SBM
Maandblad van de Besturenraad voor managers, bestuurders en toezichthouders
januari 2009 nummer 5
Doekle Terpstra over betekenis hbo
Geld voor godsdienstles op openbare school
'Kwestie onderwijstijd nog niet opgelost'
Niveaus in het basisonderwijs
Homoseksualiteit in christelijk onderwijs
Inspectie grijpt sneller in bij zwakke scholen
a G e N D a
DaTuM acTiviTeiT DoelGroep plaaTS coNTacTperSooN
26-01-2009 NeTwerK ToezicHTHouDerS eN BeSTuurDerS po / vo uTrecHT HarM KlifMaN
27-01 T/M 31-01 2009 NaTioNale oNDerwijS TeNTooNSTelliNG po/vo/MBo/Ho uTrecHT arja vaN Der rHee
10-02-2009 NeTwerK BoveNScHoolS MaNaGerS MiDDeN- eN zuiD-GelDerlaND po epe carla rHeBerGeN
12-02-2009 NeTwerK KleiNe ScHoolBeSTureN alBlaSSerwaarD/vijfHeereNlaNDeN po GieSSeNBurG HaNS BruGGeMaN
19-02-2009 NeTwerK BoveNScHoolS MaNaGerS zuiD-HollaND zuiD/ooST, po BerGeN op zooM HaNS BruGGeMaN
zeelaND eN weST-BraBaNT
24-02-2009 NeTwerK BoveNScHoolS MaNaGerS NoorD GelDerlaND/flevolaND po elBurG carla rHeBerGeN
26-02-2009 NeTwerKS BoveNScHoolS MaNaGerS uTrecHT po NijKerK carla rHeBerGeN
09-03-2009 NeTwerK BoveNScHoolS MaNaGerS po GroNiNGeN woB vaN BeeK
17-03-2009 GecoMBiNeerD NeTwerK BoveNScHoolS MaNaGerS HooGeveeN eN NijverDal po oMMeN woB vaN BeeK
31-03-2009 NeTwerK KleiNe BeSTuurlijKe ScHaal GelDerlaND/uTrecHT/flevolaND po aMerSfoorT carla rHeBerGeN
02-04-2009 paaScoNGreS vo aMerSfoorT SuzaNNe jaNSeN
17-04-2009 leDeNcoNGreS BeSTureNraaD leDeN BuSSuM coriNe De reuS
BijeeNKoMSTeN BeSTureNraaD jaNuari T/M april 2009 Meer iNforMaTie? Bel MeT 070 348 11 48.
S e r v i c epoSTaDreS
postbus 907, 2270 aX voorburg
BezoeKaDreS
oosteinde 114, voorburgtelefoon: 070 348 11 48fax: 070 382 12 01www.besturenraad.nl
BeSTelliNGeN
telefoon: 070 348 11 48fax: 070 382 12 01e-mail [email protected] > po/vo/mbo/ho > producten bestellen
MuTaTieS NaMeN/aDreSSeN/aBoNNeMeNTeN
telefoon: 070 348 12 17e-mail: [email protected]
HelpDeSK
telefoon: 070 348 12 80ma t/m vrij: 9.00 – 17.00 uure-mail: [email protected]
vlieT acaDeMie
telefoon: 070 348 11 81e-mail: [email protected]
relaTieMaNaGerS poScholen in het primair onderwijs kunnen voor informatie terecht bij de adviseur in hun eigen regio.
ceNTraal SecreTariaaT
telefoon: 070 348 12 53e-mail: [email protected]
reGio zuiD-HollaND zuiD/ooST, zeelaND,
NoorD-BraBaNT,liMBurG
Hans Bruggeman telefoon: 078 654 00 25fax: 078 654 00 26e-mail: [email protected]
reGio NoorD-HollaND, zuiD-HollaND weST/MiDDeN
ouko Beuving telefoon: 023 557 79 23fax: 023 557 79 24e-mail: [email protected]
reGio GelDerlaND,uTrecHT, flevolaND
carla rhebergen telefoon: 0318 64 30 50fax: 0318 64 03 12e-mail: [email protected]
reGio GroNiNGeN, frieSlaND, DreNTHe, overijSSel
wob van Beektelefoon: 0522 46 44 03e-mail: [email protected]
relaTieMaNaGerS vo, MBo eN HoScholen in het voortgezet onderwijs kunnen voor informatie contact opnemen met onze adviseurs.
vo:
Kees jansen, e-mail: [email protected] Harm jan luth, e-mail: [email protected]
MBo:
Swier frouws, e-mail: [email protected]
HBo/wo:
Marcel Bos, e-mail: [email protected]
SBM DiGiTaal
De artikelen van SBM kunt u als pdf-bestand downloaden van onze site. Maakt u gebruik van onze teksten, wilt u daarbij dan de bron vermelden?
DiGiTale NieuwSBrief
wekelijks verschijnt onze digitale Nieuwsbrief met het laatste nieuws uit het onderwijsveld en uit onze organisatie. via onze homepage kan iedereen zich gratis voor deze nieuwsbrief opgeven.
proDucTeN eN DieNSTeN
op onze website treft u steeds de meest actuele gegevens over onze producten, cursussen en diensten. Bovendien vindt u bij ‘producten downloaden’ handige modellen op alle beleidsterreinen.
6 inspectie grijp sneller in bij (zeer) zwakke scholen Verslag van debat over rol overheid bij onderwijskwaliteit
8 Besturenraad voorop in succesvolle samenwerking Geld voor godsdienst- en humantisch onderwijs
10 vanzelfsprekendheid of worsteling Tweede deel over homoseksualiteit in christelijk onderwijs
12 emancipatiefunctie van het onderwijs nog altijd actueel Interview met Doekle Terpstra, voorzitter HBO-Raad
18 'Kwestie onderwijstijd nog niet opgelost' Reactie op het rapport van de commissie Cornielje
20 Grote bijdrage godsdienst en levensbeschouwing aan burgerschap Onderzoek op elf vmbo-scholen
24 en nu nog de niveaus tussen de oren krijgen Advies PO-raad over verbetering rekenen en taal
SBMMaandblad voor managers, bestuurders en toezichthouders
januari 2009 nummer 5
rubrieken2 agenda | 4 Bureaubericht | 5 Nieuws | 15 open Mind16 christelijk onderwijs – een vitale stroom | 22 De praktijk25 column voorzitter | 26 juridische kwestie | 27 Besturenraad29 opleidingen | 30 Besturenraad
Colofon
SBM is het maandblad van de Besturenraad, het
centrum voor bijzonder en christelijk onderwijs.
De Besturenraad vertegenwoordigt scholen bij
overheden en instellingen, en verleent diensten
rondom de thema's onderwijs & identiteit,
personeel & organisatie, financiën, huisvesting,
communicatie & kwaliteit en maatschappelijk
draagvlak. Bij de Besturenraad zijn 650 besturen
aangesloten, met 2.250 scholen en ruim 800.000
leerlingen en studenten in het basis-, speciaal,
voortgezet, hoger en wetenschappelijk onderwijs.
Redactie
Walter Wassenaar (eindredacteur a.i)
Emmanuel Naaijkens (coördinerend redacteur)
Corine de Reus (beeldredacteur/productbegeleiding)
Redactieadres
Oosteinde 114
Postbus 907, 2270 AX Voorburg
E-mail: [email protected]
Vormgeving
Ontwerpwerk, Den Haag
Foto omslag
iStockphoto
Druk
Drukkerij Giethoorn ten Brink, Meppel
Abonnementen (excl. 6% btw)
SBM voor leden e 25,00
SBM voor niet-leden e 37,00
SBM met Thema voor leden e 35,50
SBM met Thema voor niet-leden e 51,00
Zonder schriftelijke opzegging voor
1 december van het lopende jaar worden
abonnementen automatisch verlengd voor het
daaropvolgende kalenderjaar. Voor informatie
en losse nummers: 070 348 11 48.
Copyright
Voor overname van artikelen of gedeelten
daarvan graag voorafgaand contact met de
redactie.
Disclaimer
Aan de informatie in dit magazine kunnen
geen rechten worden ontleend. De redactie is
niet verantwoordelijk voor de inhoud van de
advertenties.
ISSN: 1570-2332
Dit jaar mag u het ledencongres van de Besturenraad niet missen. Met al uw collega
bestuurders en leidinggevenden kunt u er namelijk bij zijn als we ons samen klaar maken
voor de toekomst. Waar gaat onze maatschappij heen? En welk antwoord heeft het christe-
lijk onderwijs? Trendwatcher adjiedj Bakas en rabbijn awraham Soetendorp nemen u
mee op een reis door deze tijd. Collega schoolleiders wisselen met elkaar uit hoe ze
daarop inspelen. Daar bent u toch ook bij? Let op de uitnodiging die u binnenkort ontvangt.
BeSTureNraaD leDeNcoNGreS 17 april 2009:
BeTer af MeT cHriSTelijK oNDerwijS
N i e u w S
De commerciële Florencius basisschool in Bussum, die in september
van start is gegaan, is nog geen succes. De website Z24 sprak eind
december met oprichter en oud-onderwijzer Peter van Kranenburg en
die vertelde dat zijn plan een moeizame start kent. Het aantal leerlingen
nam toe van 4 naar 7. Volgens de initiatiefnemer ontbeert de school een
goede huisvesting, waardoor de toeloop lager is dan verwacht. Hij hoopt
in het voorjaar een nieuwe locatie te kunnen betrekken. Van Kranenburg
is nog steeds bezig om ook elders privé-scholen te stichten. Het school-
geld bedraagt 12.500 euro per jaar.
Vanaf 2014 zullen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) de
vakken Nederlands en rekenen/wiskunde centraal geëxamineerd
worden bij de vierjarige niveau 4 opleidingen. Dat heeft staatssecretaris
Van Bijsterveldt aan de Tweede Kamer gemeld. De centraal examens zijn
nodig om de kwaliteit van de examens beter te kunnen waarborgen.
Ook wordt het dan mogelijk om de prestaties van de mbo-studenten
voor taal en rekenen landelijk met elkaar te vergelijken. Volgens de
staatssecretaris is het met name voor de doorstroom naar het hbo van
groot belang dat de uitkomsten van examinering op deze onderdelen
betrouwbaar en valide zijn. Om vooruitlopend op de definitieve invoering
al ervaring op te doen, kunnen scholen op vrijwillige basis met ingang
van 2012 beschikbaar gestelde centrale examens afnemen, voor in ieder
geval opleidingen op niveau 4.
Het kabinet gaat sneller en effectiever ingrijpen bij scholen die slecht
presteren. Kort voor het kerstreces heeft het kabinet ingestemd met het
wetsvoorstel ‘Goed onderwijs en goed bestuur’.
Met het wetsvoorstel kan de overheid de bekostiging van een basis-
school of middelbare school beëindigen wanneer er sprake is van
aanhoudend slecht onderwijs. In de huidige wetgeving is het niet altijd
even goed mogelijk om kwalitatief slechte scholen effectief aan te
pakken. Daarom zijn in het wetsvoorstel eisen geformuleerd voor de
minimumkwaliteit waar iedere school aan moet voldoen. Ook is
vast gelegd wat de procedure is die daarbij wordt gevolgd door de
Inspectie van het Onderwijs en vervolgens de minister van Onderwijs.
Het wetsvoorstel geeft het ministerie verder de mogelijkheid het bestuur
van een school een aanwijzing te geven in het geval er sprake is van
bestuurlijk wanbeheer. Tot slot bevat het wetsvoorstel bepalingen die de
verdere ontwikkeling van principes van goed bestuur in het primair en
voortgezet onderwijs stimuleren. Het gaat dan om de functiescheiding
van bestuur en intern toezicht binnen de onderwijsorganisatie en om het
ontwikkelen van een gedragscode voor goed bestuur per onderwijssector.
Moeizame start commerciële basisschool
Centrale examens in mbo in 2014
Eerder ingrijpen bij slecht onderwijs
Breukvlaktoets
Ik denk dat ik tot de eerste generaties hoorde die op het eind van
(toen nog) de zesde klas de Cito-toets moest maken. Deze toets heeft
de laatste jaren alleen aan maar aan belang gewonnen en het einde is
nog niet in zicht.
Staatssecretaris Dijksma lijkt onderwijskwaliteit vooral in kwantitatieve
Cito-termen te vertalen. Dat past helemaal bij het heersende denken
over onderwijs in termen van concrete, meetbare opbrengsten.
Kinderen worden tegenwoordig van tevoren intensief getraind op de
‘toets der toetsen’. Omdat de scholen ook onderling vergeleken worden
op hun toetsscores, moeten scholen wel alles uit de kast halen om deze
vorm van onderwijsrendement te verhogen.
Het onmiddellijk door Dijksma omhelsde voorstel van de PO-raad om
de toets naar achteren te schuiven kreeg, hoe kon het ook anders,
veel aandacht. Op het eerste gezicht klinkt dit vanuit de basisschool
geredeneerd ook best logisch. Vreemd vond ik wel de veronderstelling
dat er na de toets, dus vanaf februari, eigenlijk niet meer zo zinvol les
wordt gegeven. Het lijkt me stug dat er in de vier maanden daarna overal
alleen maar wat aan gefröbeld wordt.
Maar wat ik echt opmerkelijk vond, waren de afwijzende reacties uit het
voortgezet onderwijs. De VO-raad bleef diplomatiek terughoudend,
want je moet je collega sectorraad niet zo maar afvallen en tegelijkertijd
wil je dicht bij je leden blijven. De staatssecretaris voor het VO hield
wijselijk haar mond. Zouden de PO-raad en ‘hun’ staatssecretaris echt
niet even afgestemd hebben met de VO-collega’s?
Als dat zo is, dan is het met de ‘versectoring’ van het Nederlands
onderwijsbestel slechter gesteld dan ik gehoopt had. In een discussie
over zo’n onderwerp dat beide sectoren raakt, zou niet de eigen
drang tot profilering, maar vooral de noodzaak om samen naar goede
oplossingen te zoeken voorop moeten staan. Van breukvlaktoets naar
verbindingstoets zou ik zeggen.
wim Kuiper
Directeur Besturenraad
Bureaubericht
Fotografie: Henriëtte Guest
4
De gemeente Werkendam moet voorlopig
de volledige vervoerskosten vergoeden aan
de ouders van een leerling die elke dag
vanuit het dorp naar een reformatorische
school voor speciaal voortgezet onderwijs
in Apeldoorn reist. Dat heeft de voorzienin-
genrechter in Breda in december bepaald.
De kosten bedragen jaarlijks 45.000 euro.
Volgens de gemeente kan de leerling ook
naar een vergelijkbare school in Gouda en
bedragen de kosten dan ongeveer 21.000
euro. Overigens heeft de verantwoordelijk
wethouder eerder in de media gezegd dat
de gemeente de kosten naar Apeldoorn niet
wil vergoeden vanwege de lange reistijd, dat
zou slecht zijn voor het welzijn van het kind.
De advocaat van de ouders gelooft echter
niet zo in dat argument.
De uitspraak van de rechter betekent niet dat
het geschil definitief is beslecht. De opdracht
aan de gemeente is om een nieuw besluit
te nemen over het verzoek tot vergoeding
van de reiskosten. Dat kan ook een negatief
besluit zijn, waarna de ouders opnieuw de
gang naar de rechter moeten maken.
De Onderwijsinspectie werkt aan de ontwik-
keling van indicatoren om ook de ‘zachte’
opbrengsten van het basis- en voortgezet
onderwijs te kunnen meten. Het gaat om de
resultaten die een school boekt op het gebied
van de sociale en maatschappelijke vorming
bij leerlingen. Dat blijkt uit het jaarplan 2009
van de inspectie.
