Download - Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

Transcript
Page 1: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

5

Sociaal Planvoor de 21ste eeuw

Voor een sociale wederopbouw van Nederland

Auteursmr Jan de Wit, Tweede-Kamerlid SPTuur Elzinga, beleidsmedewerker Sociale Zaken SP

Page 2: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

6

© november 2001

Tweede-Kamerfractie SPPostbus 200182500 EA ’s-GravenhageT (070) 318 30 44F (070) 318 38 03E [email protected] www.sp.nl

Page 3: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

7

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Voorwoord 9

Samenvatting 11

De uitverkoop van de sociale zekerheid 13

Werkdruk, werkdruk, werkdruk 17

Ziek van het werk? 23

Recht op (re)integratie 29

Gesubsidieerde uitbuiting 35

Solidair inkomensbeleid 41

Conclusies en aanbevelingen 47

Verantwoording 50

Page 4: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

8

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 5: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

9

De nieuwe eeuw is optimistisch begonnen. Sommi-gen geloofden dat een Nieuwe Economie ons alleennog maar hoge groeicijfers zou brengen en dat re-cessie uit het woordenboek kon worden geschrapt.Het economische tij is inmiddels echter aan hetkeren en het lijkt erop dat de werkloosheid weer zalgaan oplopen. Zekerheden zijn onzekerheden ge-worden. Het moment is aangebroken waarop onssociale vangnet opnieuw getest zal gaan worden.

Een lange periode van economische voorspoedheeft Nederland flink meer welvaart gebracht. Voorvelen kan het geld niet op. Meer mensen kunnenverder en langer op vakantie en tweede auto’s ofzelfs tweede huizen zijn geen grote uitzonderingmeer. Maar niet voor iedereen is dat alles weg-gelegd. De laatste Armoedemonitor en de laatsteArbobalans van het tweede paarse kabinet zijn in-middels verschenen. Armoede blijkt hardnekkigerdan voormalig minister Melkert dacht toen hij aanhet begin van Paars I armoede weer op de politiekeagenda zette. Met name voor allochtone huishou-

Voorwoord

dens en eenoudergezinnen met hun kinderen. En hetblijkt dat werken in Nederland topsport is gewordenen de werkdruk zich op een hoog niveau heeft gesta-biliseerd.

Na zeveneneenhalf jaar Paars is het tijd om de ba-lans op te maken en het blijkt dat op sociaal gebied –ondanks de economische voorspoed – vooral kansenzijn gemist. Werkenden zijn vooral harder gaan wer-ken voor hun gestegen welvaart, het aantal mensendat arbeidsongeschikt aan de kant staat is verder toe-genomen en niet-werkenden hebben helaas van dewelvaartsstijging in de jaren ’90 niet geprofiteerdvolgens het Sociaal en Cultureel Planbureau. Juistnu het economisch weer wat tegen lijkt te zitten vin-den wij het tijd om aan de bel te trekken en een alter-natief te presenteren. Hier is ons Sociaal Plan voorde 21ste eeuw.

Voorwoord

Page 6: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

10

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 7: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

11

De welvaartsgroei van de jaren ’90 is voorname-lijk voortgekomen uit harder werken. Huishou-dens die niet in staat waren harder te werken, zo-als alleenstaanden, alleenstaande ouders en huis-houdens die op een uitkering bleven aangewezen,zoals bijvoorbeeld arbeidsongeschikten, leverdenjuist in.

Werken is ondertussen topsport geworden, waar-door onbetaalde zorgarbeid en ontspanning in deknel zijn komen te zitten. Steeds meer mensen ha-ken af door stressverschijnselen, burn-out of andereoorzaken van psychische arbeidsongeschiktheid.Het aantal arbeidsongeschikten groeit mede daar-door nog steeds.

Hoewel een grote groep werkenden voor dezetopsport rijkelijk wordt beloond, zijn er ook steedsmeer werkende armen. Niet in de laatste plaats om-dat veel mensen met een gesubsidieerde baan voorvolwaardig werk netto nog minder overhouden danhet sociaal minimum. Terwijl het in de praktijk bijnaniet mogelijk blijkt om uit deze banenplannen teontsnappen.

Samenvatting

Omdat het economische tij aan het keren is, zal onssociale stelsel opnieuw aan de toets der kritiek moe-ten worden onderworpen. Juist nu moet de socialetweedeling worden tegengegaan. Daarom is eenSociaal Plan voor de 21ste eeuw volgens ons nood-zakelijk. Dit plan geeft de visie en de alternatievenvan de SP op het terrein van werk en inkomen. Inhoofdlijnen stellen we concrete maatregelen voordie moeten leiden tot:

● Gezond werk met meer ruimte voor zorg en meervrije tijd;

● Geen koude sanering, maar een sociaal plan voorde WAO, waardoor de komende vier jaar al50.000 mensen minder in de WAO terechtkomenen arbeidsongeschikten weer een fatsoenlijke uit-kering krijgen;

● Een effectief ‘recht op (re)ïntegratie’ voorarbeidsgehandicapten en langdurig werklozen,waardoor de komende vier jaar 150.000 arbeids-gehandicapten aan werk geholpen worden;

● Een modernisering van de gesubsidieerde arbeid,

Samenvatting

Page 8: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

12

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

waarbij de huidige Wiw’ers en I/D’ers een vol-waardig contract en beloning krijgen;

● Armoede en de armoedeval voor iedereen effec-tief bestreden worden, met speciale aandacht voorarmoede onder ouderen en kinderen.

Page 9: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

13

De uitverkoop van de sociale zekerheid

Lange tijd konden we in Nederland denken dat wede harde, kapitalistische markt hadden getemd. Al-thans in Nederland en in de ons omringende landen.Ruim 100 jaar geleden werd er voorzichtig begon-nen met de opbouw van sociale zekerheid. Vooral nade Tweede Wereldoorlog – in de tijd van de weder-opbouw – groeide de verzorgingsstaat rap uit en webegonnen zelfs de Grote Depressie van de jaren ’30te vergeten. Terwijl wereldwijd de ‘opeenhopingvan rijkdom’ doorging en rijk steeds rijker werd enarm steeds armer, werden binnen de westerse landende inkomensverschillen kleiner. De economischegroei was langdurig hoog en het niveau van socialebescherming voor de maatschappelijk zwakkeren,ongelukkigen, zieken en ouderen werd steeds beter.Toch kwam er weer een nieuwe crisis.

In de jaren ’70 groeide de werkloosheid. De eco-nomie stagneerde, terwijl de inflatie opliep. Hetmarkeerde een omslagpunt. Oude recepten faaldenen neoliberalen grepen hun kans. In navolging vande Reaganomics in de Verenigde Staten en Thatche-rism in het Verenigd Koninkrijk ontspon zich in Ne-

De uitverkoop van de sociale zekerheid

derland onder Lubbers en Kok ook een neoliberalerevolutie. Inmiddels staat Nederland er totaal andersvoor dan twintig jaar geleden.

Hoewel Nederland een massale werkloosheidkende begin jaren ’80, was het niveau van socialebescherming hoog. Nederland kende van de wester-se landen een van de meest gelijke inkomensverde-lingen en een van de hoogste bijstandsniveaus inEuropa. Het niveau van sociale zekerheid was netals de publieke voorzieningen in het algemeen ruimbeter dan gemiddeld. Vanaf begin jaren ’80 werdechter het mes gezet in alle collectieve uitgaven.Eerst werd er vooral geschaafd en gesneden in deuitkeringen en de lonen in de publieke sector, ver-volgens verkocht de overheid steeds meer staats-deelnemingen in belangrijke ondernemingen enprivatiseerde zij voormalige overheidstaken. Watoverheidstaak bleef, leed onder budgettaire ano-rexia. De publieke zaak werd langzaam maar zekeruitverkocht.

De winstgevendheid van het bedrijfsleven her-stelde zich snel in de jaren ’80. Ondertussen namen

Page 10: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

14

de inkomensverschillen nog sneller toe. Hoewel deeconomie weer tamelijk floreerde aan het eind vande jaren ’80, was de werkloosheid nog steeds hoog.De kabinetten Lubbers en Kok gingen dan ook opdezelfde voet van bezuinigingen voort gedurende dejaren ’90. De onderzoeker dr. R. Vlek becijferde inzijn promotieonderzoek en vervolgonderzoeken dater gedurende de laatste twintig jaar (tot en met PaarsI) inmiddels een structurele bezuiniging op alle so-ciale zekerheidsinkomens is gerealiseerd van € 20miljard. Waarvan 6,8 miljard is bezuinigd ten kostevan de minima – inclusief de opgelopen achterstandals gevolg van jarenlang niet koppelen van de uitke-ringen aan de loonontwikkeling. Geen wonder datarmoede in de jaren ’90 weer op de politieke agendabelandde.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau schreefvorig jaar in Sociaal en Cultureel Rapport 2000,Nederland in Europa: ‘Nederland heeft zich het af-gelopen decennium economisch sterk ontwikkeld.Het BBP per hoofd lag in 1990 14% onder het EU-gemiddelde, terwijl het er thans 14% boven ligt,’maar ook: ‘Nederland geldt vanouds als een landmet een hoog niveau van sociale zekerheid. In dejaren negentig is hier echter relatief sterk bezuinigdop de sociale zekerheid, zodat we nu onze kopposi-tie hebben verruild voor een middenpositie. Metname het niveau van de bijstand is in Nederlandmiddelmatig.’

Ondertussen is Nederland een van de meest concur-rerende landen van de wereld geworden. Nederlandis volgens het gerenommeerde onderzoeksinstituutEconomist Intelligence Unit zelfs het beste land terwereld voor investeerders om zaken te doen. De

overheidsfinanciën zijn helemaal op orde en dewerkloosheid is weer zo laag dat Nederland eenvoorbeeldfunctie heeft in de EU. Als gevolg van degestegen werkgelegenheid is ook de gemiddeldewelvaart flink gestegen. Maar ook de keerzijdewordt helaas steeds duidelijker.

Terwijl in de jaren ’90 het gemiddeld inkomenvan een volwassen persoon in Nederland met 1000euro is gestegen, daalde het inkomen van een huis-houden dat van een uitkering moet rondkomen met200 euro. Dat blijkt uit De sociale staat van Neder-land (SCP, september 2001). Het is dus duidelijkwie hier in ieder geval een stuk van de rekeningvoor het neoliberale succes hebben betaald. Metname de arbeidsongeschikten hebben in Nederlandflink ingeleverd: de reële waarde van een WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid is inde laatste kwart eeuw met 21 procent gedaald. Bo-vendien krijgen nu veel meer mensen slechts eengedeeltelijke WAO-uitkering. Hierdoor is de ge-middelde WAO-uitkering als percentage van hetgemiddelde loon gedaald van ruim 70 procent totamper de helft. (Werk maken van arbeidsgeschikt-heid, mei 2001)

Maar ook voor lang niet alle werkenden is alleskoek en ei. Tien jaar geleden bestond nog slechtséén op drie huishoudens uit tweeverdieners, nu isdat twee op drie. De onbetaalde zorgarbeid is daar-door echter wel in de knel gekomen. De huishoude-lijke taken hebben zich deels naar de avonden, nach-ten en weekendeinden verschoven. Op vrijetijds-besteding zoals visites, vrijwilligerswerk, sport enbewegen wordt inmiddels steeds meer bezuinigd(Trends in de tijd, SCP, oktober 2001). Sinds Paars

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 11: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

15

aantrad met de slogan ‘Werk, werk, werk,’ is hetmeest gehoorde commentaar ‘druk, druk, druk’.Werken is in Nederland topsport geworden, volgensde laatste Arbeidsomstandighedenmonitor van deafgelopen eeuw. Werkdruk is zelfs het grootste ar-beidsrisico van het moment.

Bovendien garandeert ook een baan nog geenontsnapping uit de armoede. ‘Werk, werk, werk’heeft volgens onderzoeker P. de Beer van het SCPwel banen opgeleverd, maar is niet het wondermid-del gebleken tegen armoede en maatschappelijkeongelijkheid. De Armoedemonitor 2000 (SCP) sig-naleert als nieuw verschijnsel een toename van‘working poor’, mensen die ondanks een baan tocheen laag inkomen hebben (=onder het bijstandsni-veau van 1979). Behalve in de gesubsidieerde banen(Wiw en I/D-banen) werken er in Nederland vol-gens het CBS nog bijna 300.000 mensen tegen hetminimum(jeugd)loon. Nog geen tien jaar geledenwaren er bijna geen banen in deze loonschalen tevinden. De toename van het verschijnsel ‘workingpoor’ toont de gestage Amerikanisering van onze sa-menleving. Terwijl de meeste mensen hard werken,komen de vruchten van die arbeid in toenemendemate terecht bij een relatief klein deel van de bevol-king.

Inmiddels stijgen de basissalarissen (exclusief bo-nussen en optieregelingen) van de topmanagers inNederland met zo’n 14 procent per jaar, dezelfdestijging die een gemiddeld loontrekkend huishou-den sinds 1980 in 20 jaar heeft gekregen. In dezelfdeperiode is het (gestandaardiseerd) besteedbare huis-houdinkomen van een uitkeringsgerechtigde juistmet tien procent gedaald.

De uitverkoop van de sociale zekerheid

In het voorwoord van 5e jaarrapport Balans van hetarmoedebeleid (2000) staat dan ook:

‘De inhoud van het laatste jaarrapport maakt dui-delijk dat de hardnekkigheid van armoede te middenvan de welvaart in het begin van de 21ste eeuw omnieuwe beleidsinitiatieven vraagt.’

Ondanks het economische tij mee en ondanks hetfeit dat de minister van Sociale Zaken en Werkgele-genheid van Paars I, Ad Melkert, reeds aan het beginvan zijn bewind de moderne armoede op de agendahad geplaatst, heeft acht jaar Paars niet de juiste be-leidsinitiatieven opgeleverd. Erger nog: de laatstepaarse ‘heldendaad’ van de vorige eeuw, het belas-tingplan van de 21ste eeuw, heeft Nederland onge-twijfeld nog meer concurrerend gemaakt, maar hetheeft ook het toptarief verder verlaagd – en daardooronnodige lastenverlichting gegeven aan mensen diedat niet nodig hebben – en de ouderen en arbeids-ongeschikten verder op achterstand gezet. Het is nuvolgens ons de hoogste tijd voor een Sociaal Planvoor de 21ste eeuw.

