat het heel wat organisatie met zich meebrengt: Hoe zorgen we
ervoor dat het zand in de zandbak blijft? Hoe zorgen we ervoor dat het zand proper
blijft? … (Dekeyser, 1998, Caminada & Leenders, 1996).
Speelhuisjes, hutten, beschutting en afdaken
Speehuisjes, hutten, beschutting en afdaken zorgen voor een veilig en knus gevoel
en bieden bescherming tegen wind, regen en zon. Het gebruik ervan is aan te raden
in de zone van rustig, fantasie- en sociaal spel (Dekeyser, 1998).
Meerpalen
Ook meerpalen hebben verschillende doelen. Ten eerste kunnen ze de speelkansen
van kinderen uitbreiden: erover springen, gebruiken als kantoortje in het
fantasiespel, … Daarnaast worden de meerpalen ook gebruikt om de ruimte in te
delen. Het grote voordeel van deze paaltjes is dat ze heel weinig kosten en
makkelijk te plaatsen zijn.
66
2.5.4.6 Groen, dieren en water
Groen
Groen aanbrengen in en rond de school heeft meerdere voordelen. Ten eerste heeft
een met groen aangeklede school een mooie uitstraling. Vervolgens kan groen ook
gebruikt worden om gebieden van elkaar te onderscheiden of om bescherming te
bieden tegen wind, zon en lawaai. Voor kinderen heeft groen ten slotte nog een
andere en heel belangrijke betekenis: het brengt hen in contact met de natuur, en
dit op verschillende manieren. Ze ontdekken de schoonheid van planten en bloemen
en beleven plezier aan het bezig zijn in en met de natuur. Op een speelse manier
ontdekken ze de verschillende groeiwijzen zoals het grasveld, de klimboom of de
speelstruiken. De planten- en struikengroei en het water trekken dan weer insecten,
vlinders en vogels aan. In een rollenspel zal het groen als decor en als materiaal
dienen.
Het gebruik van groen hoeft tevens geen plaatsverlies te betekenen, het kan perfect
geïntegreerd worden in het totaalpakket. Het zal rust uitstralen, en dit komt de
herbergzaamheid ten goede (Caminada & Leenders, 1996; Dekeyser, 1998).
o Gebruiks-, afscheidings- of scherm- en decoratiegroen
Caminada en Leenders (1996) maken een onderverdeling in drie soorten groen.
Ten eerste is er het gebruiksgroen. Zoals de naam al doet vermoeden wordt dit
groen vooral „gebruikt‟ door de kinderen. Door met dit groen te werken zorg je
voor een uitbreiding van de speelmogelijkheden en krijgt de speelplaats een mooi
karakter.
Er worden verschillende soorten gebruiksgroen onderscheiden.
- Gras vormt een leuke, zachte ondergrond waar allerlei activiteiten kunnen
plaatsvinden gaande van bloemetjes plukken tot rustig een boek lezen. Gras is
een perfecte stimulans voor de zintuigen en brengt een rustgevend gevoel met
zich mee.
- Daarnaast zijn ook struiken leuke spelaanleidingen. Wie verstopt zich nu niet
graag tussen de stuiken? Of wie verkoopt al eens geen bloemetje of eikeltje in
het winkeltje?
- Ten derde hebben we de klimboom.
- Als laatste kunnen ook wilgentakken verscheidende doelen helpen
verwezenlijken.
Ten tweede spreekt men over afscheidings- of schermgroen. Afscheidingsgroen
kan op een natuurlijke manier een barrière vormen tussen de verschillen zones
van de speelplaats.
67
En als laatste is er het decoratief groen. Decoratief groen is in tegenstelling tot
gebruiksgroen verboden terrein voor de kinderen. Het is dan ook belangrijk dat
het decoratieve groen duidelijk van de rest van de speelplaats wordt
afgescheiden.
o Enkele tips bij het gebruik van groen
Groen heeft dus heel wat voordelen, maar je moet goed nadenken over wat je wel
en niet zal gebruiken. Als je er als team voor kiest groen te integreren op de
speelplaats is het goed om weten welke planten, stuiken en bomen je het best
kan gebruiken. Daarvoor ga je best eens te rade bij een groendeskundige of
tuinier. (Caminada, 1996; Claessen, 2006).
Dekeyser (1998) geeft alvast enkel tips als je groen wil integreren op de
speelplaats.
- Liefst geen stekelige beplanting gebruiken.
- Mijd het gebruik van giftige planten, vooral wanneer hieraan giftige bessen
groeien.
- Beperk het gebruik van plantenbakken want deze moeten vaak onderhouden
worden.
- Klimplanten kunnen een kale muur en rustgevend karakter geven.
- Hagen en heggen hebben dan weer het voordeel dat ze makkelijk in te zetten
zijn om de speelplaats in zones te verdelen of om bepaalde dingen af te
schermen. Zorg er wel voor dat je kiest voor hagen die zich makkelijk laten
snoeien en hou ze laag (toezicht!).
- Grassen en bamboes geven de speelplaats een speels karakter.
o Het gebruik van bomen
Het plaatsen van bomen brengt heel wat voor- maar ook nadelen met zich mee
(Dekeyser, 1998).
Tabel 3: voor- en nadelen van het gebruik van bomen
Voordelen Nadelen
Vangen temperatuurschommelingen op
Beschermen tegen wind en regen
Werken als een geluidsbarrière
Brengen de seizoenen tot leven
Roepen een rustige en veilige sfeer op
Kunnen gebruikt worden om de ruimte
in te delen
Leveren leuke vruchtjes op die gebruikt
kunnen worden voor verschillende
doeleinden.
De vruchtjes kunnen zorgen voor een
vuile smurrie.
Kinderen kunnen zich aan sommige
bomen pijn doen (zoals de wilde
kastanje).
De wortels van oudere bomen kunnen
voor ophoping van de ondergrond
zorgen.
Kleine blaadjes vragen veel opruiming.
68
o Kindertuintjes
Door het werken in school- en klastuintjes kunnen de kinderen nog op een andere
manier kennismaken met de natuur: ze kunnen er groenten zaaien, bloempjes
planten, de tuin onderhouden … Paadjes tussen de verschillende perkjes maken
alle hoekjes bereikbaar.
Kinderen leren er ook verantwoordelijk worden en samenwerken. (Caminada,
1996).
Dieren op de speelplaats
Dieren houden op de speelplaats vraagt om een doordachte organisatie. Er kruipt
heel veel tijd (ook in het weekend en de vakantie) en geld in.
Maar dit alles kan niet opwegen tegen de vele voordelen.
o Voor stadskinderen is het de manier bij uitstek om in aanraking te komen met
dieren.
o Voor sommige kinderen is het een uitlaatklep, een uiting van hun gevoelens.
o Het is voor kinderen zeer leerzaam om de dieren te voederen, schoon te maken,
hun ontwikkeling mee te maken, …
o …
Leerkrachten die rekening houden met deze voordelen zullen snel oplossingen
vinden voor de praktische problemen.
De dierkeuze vraagt ook aandacht. Je kiest het best voor kleine dieren zoals
konijntjes, kippen of cavia‟s. Wanneer je kiest voor grotere dieren zoals een geit of
een ezel heb je onmiddellijk al een grotere ruimte nodig.
Maar, er kunnen ook insecten en vogels gelokt worden. Zo zal je met aantrekkelijke
bloemen en struiken de aandacht van insecten en vlinders trekken. Insecten
aantrekken kan ook door het aanleggen van een natuurlijke beestjestuin. Het
voordeel hiervan is dat er geen kosten zijn en dat het niet veel organisatie vraagt.
Leerlingen kunnen op ontdekkingstocht gaan in de twee verschillende delen van de
beestjestuin.
o De zonnebeestjestuin lokt vooral vlinders, hommels en insecten. Je kan deze
diertjes plezieren met klinkers en tegels die de warmte en het licht bewaren. Maar
ook bloemen en struiken trekken hun aandacht.
o In de schaduwtuin tref je vooral torren, wormen en lieveheersbeestjes. Hen kan
je plezieren met boomstronken, aarde, houtsnippers, een bak met water, ...
o Door het plaatsen van nestkastjes, voerderhuisje en voederplakken komen vogels
graag naar de speelplaats (Claessen, 2006).
69
Water op de speelplaats
Claessen (2006) schrijft in één van zijn artikels over het fascinerende karakter van
water op het schoolplein. Natuurlijk moet hier vooral rekening gehouden worden met
de veiligheid, want water en kinderen is niet zo‟n perfecte combinatie.
Er zijn dan ook slechts weinig zaken geschikt op de speelplaats.
o Met een handpomp kunnen de kinderen grondwater naar boven halen om
bijvoorbeeld de planten water of de diertjes drinken te geven.
o Een vijver kan gebruikt worden om tijdens de natuurles te experimenteren.
o In de zomer kan de tuinslang dienen als douche of kan een lang stuk plastic
dienst doen als glijbaan.
De ecologische speel- en avonturenruimte
De ecologische spel- en avonturenruimte is de plaats waar natuur, water en groen
hand in hand gaan. Claessen (2006) heeft het over de zes uitgangspunten.
o Voorkomen in plaats van repareren: kinderen kunnen er op een gezonde manier
ontwikkelen.
o De natuur benutten: gebruik de natuurelementen als speelelement.
o Water beleven.
o De weg is de ziel: kinderen worden ouder, hun behoeften worden anders, een
dergelijke ruimte evolueert mee.
o Stimuleren in plaats van voorspelen: stimulans van de fantasie.
o Geen spel zonder risico: kinderen moeten kunnen functioneren op de grenzen van
hun mogelijkheden.
70
2.5.5 Speelbagage
Je hebt kinderen die altijd wel weten wat te spelen, andere kinderen hebben het dan
weer moeilijker om tot spelen te komen. De verklaring hiervoor is een gebrek aan
speelbagage. Dit is de verzameling aan ideeën en ervaringen die de basis van het spel
vormen. Creativiteit is een begrip dat sterk samenhangt met deze speelbagage. Want
kinderen die een creatieve knobbel hebben, vinden altijd wel ideeën om hun eigen
speelmogelijkheden uit te breiden.
Kinderen die een gebrek aan speelbagage hebben verdienen dus extra aandacht, want
niet spelen is stilstaan in de ontwikkeling. Om dit te realiseren worden hieronder een
aantal mogelijkheden beschreven. Deze hebben allen tot doel kinderen nieuwe spelen
en spelvormen aan te leren. (Dekeyser, 1998). Daarnaast is het is ook interessant om
te vertrekken vanuit het aanwezige materiaal, om zo nieuwe spelmogelijkheden aan te
bieden (Dockx, Van Dijck, Sancuzk & Wynants, 2009).
2.5.5.1 Praten over spelen
Het kan helpen om met de kinderen te praten over welke spelvormen ze thuis, bij
vriendjes of in de jeugdbeweging graag spelen. Bedenk hier dan samen met de
kinderen variaties op. Je kan eventueel een aantal spelletjes spelen met de kinderen,
zo ervaren ze of ze het spel al dan niet leuk vinden en ook willen spelen op de
speelplaats.
2.5.5.2 Kinderen ideeën aanreiken tijdens de bewegingsles
Als de leerkracht tijdens de bewegingsles de leerlingen warm maakt om de sport- en
spelactiviteiten ook toe te passen op de speelplaats wordt de activiteitsgraad groter, de
kinderen weten immers wat ze kunnen spelen. Het is belangrijk dat je als leerkracht
veel activiteiten geeft met een grote transferwaarde, die de leerlingen makkelijk
kunnen toepassen op de speelplaats (van Gelder & Bastiaan, 2007).
2.5.5.3 Werken met thema’s
Een andere manier om de speelbagage van kinderen te vergroten is het werken met
maand- en weekthema‟s. De spelregels worden dan duidelijk gemaakt en uitgehangen,
een bepaalde klas kan eventueel de verantwoordelijkheid krijgen om ervoor te zorgen
dat de spelregels goed worden toegepast. De kinderen zullen misschien ook thuis actie
ondernemen om het spel van de week- of de maand te spelen (van Gelder & Bastiaan,
2007).
71
2.5.5.4 Speelmaatjes op school
De Stichting Vlaamse Schoolsport heeft het idee „Speelmaatjes op school‟ uitgewerkt.
Korte omschrijving
Bij dit project organiseren leerlingen van het 6de leerjaar onder begeleiding van de
leerkrachten sport- en spelactiviteiten voor de lagere leerjaren. Dit doen ze normaal
gezien één maal per week. Eén leerling van het 6de leerjaar is telkens
verantwoordelijk voor een klein groepje kinderen.
Kenmerken en specifieke doelen
o Het vergroten van de leerlingenparticipatie:
- leerlingen worden niet verplicht om mee te doen;
- leerlingen worden creatief in het vinden van spelletjes en oplossingen bij
problemen;
- ook de leerlingenraad kan zijn steentje bijdragen aan het project.
o Doordat de kinderen met elkaar in contact komen trainen ze hun sociale
vaardigheden.
o Kinderen hebben iets te doen en vervelen zich niet wat een vermindering van het
pestgedrag met zich meebrengt.
o Het is in principe een kosteloos project.
o Het welbevinden en het schoolklimaat wordt bevorderd.
o De betrokkenheid van het schoolteam wordt hoog gehouden.
o De kinderen van het 6de leerjaar zijn verantwoordelijk voor hun groepje, ze
werken op deze manier dus aan hun verantwoordelijkheidsgevoel.
o Een actieve speelplaatswerking uitbouwen waarin plaats is voor beweging- en
sport.
o De activiteitsgraad van de kinderen tijdens de speeltijden opkrikken.
Doelstellingen, eindtermen en stappenplan
Een overzicht van de doelstellingen en eindtermen voor zowel de leerlingen van het
6de leerjaar, de andere leerlingen als de leerkrachten is te vinden in bijlage (bijlage
1).
Daarnaast kunt u in bijlage (bijlage 2) ook een stappenplan vinden om het project
tot een goed einde te brengen.
72
Werkwijzen – organisatievormen
Het project vraagt natuurlijk een degelijke organisatie. Het stappenplan geeft hier al
een eerste leidraad, maar daarnaast zijn er nog een aantal belangrijke zaken die
moeten gebeuren om tot een goede en vlotte organisatie te komen.
o Het maken van spelfiches in verschillende kleurtjes. Je kan zo een onderverdeling
maken tussen rustige en actieve spelen, maar je kan ook werken volgens leeftijd
of niveau. Alle fiches worden dan in een doos gestopt.
o De spelleiders moeten een opleiding krijgen. Het is belangrijk dat ze leren
afspraken maken met hun groepje maar dat ze ook zichzelf aan afspraken houden
(zorgen voor veiligheid, activiteiten voorbereiden, …). Door de leerlingen van het
6de leerjaar les te laten geven aan elkaar, kan de leerkracht lichamelijke
opvoeding of de klasleerkrach nog bijkomende tips of suggesties geven. Na
afloop van de speeltijd kan er dan ook een evaluatiegesprek plaatsvinden waarin
de leerlingen onder andere kunnen vertellen over wat goed en minder goed ging
en hoe het de volgende keer beter zou kunnen.
o Er moet ook aandacht gegeven worden aan de ruimte en de materialen die nodig
zijn tijdens de sporten.
2.5.5.5 Een computer op de speelplaats
Van Gelder en Bastiaan (2007) hebben het in hun artikel „spelen op het schoolplein‟ ook
over een ultramoderne ontwikkeling: de SmartUs. De SmartUs bestaat uit vier
componenten:
de iStation is het beeldscherm;
de iPost zijn de plaatsjes waar je je kunt aanmelden;
de iTages zijn de identificatielabels;
de iGris is een tegelplateau dat voor de computer ligt en als spelvorm fungeert.
In het programma zitten talloze loop- en renspelen en spelen met een educatief
karakter.
73
2.5.6 Aard en organisatie van het toezicht
2.5.6.1 Toezicht door de leerkrachten
Volgens Dekeyser (1998) is het toezicht een zeer gevoelig punt voor leerkrachten.
Tijdens hun toezicht zijn leerkrachten namelijk verantwoordelijk voor heel wat
kinderen, en dit brengt ons meteen bij de aansprakelijkheid. Toch hoeven leerkrachten
zich hier geen grote zorgen te maken. Ze kunnen enkel aansprakelijk gesteld worden
voor een ongeval wanneer ze hun toezicht niet ernstig nemen en hun taak dus niet
naar behoren uitvoeren. Vaak wordt de school verantwoordelijk geacht voor gebeurlijke
ongevallen en komt de aansprakelijkheid dus op hun schouders terecht.
Vele leerkrachten denken dat het houden van toezicht het makkelijkste is op een
vlakke, lege speelplaats (ankers en magneten, 1997), maar niets is minder waar.
Herrijgers (directeur basisschool) wijst erop dat verveling en gebrek aan spelstimulans
leiden tot plagen en pesten. We kunnen hieruit besluiten dat het beter is om een
uitdagend speelterrein te voorzien, want hierdoor zal het toezicht een stuk makkelijker
verlopen, gewoon omdat er zich minder incidenten zullen voordoen. Toezicht en
speelkansen moeten dus hand in hand gaan. Het is ook goed enkele hoekjes en kantjes
te voorzien waarin kinderen zich kunnen terugtrekken en het gevoel van direct toezicht
niet ervaren (Dekeyser, 1998). Twee of drie plaatsen vanwaar de leerkracht de gehele
speelplaats kan overzien, zijn aan te raden (Klasse nummer 78, 1997).
Maar, toezicht houden, wat is dat nu eigenlijk? Het is heel belangrijk dat de leerkracht
tijdens het toezicht actief en mobiel is want op deze manier kunnen ze optimaal
inspelen en reageren op het spel van de kinderen (Snoek & Maier, 2003).
Dekeyser (1889) schetst het takenpakket van de toezichthoudende leerkracht.
Probleemzones extra in het oog houden.
Een oplossing zoeken bij conflictsituaties.
Nagaan hoe het sociale samenzijn vorm krijgt.
Meespelen, suggesties doen of reageren, … kortom betrokken zijn bij het spel van de
kinderen (Daris, 2004).
Bekijken waar en met wat kinderen spelen en eventueel bijkomend speelmateriaal
aanbieden.
74
2.5.6.2 Kinderen nemen een deel van het toezicht over
De bemiddelaar
Wanneer zich een probleem voordoet op de speelplaats is de stap zetten naar de
leerkracht soms groot. In dit opzicht heeft de Preventiedienst Pass-Partout een
project opgestart waarbij leerlingen uit bepaalde klassen een opleiding tot
bemiddelaar krijgen. De leerlingen krijgen de titel en de rol van bemiddelaar en
volgen een training, vooral op sociaal vlak. Zij hebben het recht om problemen
tussen kinderen op te lossen zonder de inmenging van een volwassene.
De bemiddelaar moet uiteraard op de hoogte zijn van wat wel en niet mag.
Ze hebben ook een „spiekbriefje‟ in het achterhoofd waarop de stappen staan die ze
moeten volgen bij het oplossen van conflicten.
o Stap 1 We spreken regels af: Jullie zijn hier omdat jullie het zelf willen?
o Stap 2 Ik leg uit wat een bemiddelaar is en doet, ik kies geen partij, dit blijft
onder ons.
o Stap 3 Ik luister naar het verhaal van de verschillende partijen en vraag door:
“Wat willen ze echt?” “Wat voelen ze?”
o Stap 4 We bedenken samen een oplossing: Wint iedereen erbij? Wil iedereen
meewerken aan de oplossing?
o Stap 5 We schrijven de afspraken op: Gaat iedereen akkoord? Wanneer zien
we elkaar terug?
De pleinwacht
Pleinwachters houden alle kinderen op de speelplaats in het oog, wanneer er ruzie is,
proberen ze tussen te komen. Wanneer ze het niet alleen aankunnen roepen ze er
de toezichthoudende leerkracht erbij. Ze kunnen ook gebruikt worden om ervoor te
zorgen dat iedereen op tijd in de rij staat of dat er niemand meer naar het toilet holt
wanneer het tijd is. De pleinwacht van dienst kan kenbaar op de speelplaats
rondlopen door het dragen van een opvallende jas of pet (Snoek & Maier, 2003).
2.5.7 Leefregels en afspraken
De speeltijd wordt gekenmerkt door zijn vrije klimaat. Soms kan dit gevoel van vrijheid
wel eens tot ruzie of pesten lijden. Daarom is het belangrijk dat er duidelijke regels en
afspraken zijn.
75
2.5.7.1 De oorzaken van conflictsituaties
De speelplaats is de ruimte bij uitstek voor het ontstaan van onderlinge conflicten. Als
leerkracht is het dan ook belangrijk dat je weet dat er vijf oorzaken zijn voor deze
conflicten en dat het dus niet steeds aan de kinderen zelf ligt.
De leerling zelf het kind heeft onvoldoende zelfvertrouwen
De andere leerlingen een dominant kind weet alles beter
De leerkracht ze hebben de kinderen niet geleerd hoe ze eenvoudige problemen
zelf kunnen oplossen
De materialen er is te weinig materiaal in verhouding tot het aantal kinderen op
de speelplaats
De indeling van de ruimte de route naar het toilet loopt dwars door de rustige
ruimte
2.5.7.2 Soorten regels
Caminada en Leenders geven in het boek „buitenspel in het zonnetje‟ (1996) aan dat
regels verschillende functies hebben. De regels zijn in drie categorieën onder te
brengen.
Veiligheidsregels zijn er ter bescherming van de fysieke (niet gooien met de
pingpongballetjes) en psychologische (je helpt elkaar bij problemen) veiligheid.
Organisatorische regels (alle kleine materialen worden na gebruik terug in de blauwe
bak gestopt).
Incidentele afspraken zijn regels waarbij de leerkracht een belangrijke functie heeft
(mogen de kinderen op elk moment naar het toilet tijdens de speeltijd? Er mag wel
niet getreuzeld worden in de toiletten en ze moeten proper blijven).
76
2.5.7.3 Maak afspraken en leg regels vast in samenspraak met de kinderen
Dekeyser (1998) en Maier en Snoeck (2003) pleiten ervoor dat de kinderen zoveel
mogelijk betrokken worden in het opstellen van regels en consequenties wanneer de
regels niet nageleefd worden. Het grote voordeel van deze werkwijze is dat de
leerlingen de regels als het ware van „hun‟ ervaren. Ze zijn op deze manier heel
gemotiveerd om zich aan de regels te houden en zo complimenten of beloningen op te
strijken. Daarnaast moet je ervoor zorgen dat het team zich ten volle achter de
afgesproken regels kan plaatsen en dat ze er allemaal op dezelfde manier mee
omgaan. Alleen op deze manier kan een gelijke behandeling plaatsvinden in dezelfde
situaties.
2.5.7.4 Maatregelen voor een goede sfeer op de speelplaats
Leerkrachten zitten dikwijls met de handen in het haar wanneer het gaat over regels en
afspraken, hun maatregelen zijn dikwijls niet effectief genoeg, maar men weet niet hoe
te verbeteren of een andere aanpak te kiezen.
Praxisbulletin reikt vier maatregelen aan voor een goede sfeer op de speelplaats
Maatregel 1: spreek een beperkt aantal positieve regels af met de leerlingen.
Dit is op zich niet zo moeilijk, de moeilijkheid ligt erin effectieve regels op te stellen.
Formuleer daarom positief en omschrijf het gewenste gedrag. Zeg bijvoorbeeld „je
loopt rustig op de gang‟ in plaats van „niet rennen in de gang‟ en herhaal de regels
ook regelmatig.
Maatregel 2: verdeel de speelplaats aan de hand van verschillende
activiteiten.
Door ervoor te zorgen dat elke spelvorm een specifieke plaats heeft op de speelplaats,
voorkom je dat kinderen elkaar storen tijdens het spel.
Maatregel 3: leer leerlingen om zelf conflicten op te lossen door bemiddeling.
Veel kinderen hollen onmiddellijk naar juf of meester, waardoor problemen uitgroeien.
Het zou effectiever zijn wanneer kinderen zelf hun problemen kunnen oplossen. De
klasbemiddelaar is hier een ideaal voorbeeld.
77
Maatregel 4: laat iets positiefs volgen op het naleven van de regels.
De vorige maatregelen vormen de grondvoorwaarden voor gewenst gedrag. Om
ervoor te zorgen dat het gewenste gedrag aangehouden en het liefst nog versterkt
wordt, moet je als leerkracht gebruikmaken van complimenten en beloningen.
Complimenten zorgen ervoor dat kinderen zich goed in hun vel voelen, vooraf
afgesproken beloningen en succeservaringen geven kinderen de moed gewenst
gedrag te stellen.