De inspectie kijkt nu in het toezicht op het
onderwijs vooral naar de opbrengsten van
kerncompetenties als taal en rekenen of
Nederlands, Engels en wiskunde, ook wel
de ‘harde’ opbrengsten genoemd. Niet alle
scholen zijn daar gelukkig mee, omdat ze
vinden dat daarmee een te eenzijdig beeld
ontstaat over de vooruitgang die hun leerlingen
boeken. De inspectie is er zich van bewust dat
de socialiseringsfunctie van de school belang-
rijk is en dat die in de huidige beoordeling van
de kwaliteit van het onderwijs onvoldoende uit
de verf komt.
“Hoewel deze taak van scholen in het toezicht
indirect aandacht krijgt, is het toezicht op de
sociale en maatschappelijke opbrengsten
van onderwijs nog weinig uitgewerkt. In een
snel veranderende samenleving is inzicht in
de bijdrage van onderwijs aan integratie en
maatschappelijke samenhang in toenemende
mate van belang. Scholen wijzen daar ook op
en geven te kennen niet slechts beoordeeld te
willen worden op cognitieve prestaties, maar
ook op de bijdrage aan de vorming en ont-
wikkeling van leerlingen”, aldus de inspectie
in het jaarplan.
Gemeente moet vervoer betalen
Indicatoren voor ‘zachte’ opbrengsten
Jongeren steeds langer in het onderwijs
Besturenraad op de NOT
Doorbraak in onderwijs levensbeschouwing
Steeds meer leerlingen blijven na afloop van
de volledige leerplicht in het onderwijs of
keren daarin terug. Dit komt vooral door de
toe genomen populariteit van het hoger onderwijs.
Het aantal 16-plussers in het voortgezet onder-
wijs is echter in de periode 1995/’96–2007/’08
afgenomen. Dat meldt het CBS in het Jaarboek
Onderwijs in Cijfers 2008.
Het aantal leerlingen en studenten van 16 jaar en
ouder was in het schooljaar 2007/’08 15 procent
hoger dan in het schooljaar 1995/’96. Per onder-
wijssoort zijn er forse verschillen. Het aantal
leerlingen van 16 jaar en ouder in het voortgezet
onderwijs nam, met 11 procent, sterk af. In het
hoger onderwijs nam het aantal leerlingen daar-
entegen flink toe, met 29 procent. Het middelbaar
beroepsonderwijs (mbo) tenslotte groeide met
18 procent.
De ontwikkeling van het aantal leerlingen heeft
te maken met verandering van de omvang van
de bevolking en van het percentage van de
bevolking dat deelneemt aan onderwijs.
Het effect van deze twee factoren verschilt
sterk bij de diverse onderwijssoorten.
De Besturenraad geeft acte de presence op de
grote onderwijsbeurs NOT, die van 27 tot en
met 31 januari plaatsvindt in de Jaarbeurs in
Utrecht. Kom bij ons langs en doe inspiratie op
voor het christelijk onderwijs. Maak kennis met
de productinnovatie Eduvadis: een uniek
pakket voor financieel en personeels-
management dat speciaal is ontwikkeld voor
het onderwijs. Wij staan in hal 8, stand 099.
Via de website www.not-online.nl kunt een
gratis toegangsbadge verkrijgen. Alle leden-
schoolbesturen hebben in december een
vrijkaart toegestuurd gekregen.
De overheid gaat leraren godsdienst- en humanistisch vormingsonderwijs (gvo en hvo) op openbare
basisscholen net als andere docenten betalen. Dit is de uitkomst van het debat in de Tweede Kamer
over de Onderwijsbegroting 2009 in december jl. Een meerderheid steunde een amendement
van de leden Jan Jacob van Dijk (CDA), Margot Kraneveldt (PvdA) en Arie Slob (ChristenUnie).
Daarmee komt in 2009 5 miljoen euro beschikbaar om leraren gvo en hvo op dezelfde voet als
andere docenten te betalen. Twintig samenwerkende organisaties, met de Besturenraad in een
dragende en verbindende rol, hebben daar jarenlang voor geijverd. Leraren die gvo en hvo
verzorgen, ontvangen nu meestal een vrijwilligersvergoeding van de verschillende levens-
beschouwelijke organisaties waaraan zij verbonden zijn. Die krijgen hiervoor soms subsidie
van gemeentebesturen. Deze subsidies nemen echter uit bezuinigingsoverwegingen al jaren af.
Zie verder het artikel op pagina 8.
5
Tekst: Guido de Bruin, Fotografie: Ruben Schipper
Debat Besturenraad over bemoeienis overheid met onderwijskwaliteit
Inspectie grijpt sneller in bij (zeer) zwakke scholen
De aanpak van zeer zwakke scholen is ‘redelijk succesvol’, maar kan wel sneller. Dat zegt inspecteur van het onderwijs Henk den Boer. op meer bevoegdheden van de gemeenten zit hij niet te wachten. Hij is niet de enige. en schoolbestuurders passen voor een plaats in de beklaagdenbank. verslag van een debat van de Besturenraad.
De roep van de Rotterdamse wethouder
Leonard Geluk en zijn collega-wethouders in
de drie andere grote steden voor meer instru-
menten om zwakke scholen aan te pakken,
was voor de Besturenraad aanleiding om met
hem in debat te gaan. Net zo min als onder-
wijsinspecteur Henk den Boer zijn Tweede
Kamerlid Jan Jacob van Dijk (CDA) en school-
bestuurders geporteerd van de weg die de
G4-wethouders willen inslaan, bleek tijdens
het debat in Utrecht op 15 december.
De meeste scholen die in de categorie
‘zeer zwak’ terechtkomen, zijn daar binnen
de gestelde termijn van twee jaar weer uit,
schetst Den Boer. Daarna is nog wel een tijdje
begeleiding nodig om te voorkomen dat ze
terugvallen. “Je kunt wel uit de put
krabbelen, maar er uit blijven kost veel
moeite en inspanning.”
Een 'redelijk succesvolle' aanpak, concludeert
de inspecteur, die echter trager werkt dan zou
kunnen. Het nieuwe toezichtskader van de
inspectie maakt volgens hem sneller
ingrijpen mogelijk. De inspectie richt zich nu
veel meer op preventie. Dat houdt in: niet pas
ingrijpen als een school al zeer zwak is, maar
zodra zich signalen voordoen dat de onder-
wijskwaliteit achteruit gaat.
GeSparTel
Op dat moment maakt de inspectie prestatie-
afspraken met het schoolbestuur. Daarin staat
wanneer de kwaliteit weer op orde moet zijn
en welke (tussen)resultaten het bestuur moet
laten zien. “Dat is bij twee schoolbesturen al
gebeurd”, aldus Den Boer. “Dat leidde wel tot
wat gespartel, maar het heeft er voor gezorgd
dat we die scholen scherper in het oog
hebben.” In het eerste half jaar van 2009 rolt
de inspectie deze nieuwe aanpak verder uit.
Niet alle besturen hebben de onderwijs-
kwaliteit goed in het vizier, heeft Den Boer
gemerkt tijdens een gespreksronde met
schoolbesturen die de inspectie achter de rug
heeft. “De kwaliteit van de gesprekken liep
erg uiteen. Sommige besturen hebben een
visie op de aansturing van de onderwijs-
kwaliteit, maar we kwamen ook besturen
tegen waar bij de leden de monden open-
vielen door de dingen die wij over hun
scholen vertelden.”
oNDer DruK zeTTeN
Den Boer pleit ook voor een grotere
betrokken heid van de ouders bij de
verbetering van de onderwijskwaliteit.
Allereerst moet de informatie van de
inspectie toegankelijker worden en recht-
streeks bij de ouders terechtkomen, erkent
hij. Maar ouders hebben vervolgens zelf ook
een verantwoordelijkheid. “Leg je er niet
zomaar bij neer dat een school zwak is.”
Die oproep is Jan Jacob van Dijk uit het hart
gegrepen. “Ouders moeten een steviger
positie krijgen om het bestuur onder druk te
kunnen zetten. Daarvoor is allereerst nodig
dat zij goed worden geïnformeerd.” Hij vindt
het een goed idee om de inspectie aan ouders
van leerlingen op een (zeer) zwakke school
een brief over de onderwijskwaliteit te laten
sturen. Staatssecretaris Dijksma onderzoekt
de mogelijkheid om ouders rechtstreeks
te waarschuwen.
Van Dijk spreekt in dit verband ook de
schoolbesturen aan. “Scholen moet ouders
veel meer in positie brengen. Ouders moeten
de inspectierapporten krijgen en een toelich-
ting van de schoolleiding op de acties die ze
onderneemt om de kwaliteit te verbeteren.”
Juist de te zwakke positie van de ouders ligt
volgens Van Dijk ten grondslag aan de
ontwikkeling dat “de overheid steeds meer
naar voren komt als de institutie die bepaalt
wat er in het onderwijs gebeurt”. In dat licht
ziet hij ook de roep van de G4-wethouders
om meer bevoegdheden om zeer zwakke
scholen aan te pakken – een weg die Van Dijk
niet op wil.
‘Het is een gotspe dat wij
als schoolbestuurders in
de beklaagdenbank zitten’
6
Een van de vier, de Rotterdamse wethouder
Leonard Geluk (CDA), legt nog eens uit wat
hem dreef om zijn 'redelijk vergaande' brief te
schrijven aan de ouders van de leerlingen van
de islamitische scholengemeenschap Ibn
Ghaldoun. Daarmee zette hij de discussie
over de aanpak van zeer zwakke scholen op
scherp. De rechter floot hem terug, maar
Geluk heeft desondanks bereikt wat hij wilde
– het bestuur van Ibn Ghaldoun is afgetreden
en de school werkt nu mee aan verbeteringen.
NieT verScHuileN acHTer arTiKel 23
Geluk kan het niet verteren dat de gemeente
machteloos staat als een incompetent school-
bestuur weigert mee te werken aan een
verbeter traject voor een zeer zwakke school
onder zijn bewind. Hij en zijn drie
collega-wethouders willen dan ook een
verplichting voor schoolbesturen om in
lokale convenanten afspraken met de
gemeente te maken over verbetering van
de onderwijs kwaliteit.
Verder moet de gemeente volgens hen
onwillige scholen bij de minister kunnen
voordragen voor een bestuurlijk verbeter-
traject dat uiteindelijk kan leiden tot bewind-
voering of zelfs sluiting. “Ik ga dus niet als
wethouder dreigen met stopzetting van
de bekostiging.”
Schoolbesturen mogen zich volgens Geluk
niet verschuilen achter de autonomie die zij
krachtens artikel 23 van de Grondwet
hebben, om zulke maatregelen af te wijzen.
“Artikel 23 is te veel uitgelegd als bescher-
ming van de autonomie van schoolbesturen
en te weinig als waarborg voor het recht van
de onderwijsontvangers op kwalitatief hoog-
waardig onderwijs.”
zeepBel
Van Dijk noch Den Boer ziet iets in extra
bevoegdheden voor gemeenten om in te
grijpen bij zeer zwakke scholen. En school-
bestuurders al helemaal niet. Enkele reacties:
“Schoolbesturen zijn de dragers van de
verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van
het onderwijs. Wij doen daar alles aan,
bijvoorbeeld door de aansluiting tussen po en
vo en tussen vo en mbo te verbeteren.
Daarbij lopen we tegen de grenzen van de wet
op. Het mag vaak gewoon niet. Dan is het een
gotspe dat wij schoolbestuurders in de
beklaagdenbank worden gezet.”
“Natuurlijk moeten we excessen aanpakken,
maar het in stelling brengen van de gemeente
is een verkeerd antwoord. Haal de gemeente
er juist tussenuit, en leg de verantwoordelijk-
heid voor bijvoorbeeld huisvesting bij de
schoolbesturen neer. Wij hebben juist de
meeste last van bemoeienis van de gemeente.
We kunnen als schoolbesturen heel veel,
maar we hebben daarbij de steun van de
politiek en de gemeenten nodig.”
DierBaar
Van Dijk zet desalniettemin kanttekeningen
bij de stelling van schoolbestuurders dat de
kwaliteit van het onderwijs bij hen in goede
handen is. Hij rekent voor dat er bij elkaar
ruim 1600 (zeer) zwakke en risicoscholen
zijn. “Dat is een gigantisch hoog percentage.”
Met een initiatiefwet wil hij daarom voor-
komen dat er nog meer (zeer) zwakke scholen
ontstaan. Zijn wet wil de termijn verkorten
waarbinnen de overheid de bekostiging van
scholen kan beëindigen. Nieuwe scholen
moeten binnen drie maanden aantonen dat
zij de positie van de ouders goed hebben
geregeld, een goed schoolplan, bevoegde
docenten en deugdelijke huisvesting
hebben en vijf dagen per week les geven.
Van Dijk wil daarmee voorkómen dat het
bijzonder onderwijs als geheel op de tocht
komt te staan. “De discussie over de kwaliteit
van het islamitisch en Iederwijsonderwijs
wordt door sommige partijen misbruikt om
de totale positie van het bijzonder onderwijs
ter discussie te stellen. Juist omdat artikel 23
ons zo dierbaar is, moeten we bekijken hoe
we de kwetsbaarheid van het bijzonder
onderwijs kunnen wegnemen door
bepaalde wetgeving te aanvaarden.”
Voorzitter Marianne Luyer (links) en wethouder Leonard Geluk (rechts) luisteren naar het betoog van CDA-kamerlid Jan Jacob van Dijk.
7
Bekostiging voor godsdienstonderwijs op openbare scholen
Besturenraad voorop in succesvolle samenwerkingMet de Besturenraad in een dragende en verbindende rol strijden twintig organisaties sinds 2004 samen voor godsdienst- en humanistisch vormingsonderwijs op openbare basisscholen (g/hvo). Met succes: in december 2008 stemde een Kamermeerderheid in met rijksbekostiging van leraren g/hvo. Dankzij een volhardende inzet.
Tekst: Guido de Bruin, Fotografie: Marcel Terlouw
De kogel is door de kerk: de overheid gaat vanaf het schooljaar
2009/2010 leraren godsdienst- en humanistisch vormingsonderwijs
(g/hvo) op openbare basisscholen net als andere docenten bekostigen.
Een Kamermeerderheid stemde in met een amendement op de
Onderwijsbegroting 2009 met die strekking van de leden
Jan Jacob van Dijk (CDA), Margot Kraneveldt (PvdA) en Arie Slob
(ChristenUnie).
De Besturenraad heeft zich van meet af aan ingezet om deze mijlpaal
te bereiken. Wij dragen van harte bij aan goed godsdienstonderwijs
op álle scholen, ongeacht denominatie of onderwijsvorm. Daarvoor
zijn bekwame docenten nodig die investeren in hun professionele
ontwikkeling. Die zijn alleen in voldoende mate beschikbaar als ze net
als andere docenten worden betaald.
HeT G/Hvo-TeaM vaN De BeSTureNraaD
van de Besturenraad hebben Elza Kuyk en Marcel Bos
zich vooral in een coördinerende en strategische rol inge-
zet voor g/hvo. Marjo Klaver leidt het project ‘Scholing en
organi satie g/hvo 2008’, waarvan de Besturenraad project-
voerder is. Elza Kuyk leidt daar binnen het deelproject dat
zorgt voor assessments voor leraren g/hvo. Anja van
Andel fungeert als secretaris van de stuurgroep van de
twintig samen werkende organisaties en participeert ook
in het project.
Wim van de Camp, voorzitter van de vaste kamercommissie voor Onderwijs neemt de petitie in ontvangst. Van links naar rechts: Jurn de Vries (CIO), Marjo Klaver (Besturenraad), Rob Limper (VOO), Wim van de Camp, Elza Kuyk (Besturenraad), Manja Smits (SP), Margot Kraneveldt (PvdA), Jan Jacob van Dijk (CDA) en Arie Slob (ChristenUnie).
8
Dat klinkt logisch, en dat is het ook. Toch was het bij het begin van de
campagne voor rijksbekostiging van leraren g/hvo in 2004 bepaald
niet vanzelfsprekend dat dit doel zou worden bereikt. “Het was een
heel kwetsbaar proces, omdat er religie in het spel is”, zegt Elza Kuyk,
vanaf het begin nauw bij het dossier betrokken, eerst bij de
Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland en later als
een van de voortrekkers namens de Besturenraad. “Daardoor sloegen
sommige politieke partijen aan, ook al wisten ze niet precies waar het
om ging.” Het feit dat g/hvo ook islamitisch godsdienstonderwijs
omvat, maakt het dossier extra gevoelig.