In dit plan doen wij een aantal concrete suggesties.De voorstellen zoals die hier worden gedaan zijngeen blauwdruk voor de komende eeuw. Ze zijn ooknog lang niet voldoende om een paradijs op aarde tescheppen. Sterker nog: het is in de verste verte nogniet genoeg om de in totaal € 20 miljard aan bezui-nigingen op de sociale zekerheidsinkomens te niette kunnen doen. Dat kan ook niet: in één keer alleafbraak van twintig jaar neoliberale regeringen te-niet doen is onmogelijk. Het zijn echter wel concre-te plannen, die reëel op korte termijn ingevoerd kun-nen worden. Het is een belangrijke eerste stap in de

Page 12: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

16

goede richting. Net als bij het belastingplan geefthet een nieuwe richting aan, echter – in tegenstellingtot bij het belastingplan – in een richting die de SPvoorstaat. Dit is de richting die volgens ons nodig isom verdergaande tweedeling te keren en om te bui-gen in een meer solidaire en sociale samenleving.Dit zijn de plannen op het gebied van sociale zakenen werkgelegenheid waarvan wij menen dat ze ineen volgende kabinetsperiode goed kunnen wordenuitgevoerd. Een goed begin voor de sociale weder-opbouw van Nederland.

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 13: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

17

Werkdruk, werkdruk, werkdruk

Socialisten en sociaal-democraten hadden nooitveel bezwaar tegen technologische vooruitgang. Enzo zagen zij ook de mechanisering en later de auto-matisering van industriële arbeid. Het was immersvaak zwaar en vuil werk. Niet iets om te romantise-ren. Het idee dat steeds meer werk door machinesgedaan zou worden en steeds meer machines doorcomputers bestuurd was een mooi vooruitzicht. Erzou immers steeds meer vrije tijd overblijven. Hetwas alleen wel noodzaak om het overgebleven werkgoed te verdelen, net als de opbrengsten uit datwerk. En om de beroepsbevolking zodanig op te lei-den dat ze de nieuwe werkzaamheden – die met de

Werkdruk, werkdruk, werkdruk

Werk is belangrijk, om de kost te verdienen en de samenleving overeind te houden. Het isdaarbij echter goed om in het achterhoofd te houden dat de mens werkt om te kunnenleven. En dus niet andersom: de mens leeft niet om werken en zeker niet om slechts eenzij-dig alleen de taken die bij een betaalde baan horen te vervullen. Wim Kok heeft dat principeuit het oog verloren. Eerst als vakbondsleider en later als minister president heeft hij vanbetaalde arbeid een doel in zichzelf gemaakt. Niet voor niets was ‘werk, werk, werk’ hetparool van zijn eerste kabinet.

nieuwe technieken noodzakelijk werden – zoudenkunnen uitvoeren.

Dat was dan ook de inzet van de vakbonden toeneind jaren ’70 en begin jaren ’80 de werkloosheidopliep: herverdeling van het werk door arbeidsduur-verkorting. Een rechtvaardige eis op basis van on-derlinge solidariteit tussen werkende en werklozewerknemers. De werkgevers wisten toenmalig vak-bondsleider Wim Kok er echter van te overtuigendat ook loonmatiging leidde tot meer werk voorwerkloze vakbondsleden. Ze sloten een historischakkoord: het akkoord van Wassenaar. Sindsdien ishet bevorderen van de werkgelegenheid het doel.

Page 14: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

18

Het middel is het dienen van de belangen van dewerkgevers: loonmatiging en flexibilisering van dearbeidsmarkt. Werkgevers moesten tegen steeds la-gere kosten over de arbeid van werknemers kunnenbeschikken, wanneer ze dat wensten. Anders zoudenze immers steeds meer productie verplaatsen naarlanden met lagere lonen. Kok koos daarmee voorsolidariteit met de werkgevers.

De werkgelegenheid zou inderdaad gaangroeien, maar tegen welke prijs?

LoonmatigingLangzaam maar zeker is Nederland een relatief la-gelonenland in de Europese regio geworden. CDA/VVD-kabinetten hebben onder minister-presidentLubbers de voorwaarde geschapen voor meer laag-betaalde arbeid: een structurele verlaging en be-vriezing van het minimumloon en de sociale uit-keringen. De paarse kabinetten hebben vervolgensonder minister-president Kok vele voormaligwerklozen aan het werk gezet in laagbetaalde ge-subsidieerde banen tegen een beloning die in veelgevallen onder het sociaal minimum ligt. In de Ar-moedemonitor 2000 wordt voor het eerst meldinggemaakt van ‘werkende armen’, working poor diewe de laatste decennia in het Westen alleen uit deVerenigde Staten kenden. Paars heeft tevens deeconomie in het geheel en de arbeidsmarkt in hetbijzonder sterk geflexibiliseerd. Je kunt nu bijnaaltijd alles kopen, maar een 24-uurs economiewaarin iedereen steeds vaker klaar moet staan voorde baas is de schaduwzijde. Er blijft daardoorsteeds minder tijd over om voor elkaar te zorgen enandere onbetaalde – maar tevens onbetaalbare –arbeid te verrichten. En ook het maatschappelijke

leven, het verenigingsleven, rust en ontspanningkomen steeds vaker in de knel.

Werknemers zijn gemiddeld wel korter gaanwerken (eind jaren ’90 gemiddeld 2 procent kor-ter dan in 1990), onder andere door steeds vakerte werken in deeltijdarbeid en dus loon in te leve-ren. Ze hebben in veel gevallen echter niet of nietin verhouding minder taken gekregen. Volgens delaatste twee Arbeidsomstandighedenmonitorenvan het SCP is werken in Nederland topsport ge-worden. Ook uit Europees onderzoek blijkt dat dewerkdruk in Nederland ver boven het Europesegemiddelde ligt. Bovendien is de werknemer inNederland ook gemiddeld het langst onderwegvan huis naar het werk. Eén op de drie werk-nemers werkt regelmatig onder (grote) tijdsdruk.Mogelijk is dat een van de oorzaken van het even-eens grote aantal overuren dat de Nederlandsewerknemer bereid is te maken. Gemiddeld wordt8 à 9 procent van de werktijd nog eens over-gewerkt, waarvan nog geen kwart wordt betaald.Op jaarbasis werkt de gemiddelde werknemer on-geveer evenveel over als hij vakantie heeft. Daar-mee is werkdruk het grootste arbeidsrisico van ditmoment. En dat leidt weer tot veel stress, over-spannenheid en burn-outs. Arbeidsuitval en zelfsarbeidsongeschiktheid zijn slechts een van demaatschappelijke gevolgen.

Ondanks de hoge prestaties blijft de arbeidspro-ductiviteitsontwikkeling toch achter bij andere wes-terse landen. Dat komt met name omdat de werk-gevers lui zijn geworden door de jarenlange loon-matiging. Hun winsten bleven ook zonder nieuwetechnologische ontwikkeling en innovatie wel oppeil. Een andere (aanvullende) verklaring is moge-

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 15: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

19

lijk dat Nederland minder in de opleiding van zijntoekomstige werknemers investeert dan de ons om-ringende landen.

Hoewel werknemers individueel (iets) minderzijn gaan werken, wordt er per gezin wel meer tijdin betaalde arbeid gestoken. (Tel daarbij op deextra tijd die mensen tegenwoordig kwijt zijn aanwoon-werkverkeer en je weet waarom de zorg ende vrije tijd in de knel zit.) Was tien jaar geledennog één op de drie gezinnen tweeverdiener, nu isdat twee op de drie. En alleen de toename van dewerktijd verklaart de toegenomen materiële wel-vaart van de meeste huishoudens. Het gemiddeldehuishoudinkomen van een alleenverdiener is tus-sen 1990 en 1998 namelijk met ongeveer € 545 opjaarbasis (prijzen 1995) afgenomen en het inko-men van een alleenstaande is ook met € 275 ge-daald.

Eenzijdige blik op betaalde arbeidVanuit emancipatorisch oogpunt is het een goedezaak dat traditionele rolpatronen doorbroken wor-den en vrouwen vaker participeren op de arbeids-markt. Het is echter hoogst kwalijk dat emancipa-tie tegenwoordig slechts afgemeten lijkt te wordenaan het hebben van betaalde arbeid. Dat de onbe-taalde zorg en ander vrijwilligerswerk in de knelkomt is zorgelijk. Hiervoor moet veel meer aan-dacht komen. Maar niet alleen voor de zorg, maarjuist ook de vrije tijd wordt steeds schaarser. Ter-wijl de gemiddelde Nederlander (van 12 jaar enouder) sinds Paars aantrad ruim 2 uur meer perweek is gaan werken, heeft dezelfde gemiddeldeNederlander 2,5 uur minder vrije tijd per week.Nederland zit met het wettelijk verplichte aantal

Werkdruk, werkdruk, werkdruk

van 20 vakantiedagen op de Europese bodem. Ookhet feitelijk gemiddelde aantal genoten vakantie-dagen ligt in Nederland ruim onder het Europesegemiddelde. Het aantal verplicht vrije feestdagenis in Nederland met 7 zelfs het absolute laagte-record in de EU. De eenzijdige blik op het hebbenvan betaalde arbeid heeft tenslotte de kwaliteit vande arbeid naar de achtergrond verdrongen. Niet al-leen de arbeidsvoorwaarden, maar ook de arbeids-omstandigheden laten een hoop te wensen over.Behalve werkdruk noemen we nog slechts RSI, tezwaar tillen, werken met giftige stoffen, gevaarlij-ke trillingen, hard geluid en zonder daglicht alstopje van de ijsberg aan arbeidsrisico’s.

Wij vinden de mens belangrijker dan de economie.Werk is belangrijk in het leven van de mens, maardan wel veilig, gezond, plezierig werk tegen een fat-soenlijke beloning en met voldoende ruimte voorzorg, rust en vertier.

De arbeidsvoorwaarden zijn voornamelijk een re-sultaat van onderhandeling en soms strijd tussenwerkgevers enerzijds en werknemers en hun bondenanderzijds. Wij menen dat de bonden niet langermee zouden moeten doen met de lofzang zingenover de laatste twintig jaar loonmatiging, anderzijdsmoeten we erkennen dat de loonvorming wel pri-mair een zaak is van werkgevers en de bonden en debij hun aangesloten werknemers. De overheid moetechter wel waar mogelijk de afgesproken CAO’salgemeen verbindend verklaren en duidelijke mini-mumnormen stellen. Dat geldt voor een minimum-loon, maar ook voor arbeids- en rusttijden en ar-beidsomstandigheden.

Page 16: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

20

Recht op veilig werkWerknemers hebben recht op veilig werk en daarbijhoort een duidelijke wettelijke vastlegging van deminimale arbeidsomstandigheden. Als routinematigmeer dan 25 kg tillen medisch onverantwoord blijktte zijn, dan moet dat in de gangbare arbeid eenvou-dig verboden worden. Als je van werken met stoffenwaarin veel oplosmiddelen zitten (bijvoorbeeld inverf) ziek wordt (OPS), dan moet het werken metdeze stoffen verboden worden. Als je van langdurigbeeldschermwerk onder tijdsdruk en zonder pauzesRSI (Repetitive Strain Injuries, zoals bijvoorbeeldeen ‘muisarm’) kunt krijgen, dan moet dat verbodenworden.

Voor een deel van de arborisico’s is dat reeds hetgeval, maar voor het andere deel moeten werk-gevers en werknemers volgens de regering samenmaar oplossingen zoeken, door zogenaamde arbo-convenanten af te sluiten. Volgens Paars leidt deze‘decentralisatie van het arbeidsomstandigheden-beleid’ tot maatwerk. Maar – we blijven even bij hetvoorbeeld van RSI – door alle convenanten diereeds zijn afgesloten en die nog in de steigers staanwordt maximaal de helft van de risicogroep voorRSI bereikt. Het totaal aantal werknemers dat regel-matig te maken heeft met belangrijke arbeidsrisico’sis in de periode 1996-1999 bovendien gestegen.Blijkbaar werkt deze decentralisatie dus niet zogoed. Het individuele belang van de werkgever – zomin mogelijk uitgeven aan zaken die geen verhoog-de winst opleveren – is hier natuurlijk ook strijdigmet het algemeen belang en met het individuele be-lang van de werknemer. Daarom vinden wij dat dewerknemer recht heeft op wéttelijke beschermingtegen onverantwoorde arbeidsrisico’s.

HandhavingVeilig werk wordt alleen gegarandeerd als de regelsook gehandhaafd worden. Daarvoor is een uitbrei-ding van de capaciteit van de Arbeidsinspectie no-dig. De gehele buitendienst bestaat nu uit niet meerdan 425 personen. Niet meer dan 40 procent van huntijd wordt besteed aan inspecties van de arbeidsom-standigheden. Daardoor kunnen zij jaarlijks onge-veer 20.000 inspecties uitvoeren, waarvan ruim dehelft wordt afgesloten met een waarschuwing, boeteof maatregel. Dit lijkt heel wat, maar op ruim eenhalf miljoen bedrijven in Nederland en zes miljoenwerknemers is de pakkans bij overtreding niet erggroot. Dat gokje wil een beetje ondernemer nog welnemen.