Dekeyser (1998) geeft een aanvulling op het positief formuleren van regels. Vaak
worden onze regels een optelsom van verbodsbepalingen, die de speelkansen van
kinderen doen afnemen. Dit is inderdaad een snelle manier om ervoor te zorgen dat
kinderen zich gedragen zoals het „hoort‟, maar er zijn veel betere alternatieven voor
handen waarbij geen speelkansen verloren gaan. Een heel duidelijk voorbeeld is hier
de zandbak. Kinderen worden aangetrokken door de betonnen en gevaarlijke rand. In
plaats van deze ruimte als verboden terrein aan te geven kan je de zandbakrand
bekleden met een rubberen stukje.
Een vraag die hier prima bij aansluit „Hoe kan ik de probleemsituatie wegwerken
zonder dat er speelkansen verloren gaan?‟
2.6 Bekende speelplaatsmethodes
2.6.1 Zoneparc
2.6.1.1 Wat is een Zoneparc?
Een Zoneparc is een met kleuren en lijnen ingerichte speel- en sportplaats. Het idee is
uit Engeland overgewaaid naar Nederland. In de Limburgse grensgemeenten zijn
intussen ook al een aantal scholen uitgerust met een Zoneparc.
Het idee achter een Zoneparc speelplaats is de verdeling van het schoolplein in drie
verschillende zones met elk een specifiek doel.
Een gele zone („Chill‟ zone) om uit te rusten en te kletsen.
Een blauwe zone („Multi-activiteiten‟ zone) voor recreatieve spelen en met
speeltoestellen.
Een rode zone („Sport‟ zone) voor basketbal, voetbal, tennis, …
De drie zones worden met elkaar verbonden door een oranje „hartlijn‟.
78
Om tot een Zoneparc-speelplaats te komen zijn er twee grote fases te onderscheiden:
eerst wordt een ontwerp gemaakt, daarna worden de zones aangebracht door middel
van markeringen en het plaatsen van kleine speeltoestellen zoals doeltjes, een
ballenvanger, …
Om het dagelijkse gebruik in goede banen te leiden worden Zoneparc Coaches
(leerkrachten, ouders) en Zoneparc Helden (de oudste leerlingen) aangesteld (Luijckx,
2007; Zoneparc Foundation Nederland, 2010).
2.6.1.2 De voordelen
Het inrichten van een Zoneparc-speelplaats brengt heel wat voordelen met zich mee.
Het schoolplein kan ingedeeld worden op een manier die het beste bij de school
past.
Het kan op verschillende momenten en door verschillende personen gebruikt
worden: tijdens de speeltijd of de les lichamelijke opvoeding, door de voor- en
naschoolse opvang en door de buurt.
Iedereen die bij de school betrokken is krijgt de kans om mee te werken aan het
project.
Na de speeltijd zijn kinderen rustiger in de klas.
De oudste kinderen leren verantwoordelijkheid nemen.
De indeling in drie zones zorgt voor duidelijkheid en structuur. Voor kinderen met
autisme (rustzone om tot ontspanning te komen) of ADHD (spelzone om zich uit te
leven) is dit mooi meegenomen.
Er zijn duidelijke regels. Elk spel hoort in een bepaalde zone thuis waardoor kinderen
elkaar minder hinderen tijden het spel.
De activiteiten van het Zoneparc bieden de ideeën en mogelijkheden om kinderen
van verschillende leeftijden en niveaus te betrekken bij het sporten en spelen.
Hierdoor is het mogelijk dat alle kinderen deelnemen.
Er is meer ruimte voor de psychische veiligheid van de verschillende (zorg)kinderen
die bijvoorbeeld de rust verstoren omdat ze druk en (hyper)actief zijn of die zich
graag terugtrekken in een hoekje. Als kinderen zich veilig voelen, zullen ze meer
initiatieven nemen tijdens het buitenspelen en verleggen zo de grenzen van hun
mogelijkheden.
79
De kinderen worden gestimuleerd om (samen) te spelen, intensiever te bewegen,
beter gebruik te maken van de ruimte, respect te hebben voor elkaar en elkaars
materiaal en waarden en normen na te streven. Hierdoor worden positieve
resultaten geboekt op het gebied van de sociale interactie, de verhoging van de
fysieke activiteit, de ontwikkeling van de creativiteit en het afnemen van pesten en
geweld.
Een aantal van deze voordelen komen ook terug in de doelstellingen van Zoneparc
(Luijckx, 2007; Zoneparc Foundation Nederland, 2010).
2.6.1.3 Doelstellingen
De Zoneparc foundation (2010) wil met het project enkele duidelijke doelstellingen
bereiken.
Toename van de sociale integratie (vooral voor kinderen in aandacht wijken).
Meisjes aanzetten tot sporten en bewegen.
De fysieke activiteiten van de kinderen tot een hoger niveau tillen.
Het pesten op de speelplaats verminderen.
Het stimuleren van verantwoordelijkheid en samenwerking.
Een grote toegankelijkheid van het schoolplein voor de buurt na schooltijd.
2.6.1.4 Onderzoeksresultaten
In een aantal grootsteden van Nederland, onder andere Amsterdam, Rotterdam en
Hilversum genieten veel kinderen van een Zoneparc-speelplaats. Bij een aantal van
deze scholen heeft een onafhankelijk onderzoeksbureau (Markus van der Velde en TNO)
metingen verricht om de effectiviteit van Zoneparc te meten.
Hieronder een overzicht van de positieve resultaten.
85% van de kinderen vindt Zoneparc een verbetering ten opzichte van het oude
schoolplein.
90% van de kinderen is zeer tevreden over de Zoneparc Helden: ze helpen goed en
leggen goed uit.
De kinderen beleven meer plezier aan het spelen, ze vervelen zich minder en vinden
het leuk op school.
80
De kloof tussen jongens en meisjes is kleiner geworden: jongens nemen minder
ruimte in beslag en bepalen minder vaak welke spelletjes gespeeld worden, meisjes
vervelen zich minder. Jongens en meisjes gaan ook vaker samenspelen.
De kinderen zijn rustiger, gaan vriendelijker en respectvoller met elkaar om, werken
meer samen en helpen elkaar als er problemen zijn.
Minder verbale agressie op het schoolplein en minder overlast in de buurt.
Aanzienlijke vermindering van het pestgedrag.
De kwaliteit en kwantiteit van de fysieke activiteiten is toegenomen.
Er gebeuren minder kleine ongevalletjes.
Leerlingen ontwikkelen meer zelfvertrouwen en nieuwe vaardigheden.
Vooral de jongere kinderen (7-9 jaar) voelen zich veiliger op het Zoneparc.
De concentratie na de pauze is beter.
De toezichthoudende leerkrachten moeten minder optreden en spelen vaker mee.
Kinderen moeten nog erg wennen aan de lijnen en de samenhangende regels.
2.6.2 Yalp
Yalp is de omtovering van het schoolplein tot een ware atletiekpiste met erin en er rond
tal van toestellen zoals een basketbalring en rekstokken. In het midden van de piste
ligt kunstgras, eromheen staat een hoge afboording en er zijn zitmogelijkheden. Dit
alles kan gebruikt worden tijdens de turnlessen en de speeltijden. Het Yalp-plein wordt
ook na de schooluren opengesteld voor de buurt (van Gelderen & Goedhart, 2007).
Ook deze methode heeft een aantal doelstellingen:
kinderen aanzetten tot spel en beweging tijdens de speeltijd;
meer mogelijkheden tijdens de turnlessen;
de leefbaarheid in de buurt vergroten;
de naschoolse opvang kan ook gebruik maken van het terrein;
de kinderen zien aan welke sporten ze kunnen doen en krijgen er op deze manier zin
in;
rustigere kinderen in de klas.
81
2.7 Aandacht voor kinderen met beperkingen of een ontwikkelingsstoornis
Door het veranderende leerzorgkader en aandacht voor inclusief onderwijs stromen
meer en meer kinderen met een beperking binnen in het regulier onderwijs. Ook deze
kinderen moeten de kans krijgen met hun leeftijdsgenootjes te kunnen spelen.
Wanneer we aan de speelplaats willen werken, zullen we ook met deze kinderen
rekening moeten houden, soms zijn kleine aanpassingen als voldoende. Zo hebben
kinderen met een lichamelijke beperking vooral aanpassingen aan de ruimte en het
materiaal nodig. Kinderen met emotionele problemen hebben dan weer meer houvast
nodig (Caminada & Leenders, 1996). Ook kinderen met een ontwikkelingsstoornis,
zoals kinderen met autisme, eisen aanpassingen.
2.7.1 Aanpassingen voor kinderen met een lichamelijke handicap
Door gebruik te maken van felle contrasterende kleuren, het markeren van
niveauverschillen, … kunnen slechtziende kinderen zich een vage voorstelling maken
van de ruimte. Kinderen met motorische problemen zijn dan weer geholpen met grote
materialen en rustige plekjes met een rugdekking waar ze zich kunnen ontspannen.
Kinderen in een rolwagen kan je het beste helpen door aanpassingen te doen zoals het
breed maken van doorgangen, zorgen voor voldoende ruimte en door niveauverschillen
toegankelijk te maken met een kleine helling (Dekeyser, 1998).
2.7.2 Aanpassingen voor kinderen met autisme
Keepers (2009) schreef haar thesis over een autismevriendelijke speelplaats. Hierin
schetst ze heel uitgebreid wat we allemaal kunnen doen om kinderen met autisme een
veilig en geordend gevoel te geven wanneer ze zich op de speelplaats bevinden. Er zijn
twee zaken van cruciaal belang.
Het bieden van structuur. We kunnen de ruimte structureren door verschillende
hoeken te voorzien, aanduidingen te maken op de grond (waar moet ik staan als ik
de bal wil gooien?), duidelijkheid te geven over waar de kinderen moeten staan als
de bel rinkelt, duidelijke scheiding tussen verschillende zones door gebruik van
allerhande tegels, …
Maar ook structuur in tijd is belangrijk voor een kind met autisme. Deze
tijdsstructuur kunnen we het beste bieden door het aanbrengen van een grote klok.
Op deze manier kunnen de kinderen zien hoe lang ze nog kunnen spelen.
82
Daarnaast moeten de kinderen ook weten waar ze materiaal kunnen bekomen. Een
goede oplossing hiervoor is het aanbieden van een spelkoffer, kinderen weten zo
perfect waar ze het materiaal kunnen vinden.
2.8 De speelplaats aanpakken: van begin tot eind
2.8.1 Fasen bij het ontwerpen en inrichten van een nieuwe speelplaats
Bij het aanpakken van de speelplaats komt uiteraard heel wat kijken. Het gebruik van
een stappenplan is dan ook heel handig. Er zijn al heel wat van deze stappenplannen
verschenen, drie ervan worden hieronder beschreven.
2.8.1.1 Stappenplan 1
Het eerste stappenplan werd beschreven door Dekeyser (1998). Hij wijst erop dat het
aanpakken van de speelplaats heel wat tijd en organisatie vraagt. Hoeveel tijd en
organisatie is afhankelijk van de grote van de op te lossen problemen en de financiële
middelen die ter beschikking zijn.
Het stappenplan van Dekeyser (1998) bestaat uit de volgende vier fasen.
De startfase waarin het team tot een gemeenschappelijke en eenduidige visie moet
komen en waarin een „plan van aanpak‟ tot stand moet komen. Ook het vormen van
een werkgroep is in deze eerste fase een belangrijk element. De bedoeling van deze
werkgroep is dat er telkens met een beperkt aantal personen rond de tafel gezeten
kan worden. In de werkgroep zijn er telkens 1 of 2 vertegenwoordigers van de
verschillende groepen betrokkenen aanwezig. Er kunnen ook een aantal externe
deskundigen de groep vervolledigen. De werkgroep komt 2 à 3 keer per fase bijeen.
Het is aan te raden om kinderen niet te laten zetelen in deze werkgroep, maar een
parallelle groep te vormen die dan regelmatig communiceert met de werkgroep van
de volwassenen.
De inhoudelijke fase waarin een „bouwprogramma‟ gemaakt wordt. Er wordt hier ook
nagaan wat de behoeften zijn van alle betrokken partijen en welke financiële
middelen ter beschikking staan. Maar deze fase is pas compleet wanneer ook een
overzicht gemaakt is van de mogelijkheden en beperkingen van de ruimte.
De ontwerpfase waarin de creatieve aanpak begint bestaat uit twee dimensies: de
vormgeving van het bouwprogramma uit de vorige fase en het opstellen van criteria
voor een goede speelplaats.
De uitvoeringsfase waarin alles in de praktijk vorm krijgt.
83
2.8.1.2 Stappenplan 2
Het tweede stappenplan werd ontworpen door Snoek en Maier (2003). De visie van
deze twee schrijvers bevat 8 stappen die verweven zijn in drie grote groepen.
De voorbereidingen van het veranderingsproces gebeuren in stap 1 en 2. Stap 3, 4 en 5
leiden tot de realisatie van de verandering en de laatste drie stappen vormen het
eindresultaat.
Wat moet gebeuren in elke stap, wordt hieronder beschreven.
Stap 1: het begin in deze fase wordt een werkgroep gevormd waarin
vertegenwoordigers van alle betrokken groepen zetelen, er wordt een uitgebreide
plattegrond gemaakt van de bestaande situatie en alle wensen en behoeften van de
betrokkenen krijgen aandacht.
Stap 2: verzamelen van informatie deze stap zal uitwijzen welke mogelijkheden
het schoolplein biedt, er worden deskundigen geraadpleegd en ook bezoeken aan
scholen in de buurt zijn hier aan de orde. Hier zal ook blijken hoeveel geld er
vrijgemaakt kan worden voor het project.
Stap 3: programma van eisen via de schoolpleintoets wordt een grondige analyse
van de huidige situatie gemaakt. De informatie die hieruit voorkomt wordt
doorgegeven aan alle betrokkenen en er wordt gekeken waar welke toestellen en
materialen aangekocht kunnen worden.
Stap 4: schetsontwerpen in deze stap wordt een plattegrond gemaakt van de
toekomstige speelplaats. Om het project voor te stellen aan een breder publiek kan
je een maquette gebruiken.
Stap 5: uitwerking van het plan het maken van definitieve keuzes, rekening
houdend met het budget.
Stap 6: uitvoering in deze fase is het vooral belangrijk te zorgen voor een
duidelijk werkschema en duidelijke werklijsten.
Stap 7: feestelijke opening een grote speelplaatsopening is de kers op de taart
voor het vele werk.
Stap 8: gebruik, beheer en onderhoud afspraken maken voor de toekomst
omtrent het materiaal en het onderhouden van de toestellen. Het is hier aan te
raden een logboek aan te leggen met daarin de data van inspecties en
onderhoudsbeurten.
84
2.8.1.3 Stappenplan 3
Caminada en Leenders (1996) zijn de ontwerpers van het derde en laatste stappenplan
waarin het project vorm krijgt in 6 fasen. Merk op dat hier veel overeenkomsten zijn
met het vorige stappenplan.
Het begin deze stap zal erin bestaan na te gaan wat de betrokkenen willen, er is
overleg met deskundigen en de taken en verantwoordelijkheden worden verdeeld.
Verzamelen van informatie hierin wordt nagegaan wat spelen is en over welke
financiële mogelijkheden de school beschikt. Het bezoeken van speelplaatsen, het
onderhandelen met geldschieters en het luisteren naar de kinderen zijn onmisbare
onderdelen van deze tweede fase.
Programma van eisen er wordt een lijstje gemaakt met voorwaarden en men
tracht rekening te houden met de gebruikers van nu en later (bijvoorbeeld kind in
rolwagen).
Schetsontwerpen in deze fase krijgt het project vorm op papier. Hulp van
deskundigen en ontwerpers is hier mooi meegenomen.
De uitwerking van het plan er wordt een planning van de werkzaamheden
opgemaakt, materialen worden besteld en werkmannen (-en vrouwen) worden
aangesteld.
De uitvoering in deze laatste fase gebeurt de realisatie van het project en het
maken afspraken voor onderhoud.
2.8.2 Financieren van het project
Praten over het aanpakken van de speelplaats doet meteen de volgende vraag
opborrelen: “Hoe komen we aan geld voor de uitvoering van onze plannen?” Om deze
vraag te beantwoorden moet eerst nagegaan worden welke kosten er zullen zijn, je
maakt een kostenraming. Als je exact weet wat de omvang van je kosten is, kan je
verschillende personen en instanties aanspreken of zelf werkzaamheden uitvoeren om
geld in te zamelen (Claessen, 2006).
Sponsoring winkels en speciaalzaken doen graag een duitje in het zakje wanneer
het gaat over kinderen. Ga dus zeker en vast eens langs bij bloemenzaken,
speelgoedwinkels, … en vraag materiaal of geld om te sponsoren. Wanneer je naar
deze mensen trekt, doe je dit met een duidelijk plan en leg ook een aantal
tegenprestaties vast: naamvermelding in de schoolkrant, een bord op het hek, …
Ga op zoek naar technische scholen die toestellen kunnen maken, dan hoef je enkel
de grondstoffen aan te kopen.
85
Voer zelf zoveel mogelijk werken uit. Schakel hiervoor zoveel mogelijk vrijwilligers in
zodat de werkzaamheden goed vooruit gaan.
Zet een actie op poten om geld in te zamelen. Dit kan gaan van een sponsorloop
over het organiseren van een koekenverkoop tot het wassen van auto‟s.
Je kan het project ook over verschillende jaren spreiden.
Nagaan of de school recht heeft op middelen van de overheid. Dit kan door een
dossier in te dienen bij de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs of bij
de Dienst voor Infrastructuur van her Gesubsidieerd Onderwijs. Deze instanties
zullen op grond van de fysische normen nagaan of je als school kans maakt op een
tussenkomst van de overheid (Dekeyser, 1998).
2.8.3 De behoeften en verantwoordelijkheden van de betrokkenen
Bij het aanpakken van de speelplaats zijn er heel wat mensen betrokken: het
schoolbestuur, het schoolteam, de kinderen en hun ouders en externen zoals een
architect of een ontwerper. De inbreng van de kinderen, de leerkrachten en de ouders
is niet te onderschatten en wordt hieronder kort toegelicht.
2.8.3.1 De kinderen
De kinderen vormen de grootste betrokken groep bij de aanpak van de speelplaats.
Het is dan ook zeer belangrijk dat er rekening gehouden wordt met de wensen van de
kinderen, en dit kan op verschillende manieren.
We kunnen de leerlingen observeren tijdens de speeltijd en bekijken waar, wat en met
welk materiaal ze spelen. We kunnen ook nagaan welke plekken op de speelplaats de
kinderen aantrekken of we baseren ons op de sporen van het kinderspel zoals
voetsporen tussen de struiken of krijttekeningen.
Maar een betere en efficiëntere manier om rekening te houden met kinderen is de
jeugdparticipatie.
Oberholzer-Lässer (2003) deed hieromtrent volgende uitspraak.
“Betrek de kinderen bij het plannen en onderhouden van de speelplaats. Als
leerlingen eigen visies en ideeën mogen aanbrengen, zullen ze zich meer
verantwoordelijk voelen.”
86
Als deze uitspraak nog niet genoeg zegt over het belang van jongereninspraak en
jongerenparticipatie, volgen hier nog enkele motieven en voordelen (Inspraakmap rond
speelruimte – jeugddienst Gent, 1999; Claessen, 2006).
Kinderen zijn een grote inspiratiebron, ze bekijken de ons omringende wereld vanuit
een ander perspectief.
Als kinderen inspraak krijgen voelen ze zich medeverantwoordelijk.
Het is een leerschool voor het leven.
Rekening houden met de kinderen geeft een goede indruk naar de buitenwereld toe.
Het grote fantasie- en verbeeldingsvermogen van de kinderen kan een belangrijke
bijdrage leveren aan het project.
Jeugdparticipatie kan je op verschillende manieren aanpakken. Je kan de kinderen
vragen stellen over de speeltijd. Daarnaast is het ook mogelijk een expressieve vorm
toe te passen zoals een collage maken of ze kunnen deelnemen aan de pleinwerkgroep.
Andere manieren zijn de babbelbox of de superleuke top tien spelenlijst. Je geeft de
kinderen een gevarieerde lijst activiteiten en spelvormen, hierop duiden ze hun drie
voorkeursactiviteiten aan. Door per leerjaar en/of per geslacht te splitsen bekom je
meer differentiatie. Deze gegevens geven aanwijzingen over de speelbehoeften, waar
we rekening mee houden in de ontwerpfase (we proberen de top-10 in het nieuwe
ontwerp te voorzien).
2.8.3.2 De leerkrachten
De leerkrachten zijn een tweede grote groep die betrokken is bij de aanpak van de
speelplaats. Ook zij kunnen hun steentje bijdragen aan de werkgroep en ze kunnen een
actieve rol spelen bij de werkzaamheden.
87
2.8.3.3 De ouders
Ouders vinden het fijn om betrokken te worden bij de initiatieven die de school
onderneemt. Zo zullen heel wat ouders ook hun steentje willen bijdragen om tot een
goede speelplaats te komen (Claessen, 2006).
Maar wat kunnen ouders nu eigenlijk bijdragen tot het project? (Claessen, 2006)
Ouderparticipatie door het deelnemen aan de werkgroep (Caminada & Leenders,
1996).
Ouders die gespecialiseerd zijn op bepaalde gebieden (tuinier, veiligheidsexpert)
kunnen een inhoudelijke bijdrage leveren.
Initiatieven op poten zetten om geld in te zamelen.
Ouders die liever niet wensen deel te nemen aan de werkzaamheden moeten ook op de
hoogte gehouden worden van de vorderingen. Dit kan door hen te informeren via de
schoolkrant of een leuke fotocollage op de schoolwebsite (Dekeyser, 1998).
2.9 Vandalisme
Misschien denkt u dat een onderdeeltje vandalisme niet thuis hoort bij een werk over
de speelplaats. Maar toch is het belangrijk om als school rekening te houden met een
aantal richtlijnen, zeker als de school in het stadscentrum of een probleemwijk ligt…
Claessen (2006) geeft een aantal tips om vandalisme op het schoolplein te voorkomen.
Zorg voor een schoolplein die karakter uitstraalt en gebruik veel kleur, een grijze
massa werkt vandalisme in de hand.
Zorg bij voorkeur voor een overzicht vanop de straat, dit verhoogt de sociale
controle.
Verlicht het schoolplein want jongeren voelen zich dikwijls aangetrokken door het
donker.
Als het schoolplein ook na schooltijd gebruikt wordt is er meer toezicht door ouders
of sportclubs.
88
89
3.1 Onderzoek naar het percentage speeltijd op een schooldag
3.1.1 Motivatie
Om te bewijzen hoe belangrijk het voor scholen is om voldoende aandacht te besteden
aan een creatieve speelplaatswerking, leek het me interessant om te onderzoeken hoe
lang de leerlingen zich per dag op de speelplaats begeven.
3.1.2 Het onderzoek
Om een representatief resultaat te bekomen koos ik ervoor een steekproef af te nemen
bij scholen in de regio‟s Oost- en West-Vlaanderen. Hiervoor deed ik een beroep op
mijn medestudenten en enkele kennissen. Ik vroeg hen te noteren hoe lang de
leerlingen op de speelplaats van hun stagescho(o)l(en) vertoeven. Op deze manier kon
ik heel eenvoudig de duur van de speeltijd van 15 scholen in kaart brengen.
Hieronder ziet u een overzicht van mijn onderzoek.
De eerste grafiek geeft een overzicht van alle scholen met het bijhorende percentage
speeltijd per dag. Op de horizontale as ziet u om welke school het gaat, de verticale as
geeft een indicatie over de totale duur van de speeltijd op een schooldag.
Gemakshalve zijn hier enkel de percentages opgenomen, de berekeningen kunt u
terugvinden in bijlage (bijlage 3).
Figuur 3: percentage speeltijd op een gemiddelde schooldag
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
90
Op de tweede grafiek ziet u een verdeling tussen les- en speeltijd.
Figuur 4: verdeling tussen les- en speeltijd
Opmerking: deze berekening is enkel gemaakt op basis van de voormiddag, middag en
namiddag speeltijden. Er werd geen rekening gehouden met de tijd die leerlingen
eventueel op de speelplaats kunnen doorbrengen voor de aanvang van de schooldag.
Daarnaast werden woensdagen niet opgenomen in het onderzoek.
3.1.3 Conclusies
Uit dit onderzoek blijkt dat 17,12% of ongeveer 73 minuten van een totale
schooldag ingenomen worden door de speeltijd.
Het valt op dat er grote verschillen zijn tussen bepaalde scholen.
De meerderheid van de scholen scoort een percentage tussen 16 à 17%.