Serieuze GeSpreKSparTNer
Bovendien wilden eerst minister Van der Hoeven en na haar staats-
secretaris Dijksma er geen geld voor vrijmaken. Daarom was het
essentieel om de bewindslieden in ieder geval van goede informatie te
voorzien en zo veel mogelijk mensen in stelling te brengen die hen
zouden kunnen overtuigen. Dijksma bleef tegen, maar heeft zich
uiteindelijk niet hevig tegen het amendement verzet. “Ze heeft er
inhoudelijk geen probleem mee, maar vindt het niet belangrijk genoeg
om er geld voor vrij te maken”, concludeert Kuyk.
De aanvaarding van het amendement is de vrucht van een jarenlange
investering in het opbouwen en onderhouden van relaties met
Kamerleden. “We hebben onszelf bewezen als een serieuze gespreks-
partner die zich kan inleven in de positie en mogelijkheden van
kamerleden”, aldus Kuyk. Dat de initiatiefnemers hun amendement
uiteindelijk vrij geruisloos door de stemmingen hebben kunnen
loodsen, is volgens Kuyk niet in de laatste plaats te danken aan het feit
dat de samenwerkende organisaties “maatschappelijk draagvlak voor
g/hvo hebben gecreëerd en onderhouden”.
eeNDracHT
Behalve een uitgekiende politieke inzet waren goede relaties met het
ministerie van OCW en de eendracht van de twintig samenwerkende
organisaties van levensbelang. “Wij hebben het overzicht weten te
bewaren over alle processen die speelden”, evalueert Kuyk.
“We hebben steeds planmatig bekeken wat op welk moment nodig
was en steeds mogelijke bedreigingen, risico’s, scheurtjes en misver-
standen proberen te onderkennen en te ondervangen.”
Het samen optrekken van twintig organisaties van zeer diverse plui-
mage – kerken, humanistische, islamitische, joodse en hindoe-organi-
saties, vakbonden en organisaties van openbaar onderwijs – vereist
volgens Kuyk een 'oecumenische competentie'. “Dat betekent dat je je
kunt inleven in de positie van andere godsdienstige en levensbe-
schouwelijke instellingen, die ook nog eens qua aard, omvang en mate
van professionaliteit zeer uiteenlopend zijn. De Besturenraad is hierin
verbindend geweest.”
BurGerScHap
Wat de organisaties uiteindelijk altijd heeft verbonden, is het belang
van goede godsdienstige en levensbeschouwelijke vorming in het open-
baar onderwijs. In de wet is geregeld dat het openbaar onderwijs wordt
gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levens overtuiging.
Ouders hebben het recht op godsdienst- of humanistisch vormingson-
derwijs voor hun kinderen. Deze facultatieve lessen onder schooltijd
geven mede vorm aan het pluriforme karakter van het onderwijs en
dragen bij aan burgerschap in de Nederlandse samenleving.
Door gebrek aan financiering stond dat recht echter al geruime tijd
onder druk. Leraren g/hvo ontvangen nu meestal een vrijwilligers-
vergoeding van de levensbeschouwelijke organisatie waaraan zij
verbonden zijn. Die krijgen hiervoor soms subsidie van gemeente-
besturen. Door bezuinigingen nemen die echter al jaren af.
“Een amendement als dit was echt nodig, anders was dit soort onder-
wijs langzaam verdwenen”, aldus Kuyk.
eilaNDje
Dat kon ook het bijzonder onderwijs niet laten gebeuren. Daarom
heeft de Besturenraad voorop gelopen in de strijd om het voort-
bestaan van dit “stukje bijzonder onderwijs, een ‘eilandje’, binnen de
openbare school”, zoals de Onderwijsraad het g/hvo typeerde in een
advies over het mogelijke dienstverband van de leraar g/hvo.
“In het bijzonder onderwijs weten wij hoe belangrijk het is dat
kinderen gevormd worden op het gebied van religie en levens-
beschouwing”, zegt Kuyk. “Daarom is het logisch dat wij ons ervoor
inzetten dat ook kinderen op openbare basisscholen toegang hebben
tot goed godsdienstonderwijs, gegeven door bekwame docenten.
Daar hebben we ook verstand van, omdat de competenties van de
leraren en een deel van de leerinhoud vergelijkbaar zijn.”
Op dit moment krijgen ongeveer 73.000 leerlingen g/hvo, oftewel
15% van het totaal aantal leerlingen in het openbaar basisonderwijs.
Vooral onder moslimouders is een groeiende vraag naar islamitisch
godsdienstonderwijs te verwachten.
Toch bleek vorig jaar uit een onderzoek van Research en Beleid dat de
daadwerkelijke vraag (77.000 leerlingen) niet veel hoger ligt dan het
huidige aantal leerlingen dat g/hvo volgt. “Wat we met dit amende-
ment vooral bereikt hebben, is dat de neergang van de afgelopen jaren
een halt wordt toegeroepen en dat er ruimte komt voor een lichte
groei”, concludeert Kuyk.
De poliTieKe weG Naar BeKoSTiGiNG vaN G/Hvo
n in 2004 neemt de Tweede Kamer de wet op de Beroepen
in het onderwijs (wet Bio) aan. Deze wet stelt bekwaam-
heidseisen aan docenten. Doordat de Kamer ook een
amendement van het lid Kraneveldt aanvaardt, gaan deze
eisen ook gelden voor leraren g/hvo. De samen werkende
organisaties voor g/hvo vinden dat redelijk, mits de over-
heid deze leraren net als andere docenten bekostigt en
zij een volledige rechtspositie krijgen.
n Met het aannemen van de motie-De vries dringt de
Tweede Kamer in 2006 bij de minister aan op het uit-
werken van een vorm van rijksbekostiging van g/hvo.
uit onderzoek van research voor Beleid (2007) blijkt
dat daarvoor circa 10 miljoen euro per jaar nodig is.
n Bij de behandeling van de onderwijsbegroting in 2007
neemt de Tweede Kamer het amendement-j.j. van Dijk
aan. Daardoor komt in 2008-2009 eenmalig 2,7 miljoen
euro be schikbaar voor de professionalisering van
leraren g/hvo, gericht op het voldoen aan de bekwaam-
heidseisen van de wet Bio, en voor het inrichten van
een passende organisatie.
n Bij de behandeling van de onderwijsbegroting in 2008
neemt de Tweede Kamer het amendement-j.j. van Dijk/
Kraneveldt/Slob aan. rijksbekostiging van leraren g/
hvo is daarmee een feit. Het is nu aan de zendende
instanties om dit daadwerkelijk te regelen.
9
Tekst: Guido de Bruin. Fotografie: ANP/Joan Comalat
Homoseksualiteit in het christelijk onderwijs (2)
Vanzelfsprekendheid of worstelingin deze SBM opnieuw aandacht voor homoseksualiteit in het christelijk onderwijs. in een eerder artikel (december 2008) ging het vooral over de rol die een bepaalde visie op (homo)seksualiteit speelt in het (personeels)beleid. Ditmaal aandacht voor de visie en ervaringen van homoseksuele en lesbische leidinggevenden en docenten zelf.
Ellen Dupuis, rector van het Koningin Wilhelmina
College in Culemborg, vindt haar geaardheid eigenlijk
geen specifieke aandacht waard. “Het gaat mij om heel de
mens. Seksualiteit of geaardheid is daarvan slechts één
aspect. Ik vind het een teken van hokjesdenken als men
vindt dat dat aparte vermelding behoeft. Ik heb ook
moeite met etiketten als man, vrouw of 50-plus. In onze
samenleving denken we te veel in categorieën.”
Dat ze lesbisch is en met een vrouw samenleeft, vindt
Dupuis dan ook “geen informatie waarover iedereen zou
moeten beschikken”. Als ze ernaar gevraagd wordt, geeft
ze eerlijk antwoord. Toen ze solliciteerde naar haar huidige
functie, heeft ze het in het tweede gesprek verteld. De
sollicitatiecommissie vond het een privé-aangelegenheid
en zeker geen belemmering voor haar aanstelling.
Op het KWC is homoseksualiteit gewoon, stelt Dupuis.
“Ik heb hier collega’s die in de omgang met leerlingen in alle
openheid vertellen dat ze homoseksueel zijn. Er worden
geen vragen over gesteld door andere collega’s of ouders.”
ScHelDwoorD
Uit het vierjaarlijkse E-MOVO-onderzoek naar gezond-
heid en leefstijl dat de GGD in Gelderland en Overijssel
op scholen afneemt, blijkt dat het percentage leerlingen
dat homoseksualiteit afwijst of afwijkend vindt, op het
KWC kleiner is dan op vergelijkbare scholen in de twee
provincies. “Maar ook hier gebruiken leerlingen het
10
woord homo als scheldwoord. Als docenten dat horen,
grijpen ze onmiddellijk in.”
Toch wil Dupuis zich niet op de borst kloppen. “Ik heb
moeite met een houding van ‘kijk eens hoe tolerant wij
zijn’. Ik vind tolerantie in dit verband ook een verkeerd
begrip. Hoezo denkt iemand te kunnen zeggen: ik heb er
geen bezwaar tegen. Ik vind dat aanmatigend. Ik zou
willen dat homoseksualiteit gewoon is en dat mensen er
niet op reageren alsof het iets bijzonders is.”
aarDiGe veNT
Ook Hans van den Ham, directeur van de protestants-
christelijke bassisschool De Diamant in Apeldoorn, heeft
in zijn 30-jarige carrière in het onderwijs nooit nadelige
gevolgen ondervonden van zijn homoseksualiteit.
“Mijn stelregel is dat ik mensen niet hoef te vertellen dat
ik homoseksueel ben”, zegt hij. “Dat merken ze vanzelf
als ik het heb over de vriend met wie ik samenwoon.
Ik loop niet met mijn homoseksualiteit te koop, want
daarmee schrik je sommige mensen af. Die gaan op grond
daarvan hun houding tegenover je bepalen. Als ze er pas
na verloop van tijd achter komen, blijf je gewoon die
aardige vent die ze al kennen.”
oNTMoeTiNGSScHool
Homoseksualiteit kan wel een gespreksonderwerp zijn
met leerlingen en ouders. “In de klas wordt het thema
wel besproken, maar nooit in relatie tot mij”, aldus Van
den Ham. Als hij of een leraar over zijn geaardheid een
vraag van een kind krijgt, is de afspraak dat zij de leerling
eerst vragen waarom hij of zij zo graag iets over het privé-
leven van de directeur wil weten. “We spelen geen stom-
metje, maar willen de kinderen wel leren dat je zo’n vraag
niet zomaar stelt.”
Ook de aanzienlijke groep allochtone leerlingen en hun
ouders heeft Van den Ham nooit onaangenaam bejegend.
“Wij profileren ons als een protestants-christelijke
ontmoetingsschool. Ons uitgangspunt is: iedereen hoort
erbij, ongeacht wat dan ook. Dat ik dat zo belangrijk vind,
heeft ook wel te maken met mijn homoseksualiteit, maar
vooral met het feit dat we een multiculturele school zijn
waarin respect voor elkaar centraal staat.”
proGreSSiever BeelD
De angst om vanwege zijn homoseksualiteit afgewezen te
worden, heeft Van den Ham wel een tijd weerhouden om
te solliciteren naar een directeursfunctie. Toen in 1990 in
een gesprek met de bovenschools directeur bleek dat dat
voor PCBO Apeldoorn “absoluut geen issue” was, heeft
hij zijn aarzeling laten varen. “Nu ben ik al jaren directeur,
en het is inderdaad nooit een issue geweest. Inmiddels
is er bij PCBO Apeldoorn nog een homoseksuele en een
lesbische schooldirecteur.”
De Besturenraad mag volgens Van den Ham op dit thema
een “progressiever beeld” van zijn achterban uitstralen.
Scholen die moeite hebben met homoseksualiteit, zijn in
het christelijk onderwijs een kleine minderheid, is zijn
inschatting. Aan een Besturenraadnetwerk voor homo-
seksuele leidinggevenden en bestuurders heeft hij zelf
geen behoefte, maar Van den Ham is wel beschikbaar om
collega’s te ondersteunen die door hun geaardheid in de
problemen komen. “Mijn verhaal kan bemoedigend zijn
voor mensen die met hun homoseksualiteit worstelen.”
GeBroKeNHeiD
Minderheid of niet, het verhaal van een docent aan een
reformatorische school voor voortgezet onderwijs ergens
in het land, is daarom niet minder reëel. Hij is getrouwd
met een vrouw, maar heeft ook homoseksuele gevoelens,
al worden die naar eigen zeggen wel minder.
Homoseksualiteit ligt in zijn omgeving zo gevoelig, dat
hij zijn verhaal alleen anoniem wil doen.
Op grond van de Bijbel wijst hij de homoseksuele praxis
af en acht hij zich als man geschapen voor het huwelijk
met een vrouw – een visie die hij deelt met zijn school.
“Maar ik ervaar de gebrokenheid die er sinds de zondeval
is, in het feit dat ik soms toch anders ben. Dat geeft in
mijn huwelijk soms spanning.” Met zijn vrouw zoekt hij
naar wegen om daar goed mee om te gaan.
Hoe Blijf iK uiT De wiND?
Schoolleiding en collega’s weten niets van zijn worste-
ling. ”En dat hoeft ook helemaal niet, het voegt niets toe.
Ik doe gewoon mijn werk.” Hij is wel bang voor de
reacties als hij het aan de orde zou stellen.
“Heel veel mensen in onze kring kunnen hier niet mee
omgaan en weten zich geen houding te geven. Ik zou het
met een aantal collega’s best wel willen en durven delen,
maar hoe gaan zij ermee om? Kunnen zij het aan? Het zou
voor andere collega’s met homoseksuele gevoelens
trouwens ingewikkeld kunnen zijn: hoe blijf ik uit de
wind? Of zouden ze misschien heel opgelucht zijn, dat
het aan de orde komt en ze daarna misschien eindelijk ook
zichzelf kunnen zijn op school?”
De docent betwijfelt echter of het klimaat op zijn school
veilig genoeg is. “Ik ben bang voor sensatie en stigmati-
sering. Ook reacties van leerlingen – ‘homo’ is een vaak
voorkomend scheldwoord – geven mij weinig hoop dat
hier op een positieve manier mee wordt omgegaan. Er is
wel gedurende enkele jaren een themadag gehouden voor
leerlingen in het derde jaar over seksualiteit; daar was ook
een workshop over homoseksualiteit. Maar ik heb niet
gehoord dat deze zaken op personeelsniveau bespreekbaar
gemaakt zijn of zullen worden."
”Ik weet wel dat enkele jaren geleden een collega een
andere baan bleek te hebben en ‘geruisloos’ verdween;
ik wist: hij is homo. Ook is in diezelfde tijd een jongen uit
een examenklas erg gepest, toen hij verteld had homo-
seksuele gevoelens te hebben. Maar wat daar verder mee
gedaan is? Ik durfde daar niet naar te informeren, want
wat als ik me versprak – men zou eens kunnen denken
dat ik homo ben.”
“ Hoezo denkt iemand te kunnen zeggen:
ik heb geen bezwaar tegen homoseksualiteit”
11
Doekle Terpstra, voorzitter van de HBO-raad
Emancipatiefunctie van hetonderwijs nog altijd actueel
Drie jaar geleden maakte Doekle Terpstra de overstap van de christelijke vakbeweging naar de neutrale HBo-raad, de werkgevers in het hoger beroepsonderwijs. Maar zijn levens beschouwelijke veren heeft hij allerminst afgeschud. Terpstra over artikel 23 van de Grondwet en de cruciale rol van onderwijs voor de emancipatie van allochtone én vergeten autochtone jongeren.