Maar een uitbreiding van het aantal inspecteurs inde buitendienst alleen is niet voldoende. De Arbeids-inspectie moet ook over adequate controle-instrumenten kunnen beschikken. Om RSI (na werk-druk het grootste arbeidsrisico van deze tijd) tegen tegaan moeten de wettelijke regels ten aanzien vanmaximale werk- en minimale pauzetijden bij beeld-schermwerk bijvoorbeeld strenger gecontroleerdworden. Ter bevordering daarvan moet er een regis-tratieplicht komen van beeldschermwerktijden – bij-voorbeeld met een beeldschermtachograaf, want nustaat de Arbeidsinspectie bij de controle van de beeld-schermwerk- en pauzetijden met lege handen. Dewettelijke bepaling voor maximale beeldscherm-werktijden is daardoor slechts een dode letter.

De Arbeidsinspectie moet voortaan niet alleen dewerk- en rusttijden van de Arbeidstijdenwet contro-leren, maar ook die in de CAO’s zijn vastgelegd.Het zelfde geldt bovendien voor de overwerkbepa-lingen.

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 17: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

21

Tot slot moeten de boetebedragen voor werkgeversvoor moedwillige overtredingen van de Arbeids-omstandighedenwet en Arbeidstijdenwet zoveelworden verhoogd, dat de statistisch te verwachtenstraf – pakkans maal boete – een stuk onaantrekke-lijker is dan de besparing door het ontduiken van dewet.

Recht op voldoende rustVeilig werk impliceert ook voldoende rust. Nietvoor niets is werkdruk – het grootste arborisico aanhet begin van deze eeuw – het gevolg van onvol-doende rust. Maar niet alleen op het werk, ook daar-buiten kan werkstress ontstaan. Door de combinatievan te veel verplichtingen op het werk en thuis.Daarom moeten de (zorg)verlofregelingen wordenverruimd en moeten we meer vrije tijd krijgen omtussendoor op adem te kunnen komen.

In ieder geval moet er meer ruimte komen voor dezorg voor kleine kinderen. Wij kiezen in de eersteplaats voor een uitbreiding van het ouderschapsver-lof, omdat vaders en moeders dit beiden kunnen op-nemen. Alleenstaande ouders – die komen vaak alseerste in de knel – zouden dubbel ouderschapsverlofmoeten kunnen opnemen. We willen bovendien eenwettelijk recht op betááld ouderschapsverlof. Wanter bestaat nu reeds een recht op onbetaald ouder-schapsverlof, maar met name voor de lagere in-komens is dit veelal een luxe die men zich niet kanveroorloven. Slechts in een klein aantal CAO’s be-staat momenteel een regeling voor doorbetaling van(een gedeelte van) het loon. Het voorstel is om wet-telijk doorbetaling van ten minste 70 procent van hetloon verplicht te stellen. De huidige fiscale stimule-

Werkdruk, werkdruk, werkdruk

ringsregeling kan daarbij blijven bestaan, zodat deoverheid (maximaal) de helft van deze kosten draagten de werkgever de rest zal moeten betalen.

De eenvoudigste manier om iedereen meer vrije tijdte geven is meer (verplicht vrije) feestdagen tebenoemen. We stellen voor vijf extra feestdagen tebenoemen, zodat we met onze verplicht vrije dagen(inclusief het gemiddelde aantal vakantiedagen) on-geveer op het Europese gemiddelde komen. Neder-land heeft nu met slechts zeven verplicht vrije feest-dagen het laagste aantal feestdagen van de EU. Voornieuwe vrije dagen zou bijvoorbeeld gedacht kun-nen worden aan 1 mei – in bijna heel Europa eenvrije dag, – aan onze nationale bevrijdingsdag enbijvoorbeeld een dag van de democratie (een dagvrij wanneer er gestemd moet worden). Maar zou-den we naast onze christelijke feestdagen niet ookde belangrijkste islamitische feestdagen (offer- ensuikerfeest) vrij geven?

Tenslotte wensen we niet alleen méér vrije tijd,maar ook meer collectieve beleving van onze vrijetijd. Vrijetijdsbesteding, zoals maatschappelijkeparticipatie en verenigingsleven, lijden meer enmeer onder het gebrek aan collectieve rustmomen-ten. Niet zozeer de betaalde arbeid, als wel deevenzeer noodzakelijke huishoudelijke werkzaam-heden verplaatsen zich naar de avonduren en deweekeinden. Sinds de zaterdag in de Arbeidstij-denwet 1996 weer een ‘gewone’ werkdag gewor-den is, willen steeds meer werkgevers af van detoeslagen voor werk op zaterdag – waarna mensengoedkoper in het weekeinde aan het werk gezetkunnen worden. Voor werken op zaterdag moet

Page 18: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

22

weer ‘nee, tenzij’ gaan gelden. Dat kan door in deArbeidstijdenwet voor de zaterdag vergelijkbareuitzonderingsregels op te nemen als nu voor dezondag gelden.

VoorwaardenscheppendDe overheid moet niet alleen de minimumeisen metbetrekking tot arbeidsomstandigheden en -voor-waarden vastleggen, maar moet ook zelf voorwaar-den scheppen voor werknemers om zich op de ar-beidsmarkt te kunnen begeven. Met het verlaten vanhet kostwinnersmodel moet de overheid daaromzorgen voor voldoende toegankelijke en professio-nele kinderopvang. Het aantal plaatsen moet daartoeworden uitgebreid, de tussenschoolse opvang moetworden geprofessionaliseerd en de peuterspeelzalenmoeten een basisvoorziening worden zonder drem-pels en wachtlijsten. Het personeel in de kinder-opvang dient goed gekwalificeerd te zijn en beter teworden betaald.

Maar ook hier geldt dat de overheid niet alle na-druk op betaalde arbeid alleen mag leggen. En dusook voorwaarden moet scheppen om naast betaaldearbeid nog andere belangrijke taken te kunnen ver-vullen. Echte emancipatie bereik je namelijk paswanneer vrouwen én mannen kunnen kiezen hoe zede taken willen verdelen. Daarbij hoort ook de mo-gelijkheid voor ouders – vaders én moeders – om,zolang het kind leerplichtig is, zelf voor de opvangen de opvoeding te willen zorgen. Een alleenstaandeouder met een nog leerplichtig kind zou nimmer ge-dwongen mogen worden een betaalde baan te aan-vaarden, ook niet als deze alleenstaande ouderafhankelijk is van bijvoorbeeld een bijstandsuit-kering.

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 19: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

23

PreventieNatuurlijk zijn ongevallen en ziekte niet in alle ge-vallen te voorkomen, maar op het gebied van de 43procent arbeidsongeschiktheid die een relatie heeftmet het werk (volgens TNO-Arbeid) zijn er in depreventieve sfeer nog veel onvolkomenheden. Vandeze arbeidsongeschiktheid heeft de helft te makenmet psychische belasting, vaak als gevolg van hogewerkdruk of de lichamelijke belasting van een ver-

Ziek van het werk?

Telkens als het magische aantal van een miljoen arbeidsongeschikten nadert slaat de paniekin de politiek toe. De vorige keer dat de miljoenste arbeidsongeschikte zich aan de verrehorizon aandiende, verbond toenmalig premier Lubbers zijn politieke lot zelfs aan dit aantal.De vorige grote ingreep in de WAO dateert dan ook uit deze tijd. Het kabinet Lubbers-Kokpakte toekomstige WAO’ers hard aan en bestaande WAO’ers moesten allemaal volgensstrengere normen herkeurd worden. De weerstand was groot en CDA en PvdA hebben jarenhun vingers niet opnieuw aan de WAO durven branden. Na een aanvankelijke bescheidendaling van het aantal WAO’ers volgde weer een nieuwe stijging en sinds een paar jaar houdthet miljoen de politiek weer in zijn greep. Paars I en II hebben nauwelijks invloed gehad ophet groeiende aantal arbeidsongeschikten.

keerde werkhouding of repeterende bewegingen.Maar ook bedrijfsongevallen als gevolg van gevaar-lijke werkomstandigheden of als gevolg van gevaar-lijk gedrag van werknemers en beroepsziekten alsgevolg van werken met gevaarlijke stoffen zorgenvoor de zogenaamde instroom in de arbeidsonge-schiktheidsregelingen.

Over het recht op veilig werk handelt het vorigehoofdstuk. Het is echter duidelijk dat veilig werk het

Ziek van het werk?

Page 20: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

24

arbeidsverzuim fors zal doen afnemen en dat geldtdus ook voor de WAO-instroom. Werkdruk en RSIzijn samen alleen al goed voor 22 procent van deinstroom in de WAO.

ZorgIedereen kan bedenken dat de zorg voor zieken vangroot belang is in het kader van snelle genezing enhet voorkomen van verslechtering en uiteindelijk ar-beidsongeschiktheid. De gezondheidszorg is echtervele jaren nogal stiefmoederlijk behandeld, waar-door lange wachtlijsten zijn ontstaan. De gemiddel-de wachttijd voor behandeling van psychischeklachten (een belangrijke oorzaak van verzuim) be-draagt momenteel ongeveer negen maanden. Als deklachten inmiddels niet vanzelf zijn verdwenen zitje na negen maanden verzuim al bijna in de WAO.Goedkoop in de gezondheidszorg is dus duurkoopin de WAO geworden.

Behalve de reguliere zorg voor zieken is ook despeciale zorg voor werknemers niet op orde. Dezearbozorg is de verantwoordelijkheid van de werk-gever voor de eigen werknemers, inclusief de ziekewerknemers. Deze zorg behelst onder meer de zorgvoor goede arbeidsomstandigheden, een verant-woorde manier van werken en de begeleiding vanwerknemers bij een verantwoorde werkhervatting.De werkgever sluit voor dergelijke zorg – sinds1996 verplicht – contracten af met commerciëlearbodiensten. Vanaf het begin is er echter gewaar-schuwd dat deze arbodiensten op prijs zouden gaanconcurreren en dat daarom minimale contractenzouden worden afgesloten. Dat is dan ook in demeeste gevallen gebeurd, ondanks het feit dat werk-gevers die reeds sinds jaren hun verantwoordelijk-

heid voor de veiligheid van hun werknemers begrij-pen – bijvoorbeeld in de (petro)chemie – aantonendat goede en duurdere arbocontracten een aanzien-lijke bezuiniging op het ziekteverzuim betekenen.

Na een jaar ziekte belanden de zieke werknemersin de WAO en dan zijn de uitkeringsinstanties (van-af volgend jaar het UWV – UitvoeringsinstituutWerknemersverzekeringen) verantwoordelijk voorde reïntegratie van de werknemer. Het UWV (nunog GAK, Cadans, etc.) heeft echter geen enkeleinvloed op de arbozorg tijdens het dienstverband,noch op de arbozorg in het cruciale eerste ziektejaar.De werkgever (en ‘zijn’ arbodienst) zit in veel ge-vallen maar even de rit uit en is er daarna vanaf. Eenwerknemer die graag weer aan het werk wil of wilvoorkomen dat hij in de WAO komt zal nog wel bijde werkgever of de arbodienst aan de bel trekken,maar heeft op de geleverde begeleiding uiteindelijkgeen werkelijke invloed. Een werknemer die van-wege ruzie met de baas niet terug wil zal vermoede-lijk niet eens aan de bel trekken.

Het ‘huzarenstuk’ van staatssecretaris Hooger-vorst, de Wet Poortwachtersmodel zou de controledoor de uitkeringsinstantie op de reïntegratieinspan-ningen in het eerste ziektejaar moeten vergroten.Het dwingt werkgevers en werknemers een reïnte-gratieverslag op te stellen. Hieruit moet de uitke-ringsinstantie kunnen afleiden of beiden wel genoeghebben gedaan om te zorgen dat de werknemer inhet eerste ziektejaar weer aan het werk komt. Werk-gevers kunnen bij onvoldoende inspanning gedwon-gen worden een half jaar extra het loon door te be-talen, werknemers dreigt vanaf 1 januari 2002 eenkorting op de uitkering, helemaal geen uitkering ofzelfs ontslag. De werkgevers blijven middels uit-

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 21: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

25

besteding van de arbozorg echter verantwoordelijk.Afspraken over minimumnormen aan een reïntegra-tieverslag veranderen het principe dat de meestewerknemers zo min mogelijk aan hun arbodienstwillen betalen helaas niet.

Het voorstel van de commissie DonnerDe belangrijkste aanbeveling van de commissieDonner, die in opdracht van de regering de WAO-problematiek heeft geanalyseerd, is om gedeeltelijken tijdelijk arbeidsongeschikten voortaan geenWAO-uitkering meer te geven. De werkgever blijfteen jaar langer verantwoordelijk voor de loondoor-betaling. Werkgever en werknemer moeten samenwerken aan reïntegratie, eventueel bij een anderebaas. Als de werknemer niet binnen twee jaar aaneen (minder betaalde) baan is geholpen volgt WWof de bijstand.

De essentie van het advies van de commissieDonner is het maken van een onderscheid tussenzogenoemd echte arbeidsongeschikte werknemers,die onherroepelijk, permanent en volledig arbeids-ongeschikt zijn, en de rest. Dat onderscheid ismoeilijk, want ook gedeeltelijke arbeidsonge-schiktheid kan chronisch zijn en veel volledige ar-beidsongeschiktheid laat zich niet vooraf als per-manent of tijdelijk definiëren. Toch denkt Donnerde instroom met mogelijk tweederde te verminde-ren. Daardoor meent hij niet naar de uitstroom tehoeven kijken, immers door de aard van de nieuwe‘echte’ arbeidsongeschiktheidsgevallen, zal uit-stroom alleen nog kunnen plaatsvinden door over-lijden of pensionering. Daarmee schrijft de com-missie Donner de hele huidige generatie WAO’ersaf, terwijl er nog zo’n 200.000 wettelijk reïnte-

Ziek van het werk?

greerbaar zijn, dan wel zelf aangeven nog te kun-nen en willen werken.

Gedeeltelijk arbeidsongeschikten uit de WAOgooien maakt deze mensen bovendien niet minderarbeidsongeschikt. Het voorstel van Donner steltdeze groep arbeidsongeschikten feitelijk gelijk metandere werkzoekenden, terwijl ze veel minder kansmaakt op de arbeidsmarkt. Het voorstel van de com-missie Donner is daarom een papieren maatregel diealleen in de statistieken iets oplevert: net als in deons omringende landen minder mensen in de WAOen meer in de WW (korter van duur) en meer men-sen in de bijstand (lagere uitkering). Het is duidelijkwie ook nu weer de prijs moeten betalen.