Mijn stageschool en tevens de school waar ik mijn project in de praktijk realiseerde
steekt er met kop en schouders bovenuit: de leerlingen vertoeven namelijk 22,62%
of meer dan een vijfde van de volledige schooldag op de speelplaats!
Als slotconclusie kan ik stellen dat de speelplaats een veel gebruikte ruimte is. Het is
dan ook zeer belangrijk dat er met grote zorg nagedacht wordt over een creatieve
speelplaatswerking.
83%
17%
Lestijd
Speeltijd
91
3.2 De speelplaats van dichterbij bekeken
3.2.1 Inleiding
Het aanpakken van de speelplaats vereist in eerste instantie een grondige stand van
zaken: hoe verloopt het spelen, welke regels en afspraken gelden er, beschikken de
leerlingen over voldoende materiaal om hun tijd zinvol in te vullen, … Om dit alles te
weten te komen voerde ik een aantal observaties uit op de speelplaats van mijn
stageschool, tevens de school waar ik mijn praktijkgedeelte zal verwezenlijken. De
informatie die hieruit voortkwam werd aangevuld met de mening van zowel de
leerkrachten als de leerlingen. Daarnaast werd ook het schoolreglement onder de loupe
genomen.
3.2.2 De speelplaats in beeld
Omdat beelden vaak meer zeggen dan woorden, begin ik dit onderdeel van de
bachelorproef met een kleine fotoreportage van de speelplaats.
Figuur 5: hoofdingang
Hoofdingang van de school. De
muren werden een aantal jaren
geleden voorzien van frisse
kleurtjes en leuke vlinders.
92
Aan de muur van het
schoolrestaurant hangt een
tekenbord. Op de achtergrond is
ook het containerparkje te zien.
Figuur 6: muur schoolrestaurant
Figuur 7: afdak
Het afdak grenst aan de overdekte
zaal en de toiletten.
Het vierkante gedeelte van de
speelplaats.
Figuur 8: vierkante gedeelte van de speelplaats
93
Figuur 9: lange gedeelte van de speelplaats
Het lange gedeelte van de
speelplaats.
Het stukje gras tussen een
paviljoen van de middenschool en
het secretariaat. Hier mogen de
kinderen niet spelen.
Figuur 10: stukje gras
Figuur 11: tuinhuisje
Het tuinhuisje dat vorig schooljaar
geplaatst werd.
94
3.2.3 Observatie van de speelplaats – de speeltijd: de speelpleintoets
Observeren is niet zo eenvoudig en is niet in 1-2-3 klaar. In het boek „van schoolplein
tot speelplaats‟ van Snoeck en Maier (2003) vond ik de schoolpleintoets, een handig
instrument om de sterktes en zwaktes van de speelplaats in kaart te brengen. Ik
herwerkte de toets en vulde deze aan met eigen vragen. Zo werd mijn eigen
speelpleintoets geboren: een toets bestaande uit 79 vragen ondergebracht in 14
categorieën.
Op 9 december 2010 (van 12u15 tot 13u30), 10 december 2010 (van 12u45 tot
13u30), 15 december 2010 (van 10u25 tot 10u40) en 17 december 2010 (van 8u00 tot
8u45 en van 14u45 tot 14u55) trok ik naar de speelplaats om de gang van zaken te
observeren.
Om alle vragen van de speelpleintoets zo goed mogelijk te beantwoorden had ik op 10
december ook een gesprek met mijn critical friend, tevens één van de leerkrachten van
de basisschool.
Hieronder volgen de resultaten van de speelpleintoets. Eerst wordt vraag per vraag
beantwoord, daarna volgt een samenvattend resultaat.
3.2.3.1 Antwoorden op de vragen van de speelpleintoets
Algemeen
1 Hoeveel tijd wordt er op een gemiddelde (met uitzondering van
woensdag) schooldag doorgebracht op de speelplaats? De kinderen hebben tijdens een gemiddelde schooldag drie speeltijden: in de
voormiddag krijgen ze 15 minuten pauze, over de middag is er 1 uurtje
speeltijd en ook in de namiddag krijgen de leerlingen 10 minuutjes vrij. In
totaal komt dit neer op 1 uur en 25 minuten speeltijd per dag. Wanneer je
deze tijd vergelijkt met de totale tijd die de kinderen op school (van begin tot
het einde van de schooldag*) doorbrengen kom je tot de constatatie dat de
leerlingen 1/5 van de tijd op de speelplaats doorbrengen.
* De schooldag begint om 8u45 en eindigt om 15u45. In de berekening werd
geen rekening gehouden met het feit dat de speelplaats al vanaf 8 uur ter
beschikking staat van de kinderen.
95
2 Zijn er grote verschillen tussen de drie speeltijden?
De speeltijden verlopen vrij gelijklopend, toch zijn er drie verschillen op te
merken. Het eerste verschil heeft te maken met de ruimte die de kinderen ter
beschikking krijgen tijdens de middagspeeltijd. Bij deze speeltijd mogen de
leerlingen namelijk pas vanaf 12u30 op het verlengde stuk van de speelplaats
spelen omdat er geduurde dit deel van de speeltijd slechts één leerkracht
aanwezig is. Het tweede verschil situeert zich tijdens de namiddagspeeltijd.
Tijdens deze 10 vrije minuutjes mogen de kinderen geen speelmateriaal
gebruiken vanwege de korte duur van de speeltijd. Het laatste verschil geld
enkel voor het eerste leerjaar. Deze kinderen spelen enkel tijdens de
middagspeeltijd op de grote speelplaats, gedurende de andere speeltijden
trekken ze naar de speelplaats van de kleuters of de speelplaats naast de
turnzaal.
3 Zijn er in de laatste jaren initiatieven genomen om de speelplaats te
veranderen?
Ja, er werden in de laatste jaren een aantal pogingen tot verandering
ondernomen. Zo zijn er een paar jaar geleden plannen gemaakt voor de
herinrichting van de speelplaats. Deze plannen zijn nooit uitgewerkt en zijn ook
niet meer ter beschikking op de school. Daarnaast werden twee jaar geleden
de speelkoffers in het leven geroepen. Vorig schooljaar werd een tuinhuisje op
de speelplaats geplaatst en werd heel wat materiaal aangekocht. Het was
immers de bedoeling dat een aantal leerkrachten in de zomervakantie werk
zouden maken van de spelotheek, iets wat het team aan mij overliet toen ik
met het voorstel van deze bachelorproef aankwam.
4 Wordt er elk schooljaar een budget vrijgemaakt om initiatieven in
verband met de speelplaats te financieren?
Met de opbrengst van de koekenverkoop, tombola, … worden zaken
aangekocht. Er wordt niet bepaald welk deel daarvan naar de aanpak van de
speelplaats gaat. Dit is vooral afhankelijk van de noden die op dat moment
heersen. Sommige klassen vragen aan de Sint, de paashaas en de Kerstman
wel zaken die op de speelplaats gebruikt kunnen worden.
96
5 Is er bij de inrichting van de speelplaats bewust nagedacht over het
kleurgebruik?
Neen. De verharde ondergrond bestaat uit grijze tegels en de gebouwen
rondom de speelplaats zijn rood en grijs. Op deze manier heeft de speelplaats
een grauw uitzicht. Onlangs werd het overdekte stuk tussen de toegangspoort
en de speelplaats geschilderd in fel groen en werd gebruik gemaakt van
kleurrijke vlindertjes. Als je dit stukje bekijkt krijg je meteen al een veel leuker
gevoel. Wanneer er aan een kleurrijke speelplaats gewerkt wordt, zou dit best
gebeuren met een knipoog naar de frivole kleurtjes van het
gemeenschapsonderwijs.
6 Wordt het MOS-project ook geïntegreerd op de speelplaats?
De leerkrachten pleiten hiervoor, maar tot op heden is daar nog niet veel van
gerealiseerd. Zo zouden bijvoorbeeld de vuilnisbakken opgevrolijkt kunnen
worden en eveneens als afbakening kunnen dienen.
7 Zijn er bepaalde activiteiten, regels, … die tot doel hebben de sociale
vaardigheden op de speelplaats te stimuleren?
Aan de muur hangt een vlindertegel. Deze tegel heeft de bedoeling de „vrede‟
op de speelplaats te bewaren. Het zou tevens een aanspreekplaats kunnen zijn
om ruzie op te lossen.
8 Hebben kinderen of klassen specifieke taken op de speelplaats?
Sommige juffen werken in hun klas met een takenbord dat ook wordt
doorgetrokken naar de buitensituatie. De meest voorkomende taak is uiteraard
het netjes houden van de speelplaats. Kinderen nemen dan de vuilnisbakken
en gaan op pad om rondslingerende papiertjes en brikjes op te ruimen.
Afhankelijk van het taakje dat de leerlingen uitvoeren krijgen ze een beloning,
bijvoorbeeld een fruitsapje.
9 Worden dieren naar de speelplaats gelokt?
Er is slechts één initiatief gekend om dieren naar de speelplaats te lokken. In
de winter worden in een bepaalde klas vogelbollen gemaakt. Deze worden dan
in de bomen gehangen waardoor vogels de speelplaats bezoeken.
10 Zijn er dieren aanwezig op de speelplaats?
Er zijn geen dieren aanwezig op de speelplaats.
97
Indeling van de speelplaats
11 Is de speelplaats overzichtelijk ingedeeld?
De speelplaats is eigenlijk zeer overzichtelijk want het is een vlakke open
ruimte en er zijn bijna geen vaste materialen aanwezig. Als je onder het afdak
staat, kan je makkelijk de gehele speelplaats overzien.
12 Is de speelplaats in verschillende ruimtes of zones ingedeeld? Indien
ja, hoe worden de verschillende zones van elkaar onderscheiden?
De speelplaats is niet in zones verdeeld, het is een grote open vlakte.
13 Op welke manier wordt de speelplaats afgeschermd van het
containerparkje?
Het containerparkje wordt afgesloten met een afsluiting waartussen klimop
geweven is. Vanop de speelplaats is eigenlijk niets te zien van de containers en
het andere afval.
14 Kunnen kinderen in een rolwagen vlot de speelplaats bereiken?
Het binnenkomen van de school kan voor kinderen in een rolwagen problemen
opleveren. Er liggen namelijk een soort klinkers die oneffenheden bevatten.
Eens de kinderen op de speelplaats zijn is de ondergrond vlak en kunnen ze
zich makkelijk voortbewegen. Het binnen- en buitengaan van het
schoolgebouw (gelijkvloers) wordt vergemakkelijkt door een licht hellend
vlakje. Er zijn al jaren plannen om de Katsweg open te breken en een nieuw
wegdek en voetpad te maken. Dit zou gepland zijn voor 2012.
15 Zijn er aanpassingen gedaan waardoor kinderen met een lichamelijke
beperking kunnen meespelen met de andere kinderen?
Er zijn geen specifieke aanpassingen. Voor kinderen in een rolwagen is dit
eigenlijk niet nodig vermits de speelplaats een vlakke open ruimte is waar de
kinderen zich vrij kunnen bewegen. Maar voor kinderen met andere
lichamelijke beperkingen (slechtziend, motorische problemen, …) zouden
aanpassingen zoals felle kleuren wel welkom zijn.
Afwisseling
16 Uit welke verharde vlakken bestaat de schoolspeelplaats?
Er wordt gebruik gemaakt van drie verschillende soorten tegels – klinkers: een
vierkante, een rechthoekige en een afgeronde variant.
98
17 Uit welke onverharde vlakken bestaat de schoolspeelplaats?
Gras en zand vormen de onverharde ondergronden van de speelplaats. De
stukjes waar deze onverharde materialen liggen bevinden zich achter de rode
lijn en zijn bijgevolg niet toegankelijk voor de kinderen.
18 Zijn er mogelijkheden tot het ervaren van hoogteverschillen door
middel van glooiingen in het terrein?
Neen.
19 Zijn er mogelijkheden tot het ervaren van hoogteverschillen door
middel van klimmogelijkheden?
Neen.
20 Zijn de seizoenen duidelijk te herkennen aan de plantengroei op de
speelplaats?
Ja. Op de speelplaats staan een aantal bomen en ook naast en achter de
schoolgebouwen bevinden zich verschillende boomsoorten die tijdens de vier
seizoenen een evolutie vertonen. Andere planten zijn niet aanwezig op de
speelplaats.
21 Worden er ingrepen gedaan om de speelplaats aan te passen aan de
tijd van het jaar?
Neen, maar de leerkrachten zouden dit wel graag zo zien door bijvoorbeeld
paaseitjes in de bomen te hangen rond Pasen, lichtjes op te hangen in de
kerstperiode, …
Materialen
22 Welke vaste materialen zijn op de speelplaats aanwezig?
3 vierkante banken in combinatie met een bloembak, 4 gewone banken, bord,
tuinhuisje, 1 voetbaldoeltje, 2 basketbaldoelen, 2 vuilnisbakken op wieltjes en
2 PMD bakken.
23 Welke spelen worden uitgelokt door de vaste materialen?
Vermits er slechts weinig vaste materialen zijn worden er ook niet veel
activiteiten mee uitgelokt. Het beperkt zich tot voetbal, basketbal en tussen
twee vuren.
24 Welke hanteerobjecten of losse materialen zijn ter beschikking?
Voetballen, basketballen, springtouwen, rekkers, diabolo‟s, bikkels, knikkers en
tollen.
99
25 Welke spelen worden uitgelokt met de losse materialen?
De sporten en spelletjes waarvoor de losse materialen gemaakt zijn.
26 Welke materialen worden het meest gebruikt door de kinderen?
Ballen, springtouwen en rekkers.
27 Worden soms materialen uit de klas meegenomen naar de speelplaats?
Wanneer het regent en de kinderen binnen moeten spelen mogen ze de
speelmatten, spelletjes en strips uit de klas meenemen.
28 Mag er speelgoed meegebracht worden van thuis?
Ja, maar dit is op eigen risico. Sommige leerkrachten verbieden wel dat
kinderen dure zaken zoals Nintendo‟s meebrengen. Als kinderen ervoor kiezen
om bijvoorbeeld een kaartspelletje mee te brengen moeten ze hiermee spelen
in de overdekte zaal.
29 Hoe wordt het materiaal uitgeleend?
Sommige klassen beschikken over een speelkoffer. Deze koffer wordt
meegenomen naar de speelplaats. De leerlingen nemen dan zelf de materialen
die ze willen gebruiken. Maar het aanbod van de speelkoffers is erg uitgedund.
30 Hoe wordt het materiaal opgeborgen?
Het materiaal wordt opgeborgen in de speelkoffers die in de klassen staan.
31 Kunnen de kinderen tijdens alle speeltijden gebruik maken van losse
materialen zoals ballen, springtouwen, …?
Neen, de leerlingen mogen tijdens de namiddagspeeltijden van tien minuten
geen materiaal gebruiken omdat de tijd te kort is.
32 Maken de kinderen soms zelf materiaal om mee te spelen tijdens de
speeltijd?
Ja. Wanneer er bijvoorbeeld gewerkt wordt rond het thema afval wordt een
knikkerbaan, een kegelspel, … gemaakt.
Sport en spel – spelaanleidingen
33 Stimuleren de leerkrachten sport en spel op de speelplaats?
Niet specifiek. Wanneer kinderen naar hen toe komen en vertellen dat ze zich
vervelen geven ze wel spelideeën.
100
34 Krijgen de kinderen tijdens de lessen (beweging) ideeën, een
speelbagage aangereikt?
Wanneer het thema van bijvoorbeeld WO dit voorziet leggen de leerkrachten
wel eens de link met de activiteiten op de speelplaats. Zo werd onlangs
gewerkt rond het thema Sint: de kinderspelen van Pieter Bruegel. De
leerlingen leerden spelen van vroeger kennen die ze ook op de speelplaats
kunnen spelen. De turnleerkracht die jaren actief was op de school had ook
aandacht voor het aanreiken van speelbagage. Een voorbeeld is handenstand.
De leerlingen leerden handenstand in de turnles en de leerkracht gaf aan dat
de kinderen dit ook thuis en op de speelplaats konden inoefenen (er mag geen
handenstand meer gedaan worden op de speelplaats, dit is veel te gevaarlijk).
Op dit moment is er geen leerkracht lichamelijke opvoeding meer, nu is het
dus afhankelijk van leerkracht tot leerkracht.
35 Welke sporten worden het meeste gespeeld op de speelplaats?
Hierboven werd al aangehaald dat er heel weinig vaste materialen en
hanteerobjecten aanwezig zijn op de school, daardoor wordt het sporten op de
speelplaats beperkt tot het spelen van voetbal, basketbal en tussen vier vuren.
36 Krijgen de leerlingen de kans om tijdens de speeltijd bepaalde sporten
in te oefenen met het oog op competentie (bijvoorbeeld SVS)?
Ja. De leerlingen doen vaak mee aan SVS activiteiten (voetbal, tussen vier
vuren, 5 tegen 5 tornooi, …) en krijgen dan ook de kans om deze op de
speelplaats in te oefenen (afhankelijk van de toezichthoudende leerkrachten al
dan niet onder begeleiding).
37 Worden er activiteiten aangeboden op de speelplaats (bijvoorbeeld
sport van de week of maand)?
Neen.
38 Zijn er spelaanleidingen aangebracht op de grond?
Ja, de lijnen van het voetbalveld en het basketbalveld zijn op de grond
geschilderd. Onder het afdak zijn nog twee kleurrijke slakjes getekend die bij
kinderen diverse hinkelspelletjes uitlokken. Op het vierkante gedeelte van de
speelplaats zijn ook een aantal frivole lijntjes aangebracht. Een algemene
opmerking omtrent deze spelaanleidingen is dat de meeste niet goed zichtbaar
meer zijn.
101
39 Mogen de verschillende activiteiten overal op de speelplaats
plaatsvinden?
Neen. Voetbal en basketbal moeten plaatsvinden op de daarvoor voorziene
velden. Springtouwen moet gebeuren net voor het afdak. De leerlingen houden
zich hier niet strikt aan. Omtrent andere activiteiten van de leerlingen worden
geen specifieke plaatsen aangeduid.
Herbergzaamheid
40 Zijn er regen- en windbestendige plekjes op de speelplaats?
Ja, onder het afdak en binnen in de overdekte zaal kunnen kinderen terecht bij
slechte weersomstandigheden.
41 Zijn er zonne- en schaduwplekjes?
Dit is afhankelijk van het moment van de dag. Het overgrote deel van de
speelplaats blaakt in het zonlicht bij mooi weer. Schaduw kunnen de kinderen
opzoeken onder het afdak of wanneer ze dicht tegen de muren van het lange
deel zitten of spelen.
42 Hoe verloopt de organisatie bij bepaalde weersomstandigheden
(regen, warmte, …)?
Afhankelijk van de weersomstandigheden is de organisatie anders. Bij „gewoon‟
weer spelen de leerlingen op de volledige speelplaats en onder het afdak. Als
er een sneeuwtapijt ligt mogen de kinderen enkel op het vierkante gedeelte
van de speelplaats spelen. Regenval zorgt ervoor dat de kinderen in twee
groepen gesplitst worden: de ene groep blijft onder het afdak, de andere groep
gaat naar de overdekte zaal. In de zomer trekken de kinderen over de middag
naar het grote grasveld naast de schoolgebouwen.
43 Zijn er fijne, sfeervolle plekjes waar kinderen zich kunnen
terugtrekken?
Niet echt. Er zijn een aantal kleine hoekjes op de speelplaats maar deze zijn
niet sfeervol ingericht en geven geen gevoel van rust en geborgenheid.
Organisatorische aspecten
44 Hoe verloopt het naar de speelplaats gaan in de voor- en namiddag?
De kinderen vormen hun klasrij in de gang. Samen met de leerkracht gaan ze
naar de speelplaats.
102
45 Hoe verloopt het terug naar de klas gaan na de speeltijden?
De kinderen vormen hun klasrijen op de daarvoor voorziene plaatsen, er zijn
markeringen aangebracht op de grond. Samen met hun leerkracht stappen ze
rustig naar de klas.
46 Hoe verloopt het naar de speelplaats gaan na het middagmaal?
Na het middagmaal stormen de kinderen de speelplaats op, gooien hun
boterhamdozen in de mand en beginnen de spelen. Dit verloopt zeer chaotisch
en ongestructureerd.
47 Waar worden boterhamdozen, boekentassen, turnzakken, … geplaatst?
Wanneer de leerlingen ‟s morgens op school aankomen plaatsen ze hun
boekentassen op een afgesproken plaats in de overdekte zaal.
Na het middagmaal gooien de leerlingen hun boterhamdozen in de klasmand.
Op het einde van de speeltijd nemen twee kinderen van elke klas hun mand
mee. Het systeem is wel praktisch, maar de plaats is misschien slecht gekozen.
Het is handig dat de leerlingen hun boterhamdozen in hun eigen klasmanden
stoppen, op deze manier heeft elk kind telkens zijn of haar boterhamdoos
terug mee naar huis. De manden worden onder het afdak geplaatst omdat er
geopteerd wordt niet naar binnen te gaan. Dit brengt heel wat nadelen met
zich mee: ballen vliegen in de manden, worden omver gelopen, …
Sfeer op de speelplaats
48 Zijn de kinderen verdraagzaam ten opzichte van elkaar?
Dit is afhankelijk van het weer en het moment.
49 Spelen de kinderen van verschillende leeftijden met of naast elkaar?
Ook dit is afhankelijk van het weer en het moment. Bij voetbal zullen de
kinderen van het 2de leerjaar op het ene moment samenspelen met de
kinderen van het 5de leerjaar, op een ander moment staan ze dan weer
lijnrecht tegenover elkaar. Vroeger was er een regeling waarbij bepaalde
klassen bepaalde dagen in de week voorrang kregen bij voetbal en basketbal,
dit is nu niet meer het geval. We gebruikten deze regeling om ervoor te zorgen
dat alle klassen de kans zouden krijgen om voetbal of basketbal te spelen.
Vooral de oudere kinderen spelen liever met hun klasgenoten en vinden het
niet zo leuk wanneer de kleintje zich komen moeien in hun spel.
103
50 Is er veel ruzie en pestgedrag op de speelplaats?
Niet alle kinderen kunnen het evengoed vinden met elkaar en dit kan wel eens
leiden tot ruzie en pestgedrag. Pesten vormt geen overheersende problematiek
op de speelplaats.
51 Worden er initiatieven genomen om ruzie en pestgedrag te beperken?
Aan de muur hangt een vlindertegel. Deze tegel heeft de bedoeling de „vrede‟
op de speelplaats te bewaren.
Regels en afspraken op de speelplaats
52 Welke regels en afspraken gelden er op de speelplaats?
Het aantal regels is zeer beperkt.
o Bij koud weer hou je je jas aan.
o Je speelt niet in de toiletten.
o Enkel wie ziek is mag in de overdekte zaal spelen.
o Als je naar het toilet moet vraag je dit aan de juf of meester. De kleintjes
doen dit, de oudere kinderen niet. Het is een nieuwe regel die nog
ingeburgerd moet worden bij de groteren.
o Je legt je boterhamdoos in de mand en niet op de vensterbank.
o Je blijft op de speelplaatsen en gaat niet over de rode lijnen.
Het „moeten‟ naleven van deze regels is sterk afhankelijk van de
toezichthoudende leerkrachten.
53 Wat gebeurt er als kinderen zich niet aan de regels houden.
Kinderen die de regels overtreden moeten op de rode lijn staan net voor het
afdak.
Specifiek voor de boterhamdozen geldt: als je boterhamdoos niet in de mand
zit wordt hij afgenomen door de directie.
54 Zijn de regels en afspraken opgesteld in samenspraak met de
kinderen?
Twee jaar geleden was er een leerlingenraad waarin sommige regels besproken
zijn met de kinderen. Andere regels en afspraken zijn door de jaren heen tot
stand gekomen maar worden in het begin van het schooljaar besproken met de
kinderen.
55 Zijn er plaatsen waar de kinderen niet mogen komen?
De kinderen mogen niet op het zand en op het gras spelen (achter de rode
lijnen) en blijven binnen de poort en de afsluiting.
104
Toezicht
56 Hoe wordt het toezicht gerealiseerd?
Tijdens de voor- en namiddagspeeltijd zijn er twee leerkrachten aanwezig op
de speelplaats. De ene leerkracht concentreert zich vooral op het lange
gedeelte, de andere leerkracht op het vierkante gedeelte van de speelplaats.
Tijdens de middagspeeltijd wisselen de leerkrachten elkaar om het kwartier af
en zijn er telkens twee leerkrachten tegelijkertijd. Tussen de tijd dat de
leerlingen uit de refter komen en half 1 is er slechts 1 leerkracht aanwezig. Er
wordt met 2 leerkrachten toezicht gedaan in de refter, 1 juf komt met de
eerste kinderen die klaar zijn naar buiten, de andere leerkracht is blijft in de
refter bij de rest totdat zij gewisseld wordt of totdat de kinderen klaar zijn met
eten.