Tekst: Emmanuel Naaijkens, Fotografie: HBO-raad
In het najaar bracht Doekle Terpstra (1956)
als voorzitter van de HBO-raad, samen met
de vaste kamercommissie voor onderwijs
een werkbezoek aan de Verenigde Staten.
Het werd een onthutsende ervaring.
“Je denkt in het walhalla van het onderwijs te
komen, maar niets bleek minder waar. Je hebt
daar de bekende fantastische topinstituten,
maar nog veel meer scholen die in de verste
verte niet voldoen aan onze instellingen.
En dan praten wij in Nederland over ons
onderwijs in beelden van varkensstallen,
schandelijk! We moeten ons af en toe diep
schamen over de wijze waarop wij onszelf
diskwalificeren.”
Doekle Terpstra is zelf nooit te beroerd om af
en toe de knuppel stevig in het hoenderhok te
gooien, maar hij ergert zich groen en geel aan
de minachting en het cynisme die vaak in het
debat over de staat van het onderwijs de
boventoon voeren. De man die ooit namens
het CNV op het Museumplein driehonderd-
duizend betogers mocht toespreken, is van
het optimistische soort, met een sterk geloof
in vooruitgang. De samenleving is wel
degelijk te verbeteren, is zijn rotsvaste,
christelijk geïnspireerde overtuiging,
en goed onderwijs is daarvoor cruciaal.
Zijn overstap, drie jaar geleden, van de
christelijke vakbond naar de wereld van het
hoger (beroeps)onderwijs heeft hem daarin
gesterkt. Aangenaam verrast was hij door wat
hij aantrof. Een innovatieve en vooral dyna-
mische sector, met veel deskundige en
betrokken mensen en gericht op de 21e eeuw.
Een sector die zijn tekortkomingen heeft,
maar zeker niet aan het infuus ligt. In zijn
klassieke werkkamer in het kantoor van de
HBO-raad, van waaruit hij uitkijkt over het
Malieveld – demonstratieplek bij uitstek –,
geeft hij zijn visie op actuele thema’s in het
onderwijs. Zoals artikel 23 van de Grondwet,
dat de vrijheid van onderwijs regelt en dat
van Terpstra in een nieuw jasje mag
worden gestoken.
Hoe BelaNGrijK iS HeT BeSTaaN vaN HeT BijzoNDer
oNDerwijS?
“Ik vind dat een heel spannende vraag.
Want de vrijheid van organisatie, de vrijheid
van onderwijs, de pluriformiteit, is een groot
goed in de Nederlandse traditie. In de diversi-
teit zit heel veel kracht opgesloten, zolang het
maar geen isolement betekent. Ik geloof niets
van het ‘in ons isolement ligt onze kracht’,
zoals je dat nog wel aantreft bij de orthodoxe
christenen. Dat was en is in een ongelooflijk
snel ontwikkelende samenleving geen houd-
baar concept.”
iS HeT ooK oNweNSelijK?
“Het is wel heel Nederlands, het past goed
bij wie wij zijn. Artikel 23 is altijd een
buitengewoon gevoelig onderwerp, maar we
moeten het wel dynamisch houden. Op het
moment dat artikel 23 door iemand ter
discussie wordt gesteld, trek dat dan niet
meteen in een taboesfeer. Je moet er met een
open mind naar kijken. De samenleving van
vandaag is niet de samenleving van een eeuw
geleden. Toen hadden we geen 900.000
moslims en 1,7 miljoen mensen die een
andere etniciteit hebben dan de Fries en
de Drent honderd jaar geleden.”
iS HeT NieT HeT puNT DaT HeT vooral De SaMeNleviNG
iN De raNDSTaD iS Die zo veraNDerT, eN NieT Die
DaarBuiTeN?
“Ik heb in de afgelopen jaren gedacht dat de
Nederlandse identiteit er niet meer zo toe
deed in een globaliserende wereld, dat we
deel uitmaken van een Europese gemeen-
schap. Dat laatste geloof ik nog steeds, maar
ik raak er in toenemende mate van overtuigd
‘Generiek beleid
voor hogescholen
is uit de tijd’
12
dat de nationale identiteit er toe doet. Dat is
van ongelooflijk grote betekenis om uiteinde-
lijk een gemeenschappelijk waardepatroon te
ontwikkelen. Dat geldt voor de mensen in de
grote steden, maar evenzeer voor de mensen
in Friesland en Drente.”
Die BeleveN HuN iDeNTiTeiT MiSScHieN aNDerS
DaN De MeNSeN iN De raNDSTaD?
“Ik kom uit een klein plattelandsdorpje in
Friesland. Als daar vroeger een zwarte burger
rondliep dan dacht je ‘dat is een verdwaald
iemand’. Nu zijn er in die dorpjes de
vluchtelingen die deel uitmaken van de
gemeenschap. In alle hoeken gaten van het
land word je geconfronteerd met een ander
Nederland. Dat vind ik heel fascinerend en
uitdagend, maar daar hoort wel iets bij van
een Nederlandse identiteit. We zijn bezig
om die voor een deel weer uit te vinden.”
er zijN criTici Die zeGGeN DaT arTiKel 23 eeN
BeleMMeriNG iS voor iNTeGraTie.
“Ik ben geen adept van een of andere
stroming: voor of tegen artikel 23. De vraag
is, heeft artikel 23 ons nou in de vaart der
volkeren opgestoten en heeft het als het ware
de integratie bevorderd in die veranderende
samenleving, of heeft het er juist toe geleid
dat groepen daardoor meer van elkaar
gescheiden zijn? In het verleden heeft het
duidelijk bijgedragen aan de emancipatie van
groepen in onze samenleving. Maar gaat dat
nu ook op voor groepen mensen van een
andere achtergrond en cultuur? Als je het
hebt over een multiculturele samenleving
dan komt die tot stand door mensen met
elkaar in verbinding te brengen. Dat ze
dingen van elkaar weten en elkaars tradities
kunnen begrijpen. Dat ze invoelvermogen
creëren. Maar dat gebeurt te weinig.”
HaalT HeT oNDerwijS volDoeNDe TaleNT uiT De Groep
vaN allocHToNeN?
“Ik zie nu een massieve beweging op gang
komen van allochtone jongeren die het hoger
onderwijs weten te vinden. Neem bijvoor-
beeld de Hogeschool Rotterdam, dat is in een
‘We moeten het
platteland niet uit
het oog verliezen’
HoGer BeroepSoNDerwijS
in de jaren tachtig is er onder druk van de overheid een proces van schaalver-
groting ingezet in het hoger beroepsonderwijs en is het aantal hogescholen door
fusies teruggedrongen van 350 naar 45. Hun omvang loopt sterk uiteen van ruim
300 studenten van Hogeschool Helicon tot bijna 37.000 van fontys Hogescholen.
Het totale aantal studenten bedroeg vorig jaar 374.500, in 1995 waren dat er nog
270.500. op dit moment zijn de vrouwelijke studenten in de meerderheid (52,3%).
Het aantal allochtone studenten van niet-westerse afkomst in het hbo groeide in
twaalf jaar van 6,6% naar 13,4%.
13
jaar tijd een zwarte hogeschool geworden,
Inholland in Rotterdam ook. Ik vind dat
fantastisch! En wat mooi is, is dat
studenten elkaar begeleiden en vasthouden,
de zogeheten studentencoaches. Dat is heel
perspectiefvol voor de langere termijn.
Tegelijkertijd is het zo dat uit onderzoeken
blijkt dat allochtone kinderen te lage adviezen
krijgen. Daar moeten we snel van af.”
Maar DaT GelDT TocH eveNzeer voor GroepeN
auTocHToNe leerliNGeN?
“Dat hoor ik ook in de provincie, als ik er een
hogeschool bezoek. Laatst zei een lid van een
college van bestuur: ‘Doekle, het is nog steeds
niet vanzelfsprekend dat jonge mensen op
het platteland door hun ouders gestimuleerd
worden naar het hoger onderwijs te gaan.’
Dat is toch verbazingwekkend, die fase
hebben we toch achter de rug? Ik heb dat zelf
ondervonden. Mijn ouders waren supertrots
dat ik het advies kreeg voor de mavo in
Bolsward. ‘Onze Doekle gaat studeren!’.
Maar ik was op die school doodongelukkig,
werd op geen enkele manier uitgedaagd,
ik had niks te doen. Ja, om kattenkwaad uit te
halen, ik ben zelfs blijven zitten. Ik kreeg van
huisuit geen bagage mee. Dus ik vraag daar
nu aandacht voor. Dat de focus meer op grote
steden is gericht is begrijpelijk, daar spelen de
grote sociale vraagstukken, maar we moeten
het platteland niet vergeten.”
STroMeN STuDeNTeN volDoeNDe ToeGeruST HeT
HBo BiNNeN?
“Als HBO-raad hebben we er vanaf 2005 op
gehamerd dat het taal- en rekenonderwijs
verbeterd moet worden, aanvankelijk werden
we weggehoond. We zien in toenemende
mate een kennisprobleem bij nieuwe
studenten. En niet alleen in het hbo, ook op
de universiteiten. De pabo’s hebben in dat
opzicht de maatschappelijke mokerslagen
ontvangen, maar de kracht van de pabo’s is
dat zij dit onderwerp in belangrijke mate
hebben geagendeerd. En terecht, daar moeten
we geen concessies aan doen.”
iS HeT NieT ooK eeN proBleeM DaT voorTGezeT
eN HoGer oNDerwijS oNvolDoeNDe op
elKaar aaNSluiTeN?
“Het is inderdaad niet alleen een kwestie van
kennisontwikkeling, maar ook van attitude.
In het hbo gaat het vooral om: hoe combineer
je kennis en competenties met elkaar.
Mijn gevoel zegt me dat het voortgezet
onderwijs daar volstrekt niet op aansluit,
ze kennen het woord competenties niet eens.
Ik maak ze geen verwijten, maar er ligt daar
een vraagstuk dat we ook bij de kop zouden
moeten pakken.”
De HBo-raaD HeefT laNG GeaarzelD of ze MeT
HeT acTieplaN leerKracHT zou iNSTeMMeN.
waaroM waS DaT?
“Ik zie dat de 45 hogescholen in ons land
zich zeer divers ontwikkelen, onderling,
maar ook binnen de hogescholen zelf.
De ene hogeschool regionaliseert, de ander
inter nationaliseert. Er zijn hogescholen die
zich heel beroepsgericht ontwikkelen en
andere die juist academiseren. Het is mooi dat
dat gebeurt. Maar het Actieplan Leerkracht
van Plasterk helpt ons niet echt vooruit.
Het grote probleem voor ons was de invoe-
ring van de verplichte gemiddelde functiemix
over de hele sector heen.
Dat is volstrekt uit de tijd, dat past niet in de
dynamiek van de hogescholen. In dat opzicht
ben ik kritisch op de vakbeweging, ook al
kom ik er zelf vandaan. Daar zit een soort idee
dat het hoger onderwijs nog op een generieke
manier bestuurd kan worden. Met name de
AOb heeft daar een handje van. Die spreekt in
termen van ‘een professioneel statuut voor
docenten’. Dat zijn geen beelden meer die
passen bij ontwikkelingen van hogescholen.
Een school is een levende gemeenschap.
Je kunt niet zeggen, de school is óf van het
management, óf van de docent, óf van de
ouders. Maar van iedereen die er bij betrokken
is, ook de maatschappelijk omgeving. En
iedereen heeft zijn eigen rol. Ik geloof er hele-
maal niks van dat als je het onderwijs maar
teruglegt bij de docent, daarmee het onder-
wijs gered is, dat is kortzichtig.”
Terpstra heeft het helemaal gehad met
de kritiek, ook uit de Tweede Kamer,
dat ‘het management niet deugt’. “Soms
lijkt het wel alsof je je moet schamen dat je
manager in het onderwijs bent, trekken ze de
integriteit van bestuurders in twijfel.”
Hij geeft toe dat sommige bestuurders in de
sector dat beeld over zich afgeroepen hebben
met buitensporig hoge beloningen.
“Daar hebben we inmiddels in belangrijke
mate mee afgerekend.” Het steekt de
HBO-voorzitter dat zelfs zijn oud-collega’s
bij de vakbond hem nu scharen onder de
grootverdieners. “Dan doen ze net of ik een
auto met chauffeur heb, terwijl dat niet zo is,
dat weten ze best. Ik wil niet de bestuurder
uithangen.”
BeNoeMeN eN BouweN
Doekle Terpstra baarde begin vorig jaar opzien met zijn initiatief Benoemen
en Bouwen, bedoeld om het integratievraagstuk positief te benadrukken.
De afgelopen maanden was het stil rondom deze actie, maar Terpstra verzekert
dat hij buiten de schijnwerpers van de media regelmatig op pad is om Benoemen
en Bouwen inhoud te geven. zie ook www.benoemenenbouwen.nl
14
in april vorig jaar ontving minister plasterk ons Boek der overbodigheden. Deze prachtig uitgegeven, volumineuze verzameling van allerlei regels en circulaires was de ludieke illustratie van de bureaucratie waarmee schoolbesturen en schoolleiders dagelijks te maken hebben. wat is de stand op dit moment? Harm Klifman kijkt rond en doet verslag.
Minister Plasterk vond het geloof ik wel een mooi boek, dat
grote en zware Boek der Overbodigheden dat hij op 1 april
2008 ontving uit handen van Besturenraadvoorzitter
Marianne Luyer 1. Hij kon de actie ook wel waarderen - vast
omdat het terugdringen van allerlei administratieve lasten
een van de doelstellingen is van dit kabinet. Hij noemde een
doelstelling van 25 % minder regels (nadat het vorige kabinet
de eerste 25% meest voor de hand liggende overbodige regels
al had opgeruimd). Terecht wees hij er in zijn reactie op dat
niet alleen de rijksoverheid kritisch moet zijn op de regels
en voorschriften die we elkaar aandoen. Ook gemeenten en
schoolbesturen zelf hebben op dit punt een alerte houding
nodig. Het rijk doet wat het kan en heeft zelfs een heus
mobiel Museum Voor Overbodig Beleid door het land toeren
(zie www.mvob.nl).
Met dat van die gemeenten heeft minister Plasterk groot
gelijk. Navraag bij schoolleiders leert me dat gemeenten
soms ongehoord veel verantwoording vooraf én achteraf
vragen voor subsidies ter hoogte van een bedrag waar je
niet anders dan om kunt glimlachen. Wie het zonder de
gemeentelijke donatie kan stellen, is soms beter af.
Overigens geldt dit weer niet voor de hele grote gemeenten
die erg veel eigen geld stoppen in allerlei projecten, hoewel
ook hier een kritische blik geboden blijft.
Dat niet het rijk, maar gemeenten alom worden aange-
wezen als de grote boosdoener, wordt bevestigd in een poll
op de site van het genoemde Museum. Daar wordt de stel-
ling geponeerd: ‘Er zit bij gemeenten meer overbodig beleid
dan bij de rijksoverheid’. Maar liefst drie van de vier stem-
mers is het met deze stelling eens. 2
Bij mijn rondje langs de schoolleiders kreeg ik ook te horen dat
wie zich eenmaal op het niveau van Europa begeeft, niet weet
wat ‘m dan te wachten staat. Een ordner is dan snel gevuld.
Waarom doen we elkaar dit aan, denk je dan. Die vraag intri-
geert me wel, want wat is het waardoor bureaucratie zo’n
hardnekkig verschijnsel is. Ik stel mezelf die vraag omdat ook
binnen onderwijsorganisaties zelf soms erg veel regels, voor-
schriften, procedures, kengetallen, informatie-eenheden, data
enzovoorts gecreëerd worden zonder dat duidelijk is wat de
functie ervan is. Zoals iemand eens zei: als de raad van toezicht
vijf dingen wil weten van de bestuurder vraagt die er vijfen-
twintig aan zijn directeuren die op hun beurt weer een veel-
voud vragen aan hun afdelingsleiders. En waarom eigenlijk?
Welke bewegingen, welke drives zitten achter deze verlangens?