Stelsel en uitvoeringIn het verleden werd de WAO regelmatig doorwerkgevers en werknemers gebruikt om overtolligpersoneel op een redelijk ‘sociale’ manier te latenafvloeien. Nadat in de jaren ’80 eerst de WAO-uit-kering voor werknemers minder aantrekkelijk werdgemaakt, is in de jaren ’90 het hele stelsel op deschop genomen. Werkgevers en werknemers zijn inde uitvoering van de werknemersverzekeringen opafstand gezet, de uitkeringsvoorwaarden zijn nog-maals aangescherpt en er is op verschillende manie-ren marktwerking geïntroduceerd.

Om de werkgevers te laten ‘voelen’ dat ze meermoesten investeren in goede arbeidsomstandighe-den en preventie en begeleiding van ziekte bij hunwerknemers, werden ze financieel meer verant-woordelijk gemaakt voor de kosten van deze ziek-te. Eerst moesten ze twee, respectievelijk zes we-ken loon doorbetalen en vervolgens zelfs het helejaar. De collectieve Ziektewet werd afgeschaft. Dit

Page 22: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

26

had inderdaad een daling van het ziekteverzuim totgevolg. Echter dat effect was deels maar tijdelijkdoordat veel werkgevers het risico alsnog particu-lier verzekerden. Inmiddels is het ziekteverzuim-percentage alweer gestegen tot boven het niveauvan voor de Wulbz (Wet uitbreiding loondoorbeta-ling bij ziekte). Een ander effect van deze ‘privati-sering’ van de Ziektewet was dat werkgevers noghuiveriger werden om werknemers met een groterrisico op ziekte aan te nemen. Bijvoorbeeld ouderewerknemers kregen het moeilijker bij sollicitaties,maar ook mensen met een ziekteverleden. De uit-stroom uit de WAO werd door deze maatregel dusbemoeilijkt.

Een ander probleem dat sinds de privatiseringvan de Ziektewet bestaat is dat werkgevers in heteerste ziektejaar voor de werknemer financieel ver-antwoordelijk zijn, maar de uitkeringsinstantie ver-antwoordelijk is vanaf het moment dat de werkne-mer na een jaar ziekte in de WAO komt. Naarmatehet einde van het eerste ziektejaar nadert, ontstaat erzo een prikkel voor de werkgever om de kosten vanhet ziekteverzuim – als die niet al zijn herverzekerd– maar even uit te zitten, omdat hij dan spoedig vande verantwoordelijkheid voor de zieke werknemeraf zal zijn.

Een zeker gevolg van alle reorganisaties van desociale zekerheid is de grote onzekerheid over detoekomst, waarin de vele medewerkers van de uit-keringsinstanties nu al jaren verkeren. Tezamen meteen groeiende markt voor bedrijfsgeneeskundigenen arbeidsdeskundigen binnen de commerciële ar-bodiensten en reïntegratiebedrijven leidt dit al jarentot personeelstekorten bij de uitvoeringsinstellin-

gen. Dit leidt vervolgens weer tot werkdruk, ver-minderde arbeidsvreugde en werkkwaliteit, te lateen soms onzorgvuldige keuringen en daardoor ach-terstanden en een toenemend tekort aan klantvrien-delijkheid.

Adequate arbozorgVolgens professor Bomhoff van de universiteitNijenrode zou een goede en adequate (arbo)zorg inhet eerste ziektejaar – zonder wachtlijsten – jaarlijks60.000 mensen minder in de WAO doen stromen.Snelle (medische) zorg is daarmee de beste aanpakvan de WAO. Behalve veel meer geld voor de ge-zondheidszorg om de opgelopen schade in te halenis ook een aanzienlijk ruimer budget nodig voor despecifieke arbozorg. Dat bewijzen volgens Nyfer(grote) bedrijven die weinig WAO-instroom veroor-zaken en gemiddeld € 360 tot 450 per jaar per werk-nemer betalen aan arbozorg. Veel werkgevers heb-ben echter een minimaal pakket van rond de € 50.Gemiddeld besteden werkgevers met een externe(ingehuurde) arbodienst nog geen € 90 per werkne-mer. Dat moet dus zeker vier maal zoveel wordenvoor een optimaal zorgpakket.

Nyfer wil dat bereiken door werkgevers te ver-plichten vergelijkbare servicecontracten af te sluitenmet de commerciële arbodiensten die nu hebbenlaten zien dat ze goed presteren. Daarvoor is eensysteem van certificering en benchmarking nood-zakelijk plus een verplicht minimaal contract. Deextra kosten voor de werkgevers voor de arbozorgbedragen dan (berekening van Nyfer) € 1,8 miljardop jaarbasis. Daar tegenover staat een besparing opde ziektekosten van € 0,9 miljard per jaar (in hetkader van de loondoorbetaling in het eerste jaar) en

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 23: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

27

op termijn een nog veel grotere besparing op deWAO-kosten.

Volgens ons blijft deze optie echter leiden tot(enige mate van) prijsconcurrentie en een zekereminimale winstrealisatie die bij publieke uitvoeringachterwege kan blijven. Daarom kan de Arbodienstbeter onafhankelijk en publiek georganiseerd engefinancierd worden, naar voorbeeld van de besteervaringen die nu bij de commerciële arbodienstenzijn opgedaan. Werkgevers moeten zich vervolgensverplicht aansluiten met een maximaal (i.p.v. mini-maal) contract.

De voorbeelden van de beste arbo-contracten dieNyfer aanhaalt zijn nu te vinden bij Akzo Nobel,Shell en DSM. Deze bedrijven hebben reeds een be-langrijke ervaring bij preventie en arbozorgbeleid,vanwege de grote arborisico’s in de chemische in-dustrie. Zij zijn in staat met een arbo-budget van€ 275 per jaar per werknemer beduidend lagereziekte- en WAO-instroomcijfers te behalen dan an-dere (vergelijkbare) bedrijven. Daarnaast geven zijnog extra middelen uit aan het inkopen van extra(private) gezondheidsdiensten. Daarvoor kiezen wijniet, omdat een tweedeling in de zorg tussen werk-nemers en anderen ongewenst is. De gezondheids-zorg moet voor iedereen verbeterd worden. Enwachtlijsten niet alleen voor werknemers, maarvoor iedereen opgeheven worden. Daarmee is onzeoplossing weliswaar duurder, maar niet mindereffectief en wel eerlijker en socialer.

De diensten die de publiek gefinancierde arbo-diensten in ieder geval zullen moeten leveren zijn –bovenop de basisdiensten die de meeste arbodien-sten nu reeds leveren – intensieve verzuimbegelei-ding, verzuim- en arbeidsomstandighedenspreek-

Ziek van het werk?

uren, maar ook conflictbemiddeling en stresspre-ventie. (Dit heeft een belangrijk drukkend effect oppsychisch ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid,toch behoort het nu zelden tot de arbocontracten.)

De forse investeringen in de gezondheidszorg en dearbozorg zullen na enige tijd – volgens de aannamenvan instituut Nyfer – leiden tot een reductie van deWAO-instroom met tweederde. Uitgaande van dehuidige instroom ruim 66.000 minder WAO’ers perjaar ten opzichte van de huidige ontwikkeling. Deeffecten zullen met enige vertraging optreden – on-der andere omdat de wachtlijsten niet direct zijnweggewerkt, maar op de korte termijn van de vol-gende regeerperiode kan het aantal WAO’ers naarschatting wel al met 50.000 omlaag. Uiteindelijk zalhet totale aantal WAO’ers door deze maatregelenwel met ongeveer tweederde afnemen, wat eenenorme collectieve besparing zal opleveren. De no-dige investeringen zullen dubbel en dwars wordenterugverdiend.

StelselAls de werkgever niet zelf meer hoeft te bepalen wathij voor zijn arbocontract wil betalen – omdat weeen optimaal contract verplicht willen stellen, dankan de overheid dus voortaan net zo gemakkelijkhiervoor gewoon een premie heffen. Het ligt voor dehand dat deze premie door het UWV – de publiekeuitvoerder van de werknemersverzekeringen –geïnd gaat worden, omdat het immers gaat om kos-ten ter preventie van en begeleiding bij ziekte enarbeidsongeschiktheid en het UWV ook de premievoor de WW en de WAO int. Het UWV sluit ineerste instantie contracten met de huidige, gecertifi-

Page 24: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

28

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

ceerde arbodiensten. Op termijn kunnen de onaf-hankelijk en regionaal opererende arbodienstenzelfs onderdeel worden van het UWV of van deCentra voor Werk en Inkomen. Het UWV is danvoortaan van meet af aan verantwoordelijk voor dereïntegratie van de zieke werknemer en de huidige,ongewenste knip in de verantwoordelijk na het eer-ste ziektejaar is verdwenen. Er bestaat dan echterook geen reden meer voor het continueren van dehuidige situatie dat de werkgever het loon moetdoorbetalen in het eerste ziektejaar. Een onafhanke-lijke arbodienst is immers betrokken bij het preven-tiebeleid en de verzuimbegeleiding en de Arbeids-inspectie is voldoende toegerust voor een adequatecontrole op de arbeidsomstandigheden. Na twee ofzes weken ziekte komt een werknemer daarom weerin de opnieuw ingevoerde Ziektewet, die eveneensdoor het UWV wordt uitgevoerd. Wanneer eenwerkgever niet schuldig is aan de ziekte van dewerknemer, is deze zieke werknemer daardoor geenextreme kostenpost voor de werkgever meer. Enomdat een werknemer met een verhoogde kans opziekte of gebrek voortaan geen financieel risicomeer is voor een werkgever, zal deze werknemeraanzienlijk meer kans maken op de arbeidsmarkt.

Page 25: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

29

De Wet REAOm de uitstroom uit de WAO te bevorderen heeftPaars de Wet REA ((Re)integratie Arbeidsgehandi-capten) ingevoerd. In deze Wet REA zijn veel subsi-diemogelijkheden voor werkgevers bedacht om te

Recht op (re)integratie

Recht op (re)integratie

Als je (chronisch) ziek bent of gehandicapt, wil dat nog niet zeggen dat je in alle gevallenniet zou kunnen werken. Natuurlijk, soms ben je zo ziek of gehandicapt dat je niet kuntwerken. Maar als dat lang duurt dan leer je daar vaak mee omgaan. En dan wil je weerparticiperen in de maatschappij. Een meerderheid van de chronisch zieken en een aardigdeel van de mensen met een lichte lichamelijke handicap bewijzen dagelijks dat participe-ren goed mogelijk is door gewoon naar hun werk te gaan. Soms in hun oude baan – al danniet wat aangepast of met minder uren – soms in een nieuwe baan. Bijna de helft van degedeeltelijk arbeidsongeschikten werkt. In totaal hebben 200.000 WAO’ers een (gedeeltelij-ke) baan en daaruit een inkomen. Maar vele arbeidsgehandicapten lukt het helaas niet omwerk te vinden. Nog eens ongeveer 200.000 WAO’ers zijn op zoek naar een baan, terwijl dearbeidsmarkt nu zelfs krap is. Het is dáárom zo onbevredigend dat er zo weinig aandacht isvoor de arbeidsmarktkansen van deze groep. De commissie Donner bijvoorbeeld richt zichhelemaal op de instroom in de WAO en dus de nieuwe gevallen. Daarmee schrijft die com-missie de bestaande WAO’ers in feite af.

compenseren voor de financiële risico’s van het aan-nemen van ex-WAO’ers. De WAO-premie kan danzelfs omlaag en daarnaast zijn er nog tijdelijke loon-kostensubsidies, reïntegratieuitkeringen en subsi-dies voor aanpassingen van de werkplek mogelijk.

Page 26: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

30

Uit de recente evaluatie van de Wet REA blijkt ech-ter dat deze feitelijk een fiasco is. Al jaren staat er indeze wet een streefcijfer van het beoogde aandeelarbeidsgehandicapten in de beroepsbevolking en aljaren wordt dat bij lange na niet gehaald.

Uit de evaluatie blijkt dat nog veel WAO’erskunnen en willen werken. Volgens wettelijke crite-ria zijn er zo’n 130.000 WAO’ers reïntegreerbaar.Volgens eigen zeggen zijn er bovendien 115.000 –voor een groot deel volledig afgekeurde – WAO’ersop zoek naar werk. In totaal zijn er zelfs ongeveer300 tot 350.000 arbeidsgehandicapten op zoek naarwerk, waarvan ongeveer tweederde een arbeidson-geschiktheidsuitkering ontvangen.

In de evaluatie staat echter ook dat de werk-gevers de subsidies die ze volgens deze wet kunnenkrijgen mooi meegenomen vinden, maar dat ze erhun beslissing om een arbeidsgehandicapte al danniet in dienst te nemen niet door laten beïnvloeden.Dat hoefde niet te verbazen: uit een enquête van deBerckenrode Groep Schiedam onder 13.000 profit-en non-profitinstellingen bleek twee jaar geleden aldat tweederde van deze bedrijven, ondanks bekend-heid met de subsidieregelingen, geen WAO’ers ofgehandicapten in dienst wil nemen.