57 Bloeien er ergernissen bij de leerkrachten omtrent het toezicht.
Ja, heel wat leerlingen houden zich niet aan de regels waardoor het toezicht
houden geen leuke bezigheid is.
58 Zijn er leerlingen die het toezicht van de leerkrachten ondersteunen?
Neen.
Veiligheid
59 Hoe wordt de speelplaats afgeschermd van het verkeer, de straat?
Aan de ene kant wordt de speelplaats afgesloten door het hek aan de
hoofingang. Aan de andere kant wordt gewerkt met een afsluiting waarin 2
poortjes zitten. Langs het bureau kunnen kinderen wel „ontsnappen‟, maar
voor ze de straat bereiken kunnen ze zeker opgemerkt worden door andere
kinderen of de toezichthoudende leerkrachten.
60 Hoe wordt de speelruimte afgeschermd van het water?
Niet van toepassing.
61 Zijn er plaatsen waar water onderdeel uitmaakt van de speelplaats of
het spel van de kinderen?
Aan de muur bij de toiletten hangt een waterfontein waarvan de leerlingen
kunnen drinken.
105
62 Zijn de looproutes naar de ingang(en) van de school zodanig dat er
weinig kans is op ongevallen?
De hoofdingang ligt een eind van de speelplaats zelf en is bijgevolg zeer veilig.
De ingang tot het schoolgebouw zelf is minder veilig. De kinderen zitten heel
vaak voor de deuren van de overdekte speelplaats en het toilet waardoor soms
wel eens ongelukjes (bijvoorbeeld vingers tussen de deur) kunnen gebeuren.
63 Zijn de looproutes naar de verschillende (speel)plekken zodanig dat er
weinig kans is op botsingen?
Niet van toepassing.
64 Gebeuren er vaak ongevallen op de speelplaats?
Valpartijen met traantjes tot gevolg komen wel regelmatig voor. Andere,
ernstigere ongevallen doen zich niet vaak voor op de speelplaats.
65 Is er een EHBO koffer aanwezig op school? Zo ja, waar?
Ja, er is een EHBO koffer aanwezig, deze bevindt zich in de leraarszaal.
66 Wat is de inhoud van de EHBO koffer
Pleisters, ijszakken, thermometer, winden, ontsmettingsmiddel, … kortom alles
wat in zo‟n koffer hoort te zitten.
67 Wat is de procedure bij ongevallen op de speelplaats?
Schaafwonden en dergelijke worden door de leerkrachten verzorgt en
ingeschreven op een verzorgingslijst). Indien er zich ernstigere ongevallen
voordoen zoals vallen op het hoofd wordt het secretariaat ingeroepen (Sandra
heeft de opleiding EHBO gevolgd). Leerkrachten gaan indien nodig met de
leerlingen naar het ziekenhuis en/of verwittigen de ouders van het kind.
Onderhoud en controle
68 Worden de vaste toestellen en speelelementen regelmatig
onderhouden?
Als de leerlingen of de leerkrachten aangeven dat iets stuk is wordt dit hersteld
door de klusjesman.
69 Zijn de vaste materialen gekeurd door een gevoegde instantie?
De doeltjes, basketbalringen werden aangekocht bij een erkende fabrikant.
70 Is er een logboek van inspecties en onderhoud?
Er is geen logboek van inspecties en onderhoud.
106
Relatie tussen binnen en buiten – onderwijsleeractiviteiten
71 Voor welke onderwijsleeractiviteiten wordt gebruik gemaakt van de
speelplaats?
Tijdens de lessen natuur (bomen bekijken, …) en wiskunde (meten, …) wordt
wel eens gebruik gemaakt van de speelplaats.
72 Wordt de speelplaats gebruikt tijdens de les lichamelijke opvoeding?
Neen. De turnzaal ligt aan de andere kant van het schooldomein, men maakt
dan ook gebruik van de speelplaats die daar ligt.
73 Zijn de buitenactiviteiten storend voor de andere klassen?
Neen. De activiteiten kunnen op een redelijke afstand van de klaslokalen
plaatsvinden.
74 Wordt de speelplaats gebruikt voor andere activiteiten buiten de
schooluren.
Ja, bijvoorbeeld voor het schoolfeest.
Betrokkenheid
75 Wordt de speelplaats gebruikt als buurtspeelplaats?
De speelplaats wordt niet gebruikt als buurtspeelplaats.
76 Is er toezicht/sociale controle door buurtbewoners of ouders?
Tijdens de vakanties kunnen we rekenen op enkele buurtbewoners die toezicht
houden.
77 Worden soms zaken op de speelplaats gedaan door buurtbewoners of
ouders?
Tijdens de paasvakantie is er een klusjesdag waarbij ouders helpen. Vorig
schooljaar werd de overdekte speelplaats onder handen genomen.
78 Is er inspraak geweest bij het tot stand komen van de speelplaats?
Er is geen inspraak geweest bij het tot stand komen van de speelplaats. De
school bestaat al zoveel jaren….
79 Zijn andere mensen (bijvoorbeeld de oudervereniging) betrokken bij
beslissingen omtrent de speelplaats?
Er zijn geen externen betrokken bij beslissingen omtrent de speelplaats.
107
3.2.3.2 Samenvattend resultaat
De kinderen spenderen ongeveer 1/5 van de volledige schooldag op de speelplaats.
Gedurende de laatste jaren werden daarom initiatieven genomen tot een zinvoller
invullen van deze tijd, maar dit leidde nooit tot grondige aanpassingen. Hierdoor heeft
de speelplaats nog steeds het grauwe karakter met weinig afwisseling en is het dus
terug te brengen op een vlakke open ruimte zonder zonering. De aanwezige
natuurelementen beperken zich tot enkele bomen en een stukje gras. De
speelmaterialen op school zijn gering waardoor er zeer weinig sport en spel uitgelokt
wordt. De spelaanleidingen op de grond zijn nauwelijks zichtbaar en er zijn ook geen
plekjes voor kinderen die zich even willen terugtrekken van de drukte. De regels en
afspraken op de speelplaats zijn zeer beperkt en worden niet door alle leerlingen
evengoed opgevolgd wat tot grote ergernissen kan leiden bij het lerarenteam. Qua
veiligheid op de speelplaats scoort de school iets beter, er gebeuren weinig of geen
ongevallen.
3.2.4 De kinderen aan het woord
De speelplaatsgebruikers, de kinderen dus, verdienen ook hun zegje. Ik voerde met zes
jongens en 6 meisjes die samen de speelplaatsbrigade vormen (zie hoofdstuk 3 „case
study‟) een gesprek over de speeltijd en de speelplaats. Hun gedachten en gevoelens
komen in grote mate overeen met de conclusies die getrokken werden uit de
schoolpleintoets. Hieronder een samenvatting van hun mening. Om de meningen ietwat
te nuanceren wordt tussen haakjes soms een reactie vanuit het lerarenteam
bijgevoegd.
We hebben zeer weinig materiaal.
Als we nieuwe materialen krijgen, bijvoorbeeld van de Sint, zijn die zeer snel kapot
(eigen verantwoordelijkheid?).
Het middelbaar maakt veel kapot, bijvoorbeeld de voetbaldoeltjes.
De jongens vinden het niet leuk dat zij bij regen altijd onder het afdak moeten en
dat de meisjes binnen mogen, want binnen is het groter en warmer (op de even
dagen mogen de meisjes binnen, op de oneven dagen de jongens)
Vroeger mochten we ping-pong spelen in de overdekte zaal (bij de gebouwen van de
middenschool en het atheneum), maar nu wordt dit gebruikt door het secundair en
dit vinden we heel jammer.
Vroeger was er een bord waarop de afspraken stonden, dit vonden we heel goed
(deze werden door de leerlingen zelf gewist).
Het zou beter zijn moesten we rekken hebben om onze boterhamdozen in te zetten.
108
De speelplaats is heel vuil. De groten gooien hun papiertjes en brikjes op de grond.
We denken dat dit komt omdat er maar vier vuilnisbakken staan waarvan er dan
soms nog eentje weg is.
Er zit bijna niemand meer op de vierkante banken. De planken liggen los, zijn kapot
en we vinden de kleuren niet leuk. Ook de bomen die erin staan zijn kapot en de
blaadjes stinken.
De toiletten stinken verschrikkelijk en zijn heel vaak kapot.
Er liggen veel stenen los waardoor er soms kindjes struikelen en vallen.
Er wordt heel veel ruzie gemaakt op de speelplaats. Vaak is dit het gevolg van
onduidelijke regels. Bijvoorbeeld: de kindjes van het eerste leerjaar lopen over het
voetbalveld wat tot frustratie kan leiden bij de jongens van de 3de graad.
Er worden niet veel straffen gegeven wanneer kinderen iets mis doen. De straf is ook
altijd dezelfde: 15 of 30 minuten op de rode lijn staan (men begint altijd met 5 tot
15 minuten, tot de nieuwe leerkracht op toezicht komt).
We vinden het niet leuk dat we niet over de rode lijn mogen om op het gras te
spelen.
Als er plassen liggen mogen we niet voetballen.
We mogen niet vaak naar het grasveld.
We vinden het zeer jammer dat we geen handenstand mogen doen en kaatsen op de
muur (kaatsen is niet verboden).
Soms mogen we niet op het lange gedeelte waardoor we met te veel zijn en elkaar
storen op het vierkante gedeelte.
3.2.5 Het schoolreglement
In het schoolwerkplan, in de schoolbrochure en op de schoolwebsite staat niets vermeld
met betrekking tot de speelplaats en de speeltijd. In het schoolreglement
(Schoolreglement Campus mevrouw Courtmans, 2009) zijn wel een aantal zaken te
lezen in verband met de speelplaats. Deze zaken zijn hieronder letterlijk overgenomen.
3 Klare afspraken…. goede vrienden
Een school kan slechts maximaal renderen als ouders en schoolteam eenzelfde
doel nastreven. Dit betekent dat ouders en schoolteam op opvoedkundig vlak
gelijkluidend denken en handelen en dat wij samen uw kind leiden en begeleiden
in opvoeding en onderwijs.
Dit gelijk gestemd zijn trachten we te bereiken via duidelijke afspraken met onze
kinderen.
109
3.1 Gedrag, houding en orde
3.1.1 Algemeen
Naast het respect en begrip voor anderen wordt ook eerbied verwacht voor de
natuur, de school en de omgeving.
Er wordt de grootste zorg en eerbied geëist voor alles wat door de school ter
beschikking wordt gesteld. Dit geldt ook voor de gebouwen, de aanplantingen
en het meubilair. Eventuele herstellingen kunnen ten laste gelegd worden van
de beschadiger.
Geef je kind geen dure of waardevolle voorwerpen mee naar school. De school,
noch het personeel kan financieel verantwoordelijk worden gesteld voor verlies,
beschadiging of ontvreemding ervan. Ook speelgoed, radio's, enz.
meegebracht door de kinderen horen niet thuis op school. De school is
evenmin verantwoordelijk voor toegebrachte schade en diefstal, maar staat wel
in voor het nodige toezicht en kan sancties nemen tegenover kinderen die
schade aan voorwerpen of meubilair toebrengen.
3.1.3 Op de speelplaats
De kinderen kunnen terecht op de speelplaats vanaf 8.00 u. Ze zetten hun
boekentas binnen/buiten op de afgesproken plaats.
Een nette speelplaats geeft een goede algemene indruk. Daarom worden de
leerlingen voortdurend aangespoord papiertjes, fruitresten … in de
vuilnisbakken te deponeren.
Balspelen met zachte ballen/basketballen zijn toegestaan op de afgebakende
plaats.
Bij regenweer: enkel softballen in de overdekte speelzalen.
Bij goed weer mag er op het grasveld gespeeld worden.
Herhaaldelijk storend gedrag op de speelplaats, we denken aan schoppen,
plagen, verwijten,…, worden niet geduld. Er zal onmiddellijk worden
ingegrepen door de leerkracht met toezicht. De ouders zullen op de hoogte
worden gebracht van het onbehoorlijk gedrag.
Als een kind om medische redenen moet binnenblijven, vragen wij aan de
ouders een briefje mee te geven met hun kind.
110
3.1.4 In het toilet
Een dringend bezoek aan het toilet moet kunnen, maar wordt steeds via de
leerkracht aangevraagd. Alle kinderen gaan naar het toilet bij de aanvang van
de speeltijd. Ze komen zo vlug mogelijk naar buiten. De toiletruimten zijn
immers geen speel- of verzamelplaatsen.
De toiletten worden netjes gehouden.
3.1.7 Bij het begin en einde van de lessen
Bij het belsignaal aan het einde van elke speeltijd gaat IEDEREEN naar de rij.
3.8 Verzekering
Uw kinderen zijn verzekerd vanaf het ogenblik dat ze op school aankomen. De
verzekering houdt rekening met de begin- en einduren van de school. De
verzekering (enkel voor lichamelijke schade) komt tussen bij ongevallen langs de
kortste of veiligste weg van huis naar school en omgekeerd, op voorwaarde dat
dit binnen de voorziene tijdsspanne gebeurt.
Formulieren (ETHIAS) zijn beschikbaar op het secretariaat van de school. Bij een
schoolongeval krijgt u 2 formulieren, waarvan het één door de ouders en het
ander door de dokter dient ingevuld te worden. Om terugbetaling te bekomen is
het belangrijk dat dit formulier zo vlug mogelijk (liefst binnen de 48 uur) terug
wordt bezorgd op school. Betalingsbewijzen mogen later worden binnengebracht.
8 Non-discriminatiecode Basisschool Mevr. Courtmans Maldegem
De directie en het schoolteam staan er op dat alle kinderen in de klas, op de
speelplaats en bij de activiteiten buiten de school steeds Nederlands spreken.
In samenspraak met de directie zullen de leerkrachten die toezicht houden op
de speelplaats erover waken dat plagen en pesten, uitsluiten van kinderen in
spelsituaties en groepsvorming, niet aan bod kunnen komen.
3.2.6 Slotconclusie
De huidige speelplaatswerking loopt niet op wieltjes en dit leidt tot heel wat ergernissen
bij zowel leerlingen als leerkrachten. Hoogdringend tijd voor verandering dus!
111
112
1 Inleiding
In dit hoofdstuk van mijn bachelorproef ben ik zelf als toekomstige leerkracht aan het
woord. Ik geef u meer uitleg omtrent mijn eigen visie rond enkele, volgens mij,
belangrijke topics. Ik toets mijn opvattingen aan de literatuur en geef hierbij een
neerslag van mijn „ideale‟ speelplaats. Daarnaast zal ik u ook vertellen hoe een
creatieve speelplaatswerking in de praktijk gerealiseerd kan worden.
Op deze manier probeer ik er u van te overtuigen dat de speelplaats een pedagogisch-
didactische waarde vormt voor de school, het is een speel- maar zeker en vast ook
leerplaats!
2 De pedagogisch-didactische waarde van de speelplaats
Gedurende mijn zoektocht doorheen de literatuur merkte ik op dat reeds heel weinig
verschenen is omtrent de specifieke pedagogisch-didactische waarde die de
speelplaats te bieden heeft. Dit liet me niet ontmoedigen. Ik was en ben er nog steeds
van overtuigd dat de speelplaats een aanzienlijke meerwaarde kan bieden en een
perfecte aanvulling kan zijn op de activiteiten die binnen de klasmuren plaatvinden.
Naar mijn mening vormen verschillende zaken zoals de voordelen van de speelplaats,
kinderparticipatie, een creatieve speelplaatswerking, …. deze waarde. Hierdoor is het
uiteraard niet mogelijk om de pedagogisch-didactische waarde van de speelplaats op
één pagina samen te vatten. Ik koos er daarom voor enkele items te bespreken die
samen een antwoord bieden op de vraag die ik wens te beantwoorden: „Wat is de
pedagogisch-didactische waarde van de speelplaats op de basisschool?‟
3 Spelen
3.1 Wat is spelen?
In (online) woordenboeken en op allerhande websites kon ik heel wat uiteenlopende
verklaringen en definities vinden rond het begrip „spelen‟. Maar wat is spelen nu
eigenlijk? Kan je het wel in één definitie omschrijven?
Mijn antwoord op deze laatste vraag is resoluut „nee‟. Een definitie weerspiegelt altijd
de (eenzijdige) gedachtengang van diegene die ze opstelt. Daarom opteer ik ervoor te
werken met een opsomming van kenmerken. Hierdoor krijgt het begrip niet alleen een
bredere betekenis, maar hebben personen die het lezen ook de kans zelf nog
aanvullingen te doen. Een opsomming kan je aanvullen, een definitie is een gesloten en
afgebakende zin.
113
Ik ging bij mezelf na wat het woord „spelen‟ bij me oproept. Uit deze brainstorm kon ik
vier omschrijvingen geven over welke betekenis spelen voor mij heeft.
Spel is een ongedwongen bezig zijn waarin een kind echt kind is.
Kinderen mogen in hun spel dan ook niet gedwongen worden bepaalde dingen te
doen of uit te proberen. Maar dit wil niet zeggen dat je hen geen activiteiten of
materialen kan aanbieden waarmee ze zelfstandig en creatief aan de slag kunnen
gaan.
Spel is voor kinderen een leuke vrijetijdbesteding maar daarenboven ook
hard werken!
Kinderen moeten in hun spel ook nadenken, zich concentreren en doordachte keuzes
maken. Natuurlijk verloopt dit proces niet zo bewust als in een klassituatie.
Spel vormt een leerschool voor het leven.
Kinderen leren in hun spel met vallen en opstaan de wereld om zich heen te
ontdekken. Ze komen tijdens hun spel niet alleen in contact met de natuur en met
andere personen maar leren tevens zichzelf beter kennen.
Spel is een activiteit waarop ieder kind recht heeft.
Een kind moet elke dag de kans krijgen zich uit te leven in zelfgekozen, maar
toelaatbare spel(en).
3.2 Voordelen van spelen
Naast een uitgebreide omschrijving van wat spelen volgens mij omvat kan ik u ook een
aantal voordelen van spel opnoemen.
Spel is goed voor het welzijn van een kind.
Dit voordeel kan je op twee manieren benaderen. Tijdens spel zijn kinderen meestal
actief bezig en zijn ze zich niet bewust van het feit dat ze snel lopen of hun
uithoudingsvermogen vergroten. Spel kan dus zonder extra inspanning meewerken
aan een gezonde en fitte levensstijl. Daarnaast krijgen kinderen tijdens spel de kans
hun overtollige energie letterlijk kwijt te spelen en dit kan dan weer zorgen voor een
gezonde en open geest.
114
Spelen in de vrije natuur werkt verfrissend en motiverend.
Wanneer kinderen buiten spelen kunnen ze frisse lucht happen en komen ze in
contact met diverse natuurelementen en –verschijnselen. Bomen verliezen hun
blaadjes in de herfst, als we broodkruimeltjes laten vallen lokken we vogeltjes, zand
wordt hard als het regent, in een putje blijft regenwater staan, … Dikwijls zal de
natuur een inspiratiebron zijn om het spel van een kind naar een hoger niveau te
tillen.
Tijdens het spelen hebben kinderen geen remmen.
Wanneer kinderen aan het spelen zijn voelen ze zich niet bedeesd in hun
activiteiten: de juf of meester kijkt niet op hun vingers, er is geen opgelegd
eindresultaat verbonden aan het spel en hun spel is niet verbonden aan het
verdienen van punten. Dit zal er voor zorgen dat kinderen veel meer uittesten en
uitproberen waardoor men de eigen grenzen gaat ontdekken, aftasten en verleggen.
Spelen kan een positieve stimulatie zijn voor de basiswoorden van leren
Concentratie, alertheid, inventiviteit en nieuwsgierigheid vormen de
basisvoorwaarden van het leren. Deze komen zeker en vast ook aan bod tijdens
spel. Wanneer kinderen aan het spelen zijn moeten ze zich concentreren op hun
activiteiten, ze zijn alert tijdens hun spel, ze proberen nieuwe dingen uit en
gebruiken hierbij hun inventiviteit en nieuwsgierigheid.
Spel vormt een groot aandeel in de ontwikkeling van sociale vaardigheden
(zie 3.2.1).
De totale ontwikkeling van het kind wordt door spel gestimuleerd
(zie 3.2.2).
3.2.1 Sociale vaardigheden
Wanneer kinderen op een speelplaats met elkaar aan het spelen zijn ontstaan heel wat
interacties. Hiermee vormt spel een ideale voedingsbodem om sociale vaardigheden te
trainen.
In dit verband vond ik het frappant om eens na te gaan hoe spel kan bijdragen tot het
doel van de Axenroos. De Axenroos is namelijk een middel om na te gaan in hoeverre
mensen sociaal vaardig zijn. Wanneer mensen alle axen kunnen innemen, wanneer ze
zich met andere woorden eenvoudig in anderen kunnen verplaatsen, hebben ze het
eindstadium bereikt.
115
Hieronder geef ik per ax aan hoe iemand zich kan gedragen tijdens het spel.
Pauw
Een pauw durft zich te tonen, zoekt contact met anderen en biedt zich aan om te
spelen.
Wasbeer
De wasbeer is bereidt naar anderen te luisteren en geeft aandacht, tijdens spel kan
hij dus luisteren en waardering opbrengen voor de mening en de inbreng van
anderen. Een wasbeer nodigt ook anderen uit om mee te spelen.
Bever
De bever staat altijd klaar om iemand te helpen, om op te ruimen en om anderen
een plezier te doen. Bevers zijn dus in staat een kind die bij het spelen problemen
ervaart te helpen en om samen speelgoed op te ruimen. Daarnaast delen bevers hun
speelgoed met elkaar.
Poes
Een poes zal in spel hulp vragen aan anderen wanneer het een probleem niet kan
oplossen en is dankbaar wanneer het spelletjes of een helpende hand aangeboden
krijgt.
Leeuw
Een leeuw is een leidinggever en is hierdoor uitermate geschikt om uit te leggen hoe
een spel in elkaar zit en welke richtlijnen men moet volgen. Hij zal ook adviezen
geven om het spel te verbeteren.
Kameel
De kameel is eerder een volgzaam type die in zijn spel om uitleg en raad zal vragen
maar daarnaast ook opdrachten van medespelers zal uitvoeren.
Havik
Een havik is een kritisch type die er niet voor terug deinst zijn eigen mening uit te
spreken. Tijdens het spel zal hij dan ook meer dan eens nagaan of alles wel loopt
zoals hij het wil en als dit niet zo is zal hij dit „aanvechten‟.
Steenbok
De steenbok is een echte verdediger en laat zich niets opdringen. In zijn spel komt
dit als volgt tot uiting: hij voldoet niet zomaar aan de wensen van medespelers, als
hij zelfstandig een probleem kan oplossen zal hij hiervoor geen hulp van anderen
aanvaarden, wanneer hij of zij geen zin heeft om met een stuk speelgoed te spelen
zal hij of zij dit ook niet doen.
116
Schildpad
Een schildpad is schuchter en teruggetrokken. Een kind is in zijn spel een schildpad
wanneer het twijfelt of alles wel goed verloopt. Een schildpad zal wel toegeven dat
het iets fout gedaan heeft.
3.2.2 Voordelen voor de ontwikkeling van het kind
In de literatuur zijn heel wat zaken te vinden over hoe spel een positieve richting kan
geven aan de ontwikkeling van het kind. Hieronder maak ik zelf een indeling in zes
ontwikkelingsgebieden waarop spel een positieve invloed kan hebben.
De motorische ontwikkeling
Het hoeft zeker en vast geen betoog dat spel een zeer grote meerwaarde kan bieden
aan de ontwikkeling van de fijne en de grove motoriek. Tijdens spel werken de
leerlingen al lopend, springend, klimmend, … aan hun grove motoriek. Door het
aanbieden van mikspelletjes, doelspelen, scoebido‟s, knikkers, … kunnen kinderen
zich dan weer oefenen in het verfijnen van hun fijne bewegingen.
De zintuiglijke ontwikkeling
Het ontwikkelen van de zintuigen kan enkel en alleen door ze te gebruiken. In dit
opzicht biedt spel dan ook een grote voedingsbodem voor de ontwikkeling van onze
vijf zintuigen.
De cognitieve ontwikkeling
De ontwikkeling van het intellect komt ook zeker en vast aan bod in het spel van een
kind. Kinderen moeten meer dan we zouden vermoeden nadenken om hun spel tot
een goed einde te brengen. Daarnaast worden ze in hun spel ook heel vaak
geconfronteerd met problemen: hoe kan ik er voor zorgen dat ik zo snel mogelijk
aan de overkant van de speelplaats raak, hoe zorg ik ervoor dat ik als eerste mijn
pion op het eindpunt kan neerpoten, … Op deze momenten werken de leerlingen
onbewust aan hun probleemoplossende vaardigheden, iets wat ze dan ook kunnen
toepassen wanneer ze in de klas of in het dagdagelijkse leven voor uiteenlopende
problemen staan.