Is het onzekerheid? Doorgeschoten verantwoordelijkheids-
besef? Niet kunnen of durven kiezen? Gebrek aan lef?
Overdadig beheer als camouflage voor tekort aan inhoud?
Overmatige behoefte aan transparantie? Wie het weet mag
het zeggen.
1 het gefilmd verslag van deze aanbieding is te vinden op YouTube,
Boek der Overbodigheden
2 stand 16 januari 2009, 20.30 uur, 75,12% ja, 24,87% neen van
595 stemmen
Tekst: Harm Klifman, Fotografie: Michel Groen
Meer bijdragen in de debatserie Open Mind zijn te vinden op www.besturenraad.nl
Wilt u reageren? Stuur dan een mail naar Harm Klifman, [email protected]
o p e N M i N D
Overbodigheden
15
Christelijk onderwijs een vitale stroom
Het Manifest
aandachtig... Christelijk onderwijs was, is en blijft een vitale stroom in het Nederlandse onderwijsland-schap. Het valt op door de oprechte aandacht voor de leerling - elke leerling wordt gezien in zijn of haar eigen ontwikkeling en in relatie tot anderen en de omgeving. ‘Samen-leven gaat verder dan ik-leven’: vanuit dit vertrekpunt wil christelijk onderwijs de nieuwsgierigheid van mensen voeden en hen de schoon-heid en zinvolheid van het bestaan doen ervaren. Het is deze passie voor onderwijs die ons verbindt.Een school die is geïnspireerd door het Evangelie laat voort durend een basso continuo doorklinken van waarden als zorgzaamheid, rentmeesterschap, eerbied voor het leven en de schepping. Elkaar ontmoeten en in beweging zijn - zo zijn en blijven we ondernemend in onze dienst aan de samen leving. Het maakt ons creatief en inventief; het schenkt ons geloof in eigen kunnen. We vinden vernieuwen en verbeteren van belang en doen dat samen - alleen dan lukt het. We nemen en dragen verantwoordelijkheid en zijn daar altijd op aanspreekbaar. Christelijk onderwijs heeft een eigen koers en is zelfstandig en onafhankelijk. Juist dit besef van zijn eigen innerlijke opdracht maakt het mogelijk een zichtbare bijdrage te leveren aan een duurzame samenleving voor allen... Betekenisvol aanwezig
(Het manifest is in april vorig jaar gepresenteerd door een groep leden van de Ledenraad van de Besturenraad en is bedoeld als een handreiking aan eenieder die zich betrokken voelt bij het christelijk onderwijs.)
Tekst: Taco Visser, Fotografie: iStockphoto
Overwegingen bij het Manifest Christelijk Onderwijs (1)
16
Christelijk onderwijs een vitale stroomoprecHTe aaNDacHT voor De leerliNG
Sommige scholen stellen ‘het kind centraal’. Dat is een goed bedoelde dooddoener – welke school draait niet om kinde-ren? – en een misvatting van wat goed voor kinderen is. Als protonen cirkelend om een atoomkern draaien leraren en schoolleiders om het kind en zijn wensen heen. Maakt dat de pedagogische rol niet te passief? Weten kinderen wat goed is voor henzelf? Vragen zij niet te veel om hun zin?Andere scholen gaan voor ‘bijzondere’ talenten van kinderen. Leerlingen mogen uitblinken in cultuur, sport, techniek en intellectuele vaardigheden. Ook goed bedoeld. Toch is er een schaduwkant. Hoe wordt een talentvol kind gewaardeerd, om zichzelf of om het talent? Wat als je geen bijzonder talent hebt? Het is een christelijke notie dat mensen door God gekend worden om wie ze zijn, niet om wat ze doen. Zo komt er ruimte voor mindere ‘talenten’ van kinderen.Het Manifest Christelijk Onderwijs spreekt daarom van ‘oprechte aandacht voor de leerling’. Elke leerling “wordt gezien in zijn of haar eigen ontwikkeling” – dus ook eentje met extra zorg –, én in relatie tot anderen. Niet het kind staat centraal, maar de relatie tussen pedagoog en kind en die tussen leerlingen onderling. Zo wordt opvoeden dynamischer. Pedagogen met oprechte aandacht voor kinderen spannen zich in om vanuit betrokkenheid leerlingen op hun eigen spoor te zetten, al gaat dat soms tegen de zin van kinderen in. Pedagogen met oprechte aandacht zien ook talenten bij leerlingen waar die ze zelf soms niet zien. Ook relaties tussen leerlingen onderling worden actiever en diverser. Waar oprechte aandacht is, leren kinderen met elkaar omgaan en elkaar kennen als de mensen die ze zijn. Zwart en wit, gelovig en seculier, man en vrouw, kwetsbaar en talentvol, uniek en gewoon, hetzelfde en divers.
oprecHTe aaNDacHT iN De praKTijK
De Driesprong is een school voor speciaal basis onderwijs in Amsterdam. Docenten en zorgbege leidingsteam zijn er gezamenlijk op gericht de beste leerresultaten uit leerlin-gen te halen. Natuurlijk is er ook aandacht voor sociaal-maatschappelijke problemen. De Driesprong zoekt echter de balans tussen leren en zorg. “Je probeert er uit te halen wat er in zit, maar je hebt ook aandacht voor het kind dat zichzelf mag zijn”, zegt locatie-directeur Sandra Kooks. “Hierbij houden we rekening met bijvoorbeeld problemen in de thuissituatie.” Die aandacht is zichtbaar in de dagelijkse praktijk. Sandra begroet bij-voorbeeld alle leerlingen elke morgen persoonlijk om ze zo positieve aandacht te geven. “We verwachten dat ook van ouders. We zeggen ‘Bel even hoe het met je kind gaat. Als het wat minder gaat, maar ook als het goed gaat’.” Zo ook de docenten. Volgens Sandra zijn het warme persoonlijk-heden die door het gedrag van het kind heen kijken. “Je moet hier van kinderen houden die ook wel eens boos zijn of schelden. Je moet daar mee om kunnen gaan en er niet gelijk bovenop zitten. Wij kennen duidelijke grenzen, maar soms moet je begrip hebben voor frustraties.” De warme sfeer op de school ontstaat juist door de aandacht voor frustraties en eigenaardigheden. Vrij snel zet het team daarbij in op acceptatie van elkaar. Sandra citeert een col-lega: “Niemand zit hier voor zweetvoeten”. Zo voelt geen kind zich de uitzondering. Juist om de aandacht staat de school goed bekend. Sandra: “Bij het eerste oudergesprek vinden ouders het niet leuk dat hun kind op het sbo zit. Dan is het prachtig als ze rond de herfst vakantie zeggen dat ze het zo fijn vinden dat hun kind hier zit, dat ze zo’n ander kind hebben gekregen.”
17
Rapport van Commissie Cornielje
‘Kwestie onderwijstijd is nog niet opgelost’ruim een jaar geleden was de onrust in het onderwijs en de politiek over de handhaving van de 1040 urennorm zo toegenomen, dat staatssecretaris van Bijsterveldt zich gedwongen zag een commissie in te stellen om de knoop te ontwarren. Kort voor de kerstvakantie kwam de commissie cornielje met haar rapport.
Tekst: Emmanuel Naaijkens, Fotografie: Remko Scheepens
Daags na het verschijnen van het rapport van de Commissie
Onderwijstijd (voorzitter oud VVD-kamerlid Clemens Cornielje),
zijn de meeste reacties in de media terug houdend, maar niet op voor-
hand afwijzend.
De VO-Raad ziet positieve kanten, maar ook wat haken en ogen. De
nieuwe voorzitter van het Laks Jelle Swaan, de scholierenbond die in
2007 de kat de bel aanbond met acties tegen de ‘ophokuren’ als gevolg
van de strenge handhaving van de 1040 urennorm, bespeurt vooruit-
gang. De coalitiepartners in de Tweede Kamer reageren ook overwe-
gend positief. Staatssecretaris Van Bijsterveldt komt in februari met
een beleidsreactie, maar zegt in een eerste reactie een goede indruk te
hebben van het rapport.
Alleen vanuit de onderwijsbonden klinkt onmiddellijk gemor: ze
voelen er niets voor om docenten een week van hun zomer vakantie te
laten opofferen, zoals de commissie voorstelt. Peter van der Laan,
centraal directeur van het Andreascollege en praktijkschool De Rijn in
Katwijk, gelooft er niets van dat dat gaat gebeuren, want dat zou
werkelijk een fundamentele aanpassing in de arbeidsvoorwaarden
zijn. “En als de bonden daar niet mee akkoord gaan, dan valt het plan
van de Commissie Cornielje in duigen en zijn we weer terug bij af”,
constateert Van der Laan. Hij was eind 2007 woordvoerder namens
veertien christelijke scholen in het voortgezet onderwijs in de
Randstad, die zich verzetten tegen de in hun ogen onrealistische 1040
urennorm in de onderbouw. Ze schreven brieven naar Den Haag,
zochten contact met Kamerleden, maar aanvankelijk zonder effect.
Scholieren protesteren op het Amsterdamse Museumplein tegen de 'ophokuren', december 2007.
18
De aaNBeveliNGeN
n aanpassing van de definitie onderwijstijd, o.a. dat het
onderwijs onder de pedagogisch-didactische verant-
woordelijkheid van daartoe bekwaam onderwijsperso-
neel wordt uitgevoerd.
n Horizontale verantwoording over de realisatie en
kwalitatieve invulling van de wettelijke norm voor
onderwijstijd.
n inrichting van het externe toezicht. o.a.: inspectie
controleert op het gerealiseerde urenaantal en treedt
zo nodig handhavend op; scholen rapporteren op
groepsniveau (niet meer op leerlingniveau).
n onderzoeken naar de ontwikkeling in kwantitatieve
realisatie én kwalitatieve invulling van de wettelijke
norm voor onderwijstijd.
n urennorm vaststellen op 1000 klokuren, zowel
onder- als bovenbouw; 700 klokuren in examenjaar.
n effecten vakantiespreiding. Maak een eenduidige
regeling voor de verrekening van de effecten; de norm
is dan afhankelijk van de lengte van het schooljaar.
n Spreiding werkdruk voor leraren en leerlingen.
zes weken zomer vakantie in ruil voor vijf roostervrije
dagen gedurende het schooljaar. leraren zijn op die
dagen beschikbaar zijn voor niet- lesgebonden activitei-
ten, leerlingen zijn vrij. Totaal aantal vakantieweken
voor leerlingen elf, waarvan er negen centraal worden
vastgelegd.
n opstarten en afronden. Buiten de elf vakantieweken en
vijf roostervrije dagen nog maximaal vijf roostervrije
dagen voor de leerlingen toevoegen. Binnen het totaal
van de roostervrije dagen moeten ook de opstart- en
afrondings activiteiten van het schooljaar plaats vinden.
n Scholing. zoveel mogelijk plannen buiten schooltijd
(bijvoorbeeld roostervrije dagen).
n flexibeler inzet personeel. o.a. Benutten van mogelijk-
heden in cao om onderwijs zo efficiënt mogelijk te
organiseren. aanpassing cao om belemmeringen voor
flexibeler inzet weg te nemen.
Het volledige rapport is te vinden op site van het ministerie
van onderwijs.
HeT rapporT vaN De coMMiSSie iN eeN NoTeNDop
De commissie is op basis van haar onderzoek tot drie hoofd-
conclusies gekomen.
1. De school dient leerlingen een inspirerend en uitdagend
onderwijs programma aan te bieden en legt primair verant-
woording af aan ouders en leerlingen over de realisatie
én de kwaliteit van de onderwijstijd.
2. er moet een wettelijke norm zijn, vast te stellen op 1000
klokuren (nu 1040 in de onderbouw).
3. in het belang van een evenwichtig jaarritme voor leerlingen,
en daarmee ook voor leraren, bepleit de commissie de
zomer vakantie van zeven weken naar zes weken terug te
brengen. over de norm als zodanig merkt de commissie het
volgende op.
“over de meest gewenste omvang van en verhouding tus-
sen het aantal uren instructie, begeleiding en zelfstudie
[…], is in wetenschappelijk of internationaal vergelijkend
onderzoek geen eenduidig antwoord te vinden. De kwaliteit
van de onderwijstijd is met name afhankelijk van de kwali-
teit van de instructie en feedback die leer lingen van hun
leraren krijgen. vooral de leraren dragen de pedagogisch-
didactische verantwoordelijkheid voor de uitvoering van
het onderwijsprogramma en daarmee voor de kwaliteit van
de onderwijstijd die leerlingen op school of in een ‘plaats-
vervangende schoolomgeving’ doorbrengen.”
GeNuaNceerDe viSie
Het is volgens Van der Laan winst dat de commissie nu met een meer
genuanceerde visie op de onderwijstijd komt, die toch anders klinkt
dan de rigide opstelling van de staatssecretaris, gesteund door de
Tweede Kamer, dat hoe dan ook de norm gehandhaafd zou worden.
“De commissie gaat uit van geprogrammeerde onderwijstijd, niet,
zoals de politiek, van gerealiseerde onderwijstijd. Want het zal altijd
zo kunnen zijn dat je de norm niet haalt door incidentele lesuitval,
bijvoorbeeld bij ziekte. Maar je moet daar als school dan wel een goed
verhaal bij hebben.”
Ook de aanbeveling van de commissie om scholen aan hun omgeving
(leerlingen, ouders) verantwoording te laten afleggen over de kwalita-
tieve invulling van de onder wijstijd, vindt Van der Laan een goede
benadering. Dat hoeft niet heel gedetailleerd voor elke school van
bovenaf voorgeschreven te worden.
Een belangrijk bezwaar van Van der Laan c.s. was dat in de bereke-
ningen van wat de norm moest zijn, nooit goed is gekeken naar het
feitelijk beschikbare aantal weken voor het geven van onderwijs. Door
de norm in de onderbouw, zoals in het advies staat, te verlagen van
1040 naar 1000 uur, is de druk een stuk minder maar volgens Van der
Laan nog steeds problematisch in de huidige situatie. “Dan is 960
klokuren realistischer.”
rooSTervrije DaGeN
Met het voorstel van de commissie om de lengte van de zomerva-
kantie gelijk te stellen aan die van het basisonderwijs (zes weken),
is er op papier een week meer beschikbaar om het onderwijs te
programmeren. Toch heeft de commissie volgens Van der Laan te
weinig oog voor de praktische uitwerking van deze aanbeveling.
“De commissie zegt dat scholings activiteiten en vergaderingen heel
goed op die roostervrije dagen kunnen plaatsvinden, maar het is maar
zeer de vraag of dat toereikend is”.
Van der Laan verwijt de commissie dat ze wel heel gemakkelijk over
de financiële consequenties is heengestapt. “Docenten met een volle-
dige aanstelling geven op de meeste scholen maximaal 750 klokuren
les, dat wordt met de nieuwe cao waarschijnlijk nog lager. Als je dat
afzet tegen de 1000 klokuren onderwijstijd kom je dus personeel
tekort. Dat kun je dan alleen opvangen door de klassen groter te
maken, want extra geld voor personeel is er niet. De werkdruk neemt
daardoor voor docenten toe.” Van der Laan meent dan ook dat er nog
heel wat gepraat en onderhandeld zal moeten worden om de uitvoe-
ring van het plan van de Commissie Cornielje haalbaar te maken.
19
Grote bijdrage van godsdienst en levensbeschouwing aan burgerschapScholen zijn vanaf 2006 verplicht om aandacht te besteden aan burgerschap. Maar hoe pak je dat het beste aan? een onderzoek op elf vmbo-scholen heeft uitgewezen dat het vak Godsdienst/levensbeschouwing daarvoor een goede basis biedt. Deze uitkomst verraste zelfs de vakdocenten.