Financieel risicoWerkgevers blijken vooroordelen te hebben ten aan-zien van de productiviteit van arbeidsgehandicaptenen bang te zijn voor de extra rompslomp en vooralhet financiële risico. De SP heeft daar bij de privati-sering van de Ziektewet al op gewezen (zie vorigehoofdstuk). Paars heeft echter na de privatiseringvan de Ziektewet ook nog premiedifferentiatie enmarktwerking bij de WAO-premies doorgevoerd (de

Wet Pemba). De bedoeling was bedrijven meer ver-antwoordelijkheid te laten voelen voor zieke werk-nemers die zij in de WAO terecht laten komen.Naarmate een werkgever meer WAO’ers ‘produ-ceert’, betaalt hij meer WAO-premie. De vervuilerbetaalt. Een eenvoudige gedachte, maar helaas heeftde maatregel nog niet laten zien dat hij ook daad-werkelijk werkt. Wel zijn werkgevers nóg huiveri-ger geworden om werknemers met een meer dangemiddeld risico op ziekte of arbeidsongeschiktheidin dienst te nemen. Prikkels en privatisering, de eva-luatie van het Wulbz / Pemba-complex door onder-zoeksbureau AS/tri in samenwerking met TNO Ar-beid, concludeert in ieder geval dat reïntegratie bijeen nieuwe werkgever de laatste jaren eerder moei-lijker dan vlotter verloopt. We willen daarom behal-ve een herinvoering van een collectieve Ziektewetook de Pemba afschaffen om het financiële risicovan het aannemen van een arbeidsgehandicapte nietbij een werkgever neer te leggen, maar juist collec-tief te dragen. Werkgevers moeten immers juist aan-gemoedigd worden om hun maatschappelijke ver-antwoordelijkheid te nemen en ook chronisch ziekeof gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers eenbaan te gunnen.

Private reïntegratiemarkt?De paarse partijen hebben hun eigen oplossing be-dacht. Zij hebben de structuur van de sociale zeker-heid opnieuw helemaal overhoop gegooid en dereïntegratie van werknemers aan de markt toebe-dacht. Te vrezen valt echter dat – net als bij de com-merciële arbodiensten – het kostenaspect het zalwinnen van een degelijke kwaliteit van de reïntegra-tiediensten. Er zal waarschijnlijk geconcurreerd

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 27: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

31

gaan worden op goedkope kwantiteit aan snellereïntegratietrajecten, zonder dat kwaliteit en duur-zaamheid van de reïntegratie van de betrokkenwerknemer een grote rol zal spelen. De commer-ciële reïntegratiebedrijven zullen daarbij allemaalde krenten uit de pap (de gemakkelijk aan het werkte helpen werknemers) najagen. Bovendien zal ookeen gespecialiseerd reïntegratiebedrijf oplopen te-gen de onwil van de werkgevers.

Wij vinden de arbeidsbemiddeling een publiekeverantwoordelijkheid die niet afgeschoven zoumoeten worden op de particuliere markt. Bij de een-voudige arbeidsbemiddeling wordt dat ook erkend:die wordt publiek door de Centra voor Werk enInkomen uitgevoerd. Alleen bij de relatief lastigebemiddeling van langdurig werklozen en ziekewerknemers heerst nu de vreemde opvatting dat demarkt dat beter zou kunnen. De middelen die hier-voor ingezet worden zijn veelal publiek en zoudendaarom ook publiek besteed moeten worden. Demiddelen in handen van private bedrijven zijn nietgoed op doelmatig gebruik door de overheid contro-leerbaar. Net als bij de arbodiensten moeten ook dereïntegratiebedrijven hun winsten halen uit deze pu-blieke middelen, zonder dat daar voor de overheidcontrole tegenover staat.

Verbod op discriminatieVolgens een rechtsvergelijkend promotieonderzoekvan de jurist A. Hendriks aan de Universiteit vanAmsterdam zouden met kleine aanpassingen aan dewerkplek zo’n 500.000 arbeidsgehandicapten extraaan banen geholpen kunnen worden. Hij baseertzich op een vergelijking met de Verenigde Statenwaar discriminatie van gehandicapten bij wet ver-

Recht op (re)integratie

boden is en waar werkgevers die de verdenking opzich laden toch te discrimineren met een mogelijkerechtszaak worden bedreigd. Hier is volgens Hen-driks 2 procent van de beroepsbevolking arbeids-gehandicapt, terwijl 15 procent van de potentiëleberoepsbevolking een arbeidshandicap heeft. In deVS werkt de helft van alle gehandicapten. De werk-gevers betalen daar de nodige aanpassingen ook nogeens zelf à 200 dollar gemiddeld. De gehandicaptenzouden hier daarom ook een wettelijk recht op(re)integratie moeten hebben door discriminatie vangehandicapten ook in Nederland te verbieden. Vol-gens artikel 1 van de grondwet is discriminatie ver-boden, maar tot op heden is dat voor gehandicaptennog niet nader uitgewerkt. Als gevolg van een Euro-pese richtlijn gaat dat binnenkort eindelijk welgebeuren, nadat een voorstel hiertoe al jaren in voor-bereiding is.

De verwachting is alleen niet dat op korte termijnook werkelijk 500.000 mensen uit de WAO zullenstromen. Ten eerste is de groep arbeidsgehandicap-ten die op zoek is naar werk – zich in staat acht tewerken – op dit moment niet groter dan 300.000 tot350.000 personen (waarvan ongeveer tweederdemet een uitkering). Ten tweede kent Nederland veelminder een claimcultuur dan de VS, waardoor werk-gevers nog steeds niet allemaal gewillig hun mede-werking zullen verlenen door voldoende banen terbeschikking te stellen.

Meer arbeidsgehandicapten aan het werk metbehoud uitkeringsrechtenHet aantal arbeidsgehandicapten dat werk zoektzal vermoedelijk op enige termijn wel toenemenals gevolg van een grotere daadwerkelijke kans om

Page 28: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

32

ook te slagen in het vinden van een baan. Daar-naast mag van gedeeltelijk arbeidsongeschiktendie reïntegreerbaar zijn ook enige inspanning wor-den verwacht als tegenprestatie voor het recht op(re)integratie. Tot slot kunnen meer arbeidsgehan-dicapten met een uitkering over de streep wordengetrokken wanneer ze hun recht op een uitkeringniet onmiddellijk kwijtraken bij het hervatten vanhet werk. Nu worden WAO’ers snel afgeschat endat weerhoudt sommigen ervan om werk te hervat-ten uit angst weer terug te vallen in een groteremate van arbeidsongeschiktheid. Het is daaromverstandiger om het recht op een uitkering nawerkhervatting nog een aantal jaar te laten door-lopen, maar alleen de verdiensten uit de arbeid(deels) te verrekenen.

Minimaal sociaal aandeelOm werkgevers over de streep te trekken zijn –getuige de halsstarrige weigerachtige houding vanhet gros – meer onorthodoxe maatregelen nodig. Dewerkgevers zullen verplicht moeten worden om meete werken aan de (re)integratie van arbeidsgehandi-capten. De Wet REA kent de mogelijkheid om voorbedrijven vast te stellen hoeveel arbeidsgehandicap-ten zij in dienst moeten nemen. Er staat nu echtergeen sanctie op het niet nakomen van dit minimaalsociale aandeel (quotum), maar dat is eenvoudig teveranderen. In Duitsland bijvoorbeeld heeft mendaarvoor een effectief boetesysteem ontwikkeld. Bijonze oosterburen moeten (middel)grote bedrijvenverplicht 6% arbeidsgehandicapten in dienst heb-ben. Op het niet nakomen van dat quotum staat eenboete van 200 DM (1997) per maand per onvervuldearbeidsplaats. Volgens een vergelijkend onderzoek

van reïntegratieinstrumenten in het buitenland (doorR. Prins en E. Meijerink, AS/tri, 1997) wordt ditaandeel in Duitsland niet gehaald, maar is er wel eenveel groter deel van de arbeidsgehandicapten aanhet werk dan in Nederland: 4,3 procent in Duitsland(1994) tegen 1,6 procent in Nederland (1995/1996).

Waarschijnlijk is dit aandeel sindsdien in Ne-derland door de krappe arbeidsmarkt wel wat ge-stegen. Volgens het ministerie van Sociale Zakenen Werkgelegenheid is het aandeel arbeidsgehan-dicapten op de arbeidsmarkt nu 3 procent. Als je denieuwe ruimere definitie van arbeidsgehandicapthanteert zelfs nog meer. In Nederland tellen nu alleWAO’ers en iedereen met een voorziening in hetkader van de Wet REA mee en bovendien nog dewerknemers in de SW-bedrijven. Maar in Duits-land hanteren ze juist een strengere definitie, daargeldt het criterium dat je schwerbehindert moetzijn, dat wil zeggen meer dan 50 procent arbeids-ongeschikt. Het verschil tussen Nederland enDuitsland is zeker 2 procent van de beroepsbevol-king aan arbeidsgehandicapten die in Duitslandwel in het gewone bedrijfsleven werkt en in Neder-land niet.

In Nederland zou voorlopig een minimaal sociaalaandeel moeten worden gehanteerd van 5 procentarbeidsgehandicapten voor middelgrote bedrijvenen instellingen (iets lager dan in Duitsland alsovergangsmaatregel) en van 7 procent voor de gro-te werkgevers (meer dan 100 werknemers) met eenboete van € 140 per onvervulde werkplek voor eenarbeidsgehandicapte werknemer per maand. Degrote werkgevers zijn (deels) immers de hoofd-leveranciers van de WAO en zij kunnen door het

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 29: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

33

grotere verloop van personeel sneller inspelen opdeze nieuwe prikkel. De oude, strengere definitievan de WAGW zou moeten worden gehanteerd.Als we de WSW’ers buiten beschouwing laten –die werken immers voor het overgrote deel voor deSW-bedrijven en niet voor het reguliere bedrijf -dan is het gemiddelde nu ongeveer 2,7 procent. Ditzal naar verwachting bij de kleine werkgevers – alsgevolg van deze maatregel – nauwelijks verande-ren, maar bij de middelgrote en vooral de grotewerkgevers zal het opheffen van het financiële risi-co van de loondoorbetaling bij ziekte en de Pembain combinatie met de negatieve prikkel als gevolgvan het boetesysteem bij het quoteringsbeleid ver-moedelijk een grote gedragsverandering tot standbrengen.

Er is geen aanleiding om aan te nemen dat werk-gevers in Nederland zich totaal anders zoudengedragen dan werkgevers in Duitsland. Wanneer deprikkels die aan werkgevers worden gegeven verge-lijkbaar zijn, zal er ook een vergelijkbaar handelente verwachten zijn. Om het werkgevers nog gemak-kelijker te maken stellen we voor om de aanpassin-gen aan de werkplek – net als nu al kan in de WetREA, en net als nu ook in Duitsland gebeurt – integenstelling tot in de VS collectief te financieren.De werkplekaanpassingen worden dus betaald uit deREA-middelen. Zij worden aan de werkgever be-taald, tenzij de aanpassingen gemakkelijk zijn meete nemen naar een volgende werkplek, dan krijgt de(gehandicapte) werknemer de aanpassing. Verderworden de kosten van eventueel noodzakelijke om-en bijscholing gesubsidieerd. Loonkosten wordenniet meer gesubsidieerd, omdat uit verschillende

Recht op (re)integratie

studies – inclusief de evaluatie van de Wet REA – isgebleken dat dergelijke subsidies nauwelijks effec-tief zijn.

150.000 arbeidsgehandicapten aan het werkHet gemiddelde effectieve minimaal sociale aan-deel voor middelgrote en grote werkgevers ligtruim boven de 6 procent (er werken meer mensenbij grote dan bij middelgrote werkgevers), dus ho-ger dan het quotum voor (middel)grote werkgeversin Duitsland. De boete is met € 140 per onvervuldeplek per maand eveneens hoger dan in Duitsland.En er zijn na het terugdraaien van de privatiseringvan de Ziektewet en de afschaffing van de Pembageen prikkels meer die een tegenovergesteld effecthebben van het gewenste effect. Er is daarom geenaanleiding te veronderstellen dat het aandeel ar-beidsgehandicapten niet tot minimaal vergelijkba-re hoogte als in Duitsland zal stijgen. Een toenamevan dit aandeel met 2 procentpunt betekent bijna150.000 arbeidsgehandicapten extra aan het werk.Met een aanbod van ruim 300.000 werkzoekendearbeidsgehandicapten zou dit moeten kunnen luk-ken. En met 200.000 openstaande vacatures enjaarlijks bijna 1 miljoen nieuwe vacatures die voorhet grootste deel ook weer vervuld worden kan ditop redelijk korte termijn gerealiseerd worden. In-dien de arbeidsmarkt krap blijft, zal zelfs het ver-dringingseffect minimaal zijn. Naar verwachting isongeveer tweederde van de nieuw door arbeids-gehandicapten vervulde banen voor mensen meteen (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering.150.000 arbeidsgehandicapten, waarvan 100.000WAO’ers (of mensen met een Waz- of Wajong-uitkering) binnen vier jaar aan het werk is daarom

Page 30: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

34

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

een reële doelstelling. Als het meezit kan de doel-stelling nog binnen deze termijn positief wordenbijgesteld. Als er na een jaar onvoldoende effectwordt behaald, kunnen boetebedrag of quotum-percentage worden aangepast om doelstelling als-nog te halen.

Page 31: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

35

Gesubsidieerde uitbuiting

Sociale Werkvoorziening moet vooral socialevoorziening blijvenSommige werknemers zullen door hun specifiekehandicap(s) nooit productief genoeg zijn om in het

Gesubsidieerde uitbuiting

Het arbeidsmarktbeleid kent vele facetten: bemiddeling, activerende uitkeringen, de ver-schillende subsidieinstrumenten in het kader van de Wet REA (zie vorig hoofdstuk), overigesubsidies voor scholing, training en activering, loonkostensubsidies en gesubsidieerdearbeid. Gesubsidieerde arbeid bestaat al sinds lange tijd, met name sinds de invoering vande Wet Sociale Werkvoorziening. Deze WSW biedt arbeidsplaatsen aan mensen die vanwegelichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen alleen onder aangepaste omstandig-heden kunnen werken. Daarnaast is sinds de jaren ’80, toen de langdurige werkloosheidstructureel begon te worden, nieuwe gesubsidieerde werkgelegenheid gecreëerd. Eerst inde Jeugd Werk Garantiewet en de Banenpools, die met de Melkert-2-banen in 1998 zijnopgegaan in de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en later de Melkertbanen die sindsPaars II Instroom/Doorstroombanen heten (I/D-banen). Het arbeidsmarktbeleid is vooral inde jaren ’90 aanzienlijk uitgebreid, waarvoor nu bijna drie maal zoveel middelen wordenuitgetrokken als in 1990 en bijna twee maal zoveel als in 1994. Sinds het aantreden vanPaars is de uitbreiding vooral op het conto gekomen van Melkert en zijn gesubsidieerdebanen, waarvan er nu zelfs iets meer zijn dan de 90.000 WSW-arbeidsplaatsen.

particuliere bedrijfsleven rendabel te kunnen wer-ken. Zelfs als we van alle werkgevers eisen dat zehun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemenen een minimaal sociaal aandeel arbeidsgehandi-

Page 32: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

36

capten werk bieden, dan nog zullen er mensen op deWSW blijven aangewezen. Bijvoorbeeld mensendie speciale begeleiding nodig hebben die een regu-liere werkgever niet kan bieden. Voor hen dient desociale werkvoorziening daarom gehandhaafd enwaar nodig uitgebreid te worden om een beschuttebaan met een normale functiebeloning te bieden.