Ook de taal- en rekenontwikkeling komen onbewust aan bod tijdens het spel van de
kinderen. Kinderen moeten bijvoorbeeld aan hun medespelers uitleggen hoe ze een
spel moeten spelen en werken hierdoor aan hun gespreksvaardigheden.
Door het aanbieden van bijvoorbeeld een hinkelspel ontwikkelen de leerlingen dan
weer hun wiskundige vaardigheden.
117
De sociale ontwikkeling
Als laatste kan spel een grote meerwaarde bieden aan de sociale ontwikkeling. Het
spel is een oefenplaat voor het echte leven, een soort namaak „mij‟.
Laat het dus duidelijk zijn dat spel een niet te missen item is in de ontwikkeling van het
kind.
4 De speelplaats
4.1 De functie van de speelplaats
Naast elk schoolgebouw ligt een speelplaats. Is die speelplaats nu groot of klein, ze kan
altijd een meerwaarde zijn!
Hierboven gaf ik al aan welke voordelen spelen te bieden heeft en ik ging specifiek in
op de voordelen in functie van de totale ontwikkeling van het kind en de voordelen
inzake sociale vaardigheden.
Uit het onderzoek dat ik voerde bleek dat de leerlingen ongeveer 1/5 van de totale
schooldag op de speelplaats doorbrengen. Ik ben dan ook van mening dat alle
voordelen omtrent spelen zeker en vast aan bod komen op de speelplaats.
Hieronder som ik op welke functie de speelplaats heeft.
De speelplaats is een plaats waar kinderen:
kind kunnen zijn;
ongeremd hun grenzen kunnen verleggen;
elkaar op een andere manier leren kennen;
heel wat sociale vaardigheden onder de knie kunnen krijgen;
hun overtollige energie kunnen kwijtspelen om daarna terug met volle concentratie
de klas binnen te stappen;
van elkaar leren;
Plaats waar kinderen heel wat spel- en speelbagage kunnen opdoen.
Voor kinderen die in de stad wonen is de speelplaats vaak de enige plaats om in de
buitenlucht te spelen. Het toenemende verkeer en allerhande gevaren waar we de
laatste jaren mee geconfronteerd worden, zorgen ervoor dat vele kinderen kansen om
op straat of op het buurtpleintje te spelen missen. De speelplaats is voor deze kinderen
een plaats om in de vrije natuur te kunnen spelen.
118
4.2 Koppeling met de eindtermen
4.2.1 Motivatie
In het onderwijs kunnen we niet om de eindtermen heen. Daarom ging ik in de
leerplannen op zoek waar de speelplaats een rol kan spelen in het bereiken van deze
eindtermen.
Ik ben ervan overtuigd dat enkele eindtermen moeilijk te verwezenlijken zijn
gedurende de lesuren, maar wel op de speelplaats. Op de speelplaats oefenen de
leerlingen onbewust attitudes en vaardigheden die verbonden zijn met de eindtermen.
Ik denk dat het dan ook zeer belangrijk is om er als leerkracht van uit te gaan dat de
speelplaats niet zomaar een plaats is waar kinderen spelen. Het is veel meer dan dat:
de speelplaats is de leerplaats bij uitstek en kan tevens een perfecte aanvulling zijn op
de activiteiten die binnen het klasgebeuren plaatsvinden.
4.2.2 Werkwijzer
Hieronder geef ik een overzicht van de eindtermen die volgens mij voor een groot deel
of zelfs enkel bereikt kunnen worden op de speelplaats. Deze eindtermen, die ik terug
vond in de leerplannen lichamelijke opvoeding, muzische vorming, wereldoriëntatie en
sociale vaardigheden zijn schuin gedrukt.
Vervolgens geef ik in eigen woorden aan hoe de speelplaats een meerwaarde kan zijn
bij het bereiken van deze eindtermen.
Opmerking: eindtermen met een * verwijzen naar attitudes.
4.2.3 Bespreking van de eindtermen
4.2.3.1 Eindtermen lichamelijke opvoeding
Op school krijgen de leerlingen gemiddeld 2 keer 50 minuten lichamelijke opvoeding
per week. Vaak wordt om de twee weken nog één van deze lesuren ingenomen door de
zwemles.
Tijdens de turnles gaat ook veel bewegingstijd verloren: leerlingen moeten zich
omkleden, het materiaal opstellen, ze moeten luisteren naar de uitleg van de
turnleerkracht, … Op deze manier blijft niet veel tijd meer over waarin de leerlingen
hun vaardigheden inzake lichamelijke opvoeding kunnen vergroten.
Doordat kinderen op de speelplaats heel veel rennen en springen is het een grote
meerwaarde in het bereiken van de eindtermen lichamelijke opvoeding.
119
Motorische competenties
Zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaties
Verantwoord en veilig bewegen
1.2 De leerlingen kunnen veiligheidsafspraken naleven.
1.3 De leerlingen kennen de gevaren en risico‟s van bewegingssituaties en kunnen
deze inschatten en signaleren.
Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding waakt de leerkracht erover dat de risico‟s
tot een minimum beperkt blijven zodat ongevallen vermeden kunnen worden. Op de
speelplaats is het niet altijd mogelijk volledige veiligheid te garanderen. Leerlingen
worden meer dan eens geconfronteerd met diverse gevaren en risico‟s die
verbonden zijn aan hun sport en spel. Gedurende het spel leren de kinderen gevaren
en risico‟s ontdekken en inschatten.
Als leerlingen op deze momenten oplossingen zoeken om ongevallen te vermijden
onderkennen ze meteen ook het belang van het naleven van veiligheidsafspraken.
Grootmotorische vaardigheden en acties in gevarieerde situaties
Variante vormen van basisbewegingen, al dan niet gebruik makend van toestellen
1.12 De leerlingen kunnen verschillende vormen van rollen uitvoeren.
1.16 De leerlingen kunnen op verschillende manieren en met diverse tuigen werpen.
Deze twee eindtermen gaan specifiek in op de vaardigheden die leerlingen kunnen
opdoen in functie van de grove- en fijne motoriek. In de lessen lichamelijke
opvoeding wordt zeker en vast gewerkt aan het rollen en werpen, maar als
dergelijke spelen ook op de speelplaats aangeboden worden krijgen kinderen de
kans deze vaardigheden op een leuke, aangename en ongedwongen manier verder
in te oefenen en te verfijnen.
Spel en sportspelen
1.17 De leerlingen beheersen fundamentele bewegingsvaardigheden die nodig zijn
om eenvoudig bewegingsspel zinvol te kunnen spelen in eenvoudige sport- en
spelsituaties.
1.18 De leerlingen kunnen eenvoudige spelideeën uitvoeren in eenvoudige
bewegingsspelen.
1.19 De leerlingen kunnen zich in een spel inleven en hierbij verschillende
rollen waarnemen.
1.20 De leerlingen kennen elementaire tactische principes, kunnen ze toepassen in
verwante spelen en kunnen een eenvoudig tactisch plannetje afspreken en
uitvoeren.
1.20bis De leerlingen passen de afgesproken spelregels toe en aanvaarden de
sancties bij overtreding.
120
Ook aan deze eindtermen wordt gewerkt tijdens een turnles, maar opnieuw is er hier
de leerkracht die de controle tracht te bewaren. Wanneer kinderen op de speelplaats
zelfstandig en vrij een sport of spel kiezen zijn ze zelf verantwoordelijk voor een
goed verloop van de activiteit. Bij groepsspelen houden de leerlingen ervan tactische
plannetjes te smeden om de tegenspeler uit te schakelen. Door het vrije karakter
dat spel kenmerkt zullen de leerlingen zich verdiepen in spellen die ze graag doen,
en elk kind legt hierin andere accenten. Dit laatste kan dan weer teruggekaatst
worden naar de klassituatie.
Ik neem hierbij als voorbeeld voetbal, een sport waarin de meeste jongens hun
energie kwijt kunnen. Doordat ze op de speelplaats de kans krijgen voetbal te spelen
met de jongens en meisjes van de hele lagere school leren ze zichzelf bepaalde
technieken aan. Tijdens de les lichamelijke opvoeding kan de leerkracht zich dan ook
beroepen op de kennis en vaardigheden van de leerlingen. En dit kan een positieve
invloed hebben op het leerproces. Want wie kan nu beter een uitleg op kindermaat
geven dan onze kinderen zelf?
Naast het spelen van bestaande spelletjes vinden de leerlingen het ook leuk zelf
nieuwe activiteiten uit te vinden. Ze leren zelf regels en sanctie opstellen om een
goed spelverloop te verzekeren.
Bewegen in verschillende milieus
1.23 De leerlingen bewegen op een aangepaste manier in de vrije natuur.
In functie van de activiteiten in de klas trekken de kinderen af en toe de natuur in
om bijvoorbeeld op zoek te gaan naar kriebelbeestjes onder het bladerdek. Als
kinderen tijdens de speeltijd de kans krijgen om zich in de natuur te begeven leren
ze er ook waardering voor op te brengen en er zich op een aanvaardbare manier in
te bewegen.
Kleinmotorische vaardigheden in gevarieerde situaties
1.26 De leerlingen kunnen kleinmotorische vaardigheden in verschillende situaties
voldoende nauwkeurig gedoseerd en ontspannen uitvoeren.
Deze eindterm verwijst opnieuw naar de activiteiten die tijdens de les lichamelijke
opvoeding aan bod komen maar op de speelplaats verder verfijnd kunnen worden.
Het woord „ontspannen‟ sprong me meteen in het oog. Tijdens de turnles staan de
kinderen (on)bewust onder druk, voor sommige kinderen kan dit tot faalangst leiden
waardoor ze hun aangeleerde vaardigheden niet voldoende kunnen benutten. Als
kinderen gedurende de speeltijd zelf hun spel kiezen, voelen ze zich ontspannen.
121
Oplossen van kind-aangepaste bewegingsproblemen
1.28* De leerlingen kunnen geconcentreerd bezig zijn met een bewegingstaak.
1.29 De leerlingen zoeken zelfstandig en op een creatieve manier naar een oplossing
voor een bewegings- of spelprobleem.
1.30 De leerlingen kunnen zelfstandig materiaal kiezen en opstellen.
1.31 De leerlingen zijn in staat gekende oefen- en spelvormen zelfstandig op te
starten en in gang te houden.
In dit onderdeel van de eindtermen lichamelijke opvoeding legt men sterk de nadruk
op het zelfstandig en creatief werken. Wanneer de leerlingen tijdens de speeltijd
verschillende materialen aangeboden krijgen, moeten ze wel zelfstandig aan de slag
gaan: ze moeten zelf kiezen wat ze zullen spelen, zelf hun materialen uitzetten om
het spel te kunnen spelen en oplossingen zoeken voor problemen waarmee ze
geconfronteerd worden.
Gezonde en veilige levensstijl
2.3* De leerlingen ontwikkelen uithouding, kracht, lenigheid, snelheid en
spierspanning om de motorische competenties te bereiken.
2.3 De leerlingen beleven voldoening aan fysieke inspanning en kennen ook het
langetermijneffect ervan.
Tijdens de speeltijd leven de leerlingen zich graag eens goed uit. Tijdens hun
activiteiten zijn ze er zich niet bewust van dat ze hun lichamelijke grenzen tot een
hoger niveau brengen.
Zelfconcept en het sociaal functioneren
3.1* De leerlingen zijn bereid een opdracht vol te houden en af te werken.
3.2* De leerlingen kunnen hun eigen inspanning en die van anderen inschatten en
waarderen.
3.3* De leerlingen nemen deel aan bewegingsactiviteiten in een geest van fair play.
3.4 De leerlingen kennen de mogelijkheden om buiten de les lichamelijke opvoeding
een voorkeurssport te beoefenen.
3.7 De leerlingen kunnen bewegingsmateriaal op de geëigende manier gebruiken.
3.8* De leerlingen zien ongecontroleerde en ongewenste uitingen bij zichzelf in en
zetten ze recht.
Hier legt men voornamelijk de nadruk op de attitudes die betrekking hebben op het
samen spelen en het gebruik van materialen. De speelplaats is de ideale plek om
deze attitudes in te oefenen. De leerlingen krijgen er de kans zelf hun sport of spel
te kiezen (in het mate van het mogelijke natuurlijk) en hierbij rekening te houden
met wensen en gevoelens van speelkameraadjes. Daarnaast wordt erop toegezien
dat de leerlingen hun materiaal op en aanvaardbare manier aanwenden.
122
4.2.3.2 Eindtermen muzische vorming
Het spel van kinderen kenmerkt zich voor een groot deel door het dramatiseren van
hun gedachten en gevoelens door het gebruik van allerlei bewegingen en gebaren.
Daarom ging ik ook in het leerplan muzische vorming op zoek naar eindtermen die
verwezenlijkt kunnen worden op de speelplaats.
Drama
3.4 De leerlingen kunnen spelvormen in een sociale en maatschappelijke context
hanteren.
3.5 De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën uiten in spel.
3.6 De leerlingen kunnen een aan de speelsituatie aangepaste en aangename
spreektechniek ontwikkelingen (articulatie, adembeheersing, tempo,
toonhoogte) en verschillende verbale en non-verbale spelvormen improviseren.
3.7* De leerlingen kunnen genieten van, praten over en kritisch staan tegenover het
eigen spel en dat van anderen, de keuze van spelvormen, onderwerpen, de
beleving.
Drama activiteiten kunnen heel gemakkelijk geïntegreerd worden in de les, maar
dan zijn de leerlingen min of meer gebonden aan een specifiek thema of een
opgelegd onderwerp. Wanneer de leerlingen op de speelplaats zelf hun spel invullen,
geven ze op een creatieve en vrije manier uiting aan hun gevoelens, gedachten,
ervaringen en ideeën.
In de klas moeten de leerlingen hun „toneeltje‟ vaak voorstellen aan een breed
publiek, voor schuchtere en teruggetrokken leerlingen kan dit een grote remming
betekenen. Op de speelplaats is dit niet zo, waardoor de kinderen zich veel meer
laten zien.
Beweging
4.1* De leerlingen kunnen genieten van lichaamstaal, beweging en dans.
4.3 De leerlingen kunnen samenwerken met anderen: om een eenvoudig
dansverloop op te bouwen, om al improviserend te reageren op elkaars
beweging.
4.4 De leerlingen kunnen bewegen op een creatieve manier en daarbij één of
meerdere basiselementen van de beweging bespelen: tijd, kracht, ruimte en/of
lichaamsmogelijkheden.
4.5 Nieuwe dansen ontwerpen met eenvoudige passen en figuren.
123
De eindtermen beweging verdiepen zich in het creatief bewegen, de dans. Tijdens de
lessen muzische vorming en lichamelijke opvoeding voeren de leerlingen af en toe
een dansje uit. Het liedje wordt bepaald door het thema of wordt gekozen door de
leerkracht. Door op de speelplaats een dans- en muziekhoekje te voorzien geef je de
kinderen de kans hun aangeleerde dans verder in te oefenen of om een creatieve
verwerking van een zelfgekozen liedje uit te voeren.
Attitudes
6.1* De leerlingen kunnen blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken.
6.3* De leerlingen kunnen genieten van het muzisch handelen waardoor hun
expressiemogelijkheden verruimen.
6.4* De leerlingen vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun
creatieve uitingen tonen.
Expressie heeft voor alle leerlingen een andere betekenis. In dit leergebied is het
meer dan in andere leergebieden de bedoeling dat de leerlingen hun creatieve
hersenen de vrije gang laten gaan. De speelplaats biedt hiermee de ideale ruimte
om creativiteit aan de dag te leggen.
4.2.3.3 Eindtermen wereldoriëntatie
In het leerplan wereldoriëntatie wordt verwezen naar de eindtermen „mens‟. Het leek
me dan ook niet overbodig hier ook even op zoek te gaan naar bruikbare eindtermen.
Mens
Ik en de ander
1.3* De leerlingen tonen in een eenvoudige conflictsituatie in de omgang met
leeftijdsgenoten de bereidheid om te zoeken naar een geweldloze oplossing.
Wanneer vele kinderen op een beperkte ruimte naast of met elkaar spelen kunnen
conflicten niet uitblijven. Als dergelijke situaties in de klas plaatsvinden zal het
voornamelijk de leerkracht zijn die een sleutelrol speelt in het oplossen van het
probleem. Op de speelplaats is dit veel minder het geval.
Ik en de anderen: in groep
3.7* De leerlingen hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties
binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden.
Tijdens het spelen komen kinderen in interactie met leeftijdsgenoten en andere
kinderen op de speelplaats. Op deze momenten is het belangrijk dat de leerlingen
rekening leren houden met regels in verband met beleefdheid, rekening houden met
elkaar, …
124
4.2.3.4 Eindtermen sociale vaardigheden
Hierboven gaf ik al aan dat de speelplaats de plek bij uitstek is om sociale
vaardigheden in te oefenen. De leerlingen komen in contact met realistische
omgangsvormen, maar dit nog steeds in de veilige schoolomgeving. Aan de hand van
de Axenroos besprak ik hoe spel kan bijdragen tot het sociaal vaardig worden.
Hieronder volgt een beknopte opsomming van de eindtermen inzake sociale
vaardigheden.
Domein relatiewijzen
1.2 De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen.
1.3 De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders.
1.4 De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen.
1.7 De leerlingen kunnen zich weerbaar opstellen naar leeftijdsgenoten en
volwassenen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en
aanvaardbaar zijn.
1.9 De leerlingen kunnen ongelijk en onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit
leren.
Domein samenwerking
3 De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale
achtergrond, geslacht of etnische origine.
4.2.3.5 En de andere leerdomeinen dan?
Inzake de eindtermen Nederlands en wiskunde zijn geen duidelijke aanknopingspunten
te vinden waarmee ik kan bewijzen dat taal en rekenen ook aan bod komen op de
speelplaats. In de leerplannen zijn wel een aantal leerplandoelstellingen te vinden die
verwijzen naar gespreksvaardigheden, problemen oplossen, … Aan deze doelstellingen
kan ook zeker tegemoet gekomen worden op de speelplaats.
5 De ideale speelplaats
5.1 Hoe ziet de ideale speelplaats eruit?
De „ideale speelplaats‟ is een zwaar beladen begrip: Wat is ideaal? Heeft het voor
iedereen dezelfde betekenis? Ik ben van mening dat de „ideale‟ speelplaats voor elke
school een andere invulling heeft. Afhankelijk van de beschikbare ruimte, de relatie met
het schoolgebouw, de beschikbare middelen, het leerlingenaantal, … zal elk schoolteam
andere accenten leggen.
125
In hetgeen volgt probeer ik aan de hand van geziene voorbeelden, opgedane kennis in
de literatuur een schets te geven van de zaken die volgens mij aanwezig moeten zijn
op de speelplaats.
Naar mijn mening is het niet nodig grote en dure veranderingen te doen om een
speelplaats aantrekkelijk te maken voor de kinderen. Scholen beschikken doorgaans
ook niet over grote budgetten om dergelijke projecten uit te werken.
Voor mij mag groen zeker en vast niet ontbreken op de speelplaats.
Een boom, een trosje bloemen en een grasperkje scheppen een sfeer van rust en
ontspanning. Sommige kinderen kunnen ervan genieten minutenlang naar de
bloesems van de bomen te staren, anderen vinden het dan weer leuk wanneer ze
bloemetjes kunnen plukken om er een mooie ketting van te maken. Groen zorgt ook
voor kleurschakering en afwisseling. Vele speelplaatsen bestaan uit een harde grijze
ondergrond. Door een stukje gras aan te leggen, hier en daar een boompje te
planten en bloembakken te plaatsen doorbreek je dit grijze patroon.
Speelaanleidingen op de muren en de grond kunnen het spel van de
leerlingen richting geven.
Een muur kan je heel eenvoudig omtoveren tot een kaatsmuur of mikmuur. De
grijze ondergrond kan je dan weer opvrolijken door het schilderen van een
twisterspel, hinkelspelen, een dam- of schaakbord, leuke patroontjes en de
afbakening van speelvelden of zones.
Banken vormen een niet te missen onderdeel op de speelplaats en kunnen
door de leerlingen voor verschillende doeleinden gebruikt worden.
Het kan een plek zijn waar kinderen genieten van het spel van anderen, waar ze
vertellen over het afgelopen weekend of waar ze zich verdiepen in een spannend
boek. Een picknicktafel kan de plaats zijn waar de leerlingen gezelschapsspelletjes
mogen spelen of een tekening kunnen inkleuren.
126
5.2 Wat is niet aanwezig op de ideale speelplaats?
In de literatuur werd heel vaak verwezen naar de voordelen van dieren op de
speelplaats. Ik ga akkoord met deze voordelen, maar toch ben ik van mening dat de
organisatie die hiervoor nodig is een groot nadeel vormt. De dieren moeten een
eigen plekje hebben waardoor je de speelruimte van de kinderen zal moeten
beperken. Daarnaast moeten de dieren elke dag eten en verzorging krijgen, tijdens
het weekend en gedurende de vakantie zorgt dit voor problemen.
Daarnaast ben ik ook sterk gekant tegen het integreren van grote speeltuigen zoals
schommels, glijbanen en wippen. Ik vind dat deze toestellen heel veel plaats
innemen tegenover het kleine aantal leerlingen die er tegelijkertijd gebruik van
kunnen maken. Daarnaast vragen dergelijke speeltuigen ook geregeld een
onderhoudsbeurt en moeten ze gekeurd worden door een bevoegde instantie.
Hoog-laagverschillen doorbreken het vlakke en open karakter van de speelplaats
maar bemoeilijken het toezicht. Ik zou er dan ook niet voor kiezen geen om putjes
en bergjes te integreren.
5.3 Structuur
De speelplaats is een plaats waar veel kinderen tegelijk actief spelen met verschillende
dingen. Daarom vind ik het belangrijk dat er een minimum aan structuur heerst op de
speelplaats. Dit kan je het best bereiken door gebruik te maken van verschillende
zones die garant staan voor een bepaalde activiteit.
Hieronder geef ik een overzicht van de zones die je kan aanbrengen.
Actieve sportzone
In deze zone kunnen de verschillende sporten plaatsvinden: voetbal, basketbal,
volleybal, tussen-vier-vuren, tennis, …
Actieve spelzone
In deze zone vinden actieve spelletjes zoals touwtjespringen en zaklopen plaats.
Rustige spelzone
Het twisterspel, dambord, hinkelspelen, … bevinden zich in de rustige spelzone.
Vredeplek
In combinatie met het inschakelen van vlinderkinderen is dit de plek waar ruzie en
problemen opgelost kunnen worden.
127
Dans- en muziekhoekje
In het dans- en muziekhoekje krijgen de kinderen de kans om hun energie uit te
werken in een creatieve dans.
Lees- en denkhoek
Kinderen die graag een spannend boek lezen of een kruiswoordraadsel oplossen
kunnen zich terugtrekken in de leeshoek.
Gezelschapshoek
In de gezelschapshoek vinden gezelschapsspelletjes zoals domino, memory en mens
erger je niet plaats.
Rustplekje
Kinderen die graag tot rust komen in de speeltijd vertoeven graag in een rustplekje.
Het is niet altijd mogelijk om op de speelplaats elke zone te voorzien of om elke zone
maar één keer te voorzien. Zo is het bijvoorbeeld goed mogelijk dat de voetbalgoaltjes
zich aan de andere kant van de speelplaats bevinden dan de basketbaldoelen. Hierdoor
zal je twee actieve sportzones moeten creëren.
Afhankelijk van speelplaats tot speelplaats kunnen ook meerdere zones met elkaar
verweven worden.
6 Een creatieve speelplaatswerking
Een creatieve speelplaatswerking is de verzamelnaam voor alle initiatieven die
genomen worden om de speeltijd van de leerlingen zo aangenaam mogelijk te maken.
Ook in dit opzicht zal elke school andere accenten leggen en verschillende projecten
uitwerken. Hieronder zal ik u vertellen welke initiatieven er volgens mij genomen
kunnen worden om tot een creatieve speelplaatswerking te komen. Vooraleer ik dit doe
som ik eerst de drie criteria op waaraan deze speelplaatswerking naar mijn inziens
moet voldoen.
128
6.1 Criteria
Er moet plaats zijn voor een grote inbreng van de kinderen. Ze moeten niet alleen
een stem hebben in de beslissingen omtrent de speelplaats, ze moeten ook actief
betrokken worden in het project door zelf deelprojecten uit te werken.