Tekst: Taco Visser, Fotografie: Nationale Beeldbank
Het vak godsdienst/levensbeschouwing is
bijzondere scholen zeer behulpzaam bij de
vormgeving van burgerschap op middelbare
scholen. Veel aspecten van burgerschap,
zoals persoonlijke en levensbeschouwelijke
identiteitsontwikkeling, democratische
meningsvorming, sociale competenties,
verdraagzaamheid en begrip voor andere
mensen en levensbeschouwingen vinden
plaats in lessen en projecten van dit vak.
Deze conclusie volgt uit een onderzoek onder
leiding van de Besturenraad naar de bijdrage
van godsdienst/ levensbeschouwing (g/l)
aan burgerschap op elf vmbo-scholen.
De Stichting Leerplanontwikkeling (SLO),
de Vereniging van Docenten Levens-
beschouwing en Godsdienst (VDLG) en
het Humanistisch Vormingsonderwijs
(HVO) participeerden in het onderzoek.
Voor het onderzoek zijn er interviews
gehouden met schoolleiders en docenten g/l
van de elf vmbo-scholen. De conclusie dat
godsdienst/levensbeschouwing een grote
bijdrage heeft aan burgerschap, volgde uit de
interpretatie van de interviews aan de hand
van een theoretisch kader, gebaseerd op richt-
lijnen voor burgerschap van de overheid c.q.
de onderwijsinspectie. Zie de brochure
‘Toezicht op Burgerschap en Integratie’ uit
2006 en de studie ‘Een basis voor burger-
schap’ van de SLO (ook uit 2006). Hieronder
schets ik eerst dat kader om vervolgens de
onderzoeksresultaten te geven, die eerder al
gepresenteerd zijn op een landelijke
studiedag over burgerschap.
THeoreTiScH KaDer
De overheid heeft, voor het sinds 1 februari
2006 verplichte ‘actief burgerschap en sociale
integratie’, enkele procedurele en inhoudelijke
eisen aan scholen gesteld. Procedureel zullen
scholen een visie en doelstellingen voor
burgerschap moeten formuleren en een plan
van aanpak voor het realiseren daarvan in hun
curriculum – met verantwoording daarvan in
schoolgids en schoolplan. De onderwijsin-
spectie zal daarop toezien en inspecteert in de
toekomst ook of de doelen en aanpak van
burgerschapsvorming geëvalueerd worden.
Daarbij let zij er inhoudelijk op of scholen:
n radicalisering signaleren en tegengaan
n zich houden aan de door de inspectie
omschreven democratische kernwaarden
n aan sociale competenties van leerlingen
werken
n oefenplaatsen voor burgerschap zijn.
‘Een basis voor burgerschap’ van de SLO geeft
een aanvullend model voor burgerschap dat
aansluit bij de inhoudelijke eisen van de
inspectie. Als basis voor dit model gelden drie
begrippen: democratie – kennis van de demo-
cratie én het oefenen van democratische
waarden, participatie –vormen van leerling-
inspraak en van sociale verantwoordelijkheid
(vrijwilligerswerk), en identiteit – zowel het
ontwikkelen van een persoonlijke als van een
levensbeschouwelijke identiteit (met nadruk-
kelijke aandacht voor diversiteit en multi-
culturaliteit).
iNDicaToreN eN reSulTaTeN
Uit het bovenstaande kader zijn negen
indicatoren voor burgerschap geformuleerd,
waarmee de interviews geïnterpreteerd zijn:
1) democratie en besluitvorming
2) democratische (basis)waarden
3) participatie: inspraak, medezeggenschap
4) participatie: sociale verantwoordelijkheid
5) identiteit: persoonlijk, levensbeschouwelijk
6) identiteit: multicultureel, (levensbeschou-
welijke) diversiteit
7) signaleren radicalisering
8) sociale competenties
9) school als oefenplaats.
Het vak godsdienst/ levensbeschouwing
scoorde sterk bij vier indicatoren: ‘democra-
tische waarden als meningsvorming, begrip
voor anderen en verdraagzaamheid’,
‘persoonlijke identiteitsontwikkeling’,
‘sociale competenties’ en ‘begrip voor levens-
beschouwelijke diversiteit’. Projecten in het
kader van sociaal participatieve verantwoor-
delijkheid, zoals een stage en contacten met
maatschappelijke organisaties, kwamen ook
regelmatig voor bij het vak. Het ‘signaleren
van radicalisering’ wordt ook door enkele
docenten genoemd – men gaat daar dan
pedagogisch op in, schoolleiders zijn zich
hier meer bewust van. ‘Democratie en
besluitvorming’ en ‘participatie als leerling-
inspraak’ bleken ten slotte geen plek te
hebben in het levensbeschouwelijk leren op
school. Dat was echter volgens de geïnter-
‘Het is niet de overheid
die bepaalt wat
burgerschap is’
20
viewde docenten en schoolleiders niet
vreemd, omdat het eerste volgens hen bij
Maatschappijleer hoort en het tweede geen
vorm krijgt in een bepaald vak, maar in
leerlingen- of medezeggenschapsraden.
iNTerpreTaTie BurGerScHap
Het onderzoek is op 2 december in Zwolle,
tijdens een landelijke studiedag van de SLO
en de Alliantie Burgerschap, gepresenteerd
aan een vijftigtal docenten g/l en school-
leiders van vmbo-scholen. Rachele Tahapary,
docente levensbeschouwing van de Rientjes
Mavo te Maarssen, heeft hierbij vanuit haar
docentperspectief met passie de resultaten
van haar eigen school verteld.
Opmerkelijk was dat de aanwezigen
aan genaam verrast bleken door de onder-
zoeksconclusie. Velen waren zich niet zo
bewust van de nauwe relatie tussen burger-
schap en g/l. De schoolleiders zeiden zich
nog te moeten bezinnen op een visie op
burgerschap – het theoretisch kader met de
negen indicatoren bood daarvoor al enige
structuur. De docenten gaven aan leerlingen
eerder als mens te benaderen dan als burger.
Gebleken is dat er op deze scholen nog werk
gemaakt moet worden van de interpretatie
van burgerschap.
Eén van de redenen waarom dit denkproces
nog op gang moet komen, bleek de
ver warring over wat burgerschap is. Bij de
presentatie werd daarom het onderscheid
toegelicht tussen burgerschap in het kader
van de ‘civic society’ en in dat van de ‘civil
society’ (dit onderscheid is van prof. dr. James
Kennedy). Het eerste is een meer uniforme
opvatting van burgerschapsvorming, die
uitgaat van dé samenleving, dé burger en dé
overheid. Burgerschap wordt hier gezien als
verticale relatie tussen overheid en burgers,
waarbij burgers primair verantwoording
hebben tegenover de overheid en haar
normen en interpretaties van burgerschap.
Het tweede gaat uit van pluriforme inter-
pretaties van burgerschap waarbij burgers
primair een horizontale relatie met andere
burgers hebben. Burgers worden beschouwd
als mensen die in gemeenschappen leven en
tegenover elkaar verantwoording hebben.
DiScuSSie
De aanwezigen dachten over burgerschap in
het kader van ‘civil society’. Ze benaderen
leerlingen als mensen die in een concrete
maatschappelijke omgeving met elkaar en in
diversiteit de samenleving vormen. Voor
schoolleiders was dit een belangrijk uitgangs-
punt, omdat scholen burgerschap op deze
wijze vanuit de eigen onderwijsvisie en
schoolidentiteit vorm kunnen geven.
Burgerschap wordt zo minder als uniforme
eis van boven af – lees: de overheid, gezien.
Er was vervolgens één begrip dat voor zeer
diverse interpretaties zorgde: diversiteit.
Wat wordt daarmee bedoeld?
Multiculturaliteit, levensbeschouwelijke
diversiteit, sekseverschillen, verschillen in
economische situatie of politieke opvat-
tingen, onderscheid in talenten? Een sterk
dilemma hierbij was of elke school de geïn-
terpreteerde diversiteit
‘in huis’ hebben of dat een ‘homogene’
school, bijvoorbeeld een ‘witte’ plattelands-
school, de diversiteit in haar directe
om geving op kan zoeken. Vermeldenswaard
is nog dat deelnemers van bijzondere scholen
meer over levensbeschouwelijke diversiteit
spraken dan die van openbare – zij zagen
diversiteit meer als cultureel fenomeen.
De aanwezigen deelden ten slotte de
conclusie dat in het vak godsdienst/leven-
beschouwing veel elementen van burger-
schap aanwezig zijn en voelden zich
aangespoord hun burgerschapsvisie vanuit de
eigen schoolidentiteit, inclusief het vak gods-
dienst/ levensbeschouwing, vorm te geven.
BrocHure
Om scholen te helpen bij de vormgeving
van burgerschapsvorming en het daarbij
betrekken van het vak godsdienst/ levens-
beschouwing zal de Besturenraad in februari
2009 een brochure uitbrengen met resultaten
van dit onderzoek. De brochure wordt toege-
stuurd aan alle vmbo-scholen met een vak
godsdienst/ levensbeschouwing. Dat het
onderzoek scholen ook daadwerkelijk kan
helpen, is inmiddels gebleken. Rachele
Tahapary, de genoemde docente levens-
beschouwing, heeft op haar school haar
onderzoekspresentatie nog eens gedaan,
zodat burgerschap op die school meer onder
docenten en schoolleiding gaat leven.
Vragen over burgerschap op school?
Contactpersoon bij de Besturenraad is
drs. Anja van Andel.
Email: [email protected]
Maatschappelijke stages van scholieren dragen bij aan burgerschapsvorming
21
Uitdaging voor slimmeriken op Beterweters.nl
D e p r a K T i j K
Onderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen
staat nadrukkelijk op de beleidsagenda
van dit kabinet. Staatssecretaris Dijksma
(primair onderwijs) heeft een aantal maat-
regelen genomen om excelleren van leer-
lingen te stimuleren. Het talent dat er bij
kinderen inzit, moet het onderwijs naar boven
halen, is het motto van de staatssecretaris.
Een nieuw initiatief in het kader van het
versterken van het onderwijs aan bollebozen
is de lancering van de website Beterweters.nl.
Deze site biedt uitdagend onderwijs aan
leerlingen die zich anders misschien gaan
vervelen op school en dus het risico lopen dat
zij onder hun eigenlijke niveau blijven hangen,
meldt OCW in een nieuwsbericht. De site
verkeert nog in een pilotfase, zodat ervaring
kan worden opgedaan in aanloop naar de
definitieve versie. De officiële ingebruikname
is tijdens de NOT in Utrecht.
De website moet in de ogen van Dijksma
uitgroeien tot een platform waar:
n alle basisscholen in Nederland materialen,
ervaringen en werkvormen kunnen delen;
n leerkrachten kwalitatief hoogwaardig
materiaal kunnen vinden en klaar kunnen
zetten (arrangeren) voor de leerlingen;
n leerlingen boeiende en uitdagende opdrachten
kunnen uitvoeren, individueel, of in een groep in
een virtuele klas. Onder begeleiding van bijvoor-
beeld wetenschappers;
n docenten informatie kunnen vinden over hoe je
een hoger of hoogbegaafd kind herkent en hoe
je hem of haar scherp houdt in de klas.
Op Beterweters.nl staat, naast games en leerma-
teriaal, ook informatie over hoogbegaafdheid. De
naam van de site is door leerlingen gekozen. Om
alle initiatieven te koppelen, gaat Kennisnet met de
Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) verbindingen
leggen tussen de verschillende organisaties en
initiatieven die zich op dit terrein bewegen.
Zo wordt een link gelegd tussen een elektronische
leer omgeving voor leerlingen en een site voor leer-
krachten in het primair onderwijs. Ook wil men voor
de zomervakantie nog een leeromgeving lanceren
die is toegespitst op de bètawetenschappen.
Basisscholen kunnen tot 28 februari plannen
indienen voor projecten om talentvolle leerlingen uit
te dagen tot hogere prestaties. Er is ruim vijf miljoen
euro beschikbaar voor dit excellentieprogramma.
Een commissie onder leiding van prof. Robbert
Dijkgraaf beoordeelt de plannen.
Voor meer informatie www.beterweters.nl en
voor de subsidieaanvraag www.cfi.nl
Masteropleiding voor vernieuwersDe hogescholen Windesheim en Stenden hebben de handen ineengeslagen voor het opzetten van een
nieuwe masteropleiding, die zich richt op docenten die hun deskundigheid willen bevorderen op het
gebied van onderwijsvernieuwing. De opleiding start in september.
Volgens de twee hogescholen is er in alle sectoren van het onderwijs dringend behoefte aan leraren die
vanuit de praktijk van het onderwijs in staat zijn om vernieuwingen tot stand te brengen. Met de nieuwe
opleiding Master of Learning & Innovation denken ze een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan het
versterken van de innovatiecapaciteit van scholen. De internationale theorie en praktijk van onderwijs-
vernieuwing wordt versterkt door de relatie met Michael Fullan – E&S Consortium. Dit consortium adviseert
bij grote onderwijsinnovaties. Ook de Vrije Universiteit in Amsterdam, vertegenwoordigd in het
interfacultaire onderzoeksinstituut AZIRE, levert een belangrijke bijdrage aan de opleiding.
De opleiding is bedoeld voor excellente leraren in primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar
beroepsonderwijs en speciaal onderwijs. Deze leraren worden op basis van hun professionele kwaliteit als
‘primus inter pares’ gezien. Afgestudeerde Masters of Learning & Innovation zijn in staat om vanuit deze
rol, zowel de inhoudelijke als de procesmatige kant van vernieuwingen te initiëren, ontwikkelen en
realiseren. In de opleiding draait het om kenmerkende beroepssituaties in onderzoeksmatige innovaties.
Daarnaast zijn er zes ondersteunende thema’s: Veranderkunde, Onderzoek, Projecten en kwaliteit in orga-
nisaties, Begeleiden van veranderingen en zelfreflectie, Ontwerpen van onderwijs en ICT in het onderwijs.
Meer informatie op www.windesheim.nl/masters.
Podium op school Podium op School is een site waar leerkrachten of cultuurcoördinatoren informatie kunnen vinden over
professionele voorstellingen voor kinderen en jongeren. Aanbieders voeren hier hun informatie in over
concerten, theater-, mime- en dansvoorstellingen. Naast inhoudsbeschrijvingen en leeftijdsindicaties
bevat Podium op School technische en organisatorische gegevens zoals adressen, speelperioden,
prijzen etcetera. De site is zo opgezet dat gezocht kan worden in verschillende combinaties,
bijvoorbeeld leeftijd van de leerlingen, discipline en aard van de voorstelling.
Meer informatie op www.podiumopschool.nl
Heeft uw school nieuws voor deze pagina? Stuur uw bericht naar [email protected].
22
Fotografie: Effinity Stock Photography
Brede school in de praktijk Het aantal brede scholen groeit nog altijd, op dit moment zijn het er ongeveer 1350. De website
BredeSchool.nl vindt het belangrijk dat de ervaring en kennis die wordt opgedaan door scholen onderling
gedeeld wordt. De site stelt daarom webruimte beschikbaar waar brede scholen hun good practices op
brede schoolgebied kunnen etaleren. Dat levert een mooie dwarsdoorsnede op van wat er allemaal
ontwikkeld wordt: op het platteland, in de stad, op scholen die ondergebracht zijn in een multifunctionele
accommodatie (MFA) of verbreding vinden in samenwerking, in primair, speciaal of voorgezet onderwijs.
Van oost tot west en van noord tot zuid. Brede scholen die denken dat ze wat te bieden hebben, kunnen
zich melden via [email protected].
Op de website is ook een overzicht te vinden van de brede scholen in Nederland.
Een veilig schoolfeest Een school zonder een schoolfeest of examengala
is vrijwel ondenkbaar. Voor veel leerlingen is het
een van de hoogtepunten in hun schoolloopbaan.
Maar het kost soms nogal wat hoofdbrekens om
een schoolfeest zonder wanklank te laten verlopen.