De sociale aard van SW-bedrijven botst met dehuidige budgetfinanciering. Deze leidt namelijk totwinst- en dus productiemaximalisatie die – net als inhet gewone bedrijf – kan leiden tot werkdruk en-stress. Uit een onderzoek van de WSW-werkgroepvan de SP is gebleken dat een deel van de werkne-mers in de SW-bedrijven ervaart dat de werkdruk alsgevolg van de invoering van de budgetfinancieringis toegenomen en – mede als gevolg daarvan – ookde spanningen tussen de werkvloer en de leidingge-venden. Deze omstandigheden zijn zeer ongewenstin het licht van sommige van de specifieke handi-caps van de werknemers. En meer in het algemeenstrijdig met het sociale aspect van de beschuttewerkomgeving. De budgetfinanciering moet daar-om op de helling. Niet het budget maar de behoeftedient in de sociale werkvoorziening bepalend tezijn. Wij zijn daarom ook voorstander van een pu-blieke uitvoering van de WSW. Ter voorkoming vanongewenste uitval moeten werknemers in de socialewerkvoorziening meer worden betrokken bij het be-palen van een acceptabel werktempo.

De (re)integratie van werknemers met eenWSW-indicatie naar een reguliere arbeidsplaatsmag verder bevorderd worden, maar uitsluitend opbasis van vrijwilligheid. Na uitstroom moet – zolangiemand een WSW-indicatie houdt – een terugkeer-garantie naar het oude niveau in de beschutte werk-

omgeving blijven gelden. Voor een groot deel vande werknemers zal de WSW echter een permanentevoorziening zijn en daarop dient het bedrijf dan ookingesteld te zijn.

Een deel van de WSW’ers heeft een beschermdewerkplek nodig – en soms enige specifieke begelei-ding – maar zou toch liever in het reguliere bedrijfwillen werken. In zulke gevallen biedt detacheringeen uitkomst. De werkgever huurt een goede ar-beidskracht in en krijgt waar voor zijn geld, wanteen eventueel lagere productiviteit wordt door deWSW gesubsidieerd. De werknemer werkt echter ineen gewoon bedrijf met hetzelfde loon als zijn colle-ga’s. Maar wel altijd met de expertise van de SocialeWerkvoorziening om op terug te kunnen vallen.

Gevangen in banenplannenTerwijl de verschillende banenplannen speciaalgericht waren op langdurig werklozen, is de lang-durige werkloosheid sinds 1990 met slechts 13 pro-cent gedaald. Dat concludeert althans het Inter-departementale beleidsonderzoek (IBO) Toekomstvan het arbeidsmarkt beleid in opdracht van de mi-nister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in hetrapport Aan de slag (augustus 2001, ministerie vanSZW, Den Haag).

De Wiw-regeling en de I/D-banen – beide goedvoor ongeveer 45.000 gesubsidieerde banen – heb-ben een overeenkomstige en een verschillende doel-stelling. De overeenkomst in beide regelingen is dathet een werkgelegenheidsinstrument is voor langdu-rig werklozen. Het verschil is dat de Wiw gericht isop werkervaring en uitstroom naar reguliere arbeid(reïntegratiebeleid), terwijl de I/D-baan – hoewelde naam anders doet vermoeden – niet primair is

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 33: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

37

gericht op doorstroming. De I/D-banen zijn banen inde publieke sector die in een behoefte voorzien endaarom een blijvend karakter hebben. Mensen dieechter langdurig in een Instroombaan zitten kunnenin een aantal gevallen doorgroeien naar een Door-stroombaan waar de beloning wat hoger mag zijn.

Hoewel Wiw-banen bedoeld zijn als opstap naarregulier werk, constateert het IBO in Aan de slag datde uitstroom uit de Wiw zeer beperkt is. In 2000 wasde uitstroom uit de regeling niet meer dan 19 pro-cent, waarvan nog een kwart naar een I/D-baan. 85Procent blijft dus ook het volgende jaar in eengesubsidieerde baan. Bij de I/D-banen is dat zelfs 94procent. Dus 9 van de 10 mensen met een gesubsidi-eerde baan (Wiw of I/D) heeft na een jaar nog eengesubsidieerde baan. En naarmate je langer in eengesubsidieerde baan zit wordt de kans dat je er vol-gend jaar nog in zit alleen maar groter. Dit is vooralhet gevolg van de regelingen zelf: de werkgever ofinlener is veelal zeer tevreden, maar financieel nietin staat – of hij heeft geen zin – om de subsidie miste lopen en de werknemer daarom een andere baanaan te bieden of te laten gaan. Het gebeurt zelfs datde werkgever bij interne sollicitaties de niet-gesub-sidieerde baan – ondanks gebleken geschiktheid vande Wiw’er of I/D’er – aan de gesubsidieerde werk-nemer weigert. Met name de laatste tijd komt hetvoor dat – door de krappe arbeidsmarkt – er geennieuwe werknemers voor een gesubsidieerde baanzijn te vinden. Dan wordt er in sommige gevallenmet veel moeite een niet-gesubsidieerde baan ge-creëerd, maar als de werkgever die aan de gesubsi-dieerde arbeidskracht zou gunnen dan had hij met-een weer een niet opgevulde vacature. Dus neemthij voor de nieuwe baan een nieuwe werknemer aan

Gesubsidieerde uitbuiting

– zelfs als deze voor de functie minder geschikt isdan de ervaren Wiw’er of I/D’er. Veel Wiw’ers enI/D’ers zitten aldus gevangen in banenplannen.

Volwaardig werkHoewel het doel van de Melkertbanen was dat hetaanvullende werkgelegenheid moest zijn en geen‘reguliere baan met subsidie’ om verdringing tevoorkomen, wordt daar nu veelal anders over ge-dacht. Vooral veel I/D-banen zijn feitelijk regulierebanen in de publieke sector. De functies (zoalsstadswachten, tramconducteurs, conciërges etc.)zijn een onmisbare aanvulling geworden op de pu-blieke dienstverlening, zo concludeert ook het IBO-rapport Aan de slag. Maar ook veel Wiw’ers doenhetzelfde werk als niet-gesubsidieerde collega’s eneveneens in meerderheid voor de publieke sector.Zowel Wiw’ers als I/D’ers kunnen vaak door denon-profit- en de (semi)publieke instellingen nietmeer gemist worden. De openbare veiligheid, hetonderwijs, de zorg- en de welzijnsector draaien vooreen significant deel op deze arbeidskrachten. Zijdoen veelal het werk dat eerder als reguliere baanwas wegbezuinigd als gevolg van de budgettaireanorexia die de publieke sector in de jaren ’80 en’90 kenmerkte. De conclusie moet zijn dat in verre-weg de meeste gevallen de Wiw’ers en I/D’ers vol-waardig werk verrichten.

Onvolwaardige beloningIs het erg dat Wiw- en I/D-banen doorgaans vol-waardige banen zijn? Nee, natuurlijk. Maar wat welschrijnend is, is dat erg veel mensen die deze banenvervullen niet volwaardige arbeidsvoorwaarden ge-nieten die wél bij een dergelijke volwaardige baan

Page 34: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

38

horen. In sommige gevallen hebben Wiw’ers eencollega (of meer dan een) die precies hetzelfde werkdoet, maar een stuk meer verdient. De mensen metgesubsidieerde banen zijn financieel vaak nogslechter af dan uitkeringsgerechtigden. Deels omdatzij bijvoorbeeld 32 uur werken voor het minimum-loon en dan minder verdienen dan het sociaal mini-mum voor een tweepersoonshuishouden. Deels om-dat ze iets meer verdienen dan het sociaal minimum,maar daardoor allerlei inkomensafhankelijke rege-lingen en gemeentelijk armoedebeleid mislopen.Het laatste fenomeen staat bekend als ‘armoedeval’.Dit verklaart niet alleen de toename van de armoedeonder werkenden (Armoedemonitor 2000), maarook waarom het moeilijk is om nog mensen te vin-den die deze banen willen vervullen en daarmee hetachterblijven van het aantal gesubsidieerde arbeids-plaatsen bij de verwachtingen en het teleurstellendeeffect op de langdurige werkloosheid.

Om aan de armoedeval te ontsnappen moet een uit-keringsgerechtigde bij werkaanvaarding gemiddeldten minste 130 procent van het minimumloon gaanverdienen, volgens het IBO. Voor de Instroombanen(voorheen Melkertbanen) is 130 procent juist hetmaximum, terwijl slechts een klein aantal van henooit (na vijf jaar) in een Doorstroombaan kan belan-den met een maximumbeloning van 150 procent vanhet minimumloon. (Momenteel zijn er nog vrijwelgeen D-banen.) Voor de Wiw-regeling geldt zelfseen maximumbeloning van slechts 120 procent. Endie 120 procent krijg je bovendien pas na tien jaar.De eerste jaren krijg je het minimumloon of een heelklein beetje meer. Terwijl uit onderzoek naar defunctiewaardering – in opdracht van de Vereniging

Nederlandse Gemeenten en de vakbonden – is ge-bleken dat 80 procent eigenlijk meer zou moetenverdienen dan 120 procent van het minimumloon,waarvan ruim 25 procent zelfs meer dan 130 pro-cent. De Wiw’er wordt volgens een functiewaar-deringsstelsel gemiddeld zeker 20 procent onder-betaald.

Instroombanen worden in principe conform eennormale CAO betaald. Maar ook hier zorgt het pla-fond niet zelden voor problemen. Mensen die eigen-lijk in beloning zouden moeten doorgroeien zittenaan hun maximum van 130 procent van het mini-mumloon. Verhogen van het salaris zou dan de sub-sidie en mogelijk de baan kosten. Dat gebeurt danvaak dus niet.

Instroombanen en Wiw-banen zijn – mede als ge-volg van de armoedevalproblematiek – armoede-banen. Banen waarin veelal te weinig betaald wordten waar je nauwelijks uit weg komt. Gesubsidieerdeuitbuiting noemen we dat.

‘Witten’ met baangarantieDe Wiw en de I/D-banenregeling kunnen beter ver-dwijnen. Er is hier doorgaans sprake van volwaardigwerk. Dat zou ook met een volwaardig arbeidscon-tract en dito beloning moeten worden gewaardeerd.De huidige Wiw- en I/D-banen moeten daarom ge-wit worden. Dat wil zeggen dat het normale banenmoeten worden, waarbij de huidige Wiw’ers enI/D’ers de garantie krijgen dat zij deze reguliere ba-nen mogen vervullen. De subsidies kunnen dan –inclusief de overheadkosten voor de regelingen –rechtstreeks naar de gemeenten, de onderwijs-,zorg- en welzijnsinstellingen, als mede naar de non-

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 35: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

39

profit sector – waar bij veel verenigingen en stich-tingen ook veel I/D’ers en Wiw’ers nuttig werk ver-richten. Vanzelfsprekend moet er zelfs nog extrageld voor deze instellingen worden vrijgemaakt omeen eind te kunnen maken aan de onderbetaling.

Gewone banen tegen langdurige werkloosheidDe Wiw en de I/D-banenregeling hebben natuurlijkniet als enige doel gehad om de publieke sector aangoedkope arbeidskrachten te helpen. Een belangrij-ke doelstelling was de bestrijding van de langdurigewerkloosheid. Het valt zeker niet uit te sluiten dat delangdurige werkloosheid in de (nabije) toekomstweer zal groeien en dus blijft er een zogenaamdreïntegratieinstrument voor langdurige werklozennodig. Iemand die langer dan een jaar zonder werkzit zou daarom recht moet krijgen op de mogelijkhe-den van de Wet REA. Subsidies voor werkervaring,een opleiding of een combinatie moeten de aanslui-ting met de arbeidsmarkt verbeteren. Een REA-indi-catie betekent echter ook dat je meer kans maakt bijeen werkgever die zijn minimaal sociaal aandeel(REA-quotum) nog niet heeft gehaald. Bij oplopen-de langdurige werkloosheid kan eventueel overwo-gen worden om de sociaal maatschappelijke inspan-ning die van (middel)grote werkgevers wordt ge-vraagd te vergroten.

Net als bij arbeidsgehandicapten zal er ook onderde langdurig werklozen een kleine groep zijn die –ondanks de mogelijkheden van de Wet REA – nietzonder permanente subsidie een reguliere baan zalkunnen krijgen. Grofweg is dit de groep die nu in deWiw wordt geïndiceerd, maar voorheen in de WSWzou zijn terechtgekomen. Deze groep voelt zichdeels wel thuis in het reguliere bedrijf. Voor deze

Gesubsidieerde uitbuiting

groep zou de detachering vanuit de WSW een uit-komst kunnen bieden. De indicering van de WSWmoet daarom weer wat verruimd worden. Voor dewerknemers heeft detachering vanuit de WSW alsvoordeel dat – in tegenstelling tot detachering van-uit de Wiw – een functieloon betaald kan worden.