De tijd die de leerkrachten ervoor moeten uitrekken moet tot een minimum beperkt
blijven. Het lerarenberoep vraagt heel wat inspanningen. Natuurlijk zal men tijd
moeten besteden aan het uitwerken van een creatieve speelplaatswerking, maar
door hier ook leerlingen in te schakelen kan de druk heel sterk verlicht worden.
Het moet vertrekken vanuit kostenbesparend werken. Het budget die scholen ter
beschikking krijgen is vaak ontoereikend om grote bedragen te spenderen aan de
speelplaats. Vele scholen kiezen er dan ook voor hun beschikbare middelen te
gebruiken voor de aankoop van leermiddelen of de verfraaiing van het klaslokaal en
–meubilair. Maar al te vaak zal de verandering van de speelplaats op de lange baan
geschoven worden terwijl het helemaal niet duur hoeft te zijn. Hoe je dit kan
verwezenlijken kunt u lezen in het deeltje „budget‟.
6.2 Voordelen
In combinatie met een leuke en aantrekkelijke speelplaats kan een creatieve
speelplaatswerking een grote meerwaarde betekenen voor ons onderwijs.
Schoolmotivatie
Veel kinderen worden al vroeg schoolmoe. Daarom is het belangrijk dat de school
initiatieven op poten zet om ervoor te zorgen dat leerlingen ook de positieve kant
van het schoolgaan inzien. Een creatieve speelplaatswerking kan er in dit opzicht toe
bijdragen dat de leerlingen een leuke speeltijd kunnen beleven en zo positief
tegenover de school staan.
Pestgedrag
Kinderen die zich vervelen zoeken hun amusement vaak in het pesten van andere
leerlingen. Als kinderen gedurende de speeltijd materialen en spelideeën aangereikt
krijgen zullen ze zich minder snel vervelen waardoor het pestgedrag automatisch zal
afnemen.
Klas- en leeftijdsoverschrijdend
Op de speelplaats komen alle leerlingen van de lagere school bijeen. Hierdoor
ontstaan contacten met leerlingen die jonger of ouder zijn. Kinderen van
verschillende leeftijden gaan samen aan de slag met het materiaal en leren van
elkaar.
129
Spel- en speelbagage
Niet alle leerlingen zijn even creatief in het bedenken van spelletjes. Kinderen die
over onvoldoende spel- en speelbagage beschikken kunnen een beroep doen op
materiaal dat uitgeleend wordt, een themadag, aangebrachte spelaanleiding op de
grond of tegen de muur, … Hierdoor verruimen ze hun bagage, en deze kunnen ze
ook buiten de schoolmuren aanwenden.
Vergemakkelijken van het toezicht
Leerlingen die zich amuseren op de speelplaats zullen minder kattenkwaad uitspoken
waardoor het toezicht van de leerkrachten ook vlotter en aangenamer zal verlopen.
6.3 De spelotheek
In de literatuur kon ik vrij weinig vinden omtrent het begrip, de voordelen en de
werking van een spelotheek. Vooral spelotheken op scholen zijn schaars, alhoewel deze
volgens mij een grote meerwaarde kunnen bieden. Dit was meteen de reden voor de
opstart van mijn spelotheek.
Hoe ik te werk ben gegaan kunt u lezen in hoofdstuk 3 „case study‟.
Om u ervan te overtuigen dat het realiseren van een spelotheek zeker de moeite waard
is, som ik hieronder enkele voordelen op.
Leerlingen maken kennis met verschillende soorten speelgoed, sporten en spelen.
Leerlingen leren verantwoordelijkheid opnemen voor uitgeleende materialen.
Leerlingen zijn actief en besteden hun speeltijd dus optimaal.
Leerlingen zullen zich minder snel vervelen omdat er heel wat materialen voor
handen zijn.
Leerlingen vergroten hun speelbagage.
Door het aanbieden van spelmateriaal met een grote transferwaarde (springtouwen,
tennis, …) zien kinderen in dat ze hun vrije tijd ook anders kunnen invullen met als
resultaat dat vele kinderen thuis minder voor de televisie of achter hun computer
zullen zitten.
De aangeboden spelletjes zijn niet leeftijdsgebonden, zowel jong als oud kunnen
ermee aan de slag.
130
6.4 Kinderparticipatie
6.4.1 De voordelen
Als leerkracht krijg je meer inzicht in de noden en behoeften van de leerlingen.
De leerlingen schuiven bruikbare en verrassende ideeën naar voor.
De leerlingen voelen zich betrokken.
Doordat leerlingen inspraak hebben zullen ze zich meer inzetten voor het welslagen
van de zaken die in samenspraak beslist werden.
Regels die je in samenspraak met de kinderen opstelde zullen beter opgevolgd
worden.
Leerlingen worden geconfronteerd met het feit dat iedereen andere opvattingen en
ideeën heeft en dat het hierdoor nodig is soms eigen belangen aan de kant te
schuiven.
6.4.2 De stem van de leerlingen
De leerlingen maken gebruik van de speelplaats en verdienen een stem in de
beslissingen die hierin genomen worden. Het is uiteraard niet aan te raden alle
kinderen bij deze gesprekken te betrekken, maar toch moeten alle klassen de kans
krijgen hun meningen te staven. Dit kan je eenvoudig oplossen door in elke klas een
vertegenwoordiger aan te duiden die de belangen van de klas zal verdedigen.
Daarenboven kan de klasvertegenwoordiger ingeschakeld worden als sleutelfiguur in de
communicatie omtrent de speelplaats.
In functie van mijn bachelorproef richtte ik de speelplaatsbrigade (zie hoofdstuk 3 „case
study‟) op.
6.4.3 Leerlingen actief betrekken
Leerlingen moeten niet alleen betrokken worden in beslissingen omtrent de speelplaats,
ze moeten ook dingen kunnen doen op de speelplaats. Hierop volgend vindt u een
aantal creatieve manieren om leerlingen in te zetten gedurende de speeltijd.
131
6.4.3.1 Speelmaatjes
Kinderen speelbagage bijbrengen hoeft geen exclusieve taak van de leerkrachten te
zijn, ook leerlingen kunnen elkaar „leren‟ spelen.
Tijdens mijn literatuurstudie stootte ik op het project „speelmaatjes‟, uitgewerkt door de
Stichting Vlaamse Schoolsport. Vooraleer ik aan mijn bachelorproef begon had ik al
dergelijk idee, daardoor was ik dan ook onmiddellijk gewonnen voor het plan die de
SVS uitwerkte.
De bedoeling van dit project is dat kinderen van de hogere graden spelen aanbieden
aan alle leerlingen van de lagere school.
In de praktijk zou ik ervoor opteren deze taak over te laten aan leerlingen van de derde
graad. Per week zijn twee leerlingen verantwoordelijk voor het aanbieden van een sport
of spel naar eigen keuze. Ze moeten er wel rekening mee houden dat alle leerlingen
van de lagere school, ongeacht hun leeftijd, kunnen deelnemen. Een week voor de
aanvang van het spel kan je een lijst uithangen waarop de leerlingen zich kunnen
inschrijven. Op deze manier weten de organisatoren hoeveel leerlingen zullen
deelnemen aan hun activiteit.
Hieronder geef ik een opsomming van de voordelen die de speelmaatjes volgens mij
bieden.
De leerlingen van de hogere graden leren hun verantwoordelijkheid opnemen.
De leerlingen van de hogere graden krijgen de kans om zelfstandig een spel uit te
kiezen en er zelf meer over te weten te komen.
Alle leerlingen krijgen de kans om gedurende een volledige middagspeeltijd in
contact te komen met een sport of spel die ze (nog niet) kennen en waarin ze hun
vaardigheden kunnen uitdiepen.
De speelbagage van de leerlingen wordt elke week uitgebreid.
Kinderen van verschillende leeftijden komen met elkaar in contact en ondervinden
op deze manier dat ze ook van elkaar kunnen leren.
Kinderen zijn actief waardoor het verveling tegen gaat.
Leerkrachten hoeven geen extra taken op zich te nemen.
Er zijn geen extra kosten aan verbonden.
132
6.4.3.2 Vlinderkinderen
Vlinderkinderen zijn leerlingen die problemen op de speelplaats oplossen. In het begin
van het schooljaar krijgen de leerlingen een opleiding in het bemiddelen bij problemen
tussen spelende leerlingen. Tijdens de speeltijd dragen deze kinderen een fluo-jasje
zodat ze goed opvallen. Ze komen tussen bij ruzie tussen de leerlingen en wanneer
regels die niet nageleefd worden.
7 Veiligheid
De speelplaats moet voor mij een uitdagende maar tevens veilige plaats zijn. Ik ben me
ervan bewust dat het onmogelijk is alle risico‟s uit te schakelen. Wanneer je elke kans
op een ongeval wil vermijden dan beperk je de speelkansen van de leerlingen.
Leerlingen moeten de kans krijgen om zelf risico‟s in te schatten en hier doordacht op
te reageren.
Tijdens mijn stages merkte ik op dat er, in tegenstelling tot wat je zou vermoeden, heel
weinig ongevallen gebeuren op de speelplaats. Meestal gaat het om een schram,
blauwe plek of bloedneus ten gevolge van een valpartij. Met een behandeling aan de
hand van de EHBO koffer zijn de gevolgen van deze ongevallen snel van de baan.
8 Budget
Als de verfraaiing van de speelplaats op het programma staat zal eerst en vooral
nagegaan moeten worden welk budget hiervoor uitgetrokken kan worden. Ik beschreef
reeds eerder dat het aanpakken van de speelplaats geen dure aangelegenheid moet
zijn, ook kleine aanpassingen kunnen een mooi totaalbeeld opleveren.
Om ervoor te zorgen dat je als school een minimum aan financiële middelen moet
aanspreken kan je zelf een aantal acties op poten zetten en/of zelf werkzaamheden
verrichten.
133
8.1 Geld inzamelen
Je kan verschillende acties op poten zetten om geld in te zamelen. Dit alles hoeft zeker
niet buiten het klasgebeuren plaats te vinden. Je kan er als school ook voor kiezen om
een campagne uit te werken die aansluit bij een thema in de klas.
Carwash
Koekjes, cakejes, zeepjes, … verkopen
Een tombola organiseren met zelfgemaakte prijzen
Een spelletjesnamiddag organiseren
Een toneelvoorstelling opvoeren
…
8.2 Besparingen
Je kan ook gewoon besparen door:
zelf heel wat werkzaamheden te verrichten;
zelf spelletjes te maken (in klasverband, ouders en grootouders);
vragen aan een middelbare of hogere school om spullen te maken;
speelgoedinzameling.
134
135
1 Inleiding
In het literatuurgedeelte kon u reeds lezen wat in de diverse media verschenen is
omtrent verschillende aspecten van de speelplaats.
In het deeltje „eigen visie‟ was ik als toekomstige leerkracht zelf aan het woord. Ik gaf
mijn mening over verschillende topics waarmee ik tijdens mijn onderzoek
geconfronteerd werd. Daarnaast ging ik dieper in op de pedagogisch-didactische
meerwaarde van de speelplaats.
Aan de hand van mijn eigen visie en met het theoretisch gedeelte in het achterhoofd,
realiseerde ik een spelotheek op een Maldegemse basisschool.
Hieronder zult u meer te weten komen over onder andere de werking van de
spelotheek.
In mijn inleiding kon u lezen dat ik ook de speelplaats zelf zou aanpakken. Wegens
beslissingen van hoger hand kon ik dit jammer genoeg niet verwezenlijken. Ik tekende
wel een ontwerp uit en toonde dit aan de directie. Ik tekende dit plan uit aan de hand
van voorstellen die de leerlingen deden a.d.h.v. mijn oproepaffiche (zie bijlage 4).
2 Belangrijke fasen
Ik koos er bewust voor om in dit deel geen gebruik te maken van data. Het project is
met vallen en opstaan gerealiseerd en hierbij zijn enkele fasen van uiterst groot belang
geweest.
Omdat het de eerste keer was dat ik zo‟n groot project opstartte leek het me goed
eerst een testfase in te schakelen. Tijdens deze testfase zijn dan ook een aantal
valkuilen aan het licht gekomen. Ik kon deze moeilijkheden snel en eenvoudig oplossen
en zo tot een definitieve spelotheekwerking komen.
Dankzij mijn critical friend kon ik steeds rekenen op een vlotte communicatie tussen
het volledige schoolteam en mezelf. Maar op twee momenten stond ik alle leerkrachten
zelf te woord.
De startvergadering
Op 30 augustus 2010 werd ik door de directie uitgenodigd om een uiteenzetting te
geven omtrent mijn plannen met de speelplaats. Daarnaast kregen de leerkrachten
ook de kans om vragen te stellen en eventuele opmerkingen / ideeën naar voor te
schuiven. Op deze vergadering beslisten we samen dat de spelotheek enkel tijdens
de middagspeeltijd ter beschikking van de leerlingen zou staan.
136
Werking spelotheek
Nadat ik een aantal weken zelf intensief aanwezig was in de spelotheek was het tijd
om mijn taak over te dragen aan de leerkrachten. Een neerslag van de werking werd
elektronisch aan alle leerkrachten gepresenteerd. Tijdens de bijeenkomst gaf ik een
mondelinge toelichting en gaf ik de leerkrachten de kans om vragen te stellen en
opmerkingen te geven.
Naast de communicatie met het team vond ik het ook belangrijk een goede
communicatie tussen de leerlingen en mezelf te garanderen. Hoe ik dit realiseerde kunt
u lezen in het deeltje „de speelplaatsbrigade‟.
3 Het tuinhuisje
Wie een spelotheek wil opstarten heeft vanzelfsprekend een ruimte nodig om alle
spullen op te bergen. Ik kreeg van de school een tuinhuisje ter beschikking die aan de
rand van de speelplaats van de lagere afdeling staat. Het huisje werd gemaakt door de
afdeling houtbewerking van het Koninklijk Atheneum, dat zich op hetzelfde domein
bevindt als de basisschool.
Het gebouwtje is zowel vanbinnen als vanbuiten helemaal in hout vervaardigd.
De buitenwanden zijn in wit en grijs geschilderd. Als je voor het huisje staat ziet het er
erg leuk uit, je krijgt als het ware een soort vakantiegevoel.
Binnenin is het hout onbehandeld. Toen ik er voor de eerste keer binnenstapte had ik
dan ook een „saai‟ gevoel, het was een open plaats met daarin een paar tafels en een
aantal stukken speelgoed.
Ik had meteen zin om aan de slag te gaan en het huisje aan te kleden, maar ik wilde er
tevens voor zorgen dat het een functionele ruimte zou zijn.
Daarom besloot ik eerst de zaken aan te brengen die onmisbaar zijn voor een vlot
gebruik van de spelotheek.
Twee tafels plaatste ik evenwijdig met de deur, deze tafels doen dienst al „toonbank‟.
De twee andere tafels bevinden zich aan een muur, deze tafels worden gebruikt om
uitleenmateriaal uit te stallen.
Een aantal spullen (hoepels, stelten, …) moesten opgehangen worden met behulp
van spijkers.
137
De achtermuur toverde ik om tot een „fotowand‟. Met behulp van velco,
geplastificeerde foto‟s en nummers krijgen de kinderen een duidelijk beeld van het
speelgoed dat voor handen is. Ik koos er bewust voor om de foto‟s en de nummers
niet samen op één blad te plaatsen. Op deze manier is het eenvoudig om later nieuw
speelgoed te integreren in de fotowand of om foto‟s van kapotte of zoek geraakte
spullen te verwijderen. Daarnaast vind ik het ook belangrijk dat spullen gegroepeerd
worden zodat bijvoorbeeld tennisrakketten niet nummer 1 en badmintonrakketten
nummer 30 krijgen. Door gebruik te maken van velco kan hier makkelijk geschoven
worden.
Ik bevestigde een klok aan de muur, deze wordt gebruikt in functie van de
spelotheekwerking.
Het speelmateriaal wordt opgeborgen in bakken en manden (zie deeltje „opberging
materiaal‟).
Als laatste bevestigde ik ook een plattegrond van de speelplaats op de toonbank (zie
deeltje „waar spelen‟).
Figuur 12: opstelling tafels
138
Figuur 13: fotowand
Na het aanbrengen van de noodzakelijke spullen en het spelmateriaal zag het
tuinhuisje er al meteen veel aantrekkelijker uit. Maar ik wilde het hier niet bij laten. Ik
kocht een aantal wandstickers zonder duidelijk thema. Deze bevestigde ik op de vrije
wanden waardoor de spelotheek er nu speels en vrolijk uit ziet.
Mijn oorspronkelijk idee was om ook de ramen op te vrolijken door gebruik te maken
van prenten waarop onze mascotte, Geronimo Stilton, staat. Maar doordat er in het
huisje geen elektriciteit en dus ook geen verlichting is, vond ik het belangrijk om het
zonlicht binnen te laten.
Daarom koos is ervoor enkel de nodige zaken op de ramen aan te brengen.
Lijst uitbaters op deze lijst staat welke leerlingen verantwoordelijk zijn voor het
uitbaten van de spelotheek.
Themabord aan het raam hangt een plastiekje bordje waarop de leerlingen het
thema van de week kunnen noteren.
Figuur 13 bis: aankleding van de spelotheek
139
4 De spelotheekkaartjes
Eén van de principes van een spelotheek is dat men toezicht moet hebben over wie
welke materialen in het bezit heeft. Dit is makkelijk te vergelijken met de werking van
een bibliotheek: je kiest boeken, geeft je bibliotheekpas af en neemt je spullen mee, op
een zelfgekozen tijdstip of wanneer de tijd aangebroken is breng je de uitgeleende
materialen terug. Ik wilde dit eenvoudige uitleenproces ook toepassen in de spelotheek
en daarom ontwikkelde ik de spelotheekkaartjes.
Ik legde mezelf een aantal criteria op waaraan de kaartjes moesten voldoen.
De kaartjes moeten een degelijke kwaliteit hebben. Ze moeten namelijk vanaf het
1ste tot en met het 6de leerjaar gebruikt kunnen worden.
Er moet op een eenvoudige manier aangegeven worden in welke klas de leerling zit.
De kaartjes moeten gebruikt worden als controlemiddel, ze hebben mede de
bedoeling leerlingen verantwoordelijkheid bij te brengen voor de uitgeleende
materialen.
Ze moeten makkelijk in de hand liggen en eenvoudig te gebruiken zijn.
Een fris en aantrekkelijk karakter hebben is een must.
Aan de hand van de vooropgestelde criteria werden de spelotheekkaartjes geboren.
Op de kaartjes zijn drie verschillende onderdelen te zien: naam en voornaam van de
leerling, een prent van onze mascotte Geronimo Stilton en een indicatiestrook die
aangeeft in welk leerjaar de leerling zit. In de indicatiestrook wordt met de perforator
een gaatje gemaakt in het hokje van het leerjaar waarin de leerlingen zitten.
Het enige verschil met een bibliotheekpas is dat de kaartjes niet meegenomen worden
door de leerlingen. De kaartjes worden in 6 gekleurde doosjes gestopt.
1ste leerjaar geel
2de leerjaar wit
3de leerjaar groen
4de leerjaar blauw
5de leerjaar paars
6de leerjaar rood
140
VOORNAAM FAMILIENAAM
Figuur 14: spelotheekkaartje
Om een vlotte werking te garanderen zijn de kaartjes alfabetisch gerangschikt op
voornaam. Er werden ook merktekentjes (A, B, C, …) aangebracht zodat het eenvoudig
is op zoek te gaan naar de uitleenkaartjes van de leerlingen.
Het makkelijke aan deze kaartjes is dat ze gedurende de zes jaren van de lagere school
gebruikt kunnen worden omdat ze geplastificeerd werden. Aan de hand van de
klaslijsten maakte ik voor alle leerlingen een persoonlijk spelotheekkaartje, afhankelijk
van de klas maakte ik een gaatje in de indicatiestrook. Zo zie je bijvoorbeeld bij een
leerling uit het derde leerjaar een gaatje in hokje 3, het groene hokje.
Bij de start van het nieuwe schooljaar worden de kaartjes aan de leerkrachten van het
volgende leerjaar doorgegeven. Hun taak zal erin bestaan een gaatje te maken in het
hokje die overeenstemt met het desbetreffende leerjaar.
Voor de leerlingen die binnenstromen in het eerste leerjaar en voor nieuwe leerlingen
zullen nieuwe kaartjes gemaakt moeten worden.
141
5 Opberging uitleenmateriaal
Zoals reeds eerder aangegeven worden de spullen niet willekeurig in de spelotheek
geplaatst. Er wordt gebruik gemaakt van curverbakken en flexibele manden.
Gemakshalve werden hierop de foto‟s geplakt van de materialen die er dienen in te
zitten. Op deze manier behouden we de orde maar is het ook zeer makkelijk om na te
gaan of alle materialen die op de materiaallijst staan aanwezig zijn.
De bakken en manden staan netjes naast elkaar op of onder de tafels.
Groot speelgoed, zoals het ballenraam staan op de grond (als het mogelijk is onder de
tafels).
Figuur 15: opberging materiaal
6 Uitleenmateriaal
Toen ik met mijn project startte waren reeds een beperkt aantal spullen in het
tuinhuisje aanwezig. Ik besloot van start te gaan met de materialen die ik aangeboden
kreeg. Maar al snel bleek dat er onvoldoende materiaal was in verhouding tot het
aantal leerlingen die de speelplaats bevolken.
Tijdens de testfase gaf ik de speelplaatsbrigade de opdracht om in hun klas te vragen
welk speelgoed ze graag in de spelotheek wilden.
142
Om het tekort aan speelmateriaal aan te pakken bewandelde ik drie verschillende
wegen.
De makkelijkste manier was natuurlijk de speelgoedwinkel binnen stappen en de
nodige materialen kopen. Maar dit is zeker en vast niet de meest voor de hand
liggende oplossing, want vaak beschikken scholen niet over voldoende financiële
middelen om degelijke spullen aan te schaffen. Ik probeerde dan ook zo weinig
mogelijk „kant en klare‟ spullen te kopen.
Aan de leerkrachten werd gevraagd of ze in hun klas spullen hadden die ze konden
missen en wilden integreren in de spelotheek.
Tot slot ontwikkelde ik ook zelf een aantal materialen.
6.1 Criteria
Vooraleer aan de slag te gaan, stelde ik een aantal criteria op waaraan mijn materiaal
moest voldoen.
Geschikt voor alle leerlingen van de lagere afdeling.
Samenspel uitlokken.
Een meerwaarde zijn voor de ontwikkeling van het kind.
Een aantrekkelijk karakter hebben door gebruik te maken van frivole kleurtjes.
Eenvoudig te spelen zonder ingewikkelde spelregels of reglementen.
Duurzaam, het moet door vele kinderen lange tijd gebruikt kunnen worden.
Veilig zijn.
Zo goedkoop mogelijk.
6.2 Zelfgemaakte spullen
Hieronder ziet u foto‟s van de materialen die ik ontwikkelde met de vooropgestelde
criteria in het achterhoofd.
Per spel verspreek ik vier items:
de doelenstellingen / attitudes die ik wens te bereiken door het aanbieden van het
spel;
het materiaal die nodig is om het spel te spelen;
het spelverloop;
enkele reacties van de leerlingen.
143
6.2.1 Golfspel
6.2.1.1 Doelstellingen en attitudes
Eerlijk spelen.
Samen een parcourtje uitzetten.
Samen het spelverloop bepalen.
Met behulp van een borstel een balletje doorheen de poortjes leiden.
Zorg dragen en verantwoordelijkheid opnemen voor het aangereikte materiaal.
6.2.1.2 Benodigdheden
Doeltjes gemaakt uit houten plankjes en stevige ijzerdraad.
Per speler een speelgoedborstel en een balletje.
Eventueel stoepkrijt om de score bij te houden.
6.2.1.3 Spelverloop
De leerlingen bepalen samen welk parcour ze willen afleggen door de doeltjes in de
ruimte te plaatsen. De leerlingen kunnen er ook voor kiezen om de plankjes dichter bij
elkaar te zetten zodat de goaltjes kleiner worden. Daarnaast kiezen de spelers zelf hoe
ze het spel willen spelen: om beurt het parcour afleggen, met zo weinig mogelijk slagen
het balletje naar het eindpunt leiden, … De kinderen hebben de keuze om het spel met
of zonder puntentelling te spelen.
144
6.2.1.4 Reacties van de leerlingen
“Leuke kleurtjes.”
“Een super tof spelletje.”
“Soms een beetje moeilijk.”
Figuur 16: golfspel
6.2.2 Ballenraam
6.2.2.1 Doelenstellingen en attitudes
Eerlijk spelen.
Een balletje doelgericht naar een opening mikken.