Dat begint al met de vraag of het feest in de aula
van de school moet plaatsvinden, of op een locatie
elders. En welke leerlingen mogen naar binnen, en
mogen er ook introducé(e)s meekomen? Hoe laat
moet het afgelopen zijn en – vooral – wat zijn de
regels ten aanzien van het al dan niet toelaten van
alcohol? En hoe moet je als surveillerende docent of
ondersteuner ingrijpen als leerlingen sterke drank
mee naar binnensmokkelen en vervolgens heibel
veroorzaken? Een schoolfeest is hoe dan ook een
onderwerp dat behoort tot het veiligheidsbeleid van
een school, aldus School en Veiligheid. Diverse
incidenten hebben aangetoond dat het tijdens
feestelijkheden goed mis kan gaan. Vaak is dit te
wijten aan onduidelijke afspraken of een gebrek
aan eenduidigheid rond regels. Om de schoolveilig-
heid en de goede naam van de school te waar-
borgen, kunnen ook voor feesten afspraken worden
gemaakt en regels worden opgesteld. Steeds meer
scholen nemen praktische maatregelen om inciden-
ten te voorkomen. Zo worden er bijvoorbeeld
beveiligers ingehuurd, zijn introducé(e)s niet
welkom, moeten leerlingen bij de entree hun school-
pas tonen en zijn er regels rond alcoholgebruik.
Meer informatie is te vinden op
www.schoolenveiligheid.nl
Medialessen.nl als wegwijzerMedialessen.nl is een initiatief van stich-
ting Kennisnet, stichting Mijn Kind Online
en de Vereniging Openbare Bibliotheken.
De site is bestemd voor leraren die
media wijsheid in hun lessen willen
integreren of mediawijsheid apart in een
les willen behandelen. Op deze site voor
het primair en voortgezet onderwijs
worden bestaande media lessen op één
plek verzameld. Er zijn medialessen te
vinden van professionele organisaties,
maar ook van leraren zelf. Van een les
over modellenprogramma’s op televisie,
tot lessen over beeld manipulatie in
kranten en publiceren op internet.
Aanleiding voor Medialessen.nl is onder
andere een onderzoek waaruit bleek dat
meer dan een derde van de kinderen
nooit les krijgt over internet. Docenten
hebben vooral behoefte aan praktische
informatie over mediawijsheid. Hoewel
leraren weinig ruimte in hun curriculum
hebben om aan het thema aandacht te
besteden, staat het buiten kijf dat media
op school een belangrijk gespreks-
onderwerp zijn.
Meer informatie op www.medialessen.nl
Europese SchoolagendaVoor 15- en 16-jarige leerlingen in het voortgezet
onderwijs stelt de Europese Commissie net als
vorig jaar duizenden gratis schoolagenda's
beschikbaar. In de agenda is ook veel informatie
opgenomen over allerlei thema's die met de
Europese Unie samenhangen. Het is enerzijds
een praktische schoolagenda voor leerlingen
waarin ze hun lesrooster, opdrachten en resulta-
ten kunnen noteren. Daarnaast bevat de agenda
onder meer aanvullend lesmateriaal over
onderwerpen die belangrijk zijn voor jongeren:
milieukwesties, consumentenveiligheid,
carrièremogelijkheden en actief burgerschap.
Voor de docenten is er een speciale handleiding.
De agenda wordt in alle 27 Europese lidstaten
verspreid, maar is aangepast voor elk land.
De bestelling moet voor 15 februari de deur uit.
Het is mogelijk om vooraf een proefexemplaar
te aan te vragen.
Voor meer informatie www.europadiary.eu
In de bres voor het vmboDrie jaar gleden was Corine Korrel, moeder van vier
schoolkinderen en onderneemster, de negatieve bericht-
geving over het vmbo zat. Ze vond dat het tijd was voor
een tegengeluid en richtte On Stage op. Met dit initiatief
wil ze het vmbo recht doen, niet door reclamecampag-
nes, maar door concrete projecten waar op de eerste
plaats leerlingen zelf baat bij hebben. Met On Stage wil
Korrel leerlingen ondersteunen in het – lastige – keuze-
proces voor een vak en opleiding. Dat doet ze door
leerlingen, ondernemers/bedrijven en docenten een
podium – On Stage - te bieden waar ze met elkaar in
contact kunnen komen. Daar kunnen leerlingen van
de beroepsbeoefenaren horen waarom ze hun vak zo
mooi vinden, en wat de minder leuke kanten eraan zijn.
De leerlingen worden in een training voorbereid voor
deelname aan zo'n dag. On Stage draait inmiddels in
twee steden (Delft en Utrecht), maar ook andere steden
of regio's kunnen zich aansluiten. Het initiatief krijgt
financiële steun van OCW.
Meer informatie op www.onderwijsonstage.nl
23
Advies PO-raad over invoering ijkpunten voor taal en rekenen
En nu de niveaus nog tussen de oren krijgen
De nog jonge po-raad heeft eind vorig jaar een belangrijk werk-stuk afgeleverd. een advies aan staatssecretaris Dijksma over de invoering van eindniveaus voor taal en rekenen. Bedoeld als ankerpunt voor leerkrachten om de prestaties van hun leerlingen te kunnen verbeteren. Maar die boodschap moet nog wel door-dringen tot het klaslokaal.
Tekst: Emmanuel Naaijkens, Fotografie: Pixelbeamer
Eén element uit het advies van de PO-raad aan
staatssecretaris Dijksma over de invoering van
referentieniveaus in het basisonderwijs trok
eind december ruim de aandacht in de media.
Dat was de suggestie om de Cito Eindtoets
Basisonderwijs niet meer in februari af te
nemen, maar in mei of juni, als afsluiting van
het schooljaar in groep 8. Daarmee zouden
twee vliegen in één klap geslagen worden.
Het zou een eind kunnen maken aan de jaar-
lijks terugkerende (media)gekte om de toets
en het zou kunnen leiden tot een betere
benutting van de onderwijstijd in groep 8.
De indruk bestaat dat veel scholen na het
afnemen van de Citotoets (of, niet te
vergeten, alternatieve toetsen) het onderwijs
aan de aankomende brugklassers in een
lagere versnelling zetten. Zonde van de tijd,
noteerde al eerder de Onderwijsraad in
een rapport over de invoering van leer-
standaarden. En ook de PO-raad pleit er nu
voor om die resterende maanden te gebruiken
voor een goede voorbereiding op de overstap
naar het voortgezet onderwijs. Staatssecretaris
Dijksma liet, toen ze het advies uit handen van
PO-raadvoorzitter Kete Kervezee ontving,
blijken gecharmeerd te zijn van dat idee,
maar een besluit daarover moet het veld zelf
nemen. Een verschuiving naar juni heeft
nogal wat consequenties en dus zal er tussen
de betrokkenen (PO-raad, VO-raad en Cito)
nog flink wat overleg nodig zijn.
HiSToriScH
Maar de Citotoets was maar een klein onder-
deeltje van het advies dat immers gaat over de
invoering van referentieniveaus voor taal en
rekenen, bedoeld om de basisvaardigheden te
kunnen verbeteren. Het advies heeft een
zekere historische betekenis, omdat het vast-
leggen van niveaus lange tijd omstreden was.
Dat begon met de invoering van de kern-
doelen, aanvankelijk heel gedetailleerd, die al
lijn brachten in wat leerlingen onderwezen
zou moeten worden. Maar kerndoelen zeggen
nog niks over het te bereiken niveau, over hoe
hoog de lat zou moeten liggen en met de
invoering van referentieniveaus wordt dat nu
ook duidelijk gemarkeerd.
Het advies van de PO-raad is een vervolg op
het rapport van de Expertgroep Doorlopende
Leerlijnen (Commissie Meijerink) van januari
2008 waarin staat aangegeven wat de
gewenste en noodzakelijke kennis en
vaardigheden voor taal en rekenen zouden
moeten zijn, vastgelegd in referentieniveaus.
Op verzoek van de staatssecretaris heeft de
PO-raad in zogeheten veldraadplegingen
de mening van de praktijkmensen in kaart
gebracht. De uitkomst van die raadpleging,
die onder behoorlijk wat tijdsdruk plaats-
vond, is dat de invoering van twee niveaus
(fundamenteel en gewenst) voor rekenen en
taal met algehele instemming wordt begroet.
“Wanneer referentieniveaus met een goede
verantwoordelijkheidsdeling worden
gebruikt, geven zij leerkrachten, schoolleiders
en bestuurders houvast en focus voor het
bewaken en versterken van de kwaliteit van
hun onderwijs”, aldus het advies van de
PO-raad. De geraadpleegde bestuurders,
schoolleiders, leerkrachten en andere
deskundigen zijn ook zeer eensgezind van
mening dat vooralsnog voor 75 procent van
de leerlingen in groep 8 de voorgestelde
niveaus reëel en dus haalbaar zijn. Wel vindt
het veld dat er nog goed gekeken moet
worden naar de positie van de zorgleerlingen
ten opzichte van de niveaus. Verdeeldheid
was er wel over de vraag of er voor (hoog)
begaafde leerlingen een speciaal expert niveau
moet komen. Het advies van de PO-raad is
dat dat niet wenselijk is.
werK aaN De wiNKel
De implementatie van niveaus is een
in grijpende operatie, zo benadrukt de PO-raad.
Er moet veel geïnvesteerd worden in verdere
professionalisering en, vooral, moet er een
Invoering niveaus vergt
cultuuromslag op school
24
Fotografie: Ruben Schipper
Reageren? Mail Marianne Luyer op [email protected]
Het was een inhoudelijk geslaagd debat over
zwakke scholen en de rol van de overheid,
op die gure maandagmiddag in december in
de Jaarbeurs in Utrecht. Op uitnodiging van
de Besturenraad kruisten Tweede Kamerlid
Jan Jacob van Dijk van het CDA, zijn partijgenoot
en wethouder in Rotterdam Leonard Geluk en de
inspecteur voor het onderwijs Henk den Boer de
degens met elkaar over dit thema. Ook ikzelf
leverde een bijdrage aan het debat, waarvan de
strekking was dat de overheid op slinkse
manieren de greep op het (bijzonder) onderwijs
probeert te vergroten. Een onderwerp dat mij
na aan het hart ligt. Het gaat hier immers over
het wezen van ons onderwijssysteem, de grond-
wettelijke vrijheid van onderwijs.
De discussie was zo nu en dan zeer enerverend
omdat de deelnemers hun positie scherp
markeerden. De bezoekers hebben zeker waar
voor hun geld gekregen, en na afloop kregen we
als Besturenraad links en rechts complimentjes
voor ons initiatief. Maar mijn tevredenheid over
de hoge kwaliteit van de discussie werd over-
schaduwd door een gevoel van teleurstelling
over de relatief geringe opkomst van onze leden.
Teveel stoelen bleven onbezet en ik heb me de
dagen erna voortdurend afgevraagd wat daar-
voor de verklaring zou kunnen zijn.
Het eerste waar je aan denkt is dat iedereen zo
druk is met zijn dagelijkse bezigheden, dat het
bijwonen van het debat erbij ingeschoten is.
Maar ja, dat is natuurlijk een kwestie van prioritei-
ten stellen. Als je overtuigd bent van het belang
van het onderwerp, dan maak je daarvoor ruimte
in je agenda. Wat misschien ook heeft mee-
gespeeld is dat er bij onze leden het idee bestaat
dat de belangenbehartiging in capabele handen
is bij het bestuur en het bureau, en dat een actieve
inbreng vanuit de achterban daarom achterwege
kan blijven. Als dát de verklaring is, dan zitten we
als Besturenraad met een probleem.
De leden hebben gelijk dat ze van het bestuur
verwachten dat het zonodig op de barricaden
klimt om de belangen van het christelijk onderwijs
te verdedigen. Als voorzitter span ik me erg in om
onze opvattingen en ideeën uit te dragen en
indien dat onze zaak vereist, neem ik geen blad
voor de mond. De sluipende uitholling van artikel
23 van de Grondwet kan niet genoeg aan de kaak
gesteld worden. Maar ons profiel verbleekt en ver-
liest aan kracht, als onze achterban onzichtbaar
blijft en niet zij aan zij met het bestuur in de bres
springt voor de belangen van het christelijk onder-
wijs. Zoals het spreekwoord zegt, de ketting is zo
sterk als haar zwakste schakel.
Ik zou u dan ook willen oproepen om met ons
als bestuur na te willen denken over hoe wij uw
betrokkenheid kunnen vergroten, zodat wij een
organisatie blijven waar anderen, zoals politici en
bewindslieden, niet omheen kunnen. We moeten
voorkomen dat rijk of gemeenten taken van ons
over gaan nemen. Wij hebben daar zelf al wat
ideeën voor ontwikkeld, zoals een digitaal leden-
panel, maar ik zou ook graag willen dat u uw
stem laat horen. Is dat niet een mooi voornemen
om het jaar mee te beginnen?
Marianne Luyervoorzitter Besturenraad
laat van u horen, voor het te laat is!
c o l u M N
cultuuromslag tot stand komen, in die zin dat
scholen meer opbrengstgericht gaan denken
en werken. De ervaringen van de Onderwijs-
inspectie geven daar ook aanleiding toe.
In contacten met school besturen merkten
inspecteurs dat men de eigen onderwijs-
opbrengsten niet altijd op het netvlies heeft.
Het is bekend dat het een hele toer is om
ingesleten gewoonten en opvattingen om
te buigen. Er is wat dat betreft nog heel wat
werk aan de winkel, zo constateert de PO-raad,
want het ‘verhaal’ van de referentie niveaus is
nog nauwelijks door gedrongen tot het klas-
lokaal. Voor de doorsnee leerkracht is het
kennelijk een ver-van-mijn-bedshow en
moeten de referentie niveaus nog een plaats
tussen de oren krijgen. Daar staat of valt
uiteindelijk het succes van de cultuuromslag
mee, in het klaslokaal moet het gebeuren.
Waarschijnlijk niet geheel toevallig
verscheen kort voor de kerstvakantie een
advies van de Onderwijsraad dat eveneens
ingaat op een op opbrengsten gerichte
schoolcultuur. De raad laat, mede op basis
van onderzoek, zien dat het verhogen van de
leeropbrengsten geen zaak is van een
individuele school, maar dat samenwerking
met andere partijen, waaronder ook de ouders
en de leerlingen, noodzakelijk is.
25
in deze rubriek komt maandelijks een juridische kwestie uit de onderwijspraktijk aan de orde.
In het najaar van 2006 veroorzaakte een tv-uitzending
over (veroordeelde) pedofielen ophef in de media, omdat
daaruit bleek dat deze in een enkel geval, ondanks hun
verleden van seksueel misbruik, werkzaam waren in het
onderwijs. Er volgden schriftelijke vragen van Tweede
Kamerleden en de minister van Justitie zag zich genood-
zaakt om een brief aan de Kamer te schrijven en daarin
aan te kondigen het beleid ten aanzien van de verstrekking
van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor het
onderwijs aan te scherpen. De criteria op grond waarvan
een VOG voor een aanstelling in het onderwijs zou
kunnen worden geweigerd, werden door de minister
aanzienlijk opgerekt.
Deze verklaring – die in de volksmond een verklaring van
goed gedrag wordt genoemd – komt voort uit artikel 28
van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg)
en dient een sollicitant te overleggen als hij reageert op
een vacature in het onderwijs. Dat geldt niet alleen voor
de eerste baan, maar ook als hij of zij naar een baan bij een
andere werkgever in het onderwijs wil overstappen.
De achterliggende gedachte is dat mensen die strafbare
feiten hebben gepleegd in bepaalde omstandigheden een
risico kunnen vormen voor de specifieke omgeving waarin
zij werken. Voor het onderwijs geldt dat het personeel
werkt met leerlingen, die in mindere of meerdere mate
afhankelijk kunnen zijn van docenten of assistenten en
dat misbruik op de loer kan liggen.
Om te beoordelen of een aanvraag voor een verklaring
gehonoreerd kan worden, doet het Centraal Orgaan VOG
namens de minister van Justitie onderzoek in een lande-
lijke database van Justitie, waarin is vastgelegd of en op
welke wijze een burger met de politie of de rechter in
aanraking is geweest en of er strafbare feiten bekend zijn.