Page 36: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

40

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 37: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

41

Groeiende tweedelingIn de periode van wederopbouw na de Tweede We-reldoorlog, de tijd van Keynesiaanse economischepolitiek en een grote mate van inkomenssolidariteit,bood een steeds sterker wordende verzorgingsstaat

Solidair inkomensbeleid

Solidair inkomensbeleid

De werkgelegenheid is met name in de jaren ’90 flink gestegen. ‘Werk, werk, werk’ was even-wel niet het wonderrecept tegen alle kwalen, want volgens het SCP heeft de werkgelegen-heidsgroei van 23 procent nauwelijks geleid tot vermindering van de armoede en de ongelijk-heid. Enerzijds is de banengroei maar zeer ten dele terechtgekomen bij de langdurig werklo-zen en in plaats daarvan vooral bij tweede gezinsinkomens. Anderzijds is het inkomensverschiltussen uitkeringen en arbeidsinkomen steeds groter geworden en eveneens zijn de inkomens-verschillen binnen de categorie van de arbeidsinkomens alleen maar gegroeid. Terwijl dehoogste inkomens snel stegen, nam tegelijkertijd de groep ‘arme werkenden’ toe.

Omgekeerd is wel vol te houden dat de neoliberale successtory van het Poldermodel isbehaald ten koste van de uitkeringsgerechtigden en de laagste inkomens. Het effect vanloonmatiging op economische groei en werkgelegenheid is omstreden, maar met name debedrijfswinsten zijn spectaculair gestegen in de jaren ’80 en ’90 als gevolg van de loonmati-ging in het algemeen en de structurele verlaging van het minimumloon en de uitkeringen inhet bijzonder.

een sociaal vangnet voor steeds meer mensen. Deinkomensverschillen namen snel af en armoede leeksteeds meer iets van voor de oorlog. Begin jaren ’80kwam er een omslag. Voor het eerst in lange tijdgroeiden de inkomensverschillen weer. Vooral in de

Page 38: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

42

jaren ’80 is de inkomensongelijkheid heel snel toe-genomen. In de eerste helft was er de economischestagnatie, waardoor de lonen en uitkeringen de prijs-stijgingen niet konden bijhouden. Mensen met eenuitkering gingen er verhoudingsgewijs echter twee-ëneenhalf keer zoveel op achteruit als werkenden. Inde tweede helft van de jaren ’80 herstelden de lonenzich, maar werden minimumloon en de uitkeringenbevroren waardoor de koopkracht steeds verder uit-gehold werd. In de jaren ’90 blijft de ongelijkheidongeveer gelijk, alleen de 10 procent armste huis-houdens profiteerde minder van de economischegroei, terwijl de rijkste 10 procent meer dan gemid-deld profiteerde.

Terwijl in de jaren ’90 het gemiddeld inkomenvan een volwassen persoon in Nederland met 1000euro is gestegen, daalde het inkomen van een huis-houden dat van een uitkering moet rondkomen met200 euro, volgens De sociale staat van Nederland(SCP, september 2001). Met name de arbeidsonge-schikten hebben een flink lager inkomen gekregen.Eerst werden de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen‘tijdelijk’ verlaagd van 80 naar 70 procent van hetlaatst verdiende loon (of van het minimumloon, in-dien er geen werkverleden was) en vervolgens werdde loongerelateerde WAO-uitkering afhankelijk vande leeftijd van de arbeidsongeschikte bekort envolgde er een veel lagere vervolguitkering. De reëlewaarde van een WAO-uitkering bij volledige ar-beidsongeschiktheid is in de laatste 25 jaar daardoormet 21 procent gedaald. De gemiddelde WAO-uit-kering als percentage van het gemiddelde loon be-draagt nog maar net meer dan 50 procent.

Terwijl het aandeel huishoudens dat op of rondhet sociaal minimum moet zien rond te komen – on-

danks de lange periode van economische groei –onder Paars op ruim 10 procent is blijven hangen,verdienen inmiddels meer dan een half miljoenwerknemers meer dan € 45.000 per jaar. Voor demeeste mensen steeg de koopkracht in de jaren ’90met een paar procent, de topmanagers bedienenzichzelf tegenwoordig met een salarisstijging vangemiddeld zo’n 14 procent per jaar. Daarbovenopincasseren zij regelmatig nog een flinke ‘prestatie-beloning’ en tot enkele miljoenen aan opties. Hetaantal miljonairs (in guldens) is onder Paars zelfsverdrievoudigd tot bijna 300.000. Toch presteerdedeze regering het om in het kader van het nieuwebelastingplan het toptarief nog verder te verlagen.

Hardnekkige armoedeIn Nederland leven ongeveer 750.000 huishoudensvan een laag inkomen. Een laag inkomen heeftiedereen die onder de voor inflatie gecorrigeerdebijstandsnorm van 1979 rond moet komen. Dat wasdus ruim 20 jaar geleden het sociaal minimum – debeleidsmatige armoedegrens. Omdat sindsdien hetminimumloon en het daaraan gekoppelde sociaalminimum fors is verlaagd en lang is bevroren, is hetaantal mensen dat met hun inkomen onder die lage-inkomensgrens is gezakt fors gestegen. Veel mensenbleven immers met hun uitkering op hetzelfdeniveau zitten, terwijl door de inflatie hun inkomenminder waard werd en de lage-inkomensgrens daar-door steeg. Daardoor verdubbelde het aantal huis-houdens met een laag inkomen tot bijna een miljoenhalverwege de jaren ’90. De laatste jaren is dat aan-tal gedaald, met name doordat het aantal gepensio-neerden met een laag inkomen is afgenomen. Maarmet een ongeveer 750.000 huishoudens met een

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 39: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

43

laag inkomen zijn er nog steeds veel meer ‘armen’dan 20 jaar geleden. Ruim tweederde van deze huis-houdens heeft een inkomen op of onder het huidige– beduidend lagere – sociaal minimum.

Het gestandaardiseerde besteedbare inkomenvan een gezin met een inkomen uit een minimum-uitkering is in twintig jaar ongeveer 10 procentgedaald. De intensiteit van de armoede is daardoortoegenomen. Het inkomenstekort van de armen isdaarom ook gegroeid en meer mensen komen daar-door in de problemen. (Dit heeft ook te maken metde sterk gestegen vaste lasten in de vorm van huuren lokale lasten) De samenstelling van de groep ‘ar-men’ in Nederland is de laatste jaren wel enigszinsgewijzigd. Zoals gezegd is het aantal ouderen meteen laag inkomen iets afgenomen. Ook het aantalbijstandsgerechtigden is gedaald. Het aantal werk-nemers met een inkomen op of onder de armoede-grens is echter gestegen en – misschien wel degrootste schande – het aantal kinderen dat in eengezin op het sociaalminimum opgroeit is in de jaren’90 met 15 procent gestegen tot 350.000. De forseverlaging van de kinderbijslag onder Paars I heeft depositie van deze kinderen er niet beter op gemaakt.Dit blijft niet zonder gevolgen. Uit verschillendeonderzoeken blijkt dat geldgebrek deze kinderen ingezondheid en ontwikkeling bedreigt.

In het algemeen geldt dat arme mensen on-gezonder en korter leven dan rijke mensen. Uitonderzoek van de commissie-Albeda is geblekendat de sociaal-economische gezondheidsverschil-len de laatste jaren alleen maar zijn toegenomen.Volgens deze commissie moet er meer aandachtkomen voor anti-armoedebeleid en mogen zekerde uitkeringen voor arbeidsongeschikten en chro-

Solidair inkomensbeleid

nisch zieken niet verder worden verlaagd. Volgensde Chronisch zieken en Gehandicapten Raad is deinkomenspositie van deze groepen onder Paarsjuist drastisch verslechterd. Met name omdat men-sen met een matige of ernstige functiebeperkingtegenwoordig gemiddeld een twee maal zo grootdeel van hun netto inkomen kwijt zijn aan extraziektekosten als in 1990.

Wie trapt er in de armoedeval?De toenmalig minister van Sociale Zaken Melkertontkwam er niet aan om armoede weer op de politie-ke agenda te plaatsen. Hoewel de koppeling van hetsociaal minimum aan de loonontwikkeling werdhersteld, koos Paars zeer bewust niet voor een alge-mene verhoging van het minimumloon en de uit-keringen, maar voor zogenaamd ‘gericht armoede-beleid’. Dat wil zeggen dat sommige categorieënuitkeringsgerechtigden er wél iets bij kregen en an-dere níets. Met name het snel gestegen aandeel vande huur in het inkomen van mensen met een laaginkomen werd gecompenseerd met huursubsidie (inplaats van de huren minder te verhogen) en daar-naast moesten gemeenten vooral veel ‘maatwerk’leveren. Dit deden de gemeenten door middel vanbijzondere bijstand en andere inkomensafhankelijke(kwijtscheldings-) regelingen.

Eén gevolg van het gevoerde beleid is dat het voormensen die in armoede leven steeds meer verschilmaakt in welke gemeente ze toevallig wonen. Eenander gevolg is de zogenaamde armoedeval. Hetverschijnsel dat wanneer je vanuit een minimumuit-kering een baan aanvaardt met een beloning op ofvlak boven het minimumloon, je er zelfs in besteed-

Page 40: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

44

baar inkomen op achteruit kunt gaan doordat jehuursubsidie afneemt en je niet meer in aanmerkingkomt voor verschillende kwijtscheldingsregelingenen ander lokaal armoedebeleid.

De regering erkent dit sedert enkele jaren en zeprobeert daarom werken meer lonend te maken.Echter niet door het minimumloon te verhogen. Enook niet door Wiw’ers of I/D-banen voortaan watmeer te betalen. Bovendien weigert de regering deminimumuitkeringen structureel te verhogen, waar-door het gemeentelijke armoedebeleid – een hoofd-oorzaak van de armoedeval – even noodzakelijkblijft.

De regering heeft voor een weinig effectieve op-tie gekozen. Zij heeft met het nieuwe belastingplaneen arbeidskorting ingevoerd. Een heffingskortingvan ongeveer € 800 per jaar die alle werkenden krij-gen, ongeacht hun inkomen. Doordat deze kortinger ook is voor mensen die eigenlijk helemaal geenlastenverlichting nodig hebben – laat staan dat zemet de armoedevalproblematiek te maken hebben –is de arbeidskorting zeer kostbaar. Tegelijkertijd isdeze korting weinig effectief tegen de armoedeval-problematiek, want voor de inkomens die wél lasthebben van de armoedeval is de heffingskorting nogonvoldoende om het verlies aan subsidies geheel tecompenseren. Ondertussen heeft de regering echteral weer regelmatig voorgesteld om de arbeidskor-ting verder te verhogen.

Minimum omhoogOm de armoede te bestrijden en mensen minder af-hankelijk te maken van lokale inkomensafhankelij-ke regelingen, moet het minimumloon en de daaraangekoppelde minimumuitkeringen omhoog. Om een

flinke stap te maken met het inlopen van de achter-stand is een verhoging van 5 procent van het brutominimumloon een basisvereiste. Vervolgens moethet minimum – ook bij tegenvallende groeicijfers –ten minste welvaartsvast gekoppeld blijven. Bijmeezittende economische groei moeten de mensenop het sociaal minimum als eerste meeprofiteren enkan het minimumloon verder worden verhoogd. Denetto inkomens van mensen met een laag inkomenmoeten met belastingmaatregelen bovendien nogverder worden verhoogd.

Solidariteit met mensen die niet kunnen werkenMensen die ziek zijn of anderszins arbeidsonge-schikt hebben recht op een volwaardige inkomens-ondersteuning. Dat geldt ook voor mensen die nogwel kunnen werken, maar als gevolg van ziekte ofhandicap in inkomen achteruit gaan. Ook gedeelte-lijk arbeidsongeschikten houden dus recht opeen gedeeltelijke WAO-uitkering. Onrechtvaardi-ge bezuinigingen uit het verleden moeten zoveelmogelijk worden gerepareerd. Het zogenaamdeWAO-gat moet bijvoorbeeld weer collectief wor-den gerepareerd, zodat iedere arbeidsongeschikteblijvend recht krijgt op een uitkering gebaseerd opzijn laatstverdiende loon. Als de maatregelen omde instroom in de WAO te beperken hun vruchtenbeginnen af te werpen, dan biedt dat op de wat lan-gere termijn de ruimte om de loongerelateerde uit-kering weer te verhogen naar 80 procent. Voorjonggehandicapten moet 80 procent van het mini-mumloon gaan gelden. Deze zogenaamde Wajong-uitkering moet ook worden opengesteld voor men-sen die op latere leeftijd blijvend arbeidsonge-schikt raken.

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 41: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

45

Alle uitkeringsgerechtigden beneden de 65 krijgenbovendien een solidariteitskorting op de belastingdie ze moeten betalen. Deze korting is half zo grootals de arbeidskorting en bedraagt ruim € 400 perjaar. Deze solidariteit wordt opgebracht door men-sen die wel in de omstandigheid verkeren dat ze eenbetaalde baan hebben.

Rijke mensen zouden overigens meer moetenbijdragen in de solidariteit dan nu het geval is. Voorde hoogste inkomens worden de aftrekposten – zo-als de onbeperkte hypotheekrenteaftrek – aan ban-den gelegd, want dit belastingvoordeel komt nuvoor de helft bij de 7 procent hoogste inkomens te-recht. De hypotheekrenteaftrek wordt overigens toteen bedrag van € 190.000 gegarandeerd. Voor deallerhoogste inkomens (boven de € 225.000) wordteen nieuwe belastingschijf ingevoerd tegen het oudetoptarief van 72 procent. Overigens dienen ook(top)managers voortaan onder de af te sluiten CAOte vallen. Daardoor kan de zinloze verrijking vanenkelen door de bonden enigszins in toom wordengehouden. De echte vermogenswinst wordtvoortaan belast, in plaats van een fictief rendement.En de vermogensbelasting wordt heringevoerd.