Inzien dat het soms beter is om te mikken naar grotere openingen waarbij je minder
punten kan verdienen omdat je sneller zal kunnen scoren.
Zorg dragen en verantwoordelijkheid opnemen voor het aangereikte materiaal.
6.2.2.2 Benodigdheden
Houten ballenraam.
Eventueel stoepkrijt om de score bij te houden.
145
6.2.2.3 Spelverloop
Om dit spel te spelen plaatsen de leerlingen het ballenraam schuin tegen een muur. De
kinderen gaan op een vrij te bepalen afstand van het raam staan. Op deze manier kan
er makkelijk gedifferentieerd worden: leerlingen van de lagere klassen staan iets
dichter dan oudere leerlingen. De leerlingen gooien met een balletje door één van de
twaalf gaatjes. Afhankelijk van de grote van de opening (hoe kleiner hoe meer punten)
verdienen de leerlingen één, twee, drie of vier punten. Maar de kinderen kunnen er ook
voor kiezen zonder puntentelling te spelen.
6.2.2.4 Reacties van de leerlingen
“Mooie diertjes.”
“We kunnen het alleen spelen maar ook met meer.”
“Ik mik naar de grote gaten, zo kan ik sneller punten maken.”
Figuur 17: ballenraam
6.2.3 Door de poortje rollen
6.2.3.1 Doelstellingen en attitudes
Eerlijk spelen.
De bal door één van de drie poortjes mikken.
Zorg dragen en verantwoordelijkheid opnemen voor het aangereikte materiaal.
146
6.2.3.2 Benodigdheden
Houten constructie met daarin drie gaten van verschillende grootte.
Per speler één of meerdere balletjes of dopjes.
Eventueel stoepkrijt om de score bij te houden.
6.2.3.3 Gebruik
De leerlingen krijgen voor dit spel de constructie en een aantal balletje ter beschikking.
Ze gaan op een bepaalde afstand van de constructie staan en proberen hun balletje
door één van de drie holletjes te rollen. Afhankelijk van de grootte van het pootje
verdienen de leerlingen één, twee of drie punten. De leerlingen kiezen in samenspraak
zelf hun afstand. Zo kan er makkelijk gedifferentieerd worden wanneer leerlingen van
verschillende leeftijden samen aan het spel deelnemen. De kinderen kunnen er voor
kiezen het spel met of zonder puntenstelling te spelen.
6.2.3.4 Reacties van de leerlingen
“Leuk gemaakt.”
“De potloodjes zijn cool.”
“Een heel leuk spelletje.”
Figuur 18: mikken in de holletjes
147
6.2.4 In de potjes mikken (driehoek)
6.2.4.1 Doelstellingen en attitudes
Eerlijk spelen.
Een dopje in een potje mikken.
Zorg dragen en verantwoordelijkheid opnemen voor het aangereikte materiaal.
6.2.4.2 Benodigdheden
Houten plank met daarop 6 plastiek bloempotjes.
Per leerling vijf gekleurde dopjes (verschillende kleurtjes indien er meerdere
leerlingen wensen deel te nemen aan het spel).
6.2.4.3 Spelverloop
De spelers kunnen er voor kiezen de plank plat op de grond op een bank te leggen. Ze
gaan op een vrij te bepalen afstand van de plank staan en gooien (om beurt) hun
gekleurde dopjes naar de potjes. De potjes die vooraan staan gelden voor één punt,
mik je het dopje in de tweede rij dan verdien je twee punten en gooi je je dopje in de
derde rij dan verdien je drie punten. Doordat elke leerling een bepaalde kleur heeft,
kan op het einde van het spel makkelijk nagegaan worden wie de meest punten wist te
scoren.
148
6.2.4.4 Reacties van de leerlingen
“Verslavend.”
“Moeilijk om in een potje te mikken.”
“Als we aan het spelen zijn komen er steeds anderen bij die willen meedoen.”
Figuur 19: in de potjes mikken (driehoek)
6.2.5 In de potjes mikken (lange lijn)
6.2.5.1 Doelstellingen
Eerlijk spelen.
Een dopje in een potje mikken.
In samenspraak beslissen hoe het spel gespeeld wordt.
Zorg dragen en verantwoordelijkheid opnemen voor het aangereikte materiaal.
6.2.5.2 Benodigdheden en attitudes
Houten plank met daarop 5 plastiek bloempotjes.
Per leerling vijf gekleurde dopjes (verschillende kleurtjes indien er meerdere
leerlingen wensen deel te nemen aan het spel).
149
6.2.5.3 Spelverloop
Dit spel is een variant op het spel met de driehoek, maar bij dit spel hebben de
leerlingen opnieuw zelf de kans om te beslissen hoe ze het spel willen spelen. De
leerlingen kunnen ervoor kiezen om de plank evenwijdig met zichzelf te plaatsen, zodat
de potjes allemaal naast elkaar staan.
Maar de leerlingen kunnen het zichzelf ook moeilijker maken en de plank verticaal
plaatsen. Op deze manier hebben de potjes vooraan een mindere waarde dan de potjes
achteraan (je moet namelijk verder gooien). De leerlingen hebben hier opnieuw vrije
keuze wat de afstand betreft.
Punten kunnen op het einde makkelijk bij elkaar geteld worden aan de hand van de
gekleurde dopjes.
6.2.5.4 Reacties van de leerlingen
“Moeilijk spelletje.”
“Heel leuk om met de dopjes te gooien.”
“Iedereen kan dit spelletje spelen.”
Figuur 20: in de potjes mikken (lijn)
6.2.6 Mens erger je niet
6.2.6.1 Doelstellingen en attitudes
Eerlijk spelen.
Op basis van inzicht strategische keuzes maken.
Zorg dragen en verantwoordelijkheid opnemen voor het aangereikte materiaal.
150
6.2.6.2 Benodigdheden
Houten plank met daarop het spelbord.
Voor elke deelnemer vier pionnen.
Een grote zachte dobbelsteen.
6.2.6.3 Spelverloop
Dit spel kunnen de leerlingen met twee, drie of vier spelen. Elke speler kiest een
kleurtje en neemt zijn of haar pionnen. De leerlingen kunnen op verschillende manieren
beslissen wie als eerste mag beginnen: wie gooit het hoogste aantal ogen, de
jongste/oudste mag beginnen, willekeurig, …
De eerste speler gooit met de dobbelsteen en verzet het aantal gegooide ogen met één
van de pionnen (beginnen op het bolletje van de eigen kleur). Wie een zes gooit mag
nog eens.
Daarna is het de beurt aan de speler die links van de eerste speler zit. Het einde van
het spel is bereikt wanneer één van de leerling alle pionnen van zijn of haar kleur op
het eindpunt kon plaatsen.
2.6.6.4 Reacties van de leerlingen
“Tof dat het zo groot is.”
“Ik heb dit spel ook thuis, nu kan ik op de speelplaats extra oefenen.”
“Spannend.”
Figuur 21: mens erger je niet
151
6.2.7 Kegelspel
6.2.7.1 Doelstellingen en attitudes
Eerlijk spelen.
Met behulp van een bal zoveel mogelijk kegels omgooien.
Zorg dragen en verantwoordelijkheid opnemen voor het aangereikte materiaal.
6.2.7.2 Benodigdheden
Zes flessen voor de helft gevuld met zand.
Een bal.
6.2.7.3 Spelverloop
De leerlingen plaatsen de zes kegels vrij in de ruimte (driehoek, lange rij achter elkaar,
lange rij naast elkaar, op twee rijen, …). De leerlingen gaan op een bepaalde afstand
staan en proberen met zo weinig mogelijk beurten alle flessen omver te rollen.
6.2.7.4 Reacties van de leerlingen
“Leuke plakkertjes.”
“We willen zelf ook kegels maken.”
“Ik kan alle flessen in één keer omgooien!”
Figuur 22: kegelspel
152
6.2.8 Vangbekers
6.2.8.1 Doelstellingen en attitudes
Eerlijk spelen.
De parel in de beker mikken.
Zorg dragen en verantwoordelijkheid opnemen voor het aangereikte materiaal.
6.2.8.2 Benodigdheden
Per leerling een vangbeker met een touwtje en een parel
6.2.8.3 Spelverloop
De leerlingen nemen elk een vangbeker in de hand. Ze starten tegelijkertijd en
problemen zo snel mogelijk hun parel in de vangbeker te mikken.
De kinderen kunnen er ook voor kiezen dit spel alleen te spelen, maar dan is het
minder spannend.
6.2.8.4 Reacties van de leerlingen
“Een beetje moeilijk.”
“Je moet hier veel geduld voor hebben.”
“Als we met twee spelen dan maken we er een wedstrijdje van.”
Figuur 23: vangbeker
153
7 De uitbaters
Een spelotheek uitbaten brengt met zich mee dat leerlingen zich moeten inzetten om
een goede organisatie te verzekeren. Leerlingen die hun vormsel doen, mochten in het
begin van het schooljaar kiezen welke taken ze wilden uitvoeren: helpen in het
rusthuis, zingen in het kinderkoor, … Maar er waren ook leerlingen die ervoor kozen
een handje te helpen op school, deze kinderen baten nu de spelotheek uit. Daarnaast
worden ook leerlingen van het 5de leerjaar ingezet.
Gedurende één week zijn vier leerlingen verantwoordelijk voor de uitbating van de
spelotheek. Twee kinderen staan achter de toonbank (twee tafels) en vragen aan de
leerlingen wat ze willen uitlenen, dit zijn de uitbaters. De twee andere leerlingen nemen
ondertussen het gevraagde materiaal, zij zijn de hulpjes.
Na een week zit de taak van de uitbaters erop en dragen zij hun verantwoordelijkheid
over aan de hulpjes die dan de nieuwe uitbaters worden. De hulpjes worden op hun
beurt vervangen door twee nieuwe leerlingen.
Op deze manier krijgen alle leerlingen een soort spoedcursus in het uitbaten van een
spelotheek en nemen de hulpjes geleidelijk aan meer en meer verantwoordelijkheid op.
8 De uitleenprocedure
Tijdens de speeltijd is het vanzelfsprekend de bedoeling dat de leerlingen zoveel
mogelijk tijd hebben om hun overtollige energie „kwijt te spelen‟. Daarom is het
belangrijk dat de leerlingen hun kostbare speeltijd niet moeten zien slinken doordat ze
lang moeten aanschuiven om iets uit te lenen. Bijgevolg is het van groot belang dat de
uitleenprocedure vlot verloopt.
8.1 De organisatie
Tijdens de twee weken durende testfase bleek al vrij snel dat het uitlenen van de
materialen nogal hectisch verliep. De leerlingen stonden vlak voor de deur te drummen
om binnen te komen, het huisje stond vol met wachtende kinderen en leerlingen die
iets uitgeleend hadden konden slechts met veel moeite het huisje verlaten. Daarom
stelde ik een aantal organisatorische richtlijnen op.
154
De spelotheek staat niet op de speelplaats. Tussen de spelotheek en de speelplaats ligt
een padje dat vrije doorgang moet bieden aan onder andere studenten van de
Middenschool en het Koninklijk Atheneum. Om ervoor te zorgen dat deze doorgang
altijd vrij blijft mogen de leerlingen enkel op het padje stappen om de spelotheek
binnen en buiten te gaan. Op deze manier hebben leerlingen die een groot stuk
speelgoed uitlenen, bijvoorbeeld het ballenraam, ook de ruimte om op een rustige
manier naar de speelplaats te stappen.
Daarnaast wordt gewerkt met twee rijen die van elkaar gescheiden worden door twee
paaltjes verbonden met een ketting. De linkerrij is voorbehouden voor de leerlingen
van het 1ste, 2de en 3de leerjaar. Rechts van de paaltjes wachten de leerlingen van het
4de, 5de en 6de leerjaar.
Leerlingen van de linkse rij schuiven door naar de linkerkant van de toonbank,
leerlingen uit de rechter rij schuiven door naar de rechterkant van de toonbank.
Om drukte in de spelotheek te vermijden mogen slechts twee leerlingen per rij
tegelijkertijd het huisje betreden. Eén leerling staat voor de toonbank en vraagt het
materiaal die hij of zij wil uitlenen, de andere leerling wacht en kan ondertussen aan de
hand van de fotowand kijken welk spelmateriaal er aanwezig is en wat hij of zij wil
uitlenen. Wanneer de eerste leerling iets uitleende kan hij of zij dankzij de vrije
doorgang de spelotheek makkelijk verlaten, de wachtende leerling kan doorschuiven
naar de toonbank. Ondertussen kan een leerling uit de wachtrij het huisje binnenkomen
Gedurende de eerste weken moesten de spelotheekuitbaters en hun hulpjes deze
organisatorische maatregelen regelmatig herhalen. Na een week merkte ik dat de
meeste leerlingen de regels nauwlettend opvolgden.
8.2 Hoe kunnen leerlingen iets uitlenen?
Het uitlenen van materiaal verloopt volgens een vaste procedure. De leerlingen gaan
voor de toonbank staan, zeggen hun naam, klas en het materiaal dat ze willen uitlenen.
De uitbaters zoeken in het doosje van de desbetreffende klas het persoonlijke
spelotheekkaartje van de leerling. Als ze het kaartje gevonden hebben noteren ze op de
achterkant het nummer die correspondeert met het gevraagde materiaal en leggen het
kaartje aan de kant. Ondertussen nemen de hulpjes het gevraagde materiaal en kan de
leerling de spelotheek verlaten.
155
8.3 Hoe brengen de leerlingen uitgeleende materialen terug?
Het terugbrengen van het uitgeleende materiaal kan op twee tijdstippen plaatsvinden.
Leerlingen kunnen tijdens de speeltijd spontaan hun materiaal terugbrengen. Heel wat
kinderen kunnen zich gedurende de tijdspanne van een uur niet vermaken met slechts
één spel of één stuk speelgoed. Deze leerlingen schuiven achteraan de rij aan en geven
hun uitgeleende spullen terug. De spelotheekuitbaters wissen het nummer van het
uitleenkaartje van de leerling. De kinderen kunnen er dan voor kiezen om een nieuw
stuk speelgoed te ontlenen. Indien de leerling voor dit laatste kiest begint de
uitleenprocedure opnieuw. Leerlingen die niets nieuws wensen mee te nemen verlaten
het speelhuisje, hun spelotheekkaartje wordt door de uitbaters terug in het doosje van
hun klas gestopt.
Op het moment dat de speeltijd zijn einde nadert zijn uiteraard nog leerlingen met hun
uitgeleende materiaal aan het spelen. Tien minuten voor het belsignaal neemt een
hulpje de triangel in de hand en gaat hiermee de speelplaats rond. Dit is het teken voor
alle leerlingen om de uitgeleende spullen terug te brengen.
Als alle leerlingen hun materialen teruggebracht hebben, krijgen de uitbaters en hun
hulpjes nog ruimschoots de tijd om alles netjes op te ruimen: alle kaartjes in de juiste
bakjes stoppen (indien dit nog niet gebeurde) en alle materialen in de juiste mand of de
juiste bak stoppen. Op deze manier is de spelotheek volledig klaar voor de volgende
speeltijd.
8.4 Uitgeleende materialen die niet teruggebracht worden
Het grote voordeel van de spelotheekkaartjes is dat men heel eenvoudig kan nagaan
wie uitgeleende materialen niet terugbracht. Vooraleer de uitbaters of hulpjes de
leerlingen hierover aanspreken kijken ze na of het materiaal niet door de mazen van
het net geglipt is en toch teruggebracht werd.
Als dit niet het geval is mogen de uitbaters of hulpjes naar de leerlingen toestappen en
vragen waarom het uitgeleende materiaal niet werd teruggebracht, bij moeilijkheden
kan men er een leerkracht bijgeroepen worden.
156
8.5 Rondslingerende materialen
Vaak zal ook materiaal rondslingeren op de speelplaats, vrijwillige leerlingen brengen
dit terug. Het materiaal wordt aan de kant gelegd en zo op het einde van de speeltijd
zal blijken wie niet de nodige verantwoordelijkheid opnam voor uitgeleende materialen.
Tijdens een vergadering met het team beslisten we dat leerlingen die onvoldoende
verantwoordelijkheid aan de dag leggen een bepaalde duur geen spullen mogen
uitlenen.
8.6 Zaken die stuk zijn
De meeste zaken worden niet met opzet stuk gemaakt. Leerlingen die per ongeluk iets
stuk maken vertellen dit aan de spelotheekuitbaters en mogen vervolgens iets nieuws
uitlenen.
Leerlingen die met opzet speelgoed stukmaken mogen voor onbepaalde duur niets
uitlenen.
9 Orde en netheid
De spelotheek staat elke schooldag (behalve op woensdag) ter beschikking van de
ongeveer 200 leerlingen die de lagere afdeling van de school bevolken. Daarom moet
het tuinhuisje af en toe wel eens een poetsbeurt krijgen.
Elke week trekken de uitbaters en hun hulpjes tijdens de voormiddagspeeltijd op
woensdag naar het huisje. De leerlingen kuisen de tafels, poetsen de bakken/manden,
leggen alles op orde en vegen de vloer.
Deze poestbeurt duurt hooguit tien minuutjes en kost de leerlingen weinig moeite.
Op deze manier blijft het huisje ordelijk en netjes en is het er voor alle leerlingen leuk
vertoeven.
10 Waar spelen?
Op de speelplaats spelen vele leerlingen van verschillende leeftijden op een beperkte
ruimte met of naast elkaar. Daarom is het hanteren van een bepaalde structuur zeker
en vast geen overbodige luxe. De structuur zal het niet alleen voor kinderen
aangenamer maken om er te spelen, maar daarnaast is het leuker toezicht te houden
op een gestructureerde speelplaats.
157
Rekening houdend met de gebouwen en de verschillende soorten spelen tekende ik een
plattegrond uit waarop duidelijk te zien is waar welke spelen mogen plaatvinden.
Ik koos ervoor om met vijf zones te werken.
Rode zone balsporten
Oranje zone tennis
Groene zone zaklopen en petanque
Blauwe zone touwtje springen, stelten, diabolo, ….
Gele zone mik- en gooispelletjes, gezelschapsspelen en rustige spelletjes
De plattegrond en een overzicht van welke spelen waar mogen plaatvinden kan u
terugvinden in bijlage (bijlage 5).
Het plan is op de toonbank van de spelotheek aangebracht zodat de leerlingen tijdens
het uitlenen van speelgoed kunnen nagaan waar ze hun spel mogen spelen.
11 Naar het grasveld - overdekte zaal / afdak
Er wordt niet altijd op de speelplaats gespeeld. Bij mooi weer trekken de leerlingen
onder begeleiding van de toezichthoudende leerkrachten naar het grasveld. Regenweer
zorgt er dan weer voor dat de leerlingen in de overdekte zaal of onder het afdak
„spelen‟.
11.1 Naar het grasveld
Als de leerlingen naar het grasveld trekken kunnen ze uiteraard ook gebruik maken van
het speelmateriaal. De spelotheekuitbaters, de hulpjes en enkele vrijwillige leerlingen
nemen de uitleenmaterialen mee naar de turnzaal, die op dat moment dienst doet als
spelotheek.
Doordat alle materialen in bakken en manden zitten verloopt de verplaatsing heel vlot.
Enkel de in hout vervaardigde materialen zijn iets moeilijker te verplaatsen, deze
materialen gaan dan ook niet mee naar het grasveld. Op de materiaallijst staat een
zonnetje naast de zaken die meegenomen mogen worden naar het grasveld.
Eens de materialen uitgestald staan in de turnzaal verloopt de uitleenprocedure parallel
als wanneer de leerlingen op de speelplaats spelen.
158
11.2 Overdekte zaal / het afdak
Bij regenweer worden de leerlingen in twee groepen ondergebracht: een deel van de
leerlingen mag in de overdekte zaal spelen, een ander deel speelt onder het afdak.
Gezien het een zeer beperkte ruimte betreft is het niet mogelijk om er spelen zoals
tennis, badminton of touwtje springen te laten doorgaan.
Daarom mogen tijdens regenachtige speeltijden enkel de materialen die een
regenteken hebben (te zien op de materialenlijst) gebruikt worden. Dit zijn domino,
memory, leesboekjes, …. Daarnaast wordt ook een kleurdoos aangemaakt waarin
kleurpotloden, stiften en kleurplaten aanwezig zijn.
De materialen worden door de spelotheekuitbaters meegenomen in onder het afdak of
in de overdekte zaal gezet.
12 Themadag
Leerlingen vinden het leuk om eens hun eigen speelgoed te kunnen meebrengen naar
school. Daarom koos ik er samen met mijn speelplaatsbrigade voor een themadag in te
voeren. Elke vrijdag krijgen de kinderen de kans een stuk speelgoed mee te brengen.
Het thema wordt door de leerlingen gekozen. In de spelotheek staat een themadoos, de
leerlingen kunnen in deze doos een briefje stoppen met daarop een voorstel. Op
maandag controleren de uitbaters en hun hulpjes welke voorstellen er in de doos
gestopt werden. Het voorstel dat het meeste naar voor kwam wordt het onderwerp van
de themadag. Het onderwerp wordt op het themabord geschreven.
159
13 De speelplaatsbrigade
De spelotheek moest niet alleen voor maar vooral ook door de leerlingen tot stand
komen. Telkens met alle leerlingen rond de tafel zitten leek me geen goed idee, maar
toch wilde ik dat alle klassen een vertegenwoordiger hadden. Daarom richtte ik de
speelplaatsbrigade op. Een groep van twaalf leerlingen, een jongen uit elke A klas en
een meisje uit elke B klas. De taak van de speelplaatsbrigadiers bestond vooral uit het
samen brainstormen en het overbrengen van informatie aan hun klasgenoten. Ik
maakte een uitnodiging met daarop alle uitleg omtrent de speelplaatsbrigade (zie
uitnodiging in bijlage 6).
Het kiezen van een geschikte speelplaatsbrigadier liet ik over aan de juffen, zij kennen
ten slotte hun klas het beste en kunnen bijgevolg goed inschatten wie de perfecte
klasvertegenwoordiger of – vertegenwoordigster zou zijn. Na een aantal dagen kreeg ik
een blad met daarop de namen van de twaalf speelplaatsbrigadiers.
Ik plande een eerste vergadering waarin ik kennismaakte met de leerlingen en ik het
project uit de doeken deed. Nadien volgden nog een aantal vergaderingen.
160
161
1 Besluiten
Toen ik aan mijn bachelorproef begon, had ik het gevoel dat ik me nog een laatste keer
moest inspannen om de eindmeet te bereiken.
Vooraleer ik van start ging stelde ik een lijstje op met de doelstellingen die ik tijdens
mijn avontuur doorheen de speelplaatswereld wilde verwezenlijken.
Nu ben ik aan het einde van mijn reis gekomen en vind ik het tijd om na te gaan of alle
vooropgestelde doelstellingen bereikt konden worden.
Hieronder som ik alle doelstellingen op, daaronder geef ik meer uitleg hieromtrent.
Nagaan hoe lang kinderen zich op een gemiddelde schooldag op de speelplaats
begeven.
Een overzicht geven van de voordelen die (buiten)spel te bieden heeft.
Spel situeren in de ontwikkeling van het kind.
De factoren die leiden tot een „ideale‟ speelplaats in kaart brengen.
Op zoek gaan naar de sterktes en zwaktes van de speelplaats.
Het ontwerpen van een speelplaats afgestemd op de school.
Een creatieve speelplaatswerking op poten zetten in samenspraak met directie,
leerkrachten en leerlingen.
Kinderen een speelbagage meegeven door het aanbieden van een breed gamma aan
speelgoed, spelfiches, de organisatie van tornooien, …
Het opstarten en begeleiden van een spelotheek.
Uit dit lijstje blijkt dat ik één doelstelling niet kon realiseren. Dit is te wijten aan het feit
dat ik iets te veel hooi op mijn vork nam waardoor ik een beetje in tijdsnood kwam. Ik
koos er dan ook voor om slechts een deel van de doelstelling uit te diepen: het
aanbieden van een breed gamma aan speelgoed.
162
Ondanks het feit dat ik niet alle doelstellingen kon aanvinken met de vermelding
„voldaan‟, was het schrijven van deze bachelorproef en de praktische uitwerking ervan
een zeer leerrijke en onvergetelijke ervaring.
Zo kwam ik onder andere tot de constatatie dat leerlingen van de basisschool ongeveer
1/5 van hun schooldag op de speelplaats vertoeven. Ik was zeer opgetogen met dit
cijfer, want dit betekende dat mijn bachelorproefonderwerp goed gekozen was.
Doorheen mijn literatuuronderzoek leerde ik meer over het begrip spelen, het indelen
en vormgeven van een speelplaats.