Daarbij kan het ook gaan om vermoedens van betrokken-
heid bij zedenzaken. Het Centraal Orgaan behandelde
tussen april 2004 en november 2006 ruim honderdduizend
aanvragen, waarvan er enkele tientallen op grond van het
onderzoek in de justitiële dossiers, werden afgewezen.
Als een sollicitant geen verklaring (die niet ouder dan zes
maanden mag zijn) kan overleggen, dan mag een school-
bestuur de betrokkene niet in dienst nemen. De inspectie
van het Onderwijs controleert tegenwoordig op dat punt
de administratie van de school.
Het strafrechtelijk verleden hoeft niet alleen betrekking
te hebben op een kwestie die zich in het onderwijs heeft
afgespeeld. Dat merkte een docent die eerder veroordeeld
was voor verkrachting van een volwassen vrouw. Toen hij
een aanvraag voor een VOG indiende, kreeg hij nul op het
rekest. Zijn veroordeling zat immers in de databank van
Justitie. De docent pikte dat niet en stapte naar bestuurs-
rechter, die hem zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep
in het ongelijk stelde.
De leraar voerde onder meer als verweer aan dat de
verkrachting in de privé-sfeer had plaatsgevonden en dat
hij in zijn lange loopbaan in het onderwijs nimmer straf-
bare feiten had gepleegd ten aanzien van leerlingen. Maar
de Raad van State bleek niet gevoelig voor dit argument.
"Het gaat erom of de strafbare feiten, indien herhaald, een
behoorlijke uitoefening van de functie zouden verhinderen,
omdat daarbij een risico voor de samenleving bestaat."
In zijn uitspraak wees het hoogste rechtscollege erop dat
het doel van wet- en regelgeving, die ten grondslag ligt aan
het beleid voor de gedragsverklaring, nou eenmaal is om
kwetsbare groepen, zoals leerlingen, te beschermen tegen
misbruik van macht of gezag.
Dat de leraar door het weigeren van een VOG persoonlijk
ernstig nadeel ondervond, zoals hij aanvoerde, legde voor
de Raad van State onvoldoende gewicht in de schaal om
hem in het gelijk te stellen.
Tekst: Emmanuel Naaijkens
j u r i D i S c H e K w e S T i e
Zonder gedragsverklaring geen baan in onderwijs
26
B e S T u r e N r a a D
Besturenraad blij met advies maatschappelijke taken scholen
Het is aan de scholen zelf om te bepalen welke
extra maatschappelijke taken zij op zich willen
nemen. Dat stelt de Onderwijsraad in zijn advies
'Onderwijs en maatschappelijke verwachtingen'.
Wij zijn blij met de realistische boodschap van
het advies: "Vertrouw op de professionaliteit van
scholen, laat ze vrij in hun keuze en geef de
ruimte om nieuwe taken op te pakken in een bij
hun keuze passend tempo".
Die boodschap sluit aan bij de visie van de
Besturenraad op de maatschappelijke taak van
het onderwijs. Wij vinden dat het de verantwoor-
delijkheid van de onderwijsinstellingen zelf is om
op basis van hun identiteit en onderwijsvisie te
bepalen wat zij tot hun maatschappelijke verant-
woordelijkheid rekenen.
De Onderwijsraad constateert terecht dat politiek
en samenleving in de afgelopen jaren heel wat
maatschappelijke taken mede op het bordje van
de school hebben neergelegd. Zorg voor veilig-
heid, het tegengaan van segregatie, het voor-
komen van overgewicht, maar ook bijvoorbeeld
fietsles, kosten van mobieltjes, omgangsvormen,
ontbijt, en de vraag of de school toezicht kan
houden op nachtrust van leerlingen.
De Onderwijsraad geeft een belangrijk signaal af
door onomwonden te stellen dat dit soort taken
altijd aanvullend zijn op de hoofdfuncties van
de school, kwalificatie en socialisatie. Scholen
moeten volgens de raad zelf bepalen in hoeverre
en op welke manier ze willen inspelen op de vele
maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van
het onderwijs.
Deze visie sluit naadloos aan bij de autonomie
van onderwijsinstellingen. Het is ook een bood-
schap die scholen kan helpen tegenwicht te
bieden tegen de druk die gemeenten in verband
met de Lokale Educatieve Agenda soms op het
onderwijs uitoefenen om allerlei maatschappe-
lijke taken op zich te nemen.
Scholen zijn naar onze mening ook gebaat bij
het kader dat de Onderwijsraad aanreikt om
hierin tot een afgewogen en zelfbewuste keuze
te komen. De belangrijkste vragen daarbij zijn:
Passen de extra taken binnen de eigen onder-
wijsvisie en het leerplan? Komen de activiteiten
in verband met de hoofdfuncties kwalificeren en
socialiseren niet in het gedrang door het aan-
gaan van extra taken?
Beschikt de school voor de uitvoering van de
extra taken over de vereiste competenties, tijd en
middelen?
Berend Kamphuis in Onderwijsraad
Thema januari
Drs. Berend Kamphuis, voorzitter van het
college van bestuur van het Alfa-college in
Groningen, is vanaf januari 2009 lid van de
Onderwijsraad. Kamphuis is ook voorzitter
van de Federatie Christelijk MBO. De nieuwe
Onderwijsraad telt behalve Kamphuis nog zes
nieuwe leden. Zij zijn benoemd voor een peri-
ode van twee jaar.
Thema ontvangt u maandelijks bij het abonne-
ment op SBM. Het onderwerp van Thema PO
in januari is Nieuwe modelverordening VNG:
visie gevraagd! De titel van Thema VO luidt:
Vernieuwing in het VO – hoe breng je muziek
in de (school)organisatie?
Voor abonnementen, bestellingen of informatie
over nog verkrijgbare Thema’s kunt u bellen
met 070 348 12 01 of mailen naar
[email protected]. U kunt ook kijken op
www.besturenraad.nl>Besturenraad>Thema.
Juridische helpdesk versterkt
De juridische helpdesk van de Besturenraad is onlangs versterkt met Rieneke
Vink. Daarmee komt het totaal aantal juridisch adviseurs bij de helpdesk weer
op vier. De helpdesk is een zeer gewaardeerd onderdeel van de Besturenraad.
De helpdeskmedewerkers geven u op korte juridische vragen advies.
De helpdesk is vijf dagen per week telefonisch via 070 348 12 80 bereikbaar.
Van maandag t/m donderdag van 9.00 – 17.00 uur en op vrijdag tussen
9.00 – 15.00 uur. Schriftelijke vragen kunt u ook stellen. Mail dan uw vraag
naar [email protected].
Van links naar rechts: Rieneke Vink, Wendy Bouman, Nienke Daniëls en Willy de Waardt
27
B e S T u r e N r a a D
Nieuwe bestuurssecretaris
Boek van Klifman over governance
'Governance voor de schoolleider primair onderwijs' is een nieuw boek
met alle onderwerpen van goed bestuur in het onderwijs, belicht van-
uit het perspectief van de directeur. Auteur is dr. Harm Klifman, senior
adviseur governance bij de Besturenraad. Niet alleen de relatie tussen
bestuur, algemeen directeur en toezichthouder komt aan de orde, ook
de rol van de schoolleider wordt toegelicht vanuit diens plek in goede
governanceverhoudingen. Het boek is uitgebracht als deel 50 in de
Praktijkserie BasisschoolManagement bij uitgeverij Kluwer en kost
€ 31,50. Bestellen kan via www.kluwershop.nl
Per 1 januari is Pieter Houwers in dienst als bestuurssecretaris. In deze
functie ondersteunt hij het bestuur en de directie van de Besturenraad.
Daarnaast gaat hij één dag in de week werkzaamheden verrichten voor de
afdeling Belangenbehartiging en Zingeving. Pieter was hiervoor landelijk
projectleider bij Stichting Pelita, maatschappelijk werk en belangenbehar-
tiging voor Indische Nederlanders en Molukkers.
Stap nu in bij ons energiecollectief!
Het is aantrekkelijk om nog snel deel te nemen aan het lopende energie-
collectief 2007-2010 van de Besturenraad. We hebben de termijn kunnen
verlengen waarop u nog kunt instappen voor het starttarief van 2007.
Wanneer u uw school namelijk per 1 februari 2009 bij het energiecollectief
van de Besturenraad aanmeldt, doet de school nog mee voor dit start-
tarief. Het huidige collectief loopt nog tot en met 31 december 2010 en
biedt uw school naast een voordelig tarief ook een gegarandeerde vaste
lage prijs tot einde looptijd. Neem voor nadere informatie contact op
met drs. Arent Bloemendal via e-mail [email protected] of
telefoon 070 348 12 90.
Nieuwe eisen aan bekostiging helpen onderwijskwaliteit niet vooruit
Het voorstel van Tweede Kamerlid Jan Jacob van Dijk (CDA) om nieuwe
eisen te stellen aan de bekostiging van nieuwe scholen, draagt er niet toe
bij dat die goed onderwijs geven. De Besturenraad deelt zijn uitgangspunt
dat de onderwijskwaliteit op nieuwe scholen in orde moet zijn.
Zijn voorgenomen initiatiefwet lijkt scholen echter op te zadelen met
onnodige regelgeving.
Van Dijk wil in een initiatiefwet regelen dat nieuwe scholen binnen drie
maanden moeten zorgen voor:
n verankering van de positie van de ouders
n een deugdelijk schoolplan
n bevoegde docenten
n deugdelijke huisvesting
n vijf dagen per week les
Voldoen scholen daar niet binnen drie maanden aan, dan kunnen zij
hun bekostiging verliezen. Wetgeving met deze strekking maakt volgens
Van Dijk geen inbreuk op artikel 23 van de Grondwet.
Aan de genoemde eisen, een selectie van de geldende deugdelijkheids-
eisen, moet elke school nu al voldoen. Dat betekent echter niet automatisch
dat de onderwijskwaliteit ook goed is. De bevordering van de onderwijs-
kwaliteit ligt eerder in goede kwaliteitszorg en scherp Inspectietoezicht
dan in nieuwe wetgeving.
Het is volgens ons aan de scholen zelf om een systeem van kwaliteitszorg
in te voeren dat eventuele bedreigingen van de onderwijskwaliteit tijdig
signaleert. Dat kan bijvoorbeeld met het Early Warning System.
Dat brengt helder in beeld hoe scholen in het primair onderwijs scoren
op kritische factoren als het onderwijsleerproces en de leerresultaten.
Het blijkt bij scholen te voorzien in een grote behoefte.
Het is overigens nog niet duidelijk wanneer Van Dijk met zijn initiatief-
voorstel komt. In zijn Nieuwsbrief van 8 december schrijft het kamerlid
dat hij in de komende maanden zijn opvattingen gaat uitwerken.
Overzicht subsidieregelingen
We hebben voor u een overzicht gemaakt van actuele subsidieregelingen
voor het voortgezet onderwijs. Het gaat om regelingen van OCW, het
Vervangingsfonds, Participatiefonds en UWV, de afdrachtregelingen van
de Belastingdienst en de regelingen van de Europese Unie. Via links kunt
u gemakkelijk doorklikken naar de uitgebreide informatie van de instanties
zelf. Behalve de actuele subsidieregelingen, hebben we ook regelingen
opgenomen die nog wel doorlopen, maar waarop geen beroep meer kan
worden gedaan. In een aantal gevallen is de afrekentermijn nog niet ver-
vallen en moet de eindafrekening tijdig worden ingediend. Ook kan mede-
werking aan een inhoudelijk evaluatieonderzoek gevraagd zijn.
Dit overzicht wordt regelmatig geactualiseerd. Hebt u aanvullingen,
suggesties of andere reacties, mail dan naar drs. Arent Bloemendal:
28
o p l e i D i N G e N
- Ben ik de bezielende leider waar het onderwijs om zit te springen?
- worden de verwachtingen waarmee ik middenmanager werd,
waargemaakt?
- Hoe houd ik in het dagelijks regelwerk voeling met de passie waarmee
ik voor het onderwijs koos?
als u zich zulke vragen wel eens stelt, hebben wij iets voor u. we noe-
men het een intensive: een intensief persoonlijk traject dat u helpt uw
bezieling (opnieuw) te verbinden met de dagelijkse werksituatie.
U krijgt meer zicht op uw drijfveren en inspiratiebronnen. We bieden u
handvatten om uw kwaliteiten maximaal tot hun recht te laten komen.
Om voornemens ook echt te realiseren.
De Bezieling is het resultaat van een behoeftenonderzoek waarin midden-
managers aangaven wat ze nodig hebben om hun functie met bezieling te
vervullen. Onze intensive is dan ook toegesneden op u.
intake en tweedaagse
Uw eigen leervragen staan centraal. We beginnen met een stevige intake,
waarin die uitgebreid op tafel komen. Vervolgens gaat u ermee aan het werk
tijdens een intensieve tweedaagse van woensdagavond tot en met vrijdag-
middag. In Leerhotel Het Klooster in Amersfoort, een locatie die als vanzelf
uitnodigt tot bezinning. In een groep van maximaal twaalf deelnemers gaat u
onder begeleiding van twee gedreven trainers aan de slag.
Ter inspiratie bieden we een eendaagse introductie op De Bezieling
aan. Deze dag geeft u nieuwe energie en een vernieuwde kijk op uw
kwaliteiten, drijfveren en professionele verwachtingen.
programma
In de ochtend doen we enkele speelse loopbaanoefeningen rond kwa-
liteiten en talenten. In de middag staat úw psychologisch contract cen-
traal aan de hand van de resultaten van een vragenlijst die u van
tevoren invult. Tenslotte werken we op een creatieve manier aan de
invulling van een concreet voornemen.
Deze dag vindt plaats op 13 maart 2009 om 9.30 uur in Leerhotel Het
Klooster in Amersfoort. We sluiten de dag rond 21.00 uur na het diner
af. Uw begeleiders zijn Els Oosthoek, zelfstandig trainer en coach
(www.de-luwte.nl), en Guido de Bruin, adviseur bij de Besturenraad.
aanmelden
Voor slechts € 600 maakt u deze inspirerende dag mee. Als u daarna
besluit om deel te nemen aan de volledige intensive, krijgt u het geld
van de kennismakingsbijeenkomst terug.
Meld u aan op onze website (www.besturenraad.nl > vo/mbo >
cursussen), of bel 070 348 11 81.
Bezieling voor middenmanagers
AANBIEDING: Eendaagse introductie op 13 maart 2009
psychologisch contract
Het kader van de tweedaagse is de theorie van het psychologisch contract.
Daarmee bedoelen we de meestal onuitgesproken verwachtingen die u van
uw werk heeft en die uw werkgever van u heeft. Achter die verwachtingen
liggen drijfveren, verlangens, idealen. Die analyseert u samen met de trainers
en uw collega’s aan de hand van een instrument dat wij in een exclusieve
samenwerking met de Vrije Universiteit hebben ontwikkeld.
oefenen
Ook oefent u met het bewust worden en bijstellen van percepties en gedrag
in werksituaties. Samen met de trainers en uw collega’s bereidt u zich voor
op intervisiebijeenkomsten die u na de tweedaagse heeft. Een niet-vrijblij-
vende terugkomdag zorgt er tenslotte voor dat het effect van deze intensive
maximaal beklijft.
aanmelden
Meld u nu aan voor een van de drie intensives in 2009:
- 10, 11 en 12 juni, 23 september 2009
- 7, 8 en 9 oktober, 13 januari 2010
- 11, 12 en 13 november 2009, 10 februari 2010
De kosten bedragen € 4.250 all-in.
2929
30
31
Paascongres 2009:Doorgeven wat van waarde is
Voor leraren en leidinggevenden
in het voortgezet onderwijs:
Nieuwe inspiratie om de identiteit van
uw instelling in praktijk te brengen
Donderdag 2 april 2009 Leerhotel Het Klooster Amersfoort
Aanmelden of meer informatie? Ga naar www.besturenraad.nl/paascongres of neem contact op via telefoon 070 348 11 81