Werken moet lonenBehalve een eind maken aan de onderbetaling in degesubsidieerde banen en een verhoging van het mi-nimumloon, is het verstandig om via belastingmaat-regelen werken vanuit een uitkering weer meer lo-nend te maken. Echter niet via een voor alle werken-den gelijke arbeidskorting, maar wel via de zoge-naamde Terugtaks. Een korting die werkenden – netals bij de arbeidskorting, maar dan afhankelijk vanhun inkomen – van de belastingdienst terugkrijgen

Solidair inkomensbeleid

ter compensatie van het verlies aan inkomensafhan-kelijke regelingen. Deze korting zou € 115 permaand voor mensen met een inkomen tussen 100 en115 procent van het minimumloon moeten bedragenen dan langzaam af moeten nemen tot nul bij ander-half keer het minimumloon. In tegenstelling tot deuiterst kostbare arbeidskorting kan de Terugtakskostenneutraal worden ingevoerd door de SPAK(een korting voor werkgevers die mensen tegen eenlaag loon in dienst nemen) tegelijkertijd af te schaf-fen. Het Centraal Planbureau heeft becijferd dat alsde Terugtaks bekostigd wordt uit het schrappen vande SPAK er per saldo een positief werkgelegen-heidseffect van 20.000 banen overblijft. En deTerugtaks is bovendien voor de laagste inkomens –de groep die het meeste last heeft van de armoedeval– veel hoger dan de arbeidskorting en daarmee eeneffectief wapen tegen de armoedeval.

Inkomensafhankelijke kinderbijslagAls we de bijna € 3 miljard die jaarlijks aan kinder-bijslag wordt uitgekeerd voortaan inkomensafhan-kelijk verdelen, krijgen ouders met lage inkomenswat meer ruimte om de kosten van opvoeding tedekken. Als we kiezen voor geen kinderbijslag meerbij een gezinsinkomen boven € 90.000 per jaar engemiddeld de helft aan kinderbijslag voor huishou-dens met een inkomen boven € 45.000, hebben wevoldoende geld om huishoudens met een laag inko-men gemiddeld € 275 extra kinderbijslag te geven.Daarmee heffen we in ieder geval de bezuinigingenvan Paars I op dit vlak weer op. Ruim een half mil-joen kinderen hebben er profijt van en de schandali-ge armoede onder kinderen wordt hierdoor dus weereen stapje teruggedrongen.

Page 42: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

46

Een sociale oudedagsvoorzieningWerkgevers moeten worden verplicht voor hunwerknemers een waardevast pensioen af te sluiten.Voor iedereen die zich nu nog niet bij een collectie-ve pensioenregeling kan aansluiten moet er een So-ciaal Pensioenfonds komen. Dat leidt tot een forsebesparing, omdat collectieve pensioenregelingenruim 40 procent goedkoper zijn dan individueleregelingen.

De inkomenspositie van ouderen met alleenAOW of met slechts een klein aanvullend pensioenmoet reeds nu fors omhoog. Dat kan door het wel-vaartsvast houden van de AOW en de koppeling aande verhoging van het minimumloon met 5 procent.Door de huidige ouderenkorting bovendien inko-mensafhankelijk te maken (van het besteedbaar in-komen), komt de netto verhoging van de AOW al-leen terecht bij de ouderen die dat ook nodig heb-ben. Alleenstaanden met alleen AOW krijgen danbijna € 860 extra te besteden, twee partners metAOW samen ruim € 1000. De AOW zelf moet wel-vaartsvast voor iedereen gegarandeerd blijven, datzorgt voor het grootst mogelijke draagvlak.

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 43: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

47

Op de golven van de internationale economie is dewelvaart in ons land de laatste jaren fors gegroeid.Werkenden zijn echter vooral nog harder gaan wer-ken en een grote groep mensen in Nederland heeftde welvaartsstijging geheel aan zijn neus voorbijzien gaan.

Terwijl sinds 1975 het Bruto Binnenlands Pro-duct met 64 procent is gegroeid (en met 42% perhoofd van de bevolking), zijn de looninkomens indezelfde periode met slechts 13 procent gestegen(gecorrigeerd voor inflatie en het kleiner wordenvan de huishoudens) en de inkomens van uitkerings-gerechtigden zelfs met 11 procent gedaald.

De toegenomen welvaart van de werkenden –met name in de jaren ’90 – komt slechts voort uitharder werken. Alleenstaanden en alleenverdienerszijn in die periode juist minder gaan verdienen. Eengroot deel van de ‘spectaculaire’ banengroei is ophet conto van tweeverdieners (anderhalfverdieners)te schrijven. Slechts een klein deel is terechtgeko-men bij langdurig werklozen. Bovendien bestaatongeveer de helft van de nieuwe banen uit ‘margina-

Conclusies en aanbevelingen

Conclusies en aanbevelingen

le’ banen, dat wil zeggen flexibele, tijdelijke banenen kleine deeltijd banen, onvoldoende om structu-reel mee uit de armoede te geraken.

Het steeds hardere werken heeft bovendien ookeen opgejaagde samenleving gecreëerd, waarinvoor onbetaalde zorgarbeid en vrije tijd steeds min-der ruimte is. Bovendien is de werkdruk als arbeids-risico een groot probleem geworden. Door stress enburn-out worden steeds meer mensen ziek en ar-beidsongeschikt en arbeidsongeschiktheid is mededaarom – ondanks de kaalslag in de arbeidsonge-schiktheidsuitkeringen – nog steeds het grootstesociale probleem van Nederland.

De groeiende sociaal economische tweedeling,de hardnekkige armoede, de overspannen werkdruken het arbeidsongeschiktheidsprobleem moetenkrachtig bestreden worden en daarvoor is een So-ciaal Plan voor de 21ste eeuw nodig.

Door uitvoering van dit plan kan een eerste beginworden gemaakt met de broodnodige sociale weder-opbouw van Nederland na 20 jaar neoliberale uit-

Page 44: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

48

verkoop van de sociale zekerheid. Vanzelfsprekendzal hier een hoop geld mee gemoeid zijn. Alleen alde verhoging van het minimumloon en alle daaraanverbonden consequenties kosten naar verwachtingruim € 1,5 miljard. In totaal verwachten we dat metdit plan ruim € 2,5 miljard aan extra uitgaven doorde overheid moeten worden gedaan. Daarnaast be-vat dit plan nog € 1,5 miljard aan lastenverlichtingvoor uitkeringsgerechtigden (solidariteitskorting)en werkenden met een laag inkomen (terugtaks).Daar tegenover staan echter ruim € 1,5 miljard aanbezuinigingen op verkeerd bestede reïntegratie-en loonkostensubsidies en afdrachtverminderingenvoor werkgevers. Bovendien verwachten we in vierjaar ongeveer € 1,5 miljard netto over te houden aanons Sociaal Plan voor de WAO. Per saldo kost hetSociaal Plan voor de 21ste eeuw dus naar schattingeen miljard Euro.

Dat lijkt veel geld, maar alleen al in 2002 wordt doorde regering voor € 3,8 aan extra uitgaven gedaan.De SP vindt deze nieuwe investeringen in ieder ge-val nodig en verantwoord. Voor de financiering isook een lastenverzwaring voor de hoogste inkomensen meest vermogenden aangevoerd. Deze levertnaar verwachting bijna € 2 miljard op.

Behalve voor het Sociaal Plan is ook in andere sec-toren heel veel geld nodig. Bijvoorbeeld in de zorgmoet flink geïnvesteerd worden. De kosten voor dezorg vallen buiten het bestek van dit Sociaal Plan,maar zijn even zozeer noodzakelijk en kunnen niethelemaal los gezien worden van dit plan. Deze in-vesteringen zijn namelijk ook nodig om de wacht-lijsten en daarmee indirect de WAO-instroom te be-

perken. In ons conceptverkiezingsprogramma wor-den al deze kosten wel meegerekend.

Overigens is de verwachting dat de WAO-plan-nen na verloop van enkele jaren nog aanzienlijkmeer zullen besparen. De WAO-uitkeringen kunnenin dat geval naar 80 procent worden verhoogd.

Aanbevelingen Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

1. Veilig, gezond en verantwoord werk verdientwettelijke bescherming. Daartoe dient de na-druk te liggen op stringente handhaving, op uit-breiding van de arbeidsinspectie en waar nodigzwaardere boetes.

2. Verlofregelingen moeten worden uitgebreid. Ermoet een wettelijk recht komen op betaaldouderschapsverlof tegen 70% van het loon. Dekwaliteit en de kwantiteit van de kinderopvangmoeten worden uitgebreid.

3. Meer (collectieve) vrije tijd door voor werkenop zaterdag weer ‘nee, tenzij…’ te laten gelden.Er komen bovendien vijf vrije feestdagen bij.

4. Er komt geen koude sanering, maar een SociaalPlan voor de WAO:● De instroom kan uiteindelijk met tweederde

naar beneden door een maximale preventieen door optimale voorlichting, arbozorg enverzuimbegeleiding door onafhankelijke ar-bodiensten;

● Herinvoering van de Ziektewet kan ver-volgens weer de plaats innemen van deloondoorbetaling bij ziekte. De Pembawordt afgeschaft. Daardoor vormt eenwerknemer met een hoog ziekterisico

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Page 45: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

49

geen financieel risico meer voor eenwerkgever;

● De bemiddeling van werkloze of arbeids-gehandicapte werknemers is een publiekeverantwoordelijkheid. Discriminatie van(arbeids)gehandicapten wordt verboden. Inde Wet REA wordt geregeld dat (middel)-grote werkgevers worden verplicht een mi-nimaal sociaal aandeel arbeidsgehandicap-ten werk te bieden. Het niet halen van ditminimaal sociaal aandeel wordt beboet;

● Naar verwachting kunnen door deze maatre-gelen 150.000 arbeidsgehandicapten –waarvan 100.000 WAO’ers – aan het werkworden geholpen;

● Het WAO-gat wordt collectief gerepareerd,waardoor iedere arbeidsongeschikte weereen loongerelateerde uitkering ontvangt. Alsde instroom in de WAO afneemt volgensverwachting, dan komt er op de wat langeretermijn genoeg premiegeld vrij om de ar-beidsongeschiktheidsuitkeringen – inclusiefde Wajong – te verhogen naar 80 procentvan het (minimum)loon.

5. De budgetfinanciering van de WSW gaat op dehelling. De behoefte staat voorop. Werknemersworden betrokken bij het bepalen van een ac-ceptabel werktempo. De indicatienormen wor-den verruimd. Uitstroom uit de WSW alleenvrijwillig en met terugkeergarantie.

6. De Wiw- en I/D-banen worden ‘gewit’ metbaangarantie voor de huidige werknemers.Iedere voormalige Wiw’er of I/D’er krijgt eenvolwaardig functieloon. Langdurig werklozenkunnen in de toekomst gebruik maken van de

Conclusies en aanbevelingen

(nieuwe) mogelijkheden die de Wet REA biedtof als laatste optie worden gedetacheerd vanuitde WSW.

7. Het minimumloon en de daaraan gekoppeldeuitkeringen gaan met 5 procent omhoog bovenop de gegarandeerde koppeling.

8. Alle uitkeringsgerechtigden jonger dan 65 krij-gen een solidariteitskorting ter grootte van dehelft van de arbeidskorting. Door de combinatiemet de verhoging van het minimumloon gaathet sociaal minimum met ongeveer 10% nettoomhoog. Alle werkenden met een laag inkomenkrijgen een Terugtaks ter compensatie van dearmoedeval van € 115 per maand bij het mini-mumloon, aflopend tot 0 bij 150% van het mini-mumloon.

9. De kinderbijslag wordt inkomensafhankelijk,waardoor de armste huishoudens met kinderener gemiddeld € 275 bij krijgen.

10. Alle werknemers krijgen recht op een collectiefwaardevast pensioen. De ouderenkorting wordtinkomensafhankelijk waardoor alleenstaandenmet alleen AOW er ongeveer € 860 bij krijgenen (echt)paren met beiden AOW samen ruim €1000.

Page 46: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

50

Sociaal Plan voor de 21ste eeuw

Het CPB rekent momenteel de plannen in het kader van het conceptverkiezingsprogramma van de SP,Eerste weg links door. Exacte bedragen kunnen daardoor nog niet genoemd worden.

De meeste aantallen en bedragen zijn gebaseerd op cijfers van het ministerie van SZW (www.minszw.nl),het Centraal Bureau voor de Statistiek (www.cbs.nl) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (www.scp.nl).In de overige gevallen is het onderzoek waarop de cijfers zijn gebaseerd in de tekst vermeld.

Een aantal bronnen verdienen een aparte vermelding:

Adviescommissie Arbeidsongeschiktheid, Werk maken van arbeidsgeschiktheid. Rapport van de Advies-commissie Arbeidsongeschiktheid, Den Haag, 2001

AS/tri (in samenwerking met TNO Arbeid), Prikkels en privatisering, de evaluatie van het Wulbz / Pemba-complex, AS/tri, Leiden, 2001

Engbersen, G., J.C. Vrooman, E. Snel (red.), Balans van het Armoedebeleid. Vijfde jaarrapport armoede ensociale uitsluiting, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2000

Hertogh, dr M.W. (e.a.), Enkeltje WAO. De gebrekkige begeleiding van werknemers met psychische klach-ten tijden het eerste ziektejaar, NYFER, Breukelen, 2001

Verantwoording

Page 47: Sociaal Plan voor de 21e eeuw - November 2001

51

NYFER, De weg naar werk. Reïntegratie van arbeidsgehandicapten, Speciale studie nr. 10, Sdu Uitgevers,Den Haag, 1997

SP, Gevangen in banenplannen, SP, Rotterdam, 1999

Werkgroep Toekomst van het arbeidsmarktbeleid, Aan de slag. Eindrapport van de werkgroep Toekomstvan het arbeidsmarktbeleid, Interdepartementaal beleidsonderzoek, ministerie van SZW, Den Haag,2000

WSW-werkgroep van de SP, ‘Mensen over de rooie helpen, dat is wat hier gebeurt.’ Ervaringen van werk-nemers in de sociale werkvoorziening, SP, Rotterdam, 2000