Deze zoektocht gaf mij de mogelijkheid een eigen onderbouwde mening te vormen. Bij
het schrijven van mijn eigen visie verdiepte ik me in de pedagogisch-didactische
(meer)waarde van de speelplaats en ontdekte ik dat er meer voordelen op te sommen
waren dan ik oorspronkelijk dacht.
Mijn praktijkgedeelte vormde de grootste leerervaring in dit ganse avontuur. Ten eerste
vond het zeer leuk én leerzaam om samen met de speelplaatsbrigade aan de slag te
gaan en een spelotheek op te starten. Voor ik aan dit project begon had ik het heel
moeilijk om taken uit handen te geven omdat ik graag de controle wil behouden. Door
de samenwerking met de kinderen besefte ik dat het overdragen van enkele opdracht
niet alleen de werkdruk kan verlichten, maar dat hun inbreng ook een positieve
stimulans kan zijn. Maar daarnaast leerde ik ook dat het aanpakken van de speelplaats
zeker en vast geen dure aangelegenheid hoeft te zijn. Door zelf materialen te maken en
zoveel mogelijk werkzaamheden zelf uit te voeren kan je met een gering budget heel
wat verwezenlijken.
In deze conclusie is er naar mijn mening ook plaats om eens terug te grijpen naar de
situatie in het werkveld. Vooraleer ik aan mijn praktijkgedeelte begon, schetste ik een
beeld van de speelplaats en de speelplaatswerking op de school waar ik mijn praktijk
zou uitvoeren. Hieruit bleek dat er zowel bij de leerkrachten als bij de leerlingen heel
wat ergernissen aanwezig waren. Op de volgende pagina volgt een overzicht van deze
probleempunten met daarnaast de gerealiseerde oplossing.
163
Tabel 4: vergelijking situatie vroeger en nu
Situatie vroeger Situatie nu
Er is weinig speelmateriaal ter
beschikking.
De speelotheek biedt een breed gamma
aan speelmateriaal.
Het aanwezige speelmateriaal lokt weinig
spel uit.
Door een breed gamma aan
speelmateriaal worden heel wat
verschillende spelen uitgelokt.
De kinderen mogen niet op het stukje gras
spelen.
De leerlingen mogen tijdens twee
spelletjes gebruik maken van het gras.
De speelaanleidingen op de grond zijn
bijna onzichtbaar.
In de toekomst zullen de
speelaanleidingen overschilderd worden en
zal men ook nieuwe zaken aanbrengen.
Nieuw speelgoed is snel kapot. Aan de hand van het uitleensysteem wordt
duidelijk wie speelgoed stuk maakt.
Leerlingen dragen hierdoor meer zorg voor
het materiaal.
De leerlingen van de Middenschool en het
Koninklijk Atheneum maken veel dingen
kapot.
Alle materialen worden opgeborgen in de
spelotheek, deze is enkel tijdens de
middagspeeltijd geopend.
De regels en afspraken zijn niet allemaal
in samenspraak met de kinderen tot stand
gekomen.
De regelgeving omtrent de spelotheek
werd besproken met de
speelplaatsbrigade.
Dit kan een goede aanzet zijn om ook bij
andere beslissingen te leerlingen te
betrekken.
De meeste spelen mogen overal
plaatsvinden, dit kan soms tot ruzie
leiden.
De leerlingen spelen met hun uitgeleende
materialen op de daarvoor voorziene
plaatsen.
Weinig aanbod van activiteiten Elke vrijdag is er een themadag waarop de
leerlingen een bepaald stuk speelgoed
mogen meebrengen.
Uit deze vergelijking blijkt dat er reeds heel wat zaken veranderden. Maar wat vinden
de leerlingen van deze veranderingen?
Om deze vraag te beantwoorden trok ik met een aantal vraagjes naar de
speelplaatsbrigade. De leerlingen vulden de vragenlijst anoniem in en hielden hierbij
rekening met de opmerkingen van hun klasgenoten.
164
Uit deze slotbevraging bleek dat de leerlingen zeer opgetogen zijn met de opstart van
de spelotheek. De kinderen gaven aan dat ze heel wat nieuwe spelletjes leren kennen
en dat ze deze spelletjes ook af en toe thuis spelen. Op de vraag „Vinden jullie de
speeltijd leuker dan vroeger?‟, antwoorden de leerlingen unaniem „Ja!‟. Omtrent de
vraag of er al dan niet minder ruzie gemaakt wordt dan vroeger zijn de meningen
verdeeld. De meeste leerlingen geven aan dat er minder ruzie gemaakt wordt. Het
overige deel van de bevraagde kinderen zegt dat er soms ruzie gemaakt wordt over het
uitlenen van speelgoed. Zo zijn de stelten erg in trek waardoor vele leerlingen er
gelijktijdig gebruik willen van maken.
2 Verbeteracties
Een terugblik op mijn bachelorproefavontuur veronderstelt ook dat ik even stil sta bij
zaken die ik de volgende keer anders zou aanpakken. Omtrent de weg die ik aflegde
heb ik geen opmerkingen, ik zou de volgende keer opnieuw hetzelfde traject volgen.
Ik gaf reeds aan dat ik niet alle vooropgestelde doelstellingen kon bereiken omdat ik
me te veel werk op de hals haalde. Indien ik het project opnieuw zou doen dan zou ik
ervoor opteren de doelstellingen te beperken, je moet namelijk ook altijd rekening
houden met onvoorziene omstandigheden en ook de beschikbare tijd speelt in
dergelijke projecten een belangrijke rol.
165
3 Toekomstperspectieven
Tot slot wil ik nog even in de toekomst kijken en enkele toekomstperspectieven naar
voor schuiven.
Als vervolg op mijn bachelorproef zou ik het interessant vinden om na een jaar de
spelotheekwerking te evalueren en eventuele verbeterpunten aan te brengen.
Op de speelplaats kunnen zeker en vast nog aanpassingen gebeuren om er een leuke,
aangename en speelse plek van te maken. Wegens beslissingen van buitenaf kon ik dit
jammer genoeg zelf niet verwezenlijken.
Om dit te verwezenlijken zou men kunnen samenwerken met het secundair onderwijs:
een speelhuisje maken, een klein podium bouwen die dienst kan doen als decor, het
grasveld achteraan aanpakken, …
Tijdens een vergadering kwam ik te weten dat het lerarenteam het aanbrengen van
speelaanleidingen en het opstarten van de speelmaatjes op de agenda wil zetten.
Daarnaast wil men ook de speelzones op de speelplaats aanbrengen.
Hopelijk kan ik met mijn bachelorproef heel wat (toekomstige) leerkrachten overtuigen
van de pedagogisch-didactische meerwaarde die de speelplaats te bieden heeft en kan
ik lerarenteams een duwtje in de rug geven om de speelplaats aan te pakken.
166
167
168
Lijst figuren
Figuur 1: de positieve invloed van spel op de ontwikkelingsgebieden ...................... 27
Figuur 3: percentage speeltijd op een gemiddelde schooldag ................................. 89
Figuur 4: verdeling tussen les- en speeltijd ......................................................... 90
Figuur 5: hoofdingang....................................................................................... 91
Figuur 6: muur schoolrestaurant ........................................................................ 92
Figuur 7: afdak ................................................................................................ 92
Figuur 8: vierkante gedeelte van de speelplaats ................................................... 92
Figuur 9: lange gedeelte van de speelplaats ........................................................ 93
Figuur 10: stukje gras ....................................................................................... 93
Figuur 11: tuinhuisje ......................................................................................... 93
Figuur 12: opstelling tafels ................................................................................ 137
Figuur 13: fotowand ......................................................................................... 138
Figuur 13 bis: aankleding van de spelotheek ....................................................... 138
Figuur 14: spelotheekkaartje ............................................................................. 140
Figuur 15: opberging materiaal .......................................................................... 141
Figuur 16: golfspel ........................................................................................... 144
Figuur 17: ballenraam ...................................................................................... 145
Figuur 18: mikken in de holletjes ....................................................................... 146
Figuur 19: in de potjes mikken (driehoek) ........................................................... 148
Figuur 20: in de potjes mikken (lijn) ................................................................... 149
Figuur 21: mens erger je niet ............................................................................ 150
Figuur 22: kegelspel ......................................................................................... 151
Figuur 23: vangbeker ....................................................................................... 152
169
Lijst tabellen
Tabel 1: observatiewijzer welbevinden ................................................................. 31
Tabel 2: harde en zachte ondergronden ............................................................... 64
Tabel 3: voor- en nadelen van het gebruik van bomen ........................................... 67
Tabel 4: vergelijking situatie vroeger en nu ......................................................... 163
170
171
Boeken
Baeten, M., Kyndt, E., Sierens, E. & Struyven, K. (2009). Groot worden: de ontwikkeling
van baby tot adolescent. Tielt: Lannoo.
Caminada, G. & Leenders, Y. (1996). Buitenspel in het zonnetje: de ontwikkelingswaarde
van buitenspel voor jonge kinderen. Hoevelaken: CPS Uitgeverij.
Dekeyser, P. (1998). De schoolspeelplaats: speelse ideeën en adviezen voor een concrete
aanpak. Leuven/Apeldoorn: Garant.
Redant, G. (2005). Doeltreffend klasbeheer. Effectief omgaan met de klasgroep. (2de dr.).
Leuven-Apeldoorn: Garant.
Snoek, S. & Maier, R. (2003). Kinderen en… van schoolplein tot speelplaats: een
inspirerende aanpak voor de verbetering van het pedagogisch klimaat op de speelplaats.
Hilversum: Kwintessens uitgevers.
Brochures
CLAESSEN, H. (2006). Informatiebladen speelruimte: speelruimte en spelgedrag. St. Joost.
CLAESSEN, H. (2006). Informatiebladen speelruimte: speelruimte en financieren. St. Joost.
CLAESSEN, H. (2006). Informatiebladen speelruimte: speelruimte en jeugdparticipatie. St. Joost.
CLAESSEN, H. (2006). Informatiebladen speelruimte: speelruimte en veiligheid. St. Joost.
CLAESSEN, H. (2006). Informatiebladen speelruimte: speelruimte en speciaal. St. Joost.
CLAESSEN, H. (2006). Informatiebladen speelruimte: speelruimte inrichten. St. Joost.
CLAESSEN, H. (2006). Informatiebladen speelruimte: speelruimte op het schoolplein. St. Joost.
CLAESSEN, H. (2006). Informatiebladen speelruimte: speelruimte plannen. St. Joost.
KIND & GEZIN (2004). Speel op zeker! Handleiding voor een veilig speelterrein in de
kinderopvang. Brussel.
S.A.L. Van Herpen Bsc. (2010). Speelplan: speelvoorzieningenbeleid in Blaricum.
SCHRAMA, M. & SIBBEL, E. (2006). Gemeentelijk speelruimtebeleid: een praktische handleiding,
Groot Koerkamp.
172
Artikels
Ankers en magneten. (1997). Klasse voor Ouders, 8, pp. 30-31.
De speeltijd is ’t plezantst. (2007). Klasse voor Ouders, 8, pp. 2-3.
Lobst, S. (2005). Samen doen en samen groeien: op weg naar een levendig schoolplein.
JSW, 3, pp. 9-13.
Luijckx, J. (2007). Met Zoneparc-schoolplein is buitenspelen weer leuk. Balans
magazine, 9, pp. 8-9.
Van Assche, L. (2005). Spreekuur op de speelplaats. Klasse voor Ouders,9, pp. 12.
Van Hagen, A. (2007). Schoolspeelplaats: een veranderende visie op het ontwerpen en
het gebruiken van schoolspeelplaatsen. JSW, 5, pp. 13-17.
Eindwerken
Bladina, L., Gielen, F., Leeten, S. & Tilkens, D. (2008). Het creëren van een aangename
speelplaats. Katholieke Hogeschool Limburg, departement Sociaal-Agogisch Werk.
De Haas, I. (2005). Samen spelen, hoe doe je dat? Aanleren van sociale vaardigheden
binnen spel aan kinderen met autisme. Afstudeerwerk, Katholieke Hogeschool Kempen,
Campus Geel.
Dockx, S., Sancuzk, L., Van Dijck, C. & Wynants, H. (2009). Alle remmen los buiten de
klasmuren: betrokkenheid en welbevinden creëren door het uitwerken van een
bewegingsstimulerende speelplaats. Afstudeerwerk, Katholieke Hogeschool Kempen,
Campus Vorselaar.
Keepers, E. (2009). Een autismevriendelijke speelplaats: aanpassing van een speelplaats
en het effect op het (speel)gedrag. Afstudeerwerk, Katholieke Hogeschool Kempen,
Campus Geel.
173
Internetpublicaties
11 voordelen van buitenspelen (2009). Geraadpleegd op 26 september 2010 via
http://www.klasse.be/ouders/11904/11-voordelen-van-buitenspelen/.
Basisschool De Meidoorn (2011). Basisschool De Meidoorn Eeklo. Geraadpleegd op
15 november 2010 via http://www.demeidoorn.be/SAS/.
Buitenspelen is heel belangrijk. Geraadpleegd op 23 september 2010 via
http://www.lerendoorspelen.com/buitenspelen.htm.
Goedhart, B. & Van Gelder, W. (2007). Mogelijkheden op schoolpleinen anno 2007.
Geraadpleegd op 27 september 2010 via
http://www.bewegingsonderwijsonline.nl/files/docs/Artikel_Spelen_op_het_schoolplein.pdf.
Ik ben een prinses, het belang van spelen voor kinderen (2002). Geraadpleegd op
23 september 2010 via http://www.opvoedadvies.nl/spelen.htm.
Kenniscentrum stedelijke vernieuwing (2011). Zoneparc. Geraadpleegd op 24
september 2010 via
http://www.kei-centrum.nl/view.cfm?page_id=1897&item_type=project&item_id=340.
Kind en gezin. Ontwikkeling. Geraadpleegd op … via
http://www.kindengezin.be/ontwikkeling/.
Kind en gezin. Veiligheid. Geraadpleegd op 24 september 2010 via
http://www.kindengezin.be/veiligheid/.
Klascement – portaalsite voor en door onderwijs (2011). Geraadpleegd op 29 juni
2010 via http://www.klascement.net/.
Lerarenforum (2011). Geraadpleegd op 29 juni 2010 via
http://www.lerarenforum.be/forum/index.php.
MAIER, R. (2006). De oude school? Het schoolplein onder de loupe. Geraadpleegd op
22 november 2010 via
http://www.kvlo.nl/onderwijs/huisvesting/roelandmaier/schoolpleinonderdeloupe.htm.
Nijha sterk in beweging. Geraadpleegd op 1 december 2010 via
http://www.nijha.nl/themasite-basisonderwijs/speelplein/.
Speel-o-theek de Bromtol Rijnwoude (2009). Geraadpleegd op 22 september 2010
via http://www.debromtol.com/wat.html.
Speelplein is meer dan vierkante meters tegels (2004). Geraadpleegd op 26
september 2010 via
http://www.schoolfacilities.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=125.
Speltherapie praktijk „De Vlinderbloem‟ (2009). Geraadpleegd op 5 november 2010
via http://www.devlinderbloem.nl/Functie%20van%20spel.html.
Springzaad – meer ruimte voor natuur en kinderen. Geraadpleegd op 8 december
2010 via http://www.springzaad.nl/.
174
Steunpunt Jeugd vzw. Praktijkvoorbeelden natuurlijke speelruimten. Geraadpleegd
op 1 december 2010 via
http://www.steunpuntjeugd.be/bos-en-natuur/praktijkvoorbeelden.
Van Dale online woordenboek (2010). Geraadpleegd op 23 september 2010 via
http://www.vandale.nl/vandale/opzoeken/woordenboek/.
Veiligheid van speeltoetstellen (2003). Geraadpleegd op 24 september 2010 via
http://economie.fgov.be/nl/binaries/16-28032001_Veiligheid_speeltoestellen_nl_tcm325-44184.pdf.
Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw. (2008). Speel
op veilig. Geraadpleegd op 24 september 2010 via
http://www.vigez.be/uploads/documentenbank/ce92667aee92ef6ad29fdf0e00538eda.pdf.
Vlinderen voor kinderen (2011). Geraadpleegd op 26 september 2010 via
http://www.vlinderenvoorkinderen.com/index.php?option=com_content&task=view&id=12&Itemid=26.
Vormen vzw. (2008). Recht op spel. Geraadpleegd op 23 september 2010 via
http://kinderrechten.vormen.org/index2.php/tab/recht/recht/spel.
Vormen vzw. (2010). Bijlage: informatie over kinderrechten. Geraadpleegd op 22
september 2010 via
http://www.vormen.org/RechtDoorDeWereld/KinderrechtenInformatie.htm.
Wikipedia (2011). Geraadpleegd op 23 september 2010 via
http://nl.wikipedia.org/wiki/Speel-o-theek.
Zoneparc (2010). Geraadpleegd op 24 september 2010 via
http://www.zoneparc.nl/index.php?id=5.
Zoneparc Foundation Nederland biedt nieuwe mogelijkheden voor speelpleinen
(2006). Geraadpleegd op 24 september 2010 via
http://www.schoolfacilities.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=1180.
Organisaties
SVS Oost-Vlaanderen
Rendekensstraat 27
9070 Heusden
Tel 09/243.90.50
Fax 09/243.90.51
175
Persoonlijke communicatie
Pauwels, V. (leerkracht lager onderwijs). (schoolpleintoets). Mondelinge mededeling
op 10 december 2010. Mevr. Courtmansschool, Maldegem.
Van Hyfte, N. (directie). (speelplaats en spelotheek). Mondelinge mededeling op 9
december 2010. Mevr. Courtmansschool, Maldegem.
Van Hijfte, N. (directie). (speelplaats en spelotheek). Mondelinge mededeling op 3
februari december 2011. Mevr. Courtmansschool, Maldegem.
Vanrobaeys, K. (lector Pedagogiek Howest). (Refereren bij het afstudeerwerk).
Mondelinge mededeling op 30 juni 2010. Campus Sint-Jorisstraat, Brugge.
Vanrobaeys, K. (lector Pedagogiek Howest). (Refereren bij het afstudeerwerk).
Mondelinge mededeling op 9 september 2010. Campus Sint-Jorisstraat, Brugge.
Vanrobaeys, K. (lector Pedagogiek Howest). (Refereren bij het afstudeerwerk).
Mondelinge mededeling op 23 september 2010. Campus Sint-Jorisstraat, Brugge.
Vanrobaeys, K. (lector Pedagogiek Howest). (Refereren bij het afstudeerwerk).
Mondelinge mededeling op 6 december 2010. Campus Sint-Jorisstraat, Brugge.
Vanrobaeys, K. (lector Pedagogiek Howest). (Refereren bij het afstudeerwerk).
Mondelinge mededeling op 3 februari 2011. Campus Sint-Jorisstraat, Brugge.
Vanrobaeys, K. (lector Pedagogiek Howest). (Refereren bij het afstudeerwerk).
Mondelinge mededeling op 23 mei 2011. Campus Sint-Jorisstraat, Brugge.
Vanrobaeys, K. (lector Pedagogiek Howest). (Refereren bij het afstudeerwerk).
Mondelinge mededeling op 31 mei 2011. Campus Sint-Jorisstraat, Brugge.
176
177
178
179
180
181
182
School
Totale duur
schooldag
Duur
speeltijd
voormiddag
Duur
speeltijd
middag
Duur
speeltijd
namiddag
Totale
duur
speeltijd
per
schooldag
Percentage
speeltijd
op een
volledige
schooldag
Bellevue
Izegem
7u15
(435 min.) 15 min. 55 min. 15 min.
1u25
(85 min.) 19,54%
De Glimlach
Zedelgem
7u00
(420 min.) 15 min. 40 min. 15 min.
1u10
(70 min.) 16,67%
De Groeiboom
Oostende
6u55
(415 min.) 15 min. 40 min. 15 min.
1u10
(70 min.) 16,87%
De Mijlpaal
Drongen
6u55
(415 min.) 15 min. 35 min. 10 min.
1u00
(60 min.) 14,46%
De Plataan
Roeselare
7u05
(425 min.) 15 min. 35 min. 15 min.
1u05
(65 min.) 15,29%
De Regenboog
Sint-Pieters
Brugge
7u25
(445 min.) 15 min. 50 min. 15 min.
1u20
(80 min.) 17,98%
De Tovertuin
Sint-Niklaas
7u05
(425 min.) 15 min. 45 min. 15 min.
1u15
(75 min.) 17,65%
De Valke
Lichtervelde
6u50
(410 min.) 15 min. 45 min. 15 min.
1u15
(75 min.) 18,29%
De Zonnebloem
Oostende
7u25
(445 min.) 15 min. 50 min. 15 min.
1u20
(80 min.) 17,98%
Europaschool
Bredene
7u00
(420 min.) 15 min. 25 min. 15 min. 55 min. 13,10%
Het Droomschip
Eeklo
6u50
(410 min.) 15 min. 40 min. 15 min.
1u10
(70 min.) 17,07%
Het Klavertje Vier
Knesselare
7u20
(440 min.) 15 min. 45 min. 15 min.
1u15
(75 min.) 17,05%
Koning
Bouwdewijnschool
Oostkamp
7u15
(435 min.) 15 min. 30 min. 15 min.
1u00
(60 min.) 13,79%
Mevr.
Courtmansschool
Maldegem
7u00
(420 min.) 15 min. 60 min. 10 min.
1u25
(95 min.) 22,62 %
Vogelzang
Oostende
7u15
(435 min.) 15 min. 60 min. 15 min.
1u30
(90 min.) 20,69%
15 6395 min. 225 min. 655
min. 215 min.
1095
min.
1 426,33
min. 15 min.
43,67
min. 14,33 73 min. 17,12%
183
184
Dit alles werd op een groot rood blad gezet.
185
186
Groene zone
Rode zone
Oranje zone
Gele zone
187
Blauwe zone
188
189
Beste juf
Zoals je weet is leerlingenparticipatie heel belangrijk, want ook kinderen verdienen een stem in de grote mensenwereld. Ook ik wil graag zo veel mogelijk samen met de leerlingen werken aan de speelplaats, want uiteindelijk is het ‘hun’ plekje. Maar met de ganse school rond de tafel zitten is uiteraard niet mogelijk. Daarom zou ik ervoor opteren om uit elk leerjaar 2 kinderen aan te stellen als ‘speelplaatsbrigadier’. Op deze manier vorm ik een heterogeen groepje van 12 kids.
Ik zal met hen samenzitten / hen inzetten op een aantal specifieke momenten.
In ons eerste gesprek zullen we het hebben over hoe de kinderen het spelen op de speelplaats ervaren, wat ze willen veranderen, … Deze informatie heb ik nodig om het stukje ‘werkveld’ van mijn bachelorproef te vervolledigen.
Eens ik een plan heb voor de vernieuwing van de speelplaats zullen de speelplaatsbrigadiers dit te zien krijgen en mogen ze op- en aanmerkingen geven.
De regels en afspraken worden met hen overlopen.
De werking van de spelotheek, de regels en afspraken rond de speelplaats, … zullen door hen worden doorgegeven aan de klasgenootjes. Alle kinderen zullen hun naam zetten onder de afspraken, op deze manier worden het ‘hun’ regels en dit kan de sfeer op de speelplaats alleen maar ten goede komen.
Op het einde zal ik het volledige project met hen evalueren om zo tot de conclusie van mijn bachelorproef te komen.
Het houden van verkiezingen voor de speelplaatsbrigade zou leuk zijn, maar ik heb al van een aantal leerlingen vernomen dat dit ook tot discussie kan leiden en ook de tijd laat dit niet toe. Daarom zou ik voorstellen dat je zelf in de klas op zoek gaat naar een ‘geschikte speelplaatsbrigadier’, want wie kent de kids nu beter dan de juf? Om een mooi evenwicht tussen jongens en meisjes te bewaren stel ik voor dat er uit elke A klas een jongen en uit elke B klas een meisje genomen wordt. Het zou wel leuk zijn als het allemaal kindjes zijn die op school blijven eten vermist ik vooral over de middag met hen zal samenzitten.
Aanstaande vrijdag (17de) zou ik al een eerste keer willen samenzitten met de speelplaatsbrigade om te praten over de gang van zaken op de speelplaats. Ik zal ervoor zorgen dat ik rond kwart na 12 in de refter ben. Dan kan ik de speelplaatsbrigadiers onmiddellijk meenemen naar de tot nu toe nog geheime vergaderplaats.
Zou het eventueel mogelijk zijn om via mail mee te delen wie als speelplaatsbrigadier op post zal zijn? Ook vragen, opmerkingen en suggesties zijn altijd welkom op [email protected]
Alvast heel erg bedankt voor jullie medewerking!!!
Groetjes llse
Top Related